/ ^
â– if/
J*-
rlt;'
â– â– â– ^ nbsp;nbsp;nbsp;'.ji' %
• i
'!
â– '
ir^x
r -
if-
#V.:
-ocr page 3- -ocr page 4-■': nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r^-:;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•■'
--------- â– â–
-ocr page 5- -ocr page 6-VERTOONERS.
De Heer t a vernier. Vader van Mevrouw BERTRAM, gevangene.nbsp;De Graaf de lor ges, gevangene.
De LAUNAij, Gouverneur der Baftille.
De LOSME salbraij, } Officiers van de Louis de fleu, J BaUqie.
De FLESSELLES, Prevoost der Kooplieden. Trecour, cipiers knegt in de Baftille.nbsp;Bertram, aanvoerder van de verwinnaarsnbsp;der Baftille.
Mevrouw Bertram.
Groserre, 'I
Rober, nbsp;nbsp;nbsp;gt; mede aanvoerders.
Cholat, nbsp;nbsp;nbsp;3
Louis tour na ij, 7 eerfte beftormers Dutrij, Fransch Soldaat 5 der Baftille.
Joh AN, knegt van Bertram
Gewapende Burgers,en Soldaaten van de Fran-fche Guarde.
De Heeren rijade, la R0Che,‘ le
COMTE DE SOLAGES, DE WIJTE, LA CAICREGE, BECHADE, alle verlostc ge’nbsp;vangenen.
Zwilzers en Invaliden van de Bafiille.
Het TONEEL is in Par^,
-ocr page 7- -ocr page 8- -ocr page 9-t)Ë
gt;
OF DB
TONEELSPEL
IN DRIE BEDRlJf'EN. mtt Décoratien%
EERSTE B E D R IJ F.
Het Toneel verheeld een donker vertrek in een der torens van de Baftille.
EERSTE TONEEL.
De Heer tavernier, in eene oude flordige kleeding, hebbende eennbsp;flaapmuts op 't hoofd, en tenen langen haveloozen baard.
aar ben ik? — wat beduid dit? —' hoe in eenen anderen kerker ! — Hij fchijnt beter dan dat vervloekte hol , waar uit iknbsp;gefleept ben , naa dertig bittere jaaren vannbsp;mijn leven daar in te hebben verkwijnt—nbsp;Anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(htj
-ocr page 10-De WEDERGEVONDEN VADER;
(^hij ziet angstvallig rand') maar ¦— wie weer, wat de Satan zoekt uittebroeden ! —nbsp;misfchien leef ik mijnen vijanden te lang! —nbsp;misichien wil men het naauwlijks meer bemerkbaar licht van mijne bouwvallige levenslamp gewelddadig uitblusfchen ! — (^driftig en wanhopig) mónfters ! — gevloektenbsp;flaaven der Heerschzugt! — beeft! — inaarnbsp;den Hemel wijzende) Hij leeft! — (^rond-^nbsp;ziende 3 niet een ftoel — niet een brokjenbsp;hours, waar op ik mij ouden man kannbsp;nederzetten ! —nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( het h oofd fchuddende en
fchreijende) 6 God ! verdeediger der verdrukte onfchuld ! zijn uwe ooren geflooten voor bet gekerm van eenen ellendigen! —nbsp;C verfchrikt ) wat hoor ik ! — misfchiennbsp;naderen mijne beulen ! — ha fchelmen 1nbsp;fnakt gij naar het dropje bloeds van eenennbsp;afgemartelden grijsaard ?
TONEELSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;3
De heer TAVERNIER. DE GRAAF DE I.ORGEs , in eene ellendige kleeding , hloodshoofds , met eenennbsp;baard, tot op zijn midden afhangende.
De HEER TAVERNIER, ter zijde, terwijl de Lorges in het rond tast.
Hoe ! Hemel — nog meer rampzaligen!_
( overluid) wie gij ook zijt, rampzalig flagtoffer der Heerschzugt ! — wees welkom , wees welkom bij uwen ongelukki-gen natuur- en rampgenoot ! {^hij omhelstnbsp;de Lorges. )
De graaf de lorges, verfchrikt.
Wat! — de ftem van eenen ellendigen! —-ft! ó ! — ( mtt aandoening de land van de Heer Tavernier vattende en drukkende j jaanbsp;jaa ! — uw natuur- en rampgenoot !
De heer TAVERNIER.
Mijn grijze vader ! uw uiterlijk voorkoo-men doet mij geloven , dat gij den bifte-A a nbsp;nbsp;nbsp;ren
-ocr page 12-ren kelk der helfche verdrukking ook een reeks van jaaren hebt gedronken.
De graaf de lorges.
Tot den bodem ! — tot den bodem ! — f roftd ziende) waar ben ik ? hoe , zederdnbsp;meer dan dertig jaaren in den vervloekftennbsp;moordfpelonk gefmeeten , word het mij eindelijk vergund , in dit vertrek, dat voornbsp;mij als een paleis is, te treden , en een.nbsp;proi i der woedende Hofgieren te vinden ,nbsp;die , gelijk ik , fnakt naar het laatfte le-vensblikje , en ook verbrijleld is onder denbsp;pijnigende rampen ! — ( met een wanhopigsnbsp;grimlagch) hoe zullen wij onze beulennbsp;voor deeze hunne genade genoeg kunnennbsp;danken ! — (^angstvallig rondziende') niemand , die ons befpied ! — niemand dienbsp;ons belet te fpreeken ! — rasch, — gebruiknbsp;gemaakt van dit voor ons onbekend , onwaardeerlijk geluk !nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;— (lt;/« hand van den
Heer Tavernier driftig vattende) eenigfte vriend 1 dien ik thans heb , of die mijn ingezonken oog hier immer zal aanfchou-wen , — in Gods naam, wie zijt gij ?
-ocr page 13-TONEELSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;S
De HEER TAVERNIER, met hevi-
gt aandoening *
Ik ben Tavernier ; ik was voor dertig jaaren in dienst mijnes Konings ; getrouwnbsp;tot den dood aan zijne belangen, vervloekte ik de knevelarijen zijner gunftelingen opnbsp;de eilanden ; — mijn eerlijk hart was ge •nbsp;zwollen van fpijt en verdriet wegens hunnenbsp;eerloosheid ; — ik fprak — en (^fchrei/cn-de') helaas I — toen was mijn val zeker.
De graaf de lorges.
Ha ! de roede dier ontmenschten ftrekte zich dan ook tot in de eilanden uit ! —nbsp;Gaa voort!
De heer TAVERNIER , fterk aangedaan.
6 Vergt mij niet een verhaal te doen , dat mij de ziel doorfnijdl — ach I God!
De graaf de lörges.
Gij befcbouwt in mij eenen broeder , die op eene' gelijke wijze door het roofgebroednbsp;uit de armen des overvloeds en vermaaksnbsp;naar het ftikdonkere hol van gebrek en hart-zeer is gefleept, —• onze rampen en der-A 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zei-
-ocr page 14-G Dk WEDERGEVONDEN VADER;
zelvcr oorzaken te verhalen aan elkander , zal onzen vertrapten boezem lucht geven.
De heer TAVERNIER.
Met weinige woorden zult gij alles wee-ten; op Saint Marguerite Lieutenant in dienst des Konings , zag ik dag aan dag de gruwe-lijkfte guitellukken der gunftelingen van denbsp;wraakzug^fte vrouw , die alles regeerde ;nbsp;mijn eed , mijn pli^^t , mijne eer , gebodennbsp;mij dit te openbaren. Helaas ! — deezenbsp;mijne gehoorzaamheid aan mijnen Vorst Hortte mij in eenen afgrond ; op het onverwagt-fte wierd ik als een booswigt uit de armen vannbsp;mijne vrouw en onnoozel kind gefcheurd ,nbsp;geketend , en op een fchip gefmeeten , ennbsp;hier voet aan land zettende, naar deezennbsp;kerker gevoerd , daar ik nu zedcrd 30 jaa-ren helfche uuren heb gefleeten , zonder datnbsp;mijn lot, zints den tijd mijner gevangenzet,nbsp;ting , in 't minst is veranderd.
De graaf de lorges, ver-^ nbsp;nbsp;nbsp;baasde
Wat. — Wat zegt ge! — gij hadt eene vrouw, een kind !
toneelspel.
De heer TAVERNIER, zeer
aangedaan,
8 Rampzalig lotgenoot , waarom mijne verfmagte ziel uit mijnen boezem g.efclieurd! —nbsp;jaa! — ik had eene vrouw. eene bemin-lijke vrouw , met welke ik door denbsp;tederfte , door de vuurigfte liefde was
verbonden ; nbsp;nbsp;nbsp;-- zij was mij dierbaarer
dan het licht mijner oogen ; — zes maanden voor mijnen onfchuldigen val had zij mij een kind gefchonken , een meisjenbsp;fchooner dan den dageraad ! — (quot; in eenenbsp;wanhopige woede) ,, ontmenschte beulen !nbsp;,, geef mij mijne Louize, ~~ geef mij mij-,, ne engelagtige Charlotte weder !nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—
»gt; ifehreijende) amp; God ! — ZOO nog bei-„ de of eene dier ongelukkigen ergens zugt ,, om ’t gemis van haaren egtgenoot of va-„ der, ó verlaat ze niet !” — Q driftig heennbsp;„ en weder wandelende) maar neen! — zijnbsp;zijn reeds in ’t ftof ! — door verdriet,nbsp;vernedering en gebrek verbrijzeld , hebbennbsp;zij dit waereldrond , dit toneel van boosheid en barbaarfche ondeugd reeds verlaa-ten. — misfchien is nog Charlotte in hetnbsp;een of ander waerelddeel een prooij vannbsp;A 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge.
-ocr page 16-f«ï'
gebrek of — neen , neen ! het lieve kind is zeker bezweken , vergaan, misfchien —nbsp;{^driftig en in traanen uitberjiende') ,, 6nbsp;tt Hemelfche Vader ! — die mij in eenenbsp;,, woedende zee van rampen het hoofdnbsp;,, boven houd , maak los, maak loS die te-„ dere banden, die liefdebanden, fcheur datnbsp;„ pijnigend teder aandenken aan die pandennbsp;,, mijner zuivere liefde uit mijn berftend hart,nbsp;,, gelijk gij hebt toegelaaten , dat de magtnbsp;,, der hel die uit mijne bevende armen heeftnbsp;„ gerukt.”
De graaf de lorges.
Bedaar, mijn ongelukkige vriend! — tot nu dagt ik, dat niemand zoo rampzalig konnbsp;zijn dan ik; ik ben ook jammerlijk getroffen;nbsp;maar gij _ och ! mijne ziel vergeet zichnbsp;zelve , en word geheel gevoel en medelijden met u! (^hij omhelst hem fchreijende.'^
De heer TAVERNIER.
Edelmoedige fterveling! — jaa mijn lot is zwaarer, dan ik kan dragen ; — zoo in eennbsp;oogenblik als met den klaauw van eenennbsp;tijger uit de omhelzing van de twee voorwerpen mijner liefde gerukt, — en nooit,
poch
-ocr page 17-TONEELSPEL.
noch ik van haar, noch zijlieden van mij, in zulk eenen langen tijd eenig bericht of kond-fchap te hebben ! — 6 ! u! mogt ik ze nognbsp;eenmaal zien , eenmaal omhelzen ! — nognbsp;eens aan deeze borst drukken, dan zou,iknbsp;met blijmoedigheid mijnen adem uitblaa-zen.
De graaf de lorges.
Dat geluk hangt u waarfchijnlijk, en wel zeker, niet boven ’t hoofd ; getroost u ,nbsp;met mij , onze dagen in deczen rampzaligennbsp;kerker te eindigen , zonder dat het minftenbsp;ftraaltje van verkwikking ons zal be-fchijnen. — Doch onder wat voorwendfelnbsp;wierd u den flag toegebragt ?
De heer TAVERNIER.',
Men befchuldigde mij, een aanflag op het leven des Konings te hebben gemaakt: —nbsp;„ ó God! gij weet, hoe ik daaglijks mijnnbsp;,, gebed voor mijnen Konirg tot u op*nbsp;„ zond!’’ — Indien de laffe ziel mijner vijanden voor fchaamte had kunnen vatbaarnbsp;zijn, zij zouden over deeze buitenfporigenbsp;befchuldiging rood zijn geworden. — Eennbsp;bijkans vergeeten man, die alle zijne fchat-A 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ten
-ocr page 18-lo De WEDERGEVONOEN VADER;
ten en uitzichten befluit in de omhelzing van eene vrouw en een kind , die geene ge-meenfchap met eenige grooten, het zij buiten — het zij binnenslands onderhield, zounbsp;een aaniiag tegen zijnen Vorst maak an !
