-ocr page 1- -ocr page 2- -ocr page 3-

G Up N D

-ocr page 4- -ocr page 5-

Cepye van de Privilegie.

TNE Staten van Hoi'andcnde Wefivtiefland doen te weten, alroo on» ^vertoont is bv de Regenten '.’a» hei Burger Weeshuy» ende Ou*nbsp;de Mannenhuis det Stad Amdetdam, en, in die fjualiteyt te famennbsp;eygenaats, mits naders Regenten van den Schoübnrg aldaar, dat zy, Snp*nbsp;plianten, federt eenige jaten hebbende gejouiCecrt van onfe Oftroyenbsp;Of Privilegie van daio,tl. Mai 169»; waar by wy aan hen Supplianten,nbsp;in hun qualitevt hadden gelieven te conler.teten, accorderen ende Oc-troyeren, datfy, gedurende den tyd ran vyftieri eetftachter een volgende (aren, de Weiken, die doeii'uaals ten diende van het Tooneelnbsp;reets gedrukt waren, ende, van tvdtottyd, nog vorder in het ligt gebracht, ende ten Tooneelegevoett zoude werden, alleen zoude mogennbsp;drukken, doen drukken, uvtr.even ende verkopen, nu ondervonden, datnbsp;de (aren, by het voorgemelde ons Oftroy of Privilegiegenaamt,opnbsp;den iT. deezer Maand Mai was komen te expireren . ende dcwyl denbsp;Supplianten ten meeften diende van de Schouburg, ( waar van hunnenbsp;tengt;e£l;ive God'huyzen 'ndet andere me Ie moeften werden gelubcen-teett,) voorjiemelde Werken, zoo van Tteutfpellcn .Blyfpellen, Kluchten , als anders, die reets gedrukt en ten Toonvele gevoert waaien, ofnbsp;in het toekomende gedrukt, en ten Toonee'e gev- ett zoude mogennbsp;Werden, eeerne alleen, gelyk vooiheeaen, zouten blyven drukken,nbsp;doen drukken, uytgeven en verkopen, ten eynde dezelve Werken, doornbsp;het nadrnkken van andere; haat luyfter, zou in taal, als fpelkonft,nbsp;niet mogten komen te verliezen, dog dat zulks aan de Supplianten, na denbsp;expiratie van het bovengemelde ns Oftroy, en zulksna de i zt. Mainbsp;deczes laars 1714. niet gepetmiteert zoude welen, zoo vonden zynbsp;Supplianten hun genoodzaakt zigtekeeren tot ons, onderdanig verz''c-kende. dat wy aan hen Supplianten, in hare boveiigemelde qualireyt»nbsp;geliefden te vcrlcciie prol ngatie van het vootl?.. Oftioy of Privilegie,nbsp;omme de voorfz. Werken , zoo van TreurfpeJjen, Bjylpeücn, KJuchtennbsp;aU andere, reets gemaakt en ten Tnoneeiegevoert, en als nog iu betnbsp;ligt te brengen ende trn Too eele te voeren , den tyd vanvyftieneerftnbsp;échter een volgende jaren, alleen re mogen drukken en verkopen, ofnbsp;te doen drukken en verkopen, mc' verbod aan allen ariHere op zeckeicnbsp;hoge pene, by ons daartegen te (latueercn iii communiforma; Soisnbsp;*t dat wyde zaake,ende't voorfz. vcrzoekovergenicrkrhcbhende,cn-de genegen wezende, ter bede van de Supplianten , uvt onzerechtcnbsp;wetenfebap, Souveraine magt en authoritcyt, dezelve Siipplianrcn ge*nbsp;confeuiccrt, geaccofdecrr ende geotfrovecrrhebheti, confenteren, yc-c^rderen ende oftroyeren, haar by deczeti, d»it z.y, geduurende dennbsp;tyd van vyfrien ectft agrer een volgende laren de voorfz. Werken, zoonbsp;Van Trcutfpellcn, Blyrpcllen, Kiucfucn als andere, lects gemaakt endenbsp;ten Toonecie gevoeri, en als nog in her ligtte brengen cndetenToo-ncelc te voeren; binnen de 'oor^z. onze Landen allecalullen . by continuatie , mogen drukken , doen drukken , uyigcvcn , en verkopen, verbiedende daarom allen en een ygelyk, dev«’oirz. Werken, iii^tgeheelnbsp;ofte ten deele, naar te drukken, ofte, elders naargedrukt .binnen dennbsp;zelvcn onze Lande te brengen » uyt te geven, ofte, verkepen,opdcnbsp;vcrbcuite van alle de naatgcdiuktc,inge6ragtc,of£CveikogteexcmpIa-A 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;icn

-ocr page 6-

ten, ende een boete van diiehondert guldens daar en boven, tevet-bcuicii, teappliceeten eeiideide part voorden Officier die de calange doen zal, een derde part voor den Armen der Plaat fe, daar’tcafusvoor-ralleii zal, ende het reftceiende derde part voor de Suppliant, alles innbsp;dien vetftande , dat wyde Supplianten met defen Oefen Oflrroye alleennbsp;willende gtatificeien tot vootlioedingevanharefchadcdoorbet nadiuk-kenvande roorfz, Werken, daar door, in geenigen dcele veiftaan dennbsp;innehouden van dien te authotifeeten, ofte,te advouëren, ende veel min,nbsp;dezelve onder onfe quot;rotexieendebelchetmingequot;, eenig meerder crediet,nbsp;aanfien, of reputatie te geeven, neemaat de Supplianten in cas daar innenbsp;kas onbehooilyks zoude influeeren, alle het zelve, tot haren lafte zullennbsp;geiiouden weefen te vetantwooiden ; tot dien einde wel expteflelykbe-geetende dat byaldien zy deze onze Oftroye . voor de vootfz Werken (uilen willen (lellen, daar van geenegcabbtevieetde ofte gecontraheerde mentie fullcn moogen maaken , nemaat gehouden zullen wezen , het zelve Ofttoye in ’t geheel en foodci eenigc omiffie, daar voor tenbsp;drukken, ofte te doen drukken, ende dat zy gehouden zullen zyn, een exemplaar van yder der vooifz, Werken gebonden en wel gecondiiioncett,tenbsp;brengen in de Bibliotheek van onfeUniveiliteyt totLeyden,ende daar vannbsp;behootlyk te doen blyken; alles op pmne van het effefi van dien te vet-liefcn ; Ende ten eynde de Supplianten dezen onfen Ofltoye endenbsp;confente mogen genieten , als naar behooren, laften wy alle ende eennbsp;yegelyken, dien het aangaan mag, dat fy de Suppliant van deninhou-de.van dezen, doen, laften, ende gedongen, tuftelyk, vteedelyk, endenbsp;volkoomentlyk genieten ende gebtuyUen, celltetende alle belet ter contrarie gedaan. Gedaan IndenHage, onder onzen groote Zegele, hier aennbsp;doen hangen, op den drie en twimigfteuhlai, in in’t jaai Onlës Ueetennbsp;«n zaligmakers, Ouyzcnd levenhondett en veertien.

A. H E I N S I U S. Tet ordonnantie van de Statennbsp;SIMON van BEAU MONT.

De Regenten van het Wees- en Oude Mannenhuis hebben, in haat vooilz.qualitcit, het recht van deze Privilegie, voor dit Tieutfpel, vergund aau de eifgenaamcn van Jacob Lefcailjt en DirkJ^ank.

In cAmJlerdam dtn lï. Se(tmber, lyzz.

af/»»

0^

-ocr page 7-

Aan den Wel-eedelen HEER,

M Y N HEER,

JOAN van MARCELUS,

Gecommitteerde Raad wegens de Provintie en Eanden van Uitregt, in het Edelmogendenbsp;Collegie ter Admiraliteyt, refideerende

TOT AMSTERDAM.

M Y N Heer,

tOor die geenen^VJelke in ftaat van ngeeringege-\ fieldzyn^ en meteen onvermoeiden yver^ enge-; duurige bezigheid^ en wakkerheid, het bcfi der I republyk betragten, als ook and’ren, die in hunnbsp;I burgerlyken ommegang^ingefiadige bekornmer-KijJen,woelen en draven ^fiaafachtig toe leggen, om hunfiaatnbsp;door aanzienlyke middelen te onderfiutten^en te vefiigentvoornbsp;die, zeggen wy, en is 'er geen aangenaamer verf oozing nochnbsp;nutter uitffanning, dan de tooneelpoëzy, daar onze Schouw-bttrg ten gezette tyden voor geoof end werd'^t zj dan dat wy innbsp;treurftojfe daar een hoogdravende fiyl in werd vereifcht, onzenbsp;verkiezinge willen nemen, wy kannen ons oogwit daar berei-ken',ofwillen wy onze doffe geefien,en zwaarmoedige gedachten ffevendig,en wakker maaken^laat ons aangenameBlyfpel-len zien vertoonen, die den aanfchouweren zomtyds veel ver-maaks by zetten; want veele zynder die meer fmaak zullennbsp;vinden^tn belachchelyke kluchten te zien , die vol kwinkfiagennbsp;engrimaffen fieken^ dan in een volmaakt tooneelfiuk dat na denbsp;kunjl doorarbeidis. Zo onderfcheidentlyk zyn de oordeelen ennbsp;Verkiezinge des volks-, en zuUeh deze, myns oordeels, wel dennbsp;mesfie hoop uitmaaken. Elk dan hebben hun byzondere begun-Jligers; en werd bter alzo het boertige en ernjl, op zyn tyd, bynbsp;beurt en,opgedifcht,

A 3 nbsp;nbsp;nbsp;Deze

-ocr page 8-

Deze treurjloffe ., Hgeen vjy u vjel Edt. met alle eerVtedig-heidjijnien op te dragen^ werdalle Nederlandfche Htjiori-fchr tvers ophet naaukeurigjl aangemerkt,en zeer omjlande-lyk uitgebreidt,, en bv de zelven gehouden Door de grondlegging der algemetne vryheid der vereenigdeNederlanden,ën het begin Van dien bloedige en tagtigjadrig^n oorlog ygebyh-ièokzulksnbsp;by de al^emeene bondgenooten der gezeide Landen fchynd mnbsp;eicht genomen te zvngeweefl,, die na 'tfluiten der Munjier-fche vreede tujfchen Filippus de tweede,Koniuk van Spanjennbsp;en deezen Staat, als doen af ft and doende van zyn- regt en tytelnbsp;der zelve landen, op dien eigen dag. den s Juny 1648. datnbsp;tagtig jaaren te voor en, 1 föS den y der zelver maand hetnbsp;vonnis der beide Graaven door den llartogvan Aha wierdnbsp;¦uitgevoerd') de voorwaarden, en artykelen der zelve •vrede alnbsp;om door hetgantfche Nederlanden het refurt van dienjoehbennbsp;laten verkondigen.

Wy hebben om alle aanftootlykheid te vermyden , hier in gevolgd de geloofwaardig fte Schryvers van dien tyd. die dezen onwettelykcn handelfals ftrydig^ tegens der landen voorregten,nbsp;enger egt igbe den,opgemmen tegens de voornaainfteRdelenennbsp;Ridders van't Land, met en hebben loegefchreven,als of zulksnbsp;voort kwam uit eigen beweeghg, en drift des konings, maarnbsp;dat het zelve is bewerkt,en aangeftooktgeweefl,door den Car-dinaal Grauvelle, i/e»Hertog van Alva,e» Sp'wola^zyndenbsp;den laatften t'eenemaal aan het fpaanfche hof by de» honing innbsp;zeergrooteagting, maar tnzondetbeiddengezeide Granvel-\e.die eenigejaaren te voorcninNederlandz\ndc,des koningsnbsp;doen en laaie was, en het eenigjle werktuig en dryver,in’t invoer en der nieuweBiJfchoppen,en ’t vourtzetten van die land-verderflyke inquijitie,daar meer endeels d' Eedelen,enRiddtrsnbsp;van d’or den, zich toenmaals op 't alderkeftigft hebben tegensnbsp;gekant, om alzo't groot gezach des Kardinaals, dat van tydnbsp;tot tydnoch meerder aanwies, te fluiten, en is als doen, denbsp;grond V m die wrok en haat geleid, en ook te dier tyd, de twee-fpald zo hooggereezen,dat het zelve de Landvoogdes,Marga-reta van Parma,heeft beginnen te mishaagen,fchryvende aannbsp;den Koning haaï broeder, {omgeen meerder beroerten te ver-

wek-

1nbsp;mÊÊÊÊ

-ocr page 9-

•wekken) hoe noodig het ¦vertrek des Kardinaals -wierdgeoordeeld^ daar in denKox\\ï\%ookheeft bewilligt. Dog^jchoon Van de hand zyndeheeft in zyn afweez.en dien zeIven voetnbsp;altoos gehouden, tot der tydtoe dat Alva in de beftieringe dernbsp;Nederlanden gefield zynde, zy^wet bewimyelinge. kwanfuisnbsp;oy's Koningsordre, hun wraak hebben uitgêvoerd.

Dit is dan het meeftegevoelen van veelen; en dien befaamde P. C. Hazart, fefuit tot Antwerpen, in zyn kerklyke hi-fiorien, komt hier mede in over een. en zo hebben wy in dk Treurfpel den Koningbuiten allebedenklykheden gehouden.

Dat den Hartog van Alva Ju zynfiaatsbefiiering veel zaken heeft verrigt^n weerwil en tegensordre desKoningsd^lykt nietnbsp;dan al te klaar; V heffen ,en't invoeren van den tienden penning ^t geen in de Nederlanden zo haatelyk wierd opgenomen.,nbsp;en zo veel beroerten veroorzaakte; was t'eenemaal by hem ge-jmeed; gelyk zulks by Willem den I. Prince van Ürangie,nbsp;dien doorluchtigften Vorft, engrondleggervanonzeal-gemeenè vryheid, hoogh memorie, in zyn verantwoordingnbsp;op den ban tegens hem verkondigd, hem te lafte leid; en zynnbsp;onmaatige, enfiinkende hoogmoed,in 't verheffen van dat me-taale praalbeeld, by hem zelven tot zyn glory in 't kafieel vannbsp;Ant werpen opgerecht, daar hy zyn zelf ten toon fielde, hebbende onder zyn voeten gedrukt, dat t'zamen verbondene Ee-deUn, in verfcheide afgryffelyke gedaante afgebeeld, om al zoonbsp;zyn ingebeelde overwinning, en dat de zelven by hem waar ennbsp;gedempt, tot een eeuwige memory, aandenakoomelingentenbsp;doen ge denken-, welk doen, den Koning niet alleen ten hoogfiennbsp;heeft mishaagd,maar is het zelve by hem zo euvel opgeno-men,nbsp;dae hy die befpottelyke oprechtinge, van deze hovaardige ver-heeldinge, ten gronde toe heeft doen vernielen ,en flechten, ennbsp;Alva, weinig tyds daar na,de Landen doenruimen, hem zendende , zonder Spanje aan te doen, wederom na de Portugee-Zen, daar hy voor dezen voor den Koning niet ongelukkig wasnbsp;geweefi, alwaar hy eindelyk, zogezeidwerd,aan een affehu-welyke kwaal is komen te fierven.

tVy zullen, omuw wel Edelheids geduld niet al te veel te vergen, afbreeken, en hebbe dezefioffe wat mtgereki,om onzenbsp;A 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge-

-ocr page 10-

gedachten en meenmge te heter uit te drukken.Uviel Edelheid gelieve onze vrymoedigheid in 'tgoede te duiden.,dat wy u welnbsp;Edelheids naam in ’j voorhoofdv'an dit ons treurfpel hebbennbsp;geplaatft^ons kwam ingeheugenijfe^de toegang.^diè wy wel eernbsp;onder u luelEdelheids familie hehbengehadftwclk ons de vrymoedigheid heeft doen nemen, ten opzichte van deze herden-kinge, dat wy 't.zelve onder u wel Edelheids fchadu we op hetnbsp;iooneel hebbengehragt, verhoopende dat het by u wel Edelheidnbsp;voor aangenaam zal opgenomen worden, ’t lEsik doende .,zul-len wy.,als voor dezen, ons onderwerpen u welEdelheids hoog-looflyke familie, waar aan wy t'allen t)iden verpUgt zyn, e nnbsp;tonnen dat wy voor altoos zullen verUyven u wel Edelheidsnbsp;ootmoedigen, en dienflwilligen dienaar,

Amfterdam den 24: November *

lóSf,

THOMAS ASSELYN.

Aan

-ocr page 11-

Aan de Begunfiïgers der

T O O N EE L-P O EZ Y.

