-ocr page 1-

BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHTnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1929

Verzameling: tooneel= stukken uit denbsp;nalatenschap vannbsp;prof. Dr. J. te WINKEL

No. 817

-ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4-




' ■ •lt;-.


rquot; ^

W '' S' • '





â– .rc.A


X- ^


■ nbsp;nbsp;nbsp;■' t‘'«

* • nbsp;nbsp;nbsp;■ rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...... , ■ m ■ . i



r.



-ocr page 5- -ocr page 6- -ocr page 7-

ADELAAR T,

OF DE

ZEGEPRA ALENDE DEUGDj

TOONEELSPELi)

Gevolgd uaar Jenneval, ou k Barwwell Frart' gois, van den Heercnbsp;Mercier;

onder de zinfpreuk

V l KTUT E D U C E,


Te A M S T E L D A M,

By ADRiAHUsHnPKEs, Boekverkooper op ’tRokkia,

in Erasmus. 1770. ülBUOTHE£K DER

rijksuniversiteit

UTRECHT.


-ocr page 8-

II

VOORBERÏCHT.

9»

99

99

99

,, van onze medemenfchen; maar voy hebben geéfS ,, traanen voor een* moordenaar. Zyne daadnbsp;heeft geen overeenkomst met onze daaden. Hynbsp;•oiord niet meer als een lid der faamenleeving aangemerkt. Zyn misdaad grieft ons en vervultnbsp;ons met afgryzen. Wy kunnen niets tot zynnbsp;verfchooning uitvinden \ en daar is in waarheid niets dat minder gemeenfchap met elkander heeft,dan het tooneel en het fchavotl'.

, De heer Mercier heeft vervolgens in gemelde voorreden niet weinig ku?2%t bedeed, om te hetoo-gen , dat tooneelftukken van deeze foort, naar dennbsp;gezuiverden [maak onzer eeuwe, den voorrangnbsp;verdienen, boven die geene, welke niet dan groo-te gebeurtenisfen , tusfchen verhevene ferjoonennbsp;voorgevallen, betref en: doch wy hebben gedachtnbsp;dit te mogen voorby gaan , om den verlangendennbsp;leezer, door een te breedvoerige voorreden, nietnbsp;te veel af te vergen. Om niet in dezelfde fout tenbsp;vervallen, zullen wy kortelyk eenige veranderin-

trachten te billyken.

ke wv oordeelen, niet te mogen verzwygen^

-ocr page 9-

V o o R B E R I C H T.

III

__

Het oogmerk van dit tooneelfpel is om de harts-tochten op het flerkjie tn ae aanjchouvjers te beroeren.^ door een tredende afbeelding van rampen en gebeurtenisfen f voorvallende onderperfoonen, wiernbsp;manier van denken niets vreemds met de hunnenbsp;heeft. Ieder be/chaafd aanfchouwer waant in zulknbsp;een gevaf zichzelven en zyn huisgezin op het too-neel te ontdekken; en de aandoening kan nimmernbsp;levendiger zyn, dan als wy de ongelukken van an~nbsp;deren met een oog van toepasfing op onszelven be-fchouiven. Zulk eene tedere fiojfe vorderde eenenbsp;tedere behandeling. Het natuurlyke in alles te betrachten was de grondwet, welke wy ons voorftel-den: derhalve hebben wy de vryheid genomen nietnbsp;alleen perfoonen, plaats en zeden naar onzennbsp;landaart te fchikken, maar ook verfebeide plaat-Jen^ alwaar de ftyl van den franfehen fchryvernbsp;naar ons oordeely iets van het natuurlyke afweek ,nbsp;of duister fcheen, veranderd en opgehclderd. Wynbsp;Nederlanders zyn fpaarzaam met het invoeren vannbsp;bloemen der rederykkunde in onzen fpreekflyl: alles wat opgefmukt is word belachgelyk: daaromnbsp;hébben wy y zo veel ons mogelyk was ^altoos getrachtnbsp;* anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het

-ocr page 10-

IV

VOORBERICHT.

het verhevene over te brengen in het naïve. Het ontbreekt onze taal in geenen deele aan moordennbsp;en leenfpreuken, om een verheven denkbeeld, doornbsp;meelige en krachtige trekken zo bevallig ah innbsp;eemge andere taal uit te drukken; maar met eennbsp;weeten onze letterkundigen zvelk eene moeite hetnbsp;kost, om tusfchen den zivierigen en laagen fiyl hetnbsp;juifle midden aan te tref en. Dat my overalnbsp;hierin gejlaagd zyn, durven voy ons niet belooven inbsp;maar het zal ons aangenaam zyn van een rechtvaardig en kundig algemeen onze kunstfeilen tenbsp;leer en kennen, en te zien dat anderen op dit voet-fpoor ons verbeteren.

Ziehier dan, , Eek^Nedeeduitschen BARNWEEL;/ci?oo« wy Om de algemeene verfiaan-

baarbeid liever een anderen tytel verkoren hebben, en de naamen derperfoonaadjen, zoveel ons doenlyknbsp;was, naar haare eigaifchappen gefchikt hebben^nbsp;Mogt dit zedentafreel zo gelukkig zyn om onze land-genooten op eene behaaglyke myze te flichten', ja ^nbsp;mogt (lecbts één onzer leezers, die doorgevaarlykenbsp;driften vervoerd, in het [poor van den verdoolden

Adel-

-ocr page 11- -ocr page 12-

1/ !


PERSOONAADJEN.

Burgerhart, voornaam koopman.

CoNSTANTiA, ïyna dochter.

Adela ART, een jongeling van goeden huize, by Burgerhart inwooncnde.

Reinhart, kasfier van Burgerhart, boezemvrind van yidelaart.

E R N E s T u s, oom van Adelaart.

Sofia, nichte van Conflantia.

Charlotte.

Julia.

Wolkaart, vrind van Charlotte.

Een Kantoorbediende van Burgerhart.

Een Knecht.

Het TOONEKL is te AmstelüAM.

-ocr page 13-

ADELAART, de zegepraalendé deugd.

TOONEELSTEL.

EERSTE BEDRYF. EERSTE TOONEEL.

Burgerhart, alken; zittende aan een tafel welke met papieren overdekt is; en bezig zynde metnbsp;fchryven.

{Een Kantoorbediende treed de kamer in, enbrengt verfcbeide brieven: Burgerhart opent dezelve en geeftnbsp;hem onder het kezen den een' na den ander' voeder^nbsp;zeggende:)

Beantwoord deexe drie brieven met den uiterften

fpoed..... Bezorg voor all’ dat die matroozen

terftond het geld, op hunn’ reis verdiend, kunnen ont» fangen. De nooddruft dier arme zeelieden zal groo-zyn dan wy denken. Het loon dat zy voor zuu«nbsp;arbeid en levensgevaar genieten is waarlyk gering.nbsp;Eaaten wy, hoe fpoediger, hoe beter, hen in üaat Itel'nbsp;Icn hunne behoeftige huisgezinnen te verheugen. Denbsp;Anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wel*

-ocr page 14-

a nbsp;nbsp;nbsp;ADELAART,of

'iSrelvairt van ohs vaderland eischt dat wy voor hen 2orgcn. Wy zyn gelukkig als wy iéts aan’t algemee-ne welzyn kunnen toebrengen; dat behoort altoosnbsp;vdör het belang van byzondere lieden te gaan. Vergeet niet dit andere ontwerp mede voort te zetten: 'tnbsp;is gcvzichtig; veele e’endigen kunnen daar door hulpnbsp;CU troost bekomen.

(Hy beeft éénen brief, bem in 't hyzondsr betreffende, behouden. Hy leest denzeh:en en houd bem geopend in de hand. De Kantoorbediende vertrekt.)

Hoe, komen dan alle verbaazende voorvallen tc gclyk op deezen dag!... (Zytieflem verheffende.) Neen,nbsp;neen, de eerzucht om myii géflacht te verbinden aannbsp;een’ magtiger en ryker dan ik , zal my niet blindelingsnbsp;vervoeren. Ik wil niet dat zy haare hand geeve, alsnbsp;met haar hart. Doemwaardig is de vader die zynnbsp;kinderen tot een huwlyk dwingt om het geld. Uwnbsp;brief, 6 graaf! vereert me; maar zo myne dochter,nbsp;u niet begeert, is myn antwoord gereed.

TWEEDE TOONEEL.

Burgerhart, Constantia.

Cdnstantia, naar baar' vader treedemle, en zyn band met eerbied en tederheid kusfendt,

Myn vader!

Burgerhart.

Waarde dochter! Ik heb nooit zo fterk naar u very langd als doezen morgen. VVy zullen een goed» poosnbsp;met elkander moeten fpreeken; ik heb u gewigtige zaa-ken te ontdekken, en ik verzoek u, Conftantia, datnbsp;gy my met ww geyvoone ojftenhartigheid antwoord.

CoN*

-ocr page 15-

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD.

¦* nbsp;nbsp;nbsp;CONSTANTIA.

Gy tyt dag aan dag zd goed, zd vrindelyk, eü fiebc zulk een gunstig vertrouwen van my, dat iknbsp;¦vrees niet in ftaat te zyn, zo veel lof te kunnennbsp;Verdienen... Gy zelf weet hoe aangenaam het mynbsp;3ltoos is met u te fpreeken. Nimmer heeft uw gc-ïelfchap my verveelt; neen, nimmer was ik by unbsp;donder tedere ontroering.

Burgerhart.

Ik heb my nooit van myn tederheid voor u beklaagd | ik zal ook nooit ophouden teder te zyn, ’t Is my nietnbsp;mogelyk te begrypen, dat een vader zyn kind andersnbsp;dan zichzelven kan behandelen. In de liefde voor onze kinderen moeten wy onze dankbaarheid betoonennbsp;Voor de zorg van onze ouders... Ga zitten Con«nbsp;Ilantia. Ik ken üw verdiensten. {Met meer leDendig-heid.) Reeds toen myn waarde vrouvz, die bemindenbsp;van myn hart, die gy my zo dikwyls te binnen brengt,nbsp;door uw wezenstrekken en deugden, u op haar’fchootnbsp;zan haar’ borst voedde, (want zy wasgrootsch om denbsp;Pb'gt van eene moeder, by haar een geheiligde pligt,innbsp;zlles waar te neemen,) toen reeds fpraken wy met elkander om u, die nog in den wieg laagt, uit te huwen.nbsp;Wy Üreelden ons in die aangenaame oogenblikkén metnbsp;het blydile vooruitzicht... {Eenigzins ernfiiger, dochnbsp;niet minder teder.) Gonftantia, uw moeder is niet meer.nbsp;Haar dood liet de verdere zorg voor uw opvoedingnbsp;aan myalleen over; doch dit werk door haar begon-en naar ’t heerlyk voorbeeld van haarzelve ge-*''cht j is zonder moeite voltooid; ik vind haar geheel in u weder. Maar gy zyt tot een zeker einde irïnbsp;de waereld gekomen: ieder trap van ons leven is ergens toe gefchikt; wie zich naar die fchikking niet ge-A 2

-ocr page 16-

adelaArt

draagt, ftelt lich aan grooter ongelukken bloot, dan die, welke hy gelooft te ontvlieden. Ik voorzie welnbsp;dat het fcheiden van een’ vader u altoos finartlyk zalnbsp;üyn ; maar ikzelf moet u bet htiwlyk aanraaden. Iknbsp;V-al immers ten eenigen tyde u moeten verlaaten: hetnbsp;graf daar uw moeder rust wacht my immers ook.nbsp;Dan zoud gy, my misfende, zonder befchermer,nbsp;Zónder raadsman, alleen...,.

{Conjlantia, ontroerd zynde, Jlaat op en fcbynt te oxnllen

fpreeken: Burgerhart baare beide handen tusfeben de zy-

nen neemende, en baar teder aanziende, vervolgt.')

KTeen, waarde dochter, hierop valt niets te antwoorden. Weêrhou uw traanen. Ik znl welgemoed fterven, zo ik voor myn dood u gelukkig mag zien.

Daat ons dan erjallig overweegen v/at het beste is. Gy zytdagelyks verwonderd over de menigte der huisgezinnen die uiterlyk de eendragt vertoonen, doch daarnbsp;de tweedragt zelf hcerscht. Gy ziet met verfoeijingnbsp;zoveel weelderige vrouwen die geen tederheid kennen;nbsp;zoveel huisvaders die van hun jeugd tot aan ’t graf, alsnbsp;kinderen te werk gaan. 6 Myn, lieve Conftantia! denbsp;oorzaak van dit kw'aad ligt alleen in het blindelings opvolgen van een droevige zucht tot pracht en weelde.nbsp;De fortuin word nageloopen en de burgerlyke zcdcanbsp;veracht. Hoe laag en wezeiidlyk arm zyn veeltyds dc.nbsp;rykftenl Als het te laat is om terug tekeeren, en eerder niet, vind men zich bedrogen. Van jongs af aannbsp;heb ik u gewend de waare verdienden van het fchyn-fchoon te onderfcheiden: gy, in ’t huis en onder ’t oognbsp;van uw’ vader opgevoed, zaagt daar, myns weetens,nbsp;niet dan billykheid. De ondeugd is u nooit andersnbsp;voorgekomen dan als een fpook dat alleen in ’t donker fchuild. Nu zytge in dien ouderdom, waarin dcnbsp;rede uw neiging bellieren kan. Nn is het tyddip geboren ,

-ocr page 17-

DE ZEGEPRAAIENDE DEUGD. y

boren, waarop gy myn zorg iult kunnen vergelden. Alyn lieve Conftantia, bedenk het wel, ik herhaal hetnbsp;lt;1 nog eens, meer dan drie vierdedeelen van myn’ leef-tyd zyn verloopeu; fpreek, zal ik den troost genietennbsp;u na te laaten ki de armen van een’ echtgenoot? Iknbsp;beb gewacht of gy ’t my uit uzelve zoud te kennennbsp;geeven; ik heb zelfs getracht uw hart te doorgronden;nbsp;en dcwyl ik het tot de keur waardig vond, heb ik unbsp;daartoe de vryheid gelaaten. Myn huis was open voornbsp;ieder die toegang tot u verzocht. Zyallen hebben zichnbsp;Verklaard, en gy die myn vertrouwen bezit, Conftan-tia, gy fpreekt my nergens van!

Constantia. nbsp;nbsp;nbsp;'

Ach, vader! zou ik myn keur op iemant vesten, daar gy behoort te kiezen. Dit waar misfehien al tenbsp;onvoorzichtig myzelve het grootfte berouw op dennbsp;hals gehaald. De vryheid die gy my laat is me een last.nbsp;Ik wantrouw myzelve in het onderzoek der perfoonennbsp;die my aanzoeken.... Misfehien zou ik geen behaa'nbsp;gen vinden, in den man, op wien uw keur kon gevallen zyn. Neen ... ik verzoek het u, laat my toenbsp;alleen gehoorzaam te zyn / Dit is een deugd van mynenbsp;«Xe, en zy voegt my bovenal. Zou uw dochter hemnbsp;oiet kunnen beminnen, dien gy verkiest voor uw’ zoon!nbsp;Noem zyn naam en ik ben verzekert dat ik van nuaf-aan veel deugden in hem ontdekken zal.

Burgerhart.

Geloof uw’vader; ik heb tot nog geen keur gedaan, ik ia ’t kiezen myn hart raadpleeg zal ik telkensnbsp;Uevreesd, verlegen en befluiteloos, nimmer iemant kunnen benoemen. Ik zou zelfs geltrenger zyn dan gy:nbsp;Riyn vaderlyke tederheid zou nog fcherper vooruitzien

A ? nbsp;nbsp;nbsp;dan

-ocr page 18-

^ nbsp;nbsp;nbsp;ADELAART,o£

dan nw kiesheid. Het verval der ïedeii is maar al te klaar; een goed huwlyk is tegenwoordig dezeldzaam-fie zaak: maar men moet evenwel eenmaal belluiten.nbsp;Zo gy denkt dat ’er in ’t geheel geen mannen zyn,nbsp;met wien gy uw leven zond kunnen doorbrengen,nbsp;dan doet gy henallen oneer aan. Schoon de mannbsp;dien gy bemint, geen deugden bezat, hy zou nietnbsp;lang met u keven zonder dezelve te kennen.

C o NS T ANTI A.

Ei, vader, verfeboon uw dochter; zo groot een lof doet my blooren.

Burgerhart.

ik verlang

Ik zoek u daar door aan te moedigen om dien meer en meer te verdienen. Ja, Conüantia, ik acht u innbsp;Raat om een’ braav’ man gelukkig te maaken; iknbsp;ben verzekerd dat gy het kunt en zult doen, Hoogenbsp;(kat en rykdom zyn by u, gelyk by my, n'ets dannbsp;ydele harsfenfehimmen. Gy zult alleen naar de llemnbsp;van uw hart ts werk gaan. Spreek,nbsp;om u te hüoren.

C0NSTANTIA3 smgzim ’•jerlegen.

Welaan , ik zal alle befchroomdheid laaten vaaren. Noem hen, die zich aan u verklaard hebben; zo ’ernbsp;iemant onder is die my kan beweegcn, zal ik,.....

Burgerhart.

Wel nut gy weet de rede van het dagelyks bezoek dy heeren Leander en Theodoor; de heer van Goud*nbsp;vliet, de heer ‘/erfal en de advocaat doen zich

niet

-ocr page 19-

DE ZEGÊPRAALENDE DETüGD. /

»5et minder aanmerken : 7,yallen hebben u tyds genoeg gegeeven om hen te leeren kennen: ieder hoopt op denbsp;Voorkeur.

Const ANTlA.

Mag ik my ten hunnen op7ichte rondborstig uiten?

Burgerhart,

Voorzeker 5 gy mdet het zo doen.

CONSTANTI A.

Ik zou geen van lienallen tot myn egaé l)egeeren. De heer Leander ontveinst zichzelven te veel in mynnbsp;feyzyn ; hy beeft telkens uit vrees dat hy zich zal ver-toonen zo als hy waarlyk is. My dunkt dat hy eennbsp;karakter heeft dat moeilyk gekend kan worden, en ik bennbsp;bevreesd voor een mensch, dat niet te doorgronden is.nbsp;Wat den jongen heer Theodoor betreft, die is in alles oppervlakkig, ik heb nog geen woord van hem gehoord, het welk my kon bevestigen dat hy dacht. Denbsp;heer van Goudvliet is te befiuiteloos, dan dat ik innbsp;^yn voordeel flemmen zou. Ik heb hem in één uurnbsp;twintig maal van meening zien veranderen, naar datnbsp;hy geflingerd wierd door ieder , dieniet zyn onbeften-digheid fpotte. De advocaat heeft tot zyn ongeluknbsp;te vroeg een beroep bekomen: hy heeft niets grondignbsp;geleerd: hy fpreekt van alles op een’befllsfendentoon,nbsp;en gelooft dat hy geboren is om overal rechter te zyn.nbsp;Hy is te ernilig in beuzelachtige zaaken en over we-J,endlyke loopt hy te luchtig heen. Wat den heer Veria! betreft, die zoekt rny alleen te behaagen door dennbsp;fcnen dag boven den anderen in pracht van gewaadnbsp;uittemuntki; buiten zyne kostbaare kanten en geborduurde klederen zou hy dood zyn. Eindelyk, waar ik

A3 nbsp;nbsp;nbsp;ook

-ocr page 20-

I nbsp;nbsp;nbsp;iVDELAARToF

ook wezendlyke verdiensten gezocht heb, ik vond niets dan gemaaktheid. Ik kan immers niet helpen dat gynbsp;njy zo keurig hebt doen worden; maar behoort hy,nbsp;die u zyn’ vader zal noemen, voor ’t minste niet ianbsp;eenige deugden u gelyk te zyn.

Burgerhart.

Misfehien zal jk het beter treffen, wat zegt gy van den graaf van Hogerwoert?

CoNSTANTiAj verhuasd.

Den graaf!

Burgerhart, glimlacbendSf

Zie hier zyn’ brief; het antwoord daarop zal ik uit uw’ mond fchryven.

Conjlantia neemt den brief aan, en leest denzelven ; Burgerhart vervolgt.

“Zeg het my maar ras ; is hy de gelukkige man ? Gravin te kunnen worden is een aanbieding die iemanisnbsp;gedachten ligt kan veranderen.

Constantia, op een’ edelen toon.

Tot myn geluk kan al dat klatergoud my niet verblinden. Als ik my den graaf voorflel zonder goederen , zonder titel .. dan zie ik niet dat hy den voorrang van zyn mededingers verdiend. Ik bemin hem niet.

Burgerhart.

Zoud gy dan niemant beminnen?

C o N s T A N TIA, met eenige befebroomdbeid. Neen, vaderI

Bur-

-ocr page 21-

PE ZEGEPRAALENDE DEUGD. 5

Burgerhart, haar (ierk aanziende, en op eene ernstige isoyze.

Is dit de waarheid, Conftantia?

CONSTANTIA.

Gy dringt my to fterk.... Gy haalt myn geheimen uit myn hart. Maar hoe kan ik ’t langer tegen zulknbsp;een grootc goedheid uithoudeii.' Hoe kan ik langernbsp;zwygenl Neen, ik zal u gehoorzaam zyn.

Burgerhart.

Indien het geheimen zyn die gy een’ vader, die als een vrind met u fpreekt , niet kunt te kennen gec*nbsp;ven ... dan verg ik verder niets.

CoNSTANTiA, tederlyk.

Geen ander dan gy zal immer myn vertrouwen hebben. Gy alleen zult my tot raadsman en troost zyn. Ik vrees ..... en echter ... ik geloof dat ik bemin.nbsp;Ik verwek myzelve een groote ontroering. Ach!nbsp;vergeet niet...

Burgerhart.

Hoe, Conflantial mistrouwt ge uw’ vader? CONSTANTIA.

Hoe klept my ’t hart! waarvoor ben ik toch zo bevreesd?

DER.

-ocr page 22-

ADELAAR T, o t DERDE TOONEEL.

Burgerhart, Constantia, Reinhart.

(^Reinhart treed langzaam de kamer in, met de oogen ne-

derwaards gejlagen en de armen kruislings over elkander.^

Burgerhart.

Daar is de heer Reinhart. (Ter zyde.) Hy fchynt bedroefd. (^Overluid.) Wat deert u, myn vrind? Gynbsp;fchynt ten uiterfte ontroerd. Mag ik weeten welk eennbsp;verdriet... ?

Reinhart, dromg.

Ach, mynheer! hoe word men bedrogen op deer.e waereld! Men kan op nicmam meer vertrouwen; hetnbsp;eerlykfte gelaat is tegenwoordig het bedriegelykfle.nbsp;Wie kan in deeze eeuw de mcnfchen doorgronden?nbsp;Daar is in deete (lad maar al te veel gelegenheid totnbsp;buitcnlpoorigheid voor de jeugd. Wie had het ooit dui ven denken? ó Adelaart! Ongelukkige Adelaart.

Burgerhart, verlaasd.

Wel nn? Wat deed Adelaart?

Tegen zyne docUer, 'welke eene beiveeging maakt óm te vertrekken.

Blyf, myn kind, wy moeten ons gefprek vervol* gen,

Reinhart.

Mynheer, ikhebgelyk gy wectïyn’ vader Teer_ wel gekend; wy ïyn dertig jaaren lang de trouwde vrindennbsp;geweest. Hy heeft my op 7,yn ftèifbed zyn’ 7oon aanbevolen. 5, Bewaar hem, (7side hy) bellier zynejongk*

„ heid,

-ocr page 23-

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD. ixr

» heid; hy is aau hevige hartstogten onderworpen; j, achl draag lorg dat ’er geen droevige ongelnk-j. ken uit voortkomen”. Zou het mogclj k kunnennbsp;fyn dat de zoon van zulk een’ vader, ontaardennbsp;Zou! Die zoon.' Hy fcheen altoos zc5 vroom, zónbsp;gefchikt. Neen, ’t gaat myn begrip te boven. Ün.nbsp;gelukkige Adelaartl

ConstaNTIA, t^rzyde.

Ik iidder, 6 Hemel! waa of hy zal oiudckken?

Burgerhart.

Bszadig u. Wat heeft Adelaart begaan?

Rei NKART.

Ach! gy zult verdomd fiaan van droefhe'd. Die jongeling’van wien ik zulk een yvrig vrind was, isnbsp;inyn viindfchap onwaardig: hy heeft my verraaden-

Burgerh ART.

Op welk een wyze?

Rk IKHART,

Ik had hem verzocht het geld voor diewisfd te ont-fangen, dat ik u morgen rnoest ter hand. (lellen. Ik v.'eet zeker, mynheer, dat iiy ’t ontfangen heeft;maarnbsp;ik heb hem fints dien tyd niet weer gezien.

, Constantia, ter zyde.

Ach! hoe zal ik myn ontroering verbergen!

Burgerhart, met eejiige koslbeid.

.Maar hebt gy rry niét gezegt, dat hy reeds fints ¦vier dagen naar buiten was, by zyn’ oom?

Rein-

-ocr page 24-

1* nbsp;nbsp;nbsp;ADELAART, or

Reinhart.

’t Is waar; daarin heb ik fchuld. Ik wilde de zyne eenigen tyd verbergen. Ik heb de droevige waarheidnbsp;van ’t geval gezocht te bedekken om hem tyd te geevennbsp;tot berouw. Gy weet het, ik heb Adelaart in ditnbsp;deugdzaam huis geleid. Hy wierd van u geacht en iknbsp;heb gezocht uw achting voor hem te bewaaren; maarnbsp;nu is hy verloren... Wat bitter hartzeer doet hynbsp;my aan! Kon ik den tyd van zyn kindsheid nog herroepen, dien gelukkigen tyd, toen hy, nog fchulde-loos, naar myn’ raad alleen luisterde!

Ik vertrouwde datdcgedachte van myne ongerustheid genoeg geweest zou zyn om hem weder naar my toe tenbsp;doen vliegen. Maar neen, men heeft hem in eenverr’nbsp;afgelegen huis, eenfnood verblyf van lichttekooijen, ziennbsp;treeden. Oordeel nu zelf, of ik hem nog myn’ vrindnbsp;kan noemen,en of ik dien ongelukkigenniet mag befchrei-jeii, die in een enkel oogcnblik zo verr’ vervoerd is.nbsp;Ik heb van dag tot dag gewacht, maar ik moest hetnbsp;u eindelyk ontdekken.

Burgerhart.

