het HOOGDUITSCHE van K. F. HENSLES. VRIJ GEVOLGD ,
DOOR
C.
^ /I U E R,
l'
f
I
-ocr page 4--m
(â– -
â– - f.
- :7.
.-.f /
Vf^
i ‘ nbsp;nbsp;nbsp;A-:-
7.
-ocr page 5-*
/
Bij ie uitgave van dit Stuk heb ik alken te zeggen, dat ik iets, het Volk betreffende, heb VJeggèlaten, datnbsp;geen belang in hetzelve verwekte, en bij de vertoningnbsp;(indieti men het ten Tooneele mogt voeren') meer gelachnbsp;dan deelneeming verwekken zoude, het welk de ofidn'-vinding geleert heeft.
Voorts heb ik 'er enige weinige woorden ingevoegd die. mij noodzakelijk fekenen, om het duistere dat in hetnbsp;«rigineel wegens het voorgevallene met Sophia heerscht,nbsp;tpteklaren.
Deze veranderingen zijn echter zo gering, dat het Menbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waardig is Vr iets 7ncer van te zeggen
Zij die mijne vertaling met het origineel niogten vergelijken, zullen dit ras ontdekken.
ANDREAsi Hertog van Dalmatien.
E u G E NI u s, zijn Stiefzoon , Erfprins,
GEORGE sLiMBA,^e« Hongdorsch Edelman, ZAtoSKA, een Hongaar.
HARD ai NI, een Venetiaan.
AGNESE CyanI, zijne Nicht.
E Y T T A, vertrouwde van Agnefe.
RIDDER OTTO VAN GLAN.
T H E ü D O s I A , zijne Dochter.
H u Q Gjf, een, grijsaart, gebannen Edelniani
RIDDER WLAKK*.
TOSTI, Scheeps kapitein.
S X £ L L O ^
’ ^.Dalmatijche Edellieden, groloh, J
CXATTDIA.
ï E i i c xamp;,.e£n kind van vier jaren,
R L AN KA piETRiNO, ecn Dalnsatisch meisje,
ÏÏNE VERMOMD EG EDA AN TE.
B R A z T A, Lijf bediende van Eugenius, .. ^ nbsp;nbsp;nbsp;-
dalmatische ridders.
VOLK van jadera. lijftrawanten van den Hertog,
De Gefchiedenis is in de veertiende Èeuvt voorgevallen.
-ocr page 7--
Met Tooneel verbeeld een digt boschdchUg oord ttiel
een holle rots, nabij Jadera. nbsp;nbsp;nbsp;‘
£ E k St E TO O N E EL. SÜ6ENITIS, siiMBA, ïALtfsKA Bil andere Hoh.
gmrfche Edellieden, in 't verfchiet enige Bedienden, alle in mantels gewikkeld, br aïza. .j ‘ :p
EUGENIOS.
Wii zijn verdwaald! Sliihba! zo digt bij de Refiden-tie — dit voorfpeld mij niets goeds.
SLIM BA. nbsp;nbsp;nbsp;‘l
Reeds drie dagen deze aanhoudendb regen. Vèpiir-. den voelen geen grond meer, cn thans, nu wij zo nabij ons doelwit zijn, dit fchriklijlte onweder! -
EUC É NIU S. nbsp;nbsp;nbsp;, , . f li ,
ZALüSKA. ,
Voor drie maanden ontfingen wij de tijding even na
2 E U G E N I U S, .
de gewonnen veldflag bij Solina, toen wij liet leger betrokken.
£UG E NIU S.
^ En voor agt dagen kreeg ik het bevel naar Jadera terug te keren , om de Buwlijksplechtigheden miiner nieuwenbsp;ftilfmoeder bij te wonen — Siimha! (^Het donderd ennbsp;hlikfemd. Hij leunt vol fmart op Slimba'i jchoudet.')
S L IM 6 A.
KAom Prins! het onweêr woed vrezelijk ¦— veifchui-len wij ons in dit hol, ,
Knechten! bind de paarden vast, volg ons dan en befcherm ii voor regen en koude.
¦ , ^ ' nbsp;nbsp;nbsp;. BH A 2,« A.
Hoe fnuiven en fproeteian die beesten, als of hier ergens een fpook.huisde I
SLIMBA.
Zot!
BR A-tï A.
Zie maar ginds heen hoe mijn ruin zich fchud, wit fchuim loopt hem door ’t gebit en zweetdroppclen hangen als paerlen op zijn rug.
EU GENIUS.
Bind de paarden vaster, en koom dsn bij ons. {de Kuechos vertrekken') {To als liugenius, Sliniba r» Za*nbsp;luska, ih bet hol Mlkp iddn-, kom/ hup een oud wijf,nbsp;itvend aan een kruk wankekttde, tegen») .j _
en
TOONEELSPEL. 3 15.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;TfVEEDETQONEEL.
DE VORIGEK, HET Wijp.
het wijf*
Veel geluk,'edele, dappere Heeren, welB;oia zo na. bijjadera!
ZAtUSKA,
Houd den mond, oude heks! of bezorg u een andere keel.
SLIMEA,
_ Zulk een verdroogt geraamte heb ik in al mijn leven nog niet gezien. Foei! hier behoeft men geen paardnbsp;te zijn, om fchuw te worden.
Eu^G'ïNIOS.
Wat wilt gij, oude l
het wijf.
Zijt gegroet, Prins van Dalmatien t slimba.
Waarzfj^ gij met hem bekend geworden? nbsp;nbsp;nbsp;.
HET WIJF.
Hier boven en beneden , in de lucht en onder de aarde, mijn fchatl
SLIMBA.
Bedelaarfter! wie wil uw fcbat zijn? Prins I zal ik Beëlzebubs grootmoeder maar in het hol Werpen?
HET WIJF, met een kermendgef^ü, HÜ hirhif loop door de muren als zij niet vallen-^nbsp;tegen rotzen als zij niet wijken, door meiren en ftrdo-men —• maar neem uw kopje in acht, mijn fthat!
A z nbsp;nbsp;nbsp;EO*
-ocr page 10-ED6 E NIÜS.
•Wij zijn verdwaald, oude ! wijs ons den rechten
weg. nbsp;nbsp;nbsp;^
het wijf.
Ei — ja toch '— r*jd maar altijd de ftaanen uwer paarden na.
z A L u S K A..
Hoor toch, Prins 1 het behaagd deze berg van rimpels met ons te fchertzen, waar is de weg naar Jadera?
HET wijf.
Terug, Eugenius l terug — kind zonder vader en moeder— Prins zonder land en rijk, man zonder geluk of voorfpoed! gij trekt naar ene plaats, waar gij innbsp;vertwijfeling vinden zult Jjet geen gij niet zogt, e»nbsp;zoekt wat gij niet vindt.
S LIM B A.
Verftaat gij iets van deze wartaal, genadige heer?
EUGENIUS.
Waar bevinden wij ons tegenwoordig, oude?
H E T W IJ T.
Dit bosch grenst aan het eiland Majolina.
Z A LU SKA.
Dus nog een uur van.de Refidentie?
HET W IJ F.
Ja ! ginds heerscht den weduwenaar Andreas, die niet is, .wat hij voorgeeft te zijn. Doods en bruilofts-fakkelen branden om llrijd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Eugeniu%.) Keer te
rug, man zonder geluk of voorfpoed! in Zevenbergen hebt gij de zege bevochten, nederlagen verwachten u
in
-ocr page 11-in jadera. Het ware beter voor u in defneeuw-woestijn van het noorden, dan in het paradijs van Dalmatien.nbsp;Ginds zouden de beeren u fpijs brengen en de wolvennbsp;u drenken, hier is geen hond die uwe zweren lekt.
EOGENIUS.
Heeft men de zoon van vorst Albertus in Jadera vergeten ? nbsp;nbsp;nbsp;‘
Hf T WIJF.
Vergeten en niet vergeten. Twederlije zijn de harten der menfchen, en twederlije hunn’ geheugen.
S L I M B A. ^
Waarom vertoeven wij bij deze waarzegfter? voor-waards Prins! de tijd gaat voorbij en Jadera komt van zelfs niet nader.
HET WIJF,
Terug, Eugenius! terug van Jadera.
ZALUSKA, dreige.nde.
Gij — oude! — zijt gij ene waarzegfter?
HET WIJF.
Wij weten het 5- en kunnen het niet zeggen. Wij zeg-gen het, en gij kunt het nietbegrijpen. {tegen Eugenius.'^ Prins van Dalmatien! gedenk mij'ner, wanneer in Jaderanbsp;ftormen over u woeden , en onweêrswólken bovennbsp;Uwen fchedel hangen, die bij de eerfte losbarsting unbsp;dreigen te vernietigen. Gedenk mijner, Prins 1 en vergeet het eiland Majolina niet— dadr bloeit uw geluk —nbsp;daar vind gij rust in de graven uwer voorouderen.nbsp;vertrekt,')
EUGENIUS.
Broeders! geloof mij, ’er gebeuren gevvigtige dingen
¦ l nbsp;nbsp;nbsp;A3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in
-ocr page 12-in de waereld. O! ik heb een naar, een zeer nar voor. gevoel. Slimba! dat ook nog mijne moeder ftierf, zonbsp;plotslings ftierf, dat is het teken van een ongelukkignbsp;leven, ó! Haddet gij mijne.moeder gekend — Sophianbsp;was haar naam 1 haar geheel wezen en doen was —.nbsp;deugd en liefde *- en mijn groten eerwaardigen va-der —
SLIMBA.
Als jongen, noemde ik reeds Albertus naam met verrukking.
nuGBNius.
Hoe konde mijne móeder hem vergelen, hoe kon haar hart, dat eens voor enen Albertus klopte, evennbsp;zo teder voot deu vrouwelijken Andreas Haan, die nietnbsp;eens uit de Vorstelijke ttamvan Dalipatien gefproten is.nbsp;Voorwaards vrinden! wij beleven woB«J«nijke dingen.nbsp;Men zal mij van den troon terug dringen — de aanhan-gelingen van mijnen veelgeliefden ftiefvader zullen kuilen voor mij graven en valftrikken leggen. —¦ Voor-waards, dappere Hongaren ! (in hun midden tredende^nbsp;Op U ftel ik mijn vertrouwen — aan uwe zijde over-won ik de oproerige Hospodaren — aan uwe zijde wilnbsp;ik ook mijnen regtmatig'en aaiigecrfden troon herwinnen!
SLIMBA.
Voorwaards, Prins! voor u bloed en leven.— zalVska.^
En trouw tot in den dood. {Zij vertrekken,')
DER-
-ocr page 13-TO O N E E L S P-E.U y DERDE T Q 0 N E E L. -1nbsp;Een vertrek in het vorstelijk paleis te Jadera’.
*ndk.Ea», harduini, zij komen uit een zijvertrek.
HAR D« INI.
Luim, niets als luim, genadige Heeren dit is vele vrouwen eigen.
ANDREAS.
Maar de verfchuiving van het huwelijk — haar aanzoek om hétzelve tot de aankomst mijner ftiefzoon uit-icftellen —
harduini.
Zij weet niet wat zij wil. De menigte menfchen welken haar omringen — de ongewoone voorvallen —nbsp;het gedruis van het hofleven in tegenoverftelling wetnbsp;hare voormalige eenzaamheid — gt;dit allés' kab wél zon.nbsp;derling op haar hart werken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦
AN DREAS.
Agnefe fchijnt mij toch zeer bedroeft en onvergenoegd te zijn. nbsp;nbsp;nbsp;. f ,
HARDOINL
Zij is niet bedroefd, maar neerflagtig — niet onvergenoegd, maar door dé overgrote wellust te fterk bevangen — aangedaan — ontzenuwd —
ANDREAS.
En toch maakt mij dit zo angftig. Harduini 1 wanneer eeiis een andere worm aan haar hart Knaagde ?
A 4 nbsp;nbsp;nbsp;A-
-ocr page 14-Agnefe is jo”5» nbsp;nbsp;nbsp;dunne-bloed loopt nog 'fi'el doot-
aderen , en zet onwillekeurig de verbeeldingskragc
in geweldige bewegingen, die voor het hart niet altoos
heilzaam ziju, nbsp;nbsp;nbsp;...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
H A it D o 1NI, hem met begrijpende.
Ook dit is mooglijk! maar — hoe meent gij dat?
A N D It. E A S.
Daar behoeft flechts een voorleden droombeeld van nieuws in haar optekomen, wat haar weleer lief was —nbsp;fchielijk werpt zij het fchitterend tegenwoordige weg,nbsp;om den ouden afgod te huldigen.
H A K D U I K I.
Jk begrijp uwe gedachten.
ANDItEAS.;
Gij hebt die begrepen , en iiddert niet voor mijne rust?
HAKDOINI.
In ’t geheel niet, genadige heerTik ken mijne nicht; maar dat is nog zeer weinig — ik ken der vrouwennbsp;harten in ’t bijzonder.
ANDREAS.
Dat gij toch liever zeidet: ik ken de vrouwen, en dat is weinig — maar ik ken Agnefe —nbsp;hardbini.
Ook haar!
ANDREAS, vertrouwelijk, Wanneer au bij voorbeeld —
HARDWIKt.
Ik Weet wat gij meent. Wanneer nu bij voorbeeld Agsefes hart voor een ander reeds vroeger bad gefla-
gen?
-ocr page 15-gen ? dat is niet onmogelijk , veel meer iets zekers. Agnefe is fchoon — zij beminde, en dit weet gij, genadige Heer! uit mijne en uit haar eigen mond. Ludo-miro — de naam is u niet onbekend, Agnefe bemindenbsp;lt;jngelukkig, dat was uw geluk.
AKDKEAS.
Maar misfchien ook mijn ongeluk.
H A R D o I -M I.
Waarom dat? Ludomiro is dood — en wanneer hij ook nog leefde , zo worden door de afwisfeling de^nbsp;omftandigbeden, oudeomftandigheden vernietigd. Agne.nbsp;fe Cyani w'ord Vorstin —
ANDREAS.
Uiterlijke omftandigheden vernietigen de inwendige niet.
HAB.DU1NI.
Gij zijt zeer zinrijk in de vermeerdering iiwer onrust.
ANDREAS, nbsp;nbsp;nbsp;hnlf fmekend de
hand drukkende.
6 Harduini! gij wtTt niij ene gemalin geven , geef mij ook een hart yol liefde.
H A R o u r NI, met ene buiging.
Zij heeft mij naar de Villa Gofana befchéiden — ik zal haar uitvovfchen.
ANDREAS.
A Gaat, gaat, Harduini! Laat niets u afhouden — vorsch^naar de oorzaak barer zwaarmoedigheid — énnbsp;bren| mij blijde tijding.
' nbsp;nbsp;nbsp;^ .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;HAR-
-ocr page 16-JO
HARODIKI»
B!l*WPSB. alken.
Eeuwjg zweeft mij den gouden appel voor oogen, en ik kan hem de mijne niet noemen; de zoete bronnbsp;I fpeelt mij aan de lippen, en laaft mijne dorstige tongnbsp;niet! ó Ëugenius! door u zie ik het getal mijner vijanden- vergroten. Zo heeft toch den misdadiger genenbsp;vreugde, gene rust op deze waereld; de rozen die hijnbsp;voor zich plant, worden distelen op zijn’ akker , ennbsp;zijne beste vrinden kittelen hem met fchorpioenennbsp;Hekels. {Hl} 'XH vertrekken. Otto van Glan komt haai^nbsp;door dc' hooj'ddeuf op het tooneel.)
F I È R D E tooneel.
ANQKEAS, OXTO VAN otAN.
GLAN»
¦winnaar der Hospodaren! Een talloze menigte Volks, uitgelaten van blijdfehap, flroomt uit de ftad hem «nbsp;¦gemoet. Oud en jong zwaaid hoeden en muizen in denbsp;lucht-en roept uwen ftiefzooii een juigchend vivat toe,nbsp;ANDREAS, zinfpelend.
Elke huldiging'die mijnen ftiefzoon ontfangt, is mij aangenamer, als dat men die aan mij betoonde.
T o o N E E L S P E L. n F IJ F D E TO O N E E L.
PE YORÏGEN, STEELO.
S T E L L O.
iZo even is hij in zegepraal over de brugen de ruïnen van Trajanus voorbij getogen. De menfchen fpieidennbsp;op den weg hunne klederen voor hem uit , het regendnbsp;bloemen en kranfen uit alle venders op hem neder, janbsp;zelfs de zieken laten zich in hunne bedden op de ftra-ten dragen om hem te zien. {3Ien koord in de vertenbsp;irotnpetgejclial, naderend gedruis en wild vreugdenge^nbsp;fchrei.)
GLA V.
Dit vrolijk gejuich verkondigt zijne aankomst.
ANDREAS, ter zijde tegen Stello. Ik vrees hem te zien. {De deuren fpringea open, Andreas ij ld hem te gemoet.)
ZESDE TO 0 NE E L.
BE VORIGEN, EUGENIÜS, StIMBA, ZALÜÏKA»
EUGENius , met ene langzame buiging.
^^ijn genadige Vorst en HeerS
AN D R E AS. nbsp;nbsp;nbsp;¦ '
Welkom in uw opgetogen vaderland, welkom aan dit vaderlijke hart, mijn zooni (Jtem omarmende.j
G E A N ,
-ocr page 18-12
G t A N, met eerbied.
2ijt ons welkom, dappere Held! waardige Zoon van Albertus!
B ü G E VI u s, hem de hand gevende.
Zoo fchoon heeft mij nog niemand verwelkomt, als gij, oude Glan! welkom weleer getrouwen dienaar vannbsp;mijnen vader.
ANDREAS,
Nü ben ik gerust en te vreden. ó Mijn zoon! hoe zult gij mij de flaaploze nachten vergoeden, die iknbsp;met bekommering voor uw leven, heb doorgewaakt,
EUGENI us.
Hebt gij om mijnentwillen flaaploze nachten gehad?
ANDREAS.
Kunt gij dit vragen? wanneer mij des avonds de ge-dachten op het rustbed verzelden: ziet, in die ogenblik vliegt misfehien een werpfpies naar het hart van mijnennbsp;zoon , of een opgehevene fabel naar zijnen fchedel,nbsp;meent gij, dat dit eeu vader aangename dromen ver-'nbsp;wekken konde? ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
EU GENIUS.
Ik denk — fomvvijlen toch -^
ANDREAS.
En als nu de blijde tijding tot ons overvloog, dat Eugenius de zege onder de vaanen des Konings vannbsp;Hongarijen en Boheir.en voerden, en dat de oproerigenbsp;Hospo4areu hunne halzen voor den jongen Held bogen ; ó Eugenius 1 toen konde ik zagt rusten. {^Euge-niu( ziet overal in het vertrek rond.)
G l A N,
-ocr page 19-G L A N.
En toen Wenzeflaiis aan ons fchröef: aend ons nog eenen Eugenius, dan wil ik het Oosten doen beven, dewijl mijne Hongaren en Bohemers reufen onder hemnbsp;worden, Prins! toen was ’er geen einde aan de Feestennbsp;in Jadera.
EOGENios , met weemoedigheid.
Slimbas hand drukkende,
6 Slimba! hoe zeer misfe ik mijne moeder.
ANDREAS. nbsp;nbsp;nbsp;''
Maak ons ook met uwe vrienden bekend , Etrlf-nius! wie is deze met het leedteken boven het oog? Zijn gelaat duid een doorluchtig geflacht aan.
E U G E N IU s.
In ’t geheel geen doorluchtig geflacht, maar wel een doorluchtig hart. Het is George Slimba , een Hon-gaarsch Edelman. Den houw daar over het bruine'nbsp;voorhoofd heeft hij voor mij opgevangen.
SLIMBA.
ANDREAS.
EU GENIUS.
Zaluska, mijn vriend en wapenbroeder.
A N D R E A a.
Wakkere Hongaren! het zal onze fchuld niet zijn, wanneer gij in Jadera uw vaderland niet vergeten kunt.nbsp;iEugenius ziet in de kamer rond.')
«LAN
-ocr page 20-Gt AM.
Gij fchijnt naar iemand te verlangen. Prins!
EUGENIO*, op een fmertelijke toov
A Ja! Mijne moeder! mijne moeder! ach vorst! nu heb ik genen vrind meer, gene in Gods gehele waereld.
AN DUE AS.
