â– i/Kamp;i:
i -
«EVOLGD NAAK HET ERANSCHE»
De Gecommitteerden tot de zaaken vau den Schouwi ^Urg hebben, volgens Oflroy door Hunne Ed. Groot*nbsp;Mog. de Heëren Staaten van Hollanden Westvriesland,nbsp;den eerllen November 1787, aan hen verleend, hetnbsp;lechtvan deze Privilegie, alleen voor dén tegenwoordl-gen druk vanAZEMIA,oF DE WILDEN, Tooneel-fpel mtt Zang, vergund aan ]. helders en a. mars.nbsp;L
Amjleldam, den ii September l7pO.
Geen Êxemplaaren zullen voor echt erkend worden dan die door één’ der Heeren Gecommitteerden onder*nbsp;teekend zyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/7)
-ocr page 8-PROSPER, zoon van Milord AkinfoH ^ door Edwin tf gevoed.
MILORD AKINSON.
¦SMITH, een Engelsch Officier^ vriend van AkinJoKa ALVAR, een jong Spaantch Zeekapitein,
FABRICIO, Bootsman van V fchip van Alvar.
flet tooneel verbeeld eeneplaats in V binnenflegedeelte van het eiland, omringd met heuvels -, over twee van welken men naar de grotten gaat, waar in Edwin ennbsp;Prospernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wooning hebben. Deze twee heuvels zyn
yoor aan op het tooneel tegen over elkander geplaatst^ z'jnde de toegangen derzelven door hekken gefloten ennbsp;door heggen en flruiken voor 't gezicht bedekt. Naastnbsp;den opgang des heuvels die naar de wooning Edwinnbsp;geleid, fiaat een boom, en aan 't einde van het tooneel vertoont zich een flil water of rivier die door hetnbsp;eiland loopt.
Even na het opgaan van *tgordyn, gedauretidehet fpee-len der ouverture , ziet men verfcheiden wilden in hunne vaartuigen op de rivier verjehynen , die vervolgens aan land (lappen en zich onder elkanderen met dans-fen vermaaken. Edwin op zynen heuvel komende ennbsp;A 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de
-ocr page 10-de wilden gewaar wordende toont zyne ongerustheid en fchi et daar op een' fnaphaan af, 'twelk de wildennbsp;doet verfchrikken , die in allen kaast de vlucht rteemen,nbsp;fpringende eenigen in hmine vaartuigen, terwyl an-deren zich in de rivier werpen en al zwemmende zoeken te redden, Edwin , na rondgezien te hebben ofnbsp;zy allen vertrokken zyn, komt vervolgens op het tooneeh
EDWIN, alleen.
y vluchten : dit by hen nog onbekend geweer Doet hen altyd door zyn geluid verfchrikken;
Maar zo zy door den tyd eens leerden dat niet meet Te vreezen, zouden zy in weinig oogenblikken,
Door een geweldige overmagt Van myn verblyf zich meester kunnen maaken;
Hoe zeer ik dagelyks nog tracht’.
Te zorgen dat geen melisch ’t ontdekke ofkan genaaken; Helaas'! fints negen jaar dat ik my hier bevind,
Gaf niets myhoopom ooit myn vaderland te aanfehouwen, 6 Gy , myn eenigst goed het welk ik mogt behouêanbsp;Uit onze fchipbreukl tnyn Azemia! myn kind!
Om wie alleen ik nog het leven
Gy hebt my in de zwaarfbe Dagen y*n ’t lot getroost, myn leed verzagti
'tis
-ocr page 11-'tis om zorg voor uw rust te draageil Dat nog uw vader t leven acht.
Van *t ruim heelal gefcheiden.
Baart deze plaats, hoe naar,
U geen verdriet: wy beiden 7.yn alles voor elliaïr.
Als my de (land waar in wy leeven.
Met Tchrik vervult; ik raadloos fla;
Zeg ik, om my weêi moed te geeven,
Terwyl ik de oogen op u (la:
Myn dochter! myn Azemia!
Gy hebt my enz.
Ten minften vleide ik my dat ééns lord Akinfon, Bewust dat zich zyn zoon by roy bevind , zou komennbsp;Om hem te haaien; die my dan óok redden konnbsp;Uit deze woeste plaats; maar wat flastmy te fchroomeanbsp;Zo my die hoop begeeft! thans zynnbsp;Azemia en Prosper op die jaarennbsp;pat zich de liefde ontdekt: wat zorg zal dat mybaaren!nbsp;Ik moog’ den jongling roet al mynnbsp;Vermogen dagelyks misleidennbsp;Omtrent de kunne van myn dochter; ik moog’ haaïnbsp;’t Geheim beveelen; ik moog’ beidennbsp;Een’ tyd lang vrees verwekken; waarnbsp;Toe zal my dat in ’c einde baaten?
Voorzeker zullen ras natuur en liefde my Befchuldigen van veinzery.
Die meesters zullen hen niet lang onkundig laaten:
Zy zyn welfpreekender dan ik»
’k Hoor Prosper. nbsp;nbsp;nbsp;TWEE’’
-ocr page 12-TW EEV E T O O N E EU EDWIN, prosper, op zynen heuvel,nbsp;PROSPER.
Cjoedendag, myn vriend! doe voor my open. EDWIN, het hek opengemaakt hebbende , tenvylnbsp;Prosper afklimt.
Als ik hem zie, verwyt ik my elk oogenblik ’t Bedrog, waar toe ik my zie noopennbsp;Door mynen toeftand; meenigwerfnbsp;Weérfprak ik my by hem met opzicht tot de vrouwen:nbsp;Geduurig tracht hy my daar over te onderhouên.
En... maar daar is hy.
PROSP ER.
’k Sliep te lang.
EDWIN.
Waarom ?
PROSPER.
Ik derf
Uw byzyn als ik flaap en acht dien tyd verloren. EDWIN.
’k Ben voor die denkwyze u verpligt En deel daar in; maar hebt gy ook iets kunnenhooren?
PROSPER. nbsp;nbsp;nbsp;*
Niets: onze wooningen zyn dierwyze ingericht,
Dat zo door haare diepte, als door de kromme wegen Die derwaarts leiden, en de groote digtheid van
De
-ocr page 13-De doorne heggen die haar tegen Den aanval dekken, niets tot ons ooit komen kan.nbsp;Maar waarom vraagt gy dat?
EDWIN.
Zo even
Kwam weer een rroep van wilden aan;
Dien ’k, als gewoonlyk, hier van daan Heb met myn fchietgeweer verdreven.nbsp;PROSPER.
Als ik den naam van wilden hoor.
Herinner ik my telkens de vcrpligting^
Die ’k eeuwig u zal hebben voor Den by (land dien gy my betoond hebt: uw verrichtingnbsp;Behield my ’t leven.
EDWIN.
’t Heeft altyd
My fmart verwekt, toen ik u heb bevryd ,
Dat ik ter zelfder tyd uw’ vader Niet redden kon: ook had ik nimmermeernbsp;Daarna geweeten, of hy hunne handen weêrnbsp;Ontkomen was, zo niet het fchriftwaaruit ik nadernbsp;Zyn’ naam en toeftand heb ontdekt, en waarin hynbsp;*t Kleinood dat ge om uw’ hals draagt, had gewonden,nbsp;Den andren morgen vroeg, door mynbsp;Langs d’oever gaande, was gevonden.
PROS PER.
Gy hebt beloofd dat gy my nog eens dat papier Zoud toonen,
Elgt;
-ocr page 14-EDWIN.
’k Houd u ook myn woord en heb het hier? prosper, (/lt;?«nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van Edwin ontfangtn hebbende, leest.
Milord Akinl’on meent in den reddelr van zyn’ zoon een’ zyner landgenooten herkend te hebben. Daar denbsp;jonge Prosper naauwlyks den ouderdom van zesjaarennbsp;bereikt heeft, en derhalven nog te jong is om een volledig verflag Van de omftandigheden die hem hier gebragl?nbsp;hebben, te doen, hoop ik dat dit gefchrift door zyn’nbsp;verlosfer gevonden en deze daardoor vanmyne lotgevallen moge onderricht worden. In myn vaderland fcheepnbsp;gegaan zynde om eene reis naar myae bezittingen innbsp;cene onzer volkplantingen te doen, wierdenwyop zeenbsp;door een’roover ontmoet, die onsfchipneeinende,allenbsp;de fchepelingen tot (laaven gemiakt heeft.. Na eenio-ennbsp;tyd aan zyn boord geweest te zyn, bevonden wy onsnbsp;heden morgen voor dit eiland, wanneer hem de lust beving om eens naar den wal te gaan, neemende my ennbsp;myn’ zoon op myn verzoek met zich. Naauwlyks voetnbsp;aan land gezet hebbende, wierden wy door eene hordenbsp;van wilden overvallen, die veel fterker dan wy m getalnbsp;zynde, ons fpoedig overmeesterden; doch eene onverdachte fnaphaanfehoot , tvnar door zy verfchrikten,nbsp;deed hen allen de vlucht neemen, terwyl zy ons metnbsp;zich voerden, laatende alleen myn’zoon , diezofchie»nbsp;lyk niet volgen konde, achter; wanneer ik omziendenbsp;gewaar wierd, dat hy door den geenen die de wilden
ver-
-ocr page 15-ycrdreven had, inbefclierming wierdgenomen. Einde' lyk gelukte het ons hunne handen te ontkomen, wanneer wy fpoedig naar de plaats daar wy myn’ zoonge-laaten hadden , te rug keerden; doch hem niet vindende, wilde de roover in wiens magt ik was, zich ter-(lond weder naar zyn fchip te rug begeeven, terwylnbsp;alle myne fmeekingen by hem vruchteloos waren, zonbsp;dafhy my alleenlyk den tyd liet om dit tefchryven. Iknbsp;weet niet hoe lang myne flaverny zal duuren; doch iknbsp;hoop dat ik eenmaal uit dezelve zal verlost worden, tennbsp;einde zo gelukkig te zyn van myn’ zoon weder te vinden , en zynen weldoender myn’ dank te betuigen.
AKINS ON,
PROSPER.
Lord Akinson!
EDWIN.
’kHad, als ik heb gezegd, den morgen Daar aan ’t geluk dat my die brief in handen kwam.nbsp;k Had in myn wooning u alreeds gebragt, en namnbsp;*t Befluit om fteeds voor u, als voor myn kind, te zorgen.
’k Befchouwde u als den geen’ die my Eens zou verlosfen uit dienaar en eenzaam leven;
Doch negen jaaren zyn ’er fints dien tyd vcorby;
En thans heeft me alle hoop begeeven.
PROSPER.
Wat'vreugd zou’t zyn, zo ik de liefde die myn zi^ Voor u gevoelt, ook eens myn’ vadermogt betoonen,
ED-
-ocr page 16-EDWIN.
Doordien ’t zeer tnoeilyk is de kust die wy bewoonen Te nadren, z»g ik hier nog nooit een vreemde kiel,nbsp;Dan flechts die ’t ongeluk van tyd tot tyd deed ftranden:
Waar door ik fomtyds, wel is waar.
Wat onderhoud bekwam; doch ’tfchynt alleenlykmaar De wilden vry te Haan om veilig hier te landen.
En hun herhaalde komst...
PROSPER.
Wat toch is de oorzaak van Uw vrees? zy kunnen nooit in onze wooning komen:nbsp;Want ï'lles is door u zo wel in achtgenomen.
Dat niemand buiten ons den toegang vinden kan, EDWIN.
Dat’s waar; doch altydmet ons driën alleen te leveni PROSPER.
Maar waarom ook , daar ’t overal Zo vol met menfchen is, is ’c hier zo leeg gebleven!
