BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHTnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,1929
iniï: tooneel'
stukken uit de nalatenschap van
prof. Dr. J. te WINKEL
no._Z21
-ocr page 2-F
/: nbsp;nbsp;nbsp;I
L..
,'ï nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'/
â–
-ocr page 5- -ocr page 6-De Geconimkeerden tot de zaaien van den Schouwburg hebben, volgens OSroy door de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland • den gden November,nbsp;1772. aan hun verleend, het recht van deeze Privilegie, alleen voor den tegenwoordigen Druk van ANDROMEDA, Treurjpd, vergund aan IZA a K D o t M,
treurspel.
yercicTt met 7.(ing ^ Dane j Kottji eii
Vliegwerkerii tEAMSTELDAM,
By I jS A A K D u IM, op den Cingel, tuffcheri dc Warmoesgracht en de Drie-Koningftraat.nbsp;Met Privilegie 1778.
-ocr page 8- -ocr page 9-Aan den Wel*Ed: Geftrengen Heer
DEN HEER
Baillu mn Jmftelland, Dykgraaf van den Diemerdyk en Zeeburg enz: enz.
Doorlachte Telg, uit Witfens Stam,
Die’s waerelds Hoofdftad, Amfterdam,
Nu zo veel jaaren achtereen,
Wanneer het, door de Nyd beflreén.
Stond om zyn Vryheid in gevaar,
Verftrekte tot een fteunpilaar,
Of dekte, met zyn vrucht’bre kroon Voor ’t woedend onweer van Belloon,
’k Hoop, dat ge uw hulp niet weig’ren zult Aan deez’ Gedoemde, zonder fchuld,
Die, als een OiFerhand’ van Staat,
Gelyk een Lam, ter flachtbank gaat.
2y w'eet, dat uw beroemd gedacht Wel Perzeufen heedt voortgebragt,
Wen ’s lands Andromeda, van fchrik Gedoodverft, wachtte elk oogenbliknbsp;Den krygsdraak, die, met vuur en vlam,
Haar, uit het weft beftooken quam.
Doch deze vergt u niet, dat gy Voor haar het zwaard gord op uw tj,
Of ’t blinkend harnas aantrek: neen,
Zy is wel met haar lot te vreén,
En vreeft, in ’t uiterft van haar tyd,
Geen Monfter, als van Haat en Nyd;
En die Gedrochten zullen t’faam’,
Als zy d’ontzaghelyke naara
Van Witfcn op haar voorhoofd zien,
Als Vledermuizen, ’t licht ontvliêm
F. RYK.
A 3 nbsp;nbsp;nbsp;VER*
-ocr page 10-JOPITER.
JüNO.
Neptonos.
Bolus.
Venus,
Me RKURIÜ8.
Cymodocea.
' Drie Zeegodinnen.
Efyre.
Cydippe. )
Vier Winden.
C E F E o SjKoniag van Etiophien,Vader van Andromeda. Kassiopea, Koningin, Moeder van Andromeda.nbsp;An dkomeda , Dochter van Cefeus en Kafliopea,nbsp;Fineos, Ethiophiefch Prins.
P E R z E D s, Zoon van J iipiter en Dana?.
TIM A H T E £', Kapitein van ’s Konings Lyfwacht.
A M M o N j Vrind van Fineus.
Fo RBAS.
P AGIE.
Drie SpeeljufFers, of vertrouwden va» Andromeda.
Cefalia.
Het Tooneelvun ’t eerjle Bedryf verheeld een ruim Markveld, met een Tempel in ’t verjcbiet.
1
-ocr page 11-Pag. 7
EERSTE BEDRYF.
EERSTE TOONEEL.
Kassiopea, Perzeos, Gevolg.
MKassiopea.
en kan, 6 Vreemdeling, genoegzaam uit de trekken Uws wezens, dat gy zyt van ed’len aard , ontdekken;nbsp;De Majefteit, diegy, door uwgezigt, verbeeld.nbsp;Toont, dat ge uit Koningen, of Goden zyt geteeldt.
Ik bid, dat gy , terwyl wy hier den Koning wachten, En gy de misdaad weet, waarom wy maand’lyks flachtennbsp;Een dierbaar offerhande, eens oordeelt nevens my.
Of zulk een misdaad zulk een ftraf wel waardig zy.
P E R Z F, U
Zo gy, 6 Koningin, niet anders hebt misdreeven,
Als flechts de fchoonheid van Andromeda verheven, Daar ’t ZeegoJinnendom op uirgcdaagt, om ftryds.
Zo blyf ik nevens u ook fchuldig voor altyd:
Maar wylmy een verward gerucht flechts kwam ter oor-Zo bid ik, dat ge my de waare reên laat hooren. (ren , Kassiopea,
De droefheid word verlicht, door’t klagen, en de fmart Vermindert, als men ziet, dat een grootmoedig hartnbsp;D aar door bewogen word: dan fchynen onze plaagen,nbsp;En bitt’re rampen niet zo laftig om te draagen.
’t Was op dien zelven dag, dat Fineus, door de trouw. Zich aan Andromeda, myn kind, verbinden zou,
A 4 nbsp;nbsp;nbsp;pc
-ocr page 12-8 nbsp;nbsp;nbsp;ANDROMEDA,
De volkeren, verheugd, om die yerbindtnis, rechtten Schouwfpeleii op, aan llrand, van rennen, worft’lcn,nbsp;vechten.
Zy kroont den Winnaar met den prys, daar toe gefield. Maar ach! de droefheid, die my’t hart dus houd bekneld,nbsp;Verbied my, om aan u die blydfchap te verhaalen.
Wie kan, in’t midden vanxyn’fmart, die vreugde afmaa-6 Dag 1 wat zyt gy wreed voor myn geheugenis 1 (len! ^t Herdenken van die vreugd vol ramp en droefheid is.nbsp;Myn Dochter fcheeu nook to bekoorlyk in mynoogen.nbsp;’k Stond van verwondering en blydfchap opgetoogen,nbsp;Wanneer ik zag, dat zy haare oogen had gew'endnbsp;Van ’t vecht-en renfpel, naa het vochtig element.
Om daar de Waterflryd teaanfchouweu, op de ftroomcn. Dus zag vim Venus't eerjl-, zeide ik, te vocrfcbyn komeuynbsp;Toen zy, zicb fpieg’lende in bet blaau en zilt krijial.nbsp;Zich d'overmnninge beloofde van 't Heelal.
De vreugd was algemeen , op ’t juichen en gefchater, ^tak ’t Zeegodinnendom de hoofden uit het water;
Zy floegen bloozende hun oogcti neêr; wyl ’t licht, Het welk Andromeda uitflraalde uit haar gezicht,
Het heure te eenemaal verduifterde. Zy zochten Dandeallerfchoonften uit,die zy ’t bekwaanfle dochtennbsp;Te weezen, om hier in myn Dochter te weérftaan ; ¦nbsp;Maar ’k zag haar telkens 'we6r,van fchaamt te tugge gaan :nbsp;Zo dat de glory my deed voeren deeze reedcn:
Waar zjn, d AHtnfen, nu alle uwe aantrekk’lykbeden ? Kunt gy in 't allerminjl lt;vael locbenen, dat wynbsp;Met meer Bekoorlykheén begunftigd zyn, als gy ?(kcn.nbsp;*k Beken ’t, myn Heer, het was ai wat verwaand gcfproo-Ik zag, dat zy, van fpy t, voort na de grond toe dooken.nbsp;De Zee fcheen zelf hierom vergratndizy.k wam verwoed ,nbsp;Na de oever bruilèn, met een onw'eêrflaanbve vloed.nbsp;Wat nood waar’t, was het by dit onweer noch gcblccven:nbsp;Een fchrik’lyk Zeegedrocht komt zich na flrand begeeven. rnbsp;Het volk, van fchrik vervoerd, begeeft zich op de vlucht»-'i Gebcrgt weérgalmt van ’t droef en jammerlyk gezucht.'
Wien
-ocr page 13-TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;p
Wien ’t agterhaalt, moet tot een offerhand verftrekken, Het woed en moord,’t verwoest de boffchen,landen,vlek-En fpuwt een doodelyk vergift ten keelgat uit. (ken;nbsp;Geen mensch is magiig, dat hy ’t wreede Monfler Ifuit.
Na dat men vrucht’loos lang de Goden had gebeden. Eenonuitfpreekb’re elend, door’t Moordgedrdcht, gele-Begaf men zich, wyl ons de Hemel viel zo flraf, (den,nbsp;Na Ammons Godfpraak , die aan ons dit antwoord gaf:
Gy bebt Neptuin de IVater-God beleedigd;
Des moet gy alle maand, tot zoen.
Een maagd voor ’£ Monjler werpen doen.
Tot gy zyn gramfebap hebt bevredigd.
Dat gy de trouw van Cefeus Ddcbter febort,
Zo lang bet lot daarom gevearpen, word.
Men heeft vyfMaagdenaan den Strandrdts reeds gebon* Die zeer elendig, door het Monller,zyn verflonden ,nbsp;En God Neptuin blyft noch al even ftraf en wreed.,nbsp;Men zal nu ’t zesde Idt gaan werpen. Ach ! wie weef.nbsp;Of’t wreede noodlot nu myn Dochter niet zal doemen j*nbsp;De vrees beknelt my ’t hart: my dunkt, ik hoor haar noe-Ik hebgeóffert, voor Vrouw Venus, en het fcheen, (men.nbsp;Dat die Godin my meer begunlligde, als votuheen;nbsp;Dat ik haar Godheid had gebragt tot mededoogen.
’k Word echter heim’lyk dooreen kille fchrikbewoogen, Blu oordeel eens, wyl u myn’ misdaad is bekend,
Of ons het Godendom die ftraf rcchtvaerdig zend.
P E R z E ü s,
De Goón doen u die ftraf rcchtvaerdig overkomen:
Ik heb gefproke i, met vooroordeel ingenomen.
Gy kentden oorfprongk nóch niet eens van uw verdriet, De Zeegodinnen zyn de Goón zo waardig niet,
Dat ze u, om dat gy op Andromeda dorft roemen, Tot zulk een wreede ftraf en landplaag zouden doemen-t Is, om dat gy haar aan een fterff’lyk mensch verbind;nbsp;Dit kwetft het Godendom, dewyl ’c haar zelf bemind;nbsp;Des moet ge,om u, en ’t Ryk, haar niet aa^i Fineus geeven,nbsp;A 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Straf
-ocr page 14-ÏO nbsp;nbsp;nbsp;ANDROMEDA,
Straf de Onderdanen zelf, die zulk een vreugd bedreeven. Gy hoort, dat Jupiter, als de Opperde der Go6n,nbsp;Door zyne Godfpraak zelf, dit Huw’iykheettverboAn,nbsp;Hy wil die fchoone voor zich zelf m'lTchieu behouwen,nbsp;Ot moogelyk met een van zyne Zoons doen trouwen.nbsp;Neem dan die oorzaak wech, zo zult gy, voor altyd,nbsp;Uw Watcrkuften zien van ’t Moordgedrocht bevryd.nbsp;Ka SS loPE A.
Dit 's enkel vleijery, men kan dat klaar befeften;
Gy ftelt my fchuldig, om haar’ fchoonheid te verheffen, Of de achting is te groot .die gy haar draagt, myn Heer.nbsp;’k Wil niet ontkennen, dat God Jupiter, wel eer.nbsp;Door Danaë ontfonkt, uit zyne Hemel-zaalen,
By ’t fterffelyk gedacht, op aard kwam nederdaalen. Dat hy, om haar, verliet zyn fchitterende Troon;nbsp;Maar dat zyn wond’ren,die men weinig ziet:de Goónnbsp;Zyn al te eerzuchtig, om zo licht zich te vermengennbsp;Met menfchen. Schoon ik my tot dat geloof liet brengen,nbsp;Ik ben verzekert, dat Vorst Cefeus, daar het alnbsp;Van afhangt, nimmermeer zyn woord herroepen zal:nbsp;Dat hy daar aan veel eer zyn troon en kroon zal waagen,nbsp;Eer hy Andromeda een ander op zal draageu.
Pk RZE üs.
Mevrouw... Maar ’k zie den Vorft.
tweede tooneel.
Cefeüs. Kassiopea, Finecs, Perzeus, Gevolg.
Ne
C r F E u s.
'een, Fineus, ’t is gedaan;
’k Wil, dat Andromeda ’t lót ook ten doel zal flaan; Ze is oorzaak van al ’t kwaad, en ’t leed, dat wy bezuuren.nbsp;Zo zy verfchoont wicrd, zou de draf licht eeuwig duuren.nbsp;Fl NEUS.
Zo maakt de fchoonheid haar dan fchuldig?
C 5'
-ocr page 15-TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;n
Cefeus,
Ja, daar fpruit
Alleen den oorfpronk van baars Moeders misdaad uit.
F IN EUS.
Is ’t ongeoor’loft, en kunt gy ’c een misdaad noemen, Als wy rechtvaerdig op des Hemels gaven roemen ?
Ce FE os
Het is een misdaad, die bezwaarlyk word verfchoond, Wanneer men Gddheên daar drxjrlaftert,kreukt,of hoonr.nbsp;K A S S 1 o P E A.
Ik word gehoond, myn Heer, door zulke fchamp’re reden. Cefeus.
Na al de ramp, die ’t Ryk, door uw vermetelheden j En trotfche hovaardy, van God Neptuin ontfing,^
Paft u het fchreijen best, en geen verdediging.