De graaf de lorges.
Uwe onfchuld moest ontwijffelbaar bij uwe eerde verhooring blijken.
De heer TAVERNIER, driftig
Dat moest hef ook; — de Duivel zelfs kon geen vlekje, zoo groot als een zandkorrel , mij aanwrijven; — dit wisten dienbsp;eerlooze fielten te wel , om mij tot eenenbsp;verhooring toe te laaten; — {^voedende) dit
is het , - die helfche moorders greepcn
mij bij den gorgel, en fmeeten mij in het hol, daar ik 30 jaaren door ondragelijkcnbsp;rampen ben afgeknaagd , zonder dat mennbsp;mij heeft ondervraagd , hoe zeer ik mijnbsp;heesch fchreeuwde, om dit recht te mogennbsp;hebben.
De graaf de gorges.
Een fchreeuwend onrecht. Mijnheer! -
maar wat zou het u hebben gebaat, indien gij al waart verhoord geweest? — men is
A V,
II
toneelspel.
reeds veroordeeld, eer men gegreepen word, daar de ondeugd Rechter en partij te gelijknbsp;is. — 6 Dit heb ik op het bitterst ondervonden.
De heer TAVERNIER.
Is ’t mij geoorlofd , iets van u en uw lot te weeten ?
De graaf de l o roes.
Ik hen de Graaf de Lorges; — van eea aanzienlijk geOacht en vernioogen, had iknbsp;mij van mijne eerfte jeugd af toegelegd, omnbsp;mij bekwaam te maaken, om ten eenigen tijdenbsp;mijn Vaderland van dienst te zijn.
De heer TAVERNIER, (Jriftig^
Om eene post in het Rijk te bekleden! — 6 dan hadt gij u moeten toeleggen, om uwenbsp;geboorte en verdienden te verzaaken , — onjnbsp;voor fchelinen , die de deugd vervloeken,nbsp;in het dof te kruipen, — om eene eerloozenbsp;Vrouw, die den Monarch door de lisiigftenbsp;bedriegerijen den fcepter uit de banden wrong,nbsp;te vleijen, en met gebooge» knieën te believen.
De graaf de lorges.
Gij hebt gelijk; ik bedroog mij, toen ik mij noodzaaklijk wilde rraaken, door eennbsp;deugdzaam gedrag en verkreegen bekwaamheden ; ik zag dit met al den fpijt, die eennbsp;eerlijk hart over de onwaardigfte vernederingnbsp;gevoelt; — ik zag de laagfte zielen, voorbeeldig door ondeugd en onbekwaamheid,nbsp;door vleijen, believen en kruipen tot de aan-zienlijkfte posten bevorderen ; mijn hart krompnbsp;van verontwaardiging; en ach! had ik flegtsnbsp;fierkte van geest genoeg gehad, om die tenbsp;kunnen verbergen!
De heer. TAVERNIER.
Ha! ik merk alles, gij zijt mijn broeder 1 - gij hebt de boosheid van hel vloek
waardig rot niet geduldig en ongewrooken
aan gezien I - gij hebt gefprooken - gij
hebt gefprooken, gelijk het eenen man van
eer en deugd voegt. - Qde hand van
de Lorges driftig vattende') braaf, broeder !
laat het u niet berouwen, -- een lafaart ,
een eerlooze zwijgt, wanneer hij den roem van zijnen Koning en het belang van zijn Vaderland door deugnieten ziet verkrachten of
toneelspel:
in gevaar brengen: - men moet fpreeken,
al zou ’er de kop af moeten.
De graaf de lorges.
Ik fprak niet alleen; maar mijne pen fiel-de die alles overheerfchende Pompadour, die befaamde ligtekooij , en haaren kruipendennbsp;aanhang, in bet waare daglicht; en 1'choonnbsp;ik dat gefchrift niet bad ondertekend metnbsp;mijnen naam, wierd ik nogthands wel draanbsp;als deszelfs fchrijver bekend, — en ~ gevat.
De heer TAVEE.NIER.
Dat kon niet misfen, - en gij zijt verhoord? - men had bewijzen tegen u?
De GRAAF DE LORGES.
Jaa ik wierd terftond door eenen bloedraad verboord, —¦ men had geene de minde bewijzen tegen mij ; - doch men had die
ook niet nodig , dewijl ik te veel eerlijkheids en te veel moeds bezat, om het te ontkennen.
De HEER TAVERNIER.
Bravo! •— eene eerlijke, cordaate ziel kenmerkt zich door het fpreeken en ftaande houden
-ocr page 22-den der waarheid , al was men in een perfc van woedende dieren beflooten.
De graaf de lorges.
De Rechtbank, voor welk n ik Was ge-field, was niets beter; men grimde mij van allé kanten aan ; men fpaarde noch beloften , noch bedreigingen ,• om mij overtelia*nbsp;len tot het openbaaren van mijne vrienden,nbsp;die met mij in denkwijze infteraden. en denbsp;hand aan mijn werk hadden geleend , ofnbsp;daar toe raad hadden gegeven; men liet mijnbsp;zelfs mijn ontflag, door den Minister ge-teekend , zien , wanneer ik hen noemennbsp;wilde.
De heer TAVERNIER,
En — en — gij. —
De graaf de lorges.
Ik had moeds genoeg, om liever in het ftinkendst gat te worden gefmeeten, en totnbsp;Jnijn jongden fnik aan het knagendst gebreknbsp;te worden overgeieverd, dan aan die eerloo-ze eisfchen te voldoen. ——
De
-ocr page 23-\S
TONEELSPEL.
De heer TAVERNIER, hem driftig
omhelzende.
Graaf! dat ik u aan mijn hart drukke! Gij zijt grooter, dan uwe rampen! —^ maar
Wat wil dit verfchijnfe! zeggen, - beide
uit onze moordfpelonken hervoortgebragt, en naa meer dan dertig jaaren zugtens, zondernbsp;eenig waardig fchepfel te hebben gezien,
nu bij elkander, - nu verlof, om onzen
boezem in elkanders fchoot uitteftorten, —•
van waar dit onwaardeerbaar geluk ? --
Zouden onze vijanden afgemat zijn van ons te vervolgen?
De graaf de lor ges.
Misfchien fcheppen zij eenige adem, om ons met nieuwe krachten aantevallen, en tenbsp;vertrappen, — een adder zal eer zijn dodelijk vergif, dau zij hunne woede afleggen.
DER-
-ocr page 24-i6 De WEDERGEVONDEN VADER; DERDE TONEEL.
De VORlGËN. TrECOUR, koudendt een groote kruik in de etne hand,nbsp;in de andere een bos Jleutels.
TrE COUR.
Zoo, zoo , dat gaat wel Heêren ! —- gij houdt eenen Cabinetsraad met u beiden! —-weest voorzichtig! gij weet, dat dat hiernbsp;eene dodelijke misdaad is.
De heer TAVERNIER.
Wat, men zou ons vergunnen bij elkander te zijn, en vorderen, dat wij fprakeloos ais de dieren in het bosch met den andernbsp;verkeerden ?
Tr ECOUR.
Gij weet, dat men hier niet mag denken, veel minder fpreeken: vergeet niet, dat genbsp;in de Baftille zijt!
De graaf de lorges, {driftig,-^
Recht zoo, - in de Baftille, de voor
burg der verdoemenis!
Tre.
-ocr page 25-Wat het ook zij, hat is en bli'ft de Ba. jtille, en zoo lang dit fioc in wcezen is,'nbsp;zoo lang zal ook deszelfs manier van huishouden in ftand blijven. — (.“ngjUg rond.nbsp;ziende') Zie daar, voor geen honderd kroonennbsp;wou ik, dat men vvist, dat ik u te /amen
kad laaten fpreeken. - De Gouverneur_____
De HEER TAVERNIER, Hem inde
rede vallende.
Is een gevleeschte duivel, die vermaak fchept, de ongelukkigen als glas te verbrijzelen , maar.....
Trecour, hem in de rede vallende.
Maar hij is en blijft Gouverneur ,• en wist hij, wat hier omging, goed of kwaad, ’cnbsp;w s het ^elfde, wij konden ftaat maaken,nbsp;dat wij alle drie in een gat, een twee,nbsp;driehonderd voeten onder den grond, wier-den geplakt, om door de rotten en ander
ongediert levend te worden verflonden. --
Sus! — mij dunkt ik hoor iets ! -
j8 Dfi WED ERGE VONDEN VADER';
De IIëER TAVERNiER, driftig.
Al zou men mij levend villen, ik gt;vil
fp-ecken met mijnen rampgenoot' -- zq^
men otis uit onze holen hebben getrokken, en het geluk hebben gefchonken, om bijnbsp;elkander het overfchot onzer ellendige dagennbsp;te eindigen, cm.....
1 R E c o tjR, hem in de rede vallende.
Hoe! - gij verbeeldt u dan, hier met
en bij elkander te zullen blijven ? -
De graaf de lorges, driftig.
Wat anders ?
Tr ecour.
ö, Gij bedriegt u zeer! - men heeft u
uit uwe vertrekken gehaald, om dat mea die nodig had.
De heer Tavernier.
Om dat men die nodig had! -- en waar
toe?
Tre cour.
Zagt Wat! - heeft een tijd van 30 jaa-
ren u nog niet geleerd, dat men hier niet
mag nieuwsgierig wezen, - dat men hier
zoo
-ocr page 27-too min mag vraagen, als denken of fpree-
itea ? --
De graaf de LOitGES, Zligtende naar den Hemel Ziende.
8 God ! - maar wat dan? —“ wat heeft
men met ons voor ?
Tr È C o UR.
Ik heb voor ieder uwer een ander bök te.ed gemaakt; — kijk, ik heb hier weêr eennbsp;kruik versch water voor u, —- gij zult zeer
wel zijn, - ik moet u derwaards gelei-
den.
De heer TAVERNIER,,
Rampzalig werktuig der lafhartige dwingelanden ! ——
lt;
Trecour.
Word niet boos! «—- ik moet; mijne, orders volgen. i'
De graaf de lorge'3.
Men heeft ons dan flegts, een' enkel firaaitje van licht doen zien , om ons we-der in de vèrvloekt.fte duifternis tè begraven 1
D® wedergevonden vader ;
De heer TAVERNIER, ff;et een
wanhopige grimlach.
Recht zoo! - zouden onze beulen d«
ftreelende Warmte der menscli lijk heid tot hunne ijskoude wraakzugtige zielen toegang laaien vinden! - onmooglijk! nooit veran
dert de tijger zijnen aart! Trecour ! —.
wij wijten u niets; maar geef ons flegts het onnozel vermaak, ons te zeggen. waaromnbsp;men ons van fpelonk doet veranderen ? —.nbsp;wat kan dit fchaden ?
Trecour, de fchouders ophalende.
Vergeef. het mij, dat ik aan uwJieder
nieuwsgierigheid niet kan voldoen. -
ben maar een arme Cipiersknegt, die niets mag weeten, noch zich met iets bemoei-jen - Hoe, gij weet, d;'t zelfs geen bur
ger, hoe aanzienlijk hij ook zij, ssich met StaatsKaaken raag inlaaten; dat hij maar eennbsp;fchepfel is, , dat het zich moet laaten welgevallen . hoe men met hem leeft, zondernbsp;daar tegen zijnen mond te mogen opdoen;-*nbsp;en ik zou mij .... neen, neen, Heeren' —nbsp;ik begeer niet voor mijnen tijd den nek ge-brooken te worden.
-ocr page 29-it
toneelspel.
De gr aaF de l org es.
Tervloekte dwingland!]!
De heer TAVERNIER.
Zal dan eene eeuwige donkerheid hBt ver-ftand der redelijke weezens benevelen! é mogt de tijd met rasfe fchreden naderen,nbsp;dat de burger zijne waarde leerde kennen.nbsp;en de knellende ketens gevoelen, welke hemnbsp;aan den zegewagen van de woedendenbsp;Heerschzugt gekluifterd houden.
T R E C o UR.
Sus! — Sus! — daar komt iemand! —lt; in ’sHemels naam zwijg! —
VIERDE TONEEL.
De voorigen. de launaij.
De launaij, mef eene trotfche heading tegen Trecour.
