DEN WELEDELEN GESTRENGEN HEERE
HEERE VAN DUIST, DE HAAR EN ZEVENHUIZEN,
RA/ID EN SCHEPEN DER STAD AMSTERDAM, {fe.
D.
'e Stichter van de tweede Monarchy,
De Uitvoerder des befluits van ’t Alvermogen,
De Breeker van der Jooden flaverny,
Door ’s Hemels geest en invloed zelfs bewoogen ; Vorst Gyrus, die, gevoed in wysheids fchool,
Den Lydiër, van geen vermaan te raaken.
Door ’t glinft’rend zand verblind van den Pactool,
Zyn dwaasheid leerde erkennen en verzaaken;
De Held vol roems, met Majefteit bekleed ,
Stapt ten Toneel; maar ach! geheel ontluifterd:
De hand, die ftraks het Ooften fchudden deed,
Word door een Vrouw ontwapend en gekluisterd;
Hy ftort zyn bloed, dat overédelbloed,
Met fchimp belaan, mishandeld van Barbaareii:
Den Waereldheer, wien alles viel te voet,
Mag in zyne asch geen ftille rust wêervaaren.
Onzekerheid, ó hoe vervult gy ’t al!
Wie zal op ’t flib van Aardfchen voorfpoed bouwen? Wie op den lach van ’t troetelend Gevalnbsp;Zich eenen dag, een enkel uur vertrouwen?
Een oogenblik: daar legt een Dwingeland,
Die duizend op één’ grammen wenk deed bceven. Daar breekt een ftorm de rykfte kiel op ’t ftrand.nbsp;Daar word der vlamme een Koningsfehat gegeeven.nbsp;Daar maakt één koorts het fchoonfte lyf mismaakt,nbsp;Of dryft de kracht uit forsgefpierde leden:
De zetel yan ’t verftand word uitgeblaakt,
En ftrekt een graf voor de onbegrypb’re reden. Volzeker is des Wyzen uitfpraak dan;
[Onze Ydelheid, vergeefsch wilt gy ’t verbloemen.] Zoo waar is, dat men geenen Sterv'Ung kan,
Zoo lang de dag hem licht, gelukkig noemen! Nochtans, hoe waar en onbetwistbaar blyft,
Dat alles hier op vleugelen van winden,
Op losfen vloed van ongedaagheid dryft;
Ja, ook geen ftip, dat fteun geeft, is te vinden,
De Deugd ftaat vast, is een onroofbaar goed,
By haar alleen kan geen verand’ring koomen,
Zy , zy veracht den fchicht der Tegenfpoed ,
Noch word ooit haar’ Bezitteren ontnoomen:
Die, zelfs als hen de boosheid onderdrukt.
Nog fchrikken doen op hun vervolgers daalen;
En toonen, daar hun hart gewillig bukt,
Dat ze op de magt des Noodd wangs zegepraalen.
Dus toegerust durft Cyrus voorwaarts treên,
, En zich aan elks, ’t gewettigd oordeel waagen.
Zou ’t daarom gunftig zyn? Kan ’t kiesch Gemeen Fen feil...? Wie mag zoo onbefeheiden vraagen?nbsp;Maar feboon het verre is, dat hy word’ gevleid,
By
By 11, niyn Heer, wJen hy word opgedraagen;
By wieii Zy , en onwraakbaar, voor hem pleit,
Mag ’t zyn ; ja meer, te tvvyff’lcn zou mishaagen.
Gy kent den prys... Maar myne Poëzy Zwaait hier geen’ rook u toe noch ofFergeuren,
Die de afgunst ligt deed gaan voor vleiery;
En gy, ’t welk zeker is, niet goed zoud keuren.
Het is de Lof niet, vaak verkeerd geftrooid,
En meesttyds met te ruim een hand gefchonken,
Dien,Straalman,gy te wachten hebt:neen,nooit Moetgy met goed, zoo dubbelzinnig, pronken.
Een vrye ziel, een wel bewust gemoed, Standvaftigheid in ’s Wacrelds wentelingen,
Genoegen , dat het weldoen fmaaken doet,
Zie daar het al, waar naar u voegt te dingen.
Dit blyve ’t Eind, ’t Beweegrad uwer dain:
[De laflcr fmet niet meer dan de oppcrklccren] ¦
Dit doe uw’ naam en huis in achting ftaan,
By allen , die Deugd kennen en waardecren!
Gun, daar ik de eer van uw^e vriendfehap roem’;
En 't u gelust te luilf’reii naar myn zangen,
Myn’ Cyrus, dat hy u Bcfchcrmer noem’.
Wil hem hier op van myne hand ontfangen.
BILD ERDTK, M. D’'.
F,
Dl
Staten van Holland ende Weftvriesland doen te weeten : alzo ons te kennen is gegecven by de Regenten van hes Wees-ennbsp;Oude Mannenhuys der Stad Amfterdam , en in die qualiteitennbsp;te lamen Eygenaars, mitsgaders Regenten van den Schouwbutgnbsp;aldaai; dat zy Supplianten , e mige Jaairn hebben gejoutfl'eett vannbsp;*t Oftroy by ons den 27 May van den Jaaie 1718. alsmeedcvannbsp;de prolongatie van dien den 6 December 1742. aan de Supplianten verleent, v/aar by wy aan de Supplianten goedgunftiglyknbsp;hadden gcaccotdeert en geofttoyeert, om nog voot den tyd vannbsp;vyftien agter een volgende Jaaren, de Werken , die ten dienftenbsp;van het Toneel reets waren gedrukt, en van tyd tot tyd nogverdeinbsp;in het licht gebragt.en ten Tooneele gevoert zouden mogen werden , alleen te mogen drukken, doen drukken, uitgeeven en verkopen, dat de Jaten , by de vootlz. prolongatie van t gemeldenbsp;Ofttoy of Privilegie vervat op den « December van deezen Jaatenbsp;I7S7 ftond te expiteeren; en dewyl zy Supplianten ten meeftcnnbsp;dienfte van de Schouwburg, fwaat van hunne retpeélive Godshuy-zen onder andere meede moeten werden gefuftenteert, de voor-nocmde Werken zo van Treurtpellen , Blylpellcn , Klugten , alsnbsp;anders, die teers gedrukt, en ten Toneele gevoelt zyn , of in hetnbsp;toekoomende gedrukt, en ten Toneele gevoert zouden inoogennbsp;werden, gaarne alleen, gelyk vootheenen , zouden blyven drukkennbsp;doen drukken, uitgeeven en verkopen, ten einde dezelve Wer,nbsp;ken, door het nadtukken van anderen , haar luiftet, zoo in taaienbsp;als Ipelkonft, niet mogten komen te vetliefen, en dewyie haarnbsp;Supplianten zulks na de expiratie van de voornoemde prolongatienbsp;van ’t vootfz. Oftroy, niet gepcrmitteert was; zoo keerden dénbsp;Supplianten haar tot Ons, reverentelyk verzoekende; dat Wv aannbsp;de Supplianten ,iu haar voorlz qualiteyt,geliefden tevetlcenennbsp;prolongatie van het vootfz Odiroy , om de vootlz. Werken, zoonbsp;van Treur Ipellen.Blyfpellcn .Kluchten , als anders, rents gemaakt,nbsp;en ten Toneele gevoert, of als nog in het ligt te brengen , en tennbsp;Toneele te voeten, nog voot den tyd van Vyftien eerttkoinende ,nbsp;en agter een volgende Jaaren, alleen te mogen drukken , en ver-koopen, ofte doen drukken, en verkopen , met verbod aan allenbsp;anderen op zeekete hooge Poene bv Ons daartegens te ftatueeren,nbsp;daar van te verleenen Ofiroy in forma; ZO is 't dat Wy, denbsp;Zaake ende’t vootfz. verzoek overgemetkt hebbende, ende genegen wezende.ter beedevan deSupplianten , uit Onze regte wee-tenfehap, Souveraine magt en auilioriteit, dezelve Suppliantennbsp;geconfenteert, geaccordeerd en geoctroyeert hebben, conicniee-len, accorderen ende ofltoyeren haat by deeze, dat zy, geduu-lende den tyd van nog Vyftien eerft achtereen volgende Jaaren , denbsp;vootfz. Werken, indietvoegen , als zulks by de Supplianten isnbsp;verzogt.en hier vtioren uitgedrukt (laat, binnen den voorfz Onzen Lande alleen zullen mogen drukken , doen drukken , uitgeeven ende verkopen , verbiedende daaromme alle en een iegely-ken de vootlz. Werken , in 't geheel ofte ten deele te drukken , nanbsp;te drukken, te doen nadrukken, te verhandelen, of te verkoo-pen,ofte elders nagedtukt, binnen den zelven Onzen Lande tenbsp;brengen, uit te geven of te vc handelen en verkoopen, op denbsp;verbeurte van alle de nagedrnkte, ingebiagte, verhandelde ofnbsp;vetkog'c Exemplaren, ende een boete van drie duyzend guldensnbsp;daai co boven, te vetbemen, te Appliceten een derdepart voor
den
-ocr page 11-den Officier, die de Calange doen zal, een derde part voor den Armen der plaatfen daar het Cafus voorvallen zai, ende hetreftee-icnde derde part voor de Supplianten , cn dittelkenszo meenig-maal als dezelve zullen worden agterhaalt, alles in dien leiftan-de, dat Vy de Supplianten met dezen OnzenOatoye alleen wil. lende gratificeeren tot verhoedinge van hunne fchade door het na.nbsp;dtukken van de vootfz Werken,daai door ingenigcndeeicver-ftaan den innehoude van dien te autorifeien, ofte, te advouë-len ,en veel min , dezelve , onderonzeptotestieenbefcherrainge,nbsp;eenig meerder vltedit, aanfien, of reputatie te gceven, nemaatnbsp;de Supplianten in casdaarinneietsonbelioorlykszoude influëren ,nbsp;alle het zelve tot hunnen laftc zullen gehouden wezen re verantwoorden, tot dien einde wel expreffelyk begeerende, dat by.nbsp;aldien zy dezen onzen Otüroye voor dezelve Werken zullen willen (lellen , daar van geene geabbrevieerdc of gecontraheerde men-tie zullen mogen maken, nemaar gehouden weezen , het zelvenbsp;Oclioyin 't geheel en zonder eenigeomiffie, daar voor te drukken, of te doen dtukken, en dat zy gehouden zullen zyn ,eennbsp;Exemplaar van de vootfz Werken , op Groot Papier,gebonden ennbsp;we] geconditioneett, te brengen in de Bibliotheek van onze Uni'nbsp;vetfiteyt te Leyden , binnen den tyd van zes weeken , na dat denbsp;Supplianten dezelve Werken zullen hebben beginnen uittegee.nbsp;ven, op een boete van zes hondeit gulden , na expiratie der vootfz.nbsp;zes Weeken, by de Supplianten te verbeuren ten behoeve vandenbsp;Nederduitfe Armen van de plaats alwaar de Supplianten woo-nen, en vooits op poene van met ’er daad verfteeken tezynvaiinbsp;het elFeia van deezen Oftioye, dat ook de Supplianten, Ichootinbsp;by het ingaan van dit Oiüfoy een Exemplaar geleverthebbendenbsp;aan de vootlz. Onfe Bibliotheek, by zoo verre zy geduurchdenbsp;den tyd van dit Otlïroy tiezelve Werken zouden willen herdtuk*nbsp;ken met eenige Obfcrvatien, Noten, Vetmeetcleiingen , Veranderingen , Corieftien , of anders, hoe genaamt, of ook ineennbsp;ander formaat, gehouden zullen zyn wederom een ander Exemplaar van dezelve Werken, geconditioneert als voren , re brengennbsp;in de vootlz. Bibliotheek, biiines denzelven tyd, en op de boetennbsp;en poenaliteit, als vooren En ten einde de Supplianten deezennbsp;onzen Conletne ende Oftroye mogen genieten als naar behooten ,nbsp;lallen wy allen en een iegelyken , dien het aangaan mag,dat zynbsp;de Supplianten van den inhoardc van dezen doen , laaten en gedo.nbsp;gen , tuftelyk , vredelyk en volkomentlvk genieten en gebruiken,nbsp;cesleetende alle belet ter contrarie Gedaan in den Hage, ondernbsp;onzen Grooten Zegele, hier aan doen hangen op den agtften November, in 't Jaar onzes Heeten en Zaligmakers duizend zeven*nbsp;hoiiderd-zeven-cn-vyl'tig.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V. S T Y N.
Ter Ordonnantie van de Staten, C. E O E Y.
Lager ftónd.
Aan de Supplianten zyn , nevens dit Oftroy, ter hand geftelt by
Exttaft Authentieq, haat Ed Gr. Mog. Relolutien van den z8. Juny, 1715, en 30 April, 172! , ten einde om zig daat na te leguleeten.
De Regenten van het W^ees en Oude Mannenhuis hebben, in hunne vootfz. qualiteit, het recht van deze Privilegie .alleen voosnbsp;den tegenwoordtgeii Druk ,vanTOMÏRlS, oï DBnbsp;POOD Tao CÏRüS, TreBr/pef, vergund aan IzaaK Dirtag,nbsp;v4mfittd«m, im iz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lyéj.
-ocr page 12-T o M Y RI s, Koningin der Majfageten.
Cyrus, Koning van Perzië.
Ariantes, Koning der Isfedónen, zoon van Tomyris.
M A N D A N E, Prinfes van Medii.
Artabazes, Jfgezant van Cyrus.
AripIthes, Hoofdman der Lyfwacbt van Tomyris.
Oron 'iES, Ovtrfle der Isfedónen, vertrouweling vaii
Ariantes.
GeLonide, Kertrouwde van Tomyris.
C L E O N e' , Vertrouwde van Mandane. LyfwACHTEN van Tomyris.
Pag. t
OF de DOOD van
TREURSPEL.
EERSTE TOONEEL.
TOMYRIS, ArIPITHESjGeLONIDE.
TTomyris.
a, hoe de droefheid my vervoer’, laat ons verflaan, Wat Cyrus wil zy; en hoe verr’ zyneeifchen gaan.nbsp;Zyn Afgezant verzoekt gehoor: ’kWil hem verbelden.nbsp;Aripithes, ga heen , gy zult hem binnen leiden.
TWEEDE TOONEEL. Tomyris, GeEonide.nbsp;Gelonide,
an *t wèezen! Cyrus,na hy ons verwonnen heeft» Breekt zynen trots! Hy is ’t, die ons den vrede geeft 1nbsp;Myn heete wenfchenzyn in ’s Hemels gunst ontfangen!nbsp;Tomyris.
Jaag door uwwenfchen my geen bloozen op de wangen. Ja, hy verwon my. Des Araxes fnelle vloednbsp;Zagvan myn vlOchtend heir zyn’ftroom geverft metbloed;nbsp;Endeeze legerplaats, omringd door ’s Vyandsmagten,nbsp;Doet, Scytië ydel, in zyn wanhoop, uitkomst wachten.nbsp;Doch’t hart van Tomyris, fchoonikjjiyn’ondergangnbsp;Anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;On-
-ocr page 14-2 T O M Y R I S.
Onkeerbaarzie, word nooit geboogen door den dwang. Gelonide.
Ach! word dat hart, Mevrouw,nog fierder door de flagen, En kan de gantfche val des Staats het niet vertfaagen?nbsp;Ten minfte deel’ het in den doodelyken rouw,
Hoor’ onze zuchten in den bangen nood, befchouw’ Al ’t bloed voor u gellort, all’die geplengde traanen.
ToMYRIS. nbsp;nbsp;nbsp;(maanen.
Vaar voort,en wil my van den dood mynsZoons ver-Verfterkmyngramfchapdoor zynuitvaart,pas volbragt; Vertoon my ’tlykmisbaar,de naarheid van deez’nacht;nbsp;Wys my de houtmyt, die, getuige myner rampen,nbsp;Myn zuchten opwaarts zond, gemengd met zwarte dam-Datgraf, dieasch, helaas! diedoodfche lykbusis (pen.nbsp;Het al, dat me overbleef van myn Spargapizis!
Myn waarde Zoon!
Gelonide.
Mevrouw, men moet dien flag verzetten. T o M Y R I s.
Ik moet hem wreeken, of die flag my meê verpletten. Men beeft voor Cyrus: maar hy beeve zelf. Ik acht.nbsp;Nu ik het voorwerp van zyn min hebbe in myn magt.nbsp;Genoeg in ftaat te zyn, (hy moog dan triomfeeren)nbsp;Dat ik de wet hem ftelle, en noodzaake om die te eeren,nbsp;Gelonide.
Ach! dat hy liever met Mandane keer’. Mevrouw, d’Araxes overfteeke, Ecbatané befchouw.’
Voorkoom ons wis bederf, en ftil zyn’ toorn: zyn flagen Zyn al te zwaar, te veel alreê door ons gedraagen.
De naam van Cyrus is alleen de fchrik der aard’:
Hy zvvaaie yerr’ van hier ’t ontzachlyk oorlogszwaard. Tomyris,
Hoe zwaare rampen gy my voorftelt, my vei^wachten, ’t Berouwt me in ’t minst niet, dat ik dorst myn’ plicht be•nbsp;trachten.
Ligt haalde ik op my zelv dit onweer; maar gy weet.
Welk
-ocr page 15-TREURSPEL. 3 Welk een bekommering my Cyrus lyden deed.nbsp;Ik^agzyn wenfchen tot Mandanes huuwlyk ftrekken.nbsp;Dit huuwlyk moest in my gegronde vrees verwekken:nbsp;Cyaxares, zoo naauw met Cyrus door dien bandnbsp;Vereenigd j wierd te fterk, te magtig voor myn land.nbsp;Gy w^eet, wy worden van den Meder afgefcheidennbsp;Door den Araxes, die zyn’vloed dryft tuffchen beiden»nbsp;Wat zou die Nagebuur, eens met den Perziaannbsp;Verbonden, nu is hy te ontzachlyk, niet beftaan?
De vryheid was altoos by ons het dierst. Geen keten Voege immer aan de hand van ftrydb’re Maflageten.
’k V oorzag, en, Gelonide, ik dacht, het ongeval Moest voorgekoomen zyn. ’t Begunstigde my all’.
De Koning Krezus bragt, door y verzucht gedreeven^ Heel Azië te been, om Cyrus te weêrstreeven.
Dit gunstig tydstip nam ik waar,’k vergaarde een vloot, Ik deed een magtig heir aan boord gaan, en geboodnbsp;Spargapizis, om met de hem vertrouwde bendennbsp;Den Heven door d’Euxyn naar Sinopé te wenden.
Hy land. Cyaxares, ontzenuwd door de rust,
Word van dien linkfèn flag des lots welhaast bewust: Maar krachtloos, zonder volk, wat zou hy toch beginnen?nbsp;Hy vlucht dan, ziende niets door tegenstand te winnen,nbsp;Zorgt voor zich zelv’, en laat, door fchrik gejaagd , zynnbsp;Zyn kroost enRyksprinfes in ’s overwinnaars hand. (land,nbsp;Deeze Erfopvolgster van zo uitgeftrekte Staaten (ten*nbsp;Werd dus myn’ krygsbuit, dien ’k my heb verzeek’ren laa-De zorg myns Zoons heeft uit haar hof haar hier gebragt Jnbsp;En ’k heb met haar het lot van Azië in myn magt.
Nu eifchthaar Cyrus door de wapens; dochhybeeve, Zoo ik gedwongen word, dat ik haar wedergeeve.nbsp;Gelonide.
Gykunt...
Tomyris.
Het is genoeg: ligt word ge in ’t kort geleerd, Wat Tomyris vermag, door wanhoop geregeerd.
A 2 nbsp;nbsp;nbsp;tteÉ
-ocr page 16-4 T O M Y R I S.
