-ocr page 1-

1^

BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHTnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1929

Verizameling tooneel= stukken uit denbsp;nalatenschap vannbsp;Prof. Dr. J. te WINKEL

MO.JZS4;_

-ocr page 2- -ocr page 3-

PS*


De BERAAMDE MOORT OP ^9^/

MAURI T S,

PRINS VAN ORANJE

Door de Zoonen van

JOAN VAN OLDENBARNEVELT. Met de Strafoeffeninge der Mede-plichtigen.nbsp;‘TREURSPEL;

DOOR

FREDRIK DUIM.

^DER

quot;RUKSUNIVERStTEH

Gedrukt voor den Autheür J RECHT# te JMSTERDJM,

By ISAAK DUIM, Boekverkoper bezuiden het Stadshuis. 174J.

¦ - -¦ ---

-ocr page 4- -ocr page 5-

BERECHT

AAN DEN

LEZER.

*k T Tebbe nu omtrent twee jaren gewacht, JTA naar eenen zekere Roskammer , dienbsp;my drygde, (toen ik de Vlugt van Huig denbsp;Groot hadde uitgegeven,) met eenen yzerennbsp;Roskam te zullen afroflèn , indien ik mynnbsp;(chryven van de Groot, niet Haakten, ’k heb-be echter het Vervolg van ’s Mans levensgevallen uitgegeven , maar, tot noch toe , datnbsp;Roskammertje niet vernomen, des dient totnbsp;zyn berecht , dat ik zyn Pasquilletje , vannbsp;den Rotterdammer Brieven befteller , welnbsp;hebbe ontfangen, ook myne Dochter , vannbsp;den Amfterdammer Brieven befteller , tenbsp;Rotterdam, en datze beide, met de omflar-gen, onder my zyn beruftende , of ze , tennbsp;eenigen tyde , noch eens dienft konde doen.nbsp;’k hebbe ook onderzoek gedaan , en latennbsp;doen, zo hier, als te Rotterdam, om ditnbsp;Roskammertje, dat zich onderfchryft Petrusnbsp;Delfensis, en DEFENSis,te ontdekken,nbsp;doch te vergeefs. En wyl hy zich, in zynnbsp;fluiphol, fchuil houd, kan ik hem niet andersnbsp;aantnerken dan als een blaffent hondje, ofnbsp;ballekenden Ezel , die voor myn Huisdeurnbsp;ftaat te Balleken, en verdient, van myn huis,nbsp;met ftokken weg geflagen te worden.

* z nbsp;nbsp;nbsp;An-

-ocr page 6-

berecht aan den Lezer.

Anderen, die wat omzichtiger zyn , antwoorden, (als men zegt, de Vlugt van Huig de Groot is een fray ftuk, te meer, om dat het

zo Hiftoriaal is.) Wel----Ja----’t is niet

kwaat, maar, als----of----zulk een ftuk

ondernam, dan zoude het een ander aanzien hebben, ik gelove zulks j en twyfele niet ,nbsp;of zy zoude van de Groot eenen Afgodt maken, en ik fchetfe hem af als eenen Menfthe.nbsp;want, die de namen van eenige Krygsbendennbsp;in ’t Monfteren hoort lezen, en, (zonder dienbsp;Benden oit meer gezien te hebben ,) op ’tnbsp;eerfte gezicht, hen allen, by hunnen Naamnbsp;en Toenaam, weet te noemen, dit is iets meernbsp;dan Menfchelyk. en die fpreekt met zulk eennbsp;kracht, dat ’er de Lendenen der toehoordersnbsp;van flaan, en wiens gezicht zo ontfachelyk is,nbsp;dat ’er een’ Redenaar de klem van in dennbsp;mond krygt, en daar door niet in Staat is,omnbsp;zyne Gedachten, geveftigt op zyn Onderwerp,nbsp;Verftaanbaar, en in orde zyne toehoorders tenbsp;kunnen mede delen , en wiens Brieven, bynbsp;gebrek van zyn handen , men kuft, en zulksnbsp;gefchiet niet van het gemeene volkje , maarnbsp;van dien Wyzen. Hooggeleerden, en Welfpree-kenden Uitenbogaart. Ik zegge, zulk eenennbsp;Man, moet iets meer dan menfchelyk zyn. Ennbsp;zulks fchryft men Huig de Groot toe, de malligheden aan hem, en aan zyne Brieven betoont,nbsp;gelove ik wel, doch ftelle de Waarheit dier

an-

-ocr page 7-

Berecht aan den Lezer.

andere vertellingjes, aan Mannen , die kunnen oordeelen, en niet aan Jongens, en Tuffende Beuzelaars , die de Leflèn van zulke Schryvers opvolgen, en, noch durft zulknbsp;een Studentje zeggen , dat ik Lieg, zondernbsp;in ftaat te zyn, my de minfte Logen aan tenbsp;toonen.

Maar, wat belet deze Liefhebbers, dePen-ne op te vatten ? Waarom me hen niet aange-fpoort, om het Geeftryke water der Hengfle Bron, eens uit Paters vaatje te tappen.? of,nbsp;waarom de Echoos van de Groot zyne Vlugt,nbsp;ons niet eens uit de Boflchen van Parnas latennbsp;horen.? zy wyzen my, myne fouten aan, ennbsp;verbeterenze, doch, naar waarheit 3 overeen-komftig met de Enkele Daad 3 immers ftaatnbsp;hen zulks zo vry, dan het my ftont, het ge-brekkelyke in de Vertaalde Zaïre, van Voltaire, aan te tonen, doch ik denkeniet, datnbsp;ik zulks zien zal.

Schotfchrifcen , zyn van Barnevelts tyden af, althans de wapenen gev/eeft van dit Volkje, waarin het zynen Haat , en Wraakzuchtnbsp;koomt uit te fpouwen } en zulks houd totnbsp;heden ftant, aan alle , die op zynen toon nietnbsp;¦willen danfen. ’t is gebleken aan dien Ichen-zieke Amftelophilus , door my , voor mynenbsp;Zaire ontmaskert. en aan deZak-Pasquillen,nbsp;waar in men de voornaamfte Mannen , vannbsp;* 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oo'

-ocr page 8-

Berecht aan den Lezer,

onzen tydt, befchimpt, _ fchoon het verdigt-zeis zyn , in brein gefmeed. Dus is het ook geftelt, met die Autentique ftuk-ken , die men voorgeeft te hebben , wegens de behandelinge van de Witten, zyn ’tnbsp;Autentique Stukken j waarom dan zynennbsp;Naam verzwegen ? en, die zo genaamde Autentique Stukken , fteelswyze , onder dennbsp;Mantel verkocht ? anders , dan , omdat zynbsp;daar voor, niet durven blank (laan, en de anderen weten, datze , als Pafquilmakers, ftrafbaarnbsp;zyn. en zulks koomt uit de penne van zulknbsp;volk, dat by oogluikinge word gedult j dewylnbsp;het om zyn misbedryf, door Plakkaten uit dennbsp;Lande is gebannen, welke Plakkaten noitzynnbsp;vernietigt.

Ik ben, door dit Pafquilmakertje , *t welk my raakt,aangefpoort,om dit Spel, De Beraamde Moort op Prins Maurits , te maken, omnbsp;de waerelt te doen zien, wat volk onder dienbsp;Sede gefcholen heeft, en noch fchuilt; ’tnbsp;welk den Lezer in dit Treurfpel ontdekken

’k Voorzie, wyl my dat kwantje , om de Vlugt van H. de Groot, heeft gedrygt tenbsp;Roskammen, Hy , om dit Stuk, my wel ,nbsp;alseenen anderen Marfyas, zal willen villen,nbsp;doch, ik belach zyne krachteloze fiflèrtjes jnbsp;hy mag ’er zich , met zyne Speeljongens ,nbsp;meede vermaken, wylze my geen leet kunnen

-ocr page 9-

Berecht aan den Lezer,

nendoen. mits, dat dien Stoutenburg, niet, als den voorigen Stoutenburg , my , op eenenbsp;verraderlyke , en fchelmfche wyze, tracht tenbsp;koome befpringen, daar zulke Guitjes niet tenbsp;goed toe zyn. dit hadde ik mynen Lezer tenbsp;berichten, die ik wenfche

Wel te varen.

PER.-

-ocr page 10-

PERSOpNEN.

MAüRIts. Prins van Oranje.

Willem van Oldenbarnevelt. Heer van Stoutenburg.

Kynier van Oldenbaenevelt. Heer vaö

Groenevelt.

Meveouwë Barnevelt. Wed. van Joan van Oldenbarnevelt.

Mevr OUWE Groenevelt. Gemalinne van Ry-nier van Oldenbarnevelt.

Mevrouwe Stoutenburg. Dochter van wyle den Heere van St. Aldegonde, Gemalinnevannbsp;Willem van Oldenbarnevelt.

Henricus Slatius. Geweefl: Predikant tc Bleiswyk.

Adriaan van Dyk. Geweefl: Secretaris te Bleiswyk.

Jan Blansaart. Proponent onder de Remon-ftranten.

Kornelis Ge R R E T s z. Zwager van Slatius. Daniel Koornwinder. Geweefl Secretaris tenbsp;Berkel.

Jan Engelen. Eender gehuurden, die de beraamde moort heeft ontdekt.

Van Zwieten. Lid der Ridderfchap.^

S Y LL A. Fifcaal van ’t Hof van Hollaiit. ^Rechters. Duik. Griffier van ’t Hof van Hollant. ^

Boode.

Stommen.

Het Zoontje van Ry nier van Oldenbarnevelt. Abraham Blansaart. Broeder van Jan Blan-

faart, meedeplichtige.

Jan Faas. nbsp;nbsp;nbsp;JGehuurde Matrozen , die

Hieron Emonds* gt; den beraamde moortuit-Fieter Jansz. 3 brachten.

Willem Parthy.

Di\k Lee^deÏ^s^z^’ f Gebuurde Moorders,

Jan KiAAsz.

-ocr page 11-

tgt; E

BERAAMDE MOORT

MAURI T S,

PRINS van oranje.

TREURSPEL.

EERSTE BEDRYF. EERSTE TONEEL.nbsp;Stoutenburg, Groenevelt.nbsp;Stouteïjburg.

Ik weet geert veil’ger plaats dan deeie, om ons bclluit, Omzichtiglykberaamt, te nemen, om’t ecns uitnbsp;Te voeren.Moeder moog van d’aanflag geenszins 'weten,nbsp;Wy zouden in haar oog zyn roek’loos, en vermeten,nbsp;Als of men onbedacht, wou lopen in den doöt.

En myne Gemalin vertróuwe ik niet; denoot,

Waarin was den Tyran, zou zy hem openbaren, ren, Voor’tminft, door anderen, aan hem’t geheim verkla-Wyl 'thuis vanAIdegonde is vaft gehecht aan’tHuisnbsp;VanNaffaüw, dat ik wil vermorzelen totgruis.

En op uw Gemalinne is luttel ftaat te maken.

Ook zyn althans verdacht geheime famen-fprakert; Men houd hetooge op al hetBarneveltfchevolk,

Uit vreeze, dat het reeds laat fcherr’pen zynen dolk, Omd’Aarts-Tyran, uit Wraak, den dolk in ’t hart ténbsp;ftooteu.

En al dé deuren van de kamers zyn gefloten, vroeg * Gcea’ menfeb betreed de zaal, van ’t binnen-hof, dus

A nbsp;nbsp;nbsp;Des

-ocr page 12-

z De BERAAMDE MOORTorMAURITS,

Deshebme, oin’thelden-ftuk te fluiten, tydsgenocg. Groenevelt.

’kBekenne,ikbeeve, numen werk’lyk zal beginnen,

’t Schyn t iets, wanneer men’t fmeed,op ’t makk’lykfte in de zinnen,

Men fchetfe’tfchoonfl dan af; men kitteltzynen zin, Met fchyn-verbeeldinge, dit lokaas flokt men in,

’t Vergiftigt ons gemoed; men denkt aan geen gevaren; Maar, als’t op’t nypen komt, zal ’t lokaas ’t hart bezwaren;

Hetfchrikt,endeinfl; te rugge, en aarzelt voet v^oor voet. ’k Beken, dus is geftelt op heden myn gemoed; men;nbsp;Een zeker voor-gevoel doet my voor d’aanflagh fchroo-Ik vreeze ons huis, reeds half gefloopt,ten val zal komen.nbsp;Hicromme was myn’ wenfeh dat d’aanflagh wiert ge-Stoutenbürg.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fla^t.

Geflaakt! nu alles is tot wraak gereed gemaakt ? Gedenk hoe dienTyran vermoorden uwen Vader;nbsp;Gedenk hoe zyne zoons, gevloeid uit’s Vaders ader;nbsp;Bezielt met zynen geeft, thans moeten ’t vaderlantnbsp;Herftellen, in die torm_ van zynen ouden ftant;

En zulks kan niet gefchiên, ofdenTyranmoetfterven, Danzalmebyttant, van de Staaten zelfs, verwerven.nbsp;En de Ingezetenen der Steen, en ’t platte lant,

Zyn ^reeds verwittigt, pm aan ons te biên de hant.

quot;k Heb zulks met (I) Dwingelo,te Leiden reeds befloten, Vier hondert Boeren zyn gereed, om al de Grooten,nbsp;DeNieuwelingen, weêr te lichten uit de Bank,

En de oude Heeren, die men fcheiden deed met ftank,

Wéér

(I) Dwinglo , geweeft Predikant te Leiden , zeide te-gens Stoutenburg , als de andere Steden begonnen , hy, Pwinglo , weinig zwarigheit te Leiden zoude vinden,nbsp;dewyl 3 a’400 Boeren van Hazerzoude , ten dien eindenbsp;gereed waren, om binnen, of oratrent Leiden te komen,nbsp;waarom by publicatie den n April 1613., looo. gulden»nbsp;jpp zynlyf gezet is. Baudartius ly.B; p.51.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;”

-ocr page 13-

PRINS VAN oranje. 3 ¦Weêrinhunn’Achtbaarheit, eu eerece herftellcn.

Dan zal Gewetensdwang geen vonnis mogen vellen, Noch geen Plakkaten, aan veel duizent vroome liên ,nbsp;Hunne oeffèningen, in het openbaar , verbiên,

Maar hun gebannene Voorgaugers weder keren, In’tlieve Vaderlant, wendeand’re weer regeren.

Des aarzel niet, maar toon datgy hebt moed en hart.

GrOE NEVELT.

Hoe meêrik’toverdenk’, hoe meer ik raak verwart; Uw’voorftel fchynt welgoed,maar,om het uitte voeren,nbsp;Legtgrootezwarigheit. men maak geen’ftaat op Boeren;nbsp;Enwat’sdeBurgerye? een’hoofdelozen hoop,

Die, eerzy wordgejaagt, zichgevenopdenloop,

Het Hof zal ’t krygsvolk op hun zwakke halzen fchen-Gevangen nemen, en verftroyen; doen bekennen, nen, Wie zy n de aanvoerdersgt;die beftemden ’S Prinfen moort;nbsp;Men mek ons; ’tisgedaan; wy alle moeten voortnbsp;Ontvluchten’t Vaderlant, of hier elcndig fneven. ven.nbsp;Ook denkeik,’t meefte volk, door wraake voort gedre-Zal bellen, om de doot te wreken van den Prins,

Wyl zich den grootken hoop voor hem verklaart alfinSj De oaam Oranje legt, in hunnen mond heiturven,

Des, ’t zy ’t gelukt of niet, wy zyn althans bedurven, , Desbiddeik, overweeg, en zie wat dieper in.

Dit dood’Iykopzet, wyl’tbeneveltmynenzin.

Stoutenburg. nbsp;nbsp;nbsp;_ ken?

Zyt gy ontaart, en wiltgeuw’sVadersdootnietwree-* Of is’t lafhartigheit, dieu dus noopt te fpreeken?nbsp;Waf heil verwachten wy voorons, in’tVaderlant?nbsp;Menkeereonstoedennek; ’t is enkel hoon en fchand, ,nbsp;Wat ons word aangedaan; de Prins,en dé Oppermachten,nbsp;Ja zelfs’tgemeene volk, ons openbaar verachten;

Mampt van Gouverneur heeft my den Staat ontzeit; ’tRitmcellerfchaphcb ik, gedwongen, neergeleit,. )nbsp;Ook is ’t Houcvelters ampt van Hollant u ontnomen,

En in ’t Hoogheemraadfehap gy nirnnjermeer iBOPgt komen,

A 2 nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wac

-ocr page 14-

4 De BERAAMDE MOORTopMAURITS,

Wat goeds ftaatons dan hier tewachten, wyldenStaat Zoekt ons verderf, geftyft door Maurits bitt’reii haat gt;nbsp;Waar zalme van beltaan? wat midd’len om te levennbsp;Naar onzen ftaat, wyl ons een yder wil begeven?nbsp;Ikbarft van woede en fpyt, enzalhetonderltaan,

AI zoume myook’t hooft van mynen halze Haan. Groenevelt.

Gy zyt te d riftig, wil verdraagzaamhcit nu leeren;

Het paft niet tot de wraake,en ’ t moorden zich te keren; ’k Voorzie een Bloedbad in het ganfche Vaderlant;

’k Voorzie, hoe de eeneStadt zich tegens de and’re kant; De Burr’gers,door de wraak vervoert, elkaar vermoorden;

De Bontgenoot in’tlantgevloeit, van dry vier oorden. Wiens krygsvolk’sPrinfen moortzal wrecken metge-Vergeefs word onze magt dan tegens hen geftelt, welt;nbsp;Hunneovermagtzal onsvernielen, en bedwingen,

En ’t geene ons ov’rig is noch uit de handen wringen;

’k Zie onze Broederfchap de landen uitgejaagt;

Waar viudme een fchuilhoek, wyl ons volk aan elk mishaagt?

In ’t kort, ’t is d’ondergang der Barnevelts gezinden; Gehaat ,verfchopt, vervolgt, van vreemden en van vrinden,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voert.

Dit zal ’t gevolg zyn, wenme een’Inlandfche oor’log En door eens Prinfen moort het ganfche lant beroert.nbsp;Des laat u raan; Baak ’t werk ;’t zal beft zyn, naar mynnbsp;oordeel.

Denkook, hoeSpanjezalhiertrekkenuitzynvoordeel; (2) ’t Beftant loopt reeds ten einde; als alles is verwart;nbsp;Wie zal hem tegenftaan, wie hebbe moed en hart,

Om hem, inzynenloopteftuiten , en te keren?

Wie zal hem, indienftant, van onze wallen weren? Of, is zelfs’t Vaderlant thans walg’Iyk in uw oog ?

Stoü-

Cl) Het twalefjarige Betont met Spanje}

-ocr page 15-

P R I N S VAN o R A N J E. 5

Stoutenburg.

’k Zag liever Nederlant weer Spaans,hoe zeer men boog’ Opvry heit, dan te zien den moorder voor myneoogen,nbsp;Van mynen Vader, ’k zal dienDwing’laijt noit gedogen;nbsp;Hy fterf; ’t moet zyu gewaagt ^ men vang’ het ruftig aan;nbsp;’t Isreedste verr’gebragtomweêrterugte gaan;

Men is in arbeid, en gereed een vrucht te baren,

Die ’t Lant verloffen zal van zulke die ’ t bezwaren.

Acht duizent guldens is’er reeds by één gebragt,

(3) Om kracht te geven,dat het ftuk worde uitgewracht, W y hebben al dit geit van Dyk geftelt in handen,

Om volk te werven,’t welk den moorder aan zal randen, lt;4) En fchieten hem ter neêr,ook waar ’t hem vinden zal,nbsp;Zodra hy legt gevelt, zal fluks een groot getalnbsp;V^n Boeren, op’t gerucht toe fchieten, om te helpennbsp;DeDadersinhunvlugt; en de and’renoverftelpen,

Die zullen trachten om te nemen ben gevaan,

Als dit verricht is, zal men hant aan wapens liaan,

Die reeds gekocht zyn, en befloten in twee koffers,

Om wieonstegcnllaat, op te ofFrenals flachtoffers, Voor de algemcene zaak, hierom herfchep uw moed,nbsp;Myn’Broeder, allesftaatopeen’onwrikb’ren voet.nbsp;Daar koomtHeerSlatius vermomt, omonstefpreeken.

TWEE-

(j) tfeoo Guldens was by een gebragt, waar by noch 4000 guldens wiert opgenoomen van Klaas MiehielszBon-tebal, om den aanflag uit te voeren. Van de Zande kortnbsp;Begryp der Nederlandfche Hiftorien, xtfij.

(.4) ’t Voornemen was op denyFebr. 1^23.den Prins te Reiswyk, in het uit of intreede zyner koetfe tedoor-fchieten: op ’t horen van de fcheut, zouden anderen toe-fchieten , om met gewelt het vangen der moorders tenbsp;beletten, die, naar de Tolbrugge , door de Veenen ge-vlugt zynde , een generalen opftant zouden verwekken.