Wat ftaat gij hier nog! .— breng hen weg!
Tr E e o UR.
Ik kwam om de Heeren te halen. Mijnheer 1
De heer TAVERNIER.
Zou het Rijk in gevaar zijn. Mijn héér! indien men ons onfqhuidige flagtoffers hetnbsp;vermaak vergunde, met elkander te zijn
en te blijven ? - heeft men iets van twee
a'fgepijnigde Grijsaards te vreezen ?
De launajj.
Het voegt u niet, u te verzetten tegea mijne heveleoj — gehoorzamen en zwijgen*nbsp;zie daar uw .pligt!
De graaf de gorges.
Zijt gij onverbiddelijk, om ons deeze genade te vergunnen, de eeniglfte en laatlie, welke wij u affmeeken ?
De laujiaij.
Wat genade! - zwijg en vertrek! -
is ’t geen genade genoeg, dat men onwaar, digen, ba'daadigen , die zich vermoeten heb.nbsp;ben, het hoog beduur aantevallen , niet metnbsp;de grootfte pijnigingen het leven hebbenbsp;ontrukt?
De heer TAVERNIER, driftig.
Gaa voort, werktuig des Satans! - ver-
vroefc de cordaatheid der eerlijke zielen,-
ver-
-ocr page 31-gt;-1
gt;-1
23
toneelspel.
verban de blinkende waarheid, als liet on-draaglijkst monfter voor u en uwen Ihooden
aanhang; maar beef! -- indien gij ooit een
oogenblik hebt , dat gij uwe fchuldige 00 • gen naar den Hemel durft opdaan, denk dan,nbsp;dat de Vader der waarheid en onfchuld leeft;nbsp;dat zijne wraak ¦ rijp word , cn u cn uwenbsp;medcftanders den kop zal verpletten, eernbsp;gij zulks vcrwagt 1 -
De LAUNAij, in eenè woedende drift.
Booswigt! - gij durft uwe lasterlijke
tong nog roeren! - (jegen Trecour') fleep
De Graaf de Ltrges, de Heer Tavernier en Trecour tinnen.
De launaij, heen en weder in diepe gedachten over het Toneel wandelende.
Die onbefchaamden ! — mij te dreigen ! — maar, __ Wanneer hunne rampzalige voorzegging eens wierd vervuld ! - eene droe
vige houding'j ö, tyi0 tveet, wat mij boven
't hoofd hangt 1 -- zouden zij iets weeten
B 4 nbsp;nbsp;nbsp;van
-ocr page 32-vsn ’t geen er thans in Parijs omgaat ? •-— neen, onmogelijk; Trecour zal ons niet verraden. - Hoe word mijne angstvallige ziel
geOingerd! - het Volk is in eene brandende woede , - die baldaadige eerJooze
hoop wil niet lan.er den frugten nek krom-' men onder de heerfchappij der heerfchers! —nbsp;wie weet, w’at hunne roekeloosheid zal on-
derneemen! - men wil zich meester maa-
ken van de wapenen , die hier zijn ! -
men zal die , zoo ik ze weiger, met gewield willen bemagtigen! •— en wat dan? — zoo ik tegendand doe bieden, zal men zich
op mij tragten te wreeken. - Rampzalig
tijdftip! - indien ik den Aroom, welke
thans uit zijne boorden is geborften , wil volgen , zal mijn hoofd voor de Dagen vannbsp;eene tallooze woedende bende gedekt
zijn , - maar zal ik niet voor eeuwig ge-
fcbandvlekt wezen! -
-ocr page 33-X u N E E JL S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;25
ZESDE TONEEL.
De voorige. De losme-saj-braij.
De l o s m F - s a l e r a ij.
Het fchijnt. Heer Gouverneur! dat men
ons wil aantasten; - het Volk rot rondom
bet flot in eene ontelbaare menigte te fa-Bien.
De launaij, driftig.
Dat woedend ongediert wil alles afkn*-gen; - welk eene dolheid beheerscht hen ?
De losme-salbraij.
Zij leeren menfchen te worden , Mijnbeer ! —“ zij willen hunne rechten door geweld wederkrijgen; - het is hun te doen,
•m wapenen uit het Arfenaal te hebben.
De launaij, zugtende.
Ik weet niet, wat ik zal doen, - of.
Ik hun die wapenen zonder wederftand zal Daten volgen, dan of ik mij tegen hun geweld zal verzetten ? - zoo zij in het laatst
geval ons overmeesteren____
Be nbsp;nbsp;nbsp;Ds
-ocr page 34-De LOSME-SALCRAIJ, hem in de
rede vallende.
Dan zijn wij lijveloos j - maar Mijn
heer ! zullen wij ons lafhartig laaten ringe-looren door eenen faamgerotten hoop, zonder order, zonder hoofden, zonder moed? — ik voor mij wil liever met den degen in
de vuist Iterven. - Een krijgsman vreest
het lafhartig gebrul van eene woedende menigte niet.
De launaij.
Gij Weet, dat de Soldaaten zich onder
hen vermengen, -- zij zijn woedende, en
zullen hoe langer hoe meer aangroeijen.
De LOSBIE-SALBRAIJ.
Al waren hunne eisfchen op de geflrengfte
billijkheid gegrond, - al veranderde elke
firaatfteen in Parijs in eenen gewapenden burger , zoo moeten wij nog niet zwichten ; de bewaaring van dit flot is ons doornbsp;het Gouvernement toevertrouwd' , daar opnbsp;hebben Wij eenen plegtigen eed gezwooren,nbsp;en Zonder het ontflag van dien eed , laatnbsp;ik mij veel eer aan duizend Rukken kappen ,nbsp;dan dat ik mijn post lafhartig overgeef!
De
-ocr page 35-it
JO N E E L S P E L.
De launaij.
Gij fpreekt als een braaf krijgsm'an , __ maar de overmagt ! —•
De losme-salbraij.
Een krijgsman , die gezind is , of te overwinnen, of te fterven , kent geene overmagt.
De voorigen. louis de flue, Louis de flue.
Mijnheer ! ik heb mijne manfchappen volgens uwe orders op het binnenplein ge-fchaard, en de nodige maatregelen genoo-men , om, des noods , brug en poort wel te verdedigen,
De launaij.
ftaat
Zeer goed; wij zijn in eenen tamelijken
van tegenweer.
Gij maakt ftaat
op uwe Zwitfers ?
zij fchij-nen
Louis DE FLUE.
i8 De WEDERGEVONDEN VADER;
nen te reikhalzen , om dat woedend ge-IJjois den hals te breeken.
De losme salbraij.
Het is onbegrijplijk , dat de Zwitfers, bij welken men de beproefdfte burgertrouwen liefde voor de Vrijheid denkt te vinden,nbsp;zoo zeer verbasterd zijn , dat zij niets liever fchijnen te wenfchen, dan hunne banden te verwen met et bloed van burgeren , die om het herftel hunner rechten aannbsp;het geweld het hoofd willen bieden. —^—
Wij fpreeken hier onder zes oogen, -
ook zoek ik u niet te beledigen, Heer Lui-tenant ! -— Gij zijt een Franschman,
Louis de flue.
In ’t minst niet Mijnheer! - het is zoo ;
maar gelief te begrijpen , dat de Zwitfers die in onzen dienst zijn beflaan uit eenenbsp;bende huurlingen , die gereed zijn, om opnbsp;de hen gegeven wordende bevelen alles tenbsp;lisgten, fchuldig of enfchuldig; de minftenbsp;fchaduw van vrijheidsliefde is hun thansnbsp;vreemd.
fOPfEELSPEt;
De launaij.
Ik weet niet, wat ik doen^ zil, om mij in dit netelig geval te redden.
Louisdeflue.
Ho , Mijnheer , dit behoeft gij niet te vraagen ; als een man van eer moet gij dennbsp;aanval van die woedelingen met vuur en ftaalnbsp;te keer gaan ; mijn Volk zal zich beldhaf,nbsp;tig gedragen.
De launaij.
Daar twijfel ik niet aan ; maar of de Invalides wel gezind zijn , om hunne medeburgers den hals te breeken, meen ik reden te hebben om te tw jfelen.
Louis de flue, driftig
Dan zullen wij het hun wel leeren: _
Ik heb mijne Soldaten gevraagd , of zij genegen zijn , wanneer de Invalides weigeren te vegten, hen daar toe te dwingen, ennbsp;hun des noods zelve op den huid te vuuren?nbsp;en hun eenftemmig antwoord was, Jaa I
De l o s m e - s a r, b r a ij.
Bravo ! dan hebben wij niets te vreezen.quot;’
Ok
-ocr page 38-30 De WEDËRÖEVONDEN VADER De l au na ij.
Wel aan , Mijnheer ! ik verblijde mij ? dat gijnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Volk zoo moedig en geneigd
zijt, om geweld met geweld te keeren ; wees verzekerd , dat ik heb beflooten , eernbsp;alles in vuur en vlam te zetten , eer ik mij
lafhartig overgeve. - gaa, bezorg alles
wat tot eenen dapperen tegenweer nodig
zij ! - ik verlaat mij op uwe trouw, op
uwen moed.
AGTSTE toneel.
De launaij, de flesselles.
De flesselles.
Wel nu, mijn vriend ! het laat zich aan-zien , dat de vrijheids - fehreeuwers u zujl^ komen beftormen.
^ De launaiJ*
Dat doet het; doch ik moet u zeggen, dat ik weinig daar mede ben gediend.
-ocr page 39-toneelspel,
De flesseeles.
Wat zegt gij ?- gij zoudt er geene eet
Ia ftcllen, om die losbandigen te Aagten ? —, gij zoudt aarfclen , om het voornaamfte ennbsp;eerfte werktuig te zijn, tot ftraffing van die
weerlpannelingen, - tot demping van eeil
oproerig elsfchen van zaaken , die geen be-ftaan kunnen hebben onder cene eenhoofdige Regeering ! ¦— Gedenk wat gij aan uwen Koning fchuldig zijt !
De l a u n a ij.
Mijnheer! de Koning zelf begunfligt de eisfehen des Volks, tot weering van allenbsp;inbreuken.
De flesselles.
Dan word de Koning misleid; _ een
Monarch kan niet gelukkig 'regeeren, dan over een hoop flaaven van zijnen wil en dennbsp;wii zijner gunftelingen ; —¦ waar wilde hetnbsp;^en , indien men lafhartig den burger zijnenbsp;rechten wilde -wedergeven , dan was het metnbsp;het hoogst gezag gedaan, en de fcepter zelve zoude niet anders zijn , dan een zwakkennbsp;doch fcherpen rietjlaf, die geftadig de hand,nbsp;djie hem zwaaide, zou doorbogren; ^—¦ neen
5*
De WEDERGEVONDEN VADER;
5
Mijnheer ! indien de regeering zoet en b». geerlijk zal zijn , dan moei de burger zoonbsp;blind als ftom wezen ; —¦ zoo denkt mennbsp;niet alleen bij de eenhoofdige Regeerinjien,nbsp;maar zoo denkt men ook in Gemenebesten, die den naam van vrij voeren, en innbsp;welke men , behalven den naam van vrij,nbsp;niets duld, dat naar vr jheid zweemt.
De l a u n a ij.
Het is zoo ; - ik ben ook gereed , hufe
’t hoofd te bieden,
j De flesselles.
' Gij fpreekt als een man van eer ; uwe be. looning en dank van onze begunlligers zalnbsp;zekerlijk ook niet gering zijn. — Hebt gijnbsp;alles in gereedheid, wat tot eenen dappere»nbsp;tegenweer nodig zij ?
Dk launaij.
Er ontbreekt niets ,• — ik heb op de torens van ’t Slot elf (tukken kanon agt-ponders , en vier vierponders ; daarenbovennbsp;zijn er drie veldftufeken, vierponders. op denbsp;groote plaats, geladen met fchroot, om denbsp;poort en brug te beftrijken ; pok heb ik uitnbsp;het Arfenaal twaalf donderbusfen doen haaien
-ocr page 41-35
toneelspel.
2en , -- quot; ij hebben buskruid in overvloed -
en indien het al inogt gebeuren, dat men doordrong, heb ik verfcheiden wagens z\va,.re ftee-nen op het plat van het Kafteel doen bren« gen , om de brug te verdedigen , en de ftor-mers den kop te verpletteren, wanneer hetnbsp;kanon hen niet meer kan bereiken.
De FLESSELLES, blijmoedig.