Tegen Fineus.
De Nimfen van de Zee heeft zy op ’t hoogft beleedigd,^' Des werd der Goden toorn miflehien niet eer bevreedigd,nbsp;Voor haare Dochter werd gellacht tot hunne zoen.
F I N E C S.
Men heeft haar’t.lot, myn Heer, al vyfmaal werpen doen, Cefeus.
Indien haar dood niet by de Goden is befloofen,
2o zyt verzekert, dat zy zich fteeds vry zal looten^ Fineus.
Uit fteeds bezoeken kon gedeijen tot uw ftraf.
Men vergt de Goden niet zo vaak hunn’ gunllen af.
Is ’t moogelyk ! treft dan ’t meêdogen van een Vader, En tederheid van ’t bloed uw hart en ziel niet nader ?nbsp;Cefeus.
Verwek die tederheid niet meerder in myn hert;
Want denk vrv,Prins,dat ik ,myns ondanks, daar toe werd Gedreeven: ’k voel natuur inwendig tot my fpreeken ,nbsp;^n onderlinge ftryd, in myn gemoed, ontftceken:nbsp;De pligt eens Koniags kant zich telkens tegens ’t bloed.nbsp;Zo dat ik, door dien plicht, als Vorll, u weig’reii moet,nbsp;Het geen ik gaaren u, als Vader, zou vergunnen.
Fineds.
Wat plicht, wat magt zou u hier in wecrftreeven kunnen ? Cefeds.
Een plicht, die ons word van de Goden opgeleid.
De Hemel ilral't io wel onzeonrechtvaerdigheid,
Als die der menrchen,fchoon wy 7.yn ten Ttoon verheven. Dat heilige gezach, ons van de Goón gegeven,
Moet echter naar de plicht eens Vorfl geregeld zyn. Wat zou het völlt hier van gevoelen?met wat fchynnbsp;Zou ’k hen bevredigen, zo zy de misdaad zagennbsp;In myn geflacht ,d:iar zy de llraf van moeiten draagen ?nbsp;FIN E n s.
Gelukkig volk dat, door het Horten van zyn bloed, Zyn wettig Vorst, of Prins voor doodsgevaar behoed.nbsp;C E F E ü S,
Gelukkig vólk ! wiens Vorst, tot lluitingvandeplaagen. Zich zelfzoM'cl durft,als zyneOnderdaaneii,waageii.nbsp;Waarom Andromeda verfchoont? ’t Orakel fluitnbsp;Niet minder myn geflacht, als dat van and’ren, uit.
F I N E o S.
't Orakel noemt myn Cruid,’k wil zulks niet tegenltreeven: Maar ’t zegt niet dat men haar aan’t lot zal overgeeven.nbsp;Vertraag haar Huwelyk, gelyk het u gebied,
Zo lang tót God Neptuins verzoening is gefchied.
Zo lang een tyd haar van haar iiruigoïn te verfteeken, Schynt al de llraf' te zyn, waar door hy zich wil wreeken.nbsp;Cefeü.s.
Prins,gy begrypt niet wel ’tOrakel...Maar wat licht, En Goddelyke glans verduillcrt myn gezicht?
Mytte oogen fcheena’ren, door haar fchitterende draaien. Perzeus.
’t Is een Godin , die op het aardryk néér komt daalen. Kassiopea.
A Ja,’t is Venus,’k zie, zy nadert herwaards heen.
Men roep haar Godheid aan met Lofzang cn gebeén.
Geduurende de tvuifi, tujfcben den Koning en Fineus spent zich de Hemel, woar uit Fenus, in een Wolk, te
votiu
-ocr page 17-‘coorfcbyn komt. Zy daalt langzaam neder, terwyl bet Polk baar aanroept, met Lof- en Gebedenzangen.
DERDE TOONEEL.
R E Y.
O nbsp;nbsp;nbsp;EEN STEM,
Moeder van de Min,
Trooft d’onderdrukte Koningin;
Zy fmelt in droeve klagten.
Gy kunt, indien gy wilt, ons lót Verand’ren by den Watergod.
Zyn ftraf gemoed verzachten.
6 Moeder van de Min ,
Troost d’onderdrukte Koningin.
R E Y.
Zy daalt uit den hoogen.
Haar hart fchynt bewogen Met het verdriet
Dat ons van God Neptuin gefchied.
Zy daalt uit den hoogen ,
Haar hart fchynt bewogen.
VIERDE TOONEEL. Venus, Cefeos, Küssiopea, Perzeüs. FiNEoi»nbsp;R E Y.
MK A S s I o P E A. nbsp;nbsp;nbsp;(fpreeken,
En geef gehoor, ’k zie, dat haar Gddheid tracht te Het fchynt, dat gy haar hebt bewogen, door uw ünecken ;nbsp;Zy nadert ons, elk zwyge, uit diepe eerbiedigheid,
En bukke voor de glans van haare Ndajefteit.
Venus, in de iuebt hangende.
Vrees niet, 6 fterffelyk geftacht;
Der Goden gramfehap is verdweenen:
Andromeda zal de^e nacht Noch in het huwelyk vereenen:
En met een Bruigom zyn gepaard ,
Wiens deugd haar fchoonheid evenaart.
Fi'
-ocr page 18-T4 nbsp;nbsp;nbsp;ANDROMEDA,
Fineos.
De Hemel zy gedankt! Ik bid ii, wil gehcngen •
Dat ik die blyde maar aan myn Princes mag brengen.
C E F fe 0 s.
Ga, de onverduldigheid misÜaat een minnaar niet.
KassioPf, A, tervüyl Venus weder ten Hemel reijl. De tong zing’ haarcn lóf, zo lang het oog haar ziet.nbsp;Zy fpocit zig hemel waard; ik zie ze allengs vcrdvvynen,nbsp;Haarglansnogeenigiinsdoor’tzwerk der wolken fchy»nbsp;EEN STEM.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(nen.
Gelyk ons hart n, voor altyd,
Zy tocgewyd,
Voor al de gunft, aan ons betveczeni Zo geef, ó Moeder van de Min,
Dat nooit geen haat zy tuflchen ons gerezen;
Maar dat die vreede duur eenw uit, eeuw in,
R E Y.
Ey, geef, ó Moeder van de Min,
Dat nooit geen haat zy tuflchen ons gerezen;
Maar dat die vreede duure eeuw uit, eeuw itj, EEN STEM.
Dan zullen wy, met bly gcfchal.
Langs berg en dal,
Uw lof en eer alom verbreijen.
Het weclig woud, zal op ’t gerucht,
Niet meer vveêrgalmcn van ons droevig fchreijen: Maar op ’t geklit van een verliefd gezucht.
R E Y.
Het weelig woud, zal op ’t gerucht,
Niet meer vv'ecrgaimen van ons droevig fchreijetr.' Maar op ’t geluit van een verliefd gezucht*
C E F E r s.
Houd op,het is genoeg; want Vernis is verdweenen: Haar Gdddelyke glans drong door de wolken heeiiemnbsp;Mevrouw, dat gy de pracht van ’t Huwelyk bereid,nbsp;Op dat de Echtftaatfy werd gevierd, met Majefteit.
Kas'
-ocr page 19-Kassiopea.
‘k Gehoorzaam u, en volg, met blydfchap, uw geboden. VYFDE TOONEEL.nbsp;Kassiopea, Pebzeos.
R,
Kassiopea.
I hoort gy 7.elf,myn Heer,het noodlót van de Goden.
¦ Gy meende,dat ik was al de oorzaak van die draf,
Om dat ik haar geen God, maar fterfflyk fchepfel gafc Maar hoelgy zucht, en fchynt geheel oiuftelt te wezen.nbsp;Perzeüs.
Zou ’k niet, Mevrouw?
Kassiopea.
Waar is die droefheid uit gerezen? Per ZEOS.
Kassiope A.
Hoe! is die oorzaak van uw fmart ? Per ZEDS,
GytwyfFelt nóch, daar ik de grond reeds van myn hart Zo klaar ontdekt heb. Ach! waar toe meer reen te fpillen?nbsp;Gy moet my niet verdaan , of niet gelooven willen,nbsp;k Bid verg my niet, dat ik u meer te kennen geef;nbsp;¦Dewylik zelf daarvoor inwendigl’chrik cnbeef, (wen?nbsp;Ach! wie verlieftniet, die haar fclioonheid magaanfehou-Wie fchreid niet ,als hy haar ziet mee een ander trouwen?nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kassiopea.
V\ at kunt gy hoopen ? ze is verbonden, door de trouw, p. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Pehzeos.
«n minnaar völgt die ooit de reden wel, Mevrouw? ten recht verliefde laat zich blindcling verrukken,
. nbsp;nbsp;nbsp;denkende, of’t hem wel, of kwalyk zal gelukken;
iy geeft zich over aan het voorwerp zyner min;
«et minnen is zyn wcr.fch, zyn hart, zyn ziel, zyn zin;
5 nöch doodsgevaar zal hem te rug doen tree-Gok heb ik vaak my zelf gevleid met deze reden: (den.
jf nbsp;nbsp;nbsp;ANDROMEDA,
Schoon zich Androvieda aan Fineus beeft verloofd,
Uy ’s niettemin, 20 voel, als ik, van baar beroofd. Die zoete dwaaling deed me in inyn verdriet ndch hoopen;nbsp;Maar al myn hoop , helaas! is vrucht’loosafgelOopen ;nbsp;Nu moet ik zien , dat zy voltrekken hunne trouw.nbsp;Schoon ik my waardiger, als haaren Bruigom, hou,nbsp;Kassiopea.
’k Moet u heklaagen. ¦
P E R Z E Cl S.
Ach! indien ge my recht kendej-Ik ben verzekerd, dat ge my, in myne elende,
Nöch meer beklaagen zoud. Wel mochtge zeggen, dat Uit Goón, of Koningen ik inynen oorfpronk had.nbsp;Myn Vader is... Maar zacht, gy waard, zo ik hem melde,nbsp;Rampzalig, zo gy my niet boven Fineus ftelde:
Gy moogt verzekert zyn dat hy dit wreeken zou : Daarom 'is ’t beft dat ik fterf onbekend Mevrouw.
Einde van het eerfle Eedryf.
Het ruim marktveld, met zyn prachtige gebouvoen vef~ üvoynt, en maakt plaats voor een aangenaams Lujlhof.
TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;17
EERSTETOONEEL.
Andromeda, Rey van Nimfen.
SA N D R o M E D A.
chakeeren dezer krans is niet wel waargenomen; En myne Bruidegom zal aanftonds herwaards komen.nbsp;Dien ik , uit zuiv’re liefde en onbevlekte trouw,
Voor zyne blyde maar, daar mede kroonen wou.
Dóch voor de misflag hebt ge in ’t minfte niet misdreeven: De heerfchappy, die ’k hem heb van myn hart gegeeven,nbsp;Is hem veel waardiger als ’t haaft vergank’lyk fchoonnbsp;Der bloemen, die men vlecht in mirte-of lauw’rekroon.nbsp;Zegt my eens midd’lerwyl wie van...Maar niet te veinzen.
A GLANTE.
Waar van. Mevrouw?
ANDROM ED A.
Ha, ’k merk , ge ontdekt reeds myn gepeinzen. Kom Nimfen, zeg dan eens, door wiens bekoorlykheidnbsp;Die Vreemdeling zo lang hier aan het hof verbeid:nbsp;Spreekt, wie komt hem in zyn vertrek te wederhouwen?nbsp;Men fpili’ de tyd niet met elkander aan te fchouwen.nbsp;Gy alle blooft van fchaamte,en niemantfpreekteen woord.nbsp;Heeft die volmaakte Held uw aller hart bekoort ?
Dw liefde is reed’lyk , gy hoeft daarom niet te bloozen, Zo ik geen ander tot myn Bruigom had verkoozen,
’k Was moog’lyk door dien Held, die zo volmaakt van Als edelmoedig is, al mede ontfonkt geweeft ; (leeft.nbsp;Maar ’t is een misdaad de eens gedaane keur te breeken.nbsp;Aglante.
Mevrou w,dat we u van hem dus loff*lyk hooren fpreeken, y^groot Zyn achting ; doch tot noch toe is ons nietnbsp;De minfte blyk van zyn genegentheid gefchied,
¦ nbsp;nbsp;nbsp;ANPRO MEDA.
Wat zegt ge?
B nbsp;nbsp;nbsp;AotAN-
-ocr page 22-ï8
ANDROMEDA,
Dat aan ons bet allerminüe teken Van zyn’ genegenheid, nóch liefde, ooit is gebleeken.nbsp;Andromeda.
Dat gy das blood: van fchaamrc is dan niet buiten reen. Geen hart te winnen, door veel bekoorlykheên!nbsp;Hoe kan zulks inoog’iyk lyn?
C E P H A L I E.
\Vy fchaatnen ons met reden, Alleen op’t zien, Mevrouw, van uwe aanminnigheden:nbsp;Wyl ’t al verdooft werd, door dc glans van uw gezicht,nbsp;Gelyk een minder vuur voor’t fchiit’rend 7,onnelicht;nbsp;Want daar uw oog maar censgefchooten heeft zyn (fraais overwinningenóch zege meer te haaien. (len,nbsp;Andromeda^
’t Ontbreekt tl geenfins aan welfpieekenheid: vaar voort: Uwe afgerechte tong heeft hem milTchien bekoort.