Het is de gloriezucht alleen niet, daar ’k door brandc: Dat Cyrus rny vcrfmaad’; ik heb rnyne offerhande.
’k Betuig hier by uw’glans, ó Fakkel van ’t Heelal, Dat haar de dood , de dood alleen verloffen zal!
DERDE TO ONE EL. Tomyris, Gelonide, Aripithes.
Aripithes.
1-evrouw, ’k zie d’Afgezant van Cyrus herwaarts koomen.
Tomyris.
Hy nader’.
VIERDE TOONEEL.
T OM YRIS,
M
JLT J.e
Gelonide, Artabazes, gevolgd Artabazes.
^nkel door zyn goedheid ingenoomen Toont de Overwinnaar zich gereed, om af te ftaannbsp;Van ’t recht der zege; ja, Mevrouw, hy bied u aannbsp;Om zelve nog Meestres van’tlotuws Volks te weezen.nbsp;Gy weet tot hoe verre u Vorst Cyrus is te vreezen.nbsp;Maar Ichoon zyn arm u kan verpletten, houd hy diennbsp;Te rug, om u den Vreê, grootmoedig, aan te biên.nbsp;Wil flechts, herftellende het geen ’er is misdreeven,nbsp;Cyaxares terftond zyn dochter wédergeeven:
Zoo wend gy al den ramp van uw’ gedreigden Staat. T OM YRIS.
Gy Ipreekt van misdryf. Ai, myn Heer, met welk gelaat
Kuntgymyroemen op uws Overwinnaars goedheid? Dien Overwinnaar, die geen maat kent van verwo edheid.nbsp;Noch geen verzadiging van bloeddorst; over de Aard’nbsp;Door ’t heilloos klaat’ren van zyneuveldaan vermaard.
Hoe nu, kan hy Mandane in onzemagtniet lyden ? Hy, die het recht van Goóii en menfehen durft beür yden;
Zyn’
-ocr page 17-TREURSPEL. 5 Zyn’ troon op wrakken bouwt, en’t deerlykoverfchotnbsp;Van Koningkryken ? Moet niet Sardis ’t haatlykst lot.nbsp;Zoo wel als Babel in zyn daverny verduuren?
En heeft zyn woede hem by all’ de Nagebuuren ,
Ja zelfs tot voor den wal van Memfis niet gevoerd, Terwyl hy ’t overal door fchrik en angst beroert?nbsp;Waar zyn in Azië nog Vorsten, welker Staatennbsp;Hy voor ’t verwoestend Haal heeft overig gelaaten?
Hy fleept een twintig tal Gevangenen, wier hoofd Hy ’t wettig Rykslieraad, moedwillig heeft ontroofd,.nbsp;Aan zyne zegekar; en zonder te overweegen Cgen,nbsp;Waar door hy ’t recht op die rampzaal’gen heeft verkree-Nu klaagt, befchuldigt hy, veroordeelt, enontvouwtnbsp;Gelyk een misdaad, dat men hier Mandane houd:nbsp;Terwyl hy, zelf niets doendeals Koningenvertreeden,nbsp;Zich Heldendaaden maakt van vloekb’re gruuwzaam-heden.
Wenscht hy de Ryksprinfes, die hy 7,0 hevig mint, Te ontfangen van de hand, waar in zy zich bevind,nbsp;Hy ftaa vry willig af van de overheerde troonen; (nen.nbsp;Dat hy zelf’eerst durve een grootmoedig voorbeeld too-Om ons te wekken; en ’k beloof, wen hy het doet.nbsp;Te zullen zien, myn Heer, of ik hem volgen moet.
Artabazes. nbsp;nbsp;nbsp;(dwinge.
Ik ftaa verfleld, Mevrouw, en, fchoon ik my be^ Ik kan niet zwygen op ’t geweld der lasteringe ,nbsp;Waarmeê een Vorst, alom geè’erbied, word gehoond.nbsp;Zyn deugd nochtans, in fpyt der driften, die gy toont,nbsp;Blonk veel te wyd, om u bedekt te zyn gebleeven.
Loch ’k moet, geperst, om aan zyn glorie recht te geeven, Daar van ’t geheugen hier vernieuwen. Ken den Held,
Die by zyn Vaderen der Goden Meester telt;
'k
Voor zyn’ geboorteftond de Koningen deed beeven, Geheel het Oosten hulde als aan zyn’ meester geeven ;nbsp;En om wiens grootheid te verkondigen de glansnbsp;Des Gods, die ons verlicht, bezweek aan ’s Hemels trans
-ocr page 18-’k Zwyg van Astyages, lyn onnatuurlyk woeden,
De teedre zorg der Góon, het wonderbaar behoeden,
En hoe hunne Achcb’re hand hem hebb’ ten troon gevoerd.
Die V orst, die de Aarde in zyn geboorte had beroerd, Deed in zyn Heerfchappy een’ iieven Vreê belecven;nbsp;Tot hem ’c hoogmoedig Hoofd der Lydiers, gedreeven ,nbsp;Om ’t Raadsbefluit te doen vervullen van de Goón,nbsp;Beftookte; en yïings zag verbryz’len zynen troon.nbsp;Nicocris zoon, gezweept door de eigen Razernyen,nbsp;Kreeg binnen Babel haast zyn deel aan Krezus ly’en.nbsp;Dus was ’t noodlottig eind van datverbondfehap. AH’,nbsp;Die volgden, wierden Hechts gefleept door hunnen val:nbsp;Terwy! Vorst Cyrus, door zyn aangenaam regecren,nbsp;Zyne Onderdaanen vond in zoo veel Opperheeren,
Als x^-zië voorheen den Scepter voeren zag.
Cyaxates alleen, wien de algemeene flag Verfchoont. ziet Cyrus roem met geene afgunftige oogen.nbsp;Wraakt ’s Vaders dwaaling zelf, erkent het Alvermogennbsp;Der Goden, dat zoo klaar den Perzen de Oppermagtnbsp;Van Medië opdraagt; en, vernoegd in zyn gedachtnbsp;Te bly ven heerfchen, maakt zich tot den afftaud vaardig,nbsp;SchiktCyrus , ziende hem ’t gebied van ’t Oosten vs-aardig,nbsp;Zyn’ troon, cn te gclyk zyn Dochter, hem ter Bruid.nbsp;Dus voegt zich eind’lyk ’t ail’ naar ’t Opperfte befluit.nbsp;T o M Y RI 3.
En ik alleen dan, ik zal dat befluit beletten.
Zoo om te Ecbatané hem op den troon te zetten, ïvlandanes echt hem moet verheffen, weet, dat hynbsp;Zyn wenfehen vrucht’Ioos ftreelt met de Opperheer-fchappy.
Liet ik twee Ryken, nu zoo magtig, zich verbinden, ’k Zou myn Tyrannen haast in myn Gebiiuren vinden,nbsp;’k Ben vry; en eer ik my tot flavemy begaf,
Vfrlopre ik ’t Leven met den Koningklyken ftaf.
Artabazes.
Neen; Cyrus, vaardig om den loop der Krygsbedryven Te lluiten , Iaat, Mevrouw , u Kroon en Scepternbsp;blyven:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Hy acht uw leven hoog; en fchenkt u zelf den Vree. Aanvaard dien; haal op u geen verder Oörlogsweê.
Gy hebt, met naar den raad myns Konings niet te hooren, In ’t barnen van den llorm reeds eenen zoon verlooren.nbsp;Tom YRis.
En dat ontfteekt my op den Wreedaard.
Artabazes.
Rekent gy,
Dat ’s Noodlots flrafheid aan een ’mensch ter misdaad zy ? De hand van Cyrus bragt uw’ zoon niet om het leven;nbsp;Toen hy hem zag, had hem de geest alreê begeeven.nbsp;Wat toch vermogt hy meer dan ’tgeen hy heeft betracht?nbsp;Hy zond hem herwaarts met een Vorstelyke pracht;nbsp;Om ’t moederlyke hart, en de uitvaart te gehengen.
En troost van traanen metzyneasch te mogen mengen.
Tomyris. nbsp;nbsp;nbsp;(fen. Kan
Yd’le achting! haat’lykc eer! Ach ! ’k moet hem ftraf-Myn gramfehap langer zyn bedwongen! De Tyran Heeft zorg gedraagen haar onbluschbaar te doen branden.nbsp;Vergeefsch jaagt hy zyn’ naam met fchrik door allenbsp;landen;
Vergeefsch denkt hy my door gew'igt van mogenheid 'Ie plett’ren: dat hy beev’, zoo hy hier langer beid’.
Op ftraftloos misbruik van zyne overmagt hovaardig. Verwaand op dapperheid, den naam van wreedheidnbsp;waardig,
Braveert hy me, enbefpotmyndroefheid. MynenZooq Zend die Ontmenschte my, maar in een doodkist! Go6n!nbsp;Uat hy meontvliede; of, om zyn trots heid te ver-neêren,
Zal ik Mandane doen in de eige doodkist keeren.
Ze is levenloos, wen hy zich hierop durft beradn ;
En hy alleen doemt haar de doodftraf te ondergaan.
8 T O M Y R I S.
ArtAbazes. nbsp;nbsp;nbsp;(toorer. .
Wathooreik? Hemel! Vrees, Vurftin, myn’s Konings Tomyrisnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ooren.
Zeg my niets meer ; maar breng myn antwoord hem ter
Tomyris, Gelonide.
Ag e boni de.
ch! w'at beftaat gy Dat dit dreigen niet in ’t kort Een fchrik’lyk onwcêr op ons hoofd ter neder ftort!
T OM YR I S.
Wel hoe! gelooft gy dan, dat Cyrus, onbezonnen Een’ aanflag, vol gevaars zou onderneemen konnen;nbsp;Waar door Mandanes dood verhaast wierd ? Neen,nbsp;veel eer
Legt hy de wapens, om haar te behouden, neêr.
Zyn aftocht zal wel haast u in uw klachten fluiten. Gelonide.
Wat vonnis voor zyn min ! waar toe moet hy befluiten! Hy ziet zyn Minnaares geprangd in ketens, maarnbsp;Verlaat haar trouweloos; of word haar Moordenaar.
T OMYRIS.
Eeklaagt gy hem?’k Verdien veel meer beklaagd te weezen Dan hy,
Gelonide.
Het ftond alleen aan u om niets te vreezen. Tomyris.
Helaas!
Gelonide.
Had de eerzucht niet, Vorflin, tot deezen dag. Op uw verheeve ziel alleen maar het gezag ?
En kan ’t verlies eens zoons u nu zoo verr’ vervoeren ? Zie Ariantes u. . .
Tomyris.
Ja, hy kan my ontroeren.
i nbsp;nbsp;nbsp;’k Mogt
-ocr page 21-’k Mogt in Spargapizis, gehoorzaamheid gewoon, Altoos een’ Onderdaan befchouwen met een’ zoon ;nbsp;Daar Ariantes, trots, niets doet dan my weêrftreeven:nbsp;Zyn hoogmoed word op nieuw door ’s broeders doodnbsp;gefteeven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(meer,
'k Gaf hem Isfédons kroon ; ’t is vrucht’loos, hy eischt Noch is voldaan, tenzy hy over my regeer’.
Gelonide.
Mevrouw, hy is hier tot uw’ onderftand gekoomcn.
T OM YRIS.
’k Heb nader het geheim van zyne ziel vernoomen.
Hy dekk’ zich, zoo hy wil, voor ons; het is omniet: Dewyl myn yv’rig oog, dat door zyn veinzen ziet,nbsp;My klaar vertoont, tot welk een’ prys wy hem ver-kreegen.
Hy leent my zynen arm en hulp, doch ongeleegen; Daar hy voor deoogenvanMandanekwynt, myn’haatnbsp;Bedwingt, en myn befluit verydelt.
Gelonide,
Ik verllaa ’t,
Mevrouw; gy ducht, dat hy haar Koningin zal maaken ; En dat, Cyaxares eens flemmende in zynblaaken,
Hy u den Scepter uit de hand doe vallen.
T OM YRI S.
Neen.
’k Bekommer my niet om ontwerpen, buiten reên. Behaagde het den Goón, dat Ariantes liefdenbsp;Mandanes borst voor hem met minder afkeer griefde;nbsp;Dat zy zich voor zyn’ echt verklaarde! Ik wierd veel meernbsp;Gevleid in myne hoop, en lag myn gramfchap neêr:
’k Zou Cyrus zien verraan ; en my genoeg gewrooken. Maar, Gelonide, ik heb alreê te veel geiprooken;
’t Is tyd, dat zich myn hart geheel u openbaar’ ?
Dat hart fchynt u zoo fier, en onbeweeglyk; maar Gelooft gy, dat dat hart, op Cyrus dus verbolgen.nbsp;Hem haat, wanneergc my hem ziet geftreng vervolgen?
As nbsp;nbsp;nbsp;Ge-
-ocr page 22-Gelonide.
Mevrouw. . .
Tom V RIS.
De liefde maakt myn allerzwaarde pyn.
Gelonide. nbsp;nbsp;nbsp;(zyn?
Wat hoore ik ? Goden! Hoe! zou Cyrus ’t voorwerp Tomyris.
Gy weet, dat ik hem heb gezien, ó Myne zinnen! Behoefdet gy iets meer, om deezen Held te minnen ?nbsp;Een enkel opflag van zyne oogen wrocht myn vlam.
U , Gelonide, heugt den dag, toen hy hier kwam, En ’t overwinnend heir, langs deeze onzalige oordennbsp;Zich uitbreidde, als een Aroom, gezwollen uit zynnbsp;boorden.
My wierd een mondgefprek gebooden; ’k nam het aan; Waar van myn ziel tot nu zoo fel is aangedaan.
Myn hart, terAond verAaafd aan de ecdle Heidentrekken, Kon geenen Yyand meer in dien Monarch ontdekken.nbsp;Hy eischte de Prinfes wcêrom: maar was ik toennbsp;Niet min dan ooit in Aaat, om hem deez’ dienst te doen?nbsp;Gy weet, wat de uitkomst is geweest van ’t famen-fpreeken;
En dat wy onvoldaan weêr van elkand’ren wecken: Want Cyrus vroeg te veel; daar ik niets toe vrouw Aaan.nbsp;Doch ’t vuur der liefde glom in ’t heim’lyk feller aan.
’k Had onophoudelyk die trekken voor myne oogen; Myn ziel was diep gewond; enall’mynrustvervloogen;
Men bood aan Cyrus met myn’ Scepter myne hand:
Ik dekte dus door die gewoonte van ons Land Myn zwak ; en de eerzucht fprak voor myne tederheden.nbsp;Maar wat was de uitkomst ? Dat ik weig’ring heb ge-leeden.
De ondankb’re Cyrus loont myn goedheid op deez wyz’.^ Gelonide.
Dat de eedle Aerheid van uw ziel nu weê-r verryz’. Straf Cyrus, wreek u door uw minnevlam te dooven:nbsp;Vergeet hem.
T o-
-ocr page 23-TREURSPEL. it Tomyris.
Kan ik wel? En kunt gy dan gelooven.
Dat myne liefde zy te ünooren op één’ dag:
Om dat 200 kort een tyd haar’ gloed ontlleeken 2ag ? Hoe weinig weet gy ’t! Maar, in ’t geene ik thans be-
ginne,
Weet ik, ik 2elv wel, of ik haate, en of ik minne? Weet ik wel, of de drift, de ontroering vanmynbloednbsp;Den naam van liefde, dan van dolheid draagenmoet?
Ach ! daar ik onderneeme, om Cyrus af te fcheiden Van 2yne Minnaares, wreek ik my aan hen beiden; _nbsp;Maar met een wraak, die voor myn liefde dood’lykis.nbsp;Myn hart 2al klaagen: ’k zie, ik weet het voor gewis.nbsp;Myn Medeminnaares nochtans ïal met my klaagen ;nbsp;Myn ftraf min yslyk zyn, alsikhaar2eook2iedraagen:nbsp;En hier in zelfs zal ik gelukkig zyn, dat ’k haarnbsp;En ongelukkig zie, en heb gemaakt. Zie daarnbsp;AH’ wat my van ’t vertrek van Cyrus Haa te hoopen.nbsp;Maar dathyftraksbefluit’; deez’dag niet laat verloopen:nbsp;’t Is morgen reeds te laat Myn gramfchaplyd geweld,nbsp;En ’t is met fmerte, dat zy nog worde uitgelleld.
De Ondankb’re haast’zich; ofMandanegaat verlooren.
Gelonide, nbsp;nbsp;nbsp;(ooren. ..
Mevrouw, vrees, als den Vorst uw’ zoon dit koom’ter Gy weet, hoe weinig hy zich aan uw wetten bind:nbsp;Wat zal hy nietbeflaan voor ’t heil van die hy mint.
Tomyri S. nbsp;nbsp;nbsp;(fchroomen.
Hy zelf hebb’ voor zyn hoofd, vermeet hy ’t zich, te Doch ik bedwing my in zyn byzyn, ’k ziehemkoomen.
Tomyris, Ariantes, Gelonide,
O R o N T E S.
Ariantes. nbsp;nbsp;nbsp;freid?
at wreede ramplpoed word, Mevrouw,my hier be-
Ï2 T O M Y R I S.
Indien ik het gerucht vertrouwe, alom verbreid, Tracht my uw wraaklust met ecu wis bederf te treffen:nbsp;Want ik aanbid Mandane; en des kunt gy befeffen,nbsp;Dat 5 als men toelegt op het (torten van haar bloed,
’t Staal, dat haar ’t leven rooft, myn hart doorbooren moet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Tomyris.
Hoe! waarom hebt ge u myn doodvyandin verkooren ? Ben ik verplicht, uw min te will’, myn’ haat te fmooren ?nbsp;Staat me eind’lyk ’t wreeken van den dood eens zoonsnbsp;niet vry,
Als tot zoo verr’, dat het zyn’ broeder aang’naam zy ? Of is, om dat ik u tot Koriing heb verheeven,
Het recht van Koningin my langer niet gebleeven?
Leg vry die trotsheid, Prins, zy voegt u geenszins, af. Bedenk, dat myne hand den ftaf aan de uwe gaf;
Ik hier wil heerfchen; en naar myne wet doen leeven. Gebie te Isfédon; daar moogt gy bevelen geeven.
Ar IA NT ES.
Zoo dat de Scepter, dien myn Vader my voorheen Had toegefchikt. Mevrouw, my als een gift alleennbsp;Der goedheid toekoomt vanmynmoeder? ’kMoetdannbsp;denken,
Dat gy me uw goed gaaft; niets verfchuldigd waart tc fchenken ?
Een zoon, die trotfer was dan ik, zou u misfehien In antwoord zeggen, dat hy hier zelfs mogt gebién:nbsp;En dat zyn Vader, door ’t benoemen van twee zoonen,nbsp;Na ’s broeders dood, al ’t recht hem gaf op beidernbsp;troonen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(men in,
Maar neen; regeer, en zwaai, ’k Item daar volkeo-Der Masfageten flaf, zoo lang gy leeft. Vorstin.
Zorg ondertusfehen, dat geen te ongerechte wetten, Terwyl ik Koning ben, my zoon te zyn beletten:nbsp;Noch dreig het'leven der Prinfes; op dat myn arm,nbsp;Beftierd door zoo veel min, ’t niet tegen u befcherm’.
To-
-ocr page 25-TREURSPEL. i?
TOM VRIS.
Schoon ik de ftcm vun myn rechtmatig ongenoegen Alleen te liooren hebbe, om my naar haar te voegen,
’k Vergeef het misdryf van ecu’ Minnaar echter ligt Aan mynen xoon. Nu hoor, wat gy my zyt verplicht,nbsp;’k Heb meer voor u gedaan dan gy had,wachten mogen:nbsp;En, zoo my de uitkomst niet te leur ftelt in mynnbsp;poogen,
Is u ’t bezit van uw Mandane haast bereid. (heid, Vaar wel; maar doe voortaan, door meer gehoorzaam*nbsp;Het geen de erkentenis op u vermag befchouwen.