WY tW7felen niet of het zal ecnige vrenid voortkomen dat wy dit Treurfpcl, in drie bedryveii gefchikt, ophetTooneel hebben gebragt,daarnbsp;al de Hukken , (uitgezondertDïWowi/öoi, van de heer ennbsp;meeftery^; Pe/r’, vzelkeonsdaarin is voorgegaan) diedaarnbsp;werden vertoond, in vyf bedryven zyii verdeeld; wy hadden het onze in die zelve ordre ook mede voltrokken;nbsp;maar onderregt zynde vandiegeene, wiens doorzichtignbsp;oordeel, in de tooneelpoëzy, wy in bczondere achtingnbsp;houden, al^'.pok medevan dat verftant zynde, dat men nietnbsp;zo zeer moet letten op het getal der bedryven, als wel opnbsp;de ordentel yke fchikking die de Hof vereifchr; want het isnbsp;zeker, dat een treurfpel, ’c geen noch plaats,noch tyd meernbsp;en begrypt, dan daar ’t zelve in werd vertoond, en in'minder bedryven verdeeld z'yndè, veel meer indruk,en opmerking in den aanfchouweren,‘zal verwekken, dan door dezenbsp;uitrekking vaii deze bezette verdeelinge van vyf bedryven.nbsp;Wy moeten on s niet ver ttaape aan eenige gewoonte, maarnbsp;alleen wat fchikking dat’er werd vereifcht, devooiiiaam-fte Hukken die op onze Schouwburg werden vertoond,nbsp;eindigen meeflin het vierde bedryf, en is het vyfde nietnbsp;anders als een verhaal, en befiuit van den gantfehen in-houd, gelyk het ook t’eenemaal van het fpel afhangt.

De Franfche Toneeldichters, die de vlag van de groote malt voeren, houden mede deze zelfde ordre van verdee-lingen; en hebben mede in hun voornaamHe Hukken, deelnbsp;aan deze gebreklykheid. Alleen deSpaanfehe diein wan-fchikking uitmunten, en noch tyd, noch plaats aanzieu,nbsp;hebben van ouds hun tooneeiflukken in drie. bedryvennbsp;verdeeld , die ook telkens by den overzetter in vyf bedryven zyn herlleld en op het tooncel gebragt, zo dat wynbsp;niet konnen zien, wat noodzaaklykhcid ons zou aandringen, dit zelve te volgen , tervvyl wy konnen aan-¦ wyzcn , de wanordre die daar uit komt te volgen.

A y

-ocr page 12-

VERTOONERS.

Ferdinand de Toledo , Hartog -van Alva, bejlierder van’s Konings Nederlanden.nbsp;Carolus, Graaf van Barlaimond, Stadhouder vannbsp;Naamen., Ridder van 't guide Vlies.nbsp;Sanctius Davila, OverftenvanAlvasLyfwagt.nbsp;Ferdinand, zuon van den Hertog van Alva.nbsp;LamoRAEL, Grave van Egmond,quot;^

Stadhouder van Vlaanderen, en Artois.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;[Ridders van V

PaiLlPSvan MoMERANCY,Gralt;*- (guïde Vlies, ve van Hoorne y eh Admirael ',nbsp;ter Zee.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J

Vargas, prejident van den Bloedraad. Margareta van Parma, gewezene Landvoog-dejfe der Nederlanden.

Sabina , Palts gravinne van Beieren, vrouw van Egmond.

Sofia, zujler van den Graaf van Hoorne. Valerius, Hofjonker van den Grave van Egmond,nbsp;Martinus Ried hoven, Bijfchop van Iperen.

ZWYGENDE.

Lyfwacht van Alva.

Staatjonkvrouwen, en Kinderen van Egmond.

HetTreurfpel fpeeld, in, en buiten’t hof tot Bruflcl.

-ocr page 13-

Pag: u

DE DOOD

VAN

¦ EGMONDenHOORNE.

EERSTE BEDRYF.

EERSTE T 0 0 N E E L. Alva, Barlaimond, Davila.nbsp;Alva.

D Avila, Barlaimond, beideampcen ftaatgenooten, s alles wel bezorgd, het hof rondom beflootcn ?nbsp;Dat onze toeleg niet belet werd noch geQoord ?

B A R L A ) M o N D.

,v Romero heeft alreê, op uw bevel en woord,

Met zeven vaandelen, en drie paar lyf kornetten,

De mart, en allerweegs de toegang doen bezetten De pailèn afg. fneên, omringd zeer dicht en naauw.

Zo dat ’er niet en fcheelddan ’t morren van het graanw. Dat in bedenking is, en vol van misvertrouwen,

Of iets tot hun becerfwierd by het hofgebrouwen ;

Zy hebben lang voorheen, gellyfd van r ooger hand, Door ingezogen haat, geheld aan geene kant;nbsp;EnEgmond heeft van ouds, om tot zyn wit te komen,nbsp;De harten van het volk argliflig ingenomen :

En, nevens Bredero, Oranje, hoog van moed,

En Hoorne, Montigny, de rniiitery gevoed,

Eér noch het ketterdom in Neerland zich verQ^reide. Alva.

Daar komt Don Ferdinand, den Raad die is gefcheiden; Hy brengt gewis niet goeds, zyn wezen fchynd ontftelë,

TIVÉE-

-ocr page 14-

li nbsp;nbsp;nbsp;Dc D O O D van

T IV E E D E TOO NE EL.

Alva, Barlaimond, DavilX, Ferdinand.

Alva.

HOc is’tgegaan, mynzoon?

Ferdinand.

luift als ik ’t had gefpeld, Zo fcherp als ’t immers diende, of als wy ’t oit verwach-De Aartshartogin begon, en eindigde met klagten; (ten,nbsp;Dat valt van tyd tot tyd haar hoogheid en gezachnbsp;Verminderde, en noch meêr verviel van dag tot dag.

Dat zy in achting nam, hoe elk, door liftig kuipen, Beftonden heirnelyk haar ftaaren te onderkruipen ,

En wel lud aangemerkt, dat al uw ftaatsbeleid Geen kleine kreuk gaf aan haar naam en achtbaarheid;

En dat dcez’ vreemde magt, in ’t herwaarts overkeeren, Niet ftrekten dan om flechts het vluchten te vermeéren;nbsp;En dat men zag het volk, in ’t midden van dien brand,nbsp;Hun reedde goederen vaft fcheepen uit tiet land,

Dat geen herftelling ooit, of immer fcheen te hoopen,

De deden waren leeg, de koopmanfehap verloopen; Den burger uitgeput, en in een daar gebragtnbsp;Van weereloosheid, ofvan kettery verdacht.

Dat zy was onderrecht om op haar doen te letten,

Terwyjl men bezig was de voet haar dwars te zetten;

En dat zy had verdaan , met fmert en harten leed,

Dat óp uw naam alleen een blocdr.aad wasgefmecd;

En dat men daar bedond onwettig in tedriiigen Een opgeraapt gefpuis, bedaande uit vreemdelingen,nbsp;Waar door ’s lands hoogheid wierd ontzenuuwd ennbsp;gefchend;

Een vierfcj^aar van’tbegin, in Neêrland nooit bekend. Dat zy gezind was, met bewilging van de Staaten,

Haarlandvoogdy, gezach, enallestevcrlaatcn;

T erwyl me, in plaats van haar gewoonlyk eer lebiên, Zy, met de nek van elk wierd daag’lyks aangezien.

En

-ocr page 15-

EGMOND HOORNE. nbsp;nbsp;nbsp;13

En dat iy ïich’t belang van ftaat niet meerder kreunde. EnEgmond, die met kracht haar dapper ondcrlieunde.nbsp;Gevolgd van Hoorne, die btaamden haar befluit.

Maar Aremberg voer hier op’t hevigft tegens uit:

Men hadte langgefloft, het was te ver gekomen ,

De kettery had reeds de harten ingenomen.

Degrootfte fteden , reeds gevolgd van al de refl:,

Die waaren meeft bei’met van deze lucht en peil.

Men was te traag geweeft in ’t (ti alFen van dit muiten : Eenfcherpermiddel wierd vereilcht om die te (luiten;

Gel yk men had gezien, toen de ongebondenheid,

Dit dulledrift, zich door gantfeh Neerland bad verfpreid, Hun handen fchonden, (en by troiipcn zich verdeelden )nbsp;Aan altaarfchendcry, en kerkgewyde beelden.nbsp;Degeedlykheidgefchopc, gefield ten fchimp en fmaad,nbsp;Mishandelden vervolgd met doodelyken haat:

Het heiligdom onteerd, kapel en koorgewaden Ten priefterdomgewyd, geheiligde lieradennbsp;Van onwaardeerbrefchat, metalleonmenfchelykhcênnbsp;Verachtelyk vertrapt, enmetdevoetgecreên,

Waar voor de boosheid zelfs zou aarlëlen en gruuwen ? Het alderheiligft beeld, ten trots in ’t aanzicht fpuuwen,nbsp;Vermorfeld en verplet, tenfehennisentenroof.

Tot een vervloekt fchandaal vroi ’t algemeen geloof.

Dat, die het was hun zaak deez’ moetwil in te toornen, Met een en zelfde haat ook waaren ingenomen.

Dat deez’, op’s Hertogs komft, en naaderend gerucht. Zich hadden meerendéels begeeven op de vlucht.

Dat veel noch wankelde in hun pligt en Konings trouwe. Alv A.

Dat’s noch hetoverfchot, die ons dit onheil brou we.

En met een gry ns van Haat vermomd dus heenen gaan.

’k Zie bei de Graaven, zacht! zy treden herwaarts aan j Men kan uyt hun gebaar gewiffe teek’nen raamen,nbsp;Zyfchynen heel ontroerd, en hebben’tdrok tezaamen;nbsp;Men houd zich noch wat koel, nuzyrizein onzemagt,nbsp;Elk paft op myn bevel, wy zyn op ’t minft verdacht.

Wan-

-ocr page 16-

14 nbsp;nbsp;nbsp;De D O O D -van

Wanneer ik my vergramd begin aan hen te ontdekken,

Zo houd u vaardig om myn ord’re te voltrekken.

D A HD R r 0 0 N E E L.

AtVA, Barlaimond, Davila, Fer»

IHNAND, EgMOND, HOORNE.

Alva.

Gy, beeren, komt van pas na ’t fcheiden van den raad, Op wiens ftantvaftigheidden Koningzich verlaat,nbsp;Om, nevens ons, in deez’ bekommerlyke tijen,

Tot demping van deie opgerev.’iie ketterijen,

Te raamen iets waar door dien aanwas werd gefluit.

E G M o N D.

Wy hebben kennis van’t genomen raads befluit;

Maar iien, indien men dit tracht met geweld te weeren, Hier door den haat des volks noch dagelyks vcrmeêren,nbsp;Wat bot te vieren waar het beften wel geraan.

Alva.

Dat waar, indien men hen hier in ten dienft 7.ou ftaan, Gelyk men onbefchaamd ons dit komt af te vergen,

Zyn Majefteits geduld trotzeeren en Hechts tergen:

Men wyk niet een en flip van dezen voorflag af.

Het moet ’er nu mcê deur, om door gerechte ftraf,

Dit onkruid, ’t geen ons hier fcheeu boven ’t hoofd te groeijen

Tot aan de wortel, en te grond toe, uit te roeijen, Opdat dien ftank, die reeds de zuivre lucht bezet,

Door een vergifte damp ganfch Nèét land niet befmet. Barlaimond.

Men mompeld of men ons wel fchielyk mogt befpringcn. Alva.

Men zald’er eenige wel haaft doen kleender zingen,

Wy zyn hier van bewuft, dit bh kt maar al te klaar.

Men brouwd iets heimelyks, wy Zelfs zyn in gevaar.

Ons is reeds menigmaal gekomen iets te vooren,

’t Geen my doet omzien , en heel wonder klink in de ooren?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Daar

-ocr page 17-

EGMOND r» HOORNE. if Daar fcbuilt wat, en ik weet naau zelve waar ’t my fchort,nbsp;Waardoor ik in myn eer en luifter werd verkort.

Men Itrooid een ftraatgerucht, men leid my heimlyk laa-Om myne ftaatvoogdy by elk te doen mishaagen, (gen, Waar door ik vaft, by elk gelafterd en gefmaad,

Heb op myn hals gelain des volks gemeenen haat.

Men heeft zich onderftaan , zelfs met beveiligde eeden, Als vloek verwanten, t’zaam in een verbom te trceden,nbsp;Om zo, opdezewys, door een vermomden trek,

Zyn Vorften wettig heer tetreeden op de nek. Wiewederleidonsdit? wy hebben blyk en reeken;

En fchoon wy zwegen,zelfs hun werken zullen fpreeken, Met wat verachting, en met welk een loos beleidnbsp;Men altoos heeft getracht, om zyne Majelleitnbsp;Van zyneheerfchappy in Neédand hier teoniblooten,nbsp;Door hulp en by Hand van uitheemfche bondgenooten ?

De muitery gevoed, de Heden opgeruit,

Het bilTchoplyk gezach, en Trentifche belluit Hardnekkig wedcrflaan, verworpen en verbannen;nbsp;Kalteelen, Slooten, door geweld en liH te ontmannen,

Is elk genoeg bekend, en overal verbreid,

’t Welk klaare blyken zyn va,n wederfpannigheid,

En llinkfe gangen van balfluur’ge onderzaaten;

Het twiHvuur aangeflookt, en Staaten tegcns Staaten Tehitfenaan, om zo, door’t zaad van muitery,

Te brouwen de ondergang der gantfcheheerfchappy, Gelyk wy ’t zelve zien gefcheurd aan zo veel deelen.

E G M o N D.

’t Begin en voortgang van dees droeve Haatskrakeelen, Die uw Doorluchtigheid, met laHerlyk verwytnbsp;Ons hier, als oorzaak van dezelfde, in’t aanzicht fmyt,nbsp;Als of wy ond^ r 1 ing meineedig zaamen fpanden,

Om zyne Majelleit, als Piiiift van den landen,

Te ontwringen uH de vuifl de vorflelyke Haf,

Dat hem het wettig recht van zyn geboorte gaf;

En dat ons toeleg tot geen ander eind zou Ilrekken,

AU om het volk tot twiH en oproet op te wekken,

-ocr page 18-

i6


De DOOD


van


Dit is 20 ver vandaar, dat zelfs gerechtigheid, (pleit. Ter vierfchaar van het recht, telfs voor onze onfchuldnbsp;Maar W'el hoe anderen, geftafd met vreemde troupen,

En buitenlandtche hulp, tot by (land in te roepen;

Om zo dit vrije volk, door magt en dvvinglandy,

Te brengen onder ’t jok van hunne flaverny,

En keuren, wetten, en’c aloude recht der (leden.

Van eeuw tot eeuw gevolgd, nu met de voet te treden ? Door welk een trots beleid, en overdwaalfche m.agt,

De vry heid deerlyk werd mishandeld en verkracht;

Het volk, zelfs van’t begin der landen, aangebooren, Zo vaak beveiligd, en met eeden dier bezwooren,

Blykt niet dan al te klaar tot onzer herten leed.

Hoor NE.

En werd deeze inbreuk noch al met een glimp bekleed, Bv die in ’t hoogde gezach aan ’t roer van (laat gezeeten,nbsp;Als of wy hadden ons aan eer en trouw vergeeien,

Door welk een averechts, en ongegrond befiuit, Onsdoen en daat bedierop ’t haaclykd werd misduid;nbsp;Maar wie die zy n, die ’t al in rep en roer dus zetten,

En nu nog voort gaan in ’t verbreken van ’s lands wetten, En alles naar hun drift doen leiden aan hun hand,

Te fchoppen met de voet het welvaart uit het land,

En zich te meden uit des volks gemeene Ichaaden,

En is voor ons noch elk niet duider om te raaden;

Dat tuigdganfeh Nederland, en daat ter dood gewond,

’t Verbond der eedclen rud op geen and’re grond,

Dan de eer der Majedeit op geene wys te fchennetr;

Den Koning voor hun Vorll en wettig Heer te erkennen, En, daar’tde nood vereifcht, door wapenen en moed,nbsp;Te zetten by hem op hun have, (laat en bloed:

Daar tegens wederom te (luiten en te weeren Dat overzeefche magt, noch drang van vreemde hceren,nbsp;Door indracht, ondermyn hun (laat en heerfchappy,nbsp;Omvrygeboorene, doordwangen tieranny,

Slaafachtig aan de band in tucht en toom te houwen.

At VA,

-ocr page 19-

E G M o N D e» H o o R N E. 17 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Alva.

Dce?,’ woorden zyn verdacht, en vol van misvertrouwen, Gegrond op yd’le waan , en rieken naar ’t verdragnbsp;Der laamgeiwoorenen, en k wetie het gelachnbsp;Van ons, by eeden aan des Konings trouw verbonden,nbsp;Barlaimond.

Vanveelenovertreên, verbroken, engefchonden,

En ’t Land daar door gebragt in ’t uiterfte gevaar.

E G w o N D.

Daar in volhard, ’t bevv y s leid als den dag lo klaar. Alva.

Gelyk het blykt, men weet hier wyd en breed tefpreeken Vau’t recht des volks,en van’s lands wetten te verbreekenynbsp;Daar zelven v,y, door een verrukte en valfche fchyn,nbsp;Aankerrikroovery, en fcheuringfchuldigiyn; *¦

En nu dus llcfFcn, en met trots en ydel roemen,

Hun fchennis weeten op het kunftigft te verbloemen. Davila.

Dat ’s al van (rads, men houd als noch dien zei ven trant, Om !t volk daar door bedekt te krygcn op zyn hand,

En ’t,zelve in hunne drift re Herken, en leltyven.

Om hen te veiliger tot oproer aa/t te dry v en.

Barlaimond.