’k Weet, dat hy elders mint: men kan het uit de trekken Van zyn bedroefd gelaat befchydeinlyk ontdekken;
Hy (laat verbaasd, en zucht, ja, blyft in zyne reen Steeds ff eeken. Zegt my eens, waar gaan die zuchten heen?nbsp;Cephali e.
Hoe, vraagt gy dit aan my, gy hoort hem zelfs meert fpree-EEN PAGIE nbsp;nbsp;nbsp;(ken?
Wanneer zal d’ avondftond genaakenl Andromeda.
Zwyg, Cephallë, ik hoor een Ifem, dat is een teken Van Fineus komrt. ’t Schynt dat die zang te kennen geeft,nbsp;Het ongeduld dat hy in zyne liefde heeft.
^Wanneer zal d’ avondftond genaaken?
Gy fchynt me, 6 Dag, een eeuw te zyn,
Uw traagheid is haat’lyk, ik bid u, verdwya;
Dan kan ik my gelukkig maaken.
Als
JO
TREURSPEL.
Als ’t ongeduld en het verlangen;
Des fpoei, ó dag! uw gangen;
Want gy doorpynt my ’t hart.
TWEEDE TOONEEL.
Fikeüs, Andromeda, Pagie, Rey van Jgt;Jimfen^ Gevolg.
OF IN E D S.
pdatmyn’komftu niet te fchielyk kwam te vooren. Heeft zich myn Edelknaapdoor ’t zingen laatcnhooren.nbsp;Andromeda.
’t Is niet onredelyk dat gy uw min dus uit,
Dewyl gy daar in volgt het Goddelyk belluit;
Maar 't was niet nodig myop zulk een wys te vleijen. F IN EU s.
’k Weet niet, dat ik te ver gegaan heb,in’t verbreijen Van uwe Idf, Mevrouw.
Andromeda.
Gy, Leriope,koni,
En wreek my, door uw Hem,aan mynen Bruidegom,, L E R 1 o p E, zingt,
Andromeda moogt gy vry pryzen en loven;
Haar fchoonheid fpant op het aardryk de kroon:
Maar zy is noch meer verliefd, als fchoon; Geen h’efde gaat haar liefde te boven.
Schoon zy ieders hart verwint,
En, om haar bekoorlykheden,
Word gevierc en aangebeden,
Fineus is noch meer bemind.
„ nbsp;nbsp;nbsp;Pagie.
'Jelukkig Prins!
Leriope.
Gelukkige Princes 1 Pag JE.
B nbsp;nbsp;nbsp;LE-
-ocr page 24-Leriope
P A G IE.
Zy hebben één hart.
Leriope.
Eén ziel, écu zin!
Pagie.
Men zing’ tot lof van hunner beider min.
Leriope.
Men zing’ tot lof van hunner beider min.
Pagie en Leriope.
Vrees niet, ö fterflfelyk geflacht,
Der Goden gramfchap is verdweenen:
Andromeda zal dezen nacht Nöch in het huwelyk veréénen;
En niet een Bruigom zyn gepaart
Wiens Deugd haar Schoonheid evenaart.
R E Y.
Andromeda zal dezen nacht Ndch in het huwelyk veréénen;
En met een Bruigom zyn gepaart
Wiens Deugd haar fchoonheid evenaart.
Pagie.
De Hemel fchynt ’er in vernoegt.
Leriope.
Zelf V’enus wil dat zy vergaaien.
Pagie.
De liefde heeft hen faam gevoegt.
Leriope.
God Hymen zal hen beide paaren.
Pagie.
ö Zoet vermaak!
Leriope. ó Zoet vermaak lnbsp;Pagie,
Dat men in zulk een echt genief.
Le-
-ocr page 25-TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;ar
Leriope.
Heilryke liefde! die zo fchoon een wit befchiet.
P A G I E.
Heilryke liefde! die zo fchoon een wit befchiet,
P A G1E en Leriope.
Vrees niet, 6 fterffelyk gellacht,
Der Goden gramfchap is vcrdweenen:
Andromeda zal deze nacht Noch in het huwelyk verééneu.
En met een Bruigom zyh gepaart Wiens deugd haar fchoonheid evenaart.
R E Y.
Andromeda zal deezen nacht....
DERDE TOONEEL.
Fineds,Andromeda,Pagie,Timantes. Jley van Nimfen, Gevolg.
MTimantes. evrouw!
F IN E O S.
Wat is ’er gaans ?
Ti mantes.
Ach 1
Fineüs.
Is de Vorst van ’t leven
Beroofd ?
Timantes,
ft Ramp!
Fineüs.
Spreek op: wat heeft u hier gedreeven ?
. nbsp;nbsp;nbsp;Timantes.
* Lot is geworpen, en het valt... Helaas! ik kan ' Onmoog’lyk zeggen.
Andromeda.
min?
Valt het op het voorwerp van
Ti-
-ocr page 26-•2 a
T I w A N T E S
Ziet gy niet aan dit droevig traanen plengen,
Dat ik de wreede maar van uwen dood kom brengen ?
FIN E ü s
Zeg my wie de oorzaak is van zulk een valfch gerucht.
T I M A N T E S.
Gy (laat nóch geen geloof aan myn bedroefd gezucht; Adaar Cefeus nadert ons, angftvallig en verflaagen.
Om, in uw byzyn, haar den Prielter op te draagen.
Fin EOs.
Die maar, Timantes, is belachelyk voor my.
Vorft Cepheus is zo licht geloovig niet, dat hy ’l Lot meer gelooven zal als Venus, een Godinne.nbsp;Timantes,
Hy wilde, als gy, ’t ook niet gelooven in ’t beginne.
’t Orakel heeft haar’ naam tót driemaal klaar genoemt.
Zo heeft ’t Orakel haar tót driemaal valfch gedoemt. Tegens ^dromeda.
De Hemel heeft aan u een ander lot befchóoren.
Al wat een God gebied kan geen Orakel (looren. Andromeda.
Wanneer de Hemel ons wil ihsfFen , vleitze ons vaak Te vooren, met de fchyn van blydfchap en vermaak.
De zoete hoop, die ’k had van deeds met u te leeven, Heeft my noch, voor myn dood, geen kleine vreugd gc-geeveti!
Maar wyl die hoop, helaas! nu enkel wanhoop is,
Sterf ik vernoegd, zo ’k leef in uw geheugenis.
Fineus.
Gy fterft vernoegd ? óGoón ! wat onrechtvaardigheden!
Zo fcheid gy dan van my,vernoegd en w'el te vreden? Verdiende ik immermeer, dat gy my zo verlaat?- 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
Dat onze fcheiding u niet meer ter harte gaat? . nbsp;nbsp;nbsp;- ’ ¦
Myn trouwe liefde dorft dit nooit van -u verwachten, 'i. Dat gy na uwe dood meer, als na my, zond tnichien. . ^nbsp;Wel aan, ik zal aan u nóch denken, na uw doamp;J-: -- quot;'V
’k Aan*
-ocr page 27-TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;33
*!¦; Aanvaard die draf, en ftel me aan uwe wreedheid bloot. Doch de onftandvafiheid,dic ge in uweniinlaatblyken,nbsp;Za! myne liefde nooit van zyne plicht doen wyken:
Die Zal,in wederwil van u en ’t lot, Mevrouw,
Een voorbeeld geeven van een ongeveinsde trouw,
Eu toonen aan ’t Heelal, dat zy dat onrechtvaardig ^ Onthaal niet had verdient.maar trouwer min was waardig;nbsp;En dat een minnaar, fchoon hy zich verlaaten ziet,nbsp;Noch even teer bemind.
Andromeda.
Helaas! is myn verdriet
En ramp niet groot genoeg Pmoetge in myn ongelukken, Myn droeve ziel met die verwytinge noch drukken ?nbsp;Rechtvaarde Goden! die den grond kent van myn hart *nbsp;Gy weet, hoe deerlyk my dat droevig fchsiden fmart;nbsp;Dat ik myn’ traanen in myn boezem hou beflooten,
Om zyn verdriet en fmart niet meerder te vergrooten. Dat ik me, 6 Prins! dus koel en ongevoelig hou,nbsp;Gefchied, om dat ik niet uw leed verdubb’len zou:
’k Verpynig my, om niet uw traanen te verwekken.
Gy zegt, dat uwe min een voorbeeld zal verllrekken Van ongeveinsde trouw : maar kent niet eeps’t ver4tl^)Cnbsp;Van een verliefde, die de dood voor oogen ziet:
Hoe ’t hart beklemt moet zyn,wanneer men’t lieve keven. Zo wel als ’t voorwerp van zyn liefde moet begeeven.nbsp;Ja, Fineus, ’k weet niet, wie my ’t wreedlf valt, in dect’nbsp;Gy, of het lot, dat my gedoemt heeft tot de dood. (nood,nbsp;‘Fineüs,
Helaas! Mevrouw, ’k belten, dat ik u onrcchtvaardfe Refchuldigt heb; ik ben die trouwe min niet waardig:nbsp;’k Verdien niet, dat gy my die ted’re liefde toont.nbsp;Verlaat een minnaar, die u zo vermetel hoont.
Maar ik, Mevrouw ,die dit verlies zo neem ter harte, Hat ik, getroffen van die levendige fmarte.
Door enkel wanhoop, plicht noch red'lykhcid erken, En van my relf, helaas! geen meerder meefter ben.
Ik moet my blind’lings aan mvn’droefheid overgceveu.
64' nbsp;nbsp;nbsp;Maar
-ocr page 28-U4 nbsp;nbsp;nbsp;ANDROMEDA,'
Maar Hr 7al het lot,dat u gedoemtheeft,tegenftreevcn.
Dat vry de Koning, door een laffe vrees, zyn ftem Tot deeze wreedheid geef,’k hoop dat tnyii liefde heui,nbsp;Door hulp der Koningin geltyft, wel zal beletten,nbsp;Den eisch van’t wrevel lotonmenfch’lyk vooit te zetten,nbsp;’k Durf alles onderftaan tot uw behoudenis.
T I M A N T E S.
De Koningin, wier hart, als ’t uw , door droefheid is I}ekneld,is in geen (laat, om ’toffer voor te komen ;(men:nbsp;Een vloed van traanen ziet men langs haar wai:gen üroo-Zy (laat gantfch fprakeloos. In ’t kort,ik vrees, myn Heer,nbsp;Dat hy uw minnaares , eer haare Moeder weernbsp;In (laat gebragt is om dit opzet te beletten,
Zal overgeeven om het offer voort te zetten.
F I N E c s.
’fc Zal, eer ik toe(la,dat dit gruwelftuk gefchied...» Andromeda.
De Koning nadert; zyt toch zo oploopcnd niet.
Cefeüs,Fineus,Andromeda,Perzeds,
T I MANTES, Jiey van Nimfen, Gevolg.
MCefeus.
en heeft umoog’lyk al de wreedc maar doen hooren Van ’t droevig lot, dat u is van de Goön befchooren,nbsp;Des zo ge uw rampen kent, en de oorzaak onzer (Iraf,nbsp;Zo gaa, daar ’t lot u roept, en verg my niet meer af.nbsp;Andromeda.
'k Beken, ’t valt zwaar,myn heer, te fcheiden uit het leven, iVanneer men zich verbeeld ten tóp te zyn verhevennbsp;Van zyn geluk; dóch ’k ben de dood getrooft,indiennbsp;Men daar door mag een end van ’sHemels gramfehap zien:;nbsp;Ik hoop dat ik my zal daar in (tandvaller houwen.
Als zelfs de Goön, die hun beloften reeds berouwen, ’k Acht my gelukkig , zo het Horten van myn bloed!
TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;2^
Het lieve Vaderland voor verder ftrat behoed:
Doch ongelukkig, dat men, om ’t belang der (laaten, Reeds zo veel bloed verfpiUheeftvanuweonderzaaten;nbsp;Dat ik niet de cerüe en ouk de laatfte ben, wier doodnbsp;Uw Ryk gered heb uit d'afgryfelykfte nood.
Perzeü s.
Go6n! Gy verlaat my dan, en lyd dit zo geduldig! Andromeda.
Gy ziet, myn heer, dat ik gehoorzaamheid ben fchuldig: Dat ik, in weerwil van my zei ven, u verlaat.nbsp;Perzeos.
’t Gehoorzaam zyn is flechts een lafheid in dien Haat.
Cefeds. nbsp;nbsp;nbsp;(ven,
’t Grootft teken, dat men van gehoorzaamheid kan gee-Dat is gehoorzaam zyn, ten kolle van zyn leven. Fineds.
’k Zal die gehoorzaamheid haar wel beletten: Zy Is wel uw Dochter, Heer, maar ook de Bruid van my:nbsp;Ze is my van u, ja van de Goden zelf befchooren:
Zy hebben dezen dag tot onze trouw verkooren.
Gy weet, wat Venus heeft gezegt; vermag ’t gebod Eens Gods niet meer, als een verciert orakellot ?
’k Meen zo ik hier zie die fcheinheil’ge wichchelaaren Verfchynen, dat ik die onmenfchlyke barbaaren
Cefeüs. ’ nbsp;nbsp;nbsp;(fchied.