Zie daar; my dunkt, indien ’t geval Die vrouwen waar van gy my zo veel kwaad doetdenken,nbsp;Eens herwaarts bragc, dat zulks ons veel vermaak zounbsp;EDWIN.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(fchenken.
(jer zyde.') nbsp;nbsp;nbsp;Qtegen Prosper,'^
Daar zyn we ’er weêr. ó Neen; ’k herhaal
U nogmaals, 't geen ik meenigmaal Gezegd heb; zy zyn even zeer te vreezennbsp;Als zy behaaglyk zyn.
PROS-
-ocr page 17-ER.OSPÊR.
Nochtans in haar bemin Ik tot haar’ naam; vooral vind ik genoegen innbsp;Van haar met u te fpreeken; zo 't kan wezen,
Doe tny de vriendfchap om my haar Eens af te fchetzen.
EDWIN.
Ik wil gaarne aan uw begeeren Qter xyde,')
Voldoen. Ik moet hem, om ’t gevaar Dat daar uit fpruiten kon, te weeren,
Zien af te fchrikken, zo myo dochter ooit in ftaai Mogt wezen om hem iets van haar geheim te zeggen.
DERDE T O O N E E L.
EDWIN, PROSPER, AZEMIA, op den heuvel, zonder door Edwin of Prosper gezien te worden,nbsp;AZEMIA, ter zyde,
2sie zo; zy zyn weêr in den raad.
Laat ons eens luistren wat zy faamen overleggen.
TRIO.
EDWIN.
Hoor toe, dit is haar beeldtenis.
Maar Iaat de fchyn uwe oogen niet verblinden^
Gy zoud u zelf daar na bedrogen vinden s ’k Zeg u de zaak gelyk zy is.
In haar kan alles ’t harte binden.
AZEMIA, ter zyde , PROSPER.
’t Hane binden i
ED-
-ocr page 18-EDWIN.
Een oog vol vuur, dat vriendelyk is.
Een zagt gelaat.
AZEMIA, ter zytJe, PROSPER.
Wat lieve beeldtenis!
EDWIN.
Gelyk een roos, vol geur en frisch.
Die pas ontluikt.
AZEMIA, ter nbsp;nbsp;nbsp;PROSPER.
Wat lieve beeldtenis.
EDWIN.
Van taal betoovrend ;
Zo bartvevoNrend ;
Ken glimlagch die inneeinende is.
Zie daar haar waare beeldtenis.
AZEM IA, nbsp;nbsp;nbsp;PROSPER.
W.t lieve beeldtenis! nbsp;nbsp;nbsp;Wat lieve beeldtenis!
Hy zegt de zaak gelyk zy is. nbsp;nbsp;nbsp;’kWect mets dat zo bekooilyk i.s.
PROSPER.
Myn vader, als ’i zo is,
gt;Votd imniei'S nooit daar door de rust verloren. EDWIN..
Nu luister voort, dir iï ’t niet all’. iLaat toch de fcliyn u niet te ras bekooren!
Gy waagt te veel in dat gevgl.
AZEMIA, ter z^de. nbsp;nbsp;nbsp;prosper.
Nu; luistren wy nbsp;nbsp;nbsp;]k luister al.
Wat zegt hy toch van ons 1 ik Indien ’t zo is, gelyk gy my moet eens boorennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doetbooren,'
Of by de waarheid fpreeken zal. Wat waagt men dan in dat geval ?
E D-
-ocr page 19-EDWIN.
Die bloem, zo friscli en fcboon voor de oogen j Is vol vergif: men raakt zyn zinnen kwyt.nbsp;PROSPER.
Ach! welk een fpyfI EDWIN.
Dat zagt gemoed, zo vol vermogen,
Word eerlang ftaal dat u door ’t harte fnyd.
PR OSPE R.
Ach! welk een fpyt S
Die taal die u houd opgetogen.
Verbergt een hart vol loos bedrog en nyd.
A Z E MIA, ter zyde.
Het is niet waar ’t geen gy daar zegt.
Myn vader gy fpreekt niet oprecht.
PROSPER. nbsp;nbsp;nbsp;EDWIN.
Is ’t indcdaad gelyk gy zegt ? Geloof Inyn tvoord, ik fpreek oprecht, PROSPER.
Die frisfche bloem!
EDWIN
Is vol venyn.
PROSPER.
Dat vricndlyk oog!
Belaagt uw leven.
PROSSE r.
Dat zagt gemoed!
EDWIN.
Is enkel fchyn.
B
-ocr page 20-l8
PROSPER,
Die zoete taal ?
EDWIN.
Moet u doen beeven.
EDWIN. nbsp;nbsp;nbsp;AZ'e.UlK , ter zyde.
Hu weet gy hoe de vrouwen zyn. Het is nietwaar dat wy zozyó» PROSPER.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Hyn vader, ach! is ’t waar dat zy zo zyn t
Edwin.
6 Ja; ’tis waar dat zy zo zyti.
Dies zie wel toe dat gc u niet laat verftrikketv
Cy weet nu hoe de vrouwen zyn.
PROSPER. nbsp;nbsp;nbsp;A ZE MIA.
Ach! watgovaar indien zy ons ver- Waarom tracht hy van ons hè» llriKkcn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;af te l'cbnkücn.
Wat fpyt het my dat zy zo zyn. Het is niet waar dat wy zo zy»
prosper.
In alles wat gy zegt berust nbsp;nbsp;nbsp;‘
Ik gaarne, nochtans kan myn hart zich niet gewennen Zulks in dit ftuk te doen; ’k heb altyd grooten lustnbsp;Om die bedriegfters wat meer van naby te kennenjnbsp;En hoe ondeugend zy ook Zyn,
’kZou haar wel willen en wel durven wederftreeven.
A z E MI A, ter zyde.
Haar wedcrfireeveul
EDWIN,
Mtt haar min zoud ge een veny» Inzuigen, ’t welk u zoude een levennbsp;Doen Jyden vol verdrictlykhcdn.
ZelP
-ocr page 21-2elfs in den flaap word haar vervolging niet ontweken. PROSPER.
Zou ’k my daar van niet by’t ontwaaken kunnen wreeken? Maar u is door die min, door dat venyn, juist geen
Groot kwaad gefchied, naar ’tfchynt; ik hoorde u wel eens zeggen
Dat gy, voordozen, meer dan eens door toedoen van Uw vrouw veel vreugd genoot.
E DVVIN.
Ik kan niet wederleggen, bat daar op, by geluk, uirzondring vallen kan.
PR OSPER.
Maar eindlyk zo myn vader hier mogt komen En wy van hier gaan, zal ik welnbsp;Genoodzaakt zyn om dat gedacht te zien.
E DWIN.
Ik ftel
Als dan aan hem de taak om u te leeren Hoe ge u daar in gedraagen moet.nbsp;prosper.
Zo in dc piaats eens zoons, de Hemel flechts zo goed Geweest ware om een dochter u te geeven Inbsp;EDWIN. '
EDWIN.
’tZou vermoedlyk tot uw ftraf (ter zyde )
Verftrekken (en zeer zeker tot de myne)
Wensch niet dat immer hier een vrouw voor uverfchync Want dat ware uw’ verderf.
P U O S PER.
’k Schei, dat zo zynde, ’er af Om u daar over meer te vraagen.
Dies van wat anders; ’tkomt myvoor Dat Felix langer flaapt dan wel op andre dagen
A Z E M I A.
ó Neen; ik flanp niet meer; ik Juister en ik hoor
QZy komt van den heuvel op het tooneel^ PROSPER.
lial ’k zie hem.
EDWIN, tegen Azemia.
Kom , myn kind ; ik wachtte op uw’ontyvaakeo
Om aan mvn bezigheêii te gaan.
De nood vereischt dat wy nooit onzen arbeid (haken. Doet beiden ook uw werk en gaat hier niet van daan.nbsp;(tegen Prosper.y
Gy, help uw broeder in het geen hy moet verrichten. prosper.
’kDoe nooit zo veel voor hem ais ik wel wensch te doen. EDWIN, flil tegen Azemia.
Laat hem toch niets van uw geheim vermoén. Indien hy zich door u zag daarumtrent verlichten,
Zoud
-ocr page 23-fil
Zond gy 11 w onheil nooit oiuvliêii.
Hy zoude op ’c oogenblik u als een vyand hindren
(Overluid.')
In alles wat gy deed. Vaart wel, inyn lievekihdren! Gy zult my fpoedig weder zien.
(Hy omhelst beiden en vertrekt', waar na zy aan hun werk gaan, houden le Azeria zich bezig met hetnbsp;vlechten van een mandje , terwyl Pt osper Jlaat kooreanbsp;te ziften.)
AZEMI A, prosper.
A Z E MI A , ter zyde.
y beiden worden, naar ik zien kan , door royn’ vader Misleid; hoe fchetfle hy hem daadlyk ons geflaehtlnbsp;En waarom wil hy dat ik hem als een’ verradernbsp;Befchouw'en zal? hy fchyiu zo goed, zo zagt.
Wat kwaad heb ik van hem te vreezen ?
(tegen Prosper.)
Je werkt te veel; ’t gaat vast dat jy vermoeid zult wezen. PROSPER.
Zou ik vermoeid zyn, als ik in het werken my Êy jou bevind? dat is onmoog'yk.
A Z E M J A,
Zo dat jy
't Kaakt rnyn zinnen Zelf
^ly dan keel lief hebt.
P R o .lt;! P r R.
Ja, vo- iZeker . E 3
-ocr page 24-7,elfs meeniginaal verward; ’k bemin je vader, ’kzoa Voor hem wel derven, en ik weet niet wat my joiinbsp;Kog doet veel meer dan hem beminnen»
‘kVoel dat tnyn hart begint te (laan Zo dra’k inècn jou te liooren ;
‘ nbsp;nbsp;nbsp;. En ’t klopt als ik wü by jou gaan
Nog (lerker dan te vooren.
Gedimrig doet me een zeker iet Ontdellen, waarom weet ik niet.
Ik kon wel aan je vader zeggen Of hy my dit eens uit wou leggen ;
Maar als je woud, denk ik dat jy *t My beter leeren zoud dan hy.'
Myn eerde wensch is ahyd om dy jou te mogen wezen.
En echter als ik hy jou kom Ben ik nog niet geneezen-^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Altyd doet my een zeker iet
Verlangen, waar na weet ik nieü Ik kon wel aan enz.
AZEMIA.
k Heb dunktme, daar wel min of mceï Wat kennis van verkregen;
Doch mcenigraaalcn ftelt ’er weêr Een zeker iet zich tegen.
Altyd maakt my dat zeker iet Verlegen, waarom weet ik niet.
Ik lièb myn’ vader wel gebeden.
Dat hy my dit eens zou ontleeden:
Maar
-ocr page 25-Maar als ik dorst, denk ik dat jy 't Jfy beter leeren zoud dan by.
ïk luisterde ftraks, toen je met myn’ vader flond Te fpreeken: ’k hoorde jou wel zeggennbsp;Dat jy verlangde dat men hier ook vrouwen vond.
Waarom toch?
e
PROSPER.
’k Weet dat zo niet uit te leggen 5 Maar wou jy ’t ook niet ?
A z £ MIA.
Neen ; vertrouw dat vry. PROSPliR.
ïiat ook je vader die begeerte heeft misprezen.
’tKan zyn dat hy gelyk heeft.
AZEMIA.
En
2o ik er eens een was?
prosper.
Zo dat had mogen wezen.
Had ik thans all’ waar ik naar haak.
Wat zou ik dagelyks vermaak Genieten!
AZEMIA.
Ja; met my te wederilreeven. PROSPER.
Neen; met jou alles toe te gceven.
A ZE-
-ocr page 26-PROSPER.
’kZou nietmeer je kunnen minnoii Dan nu, dat is- onmooglyk; maar ik zounbsp;Gélukkiger dan zynniets zou myn heil verwinneUtnbsp;A z E MIA.
