-ocr page 1- -ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5-

AANTEEKENING

w e g e n s d e K 1 e-^l i n g.

Carolina, de kleding van een meisje uit Bercij, eenvoudig doch met fmaak.

Konstantijn,/» de kleding van Corbé.

De Colb ERT, de kleding van een' Fransch' Edelman.

R E N é, gekleed ah een bemiddeld Landman.

C o R B é, een vest, borstrok en broek van eene donker bruine kleur, een zwarte riem met jleutelsnbsp;op zijde , zwart hair en zware knevels,nbsp;een bruine linne muts op het hoofd, ennbsp;een kort pijpje in den mond. In het laat-fte tooneel van het tweede bedrijf, de ka-merkleding van Konftantijn.

Bruno, rood hair, lang over de fchouders hangende , een bruin vest met mouwen, met kleine knoopjes, geheel digt geknoopt, een broeknbsp;van dezelfde kleur , een muts van grijsnbsp;linnen op het hoofd, en grijze jlopkoufennbsp;aan de voeten.

PascaLj Franfche Courierkleding van dien tijd.

-ocr page 6-

PERSONEN.

Caroline de Renneville, onder den naam van Clairir.e.

Konstantijn de Renneville, Echtgenoot van Carolina^ gevangen in de Bastille.

De Heer de Coleert, gevezen Minister.

Re Né, Pachter te Bercij.

CoRBé, Cipier der Bastille, verliefd op Clairine. Bruno , Dorpeling, mede verliefd op Clairine.nbsp;Pascal, Bediende van den Heer de Colbert,

Een Invalide.

De Lieutenant, van het Guarnifoen der Bastille. Melkmeisjes.

Dorpelingen.

Invaliden.

Bedienden vlt;j« de Colbert,

Het fluk fpeelt te Bercy, een klein dorp by Parys, grenzende aan de voorftad Saint - Anthoine.

-ocr page 7-

HET

MELKMEISJE VAN BERCIJ.

HISTORISCH ZANGSPEL.

EERSTE B E D R IJ F.

Het Tooneel verbeeldt een gedeelte van.het dofp Berd]., ter regterzijde van den aanfckouwer, ftaat een fteenen .nbsp;bank onder eenige hoornen, welke een klein boschjenbsp;uit maken. Ter linkerzijde eene boerenwoning y welkenbsp;van binnen een melkhuis verbeeldt, benevens de over'nbsp;blijffelen van een oud kafteel en tooren.

EERSTE TOONEEL.

BRUNO komt langzaam op het tooneel,„brijende onder . . . het gaan en fpreken aan eene garen kous, waarvannbsp;; hij de kluw in zijn' zak heeft,

1

Eens doolde in de boschrijke oorden Bij P'incinnes een lieve meid.

Éen knap jong beer trad met beleid Haar te gemoet, fprak zoete vtmorden;

En na hij haar dus bad gevreid,

Heelt hij haar raseb uit ’t bosch geleid.

Fa, la, la, la, amp;c.

2

Hij, is wet haar naar ftêe gereden.

En fchonk haar daar veel kostelijk goed.

De

-ocr page 8-

HET R'IELKMEISJE V. BERCIJ,

De Schoone leefde in overvloed,

De minnaar fpaarde geen gebeden ,

Hij vatte allengs in ’t vrijen moed.

En zag in ’t eind zijn fmart verzoet.

Fa, la, la, la, amp;c

Daar kuijer ik nu al lederd een uur, en nog zie ik haar niet te rug komen, (^Atj fchudt zich, ah iemand die zeer

koud is.^ Broua.....het is van dezen morgen maar

gansch niet warm .... de regen, die dezen nacht gevallen is, heeft het weder merkelijk veranderd . . . mijna vingers zijn bijna verkleumd, (^hij neemt zijn breiwerk ander den arm en blaast zich in de handen.') Die arme Jufvrouw Clairine! zij komt nog niet, fchoonnbsp;zij dezen morgen wederom ten vijf uuren naar Parijs is gegaan, om hare melk te verkoopen; kijk, dienbsp;heeft eerfl een voorkomen, eene houding.. . . eene

bevalligheid.....ik kan toch niet denken, dat zij

op den weg met iemand zich zoude ophouden. — Waardoor zal ik toch die liefde, die ik voor haar

heb, onderdrukken ? waardoor ?.......waarlijk ik

weet het niet, zij heeft echter eenen minnaar, die mij zeer in den weg is; hij is een man van rang, dienbsp;mijnheer Corbé, want hij is Cipier in de Baftille,nbsp;en kan mij zeer bevreesd maken; want zie, de oogen,nbsp;die hij opflaat, zelfs als hij verliefd is, die kunnen dennbsp;befte doen zweeten.

TWEEDE TOONEEL.

{Kitournel, v/elke de komst van Corbé aankondigt

Bruno, ó Mijn help !

(/«y begeeft ziehier zijde van het tooneel, albreijende heen en weder wandelended)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;C o r-

-ocr page 9-

P E L.

ZANG

Co RBé.

Ik ben de wijste uit dit oord ^

Verrigt met ijver fteeds mijn’ zaken.

En 't is de zang, die m!j bekoort Als ik den morgen zie genaken.

Bruno, wandelende. zijne ftem-alleen, weet men, wie hij is.

C o R B é, midden op het toaneel komende^ zingende en viiurflaande,

,, Dit pijpien is mijn artfenij (Bruno ziende, cn Ittidskeels lachgendeP)^

Hall! hall ! hah }

B R u N o, verft oord naderende, en zingende.

,, Mijnheer, hoe nu! wat zal dit wezen?

„ Moet ik als ’k ga uw ipotlust vrezen?

Co RBé. Waarom, gaat ge, als ik lach voorbij? Bruno. Deze weg is vrij voor een ieder.

C o R B é. Dit betwist ik u niet.

Bruno. Ik wacht hier.

Co RBé. En ik kom om te wachten.

Bruno. Wien?

Co RBé. Wat gaat u dit aan?

. Bruno. Ik geloof.....'

Co RBé. Waarom vraagt gij dan?

Bruno. Zij zal niet komen.

Co RBé. Des te beter, dan zülc gij haar niet zien. Bruno. Denkt gij dat? ik neem hier mijne plaatSnbsp;den gebeden dag.

CoR-né. En ik neem den mijnen hier den ganfchen nacht Bruno. Wij zijn dus met ons beiden,

C o R B é. En zullen dus gezelfchap aan elkander hebben.

A a nbsp;nbsp;nbsp;B RU*

-ocr page 10-

4 nbsp;nbsp;nbsp;H£. JL ivi£-i.ivMEISJE V, BERC.j,

Eruno, Ik heb geen gezelfchap nodig.

C o R B é, op hem toeloopende, met eene ruwe ftem. Wel nu , pakt u dan van hier.

• Bruno, verfchrikt. Nu, nu, ik nbsp;nbsp;nbsp;er zijde.')

regelregt Clairine te getnoet, Qiij vertrekt.)

DERDE TOONEEL.

C o R E é, R E N é , uit zijne woning komende.

Re Né. Hoe nu, is hier nvist? ik wil wel wedden, dat Bruno ....

C o R B é. Gij hebt het geraden , vader René, hij is een vrek.

René. Oh! daarin behoeft gij voor hem niet te wijken.

CoRBé. Vast niet, hij is ook de jongde.

Re Né. En gij de onredelijkfte.

CoRBé. Dat is waar, federd Clairine mij het hoofd op hol bragt.....

R ENé. Clairine ! gij bemint haar dan ook?

CoRBé. Daaglijks meerder en meerder, (^geheimzinnig.) Wij zijn alleen vader René, dus —

RENé. Gij hebt gelijk, wat wilt gij van mij?

CoRBé. Ik ben de eerde Sleuteldrager der Badiüe.

RENé. . Wat wil dit zeggen? — ik weet het; verder.

- CoRBé. Deze post brengt mij negenhonderd livres op, en dan noch duizend kroonen, als.....

RENé. Stokkedager, ik weet het.

CoRBé. Dit maakt .... drie duizend ... en ne-jenhonderd .... [hij telt op zij-,je vingers)

Rk-

-ocr page 11-

ZANG SPEL. 5

ïl E N é. Dat maakt drie duizend en negenhonderdlivres,

CoRBé. Di geeft nog al iets! he? '

Re Né, Doch is eene Hechte aanbeveling. Verder.

CoRBé. De Haat van weduwnaar wordt mij lastig: ik heb van mijne cerfte vrouw, een zoon overgehouden; denbsp;jongen vvordt groot, en^ als hij zich nog wat gevormdnbsp;heeft, dan zal ik hem mijn ambt afllaan, en, even alsnbsp;gij vader René , op eene goede pachthoeve ftilletjesnbsp;gaan leven.

Re Né. Dit is zeer verftandig van u overlegd.

CoRsé. Ja, niet waar? maar voordat ik mij in dien nieuwen ftaat begeve, zoo dien ik mij van eene knappenbsp;en verftandige vrouw te voorzien; en dus heb ik alnbsp;federd twee jaren mijne oogen op Clairine geflagen, ennbsp;federd twee jaren beminnen wij elkander.

R E N é, verwonderd. En zij heeft er mij niets van gezegd?

CoRsé, Schrik niet, wij beminnen elkander in all» eer en deugd; wij zeggen en fchrijven het Hechts aannbsp;elkander.

RENé, levendig,. Clairine heeft het u gefchreven!

CoRBé, «enen brief uit zijn vat haaiende. Zie Hechts dezen brief, .... dezen brief, dien ik daar^nbsp;juist digt bij mijn hart draag; wel nu, deze is tennbsp;jninfle de vijftigrte, dien ik van haar ontvangen heb.

RENé. Is het mooglijk !

CoRBé. Omftel u maar niet.... ontftel u niet,,., alle morgen ten vijf uuren, wanneer zij door de voor-Had gaat, om de melk van uwe pachthoeve te Parijsnbsp;Asnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te

-ocr page 12-

HET MELKMEISJE V. BERCIJ,

te verkoopen, doet zij mij hare brieven toekomen, zie hier, deze is noch niet eens ontzegeld.

Re Né. En de reden ?

CoRBé. Dat ik mijnen fekretaris niet heb kunnen bezoeken.

Uwen fekretaris!

Wel ja, want ik kan lezen noch fchrijven.

RENé.

CORBé.

en moet dus hiertoe een ander gebruiken.

Ik had, als ik een wijsgeer was Een beter ambt, ja, dai is zeker.

Doch thans komt mij die kunst te onpasr ’k Ben haar bewaarder, niet haar kweeker.

Want door het ambt, aan mij betrouwd,

Doe ’k achter ’t flot een jongling blijven.

Die, daar zijn’ kunstdrift hem berouwd.

Mij thans helpt brievenfchrijven,

RENé. Hoe ongelukkige! gij hebt een vertrouwde?

CoRBé. Vrees niets, het is een gevangene, een arme duivel, die federd drie jaren in de hoogte is opfeil oten, anders een goede ziel, hij, beantwoordt dezenbsp;brieven voor mij.

RENé. Beantwoordt dezelve, zegt gij?

CoRBé. Ja, maar ik herhaal het u nogmaals, alles in eer en deugd; en wilt gij het bewijs er van ....nbsp;zie daar , lees gij zelf den brief van Clairine, en gijnbsp;zult zien, dat ik de waarheid fprak.

RsNé, Corèé ftijf aanziende, neemt den brief, {ter zijde. • Nauwlijks kan ik denken of gelooven ....nbsp;{bij leest.') „ Mijn tiriend, mijn waarde vriend” . . . .nbsp;{hij zwijgt befchroemd.)