Allerbest; dat gepeupel kan niet te fchic” ^ijk ontzield worden; hun lot zal den mond
der overigen fluiten. - Alles hangt thans
van u af, Mijnheer! -
De launaij.
Gij kunt ftaat op mij maaken; ik ben gezind mij tot den laatften man te verdedigen ; en indien ik onverhoopt voor de raa-zende menigte mogt bezwijken , en zij het Kafteel vermeefterden, dan zal mijne nederlaag nog grooter zijn dan de overwinning ,nbsp;tlie ik zoude hebben kunnen behaalen.
De flesselles.
Wat dan ?
-ocr page 42-34 De WEDERGEVONDEN VADER;
De laun aij.
In dat geval zal deeze hand de brand in het buskruid fteeken , en ik zal met mijnenbsp;manfchap , te gelijk met den onielbaarennbsp;hoop aanvallers en een groot gedeelte dernbsp;Stad , opvliegen en verbrijzeld worden.
De flesselles , hem driftig en vuurig omhelzende.
Held! - gij zijt den eerpost, u toevertrouwd , volfcoomen waardig; - jaa, dan
zou uw nederlaag heerlijk en een onfterjlijke,
roem voor u zijn; - de puinhoopen, in
welke een groot gedeelte der Stad, zoowel als dit Kafteel, dan zou veranderen, de geknotte en verpletterde rompen van zoo vee-Ie duizende van ’t volk zouden zoo veele gedenktekenen uwer grootheid en heldhaftigheid zijn; - maar gij hebt voor dit uiter-
fte niets te vrcezen. - Hoor , indien gij het
aanvallen flegts eenen halven dag kunt afkee-ren , is alles gewonnen, {^rondzie^deMen kan ons hier niet beiuifleren ?
De l a u na ij.
De
-ocr page 43-35
TO NEELSPEL.
Deflesselles,
Alles is gereed in het leger, het M'elk oni deeze Stad ligt, om dezelve in brand te fchie,
ten. - baalt eenen brief uit zijnzakl)
zie daar; -- men ftelt alle vertrouwen inu.
De l a ü n a ij.
Is het mogelijk ! - maar Mijnheer! zal
men deeze Koninglijke Stad in een puinhoop veranderen ?
De fless elle s.
Daar is geen ander middel overig , om het burgerlijk gefpuis den mond te fnoeren. —-het is beter ééne Koninglijke Stad verloeren,
¦ dan een geheel Koningrijk. - 6 dat al wat
Patriot was flegts éénen hals had, metblijd-fchap zou ik denzelven met eigen hand doorkerven!
De launaij.
¦Wel
aan , gij kunt onzen vrienden verzekeren , dat ik ge(jjj burgerbloed zal fpaaren. —• t word tijd, dat gij vertrekt , eer men unbsp;mogt bemerken, dit zou u duut kunnennbsp;komen te ftaan.
einde van het eerste bedrijf-
35 De WEDERGEVONDEN VADER TWEEDE B E D R IJ F.
Het toneel verheeld een fraaij gemeubileerd vertrek in het huis van den Heer Bertram!
Bertram.
Neen! - wij hebben alles te Tree-
jien! - zou Vrankrijk de zon der Vrijheid
aau zijne kimmen zien verrijzen terwijl de Heerschzugt allerwege woed en haa-ren ijsren voet zet op den rampzaligen
nek van vrijgeboren lieden! - neen! -
er zijn te veel monfters, in wier vuisten de teugels der overheeriching zijn beliorven,nbsp;en die eer alles in een puinhoop zpuden willen veranderd zien, dan den alles voedendennbsp;burger een vrij weezen, dat God, zijnen Ko-ning en de wetten eerbiedigt en eert, doch
de dwingelanden befpot en veracht. - 6
Vaderland 1 nbsp;nbsp;nbsp;mijn dierbaar Vaderland!
mijne beminde Medeburgers! de Hijdra, welke gij tracht te verpletten, Ihakt naar
uw
-ocr page 45-3?
jONEELSPel,
uw verderf! - wie weet wat de boos-
Ijeid uwer vijanden voor heeft! —-tenige oogenblikken ziek te hebben bedagt )
maar! - zouden millioenen naar N rijheid
fnakkende burgeren, door bunnen zoo edel-inoedigen als liefderijken Vader, hunnen Ko, ning, in hunne verzoeken begunftigd , geennbsp;lafhartigen troep zaamgezwoorenen van hunnen ijsren zetel kunnen rukken, en hennbsp;den ondragelijken fcepter des gewelds ontwringen ? - gewis, gewis! -- de Ko*
ning , de volküevende Lodewyk de XP'I. heeft zelve, gevoelende de rampen zijnernbsp;Onderdaanen , hen opgeroepen , om hunne bezwaaren aan het licht te brengen ; hijnbsp;heeft hunne gevolmagtigden doen bij een vergaderen , om de gebreken der Regeeringennbsp;te herflellen; hij zal —— maar ligt bedriegnbsp;ik mij; — is niet meermalen een Volk doornbsp;dSrgelijke uitnoodigingen op de fchandelijk-
fte wijze bedroegen; - is ’t vreemd, dat
de bezwaaren der burgeren door overheer' fcliers Worden opgeëischt , en hunne gevoi-lïiagtigden worden erkend , om hun daar door
zand in de oogen te werpen , - om hen
daar door te doen gelooven, dat men ge-C } nbsp;nbsp;nbsp;nee-
-ocr page 46-38 De WEDERGEVONDEN VADER;
neegen is , hunne vertrapte vrijheid Qpte-beuren, hunne verdonkerde rechten weder in het daglicht te ftcllcn , terwijl men ondertusfchen naar gelegenheid en middelen uitziet , om hunne ketenen te verdubbelen , en voor eeuwig vast te klinken.-
Ö Indien dit lot ons ware befchooren ! —— (^driftig') dit is ónmogelijk! —- onzen Lode-wyk is te groot! —gt;- Geene vergelijking vannbsp;hem met die heerschzugtige Weezens, dienbsp;maar een vergeeten ftofje. in den kring vannbsp;Europa zouden zijn, indien zij zich niet doornbsp;euveldaaden berugt maakten. .—-
TWEEDE TONEEL.
De voorige, groserre,
G R o S F. R R E.
Gij wilt het uwen vriend wel vergeven , dat! hij dus Hout binnen trede !
E E RT R A M, hem de hand toereikende.
Mijn hart en huis ftaan voor u altijd open ; -— ieder vriend van het Vaderland ennbsp;onzen Koning is mijn vriend.
Gr o-
-ocr page 47--Gr o SER RE.
Ha ! zulke taal hoor ik graag ; ¦—- een waar Patriot eert den Koning en de wetten.
B E R T R A M.
Gewis; — die onrustige zielen. die heet gebakerde hoofden , 'die waanen , dat de waa-re vrijheid, het waare Patriotismus, beftaatnbsp;in de wetten te vercreeden en de hooge ennbsp;wettige Overheid te verachten en te vernederen , zijn monfiers, wier woestheid en onkunde de waare liefde voor Ket Vaderlandnbsp;fchandvlekken.
Groserr ï.
ö Mijn vriend I — dat de burgers, dié naar eene waare, en met het algemeen belang des Vaderlands llrookende, Vrijheid dingen , toch mogten oplettende zijn op dienbsp;geenen, die zich tot voorgangers opwer-
pan ! - Er zijn voorbeelden genoeg voor
handen van burgeren, wier edele poogifigen, 0'.n hunne gefchondene rechten herfteld t®nbsp;znn , in ’t voetzand zijn geraakt door denbsp;tnhieiding en dollen ijver van dezulken ,nbsp;die, terwijl hunnen mond niet als vervloe-C 4
-ocr page 48-B E R T R AM.
Wees gerust , mijn vriend; - die pes
ten der goede zaak , die door geen aasje waar Patriot smus , maar alleen door eenennbsp;tijrannifchen geest van overheerfching bezield ijn, zullen hunne vernielende bandennbsp;niet in onzen gewigtigen arbeid krijgen. —«nbsp;De zaak des gantlchen Volks is thans toevertrouwd aan eene vergadering der acht-baarfte mannen van het geheele Rijk; en zoonbsp;zich onder dezelve bedorven of bedervendenbsp;geeften bevinden, die zullen zich wel draanbsp;ontwikkelen , en de wijsheid en voorzichtigheid der overigen zullen hen gewis beteugelen.
Gro-
-ocr page 49-toneelspel.
G ROSE£ RE.
Dat geve God ! - eene Volkszaak, het
belang van eene getieele Natie is te onfchat-baar , om aan woestheid of eigenbelang te Worden opgeofFerd.
Be R TRAM.
Ik kan u niet ontveinzen , dat ik veeltijds over veele zaaken een zwaar hoofd heb.
be ! - niettegenftaande onze edelmoedige
Koning , en het thans voor ’s Volks belang
ijverend Minifterie niets vuuriger wenfchen , dan de Conftitutie des Rijks op eenen vasten en gelukkigen voet te brengen, de knellende rampen der burgeren en de zederd eeuwen ingedopene ftaatsgebreken optefpeuren ennbsp;weg te neemen, echter zijn er nog bendennbsp;van Volks-vijanden , die uit hunne fchuil-hoeken voor den dag komen, bij die ftaatsgebreken , onderdrukkingen en vernederingennbsp;•los Volks hunne rekening vindenden die metnbsp;bunnen aanhang niets zullen fpaaren, om hetnbsp;vastftelien eener wenfchelijke Conftitutie innbsp;dit Rijk te keeren.
Gr. O-
-ocr page 50-43 De WEDERGEVONDEN VADER Groser R e.
Hoe ! een hand vol magtelooze dwinge-landen, die zich reeds hebben ontmaskerd, zou zich tegen het belang van een gantschnbsp;Volk durven verzetten!
Bertram.
Zij zijn zoo magteloos niet, als gij u verbeeldt ; •— hun aanzien . hun vermoogen moet ons verzekeren . dat zij niets zullen onbeproefd laaten i om da Natie in de oude
Muiflers geklonken te houden. - Ik kan
het niet ontveinzen , maar het ligt mij zwaar op het hart , dat deeze Hoofddad met zulfcnbsp;een magtig leger is omringd.
G R o s E R r E.
Hoe is het mogelijk , dat gij u ingebeelde ge' aaren voordek ! - Gij weet , dat de
Koning deeze voorzorg heeft gebruikt , om de rust in de Stad te bewaaren, en de aan-zienelijke vergadering der Staaten , door een.nbsp;hij de hand zijnde middel , tegen alle onverhoopte , verraderlijke pöogingen te beveiligen.
Be E-
-ocr page 51-toneelspel. ^3 Bertram.
Ik houde mij ten vollen van dit heilzaam oogmerk van onzen Monarch verzekerd; maarnbsp;is het u onbewust, wat verraad en omkoo-
ping kunnen te weeg brengen ? - heeft
men niet alles te vreezen van die Grooten, die zoo gaarn het vergaderen der Staaten totnbsp;herftel van ’s Volks bezwaaren, zouden willen ftremmen en vernietigen ?
Groserre.
Ik zeg u , het is onmogelijk.
DERDE TONEEL.
De voorigen, rober, in tens wanhopige houding op het Toneel komende.
R O B E R , drifïig.
Ach! mijne vrienden!
Bertram, intent verwonderde Mu-
ding.
Hoe ! —~ rpreek ! wat is *t ?
44 Os WEDERGEVONDEN VADER
Ro B E R , zij» hoofd fchuddcndt.
Ach!
Groseure , driftig.
Nu ! '— fpreek dan ! wat is ’t ?
Rober.
't Is met ons’ gedaan ! - ach !
Bertram.
Wat! — gedaan ! -om ’s Hemels wil,
wat is er gaande?
Rober.
6 ! Vrienden ! ’t is met ons gedaan ! —— (zwaar zagtende') mijn ongelukkig Vaderland !
G ROS ER RE.
Mijn lieve Rober / Iaat ons toch niet langer in eene dodelijke ongerustheid ! -
Rober, ftampvoetende.
Die vervloekte Ariflocraaten !
Bertram, dri/iig.
Dagt ik het niet, dat zij ons een kwaad fpel zouden brouwen !
45
Rober.
Zij hebben eenen aan flag gemaakt, om alles omtekeeren , den Koning op te ligten , de Gedeputeerden des Volks over de kÜng tenbsp;doen fpringen , en de Stad in vuur en vlamnbsp;te zetten.