Gelukkiger! is dat wel waar?
PROSPER.
^0/1 zytt hart wyzende)
Ja; wel te weeteii: ’k voel het daar. AZEMIA, ter zyde.
Ky zou gelukkig zynl hol ’k moet dan nu ook fpreeken
(tegen Prosperd)
St. Prosper!
AZEMIA.
Kom hier wat nader by. IloorJ wees gelukkig; ’k ben er eene,
PROSPER.
Maar om den gek met my te fteeken.
A z E M I A.
Neen; ’tis de waarheid wel.
(Pt osper treed bevreesd te rug^y Wat is het? fcheeltje wat?nbsp;PROSPER.
Neen; niet met all’.' ’tjs dat ik lla te beeven.
A ZE»
-ocr page 27-AZEMIA, ffjsgelyks te rug treedcnde.
Ik had hem liever iriets te kennen moeten geeven; ’k Sta ook te beeven als een blad.
AZEMIA.
Ik beef', ’kweet niet wat iny ontfteltj Maar ik ben gebed verflaagen.nbsp;PROSPER.
Ik beef: ’kweet niet wat angst my kyreltj Maar ik kan dien niet verjaagen*nbsp;AZEMIA.
Kom nader by.
PROSPER.
Wie? ik?
AZEMIA.
Ja: jy*
prosper.
’kDurf’t niet waagen.
Kom nader by.
AZEMIA.
Wie? ik?
PROSPER.
Ja; iy.
AZEMIA.
’k Durf’t niet waagen.
Zonder te nadren, zie naar iny. PROSPER.
Zie jy dan ook naar deze zy.
AZEMIA.
Wel nu ?
B 5 FKOS.
-ocr page 28-PROSPEK., vervolgens TE SAAMEN.
’Iv Zie jou met welbehaagea.
A Z £ M I A.
Kom; nader nu een 'treedje.
PROSPER.
Ik nader al een beetje.
QZy mieren elkander langzaam ; deck digt h'j ei-kaêr gekomen zjnde, gaan zy fcnietyk te TE SA AMEN.
Ik beef; ik beef in waarheid nog;
’k Durf niet nader by jon komen.
zeido j is waar.
Helaas! helaas! wat is hot toch Dat ons beiden zo doet fchrooinenïnbsp;r myn vader *0
’k Vrees wat lt; nbsp;nbsp;nbsp;„ . ¦ f ¦
C ons Edwin J
Ik zie de zaak thans al te klaar.
PROSPER.
Min jy my nog? nbsp;nbsp;nbsp;,
AZEMIA.
Nog even zeer.
T E S A A M E N.
Laat ons dan te gelyfe eens naar malkander kyken. PROSPER, vervolgens TE SA AMEN.
’k V^oel myn befchroomdheid wyken. AZEMIA.
Kom zagtjes nadei by.
-ocr page 29-PROSPER.
Kotn dan ook wat naar ray.
TE SAAME N.
Jk za! welhaast digt by jou ftaan;
Myn vrees verdwynt; ’t zal nu wel gaan? AZEMI A.
Wel nti, zegt je jouw hart ook iets? PROSPER.
’t Zegt my dat ik jon moet bezinnen»
Maar zegt het jouwe niets ^
A Z E M I A.
't Zegt dat ik aliyd jou moet miniintt.'
TE SAAMEN.
Ach! wat geluk!
Ik voel geen’ druk,
Wy zyn eens van zinnen.
Bcvryd van fmart.
Zegt my myn hart Dat ik jou moet minnen.
En ’k Weet wel dat in dit geval Myn hart my niet misleiden zat.
AZEMIA.
¦kVoel lue eenigzins gerust gefield jzo we ons maar hoedett Voor ’t geen men liefde noemt.
Hoe zullen we iets ontvliên Dat geen van beiden kent? rnisfchiennbsp;Komt ze eer wy iets daar van vermoeden,nbsp;AZEMIA.
2o veel te dimmer; want myn vader zegt, dat die
Ons
-ocr page 30-Ons zeer veel finarte zon verwekken.
PROSPER.
Alsdan zie
Ik daar niets anders op dan dat wy t’faameii lyden.
A Z E MIA.
Je licbt gelyk : kom , kom ; zo ik 't nietjcan vennyden.
Zal ik aan ’t ongeluk dat uit de liefde fpruit My onderwerpen.
PROSPER.
Men hoort eerdg gerucht achter het tooneel,
A Z E Ml A.
Stil! men fpreekt daar.
- nbsp;nbsp;nbsp;PROSPER,
’t Is’t geluid '
Toch nietvan Edwins ftem; zo eens de wilden kwamenl ’k Ben ’t meest voor jou beducht.
AZEMIA.
Verbergen wy ons werki
En laat ons zorgen dat men niets van ons bemerkt (Zy verbergen zich achter de heggend)
FT F D E tooneel.
AZEMIA» prosper, Ar.VAR, FABRICIO,
M A ï R o o Z Ë N»
, nbsp;nbsp;nbsp;EABRICIO.
tloe meer ons alles hier een woesteny vertoont:
Dit eiland is wis onbewoond.
’t Is vruchtloos voort te gaan.
ALVAR.
Wat is er aan misdreven?
Wy hebben niets te doen; en kunnen om ’t gety,
Niet voor den nrcht vrndeze kust vertrekken. FABRICI O.
Nog tot den nacht hier ons verblyf re rekken! Watflraf! maar't zou voor’t minst voorzichtigzyn, dat wynbsp;Niet al te verre ons van de reé begaven.
Wy zyn alreeds twee uuren daar van daan.
A L V A R.
Zult ge u dan altyd aan dien laffen -angst verflaaven?
Ik wenschte flechts te ontdekken; of er aan Dees kust geen wrakken zyn gedrevennbsp;Van ’t fchip dat gistren is in ons gezicht gebleven.
Ik heb, naar ’kmeen, de vlag der Engelfchen herkend. PABRICIO.
Het fcheelde weinig of wy waren hieromtrent Ook op een klip vergaan: dat reizen en ontdekkennbsp;Zal ons nog eens dóen naar den afgrond trekken,nbsp;IWaar ’k vrees, behalven dat, een erger ongeval.nbsp;ALVAR.
Wat dan?
FABRICIO.
Dat ik hier een’ der menfcheneeters zal Tot fpys verftrekken.
AL.
-ocr page 32-so
ALVAR.
Scliaam u, bloodaarc, zo tc vreezcn.
FABRICIOi
Zagt, zagt, mynheerj ik heb, zoalsgy my hier ziet, Wel reisbefchryvingen geleezen.
En weet wel dat dat volk, vooreen mooi aanzicht niet Veel achting toonende, zo zonder tydte geeven,
Tot een onbytje flechts, een’ tnentch naar binnen Haat»
alvar.
Zwyg ftil!
FABRICIO, Jzemia gmaar wordende.
Myn heer! myn heer!
At VAR.
Wat is’t? wat doet ubeevenl FABRICIO.
Daar is ’er een: ik bid u. Iaat Ons vluchten!
ALVAIU
Hoe! ivat zie ik voormyne oogenl FABRICIO.
Ga toch niet nader!
alvar.
Neen; ik vindmyniet bedrogen. Wat zagte aanvalligheid ftraalt door die trekken heenlnbsp;’t Is wis een vrouw, en daarenbovennbsp;Een wilde vrouw; welk eene, ontdekking!
FABRICIO.
Kaar het geen
'Sr
Gy zegt, zou elk byna gelooven Dat zulks iets zeldzaams was.
PROSPER, tegen Azemia.
Zie hoe hy joubefchouwt, ’tIs wis een van dat foort van mannen, die je vadernbsp;Niet hebben wii dat jy vertrouwt.
Hy wachtte zich en kom’ niet nader!
A ZE MIA.
Zyn uitzicht fchynt niet boos.
AL VAR.
I nbsp;nbsp;nbsp;’k Merk dat zy my verfiaat.
Watvreemdgevall Iiefkind,kom/hier en vrees geen kwaad»
FINALE.
ALV AR.
gt;Ivn kind, zo veel bekoorlykheden Eyn niet gefchikt voor deez’ verlasten oord.
Uw fchoonlicid is gevormd voor onze ftcden;
Zy kan daar praaien als ’t behoort.
AZEMJA.
Wat wonderbaaiiyk fpreeken!
Vergeef bet iny dat ik u niet begrypen kan.
alvar.
Als ik baar zo hoor Ipreekcn, .
Hoe bekooxlyk is zy daiiS azemia tegen PROSPER.
Wat wonderbaaiiyk QpreekcnS Begryp jy daac iets van ?
Ja wel •
PRO «PER, met fpyt.
aze.
-ocr page 34-3a
A t. V A R tegen A Z E MI A.
Wees niet zo fchiiw! waartoe ;5ü wild gekeUan ? AZEMIA.
Ik ben niet wild: naar *k reken,
Zytgy, gy zelf, een wildeman.
(tegen Prosper.')
Ily noemt iny wild; wat zeg je er viln? FABRICIO, tegen Alvar.
Mynheer, zy noemt u wildeman.
Naar 'k merk, heeft zy ’er kennis van.
A L V A R, tegen Azemia.
'kZa! u gelukkig raaaken.
Gy moet uw vreezen ftaaken.
Gaan wy te faamen hier van daail!
AZEMIA. nbsp;nbsp;nbsp;PROSPER, ter Z'jdet
Gy my gelukkig nlaakèn! nbsp;nbsp;nbsp;Wat haatlyk incnsch !
Om tot myn wcnsch te raaken, nbsp;nbsp;nbsp;Hoe ’k hem verwensch ! ,
(op Prosper wjzendc.) ALVAR,- tegen AZEMIA. Sehoef ik niet van hier^e gaan. Myn lieve kind, bedenk u w«{
en laat n raên.
PROSPER, Alvar dreigende.
Laat af, of ’k zal my aan u wreekon. ALVAR.
Wie durft hier zo vermetel fpreeken ?
Wie toch zyt gy? nbsp;nbsp;nbsp;,
azemia, tegen Prosper. PROSPER, tegen Alvar. Wees tochbedaard; acblhoor naar my. Gahier van daan; zy isvooi SUj'nbsp;PROSPER.
Houd u te rug! het geld Qw leven Zo gy niet heen wik gaan.
ALVAR.
Denkt gy dat ik voor uzal héevin? pro5'
-ocr page 35-S3
PROSPER.
’kZeg, ga te rug, of’t geld uw leven.
A L V A R.
Hoe ! dreigt gy niy ?
PROSPER. '
Ga hier van daan.
r ALVAR. nbsp;nbsp;nbsp;AZEMIA.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;PROSPER.
¦terg myniet dooruw Helaas ! wat wil je Ik vrees u niet, wat roekeloos beftaan. toclibeltaan?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gy ookuioogtbe-
Acli! wees bedaard en nbsp;nbsp;nbsp;Waan.
* ABRICIO,jtfjf7; laatje raOn! MATROOZEN.
aïyn lieer, ach ! wat nbsp;nbsp;nbsp;Ach i vveik een drift I
wik gy bellaan ? nbsp;nbsp;nbsp;wat (lout bcRaan !
'Vat fpoort u tot die nbsp;nbsp;nbsp;Hoe zet byzyne gram-
grainfcliap aan? nbsp;nbsp;nbsp;Icbap aan!
''oin, laat ons liever
heenen gaan! nbsp;nbsp;nbsp;¦
ALVAR.
“ nbsp;nbsp;nbsp;'k Zal II die ftoutbeid niet vergeeven^
PROSPER.
°k Zal u veel eer voor iny doen beeven.
A LVAR.
Verwacht llW llïaf.
PROSPER.
Ik wacht 11 af.
PROSPER.
