BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHTnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1929
Verzameling: tooneel= stukken uit denbsp;nalatenschap vannbsp;Prof.Dr J. te WINKELnbsp;No.2fiS_
-ocr page 2-.A â–
J
-ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5-t?lt; nbsp;nbsp;nbsp;r.fiïi.ïOTnEEfc^
^ ^ nbsp;nbsp;nbsp;lOKiJ-KRABAXOj
Met Prm%-eLtOTHEEK DER
RIJKSUNlVERSiTEIT
UTRECHT,
-ocr page 6- -ocr page 7-De Gecommitteerden tot de zaaken van den Schounr-burg hebben, volgens Oftroy door de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland , den jden Novembernbsp;1772. aan hen verleend , h«t recht van deze Privilegie,nbsp;alleen voor den tegenwoordigen Druk van De VOLKPLANTING, Zangfpel, vergund aan jan helders.
Geene Exemplaaren zullen voor echt erkend worden,' dan die, door één’ dér Heeren Gecommitteerden, onder-teskend zyp.
FONTAtBE, gouverneur van ’t eiland.
BELiNDE, minnares van Fontalbe.
MARINE, een jong boere meisje. tüCAs, een tuinier^ verloofd aan Marine»nbsp;Soldaaten, en Matroozen, zwygende.
Het Spel fpeek in een nieuw bewoont eiland.
Het tooneel verbeeld het inkomen van een hoschy aan de eene zyde een Salon, en de zee in ’t verfchiet.
-ocr page 9-Nog deez’ dag word ik verbonden.
Weg ó min is a! uw fitiait. ik heb niyn geluk gevondennbsp;Jn een jong cn deugdzaam hart.
Een ontrouwe heb ik verloren.
Die my heeft te lang verblind:
’k Heb een andere verkoren.
Die oprecliter my bemint.
Ja deez’ dag, inz,
/Is ik herdehke aan myn Belinde,
Aan haar fchoon, haar valfchen aart)
Aan den tyd toen ik haat minde.
Helaas! ach ! ik ondervinde,
Dat zulks my nog onrust baart.
Maar deez' dag, enz.
-ocr page 10-6 Ja, ’t befluit is vast, ’k wil my niet meer bedenken. Wat ook Marines afTcomst zy,
’k Zal heden nog myn trouw haar fchenfcen,
Zy is oprecht en fchoon, verftaat geen veinzery.
Die zulk een vrouw verkrygt mag zich gelukkig heetcn;
Haar gulle eenvoudigheid alleen — Kan my Belinde doen vergeeten.
Maar zie ik haar niet herwaarts treên ?
FONTALBE, MARINE.
MARINE.
Myn heer de. Gouverneur 1 ik wensch u goeden morgen.
FONTALBE.
U ook zo, lieve kind ! gy denkt wel om te zorgen Een man te' kiezen dezen dag.
MARINE.
Is ’t dan alreeds zo lang geleden Sints ik hier ben aan land getreeden,
Dat ik niet langer wachten mag ?
FONTALBE.
d Ja, de tyd is daar, gy kunt dien niet meer rekken,
't Is de agtfte dag, gy moet dus kiezen of vertrekken j. Zeg, wat ftaat u nu beter aan ?
• MARINE.
Ei lieve! waar zou ik toch gaanf
¦ Ik
-ocr page 11-Ik kan hier nergens heen , ook heb ik vriend noch magen.
Voor ray ik denk dat als men trouwt,
Men dan ten naasten by weet op wat giond men bouwt j Dies zou iny ’t huwlyk best behaagen.
F o N T A L B E.
Maar ’k heb nog geen gelegenheid Gehad u naar uw komst in dit gewest te vraagen.
BI A R IN E.
^’k Was in m_vn land een boere-raeid. ïtlyn meester en zyn vrouw, ’k weet niet om welke reden,nbsp;Begaven zich op zee, ’k ging met hen wel te vreden;nbsp;Wy hadden op die reis in ’t minst geen tegenfpoed.
Maar ’t wederkceren was op verr’ na niet zo goed ; Want toen begon de wind zo Vreeslyk op te ftcekèn ,nbsp;De zee wierd eensklaps zo verwoed.
Dat alles fclicen te Zullen brecken.
Het onweer hield geïladig aan.
Tot dat wy eindelyk zyn in dien llorm vergaan.
Ons fchip bekwam een lek waar door hSt is gezonken, En al het. volk gewis verdronken.
Ik ben, maar ’k weet niet hoe, gered en bier geland,
. Daar Hond ik toen alleen aan ’t flrand;
Want fchip en volk’t tras al voor inyn gezicht verdwenen. Wat heb ik om die ramp daar bitter zitten weenen!
Maar we! om Lucas ’r allermeest.' font ALBE.
'Wie is die Lucas dan geweest?
Au nbsp;nbsp;nbsp;MA-
-ocr page 12-4
MARINE.
Myn vryer, een tuinier; maar hy is nu geftorven.
FONTALBE. nbsp;nbsp;nbsp;i
Wel nu?
MARINE.
’k Heb toen zo lang gezworven,
Tot dat ik hier kwam. ’k Wierd zo ras Als men myn komst maar had vernomen,
By u gebragt; men zei me ik was Verplicht , terftond by u als gouverneur te komen.
Toen heeft men my ook voort vertelt,
Dat gy een wet had ingeftelt,
Dat zo een meisje wierd aan deze kust gedreven ,
Zy in agt dagen zich in ’t huwlyk moest begeeven.
Of vertrekken hier van daan.
In ’t eerst befloot ik tot het leste,
Maar alles wel bedacht, is trouwen toch het beste. FONTALBE.
Wel waarom,wyl ge u'hebt beraên,
Wilt gy dan nu nog langer wachten ?
Is Lucas nog in uw gedachten?
MARINE.
Neen; maar zo hem dién ik verkoor,
Die keuze eens niet beviel ?
FONTALBE.
Waar voor
Kunt gy met zo Veel fohoonheid vreezen ?
Maar
-ocr page 13-Maar zulks kan buiten dien niet wezen.
Want deze wet verbind al wie in ’t eiland woont.
En niemand is daar van verfchoont.
Ik zelf kom met vermaak my ook by de and’ren voegen.
MARINE, verlegen.
Hoe I gy, heer Gouverneur ?
FONTALBE.
Ja ; al myn vergenoegen Hangt af van uw bezit. Marine een enkel woordnbsp;Bevestigt myn geluk, gy hebt myn ziel bekoort.nbsp;marine.
Wel nu, ik zal dan niet meer zwygen:
Maar ach! zie my zo llerk niet aan,
Gy zoud my wel een kleur doen krygen;
Laat dat toch (laan.
DUO.
MARIHE.
Gy maakt waarJyk my verlegen, Gy befchaamt ray al te zeer;
Ach ! beziet my toch niet meer. Die myn harte kan beweegen,nbsp;Zo die is tot my genegen.
Waar toe gezwegen?
Zyt gy, myn heet I Ach ! ik ben ’er om verlegen,nbsp;Nochtans zwyg ik nu niet meer;
’k Bea
A 3
-ocr page 14-De volkplanting,
’i; Be* gwejew TQdi.n’j’WHeed
FONTALBE.
Ach l vvat geluk heb ik vcïkcegcn l Myn .Matiiie- i« ray gSB^en ^
Dii is al war ik begcei.
TE, SAAUkN.
De ücWc tiic ons gaai verbinden,
Vervult de vvenfclicn van 0115 hart.
Zy doet ons niet dan vreugd bevinden,
En bevryd ons van alle fmarc.
MARINE,
Zo waar uw w«r behelst heef wonderlyfce zaaken-; Maar hoe toch zou' hol fcinand maaken.
Die daar toe «iie* genegen was;
Hoewel het trouwen komt doorgaans nog al te pas. FONTALBE,
Om deze wet u uit te leggen,
Moet ik u de reden zeggen Waarom ik die heb gemaakt,
En teffens hoe ik ben hier in dit land geraakt.
Ik was verlooft en ftond te trouwen met Belinde,
Die ik ook dacht dat my benrndc.
Een oom liet haar z_vn goed'ren na,
En zy moest om die zaak zelf naar America.
Myn liefde wilde niet gehergon ,
Dat zy zo zwaare reis zou zonder my volbrengen;
Dies
-ocr page 15-Dies rustte ik ftraks drie fchepen uit,
' En ging met myn aanftaande bruid.
Maar op een nacht is zy verdwenen Met een der fchepen van de vloot.