Stel u gerust, Eugenius! ik zal uwen vader zijn als
voorheen. nbsp;nbsp;nbsp;.
I eugenius, Slimba naar het venfter leidende.
Ach Slimba! kom hier, want gij alleen verftaat mij. Zie naar buiten over het meir, en ddir waar in de wederglans der Zonne de Eilanden lichtende wolken gelijken , ach Slimba! dgx was haar geliefkoosd uitzicht»nbsp;In deze kamer, aan dit zelfde venfter heeft zij dikwilsnbsp;uuren lang met mij geftaan, en haren arm om mij gg.nbsp;flagen. Slimba! en nu zal het zó niet meer zijn en nimmer weder aó
ANDREAS, lagchende.
Wat meent Eugenius, wanneer ik hem den terug keer dezer dingen belove?
EUGENius. .
t)an moest mijn vorst Almachtig zijn.
ANDREAS, vleiende.
Welaan, mijn Zoon! zo weet dan . dat ik reeds ené andere moeder voor u verkozen, heb. Maar om uwent-ttillen heb ik het trouwfeest uitgefteld » om dat dennbsp;overwinnaar der Hospodaren het zelve met zijne tegenwoordigheid verfieren koude.
go-
-ocr page 21-ïüGEKius, zinfpelende.
De beeldtenis mijner moeder Is mij nog maar zo fche-merend voor mijne ziel als of de nevel van ene Eeuw tUsfchen mij en haar lage.
A K D K E A S.
Wél u, wanneer gij waarheid Qireekt.
E ü G E NI ü ï.
Waarheid fpreek ik, maar het is mij toch niet wél daarbij. Herinnerde zich mijne moeder in ’c geheelnbsp;hare zoon niet? doch dit weet gij wel niet meer?
A N D R E A s.
Zij bad voor a.
eugenius, Zaluska en SHmha mef drift bij de hand grijpevde.
Hoort gij het, eerlijke Hongaren! zij heeft nog voor mij gebeden, (de tranen fchieten hem in de oogen)nbsp;Moeder! gok ik heb voor u gebeden en in de uurennbsp;des middernachts onder mijnen Tent, wanneer alles gerost fliep, ea de bleke maan door de reten van het linnen dek fchemerde - ook ik heb voor u gebeden onder den vrijen hemel, wanneer de trompetten mij totnbsp;het krijgsgewoel riepen, en ik uittrok om voor‘t va-^rland en zijn? regten te ftrijden.
STEE LA,
Bedaar, genadigfte Prins ! ik heb uwe fmart voorlt;’' zien.
EOG^KTVi. lagchende.
Hebt gij? Hebt gii? Ik heb,ook veel voorzien, De inrichting in de waereld is over ’t algemeen zo recht
goed,
-ocr page 22-i6
goed, raen ziet liever recht voorait als agterwaards Niet zo, genadige Heer l
' nbsp;nbsp;nbsp;ANDREAS.
En het is wijzelijk. Agter ons wobnd kommer ne* vens verlorene fchacten, voor ons paren zich hoop ennbsp;vreugde zusterlijk te zamen. Verlaat dit vertrek, Eu-genius! het herinnert u aan voorledene tijden. _ Morgen is mij” trouwdag — Feesten en Banketten zullen unbsp;in zoete dromen inwiegen, die u alleen aan het aangename tegenwoordige'ketenen zullen. Glan ! volg mij!nbsp;(Zij vertrekken beiden.')
ZEVENDE T O O N E E L.
DE VORIOEH, behalveti ANDREAS C» GtAN.
E U G E M I tJ'S . met opgeheven 'blikt
Overal ontbreekt zij — overal zij alleen’— steel o.
Gij zult ons wel veel van uwe reizen verhalen kunnen? Gij hebt vele landen en menfthèn gezien ?
E ü G E N. I u s.
Gij hebt gelijk , edele Heer! Ik heb veel beleefd, veel gezien. Ik was in een land, waarin de bom'en vannbsp;fmaragden en de bergen van zilver waren. De lamme-jnbsp;fcn weidede op velden welkers halmen van diamantennbsp;fchitterden, ieder lam gaf zijnen fcheerder een centnernbsp;fcrifche wol, en wat hier te lande flinke was daarnbsp;'aihbrofia. ¦
StEïi-
-ocr page 23-17
STELLA, hem aanftarende.
Éi! ei! hoogst wonderbaar!
EUGENIUS.
Dit alles is echter nog niets. Ten laatften kwam ik in een verwenscht flot, daar wierd men bellolen, mennbsp;wist niet hoe? Alle de bewoners van hetzelven haddennbsp;een ftrik om den hals, het welke alleen maar de zondagskinderen zagen, en voor alle fchelmen, die in hetnbsp;flot woonden, moest men zich zeer diep bukken ——nbsp;wat zegt gij daar vaii ? ,
STELLA. nbsp;nbsp;nbsp;'
~ nbsp;nbsp;nbsp;geen woord,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fiuipt diep gehukt
heen,)
EUGENIUS, SLIMBA, ZALU SKA. Stilte , dewelke Eugenius eindelijk af^feèkt.
E U Ó E N I U S.
lÖroeders! gij zijt zo ftil? Keer terug naar uw vaderland — Ik voorfpel u hier een rampzalig leven.
SLIMBA.
Ik keer niet terug. Weet gij niet waar het oorlog is in de waereld? Eugenius!
EUGENIUS.
Oorlog? Hier ju mijn hart.
ZALUSKA.
Prins! werkeloosheid is uw element niet — Gij moet Bnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;we»
-ocr page 24-i8
\yeder nasr buiten in het ruime, en werkzaamheid
loeksti.
EUXjENIÜS.
Dat is het niet wat mij ontbreekt.
, Z AL US K A.
Laat ons ene togt doen tegen de Mufulinannen, wij zullen hen, hunne veroverde landen weder afnemen,nbsp;EUGSNiys,
Dat is het ook niet.
s L j M B A, zijne hand driftig vattende.
Dan zullen wij Andreas, Dalmatien weder afvorderen.
^VG^nl\:s, opvliegend.
Wat zegt gij, Slimba l
slimbaI nbsp;nbsp;nbsp;j
Eindelijk eens de énige klinkende faaar getroffen? Niet waar ?
eugenius,
Slimba! zijt bedaard!
slimba. •
Neen! dat kan ik niet zijn. Eugenius! waar is uw vaderlijk erfdeel, waar de regt«atige erfgenaam vannbsp;Dalmatien?
EUGENIUS, zich van hem afwendende. Ik hoor tr niet.
SLIMBA.
Leeft de zoon van Albertus niet meer? of is hij nog de macht van zijnen Voogd niet ontwasfen ?
EU GENIUS.
SLIM-
-ocr page 25-S L I M B A.
U uit uwen flaap opwekken!
EUGENIUS.
Dat zult gij niet.
SLIM BA.
Eugenius! ik ken u niet meer.' Gij — voorbeen en-kel vuur en leven, vol kracht— lust tot daden en zucht tot ondernemingen —- en thans fluipt gij werkeloos innbsp;het rond, verlamd aan aüe zijden. Zagen uwe dapperenbsp;Hongaren u thans, bij God! zij zouden u niet meernbsp;kennen.
EUGENIUS, met ene dreigendeflems
George! verlaat mij'
SLIM BA.
Eugenius! zijt gij de zoon van Albertus niet meer?
EUGENIUS,
Dat ben ik.
sr.IM BA.
Toen uw vader ftierf, erfde uwe moeder het land wie was nu Sophia’s erfgenaam ?
EUGENIUS.
Ik.
S L I M B A.
Dat uwe moeder met Andreas, een edele van ’t land trouwde, die zo weinig aanfpraak op Dalmatten had alsnbsp;de Sultan van Babilon — maakte nog geen onderfcheidnbsp;in de erfenis.
eugenius.
Welnu? '
B 2 nbsp;nbsp;nbsp;«tlM*
-ocr page 26-20
S L I M B A.
Andreas i utv ftiefvader geeft u thans ene ftiefmoe-jef _ Ha! die zal u Hief broeders en nieuwe erven tot den troon geven.
EUGE K lüS.
Sjimba! verdoof mij met uw:gezwetaniet.
- . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;s 1.1M B A, Zaluska bij de hand grijpende.
{Jóngaar! kent gij deze jongeling nog? eens zo vast en onbewegelijk — en thans — Qhem lang aanzknde,^nbsp;•ïlugeniusl.gij zijt mijn njan niet mêer.
EuciNiDS, beledigd.
^ nbsp;nbsp;nbsp;'¦' ¦- ï'A LtfsK a'.
Maak u niet driftig. Prins * bnigclielen hebben wij niet geleerd in het land daar wij geboren zijn. Slimbanbsp;heeft gelijk — Broeder! wij zijn hier te veel — wijnbsp;keren naar ons vaderland terug.
EUGENIUS.
Slimba! Zalt^skal
SLIMBA.
Wij hebben aanzien en vermogen, en behoeven niet te kruipen -om enige .grootheid te bejagen. Uw vrindnbsp;te zijn geviel mij anders wel, maar uw jabroeder?—•nbsp;Foei! dan ben ik'een Hongaar en heet George Slimba.
HUGE NIUS.
Edele mannen! veroordeel mij niet te vroeg. Ik verdien uwf medelijden.
ZALUSKA.
Dat moest geen Dalmatifche Prins zeggen.
S L I'M B A.
Eugenius! gij zijt dé man die door de natuur tot iets
' “ nbsp;nbsp;nbsp;groots
-ocr page 27-±t
grootsch wierd gevormde. Ik onderwierp mij aan u, om met u groot te worden. Gij ftaatop defchoonfte plaats,nbsp;van waar alle wegen tot roem geleiden.
EUGENIU*.
Op een fteile rots.
ZALUSKA.
Enen ceder op den rots! Hoe hoger de ceder op-fchiet, hoe ligter zij in den ftorm wankeld. Doch de lage ftruiken blijven in rust, wanneer boven hen de orkaan huilt.
EUGENIU s.
Ja wel een orkaan — een dubbele orkaan, die van beiden kanten tegen elkander woed,; volg mij , edelénbsp;mannen.' Ik wil mij geheel aan u ontdekken. Wanneernbsp;mij ook de waereld en nakomelingfchap miskent, zonbsp;zal ik het niet achten — doch gij lieden moet mij niet
miskennen, en broeders: indien gij mij bemind, in»
dien gij mijne vrienden' zijt, zo’verzel mij dan morgen naar Venetien.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i- ,
StIMEA e« ZAEUSKA, /ff nbsp;nbsp;nbsp;'
Naar Venetien?
EUGENIU S.
6 Ja! Het zal nu vier jaren geleden zijn, dat ik mi] daar ophieldt •— niet als Prins, maar onder de naam ennbsp;in het gewaad van een gemeen 'Edelman, ik noemde mijnbsp;Ltidomiro. Mijn geld trok fpoedig een drom van jongenbsp;wellustelingen om mij heen —wij leefden in vreugdenbsp;en wellust — doch plotslings volgde ene doodelijkenbsp;nilte op deze buitenfporige wandel. ; .
B 3 nbsp;nbsp;nbsp;SLIM.
-ocr page 28-4a
S11 M B
Het geld was gevlogen!
aAtUSKA.
De vriendfchap had een einde!-EOGENIDS.
Dat juist niet. Eens op een dag ging ik alleen door Venetien — de lugt was zeer betrokken, ik verdwaaldenbsp;in een afgelegen ftraat — om mij voor de ftortregen tenbsp;befchermen ging ik in een klein huisje — men was zonbsp;vrindelijk mij in de kamer te nodigen.
SLIM BA.
Dat klinkt zeer romanesk.
EOGENIUS.
Ik volgde, en vond hier de grootfte armoede met de netfte zindelijkheid gepaard. In de kamer was niemand, als een oud'moedertje en een Goddelijk fchooil
meisje.
a A t U S K A.
Ik dacht al terftond, dat zo iets daarbij moest zijn. bugenius.
, Het fchone meisje fprak weinig, maar wat zij fprak was zeer geestrijk. Ik kon haar niet genoeg aanzien.nbsp;Hoe langer ik haar aanzag, hoe beminnelijker ik haarnbsp;vond. Hare naam was Agnefe Cyani.
-StlMBA.
jVIaar verder. '
EÜGENIU*.
6 SUmba! gij moest dit meisje eens kennen --u maar eens in hare heldere oogen gefpiegeld, maar eens een
-ocr page 29-23
enig zoet woord van hare lippen gehoord hebben. George! hebt gij wel éénmaal in uw leven bemind?
S L I M E A.
Éénmaal ? dat ware bloedweinig.
EUGENIUS,
Zij is fclioon. Zij is zo buigzaam opgegroeit als ene lelie, hare leden zijn zo fraai gevormd, en in harenbsp;trekken zvveeft en leeft zo iets dat onbefchrijvelijk be-'nbsp;minnenswaardig is.
ZALUSKA.
Hm! die gefchiedenis word belangrijk.
E U G E N I u s.
Ik vernam na dit huisgezin, en ontdekte dat deze Agnefe de laatfte telg uit een der aanzienlijkfte huizennbsp;dezer Republiek zij, het welk trapsgewijs, door velenbsp;wederwaardigheden in de grootde armoede gedompeldnbsp;was. — Ik verkreeg de vrijheid om mijne bezoeken te,nbsp;mogen herhalen.
S 11 M B A.
Ontdekte gij eindelijk uwe Haat niet,
E U G E N I u *?
Neen! Ik was haar welkom onder de naam van Lu. domiro. Een halfjaar bleef ik in Venetien, een halfnbsp;jaar was ik in een hemelfche razernij — ik verga: Dalnbsp;matien, vergat de gehele waereld, leefde alleen voornbsp;Agnefe, voor haar, die de fchoónfte, jongelingen vannbsp;Venetien had wederftaan. Slimba! Agnefe wierd doornbsp;een wettig huwelijk mijne Eahtgenote,
slim-
5 LIM B A, verbaasd.
Eiigenius J wat hebt gij gedaan ?
E U G E N I U S,
Ik reisde naar Jadera, voorwendende mijn oude vader te gaan bezoeken — toen ik terug keerde, kogten wijnbsp;een Villa op het vaste land, hier door leefden wij innbsp;de eenzaamheid een betovrend leven. Ons huwelijknbsp;bleef voor alle menfchen een geheim.
k,
Z AL U S K A.
Maar het arme meisje zo te bedriegen?
Een gelukkigmakend bedrog is beter als tien ongelukkige waarheden, Waarom zoude ik haar den lieven droom beroven, waarom haar zeggen: uwe Ludomironbsp;is de erfgenaam van Dalmanen, wiens gemalin gij voornbsp;de waereld nooit kunt worden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
En drooradet gij lang zo aangenaam voort?
EUGENIUS.
Agnefe wierd moeder en ik een gelukkig vader, doch een ongelukkig Echtgenoot. Agnefe was thansnbsp;niet meer geheel de mijne. Een hater bloedverwantennbsp;had het geluk, rijke erfenisfen te bekomen en ginj-met haar naar Veneiien. OpentHjk durfde ik aan harenbsp;zijde niet verfchijnen — ik verliet haar, onder het voor-wendzel, mijn vader tot toedemming te bewegen —nbsp;na een half jaar brak den oorlog in Zevenbergen uit,nbsp;en nu zijn ’er drie jaren verlopen zeden ik Agnefe nietnbsp;zag, niets van haar hoorde,
SLI 5Ï.
-ocr page 31-as
SLIM BA.
En nu wilt gij naar Venetien?
EÜGENIÜS.
Begrijpt gij nu eindelijk mijne elendige toeftand? Verfcheurd door liefde en eergierigheid tognde ik unbsp;mijn bloedend hart — ó ik bemin deze Agnefe bovennbsp;alles — heb haar ongelukkig gemaakt, en haar als gade,nbsp;haar kind als^yader bedrogen.
s L I M B A.
Zoon van Albertus! keer terug, en vergeet dat gij zwak waardt. Om de onbezonnenheid des jongelingsnbsp;moet den man niet lijden.
Z A L U SKA*
Vorst van Jadera I zijt groot en overvvin deze zwak-heid.
eugenius, beiden aanjlarende.
Hongaren! is dat aiw ernst?
$ Z. I M B A«
Onze ernst! Eugenius 1 Gij wiérd voor den Troon geboren, voor duizenden, niet voor het geluk van enenbsp;enige, niet voor bet geluk ener vrouwe geboren. Uwnbsp;beroep is Regering, geen verliefde geestdrijverij. Verwerp den (land niet die de natuur u boven duizendennbsp;gaf; verwerp den fland niet, voor welke zij u zo veelnbsp;heerlijk vermogen en kracht boven duizenden uwernbsp;medemenfehen fchonk.
EUGENIUS.
Zonder Agnefe?
SLIM BA.
; Waneer het zijn moet, en niet anderszijn kan —
zonder Agnefe; de vrouw is dd^r om kinderen te baren, die'ieens befchermers van het Vaderland worden—, maar de vrouw is niet daar, om grote vernuften uicnbsp;hunnen roemvollen baan te lokken en met beuzelingeijnbsp;bezig te houden.
eugen itrs^
En Agnefe vergeten ?
SLIMBA.'
Wanneer zij u reeds vergat — ja, wanneer zij unog bemind, neen! Gaat heen, ontdek haar uwen {land, uwenbsp;omftandighcflen. Is zij verftandig, dm zal zij afftandnbsp;doen van opentlijk uwe gèraalln te hceten. Wil zijnbsp;Voi-ain zijn, ^an is zij uwer onwaardig , .en bemintnbsp;Hechts uw kleed, niet uw hart. Wil zij u uit uwennbsp;kring wegtoveren, die de natuur u voor duizendennbsp;aanwees, dan is zij — verachdngswaardig.
EU G E NIUS.
Maar wanneer iiu Agnefe mijn geluk ware, zo als in de waereld niets anders zijn kopde ?
SLIM BA, vast.
Weest dan ongelukkig, om duizend anderen gelukkig te maken. Denkt gij dat het even zo gemaklijk is om waarachtige grootheid te verkrijgen, als ene vrouwnbsp;te verwinnen? Op, Eugenius! verwin u zelve , eisclinbsp;Dalmatien van Andreas terug — neem de huldigingennbsp;uwes Vaderlands aan , en vertoon u, aan uw volk alsnbsp;den groten Zoon van een groot Vader, En Eugenhts!nbsp;wanneer gij de liefde uwer natie, en de eerbied en bewondering tier vreemdelingen verkregen hebt, e» a^et
de-
-ocr page 33-deze voorzien, flappen wagen durft, die Volk en Edelen thans zouden veroordeelen; herinner u dan de roman uwer jeugd — fpeel hem ten einde, indien hij u dan nog behaagdt. — Breng Agnefe uit hare gelukkigenbsp;duisterheid te voorfchijn en roep: Dalmatiers! deze i*nbsp;mijne Vrouw!
E u G E NI ü s, omarmt hem onfluimig en drukt kern aan zijn hart.nbsp;Gij hebt gezegepraalt, Slimbal Eerst daden — ennbsp;dan: Dalmatiers! deze is mijne vrouw! (zij blijven innbsp;deze houdins en het gordijn valt 7)
Einde des Eerflen Bedrijft.
k TWEE-
-ocr page 34-38 Ë U G E N I U S,
T W E E, D E B E D R IJ F.
Het Tooneel is als voren.
ANDREAS, GL A'N.
ANDREAS, in diep nadenken, ’Glan! mijn zoon is na zijnen.reis zeer veranderd,
CLAN,
Zeer, zeer'.
ANDREAS.
Hij rpeeld den z'onderlingen.
CLAN.
Hij is zeer duister in zijne redenen.
ANDREAS.
Wij moeten ons alle moeite geven, om hem te ver-flroöiën. Glan! uwe dochter Tlieodofia koude hier toe het meeste doen. Gij weet, Eugenius was haarnbsp;altijd zeer genegen — zij groeiden te zamen og —
GLAN.
Ook verheugt zich mijne dochter, den edele jongeling weder te zien»
ANDREAS.
Glan! ik verkoos Tlieodofia tot de vertrouwde ge-zeüinne mijner Agnefe. Op uwe Villa gaf ik haar aan u over, tot den dag, waarop geheel Jadera, van hare
he'
-ocr page 35-29.
hemelfche fchoonheid doordrongen — haar meestresfc ¦ noemen zal.