B ER T RAai.
Groserr E.
Gelukkig, dat die fchelmfehen aanflag is ontdekt.
Rober.
Gij hebt goed dus te fpreeken ; — waar mede zal men dit Godloos opzet keeren ? —¦nbsp;zij hebben het leger in hunne ftrafwaardigenbsp;belangen en oogmerken weeten re krijgen ,nbsp;dat zal met geweld de Stad aanvaüen , ennbsp;vernielen , terwijl een gedeelte van het zelve naar Verfailles zal rukken, om verder hetnbsp;gefmeed verraad uittevoeren.
Bertram.
Het leger in hunne belangen ! - zal het
braave Krijgsvolk zich laaten misbruiken tot het Horten van burgerbloed , en het vernielen
-ocr page 54-46 De WEDERGEVONDEN VADER;
len van de Hoofdftad het fieraad des K»-ningrijks I -
GrO SERRE.
Misfchien is het een los gerogt.
RobE R.
De geheele Stad is er vol van; men noemt de verraders openlijk, alles is wanhoopig.
Bertram.
Om’s Hemels wil, mijne lieve vrienden! laat ons niets fpaaren , om het te onderzoe»nbsp;ken , en zoo het mogelijk zij, te keeren.
R o B E R , driftig.
Waar mede ? — ik bid u , zeg mij, waar mede ? — kunnen wij ons tegen zulk eenenbsp;meenigte krijgsbenden verzetten ? — maarnbsp;zie daar Cholat ; - ik heb hem uitgezon
den , om zoo naaowkenrig als ’t mogelijfc was, onder het famenrottend volk, te onderzoeken , wat er van de zaak zij ?
1 o N E E L S P E L. 47 VIERDE TONEEL.
De voorigen. Cholat.
Rob ER.
Wel nu ?
Cholat.
Het is maar al te waar ! eenige overlopers van de om de ftad liggende troepen hebben het eenparig en als uit éénen mondnbsp;verzeekerd.
R o E E R , driftig.
Dan zijn wij verboren. ¦— Hebt gij nadere omftandigheden gehoord 9 Cholat.
Niets, dan dat men zeer ongerust is over de toebereidfelen, welke het Volk op tienbsp;torens en de platte form der BafiUle zietnbsp;maaken. . . .
BertraJI, hem driftig in de rede yalleridd^
Wat. zegt ge ? — maakt men toebereidzelen van geweld, op de BafiUle ?
Cho«
-ocr page 56-Ch OLAT.
Het kanon word gerigt; men hoort en ziet alles deepen en torsfchen, en alle poorten en bruggen worden met dubbele wagtennbsp;voorzien.
Dan moet ’er toch iets gaande zijn.
R OB li R.
Zpu ’er niets gaande zijn ! - de Hemel
bewaare ons, maar ik ftel mij de Stad al voor in eenen puinhoop veranderd.
Zagt Vriend ! nbsp;nbsp;nbsp;— bet grootfte gevaar
moet de moeder der dapperheid, nooit die van wanhoop wezen. — Laat ons geen oo-genblik verzuimen ; — wij moeten ons naarnbsp;de burgeren en het famenrottend Volk fpoe-den, met de degen in de vuist hen tragtennbsp;bij een te verfamelen, te wapenen, en vannbsp;woeste ongeregeldheden aftehouden , maatnbsp;ook tevens hen aanzetten en voorgaan, omnbsp;onze Altaaren en haardfteden tot den laatftennbsp;druppel bloeds le verdedigen.
Gros-
-ocr page 57-toneelspel. 4,
G R o S E R R E.
Gewillig; — maar Bertram! gij moet y aan 't hoofd fiellen , gij zijt een beproefdnbsp;krijgsman.
Bertram.
Ik zal.--Gaat mijne Vrienden! haalt
zoo veel Volk, als gij kunt vinden bij een. En gij Cholat! vervoeg u onder de mee-nigte, en tragt alles, tot de minfte omftan-digheden te weeten. — Op de plaats danbsp;Greve zal ik binnen een uur uw antwoordnbsp;wagten.
De VOORIOEN. Louis tourivay, driftig op het Toneel komende.
Louis tour na y.
Ho«, Mijnheeren! Gijlieden Haat hier, terwijl men het moordmes llijpt, om de burgerij te Aagten.
D B E R'
-ocr page 58-Bertram.
Niets minder dan dat; - wij maaken ons
gereed , om onze burgerij te verdedigen; en zulien al wat wapens kan voeren bijnbsp;een zamelen.
Louis tourna y.
Mannentaal! maar men moet zich eerst van de Bajiille verzekeren, — dat Kafteel vannbsp;den Duivel moet onder den voet.
Groserre.
De Baftille ?
Louis tournay.
Wij hebben ontdekt, dat de Gouverneur mede in de famenzweering is, en dat wanneer de militie van buiten zal aanvallen, bijnbsp;van binnen de Stad zal plat Ichieten.
Bertram.
Die eerlooze! die verrader! — Jjoe Raat
het met onze Militie? - Zou de Fran-
fche Gearde ontaard genoeg kunnen zijn, om hunnen degen in het hart hunner mede-burgeren te drukken? --
Rd-
-ocr page 59-toneelspel, §i
Robër. ^
Dat kunt gij ligt denken! '— een Soldaat
volgt de hem gegeven bevelen; - zgt;J zul.
len immers met die van buiten famenfpan. _ (_wagt;i/ioopig') ó Hemel! wij zijn weg!
Bertram, driftig.
Wat! — wees niet lafhartig! — Iaat ons onze beulen ónder de oogen zien en nietnbsp;ongewrooken llerven.
ZESDE TONEEL.
De VOORIGEN. Dutry.
Du TRY, half befchonken op het Toneel komende, met de bloote fabel in de vuist.
Ha!— Hoezee! —lang leeve de Vrijheid!— lang leeve de Koning — naar den Duivel métnbsp;de verraders! — ha, ha, Héeren! — komnbsp;, handen uit den mouw! — wat Drom-mei! ZQudt gijlieden hier ftaan te gaapen mnbsp;te praaten , als ’er {zwierende met zijunbsp;Sabel) gefnipperd moet worden! ~ {dm Neernbsp;D 2
-ocr page 60-5i Dt WEDERGEVONDEN VADER;
Bertram met de hand op den fchouder flaan-de'; ik kom u zoeken, Mijnheer! het Volk cischt , dat gij hun voorgaat , — (^htm denbsp;hand. op het hart houdende) ik hoop, datnbsp;dat bij u in order is ?
Bertram, driftig en blijmoedig.
Gelijk het moet zijn, kameraad! — hoe! gij voegt u ook aan de zijde der burgeren ? —nbsp;D U T R y , driftig.
Daar leef en fterf ik mede. -Zij heb
ben mij^*met hun zweet gevoed, en voor dat zweet (^driftig op zijn borst flaande) hebnbsp;ik mijn bloed ten beste!
Allen te gelijk.
Braave kaerel!
Bertram, hem omhelzende.
En ik mijn bloed voor u en de uwen , die denken als gij, mijn broeder! —• Zijn ’ernbsp;meer , die den degen niet tegen te burgers—
D u t K IJ , hem driftig in de nde vallende.
Waf! -den degen tegen de burgers trek
ken! —~ dan kent gij ons nog niet; het is
geen
-ocr page 61-Sï
toneelspel.
geen Soldaat , maar een moordenaar , een hondsfot, die zich tegen zijne eigen burger»
Iaat aanvoeren, - ons geheele Regiment
denkt zoo, en ware dat anders, dan fcheur-de ik liever deeze uniform in duizend ftukken, eer ik die op mijn huid zou willennbsp;dulden.
Wel nu Rob er! - klopt uw hart nu wat
geruster ?
R o B E R , angstvallig.
Jaa, maar vriend! - die armée, die de
Stad omfingelt! -
DuTRtj, driftig.
Bij honderd duizend milioenen drommels ,
praat toch zoo niet; - zie daar, ik zet
er mijn kop onder , -- kap me aan flar
den, zoo ’er één Fransch Soldaat is, die tegen de Burgers wil of zal vegten. - Bij
mijn ziel, gijlieden kent nog geen Franfche Soldaaten.
B E R T R A M, blijmoedig.
Dan is ’er niets te vreezen; komaan, ieder doe zijn best, om het Volk bij een te D 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;za.
-ocr page 62-zamelen, en te wapenen , - met vermaak
en moed zal ik mij aan het hoofd Rellen J ée Bajiille.....
D u T R IJ ? driftig in de rede vallende.
Moet naar den Duivel, zeg ik u , eens
voor al! - aliens, mannen, handen uit
den mouw! -- {ziende, dat Groferre, Ro-
her en de anderen willen heen gaa/2') halt! — dat gaat zoo niet; men moet in order af-marfcheeren. (hij fchikt hen in eene Unie
raast elkander) Zie zoo. — Bataillon! -
regts omi - Marsch! -
Groferre , Rob er, Cholat, Louis Tournaij en Duirij binnen.
ZEVENDE TONEEL.
Bertram.
Rampzalig tijddip, wanneer de Natie de wapenen moet aangrijpen, om de verradersnbsp;te keer te gaan ! — het moet echter zin, —
’er valt geene keuze! - welaan, dat zij
on-
-ocr page 63-IONEELSP EL. nbsp;nbsp;nbsp;55
ondervinden, dat de waare zugt tot vrijheid ons ftandvastig oogmerk, en de moed, omnbsp;alle eerlooze hinderpaalen nedertevellen dgnbsp;drijfveer onzer daaden zij, ’er kome van watnbsp;het wil. -- Johan ! - Johan !
agtste toneel.
De voorige. Johan.
Wel Mijnheer! is dat fchreeuwen; ’t is of ’er iemand een overval krijgt, en mennbsp;om een en Dodlor moet vliegen.
Bertram.
Jaa, jaa! een fcherpen Doctor moet ’er zijn, - vlieg fpoedig, haal mij mijn’ fa
bel , fnaphaan en patroontas.
J O H A N , in cene verwonderde houding.
Dat de Hemel ons bewaare! — Mijnheer is immers niet meer in krijgsdienst!
Gaa, vlieg heen, zeg ik u ! - ieder
burger is in krijgsdienst van zijn Vaderland en zijnen Koning , wanneer de nood aannbsp;den man komt.
D 4 nbsp;nbsp;nbsp;Jo-
-ocr page 64-JOHA N.
Bertramj dviftig in dc rede vallende.
Leg hier niet te praaten, -- doe ’t geen
J o H A N.
Word niet boos Mijnbeer! als ’t u belieft j maar men kan dat immers wel doen al gaat Mijnheer niet vegten.
Bertram, dnftig.
Hoe zal ’t hier langer gefcbaapen zijn? — gaa vlegel! en doe dat, wat ik u gebiede
J 0 H A N.
arme Mevrouw; -- och zij zal het befter-
ven ! - nu ik gaa.
57
toneelspel.
negende toneel.
Bertram, in eene peinzende houdin^^ de laaifte woorden van Johan herhaahende.
Zij zal het befierven! -- Johan! — Gij
doet mij een kilie fchrik door de leden rijden, - jaa, haare liefde, haare tedere lief
de , zal alles voor mij vreezen ; — zij zal — maar waar toe alle die bedenkingen ? - het moet zoo zijn ; - de nood
vordert het. - Evenwel, indien mijne on^
fchatbaare egtgenoote door fchrik en vreeze afgepijnigt. . . (driftig) Weg lafhartige bedenkingen ! - ik was haare liefde onwaar
dig , indien ik een oogenblik kon twijflelen om voor niijn Vaderland alles te waagen, —.nbsp;als dat fpreekt, als dat eischt, moet allesnbsp;agter Haan.
TIEN.
-ocr page 66-TIENDE TONEEL.
Pb voorige. Johan.
J o H AN.
Zie daar Mijnheer! daar is al den bras!—» wat zijn de menfchen toch gek in de wae-reld geweest, om zulke dingen uittevinden,nbsp;om malkander den hals te breeken ! menbsp;dunkt , als zij liever alles hadden bedagt,nbsp;wat mogelijk was, om malkandcrs geluk tenbsp;bevorderen, het zou veel beter geweest zijn.
ü E R T R A »J.
Kom , - niet te philofopheeicn; geef
JoUAN, in ‘t overgeven der patroon-tas in de.elve ziende.