ZEVENDE T O O N E E L.
Ariantes, Orontes.
WAriantes. nbsp;nbsp;nbsp;(trouwen?
at moet gc, Orontes, die dit hoort, en ziet, ver-Zy breekt voor de eerftemaal haar’ trots. Kan myn gemoed Verzekerd zyn voor my, en ’t voorwerp van myn’ gloed?nbsp;Orontes.
’k Ben door verwond’ring, ik beken het, opgetoogen: En ’t hart der Koningin had my altoos bedroogen,nbsp;Zoo die verandering my niet verbaasde. Heer.nbsp;Ariantes.
Het is van heden niet dat ik het kennen leer, (ken: Orontes; ’k Weet te veel, om dit niet klaar te ontdek-’k Befpeur zyn goedheên, en waar toemy die verftrekken.nbsp;Myn moeder veinst. Hoe meer verzeek’ring zy my deed,nbsp;Hoe ’k meer te duchten heb voor ’t geen ze inwendignbsp;fmeed.
Heb ik haar, dorrende naar bloed, niethonderdmaalen Het geen zy voornam door haar woede zien bepaalen!nbsp;Wees ze, alles off’rende aan haar achterdocht, hetfpoornbsp;Van bloed haar Kroost niet aan! En ging zy 't zelv’nbsp;niet voor!
’k Ys voor degruuwlcn, door myn’geest my opgc-geeven. , , nbsp;nbsp;nbsp;Maar
-ocr page 26-14 T O M Y R I S.
Maar moet ik beeven, zy zal op haar beurt ook beevcti.
’k Bezit de fierheid reeds des bloeds van Tomy ris: (mis, Wen ’k eens haar wreedheid neem; en ’t fpoor^ot zóó verr’nbsp;Dat ’k, om haar flappen na te volgen, my vep'aardig’,nbsp;Dan zal ’k een zoon zyu, zoo barbaarsch een moedernbsp;waardig.
Oronïes.
Zorg voor u zelven toch, myn Heer, ontzie, te ras Iets aan te vangen, dat wel ligt u dood’lyk was.
Gy kenthaar gramfl:hap,die,vol woestheid in ’tverhelfen...
A RIA N T E s. nbsp;nbsp;nbsp;(ten,
Ach! laat diegramfehap, zooverfchrikkelykmytref-Als zy ’t gevoeligfte van myne ziel niet raakt!
’k Weet, dat ik, minnende, en in myne min gewraakt, Met minder y ver my moest voor Mandane k wyten.
’k Zeg meer; ’k voorzie, dat ik my zelv’ eenszal ver-wyten.
Behoed te hebben eene Ondankb’re; op dat zy my Tot loon verachte, en voor myn’Medeminnaar zy.nbsp;Maar eind’lyk, welk een lot my ook mooge over-koomen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(fchroomen;
’k Aanbid haar; haare dood is ’t ergst, my ’t meest te En’k zou geen meester van myn drift zyn , zoo’k vernam,nbsp;Dat van myn Moeders hand de flag haar óverkwam :nbsp;Niets zou myn hart, gebragt tot wanhoop, overweegen.nbsp;’k Ben op deez’ plaats zoo hoog in magt, ais zy, gefteegen.nbsp;Haar volk, waarinikklaareenzuchtvoormy befchouw,nbsp;Ontfangt met wederzin de wetten van een Vrouw-’k Ben zelfs getoetst; men wistmy heimelyk te melden,nbsp;Dat, wilde ik’t flechts, men hier myn rechten zou doennbsp;gelden.
Terwyl aan d’and’ren kant, een cedle Heldenmoed Myn Isfedoonen noopt, die honderdmaal hun bloed,nbsp;Om my in mynen rang te flellen, zullen waagen;
Zoo dat zich Tomyris in ’t eind des zou beklaagen; En door de baaren, die zy branden deed, misfehien
, Haar’
-ocr page 27-TREURSPEL. is
Haat’ eigen hoogmoed op een klip gebryzelt zien.
heeft niet noodig woede in myn’ gemoed te wekken, Te veel reeds . . . Maar wat koomtAripithes ontdekken.^
ACHTSTE T O O N E E L.
Ariantes, Orontes, Aripithes.
AAripithes. nbsp;nbsp;nbsp;Cdeld,
ch, Heer! fpoed u ter hulp : de Scyten, doodfeh out. Zyn langer niet beftand voor ’t Perziaansch geweld.nbsp;ARI A NTES.
Wat zegt gy ?
Aripithes.
Cyrus heeft ons onverwacht befprongen, En is tot midden in de tenten doorgedrongen.
Ariantes.
Goón! Cyrus midden in de tenten ?
Aripithes.
Aan den gloed
Van zyne Wapens is hy kenbaar uit den ftoet;
Maar zyne Hagen, daar hy alles voor doet buigen,
Zyn klaarder blyken, en die zeker overtuigen. Ariantes.
Orontes volg my; dit gevaar lyd geen beradn:
’k Moet dien Meêminnaar myn Prinfes betwisten gaan.
Einde van het eerjle Bedryf.
16 T O M Y R I S.
EERSTE TOONEEL.
Ariantes, Orontes.
NAriantes,
een, wil de hevigheid van myn gemoed niet wraaken, Noch doem een’ toorn, die zoo rechtmatig iny doetnbsp;blaaken.
Maar, Tomyris, vergeefsch weêrhield gy my ; ik zal Myn’ Broeder wreeken, nu het gunstige gevalnbsp;Zyn’ wreeden Moorder heeft gefield in pnze handen.nbsp;Orontes.
Vernoeg u, Heer, dat gy een’ Koning floegt in banden, Die ’t gansch Heelal dit lot bereidde; en fmaak het zoetnbsp;Van een verwinning, die uw’ roem en Heldenmoed (nen.nbsp;Zoo hoog doet klimmen als uw wenfehen ftrekken kon-A riantes.
Myn Medeminnaaris door mynen arm verwonnen; Maar zoo hy ’t licht niet derft, heb ik het al beftaannbsp;Voor mynen roem, en niets voor myne min gedaan.
Gy kent zyn dapperheid; hoe hooger ze is te roemen,
Hoe myne veiligheid hem meer ter dood moet doemen.
en
Ja, ’k moet hem flachten, wy lik ’t eind’lyk doen kan;
Ik vrees hem nog, geheel Verwinnaar als ik ben.
Gy zaagt hem nevens my. Wat moed! Hoe veder leven Heeft hy zyn moordend ftaal ter offerhand gegeeven!
’t Viel alles neder voor de flagen, die hy bragt:
Zy kwaamen van een meer dan menfchelyke kracht.
’k Herdenk ze zelf niet zonder fchrik. Op duizend klingen Heb ik dien Oorlogsheld kloekmoedig in zien dringen:nbsp;Vervaarlyk, heel bedekt met ftof en bloed , vloog hy,nbsp;Zich baanende overal een’ weg, van ry tot ry.nbsp;Deafgryfeiykedood ging voor hem. Schoon de fchaaren,nbsp;Die hem verzelden, reeds geheel verwonnen waaren,
TREUR Hy, onverwin’lyk, dwong de
L. 17
was gedaan
en t
Geweest, Mandane zou in vryheid heden (laan,
Waar ’t niet verhinderd door myn dappere fffedónen. Goón! K ónden zy hun trouw my ooit volmaakter toonen!nbsp;De kracht van Cyrus, in het eind door ’t groot getalnbsp;Onnut, verried hem in het aakligst ongeval.
Maar ’k achtte ’t weinig hem te kluisteren ; vcrivbecét Viel ’k op zyn leven aan 5 en zonder myne Moeder jnbsp;Had ik, Orontes, hem myn Broedersfehim ten zoetinbsp;Geflagt. Myn Moeder zelv weêrhfeld me in ’t eerfténbsp;woên:
Zy, zy verbood my hem den flag des doods té geeveti; Wat reden heeft zy om te zorgen voor zyn leven?
Acht zy haar wraakzucht niet genoeg te zyn gedaan ^ Als zy dien vyand ziet in haaren haat vergaan,
En door een’ enk’len flag ten afgrond nedetdaalen ? Noch kan zy de ys’lykheid van haare ziel feepaalenjnbsp;Ten zy het offer, ftreng gefolterd, neder ftort’;
En met zyn bloed het graf haars zoons bezoedeld yvörd’ i Orontes.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ken^
Neen, zy is minder wreed, myn Heer, en durfde ik den-Om, zonder de eerbied voor een Koningin te krenken, Te mogen dringen in haar hart, ik zou misfehiennbsp;Min blyk daar in van haat dan teedre liefde zien;
A R I A N T E s.
Hoelzou myn Moeder voor myn’ Medeminnaar blaaken?
OltONTESi
Ariantes.
Die liefde moet zyn noodlot zeker maakeri | Maar kan ik ’t denken ?
Orontes. ,
Hoe! Gy zelf, gy zaagt dan hletj Wat drift haar prefl:e,en wmlkeen’ angst zyblyketi lietjnbsp;Toen gy den dolk, gereed om Cyrus hoofd te trëffeti 5nbsp;En voor altoos ü van de vrees voor hem te oiithefféfl ?
B nbsp;nbsp;nbsp;Al'
-ocr page 30-Alleen had neer te flaan? Laat of-, dus riep ze u toe, y^emolg niet verder; dat uw hand hem niet misdoe \
Of maak U vaardig, om bet licht met hem te misfen.
Dit woord, myn Heer, ontfliptc aan haar geheimcnisfcn.
A R I A N T E S.
Ik heb dat woord gehoord, en wederhield den flag! Ach! ’k open eindelyk myne oogen. Haar gedragnbsp;Is my oprecht verhaald door ongeveinsde vrinden;
Men zei, dat zy zich trachtte aan Cyrus te verbinden; Dat haare en myne kroon hem zou gebooden zyn.
’k Verwierp het als een valsch gerucht; Want welk een fchyn.
Wat reden toch, om van een Koningin te denken.
Dat zy haar glorie zou tot hier toe kunnen krenken?
A Hemel! Cyrus moet myn mededinger dan In alles weezen, wat myn ziel bekooren kan!
Maar ’t zy hy toelegg’, om my myn Prinfes te ontrooven ; Het zy zyn ftaatzucht hem myn’ Scepter durv’ belooven,nbsp;Hy ’s even fchuldig; en myn hand zal hem gewisnbsp;Deswegen ftrafFen, nu ’t in haar vermogen is.
’t Wil ’t alles,alles dringt me,om daar toe tebefluiten. Ja,’k zal den loop van al zyn grooteontwerpen fluiten:nbsp;Al zou myn Moeder met geheel haar razerny ,
Ten kofte van myn bloed, zich waap’nen tegen my. Orontes.
Vrees dat haar razerny zich ftorte op liever leven; Schroom voor uw Minnaares.
Ariantes.
Helaas! Dit doet my beeven. ’k Waar zonder zorg, myn vriend , waare ik flechts zon*nbsp;En zou, in weêrwil van de vlyt der Koningin, (der min,nbsp;Myn’ vyand midden in zyn’ kerker ligt bekoomen;nbsp;Daar ’k in den wellust van zyn bloed te laaten flroomen ,nbsp;Myn’ onverzoenb’ren haat wel haast gebluscht zou zien.nbsp;Orontes.
Bedwing die gramfehap, zoo gevaarelyk. Indien Gy wilt voorzichtig zyn, inoetgy uw Moeder leeren ,
Dat
-ocr page 31-TREURSPEL» 19 P^at ïy haar hand weérhouwe,om uwe hand tekeeren.nbsp;Uus zal ze altoos, eer zy befluit om toe te flaan,
Uit eige veiligheid zich eerst met u bcraan;
En gy zult beiden, voor het geen gy mint vol zorgen , Elkand’ren ftrekken tot verzekeraars en borgen.nbsp;Ariantes.
Goön ! Zal ik dan geftaag niet moeten lidd’ren? Maar ’k Zie Tomyris: Men berg’ zyn zielsgeheim voor haar.
TWEEDE TOONEEL.
Tomyris, Ariantes, Orontes.
W nbsp;nbsp;nbsp;Tomyris,
ie gaf u recht op ’tlot van Cyrus? Welke reden Voor die vermetelheid? Ai, wil my dit ontleeden.
Ik zie myn achtbaarheid en hoog gezag verfmaSn, Terwyl gy voor myn oog hem durft naar kleven liaan.
Ariantes. nbsp;nbsp;nbsp;(Moeder?
Hoe! Waar op böuwt ge een’ toorn, zoo redenloos, myn Heeft Cyrus u geen’Zoon ontrooft, my geenen broeder?nbsp;En kan, nu ’t Godendom hem in myn handen gaf,nbsp;Hetmy verbooden zyn, dat ik den moorder ftralT?nbsp;Spargapizis, wien die Barbaar het licht doet misfen ,nbsp;Zwerft langs den oever nog van ’t ryk der duifternisfen:nbsp;t Is door dit offer, dat zyn fchim haar rust verwacht.nbsp;Daar nu ons hart, Élevrouw, een’ zelfden plicht betracht.nbsp;Kan ’t iets verfcheelen, of uw zoon het van zyn moeder,nbsp;Ean of myn broeder het ontfarig’ van zynen broeder ?nbsp;Tomyris.
Hem off’ren?... Hemel! en bedenkt gy watgy zegt? Weet gy, hoe vast de grond van Cyrus zetel legt?nbsp;Den zeekren ondergang, voor onzen Staat te wachten?nbsp;’t Getal der Vorllen ? De vereeniging dier magten ?
Ja, hoe veel armen, die men ydel weêrftand bood Zich zouden wapenen ter wraake van zyn’ dood ?
Wat zegge ik? ’t Heir alleen van Cyras is tefchroomen:
Ba nbsp;nbsp;nbsp;Volkt
-ocr page 32-*D T O M Y R I S,
’s Volks woede en ongeduld is hoog genoeg gekoomcn Door ’t enkel houden van hun opperhoofd: en fchoonnbsp;De kans ons gunrtig was, de Perziaanen vloón,
En eenigen van hun door onze Hagen vielen,
Zy zyn nog magtig om ons allen te vernielen-Veel beter zy hy met voorzichtigheid bewaard:
Op dat, wanneer op nieuw een (form zich openbaart, We een middel hebben, om ’t gevaar van ons te wceren»nbsp;Ar I antes.
Metis myn plicht, Vorftin, uw hooge wetten te eéren. Maar dorstik zeggen, ’t geen ik vrees...
Tomyris.
Spreek, ’t {laat u vry;
En openbaar my, wat van uWe zorgen zy.
A Ri antes-
Wel, wy! ’t my vryftaat, zal ik ’t ongeveinst doen hooren. Myn vrees is, eens den tyd te zullen zien gebooren.nbsp;Dat dooruwkeur, hy, dien wy thans gevangen zien,nbsp;Wel zoo veel magt verkryg’, om ook my te gebién.nbsp;Ik weet uw rechten op een’ zoon; eer hun vermogen jnbsp;Maar kan de grootheid van myn’ vyand, metgeeheoogen.nbsp;Geheel van achterdocht bevryd , befchouwen: ennbsp;Indien ik wel bericht, van ’t geen gy voornaamt, ben,nbsp;Kan’k naauwly ks op dit ftuk genoeg bekommerd weezen.nbsp;Tomyris.
Men diende u wel. Maar zy, die in myn’ boezem leezen, En u geheimen, die aldaar gefchreeven (taan,
Getrouw verkondigen, terwyl zy my verradn,
Zynzy wel tot den grond gedrongen met hunne oogen^ En weeten zy , dat hen myn hart niet hebb’ bedroogen?
Gy weet.hoeCyrus door deheerschzucht wordbeftierd. Zoo ooit door d’echlMandane aan hem verbonden wierd,nbsp;Zou by it vermogen van den Perziaan niets haaien.nbsp;Nog magtig zvn , om zyn ontwerpen te bepaalen;
En ’k heb, zal ’k op myn beurt u niets verbergen, Zoon, Tot Weering van deez’ echt myn huuwlyk aangeboón*
Maar
-ocr page 33-Maar kostgy my bekwaam tot 7,00 veel laagheid vinden, Dat ik 70U willen, door een fchandelyk verbinden,nbsp;Aan ’t voorwerp van myn’ haat my zelve leevren ? Neen;nbsp;Ik zocht Cyaxares en Cyrus Hechts van eennbsp;Tefcheiden; hen, in ’t geen zy hadden voorgenoomen,nbsp;Door myn voorzichtigheid (waar ’t mooglyk) voor tenbsp;koomen;
Het te veryd’len, ons te redden, en niet meer. Ariantes
Mevrouw, vergeef,zoo myn geflingerd hart, te zeer.... Tomyris.
Ik moest u ftraffen, om ’t befpieden myner daaden. Doch hoe weêrfpannig ge ook myn wetten moogt vet'nbsp;fmaaden,
Hoe min gehoorzaamheid gy my bewyst, gy zyt Myn Zoon ;dit kan ik niet vergeeten. Ja in fpytnbsp;Van uwe koelheid, die vergeefsch my poogt te ontfteeken,nbsp;Voel ik het moeders hart, en hoor de liefde fpreeken:nbsp;Ja, ’k wil u dwingen, dat gy ’t zelf gevoelen moet.
Ik zie met weêrzin, dat de tederheid van ’t bloed In uwen boezem word gefmoord door ftaatsbelangen:nbsp;Gy word op al myn doen van achterdocht bevangen.nbsp;Wel aan, men moet iets meer tot uwe rust beftaannbsp;En u verhelFen, dat geen Horm u neêr kan Haan.
Zoo lang als gy my vreest zult gy my niet beminnen: Want welda^n zelve, verr’ van ’t hart te kunnen winnen,nbsp;Wen zy verdacht zyn met den allerminften fchyn»nbsp;Doen niets dan, die ze ontfangt te meer ondankbaar zyn.
Ik wil dan, om uw ziel uit d’argwaan heel te llaaken, D van Mandane door haar’ echt verzekerd maaken.nbsp;Ariantes.
Goón! Van Mandane! Met wathoop word ik vervuld?
T OM YRIS.
Ja , ’k Zegge u toe, dat gy haar Bruigom weczen zult. Bedenk, hoe hoog ge als dan ziet uw vermogen ryzen;nbsp;Hoe veele ftaaten u gehoorzaamheid bewyzenlnbsp;B 3
-ocr page 34-Ariantes.
Achtgy dat de Prinfes zal ftemmen ?...
Tomyris.
Yd’le waan:
Gy hebt naar haaren troon, niet naar haar hart te ftaan. Op deezen prys zal ik het hoofd van Cyrus zetten.
Zy mint hem, dit ’s genoeg ; zy zal zyn’dood beletten. Doch zoo zy haare hand hovaardig u ontzeid,
Verr’ dat ik u weêrftreeve in uw gevoeligheid,
Ga ik , om uwe wraak volkoomen te vernoegen,
My tot haars minnaars val benevcn u vervoegen. Vertrek.
Tegen de Lyfivacbten.
Myn Wachten, maakt, dat Cyrus ftraks verfchyn*. Voor alles, dat wy hier alleen, en veilig zyn.
DERDE TOONEEL.
M nbsp;nbsp;nbsp;Tomyris, alleen,
yn Overwinnaar zal dan weder voormyneoogen Verfchynen. Groote Goón! Hoe word myn ziel bcwoo-gen!
Aan welke ontroering, wat gety ftaat zy ten doel!