Ik ben verbaasd en ontroerd over dft geval. Ik heb altoos een’ oprechten en braven aart in hem gevonden. Deeze daad ftryd zeker tegen zyn natuur;nbsp;maar de jeugd, de geweldige driften, de kwaadenbsp;voorbeelden, diel ftroorn... . A Waarde Reinhart!nbsp;hy is verleid: voorzeker hy is verleid. Nu hebt gynbsp;alle wakkerheid en moed nodig: ga voorzichtig tenbsp;werk , en hou zorgvuldig de zaak geheim. _ Eennbsp;woord in de eerfte hitte uitgefpioken, heeft dikwilsnbsp;een onherftelbaar kwaad gedaan. Tweeduizend gul*nbsp;dens te verliezen is niets ; maar het verlies van een

ziel

-ocr page 25-

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD. 13

die zaaden van deugd heeft, is op geen’ ptys te fchatten. Dit moeten wy voorkomen. Een enklenbsp;onvoorzichtigheid in ’t kwaad te licht gefield, wordnbsp;dikwils als een misdaad uitgekreten ; en dus wordnbsp;iemants eer voor altoos bevlekt, om dat hy mindernbsp;uit gebrek van deugd, dan uit zwakheid zich ver-grepen heeft. Laat' niet af het oog op hem te houden ; maar gelaat u, als of gy zyn gedrag aan hem-Zelven overliet; betoon hem nog dezelfde achtingnbsp;als te vooren : dit is het beste middel om een edelnbsp;hart alle verdere laagheden, die hem verontwaardigen zouden, te doen fchuwen. Zo hy met berouwnbsp;Weder te rug keert, zal hy even diep als te voorennbsp;in myn hart liaan. Vlieg heen: fcheur hem van de ondeugd af; uw Item zal hem ’t hart treffen; zyn misdaadnbsp;zal hem wroegcn, cn hy zal weder dezelve zyn die iknbsp;hem dacht te zyn.

Reinhart, Conjlantia aanziendi.

Mejuffrouw! welk een’ vader voor u, en welk een’ vrind voormy! {Tegeh Burgerhart.) Uw edelmoedigheid wekt de mync op. Myne verontwaardiging is innbsp;medelyden veranderd. Zoude ik niet toegeevend’ zynnbsp;op zulk een voorbeeld als het uwe ?

Burgerhart.

De tyd is kostbaar: (luit de verdere gevolgen van zyn verleiding, zy worden uur aan uur gevaariyker.nbsp;Bedek zyn fout zo veel het in uw vermogen is*nbsp;Geef zelfs hem aanleiding om te denken, dat ik ’ernbsp;uiers van weet. Dat eene edele fchaamte in zyu zielnbsp;ptitwaake, eer hy de fchande kent die hem zyn misdaadnbsp;heeft aangedaan; want als iemanc eeiis op. het uiterfte

VCf»

-ocr page 26-

14 nbsp;nbsp;nbsp;A D E L A A R T, o P

verlaagd is geweest, ontbreekt hem veeltyds de moed orn weder tot de deugd te keeren.

Rein H a ut.

Ach ! dat hy u hooreii mogt!

VIERDE TOONEEL.

Burgerhart, Constantie.

Burgerhart.

Diebraaaveman heeft ons geftoord,myndochter,...; r.daar, gy fchreit: uw hart is bewogen met dien onge-liikkigen die van’t fpoor geweken is,.. Hy kan zichnbsp;licht weder herftellen en zelfs uit zyn misflag meer glorienbsp;trekken... Myn kind, ik heb uw traaiieii gezien; omhels my, en verberg my niets meer.

CONSTANTIA.

Ach, vaderi ik was gereed om op uw vrindelykaanhouden te zwichten; maar ik beef... Ik zou onvoorzichtig een’ naam hebben kunnen noemen, die my, mibichien een oogenblik daarna, fchaamrood had gemaakt.. . Neen, laat ik u het recht, dat u toekomt,nbsp;weder geeven: zou ik kiezen, daar gy zelfs u verlegen vind ? Hoe word myn vreesachtigheid door fchrik-iceiyke voorbeelden gevoed...! Gy ziet het immers...nbsp;Adelaart, en meer anderen, die zonder blaam fchenen...nbsp;De jeugd word meer en rrieer zedeloozer, en (gelyknbsp;gy nog flus gezegd hebt) het aangaan van een huwlyknbsp;is in deezen tyd, met het uiterile gevaar verzeld...nbsp;Laat mv toe dat ik al myn leven by u mag bly ven....nbsp;jk fmeek ’er u om, by de liefde die gy voor my hebt..!nbsp;Geloof my , de blydfchap van met zulk een’ vader te

mo-

-ocr page 27-

DE ZEGEPRAAJÜENDE DEUGD. 15

niogen keven, kan die van’c bestehuwlyk welopwee-?en. Waartoe toch zo veel zorg vooruit? de Hemel ’er immers wel in voorzien.

Burgerhart.

Ik doorzie de rede van uw geheimhouding, myn Waarde Conltantin. Ik neem daar veel belang in : iknbsp;ben’er van getroftvii... Ja, myn kind! ik weet watnbsp;de jeugd is, en wat hartstogten zyn.,. Maar zy zullennbsp;niet fterker zyn, dan de tederfte vrindlchap, en allenbsp;Srondbeginfels van eer en deugd.... Stel uw’ geestnbsp;gerust.

CoN S TANTIA.

Ach! neem my niet kvvalyk.....

Een Knecht, dekametinkomende.

Mynheer, de jonge heer Adelaart verzoekt om u alleen te mogen fpreeken.

Burgerhart.

Zo ’t mynheer belieft

{De knecht vertrekt.)

Constantia, ter zyde.

Ik zal zyn gezicht niet kunnen verdraagen.Myn vader, laat my toe te vertrekken.

Burgerhart, eenigzins aangedaan.

Ga, ga, myn dochter.

Cqnstantia, eenige treden voortgegaan zynde^ doch vaederkeerende.

Indien Ik evenwel wist dat gy misnoegd op my waart, zou ik u liever alles ronduit.....

-ocr page 28-

16

ADELAART, of Burgerhart.

Neen, myn kind, de gefteldheid van uw hart is voor my niet meer moeilyk te raaden.

VYFDE TOONEEL.

Burgerhart, alleen.

Zou ik myn’ argwaan gelooven moeten ? ó He* mei, mogt haar hart veranderen, of mogt die ongelukkige, die nu zo verdoold is, haarer waard’gnbsp;worden!

ZESDE TOONEEL.

Burgerhart, Adelaart.

Adelaar T, hy ’t inkomen rondom ziende of hy met Burgerhart alleen is.

Mynheer, ik ben lang geflingerd geweest eer ik tot dien uitllap heb kunnen komen... Myn knieën knikkennbsp;onder my terwyl ik voort ga... Ik zie met fchrikhetnbsp;huis aan, daar ik lints zo lang bekend ben... Ik bennbsp;fchuldigcndurfmynoogennietopflaan. Ach! hoeys-felyk valt het my met beichaamdekaakeneneenhart volnbsp;¦wroeging, voorn te komen..! Ik ben de oudankbaar-fle van alle roenfehen geweest... Ik heb myn’ weldoender verraaden, den braaven Reinhart, uw’ vrindnbsp;en myn’ vrind in degrootfte verlegenheid gebragt. Beklaag my , mynheer, beklaag een’ jongeling die de eernbsp;liefheeft, en tot een oneerlyke daad vervallen is. Maarnbsp;hoe vreemdumyn gedrag voorgekomen is, ik beklaagnbsp;my niet over ’t gebruik van uw geld; ik ben’t u deugdelyknbsp;fchuldigen myneerfte zorg zal zyn om het u te vergoeden... Mag ik u zelfs op ’t oogsnblik aanbieden.. ?

Bür-

-ocr page 29-

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD. Ij Burgerhart.

Wat wilt gy my aanbieden, Mynheerï i\DELA ART.

Om een handfchrift te mogen teekenen, volkoment* lykxo als gy’t zult goedvinden. Ik ben nog onder voog-‘Jeu; maar hoop binnen kort...

Burgerhart.

Adelaart! antwoord my en wees niet bevreesd om my te zien. Welk een heimlyk oogmerk, of welk eennbsp;onvoorzien toeval, heeftugedwongen het geld datunbsp;Vertrouwd was aan te tasten?

Adelaart.

_ Ach! behoefde ik my voor u te fchaamen, indien ik niet dan by ongeluk my misgrepen had? zoude ik dannbsp;itiet ncérgeflagene oogen die fchande behoeven te lyden ?nbsp;Gy, mynheer zoud my immers veel meervergceven,nbsp;ik my zelven vergeeven zou. Ik had wel iets kunnennbsp;uitdenken om myn laagheid voor u eenigzins te kleuren...nbsp;Maar ik gruw voor loogens... 1 k kan u niets meef zeg-gen... Dit alleen zeg ik echter, dat ik myns ondanksbui-ten my zelven ben , door een fchrikkelyke ontroering,nbsp;die ik nog nimmer gekent heb.

Burgerhart.

Gy, uws ondanks buiten u zelven...! Welkeen ^akheid, 6 Adelaart! Maar gy beeld het u flechts in.. .

gy zyt op het fpoor, ga nog een’ ftap verder, en ik Zal u inftaan voor elks achting als te vooren. Gynbsp;tyt te hevig van aandoeningen, maar gy moet dezelven

B nbsp;nbsp;nbsp;trach-

-ocr page 30-

/18

A D E L A A R T, OF

trachten te beteugelen. Zo wy door geweldige hartstochten van onzen pligt geweken zyn; de raad eens vriiids kan ons weder te recht brengen. Een trouwnbsp;vrind kan ons geneezeiij ons vertroosten..., Ade-laart, xnyn huis blyft nog altoos voor u open; blyfnbsp;by ons woouen. Mogt gy daar de rust en de vrede vannbsp;uw gemoed weder bekomen!

Adelaart, op het JlerliJl

Neen, ik weet dat ik daar toe voortaan geheel onwaardig ben. ik ben niet geboren om in dit vreedzaam huis te keven. Ik zal ’r echter nooit vergeeten; maarnbsp;het herdenken daar van, zal my altoos als lood op ’tnbsp;hart leggen. Achl.. gy moet myj uit medelyden,nbsp;vergeeten. Betoon my zo veel goedheid niet,,. Neen,nbsp;veracht, verfoei my veeleer... Verlaat iemant dienbsp;zich zo verre verlaagt heeft, dathy uw gunst on waardig is, en denk alleen, dathy voor duizend weldaa-den aan u verpligt is, en...

Burgerhart.

Al ’t geen gy my verpligt zyt,is op verre na zo veel niet als ’t geen ge aan uzelven verpligt zyt. Gy wiltnbsp;u verbinden voor UW fchuld.Maar kunt gy allesnbsp;vergeeten wat ons te faainen verbind..,? Adelaart! gynbsp;2yt ’er te ongelukkiger om. Ik begeer nimmer voldoening voor de fchuld die gy gemaakt hebt. Gy hebt waar-iyk grootheid van ziel, maar laat die niet overflaan totnbsp;trotsheid.Men vergt niet dat een deugdzaam man zondernbsp;eenige fouten zy , maar dat hy de fouten die hy begaannbsp;heeft herllelle. Overweeg eens ernstig met uzelvennbsp;wat de eer, de deugd en de pligt u gebieden, en fpreeknbsp;my dauweder. Gy hebt by my geen ftuurfche behan.

de-

-ocr page 31-

»9

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD.

deling ontmoet. Zogy uw geheimen, zulke endoor* grondclyke geheimen in uw hart verbergen wilt... ’tisnbsp;Wel: gy moogt die verbergen. (Hy doet esnige tre»nbsp;den om te vertrekken, doch komt weaer, zeggendeHoornbsp;Adelaart, ik herhaal het nog eens, gy hebt niets vinnbsp;tnyne achting of vrindfehap verloren. Wacht hiernbsp;Uw’ vrind Reinhart. Een jongman gelyk gy die innbsp;den maalllroom der waereld en der verleiding verval,nbsp;ien is, heeft een’ voorzigtig’ en getrouw’ vrind nodig; en ik vlei my met het denkbeeld dat gy nog denbsp;^org van zulk een’ vrind verdiend.

ZEVENDE TOONEEL.

Adelaart, alleen.

Ik was op het punt om hem te voet te vallen... Wat vt'ederhield me..? 6 Charlotte! Charlotte! laat mynbsp;oogenblik adem fcheppen..! Gy regeert geheel-en-'d mynziel... Buiten u, heeft niets een-g vermogennbsp;opmyn’ geest... Ik dacht by u het hoogde geluktenbsp;'''inden,.. Helaas 1 in plaats van u gelukkig te maaken,nbsp;Verlies ik myzelven met u. Om u alleen zoek ik goederen te verkrygen, die ik voorheen, zonder fmart,nbsp;ontbeeren... Hoe ftil, hoe gerust is het verblyfnbsp;'A dit huis! Waar , -w^aar is nu de tyd, toen ik fchul-deloos, zonder my voor myzelven te fchaamen, hiernbsp;huisvestte...? Waar vind ik die ftiHe vreugd , die ik al-*^005 in ’t byzyn vanConltantiagevoelde..? Welk eennbsp;*^dere ontroering verrukte my telkens, als ik haar’ va-. 'Ontmoette..! Ik dacht in hem reeds den mynen tenbsp;Zyn oprechtheid, zyn verwonderlyke deUgd,nbsp;-‘yn tederheid voor my..! Hoe heb ik dit alles kun»nbsp;B 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nen

-ocr page 32-

ito

ADELAARTj o»

ncn vergeeten! ó Charlotte... waarom deed myn liefde voor u, my op eenmaal all’ myn eer en pliet tenbsp;buiten gaan.? Conftantia heeft my nimmer een misdaadnbsp;doen bedryven... Maar ieder voorwerp in dit huis ver-tvyt my myn fchuld,.. Ik moet het terllond ontvluchten; Ja betooverende Charlotte , gy alleen bc-heerfcht me! Het geringst gedenken aan uw fchoon-heid, fleept my weg... Ik kan u niet wederftaan, ennbsp;h ïy ik gelukkig of ongelukkig word’ , myn lot isnbsp;met u te lecven, u te aanbidden... ja my geheel aannbsp;tl over te geeven.

Eindê van btt etrfie tidryf*

TWEE-

-ocr page 33-

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD.

TWEEDE BED R YF.

Het Tooneel verbeeld de kamer van Charlotte y al het buisfieraad op dezelve is geheel nieuw* Aan de zy-de van het tooneel Jlaat een kaptafel y die van al hetnbsp;noodige voorzien is. Charlotte zelf is in een bevallignbsp;siachtgewaat.

EERSTE TOONEEL.

Charlotte, Julia.

Charlotte, terwyl zy zich fpiegelt.

Hoe vind gy my van deexen morgen? Ik heb van nacht weinig geflaapeii: my dunkt dat mync oogennbsp;doffer liaan dan naar gewoonte.

Julia,

Wel, eilieve! daar louikeens overklaagen. Nooit heb ik uw mooije groote iwarte oogen vuuriger en verliefder zien (laan: ik weet niet wat ik ’er van zeggennbsp;Zal; maar daar is zo iets betoverends in uw aanzien...nbsp;Welk een lief glimlachje! d! gy kunt met uw oogennbsp;Riles doen wat gy wilt. Hoe teder wierden zy, nognbsp;gisteren, door Adelaart begluurt! Hy fcheen van minuut tot minuut verliefder te worden,zo dat ik met bedaardheid zyn verrukking aanzag.

C H A R LOTTE.

Zeker’ zond gy denken dat Adelaart dagelyks meer '^n meer op my verzot wierd?

Julia.

^ Gelyk ik zeg: hy wierd boe langer, hoe driftiger-• vv aarlyk , die jonge heer bemind u oprecht,

B 3 nbsp;nbsp;nbsp;Hy

-ocr page 34-

22 nbsp;nbsp;nbsp;ADELAAR T, oi?

Charlotte.

Hy is ook beminnelyk, dat moet ik zeggen; maar hy heeft één gebrek.

Julia.

Ei, ei! Wel wat gebrek, zo ’t u belieft?

Charlotte.

Niets anders dan dat hy geen_ tienduizend guldens jaarlyks te verteeren heeft. Hy is nog een nieuvvliugnbsp;en verklaard my zyn liefde als of hy een minnaar uitnbsp;een’ roman was. Ik zal wel zorgen om myn ontzagnbsp;by hem te behouden. Hy is zeer levendig van aandoening en goedhartig; en dit is al iets raars in deezennbsp;tegenwoordig en tyd. ’t Ontbreekt hem ook aan geennbsp;oordeel, maar hy is fchrikachug, befchroomd en be-lluiteloos, fchoon hy ligt bewogen word. Nochtansnbsp;weet ik dat hy een mooi kapitaal te wachten heeft, ennbsp;dat hy my tot aanbiddens toe bemind en zich blindelings door my laat lyden. Alles over en weder bezien , en wel overwbogen.., Ik moet met hem keven.

Julia.

Gy hebt gelyk, met zo veel verftand en fchoonheid als gy hebt, is ’t u geraaden, om in uw’ besten tyd,nbsp;zulk een’ mild’ en mooij’jongheer aan uw fnoer te houden. Gy kunt uit myn voorbeeld leeren. Ik, ongelukkig fchepzel geraakte zes maanden achteréén ziek,nbsp;verloor al myn fchoonheid, al myn geld,al myn goed,nbsp;en met een al het vermaak van niyn leven. Tc voo-ren wierd ik altoos gediend, en na ben ik bly dat iknbsp;by u een dienst gevonden heb.

Char l otte.

De mannen zyn onze grootde vyanden: zy zorgen

voor

-ocr page 35-

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD. ^23

¦voor ons alleen om hun zelfs wille: zy zyn ondank-^^aar en verachten ons nog bovendien. Daar is altoos een heimelyke oorlog tusfchen ons en hen, Zy zoeken ons door dwinglandy onder ’t juk te brengen;nbsp;lataar omdat wy de zwakften zyn, moeten we onzennbsp;toevlucht tot de list neemen, en ons uiterlyk geheelnbsp;anders gedraagen danwy zyn: op deeze wyzemoeteiinbsp;Wy onze wraak zoeken. Nu Adelaart volkomen innbsp;ttiyn magtis, hoop ik eindelyk op een bellendig geluk. . . Ik zal my in zyn byzyn wel weeten ingetogen te houden ; ik moet zelfs zomtyds afkeerignbsp;iyn, zonder evenwel te verr’ te gaan. 6 Ja, eenliefde-Verfchil nu en dan zonder kribbigheid of gemaaktheidnbsp;gedicht, zal hem zelfs te flerker.. 6! Ik weet den wegnbsp;Wel om hem aan my te onderwerpen. Maar ik moestnbsp;reeds over een uur gereed geweest zyn. Zo Adelaartnbsp;komt, moet gy het my komen zeggen..* Daar isnbsp;Wolfaart eindelyk... Ga heen Julia.

TWEEDE TOONEEL.

Charlotte, Wolkaart.

Wolkaart, verwilderd, ah iemant die h nachts niet gejlaapen heeft.

Voor een’ cnklen Huiver zou ik my deczen nacht het leven benomen hebben; ik heb alles verloren wat iknbsp;Verliezen kon. _ Ik ben gemelyk en byna uitzinnig..«nbsp;Het hoofd draait me,..

Charlotte.

^ Lichtmis, lichtmis! zyt gy van zulk een flech-te reis gekomen? Maar hebt ge ook voor my iets kunnen uitvorlchen?

B 4 nbsp;nbsp;nbsp;Wolk-

-ocr page 36-

ADEX^AART, OF

Wolf AART.

Voorzeker, daar had ik reeds voor gezorgt. ’t i* juist zoalsgy het gedacht hebt: Adelaart is niet ryknbsp;van zichzelven; maar hy heeft een’ ryken oom, ennbsp;daar moet hy alleen van erven. De knaap is nog onder de voogdy van dien oom, en deeze woont een uurnbsp;of drie buiten de ftad. Naar my gezegd is, was hynbsp;een woaderlyk fchepiel, zeer knorrig en ftug,..

Charlotte.

Maar is die oom waarlyk zeer ryk ?

WOLFAART.

Ja, cn zeer gierig ook,

Charlottic.

Hoe lang zou hy nog wel leven kunnen 1 W oLF aart.

Ecnjaar tien of twaalf; die kan hy ligt haaien, Charlotte,

Tien of twaalf jaar! welk een tyd!

DERDE TOO KEEL. Charlotte, Wolfaart, Julia.

Julia.

Juffrouw, daar is mynheer Adelaart.

Charlotte.

Voort Wolfaart, fpoed u weg.

WOLR-

-ocr page 37-

j)E ZEGEPRAALENDE DEUGD. ijf

WoLFAART, •uertrekkendt.

T ot weérziens.

VIERDE TOONEEL. Charlotte, Adelaart, Julia.

(Charlotte treed Adelaart met een bemllig glimlachje te gemoet. Hy groet haar , ziet baar op eene tedere wy-ze aan, en kust haare hand met verrMng-)

Adelaart.

Bckoorlyke Charlotte! ik vind nergens vreugd dan by u. Nimmer had ik uw gezelfchap meer nodig dannbsp;heden.

Charlotte.

Wat deert u, waarde Adelaart? wat is u overgeko» men.

Adelaart.

Niets of ik had het kunnen verhoeden. Jk wenfeh-tc u wel alleen te fpreeken.

(Charlotte geeft een teken aan Julia, asselke daarop vertrekt. Zy doet Adelaart naast baar zitten, welke vervolgt.)

Waarde Charlotte! ik herhaal het nogmaals , ik bemin u teder; ik zeg dit ut den grond van myn hart, en, kunt gy ’t gelooven ? ik kom met een voornee-Oien om voor altoos met u te breeken.

Charlotte, ontjleld.

Met my, goede Hemel! om wat reden ?

Adelaart.

Myn hart ligt op myn tong,,. Beminnelyke Char-B5 nbsp;nbsp;nbsp;lotte!

-ocr page 38-

2,6 ADELAARTjOf

lottel weêrhou uw trsanen... Hoor my... Ach.' ik kan byna niet fpreeken,

Charlotte.

Gy maakt my verbaast en doodelyk ongerust..,» Spreek, Adelaart, wat wil dit neggen?

Ahelaart.

Dat ik een ongelukkig fchepfel ben, dat uwe liefde cn de achting van ieder menfch onwaardig is. Gy zultnbsp;u over my ichaamen Charlotte.,. Maar , eer ik eennbsp;fchrikkelyke bekentenis doe, zeg het my oprecht, bemint gy my.. ? zo gy my niet op het tederll’ bemint isnbsp;het uit met my.

Charlotte.

Kunt gy, door zulk een twyfeling, my zo veel fmart aandoen! Ach, AdelaartZoikfomtyds uw by-2yn ontvlucht ben, het was alleen omdat een hart ,nbsp;zo teder als het myne te ligt kan bezwyken: daaromnbsp;moest ik ftrenger deugdzaam zyn. Ach ! iulk een geitel als de Hemel my gegeeven heeft, is ten uiterilenbsp;gevaarlyk... Ja, zo gy waarlyk denkt, gelyk gy Ipreekt,

zyt gy de ondankbaarlle... .

Adelaart.

Ik twyfel niet langer aan uw liefde... Ik ken uw hart: gy zult het my vergeeven Ik moet het nietnbsp;langer verbergen... Charlotte, van het eerde oogenbliknbsp;af dat ik ti heb gezien, heb ik gevoeld welk een fmartnbsp;het is, niet ryk gebooren te zyn Nochtans. hebt gynbsp;door de zelfde tederheid, die gy my nu betoont, innbsp;my alleen uw vertrouwen gedeld. Ik was de gelukkig-lie fterveling geweest, indien ik met zo veel geld alsnbsp;liefde bedeeld was geworden, ik heb nooit moeds ge-ïioeg gehad, om u te zeggen dat ik minder bezat, dan

gir

-ocr page 39-

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD. 47

gy u verbeelde; maar ik kon niet langer u vruchteloos naar zo veel benod gdheden zien wenlchen... Ik hebnbsp;alles beftaan v/at ik kon, om u myn liefde te bewy-?.en; niet dat ik daar op roem, neen, in tegendeel,..nbsp;Ik beken u met fchaamte dat ik misdaan heb... Ik voor-ïie het, ik zal uw achting verliezen ; maar denk,mynnbsp;Charlotte, zo myn liefde niet zo groot waar’ geweest,nbsp;Zou ik nog onfchuldig zyn.

Charlotte.

Waarin hebt gy toch misdaan?

A D E L A A R T.

Ik heb het vertrouwen misbruikt van een’ braav’, een eerwaardig’ man... Die ik niet meer myn’ vrind durfnbsp;noemen,.. Die tweeduizend guldens, die ik, agt dagen geleden, u gegeeven heb, zo tot onze verteeringnbsp;als tot dit nieuw huisfieraad... Dat geld... Ach , Charlotte,.! was het myneniet... Ik heb tot heden toe, denbsp;wroeging die my gegriefd heeft, voor uwe oogen gezocht te verbergen... Ik heb wel goede uitzichten,nbsp;naaar ik ila nog onder voogden .. Moest ik myzel-ven zo voor u vernederen... Spreek lan openhartig:nbsp;bemint my nog ?

Charlotte.

Gy denkt dat ik u alleen om uw geld bemind heb! Gy, Adelaart, kost zo flecht van my denken? Gy!nbsp;Neem my alles wedr af, wat gy my gegeeven hebt.nbsp;Ik heb het alleen aangenomen om dat het van u kwam.nbsp;Ik ben niet Ichynhcilig of hovaardig genoeg geweestnbsp;9na één van uw gcfchenken te weigeren. Ik ichaam-,nbsp;'ny niet om met u, die myn hart bezat, alles gc-te hbben.,. Ik ben opu verftoord; maar, alleennbsp;Om uvv wantrouw. Waarom hebt gy my niet cêr

rond»

-ocr page 40-

bS

A D E L A A R T, ot

ronduit gefprooken? ik had u deeze onvoorzichtige daad belet... Ik bemin u altoos met de zelfde tederheid. .. Leg uw hart voor my open.,. Wat zult gy nunbsp;doen?

Adelaar T.

Zonder dat betoverend woord; dat gy my nog even teder bemint, zou ik, voor eeuwig, u ontvlucht zyii,nbsp;Nu, nu zie ik uw waare liefde... Ik kom nu van diennbsp;braaven man af, dien ik zo fnood bedrogen heb. Doornbsp;myn berouw aangedreyen, heb ik my gewillig bloot gefield aan de fchandcjdie ik verdiende. Hyheeftrny metnbsp;de uiterfte goedheid aangefproken: ik heb ’er my tenbsp;meer om gcichaamd... Ik kan mynfchaamteen fchan.nbsp;de niet langer uitllaan. (wi drift.) Charlotte, ik bennbsp;verzekerd van uw tederheid ; laat de liefde onsnbsp;moed geeven: laat de liefde by ons het geldgebrek vergoeden. Is ’er grooter vermaak dan gerustheid van ge-moed? Laat ons op een afgelegen’ plaats gaan wonnen, daar wy gelukkig kunnen zyn , zonder wroeging.nbsp;Als wy elkander beminnen , vraageii wy niet naar eennbsp;prachtig huis... Ik zal al dit goed, dat my onophou-delyk myn misdaad verwyt, terftond verkoopen...nbsp;en het geftolen geld wederbrengen. Wy zullen t’ee-nigen tyde onze ftandvastigheid beloond zien; en fchoonnbsp;wy in armoede keven , zullen wy niet minder gelukkig keven. Wat zeg ik? Als ik van myn’ weldoener vergiffenis verworven heb, zullen wy, zondernbsp;wroeging, air onze dagen gelukkig en vreedzaam doorbrengen,

Charlotte.