’t Iiiëctend kerkkrakeel, en door gekankerd kwaad, Neenu toe, van tyd tot tyd, in’t fchietëii van’erzaad;nbsp;En waaruw komli vertraagd, en vooreen wylverfchoo-Gaiufch Neérland lag alreeds in kettery bedoven, (ven;nbsp;Zo heeft men toegeleid door lagen en door lift.

En ’t heiloos vuur gcllookt van deze butgertwift.

Om het aloud gebruik dergodsdienft af tefchatFen. Alva.

Door flof heid , traagheid, inde oproerige te ftrafFen, Hun wederfpannigheid te houden in bedwang,

Heeft ons vaak voorgefpeld der Landen ondergang. .,Wydan, van hooger hand, gefterkt door zyn beveelen.nbsp;Om, door een fcherper weg, deez’ wonde weer teheelen,nbsp;Zyn nu gezind, het zy door pynbank, vuur, en ftrop,

B nbsp;nbsp;nbsp;’tVet'.

-ocr page 20-

De DOOD va»

’t Verval Ie Nederland te rechten weder op.

Dit is dan ons befluit, en ’s Konings welbehaagen.

Eg mond. nbsp;nbsp;nbsp;(klaagen.

Dus doende, in plaats van trooft, geeft gy meer Hof tot Het volk, hoe meêr getergd, geringeloord, gefard,

Hoe meêr het in zyn doen, en opzet blyft verhard •,

Een zachter middel waar beft by der hand genomen.

A L V A.

Wat middel toch?

Hoor NE.

Men kan dien hoek te boven komen, Indien men zich maar fpoed tot leffing van dien brand,

Het vreemde krygsvolk voort te zxnden uit het Land,

En zich te ontlaften van de moetwil der zoldaatcn;

De fchorffing in ’t vervolgder bloedige plakkaaten.

Waar dit beliegt, dien brand waar in deryl geblurt,

En wy genoüten haalt eens de algemeene ruft.

A tv A.

Dat waar, indien wy na dien voorflag wilden hellen,

Een Vorft als onderdaan hem wetten voor te (tellen;

Zyn doen bepaalen, en bediflden zo naauw.

Dat hy te keur zou (laan , en wil van ’t lompe graauw.

Een wettig Prins vermag vry zonder wederfpreeken,

Nu wetten maaken, en dan wetten weder breeken.

E G MO ND-

Datzynze, die (of fchoon men zich hier tegen fteld)

Hun ryk-en ftaatsbellier bezitten met geweld,

En nimmer trachten .dan (indien ’t henmogt gelukken) Door openbaar geweld de Vryhc'd te onderdrukken,

En, zo men’t zeggen rnag, dezulken zyn niet vry Van eed verbreeken, noch van handveftfchciidery.

A L V A.

Dat ga.at te hoog, dus fcherp en fchamper uit te vaaren.

Al lang genoeg geveinft, ’tistydonsteopenbaaren.

Myn lyfwacht.

Hoor NE.

Hoel war’s dit?

Alva-

-ocr page 21-

EGMONDs» HOORN E. 19 Alva.

Sta, Egmoiid, ’tis’tbevel

Der Majefteit.

E G M o N D.

Is’tem ft?

A LV A.

Ja, ernftis’t, engeenipel, Davile en Ferdinand, tree toe.

Davila.

Van ’s Kouings wegen,

Leg af uw lyds geweer.

pERniNAND.

Heer tj raaf, reikmyuwdegen. E G M o N D.

Al teaadlyk is’t, ftaaf, en wilt niet verdergaan,

Dat daar een aterling de hand aan zoude liaan.

Dat ftaal,zo wyd beroemd, ’t we! k in verfcheide tochten, Zo vaak in Konings dienft de v.eege heeft bevochten,

Zyn recht verdeedigde, ende heirkrachtaangevtrerd,,

En ’s vyands legermagt zomenigmaals beroerd,

Gedaagd in ’t open veld, en onvermoeid geftreeden,

Was nimmermeer verflaau vd om in gevaar tetreden; Dittuigd Walsvlaandereii, Dinand, en Sint Kwintyn,nbsp;Dat klaarepraevcn van mvatrouwedienfteniyn.

Da ar ishet ftaal, de roem van niyn bedryf en leven,

Dat Vrankryk tvtreeinaal heeft doen ziddcren en beeven, En nooit van xyne pligt, noch trouw en was veraard.

Hoor NE nbsp;nbsp;nbsp;_ (waard,.

Deez’ kling, waar mede ik ’r recht myns KoningshebbC’' In deze vuift gevoerd, zoadeiyk georaagen;

Die nimmer aarfcldcom 'en oorlogskans te waagen, Noch wankelde m zyn tiouw,toen 't wcifl.n veilig ftondjnbsp;Zyn vyand daagden uit, zelfsopzyn eigen grond;

A.ls wy in ’t Duitfche ryk, des Keizers heirkracht voerde J Boutgonje, Italien door wapenen beroerden;

Die ons verrykten met die waardigheid en praal Des gulden Vlies, terzce, als Neerland? admiraal;

B z nbsp;nbsp;nbsp;En

-ocr page 22-

lo nbsp;nbsp;nbsp;Di D'O O D van

En noch iou vaardig zyn, in deez’ verwarde tyden,

Om voor 7.yn Majelteits gezach en eer te ftryden,

Dien ik alleen voor Vorii en weitigHeer erken,

Wien trouwe dienaar dat ik biyf, en eeuwig ben. Aanvaard het, boodfchapt hem, wat ons ook mag ontmoeten ,

Dat wy bereid zyn otn te derven voor zyn voeten.

Egmond, en Hoorne binnenl Alva.

Gelei hun beide voort, ter zyden aan een kant, AÏzondetlyk van een, tot dat men naderhandnbsp;Op ’t geender werd vereifch t bek waam mag order dellen;nbsp;Men roept zo fluk s by een de hoplien en kornellen,

En dat uit inyne naamzo aanftonds met’er vaard,

Eer noch meer tyds verloopt,den krygsraad werd vergaard. Gy, Barlaimond,’tistyd, om nu, vooralle zaaken,nbsp;Ons doen, de Landvoogdes zo voort bekend te maak en.nbsp;Ga, fpued u in der yl, en doet haar dit verdaan ,

Dat alles voor den diend des Konings is gedaan.

Barlaimond binnen.

Wanneer zy zyn van kant, dat zal ons ruimte geeven.

Zy zullen nu niet meer hardnekkig wederdreeven, moch dwars zich zetten, gy, Davila, wilufpoen,

Om elk van ouze kant daar kundfchap van te doen-

Davila binnen.

’f Is nu de rechte tyd dit onkruid eens te wannen,

Dat ook door tnyne lad den bloedraad werd gefpannen, Om niet te traagen, maar in ’t drafFen voort te gaan.

’k Zie Vargas naderen, hy treed vad herwaarts aan.

VIERDE r 0 0 N E E L. Alva, Vargas, Ferdinand.

Ha r. V A.

Eer Vargas, een van myn g»-trouwde deunpylaaren, ’k Heb aandonds in der yl den bloedraad doen vergaaien,nbsp;(Jy y als een medelid, die voort zet’t geen ge drytt,

E n mync zyde houd, en deeds myn toeleg ilyft,

Ea

-ocr page 23-

21

EGMOND HOORN E.

En nimmermeer zich laat van ketters ringelooren,

Om Egmond, Hoorne beid, hun vonnis te doen hooren, Zo aanftondsjuift gevat, op wien ik my verlaat,

Die, nevens my, nutorftden algeiBeenen haat,

Wy moeten’t overfchot, dat noch volhard in muiten,

1 ioor gallig,vuur, en zwaard, in hunne voortgang,fluiten, En geevenze, als een prooi, ten plondering en roof.

VArg AS.

Befchermer van den ftaat, en ’t katholyk geloof.

Die ’t opperftegezach beftierd van ’s K onings wegen; Indien den Zwyger meê waar in het netgtkreegen,

Die yder is te kloek , dat hoofd , van ’t eedgefpan,

Wy hadden meer aan hem, danalderefl. de ban Verkondigd om hun doen en moetwil in te toornen ,nbsp;Heeft yder om doen zien; ten hove weer te komen. gt;nbsp;Graaf Lodewyk, vol haat, fpuuwt niet dan vüur en vlamnbsp;Op uw bedryf, zo doen de oproer’ge te Amflerdam,

Die, om hun kettery halsfterrig door te dry ven,

Reftaan hun overigheid daar wetten voor te fchry ven,

En afteparflèn, om, in wil en tegenweer,

Te oefnen opentlyk hun nieuw verzonne leer,

Tot nadeel van het oud’, voor meer als duizend jaaren, By zo veel vaderen, en ’t bloed der Martelaarennbsp;Beveiligd; dezeftad voorzyneMajefteit,

Heeft fteeds volhard in trouw en onderdanigheid;

De zuiv’re godsdienft rein, en onbevlekt beleden,

Na’t wettig kerkgebruik, enouderoomfehezeeden, Maar nu geworden tot een baierd, en een wyk,

Der kett’ren huichelaars, en fekten tegelyk,

Daarvan men ’theele Land alom noch hoordgewaagen.

F K R D I N A N 1).

De Landvoogdes Margreet heeft zich te flap gedraagen, En naar der vrouwen aard, te zacht en veel te flauw,nbsp;E)en toom te ruim gevierd, de hoofden van het grauwnbsp;Geilyft in hun verzoek, en om benzaak te vord’re,

Hét koninklyk bevel, gefchort tot nader ord’re, Hetprediken gedoogd, en ’tgeeftelyk befluitnbsp;. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;B 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Daar

-ocr page 24-

22 nbsp;nbsp;nbsp;De DOOD van

Daar tegens ingebragt, door haar gelach geftoit.

Had zy het fpcwr gevolgd vanand re bontgcnooten,

Dit onkruid had zodicpzyn wort’lcn nietgelchooten.

Dat zich nu door het Land, alom vaft heeft verfprekj.

Den adel, opuwkomft, zo ver voor af verbreid,

Zyn al ten landen uit verrtooven. en gevlooden, Hoogüraten, Kuilenborg, Nairouen Hreederooden,

En and’re meer, diemet gelykemoeden kracht, Hertnekkig (leunden op haar buitenlandl'che magt;

Nu is hun hoop in rook, en yd’le wind verdweenen. Alleen een ruu wen hoop is fchendig op de beenen,

Die, rauzende ommïloopt ,en ziedende van haat Vergifte gal fchiet op de Koning , en de raad,

En noch volhardenin’s Landsondergang te zoeken.

Uw konll vervloeken met veel meer dan duizent vloeken. En laderingen, die zy tefFens werpen uit,

Zo dat, indien men hen niet in der y I en (luit,

Het (laat te duchten dat het noch zal verder kruipen. Vargas.

Men keerd zich daar niet aan het zyn de laatfte (luipen;

Zy zyn alreê van hulp, en dut en (leun beroofd,

’t (suit met haar; watiseen lichaam zonder hoofd ?

Wy zien hen raadeloosdoor’t korten van hun wieken, En veel vandeez’tydaf, al na den brandpaal rieken;

Een weereloozefchaar kan nimmermeer btdaan.

A LV A.

Gints naarderd Barlaimond, het lud my te verdaan,

’t Verdagopmyn bevel, hem mondelinggegeeven.

VTF D E T 0 0 N E E L. AlvAjVargas.Fer o iNANU,Barlaimond.nbsp;Barlaimond.

’t T S veel, myn heer zo wy dien hoek te boven dreeven ;

De Aartshartogin verdund, nadat ik wyden breed Myn ladhaar had verklaard ,en 'tgantfcheftuk ontleed,nbsp;En ‘t zelvekrachtelyk niet redenen verdeedigd,

Dat zy zich vond hier door op ’t aldethoogft beleedigt;

Dat

-ocr page 25-

E G M o N D H o o R N E. 23

Dat ook haar ampt, en ftaat, in diergelyk beleid Vereifchtemeergezach, en hooger waardigheid.

Dat zy dit op nam, en tot haar kleinachting fchatteii Een (luk zo vol gevaars, dus by de hand te vatten,

Zo teer, zo fchaadelyk voor de algemeene ruft,

Van’t welk, totdeez’tyd toe, zy noch wasonbewuft, Als ftrydig teegens de eer en inhoud van ’s Lands Wetten,nbsp;Alva.

Wy kreunen ons niet eens, noch laaten ons verzetten, Door yd’le klagten uitgeworpen in de lucht;

De Landvoogdes is veel te onmaatig in ’er zucht.

Indien we op haar kompas ons hadden t’zee begeeven,

De Hulk van ftaat lag lang aan leeger wal gedreeven,

En reeds in ’t midden van die barning, en die brand, Geheel en te eenemaal geborften , en geftrand;

Nu is ons ’t roer vertrouwd, en’t ganilch beleid,ten ende, Om ’t weeder van de wal in ruimer zee te wende.nbsp;Ferdinand.

De nood vereifchten zulks, en waar uw komft vertraagt Dat waar gantfch Nederland ten uiterfte gewaagt.

Al VA.

Wat tvas dan haar befluit?

Barlaimond.

Dat zy had voorgenoomen,

Gelykze ook vaardig ftond,om herwaarts aan te koomcn, V erzeld met Aremberg, dien ik ter zei ver ftondnbsp;In diepe zamenfpraak by haareHoogheid vond,

Zy zullen daatelyk hier zyn naar ik vermoede.

A L V A.

Ik hoop dat haare komft, gedyen zal ten goede,

Om afgezonderd, vry van zucht, en eigenbaat,

De ruft te vord’ren van den algemeenen ftaat.

Barlaimond.

Zy naad’ren gints.

Al VA.

Gy moogt,myn zoon,dan wel vertrekken, Zy ïal te veiliger haar hart aan ons ontdekken,

B 4 nbsp;nbsp;nbsp;ZES'

-ocr page 26-

24

Dé DOOD va» ZESDE r O O N E E L.

Alva, Barlaimonjj, M. Parma.

M. Parma.

MYii heer,met welke een zwaareen onvcrwagten (lag Komt ons dit voor ? helaas! dus te o.ntyd op den dag?nbsp;Wy zien het hof omringt, het martve!d,burgt en (Iraaten,nbsp;Geheel en al bezet! met ruiters en zoldaaten;

Op elk een kruisweg (laat een fchildwagt uitgezet!

Wy dachten met uw komft den (laat te zien gered.

Nu fchynd een feller brand van oproer weêr te ontdeeken: De vlam te 1 uchter laag ten daaken uit te breek en.

Wv innerlyk opnieuw, als met een varlche wond Tot aan het hart geraakt; den graaf van Harla.mond,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Heeft ons, uit uwen naam, den handel voorgedraagen, Wy (laan gelyk verfteld, en voor het hoofd geilaagen !nbsp;Wat heeft men voor? wy zelf zyn in dit ftuk begaan, (aan;nbsp;Men vangt, en (pand, men ziet noch (laar, noch hoogheidnbsp;Een deel des volks, uit vrees, en wanhoop aangedreeven,nbsp;Die hebben zich alreê ten Landen uit begeeven.nbsp;Deneeringloozetyd,, maaktaliesfchaarsendier;

En elke (lad die is ontlleeken van dat vier,

Men recht zo nu en dan, vad galgen, raaden, daaken,

O m zo ga n t fch N cd er 1 a n d ,door w’u rgen ,br an d en ,bl aak en Tedrukken, tot verderf, verwoelting van den daat.nbsp;Door een verwoede drift en ingekropten haat; (traanen,nbsp;En waand men door dien weg van zweed, en bloed, ennbsp;Het bed des Konings, en de ruft van ’t Land te baanen ?nbsp;Te houden ’t volk in toom, te leggen aan de band,

En op een flaalïdie wvs, te leiden aan de hand,

Die is te ver verdoold; dien landaard is te myden;

En wil me een hollend paard, met hardigheid beryden, Dat los van tengel rend, nu hier en derwaarts aan,

’T is zorglyk van op’t Latd eens achter uit te (laan.

Dit volk te parlPen, dat is hen met fpoeren noopen,. Deeuraarken, ZweedenjCn hetDuitfehe ryk daatoopeu.

. nbsp;nbsp;nbsp;Die

-ocr page 27-

E G M o N D « H o o R N E.

Die hen als ballingen ontfangen, vrank cn vry,

Om co (leffhien onder een hun nieuwe kettery.

En ’t l'taat te duchten, 7.0 men ’t land dus laat ontblooten, Dat 7y, door onderltand, van anu’re bondgenooten,

Eiii vremdeprinlen, als’t hem reetsnu aan laat y.ien.

Zich machtig vonden om uw weeder ’t httof'd tebiên.

Hun opperhoofd zoekt heul, cn hulp aan alle kanten.

By and’re Voillen, en uitheemfche bloedverwanten,

Hoe (lerker dan dat gy aan deze zyde trekt,

Eloe meerderafguiiit gy in yders hart verwekt.

Luniê, gcilyft met geld van buitenlandfchclieeden;

Is beezig in der yl om fcheepen toe te reeden.

’tlszekcr, dat, ( vaart gy dus voort in deze finaad)

Ge uzclven brandmerkt, voor een geellel van dett (Iaat. Maar ’t geen ons ’t meelle drukt, is dat men deze braaven,nbsp;Deezeeed’Ieridders, en’slandsiiigeboorneGraaven,nbsp;Die vorftelyk met zo veel deugden zyn verzeld,

Dus op het onverzienll imhechtenilll Held.