Gedenk dat de eisch van ’t lot door ’s Hemels raad ge-Ik bid, dat gy wat meer op ’s lands welvaaren ziet; Wie raakt van ons ’t verlies van die rampzaal’ge nader Jnbsp;Gy zyt flechts een verliefde, en ik , ik ben een vader.nbsp;Uw’ rampen haaien by de myne niet, myn heer:nbsp;Gykrygt wel licht een Bruid, maar ik geen Dochter wedr.nbsp;Laat u zo verr’ niet door een yd’le drift verrukken.nbsp;Erinner u eens all’ die droevige ongelukken,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;
En plaagen, die ons van het Monfter zyn gefchied,
En roep niet weer te rugge alle ons geledn verdriet. Fineds.
B j nbsp;nbsp;nbsp;Dooi
-ocr page 30-fl6
Door woeden, moorden, en verwoeftingeii ontrufden, Het bloed eens onderdaans word nooit vergeefs gedort,nbsp;Wanneer hun wettig Vorst daar dvtor behouden word.nbsp;In ’t kort, niyn heer, ’k acht all’ die plaagen met ntet allen,nbsp;Was ’i onrechtvaardig tót niet op myu Bruid gevallen.nbsp;C E F E o s.
Draag voor de Goón , die ’i lot bellieren, meer ontiag. F I N E O S.
Dat tegens ons dc Goón vry treen in een verdrag:
Zy kunnen my geenliius een wmeecer üraf bereiden,
Als my te dwingen van Andromeda tc fcheiden:
dit verlies, acht ik geen lot noch Goden meer:
Zy is alleen myn lot, de Godheid die ik eer.
Straf vry myn’ Godloosheid, die ’t lot durtitegenllrceven: Wil my voor haar ten prooy van ’t wreede Monller geven;nbsp;Ik ïweer u by den glans van haar bekoor’lykhecn,
De grootlle Godheid die van my word aangebeên....
Hm- begint bet afgryfelyk te donderen en te HXieerlicb~ ten, men ziet midclelervoyl Eolus,in een wolkfiiederdaa-len, wrzeh met vier Winden, voaar van tvae aan iedernbsp;zyde de WolkDvderJlemen,bet welk Fineus eebternietnbsp;bekt in zyn Jcbelden voort te vaaren,
VYFDE TOONEEL.
Eolus met vier Winden i CfF?.t3s,FiNLOs ,PerzEDs , Andromeda, Rey van Mmfen, Gevolg.
HC c F F o s,
oud op, gy fart de Goón door uw vermetel fprcekeni De Bliklem Haat gereed ten Wolke-t door te breeken.nbsp;Om u te llratien in u\ ' wcderfpannigbeên.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r
F1 NEUS. nbsp;nbsp;nbsp;I ¦;
De wolken barden door den bliklem vry van ^én.^ Cefeüs.
Braveer de Goden niet. gy zult het u Lekbagen. 1.1
TREURSPEL.
F 1 N E U S.
’k Lach met de Goden,ja,ik durt hunti’ gramfchap daagen. Wat vreeft een Minnaar toch, in zulk een zwaar verdriet?nbsp;Uatjupuer op ir.y zyn’ Blikfemdraalen fchiet:
Maar ’k raS geenW ichchelaar zo (lout,dat hy zyn’ handen Slaat aan my n’ Minnares; want zo ’k haar aan zie randen ,nbsp;Ik zweer u andermaa!, by haar’ bekoorlykhcên,
De grootlle Godheid die van my word aangeoeén.... E o L u s,
Rampzaal’ge, zwyg; (taak dit vermeetel fpreeken: Gy hebt genoeg der Goden toorn onideeken:
Gy znlt, hoe klein gy hunne gramfehap acht,
In ’t kort zyn tot gehoorzaamheid gebragt.
Door my zult gy uw (Iraft'e vinden:
’k Ben Eölus,der Winden Gdd.
Komt herwaards aan, gy Storremwinden,’ Volvoert terftond Neptuins gebdd.
Op dit Gebod komen aanjlonds tvoé Winden,de een van de rechter en de ander van de linker zyde van Eolus, opnbsp;^unne vleugels vcorby malkander en neder daalen, daarzynbsp;•Andromeda by een arm grypen , en met baar veegvliegen.nbsp;•^ndrdmeda, tervoyhe door de lucht gevoert word.nbsp;•^ch! Hemel!
Cefeus.
Zy is, door de winden, opgenomen.
F I N E ü S.
Denkt niet , dat gy’t zo licht zult met myn Bruid ontko-zal u volgen,waar gy haar ook voeren w'ilt.(.menj
ZESDE TOONEEL.
Cefeos, PEazEüs, Gevolg.
T nbsp;nbsp;nbsp;P E R Z E r s.
^n zulk een groot gevaar dient tdch geen tyd verfpilt. k»y kant noch hopen :’k ga my tot haar hulp begceven:
ANDROMEDA,
Ik 7.al’t Orakellot veranderen, of flieeven.
Vaar wel, ik weet een weg tot haar’ behoudenis:
Een weg, myn heer, die aan den menfeh niet kenbaar is.
Einde van het tweede Bedryf.
Eefchryvinge van het derde Bedryf.
Bier ziet menzulkeenfcbielykeverandering^datbet niet anders fcbynt, of Perzeus beeft, door bet ontdekkennbsp;van Meduzaas hoofd , alle de Minbe en Jafmyn-hoomennbsp;herjebept invervanrlyke Rotfen en Steen klippen ¦^welkers boeken en toppunten de een boven den ander zo on-gelyk uitjleeken, dat men ze zoude oordeelen daar eernbsp;door Natuur gegroeit^aU door kun(lgejleldte weezen.
TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;2$
EERSTE TOONEEL.
Andromeda, ^,ehoeid aan de Rots,
TIM A K T E s, Rey mn Inwoonders.
tTf nbsp;nbsp;nbsp;Timantes.
V V aar 7,yn de Winden met de Ryksprinccs gevloogen? Laat ons haar zoeken, en ook (terven voor haar ogen.nbsp;Andromeda.
Ach! ach!
1. nbsp;nbsp;nbsp;R E y.
Ik zie haar aan die rdts geketent ftaan. Timantes.
Zy is ’t: ó Goón! ziet gy dit deerlyk treurfpel aan? Andromeda.
Help, Hemel!
2. nbsp;nbsp;nbsp;R E Y.
Nu is ’t uur van haaren dood gcbooren. Timantes.
Men z wyge, op dat men kan haar droevig klaagen hooren. A N drom Ei) A.
Afgrys’lyk denkbeeld van de dood,
Die ’k eerft, door eerzucht aangedreeven,
Dorft moedig onder de ccgen ftreeven,
Wat doet ge my, in deze nood,
. Van doodangft fidderen en beeven!
Ik, die, gevonnift door het lot,
In wreede boeijens ben geflaagcn,
•'•¦-Ontbloot van Bruidegom cn magen,
Hoor hier, helaas! geenmenfch, noch God, Die deerenis heeft met myn klaagen.
Dit hart, dat nóch zo teer bemint.
Sterft duizend dooden, in dit leeven:
, ft VVord telkens zo door fchrik gedreeven,
30 nbsp;nbsp;nbsp;ANDROMEDA,
Dat ielf het ruiflchen van de wind ,
’t Van angft doet iidderen en beeven.
Ó Wreed herdenken van all’ ’t zoet,
Dat ik zo korts noch heb genoten i Moet gy nóch meer myn Imart vergropten?
Wyk uit myn troolleloos gemoed....
Kassiopea, Andromeda, Timantes, Rey van Inwoonders.
IK ASSIOPE A.
k ben het, Goden, die de misdaad heb bcdreeven: Ik kom my zelf aan ii, uw wraak ten offer jgeeven.nbsp;Indien rechtvaardigheid by u gevonden word,
Dat dan alleen op my uw Blikfem nederilort:
Ontfla Andromeda; ’t paft geen rechtvaerde Goden, De onfchuldigen , in plaats der fchuldigen , te dooden.nbsp;Wat oorzaak port u toch tot zulk een wreedheid aan ?nbsp;Staat gy na wraak, w'reekt u op my; ik heb misdaan:nbsp;Maar houdt myn dochter, daar we uw Bceldt’nis in ziennbsp;zweeven,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(leven,
’t Schoonft fchepfel, dat ge ooit hebt gefchapen, in het Alle uwe trekken ftaan in haar gelaat geprent:
Indien gy haar verdelgt, zo leeft gy onbekend.
Ha! ’k merk, wat in u kan die felle haat verwekken; *lc Zie, dat ge in haar benyd die Goddelyke trekken.nbsp;Gy weet, dat zy, indien ze in ’t leven bleef, alleennbsp;Meer, als al ’t Godendom, zou werden aangebeên;nbsp;En dat men in het kort geen Altaars zoude ftichten,nbsp;Noch offeren 5 als om haar fchoonheid te verplichten.nbsp;Andromeda.
Is ’t lot me, in dezen ftaat, niet wreed genoeg.? moet gy De wreede fmart, die ik, in deze doodangft ly,nbsp;Verdubb’len, door ’t gevaar daar ik u in zie loopen ?nbsp;Wat voordeel kant gy van dat lafteren toch hoopen?
Kas-
-ocr page 35-Kassiopfa.
Dat ik, in plaats van u , door ’t Monfter werd’ gedood: IVlaar’k zie, helaas! dat ik daar door uw’ ftraf vergroot;nbsp;Dat ik, in piaats van u van ’t derven te bevryden,
U, door myn misdaan meer als duizend duón, doelyden^ ’t Schynt,dat ’er totmyu dood, die my alom ontvlucht,nbsp;Geen Monfter is in Zé, geen Blikfem in de lucht;nbsp;Maar dat de wrcede Goón my in het leven houwen ^nbsp;Om ’t dcerlyk fchouwfpel van uw’ droeve dood te aan-fchouwen.
Zv weeten, dat my kan geen wreeder ftraf gefchién, Als dat ik u moet voor myn oogen fterven zien. (ken,nbsp;Gy, Venus,die ons quaamt ’t bcfluit der Goön te ontdek-D dit het trouwfeeft, dat myn’Dochter zou vol trek ken?nbsp;Waarom hebt gy ons met een yd’le hoop gevleit?nbsp;Iiidien zy word benyd om haar’ bekoor'lykheid,
En dit de haat verwekt van all* de Zeegodinnen,
Zo maak, door uwen zoon, de groote God van ’t minnenp Dat de een, of de andre God, tot haar’ behoudenis,nbsp;In wederwil van ’t lot, voor haar gewapend is.
Zyn zy nu meer vervreemd van liefde , als van te vöoren ^ Een minder fchoonheid kon God jnpiter bekooren,
En ’c hart des Watcrgods omfteekcn in den brand.
Weet,dat zy ook de kroon verr’ boven Dahiefpant: DatPfyche, die uw’ zoonontfonkte , door haar ftraalen,nbsp;Eiiet by de glans van haar’ bekocr’lykheên kan haaien.
Myn Dochter, wat kan u toch wederhouden, dat Gy zelfs de Tritons in het grondelooze natnbsp;¦Niet aanftonds dwingt,om uw’ bekoor’lykheid te minnen,nbsp;D. dat zy, ,zelf ten fpyr van aU’ de Zeegodinnen,
Gp hoop , dat gy uw hart hen gceven zoud tot loon, Net wreede Moordgedrocht voor uw gezigt niet doón,nbsp;j ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Andromeda.
5 dit de Goden tot meêdogendheid verwekken?
port hunn’ gtamfehap , om myn ftraffe te voltrekken, gy roept het Moordgedrocht; ’k zie, dat het my genaakt.nbsp;3t gy dat laftereu toch in zyn byzyn ftaakt.
Ik zie hier menfeh, noch God, wiens hulp ik kan verwer-Het is inct niy gedaan. Vaar wel ,en laattny fterven. (ven. Kassiopea.
Ach! ’k zie dat haar ’t gedrocht reeds nadert. Fineus, kom, Befcherm Andromeda, gy zyt haar Bruidegom.
Kunt gy de wreedheid van hst Godendom gedoogen? Verdelg het Monfterdier,of fneuvel voor haare oogen.nbsp;De eer noopt u al zo wel als liefde tot dien ftryd;nbsp;Betoont nu, dat gy een rechtfehapen minnaar zyt.nbsp;Andromed a.
’k Weet, dat hy my zo teer bemind, als ooit voor dezen: Maar hy zal zeker van verdriet gefturven weezen;nbsp;Want zo die Held nu noch in ’t leven was, Mevrouw,nbsp;Zo weet ik , dat hy my behocn , of fiieuv’Ien zou.
K assiopea.
Zeg liever, dat hy is bekommerd voor zyn leeven.
Gy dan, 6 Vreend’ling, kom u her waards aan begeeven, Toon nu, uit v/elk een ftam dat gy gefprooten zyt.nbsp;Andromeda is de uwe, indien gy haar bevryd.
’t Gevaar, 6 Bloodaards, fchynt u beide te weérhouden i Ik zie die vlam in u nu te eenemaal verkouden.
Wel aan, myn wanhoop, laat ons geen gevaar ontzien: ’t Is tyd, dat ik my van myn eigen arm bedien;
Laat ik. Rampzalige, ten kollen van myn leeven.
Die laffe minnaars een verwytend voorbeeld geeven, My nederftorten in dien grondeloozen vloed...
Maar wie weêthoud me ? is dit een dienft die gy my doet?
DERDE TOONEEL. Andromeda , Perzeüs, m de Zwcèt op zyn ;nbsp;gevleugeld paard, Kassiopea, Tim antes,nbsp;Rey van inweonders,
HTlMANiESjde Koningin 'wederhoudende, (den?
oe, loopt gy na uw doot?zietgy dienHeld niet ftry-Door welk een weg hy tracht uw Dochter te bevryden. Kass iopea.