Van de Zande, Nederl. Hifi-

A S

-ocr page 16-

6 DeBERAAMDEMOORTopMAURITS,

T W E E D E T O N E E L.

StOUTENBuIiG 1 GroeNEVELT , SLAT-Ius', ah eeti Spaanfch Militair gekleed.

Slatius. nbsp;nbsp;nbsp;breeken,

’tTT7ordtydt; den aanflag itaat gewis haafl; uit te VV Hy’s zekerder beraamt , dau’t was te (y ) Rotterdam,

Wautyder, toen hy door die Stadt reed, haait vernam, Datzulks ondoen’lyk was,hem ,rydende, te treffen.nbsp;Thans is ’t veel veiliger, dit kuntge licht befeffen.nbsp;Myn’Z wager hcbbe ik meê gewonnen,geeft zyn woort.nbsp;Om zelf dehantte flaan aan’t werk, ’khebaangefpoorcnbsp;Debeide Blanfaarts, die zich meê vol y ver toonen,

Om wraak te nemen, ja, zelfs niem^ntt? verfchoone*n, Wie durf befcherr’men, in’t vermoorden, denTyran,nbsp;En Koorénwinder is ook één van ’t Eei^efpan,

Ook van der Duffen; zy met Eeden-zich verbinden , Hen, metgelaan geweer, te znllenlatenvinden,

Ter plaaiamp;daar menT Huk kan ’Civ^iligtt vangen aan; Hen dunkt zy zullen ’t belt dan kutinen onderttaan,nbsp;Wanneer fay uit de koctfe, .of in de koets zal treden.nbsp;-JaaBlanfaartftyft ons volk alom met kracht van reden,nbsp;Dat hun verloffinge, en herftellinge is naby,nbsp;En’tkollenzal veelbloets, hieromme waarfchuwthy,nbsp;Hen alle, wel bereid te zyn, ons by te fpringen,nbsp;'Wanneer men ondefftaat'het ftaal de hant te ontwringennbsp;. Van hem, dietrots’lyk zet den voet ons op den nek.nbsp;'Elkis wilvaardig, en terhuipe, is geen gebreknbsp;Van manfehap, ’tganfehe lant zal zich by ons begeven,nbsp;Zo draden Dwingelant gebragc zal zynom ’t leven,nbsp;Hy, als hnn’Proponent, weet, doorbevall’gereen,

Het

(O Stoutenburg beraamde met Koornwinder , en van • Dyk» eenenópftant te verwekken binnen Rotterdam , omnbsp;den Ptinfe, in 't dooriyden aaa w tallen.. Brand pgt;so7«

-ocr page 17-

PRINS VAN ORANJE. 7

Het weif lend harte, tot ftantvaftigheit te kneén, Met, zeerbedekt’lyk, ietsvand’aanflagte openbaren,nbsp;En, dubbelzinnig , al zyn woorden te verklaren ,nbsp;Ook fomwyl wenfchthy,met een zucht,omMauritsnbsp;doot,

Wyl Lant en Kerk dan was verloft uit hunnen noodt. Om dus te ontdekken hoe het volk zich zal gedragen.nbsp;Wanneer ’t zal horen dat den Dwing’lan t legt verflagen.nbsp;Dit’s ook al overlang geweeft myn oogemerk;

(6)En Gecfteranus heeft’er van gemaakt zyn werk, ’ OjMetVelfms, zy beide, ook nevens my, getuigen,nbsp;Hoe wy, naar onzen will’, hun’ harten konden buigen;nbsp;Zy alle wenfchen eens te zien verandering’,

In Kerk en Politie, al was het door de kling’.

Zodat men veilig kan en mag op hen vertrouwen.

En op hun ondcrftant ook valte hoope bouwen. Groenevelt.

’t Zyn moye bloemen; fchoon, en aangenaam van kleur. Maar hunne uitad’ming’geeft geen liefelyke geur.

In uw befpiegeling’ zy overheer’lyk blinken; ftinken. Maar , ’k vreeze, in uwen neus zy walg’lyk zullennbsp;En, als men ’t zeggen mag ,gy Leeraart ons, myn’ Heer,nbsp;Gedult.verdraagzaamheit. hoe ftemt ditmet uw leer?nbsp;Eli onze weerparty althans die taaie hoorden,

En thans port gy het volk om zynen Prins te moorden. Voor my,wanneer ik ’t hoore,ontroertme myn gemoed.nbsp;Slatius.

Hoegyden oudften zoon van’tBarneveltfchebloet! Gy 1 Heer van Groenevelt! zult gy! zultgy bezwyken?nbsp;Gy! diegezicn heb’thooftvan’s Vaders fchoudersftry-DoorMauritSjden tyranvanBarnevelt en Kerk, ken.nbsp;Die ons geltempelt heeft, gebrantraerktmeteen merk.nbsp;Als of den toeleg was ganfch Hollant te overromp’Ien,

En

(6 ) Geefteranus, geweeft Predikant te Gorkum,

(7) VelGus, geweeft Predikant te Rakange. Van de

Zande, KortbegtypderNederlantfcheHiftorien, lS^3.

A4

-ocr page 18-

8 De BERAAMDE MOORTopMAURITS,

En in een zee van bloet, ( 8 ) vier Steden te onderdom-Die uwe Leeraars heeft de Landen uitgejaagt, p'len; Gevangen, vaftgezetvoorceuwig, wreed geplaagtnbsp;Met boetens ’t arme volk, om dat het wou verrichtennbsp;Zyn’ Kerkdienfl:,ja,hy liet door’t krygsvolk een’ge liclj-Dereft verftroidedoorzyn tomeloos gewelt, ten,nbsp;Gelyk een’ wreedeWolf deSchapen jaagtvan’tvelt,

De Heeren, waar men zich kon veilig op verlaten, 2^nvaftgezet, en weg gefchopt uit hunne ftaateh,

Heeft hy^u zelve niet ’t Hoatveftersampt ontrukt,drukt, En ook ’t Hoogheemraadfehap. Dus word gy onder-En zult, zo hy nietfterft,oQk nimmer ’t hooft opfteeken.nbsp;En maakt gy zwarigheit,myn’ Heere, om u te wreeken ?nbsp;Daar thans de kans ftaat fchoon om te oef’nen onzenbsp;Grpenevelt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wraak,

Die fchoone kans fchynt my een roekelooze zaak, ren, Ik heb geen doorzicht, hoeinen’tftuk wel uitzalvoe-Het is te hachl’y k, dus te willen ’t lant beroeren,

Want ftel, de mpprdef van myn' Vader is gedoPt,

’t Zy door een’ ponjaart fteek, of met een gloey en t loot, Wat raad, omHollantsHof dewraake te beletten?

Ons volk is niet in ftaat zich tegens’t Hof te zetten;

Zo lange als Hollants Hof, zo't nu is, blyve in ftaat,

Is vrucht’loos alonswoên, en hoop’loos uwen raadt.

’k Weel wat hy heeft verricht, zulks wymetlinart gedenken; nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kén,

Ook weet ik hoe hy tracht althans ons huis te kreu-Maar, watgy verder zegt van ons gebannen volk,

En die veroordeelt zyn in eenen Kerker kolk,

Wenme onpartydig mooge een oordeel hier van vellen, Zegge ik, zy zyn geftraft als’s Vaderlants rebellen,

WyIze ongehoorzaam zyn, door hun weerbarftigheit, En lout’rc hoofdigheit, de Souvercinitcit.

Die

(8) Om dat vier Steden, Amfterdam, Enkhuizen, E-dam, ett Vurmereat , drongen aan op een Nationaal Synode. ter Reciiie, over de Kerkelyke gefchiUen, metdee-ze ll|:mcle Dordrecht ep Schiedam.

-ocr page 19-

PRINS VAN o R A N J E. ^ Die thans Regeren, moetinc alsSouverein, erkennen,nbsp;Men mag niet meêr hun woort,dan ’t woort der voor’gcnbsp;fchennen,

Toen Vader heerfte , deed men ’t zelleve verbodt, WaarKerkdipnftwiertverricht, floot mendedeureinnbsp;’t flot j

( 9 ) ’t Volk wiert behandeld als weêrhorige onderzaten. Nu is de kans verkeert, wy moeten ’t Lant verlaten ,nbsp;Of leven , zonder ’t volk te Leren , onbeampt.nbsp;Hoebuitenfporig, thansal’tvolk hiertegenskampt,nbsp;Byzonderuw’s gelyk,myn’Heer, die onverzett’Jyk,nbsp;Hier druifchen tegens aan, in plaats dat zy oplett’lyk.nbsp;Wel moeiten luiü’ren, naar der Overheden wiJ,

Is u bekent, men kon geruft hier zyn, döchftil, Maar,wylze vvilde, naar die order zich niet fchikken,nbsp;Zyn zy gevangen in ’er zelf gebreide ftrikken,

En daarom lyden zy wel’t meelteom eige fchult, Want, ongehoorzaam volk men in geenflaaten dult,nbsp;En gaat men wrev’lig voort, dan is het al verloren,

Zy konnen nimmer’t hooft door zulke wolken boren, Wen luttel volk misdoet, de menigte ’t onrgelt,

IVl en keprtze al even k waat,. in ’t pleegen van gewelt, Des achte ik ’t beft den Staat tefmeeken en te vlyen,

En, doorgehporzaamheit, te wachten zachter tyen, Dan datme met een’ flag de Kerkboóm in zal liaan.nbsp;Slatius,

Ditis, totfchamens toe, al menigmaal gedaan,

Maar alles te vergeefs, men vyil naar ons niet horen, Aan tegenftrevers leent den Staat alleen zy ne ooreta,

Uit vrècze voor den Prins, die hen in alles Ilyft. STOÜTENBUltG.

Des is ’t hoog nodig, dat dien moorder worde ontlyfe, Hy zal,door zynen-doot, ons ruimte en aamtogt geven ;nbsp;Wy fmooren alle, blyft denDwingcIant in’t leven;

’t J*

(?) Zulks is gefchiet in verfcheide Steden eo Dorpen ysiaHollgnt, Trigl. p. 6i j.

As

-ocr page 20-

joDe BER a AMDE MOORTop MAüRITS,

’t Is lang genoeg beraamt,’tmoeteemnaalzyn gewaagt; ’t Zalzyn een heldentlulc, wanneer het wel beüaagt;nbsp;IVlenzal ons hemel hoog verheffen, en’t link roemen.

Groenetelt. nbsp;nbsp;nbsp;men,

JVIaar00k,wanneer’t mislukt, als fchellemen verdoe* Alwaar 't flegtsin den fchyn, om niet aan lagen walnbsp;Tedryt'en, in dien noodt, en algemenen val.

Ook kan ik van myn hart bezwarelyk verkrygen,

Te ftemmentoteen’moort, enoproer, ’kvoel’t reeds Door jnnerlyke vrees, om zulk een gruwel daad, hygen,nbsp;Tenblyke, dat myn hart keurt zulke dadenkwaadt.nbsp;Het overtuigt my reeds van misdatin; ’kheb misdreven,nbsp;Slegts met gedachten , om te ftaan naar ’s Prinfen leven,nbsp;’k Ga tegensmyn gemoet en’tmeedewcten aan,nbsp;’tBefehuldigtmy, wanneer ik denk de hant te Haan,nbsp;Aan zulk een fchendigftuk. ’t is waar, onze ongelykennbsp;Zyn groot, hy deede’t hooft van ’s Vaders fchoudcrsnbsp;Ilr'jken,

Hy heeft de Wettcn van het Vaderlant gefchent, went, Demerit van’t rechte fpoor, iiaar’tdwaalfpoor, afge-De wett’ge Magiftraat verfchopt, en vreemde Heercn,nbsp;Al bitt’re vyanden, doen in hun plaats regeren,nbsp;De'Broederfchap verjaagt, de Leeraars uitnet Lantnbsp;Gebannen, en vervolgt, en’t houd tot noch toe ftant,nbsp;Dit alles weet ik, maar, hoe groot den hoon mag wezen,nbsp;Ik mag my zelve, doorgeen’moort’ervangenezen,

’k N oogmy nietwreekenop zo gruwelyk een wys,

Of ik bezondig my. ’thartword zo koudt als ys, Wahneerik’t overdenk, ’k wil des te rugge keren,

En liefft verdragen met gedult, ook harde Heeren. Slatius.

Al die gedachten vloey’uit uw zwaarmoedigheit. Heel anders denkt’er vande Antwxrpfche(io)Societeit,

Hen

(to) Te Antwerpen was hunne Sociëteit werkèlyk bezig te bouwen op hunne Anti-Synode , gehouden tenbsp;Roiterdam, en fchreeven bünne; zwervende Leeraar|

-ocr page 21-

PRINS VAN ORANJE, n Hen kwam ter ooren, (iatmewas:bevreeft te komennbsp;Tot Daad’lykheên, ja, datze voor dienaanflag fchrpornbsp;men,

Maar wat bericht kwam van ’t Antwerpfche Broe’der-’t Schreef aaoitonu, dat men mogt wel vord’reii door dien flap,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fte'IIen

Om de algemene zaak , waar’t moog’lyk, weer t’het-DoorDaad’Iykheêu, men moeitzilt;;h zelv’hierom niet kwellen,

Men was verwondert, dat’er onder onze Liên,

Noch zulke waren, die van-Dad’lykbeden vliên. Watmy aaagaat, ’k ilel vail,eh op onwrikb’regrondép,nbsp;Wanneer de .waarheit, van een’ Pwing’lant worHgè-En KerkenPülitieontfenuwt, enverwoeft, fchondeu,nbsp;En maake door hun’ doot voor ’t ^en’ vetten oeil, jnbsp;Dat men dien aarts-Tyran het E.evermag.benemeh,nbsp;Zulk eene is Maurits; hy van Willem üorft vervreemen,nbsp;Die beurden op denStaat, hy tr^ed hem op den nek ; 'nbsp;MaarjHollant hcb^, dankden Hemel, geengcbmk-Van wreckers, om ook heih hét leven te doen derven.

Groenevelt. nbsp;nbsp;nbsp;vehgt;

Hoe! fteltjcnleertgy,dat:’meö Pdnfenmag doen iter-

Sla'tius.

6 Ja, en twyffelt gy, zie in-’t klaarfdiynent licht p. Van mynen (i i) Faklcel; in hem leere ik elkzyn’plicht,nbsp;’k Maal Maurits daar in ^,als een’Tyran, Verdrukker;nbsp;Vervolger, van ons volk; des Vryheits hpeds afrukker ;nbsp;Die hy mpt voetentreed; tidSpnvereiniteit

Sein Hollant, datze zich verwonderden , hoe eenige van de hunne zwarigheit maakten , oin hunne vervallenenbsp;zaaiie door Daadiykheden op te. rechtgn. zie 't PJak^aat dgtnbsp;Heeren Staatpa van Utrecht , cedirnkt by Salomon, denbsp;Roy. 16^3.

{II) ittaarlichtende Fakkel, een PasquHvanSjatius,waar In hy leert dat men een’ Dwingelant van ’t Lant y^-ffiwrdeo aiag, £rand p.gt;z/,.?i7i5i8.

-ocr page 22-

ïtÜE BERAAMDE MOORTopMAURITS,

Bedoelde, door een drift van zyn’ heerszuchtigheit, Hiero m me wekke ik op het hart der Batavieren,

En alle Seöens, die in Hollant oinher zwieren,

Om dezen aarts-Tyran te vallen op het lyf. ftyf, ’kRoepVryheit; Vryheit; ’kfta,op’tweerherfl;ellen,nbsp;Der Privilegiën en Rechten, als voor dezen,

Wen die herftelt zyn, is de Vryheit weer verrezen.

StOU TENBU RG.

Dit’s helde taal, die paft een oprecht Patriot Van ’tVaderlant, ó ja, dit is tyrannen lot.

Ik voele een ^ver vuur , in myn gemoed ontfteeken, Door zul ke reên,’k verlange om éénmaal my te wreeken,nbsp;Door d’a^rts-Tyran zyn’ doot, van al ’t geleden leet.nbsp;Groenevelt.

Wcl aan, ’k voel my gehart,begin flegts, ’k ben gereed, Aan al watge onderneemt, getrouw de hant te bieden ^nbsp;Menoverlegg’ , hoe belt den aanflagzalgefchieden.nbsp;Slatius.

Daar koom t van Dyk, die zal ons openinge doen,

.Van d’aanflag.

DERDE TONEEL. Stoutenburg, Groenevelt, SlatiüS,

VAN Dxk.

rvAN Dyk. s thans tydt dat yder zich moet fpocn,nbsp;En weten, waar aan hy zal ’t eerfte flaan de handen,nbsp;Wanneer men d’aarts-Tyran helthaftig aan zal randen.nbsp;Men reken hem reeds doot; ik hebbe dapper volknbsp;Gekregen in myn’ dienft, gemoedigt om een’ dolk,nbsp;DenDwingelantin’tbartteftooten, of een’kogelnbsp;Te jagen door zyn borft, gelykme velt een’ vogel,nbsp;rappe gaften, (en ze zyn van ons geloof,)nbsp;Alftouten moedig, om te gaan op zulk een’roof,

K Dacht goed aan eenige van hen flegts diets te maken, Hoeouzen toeleg was, dcLeeraars weêrtcontflaken,

Die

-ocr page 23-

PRINS VAN ORANJE, ij Die men te Haarelem, in hechicnifle hiel.

Dien voorllel wonderlyk aan al het volk geviel.

Aan and’re zeide ik datmc iets hadde voorgenomen, quot;Waar door den flaat zal in zynvoor’gen luifter komen,nbsp;’k Heb Schietgeweer gekocht, Moortpriemen, Kruit eunbsp;Loot,

Vuift-Hamers, enPiftools, en wat ons dient iünoodt. Dit alles hebbeik in twee koffers dicht gefloten.

Wat ftaat ons nu te doen, om niet omver te ftooten, Ons reeds begonne werk.

Sl atius.

Op ’t fpoediglt VOO rt te gaan, En op de uivoeringe niet lang te bly ven liaan,

Befte! de Koffers inhet (i2)Sotje, als waren’t boeken, En ’t overige volk, verberg in and’re hoeken.nbsp;Groen EVELT.

Waar helpt men’t veiligfte denDwingelant van kant ? Stoütenbürg.

Te Ryswy k, dunkt my, word hy ’ t zekerfte aangerant, Wanneer uit, of in zy n koets zal willen treden,

Hy heeft dan klein gevolg by zich.

Sl ATIUS.

’tBcftaat in reden,

’t Is wonder wel bedacht, deDaders, doordevlugt. Zich kunnen redden, wyl ons volk zal, op’t gerucht,nbsp;Toefchieten, metgclaanPiftolen, en vuurroeren.

Ook weet ik,datterftont, een menigte van Boeren, Ook zullen komen, van het rontom leggend laiit,

Om hen te ontzetten, als den Dwing’la nd is van kant.

Hy haalt een Papier uit 7yn zak. Daar is’t ontwerp, van’t geen wy hebben voorgenomen.nbsp;MenzweereopditPapier, voor geen gevaar te fchroö-men.

Tdervat een ent van 't blad en ztveerengeljik. Wyzweerenonze Kerkte redden uit den noodt,

Den

.(iz) Een Herberg in den Haag, daaf’tSotje uithing.

-ocr page 24-

BER AAMDEMOORTopMAURITS,

Den Haat verand’ren, door den Dwingelant zyn’doot. VAN Dyk.

Nü is rnyn hart geruft, wat tydt wilt gy beramen,

Om uit te voeren ’t werk ?

StOutenbürg.

2y komen morgen t’zamen

TotReiswyk, langer niet, men draale niet in’t werk. Wie zal de manflag doen ?

' nbsp;nbsp;nbsp;VAN Dyk.

’k Maak my op Blanfaartfterk,

En Party, omterftontdenDwing’lantaf temaken.

Stout EN BURG. nbsp;nbsp;nbsp;ken.

Gaatheene, en neem wel acht op’t volk, ’t is tydt te wa-

VIERDETONEEL. Stoutenburg, Groenevelt, Slatius,nbsp;Stoutenbürg.

'n gy,myn’ Heer, die ons helthaftig onderfchraag’ iM aak, dat een groot getal van Boeren, in den Haag,nbsp;Zich laten vinden voor het Hof, al vroeg,- op morgen,nbsp;Zy fchreeuwen, dreigen, datzy willen’tal verworgen,nbsp;Indienme niet herftcldeHecren in den Raadt,nbsp;EniadeSteden, alsvoorheen, deMagiftraat.

Gy moet de huizen van de Nieuwe doen bezetten.

