-ocr page 1-

BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHTnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1929

Verzameling: tooneel-, stukken uit de nalatenschap vannbsp;prof. Dr,J. te WINKEL

No. 71Q

-ocr page 2-

'i

É

-ocr page 3-

DEUGDZAAME

ARMOEDE,

ZEEDIG BLTSPEL.

naar het fransche VAN DEN HEER MERCIER GEVOLGT,

ONDER DE ZINSPREUK ¦ nbsp;nbsp;nbsp;''*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

O LABORUM DÜLCE LENIMEN.

IBLIOTHEEK DER rijksuniversiteit

u T - ;; c H T.

Te AMSTELDAM,

BylzAAK Doim, op den Cinge!, by de Drie-Koningftraat, 177Ó. Mei Privilegie,.

Jk

-ocr page 4- -ocr page 5-

De Gecommiteerden tot de zaaken van den Schouwburg hebben, volgens Odroy door de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland, den 5den November,nbsp;1772. aan hun verleend, het recht van deze Privilegie, alleen voor den tegenwoordigen Druk van Denbsp;DEUGDZAAME ARMOEDE, Zeedignbsp;vergund aan Jzaak Duim.

dm Z, Attguftus» nbsp;nbsp;nbsp;\

AAN’

-ocr page 6-

AAN DEN

L E E Z E R.

Lr

1^

j[k geevs u bier eene Nederduitfche naarvolging van cïen Indigent van den Heer Mercier,*nbsp;•welk fiuk op den Franfchen Schouwburg zo zeernbsp;mldaan heeft, dat het daar met eene algemeentnbsp;toejuichinge is vereerd geworden. Zo ras ik het,nbsp;piet zonder veel aandoeninge, geleezen h^d, deednbsp;de kunst , waar mede de Franfche Dichter denbsp;deiigdzaame karakters, die 'er in. voorkomen, zonbsp;krachtig gefcbilderd, en in zulk een fcboon lichtnbsp;geplaatst heeft, my wenfcbcn, dat men bet ooknbsp;op onzen Schouwburg mogtzienj inhoope, datnbsp;de vertooning van het zelve, die ik vernam datnbsp;in Frankryk zulke zielroerende aandoeningen tennbsp;goede verwekt had, ook hier eene diergelyke heil-zaame uitwerking mogt hebben, ten dezen eindenbsp;nam ik voor, om het in onze taal over te zetten;nbsp;maar overweegende, dat eene bloote vertaaling van

bet

F-' nbsp;nbsp;nbsp;¦

Iv- V .k


-ocr page 7-

AAN DEN LEEZER.

¦bet zelve, hoe naawwkeurig die ook zoude mogen •weezen, den meesten onder ons, hier en daar vrynbsp;duister zoude moeten voorkomen, door dien ’er innbsp;het Franfche fluk van verfcheidene dingen gefproo-ken wordi ’maar van men hier te lande geenenbsp;genoegzaame kennis heeft ^ en dat, daarenboven , de karakters van onzen eigen landaart ge-meenlyk den meesten indruk op ons maaken; vondnbsp;ik raadzaamer, de Franfche Perfonaadjen in HoFnbsp;landers te veranderen, en dezen in zoodaanigenbsp;omjiandigbeeden, hier in onze Jiad, te plaatfen,nbsp;als my hest gefchikt fcbeenen, om die uitmuntende deugden, ’welke de voornaamften van ben moeten vertoonen, ten meesten nutte op de harten onzer Landgenooten te doen ’merken. Dan dit ver-pligtte my tevens tot het maaken van veele aan-merkely'ke byvoegfelen en verfcbikkingen, ’waardoor ik meermaalen zo verre heb moeten af’wykennbsp;van bet oorfpronkelyke, dat ik, uit verfcheidenenbsp;tooneelen, ’meinig meer dan de fynfle trekken dernbsp;karakters bebbe kunnen ontkenen i doch deezennbsp;* 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;beb

-ocr page 8-

AAW DEN LEEZER.

M ik echter overal, zo ik meene, behouden ; en devüyl die de ziel van het ftuk uitmaakeUi be-grypt men Ugtlyh. dat de plaatfen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in ik

my het geleide van den Franfchen Dichter heb moéten 'onttrekken, doorgaans zaake^i van mindernbsp;belang betreffen: voaaroni ik vertroime, dat mennbsp;ook te gereeder zal zyn, om de vryheden, die iknbsp;daaromtrent gebruikt heb, ten goede te duiden.nbsp;Schoon dit fpel, in het Fransch Jlechts den naamnbsp;draagt van L’Indigent, of de Nooddruftige, heb ik het nochthans liever D Enbsp;DEUGDZAAME Armoede •willen noemen,nbsp;om dat deeze naam niet alleen het onderwerp dui-delyker aan'wyst, maar ook aan het oogmerk vannbsp;¦zulk een Zeedig Blyfpel, als dit is, myns bedunkens , beter heant’woord: ondertusfchen is hetnbsp;•my aangenaam gedweest, te zien, dat ik niet denbsp;(enige ben, die het der moeite •waardig gerekendnbsp;heeft, dit kunstftuk in onze taal over te brengen}nbsp;iewyl ’er niet lang na dat ik myne overzettingnbsp;gemaakt bad, nog twee anderen te voorfchyn ge-

ko-


-ocr page 9-

AAN DEN LEEZER.

komen zyn: tcaar van de eene veel niets anders dan Èene vertaaling is, maar de andere even-welnbsp;ook, zo osei als de myne, eene vrye naarvolgingnbsp;van het oorfpronkelyke mag genoemd voorden.nbsp;Doch, niet tegenjiaande ik in heiden veel goedsnbsp;gevonden heb, zoo oordeel ik nochtans geene vannbsp;beiden zeer gefchikt voor onzen Schouwburg: in~nbsp;zonderheid voor zo verre zy, gelyk ook het Fran^nbsp;fche ftuk zelfi in onrym zyn, waar aan men Opnbsp;ons tooneel niet gewend is ,* om welke reden ik ooknbsp;het rym, fchoon in maatelooze vaarzen., voornbsp;het onrym, in deeze myne naarvolging verkoo-zen heb.

y. J. HARTSINCK.

VER-

4

-ocr page 10-

VERTOONERS.

Jacob Voorwater, Heer van Grootenjlein.

Hekdrikvan derWe Y,een Linnevoeeuery Zoon van Teunis van der Wey.

Mietje, geviaande Zuster van Hendrik.

Teonisvan der Wey, een oud Landman der van Hendrik van der Wey,

Pieter van der Pen, Notaris.

Mr. Louis W nbsp;nbsp;nbsp;be r c, jddvocaat, en Huis

heer van den Heer van Grootenilein en Hendrik.

La Fleur, Kamerdienaar en Rentmeester van den Heer van Grootenjlein.

Juffr. Vlas BE EK, een Linnenvoinkelierjler.

Vryhart, eerjle Klerk van den Notaris van der Pen.

yier Knechts van Grootenjlein.

Tvoee Klerken van den Notaris.

Een Kapper.

Het Tooneel is te Amsterdam,


-ocr page 11-

Pag. t

deugdzaame

ARMOEDE,

ZEEDIG BLTSPEL.

EERSTE BEDRYF.

Het Tooneel verheeld een klein Armmoedig Huisje , naast den Stal van den Heer van Gmtenjleinnbsp;de Vensters en Glaazen zyn fommigen aan Jluk-ken, oj met Papier beplakt, bet Huisraad be~nbsp;(laat in een Bedjlede, een Slaapbank, oudenbsp;Stoelen, Banken, een Pettenkas, en verder ziet men een ongefchilderde Tafel,nbsp;daarop een Steenen Lamp brandende,nbsp;een Spinnevoiel, JP'eefgetouw, ennbsp;een Kruyk met Waater.

EERSTE TOONEEL.

JVaTên boort van tyd tot tyd, van verre, eenigé Injlrumenten.

Hendrik, Mietje, gekleed in de Bedjiedé^ leggende,

Hendrik, by klopt en blaast'fomtyds in zyn'

H nbsp;nbsp;nbsp;banden.

et is nog vroeg in den morden... zeven uuren.,. Mietje flaapt,.. ik ben niet vermoeid: het grootftcnbsp;geluk, dat my de Hemel gaf,

A nbsp;nbsp;nbsp;L

-ocr page 12-

« De DEUGDZAAME ARMOEDE,

Is zulk een braave Zuster te hebben... ik ben onder-tusfchen al vry wat aan haar werk gevordert, en het myne is ook af.

Men boort veel geraas en lagcben buitenshuis.

Wat geraas! dit geweld heeft den heelen nachtgeduurt, en konjt ons telkens in onze rust verftooren:

En zulk volk is nog te onvrede, als zy, op het midden van den dag , eenig gedruis van onzen arbeid hooren.

Wat is onze Haat beldaaglyk ! Maar past ons het klaa-gen wel ? en zyn wy wel beklaagens waard

Isleen: zo wy ons by Vader vergelyken; die lydtneer; een Man zo deugdzaam en van zulk een menfchlie-venden aard,

Schoon van alles ontbloot: echter ben ik liever uit hem, in zulk een armoede, gefprooten,

Dan uit een dier baldadige rykcn, wier aart en gedrag my zo zeer tegen den borst ftooten:

Vader heeft altyd , fchoon hy maar een Landman was, zyn medemenfch zoeken te helpen, daar vermogende lieden hun geld....

Maar de Hemel Ichenkt miy gezondheid, die my met een gerust geweeten in myn lot te vreden ftelt.

Hy drinkt uit een Kruik; roert de lamp op.

De natuur gaf my een paar handen, en die ftel ik te werk by nachten en daagen.

Die verfchafFen ons de kost, en doen onsmetlydzaam-heid onze behoeftigheid draagen;

Maar het geringe loon, dat men krygt, geeftnaauwlyks

¦ het bcft.aan aan den Handwerksman;

En nog is het fomtyds onzeker of ik, tot een laagenprys, myn werk wel flyten kan;

Hoewel dit is my beftelt, m.aar de Patroon is zo inhaa-lig en vit telkens op beuzelingen

Om, fehoon hy tot de elleboogcn in het geld zit, altoos nog wat af te dingen.

Hy

-ocr page 13-

2EEDIG BLYSPEL, 3

Hy blaast in de Handen.

Het begint weer te vriezen.....deze Winter nyptfel....

wat is het vinnig kout ?

En het ftaat ons niet vry vuur aan te leggen , ook hebben wy turf nog hout,

De Eetwaaren zyn duur, en in het by zonder, verhoogt men den prys van het brood alle dagen

En daar tegen worden de loonen door de pnmeedogen» de Winkeliers geduurig afgeflagen.

Wat hardigheid!

Hier boort men voeer geraas.

Maar Mietje word wakker, dat geweld heeft haar rust geftoort.

Mietje, opftaande.

He Broer! is het reeds zo laat? en je hebt me niet gewekt? ik fliep waarlyk langer dan het behoort. Hendrik

Neen Zusje lief, je mogt anders ziek worden, het is pas twee uurcn, datje je tot flaapen hebt begeeven,

Gaa nog wat leggen....

Mietje.

En heb jy zelf de gantfche

nacht doorgebragt met weeven,

Terwyl ik fliep? waarom kan ik niet zo wel waaken als gy ? Hendrik.

Het werk moest af Mietje, en jy bent een teér meisje, en hebt rust van doen, zorg maar niet voor my,

Ik ben een fterk kaerel...

Haar by de band vattende,

Myn tyd wat zyn je handen koud! hoe kanje ’t verdraagen ?

Hy ’warmt baar banden met zyn aajfem. Mietje.

«roer, toen wy voorheen, in het Veld, in de fneeuw t’zamen werkten, heb ik je nooit van kou hooiennbsp;klaagen,

A 2 nbsp;nbsp;nbsp;Schoon

-ocr page 14-

4 De DEUGDZAAME armoede.

Schoon het fterker vroor dan nu...

H E W D K 1 K.

Och ! Mietje fpreek niet van dien tyd, dat was een tyd van voorfpoed en geluk r-

Maar nu, eilaas! betreuren wy den ftaat van Vader,en zyn midden in de zorgen en druk:

Myn hart fcheurt my als ik ’er om denk; en doet my nacht en dag zyn ongeluk betreuren!

M I ET J E.

Och! lieve Broer, zyt niet mistroostig; moet ik den moed in u weer opbeuren ?

De Hemel redde ons nog, en gaf, dat onze oude nicht medelyden had met onzen (iaat;

Want toert Vader van onze zyde wierd afgerukt, hadden wy den gantfehen nacht moeten zwerven langsnbsp;ftraat

Had zy ons niet onder ’t dak genomen, waar waren wy gebleeven ?

Hoe zouden wy behaan, had zy ons dit weefgetouw van haar overleedene man niet gegecvlt;^,

En ons werk bezorgt ?

Hendrik.

Wy z y n otis beftaan aan haar ver-fchuldigt, haare goedheid was groot.

M I [¦: T J E.

Ja^ik betreur nog het verlies van die goede oudC'VrQUW, ik huil nog als ik denk om haare dood.

Hendrik.

Nou troostje Zuster; wat was het goed, dat Vader my een hairdwerk liet Iceren;

De goede oude man zey dikwils,leert een ambacht km. deren, de tyden kunnen verliqeren,

De weevery is eerlyk en nuttig, al acht de groote wae-reld ze voor gering.

Och! kon ik ’er nu maar zo veel mee winnen, om Va-der uit de gyzeling

-ocr page 15-

ZEEDIG BLYSPEL. $

Te verloffeii!

M IET JE.

Ja Hendrik, waar dat ZO! och wat flyt die goede man nu al bittere dagen!

Maar ’t is des Hemels wil, en wy moeten alles met lydzaamheid verdragen

Hy zal alks teu beste fchikken, wees niet bedroefd, hoor Broer, houd goeden moed,

Laaten wy maar op onze zaaken pasfcn.. .maar hoe, heb je ook aan myn werk geweest ? ik verzoek datjenbsp;dat niet weer doet.

Het is of ik zo oniiandig ben, of te luy om iets te be-dryven!

Ieder moet zyn taak afdoen en aan zyn eigen werk bly ven;

Je doet -het gedtTurig, ik heb je dikwils gezeid dat my zulks verdriet.

Hendrik,

Lieve Mietje, wüje ’t niet hebben, ik zal het niet weer doen, bekyf my maar niet.

M lETJS.

Ik jou bekyven! neen, daar heb ik je te lief toe-- maar niet weer aan myn werk te beginnen.

Je hebt immers genoeg aan bet jouwe te doen, ik zal het myne zelf wel affpinnen.

Hendrik,

’t Is wel dan, ik heb deze nacht myn heek web geheel afgedaan,

En het reeds afgefneeden, en zal daar meê ten eerften naar den patroon gaan.

Mietje.

Het is nog zo vroeg.

Hendrik.

Ja, ik hou niet van te laat koomen, ik wil liever wachten,

Hy mogt anders uiett’huis zyn; Nou, Miege, hebt geen zwaarmoedige gedachten,

^3 nbsp;nbsp;nbsp;h

-ocr page 16-

6 De DEUGDZAAME ARMOEDE,

Je verbied het my 'wel.

Mietje.

Dat is waar, maar wie is altoos meester van lyn geest ?

Ik zal myn belt doen, Hendrik, kom fchielyk wéér» om, als je fay den patroon bent geweest,

Dan 7,ullen wy voort naar Vader gaan, en hem ^amen bezoeken,

H E N n RI K.

Myn leeden bceven,

Als ik denk , 'dat de patroon de betaaling mogt uitftel-len; wat zou dat verlegenheid geeven!

De huur is ook verfcheenen; ik heb geen geld in huis; hoe kwamen wy van daag aan brood?

Hoe zouden wy Vader kunnen verkwikken in zynen bitteren nood ?

Hy heeft niemand dan ons.

Mietje.

Begin je niet, in den vroegen morgen, aan de droefheid over te geeven:

Het is nu het eerfte niet, dat je van dag tot dag vreesd® dat wy niet zouden kunnen keven,

Maar van honger moeten fterven ; nogthans, fchoon wy veel geleeden hebben, heeft ('iize arbeid

Ons altoos de kost nog bezorgt. Denk eens, hoeje onlangs hebt gefchreid,

Om dat je je werk niet hebt kunnen kwyt worden, fchoon je de (tad had rond geloopen.

Kwam ’er toen s’avonds niet een vreemd man hier om je heeie web te koopen ?

Wat was je bly! je dankte duizendmaal den Hemel,

die je deze uitkomst gaf;

En zou die ons nu verlaaten ? neen, waarde Hendrik ; laat af

Zulks te denken; in ons ongeluk zelf liet zynhulp ons nooit verlegen.

^ nbsp;nbsp;nbsp;Als

-ocr page 17-

ZEEDIG BLYSPEL. ^

Als ik nog denk aan het gelaat van Vader, toen wy hem laatst eeten bragten en hy zyn’ zegen

Aan ons, zyne Kinderen gaf, wat aangenaam oogen-blik! wat heeft dat ons hart verheugd!

H E N D K 1 If.

Dat is zoo Mietje, wy waren recht vernoegt; zyn by. zyn geeft iny altoos de grootfte vreugd.

M'^at waren zyn redenen, toen wy voor de tralëin van de gyzcling zaten, vol tederbeeden ?

Niemant dan ongelukkigen kunnen de kracht van zulk een liefde gevoelen.

Mietje.

Dat heeft zyn reden,

Jaj zulk een liefde is een bcitendig goed, dat de armoede ons zelf niet beneeinen kan.

Dk waren de woorden, onthoud ze wel, van onzen goeden vader, dien braven ouden man.

Hy is lydfaam in zyn ongeluk, zelden barst hy uit in droevige klagten;

Zyn ziel kent de waarde van een gerust gemoed, dat alle rampen kan verzachten.

Ik denk en herdenk dikwils het leerzaame dat ik in zyne fpreuken vond.

Wyl die op de goede reden, op deugd, en zuivere zee» den zyn gegrond.

Myn gevoelens Hemmen met zynelesfen overeen, en kunnen myn deugd verfterken;

Ik zou altyd wel by hem willen zyn; waren wy niet genoodzaakt te werken

V oor ons beftaan, ik liet hem nooit alleen; ja het geeft my in het w’erken moed

Dat hy in de vruchten daar van deeld.

Hendrik.

Waarlyk je bent

een Engel om Vader in tegenfpoed

Te vertroosten; je doet hem zyn’druk vergeeten, hy bemint je, en gy zyt zulks dubbel waardig.

A 4

-ocr page 18-

8 De DEUGDZAAME ARMOEDE,

Ik bezit zo veel bekwaamheden niet.

Mietje.

Je kent je zelf niet

recht; hoor, ik ben niet minder hovaardig Op zulk een’ Broeder, dan op zulk een’ Vader; ja onder het menfchelyk geflacht

!lt;;, naar myn keuze, nooit liever Broeder nog waarder Vader voortgebragt.

Hendrik.

Ik hoor met vermaak dat je zo denkt.

M lETJ E.

Zou je wel iemand anders tot je vader verkiezen,

Als’t in je keur ftond ?

Hendrik.

Eer je dat van my hoorde, zou ik liever het leven verliezen.

Maar....

Mietje.

Wel, wat wil dit maat! zeggen?

Hendrik.

Och Mietje'on-

ze liefde voor malkander is mogelyk al te groot i Wat zouden wy al misfen, zo wy met ’er tyd , eensnbsp;moesten fcheiden!

Mietje.

Hoe ?... fcheiden ?. •. daar zou de dood Alleen oorzaak van moeten zyn.

Hendrik.

Ik fpreek niet van derven ; dat zyn myn minde zorgen:

Ik fpreek van een heel andere zaak: je begrypt iny nog niet i ik meen dat fomtyds t’avond of morgen...nbsp;Mietje.

Spreek klaarer, ik verfta je niet.

Hen.

-ocr page 19-

ZEEDIG BLYSPEU 9

Hendrik, zugtende.

Zo veel te beter.i.,'

maar zou fomtyds de trouw ?.....

Mietje.

'Nu begryp ik je Broér ,tiiogelyk deukje met der tyd al eeiis om een vrouw:

Maar wat doet ’er dat toe ? ik zal by je blyven, en ja yrouv/ een zusterlyke liefde toedraagen;

W y behoeven daarom niet te fcheideii.

Hendrik.

Ik fpreek niet van my; maar weetje wel dat vader zeide dat, als hy uitnbsp;de gvzeling wierd outflagen,

Hy een’ braaf ir.an wist, daar hy jeaan wilde uittrouwen.