Ha, ha! daar zijn pillen in,--(.siijn
hoofd fchuddende') ’t is toch wat te zeg; en , Mijnheer! zoo met eene handgreep, meteennbsp;pit, paf, iemand van iets te beroven, datnbsp;hem dierbaarder is dan de geheele waereld,nbsp;ja dan duizend milioenen waerelden.
JB B R-
-ocr page 67-59
TONEELSP El.
Bertram.
Gij zij't niet goed Johan ! om iemand nioed in ’t lijf te fpreekcn; ik moest u niet langnbsp;bij mij hebben, of ik liet de wapens uit denbsp;hand vallen. - Mijn fabel en bandelier.
J o H A N.
Zie daar Mijnheer! - maar is ’t niet
waar dat ik zeg ? - en -
Bertram, hem drijt.g in de redt vallende.
Genoeg; - zie zoo. - vertrek !
Johan binnen.
Bertram.
mijne tederbeminde! nbsp;nbsp;nbsp;-- Ach! - zich
een oogenbitk bedagt hebbende, ) ware het niet beter , te vertrekken, zonder haar te
zien! - Weg ontaarte gedagien ! Indien
ftrek.
-ocr page 68-6o De WEDERGEVONDEN VADER;
flrekte, zou eene wanhoopige wroeging, wegens mijne trouw- en liefdeioosheiii, mijnen boezem in mijne laafde oogenblikken ver-
fcheuren, - ik zal haar zien, ik zal haar
eene tedere kus op haare lippen drukken en - ó Hemel! zij komt.
TWAALFDE TONEEL.
De voorige. Mevrouw ber-.TRAM, driftig en in eene angflige heuding op het Toneel komende.
Mevr. Bertram.
Hoe, '— Kind! .— gij gewapend! — wat wil dit zeggen? - ik beef!
Bertram.
Wees gerust, mijn Engel! Gij weet dat ik naauwgezet op mijnen pligc en een eerlijk man ben.
Mevr. Bertram.
Ach Bertram / - ach! God ! - waar
gaat gij? ¦— en dus gewapend?
B ER-
-ocr page 69-6f
toneelspel.
Bertram.
Mevr. Bertram.
Wat! —¦ welk gevaar ? - gaat gij naar
een gevegt ?
Bert ram.
Mevr. Bertram, hem driftig tt rug wijzende,
ik heb mij bedrogen ; - gij zijt een mon-
fter, dat mij verraad, dat mij van de zalig-fle hoogte in den diepften afgrond wil ne-
u zoo hatelijk geworden, dat gij oit mijne armen, van mijnen van tedere liefde brandenden boezem, in die van den dood wiltnbsp;vliegen ? Qzy berst uit ia traanenj is ditnbsp;uwe liefde!
Ber-
-ocr page 70-(5j De WEDERGEVONDEN VADER;
n E R T R A M , in eene flerke aandoening.
Mijn beste! mijne tederbeminde! ik gevoel al de finert, de pijnigingen eener gefolterde liefde; maar mijne eer, mijn pligt gebieden mij.....
Mevr. Bertram, fchreijendt tn met de hevigjie aandoening zichnbsp;in zijne armen werpende.
Mij niet te verlaaten, noch aan de woe-
dendlie wanhoop bloottéftellen. - Och!
Bertram! Bertram!
B E R T R A Mé
Gij verfcheurt mijne ziel, mijn lieve! — om ’sHeme!s wil, bedaar en bedenk, watnbsp;uwe liefde zelve van mij vordert! —- daarnbsp;deeze Stad door het ijsfelijkst verraad wordnbsp;gedreigd met verwoesting, en veelligt nognbsp;deezen dag tot op deszelfs grondvesten zalnbsp;afgebrand zijn, - zal ik u door de bloe
dige handen der beulen geweldig van mijnen boezem zien rukken, en naa de lafhartigllenbsp;en fciiandelijklle mishandelingen mij met uwnbsp;bloed zien befpatten?
Mevr.
-ocr page 71-63
jONEELSPEL.
Mevr. Bertram.
Och! beste, waardigfte man! — hou opi
dit dodelijk verhaal----
Bertram, haar de rede vallende.
Is naar waarheid dierbaarse ! -- zullen
wij mannen lafhartig genoeg zijn, om ulie-den, onze tederSe fchatten , aan den eerloosten moedwil , woede en wreedheid ten^ prooi] overtelaaten, terwijl wij in Haat zijn,nbsp;met een weinig moeds ulieder veiligheid en
behoud te verzekeren ? - neen mijne
waarde!
Mevr. Bertram, driftig.
t Er zullen anderen genoeg zijn, die het geweld afkeeren--Wat zou mij het be
houd van mijn leeven. Stad en Vaderland baaten, indien gij mij wierdt ontrukt? dannbsp;is ’t behoud van ’t Heel Al minder vannbsp;waarde voor mij dan een onzigtbaar vezeltje. {zij valt op de knieën voor hem en omhelst die') Neen, ik kan, ik wil u niet mis-fcn, gij zult mij niet verhaten!
jBer-
-ocr page 72-64 De WEDERGEVONDEN VADER;
Bertram, Aaar opbeurende.
’Er is geen gevaar, lieve vrouw! -wüt
ge mij vernederen voor ’t oog mijner braave medeburgeren ? - wilt ge mij mijn gege
ven woord, mijne eer doen verzaaken , en mij met fchaamte en veragting overdekt, eennbsp;kwijnend en droevig leeven doen voortflee-pen ?
BERTRAM.
kunt gij mij zulk eene — is deeze de taal der
Ach ! Bertram /
taal voorhouden ! liefde!
Bertram.
Engelvrees niets ! nbsp;nbsp;nbsp;— meer dan
waarfchijnlijk zal de Bajlille zich op den eisch der burgeren overgeven , zonder bloed-llorting. -- Wel draa vlieg ik in uwe ar
men weder, overlaaden met lauwren en loftuitingen.
Mevr. Bertram, hem teder aan-ziende.
Of met bloed en wonden! -- wat hebben wij met de Baftille te doen ? -
B E amp;.
-ocr page 73-toneelspel. nbsp;nbsp;nbsp;és
Bertram.
Dat Kasteel is niet alleen de \voonplaats van geweld, onderdrukking en wreedheidnbsp;tegen onfchuldige, rampzalige llagtoffers jnbsp;maar ook tegenwoordig de fpelorlk van het
ijsfelijkst verraad tegen de Stad; - het
moet in onze handen. -- Bedenk mijne
dierbaare! al ware 'er gèene andere rede, om akes te wagen tot verwoesting van datnbsp;Inquilitie-hol, dan de jammerkreet der daarnbsp;in opgellooten ellendigen , dan nog moestnbsp;uw eigen hart mij noopen, om het eerst de
handen aan dat werk te flaan; - bedenk,
hoe uvv braave, eerlijke Vader u door het vvreedst en ongehoordst gewéld wierd ontrukt, toen gij , naauwlijfcs zes maandennbsp;oud, zijne tedere en koesterende omhelzingen en zorge genoot! bedenk , hoe gij,nbsp;noch uwe bedroefde moeder, die onder hetnbsp;gewigt haarer rampen is bezweeken, immernbsp;hebben gehoord, waar die ongelukkige prooi]nbsp;der Ministerlijke woede is gebleeven ! —-bedenk dat men uw geliefdst pand, uwennbsp;Vader in het een of ander moordhol heeftnbsp;gefmeeten ; mogelijk zijn aldaar zijne on-Enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fchui'
-ocr page 74-6lt;S De WEDERGEVONDEN VADER j
fchuldige dagen geweldig verkort, of is hij in zijne gevangenis, door gebrek en fmerr, in
flank en vuiligheid vergaan. - En gij zoudt
niet begeeren , dat ik een aantal ellendi-gen, misfehien ^oo rampzalig en zoo on-fchuldig als uw reeds vernielde Vader»
hielp verlosfen ? - (dri tig') neen Engel!
beste Vrouw! de ftem van uw bloed is mijne flem! - ik zal het wreeken.
Mevr. Bertram.
Mijn Bertram! mijn dierbaare Bertram!
Bertram, haar vuurig omhelzende.
Allerlieffte, vaarwel'. -- rasch druk ik u
weder aan dit van liefde voor U brandend hart!
Bertram fchielijk binnen,
DERTIENDE TONEEL.
Mevr. Bertram, haaren man treurig naaziende.
Mevr. Bertram.
Hij verlaat mij! -- die edele Vaderlander ! -- Franfchen! verwagt alles van zij
nen
-ocr page 75-67
toneelspel.
nen moed! - voor u, voor mij, zal niets
hem te zwaar vallen ! nbsp;nbsp;nbsp;- Ach ! dat zijn
moed, zoo dikwerf aan de vijanden van zijn Vaderland getoond, hem niet aan mij ont-rukkel - ihaare handen ten Hemel heffen
de') ó Gij, die bet recht handhaaft en den onfchuldig onderd ukte befchut, befchermnbsp;mijnen waarden egtgenoot!
Einde van het tweede bedrijf.
ÓS De WEDERGEVONDEN VADER
DERDE B E D R IJ F.
Eene Decoratie, verbeeldende het Kafleel de Bajiille, met de Brug of gehaald.
Bertram, aan V hoofd van gewapende Burgers en Soldaaten van de Franfchenbsp;Guardes en hebbende bij zich tweenbsp;kleine veldftukjes; zij marfckeeren hetnbsp;toneel rond, terwijl de Marsck van
Henry IF. door het Orchest wordt ge-fpeeld.
EERSTE TONEEL.
Bertram, met den fnaphaan hoog in den regterarm.
Halt! — welaan mannen! ik zegen het tijdftip , dat gij, het geweld en der overheer-fching moede, de oogen geopend hebt voornbsp;uwe belangen. - Dit ontzaglijk flot is al
tijd de zetel van de Dwinglandij geweest, het is nu ook de th?oon van het verraad;nbsp;het moet in onze handen, het zij met zagt-heid of met geweld. Zijt ge gezind, omnbsp;mijne bevelen thans te gehoorzamen?
Ar.-
-ocr page 77-69
toneelspel.
Allen te pelijk.
Jaa Mijnheer J
Bertram.
Ik verwagt dan van u, dat gij u als moedige Burgers, die voor de vrijheid wilt ftrij* den, zult gedraagen, en u zoo min aaHnbsp;baldaadigheid ais aan lafhartigheid zult fchul-
dig maaken. - Ckolat gaa gij tnet het
Kanon aan de andere zijde van het Kafteel, gij zult daar de muuren beter kunnennbsp;beuken, en ook de vijanden op de torens
kunnen befchieten. - Ik twijffel niet 'of
Cholat.
Ik zal mijnen post niet verlaaten, Mijnheer ! ik heb beflooten, om in het flot te komen, of ’er voor te fneuvelen.
Bertram.
l^et zulke Burgers kan men Soldaaten onder de oogen zien.
Cholat met zijne manfchappen, tot het Ka-gt; non behoorende, marjcheert van het toneel af, onder het fpeelen van eenettnbsp;fdarsch door het Orchest.
TWEEDE toneel,
Bertram ^« oe gewapende
BURGERS.
Bertram.
Gijlieden zijt. zoo ik hoop, van al het
noodige voorzien ? - gij hebt geen gebrek
aan fcherpe patroonen , of iets anders? Allen te gelijk.
DERDE TONEEL.
De voorigen, Groserre, heh-hende bij zich eenige gewapende Burgers', met welke hij het Toneel rond marfcheert, onder het fpeelen van ee-nen Marsch door het Orchest | en zynnbsp;pplk plaatst aan^ de andere zijde vannbsp;het Toneel.
Groserre.
Zie daar Heer Commandant! een aantal lieden, die ik heb bij een verzameld, en die,
OH-
-ocr page 79-71
toneelspel.
ender uw bevel, ook alles tot behoud van het Vaderland, dceze Stad, en den Koningnbsp;willen waagen.
Bertram.
Een weldenkend Burger kan niet anders; aan het behoud derzelven hangt zijn eigennbsp;behoud en dat zijner tederfte panden geheel af.
G R 0 S F. R R E.
Laat ons nu niet talmen, maar met de wapens in da vuist die fpelonk der gruwelen aantasten.
B E R TRAM.
Ik prijs uwen móed; maar voorzigtigheid, en beleid -vorderen, zoo veel het mogelijknbsp;zij, bloed te-fpaaren ; indien men het Hotnbsp;aan ons wil overgeven , zonder tot daadennbsp;van gev/eld te komen, dan hebben wij eenenbsp;dubbele overwinning.