En hen den toegang naar het Hof, hier door beletten, IntüflchenzalikdeOude, en afgezetteRaan,

Geleiden op het Hof, om hant aan ’t Roer te flaan , ren, Van’sLands Regering’,voorts zal ik het volk doen zwee-'nbsp;Geenatidre, wie het zy, te erkennen, dan die Heeren,nbsp;Vöor’sLantsSouvreinen , en wie één vanhenverftoot,nbsp;Of weêrftaat onzen wil, te ftraffen metde doot.

’k Weet zeker, ’t meefte volk zal zich by ons vervoegen, Wylme onder’t kruis thans leeft, in ramp, en ongenoe-.nbsp;En ’t krygsvolk word belet te tonen tègenftant, gen^nbsp;Door Burgers, opdien voet beheerfchen wy het lant.

-ocr page 25-

PRINS

VAN oranje. Slatius.

k Verfta u, ’k zal myn tong wel fyn en effen roeren y En licht bepraten dus een menigte van Boeren,nbsp;En’tand’rc volk, danhaaftdoor hen tezamen rot,

’t Verzoek eens Leeraars ftrekt den Boer tot een gebodt. Vaarwel, ’kzal hun gemoed, tot d’aanflag op gaannbsp;Groenevelt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wekken.

2y t op u hoede, dat zy u hier niet ontdekken.

VYFDE TONEEL. Stoutenburg, Groenevelt.

Stoütenbürg. _ Hsag,

Wy moeten (iz ) van der Mylé ontbieden in den ü it Be ver wyk, en ook V eenhuizen, hy zal graag,nbsp;Met hem,de hant ons bién, als ’t paft getrouwe Broeders,nbsp;Schryfook in al de Steen, aan onze Kerken hoeders,

Dat men een’aan flag fmeed, ten befte van de Kerk,

En datze op morregen, zich alle maken fterk,

Dm’t geen men heb beraamt, eenparig uit te werken,

^ nbsp;nbsp;nbsp;Groenevelt.

’k Zal trachten om hun hart tot dceze daad te fterken.

TWEEDE BEDRYF.

EERSTE TONEEL. Maurits, van Zwieten, Duik.nbsp;VAN Zwieten.

^__^Dewy Ize uit zorgefpruit die yder voor u draag’. De ruft verftoorders van ons Vaderlant, en Kerke,nbsp;Thans woelen onder één, alsvoormaals, ikbemerljcnbsp;Weerfamenrottingen, om hun vervallezaak,

'ynExelentie neem niet kwalyk myne vraag,

Te


(15) Van der-Myle ea Veenhuizen, Zwagers van stoutenburg en Groenevelt.


-ocr page 26-

j;lt;5De BERAAMDE MOORTotMAURlT^, Te doen herltellen, hier van fpreektme met vermaak.nbsp;Wy hebben Barnevelteenpariglyk verwezennbsp;Tendood, als’c hooft van aide oproerigen; en dezen,nbsp;DeGroot eiiHogerbeets, gevonnift, om, zolangnbsp;Zyleefdeu, valt te zyngefloten, in bedwang,

Om ’t zaad van Tweedragt, en van oproer niet te zayen. De Groot is ons ontvlugt, men hoor’ hem wedernbsp;(i4)krayen,

Als of hem ongelyk , door ons was aangedaan J IVIet(if) Uitenbogaart, den gebannen, fpanthyaan,nbsp;En ( i6)Epifcopius fchynt hem dehant te bieden, den,nbsp;Men fchry ft uit Vrankry k, naar Antwerpen, aan de lie-‘nbsp;Die zyn de Opzieners van hun nieuwgevormde Kerk jnbsp;Dieüppermeefters, op hun fchry ven, moed’gen fterk,nbsp;Hun Leeraars binnen’s Lants ,die Weder hun gemeente,nbsp;Dat hun genezinge is naby, fchoon in ’t gebeente,

De kwaal veroudert was , zy zal gences’ljk zyn,

En zonder ’t volk gevoel de minfte fmarte en py n.

In’t kort, herltelling’ruft op zek’re en vafte gronden. Diered’nenlopen voort, door’tIant,uithunnemonden,nbsp;U w Exelentie, heeft die kennis van dit werk ?

M AU RITS.

ó Neen, op welk een waan maakt zich dit volk dus fterk? VAN Zwikten.

Dit’szeker, dat men durfzulks aan elkander zeggen. Maar, hoe’t gefchieden zal, men niemant uit kan leggen,nbsp;Veel denken ,’t zal gefchiên door uw’ Heer Broeder ,djenbsp;Men noemt den (17) Goeden Heer, hierom men op hemnbsp;zie,

Wyl

(tk) Tegen zyne Rechters, in zyne verantwoordinge, gefchreven uit Vrankryk.

{;! 5) Uitenbogaart, geweelt Predikant in den Haag, geviugt in Vrankryk.

(i«) Epifcopius, géweeft Profcflbr te Leiden, geban-' fieö, en zich onthoudende in Vraakryk.

(17) PrinsFredrik Heüdrik,

-ocr page 27-

PRINS VAN oranje. 17 Wylhy,, van (i8)Moederszyde, is uitfransbloetge-fprooten,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;noten,

Welkbloet, deoproer’gen heeftbefchermt, alsBontgc-Niet, da: hy zulks zou doen d oor openbaar gewelf, Neen, want hierisdenftaatvan’clantniet toegeftelt,nbsp;Maar, doorbehendigheit, de Staaten te overreden,nbsp;quot;Wyl alle Seöeus wierde in’t Vaderlant geleden,nbsp;Maurits.

Dit ’s weer die zelve lift; ’t was Barnevelt zy n werk, Ora, door een’Broedertwift, zich zelf te maken fterk.nbsp;Toen hy wierd hoop’loos om zyn oogmerk te beryken,nbsp;W'yl, voor’tSynode, hydevlagge moefteftryken,nbsp;Enzienal’tvolk, (doorhem, ineenbyzond’renEednbsp;Gebragt,) afdanken, en, ten zek’ren val gereed,nbsp;Toeuzocht hyFrederik, myn’Broeder, te bewegen,nbsp;Te worden hooft van hun pérty, om, door zy n’ degen,nbsp;Tebrenge een tegenwicht in al wat ik belloot, ,yoot,nbsp;^‘Met acht Hollantfche Steên gefterkt , men gaf zichnbsp;Van ’t geen befloten wasin hun vergaderingen,

’t Was om myn’ Broeder in ’s Lands edelen te dringen, Als Premier Noble, fchoon ook tegens my nen wil,nbsp;üm dus in tegenwigt te ftellen ’t Kerk gefchil,

En my tot y verzucht, door Broeder aan te zetten, Dewyl zy ne Achtbaarheit,myn’voortgang zou beletten,nbsp;Maar, ’tis den Vos mislukt, hoe liftig hyookloerd’,nbsp;Myn’Broeder word niet licht,doorymants lift vervoert,nbsp;ik ken myn’Broeder al te wel, noitzal hy denken,

Ee Kerk en ’t Vaderlant naar and’ren om te zwenken, Eeszyn’t uitftroifelen, en valfchelyk verdicht.

Duik,

Uwe Exellentie zelf, zal dees verand’ring’licht

Ci8) Louifa de Collingie , Wed: van Willem den Eerften.

' Acht Hollandfche Steeden ftemde met Barnevelt, om Prins Fredrik Hendrik te maken Vremitr Noble , tegensnbsp;den wil van Prins Maurits,

B

Ec-

-ocr page 28-

18 De beraamde MOORTop MAURITS,

Bewerken, door berouw van ’t geen ’er is bedreven,

Om dat gy (i 9) Barnevelt, dien V ader,hebt doen fneven. Dit flüifiert men elkaar, als waar ’t wat groots, in ’t oor,nbsp;En flegte eenvouwigen die geven hen gehoor,

¦ Eu kittelen zich zelf met zulke beuzelingen.

Maurits.

'Jk trachten, om dit volk, naar Kerk-veranderingen! Die, onder’tMom van Vreede, cnKerkverdraaazaam-Gevéiiisd’lykhebben’t Lant ten ondergang bereid? heit,nbsp;Men wil verdraagzaainheitin and’re,en voor zich zelve,nbsp;Is’t niet danTweedragt, die men uit den afgrontdelve,nbsp;Totd’ondergangvan Staat eiiKerk; hoe! zal men dannbsp;Verdragen zulk een volk, dat my noemt een’ tyran.

Die naa r de Graaf’ly kheit van Hollant ftaat? De Staaten, DeSouvereinen vanonsLaut, alsonderzatennbsp;’Vl'ilhand'len ? dusverdigtme een ftuk, dat nimmermeernbsp;Gekomen is in myn gedachten; ’kweet, hoe teernbsp;Diedaat, aan’t harte van de Staaten zoude raken,nbsp;Myn’Vader, heeft hierom de Graafly kheit doen Haken;nbsp;M en fchreeuw t,de wetten en voorrechten van o ns Lant,nbsp;Heefthyvernietigt; cnelkroept, metonverllant,

De Magiftraten zyn onwettig ingedrongen; fprongen. Men noemtze Beulen, die door ’t Recht hun volk be-Om’tKcrk’lyk vonnis uit te voeren, naar de wet,

Die op ’t gedrag van alle oproer’gcn is gezet,

’t Zyn al Vervolgers en Tyrannen, arme flaven,

En

(19) Men maakte elkander kindere fprookjes wys , als of Prins Maurits , uit eene knaging zynes gemoeds, ge-zegt zoude hebben, ziet gy dat Hooft niet’ weg met datnbsp;Hooft; dan eens, wanneer hy , zittende by ’t vuur , ennbsp;eenige vonken op zyn kleedt iprongen , en van zyn’ Dienaar afgefchut wierden , zoude gezegt hebben, laat Branden , ’t moet toch 'alles Branden , en hierom zoude hynbsp;zelve de Herroepinge der Renionftranten bevorderen,nbsp;zulke knollen fteekt men malkander voor fitroenon in denbsp;haiit, wie moet niet lachen.

-ocr page 29-

PRINS VAN ORANJE. 19

En inftrunienten van den doot desMans, dien braven, En iioit volprezen Heer, den Oldcnbarnevelt,

Dus noemtme een die het Lant en Kerke in oproer fteld’, Ons, d’opgeworpen hoop; oproer’getGoïnariften,nbsp;quot;Wiens hoogde goed is hun proxy t en eere, al twiftennbsp;Zy om een* Duivels Leer , zeomhelsdenzeterdont,

Wanneer flegts fmak’lyk was de faufe naar hun’mond.

rvienzal’tArininies volkookhebbenhaall; van noden. Om Geit te fchieten, dan zal’t worden op ontboden,nbsp;Om met hun goederen, te vullen de offerkilt,

Van’sLantsgemeenebelt, die thans, door dievelid, Isleeg gemaakt, vervreemt, en’tgelt’eruitgedolen,nbsp;Door de eige wachters, die de zorg was aanbevolen.nbsp;Om acht te geven op ’s Lants inkoind’, voor den noodt.nbsp;Dus deltmen fchandely k, des Lants Regeerders bloot,nbsp;De Nieuw verkorenen, als openbare Dieven;

Hier van gewagen hun Pasquillen, all’ hun brieven, Diezy, vol logenen, verspreiden door het Lant.

En zoude ik zulk een volk noch leenenmynehant.

Tot hnun’herdelling’! neen,ikzalhen doen bemerken, V'at walleginge ik heb van hun geveinsde werken-,

Zy koomen vredig voor, en’thartcisopgevult,

Met Galen Alfem, enwraakzuchtigheit. ’tGedult Is lang ten einde, om hen noch langer te gedogen;

Men roept Verdraagzaamheit; verdraaghen, diedaag De Kerke en Politie te werpen overhoop;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;pogen,

Verdraag dan Schellemen en Dieven- Ketters; doop Den alle met den naam van ( 20 ) T ollerantie dry vers,

En

t Gomaris, Profefibr te Leiden, was den tegenftrever van Arminius , hierom wierden zyne navolgers, fpots-wyze, Gomarifleii genaamt.

* Dus lafterlyk noemden zy der Gereformeerde Leere.

t Alle deeze lafleren braakten zy tegens de Nieuwe Regerinee uit.

(10) Tollerantie was, op eenen valfchen gront , in «unne mondea behurven , eeven of men Ketters en

B i nbsp;nbsp;nbsp;Scheur-

-ocr page 30-

2oDe beraamde MOORTop maurits,

En maak een moortkuil van ons Lain,door menfche ont-Maar nimmer zal ik hier toe geven myne ftem. lyvers, TAN Zwikten.

De Hernelgeeve aan zulk een oordeel krachten klem. Dat in dit neft iets broeit, houdc ik gewis en zeker;

Wie weet, of Spanje niet gebruikt word, als den wrecker Van hun gewaand, zo als zy fprecken, ongelyk,

Alsof zy, zonder fchult, gezet zyn opdendyk, Schoon hunne misdaad, en hartnekkigheit dorlt tergennbsp;Hun Overheit, met hun gedultte veel te vergen,

Noch woelt dit breinloos volk, en zelfsin’svyantslant; Des ben ik zeer beducht, of niet van deezcn kant.

Iets word, tot nadeel van ons Vaderlant, gebrouwen. Zy zyn wraakzuchtig, trots, men kanzeniet vcrtrou-Te meer, dewyl ’t Bcltant gelopen is ten end. wen,nbsp;’c Lancisvervulc van alditvolk, indien’t zich wend’.nbsp;Naar ’s vyantszyde, kon het oproer hier verwekken,nbsp;Desmoetmc inftilte, deeerfte uitftroyers zien te ontdekken,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;laat.

Van dit gerucht, want, ’tis verfpreitdoor’t gantfche Hoe hunn’ herftellinge is naby den voor’gen rtant,

En ’t zal ook koftenbloet. des kan ik niet bedenken, Hoe ’t bloet zal kollen, zo men ons niet tracht te kren-Doorlill,of door gewelt,gen:yft met’svyantsmagt. ken,nbsp;M AU rax s.

Menhoude’toogeophen , menneeme op alles acht;

Zy zyn gefchopt uit Staats en alle Burger Ampten,

En zonder Opperhooft; des,fchoonze aan boort ons klampten.

Een’ hoofdclozen hoop zich zelve haalt vetltroit,

Wyl al hun’ toeleg flegts isin het wilt geroit.

Duik.

’k Beken, het is zo, maar, van waar dan die geruchten, Zy worden niet vergeefsgeUroit, des moet men duchten,nbsp;Dat zy door lift, of door verraad, iets nemen voor,

En

Scheurmakers, als G«reforme§rden, ia de Gereformeerde Kerke kpnde dulden.

-ocr page 31-

PRINS van oranje. 21

En voorbereiden ’t volk, waar van vy hebben ’t oor, Om, als het uitbarlt, zich terftont by hen te voegen.

M AURITS.

Van wie hebtgy ontdekt dit zonderling genoegen, ’tWelk klaarlykfchittertuitditwreveligevolk, wolknbsp;En ons hangt boven ’t hooft een droeve en donk’renbsp;Dui K.

Van myn bedienden; zy ’t hen fpytig durven zeggen; Geenéén, maar honderden, hen zulks te voren leggen;nbsp;De wint van yd’Ie waan blaaft hen tot barftens op;

Het kan onmoog’lyk zich intomen; met dien pop, Speelt yder openbaar, en vraagt men, door wat wegen,nbsp;Zult gy weêr komen tot dien ftant? dit word verzwegen,nbsp;’tlsal, men weet het niet, d’een’t van den ander hoort.

TWEEDE TONEEL. Maurits, van Zwieten, Duik, Sylla.nbsp;Syli. A.

De Hemel zy gedankt, men hebben nietvermoort, UweExellentieleeft, ’tisvalfch, watzyverdich-M AURITS.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ten.

Wat Moort! waar fpreckt gy van ?

Sy LL A.

Van droev’ge en kwaa berichten, Die my van Gulich en den Berg zy n aangebragt.

(zi) Men had met hartenleed, en bitt’re tranen klagt, Gehoort, vanSpanjaarts, en verbitterde Papillen,nbsp;HoePrinfe Mauritswas vermoort, door’svyaiitsliften.nbsp;Doch weten niet wat volk, of wie de moorders zyn.nbsp;Men zingt’er Liederen, fpotwyze, met dien fchyn,nbsp;Als waar ’t een jammerklagt, om openbaar te fpottén,

Met

(ii) Alle'deze geruchten , reets gemelt , en die volgen zollen , wierden , als voorlopers , door het Lant ver-fpreit, ter voorbereidinge tot des Prinfen moort.' Baudar-tius 15. B. p.z8,

B3

-ocr page 32-

22Dc beraamde MOORTopMAURITS,

M et uw Doorluchdgheic, hierom zy t’zameti rottcti, Eu noemen u een’Mof, vermits in Duitslant ’t licht,

En wel te Dillenburg, beltraalden uw gezicht,

Men vraagt, alsklagende, waar is onze eed’leVryheit, Die, doortyrannigheitdesMofs, nuaaneenzyleit?nbsp;Hyis’t, die te allen tydt de Vryheit heeft geplaagt,nbsp;Eneind’lyk naarzyn’lult, de landenuitgejaagt.

Due d’Al va zelve is’t noit gekomen in gedachten, ten, Om Hollants Vrye Maagt, dus fchand’lyk te verkrachtnbsp;Als thansden Mof doet, die de Vry heit durf vertrêen,nbsp;Schofferen, fcheurenall’ haarledelieuvanéén,

En zetten zynen voet op ’t hart van haar befchermers, Dus legt zy ademloos en hebbegeen erbermers,

De Vader, die ons heil bezorgde in’tVaderlant,

Heeft hy vermoort, zy n hooft geworpen in het zant. De troulle Leersars zyii gevangen, of gebannen.

Maar, ’tis den Hemel die verdelgt al de aards tyranneo, Diezal, ennuin’tkort, de wraake ook eenmaal uitnbsp;Doen voeren, als den Mof zy n heilloze oogeu fluit.nbsp;Watdenkt gy,wat voor volk durft zulk een taaie voerGn»nbsp;Maurits.

Geenand’ren , dan die Kerk en Staat althans beroeren, Om, ouder ’t Kerkmom, aan den Staat eene and’re fonanbsp;Te geven, en ’s Lants Schip te wagen in dien ftorm,

Die trots den band t brak van de faamgevlochte Py len; Onze Unie knakte, en die ze valt hield, te over ylen ,nbsp;Door famen-rottingen, en met beraamden zwier,nbsp;Teftemraen in den Raadt; ’tisdit onftuimigdier, nen,nbsp;Die ’sLands (2z ) JulHtie Hof dorft openbaarlykfchen-iVIetzynevounillennietteachten, nochteerkennen,nbsp;Maar die verklaarden, Nul te zyn, en zonder kracht,nbsp;Geboden hunne fteên, te flaanop’tHof geen acht.

Dus fcheurdenzy van één het Lichaam van de Staaten, Enfplitfteu het iiitweên. zyzyn’t, die onverlaten,

Die

(ii) Den Staat des Lants, onder de regeiinge van Olden-barnevelc.

-ocr page 33-

PRINS VAN ORANJE. 25 Die’t nieuw geworven volk, inhun byzondVen Eednbsp;Toen bragten, om tezyn ten dienft van’t Hof gereed ,nbsp;En uit te voeren, wat dit Hof hen zou bevelen.

’t Zyndeeze, die geveinft. en noch,fchynheilig fpeelen, Door’tmommetuigder Kerk,als kwetften’t hun gemoed;nbsp;Men riep verdraagzaamheit, om ons, door lilt, den voetnbsp;Tekrygenopdennek, metiiftiglykte dringen,

Vyf * valfche punten in de Kerk, om dus te ontwringen, De Valtigheit, waar op onze (2?) Unieisgeflicht,

En t’ zaam bezworen, als een (luk van ’t grootll gewich t, Om geenverand’ringein deLeere, te gedogen.

De Generaliteit wou tonen haar vermogen,

Dewyl zy zorge moeit voorde algemeenezaak.

Doch d’Oldenbarnevelt vondin’t regerenfmaak, ren, Geltyft d.oor Huig de Groot, die valfch’lyk dorft bewe-DatHollantmogt de Kerk naar zynen zin regeren,nbsp;AlszyndeSouverein, vlak tegens de Unie aan;

Des was zyn’toeleg, inden Staat te doen ontdaan,

Een’ tweeden Staat,of ons van’t Lichaam af te fcheuren, ’kZwyg’, hoe dien Grysaart’t hooft van Spanje wildenbsp;opbeuren,

En :j:brief-gemeenfchap hielt, ten nadeel van het Lant; Tot’svyantsdyving, boodhyheim'lykhem dehant.nbsp;Nochfchreeuwtzyn’ aanhang, dat dien Grysaard is verwezen ,

Ge-

* Dit waren die beruchte vyf Stellingen van Armi, nius, waar uit den twift zynen oorfpronk genomen beeft,nbsp;doch , die van zyne navolgers wel tienimlen vermeerdertnbsp;zyn.