Waar op een kapitein, Dgrval genaamt, gebood,
Die altyd had myn vriend gefchenen.
Haar huwlyk wierd my door een brief dien ’k vond bericht. Den tweeden dag was ’t naauMriyks licht,
Of ik wierd door een ftorm beloopen.
Die onze fchepen by dit eiland deed vergaan.
Wy vluchtten met de boot, geen weg was ons meer open, En kwamen zo behouden aan.
Wy konden nergens heen, en zyn dus hier geb^even. Daar op heeft men aan my het hoog bewind gegeeven.nbsp;Nu is het in dit land zeer goed,
Daar is van alles overvloed;
Men heeft alleen gebrek aan vrouwen,
Wy hadden ’er geen meêgebragt,
Derhalven kunnen wy niet trouwen;
Dies heb ik daar op uitgedacht.
Dat by aldien aan deze ftranden Een vrouw of meisje komt te landen,
Ten langften in een dag of agt 2h: een van ’t eiland tot haar echtgenoot moet kiezen.
’k Moest iets van dat gewigt niet uit het oog verliezen. marine.
Ik vind die wet h«el goed, zo waar • Gy hebt dat wel verzonnen.
A 4 nbsp;nbsp;nbsp;F ON-
-ocr page 16-FONTALBE.
Maar
Die nu niet trouwen wil, d'e mag hier ook niet blyven, Men zet haar in een kleine boot,
En Iaat haar op genaê van wind en golven dryven.
MARINE.
'k Geloof dat heeft juist niet veel nood,
*k Denk dat de meeste wel befluiten om te trouwen.
FONTALBF.,
Zulks heeft nog niet gemist, maar ik heb my onthouên Tot nu naar 't huwelyk te ftaan,
Ik was te fterk nog aangedaan Door ’t fteeds herdenken aan Belinde;
Doch zo als ik u zag, voelde ik dat ik u minde , Beraadde my niet lang, en nam terftond ’t befluitnbsp;Om u te kiezen tot myn bruid.
MARINE.
Gy doet my zeer veel eer;maar één zaak doet my fchroomenj, Als die Belinde eens kwam.
FONTALBE.
Hoe toch zou die liier komen ? Ook denk ik niet om haar nu ’k u bezitten zal.
marine.
Maar gy bezit my nog zo niet geheel en ai.
FONTALBE.
In’t kort ziet ge alle vrees verdryveni -y.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. Welhaast word onze wensch voldaan,
Dat
-ocr page 17-Dat fieuchlyk tydftip fpoed vast aan.
Ach! had ik ’t naar myn zin, ’k zou altyd by ublyven, ’k Gevoel de grootfte fmart als ik van u moet gaan,
Wat kan ’t zyn dat my komt kwellen,
Als ik u niet tnag verzeilen ?
¦Niets kan my te vreden Hellen,
Zo dra ik uw kyzyn mis.
Wat mag het wezen?
Myn uitgeleezcn 1
Waar van daan komt deze finartc?
’t Is de min , waar door myn harte Heel aan u verbonden is.
Dat dan myn bede U overreedc!
Bemin my mede,
Myn Engelin 1
Myn hart hoopt op uw tvedermin.
Ach I gy alleen kunt my geneezeii,
Myn uitgeleezen!
Ik weet nu wat my komt kwellen.
Als ik u niet mag verzeilen ;
Ja, ik weet wat my komt kwellen,
Zo dra ik uw byzyn mis.
’k Weet de reden van deez’ rinarto,
¦¦t Is de min, waar door myn harte 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Heel aan u verbonden is.
MARINE, LUCAS.
MARINE.
Ik trouw dan dezen' dag! kan ik het wel gelooven ?
En met een gouverneur! ’t gaat myn begrip te boven. Had iemand me gezegt ilechts voor een week of zes,
In ’t kort word gy zeer hoog verheven,
De vrouw eens gouverneurs, een foort van een prinfes,
’k Zou denken dat die had den fpot met my gedreven. Als Lucas dit eens zag, wat zou die arme bloednbsp;Wel zeggen ? maar dit ’s ruim zo goed.
Voor eerst het is een zeer groot heer,
En hy is zo beleefd, zo vriendeJyk, zo teêr.
Maar tegen hem durf ik nooit kyven ,
Ik durf hem nimmer de ooren wryven,
Gelyk ik wel voorheen aan Lucas was gewoon;
Want wy keven Ibmtyds fchoon.
Die arme hals! zyn dood heeft my toch recht gefpeten . Ik' had hem waarlyk lief; maar’k moet hem nu vergeeten.nbsp;LUCAS, op 't einde der alleetifpraak inkomende, ennbsp;overal rondziende.
Die weg leid ergens heen... gincs zie ik een gehucht... En daar ftaat een prieel... ’k Ben nu niet meer beducht,nbsp;Hier moeten zeker menfehen wezen ,
Dies heb ik niet in’t minst te vreezen.
Maar
-ocr page 19-Maar hoe! wat zie ik ? is het waar ?
Och! myn Marine! ben je daar?
MARINE.
ó Hemel! ach I je doet me beeven.
Wat ’s dit? hoe! benje dan niet dood?
LUCAS.
Ik dood ? neen dat heeft nog geen nood,
Ik hoopmiog wat te blyven leeven.
Ik ben, niet zonder groot gevaar.
Zo van de eene klip op de acr Gekloutert en dus hier gekomen.
En niet leegs lyfs, ’k heb nog wat meêgenomen.
Ik heb een kisje ineêgcbragt
Met linnen , geld, en inooije kleêren ;
Derhalven zal ik niets ontbeeren,
Indien ’t ons nu bevalt, zo kunnen wy maar blyven. Maar, myn Marine lief Isseg, hoe kwam jy toch aan?nbsp;Ach! wat was ik bedroefd ! ik dacht je waart vergaan^nbsp;En laagt reeds verr’ in zee te dryven.
Doch nu ’k zie dat je leeft is al myn fmart gedaan.
Maar hoelje zegt geen woordlbelet de vreugd je’t Ipreeken ? En benje daar door heel bezweken ?
MARINE.
Gewis... ik wachtte niet...
Ter zyden.
Hoe dromm^’t nu gemaakt
-ocr page 20-LUCAS.
Dat ziet men meer; toen ik ben uit ’t gevaar geraakt, Ka dat ik over all’ die rotzen was geklommen,
^ Stond ik aan ftrand heel ftom.
MARINE, zuchtende.
Je zult wel meer verltommen, Als je alles cens ter deege weet.
LUCAS.
Wat dan ? vertel me gaauw, vertel wat je al zo deed.
En zeg me toch eens, myn Marine !
Of je in dit land alreeds den een of and’ren kent.
MARINE , eenigtzins fier-Ik ken den Gouverneur.
LUC AS.
Wel, is ’t een hupfche vent ? Ei! maak dan dat ik by hem diene,
Dan was ik in myn element.
Hy kon me zyn tuinier, en jou zyn tuinvrouw maaken.
MARINE , ffytig.
Zyn tuinvrouw ? ’k denk wel tot iets beter te geraaken.
LUCAS.
Wel nu, word dan zyn keukenmeid j Of zo je dat nog beter vleid,
Laat hy je neemen om het huis voor hem te houên; Want dat verfcheelt me niet, als hy ons maar wil trouwen.
M A-
-ocr page 21-MARINE, verlegen.
Ons maar wil trouwen .. ja... ’t was goed indien ’tzowas: Maar hy trouwt ook van daag.
LUCAS. nbsp;nbsp;nbsp;*
Dan kom ik net van pas
Om meê van ’t feest tezyn: wat zullen we ons vermaaken! Zo eensklaps in de vreugd te raaken! ,
Wat zeg je, Haat je dat niet aan?
Wil je ook niet graag te bruiloft gaan ? MARINE, met een zekere fierheid by haar verlegenheid.
Gewis, ik dien ’er wel te wezen:
Maar ’k vrees als je zyn bruid eens ziet.
LUCAS.
Wel nu; ’k heb niets voor haar te vreezen.
Wie zy ook is het deert me niet,
Dat is ons allebei om ’t even.
MARINE.
Om’teven... ’t is... maar waar benjeookzo lang gebleven? LUCAS.
Hoe lang ? wat fchortje dan ? ’t is waarlyk of je raast.
’k Heb me inderdaad genoeg gehaast.