0*ROSERRE.
Zoo gij dat verwagt, mijn vriend! dan rekent gij buiten den waard. - ó De Gou
verneur en de andere Officieren van het daar
72 De WEDERGEVONDEN VADER;
in liggend Guarnilèen zijn voor ftaalen koppen bekend.
Bertram.
Het te beproeven is het naaste, - ik zal
het opeisfchen uit naam der Burgerij, en wil men naar geene fchikking en overgave luisteren, dan zijn en blijven ons nog dezelfdenbsp;middelen overig, om aan onze billijke vordp-ringen kragt bij te zetten,
Grosprre.
Ik mag het lijden , -—• dop, zoo als gij zegt!
Bertram, Z’ch begevende naar de poort en opgehaalde brug vannbsp;het Kajleel, en roepende metnbsp;eene harde flem-,
Schildvvagt l — §child\yagt l
-ocr page 81-toneelspel. VIERDE TONEEL.
De voorigen, een Schild-WAGT, zich boven de poort van het Kafteel vertoonende.
D E SCHILDWAGT.
Wie daar?
Bertram.
Een door de Burgerij Gecommitteerde, die den Gouverneur wenscht te fpreeken.
De SCHILDWAGT-
Ik zal u aandienen. ¦—¦ (.in ’t weggaanquot;) wij hebben al drie van dié Gecommitteerden gehad; ihaar ik wenschee wel , dat zijnbsp;met alle hunne boodfehappen een duizendnbsp;mijlen ver van hier waren.
y IJ F D E T O N E E E. ’
Bertram, DE VOORIGEN. Bertram.
Indien de Gouverneur menschlievend en wijs is , zal hij zich naar onze begeertennbsp;voegen,
E 5 nbsp;nbsp;nbsp;Gr o-
-ocr page 82-74 D£ WEDERGEVONDEN VADER;
G ROS E RR E.
Ik zeg u nogmaals , reken daar niet op ; bet eenmaal gevestigd geweld laat zich zoonbsp;gemakkelijk niet ontthroonen.
Bertram.
Wat ! - zou het hem onverfchillig kun
nen zijn , of hij als een vrirfnd zijner mede-
burgeren naar hunne eisfchen luifterde ? -
zou hij burgerbloed willen geftort zien ? -
dan zou de menschlievendheid.....
(jROSERRE, hem in de rede vallende,
Menschlievendheid bij eenen Gouverneur
van de Baftille ! /--- bij eenen man , die
zederd jaaren niets heeft geleerd , niets heeft geoefend , dan die te vernederen en te ver-zaaken 1
B E R T R A M.
Een weinig geduld; het zal zich haast ©ntwikkelen.
Z E S-
-ocr page 83-75
toneelspel, ZESDE toneel.
De voorigen, de s child vvagt. De sghildwagt.
Men zal de poort openen, Mijnheer! en de brug doen zakken; dan kunt gij binnen kooien.
Zagt nien zal u niet laaten gaan. Heer Commandant! zonder Gijzelaar van het flot
in handen te hebben. -- (^tegen de Schild-
wagt') eer Mijnheer binnen treed, moet’er een Gijzelaar wezen.
De sc hIld wagt. Ik zal ’er raport van doen.
Be b'ug wvrd nedergelaateu, en de -poort geopend de Losme - Salbra 'tj treednbsp;buiten.
Dê voorigen. De losme-salbraij*
'¦ De losme-bae'bkaij.
Dewijl gijlieden het begeert , ilel ik niij
als
-ocr page 84-76 : De WEDERGEVONDEN VADER;
als Gijzelaar in uwe handen. - i^tegen
Bertram') zijt gij Gecommitteerd van de bur-gerij , Mijnheer ?
Bertram.
Jaa Mijnheer!
De losme-salbraij.
Tree dan binnen ! de Gouverneur wagt u.
Bertram binnen. Na dat hij binnen is,
word dó nbsp;nbsp;nbsp;weder o^gehaald en dó
foort geflöoten,
AGTSTE TONEEL.
De voorigen, louis tournaij D U T R IJ.
D U T R IJ.
Ha zie zoo l kameraaden I — het zou mij hebben gefpeeten , indien gijlieden al waartnbsp;aan den gang geweest , eer wij ’er bij wa*nbsp;ren. — Waar wagt men nu naar?
Groserre.
De Heer Bertram gt; onzen Commandant ; is in het Kasteel, om het uit naam der burgerij opteëisfchen.
D H*
-ocr page 85-77
‘fONEE^LSPEZ.
Dut rij.
Wisjewasjes! wat opeisfchen ; de kling moet het opeisfchen.
De losmE'Salbraij,
Gij fchfjnt vuurig te zijn , vriend !
Dut rij.
Vuurig ! ''— wie zou ’er niet vuurig zijn, als men voor zijne burgers moet vegten ? —.nbsp;maar Mijnheer! met u verlof, gij fchijnt
wel een Officier van ’t Slot , - begrijpt
ge ook, dat het beter is voor burgers te vegten , dan tegen hen ? - Zijt ge over
loper ?
De losme-salbraij.
Ik ben Gijzelaar; - een overloper is al
tijd een fielt, een nietswaardige fchurk.
Dutrij.
Kom, kom , blijf maar bij ons ; — een
braaf foldaat is ook een braaf burger ! -
indien gij overliept naar de vijanden van de burgerij , zou ik u zelve , zoo waar als ücnbsp;leef, aan huspot kunnen kappen ; —- maafnbsp;nu . . . -
‘^8 De WEDESGEVONDEN VADER;
De l o s ivi e - s a l e r a ij , driftig.
Ik weet mijn pligt.
Dutrij, driftig.
En wij zullen den onzen weeten.
NEGENDE TONEEL.
De Brug word weder neamp;rgelaten en de
^oorg geopend,
De voorigen, Bertram.
Bertram, tegen de Losme - Salbraij,
De losme-salbraij.
Ik zal! - (i« ’t weggaan') Burgers!
ziet, wat gij begint!
De Losme - Salbraij binnen, Na dat hij binnen is word de brug weder opgehaald, en de poort gejlooten.
toneelspel. tiende toneel.
De VOO 11 IGEN, BERTRAM.
GrOSERRE, driftig.
Wel nu, wat zegt de Gouverneur ? Is Mj gezind, het Kafteel in onze handen te flel-len ?
Bertram.
Niets minder dan dat; hij beroept zich op de bevelen hem door ’t Gouvernement gegeven , en dat hij , zonder ontflag van zijnen eed door ’t Gouvernement , het Slotnbsp;niet kan , mag of wil in onze handen ftel-len,
Groserre, driftig.
Geen tijd verfpild! - het moet ’er nu
Bertram, tegen de gewapende burgers.
Gijlieden zijt alle gelaaden ?
Allen te gelijk.
C Men
-ocr page 88-«o De WEDERGEVONDEN VADER;
CMen ziet onderwijl alle de torens van het Kajieel als ook de platte form metnbsp;Invalides biZetten.)
Eer tram.
Houdt u dan als mannen , en zwigt niet.
Ziet daar onze vijanden ! - legt aan ! .—
mannen, weest bedaard, en legt wel aan!— ?uur ! -
{^Het gevegt begint; -- men vuurt zoo
van den kant der belegeraars als der
belegerden aanhoudend, terwijl men het kanon agter de fchermen hoortnbsp;fpeelen.)
D UTRiJ.
Zoo , zoo ! - nu gaat het naar mijnen
zin!
Bertram.
Bedaard , toch alles bedaard mannen! —
(Benige burgers , zoo gekwetften als deoden, vallen ter neder. )
Gr o serre.
Geen eerlijker, geen beter dood, dan voor *1 Vaderland ! - houd moed burgers!
Bes-
-ocr page 89-8i
toneel spel. Ber tram.
Alle de Burgers en Soldaaten avancee~
~~ rsn. -- Bet gevegt blijft voortdutt-
ren , onder een aanhoudend alartn faan der trommen.
Louis tour na ij.
worden gewaagd; - de brug moet neder
en de poort open ! - mannen ! wie waagt
’er met mij den kop aan , om de brug te vermeefteren.
Dut RIJ, driftig.
Hier zoo , hier zoo , fpitS'broeder! -
grijpen ieder een bijl, beklim. men.de brug., en hakken de grendelen af.
Ber-
-ocr page 90-Bert ram.
Zij zijn Helden ! - ha ! daar valt de
brug - Lustig en moedig mannen ! -
nu geen oogenblik getalmd ! - vliegt ’er
op in en rammeit de poort neder: het Slot is in uw handen. -
‘Er word ftorm op dd poort geloopen, en die nedergeveld zijnde , word hetnbsp;Kaft cel vermtcfterd. Bertram en eennbsp;partij gewapende binnen,
G U o s E R RE , met zijnen hoedzwaaijende.
Ho!z e! Fictorie ! lang leve de Koning , het Volk en de Vrijheid!
Alle de nog buiten zijnde te gelijk met de hoeden zwaaijende.
Victorie! Victorie! lang leve de Koning, het Volk en de Vrijheid!
G R n s E R R E.
Mannen ! nu zullen wi eindelijk die on-gelukkigen veriosfen, die de rampzalige flagt-offtrs hunner vrijheidsliefde zijn, en in holen cn gaten verkwijnen. ¦— Past op alles! —
dat
-ocr page 91-8,?
toneelspel.
d;it het voornaam'le werktuig der boosheid, de Gouverneur, ons niet ontfnappe! -
Allen te gelijk.
Neen, neen, Mijnheer !
ELFDE TONEEL.
De voorigen, Bertram, LOUIS TOURNAIJ, DUTRIJ,nbsp;en gewapende Burgers , op denbsp;torens van het Kafieel zich ver-t oouendc.
BERTRAM, met den hoed zwaaijende. Victorie ! Victorie!
Louis TOURNAIJ, en de anderen, ^met den hoed zwaaijende.')
Lang leve onze Koning , het Volk en de Vrijheid! Hoezee.' Hoezee!
TWAALF-
-ocr page 92-t4 De WEDERGEVONDEN VADER;
TWAALFDE TONEEL.
De VOORIGEN, BERTRAM, CHO-L A T , houdende de Gouverneur bij de kraag,
C HOL AT.
Gij zult mij niet ontfnappen. — 6 Ik kon H te wel!
GroserrE, driftig.
Daar is de Launaij ! -
De gewapende te gelijk,
Slaa dood den fchelm! — den verrader! •— De launaij.
Genade! mannen ! - och genade!
Groserre.
Wat genade voor eenen verrader en bur-germoorder!
De gewapende.
Hier zoo ! - ( z// willen op hem toefckie-
ten, doch worden door Bertram terug gehouden. )
Ber-
-ocr page 93-85
toneelspel.
Bertram.
Zagt mannen ! ^— Helden zijn nooit beu-Jen! -— u voegt het zwaard van den dapperen Soldaat, -- dat van den beu! behoort
aan den voorzigtigen Rechter. - Voert hem
weg naar het Chatelet, zijne misdaad zal op zijnen kop nederdaalen , hij zal zijne Rraf nietnbsp;ontduiken, dit verzeker ik u.-
Groserre, de zakken van den Gou, verneur betajiende.
Ha ! - een brief! - laat zien ! —¦
Heer Commandant ! .— begeert ge dat ik hem lees ? -
Ais ’t u belieft !
Stil mannen, llilte! —ftilte!— {hij leest.')
Mijnhee R !
,, Qns aller oog is op u gevestigd ; ik ver-
laat mij op uwe aan mij gedaane verzeke' „ ring, van eer alles in dc lucht te laaten fprin-,,gcn, eer het Kafteel overtegevcn, -maak
F 3 nbsp;nbsp;nbsp;,)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
-ocr page 94-„ftaat, dat 'er fpoed/g ontzet voor u zal op-
,, dagen , houd het jlcgis vier uur en uit. --
Ik ben met haast.
Uw Flesselles. ^ Bertram, driftig.
Hier zoo, aanftoRds een detsebement, om Jien fcheJm te vatten, eer hij ontfnapt.
C Het detachement vertrekt.)
De voorigen, louis tot’rnaij,
D U T R )J , houdende beide den Major DE L o t.M £ - S A L B R A ]Jnbsp;gevangen.
De lo SM E-sal BR a ij , met eene fiere houding.
Cij behoeft mij niet vast te houden ; ik geef u niijn woord, dat ik de minfie poo-ging niet zal doen, om u te ontfnappen,
DuTRtJ, tegen L. Tournaij.