(ijl De Unie der Generaliteit, ruft, en is gefondeert, eeniglyk en geheel op de Gereformeerde Religie , zulksnbsp;meiden alle de Traftaten, van 1^40. tot ns^r. Men leezenbsp;Aitsma , Trigiandius , Van de Zande , Leidekker , eanbsp;anderen.

X Gemelt in de Sententie van Oldenbarnevelt, zelfs dat hy Geit van vreemde Mogenheden zoude getrokken hebben.

B4

-ocr page 34-

24'De BERAAMDE MOORT opMAURITS,

Geheel onfchuldig , van z,yn Rechters, ja, dat dezen, Vanmy zynonjgekocht. doch’t volk Ipreekt naarzyn’nbsp;aart,

Dat’s fchimp enLaftertaal’,hierom geen antwoort waart, ’tZyn laffe Jogens, en vermengt met kind’re fprookjes.

VAN Zwikten. nbsp;nbsp;nbsp;ftrookjes,

’t Is wel de waarheit, maar in fnipp’rings vindme ook Wel van een bloed’ge kleur, en worden ’t volk vertoont,nbsp;Als Haaltjes; en aan hen ontdektine wat ’er woontnbsp;In ’t harte van dat volk, die zulke Haaltjes Hroyen.

’kBeken, ’t is Logen, enzy flegtsin’twilderoyen, IMaar, drukkenzy nietuit, watin hun’boezem legtnbsp;Verborgen ? namentlyk, om ’tgeen men valfchlyk zegt.nbsp;Indien wierdttydtenplaatsgevouden , ’tuitte voeren.^nbsp;Wie weet, ofveele reeds niet op dien aanflag loeren,nbsp;Zelfs zulke, waar van gy geenfchenddaad en vermoed,nbsp;Veel min te grieven u, te fmoren doen in’t bloed.

Om door dien weg op hunn’ herftellinge te hopen,

En dees regeringsform, met uwen doot te floopen gt; Hieromme bidden wy datge op u zelf neemt acht,

U nergens heen begeeft dan wel voorzien met wacht, Ookydereen, wie’tzy, geen’toegang wilt vergunnen,nbsp;By uw Doorluchtigheit, een onverlaat zou knnnen,nbsp;Ook meede met een loot doorgrieven uwe borH.nbsp;Maurits.

’k Geloof, dc yyant naar myn bloet en leven dorft,

Gely k liy dorfte naar het bloet van inynen Vader, Dewyl’t Beftant men niet verlengen wil; ’k hoop nadernbsp;Hem by te komen; ’t heugt (z4) Albertus noch, wat flag,nbsp;2n Vlaanderen, ik hem toen leverde op dien dagh,nbsp;Wanneer dedapperften dehairen rees te bergen,

Door ’t gruuwzaam moorden, want, zo veel men ’troef kon vergen,

Biet men het donderen in ’t dikHe van den hoop,

Waar

(i4) In den jaare iffoo., tegens Albertus van Oohen», ryk.

-ocr page 35-

PRINS VAN ORANJE. 25-Waar door den vyant raakte aan’t vlugte,en opden loop, Albertus zelf, gekwetlt in ’t aanzicht, moeite vluchten,nbsp;Liet ons zyn oorlogstuig, als de eerlteling der vruchten,nbsp;Die wy inzamelden, gevolgen van dien flag;

Hieromme ik niet te veel op hem betrouwen mag, ’icLaaczulkenict, dan wel omzichtig, totmyk^omen.nbsp;IMaar denk niet dat dit volk zou hebben voorgenomen,nbsp;(Offchoonzezynmisnoegt,) teftaan naarmyiiendoot jnbsp;’t Is immers al Gedult, Verdraagzaamheit in noodt,

WatzyltaagPreeken; neen; ikkanhetnietgeloven, Datzulke zoudein’tkwaat dus leggen diep bedoven,nbsp;Om hunne handen, dooreen’moort, aan my te liaan.nbsp;Duik.

’t Zyn echter dezen, uit wiensmondwy zulks verflaan; De monden van dit volk zyn vol van die geruchten;nbsp;Vertrouw hen niet te veel;hier’s llofs genoeg te duchten,nbsp;Voor eenig ongeval, zy zyn vervult met nydt,

En haten u; en ’t hart word opgeknaagt van fpy t,

Om dat de Barnevelts thansampt’loos moeten leven; Deoproer’ge Leeraarsuitden Landen zyn gedreven;nbsp;Gedenk,waar toe de fpy t, enwraake, 'thart vervoert.nbsp;M AURITS.

’kDenk,’tisee[i herzenfchim,die’t brein in hen ontroert, M en roept herltelliiige, en de Vry heit is voor handen,nbsp;Men zwerftin deezezee, en weetniet waar te landen,nbsp;Nochopwatwyze,en doorwienshulp ’tgefchiedenzal;nbsp;Het kittelt zich ten trooft, en’thelc naar zynen val.nbsp;Syl LA.

Die de eerfle uitltroijers2yn,’t geheim wel zullen weten, ’tZynvoorbereidz’len, diebedekt’lyk, ze uit doen menbsp;Om dus te ontdekken hoe hun’ aanhang is gezint ; ten,nbsp;Op wie men ftaat maakt; wie bun’ vyant is, of vrint.

M AU RITS.

’t Gerucht van mynen doot is van de Roomsgezinden, En Spanjaarts flegts verdicht.

SY LL A.

Maar wie zyn deeze ontzinden, B snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Die

-ocr page 36-

25DeBERAAMDEMOORTopMAURITS,

Die’t hebben Spanjaarts, en Papiften diets gemaakt, Dan dit gebannen volk ? ’twelk naar verand’ring’ haakt.nbsp;Om, metdenvyant, ietmoordadigsuic te werken.

JM AU RITS.

Ik weet, ons leven is bepaalt in tydftips perken,

En alles is voorzien, wat oit gefcBeden zal;

Indien de Hemel heeft befloten mynen val,

Zyn’ wil gefchiede, ’t is onmoog’lyk dien te keren.

VA-N Zwikten.

Wanneer’tvolbragt is, ja, dan zal de daad zulks Ieren, Maar, voor ’t volbrengen weet den menfch van geen be-De Hemel wel ontdekt dc middelen, om’tuit fluit.nbsp;Te voeren, of het geen den menfch’heeft voorgenomennbsp;In ’t werk te ftellen, om tot zynen wil te komen,

Alleen, op datme rïietzich zelf verreukeloos,

Maar, opzynhoedezy, en waakzaam voor altoos, Wanneer een donk’re wolk ons boven ’t hooft koomtnbsp;dryven;

Wie weetjofdit gerucht, om u door inoort teontlyven, Niet, door beflieringe des Hemelsis verfpreid,

Totuw behoud’nisf ’, door huneigen achtlocsheit.

Des, zyt voorzichtig Prins, en let wel op u zelve, .Opdat, totHollantsramp, menu niett’onderdelve.

DERDE TONEEL. Maurits, VAN Zwikten, Duik,

S VELA , Boode.

Boode.

yicr Bootsgezellen Itaan bier buiten, om gehoor t’Êrlangen van den Prins.

M AU RITS.

Ditklinktmy vreemtin’toor! Vier Bootsgezellen! cn die trachten my te fpreeken!nbsp;VAN Zwieten.

Dit is wat Zonderlings, hierflaat iets uit te breken, IndknlKt is geen lilt, tot u bederf geüaeet.

M AU

-ocr page 37-

PRINS VAN ORANJE. 27

M A U E. 1 T S.

'tZy wat het wil, zykoom’, opdat ik eind’Iyk weet’, Indien het my raakt, watze hebben voorgenomen.nbsp;Duik.

U we Exellentie Iaat dit volk nietbinnen komen,

Tenzy word onderzocht naar fcherp en fchietgeweer. Aankunnen lyve.

SvLtA.

En in hun klederen, myn’ Heer.

Ma UK. ITS.

Datzulks gefcliiede, en vind gy niets, geleidze binnen. Booss.

’k Volbrenge uw’lafl:.

VIERDE TONEEL. Maurits, van Zwikten, Duik, Sylla,

ÏlVl AURITS.

k kan niet denken, of verzinnen, Watof dit volk my zal te zeggen hebben.

Duik.

’k Hoop,

’t Zal zy n de ontdekking’ van dien onbefuisden loop ,

De Hemel wil voor ’t Laat, en uw Genadezorgen.

VYFDE TONEEL.

Maurits , VAN Zwikten, Duik, Syr.L A, B90DE, Jan Engelen, Jan Faas,nbsp;Hieron Emonds,Pieter Jansz,nbsp;llelbaardier s,

IBoobe. n hunne kleed’reti is geen moortgeweer verborgen.nbsp;Maurits.

Gaat heeneen fluit de deur, dat niemaiit binnen koom’. Boosk.

’t Gefchiede naar uw’ wil.

M Aür

-ocr page 38-

z8De beraamde MOORTop maurits,

M A UR. ITS. tegendeHelhaardiers. Sta buiten.

ZESDE TONEEL.

Maurits, van Zwikten , Duik, S ylla, Jan Engelen, Jan Faas, Hieronnbsp;Emonds, Pieter Jansz.

Maurits.

' ¦ 'I li? ' I

__[cbgeenfchroom,

Maar fpreekvrymoedigyit, wat,gy ons hebt te zeggen. Jan Engelen.

quot;Wy komen u, myn’Hcer, een ftuk te voren leggen,

’t Welk ons gemoed bezwaart,en baart ook achterdocht. Wy zyn gebuurt, om op een’ onbekende togtnbsp;Te gaan, en daar ter plaatfe een’aanllag uit te voeren,nbsp;Maar wat dien aanflag is, word nietgemek. De Boeren,nbsp;Ditzegtme, zullenons, ind’aanflagbiêndehant.

En wyl men ’t houd geheim is ’t boven ons verftant, ken. Te meer,dewy 1 men hoort van geene aanvoerdersipree-Uwe Exellentie, is die iets van ’t feit gebleken ?

En zulks bewull, danzyn wy voor onszelf geruft. Maurits.

6 Neen, geen’aanflag isme in ’t allerminft bewuft.

Wie hebben u, tot zulk een’ aanflag, aangenomen ?

Jan Engelen.

¦VanDykeiiSlatiuszyn ftiltot ons gekomen, TeRotterdam, men vroeg ons, ofweaan’tVaderlant,nbsp;Een’hooftdienft wilden doen,enbiên de Kerk de hant.nbsp;Die haaft zou uit deu druk, wéér moedig’t hooft opbeuren ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ren,

Wy vroegen, door wat weg? Met uithuil magtte fcheu-De Leeraars, die men houd te Harelera gevaan, Waskantwoort. na beraad, nam elk dien aanflag aan,nbsp;Dewylwy, methenzyUj’kbekcn’t, van één gevoelen,nbsp;In opzicht van de Leer, waarom zy dapper woelen.

Dry

-ocr page 39-

PRINS VAN ORANJE. 29 Dry hondert guldens gaf men yder toen op hant,

En wierden naar den Haag gez-onden aan een’ kant,

’t Wasin den (25) Helm,daar wy verborgen moeitebly. Vierand’ren, zouden ons in dezen aanflag fty ven, ven,nbsp;Die meede zyn gebuurt; en dezen zyn ge^bragtnbsp;In’tSotje, met een Kift, men zegt, wel zwaar bevrachtnbsp;Met Boeken, al dit werk baart in ons nagedachten,nbsp;üfzy, in zulk een’fchyn, niet naar iets anders trachten,nbsp;Dewylme naar den Haag ons alle heeft vervoert,

En niet naar Haarlem, daa r op d’aanflag wiert geloert. ünsdacht, wy moeften van dien aanflag uberichten.nbsp;Maurits.

Gy hebt ons dienft gedaan, en zul t my dier verplichten, Volhartin uwetrouw, ’tzalunietfchad’lykzyo,

’k Zal trcff’lyku dien dienft belonen, als den fchyn,

’t Welk ik vermoede, met de daad zal zyn gebleken. Gy zuUhier bly ven in het Hof, hen horen fpreeken,nbsp;Wanneer zy alle zyn, doormynenlaft, gevaan.

Myn Heeren fpoed u, ’t is geen’ tydt hier ftil te ftaan.

derde B E D R Y F.

EERSTE TONEEL.

Maurits, van Z\vieten,Duik,Sylla* Kor NEUS Gerrets, Herman Hermansz,nbsp;Dirk Leendertsz, Jan KLAASz,fïgt;/-khaardiers , met een geflote Koffer.

Maurits.

Tot welk een’ aanflag zy t gy fchelraen aangenomen ?

Waaromm’hierin den Haag, bedektelyk gekomen, En u verborgen voor’t gezicht van ydereenrnbsp;Uw aangezicht verbleekt; ’k zie Adderen de leen;

Gy Zet uw doodverf. Spreek, watis’erindiekoffer? Is’t moortgeweer, om my te maken uw flagtoffer ?

Spreek

(25) Een Herberg, daar den Helm uithing.

-ocr page 40-

ï^oDeBERAAMDEMOORTopMAüRITS,

Spreekfchelmen , eer menu, door folteringe, dwing ïe Ipreeken, eu het feit u uit den haize wriiig’.

K o E. N E L I S G E R R. E T S.

’k Weet van geen’ aan flag, Heer; wat wilt gy d at wy zeg-jM AU RITS. nbsp;nbsp;nbsp;gen?

Men zal wat nader ’t vuur aan uwefcheenen leggen; Desmeltons’tfchellemflukvrywillig op inyn vraag.

W aarom zy t gy bedekt gekomen in den Haag ?

Kornelis Gerrlt.s.

Wyzyn hier niet bedekt; maar komen om te dienen Het V aderlant, en zy n wel met ons acht' of tienen.nbsp;Maürits.

Waarzyn zy.

Kornelis Gerretsz.

In den Haag, zo hier en daar verfpreid.

M A U R I T s.

't Zyn logens wat gy zegt; wy hebben klaar befcheid’ quot;Van alles , en men zal uduid’lyk overtuigen;

Des melt ons d’aan flag, en wil voor de waarhei t buige'n. Indieu gy dienfl: zoekt, zeg, wat doet dees Koffer hier.^nbsp;Hoe! antwoortgymeniet! verftomtgy alle vier?nbsp;Noch eens, wat is voor u in deze Kilt te zoeken ?

Kornelis Gerretsz.

Men zegt, zy isgevultmetveelerhandeBoeken. Maurits.

Menzegt, wnezynze, die u hebben zulks gezegt? Mek ons de naamen, doch fpreekwaarheit,eu oprecht.

Kornelis Gerretsz.

Myn’ Zwager Slatius heeft ons ze meê gegeven. Maurits.

Uw’ZwagerSlatius! dienPreekkwant! opwiensleven Zoveelte zeggen valt? wilhy dan zulk een kwant,

Van u ook maken, ten bederf van ’t Vaderlaut ? ’tMoetzyn, waaratiders toe gegeven zo veel Boeken ?nbsp;Doch,’k ben belu ft, om eens die Boeken door te zoeken,nbsp;’k Wil zien van welk een flof zy handelen; ontfluitnbsp;De Koffer, enterftont, haal één voor één ze’er uit.

Kor-

-ocr page 41-

51

PRINS VAN ORANJE.

Kornelis Gerretsz.

Men heeftgeen’Sleutel van de Koffer ons gegeven j Hy is te Rotterdam by Slatiusgebleven.

M AÜRITS.

óDeugeniet; gy liegt; wat nut doet u de Kift Met Boeken, zy ndein ’t Slot, zo gy den Sleutel mift ?nbsp;Ik wil eenszien, ofzy hem elders kunnen vinden.

‘Tegensde Hellebaardiers.

Doorzoek hun zakken.

Kor NELis Gerretsz. , ierzyde.

Wat mogte ik my onderwinden, Om uit te voeren zulk een hopeloze daad.

Daar is de Sleutel, ’kbceve, en ben ten einde raad.

De Hellebaardier doet de Kift open.

M A ü R I T S.

Hoe! zyn dit Boeken ? ’k zie niet anders dan Piftolen! MoortpriemenlDegenslen wat leid daar noch verholen?nbsp;t Is Kruit en Kogels, en Breekyzers, en al watnbsp;Kandienftdoen, omtegaanopcengevaar’lykpadt.nbsp;Oy Schelmen hebt hier meede een’ aanflag voorgeno-Korneli s Gerretsz.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;men.

ó Ja, ’t was aangeleid om weer te doen ontkomen,

Die trouwe Leeraars, thans te Harelem gevaan,

Wy dachten door gewelt, van bandenhen teontflaan, Maar’tftuurfchenootlotkoomt te ontydig’t feit ontdekken,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ken.

Slegtséénendaghgewacht, ’tftukhadmedoenvoltrek-M A ü R1 ï s.

En Zocht gy zulks te doen door openbaar gewelt,

Of door bedekte Lift?

Kornelis Gerritsz.

Had ymant zich geftelt, ^’tbreeken tegensons, om d’aauflag te beletten,nbsp;Danzoume met gewelt, zich tegensdeeze zetten.nbsp;Maurits.

En waren Degens en Moortpriemen niet genoeg,

Om

-ocr page 42-

32De BERAAMDE MOORTorMAüRITS,

0:d tegeiiftanttebién ? was 't nodig dat men voeg’ Piltolen, Kruit en Loot, noch by die inoorders poken?

Kornelis Gerritsz.

’t Was nodig, wen ons kwam eenovermagtbeftoken.

M A u R 1 T s.

Maar, met uw vieren was ’t onraoogly k te onderftaan, Wie zyn uw helpers, om dit Hukte vangen aan? fcheu.nbsp;Want hier is moortgeweer voor meer dan hondertmen-Kornelis Gerritsz.

Indien den aanflag was gelukt , waa,rna wy wenfchen, Zou ons welzekerlyk, een menigte van volk,

Zyn toegevallen, en men zoude aan elk een’ dolk Gegeven hebben, Kruit enLoot, om in te dringen,nbsp;Doorbet PiHool, op hen, die wilden ons befpringen.nbsp;Maurits.

Indien hetwaarheitis, al’tgeengy heden zegt.

Wat doetgy hier danin den Haag ? naaruw berecht, MoeHgy te Harelem ditheldenttukvolvoeren, roeren;nbsp;Verltomt gy ? ja, my dunkt ’t gemoed begind te ont-I-lier fchuilt iet anders; wat gy zegt is valfch verdicht;

’k Weet, d’aanflag die gyfmeedeisgrooter van gewicht, Derhalvenzultgy ons het Huk rond uit bekennen, nen,nbsp;Gy zocht uw handen, door een’ Moort.aan my te fchen-Ikhebbe’er kennis van, en de Regeringsforin ,

Te doen veranderen, door een’ oproer’geu Horm,

Om dus uw valfche Kerke eens wederom t’herHellen. Beken vry willig, of de koort zal u dus knellen.

Door ’ t pynigen der Leen; die me alle zal uit één Doen rekken, van het blad der behouders, tot den teen,nbsp;Duszultgeindeezepyn, welduizent dodenHerven.

Gy zyt reeds kinderen des doots ,’t Lyf moetgy derven, üm’t geene is reeds bekent, fchoon ’t valfch is, desnbsp;verzwaar,

Doorbooz’hartnekkigheit ,uw vonnisniet; melt klaar, WieuweLeidsliên zyn, die udusverr’vervoerden.

Kornelis Gerretsz,

^kHeb Slatiusgemelt, hy, met onsalle, loerden

Slegts

-ocr page 43-

P R I N S VAN o R A IS J E. 35

Sl^tsopbekwamentydt, om éénmaal teonderflaan, Ofwy de Leeraars, uit hun boey ens konde ontflaan.

’k Weet van geen anderen, veelmin, datopuwlevcn Istoegelegt, maar wel, datonswierthoopgegeven.nbsp;Onze onderdrukte Kerk te brengen weêrinftant,

Die da n zou bloey en in ons waarde Vaderlant.

M A URl TS.

Wel, blyfhartnekkig, ’kzal u and’reblyken tonen, Van’theilloos moortgefpan, ziet ofge u kuntverfchoo-nen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Ook tcgens dezen, die’tverraad onshebb’ontdekt.

‘Tegens de H ellebaardiers.

Haal de and’re vier, die zyn van ’t fchelmftuk onbevlekt. Zy zullen u terftont volkomen overtuigen;

Des volg hun voetfpoor na, en wil voor waarheit buigen; Door wroeging’ hutvs gemoeds verfoeiden zy het kwaat,nbsp;En maakten ons bekent dat gruwely k verraadt.

Daar zy nze, ’k zie u alle, als doden reeds verbleken.

TWEEDE TONEEL.

IVIaürits, van Zwikten,Duik, Sylla, Koknelis Gerrets, Herman Hermansz,nbsp;Dirk Leendertsz, Jan Klaasz, Jannbsp;Engelen, Jan Faas, Hieron Emonds,nbsp;PlETER Jansz, Hellebaardiers.