Is dat een weg ? men zou den nek wel kunnen breekem En doordien ik hem niet wist,
Heb ik my meer als een vergist;
Ik dacht wel vyftigmaal dat ik zou blyven Eeeken. Maar nu vind ik je weêrom,
Ea
-ocr page 22-En dat is me genoeg, de rest geef*ik niet om,
Die kan ons in ’t minst niet raaken.
MARINE.
10
Ja, .. maar... daar is een wet, diezaljcniet vermaaken, En die weetje zeker niet.
L o C A .S , ongeduldig.
Wel nü ; een wet, een wet... ’ticgintraetevervcelcn, Wat kan. ons een wet verfcheelen?
Maar zeg me dan wat die gebied.
MARINE.
Ik moet wel; want jc Zult tocli vroeg of Iaat het hooren. Als hier een meisje komt, moet in agt dagen tydnbsp;Door haar een man zyn uitgekoren ,
En niemand is daar van bevryd.
Geloof me, ’k heb geen fchuld, ik wilde eerst liever fterven, Daar tegen heeft men zich verzet;
Toen wilde ik heenen gaan, maar ik kon niets verwerven, Want d.at heeft men my ook quot;belet.
Daar by een fchuitje flcchts zo groot.
Zy ivyst haUr hand. Toen is in ’t midden van dien nood.
De gouvemciir by my gekomen, ïïy was zo vricndelyk, en heeft rayn hand genomen,nbsp;Hy zei me dat hy my begeerde' tot zyn vrouw.
En toen verzocht hv my dat ik hem kiezen zou.
IV.
-ocr page 23-ijr
LUCAS.
MARINE.
MARINE, fcMelyk als iemand die haar hart ejit • last heeft.
^ nbsp;nbsp;nbsp;LUCAS.
MARINE.
Tot nog toe doeg ik liet abyd af.
Maar de wet is ailiier veel te ftraf.
Ach l ik moest wel of ik wilde of niet,
Ten zy ik deze plaats voort verliet.
Lucas, dacht ik, is niet meer in leeven.
Laas! wie weet w»t gedrocht hem vcvdond 1 AI myn kracht heeft my hier op begeeven,
Denk in wat ftaat.ik my toen bevond.
Ach lik leed hier om zo jrooteii rouwe,
Dst
-ocr page 24-16 Db VOLKPLANTING,
Dat ik om ray wat te troosten trouwe;
Een groot heer neemt niy nu tot zyn vrouwe ,
’fc Word gewacht, goeden dag, ü; moet heen;
Vaarwel, ftei n te vreén.
VIERDE TOONEEL*
LUCAS, alleen.
Dat is waarachtig mooi! daar lia ik nu te kyken!
6 Die bedriegfter ! ’k raas van fpyt.
Nu ’k dacht te trouwen gaat een ander met haar flryken ' Durft zy dan in zo korten tydnbsp;Zo onbefchaamt haar woord verbreeken ?
Maar ’k zal den gouverneur gaan fpreeken ,
’k Zal raazen, tieten, ên verwoed Hem zeggen, dat hy... Ja dat ’s goed;
Maar ik mag dan ook we! vreezen.
Dat hy my van die boosheid door Wat flagen ras zal doen geneezen.
Wat dan gedaan ? maar kom , laat ik zo gek niet weezett, Dat ik me aan die ontrouwe floor.
Is ’t niet dwaas, nu ’k hen verraaden« hla ik zie niyn min verfraaaden,
Dat ik my hier om omttel ?
Maar fchoon zy iny heeft bedrogen ,
Heeft ze op ray nog zulk vermogen gt;
Dat ik my hier over kwel.
Dit
-ocr page 25-Dit bedroeft my boven maaien;
Maar waar toe kan my dat baaten t Ik wil my niet meer plaagen Uaten,
Ik wil haar mi ook gaan baaten ,
En verbannen uit inyn zin ; iTv iagch wat met liaar nieuwe min.
Ja, ik zal my nu wreeken,
’k Zal nu ook inyn trouw vcrbreekeii,
’1: Was mal zo' ik om baar dacht;
’t Best is dat ik haar veracht.
Maar zacht ;’k ziedaar een vrouw die herwaarts fchynt te komen;
^ie of zy wezen mag? ’k geloof dat ik ze ken;
My dunkt ik heb haar meer vernomen ;
Was zy niet meê in ’t fchip toen ’k hier gekomen ben? Ja, ’t is diezelfde die gedurig heeft gefchreit,
En op de gantfche reis niet anders deed dan klaagen. Was ’t niet zo groote vrouw zy zou my wel behaageUfnbsp;Te droes het is zoo’n mooije meid.
BELINDE, EUCAS. BELINDE.
Ach! wat angst! waar inoogt gy zyn ? droeve Beünde! Waar of ik nog een uitkomst vinde ?
Ach! waar toe ben ik gebracht!
Ja, ik zal van droeflieid fterven,
Zo ik hem dien ik min moet derven 5 Dies wil ik zoeken overal.
Of ik hem niet ontdekken zal.
Ach! Fontalbe! Fontalbe! gy dien ik min alleen !
Wat plaats verbergt u voor myn liefde?
Ach 1 hoor van haar wiens hart gy griefde,
De zuchten en ’t geween.
Ben ik u dan verdacht ? zoud gy niy kunnen haatea ? Daar ik om u alleen alle gevaar trotzeer.
Wat bitt’re fmart! bemint gy my niet meer ?
Hoe!zoud gy my vcrlaaten?
’k Vind nergens troost of rust; ffelass ! helaas 1 ik verlies al myn lust; .
Kan dan niets aan myn hart zyn geluk wedetgeeven ? Maar aan wat oord ben ik gedreven?
Waar of ik my toch bevind ?
6 Zoet* plaats I 6 zachte wind 1
6 Luch
-ocr page 27-6 Lucht die ik vervul met klachten 1 Hoor myn fmarte, tvil die verzachten.
Of geef my hem dien rayn hart bemint.
L tl C A S , naderende.
Mevrouw! ’k heb de eer..;
BE LINDE.
Wie daar ?.. maar ’k heb u meer geziêhi LUCAS.
’k Ben Lucas, die met u kwam zwerven op de baaren; Zo ’k u van dienst kan zyn ontzie ik geen gevaaren,
In alles wat gy wilt zal ik u byfland biên.
BEL INDE.
Wel,Lucas! gaarne wil ik daar gebruik van maakerii Gy kunt my zeker in veel zaakennbsp;Van nut zyn, wyl ik vreemd hier ben^
En in dit land geen fterv’ling ken;
Dies zoude ik zonder u met reen bekommert wezem LUCAS.
Mevrouw gy hebt geen kwaad te vreezen:
Maar zeg me of gy alleen hier zyt.
BE LINDE.
Ja, myn vriendinnen ben ik kwyt,
Zy lieten in dien llorm hun leeven;
Zo dat ik maar alleen nog ov’rig ben gebleeVen.
Maar ’k bid u zeg my eens waar ik Thans ben, en in wat land ik toch ben aangekomen.
Ba nbsp;nbsp;nbsp;t If.
-ocr page 28-LUCAS.
Ik kom ook eerst op ’t oogenblik;
Maar in dien korten tyd heb ik alreeds vernomen,
Dat my een meisje, daar ik lang aan was verlooft, Hier door den gouverneur van ’t eiland is ontrooft.
BE LINDE.
Ontrooft ? hoe' zouden wy by roovers zyn ? kan ’t wezen ! LUCAS.
Och, ja; dat kon wel zyn ; ik weet niet wat te vreezen : Dit is ten minften vast, dat hy myn meisje trouwt.
Dat doet alleen die wet, ’k breng ray die niet te binnen, Of ik...
B E L IN D E.
Wat is die wet, die zo veel onheil brouwt? Lucas.
Een wet, die niemand als de Duivel kon verzinnen.
Ei, hoor toch eens wat zy gebied;
gt; Maar mooglyk doet dat u niet fchroomen.
Als in dit eiland vrouwen komen,
Is elk van haar verplicht, ’t zy ’t haar behaagt of niet. Een man te kiezen in agt dagen;
Of men zendze hier van daan,
Indien haar niemand kan behaagen.
SSLINDE,
Wat zegt dat» ¦
gt;21
LUCAS.
Dacht ik niet dat ’t luvel aan zou ftaan. BELINDE.
Voor my ik denk hoe eer hoe beter heen te gaan.
LUCAS.
Dat is een and’rc zaak: maar ais gy niet wilt blyvcn, Kent gy dat fchuitje wel ? daar laat men u meê dryven,nbsp;En dan met d’eerften wind marsch naar de kelder toe.nbsp;BELINDE.