Gy fjjrcekt en kermt van wroegingen, als of gy de grootfte booswicht waart. Ik heb u met bedaardheid ijit hoorenfpreeken. Ik prys uw grootfche denkbeelden , maar zy gaan al te verr’; zy bedriegen u: gy

zvt

-ocr page 41-

DE ZEGEPRAALENDJE DEUGD. 29

iyt te kleinhartig. Gy hebt een’ kleinen misflag begaan , dien gy met het grootfte gemak herftellen kunt; moet men daarom lo fchielyk tot wanhoop vervallen?nbsp;Gy brengt alles tot uiterftens: dit fchynt in uw’aartnbsp;te zyn; maar *t is een gebrek, ’t Is noodïaakelyknbsp;eens bedaard te overweegen wat gy doen moet om uwnbsp;eer op te houden; maar vooral behoort men te bedenken, hoe gy het best voor uw’ eigen’ welftandnbsp;kunt zorgen. Hebt gy my niet eens gezegt dat gynbsp;een ryke oom hebt, van wien gy t’eenigen tyd.».?

Ad ela art.

Ach, zwyg! van wien fpreekt gy my? Zyn naam alleen doet my fchrikken. Zo hy onze liefde ontdekt, zou ik geen middel weekten om my voor zynnbsp;gramfchap te beveiligen. Hy is een onbuigzaam ge-ftrcng man, die door overihaat van deugd... Neen,nbsp;Charlotte, ik zal nimmer tot hem myn’ toevlucht nemen. Ja, ’t geen my te eerder moet aanfpoorcn omnbsp;(gelyk oillyk is) het ontvreemde geld Weder te brengen , is, de vrees dat myn misdaad hem ter oorennbsp;zal komen.

Charlotte.

u, til toch zo zwaar niet aan alles. Waar toe diend

Gy hebt my niet wel verdaan, Adelaart. Ik bid

Zo veel beklag? Zeg my, was den Heer Burgerhart niet fchrikkelyk gramltoorig tegens u?

Adelaart.

Neen, hy heeft my, gelyk ik u gezegd heb, met loedis'

quot;uc uitfleekende zachtmoedigheid ontfangen, en dat ¦'^erfcheurt my het hart.

ChAk^

-ocr page 42-

30 nbsp;nbsp;nbsp;ADELAAR T, OP

Charlotte.

Wel nu, is het dan niet klaar te zien, dat liien u Liet zo fchuldig houd, als gy uzelven acht? Ga metnbsp;beleid te werk: bedien u vaTi hunne inlchikkelykheid.nbsp;Zond gy u niet kunnen redden door behulp van eeni-ge bekenden die u vertrouwen. Zy weeten immersnbsp;wel dat het goed van uw’ oom, u niet ontgaan kan,nbsp;Hy zal ook niet altoos leeven. Een fom geld op eennbsp;eerlyke wyze te leenen kan immers met uw deugd be-ftaan. Gy ziet het Adelaart, ik raad u niet uit zelfbelang: gy zult her in ’t vervolg nog klaarder zien...nbsp;Zoad gy den besten tyd van uw jeugd in zulk een armoedig leven laaten verloopen? Die tyd komt nimmer weêr... Ik hoop niet dat gy zo llecht van mynbsp;denkt, dat ik daar by voor my zelve eenigprofytzoek..nbsp;(Op de tederfte wyze.) Neen, lieve Adelaart! een donker hol; een leven van alle menfehen afgezonderd;nbsp;een arme boerenhut... ’t Isme alles even aan;eimm,nbsp;a’s ik maar met u leeven mag.., Ik zoek uw geluk:nbsp;ik bemin u te teêr om daar niet op te denken, maarnbsp;gy zyt niet moedig genoeg...

Adelaart.

Spreek, ik zweer u, het zal myniet aan moed ont. breêken.

Charlotte.

Denk dan niet meer om met fchande, in armoede te leeven: gy zoud van elk veracht en befpot worden.nbsp;Geloof me, ik ken de waereld: de menfehen willennbsp;alles infehikken behalven fouten door eigen gekheidnbsp;begaan; en zou een gebrekkig leven, als men andersnbsp;kan, niet de grootlle dwaasheid zyn? 'Zo gy u nietnbsp;met aanzien iii de waereld wild vertoonen, is het be-

ter

-ocr page 43-

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD. 5*

ter daaruit teblyven. Men acht ons naar maatedat wy Srootfch woonen, zwierig gekleed zyn en veel geldnbsp;Verteeren. De menfchen kunnen wel onrecht hebbennbsp;niet te denken; maar zy denken zö. Gebruik alle hulp die gy verkrygen kunt. Door eenig geld voornbsp;uit te neemen op het goed dat gy te wachten hebt,nbsp;ïoud ge immers uw fortuin niet omftootea, maar hetnbsp;Vervroegen. De ryken fchoolen altoos by ryken: zynbsp;ï.ul;en met geen’ ander’ omgaan, al was hy noch zonbsp;braaf en goed. Het geld moet in ’t beginniet ontziennbsp;worden, zo wint men het naderhand dubbeld wieder.nbsp;Waarde Adelaart, gy moet ééns doortasten of gy zultnbsp;altoos kwynen en uw’ besten leeftyd verflyten, ennbsp;Zelfs de hoop om eens tot Haat te koomen, verliezen,nbsp;’t Is dan voorzichtig en verftandig , ja men moet ’ernbsp;geheel op uit zyn, om in tyd van nood, door het krediet van andere menfchen te leeven. Niets dan eennbsp;kinderachtige fchroom of gebrek van ondervindingnbsp;heeft u tot nu toe belet, om zulke nuttige middelennbsp;by de hand te neemen. Ik zeg n'et dat gy uw geldnbsp;verkwisten moet; neenj ik wil dat gy uzelven innbsp;flaat ftelt om met fatfoen te kunnen leeven van hetnbsp;geen u toebehoord. Zo gy goede vrinden hebt, moetnbsp;gy hunne beurs tot uw Voordeel gebruiken... Mennbsp;Ilypt zich daar op: men leert zich daar na te fchikken.nbsp;Dan eens wnnt men hier een kleine fom en dan daar;nbsp;en eindelykbetaalt men alles tegelyk. En, wat meernbsp;is uw onmondigheid is immers haast uit...» Denknbsp;vry, dat de geheele ftad maar uit twecderlei foori vannbsp;nienfchen beftaat: eenige geeven geld te leen, anderen ontfangen geld te leen. Waarom zoud gy u dannbsp;fchaamen iets te doen waarin de helft va» het menfchdomnbsp;Voorgaat.

A DE,

-ocr page 44-

ADELAART, o»

ADÈtAART,

Ik voel de kracht van uwe redenen wel; maar *t 7.y ik te befchroomd ben, of dat ik een’ heimelyken afkeernbsp;daar tegen heb, ik nimmer daar toe kunnen overgaan.

ChARLOT TE.

\

Had gy my maar een woord gezegt, dan had ik u in plaats van deeze onbezonne daad, iets anders ge-raaden....

Adelaart.

Is ’t mogelyk ? Mag ik hoopen dat gy..?

Charlotte,

Ik wil u een poos berouw doen hebben van uw ftil-zwygendheid,van dat ge my uw hartsgeheimen niet ¦vertrouwd hebt,en datgy één’ flap hebt kunnen doen,nbsp;ïonder my daarin tc kennen, my, die u zo teder bemin eunbsp;op niet anders denk als om u gelukkig en onafhaiig-kclyk te maaken.

Adelaart.

Engelachtige Charlotte! vergeef.

VYFDE TOONEEL.

Charlotte, Adelaart , Julia.

Julia.

Juffrouw, daar is iemant die naar mynheer Adelaart vraagt,en hem met geweld fpreeken wil.

Charlotte.

Hebt gy hem niet gezegt dat mynheer hier niet was? Laat bem niet binnen komen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Adel.

-ocr page 45-

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD.

Adelaart, verbaasdf Julia vertrekt.

Wie zou het weezen..,? Hoe heeft iemant kunnen weeten dat ik hier...? Maar ik hoor zyn flem... Hemel! ’t is Reinhart, ’t is myn vrind... Neen, iknbsp;kan onmooglyk... ik moet hem hooren...

Charlotte, kunstig veinzende^

Dat is billyk... Ik hoop uwel haast weêr te zien, Waarde Adelaart.

CZy gaat in een zyvertrek.quot;)

ZESDE TOONEEL.

Reinhart, Adelaart.

Reinhart, van binnen.

Ik zeg u dat hy hier is.... Ik weet het.... Ik wil hem fpreeken... Ik moet daar binnen...

C Inkomende^ met hevige vervoering. )

Ach! al te wrcede vrind, wat hebt gy my ongerust doen zynl Zyt gy dan gezind , al uw vrinden ontroostbaar te maaken? Adelaart , waarde Adelaart,nbsp;waarom zyt gy niet reeds in myne armen gevlogen?

Adelaart.

Omdat ik myzelven wil ftraffetï... Myn hartzeer behoort myalleen te treffen... Verlaat my, bid iknbsp;u... U w byzyn doet my te veel lyden... Ik zal unbsp;opeen’ ander’ tyd fpreeken... Maar , ik zeg het unbsp;ongeveinst, vandaag kan ik noch verwyt , noch raadnbsp;hooren.

C nbsp;nbsp;nbsp;Rein .

-ocr page 46-

A D E L A A R T, of

Reinhart.

Verblinde Adelaart, myn vrindfchap u'tot overlast I Beéf, als ^ detiltt’ln welk verderf gy loopt. Nu vienbsp;ik-, om wie gyuvelven vergeeien hebt ; otn wie gyal-leuw waarde vrinden verlaatén hebt! 'Üm wie'?.. ümnbsp;een verachtlyk vrouwsperl'oou.

Adel A ART.

Hou op, Reinhart,fcheld niet meer op-myn beminde. Zo gy hier komt, om haar le hoüiieu, wil ik u noch vien, noch fpreekcn.

Reinhart.

_ Ik val vertrekken, onzinnige jongeling. Ik zal een’ dierbaaren vrind verlaateu, om dat hy ’t begeert. Iknbsp;zal zonder hem vvederkceren by den edelmoedigen heernbsp;Burgerhart, by dien eCrwaardigen man, dien vadernbsp;die u bemint, ubeklaagt en uw weerkomst verwacht;nbsp;die op ’t voorbeeld van zyne dochter traanen zal Horten, omdat gy u van alies cutllaat, tot zelfs van denbsp;tederfte vrmdlchap. Vaarwel, Omhels my ten minde nog eens, voor ’c laatst.

Adelaart,-bewogen, en hum by de hand mitende.

Neen.;. Blyf nog één oogenblik.

Reinhart, mst DSTvoeritig.

Ik zie het, ik heb uw vrindfchap en uw vertroit ¦ wen verloren. Gy hebt uw hart voor my verborgen;nbsp;dit alleen is de oorzaak van uw ongèregeld gedrag-Uw dwaaze drift zal m nog in grooter misdaadimnbsp;Horten, dan gy begaan hebt. ik blyf dcnzelven voor

-ocr page 47-

35

DE 2EGEPRAALENDE DEUGD.

U; maargy, Adelaart, wat zytgy geworden! Waardoor is uw hart dus veranderd? Spreek, waardoor heb ik myn’ vrind verloren?

Adelaart,

Ach! zo gy waarlyk myn_vrind zyt, laat dan die Wreede (tuursheid vaaren , die u ongevoelig maakt,nbsp;cn te ligt alles doet doemen. Gy kent haar nog niet,nbsp;die ik' bemin ; zo gy haar ééns had gezien..! Gynbsp;weet dat ik by den deugdzaamen heer Burgerhart, dienbsp;my op uw verzoek zo ongemeen vrindelyk in zynnbsp;huis ontfangen heeft, degelukkiglle van alle mcnfchennbsp;had kunnen zyn. De bevalligheid en deugd van Gon-ftantia deeden my altoos naar haar byzyn verlangen;nbsp;en fchoon myne drift voor haar zo vuurig niet was alsnbsp;die, welke ik nu gevoel, ik had nochtans voor haarnbsp;een’ diepen eerbied, een zuivere vrindfehap, een tedere achting en ontzag; wy Helden wedcrzyds eennbsp;lieftallig vertrouwen in elkander... Ik geloofde zelfsnbsp;dat ik ‘haar beminde... Maar welk een onderfcheidnbsp;heb ik fints een maand gevoeld, tusfehendie Itreelendenbsp;vrindfehap en tusfehen den hevigen gloed, dien eennbsp;hemelfche fchoonheid in ons verwekt 1 Hebt gy immer de onmiddelyke werking daar van gevoeld.? 'Vannbsp;het eerfle oogenblik af dat ik Charlotte heb gezien , wasnbsp;ik een geheel ander mensch. Ik moest haar aanbiddennbsp;of ik moest fterven: niets behaagde my in ’t heelal,nbsp;buiten haar. Ik kon geen grooter, geen andere vreugdnbsp;in myn leven dan by haar te zyn. Ik ben u menigmaalnbsp;ontvlugt omdat ik beducht was van myn drift geneezennbsp;te w'orden en uw’ raad vreesde... Ik vrees dien zelfsnbsp;tiog dit oogenblik... Dwing my niet om nogfchul»nbsp;te worden. Myn drift is te groot... Ik zounbsp;tiw- vrindfehap zelfs aan myn liefde opofFeren kunnen: vergeef het my, ik veins niet. Ik ben aan denbsp;hevigftc vervoering overgegeeven. quot;Waarom zoud gy

Ca nbsp;nbsp;nbsp;u toch

-ocr page 48-

36

A D F* L A A R T, of

u toch tegen zulk een geweldigen hartstegt aankanten ? Laat my aan inyne eige kwellingen over... De UcDnbsp;de pynigt my genoeg. Ach, waarde Reinhart! ik zounbsp;gelukkig zyn als ik meester was van het goed, dat mynbsp;wettig toebehoord. Ik zou het alles deden met haar,nbsp;om wie alleen ik vermaak in ’t leven heb. Maarmynnbsp;Oom, die het my tegen recht onthoud, is de eeuigcnbsp;oorzaak van myn fchuld... Gy kent zyn’ onhandel.nbsp;baareu aart... Ik kan hem niet zeggen , waartoe iknbsp;geld nodig heb, iiy zou daar niet vatbaar voor zyn,nbsp;De tederheid en het inededoogcnzyn verfmoord bynbsp;hem,.. Ach, vrind ’ ik dacht door myiie liefde van a'lenbsp;zorg onthef: te zyn, maar de nooddruft, de armoenbsp;pynigt my nog ysfclyker daii allet.

Reinhart.

1

Die wulpfe drift zal u meer en meer ontrusten en cinde-lyk in wanhoop (forten. Geloof me, Adelaart, het hangt alleen van u af; gy kant uw banden breeken; wilt gynbsp;het doenP

Adelaart.

Hoe weinig kent gy de l'efdc als gy denkt dat zyzo ligt te onder te brengen is! Zou ik het zoet vermaaknbsp;van bemind tc worden, verünaaden?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ach! ’t

is tc betoverend voor my , die het voor de eerlte m.aal van myn leven gevoel. Mvn ziel is geweldig geflin-gerd geweest, maar in weerwil vaii den üryd vannbsp;myn gemoed , van myn fchaamte en van myn verdriet, heb ik nimmer het voorrecht van een tedvr hartnbsp;beter gevoeld, dan nu. Een leven zonder liefde isnbsp;een elendig leven... Hemel, wat kanby de vreugd vergeleken worden, die ons verrukt als wy ’t bemindenbsp;voorwerp ontmoeten! Nictskanons geluk dan cvenaa-ren; ’t is dan niet in ons vermogen om haar te veriaa-ten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Rein-

-ocr page 49-

DE ZEGEPRAALENBE DEUGD. 37 Reinhart.

De liefde is geemiiis te doemen, neen ; maar het voorwerp.... Ach ! wat zouden wyallen verheugdnbsp;geweest zyn , zo gy uw hart aan ConUantia had opge-draagen. Hoe zuiver, hoe volmaakt zou uw geluknbsp;geweest zyn, Gy zoud by het gelukkigfte huwlyk,nbsp;nog een algemecue goedkeuring van ieders hart genoten hebben. Zonder die goedkeuring is het geluk nietnbsp;volkomen. Hoe verdrietig valt het dagelyks met ieder tenbsp;moeten twisten om een liefdedrift te billykeii, zonder datnbsp;ipcii hoop heeft dat dezelve verfchooning zal vinden?

A D E L .A A R T.

Wat door ik my aan de waereld: de waereld denkt onbillyk. Ik volg alleen wat myn hart my ingeeft:nbsp;die infpraak geeft my moed, en wystmy telkens nieuwe pligten aan .. Ik bemin.,. Zo ik myn eigennbsp;meester was, zou ik van nu af,vlieden om my metnbsp;haar door een plechtiit huwelyk te verbinden. Ik moet,nbsp;ik moet voor eeuwig aan haar verbonden zyn... Iknbsp;zal niet eer gelukkig zyn v óór dat ik haar als de myne,nbsp;als de beminde van myn hart, aan ieder kan vertoonen.nbsp;Maar gy weet dat myn’ vaders dood my onder de heer-Ichapov van een’ oom geileld heeft. Ik heb evenwelnbsp;nog één vrind..,. zal ik hem behouden ?

Reinhart

Gv zult hem in wei-rwil van uzelvenbehouden,ongelukkige jongeling! '^nu ik u verlaaten kunnen na Sy door onberaade dnf; u in de neteliglle omftandigheidnbsp;gewikkeld hebt. Hoe verdoold gy zyt, uw hart isnbsp;nog ecrlyk; maar wees voorzichtig: de ondeugdnbsp;C 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;be-

-ocr page 50-

38

ADELAAR T, of

befmettelyk, en gy verkeerd daar zó gemeenzaam mede.! Ach.! 2y zal welhaast uw zeden bederven; dan zult gy laagheden begaan en.. .dan... zult gy niet meernbsp;myn vrind kunnen zyn. 6 Ligtgeloovige ! 6 blindenbsp;Adelaart! het is hier de plaats niet om een wederhelft voor u te vinden. ,,Gy, door uw opvoeding tegoednbsp;van vertrouwen, gy weet niet door welke listen eennbsp;bedorven fchepfel u zoekt te verleiden: gy ziet nietnbsp;hoe zy u dag aan dag nieuwe laagen legt.

Adelaart.

En gy kunt u niet verbeelden welk een verdriet gy my aandoet.. Reinhart... Ik heb u nog nim-nier onredelyk gezien... Wat heeft Charlotte u misdaan? Hoe ligt veroordeeld gy haar ! Geloof my ,nbsp;haar deugd...,

Reinhart.

Haar deugd!

Adelaart.

Ja, zy heeft de kieste zeden...; Haar deugd is

alleen de oorzaak van myn ongeluk---- Haar min-

zaamheid, haar ongeveinsdheid en haar fchoon gelaat doen haar minder ingetogen fchynen ... (Met grootenbsp;drift.) Maar dat weet niemant op de waerdd beternbsp;dan iL..

Rej nhart.

Ik zal die fraaije uitdrukkingen op haar plaats laa-ten. Waarde Adelaart, het meisje zou zedig, eer-lyk en deugdzaam zyn, dat zich geheel aan u overgeeft; dat u eer en pÜgt doet te buiten gaan; dat

een

-ocr page 51-

PE ZEGEPRAMENDE DEUGD. S9

een kamer en ïoveel prachtig hulsfieragd. van u aanneemt...! Waar 7,yn pw 7,innen? Een minnaar, dien oprecht bemind word, uoont men geen gefchenkennbsp;af. Alle tederheid die zy u bewtyst, loert op eigenrnbsp;baat. Haar liefde is geen hartliefde. Zy zal u bynbsp;de eerfle gelegenheid om een’ ander, die ryker erinbsp;milder is dan gy , verraaden ; of anders door listnbsp;op list en door fchynheiligheid u tot zo verr’ vervoeren , dat gy u met haar opentlyk verlaagt. Hoenbsp;zond gy dan , voor uw^ gehcele leven veracht , denbsp;oogen naar uw vrinden durven opflaan..!lk zie het,nbsp;ik verfcheur uw hart, dat ongelukkig al te gevoelignbsp;is. Myn droevige bedenkingen ftooren de'vreugdnbsp;die gy u beloofde... Vergeef het my: fk zoek u tenbsp;gelyK uit uw fchaude en dooling te redden.

Ad EL AART.

Hoe pynigt gy myn ziel..* Verander toch van taal,.. Wie van ons beiden moet het best weetennbsp;wat my gelukkig maaken kan?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ’

ReiNH AR.T.

Gy zyt geblinddoekt en üelt u aan nieuwe wroegingen bloot. Ik zeg het u ; ’t is een fnood, een ver • achtlyk fchepfel. Mogten alle die ligtekooijen, dienbsp;fchandvlekken der vrouwen van den aardbodem gevaagd worden.

Adelaart, met de uiterjlefmart.

Zyeenfcbandvlek! zy!Charlotte..! Gylastcrthaw! Vaar wel, ik ga heen.,

Reinhart, teder, doch met nadruk.

Indien ik u niet zo teer beminde , zou ik reeds yer-

C 4 nbsp;nbsp;nbsp;trok»

-ocr page 52-

4°

ADELAAR T, o

trokken ïyn; of liever ik zou u hier niet opgezocht hebben. Antwoord my: pleit ik voor uwe of voornbsp;myne zaak P Heb ik u wel ooit bedrogen? Keer weder by uzelven,en lees uit myn hart de rede van inyiinbsp;gedrag. Zie tot hoeverr’ myne tederheid gaat, en iknbsp;zal dan zien of gy nog zo ongevoelig zult blyven, omnbsp;de hand van vrindfehap, die ik u aanbied, te wei-geren.

Adel A ART, zyne hand net verriikking aanneemende.

Ik neem die aan als de hand van rnyn’ weldoender , van myn’halsvrind... ’t Is gedaan, ik zal voorttaiinbsp;niets meer voor u verbergen ; maar ontzie haar, dienbsp;het voorwerp van myne ongelukkige liefde is. Ik hadnbsp;haar geheimhouding beloofd, maar uw byzyn rukt mynbsp;alles uit den mond, Gyzelf zult myn rechter zyn....nbsp;Wat zou ik my in myn meening bedrogen vinden, zonbsp;gy het vooroordeel tegen Charlotte bleeft behouden,nbsp;na haar gezien te hebben! Eén opflag van haareoogennbsp;zal haar meer rechtvaardigen, dan ailes wat ik zeggennbsp;kan. ( Naar bet zyvertrek gaande, en met Charlotte aannbsp;üe band daaruit kotnende.) Kom, Charlotte, helpmy:nbsp;wy moeten een’ vrind, die bevooroordeeld is, ovtr-haalen.

ZEVENDE TOONEEL.

Reinhart, Adelaabt, Charlotte. Charlotte,’

Ik beef.. • • Waar aan word ik bloot gefield ?

Re inhart, ter zyde.

Welk een fchoonheid..!

A DE'

-ocr page 53-

de ZEGEPRAALENDE deugd. 41 Adelaar T, tegen Charlotte.

Ann nlles wat u by ieder zo geacht en bemind zal maaken als by my.

Charlotte, tegen B.einbart.

Mynheer, in ’t eenzaam leven dat ik door tnyn rampfpoeden gedwongen ben te leiden, benik ontroeidnbsp;en verlegen, om in het byzyn van zulk een’man als gynbsp;te komen; maar welk een’ kwaden fchyndit ook nebben moog’, myn hartsgedeldhcid zal u, builen twyrel,nbsp;bekend zjn. Ik bemhi Adelaart, gy zytzynvnna:nbsp;dit doet myne ontroering, d^e ik niet beuekken kon ,nbsp;een weinig bedaaren. Geloof vry dat de zuiveftie lier-de my aan Adelaart verbind, Zo gy bevind dat ik hemnbsp;ongelukkig maak , fcheur hem dan van my ar..; icheianbsp;ons dan verr’ van elkander. Geef my die ttrrd omdatnbsp;ik hem bemin; maar ik roep ieder tot getuige dat,nbsp;welk een droefheid my ook overkome,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;welk

een plaats ik gefleept worde, niematit anders dan hy in dit hart woonen zal.

Adelaart, tegen Reinhart.

Reinhart! vrind! ziet gy haar, hoort gy haar?

Reinhart.

Zeer wel; ’tis wonderlyk: zy is volleerd.

Adelaart,

Hoe! waarin?

Reinhart.

Adel»

In ’t Ipselen van haar’ rol.

C5

-ocr page 54-

ADELAAR T, of

A DE LAART.

Wat ze^t ge?

Reinhart, tegen Charlotte,

MejufFer , Adelaart is myn vrind, en hy is tot nu toe deugdzaam geweest. Indien hy u in waarheidnbsp;zo dierbaar is als gy voorgeeft, verleid hem dan nietnbsp;van zyn’ pligt. Hy moet dien betrachten boven dllesnbsp;wat’er in de waereld is. Hy is jong en betoverd doornbsp;uw bevalligheid; gebruik het vermogen dat gy op hemnbsp;hebt, niet ten kwade. Ik weet li'et wat ongelukkennbsp;u overgekomen zyn , maar gyzelf kunt niet ontkennen , dat de fchyn zich niet zeer ten uwen voordeelenbsp;¦opdoet..,.

Charlotte, Imn in de reden mllcnde.

Mynheer, gy behandelt my op een wyze die ik niet verwacht had, en die my vernedert*... U w vrind

had umoeten zeggen.....ach! myn hart is overkropt,.

(Zy (icunt op Jldelaart^ en ‘vervolgt febreijende.') Adelaart! Adelaart! gy weet wie ik ben,., en gy kunt my bloot (lellen aan zulk een fchande. ,1 Is ’t mogclyk?nbsp;Neen, ik zal het nimmer vergeeten....

Adelaart.

Reinhart!

Reinhart.

Kom , juffertje ! men kan my zo ligt niet bedriegen; zeg maar onbewimpeld wie- en wat gy zyt.

Adel-

Charlotte, /nikkende. Ach, Hemel! wat ben ik ongelukkig!

-ocr page 55-

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD. 45

Adelaart, viet een ontjlelde {lein* i * Reinhart!

I nbsp;nbsp;nbsp;Reinhart, tegen Adelaart.

Verblinde! all’ die traanen, die zy fchreit zyn be-drieglyk en geveinsd, gelyk zyzelve is.