Mietje, grimlachende.

Wel

ja; maar dat heeft hy gezeid

Uit kortswyl, allagcheiide, om ons te vervrolyken in onze drocrgeest’gheid.

Hendrik, je kent my, ik heb geen zin tot trouwen, wil my gelooven;

Ik weet het niet, daar is geen man die my behaagt; daar en boven

Staan de lieden van onze foort my tegen,' niet om hun geringen ftaat,

Maar om hunn’laage manieren; en nog minder lyktmy een man die in honger graad

Boven ons is: ik moet je openhartig myn gedachten t@ kennen geeven;

Ik ken geen’ ftaat, Waar in ik, bulten jou gezelfchap, gelukkig kan jeeven.

Neen, Broer, ik verlang naar geen’ man: het is anders met jou gcftelt,

Je bent goed voor je kost, en ’t is natuurlyk datje tot een huwelyk overhelt.

Hendrik, verbetigd.

Ik heb tot nog geen gedachten tot trouwen.

A 5 nbsp;nbsp;nbsp;Mikt-.

-ocr page 20-

ÏO dedeügdzAame armoede.

Mietje.

' nbsp;nbsp;nbsp;Noch ik.

Hendrik, baar de hand geevende.

Wil

my ckar de hand op geeven.

Myh lieve Zus, ’er gebeurt wat ’er gebeurt, wy tullen - altoos met malkanderen lecvennbsp;Blyf jy vryster, ik zal vryer blyven; ook verbied denbsp;nooddruftige (laat ons de trouw;

En ik vond jous gelykeu in goedaardigheid nimmer in een vrouw.

Mietje.

Laat ons dan een zwaarigheid overflaan, daar wy niet voor hebben te vreezen.

Hendrik,

Je hebt gelyk Zusje ; nu tnyn tyd is verftreeken; ik. moet by den Patroon weezcn.

Mietje.

V lieg heen, om zo veel te rasfêr wéér om te zyn. Hendrik.

Kom aan:

Nu dan, Zuster;, tot (Irakjes, gen dag, ik zal dan maar Heen gaan.

tweede tooneel.

W nbsp;nbsp;nbsp;Mietje, alleen.

at ben ik gelukkig niet dien Broer 1 van myne vroege kindsheid was hy myn behoeder,

Myn vriend, myn vertrooster, myn raadsman; 6 het is een Juweel van een Broeder!

Ik beny den Rykdom niet; hunne kinderen keven veel al in tweedragt, en zyn meerder op het geld,

Dan op vrede, vertrouwendheid, broederlyke liefde en eendragt gefteld.

Ik gun hun het goud , als zy my maar Hendrik laa-

ten;

-ocr page 21-

ZE^IDIG BLYSPEL. ir

ten; ik mag zo gaarne den naam van Ifeve Zuster hooren.

Die klinkt my aangenaatr.er, dan aan hen de klank van het geld, in de óorcn.

Och! Hendrik, als jy by my blyft, ben ik ryk genoeg; buiten de vryheid van Vader, is ’er niets onder de Zon,

Dat ik tot mync vergenoeging van den He:nd meer wenfchen kon.

Hoe weinig geld was ’er tot zyn verlosfing noodig, maar dat weinige ontbreekt ons nog heden;

En hoe zeldzaam vind men vermogendcn, die hun geld tot redding van ongelukkigen willen befteeden ?

Maar het fchynt dat de menfchlievendheid uit de wae-reld is, fchoon ze my altoos heeft bekoort.

Och! wierd haare flem, tot troost van de nooddrufti-gen, in de harten der ryken, wat meer gehoort!

Leed maar niemand dan ik alleen!.... maar ik moet van daag eens met dubbele vlyt werken;

De drift, om myn’ vader te helpen, zal my genoeg tegen de koude verfterken.

Men boort een gedruis van nffcbeii neemsn.

Eindelyk fchynt het vrcugdenmaal van hier naast geëiii-digt: maar ik noem het liever een onjezuist getier;

Is dat zich op een ordentlyke wyze vermaaken? daar men ten kosten der milddaadigheid zyn plaizier

Neemt!... de dag breekt aan.....ik zucht, als ik denk

dat de helft, van het geen zy met brasfeii en fpeelen vertceren,

Myn’ Vader op vrye voeten zou kunnen (lellen; en daar en boven de nooddruft van ons afweeren.

Maar fpriiit dit ook uit afgunst? betaamt my zulks wel? en ter goeder trouw

Als ik in hun ftaat was, is ’t wel zeker dat ik het beter maaken zou.

Ten minsten ik zou den Hemel bidden, dat, zo ik ge^ (leid wierd in die omftandigheeden,

Dat

-ocr page 22-

ï2 De DEUGDZAAME ARMOEDE.

Dat hy my een hart gaf om zyne gaaven q) een beter v/yze te befteeden,

DERDE TOONEEL.

Mietje, Warhenberg, La Fleur.

’er nsiord geklopt.

\%T nbsp;nbsp;nbsp;Mietje.

» ie klopt daar?

Wakrenberg.

Doe op.,. doe op...

Mietje.

Het is de ftem van den Huisheer.

War REN BERG.

Hola hey.... doe op.

Mietje.

taoeden morgen, myn Heer. War ren BE rg.

Wat drommel is dat voor manier, ons zo lang te laar ten liaan, en dat gy de deur niet eernbsp;Open doet ? wie zou dat talmen en wachten niet verveelen ?nbsp;Moet zulle volk ook al fluiten ? of ben je bang dat mennbsp;jou zou fleelen ?

Mietje, gaat met neergeflagen oogen zitten werk:n.

La Fleur.

Is dit dat Kamertje?

Wakrenberg,

Ja, vrat dunkt ’er u van ?

La F leur.

Wat Zou

myn Heer uitvoeren met zulk een kluis ?

Een nest ...

Warrenbp.rg.

Dat is buiten myn Kantoor al wat ik misfen kan van het gantfehe huis,

’t Welk

-ocr page 23-

ZEEDIG BLYSPEL. 13

’t Welk ik aan uw Heer verhuurt heb, en een Kantoor kau ik onmogelyk ontbeeren.

La Fleur.

Myn goede vriend, je weet, ik heb jou geweeze Kantoor in onze bottelery doen transformeeren;

Ha.... Ha.... Ha.... is ’t niet grappig ? een Advocaet* Kantoor verandert in een bottelery ?

Spreek op , myn Heer! is dat geen goed Voorteken van een aanftaaud geluk Voor my ?

Warrenberg.

Ik hoop , dat gy ’er uw eyertjes 20 goed als ik in zult te broeyen leggen.

La Fleur, /pottende.

Namentlyk uit een andermans nest ?

Warrenberg, ernjiig.

Hoor, myn Heer, op

myn doen valt niets te leggen.

La Fleur.

Nou, fchaam je neering niet, dat is geen mode; laat ons leeven naar den nieuwen zwier;

Niet te vergeefsch hebje je gantfche leeftyd verfleeten met gezegeld papier

Te bekladden; waar anders wierd je zo ryk van, en bezit je zo veel huizen gt;

Wa rrenberg.

Zoo ryk.... 200 ryk.... maar indien men het fortuin zoo wel van grooten als kleinen zo naauw zou uitpluizen.

En hoe ze ’er aan kwamen, men zou al veel werk vinden? doch ’t best is te zwygen en met zyu zaaken voort te gaan.

Maar wat zeg je van dit erf ?

La Fleur.

Ik wilde het aan

De Stal trekken voor de twee Engelfche Paarden,

Die inyn Heer heeft gekocht voor twee hondert Gui-

nees, zy zyn van te grooten waarden

Om

-ocr page 24-

u De DEUGDZAAMS ARMOEDE,

Oni te zetten in zulk een bouwvallig nest, open voor alle tocht en kou,

Jk raadde hem dan liever dat hy ze by een Stalmeestet (lallen zou.

Warrenberg.

Als uw Heer het huuren wil, zal ik het zo vervallen

niet laaten.

Ik zal ’er ruiven en krebben in laaten maaken, en de raamen kalefaaten.

Weest verzekert myn Heer! ik Weet hoe ik met luiden van fatfoeii moet omgaan.

La Fleur.

Wel myn Heer, het verwondert my, dat je de nodige reparatien niet al eerder hebt gedaan,

Warrenber g.

Ik heb zonder Interest myn Perceel niet willen bezwaa* ren, en ’er nog geld by infehieten.

Het is goedkoop aan dit Canaille verhuurt: wil ik be. taaling hebben, wie zou het niet verdrieten !

Dan moet ik haar geduurig maanen, en dat word men eindelyk moe.

La Fleur,

Is het aan een Weever verhuurd?

W ARRENBERG.

Ja , zulk een knaap

bewoont het tot nog toe:

Maar ik kan hem voort doen verhuizen; en zo uw Heer het voor zyn Paardeftal mogt begeeren,

Zal ik myn Klerken booven de Hooyzolder,op de derde verdieping doen logeeren,

La Fleur.

Boven de Hooyzoldet ? wel dan zitten zy in de haa-nen balken.

Warrenberg,

Niemendal;

Ik heb het wel erger gehad... maar ik bedenk my nader. ,, neen... neen.,. ik zal

Dan

-ocr page 25-

Z E E D I G B L Y S P E L. ty

Dan dit voor myn Klerken houden.

La Fleuu.

Dat Meisje is jong

cn mooy.

Warrenberg.

En, nota bene, arm.

La Fleur,

Dat ziet men meer gebeuren, Echter zou men zulks, in den eerften opllag, aan haasnbsp;zindelyken opfchik niet befpeuren ;

Die armoede bekoort my.... hoort zy iemand toe?... heeft zy hier vrienden of ouders in de ftad ?

Warrenberg.

Die Weever noemt haar Zuster, misfchien is het zoo:

maar wat raakt my dat.

Als zy maar betaalen.

La Fleur.

Hoe meer ik haar bezie, hoe meer zy my kan behaagen.

VVa RRENEER G.

Ik prys uw infchikkelykheid; men vind thans veel zulke Meisjes; die van armoede klaagen.

Het land is ’er vol van.

La Fleur.

Dat is waar, men kan zc allen niet voorthelpen, en het verveeltnbsp;Als men haar behandeling ziet: hebje die mooye Lifet-te gekent? wat pots heeft die myn meester gefpeeeld.nbsp;Die flimme feeks: myn Heer had haar uit den drek geholpen... wie zou zulks niet verdrieten?

Warrenberg.

Voor my, ik laat my nooit bedriegen; myn hart is zo teér niet; ik heb nooit geld willen fchietennbsp;Dit vrees van ondankbaaren te maaken,.,. neenIknbsp;weet niet of je me verftaat....

La.quot;

-ocr page 26-

lö de deugdzaame armoede,

'iu

La FtEirR.

Dat Coiirult is dubbel geld waard , Heer Advocaat, ik bedank je voor jou goeden raad:

Maar ik moet baar eens aanfpreeken: Meisjelief, laat ons wal: t’zame praaten,

Slaa je oogen eens op, laat ik je zoete bakkesje eens zien -. • je moet je werk een poosje daar laaten.

Is daar zo veel haast by ?

Mietje, hefcbroomt-

Ja, myn Heer, de tyd is ko»* telyk, en alles is hier duur,

Men dient geen oogenblik te verzuimen, om wat tc winnen.

La Fleur.

Hoe ? zonder vuur?

Je moet het heel kout hebben.

W AK U ENBE R G.

Ik beding altyd, dat zulk volk niet op den haart mag fmooken ,

Nog vuur hebben ; door doove kooien wiert ligt myn huis in brand geftooken:

Ik beef als ik ’er om denk.

La Fleur.

Maar ftervcn zy dan niet van kou?

Warren BERG.

O ! de gewoonte...

La Fleur.

Je onderdanige Dienaar myn Heer ; bleef ik hier lariger, ik vrees dat ik bevriezen zou:

Nou, meidlief, kom in onze keuken je warmen, wy zullen dan wel in nader kennis raaken;

En wie weet, als de waereldfe zaaken welgaan, of ik nog niet jou fortuin zal maaken,

Ik heb ’er zo meenig een geholpen.

Warrenberg, tegms Mietje, met deftigheid.

Weetje wel, indien je de gunst van myn Heer bezat,

Dat

-ocr page 27-

Z E E D I G B L Y S P E L. 17

Dat je ’t gelukkigfte mensch van de waereld waart, en niets meer te begeeren had ?

La Fle dr, met een air.

O! ik beloof niets... * ik zal zien... met ’er tyd.... ik wil my nog nergens inlaaten:

2y is waarlyk mooi en aartig, maar ze moest wat meef praaten;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

Kykt zy altoos zo voor haar neer? is zy altydzozeedig als zy zich nu vertoont ?

Warrenberg.

Ik ken haar niet... zy is hier niet van daan... zy heeft voor deezen op het land gewoont.

La Fleur,

Op het land? 20 veel re beter! maar, zeg my, waar zy toch blyven zoude,

Als gy haar deed verhuizen? help haar wat aan de praat,.«. ik bevries hier van koude:

Laat ze zich by ons in de Keuken warmen, dan kun*' nen wy nader fpreeken, daar heb ik vuur en licht.

Warrenberg.

Hoor je wel? myn Heer zegt, je kunt je welindekeK'» ken komen warmen.

Mietje.

Ik ben myn Heer verplicht.

Ik ga nooit zonder myn Broer uit; ik moet ook wef'* ken, en hem hier verwachten.

Warrenberg.

Wat een Malloot! z y wil tot haar geluk nog gebeden

Tegens la Fleur.

Ik ben van gedachten,’

Dat Zy uit zich zelve wel komen zal; ftel u gerustj-en wil maar heen gaan.

Je bent al te vriendelyk, geloof my, je moet wat méet op je refpeéi Haan.

Tegens Mietje^

Je moet je Broér zeggen, dat hy my nog van daag dsi Verfcheeneft huur moet betaalen,

-ocr page 28-

iS De DEUGDZAAME ARMOEDE,

Anders lal ik door Dienders terftond je lui prullen uit den huis laaten haaien.

Mietje.

Myii lieve myn Heer, val ons lo hard niet; ik bid dat je zulks nog wat uitftelt,

Wy zullen binnen kort betaalen.

Warren her g.

U itllel ? voor geen’dag, geen uur : ik moet voor het emmer-, lantaarn- ennbsp;ftraatengeld,

Honderdlien en twaalfden Penning, en verdere lasteir en reparatiën, zorgen.

Geld moet ’er weczen, geld; op het Stadhu’s moet prompt betaalt worden, daar valt niet te borgen.

^ nbsp;nbsp;nbsp;Mietje.

Een woordje,- myn Heer, myn goede Heer! ik bid, maar een enkel woord.

L A Fleu B.

Dat kost je immers niets.

Mietje.

Ik w'enschte je wel alleen ti fpreeken, zonder dat ons iemand hoort.

Warrenbbrg.

My alleen fpreeken ! wel wat heb je^ te zeggen ?

^ nbsp;nbsp;nbsp;La Fleüe.

Ik -zal

otldertusfchen heen gaan, en je in de Keuken wachten.

vierde tooneel,

VVarrenberg, Mietje.

ie nic

Wa rrenberg.

Vis je niet dan Itlaagliederen hebt te zingen, is het te vër^öifsch j fpaar dan llegts je klagten,

Da»

-ocr page 29-

ZEEDIG BLYSPEL. tp

Dan ga ik voort heen; ik bedank om hier te verkleu' men; nu, kom, Ipreek op, fchielyk, ras.nbsp;Mietje.

Och! myn Heer! je maakt my verlegen.»., ik wee^ van onfteltenis pas

Wat ik zeggen zal.....

Warrenberg.

Heb je haast gedaan ? Mietje.

Myn Heer,

heb toch medelyden, ik fmeek, hoor niar myn gebeden, Je Weet hoe bitter ons deeze Winter valt, u zyn nietnbsp;onbekend de naare omftandighedennbsp;Waar in wy zyn.

WaRRE NBERG.

Is ’t anders niet, ik gaa...

Mietje, bem te voet vallende.

Ik bid, inyti

Heer, blyf Haan,

Hoor naar myn reden... zie myne traanen jnct meedo-» gendheid aan;

Laat ons, geduurende deeze koude, met verhuizen..

om al wat je lief is, laat ik myn bede verwerven, Zet ons niet op ftraat; zo je ons niet onder ’t dak laaf,’nbsp;moeten wy van ongemak fterven.

Ik zal je aanzien als onzen'befcherm-Engel, ik zal je naam zeegenen, .myn gantfchelevenstyd, ’

IVIyn Heer! laat ik je hart vermurwen, ik bid, ont' ferm je over ons, ik bid, dat je meedogend zyt.nbsp;WaRRENBERG.

«lil... ftil...fchreeuw zo niet., fla op, ftaop...„’tzal Voor my het best zyn te vertrekken.

» Ik geloof waarlyk nog dat zy, voor het eerst van myn leven, my tot meêlyden zou verwekken.

VYF-

-ocr page 30-

F'


*o De DEUGDZAAME ARMOEDE,

VYFDE TOONEEL.

HMietj E, alleen,

emel! zou ik hem hebben kunnen beweegen ? wat 7,ou ’er van ons worden? wat waren onze elen-den groot,

Indien hy dit Weefgetouw, onze eenigebroodwinning, wegnam! wy moesten beedelcn... 6 neen! veelnbsp;eer zou de dood —

Ieder fchuwt ons om onze armoe.... en zy die fom-tyds nog al hunne hulp aanbieden,

Doen zulks dikwils met kwaade oogmerken; en vcir zulke vrinden moet men meer dan voor vyandei'nbsp;vlieden.

Ik heb een affchtik van de bedienden der gfooten; zy zyn erger dan hunne meesters, en daarby van een’nbsp;ongebonden aart.

Ik wil liever de llrenglle koude verdraagen, dan dat ik my zou warmen aan hun haart.

Och! Hendrik! wist je de wreedheid van den Huisheer.... riiy dunkt reeds je kjagten te hooren,

Die je zo veel te fmaytelyker zullen vallen, om dat je die voor my in jou hart altoos hebt willen fmooren.nbsp;Zy gaat werken.

Maar daar word weer geklopt; ik kan niet denken wie het weezen zou.

Zy doet de deur open, zesde TOONEEL.nbsp;Mietje, Juffrouw Vlasbeek.

M IET JE.

en dag Juffrouw, wat is ’er van jou dienst.^ Juffrouw Vlasbeek.

Ik kom

hier %o vroeg, om dat ik je man eens fpreeken wou.

En

-ocr page 31-

Z E E D 1 G B L Y S P E L. at

En ik over dag niet wel uit mvn winkel kan,. Mietje.

Juffrouw, wil my vergeeven, Ik ben niet getrouwt, het is myn Broer.

Juffrouw V L A S B E E K.

Jou Man, of jon Broer, dat is my om ’t even. Is by geen Linnen Weever?

Mietje,

Ja Juffrouw: hy is zo aan-

ftonds uitgegaan,

Om een web Linnen weg te brengen, hy zal voort weerom zyn ; maar blyf zo niet ftaan,

Ga zitten, als ’t je belieft.

Juffrouw Vla SB EEK.

Ik zal wel een oogenblik wachten; ik wilde drie ftukken Linnen laaten weeven. Van zeven vierendeel breed, en zal hem het noodigenbsp;garen daar toe geeven;

Maar hy moet wel oppasfen, om het wel aan te flaan, zonder gaaien, digt en fterk.

Mietje.

Juffrouw, je kunt verzekert zyn van de deugdzaamheid van myn Broérs werk.

Maar ik hou my iil ’t vervolg gerecommandeert, als je wat hebt te fpinnen.

Ik zal het vlas niet uit zyn kragt rekken, en egaal werken , ik zoek met eeren de kost te winnen.

Juffrouw Vlas BE EK.

zal daar by gelegenheid , om denken: dat Meisje ^ ftaat my, om haar manieren en zedigheid, recht aan;nbsp;^^sje, je fchynt het niet breed te hebben, wat deedennbsp;jou Ouders ? waar ben je van daan ?

Mietje.

Van Werkendam Tuffrouw, daar was myn Vader een welgeftelt Landman, een Man met eeren,

Bs

-ocr page 32-

De DEÜGDZAAME armoede,

Die ïyn eige huis en land had , maar ïich door de fterfte van het Vee en andere ongelukken zag ruïneercn.