HKornelis Gerretsz. ¦ ter etude. emel! ’tdootfche zweet begint my uit te breeken.

M AU RITS. nbsp;nbsp;nbsp;tegenj an Engelen.

Kent gy die gaften?

Jan Engelen.

Ja, hy is de Zwager van HeerSlatius; die dry zyn meê van’t Eedgefpan,

Zy hebben, ncvensons, geit op de hant ontfangen, Tot d’aanflag’ , waar aan ’t heil der Kerke Icheen tenbsp;hangen,

’tWcIkzewr was, indien Prins Mauweüts wasdoot.

C nbsp;nbsp;nbsp;Men

-ocr page 44-

BER AAMDË MOORT op MAURITS, Men noemde ueen’Tyratijfpotswyzceen’Mof.de noodt,nbsp;Waarin de Kerke eh ’tLant, op heden ïich bevonden,nbsp;Eifchte een krachtdaad’ge hulp, des hadme zich verbonden,

Door Eeden, en gefchrift, tot feit- en Daad’lykheên, Dewyl’t geoor’looft was ty rannen te vertreêii.

Al dit gemelde dorft onsSlatius vertrouwen,

Maar, ’tjuifte van’tgeheim, dat kunnen zy ontfouwen) Dewyl zich Slatius, wel ’t meefte op hén verlaat.

M AURITS.

Wat zégt gy, zuitge thans bekennen ’t'gruwzaam kwaati Of wiltgedoor dePly cerft zyn’er toe gedwongen 1*

K o R N E L 1 S G E R R É T S Z.

Hetis gedaan! ’tfeitwordonsuitden hals gewrongen. Vervloekte Schell’men , houd gy ons dus trouw uwnbsp;woort?

Noch eenen dagb gewacht, en Maurits was vermoort.

6 Ja, ’t was aangeleid op den lyran zyn leven;

Wy wilden motregen naar Reiswyk onsbegeven, Omutegrieven, in het uittreên vanuwKoets;

Dan zouden dezen, daar omtrent zyn,en vol moeds, De tegenftanders, met hun Sabels van ons weren;nbsp;TerwyJe zouden wy weêr in de Venen keren.

En moed’gen’t volkaan, wyl het heden was den tydt, Waar in riien’t nieuw gezag, kon maken zich weêr kwy t,nbsp;De voor’gêri luillcr van de Kerke doen herltellen,

JMct de oude lopers, en (26) Slykgeuzen neer te vellen, Niet twyf’lende of dit volk zou bieden ons de hant,

En fpannen met ons aan, en fchalfen onderftant. Maurits.

De Aanvoerders van dit werk, wie zyn ze ?

Kornelis Gerretsz.

Mynen'Zwager, Heeft

(16) Slykgeuzen was den gemeene naam der Gcrefor-aneerden , ten tyde van Barnevelt., Ziet de Samenfpraak tuffehea een Predikant eüLeerling.' Heidanos , p. 10.

-ocr page 45-

PRINS VAN D R A N J E.

Heeft my’er toe vervoert; van Dyk was ook niet trager, HanSlatius, hyheeftde Blanfaarts overreed,

Te helpen wreeken alle ons aangedaane leed,

^ et Korenwinder, en den Heere van der DulTen,

Hie, nevensand’ren, wasgefchoptvan’t Staatekuflen, Tn Boiitebal heeft opgefchoten, aan baar geit,

Twee duizent guldens, die van Dyk zyu toegetelt,

En noch zes duizent pont, is hem geitel t in handen, Waar meed’ hy Parthy worf, en deez’, om aan te randennbsp;Uw Exelleiitie, en bezorgen al het geen’

Ons nodig was, om ’s Lants Regeerders te vertreên, Oy hoort nualles wat ik weete aanu te zeggen.nbsp;Maurits.

Eëhalven twee, die gy voor ons noch bloot moet leggen, ’tis Willen Stoutenburg, dezoonvanBarnevelt,

En Groenevelt, die twee hebt gy ons niet gemelt.

Kornelis Gerretsz.

Hewyleu alles is bewufl: , zal’t zyn onnodig,

Hat ik u iets verzwyge. ója, ’k ben overbodig,

U thans te melden al de uitvinders van’t verraad;

béide hebben ons gebragt tot deeze daad, der. Hoor fpyteii wraak vervoert, om’t doden van hun’Va-Vooral Heer Stoutenburg, die kookten ’t bloet in dcnbsp;pmzichtewreeken, van't geleden ongelyk.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ader,,

’^Beklaag’Heer Groenevelt, hy gaf althans een blyk, Hoe onzen aanllag (treed met zyn genegenheden,

quot;J^aar, zynen Broeder wift hem eind’lyk te overreden, Gellyft door Slaati, des hy ook zyn ftemme gaf.

_ nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;M A UR ITS.

Het is genoeg, verwacht u welverdiende (traf,

Eerey utotdendoot, op morgen zult gy (terven. ven, ^yn’ Heer Êskaal, draag zorg dat zy hun (trafverwer-bfaarluitder misdaat, ende Wettenvanons lant.

- nbsp;nbsp;nbsp;Sylla.

^enzalu, alle vier, ’t hooft afllaan voor het zandt, Na dat uw Ponjaards, voor uwe oogen zyn gebroken;nbsp;Uw Lichaams zullen op de Raders Itinkeod roken,

C 2 nbsp;nbsp;nbsp;Door

-ocr page 46-

3 6 De B ER A AMDEMOO RTopM AURITS,

Door zonneen lucht, en ’t hooft zal pronken op een paal;

‘Tegen KornelisGerretsz-Men zal vier delen van uw’ romp, tot meer fchandaal, Ophangen in den Haag, aan alle vier zy n hoeken.

M A u R IT s.

Volvoerhctvonnis, wylwy de and’ren op doen zoeken,

DERDE TONEEL.

Maurits, van Zwikten , Duik, Jan Engelen, Jan Faas, Hieron Emonds, Pieter Jansz, Hellebaardiers,

Maurits.

’tTs zeker, d’aanflag,thans ontdekt, zal, door ’t gerucht, XDg medeplichtigen haaft weten, eermcnvlugt,

Is ’t nodig, d’uitgang van den Hage te bezetten,

Om op hen alle, die ’er uitgaan, wel te letten,

Men zoeke, en doorzoek ’t huis waar y mant is verdacht, Enzynze reeds gevlugt, men zetze na met magt,

Door onzeRuiterye, om ze alle te achterhalen.

De zaake cifcht fpoed,men mag in dezen tydt niet dralen) Befchryf hen alle door ganfeh Nederlant, en zetnbsp;Ecnfommegeltsop ’t hooft van yder, die hen metnbsp;Gewclt, of lift, ’t gercchtzal leveren in handen.

Schryf aande Ambaffadeursvanons, inallc landen, Hetgruwelyk verraad, ter goeder uurc ontdekt,nbsp;Opdat elk weet, waar na dit volk zyn neiging’ ftrekt,nbsp;’tisomverraderye, oproer, en moort te plegen,

En ’t met fcheinhciligheit te dekken, aller wegen, Terwyl de wraakzucht zit ge wortelt in het hart,nbsp;’tWclkis van wrevel, envan lout’reboosheit, zwartinbsp;En al t’hartnckkig om het hooft te willen buigen.

Of fchoon wy middag klaar, vanfchulthenoverïuigef' Mendruift ’er tegens aan, men fchimpt, men hoont,me'*nbsp;fpot,

Mettrouwe Leeraars van de Kerke, om’taards geno‘ Ü paft het Heeren, zulks op ’t fpoedig,ft te verrichten-^

-ocr page 47-

PRINS VAN ORANJE. 37

V A N 2 WIE TEN.

Wy weren’t, braveVorft, en kennen onze plichten, Verwacht, door onze vlyt, de fchuld’gcn in uw magt.nbsp;Duik.

« Zal zorgen datdit feit bekent worde ,cn gebragt Aan alle Hoven, en der Nedcrlandfche ftedeu,

Opdat geen Moorder hier, noch elders, word geleden.

vierde toneel.

Maürits , Jan Engelen , Jan Faas, Hieron Emonds, Pieter Jansz,nbsp;HeiUbaarders,

M AU RITS.

ngy , getrouwen, die den aanflag hebt ontdekt.

_zyt alle onfchuldig, en van misdaat onbevlekt,

’kBen zelfs my n leven u verfchuldigt, ’k zal ook tonen ^yj) Dankhaarheit, met u erkennelyk te lonen,

^kmerk, datonder’tvolk, wiensleeregybemint, Noch mannenzyn, die tot geen moorden zyngezint,

Behaagt u hunne Leer, ’t is wel, wy niemant dwingen, Maak flegts,door deeze Leer,niet uit den bandt telprin-Totoproer;Moord;verraad; in’t waarde Vaderlant,gcn,nbsp;Volharc in uwe trouwe, en doet uw’ Eed geftant.

Jan Engelen.

ïkblyven by dien hoop; die onsbedckt’lyk leren, I^atelk, terredding’, zich tot Dad’lykhecn mag keren,nbsp;En plegen fors gewelt, dooroprocr, wraak en moort;nbsp;ó Neen, ’t zy n gruw’len, noit in ’t Chriftendom genoort,nbsp;Enditbedektmemet Verdraagzaamheit, om fimplen,nbsp;Ecnvouw’ge liên, het oog te blinden ., tebewimp lcnnbsp;Hungruwzaamfchellcmftuk, metcenenheirgen ichyn.nbsp;V/ierd’tMom eensafgcrukt’tzoublyken wat zezyn,

Indienze deoverhant eens kregen, ’t is gebleken, (i7)Hoe menig Poorter isvan’iPoorter recht verfteken,

De

. U7) Volgens de Placcaten ten tyde van Barnevelt k?t C 3

-ocr page 48-

2 8De BERAAMDE MOORTopMAURITS,

De Stad ontzeit. en wiertgeklaagt zulks aan den Staat, ’t Was voor een doofmans deur geklopt; Julliefie Raad,nbsp;Sloot men de handen, geen’herziening’ te gedogen,

’k Beken,’k zag zulks toen aan ook met partydige oogen. Als waar ’t hartnekkigheit, fchoon ’t ftreed met hun gemoed,

Te horen zulk een Leer, die’t hart in moor tlull voed, Toen was (28) Confcientie ilegts een uitvlugtvan dicnbsp;troepen,

Thans is’t,Confcientie dwang al wat zy luitkeels roepen, ’k Verzaak hun valfche Leere, en fnoode huich’lary,nbsp;Enhebbeeenaffchrikvandatvolk, en, nevensmy,nbsp;Zyn dezen ook bereid dien Moortkuil te verlaten,

IMet duizent and’ren, die hieromm’ hun Leere haten, Ik voeg my wederom, alsvoormaals, tot de Kerk,

En om haar dienft te doen, en ’t Lant, maak ik my fterk. M AU RITS.

Ghat brave Borlten, gaat vry uit, ’k zal u doen geven, (29)ElkvyftienguIdens’sMaands, zolangealsgy zultnbsp;Zes Hondertjword voor ecus, aan yder toegetelt. leven,nbsp;Aan de Admiraliteit, zal zyn van u gemelt,

Tot uw bevorderinge, in allerly Scheepsampten, En,wyl gy voor mynEere en Leven trouwlyk kampten,nbsp;Zultge eenMedailje, metmynBeelt, enWapcnfchilt,nbsp;Tot een gedachtenisf’ bewaren , zo gy wilt,

En een verzillevert Rappier wil ik u fchenken,

Waar

den ii. Juny , en ook te Utrecht , en in zeer veele Steden van Hollant en elders, zie Trigl. p.yptf. en het Pro-teft hier tegens van de Heeren van Amllerdam, den Juny 1616. Trigl. p.7lt;fi.

(^s) Men zeide toen tot de Rechtzinnigen, die zich beriepen op hunne Confcientie , De Confcientie is nietsnbsp;dan een Pretext enDekfel uwer boosheit, Leidekker z.D

p. I X .

(is) Dit alles zyn de ontdekkers, door den Prins en de Staaten vereert.

-ocr page 49-

P R I N S VAN oranje. 3p Waar aan gy dit geval, en my, zult Iteeds gedenken.

Wel aan, koom volg my t’zaaiii’ tot in myn huis vertrek.

A LLE V IER.

Lang Lceve Oranje, en treed zyn’ vy ant op den nek.

VIERDE BEDRYF.

EERSTE TONEEL. Maurits , Mevroüwe StqUTENBüRG.

Me VROUWE Stout EN BORG.

’kTJen doorbekommeringeenvrees’ ter neer geflagen;

ijlk hoore door denHaag vaneenen moort gewagen, Die men beraamd hadde op uw’ Vorüelyk pcrlbon,

Ook dat u ’tfchelmftuk is ontdekt, en hebt doen doón Vier medeplicht’gen, die zulks wilden onderwinden.nbsp;Maar vreeze dat ’er zyn noch meer van die ontzindcri,nbsp;Ookingewikkelt tot u Vorüelyk bederf;

Ocis Maagfchaps aangezicht zet reeds een doodfche verf, Alsof het fchuldig was aan decze gruweldaden;

’t Is met ontftelt’nis en verbaaftheit overladen,

Zy woelen onder één, en lopen zeer verbaal!, haalt, Dangints, dan herr’waarts heene, en yder een maaktnbsp;Om,zonder tyds verzuim, zich elders te begeven, ven ?nbsp;Zou ’t waar zyn,hebben ze ook geltaan naar’sPrinfenLe-Maurits.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daat.

Uw’Man, Mevroüwe, is de eerlte aan voerder van die Zyn’ Broeder heeft zulks mee geltemt, op zynen raadt,nbsp;Met zeer veel anderen , die’t Honden uit te voeren,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

En als’t verricht was, dan verwachten zy de Boeren, Geltyft met Burgers, om de Staaten van onsLaut,nbsp;Door openbaar gewelt, te helpen aan een’ kant.

Heeft uwen Man van ’t Itukgeen kènnilTe u gegeven ?

Mevroüwe Stoutenburg.

Aan myl ó neen,myn’ Heer,geen woort van alzyn leven, ’k Heb wel in hem gemerkt eene opgekropte fpyt ,

C 4 nbsp;nbsp;nbsp;Toen

-ocr page 50-

4oDe BERAAMDE MOORTorMAURITS,

Toen hyvaii Bergen raakt’ hctGouverneurfchapkwyt) Enhem’tRidineefterfchap, hier nevens wierde ontnomen,

Maar,’k dacht niet dat hy zou tot zulk een uiterft komen, Omzelfsdehantte flaan tot een’vervloekte moort;

Had hy het minfte blyk getoont, ik hadde u voort Gewaarfchuuwt, om te zy n v oorzichtig op uw hoede;nbsp;Maar zulk een fchendig (tuk ik noit van hem vermoede.nbsp;Ik dank den Hemel, die ud’aanflagheeft ontdekt,

Maar ’t fmert my, dat myn’ Man ook is hier meê bevlekt;

’k Beklaag hem, doch, ik moet verfoeyen zynen handel. Maurits.

Hy richte,(ik wenfch ’t om u) voorzichtig zynen wandel, Want word’ hy achterhaalt ishy een’ Man des doots.

Mevrouwe Stoutenburg.

Hy zal zich, ’k twyfel niet, wel houden buiten fchoots. M A ü RI T s.

Ik wenfch’tom u,Mevrouwe,enom uw’s Vaders gaven, Wyl zyne deugden , in uw harte zyn begraven,nbsp;DeHecrvanAldegonde, een flonkerltar, in Leernbsp;En Leven, llraalt weer in zyn Dochter uit, hoezeernbsp;Gy aangezocht wierdCjOm hun Nieuwe en valfche Leercnbsp;Te omhelzen, ’t was vergeefs; dit geeft u roem en eerc,nbsp;Gy blyft beftendig ftaan op onz’ onwrikb’ren gront,

Die Vader heeft gelegt met zynen gulden mond, EnPenn’; zelfs onder’t kruis, iszynBelydenifle,nbsp;t’Antwerpcn voortgevloeit, uit zyn oprecht gewiflc,nbsp;Van daar Gezonden naar Geneve, en goed gekeurt,

(31 )Dit’sdie Confeffie, thans van’twrev’ligvolk gc-fcheurt. nbsp;nbsp;nbsp;Waar

(50) nbsp;nbsp;nbsp;Na de onthalzing van Barncvelt, wierdeh zyne Zonenvan hunne ampten afgezet.

(51) nbsp;nbsp;nbsp;De Heer van St. Aldegonde, heeft, in het beginnbsp;der Reformatie deezer Landen , de Confeflie der Ge-teformeerde Kerken helpen opftellen te Antwerpen, ge-Zpndc naar Geneve, en van die Kerke goedgckcurt.

-ocr page 51-

PRINS VAN ORANJE. 41 quot;Waarvoor men opgezet heeft goed en bloct,Ja ’t Leven,nbsp;Die meer dan veertig jaar’ eeniteinmig is gebleven,

In onz’ hervormde Kerk, belooft door tekening’ Derhant, vanLeeraar, of beroepen Leereling,

Om noit verandringe in die Leer te zullen maken, ken. Of, wie zulks onderneem’, moetzynenKerkdicnftfta-Thanszayd menfchand’lykzaad van onderlinge twill,nbsp;Enzoekt'sKerksEendragts-bandt te breeken door hunnbsp;Nu zulks mislukt is aan die fnoode warrelgeelten, lift,nbsp;L^t men op moorden toe, als redenlooze heeften,nbsp;Ofeens hun valfche Kerk, door oproer en gewelt,

^yl lift hen is mislukt, mogt worden weêr nerftelt, Doch, ’tisdenHemel, diezynKerkewilbewaren,

En redden Haar en ons uitallerley gevaren.

Mevrouwe Stoutenbürg.

Wanneer men ’s Hemels zaak, de Hemd toevertrouwt, Is’tzeker, dathyons, enzyneKerk bebouwt,

Aan d’uitkomft van dezaake is ’t openbaar gebleken , Hun Kerk moet zwygen, en de zuiv’re Kerk maglprec-Zeis afgefueden van de Kerke,als zynde een Lid, ken,nbsp;Verkankerten verrot; waarin nietsgoctsmcêrzit.

En uw Genade zyt de ftrikken ook ontkomen,

Door’tHemelfchebellier j gefpannen, ondernomen, Om u te vangen, van dit al te bitter volk,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zy n’ dolk.

’kVerfocy’tbedryfmynsMans, die fcherpt’ hier toe Maurits.

Hy zy gewaarfchuwt, zich voorzichtig te verbergen, Voor die hem zoeken, ’kwil, Mevrouwe, u zulks nietnbsp;vergen.

Om hem te ontdekken, fchoon gy wille waar hy was.

Mevroüwe Stoutenbürg. Iktwyfelniet, ofhyheeftreedseen’veil’gepas. gen,nbsp;Twee hebben, in een Mand, hem uit den Haag gedrarnbsp;Naar Rotterdam, toen is hy, zonder raadt te vragen,nbsp;Van daar gevlugt, met vander DulTen, ineenSchip,nbsp;Om niette Itranden op dees dodelyke klip,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;huuren,

Voor duizent guldens beeft myn’Maii dit Schip doen.

C 5 nbsp;nbsp;nbsp;Om^

-ocr page 52-

42De BERAAMDE MOORTopMAURITS,

Om hem te brengen by Brabantfche nagebuuren, Ditgifleik, wylhy’t gek heeft uit deuHaageontboón,nbsp;Voor zynen Schipper, zynd’het toegelegden loon,

Dit gaf my achterdocht en vreeze, ’k kon niet denken, IVaarom hy’tVaderïant verliet, zyn eer wou krenken,nbsp;Met dus. te vluchten in een Mand, maar, toen ’t geruchtnbsp;VahMoort, me in de ooren klonk, wierde ik met réénnbsp;beducht,

Of ook aan ’t gruwelltuk, myn’ Man zich had vergrepen, Dewylhyliltigisenllout, en wel doorliepen,

In al de gronden van zyn Nieuwe en valfche Leer. ’kBid uw Genade, zöek naar hem nietal te zeer, den.nbsp;Opdatmy, inmyn’ Man,mooggeenfchandaalgefchie-Maurits.

’t Zal by ons bly ven, waar gy denkt dat hy wil vlieden. iyiaar,’khoor gerucht,Mevrouwc,enwylik heb berichtnbsp;Gegeven, wienpeavat, terftout voor myn gezichtnbsp;Te brengen, denke ik, ’t zal van deezc fchelmen wezen,nbsp;Des ga haar uw vertrek.

Mevrouwe Stquteneurg.

’k Ga, maar heb reên te vrezen.

TWEEDE TONEEL.

Maurits, vanZwieten, SylLAjSlATIUS, met een Boere fjgt; aan quot;t lyf, een hangende hoed opnbsp;’ƒ hooft f en een lang Brood onder den arm,nbsp;Helbaar diers.