CLAN. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Ik zag haar — en bewonderde uwe wijze keus w maar uwe getrouwen verbazen zich over het geheim waar.nbsp;mede gij hare naam verborgen houd.
ANDREAS.
Om alle vooroordelen voortekomen , zal niemand eerder hare naam en ftand-weten, dan wanneer zij innbsp;haar bruidskleed aan mijne zijde Haat.
CLAN.
En alwaïe zij ook de dochter ener Venetiaanfche Doge niet, zo zoude ik haar mijne huldiging niet weigeren kunnen.
ANDREAS.
Ja — aan hare zijde zal ik weder hedeven, mijne dagen in wellust genieten , en wanneer alles opgetogen , dooi -hare fchoonheid verblind, haar aan mijnenbsp;zijde ziet, aller harten zich voor haar buigen, en mijne keuze den verdienden lof toezwaijen , dan .zal iknbsp;met verrukking uitroepen; wie toond mij onder denbsp;Koningsdochteren, éne als deze? — doch Uil, uwenbsp;dochter nadert j ik zal mij verwijderen, (.^1/
3°
TWEEDE T O O N E E Li
GtAN, THEODOSIA.
THEODOSIA.
Lieve vader! het vaartuig is ’er reeds, dat oös caar de Villa brengen zal. Ach ! hoe zeer verlang ik naarnbsp;het ogenblik, om onze toekomftige Vorftin weder tenbsp;zien.
6L AN.
Prins Eugenius zal heden of morgen daar ook kO' men; hebt gij hem reeds gezien, mijne dochter?
THEODOSIA.
Ik’zaghem — doch zijn oog blikte mij flechts in ’t voorbijgaan aan. Ach! wij waren elkanderen eens zonbsp;goed, groeiden te zamen op, beminden elkander alsnbsp;broeder en zuster — en thans Qsij verbergt een traan)nbsp;ja thans moet zich wel veel tusfchen mij en hem veranderd hebben.
CLAN.
De knaap Eugenius wierd een jongeling , en het kind Theodofia een bloeijènd meisje.
THEODOSIA.
Thans zal ik hem niet meer durven beminnen — niet waar, wder? thans — zal hij mij ook geen kusch meernbsp;durven geven, wat dunkt u vader?
CLAN. nbsp;nbsp;nbsp;V,
Gij zijt een kind.
THEODOSIA.
Ach! wanneer wij zo te zamen fpeelden, de bloemen
in
31
in den tuin oppasten, en de lieve jongen mi] zo ijverig eiken kan water bragt, om ze te begieten 6 Vader!nbsp;dat waren gelukkige dagen!
G L A N.
Hij beloofde, mij een bezoek te geven. Theodofia! de Prins fchijnt zeer zwaarmoedig te zijn; gij moes:nbsp;door uwe vrolijke luimen , de donkere plooijeu vannbsp;zijn voorhoofd zoeken te verdrijven.
THEODOSIA.
ó Ja — dat zal ik! Ach vader ! gisteren had ik , wegens zijn afbeeldzel dat in mijne kamer hangt, een zonderling geval.
G L A H,
Een zonderling geval?
THEODOSIA.
Geheel toevallig kwam de Vorftin in het vertrek —• zij wierdt het afbeeldzel van Eugeni us gewaar — verbleekte, beefde terug ¦— en zonk kragteloos op mijnenbsp;ottomane neder.
G I. A N.
En deze ontftekenis ?
THEODOSIA.
Was hoogst natuurlijk, dewijl zij, volgens haar zeggen , daarin zulk ene treffende gelijkheid met een barer bloedverwanten in Venetien ontdekte. Ik moest haarnbsp;het afbeeldzel geven, zij kuschte het, de tranen liepennbsp;haar uit de oogen, en zó verliet zij mij
G E A N»
Een mogelijk geval! men heeft voorbeelden —
XHEO-
-ocr page 38-THEODOSIA.’ .
En ijlde naar haar lievelingsplekjè in het pèrk, naar de ijzere traliedeur — digt daa^ij woond ene oudenbsp;arme vrouw met een bemimiensvraardige jongen.
CLAN.
Ik kèn zó niemand in onze nahuurfchap niet* , .
THEODOSIA.
Het zijn vluchtelingen uit Zevenbergen — Ach vader! daar moest gij zien hoe zij de knaap liefkoosde—» omhelsde, kuschte en aan hare boezem drukte.
o LAN.
Zonderling!
THEODOiilA.
Ook kreeg het kind de vrijheid haar Moeder te mo* gen noemen*
'GLAN.
Zij fchijnt een voortreffelijk hart te bezitten.
THEODO'SIA.
ó Dat is zo, dat moet zo zijn ! koom, vader! mei zulk ene vrindin aan de zijde, ó gan wandelt ipen dii^nbsp;aardfche leven op rozen door. {Zij fieemt hflar vadernbsp;hij de hand en vertrekt met hem.j
G L A N.
Geluk en Heil ons Dalmatien I de voorzienigheid fchonk het ene landsmöeder, die bij de elende barernbsp;medemenfchen wenen kaju,„ .
¦ca.
-ocr page 39-T o ONEELSPEL. 33 derde t o o N E E L..
Een Ridderzaal.
AN DRïAr, daarna eugeniüs, huggt.
ANDREAS.
H.
let is goed, zeer goed wanneer de zaak eens aan cltn flag komt. Hij komt waarfcbijnlijk, om vopt Huggynbsp;genade te fmeken. {zij komen.j Wat zie ik Huggy! vannbsp;Waar koomt gij?
HUGCT.
Van Majolina, uit de plaats mijner ballingfchap.
ANDREAS.
Wie heeft u vergunt aan mijn Hof terug te komen?
HUGGY.
Mijne rechtvaardige zaak, de genade van mijn vorst
£ugeniUS en de tierde voor mijn vadeWand.^
ANDREAS, vergrimtJ Zonder mijn verlof l
EüGENius, ertifiig.
Vergeef, genadige Heer! ik gaf het hem.
ANDREAS.
Hoe, mijn zoon! hoe komt gij daartoe, om génad* brieven te geven — en juist aan deze Huggy —
EUGENlilS.
Hij was mijn leermeester; mijn vader gaf mij het Ie-Ven, deze oude man hervormde mijn verftandt. Hes ''’as van mijne zijde niet als fchuldige danköauheid..
C
-ocr page 40-34
ANDREAS.
Eogenius.' Eugenius! gij bevalt mij niet.
edgenius, onverfchillis.
Ik twijfel bijna, zeif daaraan.
ANDREAS.
Intusfchen za! ik dezfi keer mijn Rechterambt om de 'ouderliefde vergeten,- zal niet op Huegy, maar op zij^nbsp;nen voorfpreker zien.; zal zijne genadebrief ondertekenen, dewijl Eugenius het mij verzoekt.
EUGENIUS.
Genadige Heer! ik heb niets te verzoeken, en gij hebt niets te ondertekenen. Ik vergunde deze grijsaartnbsp;in zijn vaderltaH terug te keren, en zal hem het onrecht , het welk gij hem aandeed , vergelden.
ANDREAS, hetn jlerk aanziendg.
Eugenius t
Andreas!
ANDREAS.
Herinner u, voor wien gij ftaat.
EUGENIUS.
Ik weet liet, mijn geheugen is zo zwak niet als ik iet uwe gevonden heb.
AN D RE A$gt;
EUGENIUS.
Ik ontlla n van de plichten daar aan verknocht.
andreaSj ontficld en toornig,
««*
-ocr page 41-25
£DGENIUS.
Uwe toorn ontbrand ten ontijde. Ik ben nw pupil niet meer; waar zijn de fleutels tot de Dalmatifche ar*nbsp;ctiiven?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
ANDREAS.
In mijne' banden, ik heb ze aan niemand te verantwoorden. Uw voogd ben ik niet meer, dat weet ik — maar altijd nog uw vorst.
E B e E N I U S.
Daarvan weet ik niets. Mij behoord het R.ijk van Albercus — ik ben Albertus zoon.
ANDREAS.
Ik was Sophia’s gemaal.
EUGENIUS. :
Kent gij het Testament mijns vaders, waarin hij mij tot zijn enige erfgenaam benoemde? ^
ANDREAS.
Het Testament is niet meer voorhanden.
EUGENIUS, verfchrikt.
Niet meer voorhanden ?
ANDREAS. ‘
Uwe moeder heeft het zelfs vernietigt.
EUGENIUS. nbsp;nbsp;nbsp;.
Hoe? mijn moeder, zou mij van het recht tot den troon ontzetten?' G.efchiedde deze vernietiging wettig'nbsp;lijk; vernietigde Sophia het Testament-mijns vadersnbsp;het bijzijn der Lands-edelen^ des Hogenraads?
I nbsp;nbsp;nbsp;. .A-NDREA.a.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lijcti'S:;! ii...’/
Neen! in mijne tegenwoordighaidw..;: nbsp;nbsp;nbsp;ni, ;;: ai.’
Cs nbsp;nbsp;nbsp;EtJ*
-ocr page 42-1
E0 genius.
Htiggy! gij zijt toch mijn getuigen bij deze zamen-fpraak ?
HUGG Y.
Dat ben ilt — edele vorst'!
EUGENIUS.
Gij wilt mij daa mijn erfenis niet terug geven?
ANDREAS.
Sterf ik kinderloos dan zijt gij de naaste tot den troon.
H U G G Y.
Thans is Engenius reeds de naaste. Ik zal het be« wijzen.
A D K £ A s.
Zwijg, Huggy!
HU G e Y.
Ik zwijg niet, maar zeg nog eens. dat ik het bewij.
zen zal.
A N D R S A S , hem met verbittering aanflarendet
Ii/Iensch ! vertoorn mij niet, of moet ik n beiden als vijanden befchouwen ? .
EUGENIUS.
Zo als gij wilt I
ANDREAS.
Voort van hier. Nu ben ik het moede langer een voorwerp uwer ohbefchaamheid te zijn — vertrek!
EUGENIUS.
Welk mensch verwijst mij «it mijn vaderlijk huis nit mijn eigsn kamer?
' nbsp;nbsp;nbsp;AH*
-ocr page 43-37
ANDREAS, vliegt naar enen tt^el en fchelt.
De lijftrawanten! (.Stello treed binnen.) ik ben in de maclit van moordenaars!
EuCENiüS, treilt zijn fabel, Stello wil terug keren, hij bezet de deur^nbsp;Niet van hier voor dat de zaak afgedaan iilt; ,
FI E R D E TOO NEE L.
DE vorigen, stello.
STELLO, fidderende.
Jk ben de? doods! wat zal hier gefchiedent
HUGGï.
Recht en Gerechtigheid.
EUGENIU^. . nbsp;nbsp;nbsp;,
Stello! waar is het Testament van Albertus ?
STELLO, dan Andreat en dan Hug-gy aanziende.
Weet ik daarvan?
EUGENiui, hem de fabel voor.
I nbsp;nbsp;nbsp;houdende.
Ben ik Albertus rechtmatige opvolger ? Spreek, gij weet alles — gij waart getuigen bij de nederleggingnbsp;van het Testament.
STELLO, bevende.
Ik — ik heb het r- nauwlijks gezien.
sti-
-ocr page 44-¦3^'
' nbsp;nbsp;nbsp;euge.n,iu%
En Taebc toch uw uaam daar onder gefchreven, io-
t^enaar!
s t/ll o , hevende.
Ik'heb gefchreven, en; fchteef nog eens. Ik ben ten .allen tijde de getrouwe dienaar van mijn tijdslijke Heer.
E u G E NI ü s, met affchuw.
En een tijdeüjke fchurk,
amp;N D B.EAS.
Voor de laatfle maal! verlaat mijn paleis.
EüGENius,. met waardigheid. Hier beveel ik alleen!
HU G G ï.
Ik zie, dat wij het Zo nooit eens zullen worden. Eugeniusl verlaat ons. {tegen Andreas.') Met u wensch-te 'ik een woord alleen te fpreken, genadige Heeri
A K Xgt; S. £ A 3»
HU GGY
Veel — (ernjiig') zeer veel! veel met mij en den be. ruchten ftéen, waarin bet zwarte kruis gehouwen is.
EUGSNiusp iuizteretide^
Höggyl wit bazelt gij?
ANDREAS.
lagchelijk.
Igt;gt;e gehele gefchiedenis word mij belagcheljjk, (jer-zijn gelaat angflig verandert.) bij Godl zeer b»-
H U G G Y.
ver-
-ocr page 45-¦ ¦ nbsp;nbsp;nbsp;t
verheff'ende') of moet ik bij open deuren en venfters fpreken?
ANDREWS.
Hebt gij mij werkelijk gewichtige zaken
HUCGY.
De fteen met het zwarte kruis — nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: *
ANDREAS.
Eugenius! Stello! laa: ons alleeii.
S T E E E o '.
Hartelijk gaarne. {Hij vertrekt fpoedig.j
EUGENIUS.
Ik ga niet van hier. Wat hebt gij te ZeggQTl dat ik niet weten mag?
H U G G T.
Prins] bet was de voorwaarde, ondsr welke ik U vergezelde, uw vorstelijk woord —
EUGENIUS.
Is mij heilig] Ik ga, (////' zUt nog eens naar Andreat om en vertrekt y
ny F D E T o o N E E L.
ANDREAS, HUGGY.
A N D R E A s gaat zwijgende en treurig naar de muur, fpringtpJotüingi met de opgeheven dolknbsp;op Huggi feie. Hugg'j trekt ijlings zijn zwaardnbsp;en befchermd zich Andreas gaat te rug, zijnnbsp;gelaat tekend afjchuwelijke vertwijfeling.
H 0 G c y, met waardigheid.
k vree* uwen dolk niet.
-ocr page 46-40
A M D R E A S.
Oi) zijt — — een dapper man. Zo — zo ftel ik gaarne mijne lieden op den proef. (jZijn dolk wegwerpende ) Steek het zwaard ia de fchede — zonder vrees.
II o G G ï, onverfchillig.
Zeventig jaren heb ik geleeft en toch vreze ik voor niets. {Hij fteekt zijn zwaard op.)
ANDREAS, vriéndelijk.
Wat hebt gij mij te zeggen, edele Huggy ?
HOe G Y.
Geef Eugeaius zijn Rijk terug.
A N D R E A S.
Eisch niets voor Eugenius, alles voor u zelve.
HUGGY.
Geef Eugenius zijn Rijk terug.
A N D K E A S.
Dat kan ik niet — maat gij oude! word mijn vrind.
HUGGY, met edele trotschhtid.
Dat kas ik niet.
ANDREAS , bleek en jidderend.
Huggy! nog eens, bezin u , want mijne macht zal uwe vermetelheid vernietigen. Gij kunt mij doen fchrik-ken, ik kan u laten dooden. Mijn oog za! u vindennbsp;in alle fchuilhoeken der aarde, mijn arm zal u allerwegen «effen. Hongarije is mijne Bondgenote, eu Veue-tien mijne vrindio.
HUGGY.
Gij kunt mij laten dooden, maar ik kan u doen ver. ftljrikken. Gij kunt mij het leven benemen, maar ik
kan
-ocr page 47-41
op u de vloek der waereld eu der nakomolingfcliap laden. De gerechtigheid is mijne bomiguioie, en d^ waarheid mijne vrindin. Nog eer'
A N Dl' E f. ¦ , jéV;'.;. nbsp;nbsp;nbsp;^ V-'. 'f-otsc.h,
]k weet ook niet, ua roir. ik voor u vrv«' ^ ^ ; je.
h e G G T.
Voor mi) zult gij niet vrezen, maar voor de dooden wel. De fteen met het zwarte trui- in .^^ajolirla heeftnbsp;getuigen en fpreekt luid — en de lluiër vveike buitennbsp;aan het doornenbosch hangen bleef —
ANDREAS, vcrhkhndt.
Huggy 1 Huggy J ^
H U G G Y.
Zekerlijk — de goede Piëirino is dood , maar zijne fchaduwe zweeft nog op het meïr onder aan de rotzen.nbsp;(Jl/ei ene donderende jiem.') Andreas! moet ik de vens-,nbsp;Iers openrukken en roepen, dat het Jadera hoote?* ..
A K £gt; R. S A S.
Huggy! gij hebt'iets affchuwelijks — weet lieve IJuggy 1 wij zullen vrede fluiten.
HUGGY,
Gaarne! maar geef Eugenius zijn Rijk te rug.
ANDREAS.
Ik geef hem de kroon van Dalmatien, en gij zweert ffiij ftilzvvijgenheid.
HUGGY, gee/i' hem de hand.
Ik zweer!
AN DRE Al.
Dan zweert gij nooit weder naar Jadera terug te •keren?
C 5 nbsp;nbsp;nbsp;HU6'
-ocr page 48-H U G G r.
Ik zweer het! maar geef Eugeiiius zijn Rijk terug! .
ANDREAS.
Roep hem hier. QHuggy vertrekt. Stilte, hij valt kragtcloos op een floel neder.) Foei! hoe flegt heb iknbsp;mij daar gedragen , maar het zal anders worden! — watnbsp;ware Engenius, wanneer hij niet enen SlimbaenHuggynbsp;aan zijne zijde had. Ik moet mannen om mij hebben,nbsp;waarop ik mij in den nood verlaten kan , en welkersnbsp;ijzere borsten de pijlen voor de' mijne oiitfangenj,nbsp;¦W'lakkaen Toni.
ZESDE T O O N E E L.
ANDKIAS, EXJGENIUS, HUG«Y* ANDREAS,
Volg mij in mijn kabinet, Engenius! ik onderteken ene afte van aflland aan ii — Gij zijt de erfgenaam vannbsp;Dalmatien. {hlij vertrekt.')
Z E F E N U E T O O N E E L,
m
EUCENIÜS, HUG6T-
EUCENiüs, hem lang ttanziende.
IVlensch! wat hebt gij gedaan? wie gaf u de wapens ¦waarmede gij Andreas overwon?
H u G G T.
Het geval en een droom. Neemt u in asht Prins!'
dat
-ocr page 49-dat gij niet droomd wanneer een walteod oor in da nabijheid luisterde.
E U G E NI ü S.
Gij zijt mij onverklaarbaar in woorden en in dadeö,
H u G G Y.
En ik moet hc blijven, want ik beloofde nilzvvijgeu-heid. Eugenius I eens was ik uw leermeester , thans ben ik uw vrrnd. Eens zaaide ik, laat ik thans uïijnnbsp;zaad in haare bloei bewonderen,
• nbsp;nbsp;nbsp;UG E N 1 u s.
^ Huggy! hebt g-j op gen.' ftormen gerekend?
H o G G Y,
Dat heb ik, maar op een’ vasten grond en diepe wortelen. Eugenius! tnans zijt gij vorst — meer zeg ik « niet.
EU G E N lus.
Mensch! nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
H u G o Y . nbsp;nbsp;nbsp;hem de hand.
Word een bewonderen.swaardig mensch.
EUGENIUS»
Dat is zwarer, duizendmaal zwarer, als een bewonderenswaardig vorst te worden. '
huggy, nbsp;nbsp;nbsp;:
VoortreiFeüik! Een jonge!i»g, die dit reeds denken kan, is op den fchoonften weg, om Alles te worden.
EUGENIUS.
Geloof dat niet. Huggy! mij is een grote rotz in den weg gekomen — ach! ik zie de onmogelijkheidnbsp;om die te bekiitnmen.
HU C-
-ocr page 50-44
H U G G Y,
Den mensch is magiig, en kan alles, wanneer hij maar wil.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
EUGENIUï,
Oude! gij heht reeds vele grijze hairen op uw hoofd! pn nog de dagelijkfche ondervinding niet; wij willennbsp;veel,, en kunnen weinig. Huggyl ik ben niet voordennbsp;troon geboren.
H o G G r.
Ik begrijp u niet; verklaar u, Prins!
EUG ENIUS.
Verklaren? Neen! maar enen raad wil ik van u verzoeken. Wat is beter , verdorren en kwijnen onder het purper door innerlijk verdriet, of bloeijen en handelen onder het eenvoudig gewaad eens onderdaans?
H U G G Y,
¦ Het laatfte!
EUGENIOS.
Nog eens! wat is beter, door de gehele waereld geprezen en aangebeden te worden ais ongelukkig vorst op den troon : of befpot en miskent te worden van,nbsp;iedereen als gelukkig bewoner ener armoedige hutte?
hüggï.
eogesiüs, drukt hem aetn zijn hart.