Ach! dat verfcheelt my niet, ik ben mt'n leeven moê. LUCAS.
Hoe 1 woud gy fterven ? zacht; dat moet gy niet beginnen ; Neen, dat zou jammer zyn ; ik zal wel iets verzinnen ,nbsp;Waar door ik u redden kan.
Maar waarom ging je op reis ? wat ’s daar de reden van ?
BE LINDE.
Ach! uit wat oorzaak zou ik dat verborgen houên ?
Ik heb daar toe in ’t minst geen reên.
Ik moest nu ruim een jaar geleên Gaan naar America , ’k ftond op het punt van trouwen ;nbsp;De kapitein van ’t fchip beminde my heel teêr.
Maar deze reis, helaas! vergeet ik nimmermeer:
My wierd zeer onverwacht het grootst’verdriet gebrouwen, Door een bedrog zo ongehoord als groot.
Zyn boezemvriend Dorval, die ook een fchip gebood. Wist ons door list van een te fcheiden.
Hy kwam by ons op zek’re nacht,
B 3 nbsp;nbsp;nbsp;En
-ocr page 30-En vroeg my aan zyn boord ;’k was op geen kM'aad bedacht. En liet met myn vriendinnen my geleiden.
Maar ’k was niet op zyn fchip gebragt,
Of ik ontdekte ras, hoe fnood ik was verraaden ;
Doch hy kreeg flraks het loon voor zyne gruweldaaden : Want kort hier op viel hy van boord,
En is dus in de zee verfmoort.
Wy konden na zyn dood onze eerfte reis vervolgen,
Wy ftevenden toen op America weer aan:
Maar ’k vond Fontalbe niet, het noodlot zo verbolgen Scheen my die gunst niet toe Haan.
Ik heb hem (leeds gezocht, en kan gcenzints bevroeden Waar hy mag zyn, ik vrees hy zal van my vermoedennbsp;Dat ik ontrouw ben, of misfchien is hy vergaan.
Ach! mogt hy maar behouden wezen ,
Dan had ik niet in ’t minst te vreezen.
Want hoe hy me ook verdenkt, als hy myn traanen ziet, WeêrJlaat hy die voorzeker met.
LUCAS.
Gewis niet als men ziet een vrouw aan ’t fchreijcn raaken , Weet zy ons hart zo week te maaken,
Dat zy met ons kan doen al wat ze wil.
BE LINDE.
Misfchien
Bevind hy zich wel hter; hy is voorvast, indien ’t Zo is, den gouverneur niet onbekend gebleven.
Zeg dien dat ik hier ben, wü derwaarts u begeeven. Maar hoe die wet te ontgaan ?
LU-
-ocr page 31-23
LUCAS.
Die kunt gy wel ontvliên, Gy kunt u daarvan wel verfchoonen.
Veins maar myn vrouw te zyn, dan immers zytgy vry. En gy moogt hier blyven woonen.
BE LINDE.
Is wel; ’k vertrouw uw deugd; derhalven zal ik my Op u verlaaten: maar wilt gynbsp;In alles my uw hulp en byftand wel betoonen ?nbsp;LUCAS.
Of ik uw man in waarheid was.
Ik heb een mooije rok, die komt nu recht te pas;
Ik zal hem fchielyk aan gaan trekken ,
Dan zal ’t in ’t minst’ geen erg verwekkejj.
Laat my daar meê begaan : ik was juist de eerlte niet, Lgt;ie zulk een vrouwtje had , dat is wel meer gefchied,
ARIA.
Nimmer zult gy iets ontbeeren,
'k Zal u dieffcn dag en nacht.
Geen vrouw zal zich zo zien eeren,
Hoe men haar ook mint en acht,
Ttr zyden.
Als Marine dit zal hooren.
Zal liet haar gewis verftooren,
Ik heb dat zeer wel bedacht.
Tegen Belinde.
Neen; nooit zalt gy iets ontbeeren,
’k Zal
B 4
-ocr page 32-24
’k Zal doen al wac gy yerwadit.
Ter zyden, in 't heengaan.
'k Zgt;1 de ondankb’re nii welkeren.
Dat zy my zo heeft veracht.
BllLINDE, FONTALBE.
B EL IN D E.
Helaas! zal ik dan nooit een eind zien van myn plaagen ? Zal ik dan altyd myn dagennbsp;In droeflieid flyten ? wat verdriet!
’k Heb al myn vrienden en myn goederen verloren;
En myn Fpntalbe vind ik niet,
Hem, die my meer dan alles kan beknoren.
Maar hoe! wat zie ik voor myn oogen ?
Zou ’t mooglyk zyn ? vind ik my niet bedrogen ?
6 Ja; hy is het zelf, ik voel myn harte Haan.
F Q N r A L B E , ter zyden.
Wat ’s dat? Belinde hier? dat kSn ik niet verwachten'.
Ik Hou me of ik haar niet ken.
BELINDE, ter zyden.
6 Hemel! welk verachten i Hy ziet me en fpreekt niet eens my aan.
Myn heer 1.. ik ben...
Ter zyden.
Helaas! ik kan byna niet fpreeken.
F o N T A L s E, ter zyden.
Zie die gevcinstheid eens.
Tegen Belinde.
Begeert gy iets Mevrouw?. BELINDE.
Myn heer! ik kom uw byfiand^fmeeken ;
¦k Word buiten fchuld door hem,die my voorheen 2yn trouv Gefchonken had, veracht, en zonder my te hooren:
]k bid u dat gy my uw byftand niet ontzegt.
FONTALBE.
Zo gy beledigt zyt, verwacht voorzeker recht,
Wyl ik hier gouverneur...
BELINDE.
6 Hemel! ’k ben verleren!
Gy zyt hier....
, FONTALBE.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Gouverneur.
BELINDE.
En gy trouwt dezen d.ag! Fontalbei’t is dan waar, dat gy my hebt vcrgceteii?
FONTALBE.
Durft gy , trouwlooze vrouw! daa r gy u niet ontzag Uw woord te breeken, nog u zelf onfchuldig hceten ?nbsp;Zeg me of uw man hier ook niet is.nbsp;belinde.
Myn man? ach! kunt gy my verdenken,
B 9 nbsp;nbsp;nbsp;Dat
-ocr page 34-[l Jat ik een ander ooit myn hart en hand zou fchenken?
; ïVat baart die achterdocht myn ziel al droeffenis.
' nbsp;nbsp;nbsp;FONTALBE.
Wat hoor ik ? hoe! zyt gy dan niet verbonden ?
I' Kan ’t zyn ?..
Ter zyden.
Maar haare vlucht, de brief dien’k heb gevonden.
Tegen Belinde,
Neen; de ontrouw blyk-t te klaar j denk niet dat gy zo ligt My nu bedriegen zult, ’t is my te wel bericht:
Ik laat my niet van u misleiden.
Ik moet u nooit meer zien ; ga alles dan bereiden Tot uw vertrek, ontwyk voor altoos myn gezicht,nbsp;BELINDE,
Wel ik zal deoz’ plaats ontvliên,
Om nimmer u wéér te zien.
Maar gedenk toch dat nw Belinde Altyd u teder beminde.
Doch nu ’k ii verandert vinde.
Zie ik niets.dan ongeluk.
Ach 1 wie Heet ooit droever dagen ?
Wie had ooit meer reên tot klaagen ?
Wie trof ooit meer ramp en druk ?
Gy verlaat my, maar wil hoorcii:
Heb ik. dan uw min verloren ?
Wrs
-ocr page 35-Wreede! kotn niyn ziel doorbooren:
Helaas! ’k bezwyk door al niyn fmart.
Ach ! ik kan nooit in myn leven Myn leed te boven ftrceven;
Gy doorgrieft itiyn teder hart.
Myn hoop heeft iny begeevcn.
Ik bezwyk door al myn fmart.
F ONT ALBE.
Belinde! zyt gerust, gy hebt niets meer te fchroomen.
Ik hoor u; maar kan ’t zyn dat gy niet zyt getrouwt ?
BELINDE.
'Maar waarom denkt gy zulks ? waar hebt gy dat vernomen ?
Indien gy maar eens recht befchouwt,
Hoe zeer myn hart altyd met u was ingenomen ,
Kan ’t mooglyk zyn, dat gy ’t dan nog voor waarheid houd ?
FONTALBE, BELINDE, LUCAS, ryk gekleed. LUCAS.