W nbsp;nbsp;nbsp;Maurits.

ie isdien vogel, thans gegrepen in zyn vlugt? Sylla.

Kent uw Genad’hem niet? ’tisdeeze, dic’tgerucht Gellroit heeft, hoe men zou hun Kerke weêr herllellen,nbsp;Hy is dien Preekkwant,’t hooft van al de Kerk-Rebellen,nbsp;PenSchryvervan den (3a )Gepredell;ineerdenDief,

Wiens (31) Gepredeftineerden Dief, Klaarlichtende Fakkel,

Mor,

-ocr page 53-

PRINS VAN ORANJE. 43 quot;Wiens logea-Laftertaal was aan zy n volkje lief,

En aang’naam, wyl hy zeer befpott’lyk is gefchreven. Zyn’ Fakkel, lichtende wel klaar, in helfche dreven,

En Morgenwekker, met zyn Kriltalyneglas,

Of Spiegel, toont genoeg wat booswicht dezen was, Wyl hy zyn Lezers leert, met onbewimp’le woorden,nbsp;Hoe’cydervry ftaat, ’stands tyrannen te vermoorden,nbsp;Hier meê word gy gemeent, en die aan ’t Roer van Staat)nbsp;Th^s zitten , en dus zait hy vuil vergiftig zaadt,

En m oedigt y der aan, van allerley gezintheit,

De hant te bieden tot dit werk, na zyn verblintheit,

In’t kort, ’tis Slatius die heden voor uftaat.

Maurits.

Hoe! is dit Slatius, in zulk een Boers gewaat.!» nbsp;nbsp;nbsp;gen,

Wiens flodder hoed hem hangt al gluipende inzyneoo-Ontdek hem, ’k wil eens zien of gy niet zyt bedrogen, ó Ja, hy is het zelf. maar, vvat beduid dit Brood,nbsp;Gedragen onder d’arm ?

Sylla.

Om teergelt in den noodt Tehebben, hadd’hygeltin’tbinnenfleverborgen,nbsp;Dewyl ’t is uitgeholt, hy moeite om voorraad zorgennbsp;Vermits hy zich begaf op eene verre tocht. zocht,nbsp;De Schelm was ’t haalt ontfnapt, hoe ftriktme naar hemnbsp;Maar ’t wroegende gemoed heeft zelve hem verraden;nbsp;Om zyn bedeeltheit gaf men acht op zyne daden,

Want, by geval, en niet door lilt, ishygevaan.

M AU RITS.

Verhaalme, op welkeenwyze is zulks dan toegegaan Sylla.

* Hy kwam,dusboersgekleed, in eene Herberg flappen,

Be-

Morgenwekker, en Kritlalyne Spiegel , vier befaamde Fasquiilen, door Slatius gemaakt.

* Dit is voorgevallen ih het Dorp Rolde, in het Land^-fchap Drente, daar hy dus gevangen genomen Mert.

-ocr page 54-

44ÜE BERAAMDE MOORTopMAURITS,

Belafte aau zyncn waart een kanne Bier tc tappen,

Juifl;waren, by geval, Soldaten in dat huis,

En maakten, om het lang verwy len, wat gedruis,

Van een Convoy met gelt,wyl ’t wat te lang vertoefden. Hierom men buiten liep, of zy ook hulp behoefden;nbsp;Dien Preekkwant kreeg een’fchrik,betaaldezyngelagh.nbsp;En flapte lullig door, zo vaardig als hy mag,

Het rot keert wederom, dekanflaatvolgefchonken , De Man is weg, en heeft zyn Bier niet uitgedronken,nbsp;Dit baart vermoeden, of’t wel mogte zyn een’ fpie,

M en zet hem na, en word haafl achterhaalt; zeg wie Gy zyt; hoe is uw’ naam ? wat doet u dusvertrekken ?nbsp;Vroeg’t volk. hy flaat bedwelmt.’kBid wil my niet ontdekken,

Zegt hy, maar laten gaan; ik hebbe een’ moord gedaan, By Amflerdam, cn-ben Jan Harmensz. ’t volk fchryft aannbsp;De M agiftraat; daar weet me van geen’ Moort,of doot-flag.

Men dacht, zou ’t Slatius wel zyn, die nimmer bloot lag, HetSchelmfluk van zyn hart; mcnvoerd’hem naardennbsp;Haag,

Ja, ’t is dien Slatius , althans naar gruw’len graag.

M ADR ITS. nbsp;nbsp;nbsp;daden;

Ontmenfchte booswicht, ganfeh doorzult in gruwcl-Zocht gyuw handen in der Staaten bloette baden, Nadat gy, door uw volk, zoud hebben ray vermoort?nbsp;En zytge een’Lceraar ? Schelm , wat heeft u aange-fpoort,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;domp’len,

Om’t Lant, door oproer, in een bloctbad’ te onder-DeStaat, en Magiflraat, moorddadig te overromp’len gt; Waarisnudeachtbaarheit, diegydroeg opdenRaadt,nbsp;Alsflont het (33) Kerkgezach volkomen aan den Staat ?nbsp;Toen waart gy vlyers, en ontaarde hurelingen,

Om

(35) Ten tyde van Barnevelt, dreef men , dat den net oppergezach der Kerke toekwam, om Kerkelykcnbsp;gefchillen te beilechten.

-ocr page 55-

PRINS VAN oranje. 45

Om dc arme kudde, door der Staaten magt te dwingen. Geen wonder, ’t was ’t belang van Oldenbarncvelt,

Dien werveldrayer van ons Lant, dat wierd geftelt,

Zyn opgefmukte Leere op’t outer van zyn vlyers,

Te ftooten uit de K-erk al zy ne Leer beftry ers, ToenbadmenBaruevelt, alseenenafgodt aan.

Thans wilme aan my, en aan den Staat de handen flaan. Waar’snu Verdraagzaamheit, waaromzyalle riepen?nbsp;Maar die Vcrdraagzaamheit, ( wanneer wy alle fliepen,nbsp;Doordit zoet fluitje,) zou wel haalt gebleken zyn.nbsp;(34)Dit’s recht den Wolf in ’t vel van’t Schaap,met heil’-gcnfchyn.

Wat zegt uw’ vuilen Dief? zyt gy nu ook geboren,

En tot dit Scbellemftuk, van Ecuwigheit verkoren ? Waar ’s thans uw’ vryeu wil, waardoorge uw heilbe-reit?

Kan hy zulks doen, dan zy vervloekt uw heilloosheit, Wylgy’ertegensdruift, en’t Heil niet wilt bewerken,nbsp;Ja, zelfs ’t wraakzuchtig hart noch in zyn boosheit fter-Of is Gena, die gy noemt algemeen, ook voor ken,nbsp;Die Schelmen, waar van gy dengrootften zyt,wen’toor,nbsp;Naar de uiterly ke klank, wil die Genade aannemen ?

Is’t dus, enwiltgeuwzelf, van die Gena ver vreemcn? Rampzalig fchepfel, zeg, wat heil verwacht gy dan,

Wyl gy zy t van uw ziel een’ moordcr, en ty ran ?

Gy kunt, dus zegtge, en wilt niet, die Genade erlangen; Maar, wen ik u Genade aanbood, zoud gyze outfangen.^nbsp;Ditftaatinuwemagt, ’t hangt af van uwen wil.

Spreek Slatius, fpreekop, en zwyg niet langer llil.

S L A TI u s. nbsp;nbsp;nbsp;fpreeken ,

Myn’mond verllomt; AchVorlt! ikwil,en kan niet Ik voel my overtuigt van duizenden gebreken,

Waaraan ik fchuldig ben, in Leven en in Leer,

'k Vcrfoey myn dwalingen, ’k herroepe ze alle weêr;

In

(h) Den Wolf in ’tScbaapsvel, coor Antonidesvander ^jocs gemaakt.


-ocr page 56-

45De BER a am de MOORTop M AURITS,

Jndien gy, grooteVorft, myfchcnken wilde ’t leven, ’k Zal u dan opening’ van al den handel geven,nbsp;En’tinnerlykgeheim, ’t welkin dit volk berufl.

M A ü RI T s. nbsp;nbsp;nbsp;'

Zeg op, efifpreek rond uit, al watuisbewuft.

Slatius.

(«)’t Is te over ons bekent, datme, inArrniniLeere,

Zich

( }^ ) Deeze gahfche redeneeringe , heeft Slatius breet-fpraakelyk befchreven, in zyne gevangeniffe, ’t Origineel beruft onder den Raad Provinciaal van Hollant, en bynbsp;der Staaten Drukker. iAz}. met Privilegie gedrukt. Denbsp;Heer Gerard Brand wil zynen Lezer doen geloven , datnbsp;Slatius dit gefchreven heeft op hoope van Vryheit. ik ge-love zulks ook. Maar, dat het daarom Logens zoude zya,nbsp;als hy voorgeeft, volgt ganfch niet, hy hebbe hunnenbsp;fchandelyke vuiligheden ontdekt, wel op hoope van Vryheit, maar ook naar Waarheic. en, toen ’t mislukte,zoude hy alles, (zo ’t waar is,) mogelyk uit fpyt, herroepennbsp;hebben, en hoe kluchtig is deeze herroepinge tocgegaan'jnbsp;hy hadde het Papier, waar in hy alles herriep, in een fchaf-je geftoken, en verborgen in zyn’ mond, en,zyne Vrouwnbsp;kutlènde, in den mond gedouwt. en deeze herroepingenbsp;beüaat in Brands Boek 17 kwarto Regelen, wat moet hetnbsp;klein fchrift , en dun Papier geweeft zyn, wyl zo veelnbsp;fchrift in een fchafje, ’t welli men in den mond verbergen kon, geftceken is! echter, ’t is een Remonftrantfchenbsp;waar heit, want PalTchier de Fyne , van den Borre , ennbsp;Prevooft, dry befaamde Remonllranten, hebben het Briefje gezien, zie daar dry Getuigen , wel , wie twyfelt dannbsp;noch aan de waarheit t ook wil den Heere Brand, datBlan-faart almcede het fchandelyke, van zyne Geloofsgenotennbsp;door hem gezegt, zoude herroepen hebben, inBrieven, dienbsp;hy had weten zyne Huisvrouwe toe t€ zenden , maar opnbsp;wat wyze hy die heeft weten te zenden, melt den Mannbsp;niet; en, (ó jammer!) juift zyn die Brieven de Vrouwenbsp;ontdooien, zo dat niemant ze oit gezien hebbe, ’t is raar,nbsp;juift heeft Slatius en Blanfaart, den eenen een’ Predikant,nbsp;en den ander een’Proponent, uit eenen mondegefproken,nbsp;van de vuiligheden, gepleegt in hunne Sefte , wylze van

I nbsp;nbsp;nbsp;el-

-ocr page 57-

47

PRINS VAN ORAN J E.

Zich naar Pelagins., naar ons Vermoogen, keere,

Doch liftig, ’tis befchaaft op eén Jefuietfchengiont;

Die Leer wicrdfmaakelyk, door üitenbogaarts mond, De Staateningepreekt, doot'li^l’ge^deyereye^,

Dewy 1 zyn zoete tong, de Staaten kón verleyen,

Met in tefcherpen hen hetopperfte gezach, ïü’t K-erkelyke, doch, wanneer kwam aan den dagh,nbsp;Hoe ’t volk zocht de oude Leer te drukken, en verdrukken, :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ken,

Toen fchoten wy tekort, men moefl: voor deOudebuk-Tocn ttokme voor des Leeuws, ' het Vofle vef eensaan, DmteondcrmynendeOude, enhentewederftaan, gt;nbsp;MetKèrkelyketwift, enPolytike vonden-,

De Band der Politie wierdlos van ons on cbbhden;

Maar ’t woelen Was vergeefs naar kroohe éh fcepterfïaf, DeMagiftraat, die ons de harit bood, Zet men'af;

Wy, als weerfpannigen, gebannen uit dees landen. Hierommcis ’t nodig acht te geven op hun handen,nbsp;’tMom van Religie is thans a^erirkc, zy isnbsp;EeaF«^?*V PoUtyk^ befchildert met vernis,

^ z.nh\ir\Confcientie. zoilkszeinyder willen prenten,

Is’t waar ,’wat raakt ons dan’tyerand’ren der Régenten? Waarop men eeuwig wrokt, én önophouw’lyk fmaalt.nbsp;ïn Sluip vergaderings daar wordenzeafgemaalt,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ters *

Als fchendérs-van het rechtf eenzyd’ge en valfche Rech-pus hitft men ’t volk thans op , en moedigtze aan to.t ^oorRcrkenhmhmtzüDirecteurs., vechters,nbsp;^oeds hebben tot dit werk, een algemeene Beursnbsp;Gemaakt; hier toe gebruikt meii meeft de Predikanten.

’tls

elkander niet wiften , en afgez.ondert gevangen za-Dit zyn al meede fchoone Haaltjes van dien «ynen Schryver, zeker, als hy iets wilde verzieren, mogtnbsp;bet wel wat waarfchynelyker zyn , maar , hier ftraalt denbsp;onwaarfchynelykbeit, om niet te zeggen onmoogefykhei:,nbsp;te zichtbaar door.

-ocr page 58-

48 De BER AAMDE MOORT opMAURITS,

’t Is niet dan Lyden, en Verdrukking’,daar!die kwanten Vanfprecken, om het volk te brengen op den hol;

Van valfche uitftroijingen zyn hunne red’nen vol;

’t ISjVrankryk zal in ’t kort hun Vry heit weêr bewerken; EnAmfterdam, dateerft wastegensons, de Kerkennbsp;Haall wedergeven, en oprechten hunne zaak;

MenzaldeTweefpaltindenRaadtzien , metvermaak; WylPrinfelVlaurits zelfs verandert van gedachten;

En veelvermogende flegts op verand’ring’wachten; Dan zal ook Vriesland ons aanbieden zy ne hant;

Prins Fredrik Hendrik zal zy n ’t hooft van onzen kant; Men wachtealleenlyk naar befcheid van Vrankryks Ko-ning.

De ruft der weerparty word thans uit hunne woning Gebannen, yder roept, ’t is met ons Lant gedaan,

Het is onmagtig om den Spanjaart te weêrftaan,

’t Kantoor is uitgeput; men heb geen hulp te wachten; Men zal naar Schattingen, en nieuwe Laften trachten;nbsp;De Neringe verflapt; vrees oploop van’t gemeen;nbsp;Van’t Krygsvolk Muitery; Verraadt in fterkte en fteên;nbsp;’t Lant zal het dus geen jaar noch kunnen ftaande houwen ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vertrouwen,

Menwaarfchouwt, wylze op’twoort der Staaten niet Hoe’t Ketter doden haaft het Hof invoeren zal.nbsp;quot;WceuHerdopers, en gy Pausgezinden, al baten,nbsp;Uwfmeeken; bidden; ’twoortvanVryheitjzalnietnbsp;Span hierom met ons aan, men zal u niet verlaten,

Maar Vry heit geven, wen wekrygen deoverhant.

Dus tracnemen dezen ook te trekken naar dien kant; Men houd gemeenfehap met Vry-Geeften, Soc’niancn;nbsp;Om liftig tot hun Arke, een ruimen weg te banen,nbsp;Waar langs het Reine, en ook’t Onreine binnen koom.nbsp;^kSpreekvan hun fchand’lykheên,’t is waar, ó Vorft»nbsp;metfchroom,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ders;

Menoefend ’ergeen tucht aan Dronkaarts, enHoerecr-Van hunne Scöc zyn de Leeraars zelfs ontëerdcrs

Vafl

-ocr page 59-

PRINS TAN oranje. 49 Van meenig eerlyk hart, het blykt aan Dwing’lo’snbsp;Vrouw,

DievanWelfingius, verleid wierd van haar trouw;

Is’t wonder dat dit volk door zulk een’geeft gedreven , Zich hebben onderftaan te nemen u het leven.

M A U R ITS.

Maargy, dienu, zo’tfchynt, verfoeid artfnoodbe-Van die onzinn’gen,zeg, waaromme bleefgy ftyfgt; dryf, En onverzetlyk ftaan ook naar veranderingen,

Om zelfs, na mynen doot, de Staatente beipringen? Waar vange aanvoerder zyt, als alleropperhooft,nbsp;DerKerkelyken, wylgy’tmeeftewiertgelooft,nbsp;Wanneerge uw giftig zaadt wift in hun hart te zaaijen,nbsp;Op hoope, om, door myn’ doot, gewenfchte vruchtnbsp;Sla Tins.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;temaaijen.

De Haat, enNydt, en’t aards belang, heeftmeaange-fpoort,

Totdeezen fchand’lyke, en onmenfchelyken moort, Schoon ik de gruw’lykheit vau’twerk iu’thartverfoei-M AU RITS.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den.

Wiezynze, die metu, zich naar dien aanflagfpoeiden?

S L A T1 u s.

(36)’tIsDwinglo; Velfius; enGeifteranus; zy,

En moog’lyk Poppius, zyii van onze Eedparty. ’kHeb metTykmaker, en Neranusook gefproken;nbsp;UitNeomagus, en uit Boom dien ftankgeroken,

Dat hen een’ aan flag was beken t, op onzen Staat,

En Hollingérus, en Hartzoeker, van die daat Ookwiften, Leurius, Galenus, en Lansbergen,nbsp;VanBorre, en Walenburg, en Cupus,dorften vergennbsp;OokPaludanus, enNiëllius, aan my.

Om uit te roepen dat verloffing’ was na by.

M AU RITS.

Houd op, het is genoeg, ray walgt van meer te horen. I'^aar,’k hoor gerucht, men brengt racer fchelmcn ons tenbsp;voren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;DER-

() Alle afgezette en gehande Predikanten.

I »

-ocr page 60-

50 De BER a am de MOORTop M AURITS,

DERDE TONEEL.

Maurits, van Zwieten , Sylla, Duik Jan P ¦ ¦ ’ s a a 11 t , Abraham Blansaart ,nbsp;leem P ART HY, Eelkbaardiers.

Duik.

Hier is den Proponent, zyn’Broeder, met den Waal, Vervolgt,verfpiet, gevat, gebragtindeezezaal.nbsp;Om’t vonnisvan hun’doot, uit Sylla’s mond te horen.

M AURITS.

Raropzaarg€menfchen,hebtgY ookgeleentuwe oorcn, Tot dit onmenfGh’iyk werk gt; verblinde, dachtgy niet,nbsp;Hoe ’t aldoorftraalende ooge op al uw’ handel ziet ?

En voor de zyne waakt? hoe hyze wilbefchermen.

En althans rukken uit vervloekte moordersarmen ?

’t Gemoed ontroert hy, als het aankomt op de daat.

Dus heeft den Hemel my bewaart voor ’t moort verraad. En zytge een’ Proponent ? zeg eens, op welke gronden,nbsp;Hebt gy, aan ’t moortgefpan u zelve fchelms verbonden ?

^7) Heeft van den Borre u zulks geleert, dit ingcplant ? Zyn dit de gronden van uw Leere, om hem van kantnbsp;Te helpen, die niet wil in uwe dwaling’ (temmen ?

Die’s Lands oproerigen in boeyens moet beklemmen ? Die deUnie breeken,’t hooft doen leggen voor den voet ?nbsp;De Generaliteit, niet ik, die zal, en moet,

En kan verantwoorden het Rechtsgeding, dien handel. Wat zegt gy Schelmen,hebtg’ hier heen gericht uw wan-Ommy te moorden , totverand’ringcindeuStaat ? del.nbsp;Jan B l a n s a a r t.

Ach! Vorft! wy zyn verleid door kwaden raad, en haat. Ontkennen geit hier niet, ’tisal te klaar gebleken,

Maar

(37) Van den Borre heeft Jan Blanfaart Proponent gemaakt, waar in hy te Antwerpen , van hmiiie Sociëteit , is beveiligt.

-ocr page 61-

P R I N S VAN oranje. 5’r Maar gun ons die Genade,één woortte mogen fpreeken,nbsp;Tot onze ontlaüinge, en verfchooning.

M AU E.ITS.

Spreek, doch korf. Jan Bi. A NS A ART.

’k Verklaar, voor ’s Hemels ocge,al wat ons heden word Gelegttenlafte, is wel, metdeand ren voorgenomen,nbsp;M aar toen’t zou tot de daat, omze uit te voeren, komen.nbsp;Bezweek ons harte, doorontroeringe , endenmoed,nbsp;J^'aarom wy aarzelde , en befloten, u, inetfpoed,nbsp;Dien bozen aanflag, eer zy uitborO:, zelf te ontdekken,nbsp;En waren reeds op weg, om ’t opzet te voltrekken,nbsp;Wanneer ons wiert bericht, hoe alles was ontdekt,

Demeeftereedsgevlugt, menzeideons,voort,vertrekt Terftont van hier, indien gy zucht hebt voor uw leven.nbsp;Hier doorheeft vreezeen fchrik ons elders heeugedrcrnbsp;IVÜ y walgtookhetgedragvandit onruüigvolk, ven.nbsp;Dat eind’lyk fmooreii zal in zy n gegrave kolk,

Dewyl het Hoererye, en Overfpcl durft plegen, gen, ( V') Bekleed met Huich’larye, en opSchynheil’gewC'-Doch’tisGeveinilheit, al wat in het binnenft zit,

En van een bitt’re wraake, is’t hart zo zwart als git.