Het laatfte!
-ocr page 51-Hit kabinet van Andreas.
A N D R B AS, met een pergamentgefchrift in de hand^ daarna wIakka en tosti
A N D K. £ A S.
’t recht; zij zullen komen, en alles zal veranderen. Heiden moeten mi] omgeven, op dat ik, door hunnen moed bezield, zelfs een Held worde, [kflakkanbsp;en Tosti komen binnen , beiden met eerbiedvolle bui~nbsp;gingen.)
wI AKKA en TOSTI, tegelijk,.
Genadige Vorst en Heer!
ANDREAS.
Ridders' gij hebt mij gedurende mijne regering ge.
widlltige diensten gedaan — Ik heb mij reeds lang voorgenomen u glansrijk te belonen, maar mijne regering heeft nu een fpoedig einde bereikt. {Zij zien elkande.nbsp;ren aan )
Wl AKKA.
Ik ben ontfteld.
TOSTI.
Ik fla verbaasd.
ANDREAS.
Eugenius is mondig geworden, ik Iaat het aan hem over, om u ia naara van den ftaat te bedanken.
WE AKKA.
Maar iudien Eugenius wist —
AÜ
-ocr page 52-Andreas.,
w l A K K A
Wal ?
Dat hij'lniet döor'de Edelen der Natie beniind wordt,
AN D R E AS.
Hoe zo ?
tosti.
Er hcerscht ene algemene ontevredenlieid over hem. Zijn hoogmoed tegen ons — lii' veracht de Fdelen vannbsp;DaUnatien, ca vertrouwd zich aan vreemdelingen.
VV I. A K K A.
Slimba is zijn hart en zijne ziel. Wij DalmaricrsJ 'zullen ons ten laatften door de Hongaren moeten latennbsp;beheerfchen.
ANDREAS.
Ik beklaag u! zekerlijk blijven mijne ontwerpen nu Onvoltooid. De Oorlog der Turken met de VenOtianCnnbsp;is ontwijfelbaar; ilt heb deel daaraan genomen. U dap-pere Wlakka maakte ik tot opperbevelhebber der Dal-inatifche hulptroepen, en u, wakkere Tosti! tot Admiraal der Vloot — doch Eugenius zal nu wel de eerdenbsp;plaats aan zijnen vrind Slimba aanvertrouwen.
WLAKKA.
Verdoemd zij deze Slimba!
TOSTI.
VorstI gij zult toch in deze bedenkelijke tijden de heerfchappij van Dalraatien niet in de handen ener on-ervarene jongeling overgeven?
ANDREAS.
gU'
-ocr page 53-47
toonbelspel.
gevorderd? de hemel behoede mi), dat ik met geweld iets zou pogen te behouden het w^elk mij reeds langenbsp;drukkende was.
TOSTI, gebukt.
Zulk ene bezwarii.g kan alleen een Andreas met roem dragen,
ANDREAS.
De Edelen des volks mogen fpreken, Dalmaden mag beflisfen-
W LAK RA.
Genadige Heer! verlaat u op ons. {Zijknielen neder^ Hertog Andreas! Vorst van Dalmatien! U, u aileen doenbsp;ik den Eed van getrouwheid, van dezen Eed zal geennbsp;mensch mij omflaan, zelfs den dood niet.
TOSTI.
Die tegen u opHaat, zal tegen ons oprtaaii; w'e u uitdaagt, heeft met onze klingen te doen.
A. N D B. £ A s . Siic.h ffiitizaeym tOt hcti
buigende.
Gij treft mij, edele mannen! Wlakka! gij zijt opperbevelhebber der hulpiroepen, en gij, Tosti' behoud de vloot, en word de geefel der Mufelmannen. (//ynbsp;vertrekt.)
WLAKKA en TOSTI, tegelijk.
Den dood voor onze Hertog Andreas!
-ocr page 54-NEGENDE t O O N E E L-
Het Norflelijk Pai'h Hvondfchetnering, Op den achtergrond ziet men Ridders eti Dames wandelen,
siiMEA, alleen.
Ov'eral zoeU ik hem. Eugenius! het fchijnt mij bijna, als .vaart gij de man niet,' dier» ik u dacht te zijn. Bijnbsp;God! hij is niet liieer dezelfde , die hij anders was.nbsp;Voorheen een razende vuurvlam , die alles om zichnbsp;heen verwarmde en verteerde; en thahs een waterdruppel die allerwegen aankleeft, allerwegên uit elkandernbsp;drijft. Voorheen een vaste, onbeweeglijke pilaar, dienbsp;de noodwendigheid als een hond nevens zich aan denbsp;ketting fleepte — en in de waereid op niets andets rea
kende als op zijnen fabel en zijn hart — thans een weérhaan, die zelfs niet weet, waarheen hij in de vol-gèiide minuut gedraaid wórdt. Het moet andefs worden! Duivel! en ik fla hier als verraden en verkögt.nbsp;Geen jongen wil zich met mij inlaten, alle zien zij mijnbsp;van terzijde aan, als of ik een fchelm ware.
tien-
-ocr page 55-49
tiende t o o N E E l.
SLIMBA, ridder GROLOHi VOOrhiji
S 1.1M B A.
He! he J Heer Ridder I
e R o I. o H i hem van ter *ijde aanziende.
Wat is 't 7
's 11M B A.
/Hebt gij de Prins niet vernomen?
e R o t o H, hert, terwijl hij ver-' nbsp;nbsp;nbsp;der gaat, .
Zoek herai
's 1.1 M B A .
He, zo wagttoch. Laat ons gezelfchap maken, GroJ loh! de avondftond is zo aangenaam,
Zo* nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;
SIIMBA,
Of wagt uw Liefje u misfchien?
GROL OH.
Hebt gij daar iets op te zeggen ?
SLIMBA.
IVu ja, wanneer mij het Liefje behaagd, waarom niet? vrouwen zijn vrije waren !
G R o t o H.
Voor zotten J
' SLIMBA, bedremmeld.
Groloh f — Doch ja, gij hebt gelijk, gij zijt een vrij-^ttiter bij allen.
D nbsp;nbsp;nbsp;«*.0-
-ocr page 56-so
C R 0 t O H.
Waar gij niet durft.
SLIMBA.
Laat dat maar zo zijn. De leedtekens hier aan het voorhoofd fchrikken de vrouwen wel af — doch —
GROLOH.
En dat met recht; zij houden het voor ene galg, of zo iets —
SLiMEA, verhit ter d(,
Groloh! koom ik niet als vrind en bondgenoot naar Dalmatien — wat begeert gij van mij?
Groloh,
Niets! Het minfte van u is mij nog altoos te veel.
SLIMEA.
Gij zijt boosaartig; doch driftig zult gij mij nooit maken. Ik ben goed op u —% het minfte van u is mijnbsp;aangenaam.
groloh.
Het minfte is — een oorveig I
SLIMEA, heiedigdt.
Jongen! weet gij wel, wat gij daar zeidet?
GROLOH.
Waarheid! {Slimia geeft hem een Jlag. Groloh trekt
dsn fabel.') Slt;dautk,h\oQdl
' nbsp;nbsp;nbsp;SLIMEA, met den fabel op hem in-
dringende.
Jongen! ik zal u ie galg in ’t gezicht graven. {^3 vechten. Tosti en Wlakka komen toefpringen, zi] pogennbsp;Slimia neder te bouwen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tusfchen de vech
tenden.)
- nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iw-
-ocr page 57-T o o N. E E L S F E L.
EUGENI us, zi/» falel trekkende^'
Houd op! Dalmatien, zij het land der fluikmoordé-
naars niet! Ik befcherm deze brave Hongaar _ (jgd
hevigheid) wie waagt het, mij de fpitze te bieden? (alle drie treden eerhieaig en lefehaamd terug )nbsp;SLIMEA.
frins l gij hebt mijn leven gered! (hij cmarmt hém.) '
Einde des Tiveeden Bedrijft^
-ocr page 58-EUGENI U S,
Het Tooneel verbeeld het vertrek van Andreüu
È E R ST E tooneel,
ANDREAS, SEN TRAWANT.
trawant.
^ prins Eugenius wenscht binnen gelaten te wordend ANDREAS, verfehrikt.
Alleen?
TRAWANT#
Alleen.
ANDRE As. nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;----
Ik verwacht hem met genoegen, {de trawant vertrekt^ Wat wil hij? waarom dit yrouwelijke fidderen door al mijn leden?
tweede tooneel,
'a N D R K A S , E o G E N X U s.
EUGENius, zacht doch ern/ligl
C5enadigfte Heerl
ANDREAS.
Zijt welkoom, mijn zoon ! (vrindeUjk) wij moesten 'onder elkanderen zo vreemd niet zijn. Gij komt misschien wegens uwen vriend Slimba?
-ocr page 59-S3
EUGEKIUS.
Slimba wierd door Grolohs verwaantheid gedwon-[gen. Slimba is een vreedzaam, eerlievend man.
ANDREAS.
Verdedig hem niet. Genoeg, mijn zoon is Slimba’s vrind, en dat is genoeg ter zijner rechtvaardiging.
EUG E NIUS.
Mijne vriendfchap wettigt het misdrijf niet. Hij zal zich voor het Gerecht verantwoorden, zo als het be-taamdt.
ANDREAS.
Ik fpreek hem zonder enig verhoor vrij.
EUGENIUt.
Des te beter — want Slimba is onfchuldig, ik ben borg voor hem. Doch, ik kom hier niet om over zijnenbsp;zaken te fpreken, maar over de uwe en de mijne.
ANDREAS.
De ftanden 'zuilen vergaderen, en dan geef ik u da
afte van aflland over,
EUGENIUS,
Dit is nutteloos en kan weg blijven.
ANDREAS.
Neen ! wat ik opentlijk ontving, leg ik opentlijk neder.
EUGENIUS,
Andreas! gij zult het IJlijksbeflier behouden.
ANDREAS, verbaasd,
Hoe — hoe — Eugeniusl wilt gij met mij ---
EUGENIUS.
Schertzen? De hemel beware mij! 'Et ügt zoiets D 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;grootsch
-ocr page 60-grootsch voor,mij in, een Vortlendom weg te fcheii-fcén, en de Beheerfcher van Dalmatien aan mij te verplichten.
ANDREAS, op etn wantrouwende toon '. Eugenins! zoon van Albenus!
EUGENtUS.
Stil! noem deze naam niet weder , of ik geraak ia verzoeking om Üen troon tegen uwen wil inteneineu,nbsp;lt;im flechis te bewijzen, dat Eugenius, de Zoon vaunbsp;Albertus is.
ANDREAS, liefderijk.
Mijn zoon.V misken het vaderlijke hart niet langer—
EUGENIUS.
. Nóéra mij niet zoon; want ik zweer u, dat ik u uimmer vader noemen zal, hoewel Sophia mijne moeder was. Uit eigen beweging gaf ik u Dalro«tSen, ennbsp;dewijl het mij niet behaagt een getuigen uwer verbinding te zijn, zo reize ik morgen naar Venetien.
ANDREAS.
Naar Venetien? dit verwonderd mijl
EUGENIUS.
Ik geloof het gaarne. Gij kunt niet begrijpen hoe men een Vorftendom als ware het een penning wegwerpen kan. Maar ik zweer, ook ik gevoel wat ilcnbsp;geef. Het is de eer mijns vaders, de onderfelijkheidnbsp;xnijner naam; en toch —• Andreas! zult gij Dalmatiennbsp;behouden» en ik neem van mijne erfenis niets — alsnbsp;het Eiland Majolina.^
ANDREAS verblekende, ter zijde. Ijluggy! dat kost uw leven!
-ocr page 61-5S
E U G E N I U S.
In hare iievclijke woestenij, wil ik mijn leven ten einde dromen.
ANDREAS.
Maar waarom juist Majollna — waarom niet het EU land Cheofo? waarom niet de Ifola grosfa? Majolina isnbsp;zo woest — zo —
EUGENIUS.
Juist daarom. Het eenzame flot op de fpitzen der rotzen in ’c woud, heeft mij van ouds bevallen,. Hetnbsp;blijft nu daarbij, wanneer ik terug koom, kies ik; datnbsp;verblijf voor mij uit. Gij hebt u een gemalin gekozen,nbsp;ook ik deed ene keuze, gij houd haar naam en Handnbsp;geheim, ook daarin volg ik uw voorbeeld.
de Vokigenj'brazZA.’
BRAZZA.
Prins i-de paarden zijn gezadelc— Ridder Slimbk verwacht u.
ANDREAS,
Gij gaat misfchien op de jagt?
EUGENIOS.
Ik zal Glans dochter, de fchoone Tlieodofia opzoeken —
ANDREAS,
En haar misfchien als uwe gemalin terug brengen.
zu-
EUG^Nius, geveinst lagchende. Ha! ha! ha! Hoe gij toch alles raden kunt. Vaarwel vorst! mijne voetzolen branden bij u, en mijn werknbsp;is volbragt.
ANDREWS, «'// otnarmenrn
Prins! mijn zoOn!
E u G E NI u s, zich afwendende. Verfchoon mij van deze naam , en van dit tekennbsp;uwer dankbaarheid. Vaartwel. (^Hij vertrekt^nbsp;ANDREAS, alleen.
Welke ftijfzinnigheid — maar ogenbliklijk zal ik be-yel geven , Agnefe naar Jadera te brengen — hij zal haar niet zien, voor dat zij Vorftin van Dalmaiien is.
FI E R D E T O O N E E L.
Een vertrek in de Villa van Otto van Glan. Jquot; hangen enige afbeeldzeh waaronder dat van Eugenius,
röhese cïani, bytta, tegenover het afbeeld-zei van Eugenius ftaande,
BTITA.
— het is zeldzaam, opvallende.
A G N E S E.
Zeer zeldzaam, onuitfpreeklijk opvallende.
BYTtA.
Een geluk dat Theodofia ons alleen liet. Agnefe I iiwe couleur veranderde verbazend.
agnesë.
Maar Bytta! nergens ia dit gehele paleis het af.
beeldr
-ocr page 63-beeldzel mijns ftiefzoons — maar hier in deze Villa, in Theodofia’s kamer — (^Jlilte, het afbeeldzei bcfchou'nbsp;Wende.') Gelijkheid, zo als ik die op aarde nooit zag.nbsp;Bytta! hst afbeeldzei van Jiugenius moet gij mij tg,nbsp;zorgen. Ik zal het als mijn frfv.iile kleinood eeren.nbsp;Een fchilder zal het Vorftelijke gewaad wegftrijken, ennbsp;hem de violette Balandrane omhangen, onder welkenbsp;het helder rode wambus voorfchemert, en op zijn hoofdnbsp;het zwarte Biret met de goude koorden en de hoognbsp;waaijende veeren.
BYTTA.
Dan is het Ludomiro!
A GN E SE.
Bezorg tnij het afbeeldzei mijns ftiefzoons. Vorder het uit uwen naam.
BYTTA.
Gij behoefc maar te wenken . en •i«'e Vorftelijke bruidegom volvoerd het bevel met vermaak.
A G s E s E.
Ónmogelijk. Zou ik mij aan hem zelfs verraden ? en Theodofia? zij bemind de Prins gewis — zal zij zichnbsp;niet verwonderen , zal zij niet argwanend vragen : watnbsp;wil de moeder met de beeldtenis van haren lliefzoon?
BYTTA.
Hoe kwelt gij u? Wie kan het de moederlijke tederheid kwalijk nemen, dat zij hare Zoon in beeldtenis wenscht te bqzitten, al ware ook niet de gelijkheidnbsp;tusfchen hem en Ludomiro —
D s nbsp;nbsp;nbsp;ACNE-
-ocr page 64-58
AGNESE.
Noenrdeze naam niet zo dikwils; gij weet, dat de wond van mijn hart, nog niet genezen is, hoewel zijnbsp;voor het oog niet meer bloed, ó Bytta! het i,s een won-derzeldzaani fpel van het noodlot, dat juist een mannbsp;als Ludomiro, aan dit hof, als erfgenaam des troonsnbsp;leeft, of de Hemel wil mijne ontrouw, mijne lichtzinnigheid, waarmede ik de overledene zo fpoedig vergeten én Verwisfelen konde , Ilraffen. — Ach ByitaJnbsp;nog altoos gloeit liefde voor hehi in deze bórst.nbsp;bytta.
Maar, vergeef — deze graad van liefdé heeft Ludor iniro nooit verdient.
AGNESE.
Niet? mijnenthalven verliet hij vader en moeder, om mij fleciHs te zien fneide hij van de afgelegenftanbsp;oorden van Calabrien naar Venetieii — en ik, ach] iknbsp;hragt hém niet eens het geringe offer, van mij optefluï-len en do verleidende vermaken van Yenetienteraijden,nbsp;toe.
BYTTA.
Het zoude altoos wreed geweest zijn , van n iu de bloei uwer jeugd te verderen —nbsp;agnsse.
Noemt gij dit vorderen wreed ? was hij niet mijn Echtgenoot, was ik niet zijne gade? was ik de enigenbsp;vrouwi welke haar man in jaren niet weder zag? ó Lu-domiro] de vrouw van de armlle Zeeman is getrouwernbsp;en tederer dan ik was — (^.venende) vergeef het mij.
-ocr page 65-onvergeetbare ! ik was een lichtzinnig fchepfel. {na enig ftilzM-ijgen.') Nu Bytta! vergeet het beeltUenis vannbsp;den Prins niet, zend het naar den besten fchildor ennbsp;Iaat het copiëeren, maar gij verüaat mij, met de Biretnbsp;en de violet couleurde Bralandrane.
BYTTA.
Of de Prins ook een evep zo beminnenswaardig karakter bezit, als zijn evenbeeld Ludoaiiro?
ACNES E.
Andreas heeft mij daarvan juist niet Ijet gunftigst denkbeeld gegeven.
V IJ F D E T O O N E E L.
PE VORIGEN, THEODOSIA, THEODOSIA.
(jenadigfte Meestresfe! bevelen van den Hertog verc wachten u — Ridder Tosti kwam zo even aan, om trnbsp;naar Jadera terug te brengen.
A C N E S E.
Ongaarne verwijder ik mij van u, voortreffelijk meisje! (si/ kuscht haar^ amp;oz\i de overeenftemming onzer harten ftaat wij ook in de toekomst voor eeuwigdH-rende vtiendfehap borg. {zij vertrekt.)
ZESDE TOO N E E L,
THEODO SIA, BYTTA.
THEODOSIA.
Ene edele vrouw! ene voortreffèlijke vróuw 1 zij voni
gjsieren, toen zij in mijne kamer was, zo vee! fraaiheid ean het borstbeeld dat over mijne Qttomant hangt ,
BYTTA.
Ja; — diep ingewijd in de geheininisfen der kunst, fchat zij de hand des meesters, die de natuur, met zonbsp;ene heerlijke naboouing op het doek, fchiep.
T H RO D o s I A.
Het is de beeldtenis van onzen Erfprins Eugenius.
BYTTA.
Een heerlijk link , dat ik u benijden zoude. De Vorftin wepsclit ene copij daar van le hebben, wegensnbsp;de grote gelijfebeid meteen barer bloedverwanten, dienbsp;zij zeer bemindonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
T H E O D o S I A»
De wensch onzer beminnenswaardige Vorflin zïj vor* yuld. Eytta I met vermaak fchonk ik haar dit Pourtret,nbsp;ware het niet voor mij zelve een aangenaam gefchenk,nbsp;dat ik uit de hand des Prinfen bekwam.
BYTÏA.
Zend,ons het origineel, lieve Freule! dan zullen wij ons met de copij vergenoegen. {.Zij vertrekt^
ZEVENDE T O 0 N E E L. iTijEODosiA, daarna eugenius»
, ÏHEODOSIA.
Ja — ik bemin dit gelaat; niet om dat het van eeu ?iins is, maar wegens de fchone, heldhaftige geest,.
wel'
-ocr page 67-welke in deze trekken zweeft. Mijn vader zegt, dat lt;5e Prins op zijn reis zeer tot zijn nadeel veranderp is ?nbsp;Hoe ware dit magelijk! zou dit oog dan wel zo v(jriei^nbsp;dend ipreken , deze mond zo teder lagchen, en ditnbsp;voorhoofd zo flerk tekenen kunnen zonder eèn gevoelig hart te bezitten ?
eügenius.