Myn vrouw! myn lieve vrouw! ’k ben overal gegaan FONTALBE, ter zydcn.
Zyn vrouw!
BELINDE.
Helaas! wat moet ik vreezen ?
LU-
-ocr page 36-LUCAS, zyden-
f ’k Geloof voor vast dat dit de gouverneur za! wezen j Kom nu myn zaken wel gedaan.
6 Ja, myn lieve vrouw! ’k heb wat ik ook mogt zoeken... i Myn vrouwtje lief.. .Myn heer; zie daar,daar is myn vrouw.
Zagt tegen Eelinde.
! Ja j ik begryp je we!.
FONTAi.BE.
, ^ nbsp;nbsp;nbsp;Rampzalige!
^ nbsp;nbsp;nbsp;BELINDE.
'j nbsp;nbsp;nbsp;Ach ! vertrouw!..
FONTALBE.
Ik hoor niet meer naar u, ’k wil u voortaan vervloeken.
Hy vertrekt.
B£LINDB, hem willende tegenhouden, valt in de armen van Lucas.
' nbsp;nbsp;nbsp;Fontalbe!
LUCAS.
i nbsp;nbsp;nbsp;Wat is dat? verbruid
Zy word niet wel; wat of dit toch beduid ?
Wat nu best by de hand genomen ?
’k Breng haar daar in... Zoud gy zo ver wel kunnen komen ? liy brengt haar in 't Salon.
ji G T-
-ocr page 37-«
MARINE.
Myn heer! myn heer Fontalbe ! ach! waar is hy gegaan? Myn heer de gouverneur! Ik kan hem nergens vinden;
En dat daar we ons van daag verbinden.
Ik weet niet hoe dat komt, maar ’t ftaat my gantsch niet aan.
Alles gaat naar myn begeeren,
Alles moest myn vreugd vcnnctreii j Waarom kan ik dan niet weeren.
Dat de droefheid iny komt deeren?
Waarom is myn hart in druk ?
Daar ik nader aan ’t geluk.
LUCAS, uit het Salon komende.
'k Zie haar die my heeft verraaden,
Maar ik zal haar gaan verfraaaden,
F.n verwyten haar beftaan.
Gy zyt Hechts een ongetrouwe ; nbsp;nbsp;nbsp;‘ ’’
Maar denk niet dat my zulks rouwe:
Want ik kryg een and’rc vrouwe,
'k Wil voor »!tyd van n gaan.
Maar bedaar wat, zyt niet te onvreden.
-ocr page 38-De volkplanting.
Het is waadyk gantsch zonder reden;
In myn plaats had ge ook zo gedaans
LUCAS,- driftig-
IiIoet*gy iny nog trotzeercn ?
¦Rlyii diift vcrmcircn?
Zo ik die niet wist te Itceren ,
Zou ik u wat anders loeren;
Ja, ik zon... nbsp;nbsp;nbsp;Hyi hoort geruchti
’k Begin te beeven.
Ik hoor iemand herwaarts ftrcevcn,
Laat ik my inaar weg begeevcn,
Want het is hier vol gevaai'.
MARINE, fpottendi.
Waar zyt gy nu met uw dreigen ?
Wat doed u zo fchielyk zwygen?
’t Is een held dien ik zou ki-ygen j Ik mis ’er niet veel aan voorwaar.
ÏONTALBE, MARINE, vervolgens BELINDÊr
FONTALBEi Liefde doet iny tot u komen.
MARINE^
Door haar is myn vrees benomen.
T*
31
TE SAAMEN.
Zy doet my niets meer Ichroomen,
En eindigt al inyn rouw.
FONTALBE.
Zy fchenkt ons ons begeereu. nbsp;nbsp;nbsp;'
MARINE.
Geen druk kan ons meer deeren.
TE SAAMEN.
’k Wil u voor altyil zweeren Een onverbreek’re trouw.
Ontrouwe ! gy my verzaaken ?
My laaten zonder réén?
Wat komt Mevrouw hier maaben?
FONTALBE.
Ei, wat kan ons dat raaken?
Wat dryft haar herwaarts heen? Stel u toch maar te vreên, BELINDE.
Achl onnoz’le, droeve Belindel ’t Was de liefde die u verblindde.
Want zo gy te teder minde.
Zie nu hoe gy word beloont.
’k Word hier aan de kust gedreven,
Na ik alles heb begeeven •,
P
-ocr page 40-Ja om u waagde ik myn lecven, inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;En ik word van u gclioont.
' nbsp;nbsp;nbsp;Kom, wreede! wil uw befluit dan voltrekken;
Denk echter eerst,wat druk’t iny zal verwekken.
En zo gy ’t u dan kunt ondertvinden ,
Zult ge ondeiviiiden Des Heincls wraak.
F0NTALBE,RELINDE,MARINE, LUCAS,
LUCAS.
I’i was blind voor haar gebreken,
Toen zy myn hart heeft ontfteken;
Maar zy is vol looze ftreeken,
Ik wil nooit meer met haar fpreeken.
En ’k verlaat haar met vermaak.
MARINE.
Maar hoe nn T.. Wie zag ooit meer v.in zyn dagen',
. nbsp;nbsp;nbsp;Dat men iemand zo durft plaagcn ?
Wat mag u toéh herwaarts jaagen ?
Gaat hier beiden voort van daan.
Re LINDE.
In plaats van my zo te fmaaden,
Wees voorzichtig laat u raaden,
Neem uw eerfte trouw weer aan.'
TON-
-ocr page 41-_ nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, FONT ALB E.^
Lnat ons hier elksii-Miiec uooncné ’k Zal Marines mir. bclooncn;
Gy vvi! Kciii uw’lieïJe tooneh,
IJat zytge ran inv man verpliclit.
Woud gy u by my vcrfchooncn Na bet geen gy hebt verricht ?
Neen ; vertrek uit inyn gezicht.
M AR INEi
\Vat nu ? ó fcliurk ! zy clie’k aanfebouwe,,.!
LUCAS;
Is myn vrouw.
MARINE.
Hoe! ongetrouwe!
BELINDE. floot my toch !
FONTALBE.
Verirdk, Mevrouwe. BELINDE.
Ach! dat ik u toch oiitvouwe,
Eer gy my het hart doorboort.
fONtALBE; nbsp;nbsp;nbsp;MARINE.
Wll vry al uw reden ftarken. Zult gy wel u reden ftaaken. Want ik hoor geen enkel woord. Ik verRa geen enkel woord.
* K-
-ocr page 42-BELINDE. nbsp;nbsp;nbsp;LUCAS.
Niets meer kan niyii harte raalten, Uw gemis kan my niet raaken, Wyl me alleen de dood bekoort. Gy hebt my te veel verftoort.
Einde van het eerjle Bedryf.
3/
Het Salon' Jlaat open., c;i men ziet in het zelve verfcheiden prachtige kkêreti, en cieraaden voor Marine. •.
F o N T A L B K , MARINE.
1' O N T A L B E.
Hoe nu! dat lompe mensch , zo kostbaar in dekleêren,' Waart gy daar aan verlooft ? is hy die Lucas dan ?
MARINE.
Ja toch; maar wat kan ons dat deeren ?
Dat ’s immers nu gedaan; kom fpreek me liever van Ons huwelyk.
FONTALBE.
Ik denk daar aan.
Maar ’k .bid u doe my cens verftaan,
Belinde noemde hy zyn vrouw; wat wil dat zeggen?
MARINE.
Ia dat weet ik niet uit te leggen,
’k Begryp het in ’t geheel niet; maar Ik zeg nog cens, wat kan ’t u raaken ?
Zyt gy jaloers van hem ? Zie daar,
’k Begin my ongerust te maaken,
’k 'Geloof niet dat gy my bemint zo als gy zegt.
G a
-ocr page 44-De volkplanting.
FONTALBE.
’k Verzeker u het is t’onrecht Jndien gy my verdenkt.
MARINE.
' nbsp;nbsp;nbsp;Ik vrees dat die Belinde ,
Die gy te vooren zo beminde,
Schoon zy haar trouw verbroken heeft,
U toch noch door de harsfens zweeft.
FONT AL B E.
6 Neen; Marine liefl ik fte! haar uit myn zinnen,
’k Vergeet haar voor aityd; verban Uw vrees, ’k wil u alleen beminnen.
Spreek; wat bcwys wilt gy daarvan ?
MARINE.
Wel; ’t ftcrkfte dat gy kunt bedenken. font ALBE.