Juffrouw VLASBEEK,

Dat is bedroeft; maar was ’er niemand, die hem de be-hulpzaame hand bood,

,En hem wat geld fchoot, om weer Vee te koopen, om hem dus uit den nood

Te helpen? men kan altyd nog wel nabeftaanden of meedogende menfchen vinden.

Mietje.

Och juffrouw, waar vind men, in armoê, als het op geld geeven aankomt, oprechte vrinden?

Want na dat vader, tot driemaal toe, door de flerfte zyn vee verlooren had, moest hy,

Tot een hoogen interest geld opneemen, en daar voor zyii geheele boerdery ,

Jkan een Heer, die daar een plaats had, maar hier wooU' de, gerechtelyk verpanden ,

Adaar den volgenden Winter zagen wy ons huis, koo-ren, fchuuren, vee en alles verbranden,

Wy ontkwamen naakt en bloot het gevaar, maar Moe-der bedierf het van fchrik.

De woekeraar van een geldfchieter, eischte het geld, met den interest,' op het zelfde oogenblik,

Dat hy hoorde, dat alles wat wy hadden, door de vlam was verflonden.

Juffrouw Vlasbeek.

Is het moogelyk! worden ’er zulke onredelykcmenfchen in de waereld gevonden ?

Wat was zyn oogmerk? hy wist immers, dat jou Vader toen niet in ftaat

Was, om hem te betaalen.

Mietje.

Je weet immers, dat ryk’ dom, geen gierigheid verzaat ?

Hy trachtte ons hier door te ruïneeren, om nog meerde! fehauen te vergaderen,

En

-ocr page 33-

z E E :D IG BLYSPEL, 23

En om onze bocrdcry en landen voor een gering fom-metje te benaderen.

En fchoon vader, op billyke voorwaarden , om uitrtel van betaaling verzocht,

Was hy doof voor zyn voorflag; en wlerd al het land om den Hechten tyd goed koop verkocht,

Ja uit de verkooppenningen kon de fchult niet betaald worden.

Juffrouw VlasbekK.

Wat zal ik zeggen het is een harde behandeling. Mietje, bidknie.

Och Juffrouw, ’t is niet om te vergeeten.

Om de drie honderd guldens, die ’er te kort kwaamen, heeft hy Vader in de gyzeling gefmeeten,

Na dat hy met fchoon praaten en groote beloften hem hier in de Stad

Had getroont; ja hy vertelde dat Vader zelf den brand gedicht, en veel goed geburgen had.

Och! is zulk een laster wel voor een eerlyk gemoed te verdraagen.^

X)aar Vader altoos een braaf mao was j zo als menaoot het ganfche Dorp kan navraagen.

Juffrouw Vlasbeek,

¦Ik beklaag jou ongeluk, en wenschje het beste; maat het word laat,

Ik moet naar huis: zeg aan jou broer, dat ik woon in de Warmoesftraat, ¦

In het gekroonde Weefgetouw; by den Oudenbrug: daar moet hy morgen ochent ten acht uuren komen. ^

Goeden morgen zusje.

Mietje.

Juffrouw, je Dienares; ik zal zorgen dat je order word waargenomeni

B4

Z E-

-ocr page 34-

84 De DEUGDZAAME ARMOEDE,

ZEVENDE TOONEEL.

D nbsp;nbsp;nbsp;Mietje.

e Hemel zorgt nog voor ons, en geeft uitkomst! vvat zal Hendrik verblyd

2yn, dat hem weer werk beftelt is! nu zyn wy weer behouden voor een tyd!

Dan hoop ik den Huisheer te kunnen voldoen. Daar komt Hendrik binnen treedcn.

ACHTSTE TOONEEL.

Hendrik, met een oude Livryrok, en een zak onder den arm. Mietje.

L nbsp;nbsp;nbsp;Hendrik.

ieve zusje, hebje niet door dien ftrengenversteen bittre koude geleeden ?

Want de noorde wind is fcherper geworden; ik hebmy warm geloopen, daar jy' (lil zat.

Mietje.

Ik heb zo veel kou niet geleeden, als je je mogelyk wel verbeeld had.

Hendrik.

Waarom hebje gehuilt, Mietje? ik zie het....watkon-je tot droefheid verwekken ?

Mietje

Niemendal, in tegendeel ik moet je een goede tyding ontdekken.

Je bent morgen ochtend ontbooden in het gekroonde Weefgetouw,

Inde Warmoesftraat,by een Juffrouw ,diejedriewebben Linnen bellellen zou.

Hendrik,

De Hemel zy gedankt, dan heb ik werk, en hoef niet l»eer te borgen.

Dan

-ocr page 35-

ZEEDIG BLYSPEL. 25

Dan hoop ik de agterftallige huur, ook aan de Huisheer te bezorgen.

Mietje.

Zeg, heb je al betaaling voor het linnen gekreegen?

Hendrik.

Niets, dan

een weinig op rekening,

Voor de web die ik t’huis gebragt heb, en dat fommet' je is nog gering.

Ik heb ’er brood en boter voor gekogt, en nog van de Smoufen

Deeze Rok ; hy is nog al reedelyk,inet een paar zwarte Kousfen

Voor Vader.... maar geef my een fchaar, of torn jy dat livry daar van af.

Dat past niet op het lyf van den o»den Man, die altyd tegenzin voor zulk een dienstbaarheid te kennen gaf.

Of dat daar naar leek : die om te beftaan alles, mits geen laagheid, doen zoude,

En als een eerlyk landman, gelyk je weet, in een heel ander gewaad zyne akkers bebouwde.

Maar dien alles tegenliep, en die daar door , tot onze droefheid, zoo ongelukkig is,

Buiten zyn fchuld; en door de vervolgingen van zyn’ geldfchieter, thans kwynt in de gevangenis!

O ! is het lot van den minden knegt niet- beter dan het zyne ?

Mietje.

Nou, Hendrik , W'aar toe dat klaagcn?

Hendrik. nbsp;nbsp;nbsp;r-.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• n

Och! Zusje onzen behoefcigen Haat, ja zelf het uiterlie

gebrek, kan ik ligter verdraagen,

Oan de trotfche behandeling der ryken, wier vernederend gezicht my het harte doorfnyt.

Mietje.

Steur je niet niet aan die verwaande menfehen, zy wor-B j nbsp;nbsp;nbsp;den

-ocr page 36-

Si i

De DEÜGDZAAME ARMOEDE, den van alle braaven veracht, en van haars gelykennbsp;benyd.

Wy zullen ons zelfs verheugen in onze nood, ja, in fpyt onzer ongelukken;

Hoe zal het gezicht van vaders gezelfchap ons in blyd-

. fchap verrukken!

'Wy moeten hem nog wat meer meé brengen; als hy ons ziet, ftraalt de vernceging uii zyn gelaat.

Hendrik.

Je hebt gelyk; kom aan: neem dat bord met koeken, dat daar in de kas flaat;

Daar houd de oude Man zo veel van... ik zal onderweg een fles versch bier haaien:

Ik heb nog een paar dubbeltjes, om aan de Sipiersknegt te betaalen.

Dan zal hy hem des te beter behandelen.

Mietje.

De laatstemaal

fcheen de knegt wat aangedaan.

Hendrik.

Dan hebjc hem door je gezicht tot een’ Mensch gemaakt; kom laat ons maar gaan.

Hy gaat, met den Rok onder zyn arm, en Mietje met bet bord t been.

Einde van bet eerjie Bedryf.

TWEE-

-ocr page 37-

ZEEDIG BLYSPEL. zj

TWEEDE BEDRYF.

Het tooneel verbeeld een nieuvoerwetfe Kamer y jraai gemeubileert, daar een Toilet Taf el. Spiegel en bet noodige opftaat.

He Heer van Grootenjlein in een kostejyke Nachtrok, zit in een Armjloel voor de Tafel, beziet zig indennbsp;Spiegel: drie of vier knegts geeven bet noodigenbsp;aan, prefenteeren odeurs ^c. La Fleur (laatnbsp;naast zyn ftoel, en voyst de knegts avat zynbsp;doen moeten, een Kapper is bezig hem tenbsp;Kappen : een Snaphaan en Weytas hangen by de Deur.

EERSTE TOONEEL.

De Heer van Grootenstein, La Fleur, Knegts.

Groot ENSTEIN, bezig zynde een beursje te brei.

Hjen, geeuvot gt; en ziet op zyn Horologie,

et is nog maar twaalf uuren.... deeze morgen valt my lang en komt my deerlyk verveelen ....

Ik heb pyn in ’t hooft.... geef Thee... wat zal ik uitvoeren voor den eeten, en tot de Gomedie begint te fpeelen ?

Hebt gy Ie Mercure de France geleezen? is’er mets nieuws van Parys ?

Zyn ’er geen Brochures of nieuwe modes uitgekoomen? op wat wyz’

'Kapt men zich aan ’t Hof.

La Fleur.

Men zegt dat de Dames haar CoelFures beginnen te verlaagen;

Ën

-ocr page 38-

28 De DEüGDZAAME ARMOEDE,

En dat zy aan het Hof in ’t geheel geen Pluimen meer draagen.

Grootenstein, tegen ie Kapper.

Hoe haastje uzo, Cameraad? je roffelt maar voort..., ’t lykt je goed genoeg , als je maar gedaannbsp;Hebt; je kapt me zo Ichilyk, of ik een Koopmannetjenbsp;of Makelaar was, die naar de beurs moest gaan :

Ik heb den tyd aan my zelf’. .. geloof my____neem ’er

iiw’ tyd toe, zonder dat, kan men nooit tot volmaaktheid raaken.

Tegens een' Knegt.

Laat voor die arme Muftapha, die ge van gebrek Iaat vergaan, een borsje van een hoen gereed maakcn;nbsp;Het beest bewyst je zo veel vriendfehap.

Jegens een' ander’ Knegt.

En jy moet een

boodfehap by den zadelmaker doen,

En zeggen dat hy de Cul de Singe na zie, dat de fchil-der de Disobligeante met goud en groen,

Na.ar den eerlten fmaak, fchildert, en de wagemaker de Cabriolet hangt op Engelfche veeren.

Tegens La Fleur.

Hoe vaart myn Ryknegt? die arme duivel.

La Fleur.

Ja, myn Heer,

de koorts blyft coiuinueeren.

Grootenstein, aan een andere knegt, dien hy een doosje overgeeft.

Breng dit beursje en deeze flippen, by Mevrouw de Baronnes , nbsp;nbsp;nbsp;'

zal haar Discipel daar aan erkennen, en zien of ik Wel geprofiteert heb van de eerfte les.

Jly jebuurt zyn tanden, en beziet zich in den Spiegel, Tegens La Fleur.

Maar hebje van dat Meisje, daar je my van fpraakt iets nader wteten te ontdekken ?

Lamp;

-ocr page 39-

ZEEDIG BLYSPEL. 29

L A F L E n R.

Ja, ïy woont hier achter, in dat oude Huisje, dat gy aan uw Stal wilde trekken

Voor uw Engelfche Paarden.

Grootenstein.

Ik lorgneerde haar gisten

ren voor onie achter deur,

Zonder dat zy ’t merkte :-zy zag ’er fris en gratieusuit, maar ’t is jammer haar manqueert nog wat kleur. ...

Je zegt, zy is arm en behoeftig.

La FLeOr.

Ja, zo ’t my voorkomt, leid zy een nooddruftig leven.

Grootenstein.

By gevolg gereed, om voor een bagatel zich aan my over te geeven.

La Fleur.

Dat zeg ik niet, myn Heer! zy fchynt een Vestaalfche

, Non , en gaf my zedig befcheid ;

Zy is onlangs in de Stad komen vvoonen, en heeft nog die boerfche eenvoudigheid.

Ik zou my met meer gerustheid op haar woord betrouwen,

Dan op de Romanesque fchyndeugd Van fommige nieuw-modifche vrouwen.

Grootenstein.

Die eenvoudigheid bekoort my; want, onder ons gezegd, ik heb een’ tegenzin opgevat. *

Voor Meisjes, die avances doen; eenige van die foort ¦ koste mv een fchat....

En evenwel bedrogen zy my; en, dat flimmer is, zy konden my niet amulèeren;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_

E^aarom heb ik verzwoeren, my niet meer met die Co-quettes te engageeren:

Maat zulk een Meisje zou ik naar myn zin kunnen fat-zoeneeren; want ik vertrouw

EUt, dat onbedreeven en eenvoudig Kind nogaletkent-

lyk

-ocr page 40-

30 De DEUGDZAAME ARMOEDE, lyk weezen zou:

Ik weet niet, zy heeft iets in haar air, ia haar houding en postuur, dat my bekoorde.

Het zou my geen oneer aandoen, dat zulk een Meisje

my toebehoorde;

Ik verbeeld het my ten minften, wat dunkt ’er je van? fpreek, is’t niet waar ?

La Fleor.

Myn Heer, permitteer my te zeggen, ik vind In uw w'eezen veel gelykenis met haar.

Grootenstein, grimlachende.

Is dat een Compliment voor haar , of voor my ?

La Fleur, vleiende.

Gy zyt

zekerlyk een fchoon Man : daar en boven....

Grootenstein,. met een air.

Dat zegt men.... ik ben niet kwalyk gemaakt..., maar , zeg La Fleur, zou je gelooven.

Dat ik, op het eerfte abord, haar zou verwinnen? dat terllond myn gezicht

Indruk op haar zou maaken.?* Helt gy, zeg de waarheid, de overw’inning ligt ?

Zou ik op de Conquête van die zedige fchoonheid kunnen roemen ?

Hoe heet zy ?

. La Fleur,

Mietje.

Grootenstein, grimlachende.

Men zou haar met een gratieufèr naam kunnen noemen:

Maar hec is wonderlyk, dat men de grootfte fchoon-* heid dikwyls by de armoede ziet,

Daar vrouwen, van meerder rang, veelal van misgedeelt zyn; maar dat is juist het ergfle niet.

La Fleur.

Hi-^d ik gedacht dat myn Heer ’er Ipeculatie op zou hebben,

-ocr page 41-

ii|

ii|

3lt;

ZEEDIG BLYSPEL.

ben, ik had de 7.aak verder kunnen pousfeeren.

G R o o T E N S T E I N.

Ik heb haar gisteren eerst gezien, en fchoon haar wat teint fchynt te manqueeren,

Ziet men de roozeirvari wellust op haar kaaken ontluiken. La Fleur.

Ik ben bly

dat ik aan haar kennis ben geraakt;

Maar zy heeft nog een’ broer, een’ Weever, en dat heeft my wat zw'aarhoofdig gemaakt.

Grootenstein.

Maar is het wel haar broeder ?

La Fleur.

Dat kan ik geenzins in

twyffel trekken.

Grootenstein.

Wel nu, wat zou die broeder? zou een Weever een hinderpaal aan myn geluk ftrekken ? nbsp;nbsp;nbsp;^

La Fleur,

Ik vrees, dathyi' als veelcn vandatouderwetfehefoort, een manier van denken heeft, myn tieer,

Dat hy liever heldhaftig van honger zou fterven, dan iets ¦ toegeeven omtrent zyn zogenaamde eer.

Grootenstein , febmfende.

Eer! Eer by de armoede! ik heb dikwils de uitwerking beproeft van een beurs met dncaaten:

Die verkort den weg ; door het goud laat zich dikwüs de, geltrengfte Zeedenmeester bepraaten;nbsp;tiet is de beste llaapdrank, die de gevoelens van zoge-?

naatnde eerbaarheid in het harte vtrdcroft,

En door zyne kracht de beproefdfte deugd van haar gewaande fieraaden berooft.,

In ’t begin is ’t het fterkfte lokaas; en ik heb wel kum Pen merken.

Dat in het r-ervolg de hoop op meerder, fterker dan de gaven zelve, op het harte komt te werken.

Heb-

-ocr page 42-

^2 De DEÜGDZA AME ARMOEDË ,

Hebje gezegd , dat haar broer, en daar nazy, hier moeten koomen?

La Fleur.

Ja, terftond, op uw order, myn Heer.

Grootenstein.

Ik verlang reets om kennis met myn^ aanftaanden zwager le maaken.

La Fleur.

Het is hem veel eer.

Grootenstein, febertfende.

Die gevoelens van eer zouden hem wei liaan in xyn armoedige omllandigheden;

Die zyn uit de mode, men denkt nu op een andere wy-

. - ze.-... de tyden veranderen de zeden.

Maar wat zal ik met myn gasten van avond foupeeren ?

La Fleur.

Myn

Heer, daar is het plan.

Grootenstein, leest.

V oor tien Couverts.....driemaal opgedischt, negen fcho-

tels... •.. en dan

Het defert.... eerst een entte! goed... êen macaroni fou-pc, een matelot, een mafaryn; maar, niet te ver-geeten

Een Perigordfe Pastey met Trulfes, daar ben ik een liefhebber van.., fchik dan maar het verdere eeten;

Maar denk je wel, dat wy morgen op de Jagt gaan?

L A F L E U B.

Uw fnaphaan is klaar.

En gelaaden, uw Weitas met het noodige gevuld.

^ nbsp;nbsp;nbsp;Een Knegt.

Myn Heer? de man, dien gy ontbooden hebt, is daar. Grootenstein.

Laat hem binnen kooinen.

TWEE'

-ocr page 43-

33

ZEEDIG BLYSPEL. TWEEDE TOONEEL.

De Heer mn Grootenstein gaat met trotsheid in een A^mfioel zitten, ziet Hendrik met verachting aan.

M,

La Eeeür, Hendrik. Hendrik.

-yn Heer!

Grootenstein.

La Fleur, ik had u iets te Zeggen,.... maar het fchfet my niet in gedachten.

Hendrik.

Myn Heer, ik was omboden.

Grootenstein.

Hebje zulk een hadst; kunt

gy niet wat vrachten ?

Ja, myn Paard Bijou, is kreupel, daar moet de Smit naar komen zien.

El E N D R I K.

Myn Heer, wat is ’er van u dienst ? de tyd is koste» lyk, vooral voor handwerks liên.

Grootenstein.

Gy fchynt wat driftig....

Hendrik.

Men Zei, dat myn Heer my wilde fpreeken. Grootenstein.

Ja, myn Vrind , ik hebje ontboden, men zegt datje z» arm bent, en naar ik reekennbsp;L het waar.

Hendrik.

Myn naam is Hendrik, myn Heer, een hand-¦'^erksman ; gy noemt my uw Vriend,

En verwyt my myn armoede, hetonderfcheid onder ons is dus te grootpk ben met die fpotterny niet gediend.

G nbsp;nbsp;nbsp;Het

-ocr page 44-

34 De DEUGDZAAME ARMOEDE,

Het valt hard voor een Eerlyk Man,dat het dengroo* ten kan behaagen,

Zich een recht aan tc maatigen, om door een verachtende behandeling hunne mindere te verlaagen.

G ROOTENST EIN.

Wel, my dunkt je neemt dat wat hoog op, Hendrik.

Myn Heer, fchoon de Hemel u tot

Rykdom verhief, en my in armoede ftorte, getroost ik my myn Lot :

Maar ik heb myn Eer lief.... dies wil ik liever vertrekken. ...

Want alle verneedering moet fpyt in een eerlyk hart verwekken,

En daar door word myn gemoed, ondanks my zelve, gaande,(al hing ’er myn fortuin aan.)

Schoon ik weet dat ik onder myn meerderen myn kost winnen en door hen beftaau

Moet; maar is het edelmoedig, zyn minderen te vernederen ?

La Fledr.

Hoe durft hy ’t vraagen ?

Grootenstein.

„ Ely is fingulier, ik beken ’t.... Hendrik , je zultgeen reden hebben om je te beklaagen ,

Als je weet, wat ik met je voor heb.

Hendrik.

Myn driftigheid fpyt my dan, maar dat is te laat;

Vergeef het niy, myn Heet!

Grootenstein.

Ik ben van intentie ü in een’ beteren Haat

Te ftellen, zoo datje wat ruimer, zonder je tegenee-ren, kunt leeven.

Ik zeg, zo als ik ’t meen; zie daar, by provifie,. wil ik je dit beursje met honderd Ducaaten gceven;

Je kunt het my niet weigeren.....neem aan.....

Hen’

-ocr page 45-

ZEEDIG BLYSPEL.

Hendrik, met verixsondering het 'vceigerende,

Myn Heer.....

waarlyk.....je doet me verwondert ftaan....

Honderd Ducaatenl aan my!.....waarom? ... wat

dienst heb ik u immer gedaan ?

Wat moet ik voor u doen? fpreek op, myn Heer wat is uw begeeren ?