Is ’t haat? Is ’t liefde? Of zyn zy ’tbeide, die ik voel? ’k Verlange, en vreeze, ik zoeke, en wenfche hem tcnbsp;ontvluchten;
Myn leden beeven, en myn hart loost bange zuchten. Het is die Cyrus, van wiens trotfe weigeringnbsp;Ik zoo gevoelig een belediging ontfing.
Ik wil hem fpreeken; maar waar over onderhouwen ? Zal ’k voor zyn oog een min, die ik my fchaaine, ontvouwen?
Word dus de fierheid van myn ziel door my gefchraagt ? Neen, frotlè Tomyris, dat ’s u te zeer verlaagt.
’t Is ftrafs genoeg, dat gy u ééns hebt zien verachten: Voorkoom een’ tweeden hoon»die zeker is.tewachten.
TREURSPEL. 23 Dc onbuigb’re Cyrus 7.011, tot overmaat van fchand,nbsp;Uw hart verlmaaden, na ’t verfmaaden uwer hand.
Gy, 6 myn toorn, verfchyn; u voegt hier te over winnen; Barst uit, en maak alleen u Meefter van myn linnen.nbsp;Dat Cyrus word’ geflagt... GeflagtF Goóu! welk eennbsp;woord!
Hoe! Ik, ik iclve 7.ou befluiten tot dien moord?... Ach! Is ’t niet beter, dat Mandane ’t licht verlieze?nbsp;Wat ftrafis zwaarder, die ’k voor myn’ ondankbre kieze ?nbsp;Maar’k zie hem zelv’. Myn hart.dat deernis nu verdwyn’:nbsp;Gy kunt naauw ftreng genoeg in hem te flraiFen zyn.
VIERDE TOONEEL.
Tomyris, Cyrus.
W nbsp;nbsp;nbsp;Cyrus.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ken?
aarom ontbied men my ? Kan u myn ramp vermaa-En is de wellust, dien myn neêrlaag u doet fmaaken, Nogonvolkoomen? Word uw hoogmoed niet voldaan,nbsp;Ten zy gy my, geboeit ziet fchand’lyk voor u ftaan?nbsp;Of wacht gy moog’lyk , dat me een laffe vrees voor ’t fter-Werpe aan uw voeten, om genade te verwerven? (vennbsp;Neen, vlei u niet, dat’k ooit zoo verr’vernederd word’,nbsp;’k Hou in den rampfpoed, daar my’t Lot in heeft geftort,'nbsp;Nog moeds genoeg, dat ik zyn’ wrevel durv’ bravecren:
’t Heeft my verraaden; maar het kan my niet onteeren. AVant fchoon ik bukken moest voor d’allerwreedftennbsp;Myn hart zal nimmer my verraaden in den nood. (dood,nbsp;’kBen 200 verr’ in uw magtdatgy vandeoogenblikkennbsp;Myns levens kunt, Mevrouw, naar uw gevallen fchikken.nbsp;Tomyris.
Terg de vervoeringen van myne ziel niet meer;
Staak my te hoonen door een nieuwe trotsheid. Heer.
’t Is reeds te veel voor my, dat ik een’ zoon moet wreeken. U voegt het deeze drift, die my gebied, te breeken.
Gy Weet, zyn bloed roept om een offer, hem ten zoen. ’k Wil geene aanbieding van myn trouw u verder doen:
B 4 nbsp;nbsp;nbsp;Neen,
-ocr page 36-24 T o M Y R I S,
Neen, mynsGevangens hand moet naar die eer niet dingcnj Zeis iny onwaard. Zie. Prins,hoe van uw weigeringennbsp;^t Geval my wreekt. Maar daar ’t my door uw voorbeeldnbsp;leert,
Dat ik ligt op myn beurt ook wieder word verneerd; En ik verplicht ben dit, 7,oo veel ik kan, te fluiten.nbsp;Moet gy tot afftaiid van Mandanes echt befluiten.nbsp;CYltüS.
Ik van Mandancs echt ?
Wel hoe dan! Beeld ge u in, Dat ’k n haar geeveu zal, nu, daar ik overwin;nbsp;l'erwyl ik moedig haar ontzeide aan uw begeeren,
Eer ’t zeker was, wie in den flag zou triomfeercii ?
’k Heb u voorheen gezegt, dat wy de flaverny Als ’t zwaarst ontvliên. De magt des Nagebuurs zien wy,nbsp;Word zy te groot voor ons, met zorg en misvertrouwen.nbsp;Het huwelyk, waar meê gy word gevleid, befchouwennbsp;Wy als een klip, die voor de vryheid van ons Landnbsp;Zou dood’lyk worden. Neen, hoop niet op deezen band.nbsp;’k Zeg meer; Mandane is in myn magt, ik ken de liefdenbsp;Van Ariantes; hy aanbid haar, die hem griefde:
Mc Wil zorgen voor myn volk , en vind verzekering Voor een’ rtandvasten vree in hun vereeniging.
Ja,dat myn Zoon haar trouwe.en deoorlogsfakkel doove, Cyrus.
Haar trouwen! Dat hy my yeeléer het leven roove. Tomyris,
Zyn hand had, zonder my, al rede dit beflaan;
.De wraak zyns broeders, en vanzyne min voldaan: Ja, hy verweet my hier nog flraks in hecten bloede.nbsp;Dat i{c het offer had ontrukt aan zyne woede.
Hy dwaalt nogtans, cn ’k wil, dat hy deez’ dag bely’. Dat, als men flraffen moet, ik beter tref dan hy.nbsp;ffc Laat and’re harten naar gewoonewraak zich voegen :nbsp;Uw bloed te florten zou geenszins my vergenoegen:
TREURSPEL, zs Een hart als ’t myne, zoo gevoelig, en zoo groot.nbsp;Weet zwaarder ttrafFen uit te denken dan den dood.nbsp;De ftaatzucht dryft u, en de liefde doet u blaaken:nbsp;Ach! door dees beiden wil ik u rampzalig maaken,
En leveren ten prooje aan foltering, waar van ’t Gevoelen voor uw ziel geen weêrga hebben kan ;nbsp;Als gy befchouwen zult uwe allerdierfte panden,nbsp;Meeftfes en Scepter in cens Medeminnaars handen.
Cyrus. nbsp;nbsp;nbsp;fchroom.
Die Medeminnaar voed geen liefde, of’k heb geen’ Dat hy, aanbiddende Mandane ooit hier toe koom’,nbsp;Om haar te dwingen.Maar,Mevrouw ik w’il eens denken,nbsp;Dat hy ’t ontzag vergat, zyn’ plicht belfond te krenken,nbsp;En wetteloos geweld gebruikte op myn Prinfes.
Wat ook zyn oogmerk waar’ : waant hy Cyaxares Door zoo onw'aard een daad te zullen overreeden,
Dat hy een’ vreemde laat op zynen zetel treeden? Indien zyn mond zich heeft verklaard voor myne vlam,nbsp;’t Gefchied, om dat ik fpruit met hem uit d’eigen ftam ;nbsp;Of haake ik, dat men my te Ecbatané zie kroonen,
Ik dreef daar naar niet door Cyaxares te hoonen.
Maar grond myn rechten op zyn dochters hart alleen: Dat is onwrikbaar, en ik ben gerust, dat geennbsp;Meêminnaar, wie hy zy, deez’ ichat my kan doen derven.nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tom Y RIS.
Het aanzien van de Dood, de naad’ring tot het derven Is fchrikkelyk genoeg, (fchoon gy u zeker acht}
Dat zoo een hart daar door aan ’t wank’len word gebragt. Cyrus.
6 Goden!
Tomyris.
Gy, myn Heer, moet haar hier toe bereiden. Of kiezen, om haar van het leven te zien fcheiden:
Te veel verwoedheid voert tot haar verderf my aan.
Ja, Zy zou derven.
Cy-
-ocr page 38-Cyrus,
Hoe! Wat heeft zy lt;ian misdaan? Tomyris.
Om haar belang zie ik een’ waarden zoon verllaagen; En nog durft gy, Barbaar, wat zy misdaan heeft, vraagen:nbsp;Dring my niet, meer daar van te zeggen; en beef vry,nbsp;Wanneer me één woord ontflipt, voor myne razerny.nbsp;Cyrus.
Barst uit,Ontmenfchte,ik zal u hooren zonder fchroomen; Maar fpaar Mandane, en doe al ’t onheil op my koo-Tomyris.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(men.
Neen; ’t is met moeite dat ik myne hand weêrhouw’. Voor ’t laatst, zy fchikke zich tot Ariantes trouw.
Gy , wees gedachtig, Heer, als ’k u laat by haar bly ven, Dat gy gelast zyt, om baar hier toe aan te dry ven.nbsp;Cyrus.
Gerechte Hemel!
Tomyris.
’k Weet de grootheid uwer ftraf; Maar fta veel ligt voor u gewenfchter offer af:
Zoo fel een’ haat, als ik haar toedraag, te verdooven, En van ’t genoegen van haar’ dood my te berooven,nbsp;Dit is niet zonder fmart. Doch, eind’lyk ,’t moet gefchiên.nbsp;Gy zult op deeze plaats terftond haar by u zien.
En weet genoeg, dat in dees weinige oogenblikken Het aan u ftaat, om van haar levenslot te fchikken;.nbsp;En hoe hoognodig .’t is, dat gy haar overreedt.
Wend alles daar toe aan: zorg, dat gy niets vergeet: Neem by haar, moet het zyn, de fchandelyke naamennbsp;Van Ongetrouwen, van Ondankb’ren, zonder fchaamen.nbsp;Vaar wel; neem toch den tyd tot haar behoud in acht;nbsp;En denk, dat ik haar met ontblooten zabel wacht.
----
-ocr page 39-*7
VYFDE TOONEEL,
V nbsp;nbsp;nbsp;Cyrus, alleen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fc^en,
erbaast,ontfteld,en van een’ doodfchenfchn'k beftree-Op’t hooren van dien last, zoo vol afgryflykheden , Blyf ik gevoelloos voor alle and’re rampen; ennbsp;’k Vergeet byna, dat ik voor ’t eerst verwonnen ben.nbsp;Hoe broos zyn, groote Goón! de fterfelyke Magten !nbsp;Dat Opperheerfchers, hoe verheeven, hun gedachtennbsp;Geduurig vesten op een’ fchrikkelykften val!
Ik hebmyn’ naam gevoerd aan de einden van ’t Heelal: ’k Heb groote Koningen voor myn gezicht doen beeven,nbsp;Hun ftaaten omgekeert,niets kon myn’ wensch weêrilree-ven;
En’k vinde in ’t einde my verwonnen door een vrouw. Nog is ’t het minst , dat ik me in ketenen befchouw:nbsp;Die vrouw, na zymy heeft ver wonnen, doet my fchrik-ken.
*k Voei door haar woede myn’gevesten moed verwrikken; Myn reden dwaalt; ik ben verbyfterd in ’t verlland.nbsp;Wat of ik Zoeken kwam in dit barbaarfche Land ?
6 Gy, naar welker bloed men tracht, zoo ongeduldig, Aan geene misdaad als myn droeve liefde fchuldig !nbsp;Koome ik van zóó verr’ ,en met zoo een groot gerucht;nbsp;Voert de yver my hier heen, dryft my de teérfte zucht,nbsp;Om, nu ik eindelyk u wederom befchouwe,nbsp;u niets te zeggen als, ik wankele in myn trouwePnbsp;En echter ’t moet. Ik heb ’t herroep’loos woord verftaan:nbsp;Het ftaal is vaardig, en men wacht om toe te flaan:
Ik mag niet twyf’len, of befluit om u te dooden.
Maar ’k hoor gerucht;men koomt. Ontzachelyke Goden! ^ is het zelv i ’t Is dus dat ik haar weder vind!
Wie kan ooit droeviger ontmoetep ’t geen hy mintP
S8 T O M y R I S, ZESDE TOONEEL,nbsp;Cyrus, Mandane, Cleone', Wachten,
M A N D A N E.
Let is dan waar; en ik zie Cyrus voor myne oogen ? Cyrus.
Ja,’k ben het ielf5Mevrouw,van ’t krygsgeluk bedroegen: En U Lot, op wiens gelaat men eer vertrouwen dorst,nbsp;Toont u den drogfilen, voor den vegerykften Vorst,nbsp;Mandane.
Daar ’t voo veel ftrengheid u betoont, kan Ik niet k'aagen, Noch morren,dat ik meé gevoel hebb’ van zyn flagen.nbsp;Held Cyrus ketens doen myn boeien ligter zyn:
Ely, zoo rampfpoedig, geeft verzaehting aan myn pyn. Cyrus,
Gy kent. Mevrouw, noch niet volkoomen de yslykheden. Waar meê wy worden door ’t verbitterd Lot beflreeden.nbsp;Mandane.
Hoe ’t zy, myn ziel braveert zyn’ allerwaarften flag; Gy kunt alleen...
Cyrus.
Helaas! Wat is ’t, dat ik vermag? Mandane.
My te beminnen; en dit kan myn’ w’cnsch volmaaken, V ernieuw'cn we ons den gloed, de kracht van ’t eerfte blaa-ken;
Herroepen we ons die trouw, zoo heilig aangegaan; Die liefde, door geen’ tyd, noch rampfpoed neêr te flaan;nbsp;Dien echt, die eenmaal voor altoos ons moest vereenen,nbsp;Zoo’n lief herdenken dryft alle onheil voor zich heenen!nbsp;Maar hoe ! gy wend uw oog naar elders: gy ontdek:nbsp;Gy zwygt!
C Y R U S.
öHemel! Welkeen nooddwang! Wat geweld!
Man-
-ocr page 41-TREURSPEL. öö Mandane
Ach'Hoeberoertgy my,myn HeerlWat moetik vreexen? Verklaar u: blaakt uw hart voor my niet als voor deezen ?nbsp;Cyrus.
Mevrouw, ach!...
Mandane.
Spreek, en (lel myn ziel niet langer uit j DiCj ongeduldig, niet...
Cyrus.
Wees Ariantes bruid. Mandane.
Ik Ariantes bruid ! En moet ik dcexe rede Van u verllaan ! Uy dan, gy xyt het, ach! te wreede!nbsp;Die my het kiezen van een’ and’ren bruigom raadt?nbsp;Cyrus
’k Weet, dat gV tot myn* echt gefchikt zyt: maar wat baat De trouw, die gy my hebt gefchonken, en zoo tedernbsp;Een min ? ... Myn hart....
Mandane,
Voleind,
Cyrus.
Neem uw belofte weder.-
Ja, ik verdien niet, dat uw boezem brand voor my. Ontroof me uw liefde; denk, dat ik doemwaardig zy :nbsp;Verban me, als voorwerp van uw’ haat, uit uw gedachten:
Ik ben....
Mandane,
Vervolg,
Cyrus.
6 Go6n!.. Dat men my wegbreng’, Wachteri, ZEVENDE TOONEEL.nbsp;Mandane, Cleowe',
W nbsp;nbsp;nbsp;Mandane,
aar ben ik, Cleoné, waar ben ik toegeraakt? Wat lot is ’t myne , en wat is my bekend gemaakt ?
ó Heit^
-ocr page 42-30
6 Heilloos onderhoud ! ó dood’Iyk famenfpreeken!
Die Cyrus, dien ik hier verwachtte om my te wreeken, Die Cyrus, die in al myn’ rampfpoed, fmaad en leed,nbsp;Myn laatfte troost bleef, die alleen my hoopen deed,nbsp;Om wien ik riep,en fmeekte, en, ligt, de Goón verftoordc,nbsp;Die Cyrus koomt in ’t einde ;opdathy my vermoorde!nbsp;Gy hebt, wat hy ten dienst eens Medeminnaars ried.nbsp;Gehoord. Wat wilde hy, wanneer hy my verliet,nbsp;Toch doen verftaan ? Hy is... Waarom dus afgebrooken ?nbsp;Ai my! de Wreede heeft ten halve Hechts gefprooken.nbsp;’t Is buiten twyfel, dat hy gruuwde voor den flag,nbsp;Dienhy my toebragt. Maar 2yn zwygen, zyn gedrag ,nbsp;Ja alles toont, hoe ik dit onderhoud befchouwe,
My niet dan al te klaar ’t verbreeken zyner trouwe. Cleone'.
Mevrouw, verfchoon my,zoo ik zeggen durv’,dat gy Te ras dien Vorst beticht van fnoó verradery,
Op enkele achterdocht. Neen, geenszins is te fchroomen, Dat in zyn hart zoo vuil een misdaad op kan koomen.nbsp;Mand ANE.
Ontfchuldig hem niet. Ach! Zyn misdryf is te klaar. Hebt gy dan zelve niet gezien, hoe koel hy waar’,
Toen myn ftandvafte vlam wierd voor zyn oog beleeden? Zyn heim’lyk wroegen bleek in de afgebrooken reden:nbsp;Ik kan niet twyf’len , dat hy my verraad’. Hy isnbsp;Voor my nog wreeder dan ontmenfchte Tomyris.
6ja, myn Cleoné, hy wil... Maar welk vermoeden, Wat denkbeeld treft myn’ geest,en voert dien aan tot woe-Zoo ’kAriantes woord geloof, bied de Vorftin (den!nbsp;Haar hand en Ryksftaf den ontrouwe, dien ik min.
Zou hy ze aan vaarden?...Kan ik twyf’len?Groote Goden! Het hart van Cyrus kent noch min, noch haar geboden Vnbsp;’t Is cnk’le ftaatzucht, die hem alles doet beftaan.
Voert hy zyn heirmagtuit het hart van Azië aan,
En rukt hy herwaarts, om myn boeien te verbreeken, Hy voelt zich door den gloed van myne kroon ontfteeken:
TREURSPEL. 31
Dit noopte hem, die prys docht hem der moeite waard. Doch nu het Lot, gekeerd, zich tegen my verklaart,nbsp;Acht Cyrus zekerst, zich aan deezes zy te voegen.
En, my verbalende, zyn ftaatzucht te vernoegen.
De ondank’rc mint niet, neen.
Gleone'.
Zeg eer, dat zyne trouw Nooit heerelyker blonk, dan op deez’ dag, Mevrouw:nbsp;Dat hy een liefde, die u zeker zou verpletten,nbsp;Verfmoort; u afftaat, om den bloeddorst paal te zetten.nbsp;Bewust, al wat de woede op Tomyris vermag,
Wykt hy, genoodzaakt, voor den ftorm, en fluit den flag. Dien hy van ’t onheil ziet op u te zullen vallen.
M A N D A N E.
Waarom fpaart hy my toch?hy zelf,het wreedst van allen I Waant hy, dat ballingfchap, gevangenis en pyn,
Ja de akelige dood gelyk te flellen zyn Aan ’t onheil, van het geen wy minnen te verliezen ?nbsp;Denkt hy, dat niet myn hart oneindig zou verkiezennbsp;Alle ander noodlot dan dit eene te ondergaan?
Ach! Kan hy ’t denken, nooit deed teedre min hem aan. Maar vrucht’loos neemt gy voor, myn hoop weêr op tenbsp;Zyneonverfchilligheid was duid’lyk tebefpeuren.(beuren:nbsp;Gewis,de ondankb’re fchenkt zyn hart,geheel zyn minnbsp;Aan Tomyris. Ik zwigt voor myne vyandin.
En moog’lyk dat deez’dag...Neen,dat wy hen verkloeken; Dat wy ’t niet lydeni Vlieg , ga Ariantes zoeken.
Hy toon’ zyn’ yver in my flraks te koomen zien.
En, mint hy my, dat hy me op myn begeeren dien’. Ach! zoo hy Tomyris van Cyrus af durft fcheuren,nbsp;Hoop hy vry ;tot deez’ pry z’mag hem myn hand gebeuren.
E'tnde van bet tweede Bedryf,
T Ö M Y t i Sj
EERSTE TOONEEL. Ariantes, Orontes.
Orontes.