A L V A. nbsp;nbsp;nbsp;(wen,

Gy gaat wat breed,mevrouw, maar mag men ons vertrou-’t Was Konings wil, dit Huk voor u, geheim te houwen. Zyn lydzqamheid, geauid, is veel te lang gezard,

Men heeft tot deez’tyd toe, hartnckkigviocb; volhard, Met alle fchimp en fmaad, en wat men kon bedenken,nbsp;Indien ’t maar Itrekken mogt, om zy ti gezag te kreuken,nbsp;Op’t allerfpottelykll voor elk ten tooti gefield,

Beflooten onderling, door waap’nen en geweld,

Het koile ook wat het kort, zich regens ons te zetten, Om onze komft alhier in Nucrland te beletten,

En daar toe aangewend een wettelooze magt.

Prins karei, crfvan’tRyk, lang by het hof verdacht,

Is heimclyk vaft reeds, by hen, tot hoofd vetkooren ;

Zy hebben onderling hem hulde en trouw gezwooreu, ' In fpyt des vaders, om door dat beleid de kroonnbsp;Op’t hoofd te zetten, van een wreveligen zoon:

Wat is dit anders , zo wy nietden toeleg ftuiten,

Als aangefpanneu om op kroonen te vrybuiten,

B f nbsp;nbsp;nbsp;W^ie

-ocr page 28-

3.6

De DOOD va»

Wie ^iet dien handel met bezaadigde oogen aan j Debeeldeftormery , die, als een ftaatsorkaan,

Door al de fteeden vloog, zelfs binnen deze muuren, Wals Vlaand’ren , Braband ,en meer and’re naagebuurennbsp;Ten uiterft dreigde, en deez’ verdoemelyke fmetnbsp;Isdoorhenaangeftookt, geftyft, en voortgezet,

Om zo het ketterdom te planten en te vetten,

!pn werd dit niet gefluit, waar wil dit heen »en letten ?

’c Verderf is nu zo ver gekroopen totin’t bloed,

En werd van veelen noch gehandhaaft en gevoed,

Dien hier bedektelyk op’t konttigft onder roeijen.

’t Is billik dan in tyds hun wieken eens te fnoeijen,

En vlucht te korten, eer zy vorder iets beftaan,

Om hen te beeter aan de hand doen leeren gaan. Doorflofheid, traagheid, is in’tminft hier uit te rechten.nbsp;M. Parma.

Wy hebben fleets getracht, dit ttaatgefchil teflegten, Door onderling verdrag, van de een, en de and’re kant,nbsp;Ten dienft des konings, en tot meette ruft van ’t Land.nbsp;En hebben wy ter beê vandealgemeene ftaatennbsp;Zomtyds wat bot gevierd, in ’t fchorflèn der plakaaten,nbsp;Oogluikend toegettaan, te oefF’ncn vroed en ttilnbsp;Hun nieuw gedroomde leer, ’tgefchiedeombeeterswil;nbsp;’t Was op ’t verzoek van een, en veele ten gevalle.

A L V A.

Dat ’s Breedero, de grootfte roervink van ben allen,

Die, met zyn aanhang, dit dus hadden t’zaam gefmeed. Wy nu met meerder magt, en hoogcr latt bekleed,

Om’s konings willekeur, nochtterkerteverrykcn,

V an niet de minfte ftip, der godsdisnft af te wy ken; Noch te gedoogen, dat in zyne heerfchappynbsp;Gekweekt werd, nochgevoed, ’t geen riekt na kettery.nbsp;’t Is noodig dan, om deez’ weêrfpannige te dwingen,nbsp;Een deel der koppen te doen over ’t lemmer fpringen,

Om, door zo fchergen weg en opgeheeven flag, t’Herftellen wederom zyn majefteitsgezach:

Zo zullen wy te met ons oogwit dan bekoomen,

Met

-ocr page 29-

EGMONDe» HOORN E. 27 Met deez’ heo moed wil, en hertnekkigheid te toornen.nbsp;En elk te proeven doen zyn wel verdiende ftraf.

M. F A R M A.

Hoe! legt gy’t hierop toe? ftavanditvoorwerpaf,

Het volk zal meerendeels, u doen en handel vloeken. ZEVENDE r 0 0 N E E L.nbsp;Alva, M. Parma, Barlaimond,

’ Valerius.

Valerius.

MEvrouwen Montigny, en Egmonddoen verzoeke» Of’t u gevallen mogt van haar te fpraak te ftaan ?

A L\ A.

’t Wanr nutter dit verzoek voor deez’ tyd af te flaan.

Wy zien toch niet te moed dan v ruchtelooze klagten.

M. Pa K M A.

Die uit te werpen, kan zomryds ’t gemoed verzachten. Alva.

Zyn zy verzeld ?

Valerius.

Alleen met zyn Eerwaardigheid Riedhoven, die haar heeft tot herwaarts aangeleid.

M. Parma.

Haar af te zetten, waar mynsdunkens buiten reden. Alva.

Ga,bootfchaphaar,datzyzoaanfl:onds binnen treedcru M. Parma.

Een onverzienerouw valtpync-lyk en hard.

Vzlerhis binnen,

A c nr S T E T 0 0 N E E L. Alva, M, Parma, Barlaimond,nbsp;Valerius, Riedhoven,

SabyNA, Sofia.

Sabyna.

! al tebittrenlot! 6! lydeloozefmart! nbsp;nbsp;nbsp;(ken?

Wat donderbui heeftzich dus weêr op nieuw ontftee-üit welk een hoek komt ons dit onweêr door te breeken;

En

-ocr page 30-

28


De DOOD


van


En treft ons innerlykzotefFensteeenerrtoiid, Op’tallêronverzienilinet een onzichcbre woud.

Sofia.

Watreed’nen hebben urv Doorluchtigheid bewogen,

’t Zy uit een oude wrok te haatlyk ingezoogen; Opeed’len, ridderfchap, en (laaten van het land ,

Een (luk zo vo! gevaars te vatten by der hand gt;

Hoe! legt men nu dan toe de hoofden aan te.randen ? Beleid door iaagen van uithecmfclie dwingelanden,nbsp;Scheurzieken, lttevisveri)itopmoord,en roof,en brand,nbsp;Om zo der vroomen ftut te helpen aan een kant ?

S .A B Y N A.

Gewis, dat vorftelyk en overaadlyk wcezcn ,

Heeft hen doen aarlelen , doen ziddercn en vreezen ,

En door zyn opliag hen te tugge weer doen gaan,

Eer zy beltonden om de hand aan hen te flaan;

Hat dierbaar Üaatskleinood , metzo veelloft omhangen, Verraadelyk, ais een niisdaadigcn gevangen ?

Dien dapp’ren veldheer, die zo vaak en menigmaal Van vyanden omringd, gcmoedigd met het iiaal,

In lyfsgevaar, en in gedreigde nederlaagen,

Voor zynen Koning heeft de zeegen weggedraagen ?

Die al degaaven vanoenvvakk’ren held vervuld,

Daar noch zyn Majeileit zo diep (laat in zyn fchuld.

Zal die zich nu (in deez’ bedroefde llant van zaaken) Hemonderdaanigaan uw trotze hoogmoed maakeni*

Aan huurelingen, opgevzorpcn, om door dwang,

Te brouwen onder een der landen ondergang ?

Staat Vrygeboornedit te dulden en te lijen ?

Dat vreemdelingen en vermomde Staaisharpijen, Roofvogels, dorltig na der Eed’lcn (laat en lalocd,nbsp;Omfphinkxen, hai^ikken, temeften op haar goed;

Hy hcerfche op deze wys by Mooren, Indianen,

En zyn Molukkeii, en verwonne Peruanen,

Eenweereloozefchaar, gewoon, doordwinglandy,

Te buigen onder ’t jok , van hunne flaaverny;

En daar de onnozelen te patffen, en te dwingen. ^

Ge^

-ocr page 31-

EGMOND e» HOORNE. 2^ Gekeetend en geboeid, met halsbanden en ringen,nbsp;Tedryven, alshetvee, ter llachtbank bydereli,

En koelen daar bun wraak, maar in een vry gewed,

Daar de opperhoogheid zelfs aan wetten is verbonden, Staat deze hoon en fmaad te lydcn t’geene (ionden.

Dit eercloos beleid, en deez’ Vervloekte daad,

Hen te betichten, als verraaders van den ftaat, Isouverdraagelyk voor hooggeboore zielen jnbsp;V aar dan zo voort, de wraak die volgt u op de hielen,

Zie toe, zie toe, dat zy u niet te haaü ven aft.

Alv k.

Wy volgen ’tgeen ons is van hooger hand belaft, üm,door dit middel, noch een meerder kwaad te fluiten,nbsp;En om een eind te zien van dit baldaadig muiten,

En onderling gefpan, getimmert opdien grond,

Van dat alom befaamde en heiloos liaatsverbond.

Gy moogt hun deugden en verdienflen vry waardeeren, En ons in ’t aangezicht dus trotzen en braveeren,

Maar zyt gewjs, dat gy doi:)r deze hoon en fmaad,

Het hart des Konings noch ontfteekt met meerder haar. Men heeft hem lang getracht metyd’lehoopte paaijen,nbsp;Adaar dat is uit, zyn haan die zal nu boven kraaijen.

En waaren de and’re reft ook meê in ons geweld,

Een zelfde vonnis wierd ook regens hen geveld, Hetregtdat ga zyn gang, de fchuldigen moet boeten.

Sofia. nbsp;nbsp;nbsp;(voeten:

Hoe fpreekt gy noch van recht? ’t recht treed men hier met Gerechtigheid is lang ten zeetel uitgemkt,

De trouw die leid geveld, de onnozelheid verdrukt;

En wie het recht des volks hier handhaaft en verdeedigt, Werd in zyn ftaat en ecre-, en achtbaarheid beleedigd,nbsp;Opeen barbaarfche wys, mishandelt van die geen ,

Die zelfs ’s lands wetten, en het recht met voeten treên. O afgerecht bedrog! vei vloekte argliftigheden ,

Wat fchelrrtftuk kan men niet met deze glimp bekleeden ? Zich te beroepen op des Konings laft en naarn,

Is dit dan zyn bevel? het ;,s dat ik my fchaam;

Een

-ocr page 32-

JO nbsp;nbsp;nbsp;De D o o D va»

Een vond bedriei^lyk, om hun aanhang flechts te ftyven; En deEedeleneen klad en lafteraan te wryven.

Zo heeft men lang voorheen, tot deei’ tyd toe, getracht, Om by het Spaan fche hof te maalcen hen verdacht,

En ’s Konings baat hier door op hunne hals te laaden. Barlaimond.

Gy iegt al watgy deukt, en fpreektzeeronberaaden, Mevrouw, wy weeten bell, vanouds, hoe menigmaalnbsp;Men ons tekeerging, met zoargerlyken taal,

Om dat wy ’t nevens hen te dier tyd niet verftonden, Noch deinden in hun ftaat verderffelyke vonden,

Noch gaven aan hun doen, noch voordel geen gehoor. M. Pa R M A.

U w hevigheden gaan een weinig buiten ’t fpoor,

(Hoewel, ’k beken, ’tisteêr, uw klagten hebben reden, Als werdcnd wederiyds op ’t allerfellt beftreeden,

Maar die te maatigen, fchoonze u deez’ Imarte baard,

Is eigen, aan die geen van zo doorluchtige aard.

Ik zelfs begaan, zoude u, waar ’t inogelyk , bevryden, En voel inwendig niy gepcrllmer medelydeii.

’k Heb deeds op Egmont al nvyu hoop en heil gebouwd, Enhemmyndaatsgeheim vaak t’elkens toevertrouwd,nbsp;Gelyk wy ’t naderhand noch hebben ondervondennbsp;In zyn gezantfchap aan het Spaaufehe hof gezonden,

Als uitgekeurd alleen tot dezen tocht bekwaam,

En by den Koning voor alle and’ren aangenaam,

En hem afzonder!yk en erndlyk doch g . beeden ,

Met Bredero voor al in geen verbonrt te treéden,

Om niet door dezen weg, verleid door zynen raad,

Myn broeders liefden teverwiflendoen in haat,

Noch hem, opgeene wysdoch immer te vertoornen, Z'ch af te zond’ren van al de and’re t’zaamgez woornen.nbsp;Niet tegendaande dit, zo heilzaam voorgedeld,

Zo is hy evenwel aan de and’re kant geheld.

En trok een dreng, om zo hun toeleg te beflechten,

Met veel aaudcotlykheidbefpotlyk aan te rechten,

Tot onz’ kleeiiachting»fmaad, eu.trots van ons gemoed,

^ nbsp;nbsp;nbsp;Waar

-ocr page 33-

EGMONDf» HOORN E.

Waar door de kettery geftyft wierd en gevoed.

’ r vergryp is groot, de ftraf, om zonder zucht te fpreken, Gerechtig, ’t vonnis nade misdaad recht geftreeken.nbsp;Maarzyn verdienden, ach! ontroeren wedermy;nbsp;Tamp;meer hun beider val. Barlai.mond.

’t Is u bewuft, als wy

Ons kanten tegens hen , ten dienrt en nut der Landen, Toen Breêro, van der Mark, en Naflbu zaamen fpanden,nbsp;Om alles overhoop te werpen in het wild,

Hoe dapper dat wy hun deeds voeren in hun fchild, Endatmenzach . terwyldetwiftenonruftgroeiden,nbsp;Hoe Egmond, Hoorne, beid’ daar dapper onder roeiden,nbsp;Hun doen den voordel ftyfde,en drongen door met kragt.nbsp;Alva.

Hun rol is afgefpeeld, nu l'taat aan ons de magt,

Om alle tweefpald, en onordere af te IchafFen; Demuiters, elk ten toon, naahun verdiend, tedfalFen.nbsp;De bron te doppen, daar dit k waad zy n oorfprong nam,nbsp;Sofia.

Geen muiters, vorden uit een onbefprooken dam, Beroemde helden, die hun heerfchappy en daaten,

Ten diend des konings, als trouwhartige onderzaaten, Opotferde in hun tyd, der landen toeverlaat,

2o zeer van elk bemind, alsgy hen heeden haat.

De paarlen, die zyn kroon op heeden noch verderen.

S AB Y N A.

Beroemde telgen van doorlugte batavieren;

In oorlogsdeugden, en in krygstugt opgevoed.

In Holland aadelyk, en graafelyk gegoed. nbsp;nbsp;nbsp;(den

Waar in noch kreuk, noch fmet, ooit is voorheen gevon-IVIaat deunende op hun recht, en ’s lands aloude gronden, Die hebben naar dien maat beftierd hun Landvoogdy.

RI E D H o V E N.

Mevrouwen, ach I del toch uw rouwklagt aan een zy. Toont dat gy moedig zyt, uw leed te konnendraagen.nbsp;M. Parma.

Dies zult gy beide bedt de wrok en haat vertraagen.

Dies

-ocr page 34-

3'z nbsp;nbsp;nbsp;De D O O D Van

Dies neemd, vördinnen, dan geduld In u we rouw.

gt; nbsp;nbsp;nbsp;Sabyna.

Een zwakkeen kranke trooll voor een bedroefde vrouw; Zich niet te ontzien , met ons in ’t aanzicht te verv/yten;nbsp;Hen voor oproergen, en vcjor muiters uit te kryten.

Haar hoogheid, die gedenk, hoeditonsnyptenfmert, En hoegevoelig onsdit treft tot in het hert,

En wi! men zo beftipt elks doen en (laat grondeeren ?

Wie zal der vry zyn om de lader af te weeren ?

Wie niet vervolgd, gehaat, zelfs in zyn vaderland,

Te méér, daar een tyran de hoogde rechtbank fpand.

En daar men zich ons doen zo weinig fchynd te kreunen. Valerius, ach! kom en wil my onderlleiinen,

En, uw Eerwaardigheid, gelei my derwaarts heen, Daar ik afzonderlyk myn rampen nu beween.

Sahyna binnen.

Sofia.

Ik volg, op hoop van eens aan wide wraak te raaken,

En kat den hemel voorts ’t bedier van inyne zaaken.

Sofia binnen.

M. Farm a.

Myn heer, ’k heb eind’ling eens dien blyden dag beleeft, Waar in zyn majedeit, my nu veroorlofd heet't,

Om ’tgantfehedaatsbewind , van zyne Nedcrianden,

By overdracht, geheel te dellen in uw handen,

En wyl wy ons vertrek vervaardigen, zo laat,

U nooit verrukken , ’t zy door lid of kwaaden raad.

Wy wenfehen dan voor af, dat deze uw heerfchappye Tot ruft des volks, en beft des Konings mag gedye.

Vaar wel.

M. Parma binnen.

Alva.

Nu werd vereil'cht zo in der yl teiftond Te fprecken yder lit, om zo uit eene mond,

Beueevens de andere red, ook daar toe op te wekken, Om in den bloedraad beid’ hun vonnis te voltrekken.nbsp;Einde quot;.'an 't eerfle Bedryf.

^ twee.

-ocr page 35-

E GMO ND HOORNE. 33

TWEEDE BEDRYF.

EERSTE T 0 0 N E E L.