C O R*

-ocr page 13-

Z AN, GSPEL. 7

Cor Bé, vrolijk de handen wrijvende. Dit is duidelijk, dunkt mij , die waarde vriend , ben ik.

Re Né, kezende. „ Het oogenblik, i waarin ik uwe oogmerken kan begunftigen, is nog niet gekomen” . . .

CoRBÓ. De bepaling van ons huwlijk meent zij .... gij ziet wel, dat zij bevreesd was, om er u van te fpreken.

Re Né, lezende. „Neem dus nog geduld, — ik verlang raar dit oogenblik zoo hartelijk, zoo vurig, als gij ditnbsp;doen kunt.”

CoRBé. Dit fchrijft zij, omdat mijn gevangene in den laatften brief, dienhij aan haar voor mij gefchreven heeft,nbsp;zeer veel verliefde klagcen en finekingen, even als vannbsp;een ongeduldig [minnaar , in geplakt heeft .... oh 1nbsp;mijn fekretaris is niet mal; hij heeft kennis van derge-lijke zaken; wijl hij ook verliefd geweest is, zoo alsnbsp;hij zegt, maar, met ¦ een miferabel gevolg; want, nanbsp;dat hij, met zeer veel moeite, aan een klein, lief,nbsp;jong meisje getrouwd was, heeft men hen gefcheiden,nbsp;men heeft hen .... maar , wat weet ik het, wat hennbsp;al wedervaren is; want, daar ik aan niets dan aan Clairi-ne denke, is mij het lot van anderen onverfchillig.nbsp;{Gedurende dit gefprek is René, verwonderd en verjlomd.)

Renö, ontroerd. Corbé, daar is uw brief terug: ik heb reeds genoeg gelezen.

CoRcé. Ik handelde openhartig, zonder misleiding, niet waar?

R E N é, geejiig. Gij kunt Clairine vrij beminnen, ik geloof ... ik geloof zeker, dat zij met u gelukkig zalnbsp;worden.

CoRBé. Ik hoop, duizendmaal mijn pijpje te zullen A 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

-ocr page 14-

8 HET MELKMENS JE V. B ERCIJ,

breken, vader René, indien ik daartoe niet alles zal aanwenden; wel nu, wanneer zal dus de bruiloft zijn?

RenU, Ik vraag flechts drié dagen tot een naauw* keurig onderzoek.

CoRBé. Drie dagen, zegt gij? - Vaarwel, tot

wederziens, ik ga mijnen post vervullen, en ben wel in mijn fchik, u een geheim vertrouwd te hebben, dat mijnbsp;finds lang op het hart lag.

Gij ziet mij weder in dit oord,

'k Zal na drie dagen u genaken;

En , zoo mijn voordragt u bekoort;

Dan zijn het dra gedane zaken.

Het huwlijk loont de vrijerij,

En wilt gij haar verdriet genezen ,

Doe haar dan dra mijn wijfje wezen.

Want zij verkrijgt een fchat in mij.

(Jiij vertrekt^

VIERDE TOONEEL.

R E N é , alleen.

Mijn verftand kan naauwlijksi mijne oogen geloo-

ven' .... wat heb ik verftaan? - dezen brief door

Clairine gefcbreven — de ontwerpen van Corbé — en deze gevangene, dien hij in zijn vertrouwen heeft, die

zijne antwoorden fchrijft, — die gevangene......

VIJFDE TOONEEL.

RenU, Brüno, fchielijk opkomende.

Bruno. Mijnheer René! mijnheer René! . • daar komt Clairine, gevolgd van al de jongelingen van hetnbsp;dorp . ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. landlieden, melkmeisjes, kortom van al de

dorpelingen.

w T-ivo f».. i.iide. De rf'd zal alles ophelderen.-

-ocr page 15-

ZANGSPEL; nbsp;nbsp;nbsp;9

ZESDE T O O N E E‘ L. ’ '

De VorigeN, Clairine, Dorpelingen, Melkmeisjes. (^Sommigen hebben korfjes ennbsp;[paden, andere melkkannen in de hand''

Koor.

Ziet daar, ziet daar, de lieve fchoone Met l'mart door ons uit ftcë gewagt.

Zij heeft haar waar ter markt gebragt.

Dat wij haar onze liefde toonen.

Clairine, vrolijk.

Op gist’ren, werd ik aangezocht Door een’rijk Heer: hij fprak, lief meisjenbsp;Wat heeft u reeds op weg gebrogt?

Kom ga met mij, en kus me een reisje:

Ach, dat ik iets op uw hart vermpgt.

Daar ik hem' toen te ontioopen zocht . nbsp;nbsp;nbsp;,

¦Riep hij, riep hij: fta ftii, fchoon meisje,

Geei mij uw melk: zij is verkocht.

Koor.

Hij riep, hij riep; fta ftil, fchoon meisje Geef mij uvi’ raeik, zij is verkocht»

En, daar zij hem te ontioopen zocht.

Riep bij, lief kind, kom kus me een reisje.

Clairine.

Hij liep mij na, die rijke heer,

'Doch ’k Ipoedde, om zijn’ list te ontkomen.

Dra plofte hij ter aarde neêr, iu ’t boschje bij de eikenboomen.

Men lachte braaf om de’ oude’ heer.

En riep en zong toen keer om kee'

A 5

-ocr page 16-

lo HET MELKMEISJE V. BERCIJ.

Liefkind, Kef kind, wees buiten fcbrooroen,

Deez’ les, die ftrekt hem tot een leer.

ll

Koor.

Lief kind, lief kind wees buiten fcbroomen ,

Deez’ ies ftrekt hem nog lang ten leer.

En voortaan denk’ elk oude heer.

Met affchrik aan de eikenboomen.

(^Btj dit laatfle refrain, omhelst René Clairine.')

RENé. Goeden dag, mijne waarde Clairine,... gij zijt heden later dan gewoonlijk teruggekeerd, wij wachten u mee ongeduld: wel nu, wat nieuws is .er te Parijs, wat zegt, wat doet men?

Clairine. Gij weet, mijn vriend! dat ik mij Zelden met iets anders, dan met het verkcopen mijnernbsp;melk bezig hoiide.

Bruno. Ja, zie, dat is waar, de geheele voorflad bemint haar; zelfs de kommies aan de Barrière: gijnbsp;kent zeker de lieden, die daar liaan, met hunne grootenbsp;helbaarden, en die alle de rijtuigen doorzoeken? allennbsp;.laten, zij haar met vreden. Bri ik beef als ik aan hennbsp;denk. (^hen met eene 'grove jlein nabootfende^ „ Houdnbsp;de armen op , laat de armen neêr, geef hier.” ( tegennbsp;Clairine,') Mejuffer, vergun mij u daarvan te ontlasten ; ( hij neemt haar de melkkan af. ) geef dit aannbsp;mij, ik zal het in huis brengen. Qegen de dorpelingen. ) Gaat gijlieden mij maar vooruit naar de herberg,nbsp;daar zal ik bij u komen , om op de gezondheid vannbsp;lufvrouw Clairine te drinken.

Vaarwel, vaarwel bekoorlijk meisje , Uw melkkan wordt door mij bewaard.

Koor.

-ocr page 17-

XI

Koor.

Vaarwel, vaarwel, ó lieve fchoone«

Wier deugd en geest niets evenaart.

Onze achting blijft voor u bewaard.

Uw haft saai uw deugd eens beloonen.

(Zy vertrekken, Bruns treedt in de woning van René.)

ZEVENDE TOONEEL. Clairine. RENé.

RENé, lachgende, Hah! hah! hah! ik moet mijns ondanks lachgen, die goede Bruno , hij vleit zich, uwnbsp;minnaar te zijn.

Clairine. Ja wel vleit hij zich.

RENé. Gij ziet ten minsten, dat hij geen veinsaard is.

Clairine. Indien de hoop hem gelukkig maken kan, dan zoude het onbarmhartig zyn, hem dezelve tenbsp;benemen.

RENé , lachgende. ó Deze vrouwelijke caquetterie!

Clairine. Ik coquet! geloof mij , goede René , -alle de verzekeringen en loftuigingen der minnaars, welken mij omzweven, hebben flechts mijn gehoor, doch nimmer mijn hart getroffen. De ondervinding heeft aannbsp;onze kunne de wispelturigheid en ligtzinnigheid dernbsp;mannen te veel bewezen, en ons het onderfcheid tus-fchen minnares en echtgenote te veel geleerd, dan.datnbsp;ons verftand niet over ons hart zoude zegepralen.

Re Né. Er is nog iemand, die zich veel meer aan » laat gelegen zijn, dan Bruno.

Chti.i'B.iUt, fckielijk. Ah jaJ gij hebt gelijk, et it

noi

-ocr page 18-

12 HET MELKMEISJE V. BERCIJ,

nog één perfoon.....nog iemand, ik ontken het

niet, mijn vriend, en, wanneer de tijd eens daar zal zijn, dat ik.......

RfiNé, Ur zijde. Het is maar al te ti^aar. wen.') Clairine, ik weet alles.

Cl AIR INE, verfehrikt en verlegen. Gij ! . . • . gij weet alles?

AGTSTE TOONEEL.

De VorigeN. Corbc, tusfehen de hoornen

verfcholen.

CoRBé, teekens gevende. St 1 St!

Clairine, hem bemerkende. Wat zie ik! Corbé!

Renc, in vertrouwen. Luister, hij heeft mij om mve hand gevraagd; ik heb hem over drie dagen mijnnbsp;antwoord beloofd.......gij zult u deswegens be

denken, mijn kind, en mij zelve het antwoord opgeven.

Clairine, verlegen. Mijn heer . . . René . . .

Renc, haar bij de hand nemende. Goed, goed! Gij bedenkt u. Juist niet op dit oogenblik, verflaat

gij ? - ik laat u te samen alleen, (hij omhelst haar en

vertrekt, latende Clairine in de grootfte verlegenheid, pa dat hij vertrokken is, loopt zij Corbé te gemoet.jj

N EG E N D E TOONEEL.

Clairine, C o rb é.

Clairine. Onbedacht! hebt gij René van onze verftandhouding onderricht ?

CoRBé. Wat zwarigheid? daar ik hem flechts gezegd hebbe, dat gij mij tot uw man wiidet nemen, ik heb hemnbsp;den laatsten brief, dien ik dezen morgen van u gekre-^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;SCB

-ocr page 19-

Ï3

A N G S P E L.

S’en heb, niet laten lezen, dit zoude te openhartig geweest zijn, en......

Cl AIR INE, Wat zal hij van mij denken, daarikheni in deze zaak niet geraadpleegd-heb? hoe fchuldig moet

ik niet in zijne oogen zijn? - Gij weet niet, mijn

vriend, hoe noodzakelijk het is, dat de voorzigtigheid mijne handelingen beftiire; hij kent den toeftand vannbsp;mijn hart niet, even zoo min als het verdriet.ende-ang-ften-, die mij folteren.

C o R B é. Bah 1 bah ! gt;dic weet hij zoo goed als ik: ik heb het hem verhaald.

C L AI RINE. Hoe ? nbsp;nbsp;nbsp;-

CoRBé, Wel zeker, hij weet, dat gij mij allerlief-lle briefjes fchrijft, die door mijne gevangene, voor mij beantwoord worden, en rk zeg rond uit, dat zenbsp;maar in het geheel niet Hecht zijn, en in eenen magcignbsp;verliefden ftijl . . . want, al ivare het, dat hij federdnbsp;jaren kenni s aan u had, zoo kon hij niet beter ....

Clairine. Ik flem toe, dat zijn’ antwoorden.—¦

C o RB é. Zijne antwoorden ? de mijne wilt gij zeggen?