Gy ziet, ’k heb alles reeds bereid tot onze trouw:
Daar zyn uw kleéren, en wanneer gy eens myn vrouw Zult zyn, zal ik nog meer u fchenken.
ARIA.
Als gy eens zo gekleed zult wezen,
Als met uw fchoon de kunst zich paart •, Dan behoeft gy niet te vreczen,
Dat ’er iets u evenaart.
Maar welk een luister! welke flraaleii! Ach 1 hoe verrukt gy myn gezicht t
Neits
-ocr page 45-Niets Itan by uvv fclioonheid baaien,
Wyl de zon daar zelf voor zwicht.
Laat toch de vlam, die my doet bbahen gt;
Niet alleen treffen myn gemoed j Laat die ook inv harte raakeii.
Neem deel aan myn mimiegloed.
MARINE.
Zo gy dat alies meent, dan zou myn vrees beginnen Te mind’ren; maar ik kan die niet geheel verwinnen,nbsp;Ten zy ik eerst voor goed, voor goed getrouwt zal zyri.nbsp;FONTA»LBF,.
Wel nu, dat zal niet lang meer beiden ,
Ik ga my fpoeden , en als ik hier weer verfchyn ,
Is ’t om nooit van u af te fcheiden.
MARINE, vervolgens LUCAS.
MARINE,
l*Vi u is het toch wel vast dat hy my trouwt, in ’t end Heb ik myn wensch, 'k ben recht te vreden;
Al was ’t om Lucas maar, want dien verbruiden vent Zou ’k wel met voeten willen treeden.
Hy tvas, toen hy vernam dat hy my had verloren,
Hict eens bedroeft;die fchurklmaar waclit daar komt Üy aan, Het zal nu lïcm ook naar gaan ,
C 3 nbsp;nbsp;nbsp;Hy
-ocr page 46-Hy zal van my wat moeten hoeren.
Zy gaat naar ’t Salon om de kleêren tc bezien. LUCAS, ter zyden.
Te droes! ik zie haar nooit, of’k word zo wat ontwaar. Daar is nog iets dat ik bevindc ,
Ik weet,niet wat het is, ’t is raar,
’t Is net als toen ik haar nog m'nde;
Maar ’k hoop dat zal wel overgaan.
MARINE.
Wat is dat aHes fraai! wat zou ik meer begeeren ?
En die juweelen ! 61 die ^zullen hecrlyk ftaan.
L ITCA S.
MARINE, met een gemaakte houding.
Ha! ben je daar, my n vriend ? Zeg me eens hoe gy dat vind, LUCAS, ter zyden.
Myn vriend; wel zou men niet ? ’t is vroeg datzy begint, marine.
Ik hoor gy zyt getrouwt, is dat al lang geleden ? LUCAS.
Dat raakt u niet.
MAR INE.
6 Neen; zyt daarom niet re onvreden, ’t Is' uit nieuwsgierigheid dat ik die vraag u doe.
Uw vrouw is juist niet mooi; maar ’t kan toch wel pasfeeren Voor iemand, die als gy niet heel veel kan bcgceren.
LU-
-ocr page 47-LUCAS, tér zyden-
Ze is toch waarachtig lief tot in haar kwaad doen toe.
MARINE.
Wat ftaat gy by u zelf te praaten ?
LUC AS.
Ik? niets, dan dat ik haast dit eiland ga verlaaten;
Ik ga deez’ avond heen, en zeg u goeden dag.
MARINE.
Hoe ! gaat gy heen? ’k ben bly dat ik u nog eèns zag; Ik wensch u goede reis, en groet all’ myn bekenden.nbsp;Gy gaat van avond eerst; wel nunbsp;’k Zal dan door myn bedienden v,
Tot een gedachtenis nog een prefentje zenden.
LUCAS, ongeduldig.
Hoe! een prefentje! hoor Mevrouw,
Die zottigheden niet; zie daar, ik wü je zweeren,
Je waart, zo lang je bleef met uw’s gelyk verkeeren, Veel beter op myn eer; maar wacht, maar wat inv trouwnbsp;Is jMist zo vast nog niet dat zy niet af kan raaken;
Hoe Zeer ook nu die twee gelieven zyn verlJocrt,
Zy kunnen wel weêr vriendfehap maaken.
MARINE, met veel trotsheid.
Maar hoe! wat zyn dat hier voor zaaken?
Ik dacht dat gy vertrokt; waar wacht gy na ? ga voort.
ARIA.
-ocr page 48-4ci De V o L K P L A N T I N G,
Waarom flaat gy zo te draaien?
Zoek u elders ‘te voorzien. •
Gy moet aan niyn hoofd niet maaien ^
Wat gy zoekt zal nooit gefchidn.
Hoe! dit fchynt ii te verftoorcn : nbsp;nbsp;nbsp;¦
Neen; ik kan naar u niet hooren;
Ik moet u nooit wederzien.
Ik tvord nu te hoog verheven,
Ieder zal my eere gceven ,
Ik za! hier wel haast gebidn.
vD E R D E T O O N E E L,
IIELINDE, MARINE, EUCAS, BELINDE.
Ei»Lucas I hoor eens hier, ’k heb iets met u te fpreeken,
MARINE.
Uw vrouwtje, Lucas! komt daar nau.
Misfehien hebje een geheim, 'k wil m_v tiaar niet in fteekep., Dies zal ik nu maar hcenen gaamnbsp;BELINDE.
Moet ik uw plaagcn D.an ftceds verdraaaeti'
Welk
-ocr page 49-Welk een beliaagen Vind ge in myn nood ?
Marine neigt beleefd en gaat heen. .
IJiit’re ongenucliten!
Die inyn doej] zucliteii!
Wat moet ik ducliten 1 Ach ! ware ik dood 1
BELINDE, LUCAS.
LUCAS.
Kom, kom ; wil u aan haar niet ftooren ,
Hou toch maar goeden moed; denk ze is zyn vrouw nog niet. E E LINDE.
JVeen , Lucas! ’t is gedaan, ik reken ’t al verloren: Want fchoon de trouw niet is gefchied,
Zal ’t echter nu niet lang meer beiden;
Want ik heb alles tot dit huwlyk zien bereiden.
’t Word haast voltrokken; dies moet ik nu voordien tyd , Wyl ik zulks niet kan zien, vertrekken,
Door u, 6 Lucas! zie ik my dien ramp verwekken ,
’t Is door uw toedoen; maar gy zyt Onfcbuldig, gy kost zulks niet wceten;
Het is alleen, dat gy my hebt uw vrouw geheeten,
Sints dien tyd hoort hy niet naar my.
Maar’kzal nietfiervcnvoor’kmvn onfehuid hebdoen blvken.
C 5 nbsp;nbsp;nbsp;I, tj-
-ocr page 50-LUCAS.
Gy moet niet fterven; kom, waar zou dat toch naar lyken ?
BEL IN DE.
Daar, neem deez’ brief.
LUCiïS.
Mevrouw! neen denk niet dat Ik !y’... BEL INDE.
Acil! Lucas! hoor en hoor my niet.
’k Wil me in die kleine fchuic begeeven ,
En gaan daar meê op zee ; waar toe toch zou ik leeven? ’k Vind door den dood alleen een eind van my.n verdriet.nbsp;Ga by Fontalbc dan, en ftcl hem dit papiernbsp;Ter handen, fchoon ik niet voor hem kan zyn , zal hiernbsp;Door blykcn, dar ik ileeds hem ben getrouw gebleven.nbsp;LUCAS, met aandoening.
Ach! zo gy vast wlit gaan , wacht dan een oogenbllk, En wil den tyd maar eo lang rekkennbsp;Tot.dat ik weder kom, dan'zal ik meê vertrekken.
E E L 1 N D E.
6 Neen; dat kan niet zyn: want ik.
Die niets te wachten iicb dan naare en droeve dagen Vol onrust, kan myn leeven waagen;
Maar daar aan ftcl ik u niet bloot.
Ga; geef deez’ bvicf,dop ray dien dienst nog voor myn dood.
LUCAS, ter zydm in 't heengaan.
Zy^al niet derven, neen ;daar moet ik zorg voor draageot
43
V Y F D E T O O N £ E L.
B E i. IN D E , alleen.
A R I J.
M yi) diocriieid is vai) geen •vcrmcgeii,
Daar ’t all’ inet my fehyiit onbewogen;
Nicraand toom iiiy mededogen.
Dies ik fieclits de liood begeer.