Wat zie ik! Goden! ’t is die onbekende Held,
TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;33
Die iich in doodsgevaar tot myn befcherming ftclt. Perseus, in de lucht.
Mevrouw,nu 2iet gy, wie u ’t mcefte kan verlichten, Of ’t bloed der Goón voor ’t bloedderKoningenmoetnbsp;Kassiopea.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(zwichten.
Gy toont dat uwe liefde is zonder wedergd,
Gy ftryd voor u zo wel als voor Andromeda.
EEN STEM.
Vaar voort! vaar voort! om ’t Monher te dooden; Denk waarom gy ftryd.
Maak dat uw glory word benyd Van inenfchcn, en góden.
Vaar voort...
R E Y.
Vaar voort, vaar voort, om ’t Monfter te dooden, Denk waarom gy ftryd.
E E N S T E M.
Schep moed! fchep moed! nooit Held heeft voor dezen Dien lauwer geplukt.
Zo gy haar dit gevaar ontrukt Zal ze uwe fteeds weezen.
Schep moed...
R E Y.
Schep moed! fchep moed! nooit Held heeft voor dezen Dien lauwer geplukt.
T I M A N T E s.
Zie, welk geluk. Mevrouw! uw dochter is behoed, ’k Zie, dat het wreed Gedrocht verfmoort legt in zynnbsp;Perseus, in de lucht. (bloed.'nbsp;De Hemel zy gedankt, die my doet triomfeeren. =?nbsp;Kassiopea.
Met welk een offerhand zal ’k u , ó Goden! eeren ? Tegens Ferzeus.
’k Erken alleen, myn Heer, u voor dien Bruidegom, Die haar is toegeleid by ’t opper Godendom.
Tegens Andromeda.
34 nbsp;nbsp;nbsp;ANDROMEDA,
Myn Dochter: maar uw hart ea trouw aan Perzeus fchen-Pekzeos. nbsp;nbsp;nbsp;(ken.
Om haar te winnen, moet men noch veel meerbeüaan. Princes, verlaat dit lirand; de winden, die u aannbsp;Die haatelyke rots gekluisterd heboen, zullennbsp;U weer ontkluilPren, en myns vaders lalt vervullen:nbsp;Zy zullen, op ’t gebod van de opper God jupyn,nbsp;Waar uit ik oorfprongk nam, u weer gedwongen zynnbsp;Tc brengen, daar gy eerft door hen zyt opgenomen.
Myn’ziel, door fchrik vervoerd, kan tot zich zeifnietko-Gy onverwinb’rc Heid, ik bid, vergeef hei my,
Dat ik inyn dankbaarheid nier toon, naar uw waardy.
P E K Z E ü S.
Tirannen van de Zee, komt uwen misdaad boeten: Verbolgen Muiters, werpt u aandonds voor haar’ voeten:nbsp;Smeekt om gena, ter wil van die ’t Heela: beftiert,
En brengt haar weer ter plaats daarze opgenomen wierd.
Hierop geboorzaamenaanjlonds de winden, en vliegen , met Andromeda, wederna de plaats, daar zy eerft van daan wierd gevoert, Ferzeus voigt baar , op zynnbsp;vliegend Paerd, terwyl by wegvliegt ,hoort men de oevernbsp;van vreugde zangen weêrgalmen.
Kassiopea.
Men ban de droefheid vry die ons het hart kwam prangen, Door ’t aangenaam geluit van vreugde en-zegezangen.nbsp;Elk zing’, ter eere van dien Held, dat berg en dalnbsp;En bofch en beemd weêrgalm van’t aangenaam gefchal*
De zege is eind’lyk weggedraagen:
’t Gedrocht leid verllaagea En nedergevelt.
Men zing ter eere van dien Held,
Dat boffehen en haagen
En bergen waagen, nbsp;nbsp;nbsp;¦ - • ‘
Men zing’ ter eere van dteti Held
Die ’t gedrocht heeft gevelt. nbsp;nbsp;nbsp;- .
-ocr page 39-TREURSPEL,
R E Y.
De zege is elnd’iyk weggedragen:
’t Gedrocht legt verllaagen.
EEN STEM.
Princes, dit ’s uw Minnaar :
Dat gy dien vervvinnaar Tot Bruigom aanvaart:
Denk, dat hy uw lot is:
De zoon van een God is U w liefde wel waard.
R E Y.
De zege is eind'lyk weggedraagen;
’t Gedrocht legt verflaagen.
Kassiopea.
Kom,laat ons zien, waar zy gebragt is van de winden. Ik zal den Vorft aan myn’ belofte meê verbinden.
VIERDE TOONEEL.
D nbsp;nbsp;nbsp;Cymodocia.
us zien we ons andermaal in ons gezag onteert j En onze gramfehap op het fmaad’lykft gebraveert.
Dat zy, ten trots van ons, onze offerhand ziet ftaaken, Zal die Vermetele noch meer hovaardig maaken.
Alle onze haat verfirekt Hechts tot een middel, om Andromeda met een doorluchter Bruidegomnbsp;Te doen vereenen; ja, het fchynt, dat onze toorennbsp;Zelf de oorfprongk is daar haar geluk uit is gebooren,nbsp;CVDIPPE.
Wat of de onfterflykheid aan ons toch baaten mag. Wanneer men zien moet, dat ons Goddelyk gezagnbsp;Dus van een fterflyk menlÉh gehoont werdenbeleedigt?nbsp;Cymodocia.
Het is geen menfch,maar zelfs een God die haar verdedigt. Doch ’k bid, fchep moed,ik hoop, dat wy niet zyn van all’nbsp;De Go6a verlaaten» dat ons één wel wreeken zal*
Kom, laat ons, vers bebloed van ’t Monfter, onze Uayen Aanftonds gaan ftorten voor Neptuindaat ons hem trach-Te porren, tot de llraf van dat vermetel volk. (tennbsp;Efyre
Ik zie de Zee van ond’ren opwellen nit haar kolk.
’fc Seloof, by nadert reeds, om ons zyn’ hulp te lecnen : ’t Getoet der Iritous galmt langs rotsenftrandcn heenezi.
VYFDE TOONEEL.
N EPT ÜNÜS, C YMODOCI A,EfYR E,CeDIPPE.
Nept O NOS, zittende in een Kar van Parlemoer
M voort getrokken van vier Zeepaarden.
yn’ Dochters, ik heb uw verdriet en rouw verdaan; Ik kom hier,op ’t gerucht van uwe klachten, aan:nbsp;Myn Broeder Jupiter, die ’t trotfche Volk verdedigt.nbsp;Heeft my zo wel als u in myn gezag beleedigt.
Hy voert hier in myn Ryk zelf de Opperheerfchappy ; Ja, zend zyn Bafterdzoon , om, door die dwinglandy,nbsp;My ’t opperde gezag der wateren te ontrukken.
Laat Aarde en Hemel vry, voorzyne wetten ,bukken, Hy voert den Blikfem, en hangt van geen noodlot af;nbsp;Ten minden, dat hy my dan laat de waterdaf.
Wie weet, indien hem hier die tieranny gelukte.
Of hy niet Pluto zelf uit zynen Zetel rukte.
Laat ons hem wederdaan, in zyiie dwinglandy.
Ik ga, om Juno zelf te trekken, op myn zy.
Laat alles op my daan. ik za! uw wraak voltrekken Al zou het tot myn val, ja, wis bederf verdrekken.nbsp;Vaar wel, dat gaat u voor.
CVMODOCtA.
Men fchepp’ nu weder moed, Nu zelfde Watergod ons die belofte doet.
Einde van bet derde Eedryf.
Het Tooneel verandert op ’t gezicht enverheeld een ver-niaakelykEtifibof met eenpracbtigPaleis.in 't verfcbiet^-
VIER-
-ocr page 41-treurspel; nbsp;nbsp;nbsp;37-
EERSTE TOONEEL. Andromeda, Perzeos, Rey van Nimfen.
IP F, R Z E o S.
s ’t my geoor’Ioft na uw w'edermin te trachten ;
Zult gy ’t,óSchoone! voor geen groote misdaad achten, Als ik my onderwind te dingen naar een hert,
Het welk door Fineus noch miffchien bezeten werd ?
Andromeda. nbsp;nbsp;nbsp;...
T Bid , laat my hem, dewyl ik de uwe ben, vergeetèn. Dat hy dit hart, myn Heer,voor dezen heeft bezeten,nbsp;Was door myn Vaders keur: die zelve keur gebied,nbsp;Dat ik hem nu verban, en gy zyn’ plaats geniet.
Ik moet gehoorzaam zyn:het minnen,noch het haaten Is aan myn’ zinn’lykheid, noch kenr niet vry gelaaten.nbsp;Dit hart kan minnen, na de wetten, die ’t ontfangt,
’t Volgt blindelings de laft daar gy het door erlangt; , In ’t kort, na ’sVorftenkeuris’toogwitvanuwpoogennbsp;Veel minder in myn magt, als ’t is ia uw vermogen.
P E H Z F. ü S,
’k Had u dan vrucht’loos van de dood behoed, Mevrouw, Zo ik my van de magt van uwen Vader w'ounbsp;Bedienen, u Slavin van zyn verkiezing maaken :
Een edelmoedig hart moet zulke jnidd’len wraaken.
Ik bid, verwacht toch zulk een lafheid niet van my. Het is wel waar, dat ik de Goón heb op myn’ zy,
Dat gy my zelf zyt door uw Ouders opgedraagen: Maar ’k offer u weêr aan uw eigen welbelffagen.nbsp;Dewyl ik uw geluk veel meer bcrracht dan 't myn ,nbsp;Wil ik veel liever van uw hartverdeekenzyn, (fangen.nbsp;Als zulk een fchoonen fchat door ’s Vorften keur teoiit-Verkies dan, wie u zal tot zyne Bruid erlangen,
’k Verwacht het vonnis van myn leven , of myn’ dood;
38 nbsp;nbsp;nbsp;ANDROMEDA,
Doch’t zy my uvve keur begunftigt, of verfloot,
Ik zal my aan myn lot vry willig overgeeveii, Vernoegd gaan derven,zo ’k u flechts vernoegt doe lecven,nbsp;Andromeda.
Is ’t niet genoeg dat gy ’t Gedrocht hebt néér geleid gt; Dat ik, na ’s Vorden keur, fpreek van gehoorzaamheid ?nbsp;Wilt ge u nog meeder van myn wederhouding maaken ?nbsp;Zo weet.... Per ZE CS.
Neen, wil die keur toch in myn byzyn daaken : Gy xoud dan moog’lyk acht op myn verdienden daan;nbsp;En met geweld uw liefde en zinn’lykheid weêrdaan :nbsp;Myn zegepraalendearm, die’t Monder heeft verwonnen,nbsp;Zou u, in uwe keur, heel licht misleijen konnen.
Volg dan het wit alleen van uw genegenheid.
En da maar acht op ’t geen de NÏinnegod u zeid.
’k Zeg andermaal, ik zal me aan’tnoodlotovergeeven: Vernoegd gaan derven,zo ’k u dechts vernoegt doe leeven.nbsp;Ik, die uw leven eerd behoed heb in den nood,
Zal dan uw liefde zelf verzek’ren door den dood. Vaar wel, ’k zal op een draf of gundig vonnis wachten :nbsp;Het eerd rechtvaardig, en het laad’ genadig achten.
TWEDE TOONEEL. Andromeda, Rey van Nim/en,
H nbsp;nbsp;nbsp;.An DROM F. DA.
ad gy wel ooit gelooft, ó Nimfen, dat ik in Zo kort een tyd ZOU zyn verandert in myn’ min?
’t Is waar, dat hy my door de Vord is opgedraagen 5 Maar’t hart fchepte in zyn’ keur eenheimelykbehaagen:nbsp;Myn’ nieuwe liefde aanbad myns Vaders heerfchappy.nbsp;En dreefde blind’lings myn gehoorzaamheid voorbynbsp;De naam van Fineus klinkt nu haat’lyk inmyne ooren;nbsp;’t Weerfpannig hart,‘dat hy voor dezen konbekooren,nbsp;Brak de eerde ketenen van liefde met geweld,
Zo dra my Perzeus, door den VorÜ , wierd voorgedelt. Komt die verandring u niet wonderlyk te vooren?
A G L A N T E.
Dit is die Held, die u vau ’t noodlot is befchooren.
Dit wonderwerk gtfchied alleen door ’t Godendom, Oin u te huwen aan een’ cd’ler Bruidegom:
’t Hart hangt alleen af van dat onbepaald vermogen,
’t Word heimelyk daar door tot liefde, of haat bewogen ;
’t Stort onbegryp’iyk ons een neiging in ’t geniocd,
Waar door het minnevuur verdooft werd, of gevoed. Dit xien we aan u, Mevrouw ; dewyl gi al voor dexennbsp;Zo groot een achting voordien Vreemd’liughebt bevfee-Dat hy het overig gedeelte uws harts bezat, . (zenynbsp;Het welk toen Fineus noch niet ingenomen had.
Toen deed de Hemel al uw hart tot Perzeus hellen, üin ’t Goddelyk bclluit daar door in’t werkte dellen :nbsp;Eu de achting, die gy tot dien Held droeg in ’t begin,nbsp;Was ’t werktuig flechts om u te trekken tot de min.