Clairine. Gij hebt gelijk, zij zijn zo aanminnig zo,—

CoRBé. Verdord! de uwen zijn ook niet mis, want kijk, zoo dikwijls de gevangene mij die voorleest, dan komen hem de tranen in de oogen, eii op hetnbsp;laatst huilen wij famen een Duo, even als een paar kinderen, en het grieft mij magtig, dat ik dikwijls zoonbsp;lang waehten moet tot hij mij uw briefje voodeest,nbsp;dewijl ik zelf noch lezen, noch fchrijven kan.

Clairine. En heeft de gevangene, op mijne laat de geen antwoordt gcfclireven?

C o R -

-ocr page 20-

14 HET MELKMEISJE V. BERCIJ,

CORBé. Voorzeker, zie daar. (^hij geeft haar eeuett brieft Maar deze reis heeft hij mij het antwoord nietnbsp;gezegd, Ijij heeft den brief zelf verzegeld.

CtAiRiNE, levendig. Zonder dat hij hem u voor-gelezen heeft?

C o R B é, vrolijk. Ja,en dat wel om reden zegt hij, dat er zaken inftaan, die u zullen verwonderen^ lees maar eens op.

C L AIRIN E, verlegen, Waarfchij nlij k kompliaienteh , ¦ ¦ ¦ overdrevene gevoelens.

CoRBé. Ja, ja, lees maar eens op.

Cl AIR INE, ah voren. Vergun mij alvorens, alleen eens te zien, of er geene buisenfporige vleijerijen innbsp;zijn, die......

CcfRBé. Oh! die nedrigheid! goed, goed! ik zal terwijl eens mijn pijpje aanfteken.

{Hij gaat agterwaard ter andere zijde -van het tooneel, lerwijlClairine leeji, vunrfiaande en zijne pijp aanftekende.)

CI. AIRIN E, den brief openende, zegt zacht en ter zijde. Ik beef, en vrees, van een nieuw gevaar onderrigt tenbsp;worden. {Zij leest j'chielijk.j „Dierbare Carolina.,nbsp;,, is het noch aan uwe onvermoede zorgen en liefdenbsp;„ voor mij, dat ik den onderlland, welken ik ontvan-„ gen heb, verfchuldigd ben? De gouverneur, mijnnbsp;„ heer de Bernaville, heeft mij tot zich doen roepen,nbsp;„ en heeft mij tweehonderd Louis d’Or ter hand ge-„ fleld, die hij van iemand, welke in het geheimnbsp;„ mijnen toeftand verligten wilde, ontvangen had.nbsp;5, Ik wilde den naam van dien perfoons weten, dan mennbsp;,, had begeerd, onbekend te blijven. Aangebeden vrouw!nbsp;„ laat mij niet langer twijfelen, maar ontdek mij” . . . .

Vlet

É

-ocr page 21-

ZANG

(inet geefldrift.') Hij heeft het gel4 ontY^gen, hemel! ik dank u, mijne vreugde keert weder.

C ORB é. Wel nu?

CbAiaiNE, ter zijde.Uoe zal ik heim nu de waarheid verbergen?

CoRBé. Zgn’er eenige bnkengewoone zaken in? en kan ik mij met u verwonderen? .

Clairine, verlegen. Ja, ja. i . .voorzeker — het is, niet fleck, gansch niet, inzonderheid de —r—nbsp;de flotregels, zyn heel aardig.'

CoRBt*. De flotregels! . . i ./is het dan-jèen liedje ? Claim NE. ]»gt; dat u di: niet verwbiidere, hoor toe.

Duo.’

ClAiRiSE, ö/s/fsenif. quot; Coasé.

Helaas! wat toeltand, is de mijn!

Kiets is gelijk aan mijne finar- nbsp;nbsp;nbsp;. ,

ten!

Hoe wreed is 't voor twee tee-d’re harten

Om vanelkaargefeheurdtezijn,

• Daar ’k n bemin, zoo flaap ik

niet,

'k Drink weinig, en vergeet het rooken,

Mijn hoofd is vol, mijn hers-fens kooken:

’k Eet driemaal daags uit puur verdriet,

Hoe komt de zang ons niet te baat,

Om jaloezij in flaap te wiegen.

De lieve min werkt foms veel kwaad.

Clai.

-ocr page 22-

¦HP

i6 HET M'ELKMEISJE V. BERCI|,

Clairine.

Der vrouwen magt t

Doet alles zwichten, De huwlijkstnin.

C o R B é.

Nooit zou men mij hierdoor be-driegt:».

Word foms Verzacht,

Bekoort mijn zin.

Vordert haar* pligten.

' Te Samen.

Nooit voelt mén voor een Echt- Ach’ mijn geluk is al te groot, genoot, 'k Begin het aan mijn hart tenbsp;In ramp de teedre raiif 'ver-,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voelen,

koelen Ach help mij fpoedig uit dea Men tatthetlot, men tart dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nood,

dood, Eer mijne liefde ropgt ver-En blijft alleen zijn heil be- nbsp;nbsp;nbsp;koelen,

doelen;

Ce AIR INE. nbsp;nbsp;nbsp;CoRBd,

ó Ja mijn hart fmaakt reeds dit zoet.

Wel, daar de min u kwijnen doet ,

Moet ge u maar dra aan mij verbinden.

Geen wanhoop kan mijn moed verflinden ,

Hoe ook de rampfpoed om mij woedt i

DchuwlijksHiin, dat ftieelend zoet,

Doet mij eenmaal belooning vinden.

Ts

-ocr page 23-

17

Z A N lt; G S P E L.

T K . S A M en:

Gehuwd te zijn- is ’t ftreelendst zoet,

En kan aan ’t leven ons verbinden.

Corel-. Neen, dat liedje is mij al te phiologiesch, al te geeftig, ik vcrfta’er geen woord van. Verdord, indiennbsp;ik dit gefchreven hadde, zoude het ’er anders uitzien.

TIENDE TOON E EL.

De Vorigen. De Heer De Colbert.

De Colbert, overal rondziende. Dit is het dorp Bercij, — en het is daar, dat men mij onderrigt heeft,nbsp;dat zij zich onthoudt. {Jtij doorzoekt zijne brieventas.^nbsp;zie daar lieden, die mij nader zullen onderrigcen.

C o R B é, hem ziende. Wat wil toch die heer daar ginds?

Clalrinf. Ik weet het niet, hij heeft het voorkomen van eenen vreemdeling.

CoRBé. Hij komt hier naar toe.

De Colbert, Clairine eerbiedig groetende. Mejuf-vronw.

Clairine, onnozel neigende. Mijnheer.

De Colbert, bemerkende, dat Corbé hem niet gegroet heeft. Verfchöon mij, als ik u ftoore. — Woontnbsp;gij in deze landilreek?

CoRBé, lomp. Ja, en ik ook. — ik heet Corbé, ben Cipier'der Bastille: nu verder?

De Colbert, tegen Clairine, zonder Corbé te hoo-ren. Mejufvrouw, zoudt gij mij wel willen zeggen, waar hier omtrend een pachter woont, René genaamd?

CoRBé. René? Verdord! die is genoeg bekend, en ik zal hem wel eens voor u roepen , {hij roept aan denbsp;woning.') vader Reus, daar is iemand, die naaf n vrangt.

B nbsp;nbsp;nbsp;DE Cei-

-ocr page 24-

1* HET MELKMEISJE V. BERCIJ,

De Colbert, te onvreden. Ik dank u, — en ben verlegen met uwe dienstvaardigheid.

CoRBé. Bekommer u daar niet over. (jegen Clairh ne,') Vaarwel mijne fcboone! ik moet thans weder naarnbsp;het kasteel, maar de duivel hale mij, als ik niet geloof,nbsp;dat mijn hart nog vaster bij u gevangen zit, dan mijnnbsp;fekretaris in de Baftille. Adieu, fchoone Cipierfter.nbsp;{hij Vertrekt^

Clairine, tegen de Colbert, Sta toe mijnheer, dat ik mij aan mijnen arbeid begeve en René van uwe aankomst-ga berigten. {Zij neigt, en treedt in de woning')

ELFDE TONEEL.

De Colbert, alleen.

Ik hoop, hier onbekend te zijn, en, mijnen miam verbergende, zal ik het zekerst de waarheid ontdekken. Recitativo.

Neen', ’t Schijnfehoon van mijn rang moet hier geen oog verblinden!

Vertrouw'en is ’t alleen, ‘t geen hier vertrouwen geeft. Men trachte dus hierdoor, die achtbre vrouw te vinden ,nbsp;Die nimmer in den nood haar gaê verlaten heelt.

Air

ü te ontdekken Pronk der vrouwertinbsp;Ongekunsteldnbsp;Ü te aanfehouwen,

Voerde herwaart mijne fchreêm Uw moedbetooning

Trof uw’Koning, nbsp;nbsp;nbsp;_

Dr»

-ocr page 25-

ZANG

Dra eindt hij uw’ tegenheén, Vreugde volgt het lang geween.

'k Wil haar hart door vreugd ontroeren*

Haar een gaê in de armen voeren,

’k Breek zijn’ kluisters zoo vol fraart;

'k Boeij hem aan zijn egaês hart.

Ja, de goedheid van mijn Koning,

Kiest mijn ’hand ter deugd bekrooning}

Hemel, fta mijn pooging bij.

Opdat ik de deugd bevrij!

Re Né, vit de woning komende. Vergeef mij, ik Was

bezig met het fchrijven van eenige rekeningen. -

Verfchoon mij, mijnheer, indien.....mag ik weten, met wien?.....

Gedurende dit gefprek, loopt Clairine, af en aan, om hetzelve te beluisteren, en befchouwt den vreemdelingnbsp;met zeer veel aandacht, hij houdt ook onafgebroken itnbsp;oogen op haar gevestigd.

De Colbert, als uit een droom herkomende'.. Vergeef mij-, ik ben......het is René, met wien ik

de eer heb te fpreken?

RENé. Ja, Mijnheer.

De Colbert. Gij zijt pachter — te Bercij?

RENé, Ja, Mijnheer.

De Colbert. Hebt gij niet een jong meisje irt üwen dienst ?

RENé. Ja, mijnheer, gij hebt haar gezien.

De Colbert. Is het niet omtrend driejaren, dat zij bij u is?

»E Col-

RENé. Ja, mijnheer, bijna.

-ocr page 26-

*0 HET MELKMEISJE V. BERCIJ,

De Colbert. Zij heet? . . . .L

Re Né. Zli noemt zich Clairine, en wij hebben haar altijd zoo genoemd.

De Colbert. En gij hebt geene kenteekenen van haar gehad, voor dat gij haar in uwen dienst naamt ?

R E N é , Kenteekenen.......?

Haar leest is vol bekoorlijkheden.

Haar oogen geestig, foms vol fmart; Befcheidetilieid , en tlrenge zedennbsp;BeCpenrde ik altijd in haar hart.

Ik wilde haar befcherming fchenkeflj Ik was met zoo veel deugds begaan:

En, zonder eenig achterdenken,

. nbsp;nbsp;nbsp;Bood ik mijn' hulp der braafheid aan.

De Colbert. Dit is de taal van een eerlijk man.

IvENé. riet is de mijne. Het is omtrend driejaren geleden, in het begin van den winter, dat Clairine zichnbsp;voor mijne woning vertoonde: mrt de tranen in denbsp;oogen verzocht Zij mij om eene gastvrije huisvesting.nbsp;Hare jeugd, onCchuld en opregtheid , namen mijnbsp;voor haar in; zij zgide, zeer ongelukkig te zijn^ en badnbsp;mij , haar in mijnen dienst optenemen. Sederd diennbsp;tijd heeft zij aan de goede gevoelens, welke ik omtrendnbsp;haar heb opgevat, regt gedaan. — Mag ik nu weten,nbsp;welk een doel alle deze ondervragingen hebben?