, nbsp;nbsp;nbsp;Want nu ik niets kan verwerven,
' nbsp;nbsp;nbsp;Is alleen niyn wenscli te ftorven.
Maar fclioon ik het licht nwet derven,
Myn lielde derf ik nimincraicer.
Ik hoor gerucht; wel aan,, ik ga, op dat ik hier Van niemand worde ontdekt.
ZESDE T O O N E E L.
F o N T A L B E , MARINE. FONTALBKj alleen en in p^edxhtcn.
’t Is Lucas, een tuinier,
D’e zegt haar man te zyn; liter moer iets achter Rec-ken. My dunkt het kan nier zvn; ’t .mnalftmypekeal verward.nbsp;Ach! myii behandeling omtrent haar was te hard:
Ten minden had ik haar vooraf eens moeren fpreekein
MA..
-ocr page 52-MARINE.
Zie zo; daar ben ik ook; is alles nu gereed ?
01' moet ik nog al langer wachten ?
F o N ï A L B E.
Neen , ’t is reeds alles klaar j maar zeg me of gy niet weet Waar zich Belinde onthoud.
MARINE.
Blyft zc U'nog in gedachten? Dat gy zo na haar vraagt.
FONTALBE.
6 Neen ;
^l^,ar wyl ik zie dat zy nog vrees u kan verwekken, Zo wilde ik haar tcrllond gelasten te vertrekkennbsp;MARINE. .
Is ’t daarom dan is ’t wel; maar ginter zie ik een Ons nad’ren, die ’t u wel zal zeggen.
FONTALBE, MARINE, LUCAS. MARINE.
Ei zeg 5 uw mooije vrouw waar is die toch gegaan ? LUCAS , droevig.
Belinde ? mooglyk is die reeds hier ver van daan.
FOM-
-ocr page 53-FONT ALBE. nbsp;nbsp;nbsp;'i
Hoe! waar dan ?
LUCAS.
’k Vrees dat zy na al in zee zal leggén; Ach! zy bezweek door haar verdriet.
F o N T A L B E.
Wat ’s dat! heeft zy zich dan verdronken ? LUCAS.
Verdronken , neen ; maar hoor wat of’er is gefchied.
1'oen gy uw hart had aan een and’re vrouw gcfchonkeri. Zei zy, zulks weetende, dat zy oninoog’iyk nietnbsp;Kon zien, wyl zy u nog bezino'e,
Dat gy een andere ooit beminde;
En dat zy daarom eer de trouw Voltrokken wierd, vertrekken wou.
Ik deed al wat ik kon om haar dit te beletten»
Maar zy was niet te verzetten.
’k Ben daar op naar u toegegaan,
Om voort u dit te doen verftaan;
Maar, waar ik heb gezocht, ’k heb nergens u vernomen. Nu is ’er in dien tyd een ftormwind opgekomen,
En zo als ik weêr herwaarts kwam ,
En in de zee eens keek, vernam Ik, dat het fchuitje daar zy zich in wou begeeven»
Heel t’onderst’ boven dreef.
FONTALBE.
LU..
-ocr page 54-LUCAS.
Helaas! dit was bet j^cen dat 7,y Maar Z'jcljt, zy was aityd aan u getrouw gebleven.
P'L zei zy dat ik u zoi* /eggen, en indien 'Gy ’t niet geloot en woud , zoudge uit dien briefbetzien,.nbsp;Dien ik u gecveii moest,
FON T A L BE.
Hoe, wat!
Is dit niet door Dorval gefebreeven ? fa, ’t is zyn hand: Ia:it zien wat of die brief bevat.
V,’k Durf myn gedachten ti niet inonu’Iing epenbaaren,. ,, Dit is de reden dat ik u die doe verdaannbsp;,, i:)oor dezen brief, die u myn Tefde zai vcrklaaren,nbsp;„Vergeef toch een bedrog, dat zy my deed begaan.
„ Zo ’k aan Fontalbc ii liet, zoude ik van droefire'd fiervcn. „’fc Maak hom uw trouw verdacht, ’k heb u misdaan;,nbsp;•maar zai
„ Ik, daar ik u zo min, in ’t minfte niets verwerven ?
,, Laat u verbidden; ach! heb meêly’ met
dorval.
•6 Monfler I vaifcl^e vriend ! ach! wat heb ik bedreven! Belinda is zonder fdiuid! en ik, als een Barbaar,
Ben oorzaak van haar dood I zy raakt door my om ’t loeven!' Ach! kom toch hier, Belindc is in gevaar.
Matroos ! foldaat! wil tot haat hulp u .fpoeden,
Ga haar nog zo ’t kan zyn behoeden :
Ik kan niet Icevcn zonder haar.
Zo ’k baar niet wedervind, zal ’k my aan alles wrecken,
Tc-
-ocr page 55-Aan ii ook, fohurk!
LUCAS.
Aan my?
FONTALEE.
Ja; gy hebt dit bcfteeken» ’t Is door uw toedoen. Zo ik ’t ongelyk niet kannbsp;Herflellen dat ik haar heb aangedaan, wacht dannbsp;Van my de wreedfte dood.
H’j vertrekt.
LUCAS.
’t Is myn fchuld immers niet. Marine! wil toch voor my fpreeken,
MARINE, Fontaïbe naloopende.
Myn heer de gouverneur! blyfe onze trouw wéér fteeken ?
AGTSTE TOONEEL.
LUCAS, alleen.
Ik ben myn leeven kwyt; helaas! ach wat verdriet! RECITATI F.
6 Bitt’ie ramp! ó fiii.ut! ncarc gedichten!
Helaas! misfehien hangt men my morgen op.
Droeve Lucas! acb! kost gy wel verwachten,
Dat gy uw dagen hier zond einddn door een ftrop!
Laat ik Then.., maar waar heen ?.. ach! .ich! myn arme kop!
Ik
-ocr page 56-48
Ils ben ill noi d, en ivc s kan my moer fpaaicnj De dood zie ik waavoii,
Jlyn anjlbon verawaarcn,
SJy dunkt ik hoor geraas;
Wat zal my weUtvaaren !
Hciaas!
Ik kan niet vluchten.
Ach ! weik een naar geluid !
Wat moet ik diicliteii!
Al niyn hoop is. mi weg, Lucas ’t is met u tüti .
‘k Hoor genidit, ach ! laat ik zwygen,
’t Is wis iemand van ’t gereciit.
’k Zie hem roet zyn vinger dreigen,
Ik wi! hoortai wat by zegt.
,, Onbedachte I gy hniogt beevon, j, Dat gy hier komt kost u ’t leeven”,
¦ ’t Onvveêr heeft my hier gedreven.
Maar ik bid wil my vergeeven,
Ach! (lort my tocli nier in ’t ^raf.
•„ Neen, laat af; verwacht uw draf.
Maar, ach! hy hoort niet, hy is me ontweken,
Hy vloekt, hy raast, is onifteken.
En toont my zyn grimmigheidj Ach 1 dit is een zeker teken ^
Dat hy zich ter wraak bereid.
W\
Het Is de gouverneur; wat zie ik! met Belinde!
Wat vreugd! dat hy nu zyn beminde Heeft weêrgevonden, want nu is myn vrees gedaan.
FONTALBE, BELINDE, LUCAS, ter zyden, Matroofen, Soldaat en.
FONTALBE.
Wat vreugd, Belinde! ftreelt niyn zinnen!
Niets zal ooit inyn trouw verwinnen ,
H: zal eeuwig u beminnen, nbsp;nbsp;nbsp;'
*k Bid verlaat u op myn woord.
BELINDE.
Als gy my uw Iiart wilt fchenken, nbsp;nbsp;nbsp;'0
Dan kan niets myn vreugde krenken ; nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
Zou ik aan myn leed gedenken.
Daar myn wenscli nu is verhoord. nbsp;nbsp;nbsp;t
FONTALBE.
’kdleb u misdaan.
BELINDE.
’k Bemin u teder.
FONTALBE.
Maar vergeef my l
BELINDE. ö Ja; ’k bemin u teder.
D nbsp;nbsp;nbsp;F#W-
-ocr page 58-jcx D E y O L K p L A N T I N G,
Ik verzeker ti tiu' wdder,' ' . nbsp;nbsp;nbsp;' ' Myn gfehik vind ik nü weder,
Dït.py my alleen bekoort. nbsp;nbsp;nbsp;VVyl, uw'liefde my bekoort
TE SAAMEN. _
Beerscb voor altyd in inyh‘ ziiincrl,‘
Laaten we eeuwig ons beminnen,
'..... Laat niets diize trouw verwinnen'.