’t Is waar,de liefde moet uit zulk een achting fpruiten: D:gt;ch zo ik hier op myn’ gedachten vry mag uitën;
’t Is veel gewaagt,Mevrou w, wanneer men, in dien ftaaf, Üp zulk een fcnielyke verand’ring zich verlaat.
Hy die noch korts was zo behiag’lyk in uwe oogen. Zal, zonder twyftel, veel op uw gemoed vermogen,nbsp;Als hy een zucht looft in uw tegenwoordigheidnbsp;Licht dat de liefde dan weer in zyn voordeel pleit.
Een minnares, die door haar minnaar is beledigd,
Word door één traan,hoe fel ze ook haaten mag,bevredigt* Zyt zo voorbaarig niet; gy zult in hem m'fTchien,
A!^ gy hem weer aanfehóuwt, die oude deugden zien,
Die gy voorheene----
Andromeda.
Zoud gy zulks van my vertrouwen? .^een, ’k zal hem aanzien als een’ bloodaard, een’ ontroa-P ie my reeds over had gegeeven aan de dood, fwen.nbsp;En ’t hart niet had, om. my te redden uit den nood.nbsp;JVlaar God en meufeh fchold, om zich in zyn’plicht tenbsp;kwyten :
Wat meer is, ’k zal hem lyn lafhartigheid verwyten. Daar is hy, ’k zie dat hy zich hcrvvaards aan begeeft.nbsp;Blyf t gy zult zelf nu zien wat magt hy op my heeft.
DERDE TOONEEL,
Andromeda, Fineds, Rey van Nimfen, Gevolg.
VF IN EÜS,
ergcef het my , Mevrouw, indien ik u kom ftooren. ’k Hoor, datgy Perzcustot uw’ Bruigom hebt vcrkooren.nbsp;Ik heb iny zelf gevleid , dat deeze keur alleennbsp;Uit ’s Vorften wil fproot, niet uit eigen zinn’lykhtên;nbsp;Maar ach! men zegt, dat gy hem, zonder tegenftreeven,nbsp;Uw’ hand, ja zelf uw hart, vrywillig hebt gegeeven jnbsp;Dat nu die fchat, die my eerft opgedraagen is,nbsp;Verftrekkcn zal tot loon van uw behoudenis.
Andromeda.
Ja, ’k heb hem niyne trouw vrywillig opgedraagen. JEen minnaar, die voor myzyn leven niet durft waagen,nbsp;Acht ik myn hart onwaard. In’t kort, hy heeft dien fchatnbsp;.Verdient, na dat gy die al lang verlaaten had.
Durft gy dus fchaamteloosmy noch van liefde fpreeken, Daar uw bloohanigheid my in ’t gevaar laat fleeken,nbsp;En toeftaat, dat ik van ’t gedrocht verflonden werd?nbsp;Laat ge u noch voorftaan deel te hebben aan m.yn hert ?nbsp;Zo gy gewilt had dat ik de uwe waar gebleeven,nbsp;Moert gy, als Perzeus, totbefcherming van myn leven ,nbsp;Geen doodsgevaar ontzien. Nu heeft die Held verrichtnbsp;Het geen waar toe gy door de liefde waart verplicht.
’k Denk, dat ge ook. in myn’ trouw geen grootcr fmart zult vinden.
Als toen gy toeftond,datmy’t Monfterzouverflinden.
Wat heb ik niet om uw’ behoudenis beftaau?
Heb ik der Goden toorn niet op myn’ hals gelain ?
Gy wierd heel fchielyk door de winden opgenomen •
TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;41
Wat ftetflyk menfchhadmagt,omdittoch voor te ko-2'Ou ’k niet door Eolus vermorzelt zyn,indien (men? Ik tegens zyn gebod had weêrltand willen bicn gt;
De wapens, die ’k dan tot uw bylhndby iton brengen, Beftonden in gebecn, en droevig traanen plengen.nbsp;Andromeda.
Gy fchreide dan, ter wyl die Held, met zwaard en fpeer, Het wreede moordgedrocht kloekmoedig ging te keer:nbsp;Zo hebt gy allebei, na ’k hoor, voor my gellreden,nbsp;Hy met zyn’ arm, en gy met traanen en gebeden.
F I NEUS,
Denk , hoe ’t de minnaars van Nerea zyn vergaan,
Die elk, om ’t yv’rigll, voor haar ’tharnas gefptenaan: Zyn ze alle twintig niet rampzalig omgekomen?
Met welk een hoop zoude ik dit hebben ondernomen ? Zoude ik my hebben met een wonderwerk gevleit?nbsp;Andromeda.
.Gy moed u , op het geen u Venus had gezeid, Vcrlaaten hebben, gy kond, door de hulp der Goden,nbsp;Het wreede Monllerdier,zo wel als Perzeus, doodeii.nbsp;En fchoon ge al zekerlyk uw’ dood vooroogen zaagt,nbsp;Die twintig minnaars, daar de faam nu noch van waagt.nbsp;Behoort ge, indien gy niet beducht waard voor uw leven,nbsp;Getracht te hebben in hnn voorbeeld na te (treeven.
Die helden hebben wel hun wis verderf voorzien :
Maar liefde en eerzucht deed hen moedig weêrltand biên'; G een ramp,noch doodsgevaar kon hem te rug doen treden.'nbsp;Maar hun rampzalig end heeft die laf narrigheden.
Na ik merk, in u verwekt:-het is de vrees alleen Die u gebragt heeft tot de traanen en gebeên.
En fchoon de Hemel my door Perzeus kwam bevryden, Ik moet haar nochtans de eer van zul keen dood benydeiitnbsp;Van twintig minnaars vond die minnares niet éénnbsp;Die traag was, om haar in het Iterven na te treên;nbsp;Daar ik , in tegendeel, gekluisterd van de winden,nbsp;Niet, als dien Vreemdeling kon totmyn byftand vinden.nbsp;Die minnaars waaren noch niet all’ beminde; ea gy
22 nbsp;nbsp;nbsp;ANDROMEDA,
Wnardt nictalleen beminde, maar zelf verioofdaan my; Het groolt’ gedeelte wierd door yd’le hoop gedreeven,nbsp;Daar ik u reeds ’t bezit had van myn hart gegceven.nbsp;Was die verzekering, die gy van my genoot,
D niet genoeg, om niy te volgen in myn’ dood?
Kon ik u meer, tot myn oetcherreming, verplichten? F I N E U S.
Gy moogt my vrylyk van blóhartigheid betichten; Maar ach! verdenk my van geen trouwloosheid. Mevrouw ,
W y' ik geen oogenblik u overlecven zou.
Ik,die my machtloos vond,orn uwe dood teaanfehouwen, JHeb in uw alzyn fteeds myn’ arm gereed gehouwen,nbsp;Om my, lo dra als ik daar van de maar onifing.
Uit w'anhoop door dit hart te (booten,met myn’ kling. AnduoMeda.
’t Waarbiilyk, zogy niet beducht waard voor uw leven, Dat gy my zelf voor’t laaft daar van een proef kwaamtnbsp;geven,
En u voor ’t monfter had geworpen, in dien nood: Geen Perzeus had me dan weérhuuden van de dood:nbsp;’k Had u met vreugd gevolgt ,en my gevleid,in’tfterven,nbsp;pat ik één graf zou met myn’ Bruidegom verwerven.nbsp;D( ch toen het u ontbrak aan dapperheid en moed,nbsp;Peeft rny de Hemel , door een ed’ler arm, behoed.
Ik had dien iiciiwcn dienft doord’uwen liefibgenontcn , Toen ik met ketens aan de ftrandiots ftond geflóoten:nbsp;’k H.ad tegenwoordig my dan noch in (taat gezien.nbsp;Om u myn hart cn trouw vrymOedig aan te biên:
Paar ’k nu in tegendeel, fchoort ik u al. beminde,
My zelf geen riteer V'oogdes van myne vryheid vinde Te weezen, ’k Ga. Vaar w'el.
-ocr page 47-Ui wreedc, ik merk uw zin, Gy wilt dan, dat ik u wéér door verdienden win.nbsp;Wel aan, myn vrind, gaan wy dien overwinnaar tegen,nbsp;Laa: ons hem ,’t geen hy heeft door zynen arm verkregen,nbsp;Door d’ onzen wederom ontrukken : toonen wynbsp;Dat Perzeus....
Denk eens, Prins, in welk gevaar dat gy U fleekt, hy ’s uit het bloed van Jupiter gereezen;
Eer ge u dit onderwind, zult ge al geblikl’cpit wcezen. Fin EOs.
’k Weet, dat hem Danaë gebaard heeft, by Jiipyn : Maar ik, ik acht het bloed .veel waardiger te zyu.
Het welk zyn herkomft heeft uit Vordeivke looten, -Als ’t geen uit oveifpel der Goden is gefprooteu.
Hy is gewapend met Meduzaas hoofd.
FIN E ü s. nbsp;nbsp;nbsp;¦
't Is waar,.
Men zegt, dat hy ’t bedekt met zynen beukelaar,
Dat hy zelf Atlas, die hem fmaad’lyk dorst braveeren,-Daar door heel fchielyk ineen (teenrots deed verkeeren. Hoch ’t zy het waarheid is, of niet, zo _’k hem niet kannbsp;^^erwinnen, door decz’ arm, zo laaten wy hem dannbsp;quot;Fe keer gaan, met de hulp van onze trouwde vrinden,nbsp;Ik weet, dat ik ’er veel' zal tot myn’ byliand vinden: ¦nbsp;ï^elf Juno zal ons, in onz’ aanflag, gnnrtig zyn:
2y haat dien Badaard van haar’ Bedgenoot Jupyn. Juno vertoont zich in eenpraebtige Kar, vosrtge-trokken van vier Paauvoen.
VYFDE TOONEEL.
JJONO,
a,’k haathem,gy zuU haart het end zieii van uw fmartc. Fin Eus.
Daar komt zy zelf.’t fcfiynt dat myn leed haar eaat ter J ü N o.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(harte.
Ik ben ’t alleen niet die ii gunflig weezen zal: Neptunus zal u zelf handhavenen in ’t wreeken,
De untllaakte Alekto heeft de twift en tweedragt al In ’t hart van duizenden, op Plutoos laft ontfteeken.
Dit diene u ; en vervolg daar mede tot ’er dood Den Aterling van myn’ ontrouwen Bedgenoot,nbsp;Fineüs.
Godin, ik volg uw’ laft. Nu heb ik niets te vreezen. Nu gy en God Neptuin my zullen gunftig weezen.
Myn vriend ,ik lach nu metMeduzaas flangenhoofd, Nu de eene Godheid my met de andere beloofdnbsp;Te hulp te komen, ja, ’t fchynt alles my genegen;nbsp;De Hemel, zie ’k,is my niet meer, als Perzeus tegen.nbsp;Jon o.
’k Zeg andermaal vervolg den Badaard van Jupyn,
’k Beloof u, ’k zal u in uw’ aanflag gunftig zyn, Ammon,
Wy vliegen op uw’ laft,door blydfchap aangedreeven, Myn Heer,kom laaten we ons ftil uit dit Hofbegeeven,nbsp;Om onze vrinden te vergaderen by-een,
’k Zie ook den Vorft; men vlie: hy naderd herwaards heen. Fineus,
Neen,blyf, om alles wat hier omgaat my te ontdekken, Tetwyl ik my berei om d’aanflag te voltrekken.
ZES'
-ocr page 49-TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;45
ZESDE TOONEEL.
Cefeüs jKassiopea, Andromeda,? erzeds, A M M o N, T1M A N T E s, Rey vuTi Etiopiers.
M nbsp;nbsp;nbsp;Cefeüs.
en denk niet meer aan ons geledene verdriet’,
Nu ons die groote gunft van ’t Godendom gefchied. Laat ons de droefheid, die ons eerft het hart kwam prangen,nbsp;Verdryven, door ’t geluit van vreugde en-zegezangen.nbsp;EEN STEM.
Laat ons minnen, Iaat ons leeven,
In een eindelooze vreuchd:
Laat ons het bloeijenlle van onze jeuchd Aan die hartstocht overgeeven.
REY.
Laat ons het bloeijenfte van onze jeuchd Aan die hartstocht overgeeven.
EEN STEM.
Weg , met averechtfe deuchd,
Die ons tracht te wederftreeven:
Laat ons minnen, laat ons leeven In een eindelooze vreuchd.
REY.
Laat ons het bloeijenlle van onze jeuchd Aan die hartstocht overgeeven;
Laat ons minnen, laat ons leeven In een eindelooze vreuchd.
Hier volgt een Dans van jongs Etiopbiers.
Tveet Oude Etiopbiers,^
t Leeven valt d’ouderdom. in deeze vreuchd.
Zo zoet, als de jeuchd,
Schoon onze haaren,
Vergryrt door de jaaren ,
In plaats van het paaren ,
Ons wyzen ua ’t graf,
’t Hart voelt, door’t verbeelden Van air deze vveeldcn ,
De vreuchd, die wel eerryds de liefde ons gaf.
Een Dans van een oud man en ee?i oude vrouw. Dat men dan ’t verfchot van onze tydnbsp;In vrolykheid Ilyt’;
Niets kan meer plaagen Als kniezen en knaagen;
’t Verkort onze dagen,
En baart meer verdriet.
De vrenchd en de blyheid.
Gegrond op de vryheid ,
Misftaat aan de wysheid, noch grysheid niet.