G ROOTEN STEIN.

Ik ben ryk genoeg,... en jy bent arm, en daarom wil ik je dit beursje vereeren.

Hendrik, met deftigheid.

Ik heb die gift nooit verdiend, myn Heer.. ..ik vrees, dat onder dit ptezent iets verborgen leit.

U VVS gelyken goojen het geld zo niet te grabbel.... Grootenstein.

Ik ben

niet als rayns gelyken; ik doe hetuitedelmoedigheic'. Van waar komt deeie achterdogt? deeze weigering?

zond gy my dan voor een’ Man achten,

Die het hart niet wel genoeg geplaatst heeft, om het lot van ongelukkigen te verzachten ?

Maar, om dat je twyffelt. .«.zo weet, dat het een gelofte is, die ik in nood heb gedaan. ...

En nu aan u voldoe.

Hendrik.

Myn Heer fpot met my. Grootenstein.

6 Neen: en, ten be-wyze, ontfang het geld..en dan kanje heen gaan. Hendrik, in ‘oerwering....nbsp;Deeze beurs voor my!..., wat edelmoedigheid.... iknbsp;kniel voor u... ik omhels.... ik kus uwe voeten....

bedank u duizendmaal____wat geluk! nu zalikein-

delyk myn verlangen boeten.

6 Schat! gy 2yt het middel, waar door myn liefde..., de natuur...ach! welk een vreugd!

C 2 nbsp;nbsp;nbsp;Nu

-ocr page 46-

36 De DEUGDZAAME ARMOEDE, Nu merk ik, voor het eerst, hoe beminlyk , ja ain*nbsp;bidlyk, het geld is. Myn Heer, de Hemel belooncnbsp;uw deugd.

derde tooneel.

Grootenstein, La Fleur.

ILa Fleur.

k geloof dat hy gek word.

G ROOTENST EIN.

Monlicur La Fleur! hier uit kunt gy klaar bemerken,

Dat myn recept goed is, en dat die medicynen fterk op het menfchclyk harte werken.

La Fleur.

Het is voor hem ook al een lommetje... . en, datje dat 20 droog ’s monds verteert ...

Grootenstein.

Het is een groote kunst, en van veel nut, als men ter rechter tyd wat geld fpendeert.

Maar, myn Heer de Rentmeester, geen aanmerkingen op myn depenfes.... ik wil daar niet van hooren...nbsp;La Fleur.

„ Die woorden klinken my beter, dan de beste muzyk, in de ooien.

G ROOTEN ST EI N.

Als de Notaris de overige etfeélcn, die wel vyf ton bedraagen, af geeft, word door dat geldnbsp;Het evenwigt in myn depenfes, die wel groot, maarnbsp;noodzaklyk 2yn, wederom.hcrlklt.

In gepeins.

3, Maar heb ik, met al myn verteering? wel ooit het waare genoegen geuooten ?

Hoe zeer ik het vermaak zocht, de tyd heeft myal'

toos verdrootèn,

Het

-ocr page 47-

ZEEDIG BLYSPEL. 37

„ Het fchynt ’er echter te weczen; ik zal het zo lang zoeken tot ik het vind:

„ Geen kosten zyn iny te zwaar, waardoor ik het aan iny verbind.

„ Een Man, als ik, is alleen tot vermaak gebooren; en wat genoegen kan rykdom doch geeven,

Als men, volgens zyn genie en begeerte,nietvrolyk

V magleeven?

Tegens La Fleur.

Als dat meisje door de Stal inkomt... zeg, dat haar broeder hier is, want anders vrees ik, dat....

La Fleur,

Waarlyk, myn Heer! ik dagt, dat je meer vertrouwen op myn bekwaamheden had;

Dat je die les my zo dikwiis voorkaauwt, dit zou my tot fchaiide ftrekken...

Grootenste IN,

Ik ben fmootlyk op haar verliefd, en verlang om haar te zien, zy moet tog niet weer vertrekken.

Een KnEGT.

Myn Heer, daar is de Heer van Warrenberg.

Groot ENSTEiN.

Laat hem binnen koomen,

Tegens La Fleur.

Zo ras zy komt, dien haar aan;

Pas tog wel op.

La Fleur,

Het is myn eerfte proefftuk niet. Laat alles gerust op my ftaan.

VIERDE TOONEEL.

Grootenstein, Warrenberg.

Grootenstein.

^oén dag, Heer Advokaat! neem een’ ftoel : ga bitten,

C 3 nbsp;nbsp;nbsp;WaR'

-ocr page 48-

38 De DEüGDZAAME ARMOEDE,

W AR RENBË RG.

Myn Heer, komt het u gelegen,

Dat wy eens over zaaken fpreeken, en te zamen era*

ftig overweegen ?..

Grootenstein.

Ik heb geen’ lust, om over 2aaken te fpreeken. Warrenberg.

Het is echter noodzaaklyk j ik ben hier al een reis of acht Geweest,

GrOOTENSTE IN.

Nu dan, zo kort als mogelyk is, nietlang-draadig; ik een mooi Meisje wacht.

Warrenberg.

Dan zal ik aanftonds vertrekken.

Grootenstein.

’t Is goed; maar haast u wat: wel, wat hebje te vertellen ?

Warrenberg.

’t Is nog over die Zuster, die wylen uw Heer Vader goedvond by Testament te (lellen

Tot mede Erfgenaam.

Grootenstein.

Wel nu, fpreek op... heb j’er eenige tyding af?

Warrenberg.

Gy belaste my, naar haar te verneemen; maar, wat moeite ik my gaf,

Om het onweér, dat u van dien kant over het hoofd hing , voor te koomen.

Is alles te vergeefsch, ik heb van die. Zuster tot nog toe niets vernomen.

Ook was ’er niemant van den naam van Voor water meer woonachtig te Werkendam.

Grootenstein.

Zo veel te beter.

War-

-ocr page 49-

^EEDIG BLYSPEL. 30

W A R R E N n E RG.

Zo veel te Dimmer; want indien ’er eenige onderrichting kwam i

Waar ly z\% ophield, zou ik wel middelen vinden.

Om haar met het een of ander te paaijen,cn in haare pretenfieu te verblinden.

G ROOT ENSTEI N.

Apparent is zy ai dood en begraaven.... niet ongelukkig voor den tyd.... kwellen wy ons niet.

Ik was omtrent zes jaaren oud, toen myn Vader zyn geboorteplaats verliet,

Om zyn fortuin te zoeken, dat hy ook vond: en ik breng my nog te binnen.

Dat hy die Zuster, die ik my niet herinneren kan,te Werkendam liet ter minnen.

Onder het opzicht van zyn’ Zwager, een ordentlyk Landman, myn’ Oom;

Maar die zaaken, die zo lang geleden zyn, Ichynen my een droom;

Doch ik zou de redenen, die myn’ Vader bewogen hebben om die dochter te erkennen, wel willen weeten.

En dat juist op een’ tyd, dat hy, om myn welwee-zen, haar voor altoos moest vergeeten;

Hy heeft my daar geen’ dienst meê gedaan; wat geeft dit niet al fpels en verdriets!

Had hy haar nog als een Juffrouw laaten opvoeden, en, als my, met zich genoomen, was het nog iets.

Een van beide kon gaan; maar best haar niet voor zyn Dochter te erkennen;

Want Zuster tegen een Boerin te zeggen, zou ik my onmooglyk kunnen gewennen.

W arreneer o,

ï^yn Heer, uw Vader kon haar niet erkennen, dat ftreed met zyn fatfoen ;

Hy begreep wel, dat hy zich voor Zyn familie moest bedekt houden, dat die maagfehap hem geen eer aannbsp;20U doen;

C 4 nbsp;nbsp;nbsp;Hy

-ocr page 50-

4oDeDEUGDZAAMEARMOEDE,

Hy fcha^mde 7.ich haarcr, en hy 7ou egter de fchande van haar te erkennen nu wel aan u willenopdiingen:

Maar wat zal ik ’icggen? het fchynt, dat men op zyn fterfbed anders denkt over de waereldtche dingen.nbsp;Groot enstein.

Neen, ik kan onmoogljik refolvecren de helft van niyn goed

Jif te ftaan, daar het inkoomen van ’t geheel naauw” lyks aan myn depenfes voldoet;

Ik begryp niet, hoe men fatzoenlyk leeven kan vaneen inkoomen van vyf-entwintig duizend gulden;

Dat was goed voor myn’ vader, voor twintig jaar;ik raak gewis in fchuldeii.

Als ik myn’ ftaat wil houden,

Warrenbeug.

Zekerlyk, een particulier verkrygt aanzien door vertecring en pracht;

Want door geboorte of bekwaamheden word men thans in de waereld weinig geacht.

Grootenstein.

Nochtans...

Warrenberg.

Vergeef my, misfehien heb ik myn gedachten te vrypostig te kennen gegeeven;

Maar gy weet, hoe familiaar ik gewoon was, met wylen uw’ Heer Vader te leeven,

Wy hebben malkander van jongs af gekent, fchoon toen in geen’ rykelyken (laat.

6! Hoe weinig dacht hy toen om een Heerlykheid te koopen! maar men ziet hoe het in de waereld gaat!

Ik kan ook wel zeggen, dat ik toen niet durfde denken , of kon droomen,

Bezitter te worden van drie Kapitaale Huizen, die my nu in eigendom toekomen,

En dat door de Praktyk.

GHOCk,

-ocr page 51-

Z E E D I G B L Y S P E L. 41

Grootenstein, grimlachende.

Dat zullen wy daar laatcn: gy flim genoeg om een mensch te zyn ; die u houd voor lotnbsp;Slaat den bal mis.

W ARRENBERG.

Ik herdenk dien tyd met genoegen,al was ik toen zo kha! als een rot.

Wy leefden als broeders; hy is voor Kommandeur van Soldaaten naar Indic gevaaren,

Ik was toen Student, opeen andermans beurs, en wierd tot Advocaat gepromoveert, na een fludie van zeven jaaren;

Hy maakte my zyn’ gemachtigden : die oorlog op Ceylon en Java, onder ons gezegt,

Hebben, in dien tyd, uw’ Heer Vader ook geen windeieren gelegt,

Ik heb een Proces, wegens eenOostindifchepretenfie, voor hem, met de kosten, gewonnen,

Hoe wel het my meenig een’ nacht llaapens kostte, om getuigen te vinden; je zoud niet g'elooven konnen.nbsp;Wat dienst ik hem decd;’hy heeft dit ook altoos metnbsp;dankbaarheid erkent;

Hy maakte veel werk van my.

Grootenstein.

üaarom ftelde hy u ook j tot Executeur van zyn Testament.

Maar die zuster!.... die vcrdeeling!...

VV A R R E N B E R G.

Hond maar goeden moed, gy hebt niet te vreezen; Uw Vader heeft zich op zyn ziekbed, wat ouderwet-fche zedenlesfen doen voorleezen. _

Uat men op zulk een tyd zwak is, is vcrgceflyk, ..ik weet wel, hoe ik het aanleggen zal.

Daar is geen gevaar, ik zal u dien doorn wel uit den voet ligten...wy zyn nog niet in het geval,

Hat zy opkomt: maar zo zy al opkwam, zou ik door mandamenten, exceptien endelaijen.,

C 5 nbsp;nbsp;nbsp;Haar

-ocr page 52-

42 De DEÜGDZAAME ARMOEDE,

Haar ia een’ doolhof wikkelen, daar zy nooit kan uit-koomen... 6, ik weet van die draaijen!

De Praktyk is fertiel, en heeft veel refources, doch vereischt een doorkneed verftand:

Maar die Notaris, die Notaris, vrees ik, zal moeiten maaken; hoe krygen wy hem op onze hand ?

Guootenstein.

Laaten wy hem eens fpreeken.

Warrenberg.

Zo als je wilt. Grootenstein.

Heer Advocaat! gy fchynt geen grootevrinden.... Warrenberg.

Wy Praktizyns zyn dan vrinden, dan vyanden, naar de omftandigheid, daar wy ons in bevinden,

En het ons in de kraam te pas komt,

J-a Fltur, komt binnen. Grootenstein.

Daar is zy , die ik fpreeken moet. Warrenberg.

Uw Dienaar myn Heer, ik gaa.

VYFDE TOONEEL.

Grootenstein, Mietje, La Fleur.

Grootenstein.

Ls zy daar?

La Fleur.

Ja, myn Heer.

Grootenstein.

Dat is goed.

La Fleur, voyst Mietje by zyn' Beer te gaan, ... vertrekt, en jluit de deur achter zich toe.

Treê in de Kamer, tree in, uw broeder is daar binnen.

Gr 00*

-ocr page 53-

43

Z E E D I G B L Y S P E L.

Grootenstein, naar Mietje treedends.

JCotn hier, hartje liet! kom hier^ ban alle vrees uit uw zinnen.

Mietje, beteutert, en willende been^gaan.

Vergeef my, myn Heer!.....ik zie myn’ broer niet.....

men zeide, dat hy hier was....

Ben ik bcdroogen.!’

Grootenstein.

W el nu ? uw broeder is zo vertrokken, maar hy zal wel ras

Weêrom koomen, gaa zitten,... wil hier maar een oogenblik vertoeven.

Mietje, zoekende de Deur open te doen.

Ik zal hem t’huis wel wachten,...myn Heer,...dat zal niet behoeven.

Maar de deur.... die deur is geflooten.... myn Heet!

Grootenstein, grimlachende.

O ! men opent onze deuren zo geinaklykniet.....daar

is een verborgen veer....

Maar benje bevreest een oogenblik hier teblyven, en my te verzeilen?

Ik hebje zo veel aangenaame zaaken, die u raaken, te vertellen.

Mietje, emjiig, docb eenigszins beteutert.

Neen, myn Heer, ik vrees niets.....wat hebje te zeg

gen ? fpreek op , ik hoor het aan.

Grootenstein, baar by de band vattendet die zy te rug trekt.

Al heel veel goeds...... maar wy moeten aivoorens

zitten gaan;

Hoe kyk je zo naar die deur? wees niet verleegen...je moet je befchroomtheid daar laaten:

Hoe beeven die blanke handjes ?... gaa zitten.... wy *QQeten wat t’zamen praaten.

Hy prefenteert baar een' Armjioel.

Miet-

-ocr page 54-

44 DeDEUGDZAAME armoede,

Mietje, beteutert.

Myn Heer! ik ben altoos gewoon, ftaande te fprec-ken met luiden van fatfoen.

Gkootenstein.

Je befchroomthcid bekoort ine. ..ik moet je zin ook in deezcn doen;

Bezie eens dit Ameublement.... dunkt u niet dat al» Ie dingen hier een goeden Imaak vertoonen ?

quot;Wat zegje van die Lusters, die Schildcryen, wensch» te je ook niet wel zulk een apartementtebewoonen ?

Zou je niet gaarne kostlyk gekleed en bejuweelt zyn^ dienstboden hebben ? en

Ingevolge van dien , een goede tafel houden ? OI dat is het aangenaamst, dat ik ken,

Een propte equipage? wat dunkt je van een koets?

Mietje.

Ik begryp niet, wat myn Heer hier mee wil zeggen.

Gkootenstein.

Dat is ook moeilyk te begrypen; maar ik zal het je wel wat nader uitleggen....

Veronderftel eens, dat je tot zulk een’ groeten ftaat kont raaken in een ogenblik,

En dat je leeven kont met zulk een’ ryk en welgemaakt Man, als ik:

Wat zou je wel doen, om op die wyze te kunnen keven?

Mietje, eenvoudig.

Niets, myn Heer.

Grootenstein.

' nbsp;nbsp;nbsp;Niets? dat onnozele kind is aardig,

zy denkt datze niets wedrom kan geeven.

M ietje,

Ik zeg rond uit, myn Heer! dat ik geen behaagen fchep in die vertooning van pracht,

Waar in zelden door den mensch op zich zelven, en veel minder op anderen, word gedacht.

Al dat overtollige ftaat my tegen.....vooral als my

iu gedachten

Komt,

-ocr page 55-

ZEEDIG BLYSPEL. 45

Komt, boe veel ongelukkigen en nooddruftigen van honger en dorst verüiiachten:

Ik fpreek zo, om dat ik weet, wat armoede is.

Grootenstein, met een’ verzekerenden toon.

Wel nu, ik beloof u, dat gy^ Noch uw broeder, geen armoede zult kennen..gt;• iknbsp;gaf hem reeds honderd Dukaatcn; hoe blynbsp;Is hy heen gegaan !

Mietje, met verwondering.

Gy gaaft geld aan myn’Broer! en hy heeft het aangenoomen?

Laat my gaan, myn Heer! ik zal zeggen, dat hy het weergeeft.

G R o o T E N S T’E I N.

Waarom ?

Mietje.

Om dat ik moet fchroomen Verplichting te maaken aan een’ ticer, die zo hoog boven ons verheven is.

Grootenstein.

Dat zyn deftige zcggingen! maar ik eisch daar niets voor, dan een kleine erkentenis

Die gy my ligtclyk kunt betoonen ;......verfta je nog

niet, wat ik wil propouecren.

Mietje, met verachting.

Ik vrees, dat ik maar al te .klaar verltaa., ,,het geenje van me zoud begeeren.

Met drift.

Ik blyf niet langer, ik wil vertrekken.... doe de deur open... myn Heer.... laat my gaan.

Grootenstein, grimlachende.

Daar zou ik te veel by verliezen.... die Complaifance Zou aan myn hart te duur ftaaiiinbsp;Ik heb te veel liefde voor my zelven, om my van hetnbsp;vermaak van uw byzyn te berooven;

Ik

-ocr page 56-

46 De DEüGDZAAME ARMOEDE,

Ik min my zelf’.....dit is myn misdaad, als men ’t

10 belieft te noemen, min my ook, dan wil ik je belooven

Dat je niets ontbreeken zal, en dat je als een Prinfes leeven zult,

Zo je my wilt beminnen , en myn wenfchen vervult.

Mietje, met een deftige fierheid.

Heb je me dan hier doen komen, om my zulke fcban* delyke voorllageu voor te leggen?

Onder den bedrieglyken fchyn; dat myn Broer hier was, en my iets had te zeggen ?

Schaamt je u niet ons te verdrukken ? om dat wy arm zyn , en van machyge vrinden ontbloot,

En ons (frikken te fpannen, waar door je het gevoel van ons ongeluk vergroot;

Je onteert de armoede, door je mening, dat zy niet deugdzaam kan zyn; en durft u vleien,

Datje, om onze ncfcddruft, my ligtlyk zoud kunnen verleien.

Maar, dank zy den Hemel! dat myn ouders my inprentte lesfen van zedigheid en eer.

Zonder dat, liep mogelyk myn deugd gevaar, die ik hooger dan uw rykdom waardeer:

En zou ik den fchat van een gerust geweeten, daar geen fchuldeifcher recht op heeft, verliezen ^

Door, in plaatfe van dien, een fchyngoed, datje my aanbied, te verkiezen.

Men zou my eerloos noemen, ik zou het ook zyn; en uit fchaamte myne oogen niet op durven liaan.nbsp;Grootenstein.

Dat fchynen wel zedelesfen van vader Catz..,, waar haalt gy doch al die moraalen van daan ?

Waar hebt gy gewoont? wat menfchen hebt gy gezien ? Mietje.

Zints wy ons van het land moesten begeeven,

Hebben wy hier in de ftad gewoont, en gearbeid oin ordentlyk te kunnen leeven;

Wy

-ocr page 57-

ZEEDIG BLYSPEL. 47

\Vy hebben altoos met braave luiden omgegaan, en die hebben ons der jeugd

Geleert wel te fpreeken; maar nog beter te denken; die gaven ons lesfen van eer en deugd:

Den weinige ledigen tyd, die ons overbleef, bcfteedden myn Broer en ik, om goede boeken te kezen.

Die men , ons van tyd tot tyd, leende; maar myn Heet zou het mooglyk wezen,

Dat gy Cats ook gelezen hebt ? en heeft u de deugd van Afpafia dan niet geraakt ?

GrOOTENS TEIN.

„ Ik dacht wel dat zy geleezen had... .dan hebben de boeken je zo kundig gemaakt ?

Mietje.

Ik heb veel daar door geleert, maar meer door het ongeluk, de beste der leermeestreslèn.

Grootenstein.

Slaa je dan geloof aan die hasfenfchimmen, aan die ro-manesque zedenlesfen,

Die niet in pradtyk te brengen zyn,maar thans zeer ge-tnakkelyk op het papier worden geftelt,

Voortbrenglels van broodrotten, die hun beftaan ont-fangen uit het boekverkoopers geld.