^ a, Heer, door my maakt u de Koningin bekend j Dat Cyrus zelf zyn vlyt voor u hebbe aangewend ;
En dat hy, veinzende in zyn plichten te bezwyken, (Op dat Mandane mogt den flag des doods ontwyken}nbsp;U w liefde heeft gedient by zyne Minnaares:
Terwyl uw Moeder de vertwyf’ling der Prinfes,,
Die, om verlicht te zyn, verzocht heeft haar tefpreeken j Gebruikte,om d’argwaan in haar’boezem aan te kweeken.nbsp;Zoo dat gy Tomyris wel haast bedanken zult.nbsp;Wanneer uw wenfehen door haar zorgen zyn vervuld.nbsp;ARIANTES;
Mag ik me op ’t geen gy zegt, Orontesj wel vertrouwen; En myne hoop op die belofte weder bouwen?
Maar zou ik kunnen?.. Ach ! Wat is myn hart bereid Zich te bedriegen ! Zoo het Lot my heden vleit,
’t Gefchied alleen , om my gevoeliger te treffen.
’t Wil my, op dat myn val afgryslyk zy verheffen; En ’t goed, waar mequot;ê ’t my (Ireelt, die liefelyke waannbsp;Zal in een oogenblik, gelyk een droom, vergaan.nbsp;Myn Medeminnaar, in geluk.., Dit doet my yzen !nbsp;Myn hoop dwingt, dervende,myn woede te verryzen.nbsp;Dit is de hardfte van uw flagen, wreed Geval!
\ Stond door gewoonte voor myn rampen reede pal. Maar möet ik van een goed,dat ’k my niet dorst belooven,nbsp;Zoo na daar eind’lyk by, my weder zien beröoven,
Dan ftorte ‘t onheil op myn‘ Medeminnaar neêr! t)och iemand nadert ons.
TWËE^
-ocr page 45-33
TREURS PEL. TWEEDE T O O N E E L.
Vc
Ariantes, Orontes, Aripithes. Ar IPIT HES,nbsp;orst, Cyrus wacht op de eernbsp;Van voor een oo^enblik gehoor by u te erlangen:nbsp;’t Verlof der Koningin hier toe heeft hy ontfangen.nbsp;Ariantes,
’t Is wel, Aripithes, hy koom’.
DERDE TOO E L.
Ariantes, Orontes, Ariantes,
at word myn hart
Beroerd ! Gerechte Goón! Eene onbefchryfb’re finart Verfcheurt me, Orontes. Ach! Hoe zal ik zonder beevennbsp;Hein zien, daar de enkle naam myn wraakzucht doet her-lecvcn ?
VIERDE TOONEEL. Cyrus, Ariantes, Oromtes.nbsp;Cyrus.
'^^y triomphecrt, myn Heer, terwyl geu Meefter iiet Van eenen Koning, die, eer hem het Lot verried.
En door de zege, daar gy heden meé moogt praaien, Deed van den Ileilen top der glorie nederdaalen,
De grootfte Koningcn zyn w'ettcn eeren deed.
Vlaar fchoon u dees triomf met luider heeft bekleed ,
’t Vergramt geval doet u, in myn vernederingen,
Een’ nieuwen vinden, daargy zelfs niet naar dorst dingen: Ja, het verlaagt my tot zoo verr’, dat ik u fmeek’.
Ik word gedwongen, dat ik myne trotsheid breek’;
En met dit oogmerk heb ik herwaarts my begeeven.
Ik fmeek u om’t behoud, gy weet van welk een leven.
C nbsp;nbsp;nbsp;Gy
-ocr page 46-Gy kent het dreigen van een woedende Vorltinr Mandane moet vergaan, of ftemmen in uw min :
Zy moet verkiezen, zich voor een van beiden uiten, Of tot den dood, of tot uw huwelyk befluiten.
’k Voorzie haar weigering; ’k voorzie de wraak daar van; En gy,myn Heer, moet haar befchermen : want ik kannbsp;My niet verbeelden, dat haar Minnaar en Tyranncn,nbsp;Om haar te moorden, zich te fimen zullen (pannen.nbsp;Zelfs, wen het fchriklyk beeld des onvermydb’ren doodsnbsp;Haar ziel verraste, en haar, in ’tuiterfte des noods.
Zich deedverklaaren voor een huuwlyk, haar ter fchande, ’k Durf my vcrzeek’ren, dat, al had die offerhande.
Al had dat dierbaar goed nog duizendmaalen meer Aantrekk’lykheên voor u, gy niet zult willen , Heer,nbsp;Dat een doorluchtige Priufes zich kunn’ beklaagennbsp;Van u, als fchuldig aan den rampfpoed haarer dagen;nbsp;En als bezitter door geweld van eene hand,
Die u haar hart ontzeide, en elders was verpand.
Ari ANTES. nbsp;nbsp;nbsp;Csen;
En waarom waant gy, dat myn trouw haar moet mishaa-Of dat, my geevende haar hand ,haar hart zal klaagen.? Ben ’k haar on waardig, öm den troon, daar’k meé ver-Kan myne liefde haar niet ongetrouw doen zyn ? ffchynfnbsp;Of wierd al ’t geen ik deed tot redding van haar levennbsp;Te duur betaald, met my haar tederheid te geeven ?
C V R U S.
Kan ’t moog’lyk weezen , dat Mandane wank’len zou! Ik ken haar al te wel, dan dat men ’t ooit vertrouw’.nbsp;Zy mint haar’ roem, en zal haar ceden wel bewaaren.nbsp;Haar hart te misfen zou me ook weinig onrust baaren,nbsp;Indien ’t kon zyn , dat zy tot zoo verr’ zich vergat,nbsp;Dat ik , zelfs haare min voor u, te vrcczen had.
A Ri antes.
En gy, tot welk een’ trap durft gy u zelf vergeeten? Gy, heel met ketenen bedekt... Goón ! Hoe vermeeten! ••nbsp;Hoe verregaand een blyk van hoogmoed toont gy hier?
Gy
-ocr page 47-TREURSPEL. 35
Gy heft uw hart. zelfs tot verachting , niet min fier, Schoon gv verwonnen wierd. Wat zond gy meerderkon-Of ftouter fpreeken, als gy ons had overwonnen ? (.nen;nbsp;Cyrus.
Als ’t Lot de zege my op n had toegeftaan,
Myn hart had zich verkleind, van allen trots ontdaan ; En verr’ van dat gy voor myn’ hoogmoed had te vreezen,nbsp;Zou de overwinning my doen nederiger weezen.nbsp;Geloof dit. Koningen als Cyrus, zyn, wanneernbsp;Men hen verwonnen heeft, het meeste fier, myn Heer.nbsp;A R I A N T E s.
Maar weet gy wel, myn Heer, dat gy door my te hoonen, En eene trotsheid, zoo ontydig, te vertoonen,
Myn’ haat ligt dwingen kost, om uit te barlten ; cn Dat ik gevaarlyk in getergde gramfehap ben?
Cyrus.
Ja 'k weet, myn gantfehe lot, te fchikken van myn leven Is in uw magt, en die der Koningin gegeeven.
Maar kan het eigende Geval de magt, die ’t u Thans over my geeft, my niet fchenken overu?
Waar zyn Verwinnaars, waar zyn Koningen te noemen. Die op het vesten van hunn’voorfpoed konden roemen?nbsp;Zoo lang het Licht des daags den Sterv’ling nog bedraall,nbsp;En boven zyne kruin zich went’lend, ryst en daalt,nbsp;Zoo lang nog wankelt zyn geluk en grootheid tevens:nbsp;Ons lot hangt enkel af van ’t uiterst uur des levens.nbsp;Gyzelf,gy weet, myn Heer,dat een hovaardig Vorst,nbsp;Die de eigenzinnigheid des Lots trotfeeren dorst.
Voor myn gezicht, byna, om zyn vermetelheden Gedreng gedraft, een’ dood vol fchande had geleeden.
Maar drekt u Cyrus niet ten voorbeeld op deez’ dag? ^yn val is grooter, hoe men my verheev’ner zag:
En ’t allerlaatde der my treffende ongelukken Bewyst onfeilbaar ,dat het Lot met my te drukkennbsp;Slechts heeft gewacht; op dat het allerhevigst woed*,nbsp;My dus verneedrend’, dat ik voor u bukken moet.
Ca nbsp;nbsp;nbsp;Ari-
-ocr page 48-Ariantes.
’t Gaat eindelyk te verr’: dii onverdraagbaar hoonen.. . Doch een te groot belang verplicht me u te verfchoonen.nbsp;’k Verwyl inyn w'raak: en gy , dank uw behoudenisnbsp;Der goedheên t’uwaart en der gunst van Tomyris:
Het leven der Prinfes verknocht zy aan uw leven.
C Y R u s.
Ach ! Op dit woord moet al myn fierheid my begeeven. Mandane zal vergaan, tenzy gy haar behoed;
En ’t is tot u , dat ik my eind’lyk wenden moet. Welaan; gv zyt, myrgt;Heer,my een’geerkent’nisfchuldig:nbsp;Wyl ik voor de Prinfes myn liefde zoo zorgvuldignbsp;Verborg, dat toen ik van uw hand haar fprak, myn hartnbsp;Zyn zuchten inhield, niets ontdekte van myn fmart.
Zie daar. hoe ik voor u my zelven heb verraaden.
’k Wist,dat men trachtte met haar bloed zich te verzaaden: Een woord, een enk’Ie wenk der oogen, ’t onbedachtnbsp;Ontglippen van een’zucht had haar ter dood gebragt.
Ik veinsde me ongetrouw, ’k belloot om haar te derven; Op datgy,gy alleen, myn Heer, haar kost verwerven:nbsp;’t Staat niet door my , dat zy niet de uwe word’. Doch isnbsp;Haar hart, braveerende den haat van Tomyris,
Gereed , het graf voor een’ gefchuuwden echt te kiezen, Denk dan, dat gy haar mint ,fchoon gy haar moet verlie-Dat zy rampfpoedig is; en dat ,indcezeii nood, (zen;nbsp;Gy maar alleen haar kunt bevryden van den dood:
Gy zyt, uw liefde is ’t al, w'at haar is bygeblecven. Maar ’k zie de Koningin, myn Heer, ’k moet u begeeven.
V Y F D E T O O N E E L.
Tomyris, Cyrus, Ariantes, Orontes.
VT o M Y RI s, Cyrus wederhoudende,
ertoef, ontvlucht my niet ,noch vrees myn’ haat„ myn leggen onzen twist vooreeuwig heden néér. (fleer.nbsp;Mandane doet ons ’t eind van ’t bloedig krygen vinden.
CY.
-ocr page 49-37
U R S C YRÜS.
Wat hoore ik I
Tomyris.
Zy lal zich aan mynen 20011 verbinden, En met dit huuwlyk neemt de vrede zyn begin.nbsp;Gyrus,
Stemt dit Mandaue toe?
Tomyris.
Zy (lelt haare eer daar in. Cyrus.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(harte!
Met welke een nieuwen fchicht, Goónj grieft gy my het Tegen Tomyris,
Ontmenfchte triomfeer, verheug u in myn fmarte, Vernoeg uw wreedheid met het gruwelyk vermaak.nbsp;Dat ik het bitterde der lielsverdrieten fmaak.
Ik heb Mandane zelf verplicht my te verlaaten;
Door 3,1 te groote min, helaas! haar my doen haaten : Ik heb haar meer dan ik gewild heb overreed,
En voor uw razerny myn vlyt 200 wel bedeed.
Dat ik met eige hand een huuwlykstoorts doe blaaken. Waar voor ik yze, en die my moet rampzalig maaken.nbsp;Volbreng uw heilloos werk. In een zoo naare drafnbsp;Schiet my niets over dan de dood; ’k vraage u dien af.nbsp;Myn Medeminnaar is gelukkig; dat ik derve:
Laat ilt niet zyn gedoemd, nu ik Mandane derve,
Dat ik, afgundig haar in zynen arm befchouw’!
Myn dood :s nodig voor u beiden: Ja , Mevrouw, Stel dien vooral niet uit, gy moogt hem niet onebeeren.nbsp;Een oogenblik kan ’c lot voor u en my doen keeren.
Ik gaa cn laat uhier op denken; maar beraad U Wei: Vrees, zoo iiw drift myneonmagt thans verfmaad.nbsp;Dat honderdduizenden , verzuimt gy u te wreeken ,nbsp;¦Gewapend, met geweld myn keteuf zullen breeken.
ZES-
-ocr page 50-38 T O M Y R I S,
ZESDE TOONEEL.
Tomyrts, Ariantes.
NAriantes.
u hoort gy klaar, Mevrou w , dat onre veiligheid Zyn ftrafnoodzaak’lyk maakt, en hem gcnaê ontzeit.nbsp;Dat hy dan, om ’t gevaar geheel te doen verdwynen.nbsp;Om al die duizenden, eer zy ter hulp verfchynen,
Te wederhouden, toch ten eerfte zy geflagt,
En dat zyn hoofd worde in zyn legerplaats gebragt. Zoo zuilen wy uit zoo veel volken, als geboogen,nbsp;Hem thans verfterken in zyn wetteloos vermogen,nbsp;Very’ van te duchten, dat zy tot de wraak zich fpoén,nbsp;Zoo veele vyanden voOr hem verfchynen doen;
Die ons voor’t breeken van hun keet’nen danken zullen; Veel eer dan, ’t geen zyn trots u dreigde, te vervullen.nbsp;Stel danzyii’ dood niet uit.
Tomyris.
Gy word door waan misleid: Vrees alles van het vuur der eerfte oplopenheid.
Die volken alle zyn tot flaverny gebooren:
Erii als men eens ’t gebruik der vryheid heeft verlooren, Verliest het hart allengs het waarc beeld daar van.
En ’t is de tyd alleen die ’t wcêr vernieuwen kan:
Dit is het werk niet van zoo weinig oogenbiikken.
De troon van Gyrus is niet ligt’lyk te verwrikken.
Zoo wys in ftaatsbeftier, als oiivertfaagt in ’t veld . Heeft hy zyn weldaan zich ten grond van magtgefteld.nbsp;Ik zelv heb hem gezien in ’t midden zyner Vorften,nbsp;Van twintig Koningen omringd, die Scepters torften.nbsp;Wat achting! Welk een blyk van zuiv’re tederhcênnbsp;Vertoonde zich! Hy word van allen aangebeêu.
Ik geef zyn’ luifter dit getuigenis met fmarten;
Maar Cyrus goedheid, diep geprent in hunne harten , Zal zyn gedachtenis doen heilig zyn. En word
39
Zyn dierb’re levensdraad door onze hand gekort,
Hoe yslyk zal het bloed hier alles overftroomcn! Welhaast zal ’tPerziefch heir, vol woede,ons overkoomen,nbsp;[Gelyk ik u reeds zeide, en allerzekerst is]
Om wraak te vord’ren van zyn’ hoon en hechtenis.
AI inyn gevangenen, vöor hem my aangebooden,
Heb ik geweigerd. Thans is ons op ’t hoogst van noden, Om’t onheil te verhoên, ’t welk ons het Lot verwekt,nbsp;Dat gy met de Prinfes nw’ echt terllond voltrekt.
Ze is minneuydig , en begeerig u te fpreeken:
’t Is buiten twyfel, dat de hoop van zich te wreeken, Wyl zy door Cyrus zich gehoond acht , haar belliert;nbsp;En ’t flaat aan u Hechts, dat uw liefde zegeviert,
’k Durf,als haar mond zich eens vooru verklaart,ver» wachten,
Dat Gyrus trotsheid haar verkiezing hem doe achten; Of liever, dat hy voor altoos zyn min verzaak’.
En de enk’le grootheid van zyn ziel bezitfter maak’. Ari ante?
Neen, vleien we ons niet, met dus ligt ons te belooven, Dat zyne glorie hem der liefde zal ontrooven.
Dit kan met de oogen van Mandane niet beftaan: Ontfleekenze eens een vuur, daar is geen blusfehen aan.nbsp;De wreede toont aan my dit al te klaar, myn zinnennbsp;Nog dwingend’, na al beur verfmaadiug , haar teminnea.nbsp;T o M Y R I S.
Wel, draf haar dan voor die verfmaading, nu gy kont, En wreek daar van u door een fpoedig echtverbond.
A R IA N T E S.
Veel eer moet myne wraak een’ Medeminnaar treffen, Die.tegen myn geluk alleen zich kan verheffen.
Zoo langhy 'tlicht befchouwt is ’t niets, wat ik ook hoop ; En ’k ftreel my vrucht’loos met een vallen huuwlyks-knoop.
Hy kan nog veel te vee! beflaan om my te hinderen; En zelfs zyn ketens doen zyn’hoogmoed niet verminderen.
C 4 nbsp;nbsp;nbsp;Voor-
-ocr page 52-40 T O M Y R I S, Voorzeker zal hy, wen men immer hem ontflaat.
Het alles off’ren aan zyn’ minnenyd en haat.
’k Moet hem vetderven, of ik ga gewis verlooreij. ToMYR IS.
Gy doed u, Prins, gelyk een Medeminnaar hooren , Maar ik moet hand’lcn als ’t een Koningin betaamt.nbsp;Indien ik toelict, dat gy tot uw oogmerk kwaamt,
En dien vermogenden Gevangen bragt om ’t leven , Myn ganfche volk wierd hem eerlang ten zoen gegeeven.nbsp;’kZie ondertusfchen, dat ik kwalyk ben beraan;
Wy] ik, op dat gy wordt in uwen wensch voldaan, My min als Koningin dan Moeder wil gedraagen.nbsp;Myne Ondcrdaanen geeve ik reden van te klaagen,nbsp;Dat ik voor uwe min hun heil ter.zyde zet:
’t Word tyd dan , dat ik eens op hun behoud’nis lett’. Ik kan hun’ ondergang niet dan door vrede fluiten.nbsp;Eedenk tot welk cen’prys men dien zal moeten fluiten.nbsp;De grond moet weg zyn van het wederzyds geweld:nbsp;Mandane, in ’t einde, moet in vryheid zyn getteld.nbsp;Heeft zich uw hart nu wel bereid om dit te kiezen;
En kan het zonder fchrik a! wat het mint verliezen ?
A RIANT ES.
ó Go6n! Waar toe zou ik befluiten ?
ToMYR IS.
Om uw hart
Te trekken uit den ftrik, waar in het is verwart;
Een’ Medeminnaar dienst te doen in het verwerven Van die gy mint; zyn vlam te kroonen,en tc derven:nbsp;Vermits gy zelf, te laf, niet durft-gelukkig zyn.
’k Had myn voorzichtigheid, ter hulp van uwe pyn, Zoo wel bedierd , dat, oijl uw liefde te zien kroouen,nbsp;Gy niets behoefde dan eefi weinig magt te tooiien.
Gy hebt zulks niet gewild. Welaan, wyl gy ’t begeert, Kwyn , zucht,en klaag, dat ge uw geliefde bruid ontbeert;nbsp;En zie een’ ander’, daar gy ze u door laat ontrukken.nbsp;Van zynen minnegloed gsw^enfchte vruchten plukken:
TREURSPEL. 41 Maar geef u lelven dan alleen hier by de fchuld,nbsp;V7anneer een echt, die u in ’t graf llccpt, word vervuld.
Ariantes. nbsp;nbsp;nbsp;(nen!
Ik zelf, ik zou een’ echt, dien ’k vloek , verwekken kon-Het is gedaan; gy hebt my eindelyk verwonnen.
Eens Medeminnaars heil te aanfehouwen is voor my Van alle rampen verr’ de wreedlïc. Laaten \vynbsp;Ons W'erk voleinden; ja geen oogenblik vertr.aagen:
’k Wil alles, op dat ik gelukkig worde, waagen.
En gy, volhard toch in uw goedheid voor akyd, Mevrouw'.