Adelaart, hevig.

Gy moest ten minfte ontzag hebben.... Wreedaart! ga heen.... gy zyt myn vrind niet meer : ik leg,.nbsp;ga heen.

Reinhart, ïHe? ^en krachtige flem.

Ondankbre! ik ben nog uw vrind en ik zal uw’ Vrind blyven, wat ge ook doen moogt; nog meer:nbsp;myn vrindfehap voor u word door uw dolh.id zelfnbsp;grooter. ' Ik zal bet u bewyzcn door u in fpyt van u-zelvcn voor de valftrikken van die Sircen te b.hocden.nbsp;Myn vrindfehap zal niet rusten. Zo gy naar my nietnbsp;hooren wilt, zal ik alles, tot zelfs de magt van ’t gerecht in ’t werk dellen.... Vaarwel,.

AGTSTE TOONEEL.

Adelaart, Charlotte.

Charlo TTE, veinzende flaaim te vxorden.

Ach! achi. ! ik voel dat ik derf,

Adelaart, haar i nderjleune?tde.

Hemd! Charlotte! herneem uw krachten. Leef ik

dan

-ocr page 56-

44

A D E L A A R T, of

dan all:en om u ongelukkig te maakeii,,! Ik ben wanhoopend...

(Hy brengt haar op een' armfloel; en naar de deur van bet vertrek gaande, vervolgt hy)

Verwoede Reinhart, wat deed gy hierl Ga, fpan vry met all’ myn andere vervo'gers faamen,.,. ]iinbsp;.zal uallen braveeren.

( Foor Charlotte knielende. )

Vergeef het my 5 Charlotte,! Zou het mogelyk kun* neii w-eezen dat gy my nog bemindeV

Cha rlotte.

D't woord doet my weêr by’t leven komen... Of ik u nog bemin ? Gy zyt my nimmer zo dierbaar geweest, ” Ik zoek my niet te wreeken op u, van hetnbsp;onrecht dat ik door anderen lyden moet. De gedachtenbsp;van u te verliezen en van u gcfcheurd te worden, dienbsp;ysTelyke gedachte heeft my ovcrftelpt... Laat ik u totnbsp;een voorbeeld zyn van zuivere liefde ... Ach l waaromnbsp;heb ik zo vetl vermogen niet op uw hart als gy opnbsp;het myne.

AdelAart.

Hoe! kunt gy daar aan twyfcicn ?

Charlotte.

Neen.... Maar laat ons hier t.:r plaats zwoeren du wy nimmer van elkander zullen fcheiden. Laatnbsp;ons voor taan niet meer dan dér.’ wil hebben. Laatennbsp;wy faamenfpannen, tegen onze vyanden, en laatennbsp;wy, moedig, op niiddelen bedacht zyn , om onsonaf-hangkciyk te maaken.

Ade-

-ocr page 57-

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD. 4y

Adelaart, haare hard op een tedere nx)yze drukkende.

Verrukkelyke Charlotte! Ik geef in alles my aan u over.

Charlotte, op een' vermytenden toon. Adelaart.... Waarom beeft uw hand in de myne?

Adelaart, rondborstige

Gy weet n'et in welk een’ (laat ik ben.... Gy over-wiut.... Ik bemin u, ik biduaan.... Vraag my niets meer.

Charlotte.

Myn hart houd niets voor u verborgen... Ik geef my volkomen in uw befcherming.

Adelaart, met dttjA Gy zult u niet bedrogen vinden.

Char lotte.

Dat wensch ik... Maar ik vrees dat gy, op’t een of ’t ander oogenblik, verleid of bedrogen, in uw trouwnbsp;Verzwakken zult......en my niet meer hooren.

Adelaart.

Vrees niets.

Charlotte.

Bi. looft gy u altoos naar myn’ raad alleen te gedraa-

gefe

-ocr page 58-

46 nbsp;nbsp;nbsp;AD EL AART, of'

gen..? Naar myn' raad.....?

Adelaart.

Ja, ik beloof het u.

Charlott e.

Wie was die man dien gy zo dikwil-s uw’ vrind noemde ?

A DELA ART.

Het was......Ach! ik heb hem om u verlaaten.

Hy is van myn jeugd af aan myn voorttander geweest. Vaii hem had ik dien wisfel in handen... Hy beminde my altoos oprecht,,, Hoe verkeerd is hy daarnbsp;voor beloond!

Charlotte.

Hoe! woonde hy by den heer Burgeihart?

Adelaart.

Hy is zyn kasfier, zyn vrind.

Charlotte.

Hoor Adelaart.... Gy deed zeer onvoorzichtig in my aan hem te vertooneu. Qy dacht hem te be»nbsp;weegen; maer hy is een van die onnatuurlyke men-fchen, die, koud van hart, de edellte drift niet kuii-nen voelen of in een ander verfchoonen. De liefde isnbsp;hen iets onbekends... Hy heeft my bitter gehoond....nbsp;Maar gy kunt hem niet ontbeeren, en hy is uw vrind....nbsp;Wel...,, ’k vergeef hem alles wat hy my gedaannbsp;heeft.

A DE-

-ocr page 59-

DE zegepraalende deugd.

Adelaart, haare band kusfende.

Ach! Charlotte! U w ziel is niet minder groot dan teder.

Charlotte.

Gevoelt ge u tegenwoord'g in ftaat om rr;yn’ raad te volgen?

Adelaart.

Uvv’ raad ! Beveel my, ik wil niets als gehoor-Zaamen.

Charlot te.

Gy moet trachten uw’ vrind weder te fpreeken ; hem berouw toonen; hem te vrede ftellcn; ja zelfsnbsp;zo 't nodig is u aan hem onderwerpen. Verzekernbsp;hem , niet dat gy my verlaaten hebt, ( dien gruwel, waarde Adelaart, moet nimmer uit uw’ mond of den my-nen gaan) maar dat gy my niet tlaafsch bemind ennbsp;dat ik in geenen deeleu ergens toe aanzet. Laat hem vry»nbsp;uit alles kwaads van my zeggen. Ik bekreun my niets,nbsp;om ’t geen de waereld van my zegt. In u, in ualleennbsp;Rel ik myn eenigen roem en geluk. Ik zal u lee*nbsp;ondergaan, als uw belang het

Adelaart.

Hoe, wilt gy dat ik my verneder’ tot veinzen ?

ChARLOT TE.

Is '^it dan de gehoofzaamheid die gy my belooft

hebt?

-ocr page 60-

ADEL A ART, of

hebt? Bedenkt ge wel aan wat gevaar gy my hebt blooigefteld? Ik beef voor de gramlchap van Reinhart: iy kan yslelyke gevolgen hebben, Myn fchan-de zal door de geheele Had ruchtbaar worden. Hebtnbsp;gy niet gehoord wat naam hy op zyn lippen had omnbsp;my te geeven..? Zo gy langer wacht zult gy hemnbsp;vol toorn en fpyt, zien weder komen, en....

Adelaart.

Ach! zo gy wist met welk een fmart ik moet veinzen.,. Ik..! Zo ik maar eenmaal moest loog-chenen dat ik ü aanbid, zou die longen, die my zonbsp;tegen de borst ftryd, myn ziel verfcheuren.., Neen,nbsp;ik verkoos veeleer...

Charlotte.

Voorzeker, .* om my voor eeuwig te verliezen.,

A DEL AART, bedroefd.

Wat zegt gyl Ik zal u gehoorzaamen.

Char.LOT TE.

Vlieg dan weer naar hem toe en zorg vooral dat gy hem verbid. Het inhouden van één woord , doornbsp;een zotte befchroomdheid , baart dikwils onherltelbaa-re ongelukken. Ga heen, waarde Adelaart, en komnbsp;my fpoedig uw wedervaaren berichten.... Stel Reinhart te vrede , en wees myn liefde meer en meernbsp;waardig.

Adelaart, ineen hevige vervoering.

Aanbiddclykc Charlotte, gy bezit alle deugden! Gy

ver*

-ocr page 61-

fit ZEGEPRAALENDE DEUGD. 4!?

¦vergeet en vergeeft den felften fmaad: gy herftelt de vrindfchap en werkt voor myn beftendig geluk... Gynbsp;2yt een heldin! Myn liefde voor u zal my de woorden in den mond leggen , en yllings zal ik weder-keeren om aan uw knieën, verrukt van liefde, uw he»nbsp;melfche bekoorlykheden weder te aaufchouwen.

NEGENDE TOONEEL.

Charlotte, alleen.

Ik moest de ftórmbui, die ik óp zag koifien, verdry-Vtn. Wat moeite, wat listen kost het tny om dat qd« ftuimfg karakter te bedwingen 1 Hoe dikwils ontflipfnbsp;hy my..! Zyn eenvoudige deugd verydeh ieder oogea-blik myn looste kunllenarycn... Maar ik heb myn ont-¦werpgemaakt,en het moet ’er nu meê door. Zou iknbsp;niet in (laat zyn een’ man, die my zo Vuurig bemint aannbsp;myn fiioer te houdenZou zyn goed, zyn erfenis mynbsp;ontgaan! Neen, eer ik de hoop daar op verlaat, wilnbsp;ik liever Ilervcn.

Einde van bet tweede hedryf.

DER.

-ocr page 62-

fo nbsp;nbsp;nbsp;ADELAARTjOf

DERDE BEDRYF.

EERSTE TOONEEL, CoNSTANTiA, Sofia.

Sofia.

Neen, waarde nicht! gy zult my niet ontflippen. Ik moet u fpieeken... Hoe! gy fchuwt dan iedersnbsp;tegenwoordigheid, naar ik merk, om in uwceenzaam»nbsp;heid te fchreijen ?

CONSTANTI A.

Ik!

Sofia, baar op eem tedere wyze nafpreekende:

Ik!.., Ach Gonftantia! uwe oogen getuigen zulks. Gy wilt vergeefs met de traanen op de wangen nognbsp;ftaande houden , dat gy niet bitter gelchreid hebt.

Gonst ANTI A.

ó Wat dit betreft..! Maar ik kan ook niet verdraa-gen, dat men my van zo naby begluurt.

Sofia.

Kom kom; ik zou my overgeeven... Ik weet immers alles... Gy zyt dan alree’ vergeeten hoe menigmaal gy met my van Adelaart hebt gefproken ?

Gonstantia.

Ik beloof u dat ik nooit wéér van hem zal fpree-

ken.. . .

S o-

-ocr page 63-

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD. Sofia»

O^y 7,ult öiet een traanen ftorten? Wel, myn ar* ftie (Jonftantia! Maar ’t is nu hoog genoeg. Kom*nbsp;fchep moed. Lach reis tegen my; gy kunt niet...nbsp;Wel, fchrei dan geheel uit. Sla uwe armen om myn*nbsp;hals, en leg uw hoofd neder op myn’ boetem.nbsp;Zucht vry uit, myn lieve vriendin! Weêrhou uwnbsp;fnikken niet. Vertel fny honderdmaal dat ge ongelukkig zyt. Ween; ik zal met u weenep. Ik zie hoenbsp;gy gefolterd word. Die Adelaart, die Adela'art begaatnbsp;feilen, die om uwentwil onvergeeflyk zyn.

Constantia, baar tederlyk ombelzmde;

Heb ik dan onrecht dat ik fchrei? Ach, myn Scii fia! hy zal zyn deugden vergeeten, zyn goedenbsp;Zeden verliezen. Gy weet hoe eerbaar hy onsnbsp;voorkwam , en daarom altyd by ons den voorrangnbsp;had, boven veele anderen, die wy in onze gejprekquot;nbsp;ken beoordeelden.,. Gyzelf, myn nicht, gy*waartnbsp;met hem ingenomen. Was hy toentertyd een bedrieger?.,. Neen, laat ons veeleer denken dat hy verleidnbsp;'S geworden. Maar is hy voor eeuwig verleid.,?nbsp;Dit, ach!dit doorgrieft myn ziel. Dan treur ik, dannbsp;hoop iir j en dan vrees ik. Nooit heb ik heviger aandoeningen gevoeld... Hoe dikwils heb ik myzelvc al-rce’ te keer gegaan.,. Hoe veel traanen alree’ geftort.. ?nbsp;6 Hoe onverantwoordelyk is het gedrag van hem, dienbsp;my daar toe aanleiding geeft.. I Maar dit laatfte ge-'val,.! Die fnoode, die onwaardige mededinglter..,lnbsp;Ach, Sofia ! ik ben befchaamd over myn zwakheid.

verbergt Imr aangezicht op den boezem van baar vrindin.')

Da nbsp;nbsp;nbsp;So.

-ocr page 64-

ADELAART, OF

Sofia,

Ell ik ben zodanig bewogen , dat ik kwalyk fpreekea kan,,. en Adclaarts oom,die liefdelooze oom komt ooknbsp;juist op ’t zelfde tydllfp hier in de ftad, om alles in vunrnbsp;en vlam te zetten. Ach, Conllantial wie heeft hemnbsp;ontboden? wie gaf hem toch bericht?,.

Co NSTANTIA.

Noch myn vader, noch mynheer Reinhart; dat ver* zeker ik u.

Sofia

Wat heb ik om uwentwil uitgeilaan ! Hoe verlang» den wy om van tafel te komen? welk een verfebrik-kelyk man is die Ernestus! Hoe woest is zyn wyz«nbsp;van denken, en hoe ontzaglyk zyn zyne uiidrukkin*nbsp;gen? Ik heb my wel twintigmaal wéethouden van tegen hem uittevaaren; en uw vader, uw edelmoedigenbsp;vader!-. Ach, nicht! ik weet niet wat my belet heeftnbsp;hem om den hals te vliegen. Hy pleitte voor Ade*nbsp;laart, en fcheen in ons hart te kezen, door onzenbsp;hoop op Adeiaarts verbetering te oiidei(leunen.

C ONSTANT IA.

6 Myn waaide nicht! indiengy wist hoeveel goedheid hy voor my over heeft... Maar tot welkeen om* ftandigheid ben ik tee;enwoordig gehragt! Ik vrees myn’nbsp;vader., ik, die tot heden toe niets deed dan hem beminnen; maar ik ben ftrat waardig omdat ik hem vrees.nbsp;•Zo lang Adelaart deugdzaam was, kon myn liefde geennbsp;misdaad zyn, maar nu is alles tegen my. ?. en ik denknbsp;nog aan hem! Ik vlieg niet naar een’ dierbaareu vader

om

-ocr page 65-

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD. 53

om hem te zeg2;en dat ik voor eeuwig die liefde uit myti gedachten verban... Ik ben geheel ontroerd... Ik geloof dat ik nadelen nooit weêr iemant zal beminnen.nbsp;De twee voorwerpen van myn hoogde achting cn liefde komen my geheel anders te vooren dan weleer*nbsp;Het gezicht van myn’ vader maakt my verlegen, ennbsp;Adelaart, de ondinkbaare Adelaart!.. Maar gelooftnbsp;gy, dat hy vóór dat ongelukkig geval my wel ooit bemind heelt? wat my betreft, het komt my onmogelyknbsp;Voor,

Sofia.

'k

Onmogelyk moest het hem geweest zyn u te kennen en een ander te beminnen, ja, Conftantia, hy beminde u, hy beminde u teder. Ik ben menigmaalnbsp;in uw byzyn zyns ondanks, zyn ontroering gew'aarge-v.'orden. Ik zag door zyn befchroomheid en eerbied ,nbsp;die my zulk een goed denkbeeld van zyne zeden ga-t'en, de zuiverde liefde dootdraalen, die alleen doornbsp;iyn hoogachting weérhoudeii wierd zich teopenbmen;nbsp;doch één ongelukkig oogenblik is ’er maar nodig omnbsp;'cii’ jongeling van ’t fpoor te helpen ineen ftadalsdee-ie,daar zoveele ondeugden heerfcheq.

COKSTANTIA.

2ou het niet mogelyk zyn dat hy een’ inkcer kreeg? zouden eenige weinige weelderige dagen het bederf van zyn’geheelen levenstyd naarzich fleep;n?zounbsp;Adelaart by e-n eerloos gedrag kunnen volharden. ?nbsp;Ach, Sofia! ik zag qog deezen morgen toen hy hiernbsp;^[ederkwam zyn befenaamdheid, zyn vernederde hou-.“'Squot;*. Ik was ’er fchrikkelyk van aangedaan: echternbsp;IS hy vreêr vertrokken, en mogelyk nog fchuldiger dannbsp;te vooren: hy geeft geen acht op de droefheid vannbsp;iyn’ vrind; de viindfchap, hetlaatfte dat cen cdclmoe-D 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dig

-ocr page 66-

54

ADELA ART, or

dig hartkan verzaaken, weêrhoud hem niet. Misrchlen vleije ik myzelve te veel, maar ik wenfchte wel omnbsp;myn eigen gerustheid, dat ik hem eens had aangefpro-ken. Ik erinner my een’ tyd, waarin hy my tot innbsp;myn minste gcdachté wist voor te komen; maar hoemeernbsp;ik hem blykên zag geeven van zyne genegenheid, dienbsp;fcbier dagelyks toenam.., hoemeer ik verpligt wierdnbsp;om die al te zichtbaare blyken van verliefdheid te bedwingen , door een koelheid te toonen, die ik gedwongennbsp;w'as aanteneemen, hoe fterk myn hart daar ook tegennbsp;pleitte: misfchlen denkt hy dat ik hem heb argt-flagen,nbsp;misfchien is die dwaaiing de oorzaak van zyn’ val!nbsp;Ach, myn Sofia! gy ziet wat omwegen myn hart uitdenkt, om zich nog te vleijen. Helaas! ik dool, vrin-din! help my liever een deernis verfmooren,_die misfchien haar^ oorfprong neemt uit een liefde die my altoos zou ongelukkig maaken, zo ik niet myn best deednbsp;om die te vergeetcn,

Sofia, willende been gaan.

Ik hoor Adelaarts oom met uw’ vader.

Constantia.

Ach! blyf. Ik heb u nog een menigte dingen teonu dekken.

Sofia;

Neen, ik kan hier niet blyven; ik kan de ftrengheid van dien man niet vcrdraageu, ik ys van zyn woestenbsp;deugd.

TWEE.

-ocr page 67-

dk ZEGEPRAALENDE deugd. Sf TWEEDE TOONEEL.

Burgerhart, Ernestus, Constantia.

Ernestus, tegen Burgerhart,

Mynheer l ik ben een man, die ïich in een inenigte moeijelyke omftandighedcn met onvertfaagtheid ennbsp;waardigheid heeft doen gelden, en diebygevolg in hetnbsp;tegenwoordig gewricht 'vavi zaaken zeerwel weet watnbsp;hem te doen flaat. (Hy ziet op zyn uurwerk.) Jk hebnbsp;niet veel gras onder myn voeten laaten waslchen ,nbsp;en een groote drie mylen in anderhalf uur afgereden. Gy allen hebt my bedrogen. Gy hebtmy het flechtnbsp;gedrag van Adelaart bedekt gehouden, en zoud buitennbsp;twyfel zolang gewacht hebben met my zynfchande-lyke daaden te openbaaren ,tot dat ze van huis tot huisnbsp;ruchtbaar waren geworden. By uitflek voorzichtig hebnbsp;ik derhalve gedaan van een’trouwen toeziender in myn’nbsp;dienst genomen te hebben, die my zo juist van pas ge-waarfchouwd heeft. Ho, ho! mynheer en neef, gynbsp;hebt my myn buitenplaats doen verhaten, maar watnbsp;zwaarigheid! gy zult my die moeite rykelyk betaalen.

B URGERHART.

Het kwaad was nog niet op het hoogst, en daarby hoopten wy hem nog te recht te brengen: men moetnbsp;de feilen afmeeten naar de jaaren en ’t karakter. Iknbsp;bid u, maak geen verwarring in het ontwerp dat wynbsp;ten zynen opzichte gemaakt hebben: laat dit geheele ge-¦val eens aan ons over. Waarde heer Ernestus, volgnbsp;*^yn’ raad, ik durf nog voor alles initaan.

D 4 nbsp;nbsp;nbsp;Er-

-ocr page 68-

Sfl

ADELAAR T, Of

Ernestüs.

II? volg geen’ raad, mynheer, dan dien van myn ei, gen hoofd, en ik heb npg nooit rede gehad om my daarover te beklaagen. Ik ben zyn oom, en gy zult wel haastnbsp;ondervinden dat ik geheel anders moet redeneeren dannbsp;gy. Het is niet uw neef, die u beftolcn heeft, her isnbsp;de myne; ’t is myn bloed dat zich verachtelyk ge»nbsp;maakt, dat zich bezoedeld heeft; myn bloed, tot dee-zer uur,buiten Adelaarts fchanddaad,in ’t geheel zuivernbsp;en zonder eenigen vlek. De toegeevenciheid die gynbsp;voor hem doet blyken is reeds de eerftefchaude die iknbsp;oip zynentwil moet ondergaan.

Burger hart.

Gy beledigt my, Ernestüs, door die gedachten te voeden. Ik zou my immers nooit zo veel aan dien jongeling laaten gelegen leggen, indien ik hem niet doornbsp;en door kende. Geloofmy,hy heeftgeen kwaad hüt;nbsp;ik heb de grootfte rede om hem voor tefprecken. Ja ,nbsp;Ernestüs, hy moest veeleer over zyn gedrag bcfchaaindnbsp;gemaakt, dan geftraft worden. Laat ons zyn feilennbsp;niet verzwaaren, dewyl ze nog ligt herHeld kunnennbsp;worden,

Ernestu s.

Neen, gy bedriegt u zo gy denkt, dat ’er ooit her-ftel op is, Uw toCgeevendheid en yver in hem voor te fpreeken verwonderen my, maar ik zal u daarin nietnbsp;navolgen. Ieder denkt op zyn manier. Uw wy-ze van denken kan zeer goed zyn omtrent eennbsp;dochter , (wyzende op Conflantia) die in den aartnbsp;deugdzaam is. Ik wilde de helft van al mynnbsp;gopd wel geeven als ik zulk een dochter had. Maar

ik

-ocr page 69-

ee ZEGEPRAALENDE DEUGD, -57

ii' ken de losbandige en fpoorlooze jeugd wat beter. Hy die eenmaal tegen de eer gezondigd heeft, verdientnbsp;by my noch beklag, noch verfchooning. Hy moet d^nbsp;kastyding ondergaan , die hy zich op den hals heeft ge.nbsp;haald, en zyn berouw moet het eerst ontdaan uit dcnbsp;fchande en ftraf, die hy om zyn misdaaden moet ly.nbsp;den. Kortom ik ben zeer verre van die weekhartigheid,nbsp;daar gy zo veel mede op hebt. Ik ken maar een’ weg,nbsp;mynheer, en dat is die van de nauwgezetlle deugd, Al-wie daar van eens is afgeweken ^ is voor eeuwig eennbsp;Ichelrri: recht kan niet tegelyk recht en krom zyn, ennbsp;welke kleuren men daar aan moog’ geeven. ... Maarnbsp;laat ons daar niet langer van fpreeken. Het geval vannbsp;Adelaart is een fchandvlek die nooit kan uitgcwifchtnbsp;WGiden.

GonstANTiA, terzyde.

Ik kan het niet langer aanhoor^n; myn hart word te week. C^y •vertrekt,')

Burgerhart.

Hoe! gy gelooft dan niet, dat verfcheide jongelieden, die eens op den dwaalweg zyn geweest, wederom op den rechten weg zyn gekomen en braave mannennbsp;zyn geworden? Ik keur ondertusfehen uw wyze vannbsp;denken niet af; maar, onder ons gezegd, ik geloof datnbsp;zy te ftreng is; men moet de feilen der jeugd afmeetennbsp;naar de gevaaren, waaraan ze in deze bedroefde dagennbsp;is blootgefleld. lemant die eerst in de groote waerddnbsp;komt zien, is verleid eer hy ’t weet; hy heeft geennbsp;doorzicht genoeg om nut te trekken uit de ondervinding van zyn voorouders. De ftrengheid zal hem niecnbsp;verbeteren, ó neen, de toegeevendheid kan dit alleennbsp;Djnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;b«.

-ocr page 70-

ADELAART, or

bewerken, want door machte en edelmoedia:e behandelingen kynnen,in ’t midden van zyn dwaalingen,dc zaaden van deugd eensflags in hem weder levendig gemaakt worden.

Ernestüs.

Gyzulf my nooit overreeden, mynheer Burgerhart, dat een jongkman, die alree’ twee-en-iwintig jaarennbsp;oud is, rich na ’t begaan van ruik een’ groven mis-llag ooit kan verbeteren ;ryn geheel gedrag is vol licht-misfery , en tegen de goede trouw; en als ik overdenknbsp;dat hy die rotterny begaan heeft in een’ tyd, waarin hynbsp;ryn grootlle krediet nodig had om relf koopman tenbsp;•worden.... Het gaat me aan de r innen.[ Ach! dannbsp;had myn rooii nog minder fchuld, hy heeft nog kleinernbsp;misflag begaan, en ik heb ’er hem Itrcnger voor geftrafr.nbsp;Hy verliet in ftilte ryn’ vaders huis, en kort daarna vernam ik,dat hvin Pruisfifchen dienst was geraakt. Weetnbsp;ge wat ik deed? ik liet hem dienen, Hy fchreef menbsp;brief op brief, opgevuld met klaagliederen: ,, Ach,nbsp;,, vader! ik kan haast niet keven! ik heb gebrek aannbsp;,, alles”...! en ro al voort. Myn antwoord was:

roon! gy hebt het ro gewild: gy ryt ’er naar toe ,, gegaan, gy ruit ’er ook blyven : ’t is goed leergeld.”nbsp;Ik kocht hem evenwel nog een onderluitenants plaats,nbsp;maar in den laatften oorlog is hy, naar ik gehoord heb,nbsp;met ryn geheele regiment in de pan gehakt. Zyn verlies kostte my, ik beken het, eenige traanen, en nu hynbsp;dood is kan ik roggen dat ik nog liefdevoor hem had...nbsp;En, rie cens aan: die Adelaart, die ondankbaare, rianbsp;hoe teêr ik hem in den grond van myn hart.... Maarnbsp;ik ral my wel wachten van ’t hem ooit te laaten bly-ken. Ik wilde om al het goed van dc waereld nietnbsp;dat hy zelfs die gedachten had. Niets, niets is gevaar-

lyker

-ocr page 71-

DE ZEGEPRzVALENDE DEU3D. SO

lyker dan die flappe toe^eevcndheid, waar van gy my doét walgen, die zwakheid van geest....

Hier vertoont zich Adelaort, die door Rcinbart aan de band word binnen geleid.

DERDE TOONEEL.

Burgerhart, Ernestus, Adelaart, Reinhart.

Ernestus, vervolgt.