Zijt welkoom, lieve vrienden mijner jeugd I welkoom, fchone Theodofia!
THEODOSIA, met een eerbied volle buiging.
Gcnadiglte Prins!
F- U G E N I U S.
Plechtigheden ter zijde, lief meisje ! Hier in deze' kamer heb ik dikwils als kind gefpeeld, hier dikwilsnbsp;-als jongeling geltoeit. Theodofia was de gezelljpaa,nbsp;mijner jeugd, haar zacht, levendig gelaat boeide mijnbsp;aan haar — laat ik raij, nrer aan uwe zijde, de vrolijkenbsp;jaren mijner kindschheid herinneren.
THEODOSIA.
Ja — toenmaals was het zekerlijk geheel anders.
EUGFNIUS. nbsp;nbsp;nbsp;/
Hoe wij dikwils levendig te zamen fchertften, hand in hand door het park liepen, om bloemen te plukkennbsp;«n die tot kranfen teivlechten!
rmo-D o SI nbsp;nbsp;nbsp;verheugd.
En weet gij nog wel, hoe ik eens in de grote vijver quot;Viel en gij in uwe kostbare klederen daarin fprongt ennbsp;Jliij ’er uit hielp ? ach! boe u toen ene traan van vreugde
-ocr page 68-6i
de over de redding van een mensch inde oogen kwamj {Zij verbergt ene traan) Ach ! wat is dat alles nunbsp;verandert.
eugenius.
Heerlijk bij u verandert Freule ! wat ik ontluiken zag, bloeid thans, wat knoppen waren, zijn nu volle
rozen! nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\
THEODOSIA.
En bij u?
eugeniosI
Vroege vernietiging ! (Jn hare aanhlik verzonken,) Maar hier, dit hair — het golft tot aan de heupen neder_ eens zag ik het om den zwanen hals zweven,
en toen zweefde mijne verbeeldingskracht mede.
THEODOSIA.
Waar of intusfehen uwe verbeeldingskracht niet al* heen zweefde, zedert dk halr zo lang wierdt,
E U G E N I U S.
Eij God! ik worde niet moede, u te aanfchouweö.
THEODOSIA.
En kondet mij gisteren toch naauwHjks met een blik verwaardigen , toen gij als overwinnaar in zegepraalnbsp;de ftad binnen trokt.
eugekiüs.
b! Dit moet gij tnij vergeven, fchone Theodofia! ik zag u niet.
THEODOSIA.
Het was u vergeven met de eerftö traan, die ik 13 droefheid om u weende.
It!!
-ocr page 69-EUGENIUS.
Hoe? dii fchone oog lieefc om mij geweent?
THEODOSIA.
Is de fpeelgenoot mijner jeugd gene traan waardig? ó Eugeniusl dat wij weder kinderen waren!
EUGENIUS, hare hand aan zijn mond drukkende.
Laat ons kinderen worden als voorheen,
THEODOSIA.
Zo onfluimig kuschte en drukte de jongeling niet. -
EUGENIUS, wi/ haar omarmen f zij treed fchaamachtig terug.
En 20 weerflreefda de kleine Theodofia niet , zij kende niets onftuimigs in ene kusch.
THEODOSIA.
Als kind gaf ik u die.
EUGENIUS.
En thans ontwtjfc* gjj J» nbsp;nbsp;nbsp;gt;— ö Theodofia! on.
ze kindsheid — zij is zo fchoon als gij — {tnet vuur'j konde ik haar in deze omhelzing zo als u vasthouden.
THÏODOSIA.
6 Dweper!
EUGENIUS.'
Volg mij op gindfe Ottomane, beminüjk meisje J Qtij trekt haar naar de Ottomaned)
THEO DOSIA.
Zie daar, Prins! uw beeldtenis. Ach! uuren lang heb ik het befchouwd en tegen hetzelve gefproken, ennbsp;dan was ’t mij altijd, of gij mij vriéndelijk toewenkte,
met mij fpraakt. Ziet! het is de wapenrusting dien g'i droegt, toen gij voor drie jaren tegen de Hos-podaren optrokt, ach! in dien tijd — toen gij op uwnbsp;lurksch paard fprong, uit het floc reedt, en het verga*nbsp;derde volk u een treurig vaarwel nariep — ó toen badnbsp;ik God, u gelukkig in ’t vaderland terug te brengen.nbsp;Terfiond na uw affcheid hing ik uw beeidtenis in mijnnbsp;kamer, (//y kinoht haargt;)
E ü G E NI u s, /« (/e kamer omziende.
Ik zie, gij zijt nog de vorige bewonderaarfter.der kunst; van welke meester is het .gindfe fchone vron*nbsp;wenhcofd hier tegen over ?
l nbsp;nbsp;nbsp;THEODOSIA.
Van Rotti Davino. Het verbeeld de beminde vaa Karei de Zevende, de beroemde Aguefe Soret.—•
EUGENIUS, verfchriltt—^
Agnefe! — (ter zijde') toch. niet Agnefe Cyani! {luid) o waarom dit thans? Theodofia! gij fleept mij met eigen handen uit mijn paradijs, ó Meisje! ik ben eennbsp;ongelukkig mensch — {Hij werpt zich op de Ottomane,')
THEODOSIA.
God! wat deelt u? Eugenius! uw gelaat verbleekt; Kent gij welligt ene vrouw, die Agnefe heet?
EUGENIUS.
Of ik? (jn:et ene vrezelijke blik ten hemel) Meisje! reeds zag ik u in de armen der verleiding —ik dank u,nbsp;Agnefe ! uw naam heeft gezegepraalt — Heb dank,nbsp;Theodolia! §gt;) hebt mij tot mij zelven terug gebragt,
THEO*
-ocr page 71-THEODOSIA*
Prinslikwordbang —
E U G E N I U S.
Voor mijn verfland? zijt daar voor onbezofgdt. TocK wilde ik liever ziek van verfland, sis ziek van Jiartnbsp;zijn. Theodofia! vergun mij ene bede ~ laat. mij enigenbsp;ogenblikken alleen.
THEODOSIA, kern een vgt;ijl hefchowiven/lt.
Mijn vader heeft de waarheid gefproken, het is jam» mer van hem. Als jongeling beloofde hij zo veel. Armenbsp;Eugcnius! alles deel ik met u, maar het verAand niet.nbsp;(s;/ vertrekt.')
A GT ST E T O o N E E L.
EucsKius, daarna SLIMBA^
éugenius, na enige flttlèi
j^gntïe ! gij hebt overwonnen 1. LopXpri^gtnde') mót-gen reis ik naar Venetien.
S L I M B A.
Hier zo geheel alleen, Prins ?
E U G E N I U
Geheel alleen. Zo even verliet Theodofia mij.
S 11 M B A.
Maar Eugenins! wilt gij dan geheel in de fchoot der Werkeloosheid verwelken, met vrouwen om kuschjeinbsp;fpelen en Herderuurtjes kirren, terwijl het oude trouwenbsp;Zwaard in de fchede roest en de fchaarfe gelegenheidnbsp;«mflippen laat? c FoeiJ foei.'
li nbsp;nbsp;nbsp;iv-
-ocr page 72-jE ü G E IU S. ¦
Woed en raas maar — gij woed en raast vergeefsch —
SLIMBA.
Prinsl verliet ik daarom mijn vaderland , om bij u de fluit té leren fpelen, of minnebriefjes overtebren-|en ? Ving daarom mijnen fchedel de fabelhouw vannbsp;den Zevenberger voor de uwen op , op dat gij denbsp;Vorftelijken kroon weg fchenken zoudet ? Neen! bijnbsp;dén Hemel; dit maakt gij niet weder bij mij goed.nbsp;EUGENIVï*
Gij hebt gelijk — maar —
SLIMBA. nbsp;nbsp;nbsp;I
Verdoemd, dat ik gelijk heb. En ik — ik zou aan | Andreas de aéte van afftand overgeven ? Zie — deze 4nbsp;hand houw' ik liever af , als 'zulks te doën; doch ik ,nbsp;gt; zal alles afwachten. Eugenius! ik denk, gii hebt ietsnbsp;grootsch in den zin, iets grootsch en vrezelijks, wantnbsp;zo kan den mensch niet veranderen, zo kan den Heusnbsp;niet tot een Dwer^ worden.
EUGEMI0S.
Slimba! morgen reizen wij naar Venètieil, zie dan mijne Agnefe, en ik wed, dat gij tien kronen in het
zond treden om haar enen lagch aftewinnen.
ba lacht verbitterd^ Dan zollen wij te zamen in IVTj-
jolina’s tuinen wonen, en daar onder heilige mijrthen met Agnefe Cyani leven.
SLIMBA.
Stf'
Ik hoor zo iets gaarne, maar bemiu het niet.
-ocr page 73-EUGENIU*.
Wanneer ik Zo aan hare zijde daarheen zweve, wan-neer hare hand de mijnen drukt, hare ogen zich in de mijne fpiegelen, hair hemelfcbe mond het zoete woordje: Liefde' uitfpreckt; wanneer ik met eeil reiii hartnbsp;tot mijnen God opwaards zien kan, en weet, dat ik:nbsp;wél gedaan en mijne plicht vervuld hebbe, treed dannbsp;voor mij en lees in mijne wellüstvolle en gebrokensnbsp;oogen wat Gevoel heet 1
SlIMBA. nbsp;nbsp;nbsp;.....
En ene vrouw zó te beminnen — zoj
BOGENItJS.
Slimba! Slimba! benijd mijj
SL IM BA, fomhtr*
Eugeiiius: wanneer gij eerst dddr zijt, waar gij u
iieen droomd, eerder niet. De verbeelding draagt dik-
wils het masker des verhufrs. Wij fpreken elkatider dan
nader. {Hij vertrekt.quot;^_^ nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
EVGË’SlVS.
En altijd zo als heden.
Bef Peirk. Op den achtergrond een hek, 't welk naai een adngcnaam Landgeieicht, met hier én daar ver-flrooide Hutten, den toegang geeft.
tHEODOSiA, mat ötn korfje vel vruchten, daer^ na CLAUDIA, met de kleine r E L i C i o., i ,
THÊODOSIA.
Ja — ik 2al in haar naam ene der aangenaamfle mea':
vervullen., ó Het is zo fchoon, het hart flaatmü 20 gevoelvol bij de blijde gedachte, arme nood-jijdenden geholpen te hebben. {Claudia en Felkio naderen, beiden armoedig gekleed') Daar komen zij —.
CtAUDIA.
Edele Freule! gij komt heden zonder haar, zonder ,onze Vorftelijke weldoenfter ?
THEODOïlA.
Goede vrouw! de Vörilin reisde ogenbUkiijU naar de hoofdftad terug — ik overnam van haar de fchOne taak,nbsp;B en uwe kleinen op het beste te verzorgen.
FELICIO.
En moeder heeft vergeten de kleine Felicio mede tt nemen ?
THEODOSIA.
Zoud gij niet te vreden zijn als ik u beloofde, uwe moeder te zullen wezen ?
FELICIO, aarzelende.
Gij ? ach ja — maar — gij zijt ook wel goed zo als snoeder, maar ik denk, ik zal u toch zo lief nietnbsp;kunnen hebben als haar, {Claudia wenkt hem))nbsp;THEODOSIA, lagchende.
Hier lieve'kleine! breng ik u een kopfje met appeltjes, ananas en zoete vijgen, en zo bekoomt gij dagelijks de beste lekkernijen zult gij mij aU recht lief hebben gt; goede jongen ?
PI-
-ocr page 75-FElicio, het kerfje nemende en .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;met kinderlijke hliji-
fchap de vruchten be~ ziende.
^ Ach ja wel! dat is wat anders, nu zal ik u haast zo lief kunnen hebben als moeder. Claudia, ik breng al-les naar huis. (Jlij loopt fchielijk heen.)
CLAUDIA.
Wagt toch, kleine wildzang 1 ik kan u zo gaauw niet volgen.
THEOBOSIA.
Oude moeder! bewaar het kind zorgvuldiglijk. Ik heb de ftrikfte order vande Vorflin om dagelijks naar hemnbsp;te komen zien , en uwe moeite en zorgvuldigheidnbsp;Vorstelijk te belonen. (^Zij vertrekt.')
CLAUDIA,
t Agnefe! Agnefe! hoe lang zal dit geheim bedekt blijven? Had gij het moederlijk gevoel onderdrukt, ennbsp;uw kind in Venetien- gelaten, dan zoud gij het gevaarnbsp;ontkomen zijn, van ooit verraden te worden. {Zo ahnbsp;zij vil vertrekken, komen haar Slimha en Eugenius tenbsp;gemoet. Zij ontroerd en houd de handen voor haai' gezicht.)
TIENDE T O O N E E L.
CtAüDIA, EUCENIUS, SLIMS.A.
CLAUDIA.
A.lfflachtige God! wat zie ik? , E 3
-ocr page 76-E U G E N I U S,
BüCENius, Isyende terug deinzende.
SLl MBA.
Slimbal Wat is bet?
CLAUDIA.
Is het zijn geest, of — om alles wat a ooit in dit leven heilig was — verlaat mij.
EUGENIUS.
Claudia! wat doet gij hier?
CLAUDÏA, nederzeigendc.
Ludomiro l
fiüGENios, haar opheffende.
Wijfl al hadden uwe zinnen uw reeds verlaten, al ftond gij reeds aan de poorten der Eeuwigheid, zonbsp;zoude ik u te rug-fcheuren om mij dit raadzel optelos*nbsp;len. Clandia! waar is Agnefe Cyani?
CLAUDIA.
, Ongelukkige Ludomiro!
EUGENIUS.
Ongelukkig?.Had een fchrikkelijk voorgevoel gaat mij door het hart, mijn bloed verftijft in mijne aderen.nbsp;{Zijn fabel trekkende.y Claudia! van u vorder ik mijnenbsp;vrouw 1
CLAUDIA, bevende.
God! gij ziet mij zo verfchrikkelijk aan. Ludomiro! zijt gij ««komen om aan- mij onfchuldige een moord tenbsp;begaan?
EUGENIUS, langzaam.
Mijne vrouw? is zij dood?
i
-ocr page 77-CLAUDIA.
Zij leeft ! maar gij, Ludomiro J zijt ons als dood
aangekondigc.
EDGENIU*.
Hoe ? door wien ? {(Jlaudia flaat op^
CLAUDIA.
Uw eigen knecht kwam in rouwgewaad voor vijf maanden terug — hij hragt Agnefei beeldtenis hetwelknbsp;zij u gaf — ea daar achter had uwe llervende harid ge*,nbsp;fchreven —¦
CLAUD IA.
Eeuwig en laatst vaarwel aan Cyaai, van haren Acr* venden Ludomiro.
S LI M B A.
Dat is vervloekte fchelmerijl
En waar is thans mijne vrouw ?
CLAUDIA.
Ludomiro ! twaalf weken weende. Agnefe dag en nacht, en de vermaaklijkheden van Venetien waren niesnbsp;in Haat haar te troosten, zij wierd ziek —
EBGENIUS.
Slimba! hoort gij dat alles?
S L 1 M B A.
-ocr page 78-72
CLAUDIA.
Een rijk onbekend man hield bij haar Oom om haar aan •— lang wederftond de arme vrouw — vergeefsch,nbsp;vleide en vloekte haar Oom Harduini »- zij weder-ftond-
EüGENIUï,
¦ nbsp;nbsp;nbsp;IZij -tyederftond —nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, _ .
^ nbsp;nbsp;nbsp;CLAUDIA*
¦ nbsp;nbsp;nbsp;Maar eindelijk— 6 Lndomirolmen drelgdè haar m«
(ene eeuwige gevangenis — nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
eogenius, ivoedende, quot; Hoort gij het Slimba: Luister toch,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. , .
CLAUDIA,
Eindelijk zegevierde de boosheid —.
EUGSNlUs.
Wee mij!
CLAUDIA. nbsp;nbsp;nbsp;-—^
Overwonnen gaf Agnefe zich over — de verloving
had plaats, de ringen wierden gevvisfeld — ó Ludo-miro! na is alles te laat —
E u G E m u s.
Te laat — CHij blijft lang met bevende lippen, zwijgend en zinneioos ftaatt.)
CLAUDIA.
Agnefe reisde naar des bruidegoms vaderland, zij gaf mij haar kind over, om het trouwhartig optevoe-den en te verzorgen.
EUGENIUS.
Op Eugenius! het zwaard in de vuist en dat Drakenvolk , dat de aarde verwoest, ter neder gehouwen 1
1 W.'
-ocr page 79-73
T o o N E E L S P e l»
/ nbsp;nbsp;nbsp;EUGENius, zwaait den fabel,
heea naar’t nest des rover*, des verleider* —
CLAUDIA.
Om Godswil, Ludomirol gij zijc des doods— i,jj is machtiger dan gij.
E ü'Ö £ NI u t,
Hal alware het Belial zelve, door alle Legioenen der helle omringd! Wig is het?
claudi A.
Het is Andreas, Hertog van Dalmatien ! nbsp;nbsp;nbsp;,
s 11M B A, ftaat ah verfleent, EtlGENIVS.
de yorigem, FEti cio, komcndt aanlopen^
Claudia! waar blijft gij zo lang?
CLAUDI a.
Ongelukkige Filicio!
E o G E NI u s, ah uit een' droom ontwakende.
Felicio! {Hij werpt zijn fabel weg, omvat den kleinen met woestheid en kuscht hem yiirig.') Mijn Zoon! {het kind hemelwaart' hefende.j God! zijt gij Rjcliternbsp;tusfchc-B mij en hem! {zij blijven in deze houdingennbsp;het gordijn valt.)
VIER.
Einde des Derden Bedrijft.
Het Tooneel verheeld een armoedig vertrek.
EERSTE tooneel.
ÏUGIenius, zit op. een' floel, en hmid Vtl.iClO. op zijn j'choot, s l i m b a , jlaat in het ver-fchiet, op zijn fabel leunende.
EUGENIÜI,
Lvacti mij nog eens zo vriéndelijk toe, lieve'jongen! (/;/)' kuscht hem.) Gij wik'mij dan lief hebben en vader
noemen ?
F E I. 1 C X o*
Ach ja — dat wil ik gaarne : maar gij brengt mij toch ook appeltjes, zoete vijgen en rozijntjes, zo als moeder gedaan heeft? 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
EUGENIUS.
ö Ja! ó Sli'mba! dat zijn gelukkige dagen , waarin men zich voor een handvol rozijnen liefde kopen kan.nbsp;(Jjelicio omarmende.) Mijn zoon! toen uwe moeder unbsp;mij voor de eerllemaal bragt — het was het eerde we-(^erzien na een halfjarige fcheiding! toen leidetgij zuigende aan hare borst, en lagchte mij vriéndelijk toe,nbsp;ik u voor de eerllemaal kuschte — toen noemde iknbsp;Tj Felicio, want de zege der ouderen rustte op u. Jon-¦ ' •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geu!
il
-ocr page 81-75
tooneelspel.
gen! uw naam zij voortaan Infelicio, want gij zijt tot ongeluk geboren; gij hebt ene moeber, en genenbsp;meer. Ut heb'ene vrouw, en bezie haar niet meer.nbsp;Mijne vrouw zal mijne moeder en uwe tedere raoedernbsp;uwe ftiefcioeder'worden. (^Hij droogt ene traan af^
F E 11 c 1 o , hem Jagchcr.d aanziende.
Ik verlla u niet vader! (Jiem met zijn handje de traliën afvegende,') Waarom weent gij toch? feiicio wil u gaarue vader noemen.
E o G E ; u s, opflaande,
Slimba! ik ben veroordeelt om een rampzalig leven te Iei|den en alle genoegens vaarwel te zeggen. Andreasnbsp;heeft mij Ichandelijk mijne aardiche gelukzaligheid ont-jDtolen.
SLIMBA.
— ¦Tsxr^ ETt I ty ïi
Onfchuldig? ¦ nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦
SLIMBA.
Noch hi; —noch Harduini — zelfs Agnefe wist niet dat Ludomiro de erfgenaam en rechtmatige Vorst vannbsp;Dalmatien is.
Ct'l
E n G E N I w s.
Slimba! wij keren naar Jadera terug, niet om d.'iar te hcerfchen , neen: ik za! komen om iangzaani maarnbsp;aadtuklijk deze fmaad te wreken.
TlfEE.
-ocr page 82-76 E U 'G E N I U S, TfFEEDE TO O NE,EL.