Ons heil wórde nooit gcftdörd. ‘
BELINDE.
De vreugd bedwelmt myj’fevbel Hsti iny myn kracht begeeft.
FONTALBE.
Dit is de fchoonfte dag, dien ik nog heb beleefd.
Goed, alles is gefchikt j nu zal je ’er ook van lusten. Marine, wacht maar .wat ;’t is nu myn beurt, je zultnbsp;Wat moeten uitftaan, je geduldnbsp;Moet ik wat tergen;j ja, ik moet je mi wat plaagen,nbsp;My dunkt dat gal my recht behaagen;
Zo kryg je ’t loon eens voor je fchuld.
Daar is ze,, ’k moet zo lang ik kan ’t zien uit te honen.
• . ' i
MARINE, LUC AS.
MARINE.
Hy heeft Belinde weer, uft is het met myn trouwen. Wat nu gedaan ? als ik ook Lucas maar weer nam ?
Maar ’t is zo hard, voor al zo ’fcdeeörfte by hem kwam.
LUCAS, ter zyden.
Zie zo, dat ’s goed; het fchynt zy ftaat reeds te overlegg en MARINE, vriendelyk.
Ha! Lucas! ben je daar ?
LUCAS, /pottende.
Mevrouw, als ge iets begeert, Zo ben ik tot uw dienst.
MARINE, ter zyden.
Hy fcheert
Den gek met my.
LUCAS.
Mevrouw believ’ my maar te zeggen Zo zy iets hebben wil; of mooglyk brengt mevrouwnbsp;My dat prefentje, dat zy my ftraks zenden wou :
Want daar ben ik nog om gebleven.
MARINE, zuchtende.
Och! neen.
D a Lü-
-ocr page 60-LUC,A S,,
Of zai ik dan
Ook naar den gopverneurt, mevrouws aanflaanden man, Myn heer Fontalbe gaan ?
MARINE.
Zou ik om hem iets geevcn ? Dat ik hem trouiven zou is anders- niet gefchied,
Als dat ik wierd uit nood gedreven;
Want hem beminnen deed ik niet.
LUCAS.
Mevrouw heeft nochtans hem voor anderen gekoren.
MARINE.
Dat ’s waarmaar ’k heb u rgeds doen hooren Dat zulks uit dwang was; en daar bynbsp;Hy IS de gouverneur';' men is dan ook al bly,
Wanneer men word tot vrouw ecns gouverneurs verheven; Door hoop van hoogen Haat word menig een verblind ;nbsp;Maar ’t is daar in niet dat men ’t waar genoegen vind;nbsp;Het hart, het hart alleen, als ’t eens is weggegecven.nbsp;LUCAS, lagchendc.
Wel nul het hart, het hart, wat is daar van? , MARINE.
Wat zal
Ik zeggen? ’k zie nu duidehk dat al t' Die grootheid niets is by de ,rain die ons eens griefde;nbsp;Daar haalt toch niets by de eerftc iiefdc.
-ocr page 61-LUCAS, ter- zyden.
Die jiimmc feeks '
MA R IN E , ter zyden.
’k Geloof dat hy alreeds wat voelt. RUCA S.
Dat ’s waar, dat zie ik aan Fontalbe en zyn Belinde, Want hoe zyn liefde ook waS verkoeld,
’k Geloof dat hy haar nooit zo zeer als nu beminde. 'MARINE.
Maar hoe toch vond hy haar ?’k dacht dat die fterke Wind Het fchuitje in zee had omgefmeten.
LUCAS.
Zy heeft dien wind juist dank te wecten Dat zy zich nog behouden vind ,
Want die heeft, eer zy zich in ’t fchuitje had begeeven, Üatflos gemaakt, en dus is zy op ’t llrand gebleven.nbsp;MARINE.
Ach! wat geluk! ’k ben bly dat zy nu weêr te faam’ Verzoend zyn, wyl zy nu gelukkig kunnen leeven.
’t Verzoenen is toch aangenaam.
0 ....
D U O.
' nbsp;nbsp;nbsp;Als men wil zyn plicht betrachten,
My beininncii, en meerder achten,
Mag men hoopai my te -vïKachten,
En men zet fpoedig niy ter neer. ,
-ocr page 62-)
I nbsp;nbsp;nbsp;Raakt dat my?
Hoe! zou u dat raaken?
Neen, ik Ipreek van and’re zaaken ;
Want gy verdient inyn gunst niet meer,
Ais wen kiygt bet’re gedachten.
Men zyn woord wat racer wil achten,
En als ik mag berouw verwacliten,
Schenk ik al ligt wyn harte weêr.
MARINE, nrllyd.
, Raakt dat my ? .
LUCAS. ü?necn. Mevrouwt!
Zou ’k my vleijen met mve trouwe ï
Dat was voor my te veel eer.
• «
MARINE, ongeduldig,
Ei he^ot hem eens fpreeken,
Hy biyft OHbfiZweeken.
LUCAS.
Vergeef my dit plaagen,
Maar ’t kan|my behaagen,
' Dat ge 11 zo bedroog.
marine.
Komt gy my braveerenï Dit gaat veel te hoog;
Of
5-5
My nog te trotzeeren,
Ga voort uit niyii oog.
LUCAS.
Mevrou^ve l MARINE.
Ontrouwe ! .
LUCAS.
Myn vreugd kent geen maaten. Ik lagch my fcliier dood:
’k Veins nog haar te haaten. Haar fpyt kan niet baaten.
Die moet nog vergroot.
MARINE.
Rfyn fpyt kan niet baaten,
Wat zyn minnaars fnood!
Wat ze ook mogen praatcn,
Zy lagchen, en laatcn U fteeds in den nood.
MARINE
Gy gaat my verzaaken?
Ik ga my vermaaken.
Ik raas fchier van fpyt.
XUCAS.
Ik ga my vermaaken;
Wat vreugd komt my naaSenf Wat ben ik verblydl
Wat zal ikmu inaaken?
Maai zo gaan de zaaken;
Die hoog wil geraaken,
Raaltt alles ligt kwyt. /
Daar üa ik mooi bekaait; het onheil volgt n:y na :
Wat zal ik in het* eind’ nog maaken ?
Wat ramp! op eenen dag twee vryers kwyt teraakenl Ik wil toch trouwen ’t ga hoe ’t ga.
J T U O R.
Dc glans'kon my be'coorca ,
Hy liad inyn oog vcrblinil.
’t Moest I,ucas wel verftooren ;
Won Iiy niy maar weer hooren !
Maar, neb ! ik ben verloren,
Zo hy my niet moer bemint.
Wat heil! nu zoiulcr wroegen De min ons faam’ komt voegen ;
Men fmaakt het grootst genoegen,
Na tie gmotfle ongencudit.
Wat vreugd voor beiden !
Mjh waarde!
Laat ons nooit fclieidcn.
TE SA AMEN.
Wat hei! zien wo ons bereidoii !
Wat is iiiyn ziel vcrliengd !
Deze dag belooft ons niet dan vreugd.
Ik kora in utv vreugde deden,
Veel geluk met dezen band.
Hebt gy nog iets te bevoelen ?
Ik vertrek wcêr naar inyn land.
7,0 gy u bier niet wik onthoni'n,
Laat uw vrtmw dan iiuu u rann.
Wie? Marine? neen, dat zou iny eanve!.
Zet rny daar maar niet toe a;e;.
Zy moet met een groot beer tronw'. n,
’t Is m»! ons gLil afgcdaini.
M A'
-ocr page 66-56
D
w
MARINE.
Ach ! Lucas! wil zo ftreiig geen vonnis ftryken; * ’k Zal u nooit verongelyken ,
Altyd zal inyii trouw u blykcn;
Maar zo gy my fleeds verftoot,
Zyt gy oorzaak van myn dood.
SELINDE, en MARINE.
is . jen J
de eerfle oin u te fineekcn.
Zy
Ik ben
Gy inoct u zo flerk niet wreeken,
Zet uw toom eens aan een kant.
LUCAS.
Was myn hart van Heen het zou brecken.
Ach ! ik ben tegen haar niet befland:
Kom, zié daar, zie daar is myn hand.
CHOOR.
Raat de trouw eeuw uit eeuw in vcgeeren,
Wyl door haar het waar geluk bc^nt.
Hoe de min ons dikwyls ook mag decren,
’t Is door de trouw dat men liet al verwint.