De Colbert. Ik ben een vreemdeling, mijnheer, en de vriend van eene vervolgde Familie; ik ben te Parijs gekomen, om dezelve van dienst te zijn, en thansnbsp;is het in uwe magt, om mij door die Clairine, dat jongenbsp;meisje, welk gij zoo menschlievend hebt opgenomen.

-ocr page 27-

E L.

alle die ophelderingen te geven, welke ik verlange.

Re Né. Op mijn eer, mijnheer, uwe verzoeken verwonderen mij ten hoogften; daar ik u gezegd heb, al wat mij bewUst is.

De Colbert. En gij kunt gelooven, dat zij een eenvoudig boerenmeisje is ?

Renc. Ongetwijfeld, gij kunt er u zelf van overtuigen. (0/gt; dit oogenblik gaat Clairine met een grooten pot over het tooneel.') — Clairine. ¦— (^Zy nadert.') Komnbsp;hier, mijn kind!

Clairine, veinzende drukke bezigheden te hebben, op eenen onnozelen toon. Och , vader René, ik heb nunbsp;geen’ tijd.

Renc. Kom nader.

Clairine, onnozel. Wat is ’ervan je dienst, meester?

Re Né. Kom toch nader en vrees niet.

C LA I rime, ah voren.. Ik moet dien pot in huis

brengen ,'en.....

Re Né. Dit heeft geen haast: deze heer heeft u iets te zeggen.'

Clairine, neigende, ak veren. Mijnheer is wel goed.

De Colbert. Laat mijne tegenwoordigheid u niet doen blozen, mejufvrouw.

Clairine, als voren. Och mijnheer fpot met mij.

De Colbert. Men heeft mij daareven uwe lof-fpraak gemaakt.

Clairine. Mijn meester vleit mij altijd.

Renc. De nederigheid, mijn kind, is eene deugd, maar, kwalijk geplaatst zijnde, wordt dezelve berispelijk.

De Colbert. Zeg mij voor de vuist, mejufvrouw, B 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of

-ocr page 28-

22 HET melkmeisje V. BERCIJ.

of mijne houding, mijn gelaat, mijne taal u eenig vertrouwen inboezemen?

Ren é. Ik zoude als Fifionomist, dit met 'Ja', beantwoorden.

De Colbert. In dat geval, zal ik mij eenig onderzoek vermeten; {tegen René.') indien gij het mij vergunne! {tegen Clairine.) mejufvrouw, gij zij t in deze landftreek niet geboren!

Re Né. Clairine is eene weeze: zij heeft het mij gezegd,

De Colbert, ter zijde. Zoude ik mij dan inderdaad bedriegen? {overluid.) Verfchooning, mijne vrienden , het eerfte gezigt deed mij gclooven......in

het kort, vader René, ik zal u de reden mijner komst ontdekken. Gij hebt mij uw vertrouwen waardig genbsp;keurd, en ik zal u in het mijne doendeelen. {gedurende dit tooneel is Clairine in de grootfte opmerkzaamheid en vrees, het geen door de Colbert nauwkeurignbsp;wordt waargenomen', wijl hij, gedurende het gefprek, denbsp;oogen op haar gevestigd houdt.) Het [is nu omtrendnbsp;drie jaren geleden, in het tijdftip dat de geSlliëerde mogenheden in Vlaanderen oorlog voerden; dat een jongnbsp;mensch, (meer onvoorzigtig dan gevaarlijk, bedrogennbsp;door zijne ligtzinnigheid, en vaak zonder overleg, ee-men vrolijken inval op eene verkeerde plaats gebruikende.)nbsp;dat dit jonge mensch zich in eenkleen gedicht eenigenbsp;latijrcs veroorloofde, welke de waardigheid en het gezag van den Franfchen Minister beleedigden. Konftan-tijn de Renncville is zijn naam; in den krijgsdienst ge-hlaats, en zeer begunftigd door den Minister de Colbert,

-ocr page 29-

23

A N G S P E L.

bert. — Konflantijn, na zeer vele moeite aan eene jonge en fclioone vrouw gehuwd, die hij teder beminde, zag welhaast zijne vrijheid bedreigd; hij vluchtte metnbsp;zijne, hem aanbiddende Carolina, naar Holland. — Luister wel toe, mejufvrouw, het lot dezer kloekmoedigenbsp;echtgenote moet uwe deernis wekken. Zij vloden naarnbsp;’s Gravenhage; aldaar eenigen tijd geheel onbekend levende ; dan welhaast werden zij ontdekt, en de teder-fte echtgenoten gefcheiden. Konftantijn, uit de armennbsp;zijner troostelooze gemalin gefcheurd, werd, niettegen-ftaande alle pogingen van zijn gedacht, gevangelijk naarnbsp;Frankrijk teruggevoerd, en aldaar in de Baftille opgefloten.

Re Né, ter zijde. Hemel! indien dit eens de gevangene ware, daar Corbé van fprak ? . . . . .

De Colbert, tegen Clairine, welke verjlomd is. Gij vraagt mij niet, mejufvrouw , wat er van Carolinanbsp;geworden is, in zulk een vreeslijken toeftand ? dochnbsp;ik geloof ten minflen, dat ik uw hart getroffen hebbe,nbsp;dewijl uw mond gefloten blijft.

Re Né. Waar is zij gebleven, mijnheer, die ongelukkige Carolina ?

De Colbert. Langen tijd bleef men hiervan onbewust ; zij had ’s Gravenhage verlaten, en niet voor eenen geruiraen tijd daarna wist men — geloofde mennbsp;te weten — waar zij zich onthield. Onnavolgbre ennbsp;moedige vrouw 1 gelukkig, duizendwerf gelukkig denbsp;flerveling, die u eene fchuilplaats heeft aangeboden.nbsp;Carolina is, zoo als men verzekert, haren echtgenoot,nbsp;Van ’sGravenhage tot Parijs te voet gevolgd, in hetnbsp;gewaad eener eenvoudige dorpelinge. Zich overal oin-B 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;trend

-ocr page 30-

24^ riET MELKMEISJE V. BERCIJ,

ti'Ciid het lot van haren gemaal önderrigtende, verneemt zij eindelijk, dat men hem in de Bastille geworpennbsp;heeft. Door het verlangen en de voorzigtighe d geleid, ¦nbsp;denkt zij aan niets dan om flechts nog eenmaal den lieveling van haar hart te herzien, en zijnen toeftand tenbsp;verligten; zij vindt in deze llreek eenen eerbiedwaard!'nbsp;gen landman, en biedt hem hare diensten aan. De on-gelukkigen dragen, zoo als gij, daareven gezegd hebt,nbsp;hunne aanbeveling op hun gelaat. De pachter nam haarnbsp;op in zijn huis, en bewees haar de edelfte gastvrijheid.nbsp;Carolina leerde onder eenen valfchen naam hare tederenbsp;handen aan den zwaarden arbeid gewennen. Dagelijksnbsp;in Parijs de melk der pachthoeve veilende, vermoedtnbsp;niemand onder de kleding eener maagd van Bercij , denbsp;deugdde moed, kortom het pronkjuweel harer kunne,nbsp;en het vo.orbeeld der getrouwfte vrouwen te zullen ontdekken.

{Tgt;e Colbert heeft zijne rede met geestdrift geëindigd, Clairine wankelt: hare tranen f roemen.')

Renó, dit ziende zegt in verrukking. Deze Carolina , is zij!

Hare;,tranen, hare bezwijming, j*,

De Colbert, terwijl Clairine zich in de armen van Rehé werpt.nbsp;zij is het!

T R I Of Clairine.

Vloei mijn’ tranen, ’x Lot onttrektnbsp;Mij den fluijer,

'k Ben ontdekt!

' RENé.

’k Zie haar tranen, Vrees verwektnbsp;Haar die droefheid.nbsp;Zo is ontdekt |

RE-

De Colbert,

Zie haar tranen! d' Angst verwektnbsp;Haar die finane,

Zo is ontdekt!

-ocr page 31-

25

ZANGSPEL.

Renc.

'k Dorst nimmermeer vertrouwen ,

Dat Corbc haar hart bezat.

' De C oI.bert.

Denk vrij, inoedigfte der vrouwen ,

Dat men uw trouw naar waarde fcliat, Ci-AiRiNE, knielende.

Welaan, wilt gij mijn echtvriend ftraffen,

Zoo moet ge op mij u wraak verfchaffen;

]k ben de oorzaak van zijn leed.

’k Tracht door de boei mijns vriends te flaken / Mij waardig aan zijn ramp te maken, ,

^ ‘

¦i

Straf ’t geen de huwlijksmin misdeed,

De Colbert, haar ophcjfende. nbsp;nbsp;nbsp;Re n è.

Gij.moet in mij geen’ rechter vrezen,

Mijn kind, ’k zal uw befcher-mer wezen

Verban uw vrees, vergeetuw fmart..

Hoe groot en edel is het hart Gij moogt ®p ’s hemels hulpnbsp;vertrouwen.

Te S a m é n,

Chaarn

Ja, hemel nbsp;nbsp;nbsp;j aanfchouwen!

Kroon nbsp;nbsp;nbsp;P°gihg met geluk!

Want nimmer ftraft uw’ hand met druk De huwlijksmin in ’t hart der vrouwen,

De Colbert, tegen Clairine. Kunt gij vennoe-

den.

-ocr page 32-

a6 HET MELKMEISJE V. BERCiy,

den, dat ik u ftrafFen zoude, Mevrouw? Welhaast zult gij mij beter leeren kennen, ik heb mijne oogmerken, en.....

TWAALFDE TOONEEL.

De Vorigen. CoRBé, achter op het tooneel met

zich zsl'jen [prekende , en een weinig befchonken.

CoR.Bé. Vyftig Louis d’Or te winnen! .... en dat in goud .... in goed klinkend gond! ....

Clairike, tegen de Colbert. Zie daar den Cipier,

mijnheer; weüigt heeft hij mij iets te zeggen.....

Vergun mij hem te fpreken.

De CoI.BERT, overluid. Mijnbeer René, deze zaak vcreischt nog nadere overweging; laat ons tennbsp;11 went gaan , eh hare helangens berekenen.

RENé , vrolijk. Ik begeer niets hartelijker.

QDe Colbert wil René voor zich in huis doen treden , hetgeen die weigert, j

RENé. Na u mijnheer, na u, als gij gelieft.’

( Zij treden in huis. j

DERTIENDE TOONEEL.

CLAIRINE. CORBé.

CoRBé. Wie praat daar dan toch van zaken? en belangens? Hoe! is die vreemdeling nog hier?

Clairine. Ja, hij is met René omtrend den koop der gindfche akkers in onderhandeling getreden.

CoRné. Des te beter, dit kan u mede nog eenig voordeel aanbrengen.

'^LA-

-ocr page 33-

E L.

ZANG

Ci^AiRiNE, glimplachgende. Wie denkt daar aan?

CoRBc'. Dit behoort gij toch te doen .... meii moet het geld beminnen en bewaren tot den ouden dag.-

Clairine. Men moet toch ook op de gunsten van het lot vertrouwen.

CoRBÓ. Het geld beftuurt het lot, — en ik kwam alleen herwaard om u te zeggen, dat er zich eene gelegenheid voor mij heeft opgedaan, om geld te winnen ... . zeer veel geld, wel vijftig Louïs d’Or,nbsp;in goiid.