T o M Y R I S.
’k Toon u die meer, dan gy wel waardig zyt. Gy zult Mandane hier door myn bevel belchouwen:nbsp;V’erfterk haare achterdocht; vergroot het mis vertrouwen,nbsp;Het w'elk ik in haar ziel verwekt heb eii gevoed;
Draag haar den hoon, die haar van Cyrus is ontmoet. Op ’t haatelyKfte voor, als zonder wedergade;nbsp;Verbeeld haar, hoe hy niet alleen heur hand verfinaadde;nbsp;Maar dat hy , tot meer fpyt, haar, zoo trouwloos als laf,nbsp;Een’ Medeminnaar met genoegen overgaf.
Draag boven alles zorg, dat haare ontroerde zinnen, Waar in de minnenyd het veld begint te winnen,nbsp;Gevoelen, dat hy my bemint; en , zoo het alnbsp;Moet zyn, zeg haar dan ook, dat hy my trouw’énzal.nbsp;’k Deed in haar’ kerker dit gerucht haar reeds genaaken :nbsp;Koom myne zorg te hulp , gy zult de vruchten fmaaken.nbsp;Doch ik begeeve u, ’k zie haar naadren.
Ariantes, Mandane, Wachsn.
Ariantes. A
7. A.ch! Mevrouw Mag’t ?-yn , dat fk de vreugd , diemy verrukt, vcr.trouwVnbsp;En zou ik, daar men u hier trouwloos durft beledigen,nbsp;VVel zoo gelukkig zyn, dat ik u moog’ verdedigen inbsp;C Jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;MAN,
-ocr page 54-Ma ND A NE.
d Ja, myn Heer, de hoon is dood’Iyk, dien ik ly’.
En ’k wacht van uwen moed, dat ik gewrooken zy.
Het my onteerende gerucht, dat Cyrus heden Zich vaardig maakt, om hier den Rykftroon te betreedcn,nbsp;Word my, terwyl ik in myn’ kerker ben, gebragt.
’t Blykt, dat de ondankb’re my om '1'omyris veracht. Maargy, myn Heer, kuntgy zyn heertchappy gedoogen?nbsp;Zult gvaanfchouvven, dat, ten trots van uw vermogen,nbsp;Een Mededinger zich in ecnen rang, waar toenbsp;Gy maar aüeen het recht bezit, verheffen doe?
Aki ANTES.
Zyne onderneeming zou my weinig kommerbaaren, Als ik dees plaats alleen moest tegen hem bevvaaren;nbsp;Maar ach! myn lot is veel afgryslyker, zoo hynbsp;My ) en uw hart ontrooft, en myne Heerfchappy.
M A N D A N E.
Mvn hart! En hoe kunt gymydeeze taal doen hooren? Neen,nooit is hem zoo grootsch een zegepraal befchooren.nbsp;’k Verberg u geenszints, dat myneeerfteLiefdevlamnbsp;Voorhemuit d’achtb’ren wil myns Vaders oorfprong nam;nbsp;Noch ook, dat Cyrus door roemruchtige oorlogsdaaden,nbsp;Door duizend Lauwren, daar zyn kruin meê wierd bclaa-den,
Dien gloed tot heden toe heeft aan doen wasfen. Doch Zou ’k hem neg minnen na zyn fnood en laf bedrog!nbsp;’k Ben niet bekwaam tot zoo onedele gedachten ,nbsp;Noch kan hem anders dan myn’ afkeer waardig achten.nbsp;A R I A N T E S.
Is ’t .waarheid? Hemd! hoe verzekerd is zyn ftrafl Zyn bloed . . .
M A N D A N E.
Bedaar; (ta van dat driftig opzet af: Het waar’ hem fpaaren , hem den flag des doods te geeven.nbsp;Dat hy, geklu’sterd in uw keetnen bly.ve leeven :
En, op dat hy een ftraf, zvn misdaad waardig, ly’, ¦ Ecö eind’loüs differ voor zyn wroegend harte zy.
Ari-
-ocr page 55-43
Ariantes.
En haat gy hem?
Mandane
Of ik hem haate i Kunt gy ’t vraagcn ? Heefthy wel iets verzuimt, dat hem kost doen mishaagen?nbsp;Doch ’k zie , myn Heer, my n hart heeft zich vergeefsdinbsp;gevleid,
Toen ’t van uw liefde my myn wraak heeft tocgezeid; En ’k wierd , my al te zeer op ’t krachteloos vermogennbsp;Van kleine aantreklykhêen verlaatende, bedioogen.nbsp;Toen ’k dacht...
Ariantes.
RechtvaardeGoó,i! Ik minne u dan niet! Ach ? Befchouw, of ik u ook beminne, uit myn gedrag.nbsp;Heeft van bet oogenblik af aan, dat deeze liefde Cde,nbsp;Myn ziel zoo dood’lyk door uw dwingende oogengrief-A1 uw geftrcnghcid , uw verachting, ’t zielsverdriet,
’t Welk iemand fmaakt.die ’t heil eens Medeminnaars zier. Dit alles, heeft dk wel het vuur, dat my doet blaak en,nbsp;Het gift, dat my verteert, min hevig kunnen maaken?nbsp;Heb ik myn Moeder nier weêrhouden, toen haarwoênnbsp;Op u waare uitgefl.ort, myn broeders bloed ten zoen ;nbsp;En al haar gramfehap op myn eigen hoofd gedreeven?nbsp;Helaas! hoe menigmaal dwongt gy my niet te beeven!nbsp;Mandane,
Welaan, bemint gy my, durf alles dan bcflaan ; Verkryg u ’t recht, dat men u weer mets af durv’ flaan.
Is 11 myn hand zoo waard, dat zy ten loon mag ftrekken , Verftout u, Cyrus die van Tomyris te onttrekken.nbsp;Ariantes.
Goón! wat beveelt gy my V
Mandane.
Gy overweegt het dan?
A RIANTES.
\ au
-ocr page 56-44 T O M y R I s.
Van niynen yver; dat die proef ftraks word’genoomen: Myn bloed is vaardig ; fpreek, ’t verlangt voor u te ftroo-Maar wie toch ftaat my voor uw dierbaar leven in F (men.nbsp;Is alles niet van een getergde Koninginnbsp;Te fchroomen ? Waar toe zal haar woede nietbefluiten,nbsp;Bella ik tegen haar, deez’ dag voor ii my te uiten?nbsp;Verhaallen wc ons Hechts nier:’k heband’re inidd’len,daarnbsp;Ik, zonder dat ik Helle uw hoofd in dit gevaar ,
U w ketens mede kan verbryz’len. Ja , vertraagen Wy onze wraak, om daar te wilTcr in te llaagen.
’k Heb inyn Vertrouwden tot in uw gevangenis;
En haast, wen de uitkomst aan de zorgen gunllig is Van myne vrienden, zal my alles mooglyk weezen.nbsp;Voor u verzekerd heb ik nergens voor te vreezen.
’k Zal door geweldinyii recht vervord’ren ; en gy zult. Mevrouw, volkomen uw verlangen z’en vervuld;nbsp;Wanneer ik Cyrus dwing zyn hoop te laaten vaarennbsp;Op eene kroon, die ik moet plaatzen op uw haaren.nbsp;Ma ND A NE.
Wat draf voor hem! Ik (maak alreede het vermaak, Het welk myn hart verwacht van zoo gewenscht ecunbsp;wraak.
Alleen ontbreekt ’er, dat men ’t hem te kennen geeve: Want kon het zyn , dat hy hier van onwectend bleeve,nbsp;’k Waare al de vrucht kwyt van zo hcerlyk eene daad.
Welk een triomf voor my, na de aangebragte fmaad, Wanneer de ondankb’re weet, dathyaanmynbedryvennbsp;Iln flag, die hem verplet, alleen hebb’ toe te fchry ven !nbsp;Dat hy ’t toch wel begryp’. Wel aan, ik zelv wil,eernbsp;Hy zy gellraft, voor 't laatst hem onderhouden , Heer;nbsp;En in dit onderhoud zoo groot een’ haat bewyzen,
Dat hy my de oorzaak kcmi’, waar uit zyn rampen ryzen.
Cy wilt hem,zegt gyNecn,dat gy hem niet befchouwt. M A N D ANE.
Wid vreest gy z Of wat is ’t, dat ü bekommerd houd?
Ari-
-ocr page 57-TREURSPEL. 4^
A RIANT ES. nbsp;nbsp;nbsp;eenogen;
’k Vrees uw bekoorlykheên. ’k Weet, datzy’tal ver-En Cyrus wierd voorheen te veel door haar bewoogen. Zoo’tcerlle vuurherglom....xich voor uw oog ...wel eernbsp;Wierd gy daar door geraakt. Ligt minde gy hem weêr.nbsp;M A N D A N E.
Ik ? is ’t wel mooglyk, dat ik hem zou konnen mainen I Neen, oordeel beter van de fierheid myner zinnen.
Laat hy verfchynen: dat uw oog getuigen zy ;
Hoe myne gramfehap . .
Ariantks.
Neen, Mevrouw, onfchuldig my; Om wraak naar wensch van een’ondankb’re te verkry-Is niets zoo zeker als het allerdiepfte zwygen. (gennbsp;M andane,
'k Eisch dan vcrgeefsch, dat myn verlangen word’ vol-Ariantes. nbsp;nbsp;nbsp;(daan?
Tot veel te duur een’ prys wierd u het toegeflann.
Kan ik, bewust, dat gy, ten kofte van uw leven,
Dit doodsch vermaak begeert, u vergenoeging^eeven? ’t Bekommert me alles; en ik vreeze, in deezen (laat.nbsp;Niet minder dan uw min, Mevrouw, myn Moeders haat,nbsp;M A N D A N E.
Neen, door die yd’le reên laat ik my niet verblinden: Uw kondig veinzen zelf doet my uw weigring vinden.nbsp;Doch, eindelyk, gy weet, wat ik van u begeer:
Doe my dan Cyrus zien: of gy, zie my nooit weêr.
WA RIANTE s, a//eef?. ^ (ntnï at flag,6 Hemel! doet myn hoop weerom verdwy-Van te groot een heil bedriegelyk verfchynen!nbsp;ö! Aak’iige ontkeer, daar myn geest voor dil blyft daan!nbsp;Gaanwe ons met Tomyris op deezen ramp berain.
VIER-
Ein4e des Derden Bedr'yfs,
-ocr page 58-EERSTE TOONEEL.
Tomyris, Ariantes, Gelonide.
NTomyri s.
een, dat men nimmer, iets, zoo vol gevaars, begin’. Znlk een byeenkomfl waar' noodlottig vooruwmiu,nbsp;En zou in eeuwigheid u uw Prinfes doen derven.nbsp;Schoon ik haar Idem wist voor uw huuwlyk teverwerven,nbsp;Ecne openbaaring zou het alles om doen Haan,
En Cyrus overwon: ’t is tyd, hy moet vergaan.
Wil my de zorg van hem te flraffen toevertrouwen.
Doch ’t Perziaanfche heir kost ligt zyn’ dood weerhou. Ga, dat uw dappere arm het breideie in zyn woên. (wen.nbsp;Ariantes.
Dat wy ’t ontzach’lyk hoofd van hun Hechts vallen doen. Het gauTTche heir is min dan hy alleen te vreezen:
En, zekervanzyn’ Dood, zal ’konverwin’lyk weezen. Tomyris.
Ga heen ten Hryde, en keer verwinnaar wederom ;
En ik, ik zweere u by het achtbaar Godendom,
Gy zult hier langer voor geen’ Medeminnaar fchroomen. Ariantes,
Tomyris.
Haast u; want de tyd eischt waar te zyn genoomen.
Ariantes.
Welaan, Mevrouw,ik vlieg naar’tKrygsvolk. [terz'^de] Myn gemoed,
Verheug u mid’lerwyl in het beloofde goed.
47
TWEEDE TOO NEE L.
Tomyris, Gelonide.
’t
IGelonide. nbsp;nbsp;nbsp;(ten?
s dan bepaald , Mevrouw; gy 7,u!t uw’ Minnaar flag-Tomyri's.
Stryk juister oordeel van myn hart in uw gedachten, Myn hand zal druipen, ja, maar van een haatlyk bloed.nbsp;Doch wyl ik mynen zoon van hier verwyd’ren moet,nbsp;Is my de veinzery daar toe te hulp gekoomen.
Thans is ’er niemand,dien myn woede heeft te fchroomen: En niets bcfchermt in ’t eind myn Medeminnaares.nbsp;Gelonide.
Wat moogt gy hoopen na het fneuv’Ien der Prinfes?
T OM YRI S.
Gy weet, wat driften myn verflaafde ziel beroeren; Dat liefde en razerny haar even zeer vervoeren.
Door die Tyrannen, die daar hecrfchen , beurt om beurt, Word ik , en zonder maat, en zonder eind verfcheurd.nbsp;Doch moetik , daar zy elkomdeoverheerfching ftryden.nbsp;Wie van hun beiden ’t wint, u ongeveinst belyden,
’k Gevoeie, dat de woede ’t fterkfte is. Ja, de min Moog’fpreeken,’k hoor haar niet; en fta u zelfs niet in.nbsp;Dat Gyrus leven, hoe ik hem ook wensch te fpaaren.nbsp;Zal veilig blyven in het branden der gevaaren.
Men maake een’ aanvang met Mandane te off’ren, die Door hem gedoemd word tot dit ftrenge noodlot. Zie,nbsp;Zie uit het onderhoud, het welkze ons af durft vraagen *nbsp;Of ook de Ondankb’re nog haare oogen kan behaagen:nbsp;En, hoe hy haar hebb’ tot den echtmyns Zoons bereid,nbsp;k Wil ondertusfehen, dat een fchyn van billykheid.nbsp;En recht myn doen bekleede;en dat zy, eer zyfneevej,nbsp;My Zelve reden, om haar te verderven, geeve.
Dat Ariantes zy bedroegen, ik verradn:
Zy fpanne, my ten hoon, hier toe met Cyrus aan:
48 T O M Y R • I S,
En als zy beiden zyn van misdaad overwonnen.
Dan zal myn woede zich het olFer kiezen koniien.
Mandanc zal hier ftraks verfchynen met den Held: ’k Gaf last, dat zy , van geen getuigen vergezeld ,nbsp;Flkandren fpreeken. Ja, in weinige oogenblikken,
Zal dees byeenkomst van hun lot, en ’t myne fchikken. Ivlandane wilde ’t, en zy zal zich zien voldaan.
Maar, doodelyk vermaak, hoe duur zult gy haar ftaan! Die vergenoeging zal het leven haar doen misfen.
Ik zie haar; fmooren wy nog die geheimenisfen. DERDE TOONEEL.nbsp;Tomvris, Mandane, Cleone'.
1]^' nbsp;nbsp;nbsp;T o M Y R T S.
--^en zoon,Mevrouw,die voor u ncerknielt,vergt my af, Dat ik al ’t recht, het welk my Cyrus op zich gaf.nbsp;Stelle in de waagfchaal, om uw bede te vernoegen.
Jk zwichte, en wil my w^el naar zyn begeeren voegen. ]k vlei me ook niet: ik weet myn voordeel loopt gevaar;nbsp;“k Verlies het ligt, tenzy myn hand het Ilutteten ’twaat’nbsp;Voor my voorzichtigst, eerst myn huuwlykstoorts te ont-V oom te gunnen met den Perziaan te fpreeken. (fteeken,nbsp;iNochtansjgy zult hem zien. Toon,mint gy hem,gecn fpyt:nbsp;Bezwaar zyn ziel ook niet met vruchteloos verwyt:nbsp;Zyne ontrouw te uwaart doet hem ftraf genoeg verwer-En hy vind niet in my, dat hy in u moet derven, (ven ;nbsp;Draag boven alles zorg. Mevrouw, dat uwe klagtnbsp;Zyne uitgedoofde hoop niet weer te ontvonken tracht.nbsp;Ik ken hem,’k weet,hylaatdoor de eerzucht zich betoveren:nbsp;Dat de enk’icgrootheidhem verblind, en kan veroveren ;nbsp;En dat hy zckerlyk u al het voordeel gaf.
Indien uw Scepter wierd gewoogen by myn’ ftaf.
Maar denk,dat hy,en d’een’ en d’and’ren kwyt zou taak en; En gy niets meer bezit, dat hem kan grooter maaken.nbsp;Mandane.
Ach! ftaak, Mevrouw, u te bekomm’ren zonderreên.
Kunt
-ocr page 61-TREURSPEL. 49 Kunt gy gelooven, dat myn ziel zich dus verkleen,nbsp;Of hulp zoek’ by den glans van Grootheên ; om de zinnennbsp;Door haar te blinden, en dus harten te verwinnen?
’t Is waar, dat Cyrus my voorheen behaagd heeft, en ’k Geloofd heb,- dat hy my beminde; ja, ’k beken,nbsp;Die dwaaling was my waard. Maar wyl ik ben bedroegen,nbsp;Bevryd myn hart zich met het oop’nen myner oogeunbsp;En word thans enkel van myn glorie aangedaan.
Doch Cyrus kon nog zyn gedreeven door den waan, Dat ik hem minn’. Men moet hem uit zyn dooling trekken:nbsp;Ik moet,myn mond voor at moet zelf hem dit ontdekken.nbsp;En met dit oogmerk is ’t, dat ik hem wacht.
Tomykis.
Of zeer bedroogen zyn , Prinfes, of ik befchouw Door ’t midden van die fpyt een overblyfzel breekennbsp;Der vlam,niet recht gedoofd,en ligt’lyk weêr te ontfteekennbsp;Door ’t voorwerp,dat haar heeft gewrocht. Neen,zie hemnbsp;Mandane.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(niet.
Gy fchroomt voor Schipbreuk, daar ge u in de haven ziet. ’k Heb ,om d’Ondankb’re weêr aan my te doen gedenken.nbsp;Na eens te zyn verfmaad, geen kroon, als gy, tefchen-Tomyris.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ken.
Zeer ligt fchonkt gy hem een rampzaal’ge min;waar door’t Gebeuren konde, dat gy beiden ’t licht verloort.
Ducht eene wraak, waar toe my ne eer my zou verplichten: Denk, dat hier alles moet voor myn vermogen zwichten;nbsp;Dat ik gevoelig ben voor hoon; en, hoe ’t ook zy,nbsp;Dat ik.. . Maar Cyrus koomt.
vierde tooneel.
Tomyris, Cyrus, Mandane, Gelonide, Cyrus.
50 T O M Y R I S,
Waar toe het e;een my kwetst gevergd ten tweeden maale? Heöt gy dan ’t woord n'et der Prinfesfe?
Tomyris.
Zy, myn Heer,
Wenschte u te fpreeken; en, verr’ dat myn Zoon het weer’ Door minnenyver, ftemt hy’ttoe. Gy ondertusfchen
V nbsp;nbsp;nbsp;olvoer, ’t rerflindend vuur des oorlogs uit te blusfchon.nbsp;Gy weet van welk een bloed ik de aarde kleuren Mg.nbsp;’k Wil ’t wel vergeeten; laat ons denken aan ’t verdrag;nbsp;’t Is alles vaardig, ’k ga aan ’t outer u verbeiden;nbsp;Verlpil geen’ tyd.
tegen Mandane.
Myn Zoon aal derwaarts u geleiden ; Stel ayne teed’re hoop niet langer uit. Mevrouw.nbsp;tegen Cyrus.
Gy, Vorst, weet uw belofte, en waar ik op vertrouw. VYFDE TOONEEL.nbsp;Cyrus, Mandane.
Cyrus.
Ty gaat dan haaren Zoon in ay nen wensch vernoegen V Mandane
Ik aal me, als gy, naar al wat ik beloofd heb, voegen. C YROS.