Vader Cats is nu ook al uit de mode.... ik zal je an-dere boeken geeven,

Ik heb een gantfche bibliotheek met de fchoonfte plaa-ten, die gy van je keven

Gezien hebt; zie eens dit boek, dat amufant, en ver-heeven is, 20 wel in fmaak als taai!

Mietje.

Ik lees geen boeken, dan die myn Broer goedkeurt: Want menigmaal

Deende men ons boeken, die hy niet eens wilde doorbladeren , ik Iaat ftaan, kezen.

^ nbsp;nbsp;nbsp;Grootenstein.

2o is je broer ook een liefhebber van boeken?.. .maar hy moet al heel fcrupukus weezen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i

Miet-

-ocr page 58-

48 De DEUGDZAAME ARMOEDE,

Mietje.

Wy zyn te zamen opgevoed, en hebben onzen tyd in dezelfde bezigheden en deugden hefteed.

GROOTEN STEIN.

Zeg, in dezelfde vooroordeelen.... zulke zedenlesfen zyn goed, als men uiet beter te doen vveet;

Veelen dier fchryvers zyn de eerften, die fpotten met die imaginaire deugden en zeden.

Als men jong en fchoon is, moet men den tempel der vermaaken betreeden,

Daar word men gevierd en aangebeden. Daar kent men geen rampen nog druk;

Men gaat langs een’ weg met roozen bezaait, naar het toppunt van geluk.

Zouden die fchoonen; zo kostlyk gekleed en bejuweelt, die men als Godinnen ziet groeten.

Zo zy onder het juk der zeden nog bukten, niet van armoede moeten

Met drift, haar aanvattende.

Vergaan? de wellust geeft alles----je bent zo bevallig

als een Engel, maar wat al te ftraf

En fchuw: maak gebruik van je fchoonbeid. Leg alle weêrhoudendheid af;

Bevorder je geluk.

Mietje, met verwoedheid losrukkende.

Myn Heer, ik verzoek die fchande* lyke reden te ftaaken.

Ontfluit terftond die deur....ik zeg nog eens, Iaat die deur openmaaken,

Of ik zal...

Groot EN STEIN.

AI zagt, al zagt,'uw Broeder.....

Mietje.

Dien wacht

ik niet langer.....indien myn Broeder wist.

G ROO-

-ocr page 59-

49

49

ZEEDIG BLYSPEL. Grootenstein

Je hebt een verkeerd denkbeeld van je Broeder; vrees ik verxekerjc datje je vergist,

niet:

Als je meent, dat inyn gedrag hem niet zou bevallen ik zal zyn fortuin pousfeeren.

Hy vt'eet beter dan gy, dat men niet te naauw gezet moet zyn om in de waereld te brilleeren.

Mietje, met verachting.

Laage ziel! durf je , in myn tegenwoordigheid , zyn deugd bevlekken ?... ik fclirik...

Je hebt hem verfchalkt, om het geld te ontfangen; hy zal het weérom geeven, wagt maar een ogenblik.nbsp;Wy begeeren niets ; en verachten alles, wat je onsnbsp;zoudt willen geeven.

De nood kan ons vervolgen, maar die eindigt ook met dit leven.

Grootenstein.

Wat verkeerde inbeelding! ik bedoel niets dan je geluk. .. ik bied je aan in hef korf Myn hert en myn goederen, een’ Haat, die van veelennbsp;te vergeefsch gewenscht, ja benyd word. .

Een eerlle voordel komt raauw voor... ik beken ’t...

maar neem het in je gedachten.

Ik zal je altoos beminnen...

Mietje, rondomziende.

Voor het laatfte; omfluit den

deur, myn Heer!

Grootenstein.

Ik zal het my yvel wachten.

Op myn Eer! wy moeten niet fcheiden, voor dat de vriendfchap is gemaakt.

Al uw weêrftand is te vergeefsch... wat doe je ? Mietje, grypt den Snaphaan die by dennbsp;Deur hangt.

Ik wil ’er uit:

draag Zorg dat je me niet genaakt...

D nbsp;nbsp;nbsp;Groo-

-ocr page 60-

50 De DEUgDZAAME ARMOEDE,

Grootenstein.

Ik bid, laat dat geweer liaan.. kryg geen ongeluk... het is gelaaden.

Mietje, met verwoedheid.

Kom niet nader, zeg ik, of.... blyf Haan... het is je geraadeii. _•. •

Ik wil ’er uit; doe den Deur open.

Zy Jlüot met de kolf van den Snaphaan op den Deur ^ den Snaphaan gaat af, de Deur ontfpringt, ennbsp;zy vlugt ’er uit,

Grootenstein.

Wat begin je ?

La FleoBj van agteren.

Help, help, üa by! Grootenstein.

Hy valt in den Armfioel.

Hemel! ach’

ZESDE TOONEEL, Grootenstein, La Fleur.

ILa Flkür.

k ben doodlyk onlllelt. VVatis ’er gebeurt ? een Snap-haan-fchot! myn Heer, van waar kwam die flag ? Gr OÖTENSTEIK.

Ik ben buiten my zelven.

La Fledr.

Hoe komt dit toe ? Grootenstein.

Zy heeft de refolutie genomen, Van met den Snaphaan den Deur open te liaan, om mynbsp;te ontkoomen.

En, by ongeluk, is het geweer onvoorziens afgegaan : myn hart beeft,

Als ik denk, dat zy my had kunnen doodfehieten.

La

-ocr page 61-

ZEEDIG BLYSPEL.

Zy toond

dat iy ïo veel courage als eerlykheid heeft.

Maar dat had geen’ nood, tnyn Heer! ly had geen voornemen om u te raaken.

Maar, wat nu gedaan ? het zal In het huis, ja in de heele buurt, eene groote opfchudding maaken.nbsp;Grootenstein.

Loop fchlelyk naar beneden, en lach; houd je, of ’er niets is gebeurt.... {met drift.) ik zeg,lach,lach...nbsp;La Flecr.

Ja, myn Heer, ik zal lagchen.... ik zal lagchen, als je ’t begeert----ha ha ha.... ach, ach....

-ocr page 62-

Sz De DEUGOZAAME ARMOEDE,

DERDE BEDRYF.

Verbeeld een Zykamer van Grootenjlein,

eerste too nee l.

VA» DER Wey, Hendrik, bern by de band leidende.

Hendrik.

n zyn wy iii het huis van onzen Weldoeiider, dit is zyn Kamer, daar zei je hem begroeten;

Naast u bemin en acht ik hem het meest.,.. laaten wy zyne voeten

Omhelzen door zyne weldaaden heeft hy my vertroost, en u gered uit je ongeluk.

Vader! wat zullen wy vergenoegt leeven, daar wy na oniflagen 7.yn van.druk!

VA N DER W E V, gaande zitten.

Och Zoon' ik ben vermoeit, maar ik heb reden om my te verblyden,

Dat ik. na een gevangenis van tien Maanden, nog gaan kan: nahetlyden

Volgt genoegen; en heb ik ftof tot klagten ? daar my de goede Hemel een kroost

Schonk, dat inyn traaanen heeft afgewischt, en my in al myn rampen vertroost:

Een geluk, dat hy menigmaal weigert en onthoud aan de ryken,

Wier Kinderen zelden zo veel liefde en achting voor hunne Ouderen doen blyken.

Hendrik, bem omhelzende.

Ik fmolt in traanen, fchoon ik het ontveinsde, als ik je omhelsde in de gevangenis.

Daar nu myn vreugde volmaakt,en myn blydfchap on-uitfprceklyk is;

Och'.

-ocr page 63-

¦z E E D I G B L Y S P E L. 53

.Och! kan ik nog denken aan die elenden en drukkende plaagen ?

VA N DER W E y.

Ben ik geen Mensch, en dus geboren, om diemetlyd-xaamheid te verdraagen ?

Ik heb Menfchen gekent, dien veel rampzaliger lot dan het myncj te beurt viel:

Doch my zelve niets le verwyten hebbende, bezat altoos myn ziel

Die gerustheid aan de onfchuld eigen; waar door ik myn rampen voelde verzachten:

Ik verviel nooit tot wanhoop, en, naar maaten dat myn ongeivik vergrootte,tchouk de Hemel rhy meerdernbsp;krachten.

Hendrik.

¦Had je wel zo veel barmhartigheid by den rykdom v.er-wacht, en je daar meê gevleidt?

VAN DER Wey.

Men vind by alle ftaaten van Menfchen, braave Lieden , bezield met edelmoedigheid.

Hendrik.

Ja, rnaar zeldzaam; de deugd ziet men zelden paleizen, maar meest Boeren hutten bewooncu.

VA N DER Weï.

Het is een geluk voor de Ryken, in flaat te zyn om hunne mciischlievendheid aan ongelukkigen te kunnennbsp;betoonen.

Ï5e Mensetj is niet voor zich zelve. maar tot onderlinge hulpe, op aarde geheld.

Hendrik.

Heeft onze geldfchietcr dat gedacht ? ik wou. •..

VAN DER Wey.

Leer van my,

Hendrik! dat je nooit kwaad met kwaad vergeld.

Wy moeten de plichten, die wy van anderen eifchen, altoos zelf betrachten:

D 3 nbsp;nbsp;nbsp;Een

-ocr page 64-

54 De DEUGDZAAME ARMOEDE,

Een wys Mensch moet zynedriften vermeesteren,en zyn oplopentheid verzachten;

Daarom is ’t beter ongelyk te lyden, dan dat het een ander door ons werd aangedaan.

Nooit kon ik, in myn gevangenis door de traliën, myne oogen ten Hemel liaan,

Of ik dacht by my zelven, daar woont Hy, die de

- verdrukte onfchuldigen fleeds zal befchermen.

Schoon de waereld hen verlaat, hy zal zich over ieder van hen ontfermen.

Dit was myn troost, en zyn goedheid is my gebleeken in het end:

Die ftortte die edelmoedige gevoelens in ’c hart vaneen’ Heer, die my onbekend

Uit den nood hielp; maar waar blyft Mietje, om onze dankbaarheden,

Aan onzen Weldoener mede te betuigen?

Hendrik.

Ik heb haar geroepen. -.. maar ik zie haar binnen treeden.

tweede TOONEEL.

VAN DER Wev, Hendrik, Mietje,toe-loopende, valt aan de voeten van van der Jd^'ey.

O nbsp;nbsp;nbsp;Mietje.

ch Vader! gy zyt vry?... lieve Vader, och' hoe komt gy hier uit de gevangenis ?

Wat vreugd!.. •. Broeder !.... wat blydfchap, die by de myne te gelyken is!

Hendrik.

De Heer van Grootenftein....

Mietje, verfchrikt opftaande, treed te rug.

VAN DER Wey.

kinderen, dankt den Hemel, die verhoorde onze gebeden;

Ik

-ocr page 65-

ZEEDIGBLYSPEL. SS

Ik voel myn genoegen verdubbelen, door de blykea van uwe tederheden;

Wy zullen nu fteeds te zamen zyn.

ti E N D HIK, ziende Grootenjiein aankomen.

V ader! daar komt onze Weldoener aan, Die ons alle drie doet herleeven; wat kon hy edelmoediger bellaan?

derde tooneel.

VAN der Wey, Hendrik, Mietje, Guootenste in.

VAN der Wey, Grootenjiein te gemoettreedende ^

Otervayl Mietje bevende en ontjlelt is.

ch, niyn Heer! met wat dankbaarheid kan ik uwe goedheid vergelden,

En my van myn pligr kwyten? u die my.... Hendrik.

Uwe weldaaden

waren ’t, die myn’ Vader in vryheid (lelden.

En uit de gyzeling verlosten, daar hy., zo onfchuldig, als ongelukkig, in was gezet.

Dit is de vrucht van uw Edelmoedigheid, uw geld heeft ons uit de elende gered:

Hy is ontflagen, gy geeft hem aan zyne kinderen weder, door uwe mildadigheden. ...

Nu zie je, myn Heer! hoe ik het geld, dat my zo veel vreugde gaf, wist te befteeden.

G ROOT ENsT EIN , eeni^szins ontzet.

Ik ben verheugt, u geholpen te hebben.. •. dat is wel... Pilaar, goede Man, jy moet zitten gaan.

Hendrik.

ïyt onze Verlosrer...,'VVy zullen je eeren,wy zullen je beminnen: zo lang onze oogen open liaan.

D 4 nbsp;nbsp;nbsp;Te-

-ocr page 66-

56 de deugdzaame armoede,

Tegens Mietje.

Huil je van blydfchap? och Vader! och Zuster! laatcn vvy ons werpen voor vyne voeten.

Van der Wey en Hendrik vallen Grootenjlein te voet.

Myn Heer, wy kunnen geen woorden vinden ...de . overtuigende bewyzen yan dankbaarheid moeten

Onxe traancn zyii, ...

Tegens Mietje, dieflaande hlyft.

Maar hóe. Mietje, kniel je niet? Zuster! zoujy

Ondankbaar? '/.oud gy ongevoelig zyn? je bedroeft, ja ik. betuig, je verwondert my.

M 1 ET JE, de band van baar Vader houdende.

Och, Hendrik! Broer! ... fchort je oordeel op... ik kan ., neen.... de reden....

Uaare woorden worden door bet Jnikken weêrbouien: zy valt op de borst van haar’ Vader.

Grootenstein, zoekende Mietje van baar’ V3-der te fcheiden.

Gy ontroerd dien goeden ouden man te veel; laat hem een oogenblik met vreeden.

heeft eenige hartfterking noodig.,.. laat hem naar beneden gaan...

Ik 7.ai zorgen____

MiETjfc de band van baar Vader vast houdende, Vader! ik kan niet fpreeken... . ach!

,r

V/t N o ER WëY.

Waar koomen die luchten van daan,

Dochter?

Mietje.

Helaas! V ader, waart gy nog maar in de gyieling gebleeven!

Hendrik, verwondert en bedroeft.

Wat zeg je, Mietje?

Mietje.

Het is beter zo in de gyzeling te zyn, dan met fchande in. de vrye lucht te leeven

Groo-

-ocr page 67-

ZEEDIG BLYSPEL. gf Grootenstein, beteutert-Stil ftil.... ik bid.... wilt gy •.. ?

Mietje.

Ik heb nooit iets voor hen bedekt eehouden myn Heer! Ik wierd fchuldig, indien ik langer zweeg..hier doornbsp;verried ik hun eer,

JEn de myne ... .zy moeten alles weeten.

VAN DER VVey, opdaande.

Wat ’s dit. Dochter?

M lETJ E.

Het geld, om u te bevryè'n, Myn waarde Vader! was een trek van dien deugeniet,nbsp;om rny te verlyën :

Verfoei dan die gift; hy misbruikte den naam van Barmhartigheid. . het ftrekte u tot fchand ,

Ja het kwetfte myn hart, je banden geflaakt te zien, door zulk een oiiv/aardige hand,

Die, ter volvoering van zyn oogmerk, myn’ deugd-zaamen Broeder het vergif heeft gegecven ,

Waar mede dc Rykdom het geweeten tracht teverdoo-ven : myne leden beeven!

Als ik denk, dat Hendrik het oufchuldig werktuig van myn oneer zou zyn; maar de Hemel heeft mynbsp;V erlterkt tegen alle de laagen van verleiding, en vannbsp;vleijery.

Laat ons den Hemel danken, die rnyn leven bewaarde, en my zyn handen deed ontvluchten.

Ik fchrik, als ik zyn verfoeilyke listen herdenk, die my nog doen zuchten.

Al wat hy deed, gefchiedde met geen goed oogmerk, maar ten nadcele vaia myn eer.

E)aarom, lieve V'ader, zoek naar middelen, om hem het geld weernbsp;Te geeven.

Van der Witv, met een fier gelaat.

Ik voel door uw verhaal niet alleen verwon, dering, maar een aferyzen in my verwekkeiw

D s nbsp;nbsp;nbsp;Is

-ocr page 68-

58 De DEüGDZAAME ARMOEDE,

Is 7.ulk een fchyndeugd weldaadigheid ? foey! de gyte-ling 70U my tot meer genoegen flrekken,

Dan de vryheid, verfchuldigt aan een misdryf, dat my van fchaamte bloozen doet.

Mogelyk zal ’er een tyd komen, dat ik die verpligtzal zyn aan een deugdzaamer gemoed,

Dan zal my het Itreelend genoegen, van myn erkentenis te mogen bewyzen, gebeuren;

Daar ik tegenwoordig myn hart door de bitterfte ver-fmaading voel verfcheuren.

Ik Verkies verre de gyzeling boven uwe eerlooze voor-llaagen. Het is beter dat ik

Met hen fterve, dan een fchande lyde, waar voor ik gruw en fchrik.

Ik zal voort een Obligatie tekenen en uin handen geeven,

Waar by je verwonnen recht op my verkrygt, wyl ik niet anders bezit dan myn vryheid en leven.

Groot ENsTEiN, bedeest.

Gy zy t zo haastig.... hoor my eens.... fchort uw oordeel een oogenblik op.

VAN der Wey, met deftigheid.

Wat zou je tog tot je verfchuoning kunnen zeggen? neen , voer je misdryf in top.

Doordoor het hart van een’ vader----maar onderneem

nooit, pm hemzyn dochters eeote doen verkoopen ....

Arm ben ik, maar eerlyk : ik heb my nooit myn’ daat gefchaamt; maar dat je durft hoopen

My medepligtlg aan je misdaad te maaken.....dat is’t

dat my onteert.

Gkootenstein.

Ik ben ryk; en durf ’er by voegen, mild.... ik begeer geenszins datje word verneert:

Het is in myn macht je groot te maaken.,. .is dat een misdaad? Je bent zelf oorzaak van je ongelukken.

Je verkiest de armoede voor het geluk dat je toelacht.

VAN

-ocr page 69-

ZEEDIG BLYSPEL. Jj VAN DER Wry, met een fier gezicht hem fterknbsp;aanziende,‘waar op Grootenjlein zyne oogenneér-fiaat j en in zyn rede blyjt Jieektn.

Vaar voort met je gevoelens te verbloemen, wilje klaarder uitdrukken;

Of kunje den opflag van een’ Vaders oog niet verdraa' gen ? dwingt dat je tergende trotsheid tot ontzag ?

Ja het verwyt je de misdaad, en brengt de verfoeilyk-heid van je heillooze oogmerken aan den dag;

Leer op dit oogenblik je zelf onderzoeken, en de gevolgen van je eerloos bedryf ontdekken:

Pleeg raad met je geweeten.....zie je niet met fchaam-

te de fchande, die je eer komt bevlekken?

Door een’ aanflag zo listig als laag ? en die je in de 00-gen van alle braaven, verachtelyk maakt....

}k zie je aan met meclyden; als een’ llanf van je drif-

¦ ten, door, den wellust van ’t fpoor dér reden geraakt. Hendrik.

Had ik dat gedacht ? Verleider!., hoehebjemcbedroogen?

Stelde je me de fchaduw van een’ bedrieglyken geluk-liaat voor oogen ,

Om haare deugd te befmetteii'? foey! had ik dat kunnen leezen uitje verraadcrlyk gezicht,

Ik had, in plaats van je te danken, je geld met voeten getrapt.. .ja ik had ligt...

VA N DER We Y,

Zoon, z wyg ftil; myn Heer, fchy ut iets te willen zeggen.

Hendrik.

6 Spyt! hy heeft myn vertrouwen misbruikt, en my den ftrik tot zyn oogmerk doen leggen!

Guootenstein, verleegen.^

Maar je hebt me niet laaten uit Ipreeken.... ik bid,, dat je me hoort;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦

genegeiiherd tot js dochter 'zouernlti^^ “tinnen wor-' zo ik door haar fchoonheid wierd bekoort,

Zou-

-ocr page 70-

,öo De DEUGDZAAME ARMOEDE,

Zouden alle die zwaarigheden verdwynen.... indien ik belioot haar te trouwen;

Het zou het eerite voorbeeld niet zyn, datje in je lee-vensloop kwaamt t’aanfchouwen ,

Dat de fchooubeid alles overwint: en de haare verbind my zo lang als ik leef.

VAK DER VVeY.

Dat is de taal van fotninige Grooten, ter verleiding van Meisjes van laager flaat; en dit ik deswegen vergeefnbsp;Aan een losbandig Jongtnan, die fpreekc als de zogenaamde welleevende lieden van zync jaaren,_

Die nooit de fchoonheid der deugd, en veel min wat de eer gebied, hoorden verklaaren.