Clairine. Vijftig Louïzen !

CoRBé. In goud, ik heb ze genen, betast, en bewonderd in een rolletje. Qinet de handen wijzende.')nbsp;Zoo groot.

Clairine. Wel nu, gij zult zeker deze fchoone gelegenheid niet verzuimen?

CoRBé. Daar wilde ik u nu juist over fpreken. — Een oogenblik geleden ging ik naar mijn’ gevangene,nbsp;om hem over dat liedje te fpreken, weet gij niet: denbsp;huwUjksmin, dat ftreelend zoet.

Clairine. Wel nu?

C o R B é. Wel nu, in plaats van mij te hooren, weet gij, wat hij mij zeide? „ Mijn waarde Corbé, ik ver.nbsp;,, veel mij doodelijk,” — nu kijk, in de Bastille heeftnbsp;men juist niet veel plaifier. — „ mijne gezondheidnbsp;,, neemt af,” — dit fchijnt ook zoo ; want hij wordtnbsp;mager. —• „ ik heb eenige verfche lucht noodig; eeni-,, ge oogenblikken van vrijheid, waarin ik mijne krag-ten en gezondheid kan herltellen, dit zonde mij mij-„ ne vrolijkheid wedergeven,” — Morbleu! gaf ik hem

-ten

-ocr page 34-

28 H E T M E L K M EIS J E V. B E R C IJ,

icn antwoord, gij kunt immers op het terras gaan, en aldaar dagelijks een uur wandelen? Hij gaf mij geen

antwoord hierop, maar nam mijne hand.....deze

hier, en bragt mij bij eene kleine Casfette^ die hij opende en waarin ik vier rolletjes zag, ieder van vijftig gouden louizeu, — „ Ziet gij dit?” — vroeg hijnbsp;— Ja wel, ajitvvoordde ik glimplachgende ....

C L AiRiN E. Wel nu ?

Cop.Eé. ,, Gij kunt een derzelvc verdienen” — en, terwijl ik deze bekoorlijke rolletjes als verflomd aan-flaarde, vervolgde hij; „ Leen mij voor cenige oogen-,, blikken uwe flcutels en klederen; dezen avond, wan-„ neer het donker is, zal ik onder deze vermommingnbsp;„ een luchtje gaan fchcppeii; ik zal uwen gang naar-„ bootsen, uw pijpjen in den mond nemen, en zelfs,nbsp;„ indien het noodig is, uwe ftem zoo volgen, dat mennbsp;„ dezelve niet van de uwe zal kunnen onderfcheiden.”nbsp;Het is waar, dat hij mij dikwijls zoo goed kopieerde,nbsp;dat ik meende, mijn geest te zien. En vverwaard wil-det gij dan gaan? dat ik u kon laten halen, indien iknbsp;u noodig hadde, zeide ik. „ Door het veld naar hetnbsp;,, boschje, waar men het lied van den nachtegaal be-,, luisteren kan.” — Vijftig louisd’or om eene nachtegaal te hooren, dit is wel betaald, niet waar ? „ Iknbsp;,, geef u mijn woord van eer, dat ik, eer de klok agtnbsp;„ uuren flaat, in mijne gevangenis teruggekeerd zal zijn,nbsp;,, alwaar gij zoo lang mijne plaats bekleeden zult.”

C L AIRIN E , .levendig. En gij hebt toegeftemd ?

CoRBé. Neen, neen, gansch niet.

Clairine, treurig. Niet?

COR,

-ocr page 35-

29

¦ZANGSPEL.

CoKBé. Wel neen, zoude ik iets doen zonder ii te raadplegen?

Clairine, zich kerft ellende. Gij hebt gelijk, het is zeker — eenigzins gevaarlijk .... en ... .

CoRBé. Oh! ik zoude hier ook zoo ligt niet over denken ; maar zijn woord van eer geldt toch ook iets.

Clairine. Zonder twijfel , . . . en ik zonde wel durven wedden, dat die jongeling een braaf hart heeft,nbsp;maar — gij bewaakt den toren niet alleen ?

CoRBé. Oh! wanneer het duister is, zullen de fchildwachten door mijne klederen -bedrogen zijn , ennbsp;dan flapen de invaliden reeds zeer gerust.

QBruno , komt luisterende achter op het iooneel.')

VEERTIENDE TOONEEL.

DE Vo'rigen, Cruno.

Bruno, op den achtergrond., ter zijde. Oh! die kleine bedriegfter! het is maar altewaar, dat zij mij nietnbsp;bemint.

CoRBé, tegen Clairine. liet is heden avond wel een weinig maanlicht, maar dat is hetzelfde4- men zalnbsp;niets ontdekken.

Bruno, ah voren. Wat praten zij toch van de maan ? zoude ’er dezen avond ook eene bijeenkomst moeten zijn?

Clairine, tegen Corbé. Mijn vriend! .... mijn waarde vriend!

Bruno, ah voren. Haar waarde vriend! Ja, nu weet ik het zeker.

Clairine, ah voren. Wanneer ik het agt uureti

heb

-ocr page 36-

30 HET MELKMEISJE V. BERCIJ,

heb hooren flaan, zal ik mij trachten te verzekeren, dat alles zonder gevaar is afgeloopen.

Bruisio, ak voren. Nu is het klaarj ó mijn help! een rendezvous, en dat inde manefchijn!

C l AIRIN E.

Natuur fchijnt de uuren te verlengen ,

*t Is , of de tijd zijn vliigt bepaalt.

Kon ik dien tot minuten mengen:

Voor ’t hart, dat naauwlijks adem haalt.

C o R B é.

Zeg mij, wat doet u toch zoo vreezen ?

Welaan, dat uwe zorg verdwijn.

C.LAIRI NE.

Als ik voor u beducht moet wezen,

Moet ik het dan voor mij niet zijn ï Bruno, ak voren. Dat, geloof ik, zijn nu maat*nbsp;maar komplimenten.

Cl AIR INE, ak voren. Vaarwel, vergeet niet, hem te zeggen, dat het alleen onder deze boomen is, dat mennbsp;de nieuwsgierigheid ontgaan kan. (^Zij wijst op het boschje.')

CoRBé. ak voren. Vrees niets, ik zal alle' mijne maatregelen wel weten te nemen. \hi} kust haar denbsp;hand en vertrekt door het boschje.')

Bruno, ak voren. Ja, Ta, neem gij uwe maatregelen maar .... doch Bruno zal er bij zijn met alle zijne vrienden.

VIJFTIENDE TOONEEL. ClAIRIne, Bruno, op den achtergrond.nbsp;Clairine. ó Wreed en pijnlijk wachten.-

B R U*

-ocr page 37-

31

ZANG

B R tj N ó , als voren. Die plaaggeest!

Clairine. Mijn hart wankelt tnsfchen vrees en hoop.

Bruno, ah voren. Haar hart is wankelbaar, ó die geveinsde!

Cl-AIRINEi

Door angst en fchrik bijna bezweken,

: nbsp;nbsp;nbsp;Verzacht de min alleen mijn fmart.

Ja, ’k zal mijn echtvriend heden fpreken,

De hoop herleeft weer in mijn hart. o Nacht! wil ons uw fluijer lenen,

6 Mln! vergun mijn heê gehoor.

Leid den geliefden herwaard heenen.

Uw fakkel wijze hem het 1'poor.

(Zy treedt in de tvoning van Renê.')

ZESTIENDE TOONEEL. , Bruno, alleen.

Hij wil Clairine volgen, doch deze, hem niet ziende , fluit hem de deur voor de neus digt,in gramfehap.

Die listige! die Coquette! die fnoode!.....maar

wacht maar, bedriegster, ik zal het ganfche dorp dit geval verhalen; ja, wreken wil en zal ik mij, ja jufvrouw , al waan gij nog honderddnizendmaal zo bemin-lijk, ik zie ,van u af, en verlaat u. Huichelaarfter!nbsp;gij bemint eenen vent als Corbé , en geeft hem ftrakjesnbsp;eene vifite in de inanefchijn? Wacht maar, hij is ernbsp;nog niet lang geweest; neen, in het geheel niet! (mennbsp;hoort de ritoiirnel van het volgende Koor.j Ziet daarnbsp;juist van pas, mijne vrienden, die van het land terug-

kee-

-ocr page 38-

3« het melkmeisje V. BERCIJ,

keeren / zij houden veel van mij , en mijne zaak zal de hunne worden, (^hij gaat van het tooneel.)

ZEVENTIEInDE T-OONEEL.

Landlieden dragen [paden, harken en bijlen.

Koor.

De dag verdwijnt,

De nacht vtrfcinjnt!

Laat ons den arbeid ftaken !

De min nbsp;nbsp;nbsp;.

Doet ons nu blaken,

De min

Roept ons haar tempel in.

FINAAL.

Bruno, uitkomende.

Helpt! helpt! mijn vrienden leent de hand.

Een Landjian.

Hoe nu! ftaat dan het dorp in brand?

B R u N o.

Neen , maar Qairine zal hier komen ,

Zij, fteeds geëerd van alle vromen.

Zij offert, vol van wulpfche vreugd ,

Deez' avond hier Corbé haar deugd.

Kd OR.

Clairine zich ontberen!

Men moet dien laster weren!

Zwijg ftil, gij liegt;

Daar ge ons bedriegt.

Bruno.

Als de klok heeft agt geflagen,

Zult

-ocr page 39-

ZANGSPEL.

Zult gij haar hier op zien dagen.

En, tot hoon der kuisfche maan ,

Zullen zij in ’t boschje gaan.

Laat ons dan, als 't duister wordt.

Door de zucht tot w-aak gepord j Herwaard komen zonder razen,nbsp;Stoorende dus hun gefpreknbsp;Onze komst zal hen verbazennbsp;En wij fpelen hen een trek.

Koor.

De daad is flecht.

Gij hebt régt.

Zoo gij niet liegt,

En men ons dus bedriegt.

Ons zoo verblindt;

Gelooft vrind!

Dat zij haar ftraife vindt Bruno.

Wil men zulk een* daad verfchonen.

Men raakt’ door de zeedloosheid,

Die voordaan in 't dorp zou wonen; Alles kwijt.

Ko(»r.

De daad is flecht amp;c.

Zij vertrekken.

Einde van het Eerfie 'Bedrijf.

-ocr page 40-

HET MELKMEISJE V. BERCIJ,

TWEEDE bedrijf.

Het tooneel blijft onveranderd. Het wordt duister.

EERSTE TOONEEL.

Re Né, alleen. ’Er heerscht een geheim, hetgeen ik niet kan doorgronden. ..... Clairine fchenkc haarnbsp;vertrouwen flechts ten halve, en het is met moeite, datnbsp;ik de waarfchijnlijkfle vermoedens te keer moet gaan.—nbsp;Die heer, welke voorgeeft, een vreemdeling te zijn?nbsp;die alleen herwaard gekomen is,, om Clairine een geheimnbsp;te ontrukken, hetgeen zij mij nimmer heeft durven ver-¦t,rouwen; deze vreemdeling, niettegendaande zijn eerlijknbsp;voorkomen, is niet anders, — dan een verfpieder. 6nbsp;Hemel! Clairine is verloren, en zal voor aiiija van hiernbsp;vervoerd worden. — Naauwlijfcs heb ik den moed, omnbsp;haar mijne argwaan te ontdekken. Door het dorp gaande , heb ik bij de eerde herberg aan den landweg eennbsp;rijdtuig ontdekt, omringd van eene menigte bedienden.nbsp;Zoo dit eens vermomde foldaten waren ? . . . . Waaromnbsp;loch is die vreemdeling in dilce uit mijn huis vertrokken ? even zoo geheim, als hij gekomen is ? Waartoenbsp;Treeft hij ons onzeker gelaten omtrend zijne oogmerken?nbsp;Ik verlies mij in dit alles.