2,y knielen.

Neem dan dewil aan voor de daat, Ach! toon genade, En, omonz’eerden wil, den Lede niet verfmaade.

V AN Zw IHTEN.

^aarom niet voortgegaan in uw begonne werk,

En, door ’t bevedigen, ’t verraad bekrachtigt ? ’k merk Wel fchyn berouw in u; dus zullenze alle wezen,nbsp;d’aanflag is mislukt; de wanhoop doet u vreezen,nbsp;Voor uwe aandaande draf; ’t is Gallegen berouw,

Dat openbaart zich, als den hals is vadiu’trouw, indienoprechtwasuw'berouw , uit haat van’tkwaade,nbsp;Waarom hebtgeaiid’ren dan tot vlugten aaugcraade ?

En

(38) Uit twee Brieven van Jan Blanfaait, in de ge-'ingeaifle gefchreven.

D 2

-ocr page 62-

^2 De beraamde MOORT op MAURITS, Enzconsiiietaangebragt, omhun verdiende ftrafnbsp;Tcontfaiigen, diegy nubefchuldigt, al te laf, ven,nbsp;Op hoop van ’t leven. zynze,als gyze ons hebt befchre-Waaroinmeu vandienhoop, voorlangeniet begeven?nbsp;Desblyktdevalfchheitvan uw woorden, middagklaar,nbsp;Enzoektflegts, doordielift, teontwyken’tdootage-Zy zouden, in uw oog, dushatelykniecfchynen, vaar,nbsp;Wenge u vereen’gen inogt, een yder met de zynen.nbsp;Maar, wyl uzulks mislukt, zoekt gy te buigen ’t Recht,nbsp;Met dus een plasdank te verdienen , Hierom zegtnbsp;Gyf.aken, die ons niet, dan flegts ter zy de raken,

En luttel nuts doen in de Criminele zaken,

Tenlafteuop gelegt; ik weet, was’tugelukt,

’t Stuk uit te voeren, en gy ons hadde onderdrukt, men, Gy zoude geen berouw dan hebben , maar wel roe-Opzulk een helden ftuk, fchoon’tyder moet vei doemen,

Ja, ’t wiert dan uitgekrait voor een Romeinfche daat; Danzou’tgedrag van’t volk, byunietzyn gehaat;nbsp;Kortom, gyzytdedoottelyden , alle fchuldig.

Duik.

Gy hebt gezondigt, ’t Lant misdaan,zeer menigvuldig gt; DeWetgefchouden, zelfs uw’Burgers Eed veracht,nbsp;Dieneifcht, wenymantzy vanLantverraadt verdacht,nbsp;En’t ubewultis, zulks den Staat te kennen geven,

Veel meer, wyl ubekent was,datme ftont naar ’t’Leven, , Zyn’sExelleritie, met omkering’ van den Staat,

Ja, datgezelfzoudzyn de uitvoerder van die daat,

Wy I gy dan tegens Eed, diefchendaat hebt verzwegen, En zocht, met vollen wil, dien helfchemoort te plegen,nbsp;Keur ’t Recht u fchuldig, om tefterven door hetzwaart.nbsp;Syll A.

Eerey u totdendoot. uw’romp geniete de aard , nbsp;nbsp;nbsp;i'

’tRcchtwilu, en dierwee, noch die gena bewyzen. Geen Ravens zullen zich met uwe rompen fpyzen,nbsp;Wanneer uw hoofden, van de halzen zyn geknot,

Mefl '

-ocr page 63-

PRINS VAN oranje.

Men Zal begraven in den (39) Zak , al’t overfchot.

tegensSlatius.

Maar gy zultfpyze zyn der Ravens, en der Gieren, Wanneer zy zullen om uw hooft, en lichaam zwieren,nbsp;:^adat men u, door ’t zwaart, de kop hebbe af doen Haan,nbsp;Zal ’cLichaam op een Radc,’t hooft op een Paalfpits ttaan,nbsp;*Jitzy uw vonnis, wil u tot dedoot bereiden.

S L A T 1 u s. nbsp;nbsp;nbsp;fcheiden.

(lt;10) ó Doods angCt, wen de ziel, d us moet, van ’t Lichaam

VYFDE BEDRYF.

EERSTE TONEEL. Maürits, Mevroüwe Stoutenburg.

HMevrouwe Stoutenborg.

emel! Ach! myn Vorft! isGroeneveltgevaau?

Maürits.' nbsp;nbsp;nbsp;¦

Ja, Tc heb zulks uit den Boode, ook, nevens u, verüaan. Van Texel vlugtehy, en is op kVlie gevangen. geu.nbsp;Met voer’hem herwaarts, om zyn vonnisfe teontfan-Mevrouwe SïOÜTENBüRG.

Ach! is’er geen gena te hopen, grooteVorft?

Hy

(39) Zak, eene plaats, dusgenaamt, achter de groote Retke, in den Haag.

(40) Deeze Executie is aan Slatius uitgevoert , met deeze omftandigheden. Hy , tetwyle den Scherprechternbsp;den flag gaf, fchoof den Doek van zynen mond , waardoor,nbsp;flgt;et het hooft , zyn Rechterhant, en byna de Lin-kerhant, wierde afgeflagen, het Hooft rolde van t fcha-; zyn Vrouw verftoute zich , met anderen , zynnbsp;Lichaam van ’tRadc te nemen, en te begraven; t word,nbsp;py geval, van een’ Lantman ontdekt, die maakt het bekent in den Haag, ’t word gehaalt, en weder op’t Radtnbsp;gezet. De Weduwe haalde het andermaal van 't Radt, begroef het in een Boomgaart te Warmont, daar het bleefnbsp;'eggen, Hy was een’ Zeeuw, in Duvelant geboren.

D 3

-ocr page 64-

54ÜE BERAAMDE MOORTopMAüRITS,

Hy heeft wel, ik beken ’t, naar ’t bloec \'an u gedorft, IVlaar’cllukisnietvolvoert; hy’smogelykgedwongen,nbsp;Ommeêteftemmeu, en’them op den hals gedrongen,nbsp;Licht tegens7.ynen wil. kan dit hem niet ontflaan,

Van’tltrenge Rechtsgeding, zie hem meedogende aan? M . U K I T s.

Den Rechter ga zyn’ gang , vind hy in hem ver-fchoning’, nbsp;nbsp;nbsp;ning’.

Ik zal ’t niet tegenftaan , maar ftemme , en tot beto-Datikgeenbitterheit, noch wraakeiu’t hart gevoel, Geef ik de vryheit aan zyn Maagfchap, uit dien poel,nbsp;Waar inhy zelf zich heeft ge'worpen, hem te helpen,nbsp;Zy fpoeden zich, want ’t is te laat het bloet te Helpen,nbsp;Wanneer hy krygen zal den dodelyken flag.

Geen beter nootlot ook uw’ Man verwagten mag,

Wen, totzyn ongeluk 5 hy raake in’s Rechters handen.

MEVltOUWE SïOUTENUUltG.

Voor hem ben ik geruft, hy is in’svyants landen. ’kHebfchryvens, dathy isteBruffel, aanhetHofnbsp;Vanifabelle, metdeAartshertogins verlof,

Ook heeft zy hem, in haar befcherreming’genomen. Maueits.

Wel, ik ben blyde om u. en hoe is hy ’t ontkomen ?

Mag ik het weten, hoe zynvlugt is toegegaan? ftaan, (’k Vraag’tuit nieuwsgierigheit,) zo doetze my ver-Doch wil gy liefft zyn vlugt verzwygcn, by u houwen,nbsp;Gy hebt uw vryheit.

Mevrouwe Stoutenburg.

’k Wil u nimmermeer mistrouwen, 'kHeb reeds te veel gezegt aan u , indien ik dacht.

Dat zulks nadelig my kon zyn, en my n geflacht,

’k Bendes gewillig om u al de omftandigheden Te melden, diehy heeft in zyne vlugt geleden.

Hy, en zynvlugt’ling’(dieook vlugten,) trokken aan Eeu Schippers Rok, en zyn vermomt dus fcheep gegaan,nbsp;Hy voer de Waal op,tot aan Schenkefchans,daar wierdennbsp;Zy béiden fchier gevat, doch, zeer gelukkig, ftierden

Zy

-ocr page 65-

PRINS VAN o R A N J E.

Zy’cSchip naar d’oever , die’eriagaand'overkant,

En flapten fpoedig, enverblydt, op’t Klecrfche Lant, Daar zy nd’ had pas de. vreeze een weinig hen verlaten,nbsp;Of fchrik bevong hun hart, op ’t zien van ’s Lancs-Solda-Die tot hen naderden, enhaaflomringden, doch, ten,nbsp;2y renden yljngs voort, en kwamen dus in Goch,nbsp;VandaarteBrulTel, daarze veilig zyn, en zeker.

M A u RIT s. nbsp;nbsp;nbsp;wreekej-.

Wel voorhet Aards gerecht, maar niet voor ’s Hemels Die kan hem vinden, en ook flrafFen op zyn’ tydt.nbsp;Ookduchteik, ofge uzelf niet al te vroeg verblydt;

Ik twyfel, of den Staat hem niet zal opontbieden,

Van Ifabelle, en dan was vrucht’loosal zyn vlieden, Wen zy bcfloot om hem te leveren.

Mevrouwe Stouïenbürg.

ó Neen,

Hy fchryfc,Mevrouw wil my befchermen,ook wat re^n, DeStaatenmogten, om my te eifchen, aanhaargeven;nbsp;Ennademaal hy word naar’t Pausdom reeds gedreven,nbsp;Is hem ’t Ritmeeftcrfchap al aangeboden, omnbsp;Te vechten op ’t geluid van Spanjes oor’iogs trom,

Zelfs tegens ’t Vaderlant, waar op hy is verbolgen,

Ook wil hy, dat ik hem op’tfpoediglle zal volgen. Maar deuke ’t niet te doen.

M A u R I T s.

Vind gy u niet verplicht,

Te volgen uwen Man gt; d’Echt is van groot gewicht,-Moet gy u w Vaderlant en Vtienden niet verlaten,

Om hem te volleken, in allerhande Staaten ?

Mevrouwe Stoutenborg.

ó Neen, fchoon de Echtbreuk breekt alleen den band der trouw,

Is echter niet verplicht, hieromme, cene echte Vrouw, Te volgeneenen Mandiezich, in gruweldaden,nbsp;Verloopt, hy is myn’ Man,maar zulk één,die wou baden,nbsp;Zynhaudeninuw’hloet, en’tbloct van onzen Staat;nbsp;Een’Man, die’t Vaderlant, cnzyne Leer verlaat,

D ^ nbsp;nbsp;nbsp;En,


-ocr page 66-

5(5De B er AAMDE MOORTop M AURITS,

Én, tegens beide, wil verwoed 2,511 wapens voeren;

Die daden doende wet der vollegiuge oiuüioeren;

Hoe! zoude ik oin my n’ Man, weer in het Pausdom gaan, Wiens uitgang duizenden kwam bylterduur te ftaan ?

Waarom men heden noch voert bloedige oorelogeii r 6Neen, hy vind zich, inzynmening’, licht bedrogen,nbsp;Iiidienhy zulks van my durf denken; laat de Vrouwnbsp;VanVanderDuffen, opdengront vandeechte trouw,nbsp;Na volgen haarenMan, ik zal’tniet doen, maar treuren,

Om hem ineenzaamheit,dewyl’ hyzichwil fcheuren. Van my, en van de Kerk; en ’t Lain beroert door moort.nbsp;Dus brengt één gruwelltukverfcheidegruw’ien voort;nbsp;’kWil voor hem bidden, of zyn oogen gingen open,

En zag, hoe verr’ hy is van ’t Deugdenfpoor gelopen,

Of noch, door waar berouw, hy keerde op’t padt der M A u R1T s.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Deugt,

]VIevrouw,’kben om uw deugt,in myn gemoed verheugt, ó Spruit van Aldegonde! ik zie in u herleven,nbsp;üw’s Vaders deugden, ’kziezyuwysheit in uzweven;nbsp;Stel u geruft, ’k beloove u myn befcher’ming’, ’k zalnbsp;ü helpen, en behoên voor eenig ongeval,

Enu, inuwenftaat, volkomentlyk herftellen.

Ik hoor gerucht, nu ga.

Mevroowe Stoutenburg,

’kWil nergens my in kwellen, Maar ftellen my geruft in ’ t Hemelfche befluit;nbsp;Hyvoere, naar zyn’Raadt, hetvaftbeflotene uit,

TWEEDE TONEEL.

MauRITS , VAN ZVVIETEN, SvLLA, VAN Dyk, Koornwinder, Hellebaardiers.

TAN ZwiETEN.

Zyn Exellentie zie hier twee geheime Raden

Van Stoutenburg, op hen hy zyuezorgdorft Iaden, j;,0 zich verlaten op hun fchraudere vernuft,

Ia

-ocr page 67-

PRINS TAN ORANJE, yy Inboosheitwakker, en, ’tvoordootsgevaarnietfufi,nbsp;Wanueer’tde wraakegelt,enzy haar’ moed mag koelen,nbsp;Omdoorgewelt, of lift, naard’ondergang te doelen,nbsp;Van Kerk en Staat, door u te moorden. Dit ’s van Dyk,nbsp;Menhebb’hem achterhaalt teHaferfou, in’tSlyk,

Hy ’s Penningmeefter, en Beursdrager van de bende, Die met Piftolen zocht tefchieten in uw lende.

Dit ’s Korenwiiider, en gevangen te Overfchie.

M AURITS.

Ontaarde menfchen, ik ontroer nu ik u zie;

Wat hebbe ik u gedaan ? wat misdaat oit bedreven, Waarom gy, dus verwoed,durft ftreven naar myn leven?nbsp;Denktgy door Oproer, en alz-ulkonchrift’lykwerk,nbsp;Zelfs moordcrye, weer t’herftellen uwe Kerk ?

Iszyvernietigt, ’tisdoorVounisvan’t5j’«0(/?, fnoode Eenftemmiglykgefchiet,fchoonvall'che,eenzyd’ge, ennbsp;Verdichtzels, Lafteringe, uw volk heeft uitgebraakt,

’t Isydeltuiterye, enwordtvan elkgewraakt,

Wyl’t toont aan yder klaar de boosheit van uw harte,

’t Zyn fcherrem flagen in de lucht, ’t wyft aan de fmerte, Die zelf den Lalteraar, doorfpyt, in zich gevoelt,nbsp;Dewylzynnydighart, door wraake niet verkoelt,nbsp;Maar brant vanheeten toorn; des wreekt hy zich metnbsp;Gewoone wapenen van overwonne helden,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fchelden,

Zynzy vervolgt, verdrukt, gebannen, engevaan,

’t Isom hunne eigen fchult; ’t befpot’ly k wederftaan, Doorhunn’hartnekkigheit, ’t bevelder HeerenStaaten;nbsp;Te komen in het Lant, in weerwil der Placcaten;

Tezayenonder’tvolk, oproerig, giftigzaadt, raad, Is de oorzaak, wyl’t groeit op, en uitbarft met ver-Zoverre, om cny, die gy noemt de oorzaak, te ver-moorden.

Zyn dit die vroome liên, van wienme te eikens hoorden, Verdraagzaamheit? DeVreede, amp;\‘Tolerantie, zouw’nbsp;Alleen de fchragen zyn, ten ftut van ’t Kerkgebouw.nbsp;Zyn dit die menfchen, dicop haaConfeientie roemden,nbsp;Als Was ze zuiver, eutetcêr; die niets verbloemden

D s nbsp;nbsp;nbsp;Wat

-ocr page 68-

sSDeBERAAMDEMOORTopMAURITS,

Wat op hun harte lag? enondertuflchen, floot Men toe den mond, wanneer ’t Synode hen gebood, nen,nbsp;Te antwoorden op zyn vraag, hoe dartgeu noch erkeu-quot;Voor Leden van de Kerk, diegydurftvalfch’lykfchen-Mishaagt uhaare Leer, Wel, zonder u dan af,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nen?

Zy zoud’ren zich van u als koren van zulk kaf. heit, Maakopuzelveeeni’r^r, en fmeek den Staat om vry-Men zal u dulden, en niet fchroomenuw nabyheit,nbsp;Maar,uw hoogmoedig hart wil meefler zyn van ’t Lant,nbsp;Opdat uw’ Afgodt, in de Kerke bly ve inïtant,

Dit zoekcme door verraad, en moorden uit te voeren. óGruwel! wiezulkshoort,voel’tharteinzichontroe-Watzegtgy beide,kertfge ufchuldigaandie daat? ren.

K 00 UNWIND ER. nbsp;nbsp;nbsp;raad;

quot;Vergeefs word zulksontkent ,’kbenfchuldig aan’t ver-En medeplichtig, ja, de aanvoerder van hen alle.

’c Is welgezegt, Diejiaat, zie toe dat hy nietvalle,

M A u R. 1 T s.

En hebt gy meêgeftemt tot oproer, en tot moort ?

VAN Dyk.

Zyt my genadig! ja, ik hebze ook aangefpoort,

Tot dit vervloekte ftuk- ''kheb zwarelyk:gezondigt, o Hemel\ tegensu, alwat’er wort verkondigt,nbsp;Vanmynemisdaat, isdewaarheit, ‘‘kheb misdaannbsp;Met 'voaardeVaderlant; fllt; hebzoekeu te verraannbsp;DeStaaten', ’kzwoer dedoot den PrinfevanOranje,nbsp;Hierom zou juichen,waar’tgelukt,hethofvanSpanje,nbsp;’kHebtegensu , en’tLant, en d’Oppervorltmisdaan.nbsp;Ziemy, óHemel! metgepadigeoogenaan.

Sylca.

’k Wil ’t befte hopen, wy 1 ten einde loopt uw leven; Verlaat het aardfche,en wil naar ’t Hemelfche u begeven;nbsp;Laat uw gedachten opditvoorwerp zynbepaalt,

Want, gy zyt Levenloos, eer noch den avontdaalt,

Hier-

( 41) De redenen die in Curfyf ftaan, zyn hunne eige woorden.

-ocr page 69-

PRINS VAN ORANJE. 5-9

Hieromme is’t nodig u tot derven te bereiden. Menzaiuw hoofden, door het zwaart,van’tLichaamnbsp;Na vier Piftolenzyn gebroken voor uw oog; fcheidennbsp;Uw hoofden zullen itaan opfpicfen, taamdykhoog,

En de ingewanden zalme in eene kuil begraven, Ka ven, (42) Op ’tGroene Sodtje, voorts tot fpys van Giere ennbsp;Zal men uw rompen, na ze xyn gcvierendeelt,

Doen werpen op een kar, en voeren, tot een beelt,

En fpiegel, yder deel, omze openbaar te hangen,

Aan eenen halve galg, ver wagt die draf te ontfangen, Entoteenaffchrik, zalme u zien op yder hoeknbsp;Van Schra veuhaage.

DERDE TONEEL.

Maürits, van Zwikten, Sylla, Duik, VAN Dyk, Koornwinder, ilelkh aar diers.

Duik.

'I Xier koomt onverwacht bezoek, MevrouweGroenevelt, verzeltmethaareMoeder,nbsp;De.Wed’we Barnevelcs, en Zoon , wil, voor ’s Lantsnbsp;Hoeder,

Zichnederwerpen, en omhelzen zynen voet.

M AURITS.

Ontydig; ’k voel tot haar wel zucht in my n gemoed, Maar, watzal’tbaten? kanikdeeenevrydoenfpree-En de and’re draffen? neen,zynmisdaat isgebleken, ken,nbsp;Onsmiddagh klaar, nochtans wil ik hen myn gehoornbsp;Niet vveig’ren, is ’thun wil, zy koom’, ik leen myn oor.nbsp;Laat dees verwezenen terdont van hier vertrekken,

' nbsp;nbsp;nbsp;tegens de Hellebaardiers,

Nien breng’ze weg. Datzynu’t hartewee ontdekken.

VIER.

(41) ’tGroene Sootje, zynde een Stuk Lands .gelegen in den Vyver, by ’t Hof in Schravenhage , daar men het vonnis der Misdadigen uitvoert.

-ocr page 70-

6oDe beraamde MOORT opMAURITS,

VIERDE TONEEL.

Maurits, vanZwieten, Sylla, Me-VROUWE Barnevelt, roord door Duik geleid^'M.v.v amp; ouwe GroEnevelt, mitnbsp;haar Zoontje aan de hant, werpen zichnbsp;alk dry neder voor de voeten vannbsp;Maurits.