Ar.VA, Vargas, Ferdinand, Davila, Egmond, Hoorn e.

Verbeeldende den Bloedraad,

A L V A.

Na ’s keizers overdi-agt der erref nederlanden,

En ’t ganifche ftaatsbewind, (van verre uitheem-fcheH randen,

Tot aan het eind der zee,) op Flippus zynen zoon,

Als de eenigfte uit zyn bloed, en nazaad tot de kroon,

En hy in drang van ftaat, dooroopentlykeblyken,

Nu at'ftand had gedaan van al zyn koningryken.;

Voorts, alseendap’renVorit, enverreziendenheld,

C^p godsdienft, kerkgebruik nu wetten had gelleld.

Met ernftly k bevel aan dealgemeene (laaten Hun hand te houden aan ’t uitvoeren der plakaaten ;

Den nieuwen koning, met een vadetlyk gemoed T rouwhartig aangemaand, te volgen deezen voet;

Om nimmermeer in zyn verkreege heerfchappi)e,

Te dulden de aanwafch van deez’ fnooJe ketterije.

Noch tegedoogen daarfchoorvoetendein te gaan.

Vee! mio de oproer’gen iets oogluikend toe te iïaan;

Maar op het aldericharpft het misbruik af te fchaffen;

De ketters in’t vervolg op’t allerw'reedft te llraffen;

Zo heeft men echter, na’t vertrek der Majefteit,

Van’t heiloos Itaatsverderfde fnoode grond geleid.

T(gt;en heeft men voorts gedacht op lift en looze vonden; Meineedig onderling te zaameu zich verbonden,

Om zo dit fchip van ftaat op een onzeek’re ftond, Hetkolteook wathetkoft, teboorenindegrond;nbsp;Daargy, alshoofden, zaam de hand aan hebt gehouwen,nbsp;Egmond,

Wat kan de lafter niet al fmaad en onheil brouwen!

C nbsp;nbsp;nbsp;Gy,

-ocr page 36-

34 nbsp;nbsp;nbsp;De D O O D man

Gy, die vermeetelyk dus buitefpoorig weid,

En ’s keizers aanfpraak hier roordachtelyk verdreid.

Wy, in wiens byzyn al deez’ (laat en plechtigheden Zyn afgeleid, als doen het arnpt van ftaat bckleeden,

D* weeten beft wat weg te dier tyd is gebaand,

En met wat indruk dat den koning is vermaand,

Van nu, noch te eeniger tyd; ’t zy in wat ftaatsgevaaren, Met uitheemfch krygsvolk ooit de landen te bezwaaren,nbsp;Denaadel, ridderfchap, de groote en kleine fte4nnbsp;By hunne rechten, nader overoud’renzeên,

Getrouw, en heiliglykteftaaven, te allen tyden,

De zei ven voor geweld en inbreuk te bevryden;

En, om het volk in toom te houden aan de hand,

D«ö breidel niet te ftrak te trekken aan zyn kant.

En, zo men buiten dit iets anders mogt betrachten,

Hem, ’t uiterfte bederf der landen ftond te wachten.

Op deze wy sis dan die ftaatcypraal vervuld,

Op welke voorwaard’hy dan wetlyk is gehuld •,

Enwy, alseed’len, door het recht ons aangebooren. Die hebben hem hier op ook hulde en trouw gezwooren,nbsp;En zyn verheffing mede eendrachtig toegeftemd.

H o o Jt N E.

Maar zederd heeft men ’t hart des konings heel vetvremd; Zyn goedertieren aard, en liefde tot ’s lands wettennbsp;Getracht, van tyd tot tyd, argliftig om te zetten.

Hem in te boezemen niet dan verderflyk kwaad gt;

Om zo zyn goedheid te verwilfelen in haat;

En datdoöh die ^ die nu uit kracht van hun beveelen Dus kunftig weeten met des konings naam te fpeclen;

En daar op leggen tóe, om, door geweld en dwang,

Hun ftaat te veftigeh in onzen ondergang;

Gelyk wy zien wat voet men reets nu heeft genoomen.

Is dit des keizers les trouwhertig naargekoomen ?

Zyn vaaderlyk vermaan te neelnondoch in acht ?

¦ Het Land te zien alom vervuld met vremde magt ?

T ot onderdrukking van trouwhartige onderdaanen ?

Van (panjaarts, duitfehen, en verbafterde itaaljaanen,

Die

-ocr page 37-

EGMONDf« HOORN E.

Die nu vafl: voortgaan in geweld en dwinglandy,

In branden, blaaken , enin vrouwefchendery;

Als overtreeders van zo dier gezwooreneeden.

Vargas.

Wat ftoftgy telkens hieropuwgerechtigheeden ?

Waar door naeti ’s konings naam en luifter zeer befmet ? Hy heerfcht hier onbepaald, zyn wil is u een wet.nbsp;Zyndoeo, noch ttaatsbeftier, paftunietnatefpeuren.nbsp;Dit zyn uw wetten, en dit uwe willckeuren.

Wy kreunen ons op ’t minlleaan ’t geqnedatgezegt Van uw voorrechten, hier, hier (laat gy voor het recht,nbsp;En ’s konings vierichaar, om te vonniflèn gefpannen.

Eg MO NO.

Een zaamen kop’ling van bloeddorftige tierannen,

Een opgeraapten hoop, onaad’iyk opgevoed,

’t Recht overblyffel van Ciravelles fnood gebroed;

Dien (laatsbernerder, en diepeftdernederlanden; Spinofaas aanhang, en meerandere (iookebranden;

Die hierin ditgefpan een zelfde iiaatbekleên,

Niet waardig in den flost ons achter na te treén,

Noch onze hofdienfl slsdemiiiften optewachten,

F £ R igt; l N A N 1). _

Ofchandvlek, van zo veel doorluchtige gedachten!

O! onverdragelykeenbitt’rehoon en fmaad!

Die ons op geene wys alhier te dulden flaat,

Door welk een helfche drift laat gy u niet v ervoeren ? Davila.

’t Is tyd, en meêrdan tyd, dit nefl eens om te roeren;

En uitreroeljen, dievermeetlyk ouderftaan Ons in den volle raad aldus te randen aan,

En elk in zyn gezach en achtbaarheid te fchennen.

Hoor nf.

Wy, die noch machtig, noch óok wettig u erkennen. Eeiiredubank, onderlingrot onsv;'r'''erfgcfineed,,

Va;-?huuielingen, en meiiieedigen bekleed,

Om zohetallesvooruw wreedh; ie. ^ceioen bukken; Getrou we dienaars, eii ’s 1 ands vr) heid te onderdruk ken.

C 2 nbsp;nbsp;nbsp;Gelyk

-ocr page 38-

3^ nbsp;nbsp;nbsp;De D O O D va»

Gelyk men onderling noch tracht te voeren uit,

Waar toe men ’»Konings naam 7,o fchandelyk misduid. Indieii hien ons beticht, ons als zyn onderzaaten,

Men (tel onsdan terechtvoordealgemceneïtaatgn, EnRidderfchap, die, door der zelver Majelteitnbsp;Verhecven zyn tot een gelyke waardigheid; (worden,nbsp;Wiens voorwaard luid, dat geen van hen gedoemd magnbsp;Dan voor het hoofd der zelfde,en lichchaam van die orden,nbsp;Naer het aloude recht te dier tyd ingewyd,

En voorts by’s Keizers keur behandveft in zyn tyd; li) de opdracht van diepraal ten heilgen ons gezwooren.nbsp;En'tullen wy ons dan nulaaten ringelooren.nbsp;Muilbanden, breid’lenvaneenwetteloozemagt,nbsp;Idetalderlhoodftgefpuis, enfchuimvanboevejacht?nbsp;Wat is dit aaidets dan ’s lands wetten te verbreeken ?nbsp;Alva.

U w ongebondenheid en wreev’le moed in ’t fpreeken ,

Vermengd met lalt’ren, en aanftootelyke fmaad,

Verbitterd meer en meêr, de harten van den raad. Wydan, wy zullen u, ook zonder mededogen,

Nu proeven doen de magt die wy op u vermogen.

Gy muitemaakers, die vervremd van trouwen eer, Verpligtzytaanuw Vorft, uw Prins, en wettig Heer,nbsp;Van nu noch te een’ger tyd zich tegens hem te zetten.

E G M o M D.

Mits dat gehandhaafd zyn der lande aaloude wetten,

Die wy verbroken zien, gefchonden en vertreên,

Aan welken wy ons noch verplichten als voorheen,

Van nooit ons tegens die te kanten noch te (feilen. Alva.

Dat bleek,' toen gy geftyfd met deandrehoofdrebellen, TJw rotten t’zaam, en met den anderen onderllondnbsp;7’e raamen dien vervloekte en haatelyken vond,

Ten (pot der Geelllykheid, van nagebootfie kruinen,

En kap, en keuvel, en gemaakte zotskapruinen,

Pin nap, euknapzak, en al’t geen noch meer ontbrak, Elkaar getrouwheid zwoerd, zelfstol den bedelzak,

Daar

-ocr page 39-

EGMOND?» HOORN E. 37 Daar by gevoegd, om’t volk bet aan de hand te leijen,

Al die koleuren, en aanlloot’lyke Hev’reijen ; Zinfpreuken toegepaft, vol fehimpen bitze ftnaad,

Op waereldlyke en op den kerkelyken ftaatj

En ander guichelfpel, ft geen ons op’thoogft verbeelden,

’t Geen gy als doen beftondop’tl'pott’lykft te verbeelden,

Vanpylent’zaamgefnoerd , daar toe gekogt, gehuurd,

Op hun kazakken en kapotten geborduurd,

waar door men ft volk te méér verbitterde en verwarden,

Om zoecndrachtelykinftmuiten te volharden.

Wat was dit anders als de ruft van ft land belet ? Enyderaangehitrt, de moedwil voortgezet.

En elk, op uwe wenk, als tot den oproer reppen,

De fcheuring voeden, en alom de brandklok kleppen, Door welkenieuwigheên, en uiterlyk gebaar,

Den ftaat gebragt wierdin het uiterfte gevaar,

En niet en ftrekt dan om ons meerder te trotzeeren.

E G M o N D.

Deez’hofzwier, enditdoendernederlandfcheheeren, Te dier tyd aanger ichr, zelfs onder ons beleid,

En ftrekte niet tot hoon van zyne maj efteit:

Maar ziende te gemoet ft verval der heerfchappije,

’t Invoeren van een nieuw gefmeede hieraxehije,

Geteeld en voortgebragt door dien vergifte Hang Granvelleen anderen, om zo Gewetensdwangnbsp;Te veftigen, efi dat men zich nu had verbondennbsp;Den ftaat te ontzenuwen, van haaraaloudegronden ,

En wetten, door welk doen en ingenomen haat, GantfchNeêtland toenmaalshingalsaaneen zyden draad,nbsp;Toen is by ons beraamd, dit ondier, langtevooren,

Als een gehaate pelt, in zyn geboort te fmoorcii. ft Beleid der Biftchoppen, en ft vorder onderzoek,

(Van elk eenpaarig met een algemeene vloek Verbannen) krachtelyk daar tegens ons te zetten,

Om dezen nieuwen vond zyn voortgang te'bcletten,

En hebben wy als doen, ten dienft van ft vaderland. Door onderling verdrag, daar tegens ons gekant,

C 3 nbsp;nbsp;nbsp;En

-ocr page 40-

38 nbsp;nbsp;nbsp;De D O O D van-

En hy gezet 20 veel als maft en kiel kon draagen,

Zelfs tot den bedelzak het uiterfte te wa;igen ;

Op deze voorwaard dan getreeddn in ’t verbond,

Is al ons ftaatsgeheim gebouwd op deze grond,

Om zo eendrachtelyk voor ’t reclit des volks te ftryden, En daav voor hebben wy het ftaal gegord op zyde,

Ten trots des Kardinaals, wiens overgroot gezach T oen aanwies overhand, en toenam Gag op dag,

En, in ons ondergang te vorderen , vaftgroeide,

Daar deze ftokebrand niet weinig onder roeide.

Hoor NE.

Die echter eindelvkzofchand’lyk naderhand,

te

Als balling opgcëifch, noch ruimen moeft het land, Wiens drift noch hoogmoed door geen middel wasnbsp;toornen,

Engy, alsmonfters, uit dat monfter voortgekomen. En op een erger voet hem verre (treeft verby,

Inmoord, geweetensdwang, vervolging, tieranny. En andre onmcnfchlykheén,toont klaar voor yders oogennbsp;Dat gy die ftaatsverderf van hem hebt ingezoogen.

Al VA.

Waar toe meer tyd verfpild ? hun dood is vaft gefteld;

En by ons hoofd voor hoofd eenparig reeds geveld,

EJaar luid des Konings laft, en zy n gegeven ord’re.

Men breek hun ledenaf, ’t is tyd deftrafte vord’ren.

Al lang genoeg gctwill eer dit noch hooger gaat.

Heer Vargas, ’t eerfte lid van deez’ gefpannen raad ,

’i Voegd u, terwyl hun doen, en fchennisisgeblecken, Uit’s Konings naam, en ons, hun vonnis uit te fpreeken.nbsp;En voorts deftraf daaroptevolgeu doenterftond.nbsp;Vargas.

Gy, wederfpannigen, en hoofden van’tverbond, Waar by’slants ondergang bedek tel yk wierd gebrouwen,nbsp;Verbreckers van zo dier gezwoorne eed en trouwe,

Die u hebt onderftaan, door lift en wrevelmoed,

De beeldeftormery gehandhaafd en gevoed;

*£ Oproerig volk geftyfd, geleegen op uw luimen,

Om

-ocr page 41-

EGMONDew HOORN E. 39 Om ketken, kloofters aaa de ketters in te ruimen,

Gelyk men heeft befpeurd, 7.elfs in uw ftaatsvoo^dy •

’t Welk klaare blyken zyn van uw verradery,

Daar by getracht van ouds, orn door verborge laagen,

’t Vervalle Nederland aan and’ren op te draagen.

Door welk bedryf dan gy, van eere en (laat ontbloot,

Verdiend hebt, een verachte en fchandelvke dood.

Dit is dan het befluit des raads, als dat ge u beide,

Op morgen voor den noen tot fterveniult bereiden;

Dus luid den laft dien wy u hebben te gebiên.

E G M o N D.

Het fterven heb ik nooit gevreeft, veel min ontzien,

Myn leevensboek, zelfs by mynvyandenbefchreeven, Dat zal, doorloop het vry, de blyken daar van gceven.nbsp;Maar noemt men dat verraad, geweld, en muitery,

Ons zelf te redden van geleeden tyranny ?

Te fluiten de inbreuk van ’s lants rechten, keure,en wetten ,

Endaar voorgoed, en bloed, ja alles op tezetten,

Den Koning trouw tezyn ? te bieden teegenflaud.

Aan een onwettige en uitheemfche dwingeland ?

2o werden wy te recht gedoemd deez’ ftrafte lydcn. Hoorne.

Het fterven heeft my nooit ontzet tot geenen tydcn,

Myn leeven, nu zo vaak in’s Keizers dienftgewaagd, Daar van dit lichchaam noch de diepe tekens draagd,nbsp;Noch ’t hert was nimmer op zo fchelms bedrog geflepen,nbsp;Dat daar verraad ooit in zou hebben plaats begreepen,nbsp;Maar wel, altyd getragt, en’t daar toe aangewend,

De vryheid van het volk te houden ongefchend,

’t Bedryf des Kardinaals, gefterrekt met de zyne,

Te fluiten, en zyn doen op ’t kragtigft te ondermyne,

Als noodig, om zo voor te koomen ’s lands bederf; Voorheen ten uiterfte, gedreigd zo menigwerf;

Die ook heeft uitgewerkt, nu een’ge ty d voor dezen, Dat aan het fpaanfche hof myn broeder is verweezen,nbsp;Kwamzuis, als door bevel van zyne majefteit,

C 4 nbsp;nbsp;nbsp;En

-ocr page 42-

40 nbsp;nbsp;nbsp;De D 0 0 D van

En daar (gelyk als ik) ter flagtbank is geleid,

Wiens Woed, beneevens’t ons, door deei’ barbaarlthe ftrafFen,

Te zyner tyd noch een gerechte wraak zal fchatfen; Zolangdenazaadzugtdraagdtot zyn vaderland.

Alva.

Gy, nopliên, leid hen weêr zo aanftonds aan een kant.

EgYhond en Hoorne binnen. Menpas, oplyfftraf, hen zo voort wéér op te (luiten.

Nu miodelenteraamd om’t vorder kwaad te lluiten,

En uit te roeijen, wie hun ftreng en zyde houd,

Ofdie (leeds al hun hoop hier hebben opgeboud;

Enhier in moeten wy noch floft’en , nochvertraagen. Davila.

Dat hangd aan u met elk flechts voor’t gerecht te daagen, Eer zy vermeerderen in aanzien en getal.

Vargas.

Dat is vergeefs, men vel maar vonnis eens voor al,

Dat, wiemaaris berucht,’tzyhooge,oflaagvanllaaten, Te ftraffen onverhoord, na de inhoud der plakkaaten.

’t Verachterd (lechs met hen. in halsgeding te treén.

F E R O J N A N JJ.