Los los! geen (lerker band dan t woord van eenen krijgsman.
G R o-
-ocr page 95-toneelspel. S7
Gr o S E RR E.
Ha, nog een verrader l
De losme-salgraij, driftig.
Had ik de magt, ik zou uwe lasterende
tong ftraffen. -- Ik verv;ock ahe verraad
en verraders.
Gros ERRE.
En gij hebt tegen deeze Burgers gevogten'.
De losme- s alb r a ij.
Als een leeuw, en had ik alle de aanvallers kunnen den nek breeken , ik had het^ niet nagelaaten. C wijzende op het Kafteel. )nbsp;daar was mijn post, mij door mijnen Ko-ning toevertrouwd, en had ieder zou gedagtnbsp;als ik, ik zou het Kasteel niet hebben overgegeven , al waart gijlieden alle duivels geweest.
D U T R IJ.
Hij Ipreekt als een braaf Soldaat. —- op mijne eer l - een fchoone kop 1 --
Bertram.
Men brenge de Heeren terllond naar bet Chatelet 1
F 4 nbsp;nbsp;nbsp;Gro-
-ocr page 96-G ROSERR E.
Ik zal hem met een fterk detachement der-waards geleiden.
Groferre, de Launaij, de Losme-Sal-hraij en een detachement Burgers binnen.
De voorig EN, eenige gewapende Burgers, voerende de Invaliden en T.v/it~nbsp;Zers, ontwapend en gevangen, uit het Slot.
D G TRIJ.
het volk, in een woedende drift.
Daar’zijn die Invaliden, die fchelmcn, die zoo op ons hebben gevuurd, en 'er zoo vee^nbsp;len ter nedergefchooten, zij moeten alle hangen, -- alle hangen!
Bertram, driftig.
89
toneelspel. Groserre, dr'ftig.
Hoe zij, die met het zweet der Burgeren zijn gevoed, zullen zich laaten gebruiken, otnnbsp;derzelver bloed te vergieten. -
Een corporaal.
Och Heeren ! weest ons genadig! - wij
wierden daar toe gedwongen.
Bertram.
Laat de zagtmoed'gheid over de wroakzugt
zegepraalen! - mannen ! Burgers! - ik
bid u, fchenk den Soldaaten het leeven !
Groserre, en de Burgers.
Wij fchenken het hun,
Bertram.
Voert hen allen naar eene verzekerde plaats ! dat voor hun toekomend beftaan worde gezorgd ! - zoo moet eene edele ziel
Zich wreeken !
De Invalides en Zwitzers worden door een detachement weggebragt.
Du-
-ocr page 98-90 DE WEDERGEVONDEN VADER;
Dutrij.
Ik gaa eens zien , hoe men het binnen riaakc, -—' of roen de Cachotten al heeftnbsp;geopend , anders zal ik met mijn bijl eennbsp;handje helpen.
Dutrij binnen.
VIJFTIENDE TONEEL.
De V o o r I g en. Men boort een groot geweld van kloppen , broeken ennbsp;jchr eeuwen.
Bertram , grimlagchende.
Onze Burgers laaten zich hooren! - men
kan bemerken, dat zij branden van drift, om de rampzaligen uit de kerkers te verlosfen ;nbsp;geen wonder , de rampen van ellendigen tenbsp;doen eindigen, is fchooner dan het winnennbsp;van eenen Veldflag-
SES.
-ocr page 99-toneelspel.
SESTIENDE TONEEL.
De V o o r I g e n , d u t r ij, de
GRAAF DE GORGES.
D U T R IJ , driftig.
H'er zoogt; hier zoo, mijn Vader - man
nen ! zie daar een flagtoffer, dat ik zelf uit een moordhol heb verlost.
De o r a r DE GORGES, met de he-vigfte aandoening en in de titerfte verwonderi..g.
Waar ben ik ! - tvat is dit! -zou ! —•
6 Indien - mannen’. - broeders! -
hoe ben ik -
Bertram, met aandoening zijne hand vattende.
Vrij, eerwaardige Grijsaard! - Gij zijt
'’‘¦'j ! - de braave Burgerij heeft uwe kete
nen verbrijfeld !
De graaf de gorges.
Wat ! - driftig op zijne knie
ën, en fteekt fcltreijen 'e zijne bevende en gevouwen handen om hoogj ,, 6 mijn Schep-
„ per!
-ocr page 100-92 De WEDERGEVONDEN VADER;
,, per! - eeuwig, eeuwig den ootmoedig-
„ (ten dank aan u ! - Gij vergeet het ge-
„ kerm der ellendigen niet!” - Mijnheer!
mijne medeburgers! ach, laat ik uwe knieën omhelzen en u met mijne dankbre traa-nen befproeijen ! -
Bertram, met aandoening.
Geenen dank, mijn Vader! nbsp;nbsp;nbsp;- ieder
onzer kent zijnen pligt; en welke kan groo-ter zijn dan het verbreeken der boeijen, die de beste Burgeren en de vrijheid zelve ge*nbsp;kneld hielden ? -
zeventiende toneel.
De voorigf,n. Eenige gewapende Burgeren leidende de Heeren Tavernier Rijade, La Roche, Le Comtenbsp;de Solages, de TVyte, La Caicrege ^nbsp;Dechade, alle v rleste ge angenen.
De heer TAVERNIER, met d: he-vigfle aandoening.
„ 6 Almagtige ! eindelijk ! eindelijk ! — niij-„ lie ziel, mijne afgematte ziel is geheel
„ Oüt-
-ocr page 101-9S
toneel spel.
„ ootmoedige dankbaarheid!’’ {zijne handen fchreijende uitjirekkende tot de hem . omrin^
gende Burgers) Helden ! - Burgers! -
ontvangt de traanen van eenen dertig jasren
gevangen gezeeten hebbende Grijsaard ! -
Iaat mij uwe voeten kus en ! - {hij wil
zich werpen aan de voeten van Bertram') Mijnheer!
B E R T K A , met flerke aandoening zyne hand grijpende en hem teg:n houdende.
Nooit ! - nooit! -- wij zijn uwe medeburgers ! - {driftig ter zijde) die Grijsaard dertig jaaren gevangen gezeeten I -
{met aandoening en in eene peinzende houding, de woorden van den Heer Tavernier
herhaalende)- dertig jaaren! - juist den
tijd ! - {driftig tegen den Heer Tavernier)
De heer TAVERNIER, flerk aangedaan.
Jaa Held van ’t menschdom! - ik wierd
voor dertig jaaren, zoo onfchuldig als het daglicht, uit de armen van de beste de be-minlijkfte vrouw, en het aanvalligs! kind
ge-
-ocr page 102-gefehcurd , op het eiland St. Marguerite,
eri, ...
Bertram, hem drijtig in de rede vallende.
Hoe gij!''.—- gij zijc? — uw naam?
De heer TAVERNIER.
Tavernier.
B R R T R A UT , met de uitcrfte dri^t en aandoening hem om d n hals vli.gende^
6 God ! mijn Vader!
{Jlier heerscht voor een oogenblik ccne aandoenelijke ftilte , geduurcnde denbsp;omhelzing van Bertram.
De heer tavern[er, met de ui-
terfie v. rwondering en aandoening.
Wat! - we!ke.T naam ! - Vader! -
ê ver'osfer TpreeJc! ben ik bij mijne vr jheid
U nog het leeven fchulciig ? - zou mijne
Vrouw, of mijn Kind. . .
Bertram , fterk aangedaan.
Jaa mijn Vader! mijne lieve, tedere egt-genoote is uwe dogter! —
toneelspel. AGTTIENDE TONEEL.
De voorigen. Mevr. Bertram,
driftig 'op het Toneel komende^
Mevr. bertrAM, haar en man ziende.
Jaa J - hij leeft:!-’ hij leeft ! (*’)'
üliegt hem in de drmen, en omh'elst hem te. der') Mijn eenige!:-i— o ik heb u beh'ou-
den !--QziJ fe/ireit.quot;)
Bertram, met flcrke aandoening haar teder aanziende en in zijne armennbsp;drukkende ,•
Beste! beminiijke! -
Mevr, b.ertram,... . Ach! ik vreesde , dat ik u verloeren
mogt hebben, - en -— ik vind u Engel!
cenige! ik vind u weder!
Bertram.
6 — Niet alleen mij! — maar'— (fij ziet 'haar teder aan') zOlldC gij kragtS genoegnbsp;'nezitten, om. . .
-ocr page 104-Mevr. Bertram, i» eene var^ion^ derde houding gt;
Mijn tederbeminde! —gt; wat? —fpree!?!
De heer TAVER.NIER, dnfitg met den vinger op haar wijzende, terwijlnbsp;hij haar fierk en met verrukking aan*nbsp;Z!et,
Jaa. jaa, in alles liaare moeder! die heldere oogen ! —die levendige, blinkende op-Dag , — die mond — die zagte tedere trek! —¦ (mei de allcrjierkjle aandoening in traanennbsp;uitberllcnde , en Mevrouw Bertram om dennbsp;half vliegende^ Charlotte !
Mevr. Bertram, in de hevigfle aandoening.
' Mijn Bertram ! — die Grijsaard! —
Bertram , driftig op Tavernier wij*
zende.
Is uw verloste Vader' —
Mevr. Bertram.
Ach! - (zij bezwijmt in de armen
van haaren Vader met eene Jlerke uitgilr Ihg i alles is ten flcrkfle aangedaan ;
’at
-ocr page 105-toneelspel.
er hcerrcht eene ftilte voer eenij^e oogenblik-ken.')
B E R T R AM.
Mi'n Jieve, beste fchat 1 — zij bekomt! —
beide zijn getroffen, zwaar getroffen !--
mijne geheele ziel is ook ontroering en biijd-fchap ! {tegen zijne Vrouw en Vaderj Tedgr-ffe panden mijner liefde, fpoedig in een rij-
tuig, - ik vlieg bij u.l - {hij krengt hen ^
met hulp van eenige burgers , aan het eind van het Toneel)
NEGENTIENDE TONEEL.
D Ë V o 0 R I o E N. G R o S E R R E , in eene droefgeestige houding.
Bertram, driftig.
97
nr
Hoe', gij droevig op den dag der algemeen* bfjdfchap en zaligheid'.
Gro.s erre.
Het Volk Was aan 't woeden; — het heeft de gevangenen uit mijne handen gerukt,nbsp;en tegen mijnen wil op de plaats denbsp;Grere algemaakr; — |nen beeft hun cc hoof-(5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den
-ocr page 106-den afgekapt, zo als nok dat van Flesfellcs, op uwen last gevat, en voert die op fpies-
fen door- Farys. -
Bertram, driftig en ftampvoetcnde,
Rampzaalig! -
Gr o S E R R E.
Thans is de menigte aan ’t bedaaren ; —deKo-ning heeft haar doen verzekeren, dat hij haar recht zal laaten wedervaaren, en haare be-zwaaren wegneemen , dat hij niets zal fpaa-ren , tot vermeerdering van haar geluk, zelfsnbsp;niet zijne eigen goederen, noch, als de noodnbsp;het vordert, zijn bloed en zijn leeven.
Bertram.
Medeburgers! - Franfchen ! wagt u voor
fnoode en barbaarfchc driften, en voor der-
zelver aanhitfers! - zij die u tot daaden
van geweld, tot verkragting der hoogde magt en der heilige wetten aanzetten , zijn of hers-feiilooze heethoofden of uwe verraaders ! —nbsp;Volgt bedaard en moedig de verrigtingen vannbsp;^s Volks Gedeputeerden , en eerbiedigt en
bemint uwen Koning! - laat u niets te
dierbaar zijn, om hem te behaagen, daar gij ziet, dat hij bereid is, alles wat hem dierbaar
-ocr page 107-99
TONEELSPEL.
baar is of moet zijn, opteofferen aan u en
uwe belangen l - Hendrik de IF. en Lo~
dewyk de XIF. zijn onder veeie anderen uwer
Koningen groot in liwe oogen ; - Lodewyk
de XFL zal voor u grooter zijn ! - zij wa
ren Helden, die zich zelven groot maakten door de op hunne vijanden veroverde eigendommen; - Lodewyk de XFI. is een Vader,
die de Franfchcn groot zal maaken , door zijne eigen bezittingen edelmoedig aan hunnbsp;opteofferen.
Allen te gelijk.
Lang leve Koning Lodewyk de Grootfle! Lang leve de Vrijheid'.