,) A LVAR. nbsp;nbsp;nbsp;AZEMIA.
, ^ïetoedattlmyn wraak Helaas! wnt wil je ik zweer dat gy niyn nietdo6 verg«*iii* toch bclbtaii!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\vri\ak niet zult
Acii! wees bedaard cn rf)iugaan. laatje raón
Ï'ADRICIO.
klv
yn heeren, tvat wilt nbsp;nbsp;nbsp;r. 7 . .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Doehem zynflraf ftraks
gy beftaan? (jegen Fahrtctoen ondergaan.
^««adigt u! ach! laat nbsp;nbsp;nbsp;utendien-
j, u raöii. nbsp;nbsp;nbsp;Laat my begaan 1 ftc liaan.
AZEMIA, prosper, alvar, fabricio,
MATROOZkN, EDWIN,
EDWIN.
Myn dochter!
A Z E MIA.
Ach! myn vader! EDWIN.
{tegen AlvarS)
Wat zie ik 5 kan het zyn! Houd ftanden kom niet nader!
Wie gy ook zyt, bedaar!
Houd ftand eii kom n'et nader.
Of uw leven loopt gevaar.
At. VAR.
Myn heer, ach! hoor myfpreekenl ’t Geval bragt me aan dit woeste ftrand ;
*k Vroeg of ze uit deze ftreeken PROSPER, ter x^de.
Wou gaan naar beter land. ikraasvanfpyt,mogtiUmywree^
ken!
EDWIN.
De Hemel zy geprezen!
Ik voel myn hoop verrezen.
Wilt ge onze redder wezen ;
Ach! doe dan aan ons driën Ons vaderland thans wederzien*
ALVAR.
Aan hem! aan dien verrader!
Neen ; hoop dat niet: hy hoonde my te zeer. PROS P E R.
Wel aan; ga zonder my, myn vader!
U**
-ocr page 37-35
Uvr heil is all’ wat ik begeer. EDWIN, AZEMIA.
Hoe zonder
neen; nimmermeer.
ALVAR, tegen Edwin en Azemia, ik red u tweên.
En anders geen.
E DWIN.
Neen ; ga, d wreedaatr, hier vdn daan:
Dat hard beding neem ik niet aan.
EDWIN, azemia. nbsp;nbsp;nbsp;prosper.
beflaan!
^ns fcheidenl ach! wat wreed be- Ons Tcheiden 1 acht wat wreed
ftaan Zonder
C i gaan. daan !
A L V AR, (jer zyde tegen de watroozen,')
, nbsp;nbsp;nbsp;* ’k Zal hem zyn ftraf doen ondergaan.
Zo dra het daglicht is geweken,
Keer ik terug om my te virecken.
*:DWIN, azemia, prosper, tegen Alvar.
Ga zonder ons vry hier van daan !
Wy zeggen u vaarwel ; en gy kunt gaan. ALVAR.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;FABRlCIÓ, MATROO-
'''alaan;’k zal zonder u dan gaan. Ja; zonder u zullen wy gaan.
^Zegu vaarwel; ’kga hiervan Vaar wel; wy trekken hiervas daan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daan.
Einde van V Eerfle Bedryf,
3(gt; nbsp;nbsp;nbsp;A Z E M I A,
De avond valt. het tooneel word langzaatnerhand donker en men ziet vervolgens de mean opkomen,
AKINSON, SMITH,
SMITH.
u war op , milord! de Hemel toont ons heden Nog zyiie gunst; dewyl hy na ’tvergaannbsp;Van ’t fcliip_, u nietcemiu vergunt aan land te ireedennbsp;Op ’t eiland dat gy zoekt, ’k Zal alles onderflaannbsp;En nog eens zien of ik niets nader kan ontdekken.
Ik keer ftraks weêr, wanneer ik ’t all’
Heb onderzocht.
AKINSO N,
Welaan; maar waartoe zal het ftrekkenf ’k Vrees dat myn hoop welhaast in rook verdwynen zal,
AKINSON, alleen,
Helaas! daar ik rnyn’ ramp thans zie ten top geftegen ;
Daar me alles is ontroofd, iu my geen hulp zie bitn :
6 Hemel ! laat de wensch eens vaders u bewcegen!
Sta toe dat ik myn’ zoon eens moge wederzien.
Ach I zo gy my word woergegeeven ,
hfyn
-ocr page 39-ilyn zoon 1 indien tnyn oog u weör aarilchouwen mag.
Zie ik het eind van myn gekiag En voel myn hoop herleeven.
Vergun, ö Hemel 1 my ’t geluk Dar ik hem in myne armen drukk’!
6 Myn-zoon! myn waarde kind!
. nbsp;nbsp;nbsp;, Zo ik u thans wcdervind.
Kan my myn noodlot niet vcrtzaagen,
' nbsp;nbsp;nbsp;En ik braveer zyn ilrenge dagen.
A KIN so N, smith.
SMITH, fc 'lielyk komende aantoopen,
^dilord ! men volgt my.
akinson.
’ nbsp;nbsp;nbsp;. Wie?
Vyandige raatroozen!
’t Zyn Spanjaards ; ’k weet niet hoe zy hier bekomen zyn, maar ’t geen zy zeiden, zou myfchieinbsp;Gelooven doen , dat die trouvvloozennbsp;Een’ boozen aanflag vormen.
Laat
On
‘gt;s zy waart! gaan en ons verbergen by die boomen; ^ïen einde hun ontwerp te ontdekken en het kwaadnbsp;* fluiten: mogelyk kan ’t ons te ftade komen.
TOONEELSPEL. F ABRICIO.
AKINSON, smith.
Laat ons voorzichtig ons gedraa- Laat ons in ftilte hen belaa-gen! nbsp;nbsp;nbsp;S^'i,
Opdat we ons niet verraên.
M/'TROOZEN.
Wy zullen niets te roekloos waa- Qm in ons oogmerk wel teflaa-
Hemel ! mogt het u behaa-gen
’t Gedreigde kwaad te keer t« gaan!
En welvoorzichtig onsgedraagen.
Laat om te flaagen Ons flechts begaan.
VVy zullen niets te roekloos waa-gen.
Laat alles op ons flaan-
EERSTE MATROOS.
TWEEDE MATROOS.
Ik weet wel wie zy is.
AKJNSON, tegen Smith ¦k Hoor hen van een meisje fpreeken.nbsp;tweede MATROOS.
Vrees niet dat ik ray vergiss’.
rABRICIO,MATROOZEN. AKINSON, SMITH. Wy moeten haar van hier vervoeren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Haar vervoeren!
En ffil'den vader zien te ontgaan! nbsp;nbsp;nbsp;Wat Houtbeftaani
Hoe voelt myn ziel zich aangedaan !
Om haarin ftilte weg En wel een’ goeden Laat ons in ftilte hen
beloeren,
Dat zy hun opzet niet volvoeren.
Ach! hoe zult gy hunne laagen.
Om
Om van den vader Laat ons in alles Een vader! ach! ons te ontflaan)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hechts begaan.
kloeten weeen’goe- Wy zullen haar van den kans beloerennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nier vervoeren
te voeren. nbsp;nbsp;nbsp;kans beloeren j
Zo gy ’t volvoeren Op ons laatftaan.
Voor all’ is ’t nodig zorg te draagen Dat wy den vader zien te ontgaan.
Om van den vaderons Laat ons in ailcs Rampzalig vader J te ontllaannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(leclns begaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tliaiis omgaan?
Moeten we ens. nbsp;nbsp;nbsp;Wy rulltn enz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Eeii vader! acli! enz'
blaar laat ons voor ais nog niets waagen;
’tis nog te licht door’tfthyiien.van de naai). nbsp;nbsp;nbsp;,
Wy zullen ftraks vee! beter Caagen, nbsp;nbsp;nbsp;Hoemnet ieder ube«
Zo dra zy onder is gegaan. nbsp;nbsp;nbsp;Llaagen . ^
Gaan wy een wyl nog hier van daan. nbsp;nbsp;nbsp;ILlcrftaan?
EERSTE MATROOS.
Zien wy wei toe ! tweede MATROOS.
Slaan ws aües gk 1 A K I N S O N.
Zy gaan van iiier.
SMI T H.
' Gaan wy hen na!
r ABRICIO,MAT ROOZEN. A KIN S O N, S MITH. ,
Gaan wy een wyl nog hiervan Laat ons hun doen in alles ga-daan. nbsp;nbsp;nbsp;deflaan.
A KIN S o N , SMITH.
AKINSON.
Welk eene ontmoetingl daar zy vaii Een dochter fpreekea, van een’ vader,
Is ’t eiland wis bewoond : verliezen wy hen dan Niet uit het oog! en laat ons trachten alles nadernbsp;Te ontdekken! mooglyk komen we innbsp;’c Geval, om een onnozel huisgezin,
Dat
Drt dooi ben word gedreigd, voor't ongeluk te hoeden.
achtereinde van 'het tooneel naar binneti i ^aan , komen Edwin en Prosper op den heuvel te voor»nbsp;fckyn , en komen rer^'olgens af op' het tooneel.')
Edwin, prosper.
EDWIN.
Cjy ziet dat ik u niet bedroog: want naauwlyks meld Myn dochter u ’t geheim , of eer gy’t kunt vermoeden.nbsp;Gevoelt gy al het kwaad dat ik u heb voorfpeld.
De minnenyd doet ftraks in toorn u blanken.
En dies word door uw fchuld ons de gelegenheid Benomen om van hier te ranken.nbsp;prosper.
’t Berouwt iny wel dat ik niet heb wat meer beleid Getoond; devvyl myn drift my iets heeft doen bedryvetinbsp;Het welk ons noodzaakt hief te blyven.
Voor my is’t niets; doch’t baart me om uwentwil verdriet.
Maar mooglyk zyn die vreemdelingen niet Vertrokken.
EDWIN.
Zeker zyn zy weg; ik kan niet hoopen Dat zy nog hier zyn, wyl de dag reeds is verloopen.nbsp;prosper.
Maar zeg me ook eens de reden van Dat fraai geheim: ik heb nooit tegen u gelogen,
En gy in tegendeel, hebt telkens my bedrogen.
Voor ’f minst, nu is ’er niets dat u verhindren kafl Om met uw dochter my te trouwen.
EDWIN.
Zo lang de hoop om eens uw’va der hier te aanfchouwen My niet geheel begeeft •, en ik zyn weêrkomst wacht.nbsp;Kan ik u niet in ’t hiiw^lyk verbinden:nbsp;Defchikking daaromtrent Haat enkel aan zyn magt.nbsp;En zo hy u getrouwd mogt vinden,
Deed hy my wis ’t vervvyt,..
PROSPER.
Van niets: Azemia
Zou hem, als hy haar zag, zo veel als my bekooren. EDWIN.
Wel nu; zo’tjaar verloopt, eer wy van hem iets hooren Zal ik u trouwen.
PROSP ER.
Zegt gy ’t my dan toe zo dra .Iet jaar geëindigt is? draag zorg uw woord te houên.nbsp;En zeg me eens, blyven wy na *t trouwen.nbsp;Vervolgens met ons driën niet meernbsp;Alleen ?
Edwin,
Ha! daar begint het vraagen wéér.
43
EDWIN.
Het is zo laat; gaan wy van een!
prosper.
Het is niet laat; ei! ga niet heen 1 EDWIN.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;PROSPER.
’kZal alles u daar na verklaaren, ’k Bid dat ge me alles wilt ver-
klaaien.
Ik kan’t u nu niet openbaarcn. GykuntTietmywel openbaaren; Het is zo Iaat, gaan wy van een!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Het is niet Iaat; ei! ganictheenJ
PROSPER.
Als eens het huvvlyk is volbragt ?..
EDWIN.
De trouw behelst zo veel-darmen verpligt is naar te komen.
PROSP ER.
