1
J
\
Tiaar is aivn z-waard.. Komt, Tiagt mc oani u nbsp;nbsp;nbsp;tloocl te oaiti
ritklien.
IV ^ nbsp;nbsp;nbsp;ri'?^ il'cvTt.
1
het
BY PIETER MEIJER, OP den dam. 1774.
Met nbsp;nbsp;nbsp;DER
RIJKSUNIVERSITEIT
UTRECHT.
-ocr page 10- -ocr page 11-AAN de
EDELE GROOTACHTBAARE HEEREN,
E N
VEERTIGEN der STAD LEYDEN, midsgaders derzelver ministers ;
ÜITMAAKENDE HET LIGCtlAAM DER REGEERINOE VAN DEZELVE STAD.
R nbsp;nbsp;nbsp;(vloeit,
egeerders van de Stad, waar door de Rynllroom
Eer hy de zandige en met helm begroeide kruinen (-fpoeit Van Hollands ftrand genaakt, en naar de rustplaatsnbsp;Waar hy zyn’ Joop vergeet, by Katwyks oude duinen!
Getrouwe Vaders van ’t beroemd Bataafs Atheen’,
De Stad, die Spanje Ruitte op haar bedreden wallen;
Den hoed der Vryheid won, twee Eeuwen reeds ge-Ik wyde u in dees bhiên een deel der lotgevallen • Die Leyden onderging in dien benaauwden tyd.nbsp;Doorleest ze, en beeft op T zien van haar geleden plaagen:
Neen,looft de hoogfte Magt, waardoor zy wierd be-vryd.
En na een’ nacht van ramp den dagdesheilszagdaagen.
^ 2 nbsp;nbsp;nbsp;Waar
-ocr page 12-Waar leed, waar ftreed men ooit, de Vryheid ten gevall’. Met grooter heldenmoed ,dan op haar zwakke muuren?
Haar braave Burgcry ftond onbeweeglyk pal,
In fpyt van hongersnood, van pest en oorlogsvuuren.
Ziet hoe de Bondgebuur haar byftaat in den nood. En wyde me/ren vormt van woelige valeiën.
Juicht op ’t gewenscht gezichtdervoedzelryke Vloot, Die, door Boifot geleid, het viak bezeilt dier weien.nbsp;Eert met verwondering de hulp der hoogde Hand,
Die Spanje door den ftorm haar almagt dwingt te aan-fchouweii.
Ziet door de Vaderliefde en zucht voor ’t Vaderland Het deugdzaam hartbezield van Nederlandfche Vrouwen.
Ziet door de min den ramp van Leyden afgewend; Staat des aan Valdes toe naar haar gebeên te hooren;
Verfchoont een zwakheid , die de Veldheer zelf erkent. Een zwakheid, zonder wie de Vesting waar’ verloren,nbsp;Zy heeft haar goed en bloed niet vruchteloos gefpild;nbsp;En al wat Vryheid mint,wie Leydens naam hoort noemen.nbsp;Of roode Sleutels ziet op ’t zilvren Wapenfehild ,
Zal haar als de eerfle burg der Vryheid juichend roemen.
Befchouwt der Vadren zorgen vlyten waakzaamheid; Den moed van Van der Does, den Held der Batavieren;
De trouw' van Van der Werf, wiens oordeelryk beleid Het hart in wanhoop zelfs de driften leert bellieren:
Hy is de ziel des Raads, de hoop van ’t Vaderland,
Een lleun van ’t vry gemoed,een dapperStaatsverweer-der,
De toevlucht van het volk, der braaven rcchtehand ,
En ’[ achtbaarst voorbeeld vaneen’ waardig’ Volksregeer-der.
Be-
-ocr page 13-Befchermers van de Stad, die thans, in blyder tyd, Voor de eedle Vryheid waakt, naast God door hem be-houên,
En u volyvrig voor Stads Recht en Handvest kwyt! Wat roem, moogc ge in ’s Marts beeld uw eigen beeld be-fcfaouwen!
Der Vadrèn glori ftrekt het na|;enacht tot eer.
Betreed hun loflyk (poor als rechtgeaarte Zoonen; 'r Smaakt nooit hun bitter lot; de dag keer’nimmer weêrnbsp;Dat ge op zo zwaar een proef der Stad uw trouw moet too-nen!
Mogt Leyden zonder einde in ons Gemeenebest Jn welvaart, in geluk, in eer en zegen bloeijenlnbsp;Mogt de achtbre Hoogefchool in haar beroemde Vest,nbsp;Tot by het laatst gedacht, in lof en luister groeijen!
De Hemel hoed’ de Stad en braave Burgery!
Nooit moet’ haar hoofd den hoed der eedle Vryheid derven !
Dat Leydens,achtbre Raad een baak in Holland zy. En door alle eeuwen roeme op trouwe Van der Werven!
MDCCLXJtlW
LUCRETIA IVIJMELMINA WINTER^ geboren FAN ME RKENt
VOOR-
-ocr page 14-Onder de merkwaardige geleurdtenisfen, in welken de trouw en dapperheid onzer Voorvaderen , ter handhaavingenbsp;der Burgerlijke en Godsdienftige Vryheid, iy de grondlegging van ons gezegend Gemeenehest uitblinken , verdientnbsp;zekerlyk de dappere verdediging der Stad Leyden eene dernbsp;eerjle plaatfen. Hierom is, ter gedachtenisfe van dit Staats-heil, in die Stad een jaarlyks plegtig Dankfeest üigejield.nbsp;Wy mogen thans ^ i;i denjaare 1774, het tweede Eeuwge-tyde van Leydens Verlo.Jing bekeven; en niet alleen elk'nbsp;ingezeten van die plaats , maar ook ieder reefkgeaart in-wooner van ons Gemeenehest, heeft reden om de wonderbaarsnbsp;befcherming des Jllerhoogjien in de verlosfing van Leydennbsp;te danken, eri zich, in die redding, over de redding vannbsp;het Vaderland ongeveinsd te verheugen.
..dl voor langen tyd is my het beleg van Leyden als eene gefchikte Jloffe ter dichtöeffeninge voorgekomen ; en by denbsp;nadering van deszelfs tweede Eeuwgetyde bejloot ik mynnbsp;kunstvermogen daaraan te beproeven ; en den braaven Burgemeester van der fVerf, ais een waardig voorbeeld van een‘nbsp;regtgeaarB Vaderlander en Regent voor te fiellen.
Behalven van de Nederlandfche Gefchiedenisfen en de Be-Jchryving en Historie der Stad, de Latynfcbe Gedichten van Janus üouza, en de naauwkeurtge Werkjes van Zonhovennbsp;en Hldekerk , heeft, het my mogen gebeuren gebruik te maa-ken van verfcheidene fchriftelyke aanteekeningen, die ondernbsp;eenige oude en voornaame Familiën van Leydfche Regentennbsp;berustende waren , en my vriendelyk zyn medegedeeld;nbsp;waarvoor ik de edelmoedige Begunfiigers van mynen arbeidnbsp;thans openlyk dankzegge.
¦’ï Zal, vertrouw ik, veelcn myner Leezeren niet onaangenaam zyn, uit die berichten eenige hyzonderheden aangaande den vryheidlievenden Burgemeester van der Werf te verneemen. Zyn Vader , uddriaan Vermeer, Lamvreiisnbsp;Manrtenszoon, was Leeraar der Doopsgezinden ; en is tenbsp;Haarlem , werwaart liy zich begeeven had, om voor denbsp;gemeente aldaar te prediken, in denjaare 1537nbsp;leef ontjicilsdj nalaatends eene Weduwe en vier Kinderend
Hdri-
-ocr page 15-Jtdriaan , Pister , Nicolaas, en Barbara, Onze Burge-meester Pieter ,Adriaansz. van der (Verf Qwelken toenaam hy waarfchynlyk verkregen heeft uit oorzaake van de grootsnbsp;(Verf, die by zyn Zeemtouwery lag, en van waar zekersnbsp;Jiraat te Leyden nog den tiaam van (Verfftraut draagtnbsp;was geboren in den jaare 1529. In den beginne van hetnbsp;jaar 1568 is hy, nevens zyne twee Broederen en veele andere welmeênende Lieden , om den Godsdienst, en uit’’ vree-ze voor den Hertog van Alva , naar Embden gevlucht;nbsp;en, nevens zyn broeder Nicolaas, op den pijlen Augustusnbsp;des zelf den j aars door dien Hertog gebannen , met verbeurt-verklaaring hunner goederen. Naderhand is hy , in dennbsp;jaare 1570, 1571 en 1572, Commisfaris geweest vansdennbsp;Prins van Oranje, JVniein den eerfte.i , in Holland ,• ennbsp;heeft zich in deeze en nu.dgvuldige andere Commisjié’n, nietnbsp;zonder merkelyke fchade aan zyne goederen, en zelfs meer dannbsp;eens met het iiiterjce gevaar van het leven , altoos zeernbsp;yverig gekweeten ten nutte van ’t Gemeenebest. Geduu-rende de beide Belegeringen, in de jaar en iS’jy, en 1574,nbsp;was hy voorzittend Burgemeester der Stad Leyden ; ennbsp;heeft vervolgens nog tienmaalen de zelfde waardigheid bekleed. Tweemaalen is hy een Lid der Staaten van Holland geweest. Ook heeft hy , genoegzaam tegen zynennbsp;dank, toen in 1585 het CoUegie van Gecommitteerde Randen wierd opgericht, daar in zitting moeten neemen. Vervolgens nog in verjeheidene gewigtige Commisfiën gebruiktnbsp;zynde , is hy overlede?i den S'lrn January , in het jaarnbsp;1604. nalaatende , van zyne eerfle Echtgenoote , Hef jennbsp;Lauwrens , twee Zoonen en eene Dochter : Adriaan Pie-terz , naderhand , veertig in Raade , Burgemeester, ennbsp;Ontfanger van de Gemeenelands Middelen ,* en Dirk, ennbsp;Elizabeth. By zyne tweede Echtgenoote , Ida van Tol,nbsp;had hy geene kinderen. Uit zyne derde Echtgenoote, Maria Duyst van Voorhout, vierden hem twee Zoonen en tweenbsp;Dochters geboren : Frans Duyts , naderhand Schepen;nbsp;Adriaan, Geertruid, en Clara, gehuwd aan Bartholomeusnbsp;van Asfendelft , zoon van Jan Bartholomeus van Asfen-deift, en Lucia van Banchem , by wien zy drie zoonennbsp;heeft nagelaatcn ; Jan , Pieter , en Adriaan ; die, ternbsp;eere van hunnen Grootvader, Pieter Adriaansz van dernbsp;* 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;JVejf,
-ocr page 16-Werf r nbsp;nbsp;nbsp;marmeren grafteeken hebben opgericht j
•waarfchyntyk in den jaare l66o, in de Hooglandfche of St. Fancras Kerk; alwaar hetzelve heden nog geziennbsp;word.
’t Is , dunkt my, ennoodig wegens de dichterlyke vry-heid , die ik gebruikt heb , van den Bevelhebber Valdez en Jongkvroiiwe Magdalena Moons binnen Leyden tenbsp;brengen, voor den kundigen eenige verdediging te maaken;nbsp;en ik vleie my, dat men, het Jiuk geleezen hebbende, overnbsp;ieeze fchikking voldaan zal zyn.
JSfoodig is het dat ik van Jongkvrouwe Magdalena Moons iets zegge, dewyl zy het ongeluk gehad heeft , dat doornbsp;haat of onkunde haare weldadigheid en trouw met fmaadnbsp;beloond is; terwyl echter haare deugd en verdienjle rechtnbsp;gedaan is door Strada, .Aldekerk, Zonhoven; en byzon~nbsp;derlyk in zeker gefchrift , enkel ter haarer verdedigingnbsp;uitgegeeven , achter de korte Historifche Aanteekeningennbsp;wegens de Belegeringen van Haarlem , Alkmaar, en Ley*nbsp;den. Hieruit blykt , dat gemelde Jongkvrouwe afkomjlignbsp;is geweest, van Vaders zyde, uit eene deftige Hollandjchenbsp;Familie; en van Moeders zyde, uit een adelyk Brabantschnbsp;Geflacht. Haar Vader was de Heer Pieter Moons, tennbsp;tyde van Karel den Vyfden Ontfanger Generaal van ’s Keizers beden over Holland, en tevens Raadsheer van zynenbsp;Majejleit, Haar oudjle Broeder , ook Pieter Moons genaamd , bekleedde onder Philippus den Tweeden het Amptnbsp;van Raadsheer in den Hove van Holland, nevens meer andere waardigheden; en was een man van groot gezag ennbsp;achting. Zy woonde , nevens haare Moeder en nog eennbsp;Broeder en Zuster, in den Haage, geduurende de Belegering van Leyden ; alwaar Valdez haar ten huwelyk verzegt ; over welk verzoek door haare Familie veel zwaarighe-den wierden gemaakt wegens de omjlandigheden des tyds.nbsp;Dan de gemelde. Jongkvrouwe, omtrent dertig jaaren oudnbsp;zynde , liet zich eindelyk door het aanhouden van Valdez beweegen in zyn huwlyksverzoek te Jlemmen.' Doch denbsp;voltrekking van dien echt wierd uitgefield, om de belemmering door het Beleg van Leyden veroorzaakt , het welknbsp;Valdez druk bezig hield. Deeze Bevelhebber, zich, langernbsp;dan hy gedacht had, door de dapperheid der Leydenaarej}
op.
-ocr page 17-tpgehouden ziende ¦gt; en nu voorgenome7i hebbende door eencn ülgemeenen Jlerm de Stad te dwingeii, verzocht des daagsnbsp;te vooren, in den Haage , nevens verfcheiden aanzienlijkenbsp;Lieden, zjn verloofde Bruid en Jtaare Familie op een’ maal-tyd; waar hy, door Iiaare ongewoone treurigheid getroffen ,nbsp;met aandrang de redenen van dezelve verzocht te mogennbsp;weeten; waarop zy hem vryuit verklaarde , dat zyn voor-neemen om Leyden te bejlormen daarvan de oorzaak was;nbsp;dat zy in de Stad veelen haarer naaste Magen had woonen,nbsp;wier lot haar im aan ’t harte lag, en welke ongetwyfeldnbsp;verloren waren , indien de Stad Jiorminderhand overging.nbsp;Dat zy ee?i af keer had van bloedflorting en geweld; en datnbsp;hy, indien hy haar waarlyk beminde, moest cfzien van’tnbsp;bejlormen eener Stad , die hem binnen weinig dagen vannbsp;zelve inoest in de handen vallen; en eindelyk, dat hy nooitnbsp;haare hand verwerven zou, indien hy de Stad op haare gemnbsp;heden niet verfchoonde. Door welken krachtigen aandrang,nbsp;door traanen onderfleund, hy, die haar teder beminde, haarnbsp;met eede zwoer van den Jlorm te zullen af zien; ’t geen,nbsp;den tyd rekkende, onder den Goddelyken zegen de behoude-nisfe van Leyden geweest is. Faldez , na het opbree-ken van het beleg, eerst naar Utrecht, en vervolgens naarnbsp;Brabant geweken zynde, hield van daar met brieven aan ,nbsp;dewyl het hem niet mooglyk was naar Holland weder te kee-ren, dat zyne Bruid mogte gebragt worden ten huize vannbsp;haare gehuwde Zuster, te Hntwerpen; in welke Stad zy,nbsp;door eenigen haarer Bloedvrienden geleid zynde , haar hu-wdyk met Valdez piegtig voltrokken heeft, in ’t byzynnbsp;haarer aanzienlyke Magen , aldaar woonachtig. Na hetnbsp;overlydcn van Valdez , in den jaare 15^*0 of 1581 ,nbsp;heeft zy zich wederom naar Holland begeeven; en is, tia,nbsp;eenigen tyd weduwe gebleven te zyn , weder gehuwd aannbsp;jpongkheer Willem de Bye; die eertyds Edelman van Willem den Eerjlen , Prins van Oranje, geweest was; metnbsp;wien zy eenige Jaaren in huwlyk geleefd hebbende , en tennbsp;tweedenmaale wed-uwe geworden, weder in huwelyk getreedennbsp;is met Jongkheer Juriaan van Lennip, een Kleefsch Edelman , van veel aanzien; met wien zy op het Huis te Wer-ve , hem aangejiorven , en gelegen te Voorburg by dennbsp;Haage, eenige jaareii gewoond h:eft^, cn daarna met haa-* Snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«'J
-ocr page 18-io
ren Gemaal te Utrecht hun verbluf genomen hebbende, is zy aldaar in hoogen ouderdom, zonder kinderen na te laaien,
overleden.