’i Is billik dan dat hen die pas werd afgefneén, Mendoedan, op het fcherpft, wel vlytig onderzoeken,nbsp;By wien, ’t zy ketterfchc ofook kerkveiboode boekennbsp;Verborgenmogtezyn, omopdeminfteblyknbsp;Te vorderen hun llraf.

/

V*quot; A R G a S.

Zo heeft men in de Wyk , Hierachter aan de veft, een go.ed geta! gevangen,nbsp;Daarvan opdeaanklagt reeds ook eet)’gen zyn gehangen;nbsp;Wiedan maar is verdacht, ’t zv ofzy fchuldig zynnbsp;Of niet, dat is genoeg; mcndiendzich van delchyn.

Op deze wys zo zal men onzen handel ftyven,

Dat wy d^r boven, en zyfteeds daar onder bly ven.

Men

-ocr page 43-

EGMOND^» HOORN E. 41 Menkreundiichdan op’tminfl aan kermen noch gebaar,nbsp;Omxü, door dey.en vond , het uaerlte gevaarnbsp;Te ontgaan, van te een’ger tyd de Itrat des doods te lyden.nbsp;Alva.

Wy hebben nu de magt, en het geweld op yyde.

Heer Vargas, ’kweet de grond van uw opreclit gemoed, En prys UW'yver, en ik keur uw voordaggoed.

Maar eer wy iets beftaan, oh v orders aan te roeren Is’tnoodig, ’t vonnis van hen beiden uit te voeren.

En hier toe heb ik, omteontgaan noch meerder haat, Dourmyn bevel, alhier gedagvaatd in den raadnbsp;Riedhoven, (leeds berucht van yyn beproefde trouwe.

Om hen in dezen (laat ten einde te onderhouwen. Daarkomthy, doch ontlleld, men let hoe’i by hem leid.

rjVEEDE rOONEEL.

Alva, Vargas, Ferdinand, Davtla, Riedhoven.

WR t E D H o V E N.

At eifcht den raad van ons?

Alva.

Dat uw Eerwaardigheid,

(De Graavcn (Iraks gedoemd) ga by (laan met gebeeden, Om de overige tyd godvruchtig tebelleeden,nbsp;Eernochdellrafvolvoerd, deflaggegecven werd.

R lEDHOVEN.

o ! al tedroeve maar! wat valt dit bang en hard!

Is’t moogeiyk , kan’tzyn? dochomdeinlltevord’ren. Men (lel het vonnis uit, tot Hoch wat naader ord’re.

Men doe noch eens een proef op koniag, en zy n raad ;

En wacht een tw'eede pofl,. eer dat men verder gaar; Ofnochzyn majelleiteenseind’lyk wierdbewoogen.

En, uit een teere zugt, geparll tot meededoogen,

Ter liefdevanzyn volk, en van ’tgemeeneland.

Wy zien vadelk alreê hier tegens aan gekant,

En onderling als tot den oproer ingefpanncn,

C y ' nbsp;nbsp;nbsp;Men

-ocr page 44-

41 nbsp;nbsp;nbsp;De DOOD van

Men fcheld den Bloedraad voor een vierfchaar van tierati-nen,

Van huureliugen, voor een wettelooze magt,

En wat de lafter ooit kan hebben vdort^bragt,

Komt ons van dag tot dag, inetdreigeu, dus te vooren; Wy lien’t verderf te moed, dies bidde ik, leen uwe oorenjnbsp;Indien ik iets op uw doorluchtigheid vermag,

En dezen raad, lofchuddienopgeheeven flag,

Gy zult hier dooruwnaam,gezach,en luifler ftyven ;

Op dat dien bloedftorm ons doch over’t hoofd mogt dry-ven.

Op hoop om eens den ftaat daar door te zien gered.

A I. V A.

Uw klagten hebben ons op geene wys verzet.

Wy zullen de opftant (zo gy zegt) van’t volk verwachten, En echter doen hetgeen dat ons ftaat te betrachten;

Wy weeten wat weleer door flofheid is verzuimd ,

En had men hun verzoek voorheen niet ingeruimd,

Te gunnen zo veel erfs om fchuuren op te bouwen,

Daar van gantfch Flaanderen, Artois, en Henegouwen Noch de ovcrblyfz’lcn van vertoonen, naakt en klaar;

De aaloude godsdienft liep te wéiniger gevaar,

En zou men in deez’ zaak, dan nu verlenging lyden Tot noch een andre poft ? dat waar by deze tydennbsp;Het zelfde gewaagd, hun aanhang groeidvaft aan;

’t Is nodig dan hier mede op ’t fpoedigft voort te gaan.

F E R Jgt; I M A N IX

En had men in ’t begin dien zei ven voet genomen,

’t Waar met het kettcrdomzo verre niet gekomen,

’t Welk zich door’tgantfdie land aloinnu heeft verfpreid. A L V A.

’s Is dan vergeefs, mynheer, in deeze zaak gepleit,

E n vruchteloos gepoogt om deze flag te weeren. Varga s.

Zy moeten voort, al zouw het onderft boven keeren, Geenuitftel werd gedoogd, deftrafdiegazyngang,nbsp;TeftofFenop hunrechlf, datisaldeoudenzang, . .

En

-ocr page 45-

43

E G M O N D eit H O O R N E.

En een en zelve teem, daar zy vergeefs op fleuoen,

Wy moeten ons aan dien verouden wrok niet kreunen, Noch larteringen, die men ons in ’t aanzicht wryft;

’t Geluk is gun'tig aan die geen die boven dryft.

Wy zyn alreê zo ver, dat niemand zich derft roeren,

Eu floften wy dan noch dit vonnis uit te voeren,

De kans mogt keeren, geen van ons die dit gehengd. Davila.

’t Vertraagen in die zaak is met gevaar vermengd,

’t Is billyk dan ’t verzoek eenflemmig afgeflaagen. Riedhoven.

Te reukloos iet beftaan, is vaak het uiterfl waagen. Alva.

De misdaad blykt te klaar, hun fchennis is volbrogt.

RIE o H o V E N.

Wd naden fchyn, maar niet na waarheid onderzocht. Vargas.

1 s dat geen blyk het land door oproer dus te ontzetten ? En (leeds te roemen op hun voorrechten en wettennbsp;Riedhoven.

Door wetten werd het volk geregeld, maat gezet. Alva.

De wil des Konings is kier deallerhoogfte wet;

Een onbepaalde magt verbind zich aan geen rechten, Riedhoven.

Wy willen dit gefchil ten eindeniet befiechten,

Maar (lellen het gevaar, hetgeen wy zien te moed,

U hier te vooren door het ftorten van hun bloed,

Wien ’t volk oadertFelyk in waarden zullen houwen. Vargas.

Belhamels, muiters, die ons al dit onheil brouwen. Riedhoven.

Zy zyn zelfs v.in der jeugd van godsdiend nooit veraard, Alva.

Maar wel van eed, en trouw, te fchandelyk ontaard. Riedhoven.

Kan deez’ (lantvaftigheid uw hevigheid niet fliffen :*

Al

-ocr page 46-

44 nbsp;nbsp;nbsp;DOOD Van

Alva.

Geeniins. is’tzo? dat’s beft in’t eind voor hun gcwiflën. Riedhoven.

„Ikziegeenuitkomft, ach! haar wreedheid is te groot; Hoe komt men tot de ruft ?

Vargas.

Alleen door hunnedood;

Wanneer dit is volvoerd, zo zal men tot een teken En fchrik der ketters, voort de bloedvlag op zien fteefcen;nbsp;Worgpaalen opgerecht, en ftaaken zonder tal,

Om zo door vuur en vlam te blaaken overal,

En, by gebrek van beuls, ofandersbeulsgezinden,

Of dat me in’t gantfclie land gemoedigt geen kon vinden, Die door lafhartigheid zich niet en vond zo fterk!

Zo liaan wy zelfs de hand aan dat geheiligd werk,

Om met de ketters zelf ten ladder op te üygen.

Alva.

Uwnaamdiczal hierdoorde onfterflykheid verkrygen; Heer Vargas, die in trouw en deugd noch daaglyks groeid,nbsp;Ikprysuwyver, en uw voorzorg onvermoeid.

Dit ’s recht des Konings eer, en-zynen dienft betrachten. RiEDHOV EN.

Is dan in dezen nood geen uitkomft te verwachten ? Alva.

Het vonnis leid geveld, ’t is buiten onze magt.

DARDE r 0 0 N E E L.

Alva, Vargas, Ferdinand, Riedhoven, Sabina, Sofia.

Sabina.

WY komen onverziens, dooral dekaamerwacht,

En poften uitgezet, ter plaats daar gygezeeten. Ontaard gedrocht, die met een afgebrand geweeten,nbsp;Verbafterd van gemoed, de wroeging Iteld aan kant,

En hier een ongehoord en nieuwe vierfchaar fpand,

Of llagtbank zeg ik, om die by zyn naam te noemen,

Om

-ocr page 47-

E G M o N D e» H o o R N E. 45-Om alles door het zelfd’ ten vier en zwaard te doemen; Dienu, verhit op wraak, van menfchlykheid ontblood,nbsp;Het vonnis hebt geveld, der beider graaven dood.nbsp;Onwettig t’zaam geüneed,beleid door fchelmfche laagen,nbsp;Van welke fchennis noch de volgende eeuw zal waagen,nbsp;Die helden wyd beroemd, 6! goddeloos beftaan!

In welkers fchaaduu w gy niet waardig zyt te gaan,

Wiens lof de faam zo wyd, en zyd heeft uitgekreeten, Zo veel verdiende roem op hunne naam verlTeeten;

En zullen wy, dienu, in dezen droeven (land,

Aan deze aards vyanden, als tot een oiferhand Hen zien, gelyk ten prooy hun wreedheid overgeeven fnbsp;O doodelyke fmart! waar werd ik heen gedreeven ?

Ik ben als raadeloos, waar berg ik my ? ófpyt!

Vertrek, vertrek van hier, bloedhonden als gy zyt,

En wil de Vorlleii weêr in hunne vryheid (tellen;

Een eeuwig naberouw, dat zal u fteets verzeilen, liidien gy voort zult gaan in dit vervloekt beHuit.

Sofia.

De wraak, die zal in ’t eind de wraak eens voeren uit.

O rechters! wetteloos, die met onmenfchlyk wroeten, De vryheid onderdrukt,’s lands rechten treed met voeten,nbsp;Gedenkt niet dat wy hier, offchoonhetistefpaS,

El fmeeken komen, of ook bidden om genaa,

’t Zy verre dat we ons op die toeleg zouden fcherpen,

O neen! dat waar zich zelfs tierannen onderwerpen,

1 'e misdaad toeltaan, eer men oordeel vel en ftrykt,

Hen fchuldig m.iken daar noch fchuldnoch misdaad blykt, Gecnzints, wy zyn tefierdeez’ lafheid te betrachten,

En teeedelmoedigom dit van ons af te wachten;

Wy weetlt;n toch hoe gy , vermeeten en ontzind,

De klagten van hot volk (laat dartel in de wind,

Waar door gy op uw hals meer laad dan duizend vloeken; ’t Is dan vergeefs om heul aan een tieran te zoeken;

Vaar dan, meineedigen, in dezen handel voort,

In zo verfoeijelykeen vuile broedermoord.

Barbaat eu, die met dus gantfeh Neérlaud te verwoeden.

Niet

-ocr page 48-

J^6 nbsp;nbsp;nbsp;De D O O D van

Niet anders trachten dan een ryken buit teoegften,

Die zich, nooit zad geknaagd, met zweet en tranen voed, U dronken zuipt, en zwelg, uw nadoril lefcht met bloed;nbsp;Die door uw wreedheid ’t al nufteld in angft en vreezen,nbsp;Uw ooren toeftopt voor’tgekarm van weeuw en weezen;nbsp;Wiens aanhang zich nu vind in al uw doen verkuilt;

Zo ik gewapend waar, ik daagde voorde vuirt,

Om hoofd voor hoofd,met elk in’t vlakke veld te kampen. O hemel! is ’er dan geen einde aan al myn rampen?

T wee broeders eens gezind, my even lief en waard, Tefneuv’len tegelyk , doordatmeineedigzwaard,

T ot hun verderf gewet, en ondergang gefleepen.

SaB YNA.

Wat voel ik my geprangd met doodelyke neepen!

Gy dan, verlekkerd op geweld en tiranny,

Vaarvoort, en vel ook zulk een vonnis tegensmy,

’t Is een gewoontein u deonnozelheidtedrukken;

Ik zal gewillig voor uw wreedheid neder bukken;

En zyt gy dan noch niet gepaaid met zulk een lot,

Zo wreekt u eind’lyk dan noch aan het ovcrfchot;

Opdat deFaam uw lof daar door te bet verkonde, '

Ter wyl gy mee een flag geeft teftens ellef wonden:

Zo werd uw bloeddorll noch eens eindelyk verzaad.

A I-V A.

Deez’, uw vermeetenheid, verwekt een meerder haat. Ons hier in ’t aangezicht zofmaadelyk tehoonen!

Dus öngeöorlofd zich te derven hier vertonnen!

Een fionte toeleg die ge u beiden onderwind.

Mevrouwen, zo gy niet uw tochten in en bind,

Gy parft ons tegens u een andre taal te vooren.

Dit gaat te hoog.

Vargas.

Men leerd hun eens de tong te fnoeren, Al deez’ verwyringen, indien men verderga,nbsp;Diekwetzenons, en gaan des koningseer te na.

’t Is billik dan dat haar dien pas werd afgefneeden.

RtE}3'

-ocr page 49-

E G M o N D H o o R N E. .47

Riedhoven.

U w yver gaat te hoog, betoom uw heevigheden, Mevrouw, en neem toch in uw lyden eens geduld.

S ABI N A.

Dat zal, zo haaft wanneer ik zie de maat vervuld,

Van hunne dwinglandy, en dit onmenfchlyk woeden. Volhard dan in uw doen, gy nimmer zat van bloeden,nbsp;Maar zyt gewis, dathy, indien gy voort zult gaan,nbsp;Gebooren is die na gerechte wraak zal (taan.

Sabina binnen.

Sofia.

En fchoon hetmy aan magt, en waap’nen mogt ontbree-ken;

’k Zal my zelf wreeken, of zelf fneuv’len onder ’t wree-ken. nbsp;nbsp;nbsp;Sofia binnen.

Ferdinand.

Men (tel een fcherpe draf op hofwagt, fleep, en doet, Dat in toekomende ons niet diergelyks ontmoet,

Van iemand buiten laft te laaten door palTeeren.

A LV A.

’t Zal tyd zyn, dat wy ons zo aanftonds derwaarts keeren. Om midd’len tebera^n, voor’t vorder eedgefpau.

En u eerwaardigheid, die voeg zich aenftoftds dan,

Om hen, als’tisgeseid, tenuiterftbytewoonen. Riedhoven.

’t Is vrugteloos,hier geld noch voorfpraak,noch verfchoo»

nen.

Ei'nde van 't tweede Bedrjfi

DAR-

-ocr page 50-

4^ nbsp;nbsp;nbsp;De DOOD van-

DARDEBEDRYF.

EERSTE T O O N E E L.

Ried HOVEN, Eg mond, Hoorn e.

RI E D H o V E N.

MOet ik u heden dan in deze ftaat ontmoeten ,

Dien ik zo vaak voorheen plag in triomf te groeten? L) helden onzer eeuw óvorftenl hoogvannaam,nbsp;OnftertFelyk geroemd, wfens lof noch door de Faamnbsp;By alle volken werd de waereld omgedraagen, (gen !nbsp;Van welkers vrolt;imheid , deugd, alommenhnordgewa-Hoeflibbrig is’tgeluk, hoe wankelbaar en teer;

Hoe werd het fchip van flaatgezold valt heen en wéér; Dat nu in deez’ verwarde en barningen van tyden,nbsp;Gedreigd werd met den flag van fchipbreuk hier te lyden!nbsp;Waar heen werd ik vervoerd ? 6 rullelooze (iaat!nbsp;Dedroefheid, buiten toom, gaat boven peil en maat,nbsp;Wat drukt myuwefmart? 6! beide myn getrouwen,

Jn wien het Vaderlant zo diep noch is gehouwen.

Uvtr tegenftand van een nitheemfche en vreemde magt. Die hebben u, helaas! in dit verdriet gebragt.

Het hertedoed my wee , ach, ach !¦ waar wil dit heenen? Moet ik (noch levend zynde) uw beider dood be weenen ?nbsp;Myn voellerlingen, nou veraard van uwen Itruik,

.. Der vaderlykezeén, en wettig kerkgebruik , Gegrondveftop de aloude onf.ilbre Roomfche gronden,nbsp;Gezuiverd van deez’ nieuw verdichte en valfche vonden.nbsp;O! deelgenooten, die in alles lotgemeen,

Op’t heilig martelipoor ter glory in zult trtên,

O edelmosdigen ! gy hals en boezemvriinien,

Dat ik u andermaal omhels, ó eensgezinden !

Van die, die ’t vr.derland beminnen, nu betreurd ;

Wat rampen vallen u al teffens nu te beurt!

Wat heb ik my vcrpligt om hunne drift tekeeren, Indien-’het moog’lyk waar, noch deze flag tc weeren,

Doch

-ocr page 51-

E G M o N D w H o o R N E. 49

Doch al vergeefs.