Voor my, ’k heb moeds genoeg — ont deze pligten niet te fchroomen.
EDWIN.
Maar deze pligten.
PROSPER.
Zyn zo zajt.
E DWIN.
Zy zyn zo veel.
’k Zal die niet fchroomen.
Zeg my, waarin zy beftaan;
Tt Zal nimmer zoeken die te ontgaan.
Ik bid voldoe aan myn begeeren Door ’t my te leeren.
-ocr page 46-EDWIN.
Voor eerst verkiest men eenc bruid En zweert voor haar alleen te loeven.
P ROSPER.
EDWIN,
Dan neemt men onderling’cbelluit Om nooit elkaêr te woderftreeven.nbsp;PROSPER.
£n dan ?
Dan geeft de bruid haar hart en hand Aan hem, dien zy bemint, te pand.
P R O S P Ê R.
En dan ?
EDWIN.
Is dat air wat de trouw gebied? ’kZalmy dan ras daar aan gewennen.nbsp;£ D WI N.
PROSPER.
Ik vrees in 't minst die pligten niet; Wyl ik die reeds heb leeren kennen.
c nbsp;nbsp;nbsp;Edwin.
Hoe! kent gy die ?
Ja; altemaal. EDWIN.
45
5R0SPER, op zyn hart wyzende.
Door deze taal.
E DWIN.
Spreek Prosper! zeg mj' zondervrcezen.
Wat heeft u 't har| geleerd? vertel My dat: zo weet ik of ’t ii wetnbsp;Heeft onderwezen.
P ROSPER.
’k Verkoos uw dochter tot niyn bruid En zwoer voor haar alleen te leeven.
E DWIN.
Eö toen?
PROSPER*
Toen namen we onderling ’tbelluit Om nooit eikaêr te v/ederlireevcB.
EDWIN.
En toen ?
P ROSPER.
Toen heeft Azemia haar hand nbsp;nbsp;nbsp;•• '
Aan my, dien zy bemint, verpand.
EDWIN.
En toen ?
prosper.
En toenl . Maar’tiszoIaat; gaanwyvaneen! EDWIN.
Het is niet laat; ei! ga niet heen ! PROSPER.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;EDWIN.
Ik kan u anders niets verklaaren. Gy moet my alles openbaaren Ik kan niet meer u openbaaren. Kuntay my anders niets verklaa»;
ren?
Hit is het ail’: laat ons nugaan. Is dit het ali’? doe’tmy verdaan. Zo’k irouw, zie ik myn’vvensch Welliaastziet eyuw’wcnsch vol-voldiiKn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘laan.
E D-
-ocr page 48-EDWIN.
Zie daar; thans zyt gy zo verlicht als ik.
PROSPER.
’kZal maakeil
Dat ik ’erbinnen ’t jaar nog meer van weet; maar wat Is deze tyd nog verr’!
EDWIN.
vvy zullen zorgen dat Die ongemerkt ten eind’ zal raaken.
Vaar wel.
(Prosper op zynen heuvel gegaan zynde, fluit Edwin het hek achter hem toe.
ZEGENDE T O O N E E L. EDWIN, vervolgem AZEMIA.
EDWIN.
J^oe heerlyk maakt de maan Deez’ avond! ’k zal, terwyl zy fchynt, den tyd befteedennbsp;Om ’twerk te doen, dat ik door al’t gebeurde op hedennbsp;Heb moeten ftaaken.
AZEMIA, op haaren heuvel te voorfchyn komende , zonder door Edwin gezien te worden.
Hy is nog niet weggegaan. EDWIN.
’t Vermaak dat ik geniet, myn kindren,
Door ’t zorgen voor uw’ onderftand,
Maakt dat de mocilykheid van'twïrk my nooit zalhindren.
A Z E MIA, alleen, van den heuvel komende.
Cjoed; ’kzie dsït hy aan dezen kant Den ingang open hêel'c gelaateninbsp;Hoe fchoon is de avondftond! wat heldre maanefcbyn!nbsp;’tSpyc mydat Prosper flaapt; zo ’khier met hemmogtnbsp;Zou de avond nog veel fchooner zyn- Cpraacen.
AZEMIA, PROSPER, op den heuvel. PROSPER.
Azemia t
AZEMIA.
Ha! ben je daar?
PROSPER.
Hoe! floot je vader
Jou dan niet op?
A ZE MIA.
Neen, zeker niet;
Maar jon toch wel.
PROSPER.
Bat’s niets; ik kan, om nader By jou te zyn, hier wel af klimmen.
AZEMIA.
Neen; ’kverbied
Je dat.
PROS-
-ocr page 50-r ^ ^
't
. PROSPER.
Waarom? ’tis niet gevaarlyk.
AZEMIA.
Dat kan wel zyn; maar om te toonen dat je waarlyk My lief hebt, moetje my gehoorzaam wezen: ’k ganbsp;My anders daadelyk verbergen.
PROSPER.
Neen; blyf, myn lieve Azemia.
Ik wil je nimmermeer, wat je ook van my raoogt vergen, Mishaagen: ’k weet nochtans niet wat je vreezen doet.nbsp;AZEMIA.
Ik zou myn’ vader ftof tot ongenoegen geeven ,
Die niet wil hebben dat ik jóu alleen ontmoet.
’k Was heden, voor ’t eerst in myn leven . Hem ongehoorzaam, en terltondnbsp;Ben ik door het gevaar waar in je jou bevond.
Daar voor gellrafc: laat ons daarom gelooven Al wat hy zegt; hy weet toch meer dan wy.nbsp;PROSPER.
Het is zo verre om van hier boven Met jou te praaten; ’k heb wat nieuws.
AZEMIA.
Wat? zeg het my.
PROSPER.
je vader luistert thans naar reden:
Hy.heeft beloofd dat hy oiis binnen ’t Jagr Zal trouwen, voel Je myn geluk?
AZ
-ocr page 51-AZ EMIA.
En ’t myne?
prosper.
Maar
Welk een verandring kan in onze omftandigheden De trouw toch maaken?
AZEMiA,
Dat weet ik w’el.
PROSPER.
Jy?
AZEMIA.
Gewis.
Wanneer men trouwt, men blyft geen twee en wy ver-meêren.
PROSPER.
Dat weet ik wel; maar nog?
AZEMIA.
’k Weet anders niet; doch’ti» Genoeg, als ’t zo verr’komt, dat wy ’t dan kunnen leereo»nbsp;Ook heeft het zoeken naar een zaaknbsp;Zo wel als ’t weeten zyn vermaak.nbsp;PROSPER.
’kVond gistten in bet bosch een brief/e, dat je vader Daar zekerly'k verloren had.
’t Is van je moeder en bevat ®en fchildery der liefde en van ’t geluk te gader^
Maar ’tzegt my echter niet genoeg;
Het moest nog duidelyker wezen,
D nbsp;nbsp;nbsp;AZÉ.
-ocr page 52-AZEMIA.
Geef hier; Iaat my het ook eens kykeu.
PRO SP ER.
Morgenvroeg.
AZEMIA.
Neen; nu.
PROSPER.
Hoe krygik ’tweêr? want als jy’t hebtgeleezen. Zal ik nog eens zo veel daar na verlangen.
AZEMIA.
Wacht;
Ik weet een middel; maak een flrook van dunne takken. Als jy ’t dan eerst daar meö laat naar beneden zakken.nbsp;Zend ik het je eveneens te rug.
PROSPER.
JPRiOSPERf terw^l hy eenige takken faamenhecht^ watt aan hy het briefje vast maakt.
Daar is je moeders briefje: zy Heeft dat zo lief gefebreven.
’tis van je vaders huwiyksievcn En van de liefde een fcliildery.
Ach! Was ik zo gelukkig reeds als i\jl nbsp;nbsp;nbsp;\
AZEMIA.
Zo liy eens kwam.
PROSPER.
My dunkt ik hoor zyn fleoi.
-ocr page 53-51
A Z E MIA » rondzicnde^
' nbsp;nbsp;nbsp;’fc Zie niet niet al.
PROSPER.
Geef toch wel acht op hem. AZEMIA.
Ifc zal op zyne komst wel pasfen. j PROSPER.
Zorg dat hy ons niet kom’ vofrasfeii.
AZEMIA. nbsp;nbsp;nbsp;PROSPER.
Laat niy nu ’t lieve briefje zien. La.ic hem ons niet befpiên:
• nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Voor all' moet hy niets van IlCl
briefje zien.
(Prosper laat het briefje naar beneden zakkend)
’k Voel rayne vreugd ten top ge- ’k Voel mync vrengd ten top gerezen. nbsp;nbsp;nbsp;rezen.
Ik heb het briefje en zal hetlee- Zy heeft het briefje en zalhet Ice-zen. nbsp;nbsp;nbsp;zen.
Daar is gewis geen taal zo zoet, Welkeene taal! wat is zyzoet. Als die de liefde fpreeketi doet. Die ons de liefde fpreeken doetlnbsp;AZEMIA, leest:
tjj Ik ben dan de uwe thans! hoe groot is tnyngenoegen!
gt;, Wat vreugd doet iny die Rand gevoelen dag tran dag!
5, Daar ik by ’c heil der min de trouw het recht zie voege», '„Darik ’t u zeggen kan, en daadlyk toojien mag!
Iloe lief zegt ze: ik ben de uwe!
PROSPER.
En: wateeni^grootgenoegen!
AZEMIA.
Jlat ik ’t u zeggen kan!
' nbsp;nbsp;nbsp;PROSPER.
En het u toonen mag
AZEMIA.
Ik zal ’t je geevefl.' Denk dat het van myn hand is en voor jou gefchreven.nbsp;(2'y maakt het briefje veder aan de takken vast,nbsp;waarna Prosper het ophaalt.')
PROSPER. nbsp;nbsp;nbsp;AZEMIA.
Gééf’t lieve briefjewceraanmy Neem’t lievcbriefje weervan injc Dat je moeder hecftgefchreven. Datmynmoederheeftgefchreven.nbsp;*t Is van je vaders huwIyUsIeven ’tisvanmyn vadershuwIyUsIeve»nbsp;En van de liefde een fchildcry. En van de liefde een fchildery.
Ach ! was ik zo gelukkig reeds 6 ! Jy zuit zo gelukkig zyn als by. als hy
(pp 't einde van deze Duo verdwynt de maand)
AZEMIA.
De maan gaat onder en ’t word donker, ik moet gaan. Vaar wel!
PRO SPER.
Wat’s dat? verlaat je me ai?
AZEMIA.
Met redeit:
Myn vadefkomt veeltyds van achtren , door de laan Van’t kleine bosch, weêr in de grot ; en zo hy hedêonbsp;My daar niet vond!
PROSPER.
Je hebt gelyk.
AZEMIA.
53
PROSPER.
Slaapwel! ik weet het niet; maar’t heeft voor dezen My nooit zo veel gekost, wanneer ik affeheid va» ^nbsp;jou neemen moest, als nu.
AZEMIA.
IVIy ook niet; maar’t moet wezeai Tot mprgen dan: nacht, Prosper! nachtnbsp;Myn vriend van daag, myn man in ’t kort! 0! nu verwachtnbsp;Jk dat het zeker is.
TIENDE T O O N E E E.
PROSPER, al/een.
Ach! ’t is wel zonder reden Dat Edwin {leeds in my een hartstogt heeftbeftredei»nbsp;Waar van ’t gevoel zo flreelende is.
PROSPER, AKINSON, SMITH.
AKlNkON, tegen Smith.
Dit digte bosch heeft ons door zyne duisternis De roovers t’eenemaal doen uit het oog verliezen.nbsp;PROSPER, ter zycle.
Wat hoor ik?
AKINSON.
Zeker toch is ’t land bewoond, en daar De wind tot nog toe hen niet toelaat zee te kiezen,
D 3 nbsp;nbsp;nbsp;Ver.