Wat de Afbeeldingen der vyf Hoofdperfoonadiën van dit Hichtfiukje betreft, die de Heer Pieter Meijer, met overleg van ons en andere goede Vrienden, uit hoogachting voornbsp;de verdlenjlen onzer Voorvaderen, heeft laaten vervaardigen, om voor of in hetzelve geplaatst te kunnen worden;nbsp;dezelven zyn door den beroemden Houbraken, naar de bekende oude grooie prenten gejneden: dat van Van der Werfnbsp;door Philippe , en die van Jongkvromve Moons , Valdez, van der Does, en Boifot, door Cornelis Visfcher ge~nbsp;graveerd; allen naar origineele afbeeldingen, en door Petrus Scriverius uitgegeevcn, in den jaare 1649.
De Burgemeester van der Werf fchynt in een ander gewaad verbeeld te zyn dan de Burgemeesterlyke tabbaard; een foort van toga, van zwart laken, van vooren ter ove-dezyde omgeflagen, en die omflagen ten voeten toe gevoederd met zwart fatyn; verder met naauwe mouwen en openenbsp;armsgaten, waar-men fomtyds de armen doorftak , zondernbsp;de mouwen te gebruiken; ter wederzyde van het flinker zak-gat van den tabbaard, hechte men met groote zilvren Ro-meinfche letteren den naam van Leyden : en dus was denbsp;hleeaing van Schout, Burgemeesteren en Schepenen van diennbsp;tyd; en is nog by fommigc plegtige gelegenheden in gebruik.
De kleeding, in welke Magdalena Moons is af geheeld, naar het origineele Jchildery, toen henistende nevens datnbsp;van haaren Gemaal, Francisco de Valdez, in het kabinetnbsp;van haaren Broeder, den Raadsheer Pieter Moons, verfirektnbsp;een bewys van haaren rang; zynde dit het gewaad der, aan-zienlykjie Vrouwen van dien tyd; naar een gebruik, waar-Jchynlyk hier uit Vrankryk overgekovien ; gelyk blykt uitnbsp;afbeeldingen in Les Mo'umens de La Monarchie Franfoije,nbsp;van B. Montfaucon ; waarin Elizabeth van Oostenryk ,nbsp;gemalinne van Karei den Negenden, Koning van Vrankryk; en de Hertoginne van Montpenper, op de zelfde wyzenbsp;gekleed zyn, in ’t jaar 1570. Zelfs fchynt die kleedingnbsp;reeds vyftig jaaren te vooren aan de Spaanfcke Vorfiinnennbsp;eigen geweest te zyn ; gelyk in het bovengenoemde Werknbsp;blykt , uit de Afbeelding van Eleonora van Oostenrvk ,
II
gemalime
van
Z.istir van Keizer Karei .den Vyfden Tramois den Ëerjlen, Koning van Frankryk.
D: -Afbeelding van Valdez is in de Spaanjche klee-ding van dien tyd; en die van Van der Does en Boijot ver-toone de oude Hollandjche Krygsmans kleedinge der Bevel-hebbeen ; de Burgers droegen een panjier en quot;yzeren hoed, muskt en forket ,• die fpietjen voerden, droegen een harnasnbsp;tnet en krop en morion. Het gewaad der Weezen van Leyden ras toen eenigzins ¦ anders dan tegenwoordig. De Jon-genswaren gekleed in roode Wambuizen, waarfckynlyk van.nbsp;Leyfche korfaai; behalven de flinker mouw, die wit wflf,nbsp;hebbnde aan de fchouderen , of by het aanvoegfel van dennbsp;armby het lyf, een dikke naad of rol, tot onder den ai'mnbsp;toe mloopende. Voorts een vry wyden rooden broek , roodenbsp;koitn , zwarte fchoenen , en een'' zwarten hoed. Gelyknbsp;llyi in zeker kaartboek van Landeryen , de Weezen vannbsp;Leien toebehoorende, gemaakt by SVion Arentsz Bruinin-get, gezwooren Landmeeter van Rynland, in den jaarenbsp;153*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• .
'en lefluite hoop ik dat myne poogingen, om myne Tyd-geioten by deeze plegtige gelegenheid aan de deugden onzer Virvaderen, en aan de weldaaden door den Allerhoogftettnbsp;he bewezen, die de grondflagen zyn van het heil dat wynbsp;tins genieten, te doen gedenken , hen niet onaangenaamnbsp;züen zyn. De zelfde krachtige Arm , die Leyden veria' heeft van het geweld eens magtigen Vyands , bewaard,nbsp;eew uit eeuw in, ons dierbaar Vaderland by het onwaar ¦nbsp;debaar genot van Vrede en Vryheid l
VEK-
PIETER ADUIAANSZ. VAN DER WERF, Surgemeestr. CORNELIS CLAASZ. VAN ZWIKTEN, Burgemeester.nbsp;CORNELIS VAN NOORDEN, Burgemeester.
JAN JANSZ. VAN EAARSDORP, Burgemeester.
JAN VAN HOUT, Secretaris.
JONGKHEER JAN VAN DER DOES, Bevelhebber der Bur^ry. LODEWYK VAN BOISOT, Admiraal van Vlisjingen.
DON FRANCISCO DE VALDEZ, Spaansch Bevelhebber. MAGDALENA MOONS, verloofde Bruid van F. de Falds.nbsp;ELizABETHVAN DER WERF, Dochter Van den Burgemeetef.nbsp;MUITEND VOLK.
EEN WEESJONGEN.
Zwygende,
ADRIAAN WILLEMSZOON, Admiraal van Zierikzee. STADS- EN ZEEKAPITEINEN, RAADEN.nbsp;gewapende BURGERY.
Hft TOONEEL is in de Stad LEYDEN, in het j'uis van den Burgemeester Pieter Adriaansz. van der Werf
H E T
DER STAD
EERSTE BERDYF.
EERSTE T O O N E E L.
ELIZABETH VAN DER WERF, alken.
Myn Vader! waar vertoeft ge ? Ach! wist gy hoe verlegen Ik omzwerf door al ’t huis, en uitzie allerwegennbsp;Naar uwe wederkomst, terw'yl uw wys beleidnbsp;’t Belegerd Leyden fchraagt! helaas ! myn hart befchreitnbsp;Al ’t leed der Stad, myn leed, het onheil myner maagen,nbsp;Maar meest uw ongeval, 6 oorfprong myner dagen!nbsp;Ach! is ’er dan geen einde aan uwe elende en fmartinbsp;Wat leed'uw jeugd niet reeds in ’t ouderminnend hart.nbsp;Toen w'reede zieldwang om 't geloof uw’ vroomen Vadernbsp;Deed knielen voor het zwaard als ketter en verraader Jnbsp;Wat ondervond gy niet toen Neêrland door ’t gewéldnbsp;Des wreeden Alvaas wierd in rep en roer gefteld;
Toen die ontmenschteu doemde om huis en haard leder-En met oom Nicolaas in ballingfchap te zwerven! nbsp;nbsp;nbsp;'
Ach! vind gy meer geluks,nugy,vanzorgdoorknaagd, De Stad een burg verftrekt, den last van allen draagt,nbsp;Anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;En,
-ocr page 22-En, zelfs, in wederwil van wciflende Amptgcnooten, ’t Hoogmoedig Spanje ’t hoofd nog voor dees Vest duetnbsp;Hoe duur, helaas! zal u uw moed en yver Haan, (Audten ?nbsp;Indien de bange Stad in eind moet overgaan !
Hoe zal van Zwieten, hoe van Noorden zegevieren,
Als zy de Spaanfche vaan van onzen wal zien zwieren! Zy ftooken in ’t geheim het vuur der muitery,
En Baarsdorps woeste drift verfterkt die razerny.
Myn Vader! al uw trouw kan Leyden niet behoeden. En Spanjes dwinglandy zal hier haast toomloos woeden.
tweede t o o N E E L.
ELIZABETH, MAGDALENA MOONS. ELIZABETH.
Helaas! myn Hartvriendin! moest gy door uwe trouw In Leydens deerlyk lot, in d’ algemeenen rouwnbsp;Ook deelen nevens ons! ach! waart ge weg gebleven !nbsp;MAGDALENA.
Pe zucht van quot;t bloed heeft my naar decze vest gedreven. Ik deelde, na ’t ontzet, verheugd in uw geluk;
Eu deel, by ’t nieuw beleg, vrywillig in uw’ druk.
Pet waar’ my ligt geweest naar ’s Graavenhaag te keeren , Zo gy befloten had , op ’t Vaderlyk bcgecrcn,
Met my de ontroerde Stad te ontwykcn in dat luir; Döch niets bewoog uw ziel, dan de infpraak der natuur.nbsp;ELIZAE ETH.
Zou ik, terwyl myn trouw inyii’ Vader meest kan baaten , Myzelf beveiligen, hem in ’t gevaar vcrlaaten ;
Nu ’t onverwacht beleg zyn nieuwe Gemalin,
Het waardig voorwerp van zyn troinvc huwlyksmin,
En
-ocr page 23-En myne Broedren, die als ik hunn’ Vader eeren.
Belet van Rotterdam naar deeze Vest te keeren;
Nu hy, door deezen ramp beroofd van allen troost,
Zyn zwangre Gade mist, en, buiten my, zyn kroost? Myn waarde Vader is het leven van myn leven.
Kan ik, om my te hoên, hem in dien (laat begceven? Neen; fchoon ik fterven moest als ’t veege Leyden zwicht.nbsp;Nooit, nooit rouwt my een blyk van liefde en kinderpligt.nbsp;MAGDALENA.
’k Misprys uw teerheid niet: uw yver is rechtvaardig. En de eedle Dochter van zo groot een' Vader waardig.nbsp;Ik bleef om u en hem vrywillg in deez’ Wal,
Daar ik u beiden hoên, of met u fterven zal.
Ach ! mogt, daar gy me om ti en hem my zelf ziet waagen, Hem myn verworpen raad in ’t eind zo ver behaagen,nbsp;Dat ik ’t verdrag bewerkte; en gy ’t behoud der Stad,nbsp;By dat uws Vaders, aan myn zorg te danken had!nbsp;ELIZABETH.
Neen, waarde Magdalene! ik prys uw loflyk poogen; Doch 't redden van de Stad is buiten uw vermogen.
Men denlce aan geen verdrag; te wel, helaas! geleerd, Dat zich de Kastiljaan aan woord noch eeden keert.
Hoe dier het ftaat met Spanje in vreêverdrag te treeden. Getuigt het rookend bloed van de overheerde Steden j
Dat bloed, ’t welk nog om wraak aan ’s Hemels vier-fchaar fchreit.
En Leyden toeroept: Beef; zie Spanjes trouwloosheid. MAGDALENA.
Men wyte aan Spanje niet ’t geen Alvaas razernye Bedreef, tot vestiging van ’t Konings heerfcbappye.
Hy koos een’ (linkfchen weg ; en gaf, door fpoorlooshcén , Tot wederfpannigheid, cn zelfs tot afval reên.
De nieuwe Landvoogd zal eerlang, door zachter wetten, De Steden veiligcn, het krygsvolk paaien zenen.
Mogt Valdez de cerlle zyn,by ’t mindren van de klagt. Die hem de fieutels van ’t gehoorzaam Leyden bragt!nbsp;Wat zou ’t zyne eedle ziel een zuivre biydfchap baaren !nbsp;Hy zoekt, ik ken zyn’ aard, der burgren bloed te fpaaren ;nbsp;En ftelt zyn glori in ’t behouden van een Vest,
Die hoopeloos verzinkt in hongersnood en pest.
ELIZABETH.
Uw zucht voor Valdez doetu ’t best van hem vermoeden. Zyn gunst niet, maar de gunst des Hemels zal ons hoeden.nbsp;Hoe hoog gy hem verheft, wy (leunen in ’t verdrietnbsp;Op ’s Lands gerechte zaak, maar op zyn goedheid niet.
MAGDALENA.
’kSchat Vaidez waarlyk hoog; myne achting isreclnvaarl En maakte hem den naam vanmynen bruigom waardig,nbsp;’k Was reeds aan hem verknocht, indien 't beleg der Stadnbsp;Ons huwlyk rot dit uur niet opgehouden had.
Maar fchoon ik hem bemin, gy weet hoe diep myn harte In ’t heil van Neerland deelt. Gy weet met welk een fmartenbsp;My Alvaas wreedheid trof; en hoe ik, naar myn magt,nbsp;In Leydens zwaar beleg myn pligten heb betracht.nbsp;Romero wilde lang de Vest door ftorm doen bukken ;
Ik deed zyn oogmerk door myn’Held tot nog mislukken. Zo Valdez voor zyn’ pligt hierin gevaar voorzag,
Hy had reeds meer dan eens gellormd voor deezen dag. Hy kent de hagchlyklieid der wisfiende oorlogskansfen.nbsp;Hy heeft de Stad omringd met twee-en-zestig fehansfen.
Tienduyzcnd krygsliên , die vast vlammen op den buit, Zien naar ’t bevel des fiorms met roofzieke oogen uit;nbsp;Des onweênlaanbren ftorms, die Leyden zal vernielen.nbsp;De burgery finelt weg in ’t uitzien naar de kielen.nbsp;Waardoor ze ontzet verwacht in ’t alleruiterst wee:
Al ’t Land is vruchteloos herfchapen in een zee. liet water wast niet aan; en hoe ’tBoifotmoog’deeren,nbsp;Hy zal, zelfs voor zyn oog, de Vest zien overheeren.nbsp;ELIZABETH.
Gy maalt my vruchteloos de grootheid van ’t verdriet, ’k Vrees dat myn Vader-zelf ons lot te klaar voorziet. .nbsp;Hoe bleek is zyn gelaat door ’tzorgen, vasten,waakenlnbsp;Hoe dikwerf vind ik hem met traanen op de kaaken'.
En als ik hem omarm, en troost naar mynen pligt. Kust hy me, al zuchtend’, met de traanen in ’t gezicht;nbsp;En toont me, in weêrwil van zyn harte,wat gedachtennbsp;Hy heimlyk voed van ’tlot dat Leyden Haat te wachten.nbsp;IVIAGDALENA.
Myn waarde Elizabeth ! wat baat vcrgeefsch beklag ? Indien ge uw’ Vader mint, beweeg hem tot verdrag.
Jk eer zyn vryheidzucht; doch met iets toe te geeven Behoud men hen, die thans door pest en honger fneeven.nbsp;ELIZABETH.
Helaas! waar of hy toeft ? De Raad was nooit voorheen Zo lang...
MAGDALENA.
Van Hout genaakt.