Zie hier een welgepaste grootheid, die de armoede ver-liert, en uws gelyken meenen dat aan hun minderen misflaat;

Gy kunt niy niet vernederen, veel min misleiden, het gaat hoe het gaat;

En fchoon je het meende . haar te willen trouwen, zo.U ik volgens pligrjou dit moeten weigeren,

Als haar onw'aardig; ’t is geen tykdom, of overvloed, maar deugd, die ons ten top van ’t geluk doet Ifei-geren.

Maar, wyl ze jou kan behagen, weet tot je naaricht dat ik haar heb toegelegt aan een’ mannbsp;Die haare deugden evenaart, haar bemint, en haar gelukkig maaken kan.

Hendrik en Mietje zien met verlegenheid elkander aan, H E N D R I rc.

Zie daar.... hoor je w'el ... ’t is ernst! je Huwlyk..,.

VA N DE R WeY.

Ik zal je een geheim doen hooren, Dat zelf de minlle vonk van een misdaadige hoop innbsp;je geilen boezem zal fmopren.

Mietje! Hendrik! die tot heden meent Broeder en Zuster te zyn, gy zyt het niet.

Een van beiden is,...

Hen-

-ocr page 71-

z E E D I G B L Y S P E L. 6%

Hendrik, met verbaastbeid.

Wattegje, Vader, een van ons beiden is je kind niet ?...6doodlykverdriet!nbsp;Mietje.

Ik beef voor Hendrik, ik beef voor my zelve!

VAN D3R WeY.

Kinderen ! je hebt geen reeden tot klaagen,

Ik zal je altoos vaderlyke, en jy my een kinderlyke, liefde kunnen toedraagen.

Ik ben daar van verzekert..., waarde Mietje, jou zal nog wel iets voorftaan,

Van myn Zwager, die met zyn zoon uitlandig was gegaan,

Om fortuin te zoeken; tot wiens ontdekking ik vrugte-loos alle moeite befteede,

Deeze was uw Vader.

Mietje, bedroe ft, mn der Wey by de band vattende.

Dan ben ik je Dochter niet?

Hendrik, aan de andere zyde met verrukkinge.

Nog ik haar Broeder?

TAN DER Wey.

Val niet in myn rede

Kinderen! toen zyn vrouw geftorven was, liet hy my zyn kind

Ter opvoeding, dat jy bent, dat myn vrouw aan haar borst heeft gemind;

Niets nader van je Vader kunnende verneemen, ver-ftrekte zy u tot Moeder,

En je wierd, met myn’ zoon, opgebracht, even als Zuster en Broeder,

En, genoodzaakt zynde je by malkander te laaten, fchoot my geen gepaster middel in,

^ot onderhouding van onderlinge betaamlykheid, en oprechte broederlyke min,

Dan dit geheim te bewaaren, waar van ik de bewyzen altoos by my heb gedraagen,

Om

-ocr page 72-

«a DeDEUGDZAAME ARMOEDE,

Om ’er my, by gelegendheid, van te bedienen j of het eens de Hemel mogt behaagen,

Dat ik hem vond; men heeft my wel gezegd dat hy hier in Amfterdam

Woonachtig was; maar ik heb hem niet kunnen opïpoo-ren, wat moeite ik ook nam,

Grootenstein ,

,, Ik moet dit verhaal uit hooren, hier aan legt my mo' gelyk veel geleegen.

VAN DER WeV.

Myn lieve Mietje! ik heb door myn zorg het vaderly-ke recht, om je uit te huwlyken, verkreegen:

Jou dient een man die je deugden kent, ie je acht en bemint, '

In wien je een waardig echtgenoot, en een’ getrouw befchermer vind.

Het genoegen van een gelukkig huwlyk behoeft met de armoede niet te ftiyden:

Ib het tegendeel, men ziet ons dat heil meesten tyds door den rykdom benyden;

Ik ken uwe harten, gy zyt voor elkanderen gebooren, en dus wensch ik, myn kind,

Myn lieve Mietje! dat Hendrik, die een Zuster in u verliest, een Vrouw in u wedervind:

Waut nu jc weet dat je geen'BrOedercn Zuster zyt, zou het opfpraak geeven.

Indien je,op die wys, nog langer by malkanderen bleeft leeven:

Daarom is bet, datje, hoe eerder hoe beter, te faamen trouwt.

]y kent een ambacht, en jy bent zuinig; dus beiden goed voor je onderhoud.

1 Mietje, bejebaamd en verlegen, na eenige tyd in gedachten gefiaan te hebben.

Grootenstein.

Spreek, myn waarde ! zoud gy my, die je to bemind, kunnen haaten, en zulk een wreed vonnis llryken ?

Miet-

-ocr page 73-

ZEEDIG BLYSPEL.

Mietje.

Gy verdient myn antwoord niet: gaat heen, en wil voor altoos myn gerJcht ontwyken:

Een man van uw gevoelens is de achting, en veel meer de liefde, van eene eerlyke dochter onwaard.

Grootenstein ,

„ Wat fpyt my haar deugd! die fchoonheid is met te veel fierheid gepaart;

H END KIK, vat Mietje tederlyk by de band, ter-wyl zy befchaamt baar oogen nederjlaat.

Wel nu, myn lieve Mietje.'quot;zou je my niet als je man kunnen beminnen?

Daar ik altoos met 2.0 veel hart.......

Mietje.

Ach, Hendrik , je weet met welk een overeenftemming van zinnen....nbsp;Hendrik.

Wel,geef my dan uw woord.

Mietje.

Behoef ik iets meer te zeggen? daar Is myn hand.

H E N D RIK, met groote blydfcbap baar band kusfende.

Myn lieve Mietje, den Hemel zy dank! nu zyu wy voor al ons leeven aan malkander verpand.nbsp;Mietje.

Myn waarde Broeder!

Hendrik.

Ik bid je dien naam in een nog waarderte veranderen, en dien van Broeder te zwygen;

Hoewel ik je niet hertelyker beminnen kan, onder wat naam ik je ook zal verkrygen.

VAN DER WeY.

Geluk, geluk, myn kinderen! met een verbintenis, waardoor ik myne rampen vergeet.

Hy kust baar beiden.

De Hemel heeft uw harte door oprechte liefde vereend; zyn goedheid wensch ik dat u zal bcvryden van leed.

Te»

-ocr page 74-

64 De DEüGDZAAME ARMOEDE,

Tegens Grootenftein.

Aanfchouw, of al jou rykdom en pracht het genoegen van één eenige onzer aandoeningen kan opweegen :

Och, of gy die zuivere en zielroerende gevoelens gewaar wicrd, wat waar dat een zegen!

Ongelukkige Ryken! laat ons het genoegen onzer traa-nen, wy laaten u de begeerte naar geld:

Wel aan , kinderen ! laat ons over je hnwelyk gaan fpreeken, ik wil datjemy verzelt;

Ik heb dit geheim zo ras ik in vryheid was, en eer de dood my verraste, willen openbaaren,

En wel in jou tegenwoordigheid , inyn Heer , om je alle hoop te benemen en verdere moeite, ten opzigtenbsp;van dit meisje,te doen fpaaren.

Ik zal myn verklaaring en met één de Obligatie terfloud' laaten opftellen, Wy koomen voort weer.

Hendrik en Mietje vertrekken.

GR00TE^STE1N.

Een woord.

VAN DER Wey.

Zo aanÜonds.... als ik weerom kom, ben ik tot je dienst, myn Heer.

Vertrouw je my zo lang niet? geef my papier, op dat ik de Obligatie hier fchry ve en teken;

Doch ik hoop w'el iemant te vinden die het my wilver-fchieten.

Grootenstein.

Ik begeer niets, dan je maar een woord te fpreeken.

Ik bid, meld my je’ naam; waar zyt gy van'daan ?

VAN der Wet.

Ik zal, als ik de Obligatie breng, je alles melden, myn Heer; ik moet gaan.

VIER-

-ocr page 75-

ZEEDIG BLYSPEL. 65 VIERDE TOONEEL.

GrootenSTEIN, zeer ontroert been en^eer

Z nbsp;nbsp;nbsp;wandelende.

y is het!.... het blykt aan alle omftandigheden; wie kan het in twyfel trekken ? ..

Wat onverwagte ontmoeting! wat ramp! ik liep daar waarlyk gevaar van my zelf te ontdekken....

Zicb bedenkende.

Hier is voorzichtigheid noodig.... geld is al wederom de ziel van de zaak.

Ik zal hen een ftuivertje geeven, op dat ik fpoedig van hen ontflaagen raak.

Het goud zal hen wel verblinden, ik zal hen met een boere bruiker te vrede flellen.

Dan kunnen zy weer op ’t land gaan leeven; maar als dit mist— hoe voel ik my door angst en vreeze beknellen !

Wat zal hier van worden?

VYFDE TOONEEL.

Gröotenstein, Warrenberc, fihielyk inkomende.

Grootenstein,

I e komt net van pas, wyl ik u noodzaaklylc fpreeken moet.

Warreneero.

Ik ook, myn Heer! wat ben ik bly, dat ik u vind, dit komt wonderlyk goed,

Want....

Grootenstein.

Hoor, ik moet u melden. ..

Warrenberc.

V. nbsp;nbsp;nbsp;Myn Heer, ik bid laat ik eerst Ipreeken.,.,

£ nbsp;nbsp;nbsp;Gsoo-

-ocr page 76-

i

6d De DEUGDZAAME ARMOEDE,

Groot EN sTEiN,

Neen, ik moet u eerst verhaalcn....

W A R R E N B E R G.

Ey lieve, verleen gehoor.... Grootenstein.

Gaarne, als ik gedaan heb. VVarrenbeug,

Maar, indien je wist.... Grootenstein.

Alles is my gebleeken. War REN BERG.

Alles u gebleeken? dat is vreemd: weet gy, dat ik ty-

ding heb gekreegen ? weet gy wel, dat......

Grootenstein.

Ja, beter dan gy.

W arrenberg.

Ik word onverduldig! hoor dan, en weet dat uw Zuster reeds in de Stadnbsp;Is, met een’ ouden Oom....

Grootenstein.

Ja, ja, ik weet meer dan my lief is.

W arrenberg.

Hoe kunt gy dit alls weeten?

Door wie ?

Grootenstei N.

Wy zochten hen ver van hier, en zy waren in de buurt gezeten.

Warrenberg.

In de buurt ?

Grootenstein.

Ja, die Weever , van hier achter,en zynge* waande Zuster, zyn hier zo geweest. 'nbsp;Warrenberg.

Hier aan huis geweest? hoe hebben zy u gevonden? die omftandigheid bekommert my ’t meest.

GroO'

-ocr page 77-

ZEEDIG BLYSPEL.

Grootenste in.

Zf waren hier; ik heb alles ontdekt aan het verhaal dat 7.y deeden;

Het is de wonderlykfte zaak der waereld, indien gy wist, wat ’er gebeurd is, en alle omftandighedcn.....

Hoor, ik had dien Weever onbedacht honderd dukaatert gegeeven, daar hy zyn’ vader mede verlost heeft uifnbsp;de gevangenis.

War REN BERG.

Wat drommel raade u geld te fchieten ? dat brengtnooit voordeel aan.. *6 dat is mis.

Groot ENSTEiN.

De vader heeft my geprefenteert daar van een Obligatie te geeven,

Warrenberg.

Een Obligatie is goed, neem dat aan.....maar het opftel

moet door my worden gefchreven,

Want men kan niet te voorzichtig, om alle exceptiën te vermyden , daar In te werk gaan;

Men kan niet te fecuur zyn.

Grootenstein.

Waar het anders niet, dan dat wisje wasje van geld, ik iteurde ’er my niet aan*

Warrenberg.

Zo veel te erger.... het is nogtans een fomraetje t daf Canalje zal nog fpel geeven, zou ik fchroomen.nbsp;Grootenstein.

Zy kennen my niet.. .ja geen de minfte twyfei kan daar omtrent by hen opkoomen;

“¦lyn veranderde naam,...

Warrenberg.

Zo veel te beter, ftcl u gerust, dan is’er geen gevaar;

iK zal dat volkie welhaast doen verkasfeti, dat beloof ik haar,

öf hen alle drie plakken voor een half jaar huishuur, die zy nog moeten betaalen.

E z ' nbsp;nbsp;nbsp;Maar

-ocr page 78-

68 De DEUGDZAAME ARMOEDE ,

Maar waar lyn ^y ?

Grootenstein.

Zy zyn reeds weg, maar waar heen, kan ik niet bepaalen.

Warrenberg.

Zo het maar naar geen Praktizyn is, want dan liep de zaak verkeert.

Hoewel zy zullen tog van alles onderricht worden, van den eerften , die hen advifeert,

Dewyl by advertisfement in de Couranten een premie is belooft, aan die onderrichtitl^ kan geeven,

Of uw Zuster,ofimandhaarerwettigeerfgenaamen,nog leeven;

Eu een Klerk van den Schout is opgeltomen, en heeft gezegd dat zy in de Stad

Is, en dat haar Oom hier, om cenige fchulden,indegy-zeling zat.

Grootenstein.

Wat nu gedaan, om deez’ afgryslyken ilag, die my dreigt, af te wenden?

Warrenberg.

Wil maar ten eerften een’ knegt voor uit aan uw’ Notaris zenden.

Wy moeten hem in ons belang brengen; laat zeggen, datgy hem noodzaaklyk fpreeken moet,

Maar vooral alleen. ... doch het is beter, dat men de . boodfehap fchriftlyk doet.

Schryf een’ brief

Grootenstein, fcbelt.

Waar is myn Secretaris?

Een Knegt

Myn Heer, die is uit.

Grootenstei N

’t Is om my dol te maakeOt

Dat die verwaande zot altoos uitgaat, als ik hem noo' dig heb in myn zaaken.

-ocr page 79-

ZEEDJCBLYSPEL. 6g

In ' edachten.

Ga, zoek hem.... neen, blyf..., alles loopt t’zamen tot myn verdriet;

Had ik dat meisje hier niet laaten komen, had ik geen hondert dukaaten gegeeven, dan was die Oude nietnbsp;Uit de gy7.eling gelost: dan was hy niet hier gekomen.nbsp;Dan had hy mogelyk my nooit gevonden... alles wilnbsp;myn geluk dwarsboomen.

Ongelukkige dag! hoe kwam ik tot die dwaasheid! tot ' dat onzinnige oelluit!

Warrenberg.

Maar, myn Heer! fchryf tog twee woorden. Grootenstein.

Hoe kan ik fchryven? myn Secretaris is uit: Warrenberg.

Myn Heer, ik zal zyn’ post waarneemen.

Grootenstein.

’t Is goed, tree in myn Kabinet. Tegens den Kr.egt.

¦ ..Je moet myn Heer papier, pen en ifikt geeven.

Myn Heer de Advocaat! gy moet de pen voeren, vrant ik heb in drie jaaren niet dan myn’ noam gefchreeven.

Einde van bet Derde Bedryf.

E3

TWEE-

-ocr page 80-

70 De DEUGDZAAME ARMOEDE,

VIERDE BEDRYF.

eerste tooneel.

}{et Tooneel verbeeld bet Kantoor van een N'otaris, die voor een 'tafel zit met papieren.

Notaris, leest en tekent eenige papieren,

V R y H A U T.

W nbsp;nbsp;nbsp;Notaris.

at al geld-opiieemingeu! wie zag ooit cea tyd, zo als meH.i heden ziet ?

Daar nogtans de Commercie kwynt....

: nbsp;nbsp;nbsp;Leest en ftbud bet hoofd.

Een bedroefde omtlaudigheid! geen fondfeiiy geen credietnbsp;Leest een ander papier.

Op zulk een wyze moet de algemeene welvaart ten cenemaal in vervjil gcraaken.

Maar ’t is ook de eigen fchiild van de kooplui, om dat zy de vreemdelingen te wys maaken,

En hun fcheepen het land voorby laaten vaaren.....

Een klerk komt binnen om eenige papieren te laaten tekenen, die de Notaris één voor één naziet.

Wat is ’t? 6 het accoord van dien Zwendelaar, die banqueroet heeft gefpeclt.nbsp;Wat guitery!... tegenwoordig weet men alles teplooi-jeii!. • • • Is die erffenis nog niet verdeelt ?

En hebben de erfgenaamen geen comparitie van accoord belegt? om de zaak in ’t vriendelyke te vinden.

VrY H A RT.

Neen, de Advokaat heeft meer dan drie uuren te ver-geefsch belleed, om die vrinden By één te brengen.... maar zy willen pleiten.nbsp;Notaris.

Verachtlyke zielen met al hun goed:

Wat

-ocr page 81-

ZEEDIG BLYSPEL, 71

Wat is ’er, dat de inliaaligheid niet bcdryven doet?

Zy kwamen in het Ikrfhuis, op het oogenblik dat hun-Oom naauwlyks zyne oogen Geflooten had, als een troep uitgehongerde wolven vannbsp;alle kanten toegcvloogen ;

Hun begeerig gezicht openbaarde terftond dc inncrlyke gevoelens van hun bedutven hert,

Elk was tilisgundig tegen den ander, en dat, daar de minde van hen met vyf duizend guldens ’s jaars verbetert werd.

Vb YHART.

Daar is ook die man geweest met zynaanftaande fchoon-70on; daar was verfchil onder die Heercn.

Notaris.

Waar over ?

V nbsp;nbsp;nbsp;R Y H A R T.

De Bruigom begeerde, dat hy de bruidfehat met tien duizend guldens zou vermeeren.

Notaris.

Zo gaat het; men wil een huwelyk met looven en bieden, als;een koophandel, aangaan De Vader kan van het geld niet aflcheideii; hy heeftnbsp;ook veel moeite om het te winnen, gedaan.

De Vryer is niet.minder geldgierig; en ik 7ou hem daarom des te verachtenswaardiger houwennbsp;Om dat hy, ntet tegenltaande zyn vo.oige.^v^ vannbsp;groote liefde, w'eigert voor mindermryA d^bdnertenbsp;trouwen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

^Yat menfehen! nbsp;nbsp;nbsp;^

V nbsp;nbsp;nbsp;R'Y

Die oude Weduwnaar, is hier 'weder “y wil met niemand, dan met u, te doen hebben t

Notaris.

J^e^'tay! daar bedank

ik voor; hy'zal lang wacb«€«feer hy my beleest,

Om een huwlykfevoorwaarde te maken, die een verblinde Vader, met zulke onnatuurlyke oogmerken,

E 4 nbsp;nbsp;nbsp;Tea

-ocr page 82-

72 De DEUGDZAAME ARMOEDE,

Ten voordeele van een tweede vrouw; en tot nadeel van zy n minderjaarige voorkinderen, tragt te bewerken.

Maar geen eerlyk Notaris, zal zulk een inftrument op-flellen, zo ik gis;

En, gebeurt het, wee hem die het werktuig van zulke flinkfe ftreeken is.

Tegens Vrybart.

Vryhart! onthoud altoos, zo gy eens tot de post van Notaris mogt geraaken,

De plichten, die een’ man van dat karaéler aan den burgerftaat verantwoordlyk maaken:

Het is niet genoeg, dat men dat ampt waarneemt, volgens de ordinaris flenter, die ons bevryd

Van verwytingen, neen; men moet waaken met degroot-fte omzigtigheid, acurateslè en vlyt.

Dat men niets doet, dan het geen in de weegfchaal der geftrengfte billykheid mag worden gewoogen;

Het IS onze post guitenftukken te beletten, den bedric' ger zyn kwaade voorneemens onder de oogen

Te brengen, die te verydelen, en de fchandlykheidvan zyne daên

Hem voor te ftellen, ja door overtuiging hem fchaam-rood te doen liaan:

Zo ftrekt men een nut lid voor de maatfehappy, zo is men vernoegt by zich zelf, en houd een rein geweeten.

Vryhart.

Myn Heer, uw voorbeeld leert my genoeg; het waar’ te wenfehen, dat alle Notarisfen zich zo van hunnenbsp;plicht kweeten, ¦

En zulke eerlyke gevoelens, als gy, bezaten. Notaris.

Hoor, Vryhart, men moet altoos recht door zee gaan;

Wy moeten de kwaade voorbeelden niet volgen, nog ons ftooren aan zulken, die een verkeerden weg innbsp;flaan:

Een

-ocr page 83-

ZEEDIG BLYSPEL. /

Een braaf man bant alle flcgte praktyken en vexatien uit zyii gedachten;

Een' Klerk brengt een' brief.