TWEEDE TOONEEL.

Re Né, 9p den voor grond. De Colbert, op den achtergrond.

. De Colbert, voor zich. De Kouder, dien ik heb

af--

-ocr page 41-

PEL. nbsp;nbsp;nbsp;35

hier te komen vin-


afgezonden, heeft bevel, om mij

deh.

RENé, voor zich. Mij dunkt, ik hoor iemand fpre-ken. {Zich omkeerende ) Bed'ieg ik mij niet? hij iS het. {Jtij begeeft zich ter zijde , om te luisteren.')

De Colbert, als voren. Indien ik op de fnel-heid van zijn psia.'d, en op zijne verzekering vertrouwen kan, dan kan hij fpoedig van Verfailles terugzijn.

RENé, als voren. Hij fpreekt van Verfailles, ’er is .geen twijfel meer; het is een verfpieder.

De Colbert, als voren. Ik vleije mij, dat mijn plan voor het einde van dezen dag nog uitgevoerd zalnbsp;zijn.

RENé, als voren. Zijn plan! wil hij mij Clairine ontrukken ?

De Colbert. Ik hoor gerucht, men komt her-waard; mij dunkt den perfoon te kennen; zijt gij het Pascal? nader, ik wacht u met ongeduld.

derde tooneel.

DE VoRiGEN, Pascal.

Pascal. Mijnheer, alles beantwoordt aan juwe wenfehen.

De Colbert. Ik vertrouwde op uwe naauwkeU-righeid, en zie met genoegen, dat gij mij uw woord hieldt.

Pascal. Mijnheer kent mij, ik ben altijd de eer-fte in het overbrengan eener goeder tijding, zit hier het bevelfchrift.

Ca nbsp;nbsp;nbsp;Bc

-ocr page 42-

3(5 HET MELKMEISJE V. BERCiy,

De Colbert, de papieren aannemende. Door den Minister.

RENé, ah voren. Een bevel van den Minister! welk eene ontdekking !

Colbert. Ik ga dezen last zelf, aan den gouverneiif, mijnheer de Bernaville, overbrengen. Ganbsp;gij onderwijl mijne lieden onderrigten van hetgeen hennbsp;te doen ftaat,

RENé, ak voren. Ik weet genoeg.

De Colbert. Daar is de woning van den be-wusten Pachter , onthoud dezelve wel.

RENé, ak voren. Zij befchouwen mijne woning .....

Pascal. De puinhoopen van een oud kasteel ter regter, en een oude tooren ter linkerzijde, het zal mijnbsp;niet ontgaan.

De Colbert, Z0cht. Stil, fpreek zachter; men zoude ons kunnen hooren: let wel op , terwijl mennbsp;den gevangene doet gelooven, dat men hem naar eenenbsp;.andere Staatsgevangenis voert, moet men zijne gemalinnbsp;naar rarijs brengen,'bij mij , in mijn hótel.

RENé, als voren. Ik kan niets meer verltaan.

Pascal, overluid. Mijnheer kan rekenen op het ,wel0ukken zijner onderneming.

De Colbert-

Omzigtigheden!

R E N é, ter zijde.

Luist’ren wij wel,

Dntdekken wij ’t ontwerpen fmeden,

Pi

-ocr page 43-

17

ZANGSPEU

De Colbert.

Omzigtigheden!

Pascal,

Dat niets u kwell’!

RENé.

Helaas! hun zwijgen is een hel.

De Colbert.

Schaars moet men zijn doelwit toonen,

Stille weldaên wekken vreugd.

In ’t geheim verdiensten kroonen ,

Is een offer aan de deugd,

De Colbert en Pascal, nbsp;nbsp;nbsp;René.

Omzigtigheden , nbsp;nbsp;nbsp;V oorzigtigheden

Alles gaat wel. nbsp;nbsp;nbsp;Luist’ren wij wel,

*t Geheim gepaard aan ftrenge Ontdekken wij ’t ontwerpen zeden,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fmeden,

En aan de reden nbsp;nbsp;nbsp;Wat tegenheden,

Wtntfteeds hetfpel nbsp;nbsp;nbsp;Hoe ik mij ftell’

Hoe men zich ook. daartegen Helaas! hun zwijgen is een ftell’.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;l,el.

{De Colbert, vertrekt ter regterzijde, lungs den vgt;eg naar de Bastille , en Pascal, ter linkerzijde van het tooneel.'j

VIERDE TOONEEL.

R Ë N é, alleen. Zij hebben in Hike, verder hun plan beraamd, en zich van elkander gefcheiden; de eennbsp;nam den weg naar de herberg, en de andere naar denbsp;voorftad Saint Anthoine. {hij roept aan de deur dernbsp;voningT) Clairine ! Clairine.

V IJ F.

-ocr page 44-

38 HET MELKMEISJE V. BERCIJ, VIJFDE TOONEEL.

RENé, C LAIRINE.

Ren^, noch roepende, Clai.....(Zij komt op

het tooneel.') Mevrouw, vergeef mijne ontroering, mijn fchrik .... ik ... ik weet naiiwl^ks, waarnbsp;ik ben,

CLAikiNE. Wat is 'er gebeurd ! wat is u overgekomen?

Re Né. Het is voor u, voor u alleen, dat ik be-ve.....die vreemdeling.....

Clairine. Welnu?

RENé , fckielijk. Die heer, zoo goed , zoo vriendelijk .... die voorgaf, den vriend van uw gellacht te zijn — is een verfpieder, hij zegt, een vreemdelingnbsp;te zijn — en is van Verfailles, hij heeft een bevel-fchrift van den Minister. — Een tweede, welke hemnbsp;hetzelve gebragt heeft, is zijn medepligtige; —eennbsp;rijdtuig, welk in het dorp gereed Haat, is omringd vannbsp;bedienden; dit zijn foldaten en ofBcieren der Politie,nbsp;het zijn duivels , monsters ! wat weet ik het? Mijnenbsp;dochter; mijne vriendin. Mevrouw, gij bevindt u innbsp;gevaar; vlugt, verwijder u, zoo als gij zijt, ik zal unbsp;helpen, ga . . .

Clairine, bedaard en edel. Ik blijf*

RENé, verftomd. Gij blijft?

Clairine. Carolina de Renneville vlugt niet meer.

RENé. Hoe onverfchrokken is uwe taal!

Cla.

-ocr page 45-

ZANG

Clairine.

’k Veracht de vrijheid in mijn hart.

Als 'k ver van een gemaal doet leven.

Zijn boeien en zijn bitfre fmart

Zou, W'aar ik ging, mijn geest omzweven.

Daar ik weldra hem hier zal zien;

Zoo wil ik geen gevaren vrezen,

Als ra' een gemaal nog troost mag biên Kan men niet ongelukkig wezen.

RENé. Goede hemel! is dit de reden uwer Hand-

vastigheid ?

Clairine. Ja, ik blijf, mijn echtgenoot de Ren-neville zal herwaard komen.

Renc. De gevangene!

Clairine. Ik verwacht hem. nbsp;nbsp;nbsp;^

RENé. Het is, of ik droom, ¦“ Mevrouw, ik vreze, uw verlland. ....

Clairine. Spreek mij van mijn hart, dit is alleen vervuld roet de gedachte aan hero, dien ik bemin, aannbsp;hem, die drie jaren lang de troost heeft moeten misfennbsp;van eene vrouw, die hij aanbidt. Ik zal hem herzien,nbsp;hemfpreken, hem aan dit hart drukken! Ach, dit vermaak kan nimmer te duur betaald worden. Antwoordnbsp;mij, ifené! ftel u een oogenblik in mijne plaats, ennbsp;zeg mij, of zulk een Hond het verlies mijner vrijheidnbsp;uiet kan opwegen ?

RENé, verward. Hij zal komen?

.Clairine. Ja.

RENé. Hier op deze plaats ?

Clairine. Ja mijn vriend, ja.

C 4 nbsp;nbsp;nbsp;Re.

-ocr page 46-

40 tlET MELKMEISJE V. BERCIJ,

Renc. Maar zijc gij wel zeker?

Clair INE. Of ik zeker ben? Qmen hoorteenig gerucht in het boschje.') (levendig en in vreugde.^ Hoort gij het René? Men noemde mijnen naam, daar ginds bewegen zich de takken.....hij is het! A ch duld,

da: ik u verlate, dat ik hem onderfchrage, dat ik hem aan mijn hart drukke, en door eenen kus al de zaligheid der getrouwe liefde in zijne ziel ftorte. - De

oogenblikken zijn geteld, het vertoeven van een minuut ware het misfen van een eeuw van gelukzaligheid. QZiJ fnelt in het boschje.')

ZESDE TOONEEL.

R ENéj^o^ den voorgrond. Bruno en Landlieden op den achtergrond.

RENé, voor zich. Al wat ’er dezen dag rondom mij gebeurt, is mij even als een droom.

Bruno, komt met de Landlieden langt den achtergrond op het tooneel, zacht fprekende.') liet oogen-blik der bijeenkomst nadert. Stil, maakt geen gerucht.

R E N é, ak voren. Helaas ! wat moet ik doen, om haar te redden? en om haar den tijd te laaten, ^ich metnbsp;haar gemaal te onderhouden.

Een Landman, zacht tegen Bruno. Zijt gij wel zeker van uwe onderneming?

Bruno, ah voren. Indien ik mij bedrieg, noemt mij dan een’ Ezel.

De Landman, ak voren. Dat zullen wij.

Brü-

-ocr page 47-

Z A N G S P

Bruno, ah voren. Stil, kten wij ons bij den ouden toren gaan verbergen.

R N é, ah voren. Ik weet flechts één middel. omkeerende , en de landlieden gewaar wordende.')nbsp;Wat zijn dit voor lieden? zoude het? .... neen , het zijnnbsp;dorpelingen. Indien ik hen konde overhalen, uitmuntende gedachte ? (Jiij roept hen) Holla! waar gaat gijnbsp;lieden heen, he?

Bruno, ter zijde, ó Hemel! het is vader René.

R ENÓ. Luistert dan, ik moet u fpreken.

De Lan D M A N. Wat wilt gij vader René ?

Re Né. Waar gaat gij heen?

Bruno. Wij gaan .... daar — ginds — na de kleine herberg, weet gij niet?(/W tegen de landliedennbsp;Zeg hem niets van ons voornemen.

RENé. Ik heb u lieden allen noodig.

De Landman. Ons allen?

RENé. Ja, wilt gij mij dienst doen?

De Landman. Van harte gaarne. .

Bruno, jlil ah voten. Nggn, neen, zegt dan toch, neen!

Ren é. Gij gjngt naar de herberg? parbleu! indien gij mij den dienst doet, dien ik van u verlang, zoo geefnbsp;ik u het be.ste vaatje uit mijnen kelder, en gij kunt hetnbsp;tot den laasten teug toe ledigen.

Bruno, ah voren. Neemt het niet aan, zegt toch, neen!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

De Landman, Bruno terug flootende. Zwijg — Wel nu, vader Renè! wat wilt gij?

RENé. Dat gij en uwe makkers de I^erberg van C 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dtt-

-ocr page 48-

4® HET iVTELKMEIS J E V. B ERCIJ,

Dupré, de eerlle aan den landweg omfingelt, en gedurende twee tuiren geen levendige ziel uit dezelve Iaat vertrekken , daarna zal ik er u de reden wel van zeggen.