EtIZABETH, MAGDALENA, JAN VAN HOUT. ELIZABETH, tegen van Hout.
A cb! keert gy dus alleen ? Waar liet ge uw’ trouwflen Vriend?
VAN HOUT.
]k dacht hera hier te aanfchouwen; ]k liet hem by ’t Stadhuis j ligt word hy opgehouên.
De Vest is vol gewoels; en elk, die hem ontmoet. Smeekt hem om troost of raad in zynen tegenfpoed.
De Stad erkent in hem haar’ allertrouwften Raader;
De burgers ccren hem ais hunn’ geliefden Vader;
A!s by zyn’ mond ontfluit hoort elk een hemelftem;
’t Smeekt all’ om zyn behoud, en alles oogt op hem. Stel des uw hart gerust; hy zal terftond hier weezen.nbsp;MAGDALENA.
Hoe fiaat het in de Stad ?
VAN HOUT.
Wy hebben ’t ergft’ te vreezen. De Raad vergaêrde by het ryzend morgenlicht.
Om tot het uiterft’ zich te ksvyten van zyn’ pligt, Wanneer van Noorden flraks elks deernis zocht te wek-Door al ’s Volks rampen op’tbeweeglykstonsteontdek-Hy maalde hoe de pest in wyk by wyk regeert; Cken.
Hoe ’t volk, dien ramp ontgaan, door honger word verteerd.
W^y hebben, voer hy voort, infpytvanons verlangen, Geen’ bode van Oranje of van de vloot ontfangen;
Ter-
-ocr page 27-Terwyl by ons t’e elend’ der burgren deed verdaan, Wierd ons geboodfchapt, dat een bende muitelingen,nbsp;Oprosring faamgcrot, dreigde in de zaal te dringen.nbsp;Men ftuitte hen een wyl, en pleegde inmiddels raad,nbsp;V'at best te doen flond in dien zorgclyken flaat.
Doch eer ngt;en onderling tot een befiuit kon komen. Kwam ’t volk, gelyk een vloed, ter raadzaal’ binnen ftroo-Ëen troostelooze hoop, verzwakt en uitgeteerd.
De wanhoop had hun hart en zinnen overheerd.
Een van hen voerde ’t woord, en wekte elks raedelyden
Door 't maaien van ’t gebrek, waarmeê men had te ftryden,
En eischte vrede of fpys, tot niindring van den nood. Fluks rees een groot gefchreeuw, van vrede, vrede,nbsp;of brood 1
Maar ’t geen de welgezinde een billyk omzien baarde Was dat een deel des liaads zich voor hunn’ eisch ver--ELIZABETH.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ckaarde.
Dit is de vrucht, helaas! van Baarsdorps woeste reSn. Hy houd de Spaaufche zy’.
VAN HOUT.
Hield hy die flechts alleen. En had de Vesting niets dan zyne drift te fchroomen.nbsp;Maar ach i van Zwicten zelfs is eindlyk uitgekomcn,
Hy flrekte ’t muitziek volk, met loosbelegde taal;
En zwoer, met dieren eed, dat hy, die menigmaal Naar vrede had gewenscht,’t verdrag hadaangeprezen.nbsp;Geen heillooze oorzaak van der burgren moord zou wee-En dat, indien men hem gehoo^gaf, deezen dag C^en;nbsp;Getuige wcezen zou van ’t fluiten van ’t verdrag.
Maar ’t kleenfte en beste deel van Leydens aclubrc Raaden,
Bewust dat ons de vreê min baaten zou dan fchaaden, Vertoonde ’t volk den ramp die hen te wachten Hondnbsp;Zo Spanje hier zyn woord, als korts in Haarlem, fchond.nbsp;Dan waar’ ’t beklag te laat en’t onheil niet te ontwyken;nbsp;Romero had zyn roof-cn moordzucht fleeds doen blyken;nbsp;Maar boven allen toonde uw Vader ’t volk hunt^^ pligt ^nbsp;Beklaagde hunne elend met traanen in ’t gezicht;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Verhief hunn’ moed,en zwoer,dat zy die hen vertzaag-Veel minder dan hyzelf hun deerlyk lot beklaagden; Dat hy het volk beminde, en, tot bewys van trouw,nbsp;De Stad beveiligen, of met haar vallen zou.
Hy ftelde toen al ’t fchoon der vryheid hen voor oogen. Het naadren van de vloot;de magt van ’t Alvermogen;nbsp;En won in ’t eind zo veel, door zyn welfpreekendheid,nbsp;Dat deeze ftorm bedaarde, en hy , door zyn beleid,
De burgery bewoog zich mefveréénde krachten Te kwyten van haar’ pligt en op ’t ontzet te wachten.nbsp;Terwyl door Raad en Volk hem eerbied wierd betuigd,nbsp;Vertrokken we in triomf, van allen toegejuicht,
ELIZABETH.
Ligt heeft het muitend Volk iets ergers voorgenomen. Helaas! hy toeft te lang. Zyn afzyn doet my fchroomen.nbsp;VAN HOUT.
Schep moed; daar is hyzelf.
VIERDE T O O N E E L.
ELIZABETH, MAGDALENA, VAN HOUT, PIETER ADRIAANSZ VAN DER WERF,nbsp;CORNELIS CLAASZ VAN ZWIETEN,nbsp;CORNELIS VAN NOORDEN,JANnbsp;JANSZ VAN BAARSDORP.
ELIZABETH.
M yn Vader! welk een vreugd!
VAN DER WERF.
Hoe dus befchreid, myn Kind ! Bedwing uw ongeneugt. Gy ziet, door ’s Hemels gunst, my weder in uwe armen.nbsp;Ligt zal zy over ons en Leyden zich erbarmen.
Men fteune op haar-allééu, en kwyt’ zich van zyn’ pligt. Tegen vau Hout.
Na fcheiden van den Raad ontfingcn wy ’t bericht, Dat niets Romeroos drift tot ftormen kan bepaalen,
En Valdez zich in ’t eind’ door hem liet overhaaien.
Wy hebben deeze maar’ den Hopliên meêgedeeld; Doch ze is voor ’t weerloos volk, zo veel men kon, ge-De burgers zyn getroots den aanval af te wachten. Gi^eld.
Cten ?
MAGDALENA.
Wat weêrfland wacht gy toch van hun verzwakte krach-Vergeef myn ronde taal; ’k doe ze u uit nood veiltaan. Een enkle ftorm doet ons, doet al de Stad vergaan.
Ik durf myn woord, myn hoofd, voor Valdez deugd verpanden;
Sluit een verdrag met hem. Vertrouw u in zyn handen. Befchouw wat deerlyk lot de Stad te wachten Baatnbsp;Jndien ze in ’t Bonnen aan den Spanjaard overgaat.
A 5 nbsp;nbsp;nbsp;Geef
-ocr page 30-Geef toch den gantfchen Raad, uzelf, de burgeryc, Kiet over tot een prooie aan ’s vyands razernye.
’t Is reeds te lang gemard en hier geen tocvens tyd. Zorg voor het heil der Vest, waarvoor uw trouw zich
Cken.
Myn Bruidegom zal meer, dan hy reeds aanbood, fchen-VAN DER WERF. nbsp;nbsp;nbsp;^^en ;
Wy kennen Spanjes doel. ’k Wil Valdez roem niet kren-Maar als de vogelaar het zachtst en lieflykst fluit,
Is hy, het beige u niet, meest op bedriegen uit.
Dacht Spanje als gy, de vreê zou onze rampen keeren; Nu moet men met de Stad vergaan, of triomfeeren.
Dit is ’t befltiit des Raads. Al quot;t Nederiandsch gewest Verwacht zyn vryheid met de vryheid deezer Vest;
En, worden we onder ’t puin van baaren wal begraaven, Dan ftaavcn we onzen eed, en leeven niet als flaaven.nbsp;VAN baarsdorp.
't Is inderdaad niet vreemd, dat de eigenzinnigheid En vrede en flaaverny zo weinig onder.lt;cheid. (-(jjgnbsp;Maaracht gy Neêrlands voik, veel eeuwen lang rechtvaar-Door Graaf op Graaf beftierd, den raam van flaavennbsp;VAN DER WERF.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(waardig?
Geenszins, zo lang de Graaf, getrouw aan pligt en eed, De w'etten handhaafde en’sL.ands rechten niet beftreed;nbsp;En grooter glori vond , hoe hoog in magt gerezen,
In de éérfle eens vryen volks dan in tyran te weezen: Maar fints ons Phlips verdrukt door wreededwinglandy,nbsp;Verfchilt de vreê met hem niet meer van flaaverny.nbsp;VAN BAARSDORP.
Men kan hem door’t verdrag aan nieuwe banden binden,
VAN
-ocr page 31-IX
VAN HOUT.
Zo u zyn dienst gevalt, gaa hem in Spanje vinden.
VAN ZWIETÊN.
Maar zo men Leyden door den vrede kon behoên... VAN HOUT.
Geef toch geen verdren voet aan ’t opgevat vermoên. VAN NOORDEN.
Men zorgt niet zonder reên voor echtgenooteen telgen. VAN HOUT.
Hoe wraag de teug ook vsll’, men moet die faam verzwel-’t Is beter dat hen quot;t zwaard des hongers nederflaa,
Dan dat ze een prooi zyn van des krygsvolks ongenaê. VAN NOORDEN.
Gy kent de banden niet die ’t hart zo caauw verbinden. VAN HOUT.
’k Lyd moogiyk dubbel' in al ’t lyden myner vrinden. Doch wie 't verdrag ook raade, ik vloek de llaaverny;nbsp;Ik zwoer der vryheid hulde, en leeve of fiervc vry.
VAN NOORDEN. nbsp;nbsp;nbsp;^
’k Ben nevens u getroost voor Godsdieitst, Recht en Wet-Schoon ik myn buis befchrei, het leven op te zetten.
VAN HOUT, tegen van der Werf.
Ik heb voldaan aan’t geen myw'iei-d verzocht ,Mynhcerl Doch ’t zy by ons geheim.
VAN DER WERF.
Tegen de Vrouwen, die op zyn‘ wenk vertrekken.
Ife Zie terftond u Weêr.
V r F.
-ocr page 32-V T F D E T O O N E E L.
VAN DER WERF, VAN ZWIKTEN, VAN NOORDEN, VAN BAARSDORP,
' nbsp;nbsp;nbsp;VAN HOUT.
VAN HOUT.
Men heeft den voorraad in de Vesting opgenomen.
De nood is hoog, en reeds op ’t uiterfie gekomen.
Ik vond geen brood, hoe naauw ik alles heb doorzoeht. De tweebak en het meel zyn gantsehiyk uitverkocht.nbsp;Men zal op deezen dag de laatlle paarden Aagten.
De fchraale moutkoek kan den honger fchaarschverzach-En echter fterkc zy Hechts drie dagen , verder niet. nbsp;nbsp;nbsp;»
VAN NOORDEN.
Ziet daar, helaas! ziet daar wat Leyden overfchiet. VAN BAARSDORP.
Een kranke troost voor zo veel hongerige monden.
VAN DER WERF.
Och! of myn raad voorheen meer ingang had gevonden, Toen Spanje uit nood de Vest van’teerst beleg ontiloeg!
VAN ZWIETEN.
Men heeft voor fpys gezorgd.
VAN HOUT.
Men zorgde niet genoeg Ten nutte van’t gemeen,maarflechtsvoorhuisgenooten.nbsp;Dit blykt aan ’t meel, dat, loos, in kusfens wierd befloten.nbsp;.VAN BAARSDORP.
Een lastrend volksgerucht is naauwlyks antwoord wa^rd’. VAN HOUT.
De zwynen op de flal, tot eigen nut gefpaard.
Die zich, van tyd tot tyd, ontdekken door hun knorren, Verfchaffen’t hongrig vo!k, met reden, (lof tot morren.nbsp;VAN BAARSDORP.
Oranje draagt u gunst:- die Schutsheer maakt u ftout.
V A N H O U T.
Maar zeg wiens gunst zoekt hy, die al de gerst vermout. En ’t bier verzuuren laat, opdat der burgeryenbsp;Noch ’t voedfel noch de drank tot onderlland gedye,nbsp;En dus door hongersnood de Stad mooge overgaan ?nbsp;VAN ZWIKTEN.
Hoe! wyt ge aan my den ramp, die my zo duur zal ftaan ? Waar blykt...
VAN DER WERF.
Jn’s Hemelsnaam, laat ons geen tweedragt voeden. Met twisten is' de Vest voor 't onheil niet te hoeden.nbsp;VAN ZWIKTEN.
Had elk zich-zelv’ verzorgd op ’t naadren van’t gevaar t VAN DER WERF.
Die last betrof de Stad, en was voor ’t volk te zwaar. Wat word 'ernietvereischt voor veertien duizend zielen !nbsp;Schoon reeds drie duizend door 't vernielend pestvuur
(Hond;
Schoon fchutgevaarte en flryd twee duizend wreed ver-En ’t aakelig gebrek ons nog op duizend Hond ;
Ons is, fints ’t nieuw beleg, in agttien bange wecken, Hoe zwaar de fchaarschheid drukt, helaas 1 te klaar ge-VAN NOORDEN.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(bleken.
Men vleide zich met grond, toen Valdez,op ’t ontbiêji Des Landvoogds, ons verliet, hem nimmer wcêr te zien.nbsp;En waar’ Graaf Lodewyk niet op de hei geflagen,
Men had alom den glans der vryheid op zien daagcn.
En wy....
VAN DER WERF, ’k Zie van der Does.
VAN DER WERF, VAN ZWIKTEN, VAN NOORDEN,VAN BAaRSDORP, VANnbsp;HOUT, JONGEHEER JAN VANnbsp;DER DOES.
VAN DER DOES,
Verfchoon 't zo ik u Hoor. Een boó van Valdez elscht by Leydens Raad gehoor.
VAN DER WERF.
Alvveêr een nieuwe list.
VAN NOORDEN.
Indien men dorst vertrouwen
Dat hy,..
VAN DER DOES.
Wie durft, wie kan op ’t woord van Spanje bouwen? Een andre vyand vond geloof; doch ’t is bekendnbsp;Hoe ligt de Castiljaan de heiiigfte eeden fchend.
Kon Valdez van ’t verdrag alleen nog meester weezen, Men had ligt minder voor meineedigheid te vreezen.
gaf geen doorflaand blyk van wreedheid tot deez’ dag; Doch daar Romero met hem deelt in ’t krygsgezag,nbsp;Daar de uitdag van ’t Beleg betrouwd is aan hen beiden,nbsp;Sierve eer de katde man, verzinke eer ’t hooploos Ley-Ecr onszyn vleitaal doorbeloften dwaas verblind’,
En by hier nieuwe prooi voor woede en ontucht vind’!
VAN
-ocr page 35-15
VAN ZWIKTEN, tegen van der Does.
Maar zo hy zich bereid om Leydens zwakke wallen, Gelyk men ons bericht, met llormen aan te vallei).
Durft ge ons verzeekren dat de Stad hem af zal flaan ? VAN DER DOES.
Voor d’uitdag van den ftorm den Raaden in te Haan,
Waare onbedaehtzaamheid ; maar ’k durf vryinoedig zweeren
Tot aan myn’ jongllen fnik hem van den muurte weeren. De Hopliên zyn den dood getroost. Dan hoe ’tzich wend’.nbsp;Men kan de razerny des vyands in het end’, fgen.nbsp;Schoon hy zieh meester zag, door wanhoop nog bedwin-En met de veegc Stad hem in de lucht doen fpringen.nbsp;VAN NOORDEN.
6 Goede Hemel! keer dien fchrikkelyken flag!
VAN HOUT.