C E F F. K S.
Kom,laat ons aanfionds gaan,en met een bly gemoed Den Hemel danken voor de gunft, die hy ons doet.nbsp;Spocn wy ons Tempel waards, om daar, door plechtigheden ,
Door offerhanden en aandachtige gebeden ,
’t Gelukkig huwelyk van dit doorluchtig paar,
In ’t aanzjen van de Goón, te vieren voor ’t Altaar. Kassiopea.
Ged0ftg, dat ik eerft mag de felle haat verwinnen. Die God Neptuin ons draagt, met all’de Zeegodinnen:nbsp;Dat ik zyn gramfehap, die ’k veroorzaakt heb op ftrand,nbsp;Weêr mag verzoenen , door een dierbaar offerhand.
P E R z E r s.
Laat ik de Bedgenoot myns Vaders mede trachten Te trekken op myn zyde, en haare haat verzachten,nbsp;Gy w'eet, wie dat zy is; dat, buiten haar gezag,
Ce'
Dc God van ’t Huwelyk ons geenfins paaren mag: Dat zy ,uit miniienyd, op ’t ftrengft vervolgt de loten,nbsp;Die uit God Jupiter, als ik, zyn voortgefprooten.
-ocr page 51-TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;47
Ce FE us
En ik zal midd’Ierwyl gaan off’ren voor Jupyn.
Daar ’s niets, waar voor men meer bekoniinerd hoeft te 7,yn.
Men (lelt de Goden licht, ’t zy klein, of groot, te vreden. Wanneer men toont een hart vol liefde en dankbaarheden.
Hoe fel de gramfehap van den Hemel op ons woed, Men kan haar flilleii door een nederig gemoed.
Einde van bet vierde Bedryf.
Het Tooneel voor ’f vyfde Bedryf verbeeld, gelyk dat quot;oan 't eerjie-, een ruim marktveld , met een Tempelnbsp;in 't verjebiet.
V YF'
-ocr page 52-48 nbsp;nbsp;nbsp;ANDROMEDA,
EERSTE TOONEEL.
UA M M o N.
w Vrinden branden van begeerte, om u te volgen; En Juno, die op hem vergramd is en verbolgen,
Zal hem u lev’ren, in haar’ Tempel, voor ’t Altaar: Daar hy, byna alleen, en zorgloos voor gevaar,
Eeid neérgebogen, vol van blydfchap en verlangen, Om , als een offer (lier, den flag van u te oinfangen.nbsp;Gy zult die plaats geenfins ontwyden jdoor zynbloed:nbsp;Dewyl gy haare wraak, zo wel als de uwe, boet.
Zy zal, als gy hem in haar’ Tempel komt te fiaehten, Het voor geen’ doodflag, maar een heilig offer achten»nbsp;F IN EDS.
Schoon ik al Juno en Neptuin heb op myn zy,
Ja, zelf air ’t Godendom, helaas! wat baat het my, Zo de eenigfte Godin, die ’k aanbid in myn harte,nbsp;Daar door getroffen, met een levendige fmarre,
My met een trotfer oog aanfehouwende in dien ftaat, Haar verontwaardiging verand’ren doet in haat.
Neen, door wat wanhoopikmy zelf voel aangedreeven, ’k Wil haar wel winnen, maar geen reen tot gramfehapnbsp;Ammon.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(geeven.
Wat ftaat u dan te doen, ’t rampzalig uur genaakt. Het welk haar eigen aan uw’ medeminnaar maaakt. ¦
F J N EDS.
’k Wil alles onderftaan,doch haar geenzinsmishaagen, Haar toorn aanbidden: voor haar voeten zuchten, klaagen»nbsp;Ammo n.
Verlaat dat haatelyk ontzag,myn heer,’t is tyd:
Maak u, zo ’t moog’lyk is, dien Medeminnaar k wy t.(ten, En zo de ondankb’re dan noch doof blyfe voor uw klag'nbsp;Zo zal de erinn’ring van uw wraak uw leed verzachten.
FI*
-ocr page 53-T R E U R S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;4»
F I N E U S.
£en kranke trooft, myn vrind, in 7.ulk een zwaar verdriet! Een medeminnaars dood, de traanen die men zietnbsp;Uir enkel droefheid van zyn’ Minnarefle plengen,
Die zullen in ’t begin ons wel wat vreugde aanbrengen j Maar als wy ons daar door noch meerder zien gehaat,nbsp;Hoe meer men zich dan vleit, hoe meer men zich verraad.nbsp;Een wroeging zal ons deeds doorpynigen het harte:
En dan brengt ons de wraak geen blydfchap aan, maar fmarte.
¦ Niet. dat ik by my zelf dat heilzaam opzet ftaaks Zofmeeken vrucht’loos is, zo loop’ik tot de wraak.nbsp;Maar’k bid u, dat gy my voor ’t laaft niet wil beletten,nbsp;Te zien, of ik haar door myn’ traanenom kan zetten.nbsp;Een recht verliefde hoopt tot ’t uiterfte oogenblik.
Wie weet, of zy, vervoerd door blydfcbapen doorfchnk. Haar hart niet heeft aan den befchermer van haar leven ,nbsp;Slechts uit erkent nis, en uit liefde niet, gegeeven :
Of’t haar niet fpeet, toen zy weer tot haar zelve kwam: Want al die trouwe dienft, die oiibefprooke vlam,
Dic niet zo dra uit haar geheag’nis is gevloogen,
Heeft haar nog ceiiigzins gebragt rot mededoogen.
Achl dat haar Huwelyk zo dra niet wierd volbragtl A -M M O N.
Hoel wilt ge u weder van die Trolfe zien veracht? Laat gy u nu noch door een yd’le hoop weêrhouwen?
F”! NEOs. nbsp;nbsp;nbsp;(wen.
Ik fchaam my, datgeniy komt in dien ftaatte aanfehou-Goón! daar ’s ondankb’re zelf: ik bid, ga aanltonds heen , Vergaar de vrinden, tot den aanflag, vaft by een.
’k Zal de onftandvaftige beweegeri door myn fmeeken , Of haar’ verachting zal op’[feilt myn toornontfteeken.nbsp;De wanhoop zal myn hart verand’ren , in dien ftaat,nbsp;Ln, by gebrek van min, het wapenen met haaf.
A Ji M o N.
Ik volg uw’ laft, en ga my derwaards heen begeevem
50 nbsp;nbsp;nbsp;AND P. O MED A, .
TWEDE TOONEEL,
Kassiopea, Andromeda, Fineus, Gevolg der Koningin. ”
Fin EDS. nbsp;nbsp;nbsp;(gedrseven,
Levrouw , ik kom voor’t laaQ, door hoop en vrees Onaangezien de wet die my geheel verbied...nbsp;Andromeda.
Hoe ! fpreekt ge aan my ,daargy de Koningin hier ziet?
• Finëds.
6 Ja; want gy alleen zyt de oorzaak myner fmarten. Ach ! ging u myn verlies noch eenigfints ter harten,
’k Zou ir.y dan vkijen, dat het fproot uit’s Vaders magt, En u niet houw^en van die trouw’loosheid verdacht.nbsp;Maak dan,Princes,dat ik u kan onfchuldig houwen:nbsp;Zeg,dat ge üws ondanks zult myn medeminnaar trouwen.nbsp;Dat ge uit gehoorzaamheid u aan hem overgeeft.
En dat een wreede plicht myn min verraaden heeft. Geef my den mimden fchyn van reden,.om te zeggen,nbsp;Dat Perzeus in uw arm’, maar ik in ’t hart zal leggen:nbsp;Dit is de gunft alleen dien ik van n begeer.
’k Zal my dan werpen voor uw Moeders voeten néér; En zo ’k van haar dan geen genade kan verwerven,
Zo zal ik, tonder u myn’ dood te wyten, fterven. Maar ik neem vruchteloos tot haar myn toeverlaat,
Zo lang ik my van n, 6 Schoone! zie gehaat,
En ’t v/ank’lend harte , door een nieuwe vlam gedreevert. Zich zelf noch inbeeld, my rechtvaardig tebegeeven.nbsp;Kassiopea.
Wat eigendom kunt gy noch hebben aan een heft .
Het welk eerll trouweloos van u verhaten werd?’
Ja ’k zeg verlaateu: en, om klaarder uit te nbsp;nbsp;nbsp;‘
Verlaaten, om.dat ge u in geen gevaar dorff Iteeken. , Js H onrechtvaardigheid, dat wy dien Held ecirgped ¦ -OpofFren, tot een loon, waar van gy afftand doet ?
Wfl.»'
-ocr page 55-TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;ji
Wanneer gy haar ten prooy'van ’t moordgedrocht zingt ftellcn,
Scheen ge 1.1 in ’t minile niet in haare dood te kwellen; En nu de Hemel haar’ door Perzeus heeft bevryd,
Zyt gy bedroefci, als of uw haar bchoud’nis fpyt.
F 1 N £ U S.
Ach! Koningin, ik daag het Godendom hierboven... K A S S I o P E A.
Het zy zo, gy hebt al gezucht, ik zal ’t gelooven; Kolt gy door zuchten en door traahen haar behoên ?
Gy moeit,als Perzcus,'u , tot haar befcherming,fpoên. F 1 NEUS.
AchÜaat rpy toch den naain van Perzeus niet meer hooren? Want die verwekt myn hart tot razerny en tooren.
’t Ontzag, dat ik u draag , weerhond my; maar gy zult , My dwingen , dat ontzag , uit enkel ongeduld ,
'Fe breeken, en in woede en gramfehap uit te vaaren. Wat bloodaart zou, zo hem de Goón zo gunflig waaren,nbsp;Hat hy gewapend was, met een gevleugeld paerd,
Dan uw befcherreming niet hebben aangevaard ?
Te (try den, daar men geen gevaar behoeft te fchroomen. Een’ vyand te verftaaii, die niet kan by ons komen,nbsp;Zyn air de tekenen van zyne dapperheid ,
Waar door die Held by u zo groot een roem inleid, Kassjopea.
De Goden, kennende de grond van uw’ gedachten, Pcguiiltigden dien zy het edelmoedigft achten.
Gy had, zp wel, als hy, gezegepraalt, indien in u hadden die kloekmoedigheid voorzien.
2y zullen zulk een hulp nooit aan een'bloodaart geven , Maar aan een dapper Held , die zelf uit een verhevciinbsp;Gedacht gefprooten is. In ’t kort, de God der Goonnbsp;Heeft de eer dier heldendaad gefpaartvoor zynen Zoon,
A N D R o M K D A.
Genomen , ’k flel dien Held en zynen dienft ter zyde, ’k Vergat het doodsgevaar, waar van hy my bcvrytlde,
D 2 nbsp;nbsp;nbsp;Een
-ocr page 56-52 nbsp;nbsp;nbsp;ANDROMEDA,
Een grooter recht, door uw’ verdienden, had.als hy ?
Na dat die grooteHeld het Monder had vetdaagen. Het land geveiligt van de afgryfelykdc plaagen,
My, door de zege van 2yn’ Wapenen, behaaldt,
Heeft hy ook eind’lyk van xich zelf gezegepraalt.
En uit eerbiedigheid dat recht rny opgedraagen,
My weder dellcnde aan myn keur en welbehaagen.
Wat zyt gy verre van die edclmoedighcên!
Gy wilt me, in weerwil van my zelve, niet alleen Bezitten, maar tracht all’ de Goön tc wederdreven.nbsp;Zo gy, toenik ten prooy van ’t Monder wierdgegeeven,nbsp;Me een proef gevordert had van myn’ dandvailigheid,nbsp;Zo had ik u omheld , en Perzeus hulp ontzeid;
’t Voor ecT-gerekent met myn’ Bruidegom te derven. Maar duld , dewyl ik nu die vreugd heb moeten derven,nbsp;En gy my over .hebt gegceven aan myn lot,
Dat ik my weder aan den Zoon geef van een God.
F I N E U S.
’k Verlies dan tyd, Mevrouw,’k zie, dat het mededoogen, En de oude liefde uit uw gemoed gantschis vervlogen ,nbsp;En dat de fchyn alleen van valfche dapperheid.
Waar door de daatzucht van uwe Ouders wierdmideid, Meer in een oogenblik op u heelt vord’ren konnen ,nbsp;Als ’k in zesjaar heb door myn trouwen diend gewonnen,nbsp;’k Zal u van trouw’loosheid geenlints betichten, neen.nbsp;Maak hem vry meeder van alle uw’ bekoorlykhcêu:nbsp;Maar wil voortaan hem uw beloften beter houwen.
Ik ga, dewyl ’k n niet kan zonder fchaamte aanlchouw'en. Maar zyt verzekert, dat die Held, zo lief, zo waard.nbsp;Niet lang zal rnceder zyn van zyn gevleugeld paard.nbsp;Andromeda.
’i Is hem niet noodig zo hy ü Hechts heeft te vreezen.
F INEUS.
Mevrouw, hy kon wel licht in ’t kort rampzalig weezeii. Andromeda.
Uy draagt op zy ’t geen hem voor rampen jran- bchoêa.
F I'
-ocr page 57-53
E’ I N E ü S.
lic zie dat gy hem wacht, ’k za! hem de boodfehap doen. K A S S I o P E A.
Hy za! van zelve wel in ’t korte hier verfchynen. Fine n s.