Ik wilde ’t, en heb des geen reden tot beklag, Mevrouw. Maar nu ik vry en dwangloos fpreeken mag,nbsp;Belyde ik u, myn hart dorst heim’lyk, dat dit fcheien
V nbsp;nbsp;nbsp;oor ’t minst niet gantsch vernoegd gefchied zou ayn, zich
Mandane. nbsp;nbsp;nbsp;(vleien.
Hoe! En waar op had gy deeae yd’le hoop gegrond? Was ik u trouw verplicht, na ge uw verbint’nis fchond fnbsp;En ftreelde, h wreed vermaak ! het denkbeeld van denbsp;Die om uw’ afftand my zou treffen, u het harte ? (fmarte,nbsp;Ach! Van uw offer trokt gy dus te zoet een vrucht;
TREURSPEL. SI
Eens Minnaars, of veel eer eens Bruigoms, beter waardig Een zuiver hart dan gy , vergold zoo onrechtvaardig.nbsp;Cyrus.
6 Hemel! ’t Is dan waar, dat uw ontrouw gemoed Voor myn’Meêminnaar blaakt dooreenen nieuwen gloed!nbsp;Wat Zegge ik,nieuwen gloed? Een liefde,zoo volkoomen.nbsp;Heeft in een’ enk’lcn dag uw hart niet ingenoomen.nbsp;Myn Medeminnaar... Go6n ! Nooit had ik zulks ver-Ik had geloofd uwe eer te k wetlên, wen ik dacht, t wacht.nbsp;E)at, daar ik op ’t gerucht der banden, die u drukken,nbsp;Verachtte om Lauweren, voor my gereed,te plukken:nbsp;Laar ik het zeegryk veld, den roem, die my omfcheen,nbsp;Triomf en krygsgeluk verliet om u alleen:
Op dat ik hier myn bloed en leven u mogt fchenken, Gy, onftandvaftig uw gegeeve trouw kost krenken.
M A N D A N E.
Wat raakte uw drift, en wat verplichtte uw yvermy ? Had ik te weinig aan de rampen, die ik ly’,
Tenzy de gruuVzaamheén van ’t breek en uwer ceden, En uw verradery zich met de afgrys’lykhedennbsp;Van myn gevangenis vereenden? Waarom lietnbsp;Gy me in de flaverny, hoe zwaar ze ook drukte, niet?nbsp;Ik had my zelve dan met llreelende gedachtennbsp;Bedriegen konnen , en myn hartewee verzachten; (Haannbsp;’k Had me overreed, dat de eer van me uit myn boei te ont-Het laatst wierd uitgefteld , als grootfte van uw dadn:
Of dat uw hart [voor’t minst waar my die troost gcb'ee-
De min alleen vergat, om voor den roem te leeven. (ven] Maar neen, gy koomt, ja vliegt. En waaromf Ach! alleen,nbsp;Om uw verachting my te toonen, herwaarts heen:
En fchenkt me uwe ongenS oneindig, niet te vrede, Tenzy my leev’rende aan een’ Medeminnaar,
Cyrus.
Wrecde i
Moest ik , moest myne hand u dan geleiden, daar Een heilloos Haal u zou ter neêrflaan voor ’t altaar?
D 2 nbsp;nbsp;nbsp;Een
-ocr page 64-Een wreede Koningin, vervoerd van Helfche woede, Waart gy tot offerhand gefchikt. Dat ik u hoed’denbsp;Is myne misdaad. Ja, gebracht tot deezen nood,
Van u te moeten zien in de armen van den dood,
Of eens Meêminnaars. heb ik my geenszins beraaden. ó Ylfelyke ilraf! 6 Foltering! Belaadennbsp;Om u een huwelyk, my dood’lyk, voor te flaan,nbsp;Moest Ik my zelv’, myn hart verzaaken. U te rain,nbsp;U te overreeden had ik als myn wit te aanfchouwen.nbsp;’k Heb dit volbracht. Gy gaat aan Ariantcs trouwen;nbsp;Ik derf gewillig. Maar, daar ik het licht verlies,
En om uw leven te verzeekren ’t graf verkies,
Vergun aan mynen geest, het denkbeeld mcê te draagen, Dat ik niet zy gedoemd, kunt gy my niet beklaagen.
M AND ANE.
Wat hoor ik? Groote GoAn 1 hoe zwaar heb ik misdaan! Ik heb den braafften Held met valfche fchuld belaan!nbsp;En hem verdacht, zelfs op den ftond, dat hyzyn levennbsp;Opoffert om my proef van zyne trouw te geeven!
Ach, Heer! is ooit uw hart voor my ontvonkt geweest; Kent gy de ontemb’re kracht der liefde op onzen geest,nbsp;Verfchoon een dwaling, maar alleen uit haar gereezen.nbsp;Een hart, dat teêr is, word gefcheurd door eind’loos vree-*k Waar min gevallen , had ik minder min gehad. (zen.nbsp;’k Bekenne, nooit had ik gelooven moeten, datnbsp;Een Held, wien zoo veel roem tot heden toe bedekte,nbsp;Den luifter zyner dain met trouwloosheid bevlekte.nbsp;Maar was ’t wel mooglyk, dat ik u verloor, en nietnbsp;De reden te gelyk my in dien ftaat verliet?
Cyrus.
Ach! ’t is te veel, ik ben volkoomcn overwinnaar: Bezitter van uw hart trots ik myn’ Medeminnaar.
Dat Ariantes nu uw dierb’re trouw geniet’;
Hy zelf moet nydig zyn als hy myn’ heilftaat ziet.
'Mandane. nbsp;nbsp;nbsp;(wen,
Hy! Zoude ik door een’ echt, meer dan den dood te fchuu-
TREURSPEL. 53 Aan’t voorwerp van myn’haat voor altoos kunnen huu-wen!
Gy ’t lyden kunnen, Heer? ’k Word by’t altaar gewacht, En ga daar daadlyk heen; maar om te zyn geflagt.nbsp;Cyrus.
Geflagt! Wat gruuw7.aam woord!
M ANDANE.
Gelukkig nog, bevredigt
Myn bloed het ïuiverst hart, te roekeloos beledigd! Kan ik , dien hoon aldus uitwifTende, daar vannbsp;Te veel vergieten?
Cyrus.
Ach! wat deed ik wreedaard dan! Had ik niet, zonder ooit het ftilzyn te verbreeken, (ken?nbsp;Van myn bezweeke trouw uw’ argwaan moeten kwee-’k Was fchuldig zwygende, en ftak uwe trouwtoorts aan:nbsp;Gy legt uw dw.aaling af, om naar het graf te gaan.nbsp;Neen, moet ik tot dien prys uwe achting wederkrygen,nbsp;Herneem uw dwaaling, laat ik fchuldig zyn, en z wygen.nbsp;M A N D A N E.
Hebt gy geloofd, dat ik my haastte naar ’t altaar,
En van myn vyanden den wreedften koos; om daar,
’t Onzaalig offer van ’s Lots eigenzinnigheden,
Een hand, aan u voorlang verpand, dien te befteeden? Verlaat deez’ waan, myn Heer. Door ecdleny ver vloodnbsp;En zocht ik aan den voet van Tomyris den dood.
Dit was het offer, ’t welk ik aanbood haarer woede. Klaag dan niet langer, als ik naar de ftrafplaats fpoede.nbsp;Dat gy der dwaling my ontrukt, maar tevens ’t graf.nbsp;Ten prooje geeft. Gy neemt den fchrik daar voor my af.nbsp;]agt;’k voelde eene yzing, Heer ., waar by geenfmart kannbsp;haaien,
Myn Mededingfter ziende al fneevend’ zegcpraalen.
’k Sterf echter: maar myn lot is overfchoon; wyl ik Met my uw hart tasr in het uiterst oogenblik.
Cy-
-ocr page 66-54 T O M y R I S,
Gy wilt dan fterven, en durft u verbeelden, Wreede, Niets dan myn hart met u in ’t eind’loos duifter medenbsp;T e voeren ? Hoop dit niet. ’k Zal voor u derwaarts gaan,nbsp;En Tomyris myn bloed terftond. . .
Mandane.
Welk een beftaan,
h Hemel! Neen... Myn Heer...
DERDE TOONEEL. Tomyris, Cyrus, Mandane.nbsp;Mandane, tegen Temyris.
A,
. ch! uit het fpoor der reden Genikt door wanhoop, die v.yn ziel heeft afgeftreeden.nbsp;Wil hy zich zelv’ by u. Mevrouw, betichten; maarnbsp;Hy zoekt den dood, op dat hy my het leven fpaar’.
T OMYRIS.
Goón! Wat verneeme ik?
M A NDANE.
’t Is op my, dat ge u moet wreeken: ’k Ben onverbiddelyk gebleeven voor zyn fmeeken.nbsp;Indien gy had gehoord, wat poogingen hy deed; (kweet...nbsp;Hoe hy ,tcn dimt uws Zoons, naar uwen w-ensch zichnbsp;Neen, hy kon zyn belofte onmooglyk beter houwen.nbsp;Cyrus, tegen Tomyris.
Laat ik nu mee myn zwak en misdryf u ontvouwen.
Ik ben het, wien alleen het u te ftralFen voegt. Mandane waar gereed; uw Zoon wierd vergenoegd:nbsp;Rlaar ’t naadrend heil van een’ Meêminnaar deed mynnbsp;lippen
Verwytingen, in fpyt van myn belofte, ontflippen.
Gy ziet daar van ’t gevolg: wreek u, doe my vergaan. Myn dood alleen kan haar van haar belofte ontflaan.
To-
-ocr page 67-TREURSPEL. SS Tomyris.
Ja, ’k ial my wreeken van uw trouwloosheid. Myn Wachten.
Beef, trotze V yandin ; zie, hoe ’k my laat verachten, ’t Is tyd, befluit. Uw lot hang’ van uw woorden af.nbsp;Uoe keuze in’t einde van myn’Zoon j of van het graf.nbsp;Mand A NE.
Men doe my fterven.
Tomyris.
Wel; uw val is vast bezwooren. Tegen de Lyfwacht.
Men flagtein d’uitgang van dees plaats haar aan myn’ too-Cyrus. nbsp;nbsp;nbsp;(ren.
Ontmeufchten, blyft.
T OMYRIS.
Draagt zorg, dat ik gehoorzaamd zy.
ZEVENDE TOONEEL.
Tomyris, Cyrus.
B nbsp;nbsp;nbsp;Cyrus.
arbaarfche Koningin! En Goden, gy, die my Verraadt! Zyt gy, als ik, geboeid en zonder krachten,nbsp;Dat gy de onnozelheid laat door het m'sdryf Aagten?nbsp;Wat wacht gy ? Wreekt my, wreekt u zelv’: ’t wordenbsp;al vergruisd
Door uwen donder, by gebrek van myne vuist!
Maar ach 1 zy hooren niet: en ’t voorwerp myuer minne Word ligt dit oogenblik..! Hoe yze ik..! ó Vorftinne,nbsp;Ik fmeek, herroep een’ last, zoo fchrikkelyk en wreed.nbsp;Wat vordert gy van my V Beveel, ik ben gereed.
Myn Perzen, moet het zyn, ftaan af van hun Laurieren, Zy trekken daadlyk weg, en doen u zegevieren.
Slaak myn Prinfes, en maak myn boei nog eens zoo Tomyris.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(zwaar.
Gy Wilt haar Helper zyn, en zyt haar Moordenaar.
D 4 nbsp;nbsp;nbsp;Die
-ocr page 68-5(5 T o M Y R I S,
Die gloed van liefde ontfteekt het veraakvuur in myne Doch eind’ly k, ’t is gedaan; Aripithes treed nader. (ader.
Tomyris, Cyrds, Aripithes.
M,
Aripithes. evrouw , de Vorst uw Zoon...
T OM YR IS.
verklaar u.
Wel nu, Aripithes.
Ach'
Hy kwam, en hy ontrukte ons offer aan den flag.
Cyrus,
Vermogend Godendom!
Tomyris.
En wat heeft u doen wachten. Om hem,tot loon van zoo veel ftoutheid,2e) v’ te llachten?nbsp;Aripithes.
’k Had moogl yk hem geftraft door de eerfte drift verhoerd; Maar al myn pooging werd veryld, hy triomfeert.
Mandane bukte alreê voor ’t wreekend lemmer neder; Men wacht den flag: een fchreeuw dringt door en fluitnbsp;dien v/eder:
De Prins vertoont zich, maakt een’ weg door ’t krygs volk, ftelt
Voor de Prinfes zich, en ontwringt haar met geweld Den dood. ’t Is vruchteloos, dat myn getrouwe Wachten,nbsp;Door myne zorg gefchaard, voor u ’t gevaar verachten;nbsp;Hun yver gaat te leur, gelyk my de uitkomst toont.nbsp;Die uw weêrfpann’genZoon met de overwinning kroont,nbsp;ïn één woord, uw Gevange is thans in zync hoede.nbsp;Tomy ris.
Men offer’ dien verraSr aan myn gerechte woede,.. Doch zyn verwatenheid kon verder overflaan.
Ver-
-ocr page 69-tegen Aripitbes.
Vertrek: doe Cyrus weêr iij zyn verzeekring gaan, tegen Cyrus.
Gy, denk niet, dat zy nu myn wraak niet hebb’ te fchroo-Cyrus. nbsp;nbsp;nbsp;(men.
Go6n! die haar hebt behoed, ó! maakt uw werk volkoo-men 1
Tomyris, Gelonide.
Tomyris.
' een, vlei u daar niet mcê... Maarnodigst is ,dat wy Dien wederfpanneling Mandane ontrukken; hy...
Gelonide.
Mevrouw, daar is hy zelf.
Tomyris, Ariantes, Gelonide. Tomyris.
\^\^at durft ge u al vermeeten? Regeert gy reeds myn volk, in myne plaats gezeeten?nbsp;Hergeef my myn Gevange; of d.nor myn ongeduldnbsp;Wordzeu ontrukt, en ’t al met doodfehen fchrik vervuld.nbsp;A-RI ANTES.
Hoe! kan my grooter fchrik, wat ook gebeur’. bevangen? ’k Heb haar, die ik aanbidde, in darm des doods zien pran •nbsp;6 Moeder, kan uw haat dan nooit zyn afgelcgd! (gen.nbsp;Rampzaal’ge zoon ! Dit was de my verzekerde echt?
^ Was niets dan veinzen. Datuwgoedheênmy verblyd-yxr ‘^en
as, om met meer gevoel, me op ’t wreedst door ’t hart ‘cfnyden.
Acn. t IS in ’t eind te veel; en dit tfouwloos beflaan D 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Doet
-ocr page 70-Doet al myn tederheid voor u geheel vergaan.
T o M Y R I S,
Wat raakt me uw tederheid, of haat? Welke is vervvoeder, Ondankb’reVZie in my flechts eene ontmenschte Moeder.nbsp;Gy zyt my n Zoon niet meer. Het ftaal had, wreede fpyt!nbsp;My, zonder u, van myn Meêminnaares bevryd.nbsp;Meêmi'nnaares! ó Goónïwat zeide ik!.. Moet myn lippennbsp;De fchaamte, dat de min my overvvon, ontflippen?nbsp;Die droeve min was fteeds een diep geheim. Barbaar,nbsp;Gy dwingt haar, dat zy zich den dag vertoone. Maarnbsp;Ik zal 11 ftrafïen voor myn fchnldbelydenisfe,
Als ik die fmet in ’t bloed van uw Prinfesfe afwisfè.
A R I A N T E S.
Gy wilt haar’ dood dan : ’fc zie, daar is geen keerenaan. Aan ’t Noodlot, dat haar drukt, dient men haar af te (laan.nbsp;Wat is ’t ook, dat my moet tot haar befcherming noopen ?nbsp;Zwoege ik niet, eindeloos veracht ? Wat mag ik hoopen ?nbsp;Myn vyand, dienbaar hart verkiest, zal t’een’gen tydnbsp;De vruchten plukken van myn teer betoonde vlyt.nbsp;Welaan: doch laaren wc ons in’t ftraffenfamenvoegen:nbsp;Dien myne gramfchap, ik zal uwe wraak vernoegen :nbsp;Weêrftreeven we onderling ons niet in ’t billyk woén.nbsp;’k Leev’re u Mandane, flagt gy Cyrus my ten zoen.nbsp;Tom YRi s.
Weet Ariantes, waar hy zich toe gaat verplichten? Myn haat, verbeeld gy u,zal voor myn liefde zwichten.nbsp;Gy (irvaalt. Ik ga naar myn’ Ondankb’re; dathykiez’,nbsp;Mvn’ fcepter aanneem’, of het levenslicht vcrliez’.nbsp;Wraakt hy myn goedheên, en kan hem het graf behaagen.nbsp;Zoo koome ik u ’t voldoen van uw belofte vraagen.
A RI ANTES.
Gy zond het voorwerp van uw liefde konnen do6n? Aan welk 'quot;‘-¦n Moeder ben ik ’tlicht verfchuldigd, Goón!nbsp;’k Geloofde, van myn’ gloed befluitende tot d’ uwen.nbsp;Dat gc op het uiten van den naam des offers gruuwen,nbsp;En myn Printès, ter gutisc van Cyrus, Ipaaren zond.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Dodi
-ocr page 71-TREURSPEL. 59 Doch nu al myne zorg niets baat tot haar behoud.
Zoo weet Mandane, door myn tederheid te wraaken, Wil vrucht’loos my zoo fel van haat,als min,doen blaaken.nbsp;Een llraal van haar gezicht vermurwt me: en zag ik, datnbsp;Zy door u fneuvelde... Weet ik. . Ach! Moeder, watnbsp;In razerny. . .? Kan ik haar hevigheid bepaalen?
’t Bloed van alle and’ren zou dat dierbaar hoofd betaalen.
'1 OMYRIS.
’k Moet u dan noopen, om te treeden op myn Ipoor. Wel; ’k ga u, met het geene ik min te Aagten, voor.nbsp;Zoo leere ik u, u van een wreede fchoonheid wreeken.nbsp;Maar als de laffe drift, w'aar voor gy zyt bezwceken ,nbsp;My haar daar na onthoud, dan zal myn hand, gefard ,nbsp;My haar doen vinden in het binnenst van uw hart.
ELFDE TOO NEE L.
WA RIA N T E s, alleen. (ftreeven ?
reedaartig voorbeeld!... Ben ik magtig ’t naar te Ach! dat me uw hand veel eer beroove van het leven !nbsp;Onbuigb’re Moeder, paai uw raazende yslykhcên,nbsp;Koom, en ontruk uw’ zoon Mandane, en ’t hart met een.nbsp;Maar ben ik nog uw zoon,daar,zonder ntcontroerennbsp;Bloeddorftige, ge u laat tot kindermoord vervoeren?nbsp;Hoe gruuwzaam een ontwerp fmcedge in uw wreedgemoed !
Doof voor de ftem der min, gclyk voor die van ’t bloed, Acht gy geen paaien, door Natuur gefteld, geheiligd,nbsp;In ’t woestrte hart erkend, geëerbied en beveiligd.nbsp;Voorkoomen wy de ontmenschte, en laat ons,eerzy’tnbsp;wacht...
TWAALFDE TOON E EL. Ariantes, Orontes.
Orontes.
A-^en hevigffe aanval, Heer, van ’s vyands ganfehe magt Heeft fchielyk ’t al in fchrik en wanorde als gedompeld.
Men
-ocr page 72-Men vlood: het lefjer word beftormd en overrompeld. Ach! vlieg ter hulpc; of llcl u voor, dat binnen kort,nbsp;En Cyrus en Maiidane aan ons ontweldigd word.
A R I A N T E s.
G '6n! xoudrgy m vne ziel zoo wreed een’ flag doen lyden! Welaan, ik ga, bezield van woede en liefde, ftryden :nbsp;En keer,indien mvn moed door de uitkomst word verrain.nbsp;Om myn’ Mcdminnaar op dees plaats te doen vergaan.