D E L A N D M A N. Is het anders niet ? — Niets is zoo geiuaklijk, welaan vrinden! een vaatje wijn — ennbsp;die van vader René is puik, dit verzeker ik u —nbsp;hier valt niets meer te overwegen, wat u betreft,nbsp;Bruno, wij groeten u, gij zult denkelijk niet van denbsp;partij zijn,

RENé en de Landlieden.

Wel aan, wel aan, 7

Laat ons gaan jntijn vrinden!

Alles dringt ons, oin te fpoeden,

Wel aan, wel aan 7

Laat ons gaan, jniijn vrinden!

Uw^

Dei

dienst zal belooning vinden. RENé.

Gij begrijpt mij hoop ik wél®

Ik zal uwen dienst vergoeden.

Dat men fpoedig derwaard fnell’

Om een misdrijf te verhoeden.

]»«

mijn vrinden amp;c.

Allen, hehalve Bruno. Wel aan, wel aan

Laat ons gaan,

(^Alle de Landlieden., behalve Bruno, vertrekken ter linkerzijde van het tooneel.j

-ocr page 49-

43

E L.

ZEVENDE TOONEEL.

Ren ó , B RU N o.

Br UNO. Maar, als ik u raden mag,' vader René! nbsp;nbsp;nbsp;•

RENé. Als ik u raden mag, maak dan fpoedig, dat gij weg kome.

Bruno. Maar gij weet zeker niet , dat ik? ....

RENé. Eenen flechten ftreek in uw hoofd hebt?

Bruno. Neen dat niet, maar het betreft Clairine,

en ... .

RENé. En ik zeg u, dat ik u niet langer wil aan-hooren, en u wel van hier zal maken: ga zeg ik ......

{Bruno ml [preken, doch wordt door René teruggedreven, al wijkende bevindt hij zich voor den ouden toren, en op het oogenblik, dat hij met zijnen rug tegen de deur daarvan raakt, opent zich dezelve, en hijnbsp;valt 'er binnen.')

Bruno, fchreeuwende. Maar worden dan de onnozele menfehen zoo door u behandeld ?

Renó, de deur fluitende. Dewijl gij dadr zijt, ben ik van alle moeite ontllagen; gij zijt daar zeernbsp;wel: laat ons de deur fluiten, want, daar zijnde, zalnbsp;hij ons niet hinderen.

{[Bruno klopt en fchreeuwt van binnen, René [leekt den fleutel in zijnen zak.') Ja, ja , klop en fchreeuwnbsp;maar, gij zult er niet uitkowen voor dat het tijd is.

A G T-

-ocr page 50-

44 HET MELKMEISJE V. BERCIJ, AGTSTE TOONEEL.

Renó, alleen. Het geval heeft mij naar wenscli gediend; heeft nnjnheer de verfpieder zijn helpers,nbsp;goed, ik heb ook de mijnen. Clairine zal den tijd hebben , om te ontkomen, en dit is alles, wat ik wensch.nbsp;Laat ons haar fpoedig onderrigten van de oogenblikken,nbsp;die haar overig zijn, en van de middelen, die ik gebruikt heb, om hare vlugt te verzekeren.

{Clairine komt uit het boschje.')

NEGENDE TOONEEL.

Renó, Clairine.

Re Né. Ach! zijt gij daar mevrouw?

Clairine. Ik ben eenigzins bedugc mijn vriend, ik hoorde......

Re Né. Zeer veel gerucht, niet waar? Ik heb het onweder- afgeleid, maar, waar is die echtgenoot, diennbsp;gij Zo teder bemind:? Hebt gij hem gefproken, dat jongenbsp;hoofd ? men zegt, dat hij veel geest, maar ook veelnbsp;domme (treken heeft, doch een goed hart.

Clairine, levendig. Ja, ja, een goedhart' (zij roept.') de Renneville, de Renneville! nader zonderquot;nbsp;vrees.

TIENDE TOONEEL.

DeVorigen De Renneville, in de kleding van Corbé, wil zich in de armen van Clairine werpen, René loopt verwonderd terug.

Corbé! Clai-

.Ren é. Wat zie ik! wat wil dit zeggen ? , .

-ocr page 51-

45

Clairine, lachgende. Neen, neen, het is mijn gemaal.'

Renc. Mevrouw, deze kortswijl.....

De Rennevii.le, naar René gaande, en hem erhentelijk de hand drukkende. Ach mijnheer! ik kennbsp;alle de diensten, die gij mijne Carolina bewezen hebt,nbsp;en zal dezelve nimmer vergeten.

Re Né, lachgende. Ja waarachtig! .... onverbe--terlijk hah I hah ! hah!

D E RE NNE V ïLLE. Gij zijt ook bedrogen, mijnheer? des te beter , ik heb dus iéder een bedrogen, de fchildwachten, de Invaliden, de Zoon van den Cipier,nbsp;zelfs de Gouverneur, mijnheer de Bernaville; Zie daarnbsp;Corbé, zijn logge en lompe gang. (/«; gaat even ahnbsp;Corbé,') Zijne ruwe en onaangename ftera: Qde fleinnbsp;van Corbé naarbootfende.') „ Ik ben het, ik, hê par-bleu\ ziet gij niet, dat ik het ben?” een pijpje innbsp;den mond den vuurflag in dé hand, en dan .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. (Jtij

zingt.) „ I\k ben de wijste van dit oord” amp;c.

R E N é, lachgende. Hah ! hah ; hah I

De Renneville, vrolijk. Ik heb mijne rol vervuld, met moed en onbefchaamdheid, en ik ben geflaagd.

Re Né. En Corbé?

De Rennevillf. Corbé? die zit in mijne plaats , in mijne gevangenis, met mjn japon en muilen aan, mijn fluweele muts op het hoofd, en is zeernbsp;wel getroost, op eene goede fchadeloosflellingrekende,nbsp;en vertrouwende op ni 'ii woord van eer.

R E N é. Uw woord van eer !

De Renneville. Ik heb mij met hetzelve verben-

-ocr page 52-

46 HET melkmeisje V. BERCIJ,

bonden, om met kiokflag van agc ituren te rug te zijn.

Renó, ter zijde. Agt uuren ? ó hemel! hij denkt niet, dat dit het oogenblik is, waarin hij zijne gadenbsp;voor de laastemaal omhelzen zal. (overluid.j Hoenbsp;hebt gij hem toch kunnen overhalen ?

De RewNEVILLE. Door hem vijftig loin's d’Or te geven; ja , mijn leven zelf zoude ik voor zulk een oo-geablik hebben veil gehad. Niets was mij te dierbaar,nbsp;on dezen ftond van dwaling te koopen. Ik heb u gezien, u omluhd, mijne goede, mijne dierbare Caroline! en daardoor den moed verkregen, om, wanneernbsp;het zijn moet, nog dde jaren te lijden. . ... Gij verwondert u, mijnheer René? gij ook mijne vriendin?nbsp;— de onvortfaagheid , een weinig Philofophie , en (tegen Clairinej de gedachten aan uwe liefde die mij totnbsp;heden vertrooste. ...

R E N é , ter zijde. Bij ongeluk Zal dit niet lang meer duren. (Overluid.j De klok die uwe fcheiding aannbsp;moet kondigen, zal zich weldra doen hooren. Ganbsp;mijnheer, vertrouw op het verlland en hart uwernbsp;uitmuntende gade, cn op miinen ijveren onderfteutjing,nbsp;die ik haar nimmer onttrekken zal. Vertrouw bovenalnbsp;op de goedertierenheid des Hemels. De liefde is hetnbsp;pronkftuk zijner we-ken, hij ziet uwe tranen, kentnbsp;uwe rampen; en verdrukte deugd aan ftandvastige huw-lijksmin gepaard, zal hij eenmaal beloonen, en overnbsp;het lot doen zegepralen.

Clairine. tegen de Renneville, Ach! dierbare vriend! . . . .

De Renneville. Mijne Carolina! ....

Clai-

-ocr page 53-

Clairine. Neem uw affcheid van onzen vriend. D E ReNNEvi'LL E. Is bet uur van mijn vertreknbsp;dan reeds zo nabij ?

Clairine. Waarom ben ik gedwongen, u dit te mp^ten berigten?

D u- o.

De Rennêvillé. nbsp;nbsp;nbsp;Clairine.

Helaas! ik moetu dan verlaten? Ja dierbre vrind, de tijd eischt

Ipoed.

Ik moet mijn gadeagterlaten! Mijn Echtgenoot beboud uw’

moed.

Te Samen.'

Hoe klopt, boe klopt mij. ’t minnend harte!

Wat oogenblik vol boezempijn !

Der Echtgenoten groot te fmarte,

Is van elkaêr gefcheurd te zijn: nbsp;nbsp;nbsp;,

Mijn hart zal eeuwig voor u 'k Zal fteeds voor uw behoud.

blaken, nbsp;nbsp;nbsp;nig vvaken.

Men rukt mij wel van uwe zij Al rukt men mij van uwe zij Maar nooitmijn hart, dit blijft Uw Carolina, blijft-u bij.nbsp;u bij.

tegen René.

Mijn vriend zorgt voor mijn tweede leven,

Mijn heil op aard blijft in uw’ hand.

Vervolgde deugd wordt wel verdreven ,

Maar vindt alom een vaderland.

Vaar^

-ocr page 54-

HE T MELKMEISJE V. BERG IJ.

Vaarwel René — Vaarwel Ga , Renneville , ga mijn mijn waarde!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waarde!

Vaarwel mijn hoogst geluk op Vaarwel mijn hoogst geluk op aarde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aarde.

6 Caroline! 6 boezempijn! nbsp;nbsp;nbsp;Geliefde vriend! 6 boezempijn.

Vaarwel ’kzal fteeds de uwe Vaarwel ’k zal uwer waardig zijn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zijn.

ELFDE TOONEEL.

De Vorigen, Een Invalide, met een lantaarn fchielijk opkomende.

De Invalide. Honderd duizend bomben! Corbé men moet u wel lang zoeken.

Renc en Clairine, verfchrikt. Hemel! wie nadert ons?

De Renneville, tegen cutrine en René. Her-ftelt u, en vreest niets, ^de ftem van Corbé aannemende.') Wel nu, domkop, kunt gij dan niet vermoeden? 'dat .....

De Invalide. Duizend duivels! reeds een uur loop ik u zoeken — hoe fatan! kunt gij op dit uurnbsp;uw post verlaten?

De Renneville, «/s varen. Hoe nu ! wat- durft gij zeggen, ben ik niet mijn eigen meester?

De Invalide. Ja, vraag dat eens aan mijnheer de Lieutenant, die u overal laat zoeken.

De RenneVille, «/s nbsp;nbsp;nbsp;Mijnheer ie Lui

tenant I

De Invalide. Voorzeker, het is op zijn’ last alleen, dat ik u naar het kasteel terug moet roepen.

D E

-ocr page 55-

49

ZANGSPEL.

De Renneville, ah voren. Is er dan iets nieuws voorgevallen?

De Invalide. Iets nieuws? oh! iets, dat daag-Ujks gebeurt, gij moet een’ gevangene ontnaaii.

De Rennbville, ah voren. Een’ gevangene?

De Invalide. Ja, die — hoe heet men hem ook? die daar boven in den toren de la Bertandierenbsp;geplaatst is , bij het terras, Kon .... Konstant....

De Renneville, ah voren. Konftantijn de Ren-neville ?

De Invalide. Juist, Kons . . . . Konstand . ., , maar honderd donders! wat gaat mij dit aan? volg mij.

De Renneville, ah voren. Een oogenbliki indien het eene order tot zijne vrijftelling is, dan kannbsp;hij nog wel een poosjen wachten.