-ocr page 56-54 nbsp;nbsp;nbsp;A Z E M I A',
Veriiamèn wy ten mic-sten, waar • Zy na den aanflag. dien zy hebben voorgenomen -,nbsp;Elkaér verwachten; doch’c waar best dien voortekomen.
•: nbsp;nbsp;nbsp;PROSPER, AEINSON.
PROSPER, ter zyde.
H=
l et is een man.
AKINSON, denkende alleen fe zyn.
’k Weet niet om welke réén
Ik, als niyns ondanks, word naar deze plaats gedreven. ’kVerheeld my telkens dat het hier moet zyn; Maar, neen;
Geen hoop is raymieer bygebleveil. ó Hemel! mag myn ramp uw mededoogen nietnbsp;Verwerven? heb ik niet alreeds genoeg geleden?
PROSPER,
Hy klaagt.
AKINSON.
Zult gy altyd myn traanen en gebeden Verwerpen ? gy, die in myn harte zietnbsp;Eu zyne oprechtheid kent!
PROSPER.
Wat is die taal aandoenlyk! Hoe is myn ziel met hem begaan!
AKINSON.
-- Hoe onverzoenlyfe Myn noodlot op my woede; ik zal het ondergaan, ^^jen.nbsp;Vergun my Hechts dat ik thans de oiifchuld moog’bevry-
P R O S'
-ocr page 57-55
PROSPER.
Zyn aart is goed; ach! dat ik wist hem by te ftaan. AKINSON.
Zo ’t eiland onbewoond is en ik in myii lyden Geen hulp ontmoet, is ’t vast dat ik myn dood hier vind.nbsp;PROSPER.
Zya doodl
AKINSON.
Ik moet dan ’t daglicht decvenl En zonder ’t voorwerp dat my aan het leven bindnbsp;Te mogen zien en voor myn Ilervennbsp;Te omhelzen!
PROSPER.
’t Voorwerp dat hem aan
liet leven bind! ach! ’tleed dat hy moet ondergaan,
Is al te groot; ’k wil my aan hem ontdekken.
(Tegen AkinfonTy Myn goede man !
AKINSON.
Een troostelyke ftem.
PROSPER.
Laat niets u vrees verwckkenJ zult niet fterven; kom wat nader.
AKINSON.
’tlvomtmy voor
De flem eens jongelings te wezen.
PROS-
-ocr page 58-PROSPER.
6 Ja; ik ben ’t die deel neem in uw klaagen: gy Zyc ongelukkig, is ’t niet waar? wel nu; zeg mynbsp;Hóe ik uw fmarte kan geneezen.
AKI NS ON.
óWeldoend wezen, door wiens zagte ftem ik my Zo fterk getroifen voel; wie zyt gy? fpreeklnbsp;PROSPER.
Wy woonen
In deze bosfchen; ik kan thans niet nader by U komen om myn’ byftand u te toonen,
Wyl ik in deze grot ben opgefloten; maar Ik zal een plaats u wyzen , waarnbsp;Gy kunt vernachten; gy zult daar myn’ vader vinden.nbsp;Die zeer verblyd zal zyn als hy u zietnbsp;En er^eas in tot dienst kan zyn.
AKINSON, /er zquot;jde.
Zyn vader! ’k liet My al te ras door hoop verblinden.
^tegen Prosper.')
Gy hebt eeu’ vader! hoe verblyd Moet hy niet zyn, een’ zoon te hebben alsgy zyt.
AKINSON, prosper, matroozen, [lil
opkomende en rondzoekende.
EEN matroos, tegen zyn makkers.
De drommel mogt den ingang hier ontdekken.
akni-
-ocr page 59-AKINSON.
Wel nu, myn kind, waar is uw vader?
EEN MATROO S.
Still
Men fpreekt daar!
PROSPER.
Een belang, waarvan ikmy niet wil Noch kan ontdoen ; uw ftem, uw rede ftrekkennbsp;Om my gerust te dellen; maarnbsp;Verraad my uiet als ik ’t uzeg!
AKINSON.
Ik u verraaden! PROSPER.
Ach 1 ik geloof u.
KEN MATROOS.
Laat ons luisteren!
PROSPER.
De paden
Tot zyne wooning was myn vader, om ’t gevaar Van deze plaats, verpligt zo in te richten,
Dat niemand die gemaklyk vinden kan.
Doch wis verheugt het hem dat ik 't geheim daarvan U openbaar, 20 zulks uw’ rampfpoed kan verligten.nbsp;EEN MATROOS.
Wat fchoone kans 1
prosper.
Ten naasten by
Op dertig fchreden van den boom, die aan de zy
O 5 nbsp;nbsp;nbsp;Der
-ocr page 60-Des heuvels ftaat; wanneer gy ’t hek heb opgeftooten. En gaande langs een doorne hegg’...
EEN JIATR.OOS, het hek Open ftootende,
’tHek! goed; daar is het.
PROSPER,
Zult ge een’ oaderaardfchen weg, Die onder flruiken door een luik is afgefloten,nbsp;Ontdekken : deze brengt u naar een grot, waaruitnbsp;Men ook van achtci-en kan door verborgen deurennbsp;In ’t kleine bosch gaan : klop dan aan , zodragy fluit.nbsp;En zeg: Azemia'.
EEN MATROOS.
Heel goed!
PROSPER.
Zo ’t mogt gebeuren, Dat nog inyn vader niet te rugnbsp;Gekomen was en dat haar uwe komst deed fchroomen,nbsp;Zeg dan: de jongling van hier naast doet my hier komeu%nbsp;(ter teyde.')
Hy zal voor ’t minst daar veilig zyn.
EEN MATROOS.
Nu, vlug!
De prooi is ons.
(Men ziet de Matpeozcn over den heuvel klimmen, die naar de grot van Azemia geleid.')
A KIN SON.
De Hemel wille u loonen, Beminlyk jongeling, voor uw goedhartigheid.
Maar
-ocr page 61-Maar gy moet myu nieuwsgierigheid verfchoonen. Ik kan aan een gefprek dat my zo ftreelt en vleit,
Èrly niet onttrekken: ’kbidu; zegme eens, om watredea Woont gy niet met uw’ vader.
PROSPER.
Gy verftaat
Zulks niet; maar ’kzal het u ontleeden.
’k Noem hem wel vader; doch hy is ’t niet in de daad, AKINSON.
Wat zegt ge ?
AKINSONj PROSPER, EDWIN. EDWIN, ter zjde in 't opkomen.
Een mai
man met Prosper! treêiiwy nader!
PROSPER.
^gt;e daar; daar is hy zelf.
EDWIN.
Wat zie’k?
PROSPER.
Vrees niets, myn vader!
' En fpreek met hem; het is een ongelukkig man.
Die, daar hem alles is ontnomen,
^ns thans om byftandvraagt; vergun my aftekomena' Wy kunnen hem te faamen dannbsp;Vertroosten.
^Edwin ontiluit ket hek voor Prosper.)
AKIN?
-ocr page 62-AKINSON, tegen Edmn , terwjl Prosper af klimt. Wie gy ook moogt wezen,
Grootmoedig vreemdeling; vrees niet datge ooit na dezen Berouw zult hebben , dat gy my hebt bygeltaan,
Ik kan u mooglyk vveêr tot dienst zyn in uw zaaken. Mistrouw my niet: myn lot zal vast uw harteraaken;nbsp;Zo ’k u den fchakel doe verdaannbsp;Der n'iupeu, die flus zo veeljaarennbsp;Lord Akinfon zyn wedervaaren.
EDWIN.
jLord Akinfon? ach! Prosper!
A KIN s O N.
Prosper! ach|
Myn zoon I
igt;aOSPER. Myn vader!nbsp;ÏDWIN.
Welk een dag!
EDWIN,
AKINSON, PROSPER.
Wat vreugd voor ** vaderlyke harte'
Ach 1 hoe dreelt sal, zyn géluk!'
Welk eene vreugd gevoelt myn harte 1 Nu ik u in myne armen dn k,
2ie ik het einde van myn finartc.
Welk eene vreugd gevoelt myn harte !
Wat onverwacht geluk!
prosper, tegen Edwin.
Azemia deelc ook in myne vreugd, EDWIN.
Ja; dat zy deelc in ’t heil dat u verheagt. Prosper gaat heen om Azemia te kaaien.
-ocr page 63-EDWIN, nbsp;nbsp;nbsp;AK1N4S0N.
’k Mag dan nu nbsp;nbsp;nbsp;*k Ben aan u
fa’teinde uw’zoon u wedergee- IletheilverfchuWigdvan tnynle-ven. nbsp;nbsp;nbsp;ven.
AKINSON.
Door u zie ik myn leed verzagfc EDWIN.
Milord, ik zie myn’ wcnsch volbragt.
AKINSON. nbsp;nbsp;nbsp;EDWIN.
Welk een vreugd nbsp;nbsp;nbsp;Hoe veilieugd
Comtmy.nazoveefonhéil, ftree- Ben ik , nu'U in uw heil mag dee-len 1 nbsp;nbsp;nbsp;len !
PROSPER, ontpeid te rug komende.
Bdwin ! helaas! ze is weg! ik kan haar nergens vinden.
’kZoek vruchtloos overal.
EDWIN.
Helaas! wat ongevall Myn dochter! ach!
AKINSON.
Uw dochter, zegt ge! ik z*!»-FTFTIENDE T O O N B E L. AKINSON, EDWIN, PROSPER, SMITH.nbsp;SMITH, fchicljk op het tooneel komende.
$pöed ü, milord, zo gy u iets wilt onderwinden
Tot haare hulp ; men voert baar reeds naar ’t flwwJ. EDWIN, PROSPER.
Laat on» gaan!
AKINSON,
Neen; houd ftandl
it Complot is my bekend, ik kan u byftand biên ;
.TtWeet wie d» roover» zyn en Waar ze elkaêr verbeiden.
De
-ocr page 64-De wind hond hen nog hier; zy kunnen thans niet vlién, Wy hebben tyd; volgt my: ’k zal derwaarts u geleiden.nbsp;EIgt;WIÏI, PROSPER, SMITH.
Wel aan ; men ga! nbsp;nbsp;nbsp;^
AKINSON.
Volgt niyna;
Gaan wyhen te keer!
’k Ga u voor.
Volgt myn fpoor;
Dat men zich verweer’!
Laat ons vergaan.
Of ben verflaan.
Dat wy hen verjaagen !
Hun geweld en Tnoodc laagcn
Moeten alles,ons doen waagen.
Eer zy in hun Oogmerk ilaagen.
V’oegen we ons dan by eikaer,
En ontzien wy geen gevaar l CHOOR.
* Laat ons gaan om hen ’t hoofd te biênj?
Wy moeten geen gevaar ontzien. , ., .
Laat ons vergaan,
Of hen verllaan.
EP WIN. , (legen Akinfond)nbsp;Geleid ons nn;nbsp;Wy volgen n.
AKINSON.
Dat wy hen veriaagen !
Hun geweld en fno.pde laagen ftloeten alles ons doen waagen.
CHOOR,
Laat ons vergaan.
Of hen verflaan.
Einde van het Tweede Bedfjf.
T o o N E E L S ? Ë L. nbsp;nbsp;nbsp;Öj
Het tooneel verheeld een gedeelte van het eiland, aan zee gelegen, Be dag breekt aan en het tooneel mrdnbsp;van tyd tot tyd lichter. ~
EERSTE TOONEEL.
A L V A R1 alleen,
A R I
*k Tj'e. myn gevangene welhaast in myn vermogen r ’k Wacht haar op deze plaats om ftraks met haar te vliSij.
Ik vlei me, als ik haar heb aan dit gewest onttogen.