Maar inderdaad, ik vind het wel zeer onbefchnamd dat hy nog de ftoutheid heeft van onder pyn oogen tenbsp;durven komen, en zyn voeten in dit huis te zetten,.!nbsp;Wat hc’ft hy hier te doen ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Reinhart, naar Erne stuc toetrecdende y opeen beweegelyke wyze.

Waarde heer Ernestus! uw berichtgeever is te fterk vervoerd geweest door zyn’ yver. Hy heeft waar-lyk Adelaart by u re zwart afgefchilderd. Hy heeft unbsp;lyn’ misflag bekend gemaakt, maar zyn berouw verzwegen. Ach! uw neef belooft zien te beteren ennbsp;heefteen hartelyk leedweezen over het voorgevallene.nbsp;Gy ziet hem fchaamrood, dit ’s een bewys dat hy totnbsp;de deugd is weêrgekeerd. Wyallen ftaati u daar voornbsp;in.

Burgerhart.

Tree toe, myn Adelaart, tree toe i laat my dien ge-Hkkigen inkeer,in uwe oogeu leezen, die onzen vrind ziilk een blydfchap verwekt.

AdE-

-ocr page 72-

óo

ADELAAR T, of

Adelaart, viet een zachte ftem, die zyn z'crle-genheid en ontroering duidelyk aanwyn.

Mynhecr, mogt ik my alle uwe goedheden waardig maakenl {Ter zyde.) Welk een foltering!

Reinhart.

Kom, Adelaart, laat die befchaamdheidvaaren: Gy moet ’er niet langer aan denken : op één enkel woordnbsp;van uw berouw is alles vergceven. De gantfche wae-reld.weet dat gy een oprecht hart bezit... Nü, waarde ErnestusS laat u ddk beweegen. De vrede zy getroffen,; ia Ita borg voor hem.

Hy geeft Adelaart een' wenk om te fpreeken. Gedttu-retiüe deezen tusfcbentyd toont Ernestiis een donker gezicht, nu en dan met deszelfs rotting op dennbsp;grond Jtampende.

Adelaart, naar Ernestus toetreedende.

Ach, oom! indien ik zo veel goedheid van u dorst hoopen , hoe zoud gy dan myn verdriet, dat my iedernbsp;ogenblik verfcheurt, verzachten ! ,6, gedoog toch mynnbsp;geluk! zeg maar één woord en ik zal gelukkig zyn,nbsp;Dceze edelmoedige vrinden hebben my myzelv’ doennbsp;verftouten in uw tegenwoordigheid te koomen. . ,nbsp;Maar één woord, één betuiging van infchikkelykheidnbsp;uit uw’ mond, zal my, om zo te fpreeken, het loeven wedergeeven,

Ernestus.

Jongeheer, wilt gy wel hooren wat myn welbchaa. gepis?

Adel-

-ocr page 73-

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD. 6i

Adei.AAKT, met eerbied*

Zou ik niet, oom?

ERNESfUS.

Myn wil, ik waarfchouw het ii van te vooren, tal onherrocpelyk zyn. Die fchielyke inkeer, geloof ik,nbsp;dat meer de uitwerking van den nood is, dan van ietsnbsp;anders. Maar ik laat my zo ligtelyk niet in flaap wiegen. Voor eersi eisch ik, dat ge my, en dat wel metnbsp;degrooffte nauwkeurigheid, eene omdandigc bekentenis doet van al het geen met het geftolen geld is uit-gcvoeid; en ten anderen, wie dat vrouwsperfoon is?nbsp;en fints wanneer? waar? en hóe gy kennis aan baarnbsp;hebt gekregen?..

Reinhart, hem in de reden mllendei

Nu,nu,heerErnestus,laat ons daar niet langer van fpreeken. Hy heeft immers bekend, dat hy zich heeftnbsp;laaten verleiden: de verleiding zal nu geen kwaadcnbsp;gevolgen meer hebben. Wat wilt ge nog meer?

Burgerhart.

Kom , mynheer, laat ons edelmoedig zyn. Adelaart geeft zich aan uw befcheidcnheid over; men kan hem nunbsp;niet meer verachtelyk behandelen... Adelaart! vlieg uw’nbsp;oom om den hals... Dat alles vergeeven en vergeetennbsp;zy!

{Adelaart treed toe om Ernestus te omhelzen,')

E R N E s T u s, te nig treedende;

^«n, mynheeren, neen! Ik dank ’er u hartelyk voor. Ik bidu doet toch geen vergecffche moeite, ik heb

het

-ocr page 74-

6a

A D E L A A R T, OF

het u alree’ gezegd: ik laat my niet paaijen ^ doof valfche vleijeryen; ik zie ‘et beter door heen dan gy.nbsp;Eilieve ! befchouw nu eens die gemaakte zedigheid'eiinbsp;geveinsde zachtmoedigheid,,.. Maar denkt niet, datnbsp;ze ergens anders uit voortfpruit, dan uit de bewustheidnbsp;dat zyn belang hem van my afhangkelyk maakt.

Adelaart, ep een' bynaverfloerden toon.

Ik geveinsd, mynheer! (7’er zyde.) Kan ik my nog lan» ger inhouden!

Ernestus.

f)! !k moet nog beter blyken van een oprecht berouw hebben. Het eenig middel om my te overtuigen dat genbsp;meer naar myn vrindfehap Haat dan naar myn geld,nbsp;is dat ge u terllohd aan myn welbehaagen onderwerpt.nbsp;Ik zal n y niet in de luijers laaten leggen door eenigenbsp;fchielyk vergeetene betuigingen van leedweezen; neen,nbsp;om my daar van te verzekeren, moeten ’er eerst eem'.*nbsp;ge jaaren verloopcn zyn; en een gedrag, waar op nietsnbsp;te zeggen valt, de tegenwoordige fmetten uitwryven.nbsp;Vooreerst zal het geftolen geld, dat ik mynheer Burgerhart weÈr ter hand zal nellen, optekening van uwnbsp;jaargeld gefteld w orden; en _by gevolg zal van dezennbsp;dag af aan, zo veel t’eikens in een gelyk gedeelte, opnbsp;ieder vierendeel jaars gekort_ worden, tot de geheelenbsp;fom zal voldaan zyn. Het is goed dat ge eens voelt,nbsp;hoe fmartelyk het verlies is van geld,dat menzo dwaasnbsp;verfpilt. Ik heb genoeg voor u gedaan, jongkman! ’tnbsp;word tyd dat ge ook wat voor uzelv’ doet, Wy zullen eens zien hoe gy ’t nu maaken zult. Leegloopennbsp;is de oorzaak van uw’ val geweest... werken zal ’ernbsp;€en goed huismiddeltje tegen zyn.

Om dan -te beginnen; hoor toe; deeze zyn de voorwaar-

-ocr page 75-

Ds ZEGEPRAALENDE DEUGD. 63

¦^aarden waarop ge nog vergiffenis ïoud kunnen erlangen ; verkies of om u daaraan 'te onderwerpen, of om my nooit wéér te zien. Ik verfta dat ge morgen dee«nbsp;ze Had zult verhaten, en u heen begeeven naar zodanig een andere piovintie, een andere ftad, en anderenbsp;tnwooning, als ik u nader zal aanzeggen; om daar hetnbsp;leeren van den koophandel, dat hier zo langzaam voortnbsp;kruipt, met kracht door te zetten. Ik begeer volftrektnbsp;dat gy deeze groote flad zult vaarwel zeggen; deezenbsp;ftad, waarin gy flechts op den ouden voet zoud voortgaan met den lichtmis te fpeelen; en dat wel_ zondernbsp;hier eenige de allerminste briefwisfeling of geheime correspondentie te houden, hoe genaatnd; want dit Am-fteldam is maar al te vol van die ligte vrouwlui, dienbsp;de kinderen tegen ouders en voogden opftooken; en iknbsp;verzeker u, dat ik myn geld niet by elkander geleidnbsp;heb, opdat gy ’t in ontucht zoud doorbrengen. Uwnbsp;troetelpoppetje, uw pinkfterblom,dat lieve Charlotje,nbsp;zal ik nog deezen avond in het fpinhuis bezorgen. Iknbsp;heb myn klagten reeds voor de heeren gebragt: en de wy*nbsp;ze en deugdzaame overheden, die hier zo wel tot be-waaring der goede zeden, als tot de veiligheid hunnernbsp;burgers, alles in ’t werk ftelien, zullen haar wel opnbsp;een verzekerde plaats doen brengen. Zy zal, op mynnbsp;eer, voor al haar leventusfehen vier muuren gcmctfeldnbsp;worden.

Adelaart, zynftem eenigzins •verheffende.'

En wat recht hebt gy om haar te vervolgen? Hoe! oom, zoud gy een’ aanflag durven fmeeden om eennbsp;nienfch, dat gy niet kent, van zyn vryheid te berooven ?nbsp;den rechter misleijen door een’valfchen laster te verfprei-^^“n? en die laagheid byna tot een gruwelrtuk maaken,nbsp;door aan het krytendlle onrecht een kleur van recht

te

-ocr page 76-

Ö4

A D E L A A R T, OF

tc geeven .? Wachtu wel dat gy daar meê voortgaat* want ik verzeker u .. ?

Ernestus.

Ho! ho! begint gy den Don Quichot te fpeelen.. ? Loop, loop! als de kalverliefde eens over is zult ge’ernbsp;mynog voor bedanken: dan zult gy wel willen dat hetnbsp;nooit gebeurd was. Geloof me: laat haar weer in diennbsp;poei van gebrek en elende verzinken, daar uw gekheidnbsp;haar heeft uitgetoogen. Vlie dat pak... dat verachtelyknbsp;fchepfel.

Adelaar T.

Indien ze in waarheid zo verachtelyk was, als gy haar afmaalt, zou uwe onrechtvaardige behandeling haarnbsp;geheel tot wanhoop doen overflaan, en in de ondeugdnbsp;bevestigen; want gy zoud haar het gruvvelyk recht geeven om uen alle menfchen te haaten... Maar ik, iknbsp;zal niet lafhartig genoeg zyn, om.. ?

Ernestus.

Wat! begin ik dfeigemeilten te hoorén !. Ik zal da helft van myn goed wegmaaken. Ik ga op flaande-voet... Zy zal opgefloten worden zeg ik, en wel zonbsp;ontoegangkelyk; opgefloten.. •

Adelaart, in gmte driftuitharjlmde.

Ik zal haar tegen ieder befchermèn.... al w^aar’ het telfs tegen u.... Myn leven zal ik voor haar opzetten. Jndien gy toelegt om haar te flooren, wreedaart!nbsp;ial ik op u haar ongeluk verhaalen.

Er-

-ocr page 77-

RE ZEGEPRAALENDE DEUGD. 6j

Ernestus heft zyn rotting pp, doch vcord door Reinhart ^jceêrhoiiden.

Onbefchofte...!

B o R G ER H A R T.

Is het mogelyk Adelaart! Ik bsnio verbaasd als be* ^roefd.

Reinhart.

Is dk nn het geen ge my belooft hebt . Aeh , om onze vrindfehap..!

A D E E A A RT , ViSt hevigheid.

Verlaat my alle te raamen,en foltert my Hechts niet meer. (Opeen beveeeglyke voyze.') Heb toch deernis metmy..!nbsp;Och of gy in ’t binnenst’ van myn gemoed kost kezen...!nbsp;Meen, ik kan niet langer veinzen. Eén oogenblikheb iknbsp;zulks gedwongen moeten doen, maar ik kon dien rol nietnbsp;uitfpeélen; hy was te gevaarlyk, en ik ben ’er ook in bly vennbsp;fteeken. Ken dan Adelaart geheel. Ik bemin haar,nbsp;die hier zo fel beledigd word; haar, wier deugd, alleennbsp;aan my bekend, hier in twyfel getrokkp word; haar,nbsp;aan wie ik Zelfs de gematigdheid verpligt ben, die iknbsp;tot nu toe bewaard heb. De rede, de rede zelve bil*nbsp;lykt mvn liefde ; en ik zal die tedere, die heilige verbintenis, die myn hart Zo vuurig verlangt, ook nakomen,nbsp;Waarom kan ik niet op dit oogenblik met haar huwen?nbsp;By ’t voltrekken van die heilige plechtigheid zoud gynbsp;Zien, hoe hoog ik haar waardeer! Ze is arm, zal mennbsp;Zeggen; maar laat dat zyn: die armoê is een blyk vannbsp;haar deugd. Hoe! zou de behoeftigheid éen misdaadnbsp;tveczen? zou een juffer óneeflykzynals zy geen fchat-

E nbsp;nbsp;nbsp;teil

-ocr page 78-

66

ADELAAR T, of

ten bezit? Elendig , recht elendig vooroordeel, .. .t Maar ik zal de eerlte zyn die het beltryd-n zal.

Erne stüs,

6! Zo ze deugdzaam was, zo ze eerlyk bloed in haar had, zo ze u bemind had, zou ze u wel beternbsp;gevoelens ingeboezemd hebben. Nooit had ze u dannbsp;bloot gelleld voor de wroeging, voor’t gevaar, voornbsp;de fch.mde die uit een laage Ichelmery altoos voort-fpruiten. Heei'tze dendiefftal niet metu gedeeld?kom,nbsp;kom, ik zai u we! van haar a houden. Ik zal u too-nen hoe men j ,nge lichtmisfen moet temmen: gy zytnbsp;nog lang zo verr’ niet a’s gy wel meent. Maar ganbsp;uw’ gang; ik zal den mynen gaan. Niet uit eenig inzicht voor u. m tar uit achting voor de nagedachtenisnbsp;van uw’ vader. Ik zal wel zorg draagen , dat gy doornbsp;geen ontuchtig vrouwsperfoon bedorven, enteeenigirnbsp;tyd deopenbaarefchandvlek vanuw geheel geflaclitzultnbsp;worden.

Adela art.

Zo ik waarlyk fchuldig ben aan een wanbedryf, dat gy nu reeds zo dikwils, en met zo veel bitterheid aannbsp;my hebt verweten, moet ik u ook zeggen, dat ik ’ernbsp;alleen niet al de fchuld van draag. Ik heb u de gric-vendfte.verlegenheden daar gy my toe gebragt hebt, ver-geeven; vergeef me nu op uw beurt eeu’iiiisflag, waaknbsp;van gyzelf de eerlle oorzaak zyt.

Wie? Ikl

Ernestus. Ad EL AA R T.

Ja, gy.,I De wet maakten den beftierdcr taynct

goe-

-ocr page 79-

m zegepraalendE deugd, éj

göederen; maar hebt gy de waare mcening dier wet tentnynenopïichte, wel ooit vervuld? Neen; ik bennbsp;sitoos met eca meédogenlooje flrengheid behandeld,nbsp;’t Is waar, gy hebt my wel niet van honger laaten vergaan , maar gy hebt rny de middelen benomen, omnbsp;als een fatioenlyk jongkman te kunnen leeven, en ik-wee: niet, of ik niet liever zou willen fterven, dan zonbsp;verachte)yk voortlceven als ik reeds gedaan heb. Daarnbsp;ïyn zekere kleine verteeringen, die onvermydelyknbsp;zyn, voor iemant, die zo als ik , zich naar zyn’ ftaatnbsp;en jaaren aan de waereld moet vertoonen; en die hebtnbsp;ge aan my onttrokken. Gy hebt nooit willen begry-pen in wat eeuw wy leeven. Hemel! hoe dikwilshebiknbsp;deswegens al vernederingen moeten uitftaan! Ach ,oom!nbsp;indien ge zeLs dat geen my niet geweigerd had, dat iknbsp;recht had te verwachten, ja zelfs te eifchen , dan, dan’nbsp;zou ik nit zulk een ongelukkig en teftens fchuldignbsp;menfeh niet w'eezen. De minfte ambachtsman, in dennbsp;gcringfien ftand, is duizendmaal gelukkiger geweestnbsp;dan ik; ik die verpligt was my in de waereld te vertOonen;^nbsp;en gedwongen om my te verbergen.

Erkestus.

my in rechten aanfpreeken:

Ea

myö antwoord is .gereed.

, Ik heb u Zo veel gegeeven, als my dacht dat genoeg was. Indien meiiindeeze tegenwoordige eeuw mal is,nbsp;moet ik het daarom ook worden?en is het dan de mfeningnbsp;van de wet, die gy zo wel fchynt te begrypen, dat eennbsp;voogd de verkwisting van een’ ininderjaarigen moét bc*nbsp;gunitigen? Neen. De handeling van geld zou voor neennbsp;Zeker bederf geweest zyn Doch aan den anderen kantnbsp;is rnyn rekening en verantwoording in goede order; opnbsp;den dag zelfs van uw meerdérjaarigheid zal u alles geworden ; cn ind en ge dan niet te vrede Zyt moet ge

-ocr page 80-

6» A D E L A A R T, o F

Adel A ART,

Neen!... Nooit xal ik iets van eenig’ rechter ver» wachten, dat uw hartmy misgunt. Indien gy uw ei«nbsp;gen rechter niet wilt weezen, behoef ik ’er niet om tenbsp;Dloozen,

E R N E s T u s.

Vergeet ge tegen wien gy fpreekt?

A DE LAART.

Ik zou het nooit vergeeten, zo gy een menschlyk hart bezat. Een oom die zyn’ neef bemint, beklaagtnbsp;hem als hy een misdaad begaan heeft, maar beledigtnbsp;hem niet.

Ernestos.

Kan men u nog beledigen ? u! die niets waard’ zyt dan de uitertle verachting...

Reinhart, mar Ernestus toetreedende,met de traa-nen in de oogen.

Myn waarde Ernestus! ’t is genoeg. Ik bid u om alles wat u lief is, laat myuw driften nederzetten!

iGeduurende all’ deezen tyd fiaat Burgerhart in een peinzende geftalte, nu en dan eens zuchtende,')

Ernestus.

Ik ben niet driftig. De Hemel weet dat ik doof geen gramfehap vervoerd Word. Ik zoek alleen zynnbsp;best. 'Ja, mynheeren I in alles wat eerlyk, w'at rechtnbsp;en billyk is, zal hy my altoos gereed zien om hem by

te

-ocr page 81-

DE ZEGEPRAALENDÈ DEÜGD.

te fpringen, ïelfs boven zyn verwachting; maar inzien hy niet wil luifteren naar zyn’ pli^t zal hy ook in my een’ onverzettelyken tegenftand vinden. _Wy zuhnbsp;len eens zien cf hy morgen op deezen tyd niet al ee-nige uuren buiten x\mttddam zal weezen. Want iknbsp;zweer.,..

Adelaart.

Staak die onnodige dreigementen. Ik zal voortaan geen wetten meer ontfangen dan van dit hart,.dat,nbsp;hoe klein men’t poog’ temaaken, echter groot genoegnbsp;zal blyven om 'er voor myzelv’ op te vertrouwen»nbsp;Ik zal vry zyn, onafhangkelyk, en voHlrekt meesternbsp;van myn eigen perfoon. Waarom geeft men zichzelv’nbsp;zo veel moeite om my verdriet aan te doenP Wilt genbsp;my niet meer goed doen, welaan; maak me flechtsnbsp;niet ongelukkiger dan ik reeds ben. Of zoud ge zelfsnbsp;meer vermaak vinden in hetilaaven van uw gezag, dannbsp;jn het behartigen van myn geluk ?

Ernestcjs.

Ondankbaar fchepfellik zoek alleen uw geluk, maar gyzelf field u daar tegen. Gy tergt myn lankmoedigheid die gy mlsfchien voor lafheid aanziet. Maarnbsp;weet dat gy my nu meer beledigd hebt, als ik u ooitnbsp;vergeeven kan. Indien gy my gehoorzaam waart geweest, zou'ik nog alles hebben kunnen door de vingersnbsp;zien; maar nu is ’t uit. Hoor eens wat myn goedheidnbsp;voor u zou gedaan hebben. Vyftigduizend guldensnbsp;'’an myn eigen geld zou ik u gegeeven hebben om ’ernbsp;tzw’ koophandel mede voort te zetten, maar nu bewaar’nbsp;de Hemel daar voor ! Ik zal daar nu voor myzelv’nbsp;gebruik van maaken. Zie hier een nieuw ontwerp totnbsp;E 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het

i

-ocr page 82-

fo.

ADELAART, oF

het opneemeti van lyfrenten, dat recht van pas komt om u te ftraften en myn inkomften te verdubbelen; en,nbsp;eilieve! voor wien 7,ou ik ’t laaten? voor een’ vrekkennbsp;en geldzuchtigen lichtmis, voorbeen’ ondaiikbaaren ennbsp;ontaarden neef,die my by zichzelvenal in’t graf wcnlcht,nbsp;en flechts naar ’t uur van myn dood verlangt om innbsp;myn geld te grabbelen, en met zyn verfoeilyke Ügtte-kooyal lagchende op myn kist te dansfen.

A U E L A A R T.

Die laagc denkbeelden, die ge in my onderfteld, moogt ge voor uzelv’ hebben, behou al uw goed, cnnbsp;leef’er meó zo gy wilt. Ik verg niet dar gy ten my-nen opzichte edelmoedig zult weczen; 6 iieen. Iknbsp;?ou alleen maar verlangen dat men deed wat recht was.

Ernest us.

Dat zal ik doen door u te onterven,. Gy verdient myne uiterfte verontwaardiging.

Burgerhart, tegefi Erncstm op eene edelmoedige en aandoenelyke ^yze.

Denk dat gy Zyn oom zyt mjn waarde heer, en be» dwing deeze eerde oploopendhcid Adelaart zal u do()rnbsp;den tyd wéér waardig worden. Ik ben vader; ik weetnbsp;hoe vermaakelyk het is als men geld en goed bezit, vaiinbsp;het uitzicht te hebben om de vreedzaame bezitting daarnbsp;van ,aan afitomelingen na tc laaten Geloof ondertu?-fchen, indien ik geen dochter had en myn goederennbsp;,aan verfcheidene andere erfgenaamen moesten keeren,nbsp;dat ik, onder wat yoorwendzel het ook zou mogennbsp;•pjtt , geen een’ van zyn verllerfrec^t zou willennbsp;quot; -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;be-

-ocr page 83-

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD. 71

alleen voor zichzelveri in de waereld is gekomen. Het

berooven. Dat recht is by my heii g. Want men maakt ieniant niet beter noch cerlyker indien men hemnbsp;onterft; en ie:ste doen dat geen nuttig ooijmerk heeft,nbsp;verfcheelt niet veel van iets kwaads te doen. Schoonnbsp;het de wetten wel niet tegen fpreeken, laaten wy hotnbsp;aan gevoellooze zielen ov.r, om de naauwlle bandennbsp;van’tbloedopzulk een droevige en verachte yke wyzetenbsp;breeken. Een oprecht burger moet niet denken dat ny

voegt ons vooral zorg te draagen, wanneer hot oouen* blik mdert dat wy eens voor hot opperwezen moetennbsp;verfchynen, dat wy dan alles wat naar haat of wraakzuchtnbsp;Zweemt, afleggen. Ik bid u , fta my toe, dat ik het gc-fchil mo'g bemiddelen, laaten wy een nieuw vrind-fch,ipverbond oprechten. Adelaart heeft een gevoelignbsp;hart; hy is fchielyk getroffen. Dat gelukkig karakternbsp;moet niet gefmoord worden.

Ernestus, den hoed afaeemende.

Nog eens. mynheer Burgerhartl hyis uw neef niet, cn ik vraag niemant raad danmyzetv’. Ik weet zeerwel wat ik doe; neem dan niet kwalyk, dat ik vannbsp;myn cerfie fchikkingen nkt afga. ’t Zou in der daadnbsp;be'agchelyk zyn eenige tederheid te voeden voor een’nbsp;ongehoorzaamen neef, van wien ik niets dan fchandenbsp;en verdriet te wachten heb. Nochtans, (nm myzelv’nbsp;te verontfchuldigen van alle partydigheid) zal ik hetnbsp;nog in zvn keur ftellen. Weest’er allen getuigen van.nbsp;Dit is nu de laatfle gunst, die ik hem bewyzen zal. ('Tegen Adela(irt.)ijy moetbenuitenomdereistcrflond aannbsp;teneemen.. zo niet, .. ziedaar. ..wees gewaarfchouwd,nbsp;gc u myn eeuwige vyandfehap op den hals haalt.

-ocr page 84-

7-2

A D E L A A R T, of

Adelaart, met eengroote bedaardheid.

7 nbsp;nbsp;nbsp;Jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;~nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;---*----- ' nbsp;nbsp;nbsp;”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;--—

genoeg hebben door te worltelen. (Tegen Burn gerbart, hem teder en treurig aanziende.)

tndien ik had kunnen beüuiten, mynheer, zou ’t reeds

Vaar voort. Doe het ongelukkig voorwerp, dat ik bemin, en waaraan het heil van myn leven verknochtnbsp;is ,de uitwerking van uw wraak gevoelen; zulks Haatnbsp;u vry; maar het is my onmogelyk ooit van haar af tenbsp;fcheiden. Ik zou mislchien meer kunnen zeggen, maarnbsp;gy behandelt my veel te tieraiinig om een vertrouwen tenbsp;verwerven, dat ik zelfs aan myn’ waardlten vrind zounbsp;weigeren... Laat my over aan myzelv’, of liever aannbsp;’t yslyk lot, dat my te wachten Haat. Ik zal 1104 rampennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;L-.l-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

gefchicd zyn.

E R N E s T iT. s, toornig).

Gy wilt dan niet!.. ’t Is wel; daar is nu geen ver» bidden meer aan, dat betuig ik by myn eer, diegy ge-fchonden hebt. Ik ben bcfchaamd dat ik nog zo veelnbsp;geduld met u gehad heb. 'Ik wist nog niet dat ge zulknbsp;een booswicht waart: ja ’t berouwt me, dat ik zo tedernbsp;lints uw kindfehedagen voor u gezorgd heb. ’tWaa-re beter geweest dat ge in uw wieg verftikt waart gevt'or-den. 2o uw vader nog leefde zoud ge hem van verdriet vermoord hebben. Loop nu in uw verderf: iknbsp;zal ’t met een koel gelaat aanzien. Ik ben dwaas geweest dat ik myzelv’ zo veel moeite om u heb gegee-ven. Vergaa nu, dewy 1 gy wilt vergaan. Wórd nunbsp;vry nog gtooter lichtmis enfchelm dan gc ooit geweestnbsp;zyt. Eerlang zult ge ’cr de droevige gevolgennbsp;van ondervinden. Alle de elenden en ftraffen die uifnbsp;zulk ceu gedrag fpruiten, zullen gelykelyk op uwnbsp;hoofd nederltonen ,en my wr'eeken over myn beledigd

gc-

-ocr page 85-

EE ZEGEPRAALENDE DEUGD, 73

gfïag en in den wind genaaa;en vermaaningen. Ik ver-biedu nadeezen my ooit uw’ bloedverwant te noemen. Wat my betreft... Ik heb geen’ neef meer.

Adel AART, mst levendigheid, terwyl Ernestus vertrekt.