Geef hier.....

PI'j leest.

„ Hy verzoekt dat ik hem met zyn Advokaat hier zal verwachten,

„ Om te fpreeken, en inmiddels met niemand te con* fereeren; ik begryp niet wat dit beduit.

„ Die jonge Heer! die jonge Heer! en die Advokaat is een man die niet veel fluit!...

,, Wy zullen die zaak niet eens worden!

Tegens Vrybart,

Maar hebje omtrent

dat advertisfement geen nader informatie gekreegen?

Vryh ART.

Ncen,myn Heer.

Notaris.

Zo je iets verneemt, geef my voort kennis.....

By zichzelven.

„ Die zaak maakt my verlegen,

„ En bedroeft my, als ik ’erom denk. ,..’t is onge-Inkkig!... mogelyk lyden die luiden gebrek ;

„ Onkundig van den fchat, die hen te beurt viel....

Tegens den Klerk.

Hier naast ïn ’t vertrek

Ligt een zak met papieren, collationeerdie, ..'kryg de ade uit loquet nomero elf, opdat ik die teeken...

Geef voort kennis, als- ’er iemand komen mogt, om my te fpreeken;

-Laat niemand wachten; want in een ftad van negotie is er niets kostlyker dan de tyd,

E; moet van den mynen verantwoording doen, wyl ik aan het publiek heb toegewyd.

EEN JONGE KRERK,

Myn Heer, daar is een oud Landman, met zyn’zoon, £n een meisje ; bet fchynt een huwelyk te raakfai.. .

E f nbsp;nbsp;nbsp;' Zy

-ocr page 84-

74 De DEUGDZAAME ARMOEDE,

Zy willen u 7elf fpreeken; ik heb hen belast te wachten , om dat je bezig waart met andere zaaken.

Notaris.

Waarom hebje ze niet voort aangediend? daar ik je tienmaal heb gezegt,

Datje nooit gemeenc lui moet laaten wachten; die verzuimen te veel; het is immers flegt....

Ik geef aan myn voorgaanden Klerk, als een jong Notaris, de praöyk vau den rykdom en grooteHeeren,

Ik behou voor rny (en het is myn grootfte vermaak_) arme luiden te confuleeren.

Laat hen boven koomen.

TWEEDE TOONEEL.

Notaris, Vryhart.

W,

Notaris.

at doet de losheid de jonge luy al

fouten begaan!

Ik begeer dat myn huis eii kantoor altoos voor behoef-tigen zullen openftaan.

De eenvoudige nedrigheid is in hun bedeest gezicht te •leezeii,

En nooit heb ik grooter genoegen, dan hen door myn’ raad van eenig nut te weezen:

Want ik heb meenigmaal ondervonden, dat een grove py, fchoon die bj? fommigen tot verachting ftrekt,

Meer deugden en denkbeelden van eer ,dan dikwerf een roode mantel bedekt:

En dat onder die geenen, die men uit trotsheid gemeen foort noemt by de ryken ,

Drkwils groote zielen zyn, die de verhevenfte gevoelens van eerlykheid en edelmoedigheid laaten bïyken,

Die by veelen der eerften onbekend zyn gt; ja ik erger my, en word dik wils verhoort,

Als

-ocr page 85-

ZEEDIG BLYSPEL. ‘js

Als men de laage ontwerpen, en fchandelyke yoorfla* gen van veelen der zogenaamde grooten hoort.

DERDE TOONEEL.

Notarjs, van oer Wey, Hendrik, Mietj e.

Van der Wey aoll zyn fchoenen uittrekken.

T nbsp;nbsp;nbsp;Notaris.

reed binnen, vrinden, treed binnen.... Vader, ja moet je fchoenen niet uittrekken.

Van der Wey veegt zjne voeten.

Dat is zo wel.... kom in.

VA N OER Wev Myn Heer, wy kwamen,...nbsp;Notaris.

Gaat aüe drie zitten; Vader, zetje hoed op, wi! je dekken.

VA N DER Wë Y.

Myn Heer!

N OT A R1 S.

Neem je gemak, zetje

' VAN DER Wey.

Myn Heer! je beleefiheid maakt my het harte beknelt; Wy zyn nooddruftige luiden,..

Notaris.

Spreek, vriend, wat reden maakt je zo ontftelt gt; Je moet zo befchroomt niet zyn voor uws gelyken,nbsp;wier pligt het is uw nut te betrachten,

Wier ampt mede brengt, je te hooren, en te raaden; je lykt een eerwaardig man, ik moet je oin je een*nbsp;¦'¦oudigheid achten.

VAN DER Wey.

Ik ben arm, maar voor de vuist.... ik heb niets omje te bctaalen, myn Heer,

Voor

-ocr page 86-

76 De DEUGDZAAME ARMOEDE,

Voor je raad en moeite.

Notaris.

Is het anders niet! myn goede oude man, zyt gerust: ik begeer

Geen geld, ik ben genoeg beloont als ik eerlyke lieden dienst kan bewy7,en.

VAN DER WeY.

Och! myn Heer! wat zyn wy u werpligt! ik kan uw edelmoedigheid nooit genoeg pryzen.

Notaris.

Ik bid je, fpreek daar niet van: is het wegens een Hu~

- welyk, dat de jonge luiden zouden aangaan,

Daar je me om komt fpreeken ?

Hendrik.

Ja,- mvn Heer! dat heb je net geraan.

N OT ARIS.

Zo veel te beter: dat lykt een zoet meisje, de zagtzin-nigheid en zedigheid Üraalen uit haare oogeii:

Wat is het aangenaam zulk een paar volks te zien, die uit vrye keuze zich verbinden; ik wordbewoogen

Als ik eenvoudige luiden van uw’ ftaat vind, die alleen uit liefde trouwen, zo wel vrouw als man;

Daar men de meeste huwelyken der ryken een’ koophandel noemen kan.

VAN DER WeY.

Ik vrees niet voor hun beftaan, zy zyn arbeidlaam en zuinig: brood zal hen niet ontbreeken;

De Hemel fchept geen monden of voedze; zyn hulp is ons in alle gevallen gebleeken,

Die zal hen niet verlaaten.

Notaris.

Ik prysje manier van denken; maa^ zeg, Vader! w'aar over is het datje myn raad begeert.^

VAN DER WEY.

Zie, myn Heer, wy zyn eenvoudige luiden, wy hebben nooit de rechten geleert,

Ife

-ocr page 87-

ZEEDIG blyspel.

Ik heb één zwaarighed, daar ik je wel over wilde on' derhouwen;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Zy zyn onder den naam van Zuster en Broer opgevoed; en, als zy nu t’zaïnen zullen trouwen,

Zal het de heele waereld, die niet anders weet, verwonderen, en ik had

Niet gaarne daar adie over, of dat hun goede naam wierd beklad;

Daarom kwam ik eigentlyk hier, myn Heer, om je raad te vraagen,

Wat bewyzen ik moet hebben, en hoe ik my in die zaak moet gedraagen.

Notaris.

Als gy deTrouwfeel van hunne Ouders, en hunne Doop-feelen vertonnen kunt,

Blykt het dat de jonge lui malkander niet beftaan, en dan worden hun de huwelyksgeboden vergunt.

VAN DER WeY.

Die bewyzen heb ik by my, maar zy zyn malkander niet vreemd, het zyn Broer en Zusters kinderen.

Vind je daar ook zwaarigheid in ?

Hendrik, tegen Mietje.

Och! zou dat ons geluk ook kunnen hinderen

Notaris.

Neen, ftel u gerust, myn vriend; die huwelyken kunnen, volgens recht, werden aangegaan.

Hendrik.

Dan is ’er geen zwaarigheid! wat vreugd!

Notaris, tegen mn der fVey.

Maar, Vader, als ik het vraagen mag, wat is jc beftaan ?

VAN DER WeY.

Ik ben een Landman, die....

Notaris.

pe Landbouw is een eerly-kostwinning, die je u niet hoeft te fchaamenj

De

-ocr page 88-

7Ö De deugdzaame armoede,

Pe oüdfte en nuttigfte voor het menschdom, en voordeeltg voor’t algemeen, als alle andere Konlknnbsp;te zamea.

Op het land heerscht nog dikwils de oude oprechtheid... en waar is uw boerdery ?

VAN DER WeY.

Pie was te Werkendam, In Zuidholland , de derde

plaats aan de linker zy.....

Notaris, by zichzelven.

Te Werkendam ? ,, dar is net de plaats; daar moethet weezen.

Hy zoekt in eenige papieren.

Ik ben juist bezig om iets te zoeken van die plaats, en eenige familie-papieren te leczen

Van eenen Voorwater, waaromtrent gy my mogelyk eeuige ondertechting zóud

Kunnen geeven.

VAN DER Wey.

Welja, myn Heer; ik ben met eene Annetje Voorwater getrouwt

Geweest.

Motarts.

Heeft die ook vrinden gehad ?

VAN DER Wey.

Ja, een’ broer, Jan

Voorwater, die, voor omtrent twintig jaaren,

Van Werkendam vertrok, en, zo men zegt, naar Oost-of West-Indiën is gevaaren ;

Maar ik heb niets van hem kunnen verneemen.... het is de vader van baar.

N OTARIS.

Hoe hiet zy ? en hoe oud is ze ?

VAN DER Wey.

Mietje; zy is nu omtrent een-en twintig Jaar.

Hy krygt een zakboekje met eenige papieren.

Zie daar myn papieren, daar ken je alle de bewyzeii van het geen ik zey in vinden.

No.

-ocr page 89-

ZEEDIG BLYSPEL. 79 Notaris , de papieren naziende, by zicbzelven,

Dat komt net uit. Maar ïeg. Vader! heb je hier in de ftad geen maagen nog vrinden ?

VAN DER WeY.

Neen; maar ik heb ’er een oude Nicht gehad,diekort-lings is overleden.

N OTARIS.

Maar, Vader, lees je nooit de Courant ? Daar Haat een advenisfement in.

VAN DER WeY.

Neen, myn Heer! ik had daar toe geen gelegenheid; wantnbsp;Ik was.,..

Notaris.

Wel nu, dewyl deze jonge lui willen trouwen, zou ik u raaden.

Een hu wly kfe voor waarde te maaken: kan het geen goed, het kan althans nietfchaden.

VAN DER WeY.

Neen, myn Heer; dat zyn wy huislui niet gewent:

ook hebben zy geen goed:

Even ryk, even arm, past best.

Notaris.

Ik zou je echter raaden, dat je het doet;

, Die dingen zyn niet kwaad; voor al als men t’avondof morgen

Iets heeft te wachten.

VAN DER WeY.

Dat hebben zy niet y waar zou het haar van daan koomen ? dat zyn noodelooze zorgen.nbsp;Notaris, de beavyzen nog nader inziende.nbsp;Kent gy den Heer van Grootenflein ook?

Mietje, bedeest.

• nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Meer dan te wel...

Hendrik.

Hy woont voorby de ftraat, op de gintfche gragt.

NO'

-ocr page 90-

80 De DEUG DZA A ME ARMOEDE,

M OTA RIS.

Dezelfde,

VAN DER VVeY.

Wy koomen ’er zo van daan.

Notaris.

Van hem ? wat geval had u aan zyn huis gebragt. VAN DER WeY.

Och ! myn Heer, vraag dat niet,wy hebben reden om ons van hem te beklaagen.

Hendrik,

’t Is een verleyder; hy dorst nog dezen middag de kuisheid van myn aanftaande bruid belaagen.

Notaris.

Wat zegt gy ? hy!... ik beef.... die deugniet had dus haast,... wat zeg ik ?... zyn eigen Zuster verleid.nbsp;Mietje, doodelyk ontjlelt.

Hoe, myn Heer, die Grootcnftcin myn Broer?

VAN DER WEY.

Grootenftein, haar Broer!... Hemel! wat godloosheid Hebt gy belet ? maar uw hand weêrhield hem, gy kondnbsp;die gruwelen niet verdraagen.

Wat yslyke gevolgen zou het gehad hebben, had hy in dat boos voorneemen kunnen flaagen ?

Hendrik.

Die guit jou Broér, Mietje! ik beef van ontfteltenisgt; dat ik het hoor:

Ik wou....

VAN DER WEY.

Bedaar, Hendrik: de drift voert u te ver van het fpoor Der reden; maar, myn Heer, weetje dan ook eenignbsp;bericht van myn’zwager,JanVoorwater,tegeeven.^nbsp;Leeft hy nog ?

Notaris.

Hy voerde, naar een Heerlykheid, den naam van Grootenftein; maar hy is niet meer in leeven.

MlEX-

-ocr page 91-

ZEEDIGBLYSPEL. 81

Mietje.

Och, Hendrik, ik ben doodlyk omftdt. myn Vadet is dan dood!.. .en ik heb hem nooit gekent!

Notaris.

h, uw Vader is overleden; hyriep, op zynfterfbed, om u, en by zyn testament

Noemde hy u zyn’lieve dochter, die hy wenschte te ziei voor zyn llerven;

En gy moet, met uw’ broeder, zyn nalatenfchap, die wel een millioen bedraagt, te lamen erven.

Van der Wey, Hendrik en Mietje ftaan ontftelt.

Mietje.

Is het mogelyk Izyn ’er zulke ryke lieden in deze Stad ?

6 Hemelfchenk my een hart dat een goed gebruik kan maaken van zulk een fchat:

Het is waarlyk te veel.

VAN DER Wey, verivondert.

Zulk een rykdom; maar waar heeft hy die van daan gekreegen ?

Notaris.

Het geen ik zeg is waar; maar aan de wys, hoe hy ’er aankomt, legt my niet geleegen.

Maar zeg eens, Vader, weet de Heer van Grooten-ftein wie gy lieden zyt ?

VAN DER Wey.

Neen, myn Heer, dat geloof ik niet, want ik fprak hem maar een korten tyd,

En ik heb hem myn’ naam niet genoemt.

Notaris.

Die zal hem vreemd in de ooren klinken;

I^aar voor zal zyn inhaaligheid beeven, en zyn hoog-moed verzinken;

Als hy in dat meisje zyn Zuster, en in u zyn’ Oom, erkennen zak

«y IS de zoon van uw’ Zwager, Jan Voorwater.

Hendrik.

Wat vronderlyk geval!

F nbsp;nbsp;nbsp;Och!

-ocr page 92-

8i De DEUGDZAAME ARMOEDE,

Och! Mietje, wativerandering.

VA N DER We Y.

De Hemel is te rechtvaardig , om de verdrukte deugd niet te beloonen !

Mietje.

Maar, myn Heer, is het wel waar?

Notaris.

De waarheid van myn neggen ïz\ u dit beflooten testament toonen.

„ Hetgeen behoorlyk gefuperfcribeert, en naar zyn overly-den door een Notaris outzeegeld en geauthentifeert was.

Hy leest.

Testament van Jan Voor water, Heer van G ROO TENSTEIN.

,, In de laatjie oogenblikken van myn leeven, opent ,, een knaagend berouw myne verblinds oogen, ennbsp;,, nioyst iny aan myne verwaarloosde pligten; acb gt;nbsp;dat myne medemenfcben, door dit myn voorbeeld,nbsp;,, mogten worden opgewekt tot de betrachting vannbsp;V, die deugden, die alleen een volkomen gerustheid aannbsp;bet gemoed kunnen verfchaffen!

„ Verblind door de zucht tot rykdom, waar in men V, dikwyls zyn geluk waant te beftaan; verdoofde iknbsp;,, in myn hart de denkbeelden van Kinderliefde ennbsp;pligt: uit hoogmoed fchaamde ik my myner gerin-,, ge, doch braave afkomst; ik bliischte in myn hartnbsp;j, uit alle gewetens van tederheid en liefde tot mynnbsp;,, eenige Dochtertje, genaamd Mietje Voorwater',nbsp;verwekt by myne wettige Huisvrouw, /Ilida Pit/nbsp;Si terz, en door tny aan tnynen fchoonbroeder, Teü'nbsp;nis van der. Wey, Landman te Werkendam, iHnbsp;„ Zaidbolidnd, toen ik naar Indi'é vertrok, ter op'-,, voeding aanbetrouwd. Ik verbande haar uit my-

»

-ocr page 93-

ZEEDIG BLYSPEL. 83

,, fie gedachten, met oogmerk om mynen Zom, doof aan hem alle myne goederen na te laaten^ tot boo-„ ger Jiaat te doen klimmen.

i» Ik veranderde, uit trotsheid,mynennaam ;ik be^

j, dorf mynen Zoon, door een voeidfcbe opvoeding en indrukfels van grootsheid, die ik vrees, dat totzynnbsp;3, ongeluk , reeds te diepe voorteis in zyn gemoednbsp;3, zullen hebben gefcbooten.

,3 Hier over gevoele ik een felle wroeging in myfl ban; ik fmeeke den Hemel om vergiffenisfe, en iknbsp;hoop, dat wanneer myn Zoon, uit deze myne ver^^nbsp;33 klaaring myn berouw ziet, de deugd wederom innbsp;3, hem zal herleeven: ten bewyze nu van dit mynnbsp;j, leedweezen, flel ik, by deze mynen uiterflen wil-Ie, mynen Zoon, Jacob boorwater, benevens ge-„ melde myne Dochter, Mietje Voorvoater, als mynenbsp;,, eentge Kinderen, tot myne Univerfeele erjgenaa-„ men, in gelyke deelen ,en,by hun onverhoopt over^nbsp;,, lyden, hunne wettige Erven by reprefentatie; innbsp;,, boope 3 dat de Hemel deze myne geliefde Dochternbsp;3, nocb in bet leeven zal gefpaart hebben, op dat zynbsp;33 de misjlagen van een berouwhebbenden Vadevnbsp;,3 vergeeven, en de blyken van myne liefde zal kun-,, nen genieten; met aanbeveeling aan beiden, datnbsp;,, zy echter de rykdommen niet boven baare waardenbsp;fcbatten: gelastende ten dien einde mynen Zoon al-,, Ie mogelyke moeite, ter baar er opfpooringe, aan tenbsp;3, wenden. En, indien myn braave Zwager, Teunis vannbsp;3, der Wey, of zyne Vrouw, nocb mogten in wee-3, zen zyn, betuig ik ben bet leedweezen, dat ik overnbsp;33 myne kwaade bandelwys, ten bunnen opzichten, ge-5gt; voele. Mogte ik mynen laatflen adern uitblaazennbsp;33 in de armen van bem, en van myne lieve Docb~nbsp;33 ter, dan zoude ik befproeid door hunne medelyden-»gt; traanen, op bunne vergiffenis kunnen boopen. 6nbsp;Fanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ My-

-ocr page 94-

84 De DEUGDZAAME ARMOEDE,

Myne Kinderen! ziet hen aan als uwe eigene Ou-„ ders! dit zyt gy ben verpligt.

,, loerder Jlel ik tot executeur van dit myn Testa-ment, en beredder van mynen boedel en nalatetifchap, ,, tnynen ouden vriend, den Heer AdvocaatLouis War-,, renberg, willende verder.....

EEN Klerk.

Myn Heer, daar is de Heer van Grootenflein. Notaris.

Laat hem zo lang in de Zy kamer ftaaa Tot ik fchel, dan kan hy binnen koomen... Vrinden,nbsp;wilt voor een oogenblik In dit Kabinetje gaan.

VIERDE TOONEEL.

Notaris, een Kleric

L nbsp;nbsp;nbsp;Notaris, fchelt.

aat den Heer van Grootenllein binnen koomen. By zich zelven.

¦ „ Ik moet zien of hy nog by zyn onbillyk voornee-: men zal blyven.

„ De zaak moet nu openbaar worden ; de verdeeling is volgens recht, en dat moet (leeds boven dry ven.

„ Het fpyt my nogtans, dat Warreiiberg executeur is van het testament,

„ Die is zyn raadsman; een man, wien alle kunstenar ryen van de Chicane zyn bekent.

Daar zyn zy.

VYFDE TOONEEL.

Grootenstein, Warrenrerg,

Notaris.

M Grootenstein.

yn Heer! wy hebben, om met u van. dc bewuste zaak te fpreeken, by u gezonden,

-ocr page 95-

ZEEDIG BLYSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;8^

Ik beken, het word wonderlyk behandelt; onze handen zyn gebonden;

Nogthans moet ’er een fchikking gemaakt worden; omJ trent die helft, daar men zo veel zwaarigheid in vind.

Moet eens afdoening koomen. nbsp;nbsp;nbsp;a

Notaris.