Dat zy myn’ liefdegloed geen’ tegenftand zal biêii,
6 Min! doe my den prys behaalen!
Doe myne liefde zegepraalen !
Daar ge alles dwingt door uwe tnagt, nbsp;nbsp;nbsp;¦ ^
Schenk my ook ’t heil dat ik verwacht.
Door zender ftryd (leeds te overwinnen.
Achtte ik op ’liaMSt uw gunst niet meer;
Doch gy ontvonkt myn driften VTeer,
Nu gy my doet weêrftaan in ’t minnen.
Mogt ik in ’t einde u overreeden,
Beminlyk kind, wier oog myn zinnen boeitS XJw zagt gelaat, uw lieve aanireklykhedennbsp;Zyn oorzaak dat myti hart va» tedre liefde gloeit. .nbsp;Min! enz.
Z E M I A,
ALVAR, FABRXCIO,
ALVAR.
W.I nu; gy ziet hen nog niet komen. FABRICrO.
*kBragt zelf hen op de plaats, alwaar wy gistrenhaar Öntmdetteh; ze is gewis digt bv hun wooning; maarnbsp;De kans moet worden waargenomennbsp;Terwyl dé vader zich van huis bevind; daar bynbsp;Is ’t reedlyk verr’ van hier.
ALVAR.
’t Berouwt my ^ dat ik my
Door overyling en door fpyt zo verr’ liet brengen.
Ten minften hebt gy wel belast Dat zy ontzien worde, en dat niemand moet gehengennbsp;Dat haar iets word’ gedaan.
FABRICIO.
Daar op word wel gepast» ALVAR.
't Zal haast den tyd zyn om iii zee te fteeken.
Ik wenschte dat men haar nu herwaarts bragt. FABRICIO.
’t Gaat vast dat zy haast komt.
ALVAR.
Na alles overdacht
Te hebben, zal ik haar niet fpreeken,
Noch my aan haar vertoonen, voor dat wy In zee zyn : ’tgeen thans word bedreven,^ ^
-ocr page 67-Vermoed 2y wis niet dat door my Bevolen is: ilt zal my dies naar boord begeeven.
Doch wyl ik heb gezegd haar hier te brengen, moet Gy blyven en haar komst verbeiden.
Zorg dan, wanneer gy haar naar't fchip hebt doen geleiden. Dat gy terllond het teeken geeven doetnbsp;Tot ons vertrek; ’klaat alles thans berustennbsp;Op uwe oplettendheid en iever.
D E R B E r O O N E È'L,
FABRICIO, alken.
ees niet bang,
IVIyn heer, dat ik iets zal verzuimen: ik verlang Met fmart naar 'teind’ der zaak en datwy deze kustennbsp;Verhaten. Welk een vreugd, in’t vaderland aan wal ,nbsp;Te komen! welke vreemde zaak'ennbsp;Zal ik verhaalen! wat zal ik in achting raaken!
Wat zal men luistren! en of ik ook liegen zal!
A R I
Welk een genoegen zal ’t niy geevén Wéér in myn land te zyn gcbragt!
Om daar op myn gemak te heven.
Wat is ’t een vreugd die ik verwacht!
’k Zal t’huis myn vrouwtje vinden,
Myn vrouwtje en al' myn vrinden.
Ach! wat ben ik Verheugd en in myn fchik !
Myn wyfje is aartig. Hef en fchrander.
Verbeeld my haar liefkoózery*
Myn- jkindren daar by
E nbsp;nbsp;nbsp;Al
-ocr page 68-Al Iiupplende om my;
Elk fpringt me op de zy;
Elk roept even bly:
Papa; kom by my!
By my! by my!
Een ander
Wag vry uit reizen gaan!
By my is ’t afgedaan.
Men vraagt wat my is wedervaaren.
Ik kryg by my de gantfclie flad 'k Zal in ’t verhaal geen leugens fpaarenjnbsp;Een reiziger liegt akyd wat.
Ik zal door vreemde zaaken •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’t Gezelfchap ileeds verinaaken.
Elk Haat voidleld
Van ’t nieuws dat ik hem meld.
Myn wyfje t/rz.
Ik voel van vreugd niet waar ik ben; alleen 't aanfehouwen Van deze plaats maakt my half dood van fchrik.nbsp;’k Verbeeldde my den gantfehen nacht, dat iknbsp;De wilden om my zag. Laat andren de eer behouênnbsp;Dat hun noodlottig einde alom hun roem vermeld!nbsp;Voor my, ’kben daar niet op gefield.
Maar ’k hoor gerucht; dat ’s goed: ’c zal wis ons fcheeps' volk wezen
En ’t lief gevangen meisje; ik heb niet meer te vreezenJ ’kBedriegniy niet, zyzyn’t: hoevrolyknadrenzylnbsp;Wat vreugd! nu ras van hier!
^Jly wil zyne maldterz te gentoet gaan; doch word onvoot’ siens een troep van wilden gewaar, die op hem af komen 0
4 Hemel! fta ray byl F I E
-ocr page 69-TOONEELSPEL. 6j. VIERDE T O O N E E L,nbsp;FABRICIO, wilden.
PABRTCro, (Qeduurende deze dtria ^ tnaaken dewil-den vei fc'tillende vreemde beweegingen, zingende daar by cboorsivyze, eenige onverfiaanbaare woerden.')
J R I A. .
A'.! ik ben dood ! welk een vertooning!
Ar:ne Fahricio! *c is met u uit.
(Tegen de wilOen, die eenige gebaarden tegen hem manken,')
Myn liecren, ik bid.era vei-rchooning.
(De widen vervolgen hunne geVaarden.)
Ja ; tot uw dienst: ontdekt my maar wat dit beduid.
Myn goede liên! (ier zyde.) Wat zien ze ’crielykuit.
(^y maaken onder elkander de vertooning van iets op te eetend}
Hoe my vertlinden!
. Keen, neen ; act»! doet dat niet! ei! laat my gaan.
(Ter zyde.)
Helaas! zy hooren my niet aan.
Waar zal ik uitkomst vinden?
’k Zal door de vlucht van hen my zien te ontdaan.
(üy tracht te ontvluchten ; doch zy houden hem tegen.)
Ai! ik ben dood enz.
2ü zy my ook voor wild aanzagen;
T nbsp;nbsp;nbsp;Laat ons zien hen na te doen.
(Hy bootst hunne taal en gebaarden no^t welk de vulden doet lagchen.) Goed; het fchynt hen te beUaagen.
(Zy hemeemen hunne voorige wezenstrekken, en maaken ee^ grooten kring, om Fahricio in te fluiten.)
Ach! ’t zal my niet behoén!
Zie hoe ry lelyk tykeii!
Ach! ik kan hen niet ontwjken,
68 nbsp;nbsp;nbsp;A Z E M I A,
QLy tiadersn ; vutten hem attn, en hinden Item aan eeA hoorn j tyaetT nci zy te faamen rondsom denzelven dansfeit*
Ach ! ik ben dood!
Wat bittie nood!
Hclaa s 1 vergeefs is ’t dat ik uitkomst wacht.
Myn vrinden, vaan wel!... Vaar wel, myn gedachf!
Ik zie u nooit weer!... Vaart wel, goeden nacht! (Jtlenlmrt verfclieidcn fnaphcuinfchaoten: eenige wilden komen dwtd’
» nbsp;nbsp;nbsp;over hit tooneel hopen , en geeven aan hen die op het toooeel zyquot;,
* door tekenen te kennen, dat zy vervolgd worden, waarop zy alli* gezamentiyk de vlucht neeinen.
loopen weg;de fchrik van ’t vuur heeft henverdreve”' ’t Is mooglyk nog geen tyd om me op te knappen:nbsp;Wil wedden dat ik hier tot voorraad ben gebleven. ^nbsp;Zal niemand in dit oogenbliknbsp;My dan verlosfen! zo ’k begin te fchreeuwen, kome‘'nbsp;Zy wis te rug en vellen my ter néér.
Ail ail ik hoor gerucht! daarzyn zy zeker weer.
Het is Alvar; ach! kom toch hier, sn'
-ocr page 71-ALVAR.
Fabriclo aan voeten
En handen vastgemaakt! wat vreemde kuur is dat! FABRICIO.
Helaas I dus kwamen my de wilden ftraks begroeten. Zy waren wel tienduizend fterk.
ALVAR.
ó Hemel! wat zal ik verrichten?
FABRICIO,
My ontbinden.
. Dat is thans wel ’t vpornaanille werk. alvar.
Ik ben vol vrees, zo zy op weg royn fcheepsvolk vinden^ Dat hen het jonge meisje in handen vallen zal.
Ik llerf van ongeduld en angst in dit geval.
^Hy wil heengaan,') FABRICIO, hem naroepende.
Wel nu; hoe zal ’t met my hier wezen? Mynheer Alvar! gy denkt om my niet meer.
ÓWee! ó wee!
ALVAR, hem ontbindende.
Ga ras naar’tfchip, en kom hier wéér Met élk wien gy daar vind.
FABRICIO.
Die last is uitgelezen.
(Hy vertrekt.)
alvar.
’k Verwyt myn ftrafbre neiging my Thans meer dan ooit: zo zeeens ,’t welk kan gebeuren,nbsp;Daar van het offer wierd. Wat zie ik?
fO nbsp;nbsp;nbsp;A Z E M I A,
ZEVENDE T 0 O N E E L.
AI.VAR, A7.EMIA.
A Z E MIA , met drift naar Alvar toeloopende.
Sta mv hvl
gt;ta my by!
ALVAR.
Wie? ik?
AZE MIA.
Ja ; gy: men wil my fcheureti Van all’watik bemin: gyfchynt een eerlyk man.
’k Vertrouw aan u myn lot, myn leven.
(jer z’jde.')
Nu ben ik eenigzins geruster.
ALVAR, ter z-jde.
Zy komt dan
Van zelve aan my zich overgeeven!
A ZE MIA.
'l ' Vnbsp;E
Die wreedaart.s! dat zy nu vry naderen! nu ik In uwe hoede ben, gevoel ik vrees noch fchrik.
Gy zult my ten befchenner flrekken;
Ik ben daar zeker van: de trekken Van uw gelaat Haan voor uw hart my in.nbsp;ALVAR, ter zquot;jdc.
Wat is zy fchoon! maar welke aantreklykheden Heeft de onbevlekte deugd! ik kan ’tgeen ik beginnbsp;Thans in my zelv’ gewaar te worden, niet ontleeden.nbsp;A ZEMIA.
Vi
Jllt;
op uw’ bylland fier.
Daar zyn ^ wéér; ach ! blyf toch hier! Verlaat my niet! ’k ben quot;quot;
Gy zult door fchaamte hen onttoeren.
Om ’c raisdryf van een dochter aan Haar’vader, een vriendin aan haaren vriend te ontvoeren»'nbsp;Wat kwaad heb ik hen ooit gedaan?
Waarom dan willen zy het my thans doen ? hunneoogen» Aanfchouwden myn geween en myne wanhoop; maarnbsp;Niets trof hun hart, zy bleven onbewogen.
Met verontwaardiging hoort gy hun wreedheid; naar Gedachten hebt gy ook een’ vader,
Een zuster, een vriendin: gy moet gevoelig zyn. ALVAR.
En gy begeeft u onder myn Befcherming! maar verklaar my nadernbsp;Hoe ge uit hun handen zyt geraakt.nbsp;azemia.
quot;'Ey zagen achter hen een troep van wilden komen.