De I Nvalide. Dit geloof ik niet, ik denk, dat hij van verblijf zal moeten veranderen, en naar benedennbsp;verder van de hand, in de kelders Sainte Margeruitenbsp;zal geplaatst worden.

RENé Clairine, levendig. In de kei . . ,

De Renneville, zacht. Bedaard!

(Jden klok paat agt uuren.'}

De Invalide. Daar Haat het agt uuren, volg mij.

De Renneville, terwijl de Invalide de kaars in ie lantaren fnuit, drukt hij Carolina aan zijnnbsp;horst: de grievendpe fmarten is uit hunne gebarennbsp;^igtbaar: de Renneville herneemt zijnen moed en zegtnbsp;onverfchrokken tegen den Invalide. Ga voor uit iknbsp;volg u.

{Een trom rofelt in de verte.')

D nbsp;nbsp;nbsp;TWAALF-

-ocr page 56-

5q HET MELKMEISJE V. BERCIJ, TWAALFDE TOONEEL.

De Vorigen, daarna de Heer De Colbert,

^ Eén Lieutenant der Bastille, gewapende Invaliden. Bedienden, fakkels dragende en Landlieden, .ook gewapend,

De Renneville. Wat hoor ik! nbsp;nbsp;nbsp;'v

De Invalide, Het is mijnheer de Lieutenant, die u zelf komt opzoeken. Bomben! en granaten ftanbsp;nu vast.

Clairine, tegen René. Mijn vriend, wij zijn verloren I

{De bovengenoemden verfchijnen, en fcharen zich aan wederzijde van het tooneel^

K O O R

Van Invaliden en LANDLIEDEN.

Gaat heen! gaat hier terftond vandaan;

Mijn heer ' Gaê heen

gt; laat u door ons toch raden;

Wij dulden niet hoe 't ook moog gaan.

Dat men deez* braaven man zal fmaden. Colbert.

Wat is het, dat gij van mij vergt?

Om mijn bediende op te fluiten!

Is ’t op uw last, dat men mij tergt-Weet dan, dat ik dit wel zal fluiten RENé.

Ja ’t is op mijn bevel gefchied.

Dw fchapd’lijk doel te doen mislukken

Deed

-ocr page 57-

ZANGS PEL. nbsp;nbsp;nbsp;5^

Deed mij deez’ daad, en anders nietj Bedaan, om haar aan ut’ ontrukken.

Gij zocht haar 'leed, Ik haar geluk Nooit zal nw hart die daad verfchoonen;

Waar ik, haar troostende in haar druk.

Zie niij reeds door mijn hart beloonen

KOOR.

Gaat heen, gaat hier terftond amp;c.

CLAiRiiSE, tegen Rennevilk. Renneville, tegenClainne, Ga heen, ga 1'meek ik hier Ga heen, ga bid ik hiernbsp;vandaan!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vandaan!

Mijn Vriend, laat n de liefde Mijn lief laat u door mij toch raden !nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;raden!

Zij zal fteeds aan uw’ zijde Gij weet ik zal nooit van u ftaannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gaan,

Als men u ftout zou willen. Als men u Hout zou komen fmaden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fmadcn.

R E N é, tegen Clairine en Renneville.

Gaat heen, gaat hier terftond vandaan.

Ik bid, laat u door mij toch raden:

’kZal in deez’ nood niet van u gaan;

Als men u ftout zou willen fmaden.

Renc. Een oogenbiik vrienden. Qegen Colbert.') Mijnheer, gij hebt flegte oogmerken omtrend deze jonge en ongelukkige vrouw: ik ftrekte haar tot op dezennbsp;dag ten vader, en ik heb haar willen redden van het

gevaar, dat haar bedreigde, -Befpot mij, Eraf mij;

indien gij er de magt toe hebt,-maar nimmer zal het mij berouwen, mijnen pligt vervuld te hebben,

De Colbert. Gij hebt mijne edele oogmerken miskend; maar welhaast zult gij de vruchten van uw

D s nbsp;nbsp;nbsp;ge-

-ocr page 58-

5S HET MELKMEISJE V. BERCY,

gedrèg inzarnelen. {tegen den Lieutenant.') Dat men beginne, mijnheer! {qf de Renneville wijzende.) metnbsp;dezen onachtzamen Cipier aftedanken, welke zich nietnbsp;op zijnen post bevindt, wanneer men hem de vrijheidnbsp;van eenen gevangene komt aankondigen.

Clairine,, llENé en D E Renn e vi L LE. De Vrijheid!

De Colbert. Dat men hem de fleutels ontrukke, die hij door deze daad onwaardig is , en dat meu zichnbsp;fpcede, om De Renneville te verlosfen.

Clairine, llEwé en de RenneviLL E. De ¦Renneville !

De Colbert. Ja mevrouw! uw gemaal is vrij. Als Minister deed ik mijnen pligt, als ambteloos burger, verwierf ik zijne vergüfenis, en zie daar — vergeef mij , ik wilde u beiden nog eenige oogenblikkennbsp;in het onzekere laten; en het was te Parijs, bij mij,nbsp;in mijn hótèl, dat ik het oogmerk had, u te verëeni-gen. Rend, ten halve van mijn plan onderrigt, noodzaakte mij, door zijne handelwijze, om hetzelve in denbsp;uitvoering te verhaasten.

Clairine. Bedriegt gij mij niet mijnheer? is het waarheid! {Zij fnelt in de armen van haar gemaal.)

De Renneville, verrukt en verwonderd. Ja, ik herken hem .... de vrees, de verwondering, denbsp;ontroering alleen verhinderde mij, om mij nedét tenbsp;werpen voor de voeten van den gewezen Minister denbsp;Colbert.

{hij werpt zich aan de voeten van de Colbert.)

C L AI-

-ocr page 59-

S3

A N G S P E L.

Clairine eft RENé, verwonderd en met eerbied. Mijnheer de Colbert.

De Colbert. Maar wat beteekent toch deze vermomming?

De Renneville. Vergeef aan eenen jongen on-bezonneling, dat zijne geestigheid hem in den kerker bijbleef; fchoon zijn-hart nimmer zijn land noch zijnennbsp;weldoener vergeten hebbe.

RENé, tegen de Colbert. Ach mijnheer! kunt gij mijne ii beledigende vermoedens vergeven?

De Colbert. Lieden van uwen ilempel, mijnheer René, vindt men te tveinig, dan dat men hunne vriendfchap niet zoude waarderen.

DERTIENDE TOÖNEEL.

DeVorigen. CoRBé, met de japon en kamermuilen van de Renneville aan, en zijn fluwelen muts op het hoofd, wordt zeer befchonken doornbsp;twee Invaliden voirdgefleurd.

Co RB éi Waar duivel! vrienden voert gij mij heen?

De Colbert. Ziet daar onzen onwaardeerbaren Cipier.

De Invalide, tegen den Lieutenant. BombenI en granaten! mijnheer de Lieutenant, hem tot u ge-bragt hebbende, geef ik hem aan uwe onderrigting.nbsp;over.

CoRBé. Geene onderrigtingen vriendje, daar heb ik een averfle van.

{lie'Lieutenant vraagt aan de Colbert, hoedanig D 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hij

-ocr page 60-

54 het melkmeisje V. BERCIJ,

hij Carbé zal behandelen, deze geeft hem te hennen,

dat hij alles op zich neemt.j

RENé, Bruno uit den toren latende. Nu vrindje, verheug u met ons, en gedraag u in het vervolg ver-ftandiger,

Bruno, ah betoverd rondziende. Hoe. wat! wat is dat ? Jufvrouw Clairine is in de armen van Corbé ?nbsp;en de geest van Corbé ftaat in een japoH en op floffennbsp;tusfchen de'foldaten’! .... ik ongelukkige minnaar! bennbsp;ik dan betooverd ? waarover moet ik mij dan verheugen ?

RENé. Dat de echtgenoot van deze edele vrouw uit de gevangenis .door den waardigften ftaatsdienaarnbsp;verlost is, en dus alle onze wenfchen vervuld zijn.

Bruno, treurig. Behalve de mijnen.

De Colbert, tegen den Liutenant. Dat alles vergeten en vergeven zij ! (tegen ciairinePj Bemin-lijke Carolina! welk eene les voor uwen echtgenoot,nbsp;en voor ons allen; bewaard deze kleding met zorg,nbsp;waaronder gij door de getrouwde liefde ontvlamd, aller oogen ten dienfte uwer liefde wist te verblinden ,nbsp;en waarin het u gelukte, volkomen over het noodlotnbsp;te zegepralen. Daar gij de waarheid bevestigt, datnbsp;verdrukte deugd, en getrouwe huwlijksmin eenmaalnbsp;belooning vinden; en dat zij , in welk gewaad, zij opnbsp;deze wereld verfchijn’, een heilig regt heeft op de hulpnbsp;•n eerbied van alle menfchen.

(J~au

-ocr page 61-

Z A N G S

{Vaudeville,')

RENé.

Die goed van hart, fteeds zijne pligten Omtrend zijn evenmensch betracht;

Moet foins voor 't grillig lot wel zwichten, Maa: wordt toch fteeds door elk geacht.

Ik juich om mijne hulpbetooning.

En, deelde ik in hunne fmart;

Thans ruil ik met geen Vorst of Koning De vreugde en kalmte van mijn hart.

Br UNO.

Een ieder heeft hier ftof tot zingen Behalven ik, geloof dit vrij,

'k Strek dra ten fpot der dorpelingen.

Om mijn’ mislukte vrijerij.

'k heb mij vergist — maar lieve vrienden! Men kan thans tusfchcn groots liênnbsp;En tuslclien hunne huisbediendennbsp;Geen onderfchtid in kleding zien,

De Colbert.

Hoe zcxet is ’t, van ’t bewind ontflagen.

Te leven in den fchoot der rust!

De ftaatszorg heeft haar onweêrsvlagen; Hier wordt de vree door vreugd gekust.nbsp;Minister zijnde , moest ik ftraffen ,

En ik gevoelde fteeds verdriet.

Nu kan ik vrijheid hem verfchaffen:

Die vreugd fchonk mij het Rijksambt niet.

C ORB ö.

Mij dunkt, al heb ik wat gedronken,

Thans ftaat mijn huwlijk duivels flecht.

-ocr page 62-

7/-

SC HET MELKMEISJE V. BÉRGIJ»

Mijn goed vertrouwen, hen gefchonken.

Heeft tot hun heil de grond gelegd.

Daarvoor zal ik zijn goud behouën ,

Misleidde mij de liefde hier^

’k Zal tót haar fpijt een ander trouwen:

Want dus bedot men geen Cipier.

De Rennevillé,

6 Schoon geflacht! als uwe liefde 't geluk verzekert vau een vrind.

Als uW fchoon oog elks harte griefde gt;

En uwen geest het lot verwint.

Dan zwicht deeds e';k voor Uwe oogen gt;

En ieder biedt zijn’ gade aart.

Dewijl IMatuur, al haar vermogen Aan eene vrouw heeft afgedaan.

C L A i RIN E , (egen de aanfchouweru Indien ons werk u kon bekoren ;

Dan zijn wij op het hoogst voldaan.

Maar onze arbeid is Verloren;

Zien wij u koel deez’ zaal ontgaan.

Bedilzucht kan Clairine hoonen ;

Maar heeft zij ilechts uw hart geraakt j En wilt gij haar befcherming toonen lt;

Dan toch is haar triumf volmaakt.

-ocr page 63- -ocr page 64- -ocr page 65- -ocr page 66- -ocr page 67- -ocr page 68-