Ik zal my echter tot dien dienft voor ’t laaft verpynen. Vaar wel,Mevrouw;ik zie den Vorft komt herwaarts aan:nbsp;Uoe hem valt reek’ning van ’t geen hier is omgegaan.
DERDE TOONEEL.
Cefeds, Eassiopea, Andromeda, Gevolg,
(tere
Cefeds.
at deed hier Fineus ? poogt die trotfe om ver te fto-Een Huwelyk ’t geen by de Goón zelf is befloten?
' K A SSIOPEA.
Myn heer, na dat hy lang gefmeekt had en gezucht, Ja, zelfgedreigt, is hy, u ziende, weggevlucht.nbsp;Cefeüs.
Hoe, leent gy noch het oor aan zyn vermetel fpreeken ? K A SSIOPEA.
Het valt een minnaar hard zich zelf te zien verfleeken V an’t voorwerp zyner min. Die gunft,dunkt my,is kleen ,nbsp;Dat zulk een word verlchoont in zyne oploopendheên»nbsp;Maar, Heer, hoe is het met het offer afgeloopen ?nbsp;Kund gy daar uit de gunft van Jupiter verhoopen?
Of ook befpeuren, dat die God het keurt voor goed. Dat we ons door ’t huwelyk veröenen met zyn bloed?nbsp;C E F F. ü s.
Men fpeurde klaarlyk, uit het ingewand der rammen, En aan de tekens van de heilige offervlammen,
Hat onze bede wierd begunliigd van Jupyn.
In ’t kort,die God kon ons niet meerder gunftig zyn, Ten zy hy nederdaalde uit zyn verheven troonen,
Om hier op ’t aardryk die verbint’uis by te woonen.
D3 nbsp;nbsp;nbsp;kas-
-ocr page 58-54 nbsp;nbsp;nbsp;A N D R O M EDA,
K A SSIOPE /l.
Die gunft Is ons gefchled van ’t Zcgodinnendom: Men zag haar, meteen lloet van VVatergoón, alomnbsp;Gezamentlyk bet hoofd ten zihen golvc uitbeuren ,
F.u ’t llrandw'aards wenden, om het offer goed te keuren. Na onze Godsdienfl; op het pkciuigll W’us verricht,nbsp;Stemde elk, op ’tyv’rigfl, met een heuchelyk gezigt,nbsp;In ’t groot geluk, dat wy van’tGodendom ontfingen.nbsp;Het ftrand weêrgalmde en klonk vati all’de zegeningen.nbsp;'Zy floegen ’t water, tot een teken van vaar wel.nbsp;Indien ’t ons nu gelukt, dat Juuo, die zo felnbsp;Zich tegen Perzeus heeft gekant, door de offerhande ,nbsp;Op ’t voorbeeld van Neptuin, haar oude wrok. verbande,nbsp;Zo kon men zonder vrees voltrekken hunne trouw.
Ce FEU s.
Gy hoeft daar voor geenlins beducht te zyn, Mevrouw ; De Goden hiaten nooit hun werk ten halve fteeken.
Zy zal hun algemeen befluit niet tegenfpreeken;
Maar ook bewoogen zyn, door Perzeus offerhand. Haar ftem te geeven tot dieu grooten huw’Iyksband.nbsp;Maar ’k zie Aglantegaiufchoutffelt, zy komt ons nader.
VIERDE TOONEEL.
Cefeüs, Kassiofea, Andromeda, Aglante, Gevolg.
A nbsp;nbsp;nbsp;Aglante.
ch ! lieer, vlieg Tempel waards: want Fincus, die V errader,
Dingt naar het leven van uw Dochters Bruidegom.
Hy houd den toegang, met zyn zaamgezvvoor’ne, alom Bezet, en roept, door woede en minnenyd gedreeven:nbsp;T^al aan ,jla dood, all’ voie u tracht te ’vcedcrjtreeven ,nbsp;En ruk gelyk'iyk op myn' Medeminnaar aan.
’t Gevolg van Perzeus, dat zyn’ magt niet kon w-cerftaan., Heeft dien Verrader ftraks om lyfsgena gebeden,
Behai ven Klytus, die, vol moed en dapperheden, ‘
Door
-ocr page 59-Door Amfion geflyft, den Held lyn byflanJ bied: Doch hy ’s om hals, myn heer,ïo gyu aauftondsniet,nbsp;JVlct uwe Lyfvvacht, komt tót zyne hulp begeeveu.
K A S S 5 o F E A.
Wat hoor ik. Hemel! ach! die Held raakt wis om’t leven. Zyudit de uitwerkzels, Gc)ón,van ’t geen ons is voorzeid?nbsp;Ga heen, myn Lyfwacht, en betoon uw dapperheid :nbsp;Vlieg, en verzuim geen tyd,om derwaarts heen te rukken :nbsp;Straf dien Verrader, die de deugd tracht te onderdrukken.nbsp;Ce FE os.
Mevrouw, wil u des niet bekommeren; ’t is niet Noodzaakelyk, dat gy dien Held uw’ byhand bied.
Cy zult licht zien, dat die vermetele Verrader Haaft zal geblikfemd zyn, door jupitcr, zyn’ V.adcr.
VYFDE TOONEEL.
CEFEO.S, Kassiopf.a, Andromeda, Forbas, Aglante, Gevolg.
HForba s.
et is niet ncodig, dat gv Perzeus hulp verfchaft: Hy heeft zyn’ Vyand door Meduzaas hooft gdhaft.nbsp;Cefeus.
Nooit haakt dellemel ’t geen hy cens heeft voorgenomen. Forbas.
Hoe , roept die Held, zo dra hy Fineus aan zag komen: Waar toe is ’t nodig dat men zo veel bloeds vergiet dnbsp;Treén voy in een Gevecht.'kzalmy van 'tvoordeelnietnbsp;Bedienen, dat ik van de Goden heb verkiegen.
Maar van deez' arm alleen: nbsp;nbsp;nbsp;uwen tegen.
ó Neen, riep Fineus, kom, gebruik dat voorrecht vry. Hier op komt die Verraar, vol woede en razerny,
Met air zyne aanhang voort op Perzeus aa^igedrongen,; Die Held, zich ziende dus vcrraadelyk befprongen,
Dat hy dat groot geweld niet langer kon weerhaan: Dewyl Held Amfion, die dapp’re Libiraur,
Reeds, met Likormas, lei geveld door Fineus troepen, D 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Eü»
-ocr page 60-;6 nbsp;nbsp;nbsp;ANDROMEDA,
Begon, door nood gepaiil, toe 7.yn Gevolg te roepen J ’k Bid, fiuit wwe oogen voor dit Hemelfcbegefebenk,nbsp;En 'wend u van my af, op dat bet u niet krenk'.
Ik word, in weerwil van my zelf, hiertoe bewoogen. Toen nam hy ’t flangenhoofd,na’t liuiten van onze oogen.nbsp;En heeft het'aanrtonds voor zyn V'yanden ontbloot,
Elk zocht op ’t Ipoedigft zich te f)ergen , in dien i.ood ; Maar vruchi’loos; want hy hen belettende het vlucltten.nbsp;Wy hooren midd’lerwyl de een fchreijen, de ander zuch-Dat Fineus zelfhem fineektomlyfsgenade:Neen,(ten;nbsp;Verrader, riep die Held, gyzult uw trouw'loosbeênnbsp;Nu boeten, en hield hem Meduzaas hoofd voor oogen.nbsp;Ely vlucht;maar Perzeus is hemaanftondstiagevloogen.nbsp;’k Hoor eind’lyk niemand meer, het droef gekerm ver-’k Ontfluit’t gezicht,en zie zyn V yanden in fteen (dween.nbsp;Veranderdt: eenigen noch miCt den arm gekeven,
Als of zy dreigden om op ’t felft den flag te geeven: Men ziet den een’ de vrees op ’t aaulchyn ingedrukt,nbsp;Den and’ren noch de toorn, waar door hy wierd verrukt,nbsp;Zo fchrikk’lyk ....
ZESDE TOON E EL.
Cefeds, Kassiopea, Andromeda, PebzeUs, Foseas, Aglakte, Gevolg.
C E F E o s, tegens Perzeus.
J. A ebt gv dien Verraar zyn ftraf gegeeven? 'Perzeds.
6 Ja, myn heer, zo ’k nu heb tegens u misdreeven. Dat ik uw bloed____
Cefeus.
’k Erken di.en fchdra , na dat verraad. Niet meerder voor myn bioed; die trouwelooze daadnbsp;Heeft dien Vermetele van dat geluk verfleeken.
Des laaten wy niet meer van dien Verrader fpreekeil, Maar ons ter Tempel fpoên, alwaargy word verwacht,
On»
-ocr page 61-Om met Andromeda door ’t Hawelyk. • .maar zacht:
Zo nis zj in den Tempel ixtillen tree-den, fluiten de deuren den ingang. ’k Merk dat men d’ingang Heit. ó Goóa i wat magnbsp;dit vveeïen ?
’k Zie niemand. Hemel! welk een ramp ftaat ons te vrcczcn.
Gy groote Jupiter, Bl’heerfcher van ’t Heel al,
Wil ’t nydig noodlot dat ik meer gevaaren zal Doorworft’icn, eer ik ’t w'it kan van myn’ wenfch be-fchieten ?
Of word my ’t loon benyd dat ik na zal genieten ? ZEVENDE TOONEEL.
MEnKüuiüs, CcFKDs, Kapsiopea, Andromeda, Perzeos, Forbas, Aglanïe, Gevolg.
M EBKÜB lüs, hangende in de Lucht.
y hebt de gunft van all’ de Goden.
Ik kom als V'oorboó van Jupyn:
Hy zal hier ftrak met Jnno zyn ,
Om u in zyn Paleis te nooden. KASsicPEA,’.’(ïdflt Merkurius voeder opwaarts vliegt.nbsp;roep den Hemel aan, met fpel en maatgezang.nbsp;Op dat men waardiger die grootc gund erlang’.
R E Y.
Haafl: u, ey! haaf! u, om neder te darden,
Uit uwen troon,
Gy God van de Goön,
Laat toch het trouwfeeit van uwen Zoon Met uw byzyn praaien.
EEN DANS.
E E N S T E M.
D j nbsp;nbsp;nbsp;poog
-ocr page 62-33 nbsp;nbsp;nbsp;ANDROMEDA,
Poog de waereld te toonen ,
Dat gy den iiruidegom waardig acht,
Gcdaalt te zyn uit uw gcflacht.
R E Y.
Haaft u, cy ! haaft u.,.
Onder dit gezang ziet menjupiter,in een' fcbitterenden Troon,omheint met een Wulk, langfaatii uit den Hemelnbsp;neierdaalen, met Junoen Neptunus^die,verzoent zynde^nbsp;door de offerbande van Perzeus en Hndromeda, bemternbsp;linker en j echter zyde op een Wolk verzeilen.
ACHTSTE T O O N E E L.
, nbsp;nbsp;nbsp;Aglante, Gevolg.
I Jupiter, zittende in zyn' Troon.
k hield den aardboóm,ó doorluchtigeEchtgenooten, Niet waardig, dat daar ’t Huw’lyk wierdnbsp;Van Perzeus, mynen Zoon, geviert:
Dit ’s de oorzaak, dat de deur des Tempels wierd gefloten. Komt, volgt my, met die twee vereende harten,
Daar ons ’t geluk niet toelacht voor een poos,
Maar daar gy tyd en nyd kunt tarten,
En daar bet eeuwig vloeit van nektar en ambroos. Wanneer de zon in Thetis fchoot gaat zinken,
Zult ge, in zyn plaats, vol van geliarntc, blinkenj £n ’c fterflyk Volk, door dat gezegend licht,nbsp;Verplichten, dat het n een’ Tempel ftiebt.
Ju NO,
Gy, Held, hebt zelf myn’ haat niet meer te vreezen: Dewyl die door mv offer is gepaait.
N EPTÜN US.
Vorftin, ’k zal u ook gunftig weezen.
Nu gy my ’t wierook hebt gezwaait.
-ocr page 63-TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;5q
] UNO.
Kom dan met Cefeus herwaards treeden,
Ik zal u voeren by Jupyn.
Neptunüs.
Kom met de Bruid myn zy bekleeden.
’k Zal u geleiden, daar ’t altyd zal Bruiloft zyn.
P E R z E u s.
Ik, door de gunft die my gefchied gantfch opgetoogeii..,
JüNO.
Het is niet nodig dat gy u verfchoont:
Een, die een nedrig harte toont,
Heeft op de Goden ’t grootfl; vermogen.
Hier op dost Juno den Koning en Perzeus aan baar zyds plaats neemen:dezelve eer geniet de Koningin met Andro-fneda van Neptunus,zy voorden gelyk ten Hemelgevoert.
Gaat, gaat heen, vereenigde Harten.
Daar het geluk niet duurt voor een poos,
Daar gy de tyd en nyd kunt tarten ;
Daar ’t eeuwig vloeit van nektar en ambroos. Wanneer de guide Zon gaat zinkennbsp;In Thetis kolk,
Zult gy vol van geftarnte blinken,
En ’t fterflyk Volk,
Door die gezegende lichten,
Op ’t hoogfte verplichten,
Dat het alom U Altaars zal (lichten.
Op het geluit van Ruispyp en Bom.
R E Y.
Zult
Wanneer de guide Zon gaat zinken In Thetis kolk,
-ocr page 64- -ocr page 65- -ocr page 66- -ocr page 67- -ocr page 68-