Einde des Pierden Bedryfs.
VYF'
-ocr page 73-TREURSPEL. 6i
VYFDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL.nbsp;Tomyris, Gelomide.
B,
’k
Tomyris.
en eind’lyk overheerd; en ’tNoodlot, wreed ver» bolgen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(gen.
Maalt my op elk een’tred den dood , dien ’t my doet vol-Myn oog verneemt, daar ik den Icepter heb gezwaaid, Slechts ftervenden en doön, aan allen kant gezaaid.
En niets, niets kan my aan de rampen, die my drukken, Als een roemruchte val, daar ’t al van waagt, ontrukken.nbsp;Ket is by Cyrus, dat ik dien verwachten ga.
Het overwinnend heir ontruk’ hem my, ’t befla Te naderen, het waag’ te dringen door de fchaaren,nbsp;Die ik den toegang tot zyn’ kerker doe bewaaren.nbsp;Geuonide.
Stel, biddeik, u toch niet aan’skrygs volk woede bloot; Berg u:. Iffédon bied u byftand in den nood.
Vertrek met Cyrus; laat uw Zoon u vergezellen:
Ligt kunt gy, wykende ’t vervallen nog herftellen. Tomyris.
Ach! dat myn vyanden veel eer my doen vergaan!
Hoe! zoude ik daar myn Zoon gebied, als Onderdaan Verfchynen? ik, die’t recht van zyngeboort’vertreede;nbsp;Op dat ik hier den troon, die hem behoort, bekleede?nbsp;Keen, voor myneeerzucht waar dit noodlot veel te ftraf:nbsp;’k Leefde op den zetel, en de dood werp’ my daar af.
Weet ondertusfchen, dat myn val, niet te vermydcn, De zwaarfte fmart niet is, die myne ziel moet lyden.
’k Laat twee Gelieven, op het hoogfte vergenoegd: Zie daar myn wreedfte pyn, en wat my yslyk wrocgt.nbsp;Verwoede wanhooplD wang des NoodsiTe moeten fnèe-ven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;En
-ocr page 74-lt;53 T o M Y R I S,
En myn Meêminnaares den doodfteek niet te geeven! De Trotfc triomfeert, braveert myn’ toorn. Wat hoon!nbsp;Aan mynen wrok ontrukt door myn’ gehaaten Zoon.nbsp;Koom, zegevierenweook.HaarMinnaars bloed te plengennbsp;Is meer dan voor de helft haar zelv ter flachting brengen.nbsp;Men offer’ Cyrus, ’k Ga hem vinden daar hy is:
Hy xy het, die ïyn lot, en tevens ’t myn beflifl’.
’k Wierd door zyn oog verrast, en myner ondanks teder: Maar wen ik ’t ooit belyd’ tot zoo verr’ my verneder.nbsp;En hy me in ’t eind veracht, dan zie hy, my ter wraak.nbsp;Dat ik een’ toegang tot zyn hart door’t Itaal my maak’.nbsp;Hy koomt. Alziende Goón, die weet, wat ik moet lyden.nbsp;Wilt van eene offerhand, zoo dierbaar my bevryden!
TWEEDE TOONEEL.
Tomyris, Cyrus, Gelonide, Gevolg.
DT om yris.
e zege toont zich. Heer,voor u. Denk echter niet, Dat gy my immer, laf voor u geboogen ziet.
Het bloed myn ’s Volks dekt de aard; hun droeve fchim-men wachten.
Dat myn rechtvaardigheid u'voor haar rust doe Aagten : Ja, ’t uwe word geëischt voor dat vergooten bloed.nbsp;Laat ik niet zyn genoopt, nu ik my w'reeken moet:nbsp;Want, in het uiterlle, waartoe ik ben gekoomen,
Het meest wanhoopetide ben ik het meest te fchroomen. Cyrus.
Wat doet u tot zoo naar een wanhoop overflaan ?
Men dwingt u niet om van den Rykstroon af te gaan. Nooit wierd ik door myn’ wcnsch naar uwe kroon gedree-ven;
Schenkt my het krygslot haar, ik zal zeu wedergeeven. Het is haar glans niet, die myn oog hier treft. 6 Neen -'k Verlaat dit oordterftond, geef my Mandane alleen-
To-
-ocr page 75-To MY RIS.
Neen; tot wat tegenfpoed ons ’t Lot verwy zen kunne, Geloof niet, dat 'men ooit Mandane u weêr vergunne.nbsp;Doch de oogenblikken zyn te duur; des hoorin’tkort,nbsp;Hoe ’t hart van Tomyris voor u ontwapend word.
Uw volk ontruime ftraks dees tenten, en myn landen.' Ruk mynen Onderdaan uit hun bebloede handen.
C YRUS.
Ik zou myn ftem?.. Waar heen laat ge uw gedachten gaan? Tomyris.
Nog eens, zy wyken; of het is met u gedaan. Cyrus.
Kent gy my wel, als gy door deeze dreigementen U voorflelt in myn ziel de vrees te zullen prenten ?
’k Zocht honderd werven in’t gevaar den dood,Mevrouw; ’k Zag dien te na dan dat hy my verbaazen zou.
’t Is waar, dat ik onlangs gevreestheb voor uw woeden: ’t Gevaar trof toen te waard een hoofd; ’k moest het be»nbsp;hoeden:
Mandane was gedoemd; myn hart bezweek vanfchrik; ’k Verbleekte, ik fidderde in dat gruuwzaam oogenblik.nbsp;Maar ze is gered; en ’t zyn myns Medeminnaars zorgennbsp;Die voor uwe afgunst my haar leven nu verborgen.nbsp;Tomyr IS.
Die Medeminnaar is myn eigen bloed, en word Zeer ligt my heel gelyk, als hem myn voorbeeld port.nbsp;Stel dat Zoo waardig hoofd niet bloot aan die gevaaren:nbsp;De tyd zal mogelyk myn gramfehap doen bedaaren.nbsp;Cyrus.
Neen, yd’le hoop, dat zich uw woede ftill’. Heb ik Nog ftraks niet zelf gehoord ,gv,Gden,zaagt myn’ fthrik!
Uit een’ ontmenfchten mond’th.rroep’loos vonnis koo-Tomyris. nbsp;nbsp;nbsp;(men?
Gy denkt, ondankb’re, aan’t geen myn haat heeft onder-noomen,
Cn rekent niets, het geen myn liefde heeft verricht:
'tls
-ocr page 76-’t Is u vergeeten, dat gy ’t licht haar zyt verplicht. Met welk een koude en fchrik zag ik het (taal geheeven!nbsp;Hoe wierd ik tullchen u en mynen Zoon gedreeven!nbsp;Zeg, Wreede, heeft myn hart een oogenbh'k gedaan,nbsp;Of zich op d’eisch des bloeds,en dien der min beraJn?nbsp;Maar wat beita ik ? G0611! Ik kan zyn’ haat befchou wen,nbsp;En zonder bloozen, dat ik hem beminne ontvouweulnbsp;Ik breng my zelve tot de wanhoop, yslyk wreed.
Dat ik ’t geene ik my fchaame, en vruchteloos, beleed Wil op uw zege vry, zy is voikoomen, boogen:
Zie Tomyris, haar’ trots bezweeken voor uwe oogen: Maar fchroom een wraak, waar toe ik overfla. Welaan,nbsp;Alleen een woord nog: wilt gy leeven, of vergaan?nbsp;Die keus is wichtig: wik dan wel voor ’t overhellen,nbsp;En zcginy ’t vonnis voor, het welk my (laat te vellen.nbsp;Spreek, ’t is te lang,datikmyngramfehapwederhouw’.nbsp;Cv RUS.
Indien myn lot door u bepaald moet zyn, hoe zou Ik kunnen kiezen, en myn’ roem niet Ichand’lyk krenken ?nbsp;’k Wacht van de Goón, dat zy de zege of dood my fchen-Tomyris.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ken.
En ondanks deeze Goón fchikke ik uw lot. Ga heen, Keer in uw’ kerker, en verwacht den dood alleen.
DERDE TOONEEL.
Tomyris, Gelonide,
Tomyris. a, derven zult gy; hoop op geen vergifFenisfe:
.T
t Is nodig, dat uw bloed de ichande van my wisfe. Koom eedle wanhoop, koöm, gy opent my ’tgezicht,nbsp;Verdryf de onwaarde min, hergeef my aan myn’ plicht!nbsp;Maar ’k zie Aripithes. Helaas! wat moet ik vreezennbsp;Uit eene ontroering, klaar op zyn gelaat te kezen?
TREURSPEL. 65
VIERDE TOONEEL.
Tomvris, Gelonide, Aripithes,
MAripithes.
evrouw, ik kondige u een’ droeven omkeer aan; ’t Geweld ftaat Cyrus boei te breeken; ’t is gedaan.
Zyn wacht vveêrftaat, maar moet voor de overmagt wel Tomyris.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(bukken.
'Vat kicze ik, Hemd! in decz’ drang van ongelukken ? Koom, volg my vaardig... Wat vertooning..! Grootenbsp;Goón!
W-en xien myne oogen ? Myn’ ter dood gewonden Zoon!
VYFDE TOONEEL.
Tomyris, Ariantes, Orontes, Aripithes, Gelonide.
V nbsp;nbsp;nbsp;Ariantes, door Orontes onderfleund.
orstin, denk op u zelv; de Perziaanen fpoeden, En ma,aken haast met u een einde van hun woeden.nbsp;Geen uwer Zoonen heeft vermogt hun daal te ontgaan;nbsp;Niets meer ombreekt hen dan de Moeder neêr te flaan.nbsp;Myn min heeft tegen my uw gramfehap aangedreeven jnbsp;Laat nu myn dood me uw hart van Moeder wedergeeven.
reek my, wreek u, wreek heel het menschelyk geflacht; ’*¦ Is ’t bloed van Cyrus, dat ik in den afgrond wacht,nbsp;Hy fterft.
ZESDE TOONEEL. Tomyris, Geeonide* Aripithes.
Tomyris.
^ j Wacht het.’k Zweeruby den Hemel,’k zal’tugee-ns allen Wreeken : ’t brachtal mynen om het leven, (ven; »gt; Goden, die my hoort, wen ik mvn’ eed Verbreek *nbsp;Enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dat
-ocr page 78-66 T O M Y R I S,
Dat uw verachting op myn hoofd zich daad’lyk wreek’! Zou ik den blikzem zien in uwe handen wetten,
Myn* troon vergruizen, en geheel myn volk verpletten; Ik zelv gefpaard zyn; en, ondraagclyke drulc!
Zou ik Mandane zien met Cyrus in geluk!
Maar draaien w’y niet, nu’t op’t uiterst is gekoomen; Indien ik wachte word myn offer my ontnoomen.
Aripithes, hoewel ik my van uwe trouw’.
Door vaak betoonde vlyt genoeg verzekerd houw’. Nochtans, wyl ’k nodig heb, tot mind’ring myner fmarte,nbsp;Bv een getrouw’e hand een onverfchrokken harte,
Strekt zich uw yver tot zoo verre, en wacht ik van U w’ moed een grootsch beftaan ?
Aripithes.
Beveel.
Tomyris.
AriHthes
’k Bedenk my niet,gy zult uw’ wil ziennaargekoomen. Ja, ’t bloed van Cyrus fchoon ’t het myne kort’, zal ftroo.nbsp;men.
Myn drift baant my een’ weg tot by hem : en, Vorftin, Myn hart ftaat voor de trouw van myne hand u in.
Tomyris, Gelonide.
WGelonide.
at last gaaft gy daar!
T OMYRIS
Door niyn glorie voorgefchreeven. G E L c N I D E.
Hoe! de Overwinnaar heeft dan niets dat u doet beeven? Ach! dat dat doodsch bevel toch wederroepen zy;
Om uwe goedheên, om uw eigen heil! Zoo gy Als niets kunt achten, dat ge u zelve gaat verderven ,
TREURSPEL. 67
Denk welk een gruuwel, dien men mint, dien te doen Hoor naar uw liefde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(derven!
Tomyr IS.
Zou ik hooren naar een’ gloed. Dien ’k als een monlter in myn hart verfmooren moet 1nbsp;Een 1'efde, wreeder dan een Helfche Rafernyë!
Myn bloed fchreeuwt, Gelonide, en eischt, dat ik my vryë. Doch ftaakenwe yd’le reên : my rest een korte tyd:nbsp;Dees 2y geheel aan myn gevoeligheid gewyd.
Dat boven alles haar Mandanes draf vernoege:
’t Is tyd dat myne hand die Minnaars famen voege.
De dood myns Zoons zy ons voor ’t minst van een’ge vrucht:
Hy wederftreeft niet meer... Wat hoor ik ? Welk geruchtquot;? Myn grootfte Vyandin vertoont zich voor myneoogen !nbsp;Word myn geliefdfte wraak me , 6 Goón! door u onttoo*nbsp;gen ?
ACHTSTE TOONEEL.
Dm A N D A N E.
e goede Hemel heeft in ’t eind myn bcê verhoort: ’t Geroep, dat door de lucht aan alle vyden boort,
De fchrik,de vlucht der Wacht, de vryheid myner gangen. Het zegt my alles, dat ik niet meer ben gevangen.nbsp;tegen Tomyris.
Mevrouw, kan ik door u den Overwinnaar zien?
*ter zyde.
Ach, Hemel!.. *Maar myn hart moet myne drift gebiên. M A N D A N E.
Beledig Cyrus niet door ongegrond te vreezen :
Hoe edelmoedig hy ook zy, ’k misdeed te veel,
E 2
Hy kent geen’ vyand, die niet wil gewapend weezen.
Dan
-ocr page 80-68 T O M Y R I S,
Dan dat ik my met hoop op ïyne goedheid itreel’. Nochtans, om ’t grootsch gemoed tc neigen tot vergeeven,nbsp;Herftelde ik reeds de helft van 't geene ik heb misdreeveri inbsp;En binnen kort zal u niets meer te duchten Üaan.
’k Heb last gegeeven uit zyn boeien hem te ontflaaq! Aripithes, wiens vlyt en yver my behaagen,
Heb ik de zorg van die verrichtinge opgedraagen.
Doch wyl men toeft, ga ik, en dring, dat hetgefchied’. Vaar wel; wacht dat ge eerlang uw’Minnaar wederziet.
NEGENDE TOONEEL.
Mandane, Cleone'.
H nbsp;nbsp;nbsp;Mand AN E,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(bleeken;
em weerzien! Cleoné, dat woord doet my ver-Myn bloed bevriest, ik beef, myn tong bez wy kt in ’t fpree-Wat gaat zy dringen? wat, dan zyne dood alleen? (ken. Ach wreede! ontmenschte!.. Gaan we, en volgen wynbsp;haar fchreên.
Niets kan de ontroerenis van myne ziel verwinnen. Koom, en verlaat my niet...
Cleone'.
Wat wilt gy gaan beginnen, Mevrouw' ? Wat zoeken in den algemeenen fchriknbsp;Ontzie ’s Volks woede in hun wanhoopigst oogenbiik.nbsp;Vertoef; uw Held zal Zelf verfchynen aan uw voeten:nbsp;En ’(is op deeze plaats, dat wy hem wachten moeten.nbsp;Mandane,
Is ’t mooglyk! Kan een hart, dat zoo veel liefde draagt, Den doodelyken angst verduuren, die het jaagt?
Ik ys voor Cyrus lot! Wat heeft men voorgenoomen? Deontmensclite Tomyris doet alles van haar Ichroomen.nbsp;Maar Artabazes koomt... Behoedt my, groote Goón!nbsp;De ramp, dien 'k vrees , ftaat op zyn droef gelaat ten toon.
TREURSPEL. 69
TIENDE 7^ O O N E E L.
Mandane, Artabazes, Cleone'.
T nbsp;nbsp;nbsp;Artabazes.
J a,’k breng de droeflie maar der groot ftetegenfpoeden. Vorst Cyrus,..
Hemel! H’v is dood 1 Artabazes.
Verhard in ’t woeden
Sloot wreede Tomyris voor eeuwig zyn gezicht.
Ach! Onderfteun my.
Artabazes.
Kon de Fakkel, die ons licht,
Een’ gruuwel,daarNatuur verllomd voor ilaat,beftraalen? En kan ik het tafreel dier yslykheid u maaien?nbsp;Mandane.
Spaar, Artabazes, my in ’t minrte niet, vaar voort:
’k Wil Cyrus natreên in der Schimmen aak’lig oord.
Ik heb hem doen vergaan; my rest niet dan te fneeveti, En ’k zoek in dit verhaal het einde van myn leven.nbsp;Artabazes.
En ik, Mevrouw, moest naar dc grootheid mynerfmart, Voor myne ftem myn bloed doen fpreekeii uit myn hart.
De zege toonde zich aan onze zy’ volkoomen:
Gy waart reed? veilig, en uw Wacht was weggenoomen; Wanneer ik Tomyris zie van een’ and’ren kantnbsp;Naar Cyrus ylen, met een pook in haare hand.
Ik fidder, volg den (loet, cüe raazend haar verzelde; En tegen my zich voor des kerkers ingang Itelde.
Men vegt, een bloedilrooni vloeit langs de aarde op ’t _ oogenblik ;
k Dring in, de Scyten vliên, bevangen van den fchrik. Ik nader eind’Iyk met een ziel, door vrees bewoogen.
R I S,
vertoont ^ich aanmyne
lo T O M Y Wat voorwerp, groote Goón!nbsp;oogen!
Myn volk blyft ftaan en geefteenfchreeuvv,dieyslykis. Een troep Barbaaren fluit een’ kring om Tomyris,
Die driewerf, door ’t geroep verhinderd noch getroffen, Doet in een vat, vol bloeds een hoofd ter nederplotfen;nbsp;En zegt op elk een reis, uit een geprangde borst,nbsp;Vetzjidig u met bloed, waar naar gy hebt geilorst.
Elk rilt, elk fiddert op die rede; en oogenblik’lyk Bevangt een doodfche ftilfe ’t al, niet min verfchrik’lyk.nbsp;De Zon, als met een kleed van duifternis bedekt,
Doet denken, dat zy dier vertooning zich onttrekt. Zelfs Tomyris, altoos tot wreedheid aangedreeven,nbsp;Voelt op deez’ ftond heur’ aart en woede haar begecven:nbsp;En doemende naar’t fchvnt,een zooontmenfchtedaad,nbsp;Wend zy haare oogen af van ’t geen haar hand beftaat.nbsp;Wat oogen zouden ook dit deerlyk aanzien veelen?nbsp;Wat hart zou willens in die misdaad kunnen deelen?
’t Gelaat uw’s Minnaars, zich verbergende in het bloed, Toont niets dan ééne wonde aan myn ontfteld gemoed;nbsp;Dat, vol gerechten fchrik, daar vrucht’loos poogt de trekken
Des Heids, die Azië verwonnen heeft, te ontdekken. M A N D A N E.
Ach! vliegen wy ter wraak.
ARTAB AZES.
Uw wenfchen zyn vervuld. Het bloed der Scyten heeft gedroomd voor hunne fchuld;nbsp;En Tomyris zou zelv niet zyn verfchoond gebleeven.nbsp;Maar Cyrus fchim ten zoen, aan onze wraak gegeeven:nbsp;Doch, flaande een oog van zich, het welk den dood veracht.
Te fcbikhen van myn lot fiaat in myn eige magt Koeptzc uit; en door de drift, die in haar heerscht, ge-dreeven,
Grypt ze eene pook, treft zich, en eindigt ftraks haar leven.
MAN.
-ocr page 83- -ocr page 84- -ocr page 85- -ocr page 86- -ocr page 87- -ocr page 88-