DS VOUIGEN, CLAUDIA.
E U G E NlU^i.
Claudia! waarom weent gij?
CLAUDIA.
Over u ween ik, Ludomiro! en over Agnefe.
EU G E N lU s.
Agnefe is gelukkig in hare purper mantel, en vlecht misfchien thans met verrukking de kostbare hertoglijke diadeem door hare hairen. Spoed u, wanneer jaarnbsp;en dag voorbij zijn, naar Dalmatien, en zijt de getuigenbsp;harer gelukzaligheid, iudien binnen die tijd een moedwillige jongen, ais ik, ’er zich gene lust uitmake, Qmnbsp;deze ingebeelde, erbarmlijke gelukzaligheid te VSfnle-
tigen.
CLAUDIA, ongerust,
Ludomiro!
EUGENIUS.
Claudia! ontfang deze goudbeurs voor uwe oppai-fing, maar hei moederloze kind neem ik mede.
claudia.
Neen! behoud uw beurs, maar laat mij het kind. Agnefe gaf hem aan mij over met tranen en bezweringen, haar moet ik hem wedergeven, ó! De jongen isnbsp;mij als zoon geworden, mijn hart hangt geheel aannbsp;hem —• ik wil bedelen gaan en hem met aalmoefen onderhouden.
MU-
-ocr page 83-E «GENIUS.
Zottin.'ben ik zijn vader niet?
c L A o DIA, zich aan zijn veeten werpende.
Ludomiro! op mijne kniën bezweer ik u, fcheid mij niet van dit kind —
E U G E N I u s.
Welaan! gij blijft bij hem. Wij keren allen naafja-dera terug. Slimba! breng haar derwaarts, maar dat haar niemand gewaar worde. {Felicio op zijn arm ne-tnende.) En gij jongen! gaat mede, ik zal u, nwe moe*nbsp;der voordellen in een’ ogenblik, dat aiies beflisfen zal,nbsp;dood en verderf, leven en rust voor eeuwig I {Hijnbsp;draagt hem af.)
F E L1CI ó, 'zijn handjes naar Claudia uitftfekkende:
Claudia 1 nbsp;nbsp;nbsp;,
CLAUDIA.»^ ______ ‘ •
Felicio! {Zij vertrekken.)
J) E R B E T O O N E E El
Een vertrek in het Vorstelijk Paleis te Jaiera,
ANDREAS, AGNESK.
ANDREAS.
IVfijne Agnefe! altijd zo vol gedachten? Overal Tinde ik Hechts uw ligchaam, uwen geest treffe ik nooit,nbsp;die dwaalt door andere ftrekea,
AGNE-
-ocr page 84-78
' nbsp;nbsp;nbsp;A G N E S E.
Vergèof, genadige Heer! Hij dwaalt niet, maar f]aapt. De Stiister van uw ilof zal hem eindelijk wel eens op-vvekketii
' nbsp;nbsp;nbsp;A N, D R E A S.
Gij zijt toch vergenoegd! fchone Agnefe?
’ \
A G N E s E.
Vergenoegd kan ik jüist niet zeggen, maar vrolijk.
ANDREAS.
Ik gaf alles, om mijne l'ehone Agnefe vergenoegd te zien.
40 NE SE.
En ik wcnschte, alles te Bezitten, óm deze fchone weusch, fchóon te kunnen Belonen.
ANDREAS.
A G N £ S E» nbsp;nbsp;nbsp;T *nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
AN DR EiSi
Wat wénscht gij?
' nbsp;nbsp;nbsp;aGnesE.
Onmogelijkheden! Ik wenschte dat de toekomst het voorledene, en het voorledene de toekomst ware. \
ANDREAS, met ene navorfchende
, Aguefej kan ik u wezentiijk niet gelukkig-maken ?
AGNESE.
' nbsp;nbsp;nbsp;ik'
-ocr page 85-ik hoop nog alles. Men kan niet in de toekomst lozen — veelligt is het eeu Paradijs , wat ons in het nevelignbsp;verlchiet een woestenij fchijnt te zijn.
ANDREAS.
Agnefe ik bemin u onuitfpreeklijk , maar uw hart verzekert mij geen wederliefde. Ook is verwachtnbsp;van de toekomst alles, alles, — ü Agnefe ! gij weetnbsp;niet wat ik u opgeüffert heb, ik heb u duur, oneindignbsp;duur gefcogt.
A C N E S E-
Stel uw hart gerust, Vorst! hier op het ondermaah-{Che kan geen wezen volmaakt gelukkig zijn. Ik zal mij zelven zoeken te genezen, beproef gij het ook.
ANDREAS.
Vergeefsch l'gij alleen kunt dit doen. CE^re hand htiifchende.) ó Agnefe! gij de fchoonfte in Jadera,nbsp;waarom «ij t gij de mijneniet. (Hy vertrek^.)
trxy-nis'xr c. 5~
De fchoonfte in Jadera, en vraarom de uwe niet? waarlijk, gij verlangt van mij meer als ik heb en n geven kan , ongelukkig man! Gij en hij — Ludomiro ennbsp;Andreas! {jlilte.) zekerlijk is het dwaas, de vriend-febap der levendjgen met koelheid te vergelden, ennbsp;met vruchteloze dweperij aan het bééld des verftorveneanbsp;te hangen. (^Zij hadlt een pourtret uit haar boezem )nbsp;Hier ftaapt zijn beeldcenis — hier aan het hart der toe*nbsp;komfljge Vorftin van Dalmatien! Eens ruste Iftj hier,nbsp;en gelukkiger was ik toeninasis als thans, — iïlendige
ver*
-ocr page 86-E R D E T O O N E E L.
E o x5 E NI u * , in een' prachtig
SLtMBA, XALOSEA.
Z a L U S K A.
aarlijk — ik Ita verbaasd over het wonderbare de-zei gevallen.
til « BA.
Eogentus! vergeefsch hebt gij n niet gewapendt, vergeefsch dekt dezen helm uwen fchedel niet — watnbsp;hebt gij voor?
lUGENIUS.
SUM.
-ocr page 87-Hl
SLIMEA.
Claudi# 'ïw zoon zijn in zekerheid. Niemand vermoed gt; niemand verwacht de dingen die gebeureiinbsp;zullen.
Z AID SKA* nbsp;nbsp;nbsp;quot;i
Langzaam ter wrake, vrind Eügenius! gij moet het gedrag uwer tegenpartij befpieden , om u te overtuigen , hoe veel of weinig een ieder hunner tot de gruw»nbsp;zame verwarring des fpels heeft toegebragt.
SI-IMEA.
Ja bij God! ik leef niet meer vóór mij, ó man des ongeluksl ik leef alleéri voor u en uwe rust. Maar Eu-geniusl fpoedig aan ’t werk, alleen den bloodaarcnbsp;draalt I Vertoon u voor uwe Agnefe, roep haar toe;nbsp;Moeder.' Moeder.' gij zijt mijne vrouw.'
E U G E N I D s.
George ! verlei mij niet tot ove^ing. IL wix mijn.» gang langzaanTgSan, our zcaci te^We^nT Ik zal veinzen , lagchen, fchertzen, om hem zeker te maken —nbsp;Slimba.' laat mij alleen handelen.
s L I M B A.
En ik?
EÜGENIUS.
De tijd zal komen, waarin uwe lust tot daden bevredigd Zal worden. Gij zegt, mijn vader is onfchul* dig. Goed — maar die andere wezens met menfchen-maskers zullen wij langzaam en affchuwelijk folteren,nbsp;hunne genoegens zullen wij vergiftigen, hunneEacchus-Fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- - -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
-ocr page 88-8a
feesten in Lijkfeesten veranderen. Zij zullen bij hunne Banketten verbleken, en achter hunne Wijnbeker» overnbsp;Helfche angflen klagen.
SLIMBA.
En dan ?
EUGBNIUS.
En dan? Mag het geluk zich bij fflij voegen, en gemeenzaam met mij het fpel volelnden,
FF D E T O O N E E L,
BE VORIGEK, EEN LIJFTR AWAN T. iiJFTRAWANT.
De Vorst! —
SLIMBA.
Moedig t Moedig ! Eugenius ! verftaal uw Wt m«
ZESDE T O O N E E L, bevorigen, andkeas.
and RE AS. nbsp;nbsp;nbsp;“ .
Ik ben hartelijk verblijd u weder aan mijn hart te drukten, edele Eugenius!
È o G E NI u s, met geveinsde leven-digheid.
Genadige Heer! de landlugt behaagd mij zeer wel— cok gaf zich de voormalige gezellinne mijner jeugd,
de
-ocr page 89-de fcTione Theodofia alle moeite, om mij optebeuren, én mijne droefgeestige luim in vrolijfeliéid vefaa-deren.
A N D II E A S,
En zo ik zie, met het beste gevolg? ¦ !
EÜGENID».'
Niet anders —- met het be^e.
ANDREAS.
Maar nu Eugenius ! uvve toekomftige moeder Verwacht met ongeduld het ogenblik om u te zien_wilt
gij haar niet verwelkomen ?
EUGEKIüS,
Om dit genoegen niet langer te ontberen, kleedde ik mij in dit prachtig gewaad om haar'naar waarde tenbsp;ontfangeii.
¦ andreas.
Zonder ftaatfie, Eugenius l.^ij koomt Uwe omlicUing tc gemoet, (nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^deur gaat
tpen, Agnefe Cyant treed binnen^
ZEFENDE T 0 0 N E E L.
'de vorigen , AGNESE CYAHI, r,iddsb;
WLAKKA, TOSTI, CLAN, STEILO.
eugenius, ter zijtk,
7jA i» het I weleer de vreugde van mijn leven.
acne SE, ter zijde.
God! welk ene bedrieglijke gelijkheidil- '
slim*
F a
-ocr page 90-itlVLZK,-flil tegen Eugenm.
. Zij herkent u niet — ontdek u niet — nog is het tijddip hiet daar.
ACNE SE, ontfield, met ene huiging-
Prins!
E u G E NI ü s, tuimelt bedwelmt aan hare voeten en drukt ene yu-¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rigen kusch op hare hand.
Vorfiin — Moeder!
• ^ nbsp;nbsp;nbsp;. AGNESE, /er zijde.
Welk ene onbekende huivering overweldigt mij. {}uidj) Prins, mijn Zoon!
- nbsp;nbsp;nbsp;ANDREAS, ter zijde,
, . Naauwlijks konde ik hopen dat Eugenius op dezè wijze zijne moeder zou ontfangen.
^jignePe poogd den Prins opteheffen. hij nbsp;nbsp;nbsp;aijne
kniejèggén, met zijjt mond Öp han hand. Hij —• zdék'i 'zijde Hanen te verbergen, en roept' métnbsp;treurige Ironie.)
-K nbsp;nbsp;nbsp;eiTG E IJ lü S.-;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
^ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4 ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...
Moeder, o Moeder! (^hij her field zich, wischt de tranen vartjzijgfgezigt en omhelst Andreas.J. ¦ ¦: ijinbsp;.V ê. 'i Z t ¦ A N D R B A Si - t •-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Nu miin zoon! gij billijkt dus de keuzeuws vaders?
' nbsp;nbsp;nbsp;¦. •, . „ . . ; e o u .ï
eugenius.
Ik b'ilKik haar — maat vergeef, dat mij in dit ogenblik de weemoedigheid overmant. Terwijl ik hier ene nieuwe Stiefmoeder huldig, word de heriünering• aan
So-
-ocr page 91-T o o N E E L S P E L, 85-
Sophk levendiger — i!f gevoel haar verlies nog eens iu i zijn gehele groie, maar gewis voor de lï^tflemaal. Alleen deze uwe Gemalin kan het zware verlies v^rgoe-I den, alleen zij — alleen zij — Andreas,' ik billijknbsp;I keuze.
AMDREAS.
' 'Volg mij Agnefe 1 laten wij den Prins aSn zijn fonj-bere luim over. Vrinden.' ik ben een gelukkig man — mijn Zoon biHijkt mijne keuze, nu zijn.alle mijne wen-fchen vervulde. Eugenlus» van nu af aan zal men zeggen : ’er heeft geen ge^lukkiger huisgezin geleef: als hetnbsp;geen wij thans uitraaken. (/Ay /etó jgnefe af. Zijnbsp;ziït nog enige keren weemoedig naar Eugenius om, denbsp;Edsken volgen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
zi GTSTE T 0 O NE E L.
¦g a GE NI u nbsp;nbsp;nbsp;—quot;Emge Jlilte.-
Zij zien elkandercn aan,
SLIM BA.
Hoe is het Eugenius ?
EUGENIUS.
Wel, zeer wel. Zij vermoed in Eugenius hare Lu* domiro niet,
s 1.1M B A,
En wat wik gij nu verder doen ?
eugenius.
Verder? ó' Aan het verdere zal ’t niet ontbreken. Ik F 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kan
-ocr page 92-kan u niet vooruit zeggen wat de En^el der wrake mij toefluistert, en de gelegenheid mij aan de hand geeft.
SLIM BA.
Dat bevalt mij niet!
EUGENIOS.
Stil, George! gij zult juigchen als ik voleind zal hebben. Ach — Sliraba! gij hebt haar nu gezien; Za-luska! gij hebt mijne vrouw gezien, die ik moedernbsp;noemen zal. Niet waar, broeders! het is de moeitenbsp;tvaart, zulk ene vrouw te veroveren.
2. A L U S K A. nbsp;nbsp;nbsp;:
Bij den Hemel! het is ene fchone vrouw! j
: nbsp;nbsp;nbsp;^ _nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ S11M E A.
Het is te verontfchuldigen , om zulk ene vröuw dwaasheden te begaan.
EUGENIUS.
Gevoélt gij dit nu reeds , daar gij tiaar maar OppCf*
ylakkig kent, flechts het onbeduidende in haar beio-yrend gelaat ziet. Zien moest gij haar, wanneer zij bemint en liefde ademt — zien haar oog, hoe het (preekt,nbsp;daar het thans maar kwijnend rust — horen moest gijnbsp;haar, wanneer zij de taal van haar hart fpreekt — achnbsp;George! dan zoud gij mijn verdriet, mijne vertwijfeling gevoelen.
s 11 M E A.
Offchoon ik niet zo gevoelig ben als gij, zo vermoede ik toch uwe gewaarwordingen.
EUGENIUS,
: Eens ytas deze fchona vroiiw , mijne Echtgenote, inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mija
-ocr page 93-8?
SPEL.
Ditjn eigendom. 'Eens behoorden hare trekken, hare blikken» hare woorden, bare gewaarwordingen mij.nbsp;Mij eens dat alles, wat ik thans, verloren heb en metnbsp;huivering achter mij gewaar worde, ó Harduini j overnbsp;o» verfpreider mijner dood., zal een fcherp gerichtnbsp;gaan, dit zweer ik u, edele Hongaren! bij de asfchenbsp;van mijnen groten vader. Qzij vertreBen.')
N E G E N D L T O O NE E L.
ANDREAS, daarna een trawant, hdggt;
ANDREAS, uit een zijvertrek komende.
Ik gevoel mij zo geheel gelukkig. Nooit had ik gedacht dat Eugenius zijne toekomlli ge Moeder zó ont-fangen zoude. Andreas! nu zijn alle uwe wenfchen vervuld, toch vind gij nergens een gerug^t verblijf.
Na nog enéii gt;av, », nbsp;nbsp;nbsp;-..-„-tjJgTcr.' en de rust
zal weder in mijne ziel terug keren. Huggy' -»gt; Huggy is mij gevaarlijker als Slimba en Eugenius erfelijknbsp;voorrecht — hij vermoed mijne daad — Huggy moetnbsp;vallen!
TRAWANT.
Genadige Heer! Ridder Huggy wenscht — ANDREAS, haastig.
Hij zal komen. Tra'^avt vertrekt.') Hij vermoed niet, de goede Grijsaart! dat de opheffing zijner verbanning het teken tot zijn dood is. {Iiugg3nbsp;iitrnen.)
F 4 nbsp;nbsp;nbsp;hug-
-ocr page 94-H U G G Y.
Genadigfte Heer! gij hebt mij naar Jadera temg geroepen , en gisteren moest ik u zweren, nooit meer uwe Refidentie te betreden.
ANDREAS.
De voornemens der menfchen zijn veranderlijk.
H u G G Y.
Wél mij, wanneer ik geen argwaan behoef te voeden, dat hier onder geheime oogmerken mijner vijan-dei; verborgen liggen.
A N D k E A S.
Argwaan ? — Huggy l ik liet u ontbieden om mij met u te verzoenen. Mijn Zoon Eugenius neemt d.®nbsp;aéte van affiand dien ik ondertekenen wilde niet aan,
HUGGY, verwondert,
Niet?
A M D B. K A S.
Morgen is mijne trouwdag — gij zult deze plechtigheid bijwonen..
HUG GT.
Gij zijt zeer genadig. Maar ik vermoede , ik vermoede — (lagchend) ik denk dat gij geheel iets anders met mij voor hebt.
, nbsp;nbsp;nbsp;ANDREAS,
Geheel iets anders?
HUGGY, ziet hem flerk in V oog en roe ft met een door-'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dfingetide Jlem.
Huggy zal fterven!
AN-
-ocr page 95-Andreas, verfchnkt,
Hoe? wat?,
H D G G Y.
Ik ben voor de zikkels van Wlakka en Tosti ziet genadige Heer! ik heb goede verfpiedérs aannbsp;hof — dat wist ik reeds voor dat uw bode mij de op.nbsp;heffing mijner verbanning bekend maakte.
ANDREAS.
Gij dwaalt, HuggyJ
HUGGlf.
’t Kan zijn VorstJ ik vrees niet voor de dood, maatlaat mij door geen heimelijke moordenaars flèrven, d»i mijn bloed niet onverzoend over Majolina roepa.
ANDREAS, pdderend, ter zijde.
De dood zij u gezworen J
H D G G r.
dit eiland h’erlïïiTeri- rtnörrriiir; -t^nrm^JcTiïïïïSende.')
ANDREAS.
Wat is het?
HUGGY,
Liet gij mij niet roepen, om mij te laten vermoorden? andreas, vait,
Neen ! {men hoort voor de. deur der kamer op ent either fpelen.) Wat is dat f
BUGGY.
De nieuKTg Ciiherfpeelfter van Genua»- ivjjigiJ haar zien ? (Jjij opent de deur.)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;
TIEN.
-ocr page 96-IJ E N D ^ T Q 0 N E E L.
DF VORIG EN, EEN OUD WIJF, met een cither ondeg, den arm, komt aan enen kruk hinkende,nbsp;binnen,
ANDREAS, haar efanflarende, at is dat!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
HE T WIJF. nbsp;nbsp;nbsp;I
Goeden avond heer broeder met de kroon. Man van twee vrouwen. Vader en grootvader en geen vat^nbsp;allen.
ANDREAS. I
Wat heb ik met u te doen? wie zijt gij?
HE’^ WIJF.
Ik ban de fchone Cicherfpeelfter van Ge”quot;»- lt;Mite'
ren jong, heden ou3. Gij hebt mij binnen geroepen;^ ik roep u buiten — naar Majolina,
^ nbsp;nbsp;nbsp;ANDREAS, ter zfide.
Schelmfe verraderij! (Jiuggy befchouwd hem met op-tnerkzaamheid,')
HET WIJF.
Geef mij een dropje Wijn, maar zo veel, als een’ notendop vult, ik wil het getrouwelijk aan ene bede*nbsp;laarfter brengen , welke in de aarde bij de dooden,nbsp;aan ’t meir, waar de baren fchandelijke dingen vannbsp;fchandeiijke menfchen verhalen, baar verblijf houd.
A N*
-ocr page 97-9t
A M D » £A $• nbsp;nbsp;nbsp;grote oogen
aanlïarettcie.
Wijf I
, nbsp;nbsp;nbsp;HET WIJF.
Ik zal het uitgiêten op de fleen met het zwarte kru'is~_ uitgieten in ’c meit, en de fnapachtige baren daar medenbsp;omkopen.
ANDREAS, met een [cherpe blik,
Zijt gij meer als een gemeen wijf?
H E T yr jj Fi
Ik heb geen paleizen, en ben meer als'dj, ik heb een kruk en ben minder als bedelaarlter. Wilt gij metnbsp;ffiij naar mijne hut ?
ANDRE AS.
-Waar is uwe hut?
HET WIJF.