En ik heb nooit oom gehad.

VIERDE TOONEEL. Burgerhart, Adelaart, Rei.nhart.nbsp;Burgerhart»

Ongelukkig jongkman! haal die laatfle woorden in. Hy zal nog uw’ oom blyven; gedenk ’er my aan, zonbsp;onbeweeglykals hy is,moet gy hem niettemin achtingnbsp;toedraagen. De Qrengheid is hem natuurlyk eigen.nbsp;Het is zyn yver voor de deugd. Ja ,misfchienbemintnbsp;hy unog ; want zo hy ’c niet deed, zou hy de zaaknbsp;tot zulk een uiterfle niet gebragt hebben.

Adelaar T.

Mynheer, ik ken uw vrindlyk hart. Ik bemin u; ik acht u hoog. Ik zou al myn bloed voor u willennbsp;geeven.... Indien ik mv had kunnen, bedwingen zounbsp;ik het gedaan hebben. Ach! al het geen ik aan u ver-pligt ben... Beklaag my \ en veroordeel geen oijweér.nbsp;ftaanbaare neiging. Helaas!... daar is een tyd geweest... M.tar laat ons zwygen; zo my iemant hadnbsp;kunnen overrecden zoud gy ’t zonder eenigcn twyfelnbsp;gedaan hebben...

Burgerhart.

Bezadig u. Stort u klagten uit in den boezem van E fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dien

-ocr page 86-

?4

AD E laar T, o»

dien getrouwen vrind. Omfluit hem geheel uw hart. Welke wonlen 7.yn ’er waar voor de vrindfehap geennbsp;ba fem vind ? Ik Deklaag u. Maar laat u echter doornbsp;het (terk gety’ van van uw driften niet vervoeren om-de geheiligfle piigten te fchenden. Adelaart, die plig-ten moeten door den tyd op een deugdzaam hart zege-praaien en alles te boven komen.

Hy vertrekt. Adelaart blyft in een peinzende gejialte onbevueeglyk (lil Jlaan.

VYFDE TOONEEL,

Adelaart, Reinhart,

Reinhart.

Ach, Adelaart! indien gy die rampzalige drift kost meester worden! Indien ge om onzentwil vaar toenbsp;nog tene pooging doen wilde, in ’tkort, indien genbsp;door een edelmoedige en heldhaftige zelfvcrwinniiig.,!nbsp;Het was mannenwerk diergelyk een zege te behaalen...nbsp;Ik bedroef u... vergeef het my..

Adelaart,

Waarde Reinhart! ik verdien de deernis van alle gevoelige en infchikkelyke harten. Ik verdien hetmede-lyden, dat men met ongelukkigen heelt,

Reinhart.

En ook met de zinneloqzcn.

Adel-

-ocr page 87-

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD. 7f

Ad blaast.

^ jr IV V» vu tv.. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;**vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• '‘-nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;---

hulp... VVat al rampen te gelyk beftormenmy..! lede ezet, en... 6 Bemetl zie hier de laatde.

Zo veel te meer ben ik beklaagenswaardig; dan is de irfchikkeiykheid n’et meer dan billyk. Laat my alleen.nbsp;Jk vrees ecrteïullcn xwichten vopruw traanen, dan dienbsp;tot myn leedwezen te kunnen tcg^enftaan.. . Maar nunbsp;loopt de vryheid van myn Charlotte misfchien al gevaar..nbsp;Nu mogelyk w'ord ze gedre'gd.... Ik vlieg tot haar

houd my bezet, ______ , ________

Conftantia! (^Hy ml vertrek’xn.')

ZESDE TOONEE L.

Constantia, Apelaart, Reinhart,

I CoNSTANTiA, Op eene edele - en aandoenlyke cnyze, bem mderbouderde.

Neen, mynheer, ik laat u nog niet vertrekken. Gy moet eerst hooren wat de vrindfehap my gebied n innbsp;deeze omftandigheden voor oogen te (lellen, Hoe!nbsp;zou ’t u waarlyk zo moeijelyk vallen, om u te onderwerpen aan een’ oom, die van uw jeugd afaanuv.. be-fchermer is geweest ? kunt gy niets op u zclv’ verwin-neji ten gevalle van myn’ vader, ten gevalle van uw’nbsp;vrind, ja ten gevalle van myzclve? Ik, ik gevoel mynbsp;mede verpligt myne poogingen by de hunne te voegen.nbsp;Ik heb zo daadlyk uw’ oom gefproken; ik heb hemnbsp;alles gezegd w'at ik tot uw verlchooning kon uitdenken. Hy fcheen nog ui zyn beijuit te wankelen....nbsp;Misfchien is het nog tyd om hem te bew'eegen... Gynbsp;antwoord niets... Zou het u mishaagcii dat ik deel nee»nbsp;me ii) uw rampen ?

Adel-

-ocr page 88-

76

ADELAART, of

AdE LAART.

Mejufïer! ach! niets ontbrak ’er ont die te voimaa* keu, aan dat gy’ergevoelig voor zyt. Hoe! gy verwaardigt u deel te neemen in het lot eens mans, dienbsp;niet V aard’is, dat gy hem aam iet! Geloot'me; iknbsp;verdict) uw deernis in geenen deele. Ik ben... ik bennbsp;wanhoopend. ik gevoel zo veel wroeging in mynnbsp;hart, dat ik myn oogen op u niet flaan durf. Laat mynbsp;veel eer voor u verbergen,hoe ik gefolterd word, doornbsp;myn ichTamte, mynl'mart... en myn naberouw. (Hynbsp;TOi/ Op nkirJO vertrekken.')

Reikhart, hem febielyk nalocpende»

Adelaart!

A DEL A ART, ucbter oaii het tooneel, zich vzn hem ontfiaande»

Wat wilt gy nog op my verwerven, nu ik mynïie! zo veel geweld heb kunnen aandoen om haar tegen teltaan?

ZEVENDE TOONEEL.

CoNSTANTiA, Reinhart.

Constantia, met levendigheid.

Verbat hem niet: zyn zinnen zyn verward, Vlirg, volg hem fpoedig, cn'voerhem ,al waar’ hetookzynsnbsp;ondanks, wéér herwaarts. Ik kan niet lyden, dat eennbsp;jongkman, in alles gevormd om deugdzaam te zyn,nbsp;en die nog gisteren ieders achting verdiende, op hetnbsp;punt Üa van zyn goede zeden te verliezen en die zelf.

dc

-ocr page 89-

77

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD.

lt;^0 achting te derven, die hem van de myne verieker-Indien.,, Jk kan niet meer fprceken.

Reinhart.

Ach! ^o ’t noodig was my daar toe aan te fpooreh, 20U uw edelmoedig medelyden my een nieuwe krachtnbsp;byzetten. Ik 7al hem niet verhaten, en al moestnbsp;inyn byzyn hem nog lo lastig vallen, ik zal hem t’el-kens in my een’ tederen, maar ook een’ flrengCn vrindnbsp;doen vinden.

agtste tooneel.

CoNSTANTi A, alleen.

Hy loopt in ïyn bederf uit liefde voor eene onwaar» dige,enik, ik kan hem nog beminnen!.. Ach, alnbsp;te d^erbaare Adelaart! mogt de fmart, die my verteert ^nbsp;Hechts de rust aan uw gemoed hergeeven! Maar neen :nbsp;gy word zo geweldig als ik door uwe driften geflin»nbsp;gerd.

Einde mn bet derde bedryf.

-ocr page 90-

Adelaar t, of

VIERDE BEDRYF.

Het Tooneel verbeeld een kamer voaarin men niets dan bhote muuren en eeni^e Jloelen riet. Een krmjernbsp;brengt eene koffer welke by nederzet, en vertrekt. Denbsp;nacht is reeds gevallen: dit /omber verblyf word doornbsp;een flaaiivcbrandende kaars verlicht.

Eerste tooneel.

CHARi-OTtE, Julia. ^

Ch ARLOTTE.

Word ik dan eeuwig vervolgd, (be koffer aanziende.) Is dit weinige dan alles wat wy geborgen hebben,..? Ik roep wraak..,! Laat ik myn woede lucht geeven ..! Waar 7.011 ik geweest zyii als we een 00-genblik verzuimd hadden,.? In de bueijen,.. Watnbsp;yslykheia! in deboeijen..! Gevloekte wreedaarts,nbsp;die tny zo verjaagd, die ons zwakke fchcpzels welnbsp;zoud willen vernielen! gy zult niets door uw ont-menfchte behandeling winnen, neen, het zal ’er desnbsp;te erger door worden. . Ik tart u woede... Beeft!nbsp;(Tegen Julia.) Denkt gy, Julia, dat wy op deezenaa»nbsp;re plaais in veiligheid zyii? want het fchynt dat mennbsp;tegenwoordig door muuren dóór kan zien. Wy worden van alle zyden door honderd oogcn befpied. Waarnbsp;lal ik my verbergen...!

Julia.

Wees niet meer bevreesd. Zo wy ons hier fchuil houden, .ftaat Wolfaart voor ons in...

Char-

-ocr page 91-

19

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD.

Charlotte, onverduldig.

Zal hy ras koomen ?

Julia.

Ik wacht hem ‘eder oogenbi-ik. Hy heeft ons recht by tyds gewaarfchouwd, want zonder zynhulp...

Charlotte.

Op wien zal ik myn leed vcrhaalen. Ik brand naar wraak ,,. Ach ! dat het oogenblik reeds eekomennbsp;was... Maar de Hemel is doof voor my... Het gant-fchegeflacht d r mannen fchynt faam te rotten tot mynnbsp;Verderf. Gruw’eiyke vyandtnl dreig me vry etn erger lot dan de dood; doe alles wat gy kunt; ik zal e-vcnwel niet zwichten. Ik wil niet rusten, maar iknbsp;wil myn oogmerk bereiken; en ’t zy my een gunstignbsp;of een ysfelykst lot tc wachten ftaat, ik wil 'er hetnbsp;eind van zien.

J ULIA.

Maar, het flaat immers alles zo wanhoopig niet.

Charlotte.

Ik wil niets meer hooren, zeg ik u... {Met een zachter jlem, terwyl Julia naar bet verfetist van het tooneeV gaat.) Het uiterst verderf Haat my voor oogen.. Iknbsp;moet daar door vergaan, of ik moet ’cr myn’ vyandnbsp;iiillorten. Ik heb hem gefpaard. Het is nu billyk datnbsp;ik op myn beurt wreed Den. Laat ons alle vermogensnbsp;in’t werk Hellen tegen myn’ vervolger. Mocht de dui-

Hcr.»

-ocr page 92-

8o

A D E L A A R T, or

ftevnis van deeïe nacht nayn oo;’merkbevorderen...i l)e wraakzucht die my geen oogenblik in rust laat jnbsp;zal me ia ’t heimelyk alles doen aanwenden; zy zalnbsp;niet eer verkoeld worden, dan door ’t bloed vim myn’nbsp;vyand ; {Tegen Julia.') Ga , zie of gy iemant ziet kornbsp;men.

TWEEDE TOONEEL.

Charlotte, alleen.

Zal ik zo berooid en naakt deeze ftad moeten verhaten..! ’t Is misfehien de eenige plaats op de wae-reld, daar ik kan hoopen om gelyk veel anderen, eeii gernakkelyk en gelukkig leven te leidenquot; Ach ! zo hiernbsp;voor my geen uitkomst is, zal ’er in *t gantfeh heelalnbsp;voor my geen uitkomst zyn... Ik verwenfeh duizendmaal dien ouden wreedaart; die myn heerlykfte uitzichten vernieiigt heeft... Gevloekte Ernestus! ik kannbsp;u ligt naar de andere waereld zenden; maar dat völdoetnbsp;ihy niet genoeg: üw neef moet daar toe met my faa-menfpainien...! Is ’t mogelyk! heb ik Adelaarts liefdénbsp;behouden, en heb ik zyn ziel nog niet de zelfde woede, die ik gevoel, ingeflort! Waar is nu myn vernuft?nbsp;dat anders zo vindingryk is.,.. Maar zyn deugd....nbsp;die moet zwichten als ik fpreek. Ik ken zyn zwak...nbsp;Heeft hy met een’ diefflal begonnen, hy eindige metnbsp;moord 1 Ik ben meestres van zyn ziel... Dat hy opnbsp;nieuws dronken, ja dol van liefde worde! dat hy, opnbsp;hiyn aanftooking, met eigen hand myn’ gezworen vyand van kant helpe, en llraks na die daad zich in mynnbsp;«rmen werpe,endaac zyn wroeging leer’verfmooren.!

DER-

-ocr page 93-

DE ZEGEPRAALENDE deugd. Si

DERDE TOONEEL.

Charlotte, Wolfaart.

Char lotte.

Waar is Adelaart? Hebt gy hem gevonden? Zalh;^ daadlgt;k hier komen?

WOLFA A RT.

Ja, ik heb zelfs nog meer gedaan: ik heb hem overal nagegaan. Ook heb ik zyn’oomin ’t oog gehouden; (het verfpiedeii, weet ge, is een handwerk dat ik fiks kan;)nbsp;hy gaat deezen avond uit eeten by zyn’ boekhouder,nbsp;die al zyn geld op lyfrenten, zo hoog als het te kry-gen is, zal uitzetten : daar by heb ik ontdekt, dat hy,nbsp;al te fterk in de weer zynde om ons te vervolgen, zyn*nbsp;neef tegen hem verbitterd heeft: dit was onvoorzichtig van hem. Ik fprak Adelaart zo even; hy wasnbsp;fchier woedend en heeft in deeerile hitte van zyn gramschap , zich van alles, tegen, my beklaagd. Ik hebnbsp;hem beloofd dat ik de dreigementen van zyn’ flyfkop-P'gen oom vdór zou komen, en dat ik u, voor allenbsp;vervolging zou verdonkercii. Ha! toen was ik denbsp;beste man, zyn befchermer, zyn halsvrind. Hy omhelsde my van harte... Hoe Chariot! zou die Ernestusnbsp;ons yerfchalkcn; al zyn geld op lyfrenten zetten ? zo zynnbsp;neef het immers Jiiet erft, zien wy daar geen roodenbsp;duit van... Maar ik vlam ’er al te fterk op, om hetnbsp;my zo 'ligt te iaaten ontglippen... Met zyn ouwer-wets poppedegentje, waar van’t gevest kwalyk uitnbsp;den rok komt, treed hy even bars als een oud kryger...nbsp;Zo ik hem eens tegen ’t lyf liep... Daar zou aanftondSnbsp;rufiezyn... De degen uit... Maar ik, ik die nog eennbsp;ftuk van een’ fchermmeester ben ,(Hy doet een' fchermrnbsp;Fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/loot.)

-ocr page 94-

s^

ADELA ART, o?

floot.') ik zou hem met één’ ftoot neêrleggen zo lang »Is hywas... Wat zou’er aan verbeurd zyn..? Hy zounbsp;daar wel leggen,,. Wat! het is een kwaad beest dat ^nbsp;by ten wil, trap het den kop in.

Cfi ARLOTTE.

’t Is wel. Vlieg heen en breng Adelaart hier. Ik moet van hem verzekerd zyn; gy verflaat my weLnbsp;Geeft hy zich aan my over, waar aan ik niet twyfel..,nbsp;fla dan toe: hyzelf zal u volgen.,. Gy zegt datnbsp;hy woedend is... Let vooral op ieder beweeging van hemnbsp;en van my. Treed, terwyl hy by my is, als toeval.nbsp;lig, dekamerinj.ga ook op dezelfde wyzcweêrhecn.

Gy moet myn minllc teekens, ja zelfs myn flilzwy-gen trachten uit te leggen. Laat vooral geen gelukkig oogenblik verloren gaan. Wees voorzichtig, onver-fchrokken, en...

WOLFAART.

Aan wien geeft gy dien raad...? Ik zal my wel uit deklaauwen van het gerecht houden; ik ben altoosnbsp;dubbeld op myn hoede voor all’ wat daar naar gelykt.

Ook weet ik verfcheide fchuilhoeken in dceze (lad daar ik ieder tart, my te vinden. Daar by... doodeiinbsp;fpreeken niet,

Charlotte, onvtrdiildig.

Gy vcrfpilt den tyd met praaten... Ik kon reedt de tyding van zyn dood hebben... Ik brand van verlangen ; ja, ik kan niet leeven, zo lang...

VIE R

-ocr page 95-

Dï ZEGEPRAALENDE DEUGD.

VIERDE TOONEEL.

Charlotte, Wolfaart, Julia;

Julia, hinnenhmende.

juffrouw, mynheer Adelaart is op de trap.

Charlotte, tegen Wvlfaart.

Verxuim niet één’ van myn wenken.

Wolfaart geeft een teeken van goedkeuring en vertrekü Charlotte zet zich op een floel neder, haar* neusdoeknbsp;over haare oogen hangende, eneene band om hoogbeffennbsp;de, fchynende in de uiterfle ‘wanhoop vervallen.

VYFDE TOONEEL.

Charlotte, Adelaart.

Adelaart.

Hemel I Zie hier dan in weik een’ bedroefden ftaat; ik u gebragt heb... U..! Ach! zo ik niet fterf doofnbsp;myn eigen verdriet j zal het door ’t uwe zyn.. . Be»nbsp;miniielyke Charlotte, vergeef het my, zie my niet aannbsp;als ichuldigl Ik heb nog meer geleden dangy... Mynnbsp;hart is verfcheurd... Stel my weder gerust... Zeg datnbsp;gy den ünaad, dien gy om mynentwil geleden nebt^nbsp;my niet wyt. Zeg dat niets in ftaat is om uw liefdenbsp;te doen verflaauwen... Uw liefde, die my zo dierbaarnbsp;is: tegenwoordig myn eenigfte hoop... Aan uwe knieën alleen vind ik nog eenige zweem, nog eenig gevoelnbsp;van geliTk.

F z nbsp;nbsp;nbsp;Char-

-ocr page 96-

14

ADELAART,

Charlotte;

Alle geluk, alle roem is uit voor my..; Ach gt; Adel-aart, de armoede is liiets, maar de fchande die my o-vp ’c hoofd hangt, de verachting, de ünaad..! Ach! dat die gruwelyke hoon ruchtbaar is geworden... dit maaktnbsp;my voor myzelve verfoeilyk : dit grieft me... Ik wasnbsp;gelukkig eer ik u kende... Pe eerfte dag, waaróp iknbsp;U gezien heb is de eerfte geweest van de droevige rampen, die my ’t leven verdrietig maaken. Wat komtnbsp;gy hier nog zoeken? Wy moeten van elkander fchei-den... Laat my aan myn lor over. Hoe fchrikkelyknbsp;het is , ik vrees dat gy het nog erger zult doen worden. Wy moeten elkander in eeuwigheid niet weêrnbsp;zien,.* Ik heb u niets meer te zeggen.

Adelaart.

In eeuwigheid..! Wat yfelyk woord! Hoe hebt gy het kunnen uitfpreeken?

Charlotte.

Ja, ik ga verr’ van u vluchten. Myne oogen, doof de traanen vêrduifterd, zullen u nog maar weinige oo-genblikken zien... Ik wenschte dat ik het fchreijennbsp;kon laatcn. Mogt gy my vergeeten!

Adelaart.

Neen, dierbaarfte, neen, tedere vrindin! Iklulfter niet naar de oabillyke uitwerkfels van uw fmart. Gynbsp;zult myn wanhoop niet tot het uiterfte brengen; neen,nbsp;van u alleen hoop ik troost... Myn ziel wacht alnbsp;haar heil van u. Stel my de bittere droefheid die gynbsp;lyden moet, niet voor oogen: uw ongelukken zyn oii-

üit--

-ocr page 97-

DE 2EGEPRAALENDE DEUGD. JJ

öüwischbaar in myn hart gedrukt. Maar zullen wy, een zelve flag ons treft, beide niet anders doennbsp;kermen; in plaats van tot elkanders hulp te wer*nbsp;Ik ben de eerfle oorzaak van de rampen die unbsp;^yn overgekomen; dit bely’ ik oprecht. Maar,dier-baare Charlotte, moet uw hart dat geneigd is om mynnbsp;rampen te verligten, niet in myn voordeel pleiten tc-Ren uzelven? Alles watgy lyd, zvveeft ray klaar voornbsp;deoogen; maar gy weet niet wat ik ly V.. Neen,datnbsp;kunt gy u nimmer verbeelden.

Charlotte, /nikkende.

Wat kwaad heb ik toch gedaan aan uw’ barbaarfchen oom, dat hy my zo vervolgt? Wat heeft hem rechtnbsp;gegeeven ommy van myn rusten vry heid te berooven?nbsp;Hoe veel fmaad heeft hy my aangedaan! Gy, Adel-aart, gy weet het of ik zulk een affchuwlyke behandeling verdiende... ’_t Is uit... Zie my nimmer weêr,nbsp;npch verg niet dat ik u ooit weder zie. Hy heeft mynbsp;in zulk een’ yfelyken ftaat gebragt, dat ik geen uitkomstnbsp;Zie dan in een fpoedige dood.

Adelaar T.

Zoud gy flerven... ? Gy ! Ik fmeek u om onze liefde , dat gy niet bezwykt onder uw verdriet... Ach! be« daar... Nimmer is myne liefde en myne woede zonbsp;groot geweest!

Charlotte.

Ik moet het u ronduit bekennen, ik zou veel eer moeds genoeg hebben om te flerven, dan om, gehoondnbsp;Xfracht, op eene clendige wyze te keven. Het denkbeeld van de fchandc vermoort ieder gevoelig hart, alsnbsp;F 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;e«

-ocr page 98-

SS

ADËL AARTj of

een langzaam vergif; en het myne is gevoeliger dan gy gelooft. Wat heeft men u en my het leven bitternbsp;gemaaktl Ach! _maak vry ftaatdatge my verliest, lonbsp;ik my niet weêr in myn eer kan herftellen... Dit is mynnbsp;vast befluit. Zo gy my niet had bemind, zou ik reedsnbsp;niet meer in 't leven zyn.

Adei-aart, zyne banden wringende,

6 Hoe ongelukkig ben ik 1 By onze liefde, dierbaa-ie Charlotte, maak my niet wanhoopend! Zou ik ver-draagen kunnen dat myn hart my inwendig verweet; gy zyt de oorzaak van haar dood; zy fterft om dat zynbsp;u bemind heeft: gy zelfs hebt haar in ’t graf geftort...nbsp;6 Grtiwel.! Neen, dat veel eer buiten a alles vergaa ..1

Charlotte.

Daar is niet meer dan één menfch dat ons verderf zoekt... en ik vind niemant zo ftandvastig in my tenbsp;befchermen als hy is in my te vervolgen.

Adelaart.

Gy zyt het eenigfte voorwerp van zyn woede niet. Hy heeft my gehoond, gevloekt en onterfd... Ik hebnbsp;alle yerbindtenis met hem verbroken., j Ik had hem nognbsp;misfchien moeten leeren... Maar hy is myn oom.

Charlotte.

Zeg liever hy is myn beul. Heeft hy u niet altoos het leven verdrietig gemaakt? Zie eens hoe verr’ zynnbsp;verwoedheid gaat, hoe fchrikkclyk en hoe onnatuurh knbsp;hy is. Gy beminde my; dit was genoeg vtxrr my otnnbsp;het offer van zyn’ haat te worden. Hy belastert my ennbsp;vervolgt my door de magt van’t gerecht, dat allesnbsp;¦¦¦¦'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blin-

-ocr page 99-

DE ZEGEPRA-ALENDE DEü-GD. 87

Windelings aantast. Ik zou daar voor bezweken hebben, want de zwakken'en onfchuldigen moeten het doorgaans misgelden... Maar als ik denk om ’t geennbsp;hy u aangedaan heeft, begint m-yn hart nog erger tenbsp;bloeden. Welkeen tiran.,! Adelaart, op welk eennbsp;ongelukkig leven moet gy vooruitzien!

Adelaart.

Myn lot is fchrikkelyk, maar het zal niet altoos zo blyven.

Charlotte.

Zo lang als hy leeft kunt gy geen beter lot verwachten.

Adelaart.

Ik zal door gerechtsmiddelen trachten het bellier o-ver myn eigen goed te bekomen. Ik behoef niet te zeggen dat ik u dan zal bevryden voor uw woedende vervolgers. Zo gy flechts één oogenblik daar aan twyfel-de zoud gy myn liefde hoonen. Ik wil myn vrybeid hebben in fpyt van elk die my daarin weérftreeft,

Charlotte.

Gerechtsmiddelen, waarde Adelaart,zynonzeker in den uitllag. Welk een lastig, welk een langduurignbsp;en hachlyk werk is het pleiten! Die u van uw goed beroofd heeft, zal het u zo ligt niet wedergeeven. Mennbsp;zal u zelfs de middelen beneemen om het procesnbsp;aan tevangen. Durft gy waagen om uw lot van eennbsp;gerechtsvonnis te laaten afhangen , daar de fcbyn vannbsp;het recht tegen u is. ?

Adelaart, m een weinigJlilzwygens,

quot;Pot welk een uiterllc heeft my die onverbiddelyke F 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oom

-ocr page 100-

A D E L A A R T, OF

oom gebragt! Ik heb hem voordeezen nog kunnen be-, minnen in weêrwil van zyn ftrengheid, maar nu, nunbsp;voel ik, dat ik hem van oogenblik tot oogenblik doo*nbsp;delyk begin te haaten... Ik zou niet om zyn dood wen-fchen, (daar bewaar my de Hemel voor!^ maar zo hynbsp;ftierf.... Welk een onredelyk en barbaarfch menschipnbsp;hy.,! Ik kan het niet ontveinzen, zo hy (lierf zou iknbsp;goenenkle traan om zyn dood Horten. (Iets tederder.)nbsp;Nochtans geheugt my den tvd nog wel, dat ik al mynnbsp;bloed voor hem geftort zou hebben.

Charlot te-

() Adelaart, wat zou ons lot gelukkig worden als hy uit de waereld was!

ZESDE TOONEEL. Charlotte, Adelaart, Wolkaart.

Wolkaart, ter zyde.

Nu is het de rechte tyd om myn rol te fpeelcn. (Te-gen Adelaart.) Mynheer Adelaart, ik ben altoos vaardig om u te dienen, geloof me, ik wil myn leven voor u waagen , gy hebt daar reeds blyk van....

Adelaart, driftig uitroepende.

Daar is hy aan wien ik meer dan myn leven verpligt ben. Charlotte, zonder zyn’raad en edelmoedige hulpnbsp;¦waar ik verftoken geweest van u dit oogenblik te zien.nbsp;Wien had ik nalr u kunnen vraagen ? waar had ik beticht gekregen..?

Chakvott E t opllaande.