Mevrouwe Barnevelt.

Genade ! ó groote Vorfl:! Gena! Gena! geen recht! Ach! toon Barmhartigheitaan uw’rampzaal’gennbsp;knecht!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vangen!

Myn’ Zoone! Ach I mynen Zoon 1 ter kwader uur ge-Eer hy veroordeelt word, om zyne llraf te outfangen! Wymerken in u aan het opperlle Gericht,

Waar voorde tterv’ling’, als dootfchuldig, ftaat beticht, Van gruw’lyke euveldaan; noch hoopt hy op genade,nbsp;Wyleen oprecht berouw dien Richter noit vcrfmaade,nbsp;Hy merkt het aan, te zyn een zwakheit, tegens wil, ftilnbsp;Door broosheit van het Vleefch begaan; des houd zichnbsp;Rechtvaardigheit; terwylBarmhartigheit bekleedenbsp;Haar plaatfe, en tot gena, voert deeze zachte reede,

Wie ft r uikelt in den loop zy n’s levens niet één reis ?

Wie valt, en ftaat weer op, men nimmer van ons weis’, Wy zullen, als’t behoort, ons over hem ontfermen ,nbsp;En, tegens’tbuld’ren des Aanklagers, trouw befcher-men,

Ja, rukken uit de hant van hem, die zocht zyn’doot, Enfchenken’t Leven, in zyn’allergrootften noodt.nbsp;Wyzieninu, óVorft! dien Richter hier op de Aarde;nbsp;WybiddenHem, inu, houw onsgebed inwaarde;nbsp;Dewraakc is kort van duur, die’tRecht voor hem be-iVIaar,uw Barmhartigheit verduure de eeuwigheit; reid,nbsp;Niets dan Barmhartigheit koom’ d’opper Rechter nader;nbsp;,Zyt minder Rechter in dit ftuk, en meerder Vader;nbsp;Geen’ Vader zynen Zoone op ’t allerltrengfte ftraff’,

Wyl

-ocr page 71-

PRINS VAN oranje. 6t Wyl alles, wat hy is, den Vader aan hem gaf. men!nbsp;Spaar hem om my , ó Vorft! Ach! wil u zyn’s ontfer-Heb toch meedogen met zyn Moeders droevig kermen!nbsp;Gedenk, hoe luifterry k ik leefde in Hollands Hof,nbsp;Noch korts met mynen Man, daar hy, met Eere en lof,nbsp;Heeft Dryendertigjaar den Staat bedient, met kommer;nbsp;Eerfl: fchuild’ hy in den fchauw van uw’ Oranje lommer;nbsp;Toen was’t orakeltaal, wat van hem wierd gehoort;

’t Word anders thans verdaan, en hierom moed hy voort; Hyisin zynendiend, en Naam, enEergefchonden,nbsp;En my, rampzalig Wyf, onthald weer thuis gezonden,nbsp;Myn Goederen verbeurt verklaart; my n Zoons onteerd;nbsp;HunneArapt’ontnomen, diengyzelv’henhadvereerd,nbsp;’k Heb dit geduldig, en met lydfaamheid verdragen,nbsp;Thans dreigen my op nieuw, weer dodelyke dagen,nbsp;Om dit vervloekte duk, waar door men heeft beroert.nbsp;Het dierbaar Vaderlant,en de Ecnd ragts bkd ontfuoert.nbsp;Twee Zoonen hebbe ik voortgebragt, uit mynen Lyve,nbsp;En noch twee Dochters , t’zaam verdacht om’s Mansnbsp;bedryve ,

Men duld’hun Mannen niet in HollantsRidderfchap, Veenhuizen,VanderMyle, enand’revrienden, trapnbsp;Men op het harte, en band myn Schoonzoons uit dennbsp;lande.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fchande!

Myn’jongdeZooneis’tLantontvIugt, roenfchryft, 6 Aan alle Hoven, dit vervloekte Schellemduk,nbsp;Alswaar’hy uit, om’tLanttebrengenin den druk.nbsp;Dus word hy overal gebrantmerkt van dezynen, nen,nbsp;En is reeds levend doot ;’kziede Ouddedraks verfchy-Voor uwe Rechtbank, omtehoren uituw’mond .

Het vonnis van zy n’ doot. Laat my niet van den grond Opreizen zonder trood! wil my dien Zoone geven!nbsp;Laatmy, dieneenigde, behouden in het leven!

Opdat noch eenen Zoon myne oogen luiken mag, iVanneere ik heb bereikt my n’allerleden dagh!nbsp;Ofmoeteik, alsNióbe, in eenendeen verdyven,

Op ’t Graf van M an en jZoons, on? eeuwig dus te bly vengt;

En

-ocr page 72-

(52De BER a AMDE MOORTopMAURITS,

En zweeten traanen van benauwtheit uit myn oog, Schoon in een (teen hervorffit,wiens vocht word nimmernbsp;óN'een. Speure ik in u een ftraaltje van meedogen?d roog?nbsp;Zult gy de tranen , van een droeve Moeder drogen ?

M AU RITS. Hy recht hen Op. Reis op, Mevrouw, gy hebt myinncrlyk ontroert,nbsp;’tBeweeglykft: van myn harte, en Boezem omgeroert;nbsp;Ikkenneuwdroefheit, ja,zeisgroot, ik wilde u helpen,nbsp;Indien’tmymoog’lykwas^, en deeze uw hartwond ftel-’k Voel wel Ba rmhartigheit opwellen in ’t gemoed, pen;nbsp;Om u te redden uit uw’druk, en tegenfpoed,

Maar denk, Rechtvaardigheit Baat nevenshaarezyde, Die moeteerft zyn voldaan; vergeefs men haar beltryde,nbsp;Barrnhartigheit vind plaats in’t oef’nen vandeftraf,nbsp;'Datze op het ftrengtt niet zy, maar ook niet al te laf.

Gy zegt, wanneer, ’t berouw oprecht’lyk zy gebleken, Rechtvaardigheit dan wykt, en laat Genade fpreeken ,

’t Is waar, maar dan is reeds Rechtvaardigheit voldaan, In haren hoofteifch; dan zietze in den Borg hem aan;

En kleene zwakheên wil Barrnhartigheit vergeven, Maar, hier is k hooftfchultgelt noch onbetaalt geble-Dat word gevo rdert, en hierom zal zy zyn hooft ven,nbsp;Opeifchen; ’t word door haar van zynen hals geklooft.nbsp;Gyweet, Gerechtigheit, opdeaarde, isDicnareffenbsp;Van Vrouw Rechtvaardigheit, des volgt zy haarelefle,nbsp;Zy beeft het ftraient zwaart in haare hant geftelt,

Om’t Recht geltant te doen, te weren’t boos gewelt.

*k Weet wel wat rampen u in ’t kort zyn overkomen;

quot;k Weet ook wat vreemden keer’ heeft uwen Baat ge-Endenke, wat terBontu wedervaren zal, nomen; ’t Is ramp op ramp, ’kbeken’t, die, met een dubbeltal,nbsp;Vanzwarigheden, ’tharte in yz’reboeyensprangen.

Ik wenfchte, datgeietstotverfchooning’dergevangen, WiB in te brengen, en verkleining’ van het feit.nbsp;Kuntge iets uitdenken? ’twerde ordent’lykmy gezeit.

Mevrouwe Groenevelt.

’t Is uwe goedheit, daarwe alleeuly k hoope opbouwen,

Datgc

-ocr page 73-

P R INS VAN o R A N 'J E. 6'^-

Datge u ontfermen zult, om twee bedroefde Vrouwen, En’teenigfl:Zoontje, van onaHuw'lyksbedverwekt,nbsp;ladieu onwilligheit, hem, tot verfchooning’, ftrekt.nbsp;Kan ik verzekeren, dat hem is overdrongen,

Dit fnood vervloekte ftuk, ja, als’er toe gedwongen, Vanzynen Broeder, door eeulalterlyke taal,

Als ofhy was ontaart, van’tbloet, waar uit hy daal’; Door zulk een bits verwyt, wiert hy in ’t hart genepen,nbsp;GeftyftdoorSlatius, dieliftig, endoorflepen, werk,nbsp;Metzyn fchynheil’ge tong’, hem aanprees'tgruw’lyknbsp;Als waar’het tot bebouwd van’tLant,van Staat,en Kerk,nbsp;Dus heeft dien dwarrelftroom hem weg gefleept in ’cnbsp;Enneêrgcdompelt in een’ftinkpoel van elende. ende,

2iy en haar Zoontje knielen. Zie met meedogen, Vorft, myn’ een’gen Zoon toch aan!nbsp;’kOmlielze uw beenen; Ach! laatme ongetrooft nietnbsp;gaan I

Oranje is althans ons geweefteen’ trouw befchermer, Een toevlugt in den noodt; eeu’ helper, en Erbermer,nbsp;In onze elendcn; die onsminn’lyk bood de hant,nbsp;Enhiel’tvervalIeLant, doorzynenarm, iuftant,

Zou zulk een’Vorft’t gekerm van eene Vrouw verfma-ó Neen; ik zie uw hart reeds buigen torgenade; de ? Gy zult de Vrucht myn’sbuiksniet laren Vaderloos •

Gy zultine,als Weduw, niet doen zwerven voor altoos; Gy zult hem, door Genade, aan u op ’t dierlt verplich-ten;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ten;

Hy zal, in trouwheit totzynLant, voor niemant zwich-En u erkennen voor zyn’ Vader, die hem geeft HetLeven, wyl in u zyn’Vader dan herleeft;

Durf ik niet hopen op zyn vryheit, zend hem buiten Zyn Vader laut, of, wil hem elders op doen fluiten.nbsp;Danzytgyzeker, dathyu niethind’renkan.

M A u R1T s. Recht haar op. Jk beu geen’Rechter in, dit ftuk, van uwen Man,

Daar ftaaa zyn Rechters, fpreek met hen, kan’c Recht gedogen,

Dat

-ocr page 74-

lt;54De BERAAMDE MOORTopMAURITS,

Dat men hem ’t leven fchenk;’k zal, met genadige oogen, Hem aanzien,-keurt het Recht hem fchuldig, omdedootnbsp;Tc moeten ondergaan, ’kzal, in zyn’jongiten noodt,nbsp;Hem, om zyn ongeluk, teêrhartiglyk beklagen.

Ik ga. doet beide uw beft, om alles voor te dragen,

Wat tot verfchooninge kan dienft doen.

VYFDE TONEEL.

Van Zwieten, Sylla, Duik, Mevrouwe Ba KNEVELT,Mevrouwe Groenevelt,

en haar Zoontje.

VAN Zwieten*

S.

haak, Mevrouw, Uw verd’re redenen; ons fmert wel uwen rouw,

En wenfchcn dat menu met dad’lykheên mogt trooften, In plaats van woorden, maar, had hy in ’twefte of'tnbsp;Dien gruwel onderftaan,hy wiertGeledebraakt, ooften.nbsp;Doch, onze Rechtbank niet naar’tallerftrengfte haakt.

Mevrouwe Barnevelt.

’t Stuk heeft hy niet vol voert, door dwang ’t flegts voor-Düik. nbsp;nbsp;nbsp;genomen,

’t Is hem mislukt, om tot het uiterfte te komen,

Indien ’t niet was ontdekt, hy hadde ’t feit volvocrt; DenPrinsvermoort; denStaat ,en ’tVaderlantberoert.nbsp;DeRechterneemtdenwil, alswashetfeitbedreven,nbsp;Des is ’t vergeefs. Mevrouw, te pleiten voor zyn Leven.

Mevrouwe Groenevelt.

Ach ! ban hem uit het Lant, of zet hem elders vaft. Sylla.

Zulk vonnis, naar de Wet, niet op zyn misdaat paft, Hoe veel fchultplicht’gen heeft het recht om hem doennbsp;fterven,

Enzoud’hy, zynde’thooft, zyn leven dan verwerven? óNcen, ’t ftreed tegens’tRecht, Mevrouwe, en onsnbsp;gemoed j

Heï

-ocr page 75-

PRINS VAN ORANJE.

Het Recht moet zyn voldaan door ’t ftorten van zya Mevrouwe Barnevelt. bloet.nbsp;Hy’s uit onnozelheit, tot d’aanflag iiigewikkelt,nbsp;Hiervan is blyk, dewylzynhartewiertgeprikkelt.nbsp;Met knaginge in ’t gemoed, om ’t voorgenome ftuk.

VAN ZwiETEN. zyndruk, ’t Verfchoon’hem niet, Mevrouw ,’t verlicht geenszinsnbsp;Hyisgeenkintj hy heeft zyn jaren, oordeel, kennis,nbsp;Om wel te wikken en te wegen zulk een fchennis;nbsp;Wiekonhemdwingenietstedoen, danmet zyn’wil?nbsp;^Vaszyn gemoed bezwaart, waarom hielt hy zich ftil.

En niet’t verraad ontdekt ,',voor ’t minft,’t befluit gebroken ?

’tBleek dan, dathy vanmoortwasvryenonbefproken. Maar neen, hy heeft volhart geltant te doen zyn woort,nbsp;Was werk’lyk bezig, ter uitvoering’van dien moort.nbsp;Hieromme IS hy deDoot te lyden, dubbel fchuldig.

Mevrouwe Groenevelt,

Gedenk wie dathy is.

SYLL A,

’kGedenk zulks; die zorgvuldig, Zynboosheitheeftbedekt, om dus, meteenenflag,nbsp;Zich zelf te veftenin het ópperfte gezach.

Wat zyn’ Perfoon, ofStaat betreft; die word gedreven, Door zulk een’ geelt,maakt zich onwaardig om te leven.nbsp;Gerechtigheitisblint, Mevrouw, zietdenperfoonnbsp;Niet aan, maar fchaft, naar elks verdienlten, zynen loon.nbsp;Des is ’ t vergeefs, hier op noch langer aan te houwen.

Ik bidden, neem gedult, en ga van hier, Mevrouwen, De tydt verloopt, eerdat een dodelykgezicht,

D ganfch ter neder Haat.

Mevrouwe Barnevelt.

Ik wenfch niet meer het licht Te aanfchouwen,wen ik zie myn’Zoon door’tllagtmcsnbsp;Mevrouwe Groenevelt. Ineven.nbsp;Helaas! ik voel de geelt wil’t lichaam reeds begeven.

ZES-

-ocr page 76-

beraamde MOORTopMAURITS,

ZÈSDE TONEEL.

Vjvn Zwikten, Sylla, Duik.

VAN ZWIETEN.

My deert het ongeval, en rampfpoed van die twee.

Hoewiffelvalligiszynlot; het doet my wee;

Die heden ftaat in top kan morgen nedervalien.

Duik.

Zy doen voorzichtig , die zich fpieg’len aan hen allen. Maar, ’k hoor gerucht; ze zyn ter goeder uur van hiernbsp;Vertrokken.

Sylla.

Ja, deeskomft zalGroenevelt ftaandier,

zevende toneel.

Van Z wie te n , Sy l l a , Du ik, Groene-TELT, Hellebaardiers.

van ZwIETEN.

’tTsmetontfteltenisfeen fchrik,udus teaanfchouwen, J. Heer Groenevelt, ontbloot van luider, wy vcr^nbsp;trouwen,

Wyl u is ’t ampt bewuft, van ’t Hof ons opgelegt, Datgyaanhoorenzultop’t geene word gezegt,

Ten uwen Iade. Gy hebtdoui’lyk voorgenomen, ZyiiExellentie tevermoorden ; om te komen,nbsp;Doorzynendoot, in Staatsregeringe, enuwKerk,nbsp;(Die thans aan duigen legt,) door bloedig inetfel werk,nbsp;Weêropre veiz’len, ten verderf van NeêrlantsStaaten;nbsp;Uw moet te koelen in hetbloetder Magidraaten,nbsp;¦VVanncerzeiegendantuboden. Spreekmyn’Heer,nbsp;Hebt gy geen kennis van dien aanllag ïnbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Groenevelt.

quot;Wyl myn Eer

]Mct voeten wiert vertrapt, na Vader was geftorven,

Wiens

-ocr page 77-

PRINS VAN oranje. 6j

Wiens oude en dorren hals van ’t zwaart was doorgekor-Myne Atnpten my oatzeit,verCtooten, en veracht, ven, Heb ik, fchoorvoetende, naar wederwraak getracht ^nbsp;Gewilt; en niet gewilt; geaarzeltmeuigmalen;nbsp;Getracht royn’Broeder van dien aan flag af re halen;nbsp;Doch alles te vergeefs; dus wierde ikoverflreint,

IVlyn woort te geven, fchopn het harte wasbeklemt,

’k Beu regensmynen wil tot’sPrinfen inoortgedwongen. Duik.

Maar, isd’ontworpen Eed al ineedeu opgedrongen, Waar in uw’Broeder, Gy, vauDyk, enSlatius,nbsp;Elkander zwoeren trouw te zyn, tot datme uitblus,

De lamp des levens van Prins M aurits.

GK-OE NEVELT.

’k Ben bewogen

Dien eed te doen,’k bekent, vaar voort, naar uw vcr-moogen,

En vonnis my, naar’t Recht u toelaat, ’k heb misdaan. Ziemy, d i.emel, aiet genadige oogen aan!

IVat Man hen ik gezveeft, m -wat ben ik op heden ? Gedult, gedult myn ziel, zyt met uw loc te vreden.nbsp;SVL L A.

Dewylgeuwffiisdaatonsoprechtiglyk beleid, digheit; Word gy, myn’ Heer, gedaagtvoor Vrouw Rechtvaar-2yeifcht,doormy, uw hooft. Wil u hier toe bereiden,nbsp;Op morgen zal het van uw fchouderszyngefcheiden,nbsp;Doch, omuwAd’lyk, oud, doorluchtigegcflacht,nbsp;2al’t Lichaam in het graf uw’sVaderszyn gebragt;nbsp;GeenScherreprechter zal aan u flaanzyne handen,

Gy fterft alsRidder, van der Staaten vrye Landen;

^ier Staaten Boden, na ze u hebben in een kleed Gewonden, zullen zyn ten dienft van ’t L^k gereed , •nbsp;Om, naar uw Gemalin, ’t onthalsde Rif te dragen.

^ nbsp;nbsp;nbsp;Groene velt.

’k Voele,om Wraakzuchtigheit,des Hemels felle Hagen, Ibevraake, enkveaadenretad^ heeft my’er toe gebragt.nbsp;Ikbidde^ m’sHemeh wille, indien ik heb getracht

E 1 nbsp;nbsp;nbsp;Qit

-ocr page 78-

68 De beraamde MOORTopmaURITS,

Oit, ymant te misdoen, w/7 my die fout vergeven!

Van Zwieten.

ója, van harten Heer, de Hemel fchenkeu ’t leven, Wyl’t glas des Levens thans , ten einde met u loopt.

Duik.

De moortrol is volfpeelt. ’t Huis Barnevelts gelloopt.

By den Auteur, voor aan in de Nieuwe Lelyltraat, zyn te bekomen

Chriftelyke Zedenfpiegel. ontdekkende de Geboorte , Leerredenen , öeiykenilTen , Wonderwerken , Lyden , Doot, Opflandinge , Hemelvaart, en Uit-ftortinge van den H. Geelt, van onzen Heilant ennbsp;Zaligmaker Jefus Chrillus. in Klink- en Puntdichten,nbsp;en opzangwyzen uitgebreid. 32 11.

Onderzoek der Redeneringe, van den Heere Ma-fius, wegens het onderfcheid der Lutherfche en Gereformeerde Leere, waar in de nietigheit van ’t ver-fchil word aangetoont. dienende tot handleidinge ter vereeniginge. i4lt.

Mengelzangen, totTydtkortingeder Jeucht. 1611.

Aanmerkingen, opdeJLeerreede van den'Heere P. Sihith, wegens den Doop, bedient aan Kinderen, ennbsp;de Ceremoniën van ’t Nachtmaal. 4!!.

’t Jubilee, wegens ’tStichten van den Amllerdamfchc Schouburg. 4!!.

De Vlugt, en de Dry Delen van Huig de Groot, tc zamen 18 (t.

Zaïre, Bekeerde Turkinne. met den ontmaskerden Amltelopliilus. en aaumerkinge op’t Eeuwgety. 6.

DeSiciliaanfche Vefpers, of Geltrenge Wraak, wegens’t Onthalzen vanKonradyn, Koning van Napels, en Fredrik , Aarts-Hertog van Ooltenryk. zynde eennbsp;vervolg van Konradyn. 6 It.

De Broedermoort van Kornelis en Joan de Wit. 6 It.

Menalippe, of de Bevechter van zich zelve, waarin alle de Regels derXoueel Poêzye, in eenen opllag wordenaangewezen. 611. JubaenSiléne. 6 It.

-ocr page 79- -ocr page 80- -ocr page 81- -ocr page 82-