DöSr, waar de dooden wenen en de baren fpreken,
AN-DE.EAS. ___•
Wie heeft uTuer gcDwgxr—.....
HE T WIJF. nbsp;nbsp;nbsp;I
De wind van Majolina.
ANDREAS.
Wat begeert gij van mij? wat brengt gij mij?
HE T WIJF.
Gij hebt het reeds, en weet het niet. KoortskwaaJ, blaauwe nagels en tanden geklappet. Zal ik u mgefnbsp;brengen ?
AN DR E AS.
Zijt wie gij ^vilt. Blijf bij mij in Jadera — ik fchenfc tl een paleis — eisch, ik geef u wat gij veriangt.
HET
-ocr page 98-HK T WIJF.
Koud angstzweet! — wilt gij iets van mij hebben? Hief is mijn kraampje, kies maar uit. (^Zij ledigt denbsp;zakkend) Een fluiër vol bloed en tranen —
ANUS.EAS, verblekende.
H E T W IJ F. nbsp;nbsp;nbsp;'
Een briefje met liefdesbezweringeö, ondenekeqd
Andreas.
A N D R E A s.
HET WIJF.
Ook zal ik u een lijklied op mijnen Cither fpelen, gezonden door ens Vorltin, die niet dood was — die-begraven wierd in een leege kist — over haar weendenbsp;bet volk met de troosteloze Gade.
ANDREAS, ba a steg tn een zij ver', trek gaande.
ELFDE T 0.0 NEE L.
DE TORIGEN, StIMEA, ZALOSrA.
H ü G C r.
Voort — voort van hier -- Meisje! of onze dood iS zeker, (-^y v/illen vertrekken.)
s LI M E A. nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; .
Hoggyt gij hier? hebt gij Eugenius niet gezien? ,-i.
ZA^V
-ocr page 99-Wat wilt gij toch, oud wijf!
HET w IJ F, walker afrnitkm^e'* Ként nfij, edele Heeren!
Donder en duivel welk een bevallig Meisje I wie zijt gij ?
Ik ben Blanka — mijn vader — een vertrouweling van Andreas — was Piétriuo genaamd,
En de oorzaak uwer vermomming?
BEAN KA, Slimha en Zaluika hij
de hand nemende.
Volg mij naar Majolina, en gij zult alles vernemen. Aan gene zijde van het meir bloeit Eugenius geluk bij
de dooden , die om wraak roepen. Op, wie %g^nius bemind —nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;----- nct unsaflJTveracht
volge mij!
SLiMEA tn zALUsKA,. hunne fabels trekkende'. Wij volgen u! {Zij vertrekken met Blanka.)
HUGGT. nbsp;nbsp;nbsp;_¦
De laatfle gang eens Grijsaarts, misfchien ten leven of ~ ter dood.
TIFJJLP.
-ocr page 100-TtP' A A L F D E- T O O N E E L.
jE'^« aangenaam gedeelte van het Vorstelijk Park. la
het verfchiet tusfchen hoge dennebomen ens %Hermi-tage, daarnevens een waterval, welke over ene rotsachtige Grot loopt,
A e N E s E zit op een roztnhank en [nijd de, lettert E. S. L, in een\ boom. Vervolgens bï^ta.
AGNESE.
Zo! nu ben ik daatraedé klaar. Eugënlus , 'Skofco l Ludomirol (op/taande.) Ach Ludomho en Eug^nius!nbsp;het is een wonder bet welk mij ten Hemel of Hel zalnbsp;verflrekkèn. Zodder odgrrtetK fpeelc zó de natuur iiiët—»nbsp;vond gij hem niet, lieve Bytta?
3B Y T T A.
Neen, genadige meestresfet
AGNESE.
Ik moet hem fpreken, heden nóg fpïekeh —•
BVTTA.
Maar —•
^ AGNEJE.
Ach — ik herleef weder — ik worde weder gelu¥ kig, zo als ik het voorheen nooit ware, nooit durfdenbsp;hopen na de dood van mijn Ludomirq—
BYTTA.
Om Godswil , Agnefe! de verloving met den Vorst is reeds gefchied.
-ocr page 101-95
tooneelspël.
A ONES E.
Maar het huwelijk nog niet voltrokken. 4 Bytta',1 eetis beminde ik zulk een gelaat, zulk ene gcRaUe,nbsp;zulk een hart. Kan ik nu hélpen, dat ik weder bemlt,^nbsp;daar jaist deze geilalte, 'zo niet nog verleidender, we.nbsp;derom voor mij verfchijnt? Spoed u — Klzuim niets,nbsp;Heve JBytta ! fpoor hem op — ik moet hem fpreken, iknbsp;wil hem waarnemen, uitvorfchennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;
BYT TA.
Misfchieu vinde ik hem gints in het Cijpresfen-
boschje.
AGNESE.
Ik zal mij fpoeden, maar Agnefe! jfi-j bemind ene Verbodene vrucht.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;__
hOm^s-E, daarna eugen iüs,’
AGNESE.
Als hij nu koouit — als hij weder aan mijne voeteir ralt, zo onnavolgbaar teder tot mij opwaarts blikt, eitnbsp;mij de zoete raam van moeder voorftamelt — ach lnbsp;{naar het verfchiet ziende^ God! hij is het 1 mijn bee-jjen trillen _ boe mijn hart klopt —• ik zal mij ver-fchuilen om hem van verre te befpiedeu, {Zij verbergtnbsp;zich achter de ftruiken,
EW-
-ocr page 102-eugbnius, ie armen over elkaiS' der geflagen, diep innbsp;gedachten verzonken,
Hier — dgze Hermitage zal haar lievelingsplaatsje zijn. De avond word fchoon — mogelijk verwijdertnbsp;zij zich voor enige ogenblikken van het gewoel dernbsp;grote waereld, en zoekt rust in de eenzaamheid. Watnbsp;zie ik? E.S L. nieuw in deze boom ingefneden? Ja—.nbsp;hier was zij — hoe 1 als deze letters — Eugeniusnbsp;Skoko — {Jiii neemt zijn dolk en'zer daaronder A.)
A G N E s E.
Wat doet gij daar, Eugenius Skoko! nbsp;nbsp;nbsp;¦
EUGENIUS, de dolk ontvalt hem.
Ik — ik zag deze letters, en wilde Hechts uit fcherts beproeven , of ik ook het fchrijven verleerd had,
~ nbsp;nbsp;nbsp;A G N E s E.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;___--
tjïf'lchcrcs maar? en welke letter zoutte ireTWOTuen ? ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;EUGENIUS.
Ik geloof een n of een f, misfchien wel dat eerfte; van uw lieve naain.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, '
AG NESE.
Waarom juist die van mijne naam?
EUGENIUS.
Vergeef mij — ik weet niet — maar ik was zo on-gtftemd, vèrftrooid, gedachteloos.
agnesb.
Gedachteloos? een man als gij? wie heeft dan nwf gedachten Zo geheet afgetrokken?
JtVjf
-ocr page 103-eogenius.
MisfcJiisn gt; lt;Jeze fraaije romaneske ftreek jg tuinier verhaalde mij — (enigflilzwijgen.) tgt; mijne moederl alles gave ik ’er voor, ®üi in zulk ene Hermitage mijnnbsp;leven te eindigen. , 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
A ÖN E SE.
Waarlijk, ik had in mijn zoon den geestdrijver niet vermoede.
£uge NIUs,
Ja — ja — dat ben ik —• en vergeef mij, lieve moeder! een gevaarlijk Geestdrijver ben ik — (jer zijde.'^ -t Agnefe!
A G N £ s £, hem met aandoening befchouwende.
Wat deert u ? geliefde Zoon! {zij reikt hem haar handi hij iuscht dezelve.)
----- EnGEKIUS_,_
Ach! dat gij mij naast toöti noemen, dat gij mijne
moeder worden wilt ? {met een' vanen doordringenden, blik.) Agnefe Cyani!
a G K E s E, ongerust.
Eugenius! wat deert u ?
EÜGENIUS.
Ik heb een’ vader, en wenschte wel dat hij minder ware. Ik heb ene moeder, en wenschte wel dat zijnbsp;meerder was. Hier is de bron van mijne eletjde,nbsp;agnese, ern/rig,
Eugenius! heb ik a wel verftaan ?
CU-:
-ocr page 104-ïVi G stilus., mei drift hare hand ktisfchende. ¦ -
6 Mijne Moeder!
A G K £ S B»
Eugenius! gij vergeet ~
EUGENHJS*
¦ En wat? is de tederheid een? zoons misdadig ? Moeder! ik bemin u— ik zoude u wel beminnen als een kind, maar wat kan ik het beigen, dat ik geen kindnbsp;meer,ben. .ikbemin u als een jongeling.
^ nbsp;nbsp;nbsp;AGNESE.
kind bemind door een bloot gevoel .ora dat de natuur zulks wil. De jongeljamp;g'Uit overtuiging om datnbsp;zijn verlland zulks gebiedt.
EUGENiusr
Doch als het verftand de .neiging rggeert is ket alle«n achtiiigj maar ais het hart rpredtt, dan is het louternbsp;liefde. Móeder! en bij u fpreekt alleen mifn bart.-
AGNESE.
Ik verfta uw hart niet. nbsp;nbsp;nbsp;•
EüGENIÜS.
Dat zonde hard zijn. Mijn verftand noemt u moeder, mijn hart noemt u Agnefe. Het verftand'gebied mij; vlugt van hier, Eugeiiius! het hart fluistert daarnbsp;lUsCchen: blijft waar gij zijt, Agnéfe is u niet ongene»nbsp;gen —t wie van beiden heeft nu gelijk ?
AGNESE, Mm in armen valkndi’
Het hart.’
£0-:
-ocr page 105-99
BUGENIUS, verrukt.
h Moedert ó Agnefe!
A G N E s E, na
Eugeniusi laat ons aFbrtkeri.'
EO GENIUS. nbsp;nbsp;nbsp;^
Nimmermeer! nauwiljks heb ik u gezien, of gij wilt mij weder ontvlieden.
A G N E S fe.
Verlaat mij! als men on« hier vond — alS men ons ïag — belttUterde — zo waren wü ftrafbare tnUdadi-gcrs -voor het oog der waereld r— verlaat mi; i ijzij 4Filnbsp;vertrekken^
j nbsp;nbsp;nbsp;EU C E N IU ».
Neen! zo laat ik u niet gaan. Een -ktisch vatl u verzegde oiis verbondt. '
AG NES E,
Een kusiiMer vriendfcimp! iZijJru^JteoiM-iaiiJ-'i
Een kusch der iiefde! Agnefe!
A G NEsE, terug deinzende'.
Wat wilt gij, Eugenius! uwe hand fiddert als een, misdadige, uwe ton^ verftijft ais voor ene Godslaste-ring. Kan een zoon een kusch der liefde van zijnenbsp;moeder vorderen.
eugenius, valt aan hare voeten.
5 Cyahi J wie heeft u tot mijne moeder geroepen?
AGNESE.
Vermetele«
-ocr page 106-iOg
BüGENIU*.
Laat ons in gindfe Hermitage gaan — wie zoude vas daar beluisteren?
AG NESE.
EOGENIUS.
Moeder! de eerfte kusch der liefde! (ffi/ omvat haar.) \
AG NEsEj.stV/^ losrukkende,
¦ « ^
Verleider! Booswigt! {zij wil vlieden^ dook keert tnet uitgejlrekte armen terug.) Neem dan de kusch detnbsp;.liefde! (Jlardüini hé)mt in ’’t verfehiet en blijft alsnbsp;verfieent Jiaan.)
SARD OINL
Hef Toonecl verbeeld een vertrek in het Vorftelijn Paleis,
E E R S T 0 0 N E E Li
r *
'* li D R E A s, nbsp;nbsp;nbsp;Ebrfielljk,gewaad, z u e e n i v.s,
ANDREA?, *
Neen! ik kan het niet loogchenen, ik ben zeer ont-fleld, zeer verwarde.
V nbsp;nbsp;nbsp;'
EOS-ENIUS.’
Maar heden — op uw trouwdag?
•Wij zijii'ffeeu mv---------- ------, nbsp;nbsp;nbsp;--^
EUGENIOS, met nddruk.
Ja wel, genadige HeerJ er gebied een hard noodlot over ons, tot bewijs hiervan geef ik u heden in d®nbsp;grote vergaderzaal de afftand van Dalmatlen terug, ennbsp;gij geeft mij daarentegen het Eiland Majolina tot eeanbsp;gerust verblijf.
ANDREAS.
Ik ben te vreden. Maar waarom juist Majolina, het V/oeste van alle onze Eilanden , tot uw verblijf verkozen ?
eugenius.
Mijn oude vriend Huggy heeft het mij aanbevolen i Ganbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eu
-ocr page 108-loa
en ik fchiit de oude man veel te hoog al? dat ik zijne aanbeveling verachten zou.
AN.t)R.EA.S,
Huggy is dus de oorzaak daarvan ? Eugenius! u drukt een heimelijk verdriet — zijt openhartig, ik zoude om alles in de waereld niet blijde zijn, wanneer Eugenis treurde.
EUGENIUS.
Welaan; ik maak een begin met de bekentenis dat ik u door mijne vrolijkheid misleid heb. — Geloof mij,nbsp;ik fcherts in een ogenblik, dat de vervloekingen opnbsp;mijnen tong zi;n — ik glimlach, en knars daarbij op denbsp;tanden, ik lach, tot mij de oogen nat worden.
ANDREAS.
De Hemel behoede, ons!
,--r nbsp;nbsp;nbsp;EUGENIUS.,^
Jk ben meestet in de'kunst van veinzen, ik kan me-Eiigëen zo teder, zo vriéndelijk omarmen, die ik liever in hetzelfde ogenblik den adem uit zijn fchurkacheignbsp;ligchaain-wilde, perfeu.
A N D R £ A s.
Gij v?rfchrikt mij. Ik, bezweer het u, ontdek mij de oorzaak van uwe mismoedigheid — npem mij dennbsp;booswigt, welke u de rust uwer ziel ontroofde — Isnbsp;iii]'een Dalmatierï
... nbsp;nbsp;nbsp;EtIGENlUS.
Gij zult hem Ieren kennen, in de grote vergaderzaal, in tegtiiwoordigheid der Edelen van Dalmatien —^ aan
da zijde uwer aangebedene Agnefe Cyani.
, nbsp;nbsp;nbsp;TIFE E-
-ocr page 109-103
T ff'E E D E T O O N E E L.
Een ontferaardsch gewelf op hef Eiland MajoUna; op den achtergrond een Hol waarvoor een zwart gordijnnbsp;hangt; ah het gordijn opgaat, 'ziet men eennbsp;prachtig rustbed waarop ene vermomde ge‘ v. ^nbsp;daante zit, voor.jlezelve knielt Blankanbsp;die hare hand vuriglijk kuschtt-
HDGCTj SlIMBA, Z AtDS^A.-,
SI.IMBA.
quot;VP^aarheen leid gij ons, oude? nbsp;nbsp;nbsp;-4
H p 6 o ï.
Deze weg leerde ik kennen toen ik'Andreas hoorde dromen.
..2 AI ü SKA. . .. nbsp;nbsp;nbsp;.
Vaar toch voor» —. «...----1—• , wkit getcliiede nu
toch verder met de Vortlih Sophia? ‘
UUGGY.
Zij had reeds een half jaar gekwijni;, de Artzep raden haar verandering van ludht aan» Men bragt haar hiernbsp;op Majolina.
StIMBA.
Hier? ik vermoede fchrikkeliike dingen.
2 AlU S K A.
Maar kwam zij niet weder,terug?
SLIMBA.
HU«;
G4
Stierf zij?
-ocr page 110-104
H u G G ï, hitfer lagchinde.
Ja, ja zij ftierf. Andreas was ontroostbaar *i wife de overledene bemind en geacht had, beloonde hijnbsp;met Zijne genade. Ook mij vereerde bij met ene onbepaalde gunst — bij den dag moest ik deeds om hemnbsp;zijn, en des nachts in zijn kabinet flapen.
En daar droomde hij ¦—
HUGSr.
Hij droomde — — ó God!
Wat deert u, oude! uwe oogen verdij ven, uw leden fidderen —
HUOGï.
;Koomt met mij, dappere Hongaren! Mannen en Getuigen! ik zal u tot het grote werk van dezen dag in,-WeiUoT. —. iic 11 tot, grote daden voorbo^«*iacn
S t I M B A.
Zaluska! hebt gij mij reeds in het veld zien llrijden?
ZALUSKA.
\
Ik zag u llrijden, Slimbaen vergeet het ogenblik nooit, toen gij bij den rots Maran-j twaalf Rebellennbsp;vond, en gij onder die twaalf zo lang den fabel ?w»ai-de tot dat zij felle ter neder lagen,
SLIMBA.
¦ ‘t
Zaagt gij mi) ooit vóór of in doodsgevaar verbleken, of ten Hemel zien, of de handen wrijven, ais een, die zich verwarmen wH?
r nbsp;nbsp;nbsp;ZA-
-ocr page 111-Z4LUSKA.
Neen!
S L I M 6 A.
2aluska J ik huiver en beef, door een zonderling voel in verwachting van fchriklijke dingen — (.Huggynbsp;raakt ene veer aan en het 'gordijn gaat opd)
DERDE T O O N E E L.
)E VORIGBK, VORSTIN SOPHIA, BLanKA.
zaluska, yerfehrikt.
Wa. it dat? is deze gedaante levendig of van fteen?
S L I M B A.
¦ Wie is deze vermomde geftafte? Huggy!
H u e G r.
Buig uwe kjiën voor dezelve — heilig ifm deugd, en gij zult zuuaenioos vöm God verfehijnen,nbsp;¦wanneer gij heden in den ftrijd verflagen wordt. (jZijnbsp;knielen:, de Gedaante verheft zich ) Edele Hongaren!nbsp;vlieg ten ftrijde voor de gerechtigheid, ten ftrijde voornbsp;de deugd,ten ftrijde voor levendigen en dooden.
SLIM B A.
Om Godswil! wie zijt gij? (zij heft hare fiuiër opj) Sophia, Vorftin van Dalmaiien! QZij flaan op, trekkennbsp;hunne fabels en vallen aan hare voeten,)
j nbsp;nbsp;nbsp;SLIMEA. -
Ongelukkige'! wij zullen u wreken j
G 5
10(5
2 A L U S K A.
Wrelsen, zo waar God leeft!
H ü G G Y.
Hongaren ! niet wreken, maar vergeven J (a*)' Mijvm alle in deze groepd)
FI E R D E TOO NE E L.
De kamer van Agnefe,
'aGNEsE, prachtig gekleed kootnt met harduini uit het zijvertrek.
H A r'd u I n I.
IVlaar gij verbitterd u zelve het leven.
AG NE SE.
INèen ^ óomi gij alleen hebt de bloem mi/n gg,
noegen met ene wrede hand afgerukt. God moge het 11-vergeven! weenti)
HARDUINI.
Lieve nicht! Hoe weinig voegen deze tranen in het oog ener Voiflin op den dag van haar Huwelijk.
A G N E S E.
6 ! Gij hebt mijn noodlot fdiandelijk en voor eeuwig bedorven.
HARDUINI.
Waarlijk, gij verftaat de kunst nog niet om uwe rol naar eisch uittevoeren, zo als men het. van ene dochter der Republiek verwachten zoude.
AGNE'
-ocr page 113-107
AGNESE.
Gij hebt gelijk. Oom! ik verfta het niet. Heefc de Voorzienigheid mij niet duidelijk genoeg mijn warenbsp;flandpunt op de waereld aangewezen ? in de duister-Ijeid zoude ik wonen; in eenzaamheid en vreugde mijnenbsp;dagen flijten — en gij rukt mij zo fchurkachtig uit denbsp;armen des geluks. Ik ben moeder, moeder ben ik,nbsp;Hardujni! en het moederlijke gevoel zwijgt niet in mij.nbsp;Mijn zoon is niet vérre van hier — ik zai hem als eennbsp;vreeiad kind aannemen, en zo het aandenken mijnernbsp;Ludomiro in zijnen zoon vereeren.
H A R D U I N I,
Zijt gij de Gemalin van Andreas, zo zal deze lisc zeer gemaklijkten uitvoergebtagckunnen worden. Maarnbsp;zijt vriendelijker , tederer jegens hem — Hij fprak toenbsp;mij: Harduini! gij hebt mij een Hemelrijk dooï dezo
vrouw beloofd, «.„«« ar;._ij ocorogen.