Ik volg u in den ftryd; ’t is Leydens jonglfc dag.
VAN ZWIKTEN, tegi?i van Hout.
Denk aan uw zusters telg.
VAN HOUT.
Ons is geen hoop gebleven. Ik aeht een’ braaven dood meer dan een eerloos leven.nbsp;VAN DER DOES, tegen van der IVerf.
VAN baarsdorp, tegen van der Werf.
In ’s Hemels naam, fpreek ’s vyands boö, Mynheer i VAN HOUT.
Men hield tot aan dit uur, en ’t ftrekt de Stad tot eer, In fpyt van Valdez bede en uitgeftrekt verlangen,
Zyn boden uit de Stad; en zal men die ontfangen,
Nu
-ocr page 36-Nu alles hooploos is, en toonen hem hoe ’c ftaat.
Zal hy de Burgren, door gebrek en pest, op ftraat, Van levenskracht beroofd, bezwymd zien nedervallen^nbsp;Hen wagglend kruipen zien naar de afgeftreden wallen ,nbsp;Daar degen en musket hen fiddren in de hand ?
Dan was zyn wit bereikt; dan wist hy in wat Hand De Vesting zich bevind, en kon die ligt verwinnen.nbsp;Men biede aan Spanje ’t hoofd, en Iaat’ geen vleijersnbsp;. VAN DER WERF.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Chinnen.
Ik heb met aandacht op ’t gewigt der zaak gelet,
En voed, hoe flaau w, nog hoop op h langgewenschte ont-Schoon ’t wasfend water door Romero word bedwongen, De vloot is echter tot den Kerkweg doorgedrongen.
’t Is waar dat’s vyands mngt voülrekt haar keeren kan. Al zyn befchansfingen zyn daar getuigen van;
Te Zwieten, Zoeterwoude en de omgelegen fireken; Vooral te Lammen, daar Boifot dient dóór te breeken.nbsp;Doch ’t fpringty nadert reeds; en God, die wondren doet,nbsp;En Leydens traanen ziet, beheerscht den watervloed.nbsp;De westewind fteekt op ; wie weet wat heil kan daagen.nbsp;Indien wy ons bederf Hechts eenen dag vertraagen?
’k Heb jaar op jaar myn trouw aan Nederland betoond. En,daar’t zyn nut betrof,myn leven nooit verfchoond:nbsp;’kBen nog gereed myn bloed tot Leydens heil te geeven.nbsp;Doch word de Stad gered als we op haar muuren fneeven ?nbsp;Ik weet, men kan zich van den felften oorlogsnoodnbsp;In ’t eind bevryden door een’ eerelyken dood;
Maar word dit naar ontwerp uit wanhoop niet geboren ?
Hoe veel onnoozlen doen we in ’t laauwe bloed niet fmooreii!
¦Een Christen, hoe vol moeds, voed altoos deerenis.
En geeft geen wanhoop plaats eer alles hooploos is.
VAN NOORDEN.
Ach! kunnen wy de drift des vyands paaien zetten?
' nbsp;nbsp;nbsp;VAN DER'WERF.
Wy moeten /’t gaa zo’t will’, het ftormen hem beletter; De ramp, hoe fpaê hy koom’,komtaitoos veel te vroeg jnbsp;En, moet de Stad vergaan, ’t is morgen tyds genoeg.
Men hoor’ den bodej en doe geblind hem herwaart voeren.
Geen vyand moet den fiaat van Leyden loos beloeren. Men houd’, kan ’tzyn , hem op, als zocht men handeling.nbsp;Al wint men niets dan tyd, die winst is niet gering.nbsp;Ziet daar myn’ raad; en weet ge in onzen nood iets nadernbsp;Tot redding, fpreek vry uit.
VAN DER DOES, tegen van der Werf.
Getrouwe Burgervader!
Ik eer uw wys beleid.
VAN baarsdorp, tegen van der Werf.
Uw raad heeft my behaagd. van noorden.
Ik Bern m alles ’t geen den va! der Stad vertraagt.
VAN H o 0 ï j tegen van der Werf, (gcn, Maar waar’ ’t niet best, om’t volk niet in de zaak te men-Den bode, langs den wal, in uw verblyf te brengen ?nbsp;De Vroedfchap heeft zich op het Raadhuis naauw’ ver-Of al het hooploos volk isdaar omheen gefchaard; Cgaêrd,nbsp;En ging’t als flus, dan waar”t den vyand klaar gebleken
Hoe fterk de tweedragt ’t hoofd hier fomtyds op durft ileeken.
B nbsp;nbsp;nbsp;De
-ocr page 38- -ocr page 39-VAN DER. WERF, MAGDALENA.
VAN DER WERF,
Ja, toen wy dachten dat het ftormen aan zou gaan, Deed van der Does aan ons het vreemd bericht verftaan.nbsp;Dat Valdez door een’ bode ons iets had voor te draageti»nbsp;Men heeft, na ryp beraad, 't gefprek niet afgeilagen.
Ik wacht den bode, en acht dat Valdez, die gewis Veel meer om u dan om de Stad bekommerd is.
Niet heeft verzuimd aan hem een’ briefvoorutegeeven. Ge ontzegt my niet te zien wat hy u heeft gefchreven ?
MAGDALENA.
Hy zal niets meiden ’t geen de Stad betreft, ó neen. ^
Hem is te wel bewust wat ongelegenheên
Die onvoorzichtigheid aan my zou kunnen baaren.
Ik zal, ’t geen hy my fchryft, u onbefchroomd verklaaren, ’t Verheugt my dat de Raad den bode Iiooren zal.
Geloof my, Valdez deelt in Leydens ongeval;
Hy zoekt het door zyn zorg in’t uiterll’ nog te hoeden, Bevryd met hem de Stad van grooter tegenlpoeden.
Zal haar de wanhoop doen vergaan in ’t ongeluk,
Daar zelfs de vyand haar wil redden uit den druk?
VAN DER WERF.
Indien men door beleid het ftormen kan beletten,
Is ’t nog niet hoopeloos dat wy haar zien ontzetten. MAGDALENA.
B 2 nbsp;nbsp;nbsp;Wjtï
-ocr page 40-Wat uitkomst wacht ge toch? De nood groeit meer cn meer.
De hongersnood vernielt hen die het pestvuur fpaarJe; En of ons zo veel ramps nog niet genoeg bezwaarde,nbsp;Een deel der Burgery is heimlyk Spaanschgezind.
’t Verfchil van Godsdienst fcheid den vrind van zynen vrind.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;
Dees pleit voor ’t oud geloof, en die voor’t beeldeniior-
Dees kiest des Konings dienst, die wil den Staat hervormen.
De tweedragt fcheid hen die de elend^e faamenknoopt. En ach! de hulp is verr’. Men heeft vergeefs gehooptnbsp;Dat de aangegroeide vloed den vyand zou doen wyken.nbsp;Gantsch Rynland is een zee, door ’t floopen van de dyken;nbsp;Doch ’t Spaanfche heir houd ftand,en ’t water fcliiet tenbsp;Terwyl de elende al vast ondraagelyker word.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’
Hoe menigwerf zyn in den nood cn Prins en Sraaten Om redding aangezocht;en ach! wat kan ’t onsbaaten?nbsp;Men geeft ons flaauwe hoop; helaas! die hoop is 't air;nbsp;En, tot een overmaat van al ons ongeval,
Keert geen der Helden weer, die, met gevaar van ’t leven, Den Bondgenoot bericht van onzen toefland geeven.nbsp;quot;tSchynt of de Spanjaard zelfs de wacht houd in de lucht.nbsp;Wat zou de duiven toch weêrhouden in haar vlucht.nbsp;Indien ze in’t Spaanfche heir niet wierden opgevangen?nbsp;Gy hebt, in weêrwil van al ’t wenfehen en verlangen,nbsp;Sints u de laatlle duif in Leyden tyding bragt.
Vier dagen lang vergeefs naar nieuw bericht gewacht.
Men weet niets van de vloot, men hoort niets van de Staaten.
V A X
w-.
-ocr page 41-21
VAN DER WERF.
Schoon alles ons begeeft, God heeft ons niet verlaaten. Ik hoop, zelfs tegen hoop, op zynen onderHand.nbsp;Voldoe aan myn verzoek; fpreek Valdez afgezant:
Hy is aliede in huis; ik zal hem hier doen komen.
TWEEDE T O O N E E L.
VAN DER WERF, MAGDALENA, VAN HOUT.
iVJ ynheer! de Vesting heeft een nieuw verraad te De vyand zend een’ bode; en, eer men dien nog hoort.nbsp;Bekruipt zyn legerknecht de Hoogewoertfche poort.
En zoekt door fnoode list het bolwerk te overvallen. . Wat heil dat hem Montfoort zag lltiipen naarde wallen!nbsp;Hy gaat hem reeds te keer, kloekmoedig bygeftaannbsp;Van Duivenvoorde en Schot. De vyand rukt fteeds aan.nbsp;De ftryd word van belang.
VAN DER WERF.
Kom, laat ons derwaart fireeven, En niepwe blyken van ftandvasten yver geeven.
Tegen Magdalena,
Spreek met des Vyands boó; zeg, dat, tot Leydens val De list zo weinig als de woede baaten zal.
derde t o o n e e L.
MAGDALENA,
VIERDE T O O N E E L.
MAGDALENA, DON FRANCISCO DE VALDEZ. VALDEZ.
Waar ben ik ? Kan ’t gefchiên! MAGDALENA.
’t Ontzet u mooglyk hier een Vrouw alléén te zien, Daar gy den gantfchen Raad vergaderd dacht teaanfchou.
VALDEZ. nbsp;nbsp;nbsp;Cwen.
Myn waarde Magdaleen!
MAGDALENA.
Durf ik myn oog vertrouwen? ¦t Misvormd gelaat wcêrfpreekt de welbekende flem,nbsp;VALDEZ,
Ach! raadpleeg met uw hart. ¦
MAGDALENA.
Dat hart herkende hem
fcheidcn.
Maar ach! wat jaagt u hier? wat doet gy binnen Leyden? Zo iemant u ontdekt, wat eindelooze elend.,..
VALDEZ. nbsp;nbsp;nbsp;(kent.
’k Loop geen gevaar, naardien myn Bruid zelf my niet Ik heb, vermomd in ’t kleed van een’van myn foldaaten.nbsp;Ten beste van de Stad, de legerplaats verlaaten.
’k Beloofde u met een’ eed van ’t flormen af te ftaan, In hoop dat haar ’t gebrek haast zou doen overgaan;
Nu dit mislukt, en ik myn leger veel zie lyden
Op ’t nat moerasfig veld, door ’t onophoudlyk llryden.
Beproef ik met gevaar myns levens, deezen dag,
Qf
Aan nbsp;nbsp;nbsp;’t getrouwheid zwoer, by ons noodlottig
Of hier dc Vroedfchap nog wil luistren naar verdrag.
Ik hoopte u, kon het zyn, door één’ der Roomschge. zinden,
Te ontdekken in wat Haat de zaaken zich bevinden j fin dat ik Juliaan niet meer weêrhouden kan.
’k Waag ligt te veel; maar gy,gy zyt’er de oorzaak van. fk dacht niet, toen ik my dorst in de Vest betrouwen.nbsp;Dat my ’t geluk aldaar myn Bruid zou doen aanfehouwen.nbsp;Men bragt my van den wal geblind tot op dit erf;
Waar liet men my in ’t einde ?
MAGDALENA.
In ’t huis van Van der Werf, VALDEZ.
Van hem, die, hoopeloos, de veege Stad verdedigt, Myn Bruid gevangen houd, en my in haar beledigt?nbsp;MAGDALENA.
lipe! waant gy dat men my hier vasthield met geweld? Neen, ’k bleef uit keur;men heeft my d’uitgang vrygefteld.nbsp;VALDEZ.
Gy bleeft, daar ik ’t beleg had om de Stad gellagen? MAGDALENA.
Ik bleef oniu.’kbleefom my-zelve, en om mytimaagen. VALDEZ.
Gy toefde om my niet, maar uit liefde tot de Stad. Magdalena.
Ach! Valdez 1 Leyden is myn wieg en bakermat;
All’ wat hier aanzien heeft bellaat my in den bloede.
De braave van der Werf, door wiens getrouwe hoede De Stad befchermd word, is myn naaste bloedverwant;nbsp;Zyn telg myn hartvriendin; en zoude ik, in een’
Die zo gcvaarlyk is, de Vest en hen begeeven ?
JMeen, neen; myn leven hangt aan inyner vrienden leven.
VALDEZ.
Gy' kent myn trouw te wel, dan dat gy zond vermoên Dat Valdez uw geflacht in ’t leed niet zou behoên.
Tk had om u voor hen een teedre zorg gedraagen. üw vreugd flrekt my tot vreugd, uw maagen zyn mynnbsp;MAGDALENA.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Onaagen.
Gy weet hoe’t Spaanfche heir gewoed heeft tot deez’ dag, Wanneer het Steden won, al waar’ ’t zelfs door verdrag.nbsp;Gy, die myn inborst kent, kunt ligtelyk bevroedennbsp;Wat afkeer ik gevoel van dat rampzalig woeden.
Hoe trof my Zutfens leed en Naardens wreed verdriet! Wat leed ik door den val van’tfchreijend’Haarlem niet!nbsp;Ik heb een Hollandsch Iidrt; en heb u niet verzwegennbsp;D.at niets het Vaderland by my ooit op kan weegen.
’k Misgun u’de eer niet dat'gy Leyden bukken doet. Maar 'k moest verhoeden dat gy ’t fmoorde in burger-VALDEZ.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(bloed.
’k Heb nimmer dan door dwang der burgren bloed vergo-Ach ! had ge u om dien reSn niet in de Stad befloten ! MAGDALENA.
Ik hoopte dat uw gunst, bewogen door myn trouw,
De Vest en burgery om my verfclioonen zoit;
En zocht, aan de andre zyde, uw’ oorlogsroem te nerken, Door een gewenscht verdragten fppedigdcuit te werken.nbsp;Tot nog toe is ’t mislukt. Men vreest, niet zonder reen,nbsp;Jtorneroos dolle woede en zyn meinëedighccn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Die fnpode kent geen deugd ; en zoekt zelfs Leydens waU gy Qga der poo'rten» door zyi; benden te overvallen,
ÉÊÊ
-ocr page 45-ay
TREURSPEL.
Terwyl ge afweezig zyt: ik beef om uw gevaar. VALDEZ.
Wat zegt ge ? Hemel!
MAGDALENA.
Denk boe my die wreede maar’ Het hart doorgriefde, en my doet fiddren vooruwleven.nbsp;Valdez.
Romero zal, hoe ftout, geen’ last tot fiormen geeven, Vdor hy my wederziet. Doch zo ik tjeezen dagnbsp;De Vroedfehap niet beweeg tot fluiting van verdrag.nbsp;Acht ik me ontflagen van den eed aan ii gezworen.
Al ’t leger mort; men wil niet meer van uitflel hooren. MAGDALENA.
Zoud gy befluiten tot den ftorm ? zoud gy, Mynheer!..,
VALDEZ.
Beklaag ii niet van my; ’k ben des geen meester meer. ’k Heb om myn deerenis my reeds te lang zien boonen.nbsp;Men zegt, dat ik door u my van myn’pligtlaat troonen;nbsp;Du.s Konings dienst verzuim en Leyden tracht te hpèn.nbsp;Kicts dan de zege kan me ontflaan van dit vermoên.
’t fs zeker dat de Vest myn magt niet kan ontkomen; Maar ’k heb Romeroos nyd en ’s krygsvolks drift te fchroo-Behoed met my de Stad voor haar’ gewisfen val. C'Dvn.nbsp;Ligt dat myn VoorOag aan den Raad beliaagen zal .