Hy heeft nog meer gedaan dan gy weet, hy heeft

‘my

-ocr page 101-

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD. 851

TDy deeze veilige fchuilplaats bezorgd. Hy beeft my ¦voor onze verwoede vervolgers befchermd. Ik zoiinbsp;Zonder zyn hulp, nu reeds in een akelig hok in de boci-jen kwynen, en van wanhoop en verdriet afgemar.nbsp;teld, elendig fterven... Ja, gy zyt alles aan hem ver-pligu

Wolkaart, achter zich omziende.

Het gevaar is nog niet voorby.

Hoe!

Adelaart, ontroerd.

W OLFA ART.

Ach, mynheer! men legt u zulke fchelmfche laagen. Ik kom hier alleen om u te waaifchouweii; wy tnoe-teii voor het ergfte vreezen; uw oom die Charlottenbsp;Voor eeuwig van u wil fcheiden, heeft op n'euw verlof bekomen om haar te vatten.,. Het krielt van yer-ipieders, en ik vrees dat morgen...

Adelaart, Charlotte in dm arm neemende, en de andere band aan zyn' degen brengende.

De eerde booswicht die haar durft aanraaken,.. Hoe groot de menigte zy, ik zal ’t hem hier mede duur be-taalen... of ik zal voor uw voeten derven.

Charlotte.

Ik twyfel niet aan uw’ moed, maar begryp dat zy ons. nutteloos zou zyn. Onze rampfpoed zou nog grooternbsp;kunnen worden. Is dit het eenige dat de liefde u ingeeft om een ongelukkige te behouden, die gv indedro.e-yigfte omdandigheid gebragt hebt? Gy alléén weet datnbsp;ik onfchuldig ben, maar alle andere menlchen, doornbsp;den uiterlyken fchyn bedrogen, zullen my op de ver-F 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ach-

-ocr page 102-

90

ADELAAR T, or

achtclyltfte wys b«handelen, De grootfle fchande cn de droevigtte dood zullen het loon zyn van inyn trouwnbsp;voor u,

Adelaart.

Wat yslyk denkbeeld..! Hoe is myn ziel beroerd..! Ik zie u deerlyk Ichreijen. •. Achgy verzwygi uit me-delyden, my nog meer leed,.. Gyzwygt van het gebrek dat gy thans lyd en dat u nog crgeT tc wachtennbsp;flaat. De ontmenfchte, die zich nog myn oom durftnbsp;noemen, heeft gemaakt dat ik geen hoop meer heb, omnbsp;u de helft van al het myne op te draagen... Hemel!nbsp;Hemel! geef my in wat ik doen moet..,!

Charlotte, mderzittende, m haare oogen bedekkende , door baar neusdoek die %y over baar hoofd hangt.

Ach! denk op uitkomst,.. Denk voor my, want de ontroering bevangt myn zinnen.

{Adelaart ‘wandelt met groote febreden over hst toonsel)

WoLFAART, vooraan op bet tooneel^ in zichzelven fpreekende.

Gevloekte Ernestns! Zo gy nu tot ons geluk fchie. lyk gingt derven; wy zouden u al het vorige vergee-ven... Myn bloed kookt... Hy, hy, naar zyn’eigennbsp;zin uw goed gebruiken, tcrwyl hy u befpot en hoont!nbsp;Dit is een noóitgehcorde zaak: een gruwelyke onbil-lykhcid... ’t Is reeds Iaat en vry donker... Ik geloofnbsp;ro ik hem nu op den weg tegen kwam dat ik myn driftnbsp;niet zou kunnen bedwingen ... QAdelaart ziet hemjierknbsp;aan, op deeze ‘woorden: Wolf aart vervolgt, met verzachting van (iem.) Gy weet alles nog niet wat ik weet,nbsp;mynheer. Dat onredclyk inenfch , dat alles aanwendnbsp;tot uw verderf, gaat dit oogeublik een kontrad aan,

waar

-ocr page 103-

BE ZEGEPRAALENDE DEUGD. iji

waar by hy al lyn goed op lyfrenten uitzet, om u een erfenis te onthouden, die u naar recht en wet niet ontgaan mogt,

A » E L A A R T.

Wreede,onmenfchelyhe oom! zon uw wraak zo vert’ gaan! Dit had ik niet mogelyk gedacht....

W OLFAART.

’t Is evenwel maar al te waar. Myn yver voor u heeft my alles doen ontdekken. Hy eet deezen avondnbsp;by zeker’ heer die zyn geldmiddelen beftiert. Zo gy daarnbsp;nog aan twyfelt, ga dan met my ten elf uuren... Hynbsp;woont in het afgelegenst’ van de Had, gy kunt verzekerd zyn daar geen mensch te ontmoeten,

Adelaart, op een fiere veyze.

Laat hy zyn geld behouden: hy denkt dat ik daar driftig naar haak; maar ik acht het niets, zo gy denbsp;myne blyft, dierbaare Charlotte! Ik heb ’er alleen omnbsp;uwentwille naar gewenschr. Maar gy zult, zo welnbsp;als ik, zyn fchatten verachten: laat ik u moed geeven.nbsp;De tegenlpoed heeft myvetfterkt. Volg myn voorbeeld,nbsp;Wyzullen, indien het moet zyn, afgezonderd leeyen,nbsp;en in elkander onzen rykdom vindon. Ik ben heime-Ijk Verheugd dat ik niets meer van hem moet hoopen.nbsp;Zyn goed is zo wel als zyn perfoou voor my nflchu-welyk geworden, baat ik zelfs zyn’ naam niet meer.nbsp;hooren, Hy zou nederig naar my toe komen, mynbsp;om verg'ffenis fmeeken voor verongelykingen die iknbsp;hem niet vergeeven zou kunnen, Hy heeft my te wreednbsp;doen lyden, door de traanen die hy u heet't doen Horten... Ach! vergeef het my: verwaardig u nog mynbsp;aan te zknenmy te beminnen! ik wil myn’ ontaarden

-ocr page 104-

91 ADELAART, or

den oom uit myn geheugen bannen..» Wat kan hy qu meer doen voor myn welvaart ?

Charlotte, haar^ netistkek even van haare oogen ligtende, en op een' koelen toon,

Hy kan fterven, ^Zy bedekt hierop haar aangezicht ^ als over Helpt en Jpraakeloos van droefheid.')

WOLFAART.

Morgen, mynheer.,. Ik beef reeds vooruit,., maar ik voorzie dat gy morgen beiden onherftelbaar bedorven zult zyn. Hy heeft het fchrikkelyk verlof omnbsp;haar perfoon in hechtenis... Hoe zullen wy het kunnennbsp;voorkomen... Wy moeten een wanhopig ftuk uitvoe»nbsp;len. Ach! kon ik dooreen kloekmoedige daad...

Charlotte.

IHcen, neen. Dat Adelaart my ongelukkige laa-tc fterven, dat hy daar toe zyn ftem geeye en my voor altoos verlaate!

Adelaart.

Hoe, Charlotte! Wat zegt gy?

Charlotte.

Dat gy te moedeloos en te flaauwhartig Zyt; en dat uw befluiteloosheid ons altoos elendig zal doen bly-ven.

Adelaart.

Waar toe... wat zal ik dan befluitcn... Spreek, wat moet ik in decie uiterftc nood verkiezen ?

Cha R.

-ocr page 105-

DS ZEGEPRAALENDE DEUGD. 93

Charlotte, opjlaande.

Alles aan my over te laaten; my te 2weeren dat gy het middel dat ik u aan de hand zal geeven, niet ver»nbsp;werpen zult; ’t is het eenigc dat wy doen kunnen,nbsp;ja, dat wy doen moeten.,.

Adelaart, met vervoering.

Ik zweer het u by all’ wat heilig is... Ik kan uw fniart niet langer zien; myn ziel word met de uwe ver»nbsp;Ichcurd... Kom, meld het my... Ik ontzie de Wae»nbsp;reld Biet... Ik leef voor niets dan om u te dienen....

(Charlotte, zich achter Adelaart wendende, ter-wyl hy deeze laatfle regels zegt, geeft aan Wolf aart het teken tot dén moord van Ernestus, Wolf aart ge»nbsp;toond hebbende dat loy haar verfiond, vertrekt* Ditnbsp;alles moet in een oogenblik geJclAedenf)

AGTSTE TOONEEI*

Charlotte, Adelaart.

Charlotte, naar hem toetreedende, en hem by de hand neemende.

Adelaart, bemind gy my?

Adelaart.

Welk een vraag..,! 6 Hemel 1

Charlotte, glimlachende met een kwaadaarti. ge vreugd.

Wel nu, dc nacht zal niet om zyn, of ons verdriet

zal

-ocr page 106-

94

ADELAAR T, OF

zal een eind hebben, Het geluk hangt vceltyds, ge-lyk gy weet, van één moedig oogenblik afi.»,

Adelaart*

Kan ’tmogelyk zyn.. .! Wat zie ik./ Uw gelaat iS geheel veranderd. Welk een ongemeene vreugd fchit»nbsp;tert uieuw oogen! Voorziet gy..?

Charlotte.

ja, ik heb alles voorzien.

Adelaart.

Ho2..,1 Hebt gy hoop...?

C H A a L o T TI, op de tederfte wyze.

AHe onze tegenfpoedenzullen ophouden: droog alle traanen van myn wangen. Breng myn ziel weder in rust. Zeg iny duidelyk dat gy my bemint, opdatnbsp;ik van alle gedachten om myzelve het leven le benee»nbsp;men, afzie... Adelaart, herhaal nog eens dat gy unbsp;volkomen naar myn’ wil zult gedraagen.

Adelaart, ongeduldig.

Mistrouwt ge my..? Uw’ minnaar, Charlotte?

Ch ARLOTTE, bem tegen baaren boezem drukkende.

Gy zyt myn minnaar, ja, waarde Adelaart! In dit oogenblik'zyt gy my dierbaarder dan myn leven... Vannbsp;nu af aan zal ik myn liefde voor u geen paaien ftellen,nbsp;Gy kent myn hart, dat nimmer veinsde; het behoortnbsp;u alleen toe. Uw minnaares bemint u tegenwoordignbsp;tederder dan gy haar immer bemind hebt. Zy zou u

bOquot;

-ocr page 107-

M ZEGEPRAALENDE DEUGD.

boven den allerrykften den voorrang geeven. Zy zou

alle mannen van de geheele waereld u kiezen, u overal willen volgen en met u leeven. Zy zal , om unbsp;te overtuigen, nu het grootftc bewys van haar liefdenbsp;geeven, door iets teonderneemen waar door wy in eeuwigheid uiet wéér gefcheiden kunnen worden.

Adelaart, ontroerd.

Ach Charlotte. . l Ik kan.. . Ik kan onmo-gelyk zo veel tedere liefdeblykcn uitftaan... • Uw blydfchap is te groot w. Misfehien bedriegt ge u... Iknbsp;bid u aan, ik ben tegenwoordig de gelukkigfte op aarde... Maar.. Verklaar u nader... Ontdek my wat gynbsp;bedoelt... Ik moet alles weeten.

Charlotte.

ündankbic! Ik had gcwild.dat gy het gcraaden had. Maar hoor: voed gy niet een’ doodelyken haat tegennbsp;zeker’'iemant? Voelt gy in uw ziel dezelve vroedenbsp;niet die de myne verteert? Leeft Charlotte niet meernbsp;in uw hart? Kan ik u niet met myn drift bezielen ennbsp;myn ontwerp inftorten ? Het is vreeslyk, maar zonbsp;gy my bemint... dan weet gy zo wel als ikzelve, watnbsp;zucht een gehoonde vrouw vervult...

Adelaart,

Hou op... Voelt gyzelve niet hoe wreed gy my grieft..? Ik beef... Wat wilt gy toch..?

Ch arlott e.

Den vasten grond leggen van ons beider geluk, ’t Is nu tyd om te bewyzen dat gy my bemint. De woede

-ocr page 108-

96

ADELAAR T, OF

de van het verftaalde hart van dien tiran, uw' ooni, prikkelt my tot wraak... Hy vervolgt ons zonder ophouden... Zo ik het hem niet belet zullen wy vet»nbsp;gaan... Van u eisch ik zyn dood.

Adelaart,

Zyn dood!

Charlotte»' Beef zo gy wankelt.

Adelaart.

Hemel 1 den broeder van myn’ vader j Charlotte.

Ja, dien tiran, dien ontmenschten...

Adelaart.

Myn ziel en alles watin my is yst...Wreedel Wat durft gy voorflaan? Eisch myn leven, dit is het eeni-ge wat ik nog over heb om u op te offeren. (Spoedignbsp;•van toon veranderende.) Ach! de rampfpoed heeft u ver»nbsp;bysterd, gy vergeet... Neen, deeze taal komt niet uitnbsp;uw’ mond... Wat boozegeest heeft uw ziel ontroerd?

Charlotte.

Lafhartige, die te kleinmoedig zyt om iets te onderftaan voor uw geluk! morgen zult gy de hand bedanken,nbsp;die ons door een kloekmoedige daad verlosfen zal.nbsp;Morgen zullen wy niets meer te vreezen hebben. Gynbsp;zult uw vryheid hebben, fchatten bezitten, in overvloednbsp;keven en in ’t volle bezit van uwe Charlotte zyn.

A DELquot;

-ocr page 109-

P7

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD.

Adelaart.

Welk een afgryzelyke drift vervoert u/ Ik roepdeü Hcn;eltoi getuige, dat ik ic'ts omgeeukoningkrvK zo«nbsp;wenfehen ten koste van het bloed van dien grysaart.

Charlotte.

Wat rede hebt gy toch om dus te yzen? Is het om dat gy hem eeii leven verkorten zoud, dat nog maarnbsp;weinia tyd, vol kwelling en ongemak duuren katl?nbsp;Zyn leven is reeds op ha laatfte; wat zwaarigheid isnbsp;'er om daar een eind van te maakeii ? Kan de klank vannbsp;’t wmord oom u weêrhoudeu ? De Ipraak van het bloednbsp;is immers een te ydele harsfenichim. Wat is hetbloed-verwandfehap..? Die ons weldoen en beminnen , zynnbsp;onze waare bloed vrinden; maar een die ons haat cnnbsp;hardnekkig ons uiterst bederf zoekt, is, wie hy ook zy,nbsp;een monfler, een doodvpnd, dien de wet der natuurnbsp;ons zelfs gebied uit te rocijen.

Adelaart.

Wat recht heb ik op zyn leven..? Een laffe moordenaar moet zyn woede in ’t verborgen uitvoeren; nimmer kan hy zich in ’t openbaar rechtvaardigen.nbsp;Charlotte, hoe is’t mogelyk dat uw ziel b oeddorstignbsp;is geworden? Ach! herneem die zachtaartigheid, dennbsp;roem der vrouwen, die ik in u aangebeden heb Gynbsp;hebt my een deugdlievend hart getoond, ach! wordnbsp;niet ontaart. Keer, keer inuztlve weder , cu gy zultnbsp;welhaast een’ aifchrik hebben van éen taal die zo ftrydignbsp;is tegen uw hart cn het mync.

Charlotte.

’t Is wei: vaar voort: geef hem genade, opdat hy Gnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;my

-ocr page 110-

A D E L A A R T, of

iny vermoorde. Spaar dat monftcr tot dat hy my in een donker hok in dc brieijen fleepc, om my Ie vendig tcnbsp;bcgraavcn. Vloek Charlotte die u teder bemint, ennbsp;val uw’ tiran om den hals. Zo gy te laf zyt om zynnbsp;wreedheid voor te komen, breng my dan zelf óm halsnbsp;door uw’ degen... Gy zult min wfeedzyn... {Zy grypsnbsp;n.tar den degen van jidelaart.)

Adelaart, baar van z kb jlootendct 6 Hemel!

Charlotte, in eenvaanbeopendegejlalte*

De dood is maar een pyn van één oogenb'.ik ;maaf armoede en fchaiide hebben geen eind. Sta my toe datnbsp;hy fterve... of beef..! Ik zal myzelve voor uwoogennbsp;doorfteeken.

Adelaart.

u verwachten,.! Hoe, daar uw hart zo gevoelig is

a nbsp;nbsp;nbsp;----- ----

Zo gy derven wilt... derf dan nog fchuldeloos. Uw wanhoop die my ’c yfelykst hartewee verwekt,nbsp;verbystert myn zinnen... Ch.trlotte, moest ik dit van

voor de liefde j küht gy %o barbaatsch lyni

Charlotte.

Wie is barbaatfcher, gy of ik..? Gy zult myn dood moeten befchreijen... want gy wilt zyn leven tennbsp;koste vdn het mync fpaaren.

Aöelaart.

Gv moord my met flag op llag... Het fchynt datuw woede tot in myn hart overgaat... Laat my ademnbsp;fcheppen... Myn geest is in wanorde,. Ik weet niet wat

ik

-ocr page 111-

De ZEGEPRAALENDE DEUGD. 9.0

ik in dit fchrikkelyk oogenblik zou durven ondernee-ntciijOm u uitdeezen yfelyken ftaat te redden,

Charlotte, fmeekende.

Schenk my het leven dat men my tirannig ontned-men wil... Het zal vo(ir altoos u toebehooren. Vlieg heen, inyn altoos dierbaare Adelaart! vlieg; de nachtnbsp;cn de dood zullen alles bedekken... De duifternis zalnbsp;deeze gebeurtenis voor eeuwig begraaven. Geen geheimen kunnen uit het graf opborrelen... Zy vergaan tenbsp;gelyk met het geene in ’t graf befloten is... Daar geennbsp;Ipoor is, is immers geen vermoeden... Niemant kannbsp;ooit argwaan op u hebben. Geloof uw beminde Chat'nbsp;lotte, zy heeft alles wel bCraaden en wel voorzien...

Adelaart.

Schoot! ik de oogen van dc geheele waercld ontwy-ken kon, ja zelfs, fchoon ik my voor den Hemel, die al het kwaad ziet en ftraft, kon verbergen, ikzclfs,nbsp;ik zou het weeten. De üem van het geweeten, dienbsp;niet te verfmooren is, zou het my in eeuwigheid ver-wyten. Wat het gantsch heelal van my denkt, baatnbsp;my niets zo die donderende ftem niet ophoud.., Olit-menfchte! is dit het loon van myn tederheid? Wiltnbsp;gy het vermogen van uw feboonheid op myn ziel,be-toorien ,door my ftraffchuldig en ten uiterst rampzalignbsp;temaaken? Zoudgy, die een pronk huk der natuurnbsp;zyt, een monfter kunnen worden? Myn zielskrachten zyn uitgeput... Wat kost het my om beftand tenbsp;zyn tegen uw bekoodykheden.»! Maar , wat zeg ik?nbsp;zou my niet, eer ik toe kon flaan het moordgeweernbsp;uit de hand vallen Die eerwaardige grysaart... Zynnbsp;aangezicht herinnert my de trekken vaamya’ geliefdennbsp;G 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;va-

-ocr page 112-

lOO

A D Ë L A A R T, oif

vader,., Hy heeft my van de w’ef^ af bemind, voor mvge7,or;lt;d, my opgevo d, zo veel we'daaden bewezen... Ik voel, ik voel net klaar, ik bemin hem nognbsp;in weêrw'l van zyn (trengheid. Ik ver.m'id my datnbsp;hy , dervend , myn’ zaligen vader zou t. cro.pen:,, zienbsp;„ deeze open wcn n:; zy word my door uw’ zoonnbsp;,, toegebragi”... Hemel ! M 'et ik iiLt vreezen d.atnbsp;een blikfemdraal my in den afgrond zou doeii verzinken? Üf. zo de aarde nog vergund vvierd zulk eennbsp;monster te dragen, zou myn miscaad iv.y niet overalnbsp;byblyven . ? Hoe zcgt;ii ik het daglicht veraraagen kunnen.,? Een bloedig fpook zovi my tot in uwe armennbsp;vervolgen. Spreek, Charlotte 1 fpreek, voelt gy nietnbsp;reeds het begin oer wroeging die ons dag aan dag feller zou folteren, en wel ha.ist ons eleudig leven verkorten? De twetdragt,die het kwaad verzdt zou onsnbsp;binnen kort tegen elkander doen woeden... Wy zouden den beul wel outvluchtzyn, maarouszelvenniet„inbsp;Ach, Charlotte.!

Charlotte, op em'fchrikkel'yken toon.

Ik walg van uw barmhartigheid, van uw fmeeken, van uwe ydele wenichen en van uw lalFe wroeging.nbsp;Weet dat zyniet meer van nut kunnen zyn. Ik hadnbsp;uw zwakheid voorzien. Ikzelf heb voor u gedaan, ’tnbsp;geen gy doen moest. Gy had uw lot aan my overge-laaten. 1 hans hebt gy niets meer in uw inagt als mynbsp;te dooden.. Zyn vonnis is reeds ultgefproken, en ’cnbsp;zy gy wilt of nier, gy zult in myn komplot treeden...nbsp;Op dit oogenblik waarin ik met u fpreek, is het metnbsp;Ernestus uit: die tiran derft.

AdelaArTj ivanboopend, bet tooneel op en neder gaande.

I Troüwloozel hoe kwalyk heb ik u gekend ! (Sebrei-

endt'

-ocr page 113-

i)E ZEGEPRAALENDE DEUGD. idx

jende.quot;) b Reinhart, deugdxaame Reinhart! gy hebt my alles voorzegd. Waar zytgy..! 6 waarzytgy. !nbsp;Kom, vlieg my te hulp!

Charlotte, koehinnig.

Geen ydele uitroepingen meer, gy kunt na verkiezen myn’ befchuldiger of myn’ medcltander ts worden.nbsp;Klaag my aan: breng my, die uir li.fde voor u ietsnbsp;grootsch heb durven onderltaan ,op het fchavot; of bekreun u niet om de dood van een’ ouden wreedaart ,nbsp;die u van ali’ zyn groote fcha'ten volkomen bezitternbsp;zal laaten ,en die de oorzaak van zyn dood (die niet tenbsp;doorgrnnden is} met z.ch in ’t graf zal voeren: hynbsp;verdi.nt geen deernis. Ik verg n’et dat gyzelf uwnbsp;handen beDl red , n.-en; fluit uwe oOien flechts ,en laatnbsp;quot;Woltaart net (tuk uitroeren; hy dient ons nret allennbsp;vlyt. Denk ook niet dat gy ’t hem zuU kunnen ont-raaden; hy weet dat hy tegen uzelven aan, u dienennbsp;moet; en dat gy morgen hem als uw’ verlosfer zultnbsp;bedanken

Adela/irt, driftig.

Neen , die barbaar bedriegt zich,.. Ik wil den on • gelu kigen grvsaart redden, ik bemin hem fints zynnbsp;leven gevaar loopt en ik voel dat ik u begin te haaten...nbsp;Ik voel... (Hy doet eerd flap om te vertrekken.) Laatmynbsp;gaan. . Ik vervloek myn liefde... Ik haat het leven.

Charlotte, hem tegenSooudende,

Blyf, waarde Adelaart! blyf...

Adelaart, woedend.

Wat wilt ge van my, helfche furie..? Beef!

G 3 nbsp;nbsp;nbsp;Char-

-ocr page 114-

ADELAAR T, of

Charlotte,

Wat naam! 6 Hemel! Welk een geiicht..! (Foor zyn weten ’vallende.) Vermoord uw Charlotte , maarnbsp;beledig haar niet. U w verachting grieft my erger dannbsp;de dood. Ik ben bereid om hier voor uw voeten tenbsp;fterven... Ik heb zo wel als gy een affchrik voor hetnbsp;moorden, maar iets noodlottigs dwingt ons.. Ik wilde u behoeden... Hoe kon iic één oogenblik denkennbsp;om af te Haan van uw liefde, van myn vryheid ennbsp;van myn leven? Ik bid u aan, en , ’t zy het misdaa*nbsp;dig of deugdzaam zy, myn liefde voor u overwint alles; ik hoor naar niets anders... Kan men in zulk een’nbsp;ftaat overwecgen..? Ach, dierbaare, doch te ligt bevreesde Adelaau! gryp moed; ’t is nu geen tyd meer om tcnbsp;rug te treeden. Verdryf de harsfenfch'mmen die uwnbsp;ligtgeloovige inbeelding ontrusten. Vlieg , daar uwnbsp;minnaares u geleid. Zoud gy ongevoelig zyn voor dennbsp;prys, dien ik u voor uw gehoorzaamheid beloofd heb ?nbsp;Als gy met open armen tot loon van uw’ moed verwelkomd word; als wytn vryheid, ongeftoord, gelukkig en gewroken, elkandere op de tederfte wyze...

Adel A ART.

Sttop, verwo#:! ik wil u niet meer hooren... Het bair ryst my te berge van fchrik. Hoe gevaarlyk isnbsp;uw vernuft! Hoe trouwloos is uw tederheid! Met welknbsp;een list hebt ge my verftrikt! Gevaarlyke vrouw! gynbsp;ziet de ontroering van myn zinnen, gy weet dat ge opnbsp;myn verfcheurde ziel een onbepaalde magt hebt, en gynbsp;gebruikt die magt om my tot een’ mqprdaan te zetten,.!nbsp;Uw traaiien en uw fnikken doen my een yfelyk geweld aan-.. zy verjaagen de deugd uit myn ziel,.,nbsp;Juich... Het fchavot varwacht ons beiden. Rechtvaardige

-ocr page 115-

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD. lt;03

dige Hemel! wat hebt gy over my befloten? Welk eea ftrydf welk eei angst! Myn voeten waggelen,..nbsp;Ik fiddcr... Waar vind ik uitkomst.,! (Tegew dennbsp;muur leunende.) Ik (leif... (Zich ^jceder opbeurende ) Laatnbsp;iny vertrekken.,, Wreede! cischt gy zyn bloed niet?

Charlotte.

Ja.

AdelaaRt, lt;waTii)Oopend.

't Is we!, ik 7,al..»

Charlotte, hm met baare armen ommttende, en op üe tederüe nsyze aanüende.

Zult gy ’t vergieten?

Adel A ART, zich mn baar mtjlaande.

Ik ial f ik zal het vergieten... Laat my los... Nog eeiis , laat my los.

AGTSTE TOONEEL.

Charlotte, alleen, driftig been en weder gaande.

Ik heh dan eindelyk zyn ''(tem..! Hoe dikwils heeft hy my doen Adderen !¦ Maar nu, nu is het uit. ’t Ge-helm van den moord aal hem voor altoos aannbsp;my verbinden. Ik verwacht zyn weérkomst en metnbsp;een zyn weeklagten en wroegingen... Maar de wyn ennbsp;de liefde zullen die ras verdbovén.


-ocr page 116-

Ï04 nbsp;nbsp;nbsp;A D E L A A R T, of

VYFDE BEDRYF.

Htt tooneel verbeeld het huis van Burgerhart. Hst is nacht,

EERSTE TOONEEL.

CONSTANTIA, ReINHART.

CoNSTANTiA, Reinhart volgende, voelke een ongerust gelaat vertoont.