H o o R N E.

Mynheer, u is te we! wuft,

Met welk een yver wy (kets rfe a! geni een e ruft Bevorderd hebben; en het alles daar na wenden,

Om ’t volk te redden van zo veel gedreigde elenden; Alsook daar heen getracht, om zo van on t.e kantnbsp;Te (luiten de aankom(t van een wreede dwingeland,

Die, als een loozevos , vol van argliftightden, Op’tallerkonftigft will zyn toeleg re bek leeden ;

Op hooffche ylejcry, en ftrceken afgeiecht:

Om zo, door deze gry ns (toen daar 1 oe aangelcgt)

De voornaatnfteu des volks bedekt tot hem te neigen;

’s Lands eed’k-n te gelyk daar door di’t netiekrygcn; Gelyk wy ons nu zien gebragt ui zyn geweid.

E G M o N D.

Oranje heeft dit zelfde ons lang wiorheen ge(peld;

D iendoorzichtige!) Vorft, dienraad'^man welbeiaiden; Wiens wyshetd,ltaatsbeftiei zo vaak ons kwam tellaadenjnbsp;Die, uit een zuiv’re drift, gaf duia’l}k te verdaan,

D it ons vertrouwen was gegrond op yd’le waan, Daarhy, zo middagklaar, ditonweéi ons vOvHzeide,

In zyn omhelzing als wy van den aiid’ren fcheidc.

Gelyk ook Breedero, en and’ren door die loos klem volgde, enons verliet, enzynezydekoos.

Maar wy, als deunende op een vaden grond te bouwen, Op zyn gegeeven woord, enecre, en eed en trouwe,nbsp;2yn beidetegelyk dus in een wrak geleid.

Hoor. NE.

Den hemel zy de wraak, die nimmer wraak ontzeid, Die, fchoon zy traag’lyk komt , ze eeiis eind’lyk zalnbsp;voltrekken,

De nazaat moedigen, en daar toe op zal wekken, Oinzoeendrachtelyk, gederkt metfierenmoed,

Te wreeken onze dood, en al ’t vergooien bloed,

Dat reeds nu is gedort, en noch uedort zal worden.

W'y dangevonnift, door bevel en’skonings orden,

D nbsp;nbsp;nbsp;Te

-ocr page 52-

van

fa nbsp;nbsp;nbsp;De D 0 0 D ...

fe fterven; gaan ter dood, doch niet itt zulk een ftand. Als ruftverrtoorders van hun eigen Vaderland,

Noch eedverbreekers, noch verftoorders. van ’s lands wetten;

Maar, als die zich daar fleeds op ’t kragtigft tegen zetten, De vryheid van het volk te houden ongefchend,

En voorts, vautydtottyd, het daar toe aangewend, Dat toch geeulpoor en wierd gebaand, veel min een ópen,nbsp;Waar door geweetensdwang inogt koomen ingefloopen,nbsp;Noch ook dat tieranny 7.ou krygeu de overhand.

E G M o N D.

Dit is de grondflag, en ook de onderlinge band Der edelen, beraamd om dit verderf te fluiten.

RiEOHO V EN.

Ik prys UW toeleg; en als ik my zelf zal uiten,

’k Heb al uw flaatsbedryf, en doen voor goed gekeurd, En deez’ verwoefling vaak zelf innerlyk betreurd;

Maar Alvaas wreedheid, en Granvelles looze ftreeken. Die hebben, om zich van voorgaande hoónte wreeken,nbsp;U beiden tegelyk indczen ftaatgebragt.

(Maar, ach! ’k beken, wie had zo bitt’ren lot verwacht!) En uwen val, bekuipt tot vord’ring van zyn zaaken.

Of fchoon gy derft, de dood zal u onderfiyk maak en. Den hemel, die op ons nu heden fchy nt gefleurd,

Weet bed wat lot dat hen noch vallen zal te beurt,

Als oorzaak en begin van deez’ gemeeneelenden.

E G M o N D.

Myn heer, tot wien wy, als ons laatde toevlugt, wenden, Voldoed ons deze beé, en dat door uw beleidnbsp;In handen werdgedeld van zyne majedeidnbsp;Dien brief, waar in ik myn gemoed koom uit te drukken,nbsp;Daar by, dat gy voor ’t zwaard ter deez’ tyd hebt ziennbsp;bukken

Zyn trouwde dienaar, die zo vaak met deren moed, Zyn recht gehandhaafd heeft, tenkoden vanzyn bloed.nbsp;En dat ik derf, niet of ik had myn vorfl beleedigd,

Maar, die zyn Vaderland trouwhartig heeft verdeedigd.

Doed

-ocr page 53-

E G M o N D f» H o o R N E. 5-1 Doet ons dan dezen dienft.

Riedhoven.

Mynheer, het zal gefchién, Ach! ’t harte bard my u in dezen ftaat te zien,

En voel iny zelf als met de fchrik des doods bevangen. Daar komt Valerius, wat laat hy’t hoofd ook hangen;nbsp;Men fpeurdaan’t uiterlyk zyn innerlykerouw.

r W E ED E r 0 0 N E E L.

,Egmond, Hoobne, Riedhoven, Valerius.

Valerius.

My n heer, ik kom voor af op ’t naadren van mevrouw U w gemalin, verzeld van die mede aangedreevennbsp;Door eene zugt, en ook valt herwaarts aan komt ftreeven,nbsp;El w zufter.

Eg MOND.

Ach! mynheer, is’tmogelyk! men fluit Dien toegang toch.

’ nbsp;nbsp;nbsp;Riedhoven.

Oneen! men blus dat vier niet uit;

’c Is billyk innerlyk gevoelig zich te neigen, t Gemoed te ontlaften is den troofleloozen eigen,

’t Valt treur’gen zwaar, dat hen dien weg werd afgefneén. Hoor NE.

Ik zal in ’t naafl vertrek haar dan te moet gaan treên. Maar eer ik ga, ach! deelgenoot, van myn ellenden,nbsp;Dat ik u eerfl omhels, ons glas dat loopt ten enden,

De wraak , te heet op moord, ontzeid ons meerder bot; Wy deden te gelyk in een en ’t zelve lot,

Myn heer, en (taan gereed den flag nu afte wachten.

E G M o N D.

O eedle vorftenheld! laat ons dan nu betrachten De dood te trotzen, en ’t geweld ten doel te flaan,

En ofgy voor ging, dan of ik u voor mogt gaan,

Es Zal n volgen, of u moedig voor gaan treeden.

D a nbsp;nbsp;nbsp;Hook.-

-ocr page 54-

De DOOD van Hoorne.

Grootachtbre heer, beroemd door uw ftantvaftigheden, En ons een voorbeeld ftrekt in barning van de nood,nbsp;Vaarwel!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

E G M o N D.

Vaarwel, mynheer!

Hoorne.

Vaar wel tot in de dood!

¦ Hoorne binnen.

Riedhoven.

Myn heer,ach ! laat het zyn,en wilt haar komft verbeiden. Egmond.

Gadan, Valerius , en wilt haar herwaarts leiden.

Valerius binnen.

Schoon deze ontmoeting is gegrond op zulk een fchyn, ,Zy laat daarom niet min mydoodelyk tezyn;

Het fterven in zich zelf, is, als men’t zal ontleden,

Niet als een fchaduw, en wat weinig duifterheden. Waar door natuur van haar geftalte werd beroofd,

Een luttel damps, die flechts het zichtbaar licht verdooft; Maar, die omhelzingen, die zuchten van weérzyden,nbsp;Die laatfte en droeve kus is duizend dooden lyden!

Gelyk wy zien te moet in ’t naad’ren vandie geen, Diemy van aanbegin, door haar aantrekkelykheén,

Zo dier verplichten van haar eeuwig te beminnen.

Kon ik op u, als gy op my plag te verwinnen,

Gy ftaakten uwe komft, 6 afgepynde vrouw, Gedompeld in een nacht van eindeloozerouw!

Gy zult hier door myn fmart,en teffens de uw’ vermeêren. Riedhoven.

Ze is te edelmoedig, om niet herwaarts aan te keeren; De droefheid parfthaar, en de liefde dryft’er aan.

Daar zynze.

Egmond.

Ach! had gy u ten beften doch bera^n.

DAR-

-ocr page 55-

E G M o N D H o o R N E. nbsp;nbsp;nbsp;^j

DARDE r O O N E E L.

Eg MOND, Riedhoven, Sabina, Valerius, tnet ge volg in rouiu geviaaden.

Sabina.

my, getrouwen, ach! een weinig onderfchraagen, ’ ’ O nacht! vereeuwigd om ooit immermeêrtedaagen,nbsp;Wat (lort gy duifterniffe al tefFens op my neer!

O bange naarheid! ach! waar berg ik my? mynheer, Door welk een wanhoop, ach! zo werden wy gedreven ?nbsp;Met u te zien fchyn ik een weinig wéér t’herleeven;

Ziet hier een afgematte en k wynende vorüin,

U w waarde bedgenoot, rampzaal’ge Paltsgravin I Niet eeven in dien fchyn, met blydfchap ingenomen,nbsp;Wanneerze u uit den (Iryd plag te verweliekomen,nbsp;Verheugd en wel vernoegd, u juichend kwam te moet,nbsp;Al blaakende innerlyk door een verborgen gloed,

Maar t’eenemaal ontbloot van vorft’lyke fieraaden,

Gelyk een weduw in rouwfleependegewaaden.

Die haaren Ega noch te verfcher ftond beweend,

En uit een tederheid betreurd het koud gebeent.

Zo komen wy voor af uw droevige uitvaart houwen ,

Als zynde een leevend lyk, met my ne ftaat-jonkvrou wen, En deze uw kinderen, als panden van uw bed;

Heeft mynekomll, mynheer, uw moedigheid verzet, Dat gy dus onbeweegt, en zonder mededogen,

Het hoofd ter zyde keerd, en van my wend uwe oogen ? Of is ’'er iet in my ’t geen argvi^aan mogt bedieêii,

’t Welk gy wel wenfchten in my liever niet te zien ?

Of ook verveel ik u ? of hebben myneklagtcn Zo luttel op u, dat gy die zo min zoud achten gt;

Dat een verlaaten, en een troofteloozc vrouw,

In deze ontmoeting dit van u verwachten zou w ?

Of heeft de fchrik des doods uw moedigheid doen keeren? Dien gy plag zelf zo vaak te trotzen, te braveeren ?nbsp;Spreek, fpreek, doorluchtfte, en, 6glory! van nw ftam,

D 3 nbsp;nbsp;nbsp;Di«

-ocr page 56-

De D o o D va»

Dieuitïobraaven telg haar eerllen oorfprong nam; Engy,eerwaerdigrtc,ach'tot wicii dan datweons v^enden,nbsp;Verlietkt gy ons, in deez’ zo bitt’ren ftaats elenden,

Een flut, enfteun; gy waart vzel eer een toeverlaat Dertreur’gen; maar, wat’sditdatgyteruggegaat.

En’t aangezicht bedekt, hoe! zytgeonsmeêdan tegen? Kan ik u ook tot geen mcêdoógendheid bcweegen ?

Zo zal den hemel dan indeez’ myn fmart en pyn,

Myn allerzcekerftc, en ook laatlle tgev lugt zyn,

Op dat ik eind’ling eens mag heul en tfooft verwerven. EgMO N D.

Mevrouw, uw klagten doeiiiny duizend dooden fterven. Uw rouwfleep, ftaatgevolg, en aadelyke doet,

Vol bitt’re weêklag, die beltonnen myn gemoed.

Zoud ik afkeerig zyn ? en wenden oog en ooren,

Als of gy my verveelde; óneen! neen! hooggebooren, Neen! edele vorlfn, vanu, myn lief, myn licht!

Aan wien dat ik ook blyf tot in myn dood verpligt;

’t Zy verre, van op zo een av’rechts wit te doelen;

Hoe! zoude ik my dan minals meufchelyk gevoelen ? Daar rny ’t herdenken noch in verfcher heuge leid,

Hoe gy wel eer my piag in volle majelieit Te naad’ren, met zo fiere en aangenaame weelden,

En dat de liefde ons beid’ haar welluü meededeelden, Met zulk een blydfchap, en vernoeging, daar,’k beken,nbsp;Schoon dat ik (terven gai, noch van gevoelig ben.

Maar ziende u met zo bitt’ren rou wkiagie ingenotnen, En datge onmagtig waard uw droefheid in te toornen,nbsp;Stond ik als roereioos tot in de zie! outfield,

Door deeze ontmoeting, en dit onverwacht geweld;

In welke ontroering wy , door innerlykc tochten,

Al teff’ens te gelyk dan wierden aangevochten.

T e meêr, terwy 1 ik zelf gevoel tot in myn hart,

Datmynedood, umeer, aiszymyzelveftnart.

Hoe zou dan de achterdocht op my zo veel vermoogen ? Riebhoven.

Een ïeüde hartstocht heeft, votftin, ons ook bewoo^n.

-ocr page 57-

EGMONDf»HOORNE. sf U w overmaate rouw, daar gy mcê werd gedrukt,

Had my geheel en al tot in de ïiel verrukt,

Als tynde onmagtig om dit van ons af te weeren.

E G M o N IJ.

Uwkomft,mevrouw, fchoonzy myn lyden doedver-meeren,

Is echter, ik bekend, gegrond, omdatzy llrekt Daar heen, tot welk natuur u aandryfd, pord, en trektnbsp;Door ietsgeheims in ons.

Sabina.

Ach! vt'ou den hemel geeven.. E G M o N D.

Wat doch, myn lief?

Sabina.

Dat ik u niet mogt overleeveo ?

Elk uur, ja eiken dag, nadeezeu, zullen myn.

Zoo lang ik dagen tel, veel racêr als doodlyk zyn,

Ach! dat hy zich hier toe te my waarts wilde wenden,

Op dat ik, met uw dood, myn leeven ook mogt enden;

Ik volgde u in de ftoet van dat moorddadig rot,

Gemoedigt door den drang, naar ’t bloedige fchavot,

Om daar, niet traaglyk, maar met hertelyk verlangen, Met uitgerekten hals, eenzelfde lot te onifangen.

Gy gaat ter dood, en ik, helaas! bedroefde vrouw,

Blyf hier vereeuwigd in een eindclooze rouw.

Zal ik dan al myn troofte en heil nu moeten derven ?

Zal dat meincedig zwaard dien dapp’ren hals doorkerven? Dienonverwrikbren ftyldoen Horten neêr in’t zand ?

O averechtze trouw! ondankbaar vaderland!

Is dit het loon voor die, die voor uw vryheid llreeden ?

U w recht verdeedigde,en bcfchermde u w mogendheden ? Dat gy nu met het bloed der helden zyt verkuirt ?

Hoe zal dien Aartstiran, nu lachen in zyn voifl ?

Dienftaatgeweldenaar, nuhy (óboozetijen)

Een oop’ning ziet tot zyn vervloekte tierannije,

Tot fchennis, dwinglandy, en dat hy heeft geveld Dien dapp’ren oorlogsman, en nooit verwomieu held,

D 4 nbsp;nbsp;nbsp;Di»

-ocr page 58-

j'6 nbsp;nbsp;nbsp;De D O O D van

Die dit gedrogl fteeds heeft getracht in toom te houden,

Daar deze dwingeland zy n ttaatsgezach op bouwde,

Waar meé dit arme volk gedreigd werd met dien flag ?

Eg MOND.

Myn liefi de hofwacht ftaat gereed.

Sabina.

Wat zal ik?

E G M o N D.

Ach!

Dat gy toch voor het laatfl u w rou wklagt af wilt breeken. Sabina.

Zo laat dan deze toe, dat haarc traanen fpreeken.

Gy vaderloozen, ach! ach! ach! wat valt dit hard ^

Die, nevensmy, helaas! zodiepdeeldindieliiiart.

Hy gaat ter dood, diemy, en u zo vaak verheugden.

En (leeds plag voor te gaan in vorltelyke deugden,

Die werd u nu ontrukt, door een gedrocht, in kracht Zo wreed, als ooit natuur te voorfchyn heeftgebragt.nbsp;Zietdeezeellendigen. roynwaarde, myngetrouwe.

Eg MO ND.

Ach! ach! mevrouM', ik kan my langer niet onthouwen? Beroemde telgen, ach! w'at treft uw fmart en leed;

Die innerlyken zyt met bitt’re rouw' bekleed!

Dat ik u hoofd voor hoofd omhels, myn waarde looten; Gedenk altoos uit welken (lam gy zytgefprooten,

Die altyd isgeweefl van onbefprooken aard, Doorluchtig, en door deugd, en wapenen vermaard.nbsp;Laat die dan, zonder vlek, in u gelyk herleeven;

Engy, vorftin, dien ik voor eeu wig gaabegeeven,

Zyt moedig, en gehard in al uw tegenfpoed;

Verkrop uw harten leed met mannelykcn moed,

Dat nu bedooven leid in rampen meenigvuldig-Kcerd u flegts tot de wraak, en draag uw lot geduldig: Dat nyd, noch tyd in u ooit myn geheuge blus,

Ontvang hier op van iny, deez’ laatften droeve kus. Vaarwel!

S Aquot;

-ocr page 59-

EGMOND«gt;«HOORNE.