Hoe ’t zy, ik zal voor u en vooral de uwen zorgen.
’k Zie, als verwinnaar of als vriend, u weer op morgen. MAGDALENA.
Zal Valdez dan, in fpyt des eeds dien hy my zwoer?.'.. Wat ’s dit ? Ik hoor van verre een vreesfelyk rumoer.
B 5 VAL.
-ocr page 46-VALDEZ.
Ik hoor trompet cn trom ; dit zou my fcliierdoen vrcezen Dat iets....
MAGDALENA.
Keer nsar ’t vertrek ’t welk u is aangewezen; ’t Is uw en myn beiang den achterdocht te ontvfièn.nbsp;VALDEZ.
Hoe 1 fclieiden ?...
MAGDALENA.
Volg myn’ raad; ik hoop u w'eSr te zien, V r F D E J O O N E E L.
MAGDALENA.
Helaas?hoe zal ik best hem aan ’t gevaar onttrekken, En hem voor ’c fcherpziende oog van Van der Werf bedekken ?
’t Baart alles achterdocht; een woord, een enkle zucht; Jk vroeg geen’brief! Hoe Berk vermeerdert het gerucht!nbsp;Het nadert meer en meer op ’t klinken der trompetten,
ZESDE T O O N E E L.
MAGDALENA, ELIZABETH. ELIZABETH.
Hoort gy die woeling niet .Mm ’t losfen van musketten^ Dan ’t buldren van ’t gefehut, en dan weêr vreugd geluid.nbsp;MAGDALENA.
ö Ja, maar ’t blykt my niet waaruit dit alles fpruit. ELIZABETH.
Ik zocht vergeefs dc reên. Het volk fehynt uitgelaaten.
Ik zag een’ rrocten hoop van allerleie Itaaten
Zich voegen by elkaèrj decs luistert, die verhaaltj
Op’t een gelaat fchynt vreugd, op ’t andre druk gemaaid; Dees flaat het oog omhoog, die vouwt de handen faamen 5 ,nbsp;Deesfpringt, een andre juicht; en, daar ik poog te raameilnbsp;Wat elk tot dit gewoel met zo veel drifts vervoert.
Hoor ik op ’t fteeken der tro- tpet de trom geroerd.
3\IA GDAIiENA. nbsp;nbsp;nbsp;^
't Schynt vreugd. Ach ! dat dees vreugd de Stad tot heil Daar is uw Vader-zelf, aan ’t hoofd der burgerye.
ZEVENDE T O O N E E L.
MAGDALENA, ELIZABETH, VAN DÉR WERF. GEWA'PENDE BURGERS,
VAN DER WERF.
Ik dank u voor 't gelei; geliefde Burgerfchaar!
Gaat, troost uw vrienden met dees hcuchelyke maar’, Èn doe ftraks vaandels van de niolenroeden waaijen,
Om blyken van uw’ moed den vyand toe te zwaaijen. Dat elk de post bewaar’ die hem bevolen is.
De Hemel loone uw trouw' door uw behoudenis.
BOTSTE T O O N E E L.
VAN DER WERF, MAGDALENA, ELIZABETH. VAN DER WERF.
Wy hebben in het eind, door’s Hemels dierbren zegen ^ Een aangenaam bericht uit Rotterdam gekregen.
'Terwyl de vyand , die de Hoogewoertfche poort Zocht te overromplen, in zyn’ aanllag wierd gefloord,nbsp;En Duivenvoorde en Schot, kloekmoedig uitgevallennbsp;Tot fterking van Montvoort,hem dreeven van de wallen j,nbsp;Is Frans Corneliszoon, dien ik ’s Lands Redder zond.
Opdat liy weeten mogt’ hoe ’t hier gefchapen ftoiid, Begunftigd door ’t gevecht by ons te rug gekomen.
MAGDALENA. nbsp;nbsp;nbsp;(nomen ?
Hebt ge uit dien trouvv'en bode iet goeds voor ons ver-VAN DER WERF.
Ja, zo flechts voor een poos bet ftormen word geweerd. ELIZABETH.
Voed gy nog hoop? kan ’t zyn»
VAN DER WERF.
Wy vinden ons ver^rd Met ’s PriiLsfen eigen fchrift; waarïn hy ons doet weeten,nbsp;Koe liy, door koortfen in het kraiikbed ncêrgefmeten,nbsp;Zich meer om ons dan om zich-zelven had gekweld ;
Doch dat hy,thans volmaakt door ’s Hemels gunsther-lleld,
Zyn vlyt verdubblen, en , met ’s Lands getrouwe Staaten, Tot redding van de Stad niets onbeproefd zal laaten ;nbsp;Dat hy de vloot bezocht; en dat ze,' fterk bemand,
En rykiyk is voorzien van allen onderftand;
Dat Willemfe en Boifot en al de fiere Zeeuwen,
Van yver blaakende, zo moedig zyn als leeuwen.
En glori draagen op de wonden, die hun trouw Verkreeg in ’t fchraagen van het wanklend Staatsgebouw;nbsp;Dat zy, om Leydens leed op Spanje fel te wreeken.nbsp;Zich reeds bereiden om den Kerkweg dóór teftecken;nbsp;Terwyl men, vol van hoop, op’tnadrendfpringty wacht.nbsp;Wy hebben ’s Volks verdriet,zo veelmen^kon, verzachtnbsp;Door deeze maar’ terftond van ’t Raadhuis af te leezen.
MAGDALEN A.
Helaas! verfchafc dit reên om zo verheugd te weezen ?
VAN
-ocr page 49-VAN DER WERF.
Dit troost het treurend volk, en fterkt het in’t verdriet, ’t Hervat den moed, wanneer 't den Raad genioedigd ziet;nbsp;En woeste muitzucht, die ons reden gaf tot zorgen,nbsp;Houd, op’t gezicht dier vreugd , uit angst het hoofd ver-ELIZABETH.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(horgen.
Ik merk, helaas! fchoon ons Oranje vleijend fchryft. Dat Leyden weinig hoops op uitkomst ovrig blyft,
Eij haast ten wisfen prooije aan Spanjes wraak zal Rrekken. VAN DER WERF,
Ik zal het, met Gods hulp, nog aan die wraak onttrekken.
NEGENDE T O O N E E L.
VAN DER WERF, MAGDALENA, ELIZABETH, VAN HOUT.
VAN HOUT.
Myn waarde Vrienden! deelt in’t heil datelkverblyd; ’t Schynt of de Hoogde Magt voor Leydens burgren dryd.nbsp;VAN DER WERF.
iVat is ’er gaans ?
VAN HOUT.
Na dat de wakkre Duivenvoorde Met Schot tot in het heir der Castiljaanen boorde.
Hun list ben duur betaalde, en wraak nam in hun bloed. Trok Haviks met zyn bende, ontvonkt door d’ eigennbsp;moed,
Daar 't volk van Van der Does zyn’aanflagonderdurte, Stil naar de Haagfche poort; of hy, de Stad ten nutte.nbsp;Gelukkig flaagcn mogt de Boschenhuizer fchansnbsp;Te winnen door geweid, Hoe hagchlyk hen de kans
Der
-ocr page 50-Der zege viel, thans bfykt wat drift en moed vermogen. Det volk, met ftillen trom, in orde voortgetoogen,
Tot aan den Schanswal toe, viel aan met heesch ge-fchreeuw,
En toonde aan Spanje dhiart van Hollands fleren Leeuw. De vyand fcheen gehard den aanval af te keeren,
En poogde, fchoon verrast, kloekmoedig zich te,weeren. Ons dapper volk bood trouw elkandren onderfland.
De glazen fulpherfles vliegt ftraks uit hand by hand.
En word met brandend lont den vyand toegedreven.
Zet al de fchans in roer en doet de ftoutflen fneeven , Daar ftof en rook en vlam zich mengen, flag op flag.nbsp;De polsllok-zelf dient tot geweer op deezen dag. fgen.nbsp;Men zag Phlip Dirksz het eerst denfchanswaloverfprin-De vyand zocht vergeefs ons volk terug te dringen.nbsp;Door vuur of zwaard verfchrikt, dat hy aan allen kantnbsp;Ontmoet, zinkt hem in 't eind de degen uit de hand.nbsp;Hy fmeektomlyfsgenad. Doch’tloon,datwybeloofdennbsp;In d’aanvsng van ’t Beleg voor de afgehouwen hoofden,nbsp;Flceft meer vermogen dan zyn fmeeken en gebeên.nbsp;TGcfchrei van zege en moord vermengt zich onderéén.
Geen Spanjaard vind genaê; all’wat niet vlucht moet fneeven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Zelfs rukte een Zeeuwsch matroos, hier in de Vest gcble-Een’ Spaansch’ foldaat het hart halfleevende uit de borst. En lloeg ’er, woedende en van’c laauwe bloed bemorst,nbsp;De fchei'pe tanden in, en wierp het voor de honden.nbsp;Naardien hy ’t voor zyn’ fmaak te. bitter had bevonden.nbsp;VAN DER WERF.
Tot welk een raazerny zet wanhoop Neerland aan!
Ach!
-ocr page 51-3*
Ach! liad de woede van den wreeden Castiljaan De ontzinde wraakzucht in ons hart niet op doen komen !nbsp;Dan ’t voegt ons door beleid die woestheid in te toornen.nbsp;Vervolg.
VAN HOUT.
De vyand zond, gewekt door’tmoordgerucht, Alöm uit fchans by fchans vuurteekens naar de lucht.nbsp;Het volk van Marion, hoe fpoedig aangevlogen,
Zag de aangevochten fchans met fmart in ons vermogen. Al quot;t leger raakt in roer. De vyandlyke fchaar’,
Van Lammen, Zoeterwoud’, Voorfehooten, Wnsfenaar
En Leyderdorp , fnelt aan. Ons volk zag trouw zich fchraagen
'Door Duivenvoorde en Schot, die zich kloekmoedig vvaa-Om, zo het mooglyk waar’, der burgerye kans En tyd te geeven tot vernieling van de fchans.
Wat arbeids deed men niet; hoe repten zich de handen'. ’t Scheen of het driftig volk met nagelen en tandennbsp;Het vyandlyk gevaart’ zou floopen tot den grond.
En fchoon de Castiljaan zich driewerf onderwond Om Leydens helden uit de veege fchans te jaagen,
¦Men heeft tot driewerf toe hem hout terug gdlaagen. Doch Spanjes overmagt wierd in het eind zo groot.
Dat ons kloekmoedig volk den aftogt w}’s befloot, Cp^rj. Uit zorg of ’t zich den weg naar Leyden moet zien llop-Men keerde in zegepraal met honderd Spaanfche koppen.nbsp;Doch Haviks is gewond; dees ramp verfcJeint de vreugd.nbsp;VAN DE R WERF.
6 Leydfche Burgers, zo beroemd door heldendeugd ! Kost gy den hongersnood gelyk het zwaard vsrduuren,
Gv
-ocr page 52-Gy zaagt al Spanjes magt vcriluiven van uw muurcn. VAN HOUT.
Dit voorval rekt den tyd en geeft den burger moed, Terwyl hy de uuren telt van ’t wasfen van den vloed.nbsp;ELIZ A B 15TH.
Helaas ! wat voordeel kan de vloed aan Leyden baarcn ? Zo ’tSpaanfche Legerhoofd zyn posten blyfc bewaaren,nbsp;Zien wy de Zeeuwfche vloot....
VAN D ER WERF.
De Raad komt reeds byéén. Tegen Magdalena.
Gy hebt den boó gezien ? bragt hy u brieven ?
MAGDALENA.
Neen.
Hy heeft my flechts gemeld dat Valdez, aangedreven
Door ’s krygsvoiks woeste drift, het flormen toe moer' geeven;
Doch dat hy, Reeds bedacht op ’t fpaaren van de Stad, Den Spaanfchen Krygsraad door zyn taal bewogen hadnbsp;Om, eer men tot den llorm bevel gaf aan de benden,nbsp;Aan Leydens Raad voor’tlaatftc een’bode toe te zenden.nbsp;En hen, zo ’t mooglyk waar’, te noopen tot den vreö.nbsp;VAN HOUT.
Eer 't moedig Leyden hoor’ naar die geveinsde bed,
Gaa al het Spaanfche heir, en Valdez-zelf verloorent VANDERWERF.
Uw yver gaat wat ver; laat ons den bode hooren.
Hinde van hel tweede Bedryf,
EERSTE T O O N E E L.
Van der werk, van zwieten,van noor* DEN, VAN baarsdorp, VAN HOUT, VANnbsp;DËR DOES, RAADEN, KAPITEINENnbsp;DER BÜRÖERY.
VAN DER WERF.
IVIen dient, eer Valdez boó by Leydens achtbrenRaad Zyns Meesters last verricht, den hagchelyken ftaatnbsp;Waarin de Stad zich vind aandachtig te overwecgen,nbsp;VAN NOORDÈN.
Het ongenoegen is ten hobgften top gedegen.
’t Volk is mistroostig door den honger, die het knelt. En fchimpt op 't fchrift, gedrukt op ons papieren geldnbsp;Door last des achtbren Raads.
VAN Hout.
Dit is de vrucht van ’t fiookeiv Tegen van der Werf.
Had ik myn’ zin gevolgd, die toeleg waar’ gebroken. Van der werf.
Het volk verwart de zaak; zyn ongenoegen zal Bedaaren als de Stad bevryd is van haar’ val.
VAN NOORDEN.
Gy denkt dan nog dat gy de Vesting zult bevryden, Sints Haviks haar ontviel,die zwoer haar vryteftryden?
VAN DER DOES.
Befchimpt ge een’ dooden leeuw?
C nbsp;nbsp;nbsp;itAPf
-ocr page 54-VAN HOUT.
Dit is dan ’t loon der trouw ? VAN DER WERF.
Strektë elk zo fterk een zuil aan ’t wanklend Staatsgebouw Als Haviks, Allertszoon, en Bronkhorst in hun leven,nbsp;De magt van Spanje waar’ voorlang als kaf verdreven.
’t Gemeene welzyn wierd verdadigd door hunn’ moed. Gelukkig in zich-zelv’, geleerd door tegenfpoed,
Hield hunne vroomheid proef in ’t midden der gevaaren. De naneef zal hunn’roem in ’s Lands kronykbewaaren.nbsp;VAN ZWIKTEN.
Zy zyn den ramp ontgaan, die, in deez’ zwakken wal. Ten zy ’t verdrag ons redde, ons allen treffen zal.
VAN BAARSDORP.
’t Is meer dan zwichtens tyd. Elk hoede zich voor fchade. Men geev’ 'de Vesting op, al waar’ ’t ook op genade.nbsp;VAN DER WERF.
Dat Hemt geen eerlyk man, die binnen Leyden leeft. VAN HOUT.
En ’t is een Burgerheer die deezen raad ons geeft?
Dit draaft nog hooger dan door fnoode muitelingen Getrouwen van der Does en my naar ’t lyf te dingen.nbsp;VAN DER DOES.
ÏCu zien wy wie het zyn , wier baatziek zelfbelang Naar eigen grootheid Haat door Leydens ondergang.
^y zwichten voor ’t geweld ? wie om genaê moog’ fineeken,
Myn zie! befeft te wel wat gruwlen zy moet wreeken. En om wat wreedheid ik, tot aan myn’ jongden dag,nbsp;De wraak des Hemelj op den Spanjaard bidden mag.
VAN
-ocr page 55-VAN HOUT.
’K W^aar’ liever luet de Stad door fulpher opgevlogen. VAN ZVVIETEN.