Neen, mynheer Reinhart, neen, gy fchynt my te veel ontroerd, dan dat ik tny gerust 7,ou (lellen. Iknbsp;kan uit uw gezicht leezen dat gy geweldig ongerust zyt.nbsp;Ik ben in doodsangst. Waarom vraagt gy zonder ophouden naar myn’ vader en den heer Etnestus?

ReINH ART.

Zyn zy beiden te gelyk uitgegaan, mejufrrouw? CoNSTANTiA.

Ja, en zy konden reeds weder t’huis zyn. Reinhart.

Zyn zy zonder knecht ukgegaan ?

Ja.

CONSTANTIA, Verlegen.

Re n h art.

Zoud gy my niet kunnen zeggen, waar zy naar toe *yn gegaan ?

CoN-

-ocr page 117-

DE ZEGEPPn-AALENDE deugd. ios

CoNSsT At^TI A.

Neen, mvnheer. (Op baar tiuraverk ziende.) ’t Is reeds half twaalf'. Ach, Hemel! (Zy betoont de inter-Jle ongenistbeid ')

Reinhart, ter zyde.

Waarheen zal ik gaan? Wat middel om hen te vin-den.,? Ik kan my niet ontdoen van een yfeljke gedachte.,.

CoNSTANTiA, met traanen in de oogen.

Ach, mynheer! zo gy immer vrindfehap voor my gehad hebt, red my dan uit myn doodelyke verlegenheid. Gy verraad uzelven door uw ontroering... Iknbsp;verlaat u nier... Ik zou alies wat ik in de waereld bezit willen g( even opdat myn vader en mynheer Er-nestus dit oogenblik inkwamen. Met welk een vreugdnbsp;zou ik in hunne armen vliegen ! All .s wat my nu bekommert zou dan als een ydelc droom verdwyntn.

Reinhart.

Hoe maakt gy uzelve zo verlegen, mejuffrouw? Wat verbeeld ge u dan..?

Gonst ANTiA.

Maar gyzelve, gy ontveinst het vruchteloos. Men heeft alles gedaan om Ernestus met zyn’ neef te bevredigen. De een is te flreng en de ander te driftig .. Zegnbsp;my, wat heeft Adclaart federt ondernomen?

Reinhart.

Vraag het my niet... (Hy vertrekken.')

G 5 nbsp;nbsp;nbsp;CoN-

-ocr page 118-

io6 nbsp;nbsp;nbsp;A D E L A A R T, o F

CoNSTANTiA, hem vctderboudende; Jchielyk.

Geef my antwoord, goede heer Reinhart! ga niet van niy af, ik bid het u... Gy begrypt niet dat gy mynbsp;duhendmaal meer doet uitöaan, dan ofgy my het ergllcnbsp;zeide,.. Vaar voort.

Reinhart.

Mejuörouw, ik beef om het u te zeggen. Ik heb dien rampzaligen Adelaart ontmoet; hy'was op eennbsp;yfelyke wyze verwilderd. Ik trachtte hem tegennbsp;te houden en hier te brengen: maar hy wilde my nietnbsp;kennen en fcheurde zich, woedend, uit myn armen.nbsp;Den naam van zyn’ oom viel hem uit den mond: hynbsp;vroeg my vcrfcheiden maaien met een ontroerde ennbsp;heefche üem, waar hy zyn’ oom op ’t oogenblik zounbsp;kunnen vinden. Ik kon, wat ik ook deed, zyn geweldige ontroering niet doen bedaaren. Ik meendenbsp;dat het nog een ovcrblyflèl was van de vervoering, waarnbsp;in het geval met zyn’ oom hem gebragt had, tot datnbsp;ik, in dit huis komende, hier een’ gerechtsdienaarnbsp;vond, die my te kennen gaf, dat men eenig berichtnbsp;had bekomen van een yfelyk komplot, door eenigenbsp;uitdrukkingen een’ van het zelve ontvallen. Hy vroeg,nbsp;my of mynheer Ernestus reeds t’huis was gekomen,nbsp;en raadde my om hem te waarfchuwen van op zynnbsp;hoede te zyn, en des avonds laat niet uit te gaan. Hynbsp;vroeg my verder wnen hy gewoonlyk ging bezoeken,nbsp;cn is toen terftond vertrokken.

CoNSTANTiA, een' gilgeevende.

Hemel! is’t mogelyk..! Vlieg heen, laatmy;..

R»IN-

-ocr page 119-

107

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD. Reinhart.

Ach! bedaar.. Gy verbleekt; ik kan u in zulk een’ flaat n-et verlaaten. Ik zal om hulp roepen... Maar iknbsp;hoor iemant.

TWEEDE TOONEEL.

Burgerhart, Constantia, Reinhart.

Burgerhart, intreedmde, terwyl Reinbart Conjtantia m zyne armen onderjleunt.

Wat is dit? Myn dochter op ’t punt van in flaauwte te vallen!

Constantia, met een gebroke Jlem.

Ach, vader! Hoe! alleen..?

Reinhart.

Myii waarde heer, komt gy alleen wederom.,?

Burgerhart, zyn dochter onderjlewmde.

Ach! myn vrind,.! Ucve Coaftantia! wat deert u toch? Wat is’er gebeurd?

Reinhart.

Waar is mynheer Ernestus?

Burgerhart, zyn dochter in een' armfioel geleidejide.

Is hy nog niet t’huis.. Wat wil dit zeggen? Waarde dochter! Reinhart.Hoe zyt gy beiden zo verfchrikt? Zeg my toch,,.

Rein-

-ocr page 120-

ic8 nbsp;nbsp;nbsp;ADELAARTj of

R EI NHAIIT.

Ach, mynheer!

Borger HART,quot;

Gy maakt my geweldig ongerust.

Reinhart.

Waar gingt gy van hem af..? Zyt gy altoos by elkander geweest?

Burgerhart.

Neen, federt een'ge iiuren riet. Tom hy van my giiig 7,eide hy; ik zal my niet lang ophanden maarnbsp;zo dra het my mogelyk i', weder r y u zyn. (A'narnbsp;ziyn dochter treedende.) Gy fchreit nog, Conitanda..!

Reinhart.

Ach, mynheer! u zien wy gelukkig weder, maar w^aarom hebt gy Erncstus verlaaten..? Zyn leven looptnbsp;gevaar... Gerechte Hemel! Zou die ongelukkige hemnbsp;vermoord hebben!

Burgerhart.

Cy doet my van fchrik yzen... Hoe! vermoord! Wat wilt gy daar meê zeggen?

Reinhart.

Wy vrcezen dat Adelaart op zyn’ ooms leven toelegt. Uiegruwelyke, öiefnoode ligttekooi, die hem bedorven heeft..! Acn! men vreest een atgryfelykstnbsp;lluk... Htiaas! dorst my daarom zyn verwilderd oognbsp;niet aanzien.?

CoN-

-ocr page 121-

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD. 109

Constantia, weder bekomende.

Neen, nooit was Adelaart ro ontmenfcht._ Myn hart overtuigt my van het tegendeel, ’t Is als of ik hemnbsp;nog hoor de deugd en zachtmoedigneid loemen; maarnbsp;hy is zwak, en verlteert met Icheimen, die ligt zondernbsp;zyn toeltemming.. Hy had hen moeten ontvluchten,nbsp;hen vloek, 11. Ach! zo de liefde zoveel op hem vermag, hoe droevig is het dan dat zy hem niet tothoo-ger deugden geleid heeft 1

Burgerhart.

Bedaar Conftantia. Kunt gy uniet begrypen dat Adelaart een’ moordenaar kan worden , ik voel niet min-der dat het denkbeeld daar van my Ituit, Ik ben nochtans buiten my zei ven. {Hy/cbdl, enzegt tegen e:n knecht dienbsp;binnenkomt:) Span de p;mden invoor beide detytuigen...nbsp;(De knecht vertrekt.) Ikhcaoptwee of drie plaatfen eennbsp;kwaad vermoeden Ik wierd toevallig ook zo lang opgehouden •, maar net was als of my iets naar huis trok. Gy,nbsp;vrind Reinhart, zult den eenen weg gaan en ik den ander.nbsp;Wy zullen hem voorzeker wel ontmoeten. Bevind gcnbsp;u iets beter , myn kind..? Heb maar dén oogeublik geduld. (Hy vertrekt.)

DERDE TO O NE EL.

Constantia, Reinhart.

Conjlantia, gaatgediiurende dit tooneel, verlegen, been en weder.

Reinhart , vooraan op bet tooneel.

Hemel, bewaar hem! Geef dat ik myn’ vrind gezond

-ocr page 122-

110

ADELAAR T, of

zond weer mag zien! Laat het fchelmftuk niet vol-bragt worden! Bewaar dns te gelyk twee deugdzaamc zieien, die gefchaapen xyn om elkander te beminnen!

CONSTANTI A.

Ik hoor verfcheide ftemmen onder een... Daar komt iemant.. Laat ik... {Z'y vertrekt^ doch komt yllmas weder , met verrukking uitroependequot;-') ’t Is mynheer Ernes-;nbsp;tus, met Adclaart en myn’ vader.

Reinhart, op een hartgrondige wyzci

De Hemel zy duizend duizend maal geloofd! VIERDE TOONEEL.

Burgerhart, Ernèstus, Cokstantia,' Adelaart, ReinharIquot;.

Ernèstus boud Adelaart by de hand^ welke een' degen onder den arm beeftquot;, zy %yn beiden zonder hoed,

Reinhart, tegen Conjlantia.

Hy is’t, hy is ’t...! Laat myu beiden omhelzen, (Hy tmbelst Ernèstus en Adelaart.')

Adelaart, Conjlantia groetende ^ en daarna zyn* oom weder by de band vattendci

Ach, waarde oom!

Burgerhart.

Wat gevaar zyt gy ontkomen..?

Er»

-ocr page 123-

DE ZEGEPRAALENDÉ DEUGD. iii Ernestus.

Het allergrootfie. (Op Adelaart wyzende.) Zie hier myn’ verlosfer... Ik ben nog geheel ontroerd... Waarnbsp;is myn rotting ? Geen van ons beiden heeft een’ hoednbsp;op... Dit is een vreeslyke dag. Ik heb deezen avond bynbsp;myn’ boekhouder gcgeetenen tot zeer laat by hem gebleven, Ik maakte bereids’ fchikking om Adelaart te onterven,nbsp;dien zelfden Adelaart die myn leven gered heeft.! Hoornbsp;my uit: zo dra als ik den hoek van de gracht omging,nbsp;daar gy weet dat het zeer eenzaam is, wierd ik doornbsp;ten’ kaerel met den blooten degen in de vuist aangerand. Ik zag de kling even blinken en tastte oogen-bliklyk ,verbaasd,n.aar myn’ degen; maar ik trok hemnbsp;met de fcheé gelyk uit...’t was met my gedaan... Maarnbsp;in ’t zelve oogenbltk fchoot my een onbekende op zy-de, die my verdedigde; zy vochten een kleine poosnbsp;verwoed, en de moordenaar Hortte op den grond voornbsp;myn voeten neder... Ik zag toen op en herkende myn’nbsp;neef. Hy was my in fliltè gevolgd. Hy nam my bynbsp;de hand en geleide my veilig, tot hier in huis... Ja, vrinden , hy is het die zyn eigen leven in gevaar gebragtnbsp;heeft om het myne te redden...

Reinhart.

Edelmoedige Adelaart!

Burgerhart.

Braave, dappere jongeling!

Adelaart, zyn aangezicht met beide banden bedek* kende.

Hou op, hou op... Geen vreugd, geen verrukking meer! Ik ben uw’ lof onwaard’... Gy zult allen y-

zen...

-ocr page 124-

II3

ADELAAR T, of

ïen... E'-'a enkle traan mcsr geftort, had my een muorderdoen zyn... Ach, oom ‘ dc zelfde hand die tegenwoordig de uwe drukt,de zelfde nand die u het leven gered heeft, w as op het punt om zich mrt uw bloednbsp;te bevlekken... Dit verbaast u...? Ach! gy hebt niet gezien hoe die gevaarlyke vrouw fchreide,en voor myiinbsp;voeten uitgellrekt lag; gy hebt haare (lem, haar hartroerend fuikken niet gehoord... Gy kunt u nkt btgry-pen hoe zy myn ziel getroffen heeft. Ik, door haarnbsp;gekerm ; eraakt en vervoerd, ja dronken van liefde,nbsp;ik was gereed...

E R N E s T u s.

Neef,kwel uzelvenniet langer, door het vergrooten van uw zwakheid.

Aeelaart.

Neen! Ik moet alles openbaaren. Ik was gereed om de misdaad te bedryven. Ik beminde Charlotte opnbsp;een buitenfpoonge wyze; gy vervolgde haar, zo llrengnbsp;overal... Ach, onvoorzichtige oom! wist gy niet watnbsp;een hart, door de geweldiglte driften beftf^rmd, ennbsp;byna tot wanhoop gebragt, kan uitvoeren ? Vooral opnbsp;de gebeden van een vrouw..P Ach! herinner u myn’nbsp;vaders aan, hy was ninlmeronverbidielyk: detraanennbsp;van zyn’ zoon zouden hem verheden hebben. Hy hadnbsp;Zyn zwakheid beklaagd, en zyn verdriet meédogetidnbsp;verzacht... Verg. ei' my dit verwyt: ik heb een’ grootennbsp;ftryd uitgeftaan; ik heb verwonnen. Ik ben tederdernbsp;eii menlchelyket geweest dan gy. Laat uw gedrag unbsp;eenigzins wroegen, als gy een yfelyke bekentenis hoort...nbsp;Beef..! Weet dat’er een tydhip geweest is, waarin ik,nbsp;die u als een’ onverzoenbaaren vyand aanmerkte eennbsp;wezendlyk voerneemen had omute dooden... De Hemel heeft...

Er-

-ocr page 125-

I nbsp;nbsp;nbsp;D5 ZEGIÏPRAALENDE DEUGD. 113

' nbsp;nbsp;nbsp;Ernestus.

I Neef, \v.iarde neef 1 Wy hebben elkander nog niet ' omhelsd. (Zy omhelzen elkander met drift.')

j nbsp;nbsp;nbsp;Adelaaut.

' f) Welk een blydlchap! Welke oogenblikkcn .! Zyt gy het v/el , dien ik in myn armen druk..? Laat mynbsp;u-tfchreijen... Ik tot myn hoogde verwondering, nognbsp;deugdzaam , ik dnrf naauwlyks ïeggen of gclt;nbsp;looven dat ik onfchuldig ben. ö Listige en bloed»nbsp;dorstige vrouw ! zo myn ziel zich niet tegen u gekantnbsp;had,zo de Hemel my niet eensflags dc fnoodfte gruwelen uituwaaiigezichrhaddoenleezen. .!{Metnadruk.fnbsp;Ach , waarde oom! ik zou met uw bloed bevlekt zynnbsp;geweest; en doorgriefd van fchande en fmart, affchuw-I lyk voor myzclven, als eaa fnoode fchelm ter doodnbsp;I gebragt zyn... ]a misfchlen even verhard van ziel ge-florvea zyn als de erg (Ie die ’er immer was. Nu iknbsp;I de misdaad niet bedreven heb, nu ik dezelve gelluit heb,nbsp;ik zulk een zielfmart moet lyden! ó ] wat zou ik uitge-^ ftaan hebben, zo ik fchuldig geweest was! QZyne handen , in een fmeskendegejtalte, bemekoiaards heffende.) Ge-j nadige Hemel 1 uxv byftand heeft my kracht gegeeven,nbsp;hoe kan ik u genoeg danken! Uw goedheid heeft mynnbsp;deugd doen triomfeeren: Iaat diezelve goedheid het hartnbsp;van Charlotte treffen! Laat, op myn bede, de wroegingnbsp;in haar hart ontwaaken! u w genade is grooter dannbsp;haare fchuldtiküneek dat uw barmhartigheid dit nieuwenbsp;wonder doe gefchieden! {Tegen Reinhart.) Ach! on-1 derfteun my, myn kracht bczwykt. {Reinhart doetnbsp;bemin een’ armfioel nederzitten: Adelaart •vervolgt^ nanbsp;een ejoeinig rustens.) En gy , oom, dewyl de Hémel unbsp;van het gevaar verlost heeft, laat ook al het gebeurdenbsp;voor eeuwig vergceten worden; vervolg die rampzaa-

H nbsp;nbsp;nbsp;lige

-ocr page 126-

II4 nbsp;nbsp;nbsp;ADELAAR T, OF

li^e niet meer. Laat ons weldaadig 2yn... Uw medely den moet groot zyn als het flechts voor een oogenbiiknbsp;myn fmart zal evenaaren,

Ernestus.

Hoor, Adelaart, gy hebt myn leven bewaard, dit erken ik: maar ik was liever tien fpietfen onder de aarde, dan dat ik de minde toellemming tot oneerlykheidnbsp;zougeeven... Ja, ik lou \i myn dood ligter vergee-vendan nieuwe lichtmisfery. Laatenvry honderd moordenaars op myn leven loopen, daar zal ik minder voornbsp;vreezen dan dat gy uw deugd en zeden zoud verliezen.nbsp;Ik zeg het u hier, wel met een erkennend hart, maarnbsp;met de kracht en het gezag van een’ oom, dat, zo gynbsp;weêr dacht om met Charlotte.,,

Adelaart, op mi koele ‘xyze.

6 Zeldzaam menfeh..! Doe my haar’ naam niet weder hooreii. Gy hebt my niet wel verllaan. Ach! toen ik haar beminde dacht ik haar deugdzaam te zyn. Iknbsp;heb de harfenfehim ,die myn verbeelding vervulde, bemind; maar myn oogen zyn geopend.. JVu ben iknbsp;voor altoos fchootvry voor haar gcvaarlyke aauloklels jnbsp;en zo ik edelmoedig ten haaren opzichte wil zyn,is hetnbsp;alleen omdat ik het zonder gevaar zyn kan... Volgnbsp;myn voorbeeld.

Burgerhart, ucorwaards treedeiide.

Waarde Ernestus! ik heb alles naauwkeurig aangehoord , ik heb op alles gelet, en in de ziel van dee-zen waardigen jongeling gezien. Ikzelf z.al hem een deugdzaame vrouw aanbieden: ik ken een jon-

-ocr page 127-

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD. 115

ge iufFer, die een aandoenlyk. ia zelfs een teder hart bezit, maar zy heeft een’ voorzichtigen vrind, die fe*nbsp;dert haare kindsheid haar teder hart beftiert. Zy heeftnbsp;de zorg voor haar welvaart aan hem overgelaaten: zynbsp;is hem ook dierbaarder dan all’ wat hy in de wae-reld heeft. Hy kent haar hartsgeheimen : eindelyk hynbsp;moet voor haar een keur doen. Braave oom,hetrchyntnbsp;dat onze Adelaatt gefchaapen is om van haar, en zynbsp;om door hem bemind te worden; want ik durf voor denbsp;edelaartigheid en tederheid van hun beider harten inftaan.

Constantie», ontroerd en bewogen, ontdekt zich -voor ieders gezicht door baars ontroering.

Ach! vader!

Burgerhart, fchertfende.

Denkt gy dan, Conftantia, dat ik van u fpreek?

C o N s T A N TIA, nbsp;nbsp;nbsp;de grootjle tederheid.

Waarde vader! Ach!

BuR GERHART.

De verkeerde fchaamte die gy vertoont, (want zy is waarlyk verkeerd , myn kind^) is de eenige zwakheidnbsp;die ik u verwyten kan.

CoNSTANTlA.

Vader..! laat my toe te vertrekken Adelaart, ter %yde.

Het zou onvergecflyk zyn, zo ik my nog een ooè genblik beraadde. (Overluid.') Ik ontfluit myn oogen,nbsp;beminnelyke Conftantia; uw braaye vader moedigt mynbsp;H anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aan.

-ocr page 128-

iiS

ADELAAR T, OF

aan. Buiten va ken ik'niemant ter waerdd, die myn liefje wsai dig is. Hoe zal i!c best een tedere drift open»nbsp;baaren, die ik altoos in waarde heb gehouden; maarnbsp;die ik op een fchuldige wyze verfmoord heb? Is mynnbsp;kven wel in ftaat om zuik een fnoodheid uit te wis-feii..? Ach', ik heb door verblinding, uw deugden aangebeden in een fchepfel dat nimmer één van dezelvenbsp;gekonnen heeft. U , ualleen heb ik ueiuiiid,.. Ik bennbsp;op nieuw een nvenfeh geworden.

CoNSTANTIA.

Indien uw berouw oprecht is, inynhccr,. dan doet het my al uw misflagen vergeetcu. Myn vader heeft unbsp;zyn achting waardig gekeurd, gy moogt ook op denbsp;inyne hoopen. , Gy zond een zachter, een fchuldeloo-zer drift aangekweekt hebben , zo gy den zdiüeu gebleven waart, dien gy fcheent te zyn...

ADELA ART,


met vervoering.


Gy zultmy uwer waardig zien: ik zweer het aan uw voeten. Verwaardig u om myn deugd aan te moedigen. Een enkele oogftraal van u, zal my alles doennbsp;worden wat my betaamt te zyn. Ik zal op’t hoogst ge-lukkig zyn, zo uw gunst my al myn leveu-byolyft.

Ernestus.

Dat is wel van u gezegd, neef; ik ben overu te-vrede. Bemin deeze braave en verftandige jiifiht met hart en ziel, Gy kunt van nu af aan zo we! op mynnbsp;erflenis als opquot;myn vrindlchap that maaken... ]a, hte-reii, die zelve jongkman heeft altoos in den groiiiinbsp;van zyn hart , een door en door braaf karakternbsp;'getoond. Ely heeft my nu en dan wel veel verdrietnbsp;veroorzaakt, maar, de Hciïièl zy gedankt,-Dat is nu

Adel-

-ocr page 129-

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD. 117

Adelaart, Burgerhart.

En gy ftrafc my dan op zulk een vvyze.'Ach! braave heer Burgerhart! ik voel dat myn liefde voor u,iTiyanbsp;eerbied voor uw deugd, hoe groot,nog te boven gaat.

Burgerhart.

Onze zielen ftenimen met elkander, waarde Adelaart: wy moeten te/aam verbonden zyn. Gy zult myn ovrig leven gerust en gelukkig doen eindigen.nbsp;QT'egen zyne dofjtirer.)Gy moet my helpen om een’jonge,nbsp;iing die gevoelig is voor deugden eer, voor alle verdere verleiding Wn de ondeugd te bewaaren; zo zullen alle braave menfehen, met ons, om zyn keur ver-bljd zyn.

CONSTANTIA.

Ach! vader I Ik vrees dat gy,meer om myn har-tewenlchen te vervullen , dan...

Burgerhart.

Neen; geloof me oprecht: pleit niet meer tegen hem.

Adelaart, huare bmtd kusfende.

floe zal ik woorden vinden om de vreugd van myn ziel uit te drukken! Uit de akeligfte wanhoop gevoerdnbsp;te worden tot het grootlle, het zuiverile^eluk... Welknbsp;een fpoedige en onverwachte verandering 1 Schoonenbsp;Conliantia! neen, ik heb uniet ontrouw kunnen zyn;nbsp;ik bcminu te veel om te kunnen begrypeu dat ik een 00-genblik opgehouden heb uw volmaaktheden aan te bidden.

E R K E s T u s, tegen Burgerhart.

Gyzyt een vcrwondcrlyk meiifch. Weet gy wel dat

H 3 nbsp;nbsp;nbsp;ge

-ocr page 130-

n8

A D E L A A R T,

gemy de traanenuit de oogen geperst hebt ? my, die de minde zwakheid of lafheid niet heb! Wat doet gy mynbsp;het vermaak voelen dat men geniet door weldaaden tenbsp;oefenen! Ik word dit oogenblik voor’t eerst gewaarnbsp;dat uw karakter veel beter is als het myne. Ik voel hoeveel blydfchap het my vyeezen zou, indien ik u konnbsp;gclyken. Zie... ik doe ieder recht. Ik ontveins nietnbsp;dat ik misfchien te overmatig dreng gehandeld heb,nbsp;maar... de jeugd,de jeugd..! Doch,kom aan,uw goed»nbsp;aartigheid zal voortaan myn gemoed niets meer ver-wyten. QTegen Conftantia.') Schoone, deugdzaame ,nbsp;waarde juiFer 1 zo gy niet vreest om zulk een’ knorrepot als ik, tot oom te hebben; zo myn bruske ma*nbsp;nier van fpreeken u niet bang maakt, dan moet gy, zonbsp;’t u belieft, my toe(laan,dat ik uw bevallige hand in denbsp;zyne leg, alles en alleen om den wil vanzynberouw.nbsp;Die arme jongen! Hoeveel heeft hy moeten lyden!nbsp;Maar hoe gelukkig zal hy ook zyn! (Tegen Burgerhart.)nbsp;Ik wil hem, hoe eer hoe beter, doen trouwen, en hernnbsp;in Haat Hellen om een pylaar van de beurs te worden,

Adelaart.

Waarde oom! Ach, mynheer! Ach, bekoorlykc Conftantia! eeuwig, eeuwig, zal myn liefde, myn erkentenis... Myn ziel die van verrukking wegfmeltwectnbsp;niet wie van u drié'n het meest... fgt; Waarde, braavenbsp;Reinhart! wie had dit durven hoopen..? Maar een bitter herdenken mengt zich met myn vreugd... Herinnertnbsp;ge u nog* dat tydilip toen ik doof, vooruw vrindfehap,nbsp;u dorst hooneu..? Zult gy ’t voor altoos vergeeteii ?

Reinhart.

Ik aie, nog voel, nog denk om niets dan uw geluk.

-ocr page 131-

DE ZEGEPRAALENDE DEUGD. 119

luk. Gy hebt het verdiend... Nu ïult gy het verfchil iicu tusichen een liefde op deugd gegrond, en tuslchennbsp;een hartstogt daar men zich om fchaamen moet.

Burgerhart.

Laat ons van niets anders fprceken dan van vreugd^ Deezen dag zal ik als een' van de fchoonften inyns Ie«nbsp;vens onthouden.

AdeLAA RT.

Zolang ik leef zal hy my tot een richtfnoer vooralle myn overige dagen ftfekken; en uwe hand, ais ik zonbsp;gelukkig mag zyn om die te verkrygen, uwe hand,nbsp;waarde Condantia! zal een borg zyn van myn deugd.

EINDE.

-ocr page 132-


: ■ L%S. T; /! ‘ nbsp;nbsp;nbsp;•

-â– â– quot;'â–  .4^-'V â–  nbsp;nbsp;nbsp;-

.....; ^

• nbsp;nbsp;nbsp;..'^w ~ •• •'*.•*•♦•* f.'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J;

,. ï.',,





.i. .V' nbsp;nbsp;nbsp;. â–  â–  â– 

â– gt;

â–  .'il:-


■■'“•■■ ■ nbsp;nbsp;nbsp;■ V Jf-

4%5.

-ocr page 133- -ocr page 134-