Myn Heer, hebt gy ook nader tyding wegens dat kind,

En waar het zich ophoud? zonder haar kan men tot geen afdoening geraaken.

Grootenstein.

Tot geen afdoening! dat is het gemeen neggen der Pradtizyns, wat moeijeiyke zaaken !

Gy fpreekt allen uit éénen mond, fchoon het tegen alle waarfchynlykheid ftryd

Dat zy nog leeven zou; dan was zy reeds opgekoo-men; zy is buiten twyfFel reeds uit den tyd;

En moet ik nog langer van het myne gefrustreerd bly-ven ? in wat vaten moet ik dit gieten ?

Myne omftandigheden laaten geen langer uitftel toe; ik zeg voor de vuist, het begint my te verdrieten.nbsp;Notaris.

Ik heb u reeds gezegd, myn Heer, daar moet alvoo-rens een vonnis zyn, dat u in de bezitting ftelt

Van de goederen, die uw Zuster aankomen, en die gy, gratis, reeds onder de dooden ftelt:

Men heeft my tot Curator geftelt om uw Zuster te re-prefenteeren,

By het openen van het testament, het maaken van inventaris, en om de goederen te beneficeeren:

Ble wet ftelt de Weeskamer om het recht der onmondi-gen te bewaaren, en nooit geeft men het goed

lo handen der mede-erfgenaamen, hoe na zy ook faer. ftaan in het bloed:

indien, nu nbsp;nbsp;nbsp;wettige tyd van afwezentheid, nie-

mant komt opdaagen, nbsp;nbsp;nbsp;• i

F 3 nbsp;nbsp;nbsp;Word

-ocr page 96-

B6 De DEUGDZAAME ARMOEDE,

Word het aan de mede-erfgenaamen afgegeeven, mitS dat t'j zorge draagen

Cautie de reftituendo te ftellen; maar dsie inbezitftelling geeft nog geen volkomen eigendom

Aan den gefupponeerden erfgenaam, maar alleen een be* heering, .en komt de afweezende weerom,

Dan moet ’er rekening gedaan worden j daarom kan men zelfs geen goederen verkoopen

Of verbinden, voor dat de tyd van drie-en dertig en een derde van een jaar zyn verloopen;

Dan gaat ’er verjaaring over: vödr dien tyd onderftelt de wet den afweezigen nog te zyn in den tyd.

Het verwondert my, dat gy hier van door den Heer Warrenberg, zulk een’ oud Praktizyn, niet onderricht zyt.

Dierhalven kan de doodcedül van uw Zuster alleen de on» derftelling van de wet removeeren:

Want zy kan nog inweezen zyn; en haar wettig erf* deel koomen reclameercn.

Warrenberg.

Maar gy begrypt ligt, myn Heer, dat men zo gemak-lyk geen Érffenis overgeeft

Aan een onbekende; en, veronderftelt zynde, dat deze Zuster nog leeft.

En dat zy in dit oogenblik opkwam, wy zouden haar een objedlie maaken,

Dat zy een bedriegfter was, en ondereen valfchen naam zocht aan die erffenis teraaken.

Vergeef my, myn Heer, dat iku herinner dat men zyn recht niet flechts met woorden probeert;

En dat het enkel zeggen; ik ben de Dochter mn zulk een Man, geen geloof metiteert.

Het vermoeden is voor den bezitter; ook Zullen de rechters niet licht een vonnis ftryken

Ten voordeele van een onbekende, of het moet, door onwederlpreeklyke bewyzen, blyken,

-ocr page 97-

ZEEDIG BLYSPEL.

Dat ty de perfoon in questie is.... maar, myn Heer, tot ons grootfte geluk,

Is ’er in Rechten, en vooral door de fynheid van dc praktyk , geen erger ftuk

Dan om , door een aanéénfchakeling van feiten, den rechten voldoende, aan te toonen

Den ftaat, de afkomst, en de identiteit van onbekende perfoonen:

Gy zult zeggen,zy zal haar Doopcedul ligten, enpro-duceeren die van haar’ kant;

Maar dat voldoet niet; het doopbriefle moet getekend Zyn door haar’ Vaders eigen hand :

Want men kan onder een’ gewaanden Vaders naameen ander kind laaten doopen;

Ja, de geboorte al beweezen zynde, kan zy op de winst van haar proces nog in het minst niet hoopen.

Hoe bewy st zy, dat zy dat zelfde kind is ?die identiteit moet zo klaar fchyneu als de zon:

Zy moet toonen, dat zy die Dochter is, en dat het niemand anders weezen kon.

Door een turbe van bewyzen en verklaaringen, die alle reproches opweegen.

Moet zy wettigen de bezitting van den ftaat, die zy zegt door de geboorte te hebben verkreegen.

Myn Heer! mogelyk doet gy my een tegenwerping, en zegt:

Zy zal verzoeken toegelaaten te worden, om door gequot; tuigen haar recht

Te ftaaven; maar wy zullen, van onzen kant, daar ten fterkften tegen opponeeren:

En, word dit,onverhoopt,toegeftaan, dan door allcr-iei middelen de getuigen reprocheeren:

Door interrogatorien hen flingeren, of, door contrarie getuigenis

Him Verklaaringen omvergoojen. Die wat praktyk ver* Weet dat dit gemaklyk te doen is;

F 4 nbsp;nbsp;nbsp;En

-ocr page 98-

88 De DEUGDZAAME ARMOEDE,

En dan zullen wy een aélio falfi inftitueeren.

Grootenstein.

lt;. nbsp;nbsp;nbsp;Ja niets beter dan een aftio falfi.

Notaris.

Myn Heer!

Gy zult door deze middelen geen doorzichtig Rechter verblinden; maar veel eer

Een condemnatie, met de kosten, op uw’ hals haaien, ea . u zei ven in een lelyk labyrinth fteeken.

Warrenberg.

G! ik heb nog meer pylen op myn koker.

Notaris.

Maar, myn

Heer, is u niets naders omtrent die Zuster gebleeken ? Ik verbeeld my egter dat gy iets gehoort hebt, dat zynbsp;nog leeft, en dat zy reeds hier is in de ftad.

. Warrenberg, verlcegen.

Myn Heer fchynt het reeds te weeten; en dit is de re-¦: den, waarom de Heer van Grootenftein by u gezonden had.

tJ[ is bewust, dat myn Heer het geheele capitaal wel noodig heeft, naar zyn manier van leeven,

En dai het hem zeer kwalyk zou koomen, daar van de helft aan een onbekende Zuster te moeten geeven.

En wat zou een meisje, in armoê opgevoed, togdoen met zo veel geld

Zou zy niet met een matig fommetje kunnen werden te vrede geftelt ?

Notaris.

Zou je durven gelooven, dat zy daar meé genoegen zal ¦neemen ? Zoud gy dat meenen,

Daar haar de volle helft toekomt t Warrenberg.

Myn Heer, indien gy ons hier in uw hulp wilt verkenen,

Zal alles wel gaan; gy kunt op onze erkentenis ftaat ¦ Riaaken... . geloof myn woord,.,.

Myn

-ocr page 99-

./ Z E E D I G B L Y S P E L. 80'

Myn Heer hield de zaak gaarne buiten proces, en zou, by middel vau accoord,

Haar wel een fluivertje willen geeven, om daar med weer naar huis te keeren;

Ja al was het een Boere Bruika; maar dan moest zy van de overige erffenis renunciceren

In de kragtigfle form; dit artikel moet vooraf gaan, wyl dit ten hoogde noodzaaklyk is:

En eer geeft hy geen’ duit; maar als dat gefchied is, voort geld by de visch.

Notaris.

Maar, myn Heer, kunt gy in deze prefentatie eenige billykheid vinden.

Dat men, daar haar zulk een groot capitaal is aanbe-dorven, een arme wees zou trachten te verblinden,

Door haar met een kleinigheid af te zetten ?

Warrenberg.

Het is tot haar eigen nut, dat ik dezen voorflagdoe:

Die Dochter lykt geen proces; want gy weet, zy leeft in de grootile armoê.

Waar mede zou zy haar recht vervolgen, zo wy het in proces trekken ?

Gy weet ook, dat men die zaak gemaklyk haar keven

; lang kan rekken,

Door incidenten, apellen, revifie amp;c. Ja zy zal van honger en gebrek vergaan,

Eer haar by den Rechter de eerde provide van rechteii word toegedaan.

Is het dan niet beter dat wy die zaak in het vriendelyke accommodeeren,

I^an dat dit meisje, zonder dat zy,’er by ’er keven genot Van zal hebben, haar Broeder zou ruïneeren?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

Myn Heer is ook niet ondankbaar.

Notaris.

Neen, ik ben van andere gedachten dan gy....

IK zal het proces voor die Dochter uitvoeren; ik neem die ^aak op my.

F 5 nbsp;nbsp;nbsp;Wees

-ocr page 100-

De DEUGDZAAME ARMOEDE,

Wees verzekert, gy zult dit proces, zo als gy u voÖD-ftelt, niet op de lange baan kunnen trekken;

Ik zabzelfden Rechters uw kwaade inenecs en onbilly-ke voorneemens ontdekken: nbsp;nbsp;nbsp;’

Die zullen de cerlyke armoede niet verftooten, noch haar het verfchuldigde recht

Weigeren; zy zal niet lang zuchten, die zaak is fchie-lyk beflegt.

WaRRENBE RG.

Zult gy dan de kwaade man zynf en zult gy myn Heer....?

Notaris, fchelt.

Ik wilde flegts uw gevoelens doorgronden;

En ik heb u een’ man zonder eer, ja zonder geweeten, gevonden:

Ikquot; had dit dik wils gehoort, maar ik had het nooit van u gedacht;

Is ’er wel grooter fchclm, dan die een’ eerlyk man te verleijen tracht?

Tekens een Klerk, dié op het fcb ellen binnen komt.

Laat dezen Heer buiten den deur gaan, en zorg dat hy nooit wéér myn drempel komt betreeden....

Wak REN BERG.

Hoe, myn Heer! wat wil dit zeggen? handelt men zo met een’ man van myne hocdanigheeden ?

Notaris, tegens den Klerk.

Doe het geen ik zeg: leid hem uit.

Tegens Grootenjlein.

Myn Heer, blyfnog een oogenblik, ik fpreek u terftond...

Warr enberg.

Ik zal my, door een proces, over dien hoon, wrceken; ik eisch fatisfaélie van dit affront.

ZES-

-ocr page 101-

ZEEDIGBLYSPEL. 91

ZESDE TOONEEL.

Notaris, Grootenstein,

Z nbsp;nbsp;nbsp;Notaris.

ulken eerloozen moet men dus 2yn verachting doen blyken.

Grootenstein.

Hy fprak als Praktizyn...

Notaris.

Hy onteerde de post dien hy bekleede; Die brengt de verpligting mede om, als een eerlyk man,nbsp;naar billykheid en rede,

Te handelen; verfcheide Praktizyns, fchoon niet allen, geeven daar een lofiyk voorbeeld van;

Ik zou hen konnen opnoemen: wat geluk! had gy zulk een eerlyk en befcheiden mannbsp;Verkooren; ach! dan zoud gy... maar wil nu met uwnbsp;geweeten raadpleegen:

Wat zegt uw hart?

Grootenstein, beteutert.

Echter de helft der nalatenfchap af te ftaan,.. dat maakt my verlegen.

N OTARIS,

Hoe is het mogelyk! dat gy nog zwaarigheid maakt;

kunt gy het verkrygen op uw gemoed,

Dat gy de wettige eigendom zoekt te onthouden aan uw Zuster, geteelt uit het zelfde bloednbsp;Als gy ? kan de geldzucht alle gevoelens van eer en bil-lykheid in uw harte ten eenemaal verfmooren ?

Is het mogelyk, dat gy naar de leslèn en laatften wil van uw’ Vader niet zult hooren?

Neen; gy bezit nog edele gevoelens, gy zyt niet van zulk een’ inhaaligen aard,

ochoon door kwaade raadslieden misleid; toon dat gy de achting van alle braaven niet zyt onwaard:

Geef

-ocr page 102-

Sgt;2 De DEUGDZAAME ARMOEDE,

Geef uw Zuster dat haar toekomt.

Grootenstein, verleegen.

Myn Heer!... indien

ik de helft van de erffenis moet overgeeven,

Is het my onmogelyk naar myn’ haat en fatfoen, zoals ik gewoon ben, te blyvcn leeven.

Notaris.

Schaamt gy u niet! om uit het verfoeilyk grondbegihfel van weelde en hovaardy,

U w Zuster in armoede te laaten ? volg dan de lesfen van uw’ raadsman; en maak u zo verachtelykalshy.

Gy zult eens rekenfchap moeten geeven van het onrechtvaardig goed, dat gy aan de wettigen erven

Onthoud; ftel u eens voor den laatllen ftond van uw leeven.... kunt gy gerust derven ?

Neen, gy zult uwe ongevoeligheid vervloeken; gyzult u verbeelden, vol angst en fchrik,

Dat gy uw’ Vader ,uit zyn graf, tot u hoort fpreeken, om, in dit oogenblik,

U te verwyten, dat gy zyn’ uiterften wil ongehoorzaam geweest zyt, en tot uw voordeel hebt zoeken te buigen!

Maar laat zyn bloed hier verfchynen, en u in het aangezicht fpatten, om tegen u te getuigen.

Kom hier, eerwaarde Grysaart! kom, braave Doch'-ter! zie uw’ ontaarden Broeder ftaan.

ZEVENDE TOONEEL.

Notaris,Grootenstein,VAN der Wey, Mietje, Hendrik.

Mm IE T j E, tegens den Notaris, yn befcherm Engel 1

van der Wey Myn weldoener!

Her-

-ocr page 103-

Z E E D I G B L Y S P E L. 93

Hendrik.

Myn voorftander!

Crootenstein, in de uiterlie verbaastbeid, 'Lyj zyn het zelve! wat best gedaan?

Notaris.

Komt hier, vrinden! deugdzame Dochter ! mistgyeen’ Broeder, dan zal ik zyn plaats beklecdeh;

Ik neem uw zaak aan; gebruik myn huis, tot dat gy in het bezit van uwe erffenis kunt treeden,

Die u wettig toe komt.

Grootenstein, in gepeinzen^

Ik fchaam my....

Mietje.

Kan 'er nog fchaam-te in je vallen? fchaam je dan om myn nooddruft niet.

Maar fchaam je om uw laagheid, daar gy de ftandvastigheid der deugd zelfs in d’armoede ziet;

Nooit had het geld zo veel magt op my; een deugd-lt; zaam gemoed kan zich met weinig vernoegen.

Waartoe dient het overtollige, als men zich naar een ordentlyke leevenswyze weet te voegen?

Gy zyt met meerder fchatten behoeftiger,inuwenweit-fenftaat.

Dan ik, wier rykdom, flechts weinig behoevende. de uwen te boven gaat.

Ik zou, zonder der minde moeite, u in het volkomen bezit van de heele erffenis kunnen laaien ,

Wist gy ’er een goed gebruik van te maaken; maar waartoe zou het baaten,

Dan om door ongebondenheid, wellust en al verflin-dende pracht,

D w ziel en lighaam te bederven; ach! wierd dit by u

^ wel overdacht!

Waar ik myn eigen meester, ik liet u alles; mits dat gy aan Oom, dien ik alles verpligt ben,zo veelzoudnbsp;geeven,

Dat

-ocr page 104-

P4 De DEUGDZAAME ARMOEDE,

Dat wy t’zamen, (want het myne ishetzyne,) als voorheen eenvoudig, konden keven;

Zo dat hy een Boeren Bruiker, en het noodigc voor de landbouw wederom

Kon koopen; maar dewyl ik verlooft ben aan Hendrik ;en, buiten toeftemming van myn’ aanftaanden bruidegom,

Niets vermag, laat ik de fchikking aan hem over.

Hendrik.

In alles wat gy doet ben ik volkomen te vreede.

Notaris.

Hoort gy dat welZaagt gy immer zo veel edelmoedigheid ? Hebben zulke reeden,

Van dat deugdzaam huisgezin geen ingang by u; werd uw hart hier door niet ontroerd ?

Grootenstein, by zich zelve.

Waar toe word ik niet, door haar deugd, door natuur, en door het bloed vevoert?

Hy valt voor de voeten van Mietje.

Ach! ik erken u voor myn Zuster, laat myn leedwee* zen voor my ipreeken;

Myne traanen moeten uw rechtmatige gramfehap ult-

' blusfchen: uw gevoeligheid verbreeken:

Ik belaagde, ó gruwel! (fchoon onkundig,) uw kuisheid. .. foei my!

Ik onthield u, wat onmenschlykheid! uw wettig goed, ter aankweeking myner verkw'isting en hovaardy....

Ik verfoei my zelve... laat myn oprecht berouw myne misdaaden uitwisfen...

Eefchik over my, over myne goederen, die ik liever, dan uwe vriendïchap, wil misfen.

Ik had de menschlykheid uitgefchud... ik was onrecht-

- vaardig,.. ik was den naam van uw’ Broeder onwaard.

Maar ik heb berouw over myn misdryf; ik ben overwonnen door uw deugd, met zo veel edelmoedigheid gepaart.

En gy, myn eerwaarde Oom! ik kniel voor u ,ik kan myn doemens waardig gedrag voor u niet vetfehoonen!

Ver-

-ocr page 105-

ZEEDIG BLYSPEL. 95

Vergeef, vergeef my!.... eeuwig zal ik u eea’ Vader-lyken eerbied betooneti.

VAN DER Wey, hem oprijtsnde.

Ik heb uwe daadeu met verontwaardiging befchouwd; maar uw berouw maakt dat ik het u vergeef.

Volg het voorbeeld van uw Zuster; leef deugdzaam, en ik erken u voor myn’ Neef.

Mietje.

Ik bemin u als myn’ Broeder; ik vergeef uw mishandeling , mits dat gy my iets tot myn vernoeging wilt geeven.

G R OOTENSTEIN.

Eisch wat gy wilt.

Mietj e.

Behoud dan ten minfe rykelykzoveel, om ordentlyk, dog deugdzaam, te kunnen leeven.

Gr OOTENSTEIN.

Neen! waarde Zuster, dan wierd aandeuiterftewilvan Vader niet voldaan;

En ik zou uw goedheid misbruiken; ik meen my van al' Ie verkwistingen te ontdaan ,

En al het overtollige af te fchaffen, dan heb ik gelds genoeg, en ik hoop u te doen blyken ,

E)at ik met ’er tyd u in deugd en edelmoedigheid niet zal behoeven te wyken.

Myiie dankbaarheid.....

Mietje.

Dat dan ten minften de Heerlykheid ea het huisraad u vooruit

Werde aanbedeelt.

G R OOTENSTEIN.

Uw groote manier van denken verbaast my! en leert my tevens myn’ plifht. Myn befluit

Is, het geheel onder ons, in gelyke deelen, te verdeden.

VAN DER WeY.

Ei wil dit teken

van haare vriendfehap niet uit grootsheid verfmaaden.

GroO'

-ocr page 106-

S)(S De DEÜGDZAAME ARMOEDE, Grootenstein.

Wel dan; het laatfte neem ik aan, om nog meerder verpligting aan haar op my te laaden.

Ik gevoel nu eindelykeen vergenoeging, een vreugd,ja een onwaardeerbaare gerustheid, op dit moment.

Die ik,in overdaad en pracht, te vergeefscbgeïochtheb; doch die my altoos bleef onbekent.

Ja, Zuster, uw voorbeeld leert my; ik zal mync gebreken trachten te verzaaken;

Myne grootfle wenfchen zullen zyn, myn behoeftige medemenfchen gelukkig te maaken.

Ik verfoei myne dwaasheid , die myn hart met geldzucht en onmedogenheid had bevlekt;

Ik begin nu te ondervinden, dat de deugd alle genoe-^ gen fchenkt, en zich zelve ten beloouing verftrekt.

Hendrik.

Laat ik in uw geluk deelen; ftem ons Huwelyk toe, dan mag ik je ook voor Broeder rekenen.nbsp;Grootenstein.

Ik flem het toe; maak het Huwlyks Contrafl:, en tevens de bocdelfcheiding op, ik zal ze tekenen.

Notaris.

Dus moet een waar berouw, daar ’t zich door daaden toont:

Daar Edelmoedigheid en pligt zig t'zaamen voegen;

En niets waardeert, dan dat de Ziel kan vergenoegen,

U keren dat de Deugd hy alle Jlaaten woont.

Einde van iet laatjie BUryf.

\ 'f

-ocr page 107- -ocr page 108-