Gyzclf toont door die taal ons Leydens onvermogen.
VAN BA ARSDORP.
Neen, dit heet zorgen voor het welzyn van ’t gemeen* VAN DER W E R F.
Wy hebben eens de Stad kloekmoedig vrygeftreêt];
En zou men wanklen, nu de vyand op de wallen,
Waar hy het hoofd voor ftiet.op nieuw is aangevallen? Hy fmeek’ wien ’t fmeeken lust’; ik ftem tot geen verdrag.nbsp;VAN NOORDEN.
Uw yver W’aar’ gegrond, indien n:oigt; uitkomst zag.
VAN HOUT.
De Handvestfehenner vleit, om zich door list te wreeken ^ En, onder vriendfehapsfehyn, ons naar het hart te ft'ee-ken.
Zo deed hy Egmond, Hoorne, cn Batenberg weleer; Wy kennen zyn bedrog: hier geld geen vleitaal meer.nbsp;VAN DER DOES.
De Kopliên zyn getroost zich van hunn’eed tekwyten* En op den muur het fpits kloekhartig af te byten.
Wat zou een vcrgelyk ons baaten ? geen verbond,
Hoe Berk geftaafd, dat Phlips, als ’t hem geviel, niet. fchond.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Gautsch Nederland heeft tot zyn fchaS zulks ondervon-’k Zwyg wat de Spanjaards in America beftonden.
De hulp des Hemels bleek op deezen dag zo klaar.
Dat elk den moed hervat in weêrwil van ’t gevaar. Schoon ;k den toefia:id van de Stad gevaarlyk reken,
Ce nbsp;nbsp;nbsp;’k Denk
-ocr page 56-Denk echter dat men ftraks de handling af moet bree-VAN DER WERF. nbsp;nbsp;nbsp;Ckcn.
Dat ons geen list verftrikk’: des vyands oogmerk is Geenszins verdrag te biên, maar wel vergiffenis.
En heeft een volk, dat nooit bet Graaflyk recht onteerde. Maar Hechts zyn eigen recht naar billykheid verweerde,nbsp;Vcrgifnis noodig van zyn’ Landsheer? neen, ó neen.nbsp;Men gaf ’t misbruikt gezag daardoor gelegenheênnbsp;Om Neêrlands Steden haar geheiligd recht te ontrukken.nbsp;En aller vryiieid op het fchandlykst te onderdrukken.nbsp;quot;Wie flaverny verkieze, ik acht het iny tot eernbsp;Dat ik, tot aan myn’ dood, de vryheid trouw verweer’.nbsp;VAN DER DOES.
Welke eene onflerflyke eer voor Neêrlands wyzeStaaten En Held Oranje, zo hun voorzorg ons kon baaten;
En ’t offren van al ’t land aan ’t overftroomend nat Ten minften diende tot verlosfing van de Stad!
(waagen.
Zou Alkmaars Vest, die ’t Land doet van haar’roem ge-En Spanjes Dwingelandy zo fier heeft afgeflagen .
Ons niet doen bloezen, zo de Leydfche burgery Voor zyn geweld bezweek, en minder deed dan zy ?nbsp;VAN ZWIF.TEN.
Hoe Ilillen wy ’t gemor der Castiljaansgezinden?
VAN DER DOES, tegen van Zwieten.
Men legg’ hen de inborst vóór van hun geveinsde vrinden, En toon’ hoe weinig hen die vriendfehap baaten kan jnbsp;AI de ingenomen Steên zyn daar getuigen van.
VAN DER WERF.
Devvyl de ftedeling toch ’t leven moet verliezen, ^
By
VAN HOUT.
-ocr page 57-By de overgaaf der Stad, zo laat ons ’t veiligst kiezen; En wachten op ’t ontzet en ’s Hemels onderfland.
Wat zegt de Raad ?
Hy ziet de Raaden in het ronde aan, die vervolgens zich buigen; en zegt, na een weinig flilzwygens.
Wat heil voor ’t lieve Vaderland, Zo veel Grootmoedigen in Leydens Raad te ontdekken,nbsp;Die ’t weeren van ’t geweld zich doen tot glori llrokken lnbsp;Tegen van der Does.
Gelei den bode hier op ons verzoek, Mynheer! TWEEDE T O O N E E L.
VAN DER WERF, VAN ZWIETEN, VAN NOOR, DEN, VAN BAARSDORP, VAN HOUT , RAADEN, KAPITEIN EN DER BURGERY.
VAN DER WERF.
De algoede Hemel zie op onze elende neêr! (^voeden, Zyn hand, die ’t ravensnest, daar ’t fchreeuwt om aas, wilnbsp;Zal Leydens hongrend volk óók in zyn’ nood behoeden.
DERDE T O O N E E L.
VAN DER WERF, VAN ZWIETEN, VAN NOOR. DEN , VAN BA ARSD ORP , RAADEN, KAPl-TEINEN DER BURGERY, VAN DERnbsp;DOES, VALDEZ.
VALDEZ.
D e Hoofden van ons heir begroeten Leydens Raad. 1 Zy zenden, wel bewust hoe ’t hier gefchapen ftaat.
En dat de veege Stad ’t bederf niet kan ontvlieden,
My voor de laatRemaal om haar den vreê tp bieden.
C 3 nbsp;nbsp;nbsp;VAN
-ocr page 58-• VAN DER WERF,
'pe naam van vrede klinkt in Leydens ooren fchoon; Maar zeg ons welk een vrcê de Stad vv'ord aangeboón.nbsp;Zal Spanje in ’t eind pm ons de benden doen vertrekken ,nbsp;Die ’t kwynend Nederland tot wreede beulen ftrekken jnbsp;Den Staat ontheffen van d’ondraagelyken lastnbsp;Der fchattingen, waardoor de Steden zyn vermast;
Zal ’t cens de ketenen van ’t vry geweeten breeken, Geen martelvnuren meer in Nederland ontfteeken.
En laaien ann het volk zyn recht en Godsdienst vry; ppdat de vree geen bron van nieuwen oorlog zy ?nbsp;VALDEZ.
pit is geen antwoord op myii’ laSt u voorgedraagen.
7ja NeerJand op dien voerden Vorst om vreê dorst vrSa-Verfirekte nog die taal, tot hoon van zyn gezag,
]k fpreek u van geen Staats-, maar van een Stadsverdrag. VAN DER WEHf.
Js Leydpn dan geen lid van Hollands achtbre Staaten ? Wy hebben één belang, en zouden wy ’t verhatennbsp;En Herken tot kun fchaê het onbepaald gebied!nbsp;VALDEZ.
Gy pleit voor bon belang en ziet het uwe niet.
Myn meesters zoeken u den ramp te doen ontkomen. Die al de Steden als een vloed zal overftroomen,
Wier onbezonnen drfft tot nniitzucftt faamenTpant,
VAN .HOÜT, to- syrfe.
.ja,, muitzucht moet het zyn.
V A N D E R W E R F.
'fis hard dat Nederland
Ziek tegen zynen Vorst, doo-nood geperst, moet weeren.
Doch
-ocr page 59-39
Doch dit, dit is de vrucht van ’t onbepaald regeeren» VAN DER D OES.
Had hy, gelyk men hem zo dikwerf heeft geraên ,
De rechten van het Land wat minder wederdaan; Granvelle min geloofd; geluisterd naar de beden,
Voor zynen troon gedort door Edelen en Steden;
Hy waar’ nog door al ’t Land gediend tot deezen dag. VAEDEZ.
Het bleek hoe veel het volk zyn’ wettig’ Vorst ontzag.
Wanneer ’t, in dede van zyne oppermagt te erkennen.
Door Nasfauws list verleid, zich op hem aan liet fchcn-nen ;
Zich fchuldig maakende aan gekwetste Majesteit.
VAN DER WERF.
Het Land erkent een’ Graaf, geen oppermogendheid.
Het zwoer den Koning trouw , en hy ZWocr ons’s Lands rechten
Trouwhartig vóór te daan ; en dorst hy die bevechten. Wie fchond dan, hy of wy, het vastgedaafd verbond?nbsp;VALDEZ.
Men weet wat Brederoó met de Edelen bedond.
VAN HOUT.
Zy zagen met verdriet de rechten van de Steden Verachtelyk befchimpt en met den voet getreeden,
Wie hen verweerde vvierd vervolgd en uitgeroeid.
En ’c vry geweeten zelfs door’tfooodst geweld geboeid. Men zocht, naar eigenwil, gehaate vreemdelingennbsp;’t Bisfchoplyke kleed de kerken op te dringen,
Om ’t inqiiizitievuur te ontfreeken in ons Land.
Hoe vcelcn zyn ’er door hun woeden-niet verbrand?
C 4 nbsp;nbsp;nbsp;Wat
-ocr page 60-Wat heeft der beulen zwaard al fchuldloos bloed ver» goten ?
Dees Iceden om ’t geloof, die om geloofsgenootpn.
Hoe lang heeft Nederland dit met geduld geleên! VALDEZ.
Men zag dp teekenen van ’s volks langkmoedigheên. Wanneer het wyd en zyd, in kerk en op altaaren,
De Heiligen vernielde.
VAN DER WERF.
Al die verbryzefaaren
En beeldenflormcrs zyn ’s Lands braafde burgers niet.
quot;¦t Gemeen volgt onbedacht al wat de drift gebied.
Zyn woede,door het woên derGeestlykheid ontdoken. Heeft al het martelbloed op hout en fteen gewroken,
’k Misprys nochtans die drift: men moest elkaêr verdaan. Nooit heeft de bittre twist den Godsdienst nut gedaan.nbsp;VAN HOU T.
Ik zie nog minder kwaad in 't woeste bceldvernielen. Pan in veel duizenden door vuur en daal te ontzielen.nbsp;VALDEZ.
Gy pleit voor muitzucht en voor heiligfchendety ?
VAN DER DOES.
Gy pleit voor fnoqd geweld en zielendwinglandy ?
VAI.DEZ.
Dit twisten is onnut. Mjn meesters trachten, Leyden Aan't leed re onttrekken dat de dorm bet zou bereiden,nbsp;Voorkom uw’ ondergang, ’k Bie u vergiffenis .
Zo ruim als ze immer aan een Stad gefchonker) is.
V A N D E R WERF.
Dit is de vrede dan die Leyden zou erJan,g8n ?
VAN
-ocr page 61-VAN HOUT.
Die fchuldloos is, heeft géén vergiffenis te ontfangen. VALDEZ.
Wanneer de veege Stad vallen door den ftryd.
Zal ’t krygsvolk u doen zien hoe fchuldeloos gy zyt. VAN DER DOES.
Wy zullen dat gefpuis van onze wallen keeren,
Dn tot den laatfien man de vryheid grootsch verweeren. Wy ftryden voor haar recht.
VALDEZ.
Zeg dat gy daarvoor vast. VAN DER DOES.
Dat vasten doet ons eer; maar ’t ftrekt tot Spanjes last
Dat pnze dapperheid op zyne legerwallen
Reeds byna honderdmaal qiet vrucht is uitgevallen.
VALDEZ.
Dat baarde u weliiig nuts. Gy vleit u met den vloed. Klim naar uw toorens; zie daar ’t water te gem'óet.-Doch eer de Vest door ’t nat verlosfing zal verkrygen,nbsp;Zal ’t water,’k zweer u zulks, de fchansfenoverliygen.
VAN DER WERF.
Gy overfchryd uw’ last en dwaalt van ’t fpoor derreên. VAN DER DOES.
Zo groot een hoon wierd naauw’ van Valdez-zelv’ gclcèq. V A L D E z.
Ik fpreek vryüit, om u aan ’t ongeval te onttrekken. Het deert my Leydens Raad een’ prooi te zien verdrckkennbsp;Van ’s krygsvolks woeste drift, die onverbidiyk woed.nbsp;yerfchoon de Stad, u-zelv’, en fpaar der burgren bloed.
C 5 nbsp;nbsp;nbsp;VAN
-ocr page 62-VAN DER WERF,
Wy zuüén welgetroost ons .naadrend lot verbeiden.
RJcn zal n, naar ons woord, weêr veilig uitgeleiden,
VIERDE T O O N E E L.
VAN DER WERF, VAN ZWIKTEN, V H'N NOOR. DEN, VAN BAARSDORP, VAN DER DOES,nbsp;VAN HOUT, RAADEN, KAPITEINENnbsp;MER BURCERY.
VAN DER WERF.
Vy. hoort met welk een’ trots de Spanjaard ons be-En’s Vorllen dvvinglandy, die ons verdrukt, verglimpt. Dit was de vrede dan die ons wierd voorgedraagen!nbsp;VAN HOUT.
Wat heil, dat zulk een vreê door ons is afgeilagen! 'Van ZWIKTEN.
Maar zo de vyand tot den ftorm belluit. Mynheer! Gelyk hy heeft gedreigd ?
VAN DER DOES.
Dan derven wy met eer. Van hout.
't Is beter eerlyk in ’t verdedigen te fneeven,
Dan Leyden aan hét woên des krygsvolks op te gceven. VAN NOORDEN.
Doch zo men ’t dormen kon verhoeden door beleid,
V A N D E R V,t E R F.
d Waar tuit, en duitte ligt den ramp aan ons bereid.
Gy weet-waartoe mjn Nicht zich ophoud in de Veste, l;,’n hoe,ze in ’t !-;ng Beleg zich kweet ten onzen beste;nbsp;Dit -Valdc.-; haar bciniêt e;gt; zy hem huwen zal.
Mc.;
-ocr page 63-Men zoeke, uit naani des Raads, haar aan in ’t ongeval; En doe haar met den bode, eer hy terug keert, fprecken.nbsp;VANtSOORDEN.
Haar trouw is in den nood ons meer daneens gebleeken. VAN ZWIETEN.
Zou door haar tusfclienkomst zich ValdeZ laaten raên ? yANVER WERF.
Zy zal all’ wat zy kan tot Leydens heil beftaan.
Van- alle rampen fiaat ons ’t ftormen meest te vreezen; En, fchpon haar voorfpraak wicrd door Valdez afgewezen,nbsp;Wy vvaagen niets. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
VAN DER DOES.
Welaan, beproeven we op deez’ dag Of liefde en deernis by een’ Spanjaard iets vermag.
VAN HOUT, tegen van der Werf,
Myir Vriend, ik zal terftond haar in de zaal geleiden.
V r F D E T O O N E E L.
VAN DER WERF , VAN ZWIEÏEN , VAN NOORDEN, VAN BAARSDORP , VAN' DER DOES, RAADEN, KAPITEINKN DER BURGERY.
van DER DOES.
Ivomero zal gewis niet meer met ftormen beiden.
't Verveelt hem dat hy reeds zich op de Vest niet wreeku VAN DER WERF.
Ligt dat dit tusfehen hem en Valdez tweedragt kweekt. Wy wepten dat ze alreeds,door eerzucht aangedreve:'i,nbsp;Eikaiidreu biyken vatEde hevigftc afgunst geevan. -
ZES-
-ocr page 64-VAN DER WERF, VAN ZWIKTEN, VAN NOORDEN, Van baarsdorp, van der does,
RAADEN , KAP1TEINEN DER BURGERY, VAN HOUT, MAGDALENA.
VAN DER WERF.
’t Ts Leydens Raad, myn Nicht! die u door my begroet. De deernis, die uw ziel om onzen toeftand voed,
Deed ons befluiten om, in de algemeene fmarte,
Een flcun te zoeken in uw trouw en Hollandsch harte. Ligt is ’t behoud der Stad dit uur in uwe hand.nbsp;MAGDALENA.
!Kfyn ziel vind haar geluk in ’t heil van ’t Vaderland.