AGNESE, driftig.
Pat hebt gij! dat hebt gij'
HARDUINI, een fcherpe, dreigende ‘ blik op haar werpende,
AGNESE, met fierheid.
Nog eens, Hardui-ii.' fchandelijk hebt gij hem en mij bedrogen. Mij» genoegen, mijn rust — {met toenemende hevigheid.) lust mijner jeugdige dagen, allenbsp;blijde vooruitzigten in de eeuwigheid hebt gij mi]nbsp;oGtroofdt. {wild) Harduini ! gij weet nog niet alles.
ÏOS
Uwe Godloze eerzucht heeft mij in een’ toeftand ge-bragt, uit welke'ik mij niet weet te redden,' heei'c mij op ene glibberige levensbaan gevoerd, en mij wormennbsp;aan het hart gezet, die met giftige tanden aan dennbsp;wortel van mijn leven knagen.
HARD 01 NI.
Nicht! waartoe dit razen — ivelite grillen.'
^ A G N E s E, bitterlijk •dienende.
ó , Ik was voorheen zo gelukkig — gij zijt de moor-denaar van mijn heil , van mijn hoop. Mijne deugd liet mij des avonds gerust mijne oogen fluiten , ennbsp;'s morgens vrolijk ontwaken —
HARDOINI.
Waarachtig , een fchone deugd , zich in de armen van een onbekende woestaard te werpen.
A G N E S E.
WasLudomiro voor God en de waereld mijne rechtraa. tige Echtgenoot niet? was ik niet zijne wettige vrouw?nbsp;en thans bijna de Gemalin van een Vorst, dien ik nietnbsp;beminnen kan.
HARDüINI.
Offchoon gij hem niet bemind, zo verzeker u len miuften van uw. toekomflig geluk.
A G N ESE.
Zwijg van zulke vooiflagen, of ik fpreek met u als uwe toekomftige Vorftin. Mijn hart duld geen dwang.
HARDÜINI, enderdanig.
Welaan, genadige VorftinI zo fpoede ik mij tot mij*
109
nen Gebieder, om hem dit antwoord overtebrengen. {.kwaaJaartiglijk lagchende.') Wanneer hij nu vraagd,nbsp;hoe hij dit antwoord begrijpen moet, dan zaï jk ’ernbsp;Blij een genoegen uitmaken. om de verklaring ovef-tenemen. Bij voorbeeld: dat Prins Eugenins jongernbsp;en beminüjker is — dat mijne Nicht met de losheid
van haar hart ook fraaak, fijne, .tedere fmaak verbindt.
A G N E s E, engerintt
Om Godswil!
HArdoini, haar fterk aanzietlde, Hli zal mjsfchien uwe goede fmaak in twijfel trekken dan breng ik hem eens op een gelegen uur innbsp;het perk — daar vind men vertrouwelijke lievelingi-plekjes — daar laat het zich —
A G N E s E, zich herflellende. '¦
Verfpiederl
HARDOINI, met ene donderende fiem.
Deerne I ttdttyagrdiirp I__^ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;quot; ' quot;
AG N F, SE valt krachteloos op een' Jioel neder, 'er volgt enige liilte, zij denkt over een gewelddadig bejluit ~nbsp;hare lippen heven, hare oogen jlaren op den grond.nbsp;Marduini leunt onverfchillig en naarvorfchen-demet in elkander geflagenarmen tegen overnbsp;gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- haar, aan de wand. Agnefe fpringt fchie-
Ujk op, vliegt naar Harduini, drukt nbsp;nbsp;nbsp;r
hem affchuwelijk lagchende de hand, en rukt hem voort.
HARDOINI, haar verfchrikt aanziende. Waarheen, Nicht'
A«N*-
-ocr page 116-no
agnese.
Nasr Andreas. Ik zal hem alles ontdekken , ik zal verreden her geen gij o;n te verraden verfpiedet, ik zalnbsp;hem openbaren dat ik niet als maagd mnar als weduwnbsp;door u in zijne armen gevoerd worde. ik zal hera zeggen dat ik een zoon heb , dat - koora — koom —;nbsp;fchurk!
HAROüiNi, verfchrikt.
Agnefe ! zlj't gij razend *
A G N E
¦ Voort naar Andress!
H A R D u IN T. haar omvattenêe'.
Nicht! Nicht! vcrde;t' mij niet. skaar te voet vaU Jende.') Voert gij uw voornemen uit, dan kost het mijnbsp;mijn leven, Zijt gerust, bezin u, maak niet tot ernstnbsp;wat ik in fcherts zeide. Neem Andreas tot uw Gemaaj,nbsp;(gn bctnltn Hugenius -- .-
AGNESE, hem verachtelijk van zich fletende,
Affehuwelijke booswicht! verlaat mij!
HARDUINI.
Agnefe! Bedenk — datik uws moeders broeder ben»
AGNESE,
Ónmogelijk! dat kunt gij niet zijn — mijne moeder was ene eerlijke vrouw! Gij zijt een Jwstaard. (^zijnbsp;vertrekt')nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
uA K D u 1NI, op de kniên haar na-oogeiide, jiaat op.
Een bastaard? (zijn hoofd fchuddende.y Hm I hm!
Met dat wijf zal ik te Jadera weinig eer behalen.
TOONEELS PEL. ,iii F IJ F D E T ü .0 N E E L.
Foorhof van het Paleis.
EUSEkius, in halahrifche kleding, die hij. ah ¦ Ludomiro droeg, slimba.
E U G E N I U S.
t alles beflisfende ogenblik is daar — in deze kleding zal zij mi] zien, en in mij baar Gemaal, haar Lu-doiBira berkennen. Waar toch Slimba en Zaluslca zo lang vertoeven mogen -— Nog heb ik hen niet gezien —nbsp;en toch heb ik hen zo nodig.
SLIMBA, haastig binnenkomende,
2ijt gegroet, Eugenius! dien ik binnen een uur ais Hertog van Dalmatien zal omarmen.
EUGENIUS.
Zljt gij zinnêlou. a
SLIMBA.
Van Majolina. Eugenius! van daar waait een goede wind voor u.
EUGENIUS.
slimba.
Gij zult mij heden nog wel verflaan. Duivels! wat zijt gij opgefebikt, zo kostelijk en fraai, als wildet g'inbsp;uwe bruilóft vieren.
E U G E N I u s.
StlJt-
-ocr page 118-Ï2
S L I M B A.
Dat ben ik. Maar j;eg mij toch Eugenius 1 waarom hebt gij de Dulmatifche kleding tegens ene Italiaanfche 'nbsp;vervvisfèld? Om en om in Serisch doek gewikkeld me,': jnbsp;goude boorden gezopmt, en juist heden, nu gijnaar jnbsp;de Heerfchrppij van DrJmatien werpt —
lüGENIOS, nbsp;nbsp;nbsp;^
Dat doe ik niet — hét erfrecht “*
S 1.1 M B .4,
Een zwart fluweel biret met goude'koorden belegen en hogen witte vederen daarop —,Een lichtrood wambuis met zwarte boorden, een violet couleurde balan-drane, fchoenen met gekromde neuzen — geheel It»-Jiaansch —
EUGENIUS.
George! ik verfchijn als de Kalabrifche Dudomiro, en vorder mijne vrouw — ik vorder den iïiefVader den^nbsp;fliefmoeder af.
s 11M B A.
Alles yoortrerfelijk. Maar gewapend moeten wij he-den zijn als gingen wij naar een veldflag, want ik voof-zie bloedvergieten. De trawmiiteu zijn allen wel gewapend en geplaatst — op de flotplaats zijn omtrent driehonderd wachten verborgen. Mijne .Hongaren let*nbsp;ten op het teken en loeren in de hinderlaag; en denbsp;oude Huggy! — nu ja, die zal ook wel ter rachtertijdnbsp;verfchijnen. {Trompettengcfchal in V verfchiet.')nbsp;is dat?
lU'
-ocr page 119-ÈÜGEKIÜS.
De f/srtog zal zich mee zija gèvolg flair dfe ferga* derz»ai begeven.
SLIMBA,
Dan moeten wij ons haasten
ÊüGENIÜS,
Ea wegens mijn’ zqon?
SI IMS Ai
Is reeds alles bezorgd — een wenk van mij aan Zi* iuska, én hij is in uwe armen.
eugeniüs.
Nu dan broeder! in Godsnaam.' {Slimba de hani dtukkende.') Een gewigtige flap! een illap, die mij denbsp;rust geeft, of voor eeuwig ongelukkig maakt.
Z E S b È T 0 Ö N E E L,
£f«tê nbsp;nbsp;nbsp;---
Cpni zitten in f'orfielijke praths op den trooH , om welke alle de Edelen des lands vergadert ziju^
Op den achtergrond is een flerke wacht van lijftrawanten.
ANDREAS, AfiNESE, HAamp;DÜINI , RIDDE^ CLAN, THEOBOSIA, ABELIJKE DAMES,
wlakka, tosti, «tello,.groloh en andere Dalmatifche èdbliiede^.
Andreas,
ugenius nog niet hier? wat of hem verhinderd zijne Hnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;be-'
-ocr page 120-114
belofte te vervullen. (Jrompettensefchal en vrciigdge* GLAN.
Hij koomt, vergezeld door de zege des volks. ZEFENDE TaONEEU
DE VORIGENj EUGENIÜSjSLIMBA.ZAtUSKA,
H ü G G Y.
{Zo dra Jgnefe, Eugenius in odffn yerandtrde kligt; ding gewaar word, be^nt zij. neder ie zijgen.)
AQMESE^
Go^! watzi'eikj — (tnet ene gil.) Ludomiro?
ANp,REAS, opfiaande.
Wat is dit? nbsp;nbsp;nbsp;^
mTx.-wrenaer fSaïkmM-tnt
Wat betekend dir toeval f
, nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;EVffSiMiüsi onder hen tredende.
Hoort,mij aan.gij edele Ridders van mijn vaderland! tot u, ó Helden! .die,.onder de banieren van mijn”nbsp;yoemwaardigen vader Albertus, lautverkranfen om uwe :nbsp;hétirfen ve'rgdderdeï Tot'^ij gij broeders en jongelingen ,*Widns'vaders met mlfti’'vader geluk en ongeluk lnbsp;deeldén , tot ifliêdeft fprëék'ik , Albertus Zoon — Dal' ^nbsp;matiens rechtmatigé e'ffgüiiaatn. {Gemor ondet' de mt-'. ^nbsp;nigte)
ANDREAS.
TO O N E' E -L S P EL,
EUGENJPJ. nbsp;nbsp;nbsp;,
B'i] nbsp;nbsp;nbsp;van dien eerwaardigeti vader,
welke «^ns in dit plechtige ogenblik omzweeft, nu zijn Zoonê^roofden troon terug eischtj bij zijn’ heiligen fchiin bezweer ik u,, Ridders5 Helden! neemt mijnbsp;in uwe befcherming — wie mij bemipd, wien mijn va-!'nbsp;ders aandenken nog eervvaardig is, trede tot mij, en‘nbsp;trekke zijnen fabel — (^Ridder Gkn, Hugsy, en anderenbsp;Dalmatifche Ridders, Sümba, Zaliiska^t alk trekken,^nbsp;de fabels en omringen Rugenius.'}nbsp;alle.
IlierJ hier! leve Eugenius!
A N B n £ A S.'
Verderf over u! gij trouwlozen ! (Jl^lakka, GreloJi^ Tosti, Harduini en anderen, trekken mgelijks de fa-kis, en uiilkn ziek tegens de anderen ftelleis.')
' jpit ze JkêJlënde, met toe~ nemende woestheid.
Houd flsnd ! de eeröe, die mij tegcnftaud bifid» geeft het teken dat in dit. zelfde ogenblik deze vergasnbsp;derzaal tot een bloedbad worde. Vijf honderd Hongaren wagten op mijn’.wenknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Trawanten! bezet de
deuren , dat geen dezer Heeren (op Harduini, Wlakka enz. wijzende.') te vroeg deze plaats verlaten —gt; Ennbsp;4 hoort mij nu aan: U allen is bekend, dat Alberttts mijnbsp;tot erfgenaam van Dalmatien gekozen en bij Testamentnbsp;bevestigt heeft. Edele mannen J zijn u uwe rechtennbsp;H 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hei-
-ocr page 122-lieilig — Daimatiers! is n de deugd heilig, ko geef mij het erfdeel terug, dat de natuur mij gaf —
AM D K E A Sgt;
Verdedig u — Grijpt hem — (Vr entftaat een ge~ i^eldige opfchudding. Enige van de tegenpariij verheffennbsp;hunne fabels tegens Eugenius.')
H ü G G Y, zich voor Eugenius ftellende.
Halt 1 doorkloofc eerst deze grijzen fchedel , mijn dood gaat vooraf, eer gij Albertus Zoon treffen kunt.
EUGENIUS.
Geduld flechts! ik ben nog niet ten einde; hoort mij aan, gij Dalmatiers! die uwe vrouwen en kinderen liefnbsp;hebt, ik zal u een aflchuwelijke daad verhalen, {fflimba-venkt waarop Zaluska vertrekt.) Dalmatiers ! ik bennbsp;getrouwd, heb vrouw en kind —wettigen gerechte-;nbsp;lijk voor God en de waereidt. (^op Harduini
EeZe büOSWrirtït verklaarde mij bij mljné arme VroUW
voor/dood — bedroog deze hier — deze! — deze!_
{naar Jgneje ijlende, die bleek en fprakeloos in zijne armen valt en zich door hem in het midden des zaalsnbsp;laat piepen.) Dalmatiers! deze is mijne vrouw! {Nieuutnbsp;gedruis.)
gt; nbsp;nbsp;nbsp;ACNESE,
Eugenius! Ludomiro!
ANDREAS.
Ha! ik ongelukkige! (Zaluska bressgtFelicio op zijne annen binnen, Eugenius heft Jiem omhoog, tegens denbsp;Edelen des volks.) .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
-ocr page 123-117
EUGENIUS.
Daintótiers J dit is mijn Zoon !
A G N E s E, ftrekt hare armen naar. hem uit.
FELICIO.
w L A K K A, zich itttusfchen naar. 't venster begeven hebbende,nbsp;roept uit hetzelve.
Dalmatiers! wie den Hertog Andreas bemind, ver-dedige hem met zijn bloed! {Men hoort het gekletter der fabels en vrezelijk getier in het voorvertrek.')
E u G E NI u s, nbsp;nbsp;nbsp;“amp;»
Stello losmakende..
iHet gedruis van buiten vermeerdert. Men hoort het roeren der trommen, het gefchal der trompetten ennbsp;let gekletter der wapenen. De gefloten deuren vannbsp;de zaal worden opengerukt. — Slimba vliegt naarnbsp;luiten. Hongaarfche Edellieden met uitgéto.nbsp;gen fabels ftorten naar binnen , het volknbsp;dringt door — een gedeelte van hetzelvenbsp;blijft in het voorvertrek. Vreugdgejuich.')
SIIM.
-ocr page 124-tï8::
-«'IIMEA, dringt door het volk, draagt Vot'ttin Sophia hin-nen en heft hare fluïèr op.nbsp;DalmatiersJ k^at gij deze bier?
SOPHIA.
Mijn zoon ! Eugeni US b
EüGENiüs, valt aan hare voeten, Cb'él Ts het mógeHjk , mijne Moeder 1
, ' nbsp;nbsp;nbsp;gt;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ALL E.'
Voriliri • Sophia! (de Ridders deinfen Tdivernie terugla ‘ ' ' •¦ /nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ANDREAs', bezwijkende,
• Ik ben verloren!
E «GENIUS.
Moedér! gij leeft? — uw’ dood —.
- • ’• nbsp;nbsp;nbsp;SOPHLA.
Wierd alleen voorgegeven om de hinderpaal voer Andreas groönreid -tift-den weig te ruimetr* KTtlTzföa mij
naar Majolina; mijne geleiders hadden het geheim bevel om mij op de- etie bf andere zekere wijze van kant te helpêa-p eem toéval deed dit ontwerp mislukken ; —nbsp;een onderaardsch Hol wierd mijn verblijf — daar zagnbsp;ik'het uur der wrake te geraoet — het is gekomen —nbsp;ik iteer in u, midden terug. —— ó Dalmatiers, huldignbsp;den Zoon van Albertus!
H u G G r.
Dalmaticrs! knielt neder! zie hier, ’er is een God in den Hemel, die de iotgevalieu der nie.nfchen beftierdnbsp;en hunne gedachten doorgroüdt.
-ocr page 125-T o o N E E L S P E L. - 119
{Alle kwelen veder ^ uitgenomen Harduini ^ fflakka, Tosti en Groloh, welke den onmachtigen Andreasnbsp;. ter hulpe koinenP)
HUCGY, met het volk op hunne fabels zwerende.
Wij huldigen Eugenius', den rechtmatigen erfgenaam van Dalmacien!
EUGENIUS, haalt Agnefe en haar ' kind. Zij knielen voornbsp;Sophia.
Moeder! uwe zege over mijne vrouw en kindt. ' SOPHIA, hen zegeiunde.
Mijne kinderen!, ik zegen u, leefc gelukkig ett heersch rechtvaardig!
ALLE, op/laande, zwaaijen met
de fabels en vMtserijMign -]-cnensê.
Leve Eugenius!
EUGENIUS,
Vrede over Dalmatieu! ffrompettengefchal.')
Algemeen Tafereel: het Gordijn valt.
E INDE.
M. G. engfiman,, Het Ma^neHsmus, filyPpel, naar W» A- Ifland^f nift zyn Pourtrait ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
—- De uraBonders en de Denediitijner Nonréti, Blijiliel, r.asr Pi/taulc Ie Brun .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
' '' De.Toveres Sidoiiia, Tooiieeifpel, door den Sclirijver van Aballino.
¦ nbsp;nbsp;nbsp;—^- De oude L jftoerzier van Peter den
derden, Tooneelipei, «am' Kotzebue, met zijn Pourtrait, ... nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;
-------— De Struikrovers vdri Kalabricn, of
de onveUrgc Wildernis. Tooneelipei, naar het Fransch ¦ban J- M Loaifel Téogaie .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ .
—-— Roland de Monglave, of de Zege-
pnal der Onichuld . Toorieelfpel. naar denzelven -
quot; nbsp;nbsp;nbsp;— — ' ¦ Clnrlotte Bianfordy of dé wedergc-
vondcn Vader, Tonneclfpel . •gt; nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ ,
- Middènnatlit. h'y'pel. . ’ .
P. G. wirzgN gysbeek,. D? Weduwe en het Ryd-paard, Rlijipel, naar kotzehue , met zyn Pourtrait .
De verwarde Schaking,Blij* Ipel, naar denzelven, met zyn Pourtrait, zde Druk» - -De Bloedverwanten gt; Blij-
:t2
fjsei
¦mor denzelven, met zyn Pourtrait nbsp;nbsp;nbsp;,
---- nbsp;nbsp;nbsp;.Jgt;-----o---------Utrecht,
Xvonc ocscarces
of de bekoorlykhedch der Gastvrybeid , Tooneel-fpel,naar BOiJiLLy, Schryver van de Abt de 1'e-péc .
?. nbsp;nbsp;nbsp;c. DE GRfiuvE, De Virtuofen of het Leevend Testament, Blijfpelnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. a .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
.... nbsp;nbsp;nbsp;De Vreesachtige uit yoorootdeel wegens zyn geboot te op Zondag, Blyfpel. ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»
j. è. MEYER, De Vtrloovingof hoedeed de Oom in de ComeUie ? Biyfpat ...
?. nbsp;nbsp;nbsp;SAUER. Eugenius Erfprins v.in Dalmatien , Töo-fpel, naar het Hoogduitsch van Hertsier
Kwaade Luim, Tooneclfpel, tiMs Kotzebue, met zijn
Julius van Sasfen Treuifpel, door de» Schrijver van
Aballino . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• - ; t2 '
De Roovers, Tteurfpel, van Frsdrik Schiller • nbsp;nbsp;nbsp;; - :i6 ;
: la: -
:i2
i , t,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;••:*•■'•
te-,.
'- t .f- 'â– J
fï’ü ■,
gt; 'â– - ^â– , tl-*
â– H -'r-'ff â– i â– '',;w.
■pf' rS^‘