En die lafhartigen, daar door bevreesd gemaakt. Verlieten my: daar op heb ik de vlucht genomennbsp;Enkwajn zo vry. Ik dank den Hemel, dathy mynbsp;Vergund heeft u te ontmoeten; gynbsp;Zult aan myn* vader aan myn’vriend my wedergeevcn.nbsp;Gy zult dan zien hoe ik hen min en ook van hennbsp;^Eemind word: zeker zynzy thans wanhoopende, ennbsp;Vquot;y Zouden wederzyds de fman niet overleevennbsp;Van onze fcheiding ; maar gy zultnbsp;Hun traanen droogen, en ve^rvuldnbsp;^an blydfchap, zullen zy voor uwe kniën zich buigen,nbsp;^loe zal ’t u ftreelen als zy u hun dank betuigen!
Dit znl het eerfte loon voor uwe weldaad zyn.
A L V A R , Ur zyde.
Myne eerde drift was ftrtifbarr; ’t krenken Van haar vertrouwen , zou my mynnbsp;Gedrag tot aan myn dood met wroeging doen herdenken.
' nbsp;nbsp;nbsp;AZEMIA.
Gy zegt iets in uzclv’; gy daat in twyffel!
ALVAR.
Neen;
Jong kind , ik twylFel niet; ik zal aan uw verwachting Voldoen, uw’ vader zult gy wederzien,
AZEMIA.
' ’kVind geen
Bewoordingen om myn erkentenisfe en achting Behoorlyk uit te drukken; maarnbsp;Aanfchouwmyn traanen. Eugy, hemel! laat zyndaadett ^nbsp;Niet onbeloond! befcherm zyn dagen, daar 'nbsp;Hy ook de myne heeft behoed! iaat niets hem fchaadenl |nbsp;Dat hy nooit, nooit de droefheid ondervind’
Van zich van hen die hj' bemint, gefcheiden Te zien!., daar zyn ze die barbaaren !
A G T ST E T O O N E E L. ^ ALVAR, AZEMIA, eenige matrüozen.nbsp;een matroos,' tegen zyn makken,
’t A,rmc kind^
N
-ocr page 75-ALVAR, AZEMIA,MATROOZErf. FABRI-CIO, met de overige MATROOZEN, FABRICIO.
^/lynheer, quot;hier zyn tvy : lia ! ’k zie haar reeds by u ftaan;
’c Geluk fcbync met ons meê te whrken:
In’t eind’ vertrekken wy. Wei tin; naar ik kan merken, Zyt gy reeds beiden van elkander wel voldaan.
A L VA R.
’kBen’t zeer wel van myzelv’-
fabricio.
Daa- dient geen tyd verloren, De vader zal welras ons weeten op te fpooren.
AL VAR.
’k Verwacht hem hier, of ga hem tegentreén. gt;
FABRICIO.
Wat’s dat? dat fpel begryp ik niet.
al VAR.
-ocr page 76-74
Hoe zal lien myn geluk bckooren!
Daar elk van lien niy tcêr bemint...
Gaan wy te faamen naar myn’vader.
Hoe boude ik my als ik hem nader!
AZEMI A.
Vergun me aan hem u aan te bién.
Gy zult van beiden dan te gader De oprechte liefde mywaans zien.nbsp;MATROOZEN, Edwin en de overigen ziende aankomen'nbsp;Vlucht!
AZEMIA.
Tt Hoor hem daar.
Wat raad!
TIENDE T O O N E E L. ALVAR, AZEMIA, FABRICIO, MAXROOZËN,nbsp;EDWIN, AKINSON, PROSPER, SMITH.
AZ EMIA.
Hy is 't!
Myn vader!
ALVAR.
Wat zie 'k ?
EDWIN, AKINSON, PROSPER, SMITH, f Myn dochter!
Azeinia!
^ Zyn dochter! J
ALVAR.
(tegen Prosper die item dreigt.
Kom niet nader.
EDWIN, AKINSON, PROSPER, SMIÏIL Ruk haar uit de armen van een’ vader.
-ocr page 77-75
A Z E M 1 A.
Helaas ! wat niaalit u zigt; verwoed?
EDWIN, AKJNSON, PROSPER, SMITH.
Hy is ’t die onze rust kwam ilooren.
AZEMIA.
Hy is het die my heeft behoed,
EDVVIN. AK’NsON, PROSPER, SMITH.
Hy wilde ons allen ’c hart doorbooren.
K nbsp;nbsp;nbsp;AZEMIA.
Hy heeft aan my zo wel gedaan.
Ik ben verpligt hem veor te ftaan.
EDWIN, AKINSON, PROSPER, SMITH.
Hoe ! flaat zy hem voor ! nbsp;nbsp;nbsp;j
MATROOZEN,
Valt aan!
(^Oe mtroozen willen op Edwin cnde z^nenaanvallen; doch wou dtndoor Mvar wederhoitden: daar en tegen fchieten Edwin en danbsp;hy hem zynde perfoonen toe op Mvar, 't welk dm Azemia dienbsp;zich tusfehen beiden werpt, af gekeerd word,')
Ach! inyn vader, wees te vreden I Hy e'de een oogenblik geleden:
Geniet het heil aan n befchoren Met uwen vader en uw’ vrind !
Niets kan my heden meerbekooren.
Dan' dat gy » gelukkig vind.
EDWIN, AKINSON, PROSPER, SMITH,
^ Kan ’t wezen ? maar hoe nu? is ’t waar het geenwy hooren?
Wat toch maakt hem dus gezind ?
A LVAR.
Ja; ’t is in’t heil aan haar befchoren Dat ik het grootst genoegen vind.
Nooit moet iets haar geluk verftooren!
Zy blyve altyd van u bemind!
A Z E M I A,
(.ter zydc.')
Dc vrees laat zich in my iiiet hoorcn; Maar wol ’r berouw dat iny vcrflind:nbsp;(tfgen Edwin.')
Ja; ’t is in ’i heil aan haar befchoren Dat ik het grootst genoegen vind.nbsp;ALLEN behalven AL VAR.
r my n nbsp;nbsp;nbsp;rmyn’n
Hy geeft n gt; weder aan lt; uw’ gt; C haar Jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;L haar’ J
vader.
C haar
ALVAR, ter ¦ zyde.
Hun loffpraak rtreke my tot verwyt.
’k Voel lioe’t berouw my’thart doorfnyd.
y J- geluk dat hem verblyd C hun S
akinson,
ter zyde. Gelukkig vader!
In’t eind’ziet ge u van druk bevryd.
{tegen Alvar )
Wat heit genieten
C ons 7
van druk bevryd.
Dat u nooit ramp of onheil nader’!
, ,, nbsp;nbsp;nbsp;C onze 7
^ Steeds blyve n lt; nbsp;nbsp;nbsp;gt; dank gewyd. .
Chnnr.e j
EDWIN.
Mynheer, vergeef my een vermoeden Dat alle omftandigheên bevesdigden: ik hieldnbsp;U voor haar’ fchaaker, en zie thans datgy, bezieldnbsp;Door edelmoedigheid, haar onheil u’oüd verhoeden»nbsp;Myn dwaallng wreekt u.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;£
AZEMIA.
Ja; gy’allen hebt hem fel
Beledigd dezen dag; maar ik bemin hem wel.
ALVAR.
’k Geniet'tè lang een’ lof, dien myn misdaadig poog®'’*'
-ocr page 79-My heeft onwaard gemaakt: ja; ’kgaf - Tot haare ontvoering last en ’tismyne eerfte ftrafnbsp;Dat my dit waiibedryf doet bloozen voor uwe oogeri,
A ZE MI A,
Hoe! waart ge ondeugend? gy ? men heeft fömwylen dan ’t Gelaat van een’ deugdlieveud’ man.
En een bedorven hart! wat woud gytoch bedryven?
Ik kon voor u niet zyn , wyl ik voorheiil moest bly ven. Dat wist gy zelf... ft'Iaargy hebt aannbsp;AU’ wat ik min my weêrgegeeven.
Ik kan niet boos meer zyn om ’t geen gy hebt misdrevea ALVAR.
Door myne wroeging is uw vaders wraak voldaan;
Maar’k mag hem niet aan my verpligten;
Myn misdryf heeft my ’t recht daartoe ontzegd: wees gy Myn voorfpraak, dat ik moge uit deze woestenynbsp;U ’t faam verlosfen en dus weêr iets goeds verrichten.nbsp;AZEMIA. '
Myn vader, ach! vergeef het hem!
Ik doe iulks ook, dewyl hy ons van hier wil leiden, EDWIN.
’k Zou niet in twyffel Haan om ftraks daar toe myn item Tegeeveni doch ik kan thans van milord mietfcheiden.nbsp;AL VAR, tegen Akinfon.
Milord , gy zyt als Engelschman Myn vyand ; maar door ’t ongeluk beftredennbsp;Wordgy myn landgenoot en vriend: verlaat u dannbsp;Op myne trouw j en daar ik heden
U
-ocr page 80-U niet beledigd heb, doe my ’t Verdienftelyk genoegen fmaaken ,
Om door een braave daad vveér alles goed te maakeu.
A KI N S o N.
Ja 5 deugdzaam jongling, wie als gy Nietfchrootnt te erkennen dat zyn misdaén hemberouwen,nbsp;Verdient met recht wéér elks vertrouwen.
Ik zal u volgen.
AZEMIA.
Prosper, wien
Tochmeenenzy met dien milord, \yaar vanzyfpreeken? PROSPER.
Wensch my geluk ; het is myn vader dien wy zien. AZEMIA.
Wel nu; dat komt recht goed, zo kreken;
Wy krygen ’er dan nu in ’t kort Elk twee.
(jegetj Akinfon.')
Gy immers zult ons huwlyk niet beletten? EDWIN.
Myn kind, wat zegt gy? Prosper word een grootheer ; dies moet ge vikutv’ gedachten zetteanbsp;Om ooit zyn vrouw te worden.
AZEMIA.
Wat? *
Hy een grootheer? ik vind niet dathy heden In’tminst veranderd is: is ’them te vvyten dat
Hy een groot heer word? om wat reden Heeft hy dan draf verdiend? ik weet wel dat ik hemnbsp;Daarom niet minder lief zal hebben.
79
EDWIN.
Gy moet vveeten.
Myn dochter...
AKINSON. nbsp;nbsp;nbsp;'
Edwin, kantgy, waargyzyt,vergeeten? ’t Vooroordeel van Euroop verblind u: hoor de ftemnbsp;^ Slechts der natuur; zy kan ons beiden leeren.
(tegen Azemia.')
Ja j gy word myne dochter.
EDWIN.
Ach I
Milord l
AZEMIA.
FABRICIO.
Thans is hetgety, inynheeren, ^ On» gunftig en de wind is goed; zo‘ gy deez’ dagnbsp;Nog wilt vertrekken, word het tyd om zee te kiezen.
Laat ons geen oogenblik verliezen ;
*tls vast dat onze reis voorfpoedig wezen zal.
ALVAR.
Ja; wy vertrekken : maak het all’
Straks vaardig: dat men zonder draaien 2|^Het anker ligtte.
(Fabrieio geeft een teken aan de tnatroozen en kort daar op hoort men eenige kanonfebooteru')nbsp;FABRICIO.
Nu is ’t eindelyk ernst; ik groet heeren wilden! my zal wel de drommel haaiennbsp;Zo gy my ooit wéér hier ontmoet.
allen.
Welaan; laat ons van hier vertrekken! Laat oi'S den tyd niet rekken!
’t Geluk bied ons de hand.
Wat blyde ftond, die allen druk verbant! AZEMIA.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;PROSPER.
Azemla! wat is tnyn ziel verheugd !
Wat flreelend zoet! aeh, Prosper, welk een vreugd !
Wyzien ons nu vereend voor al Wy zullen nu elkander nooit he-ons leven. nbsp;nbsp;nbsp;geeven.
ALLEN. nbsp;nbsp;nbsp;-
’tGeluk bied ons de hand;
Verlaaten wydit ftrand!
Wat blyde ftond, die allen druk verbant!
Welaan;
:1
-ocr page 83- -ocr page 84-