Een Nederlandfehe vrouw waardeert en kent haar plig-ten,
hiaar acli! wat kan ik thans tot Leydens heil verrichten ? VAN DER '.VERF.
hien heeft den boö gehoord en hem zyn’ eisch ontzegd. De Raaden zyn getroost voor ’s Lands geheiligd rechtnbsp;Kloekmoedig pal te ftaan, en in de Vest te fneeven.nbsp;Eer dan haar aan ’t geweld de.s vyands op te geeven.nbsp;Doch Valdez dreigt den ftorm; en, zo hy dien beftaat,nbsp;Is ’t Iiagehiyk of de Stad daardoor niet overgaat.
Zo di't gebeurt, zal hier de moedwil alles vellen.
Cy hebt tot aan dit uur het flormen uit doen Rellen. Spreek 'Valdez afgezant op ons verzoek, en trachtnbsp;Ons voor geweld te hoön, ten minften deezen nacht.nbsp;MAGDALENA.
Myn hart had zich gevleid de wreede krygsëlenden
Door
-ocr page 65-Door een gewenscht verdrag van Leyden af te wenden j De Stad te veiliger) voor haar’ gedreigden val.
Ik heb my, op die hoop, befloten in dcez’ wal. Doch-nu men in den Raad tot noodweer blyftbeflniten;nbsp;Nu ik door geen verdrag het ongeval kan fluiten.
Zal ik, hoe weinig vrucht ik van myn voorfpraak waeht’, Den Raad voor ’t minst doen zien hoe hoog ik Leydennbsp;VAN NOORDEN,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(acht.
Ach 1 doe den vyand door uw beê den ftorm vcrtraagen: Beveilig dus de Stad, de burgi'en en uw magen.
VAN HOUT.
Wat roem verkrygt ge,6 Moons! zo onze hoop gelukd Heeft Kenau Hasfelaar haar’ naam den ryd ontrukt.
Door Haarlem vóór te liaan in ’t kloek doeh vruchtloos flrydén ?
Wat eer wacht u, indien gy Leyden kunt bevryden! ZEVENDE T O O N E E L.
VAN DER WERF, VAN ZWIKTEN, VAN NOORDEN, VAN BAARSDORP, VAN DER DOES, VAN HOUT, MAGDALENA, RAADEN,
kapiteinen der BURCERY,
ELIZAB ETH.
VAN DER WERF.
Wat jaagt u hier, myn Kind?
ELIZABETH.
Gedreven door myn’ pligt, Breng ik den achtbren Raad een aangenaam bericht.nbsp;Het water is alreeds byna een’ voet gewasfen.
De dappre vlooteiing zoekt op die kans te pasfen gt;
En valt den Kerkweg aan. Het akelig gerucht
Van
-ocr page 66-Van 't weêrzyds krygsgelchrei vervult alom de lucht, ’k Begaf my naar den wal en op den Monniks-toren:
]k zag van daar’t gevecht ;gy kunt nog’tfchietenhooren.
’t Volk fchreit van blydfchap op de ftraaten; groot en kleen
Vliegt naar de kerken, om met zuchten en gebeên Te fmeeken dat de vloed den Kerkweg dóór moogquot; drin-En’s Hemels dierbre gunst de dappre vlootelingennbsp;Gcnad'g byflaa in den hagchelyken flryd.
De vloed bruischt fterker aan en wast van tyd tot tyd. De lucht is dik bezet met nevelen en buijen.
De wind fleekt hevig op, Het noord giert tegen’tzuijen. Dit geeft den Burger hoop op ’t langgcwenscht ontzet.nbsp;VAN DER WERF.
Algoedheid, ftaa ons by I verhoor des volks gebed!
VAN HOUT, tegen Elizabeth.
VAN D ER DOES.
Komt, iaat ons eensgezind naar Leydens muuren fireeven, Om by der hand te zyn zo ’t wierd vereiseht.
VAN DER WERF.
Welaan.
Tegen Magdalena.
Spreek Valdez boöen tracht den ftorm toch af te raên. AG T S T E T O O N E E L.
(den 1
MAGDALENA, ELIZABETH. ELIZABETH.
IV /T nbsp;nbsp;nbsp;V^VlVrU
Ocii of de Hemel ons voor ’t onheil wilde hoeden!
jyiyn Hartvriendin ! wat vreugd , na zo vee] tegenfpoe
Gy
-ocr page 67-Gy zwygt; en gy verbleekt. Wat deert u ? Wat gaf rcên Tot deeze oiuUeUenis ?
MAGDALENA,
Vriendin!.., ach! Iaat me alicca ELIZABETH,
Schuwt gy myn byzyn? hoe!..,
MAGDALENA.
Helaas! ik ben verloren. ELIZABETH.
Mag ik iiw onderhoud met Valdez boA niet hooren? Hebt gy geheimen die ge Elizabeth thans heelt,
Daar ge anders haar ’t geheim uws harte mededeelt? MAGDALENA.
Helaas! Vriendin! nbsp;nbsp;nbsp;cm minig Jlilzwygens.
Zie of myn hart u durft betrouwen, 't Is Valdez-zelf dien ik terllond hier zal aanfchouwen.nbsp;ELIZABETH.
Wat'zegt ge? Valdez! Hy! dit moet de Raad verdaan.
MAGDALENA, haar ’wederhoudende.
Vertoef. Helaas! gy zoud ons allen doen vergaan. Moet ik u by ’t behoud van Stad en volk bezweeren....
negende t o o N E E L.
ELIZABETH, MAGDALENA, VALDEZ. VALDEZ.
aartoe belet men my weêr naar ons heir te keeren ? MAGDALENA,
’k Zocht u nog eens te zien, eer gy de Stad verlaat. Myn Valdez I
VAL.
-ocr page 68-VALDEZ.
Hemel I Is ’t myn Bruid die my verraad? MAGDALENA.
Kunt gy myn ziel van die lafhartigheid verdenken ?
Keen, vrees niet dat ik ooit myn deugd en trouw zal kren-’t Geval heeft myn Vriendin in dit vertrek gebragt Terwyl ik u verheide; en ’t ftond niet in myn magtnbsp;U by ons laatst vaarwel te onttrekken aan haare oogen.nbsp;V A L D E z , tegen Elizabeth,
Mevrouw! zo u ^t gevaar der Vest ooit heeft bewogen j Zo gy belang in 't heil van uwen Vader Helt5nbsp;Indien uw veiligheid in ^t minfte by u geld jnbsp;Bewaar dan dit geheim.
ELIZABETH.
Ik dat geheim bewaaren ?
MAGDALENA.
Myn Hartvriendin! laat dit verzoek u niet bezwaaren, De Raad heeft Spanjes bode een vry gelei verleend jnbsp;En is die afgezant een ander dan gy meent,
’i Js buiten u, en kan tot niemands nadeel ftrekken. Tegen Valdez.
Stel u gerust, Mynheer! zy zal u niet ontdekken,
Maar meld me,eer gy vertrekt, wat ge eindlyk zultbe-V ALDEZ.
Men dwingt my tot den ftorin. ’c Is met deStad gedaan. Men weigert fier ’t verdrag, en luistert naar geen reden.
Men hoont myn* Vorst en my door bitfche oploopend-heden.
’k Heb air wdt ik vennogt tot heil der Vest verricht, Vcrwyt voortaan my niets. Vaar wel j ik kenrayn’pügt,
MAG.
-ocr page 69-49
MAGDALENA.
’t Valdez, die altoos de onnoozlen zocht te hoeden, Die in dit iiiir beriult des krygsvolks heilloos woedennbsp;Te Iterken door zyn’ last? zal hy de droeve Stad,nbsp;Alreeds door pest verzwakt, door honger afgemat.
En neigende ten val, door ftormen overheeren?
Zal hy het ovrig volk doen door het ftaal verteeren,
En verwen met hun bloed de aan my verloofde hand, En ftichten voor myn oog een’ onuitbluschbren brand ?nbsp;Zal hy, om de yslykheêt) des oorlogs faam te mengen,nbsp;Des krygsvolks heilloos woên op vrouw en maagd gchen-En wisfeben op één’ dag al zync deugden uit ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;?
Zal hy in deezen ftand de aan hem verloofde Bruid, Bezweken door verdriet by haar geflagte magen,nbsp;Waarvoor zy vruchtloos bad, begroeten en behaagen?nbsp;Is dit de huwlykspraal die hy voor haar bereid ?nbsp;VALDEZ.
Gy fchildert my vergeefs des oorlogs aakligheid. k Ben fchuldloos nu de Stad zich-zelve wil verderven.nbsp;Wat kon myn zorg, wat kost gy-zelfop baar verwerven ?
Men vloekt op ’s Konings magt en loont myn gunst met fmaad.
Wyt my het onheil niet; neen, wyt het Leydens Raad. ELIZABETH.
Die Raad volbrengt zyn’ pligt en tr.scht de ftedelingen Romeroos vt'reed geweld, zo ’t mooglyk is, te ontwringen;nbsp;Die korts nog blyken gaf van zyn moorddadigheidnbsp;In Leeuwtjes decriyk lot, met recht door elkbefchreidl
VALDEZ.
Die, om zyn veeg gezin te houden by het leven,
By nacht de Stad ontzwom , en fpys zocht hy myn tent.
MAGDALENA.
Ach ! Valdez, toon uw deugd ; voorkom al ’s volks elend. indien de Stad bezweek, gy zond , hoe’tu mogtdeeren.nbsp;Noch plordering, noch moord,, noch fchennis kunnennbsp;weeren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(Held ?
Bekoort dit fchouwfpel ’t oog van een’ grootmoedig’ Bekoort het u, die in de deugd uw glori fielt?
Ach Izogy Magdalene ooit liefde hebt gedraagen, (gg,,, Verfchoon de Stad om haar! verfeboon ze om haare ma-Gy hebt de Vest reeds iii uw magt. Helaas! zy zalnbsp;Haast zwichten voor al ’t leed dat woed in haaren wal.nbsp;Moet uw verloofde Bruid in ’t dot' uw kiiiên omarmen,nbsp;ü fmeekeii dat uw gunst zich haarer wil erbarmen ?nbsp;Aanfehouw myn traanen. Zie dit afgetreurd gelaat.
’k Verkwyn uit angst voor ’t lot dat ons te wachten (laat. VALDEZ.
Hoe! knielt gy, Magdalene! ik zal dit nooit gedoogen. Wat zou uw voorfpraak niet op Valdcz hart veiynogen?nbsp;Doch ’t ftemmen van uw bede is niet in myne magt.nbsp;MAGDALEN A.
Voor ’t minfte, keer den fiorm om my nog dcczcn nacht! V A L D F, z.
Laat af; men voed alreeds hetfchandlykistachterdenken, Dat gy my mynen pligt in’s Konings dienst doet krenken,nbsp;’c Bevordren van myn fchande is u tot W'cinig eer.nbsp;MAGDALEN A.
’k Wil liever nuttig zyn dan blinkende. Mynheer!
^k Misgun u niet dc Stad gelyk een heid te winnen ;
Maa
-ocr page 71-St
Maar nooit, zo lang ik leef, komt gy daar ftormend binnen.
V A L u EZ.
Hoe! poogt ge...
MAGDALENA.
Neen, gy zult, Da dit beweenlyk uur. Uw troostelooze Bruid aanfchouwcn op den muur.
Ik-zelf zal in de fpits de flormers tegentrekken,
En helpen dus de Vest voor hunnen aanval dekken.
Of zo de zwakke muur door ’t ftormen nederftort.
En de ingang voor uw volk daardoor ontfloten word, Zult gy my in de bres voor haar buhoud zien ftryden jnbsp;Totdat een van uw volk, ontbloot van medelyden,
Zyn fchitterende kling doet rooken van myn bloed:
Dan kunt gy-zelf, aan ’t hoofd van al den woestcn ftoet, Myn flervend leven door uw eigen voet vertreeden.
Dan zal ik u niet meer vermoei jen met gebeden. VALDEZ.
Wat zegt ge?6 Hemel! Ach! met welk een bittre fmart Doorgrieft uw wanhoop my! Bedaarjgy kent myn hart.nbsp;Bedaar; ik zal om u, ik zweer ’t, het ftormen ftaaken^nbsp;’t Verfchilt my niet wie my verheffen mooge of laaken ^nbsp;Zo Magdaleen my mint, is ’t Valdez roems genoeg.nbsp;Blyf altoos my getrouw; en, hoe de Hemel’c voeg’.nbsp;Ik zweer u dat ge u nooit zult over my beklaagen.nbsp;Verlaat ti op myn zorg voor u en voor uw magen.
Haar omhelzende.
Vaar wc!, myn Bruid !
MAGDALENA.
Vaar wel; ’k verlaat my op uw woord.
TIENDE T O O N E E L.
MAGDALENA, ELIZABETH.
ELIZABETH, Magdalena omarmende.
Myn dierbre Hartvriendin ! hoe heeft me uw deugd bekoord !
De algoede Hemel kroonc uw onnavolgbaar poogen!
Gy zyt dit oogcnblik een Engel in myneoogen. Aehtwas gantsch Ncêrland van uw trouw als ik bewust!
MAGDALENA. nbsp;nbsp;nbsp;nOglUSt!
’k Volbragt myn’ pligt. Men gaa. Waar vind myn hart Einde van het derde Bedryf.
VIER-
-ocr page 73-EERSTE T O O N E E L,
ELIZABETH, alken.
6 Ooodlyke angst! hoe lang zal uwe woede duuren!
Myn Vader! toef: gy nog op Leydens zwakke muuren?
De dag is lang gedaald. Ik voel van oogenblik
Tot oogenblik myn ziel ten prooije aan grooter fchrik.
Ik hoor den feilen Ilorra door’t luchtruim buldrendloei-
’ nbsp;nbsp;nbsp;(jen.
Dan ach ! hy zal den vloed nooit hoog genoeg doen groei-
Öf zwygt de wind een poos,dan treft nog feller fmart.
Door jammerlykcr toon, myn medelydend hart;
Dan hoor ik fchreijend volk, dat, doodelyk verlegen.
Van dollen honger huilt, en vruchtloos langs de wegen
Naar afgeknaagd gebeente of loof of kooldruik zoekt;
En, zo ’t nog iets ontdekt, door andren word verkloekt.
Dan baart de nood krakeel, dat naauwlyks zich laat fcheiden.
Helaas'men hoopt vergeefs, ’t Is uit,’t is uit met Leyden. Schoon Valdez zich verbond van ’t ftormen af te ftaan,nbsp;Zal ’t akelig gebrek dc Stad doen overgaan.
TWEEDE T O O N E E L.
ELIZABETH, V .A N DER WERF.
ELIZABETH, haar’ Vader te gemoet ftreevende. Ach! waarde Vader!
VAN DER WERF.
Ach 1 myn Kind! myn welbehaagen I D 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ELI.
-ocr page 74-(gen.
lïLlZABETH.
Uw droefheid drukt niy meer dan deallcrzwaarfteplaa-Ik vraag n niet hoe htxig de ftorm het water joeg,
Of gy nog hoopen durft; uw oog zegt my genoeg.
VAN DER WERF.
*£ Bericht door u gebragt is door ons waar bevonden. Maar ach i het baat ons niet. De ondiepte van de grondennbsp;Zet al de kielen vast en wederhoud de vloot.
Het dapper fcheepsvolk, dat den Kcrkweg flerk befchoot, . Heeft vruchtloos kans gezocht, en houd thans op metnbsp;fchieten,
Ook uisfchen Zoeterwoude en ’t aadiyk huis van Zwie-Ach 1 alle hóóp is uit die Lcyden had gevleid!