Sabina.

O neen! ik laat uw my xo niet ontrukken. Vervloekten dwingeland, wat brouwd ge al fchellem-(lukkeu?

Zyn dit vergeldingen ? 6 trouw beloond zo vals! Egmonp.

Laat los, mynlief!

Sabina.

Ach! ach! hoe koom ik van uw hals? Gy gaat ter dood, mynheer! en ik zal hier na dezen.nbsp;Dan elk als tot een ftnaad, en tot een fchoulpel weezen ?nbsp;Neen, neen, 6 neen! ik volg u op het zelve fpoor.nbsp;ü hemel! flerkmydoch, zie daar dat gaat u voor.

R11 ü H o V fi N.

Waarheen, mevrouw

Sabina.

Ik gaa roy tot de dood bereiden. Zoude ik uw ly kbaar zien veracht ten graave leiden ?nbsp;Opeenbarbaart'chewys; beroofd, en teeenemaalnbsp;Ontbloot van vorftelyke, en ridderlyke praal,

Van ftaatelyk gevolg, en plechti^e lieraden,

En Heep des aadeldoms, bekleed in rouw gewaaden,

Als een misdadigen ? die fmaad waar al te groot.

’t Is billyk dat my is niets liever dan de dood.

Egmond, en Rtedhoven binnen^ En gy , 6 adelyke fpruiten!

En jongden uit het ellef tal,

Komt, helpt my hier rnyn rouwklagt uiten, Beweend, betreur der helden val,

OI telgen, wyd beroemd van maagen,

Dien ik , (6 aadelyk gellagt)

Zo teer heb onder ’t hert gedraagen,

In pyn, en fmerte voortgebragt:

Korn, werp u neder aan zyn voeten,

Hy zal niet méér, gelyk voorheen,

Op zyn triomfdag u begroeten,

Noch u omhelzen, neen, 6 neen!

D ƒ nbsp;nbsp;nbsp;In

-ocr page 60-

-yg nbsp;nbsp;nbsp;De DOOD va»

In ’t midden onder ’t zeegevuuren;

Noch gy voortaan tot geene ftond,

Zyn naam, noch waapenfchild borduurcn,

Met goud, opeeneroodegrond,

’t Blafoen, uw Hamhuis aangebooren,

Met dat van Bairen t’zaain gefnoerd, Doorvlochten, en op ’t fchoonft verkooren,

’t Geen gy van ’s moeders zyde voerd,

Afkomftig in doorluchtigheden,

Uit grootvair Aelbregt, fier en ftout,

Gehuld by ridderfchap, en ftecden,

In hólland met hetgraaflyk goud.

Wie kan van traanen zich onthouwen ?

Valerius, en gy, myn heer,

O treurgenooten, fiaatjonkvrouwen,

Gy zietnadezen hem niet mtêr,

Hy gaat ter dood, ach! helpt myvveenen.

Dat ftaatju weel, dat dierbaar pand....

Maar ach! waar zynze daar verdweenen?

Wat ondier heelt hem aangerand,

En weg gerukt dus voor myn oogen!

Bloeddorftige, houd ftand, hou ftant Hebt gy nog eenig mededoogen ?

Zo niet uw wraak te hevig brand,

Ach! iaatmydezegunftverwerven,

Verloeft, tot dat ik my terltond Bereide, om nevens hem te fterven*,

En kus noch eens zyn doode mond.

Ik moet, ilf ga, en zal hem volgen ?

Valerios. nbsp;nbsp;nbsp;(gen.?*

Mevrouw, wat markt ge u zelfs dus woedende en verboi-Bezadigd u, ik zelf gevoelig van uw fmart,

Beken, dat deze wond u treft tot in het hart.

Maar wyl v;y in deez’ zaak geen weg en zien noch open, En dat noch heul, noch trooft, noch uitkomfi Haat te hoo-pen,

Draag u gelyk een telg van uw doorluchtig huis.

1 nbsp;nbsp;nbsp;Sa'

-ocr page 61-

E G M o N D H o o R N E. S9 Sabina.

Ach! ach! wat tieftmy ramp en kruis, Komoiiderftcunmy, ach! getrouwe,

En offer u w gedienftigheên Aan deeze uw welgeboorne vrouwe,

Een flaau wte kruipt door al my n leen;

De dampen viiên valt heen en weder;

Ach voegt my hier te ruit wat neder.

Valerius.

Staatjofrouw, red mevrouw, ach ! red haar! zet’er neer. ’k Zie Hoorne nad’ren, metzynzufler, ach I myn heer!nbsp;Ziet hier mevrouw als met de wille dood belaaden.

VIERDE r 0 0 N E E L. Valerius, HooRne, Sabina, Sofia,nbsp;Hoorne.

O zal de wrok, en haat, haar eind’1 yk eens verzanden, Die noch aan ’t woeden is, en niet zal zy n geruft,nbsp;Ten zy met onze dood, die w'roeging is geblult.

Elendig* vaderland , hoe zuid ge uw leed verkroppen ? Wie red dit arme volk? wie zal de bloedwel (toppen?nbsp;Wie dempen deze poel, vanlchennis, tieranny.

Van zo vervloekte en ingefloopene dwinglandy ? Onzachchelykenheld, diemyzytvoorgetreeden.

Ik volg u moedigdan ook in gelyke fchreeden;

Gy hebt te dezer ftond dien flag vaft uit geltaan.

Sofia.

Gy zult dan medenu ter flachtbank heenengaan!

Dien trotzen dwingeland nu tot eenprooy verfirekken ; Om opuw lyktombe, ach! zyn zegen te voltrekken-? .nbsp;O hemel! zogy ooit detreurigen verhoord.

Wreek deez’ verfoeijcly ke en haatelyke moord;

Of toeft gy, tot ze zyn ten einde van bun woelen,

Om hen eensteeenigertyd uw wraak te doen gevoelen? Wat traagtgy langer, liort op hen uw blixzem néér;

Verdelg die landplaag, keerddat heiloos moordgeweer, Ea wend het tegen* hen, ik zal myn arm ontblooten,

Oir

-ocr page 62-

lt;5ö nbsp;nbsp;nbsp;De DOOD van

Om’t ielve den tieran tot in het hert te ftooten.

Ach! zaagen wy te moet eens zulk een blyden dag,

Dat elk bekleed, en vvcér herfteld in zyn gezach,

Om zo den (laat van deez’ vergifte peft te veegen;

Maar, ach! ’t is al vergeefs, den hemel is ons tegen. Ach! myelendige! waarheen werd ik vervoerd?

H o o R N E.

Mynzufter, ach! wat maaktgeu zelve dus ontroerd? Het is myn lot, ik walg van langer meer te leeven.nbsp;Sofia.

Laat ons dan ’t martelfpoor bly moedig op gaan ftreeven^ Ik fterf ook nevens u. Hoorne.

Ach! troofteloozevrouw.

Wat drukt my uwe fmart, ’k heb deernis met uw rouw. Zyt moedig om uw druk en lyden in te toornen.

Ik zie Davila met de hofwacht herwaarts komen.

Het is gedaan, myn vriend, Valerius, vaarwel! Sofia.

Ach! achl ik fterf. Valerius.

Mynheer, hoebitter, en hoe fel Treftiny uw fmart ?gy duet myn lyden wéér vergrooten-H o o R N £.

Engy, Vorftin, vaarwel, óbeidetreurgenooten,

Zyt doch vol Handig in ’t verduuren van uw leed.

VrFDE r 0 0 N E E L.

Hoorne, Sofia, Sabina, Valerius. Davila.

D A V1 la.

My n heer, gy weet met welk een laft wy zyn bekleed. Als ook waarom wy hier ter plaatze zyn befcheiden.nbsp;Hoorne.

’k Ben vaardig, doetnwpligt,

Sofia. Ach! dat ik u geleide. Staaf, bloeddorftige, en wagt uw hand te (laannbsp;Aan dien beroemden held, en wilt te rugge gaan,

Eerhy, door zyn gezigt, u doet ter neder itorten,

Maar

-ocr page 63-

EGMONDlt;r» HOORN E. 6t Maar zo gy zy t gezind my n lyden te verkorten,

Wiens Jianden dat toch zyn van zo veel bloed bemorft, Wreek u opmy, en jaag uw kling door deze borft;nbsp;Barbaaren, ’k zal u niet ontwyken, noch begeeven.nbsp;Davila.

Indien gy niet en wierd door wanhoop aangedreven,

Het waar onmogelyk te dulden deze fmaad.

Hoor NE.

Mevrouw, bezadigu. Sofia.

Verbafterd, heiloos zaad. Davila,

’t Waar tyd, en meer dan tyd onord’re eens af te fchafFen, Den ftaat t’herftellen, en weérfpanuigen te ftratfen.nbsp;Sofia.

Vermcetele, diedusdeonnoozelenbctigt.

Indien ik mogt begaan, ik vloog u in ’tgezigt.

Valerius, kund gy dien bitt’ren hoon gedoogen ?

En werd gy dan noch niet tot meerder wraak bcwoogen! Engy, Vorftin? Sabina.

Ach! ach! wat zal ik toch i* gy weet Hoe dat ik afgemat, verkrop myn hartenleed;

En als, eendroeve wceuw, verllooten, en verlaaten? Ontbloot van man, en vorfl, van eere, en ampt,en ftaaten,nbsp;My zelf met traanen voed, en zuchten zonder tal.

H o o R N E.

Mynzuller, dat ik u omhels, noch eens voor al. Sofia.

Ach! ach 1 wat moord gy my ?

H o o R N E. Laat af, en (laak uw weeneii. Sofia.

Ik laat niet af, 6 neen ! ik volg u derwaarts heenen. Hoor NE.

Noch eens, voor’tlaatft, vaarwel!

Davila en Hoorne hinnen, Sofia. ü hemel! is’er dannbsp;Geen middel om de ftraf te ontgaan van dien tieran.nbsp;Valerius, mynheer, ach! ach! zyzyngeweeken.nbsp;Mevrouw, kom, moedig u, wy zullen ons gaan wrecken,

Om

-ocr page 64-

62.

De DOOD Dan

Om zo gefterrekt en geftyfd van onze kant,

Te (leuren onverzieus dien bloed’gen offerhand.

Ik zal u voorgaan, en ook de eerfie zyn van allen,

Die moedig met een troep als woedendeaan zal vallen. Daar koom af wat het wil, ’t recht is aan onze zy.nbsp;Valerius.

Watwiltgy toch, mevrouw, ach! (laak dit opzet vry,

’t Is toch vergeefs gepoogt, voor u om heul te zoeken. Sofia.

Dat ga zo ’t wil, ik zal my eind’ly k dan verkloeken,

Om door een and’ren weg, zo dit niet vord’ren kan, Myn wraak bewerken, door een heim’lyk eedgefpan:

Of brouwen by my zelf nu liflc en looze laagen,

Al zou gantfch Nederland van mynen opftand waagen, En alles daveren, en werden omgeroerd,

Zorull iii niet, ten zy myn wraak zal zyn volvoerd.

’t Ontbreekt rny aan geen hulp, om myne (Ireng te (ly ven. Hoe! zou d-an hunne dood dus ongewrookcn bl y ven ?nbsp;Die helden, (leeds bemind, als heden nu beweend.

Die (ly len van den (laat, en toevlucht der gemeent,

Die hunne vry heid (leeds bewaakten en betragten,

Op dat geen inbreuk in dezelve (lont te wachten.

En vaak dat landgedrocht gemuilband en gefnoerd,

Dat dwang, noch tieranny, mogt werden ingevoerd. Hun vyanden ,diedeez’ onmenfch’lykheid mishaagden,nbsp;En beid’ hun ondergang, betreuren en beklaagden,nbsp;Getuigen van hun deugd, en trouw , en dapperheid,nbsp;Hun roem onllertfelyk, alom zo wyd verbreid,

Die zal van nu voortaan op alle tongen keven.

Die Vrankryk, Duitsland, en ltaal)endeedenbeeven. En door hun wapenen, gevoerd in ’s Keizers naam,nbsp;Tedier tyd llrekten voor een pronkllak van de Kaam. .nbsp;Uitheemfche zullen zich in hunne lof ontzetten.

De Chriflen waereld zal hun beider lof trompetten.

Schep moed, inevrou w.fchepmoed,ik voel inwendig my Als aangedreeven door een nieuwe profefy;

My dunkt ik zie alrtê hoe Naflou, aangeipanuen;

Zyn

-ocr page 65-

EGMOND fa HOORN E. 63

Zyn {bindaard beeft geveft, de tieranny verbannen 4 ’t Verbond der eed’len wéér bekrachtigt, en herfteld^nbsp;En, door zyn wys beftier, gebreideld het geweld,nbsp;Geweetensdwang, die peft! ten landen uitgedreeven,nbsp;t)e vryheid wederom op haare troon verheeven,nbsp;Gewapend, en bekleed met fpeer en helm en hoed,nbsp;Gegrondveft in fimend van dit vergooten bloed.

En dezen Aartstieran, vervolgd, verjaagd, gedwongen Te ruimen dit gewed, aan alle kant befprongen.

I)e heilige eendragt.... Valerius.

Ach! mevrouw, ftaakuwereên, k Zie zyn Eerwaardigheid, die herwaarts aan komt treên.nbsp;Sofia.

Het is gedaan, ach! ach! waar zullen wy ons wenden ?

ZESDE T 0 ü N E E L. ^ariha, Sofia, Valerios, Riedhoven.nbsp;Rieühoven.

At vorft’lyk treurfpel, ach! myn vrind,dat is ten endc. Valerius.

Het is ten einde? ach! ach! 6 leideloozefmart!

J nbsp;nbsp;nbsp;Rieuuovf. N.

t Herdenken van hun dood, treft my tot in het hart.

*k kan, helaas! my noch van weenen niet onthouwen,

Valerius.

Hoe was hun uitgangdocb ?

R l E U H o V e N,

Wat vergt gymy, getrouwen? Hie dus myn lyden en myn fmart vernieuwen doed:

^Is helden traaden zy de wilFe dood te moet.

Egnrond ging eerft voor af, op ’t allcrminft bevvoogen, prde elk, door zyn gezigt, een traanen vloed uit de cogen,nbsp;Hy trad als onverzaagd zo aanllonds derwaarts aan,

Paar hy ’t gekruifte beeld ter neérgezet vond (laan,

Pet welk hy naderde, en, met veel eerbiedigheden,

Pn telkens menigmaals omhelsde in zyn gebeden; fan waar hy zich begaf, gemoedigd, ach! ach! ach!

Ter

-ocr page 66-

^4 nbsp;nbsp;nbsp;. De D O O D van ^c.

Ter plaats daar hy ïich boog, voor ’t geeven van den flag. Een algcmeenevree’z.’ ontftond door eenig tnomp’len, ¦nbsp;Als of men was beducht voor fchielyk overromp’len.

Maar alles was te wel bezorgd door hun geweld,

T oen Hoornc voort kwam, en nu Egmond zag geveld, (Een fteenen hart had zich dit moeten nu erbarmen)

Nam hy het bloedig hoofd, en drukten in zyne armen,

En kuftend meenigwerf met een gebrookeu flem ?

Mits bukt hy mede, ach! ach! en flort ook nevens hem.

Einde van 't derde en laatfle Bedryf,

Befchrjvinge der Vertooningen.

Voor het SPEL.

De Landvoordejfe, verx,eld met de algcmeene Staaten,verwelk- J koomen Alva,hy voerdgezvee!ensdwangjgt;e‘hog,geweld,en tieran-ny,m soyneftoet, zyndegefierkt met eenige aitheemjehe veldoi er-fie» en krygsbenden. Dc vryhetd werd verdrukt,en ’s lands rechtettnbsp;vertreeden. In’tverfchiet vie. men het vliichtett dei~ ingezeeten.

De Landvoogdes, veizeld met de algemeene Staaten;

Den Hartog Alvain zyn flaatgebied begroet,

Hy voerd geweetensdwang, een peftder onderzaaten, Geweld, entieranny, vergramde in zyn ftoet.nbsp;Devryleidleidgedrukt; en’s lands gerechtigheden,

Zyn door mtheeiiifche magt, verbrooken en vertreeden.

Na het SPEL.

Egmond en Hoorne, leggen beide door’t zwaard gefneuveld, el^i hun hoofden of pinnen gefield. Davila, met eenige geeft elyke ordent |nbsp;vertoonen zich hier by, aan d’andre z\de zi t mm de inquifitie, of |nbsp;’ƒ vreeslykfi afgebeeld,houdcnde een brandende toorts in d'ecne, etifnbsp;een bloot 'zwaard,met eenige ftropfen,enander martdtuigfin d’anfnbsp;der hand, daar by vertoond zich een roode roede, of bloedvlagge«nbsp;met eenige worgf aaien opgerecht.

Nu zal men Nederland van bloed en vuur zien rooken.

Dc Graavenleggen reedsgelneuveld , door het zwaard.

Nu moordtuig opgei ech'', de bloedvlag opgeftooken In de Inquifitie . die niet als verwoelling baard jnbsp;Davila, nitdenaam van’tboof ¦ der dwingelanden,nbsp;Begrimd dit Treurfpel, met meet and're ftookebranden.

-ocr page 67- -ocr page 68-