De wateringen zyn met paalwerk toegeheid.
De vyand hóud zich trotsch, en iaat de veldbanieren En vaandels wyd en zyd van al zyn fchansfen zwieren.nbsp;Zyn bode, die men flus terug zond ; heeft dc fniartnbsp;En doodsangst nog vergroot in ’s volks verlegen hart.nbsp;Door hen te melden dat zyn voorllag was verworpen,nbsp;Dat binnen kort de wraak der burgren bloed zou florpen,nbsp;Wyi Leyden geen genac voonaan te lioopen ftond.
Dit baarde een groot gemor. Ik zag het volk in ’trond, Verdeeld in hunnen wensch, de hoofden faaipenvoegcn;nbsp;En fpeurde hier en ginds weêr tèckenS vall misnoegen,nbsp;ELIZABETH.
Helaas! dit geeft ligt flof tot nieuwe muitery.
V AN DER WERF.
Terwyl het volk zich voegde aan deeencofdéandrezy% En dees voor vryheid pleitte endievoorvreê metSparje ,nbsp;^'aardat men hoopt op Phlips of heul zoekt aan Oranje,
Daal-
-ocr page 75-I^aalde in de Srad een duif, of gistren van de vloot Ons tocgefchikt, met raad in onzen hoogen nood.
VVy lazen in Jiaar' brief, ons door Boifot gezonden.
Dat groot en kleen zieh op de vloot gemoedigd vonden Om aan te vallen op den Kerkweg. Men verzochtnbsp;De Stad van haaren kant te’doen wat zy vermogt;
En ais de viooteling den Spanjaard zou befpringen,
De fchans te Lammen hem op d’eigen ftond teontwrin-Opdat die aanflag, zo gevaareiyk ais (iout,
Deez’ dag de bange Vest mogt (trekken tot behoud.
Het duifje zworf te lang en komt voor ons te (jjade. Boifot hield woord ;niaar ach ! wat onherftelbre fcbadelnbsp;Men wistzyn oogmerk niet. Hoe veel gevvenschter kansnbsp;Had daar ons volk gehad dan op Boschhuizens fchans,:nbsp;Die weinig vroeger aan den vyand wierd ontwrongen !nbsp;Hoe willig hadden wy den vlootling bygefprongen!
Nu is ’t vergeefs dat elk dit kansverlies beklaagt.
’t Word nacht. Wat raad, indien Romero’t (tormen waagt? ELIZABETH.
Jndien de bode (lechts in ’c heir is aangelcomen.
Heeft Leyden deeze nacht voor’t ftormen niettefchroo-VAN DER WERF.
Kan ’t waar zyn ? hebt ge u ook met ycHe hoop gevleid, Wat zekerheid hebt gy?
ELIZABETH.
De grootfté zekerheid.
’k Zag Magdalenaas trouw en yvrend mededoogen.
Haar gadelooze deugd heeft ons dien ramp onttoogen. De bode zwoer haar dat hét lieir niet flormen zou.
D 4 nbsp;nbsp;nbsp;’VAN
-ocr page 76-VAN DER WERF.
Een onbezonnen eed, tot flilling van een vrouw.
Al ’t leger eischt den ftorm;en zal zich weinig keerén, Zyn flechts de hoofden 'teens, aan zyn ligtvaardigzwee-Wat invloed heeft een bode?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O'®’’*
ELIZABETH.
In kleeding en gelaat
Geleek hy weinig meer dan een gemeen foldaat;
’t Was echter Valdez-zelf.
VAN DER WERF.
Hoe kan zulks mooglyk weezen? Zon Valdez, wiens verftand in Neerland word geprezen.nbsp;Die Leydens hoogen nood vergroot door zyn beleid.nbsp;Zich waagen in de Stad, in deeze omllandigheid?nbsp;ELIZABETH.
De liefde tot zyn Bruid verachte die gevaaren.
Hy had haar toegezegd de Stad van florin te fpaaren ; Doch door Romero, door de Hopliên aangefpoord,nbsp;Vond hy zich-zelv’ met fmart geen meester van zynnbsp;woord.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Des zocht hy, door de Vest een goed verdrag te fchen-Haar te overwinnen, om zyne eeden niet te krenken; Doeh, afgezet, had hy den ftorm gewis beftaan.
Had Magdalene op nieuw hem ,niet doen overflaan. Indien gy had gezien hoe zy door haar gebedennbsp;De Vest voor deezen nacht van ftorm beeft vrygeftreden ;nbsp;Hoe zy, op de aard geknield, al weenende aan haar’ Heldnbsp;De eiende maalde die het ftormen vergezelt.
En hoe zy zwoer eer in de bres te zullen fneeven,
Dan ’t onherftelbaar leed van Leyden te overleeven,
Tot
-ocr page 77-Tot by verwonnen wierd door haaren traanenvloed ,
Gy ftond, als ik, verbaasd om haar’ verheven moed.
VAN DER WERF,
De Hemel loon’ haar deugd i
DERDE T O O N E E L.
VAN DER WERF, MA GD AL EN A , ELIZADETH. VAN DER WERF.
Orootmoedigfle aller vroutvcn! Met recht mogt Leydens Raad u’t heil der Stad bcirou-Uvve edelmoedigheid ...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cwen.
MAGDALEN A.
Ik heb myn’ pligt betracht.
Maar ach! verneem wat ramp ons dreigt in deezen nacht.
VAN DER WERF.
Wat zegt ge.' welk een ranip’...
MAGDALENA.
De muitzucht is aan ’t woeden. Wy zien ’t oproerig volk zich driftig herwaart fpoeden.nbsp;Een groote menigte vergadert voor dit huis.
En fchreeuwt zich heesch om fpys; en dwingt, met woest gedruis.
Om u te zien, en u zyn eifchen te openbaaren.
Wy poogden vruchteloos de drift te doen bedaaren. , Men heeft een’ zielloos mensch, door honger, zo men zegt.nbsp;Van ’t levenslicht beroofd, hier voor de poort gelegd;nbsp;Dit wil men met gewald aan uw gezicht vertoonen.
De dolle tvoede durft’s Lands Vadren fchandlyk hoonen ^ Als ging der burgren leed hen weinig aan het hart.
't Volk toont een mengeling van wanhoop, drift enfroart, D 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Naar..
-ocr page 78-HET beleg der stad LEYDEN.
Naardat hun ziel of meer of minder word bewogen,
He;i af te vvyzen is niet langer in ’c vermogen Van ons verlegen doch trouwhartig huisgezin.
ELIZABETH.
Helaas! is dit uw loon voor trouwe burgernhn! MAGDALENA.
Nti zien wy wat de Stad aan Bronkhorst heeft verloren. Die wist de oproerigheid door wys beieid te fmooren,nbsp;En vestigde ’t ontzag voor Leydens achtbren Raad.
ELIZABETH, ,
VAN DEIt WERF.
Ontzet u niet te Berk; ik zal bedaard hen fpreeken.
ELIZABE'TH.
Myn wttarde Vader! toef. Zult gy,na zo veel wceken. Verduurd in angst en zorg ten nutt’ van 't Vaderland,nbsp;Uw dierbaar leven zien verkorten door de handnbsp;Van ’t onbezonnen volk, dat doof is voor de reden.
En in zyn fpoorloos woên trouwhartige Overheden, Wier zorg hen redden wil, zyn wreede elende wyt jnbsp;MAGDALENA.
Ach ! zorg veeleer hoe gy hun woede best vermyd!
V A N D E R w E R F.
Hun woede myden ? neen I ’k Heb nooit iiet volk beledigd. ,’k Heb altoos zyn belang, niet myn belang verdedigd.nbsp;Men kent myn’ aart te wel dan dat ik vreezen zou.
Hun woeste drift fpruit uit gcenjafkeer,maar uit rouw.
jEii zou cen hoofd des Raads,die ’t volk heefttrouwge-zworen,
Qntzeggen naar de klagt der. burgery te hooren ?
Dit deed niet fiechts myn ampt j maar zelfs myn eer te
ELtZ A13ETH. nbsp;nbsp;nbsp;Ckott.
Ach! om inyn droefheid, om de traanen die ik fiort, Om air wat gy W'aardcert j ontgaa hen op myn bede Inbsp;Of ZO dit niet kan zyn, verj^un dan dat ik mede ,
My blootftelle aan ’t gevaar en deele in ’t geen u treft!
Hoor,hoor hoe ’t woest gefchreeuvv zich meer en meer verheft.
Gy waagt te veel, en zult hun woede niet ontvlieden. Myn hart voorzegt het niy.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
vierde t o o N E E L.
VAN DER WERF, M A G D AI.EN A , ELIZ A BET H , VAN öEr doés.
VAN der does.
Ik kom u bylland bieden.
’k Vloog herwaart heen zo ras ’t gerucht ons had gemeld Hoe ’t door de muiteiy vah ’t volk hier was gefield,nbsp;Dat dreigend faamcnrotic uit de omgelegen (Iraaten. 'nbsp;De woeste bende heeft my eindiyk doorgelaaten,
Na dat ik niy verbond dat zy u fprecken zou.
V A N D E R W E R F.
Welaan. Vergunnen wy dien troost haar in haar’ rouw. E E1Z A B E j' H , tegin van der Doés.
'VVeêrhou myn Vader! ach! help dit befltiit weêiTtrceven l Zo ras hy ’t huis verlaat iS by gewis om ’t leven.
VAN DER DOES, tegen van der Werf-, .
Wilt gy de oproerigheid in ’t aanzicht wederllaan,
En onbedacht aan u de fnoode hand doen flaan ?
Ik zal in eeuwigheid dit opzet niet gedoogen.
fjet flillen van haar woede is boven iiw vermogen.
VAN DER WERF.
Zou zich een vader niet ontfermen over ’t kroost ?
Zou de Overheid het volk verfteeken van den troost, Om, als de nood het eischt,zjn klagten aan tehooren?nbsp;Waartoe is dan de Raad, waartoe ben ik verkoren?
De deur ligt ras omver, dan zal ’t hier flimmer gaan. VAN DER DOES.
Naardien gy u bepaalt om ’t volk te woord te fta.an. Zal ik een deel van hen doen in de zaal geleiden.
Een kleen gedeelte is min verhit, min onbefcheiden Dan al de woeste hoop, verbonden met clkaêr.
Zo leenigt men voor ’t minst het dreigende gevaar;
En loopt het averechts, men kan u onderfchraagen.
MAGDALENA.
Jk prys dit wys ontwerp.
ELIZABETH.
Jndien ge u toch moet waagen, Stem voor het minst dan in dien voorflagjom uw kind!nbsp;V A N DER w E R F.
Welaan. Verkiest gy’t dus; laat hen dan in, myn Vrind.
En'ZO ’t gevolg niet mogt voldoen aan myn vertrouwen ,
Beveel ik u de zorg voor decs verlaaten Vrouwen.
.Vaar wel, myn Dochter! fteun op ’s Memels onderliand, Hy heeft alleen ons lot en leven in zyn hand.
Laat my alleen.
ELIZABETH, haar’ Vader omhelzende.
Vaar wel; de Hemel wille u hoeden!
MAG-
-ocr page 81-A G D A L E N A , tegen van der Does, heengaande. Weêfhou toch quot;t voJk, Mynheer! Voorkom meer tegen-
VAN DER DOES. nbsp;nbsp;nbsp;(fpoedcn.
Vertrouw myn woord ; ik z?l hunn’ aandrang wederfiaan , En, pleegen zy geweld, hen ’t muiten doen vergaan.
V r F D E T O O N E E L.
VAN DER WERF, alken.
6 Leydfche Burgery! wat gaat me uw ramp ter bartel Ach! lyde ik niet genoeg door huisfelyke fmarte?
6 Zwangre Gade ! ó Zoons*, die aan des Maasflrooms boord Het jammerlyk gerucht van Leydens onheil hoort.
En zo veel traanen Qort omdat ge my moet derven! Mogt, mogt ik n nog eens omhelzen vóór myn fierven!nbsp;Myn zielbezwykt fchier door’t gewigt van al’t verdriet.nbsp;Myn Dochter, ’c eenig pand dat my nog overfchiet.nbsp;Die al myn troost verftrekt door haareonwrikbre trouwe.
Smelt voor myne oogen weg, en kwynt en ftciTt van rouwe.
Wat arbeid, hoe vee] zorg, wat fchier ondraagbre last Is voor een’ eerlyk’ man aan ’t wigtig Staatsiimpt vast!nbsp;Hy moet zyn eigen heil en vreugd en rust verzaaken.nbsp;Om voor de rust, de vreugd en ’t heil des volks te waakcn,nbsp;Opdat de burgerlland in hem een’ trouwen vrind,
De weêuw een toeverlaat, de wees een’ vader vind’.
ZES-
-ocr page 82-ZESDE T O O N E E L.
VAN DER WERF, VYF BURGERS, EEN WEESJONGEN, die zich allengs aan de zyde van Van der Werf voegt.
EERSTE BURGER.
Hoe lang zal LeyJen nog met’soorlogswreede rampen, En pest en hongeis nood zo deerlyk moeten kampen ?
I8 ’t nog geen tyd om ons te ontdaan van ons verdriet? TWEEDE BURGER.
De grooten voelen, naar het Ichynt, ons onheil niet. Geen wonder; zo ’t gerucht de waarheid heeft gefproken,nbsp;Dan zyn zy wel verzorgd en hebben fpys. verdoken ,nbsp;Terwyl het arme volk van honger kwynt en derft.
Ginds ligt een rnensch dat door gebrek het leven derfr. Wy kunnen, om de elend naar eisen u af te maaien.nbsp;Indien gy ’t wilt, het lyk hier voor uwe oogen haaien,nbsp;VAN DER WERF.
Misleide Burgerfchaar! met welk een’ biifehen hoon Beledigt my uw drift? is dit, is dit myn loonnbsp;Voor zo veel trouw en vlyt en onöphoudlyk zorgen ?nbsp;Doorzoekt myn wooning of gy voorraad vind verborgen.nbsp;Zo lang ik iets bezat, heb ik myn’ pligt betracht,
Myn brood met u gedeeld, en uwen ramp verzacht. Myn tederheid voorkwam uw wenfchen en gebeden.
Ik heb met myn gezin zo veel als gy geleden.
Verdien ik, daar myn huis, daar my niets overfchiet. Dit ondedacht verwwt ?
EERSTE BURGER.
Neen. Gy verdient het niet.
Maar ach! daar zyn’erdie, in dcê van ’t volk te fchraagen,
In d’algenieenen nood hun eigen nut bejaagen. vandervverf.
Hoont toch ’s Lands Vadren niet door onbedachte reên. Elk deelt zo veel hy kan in ’t lot van ’t algemeen.nbsp;Verdenkt ge om een gerucht, ’t welk muiters ligt ver-Tpreiddennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(den ?
Opdat de tweedragt groeij’.den achtbren Raad van Ley-Verdenkt hun list, en lleunt, naast God , op onze vlyt; Gy zult de vruchten daar van zien in korten tyd.nbsp;EERSTE burger;
Vergceffche hoop, helaas l wy flyten vast de dagen. Die eeuwen ftrekken, in de jammerlykfte plaagen,
Wy zweegen uit ontzach, zo lang men in de Stad Nog eetbre blaadren aan geboomte en wynftok had:
’t Geduld is thans ten eind, nu alles is verOonden.
Geen eetbaar huisdier word in Leyden meer gevonden. Ja zelfs het ongediert’, dat hen toe voedfcl ftrekt,nbsp;Elecft, in den hoogen nood, ons leven nog gerekt.
IHen moord elkandren op den mesthoop , onder 't wroeten Naar ftruiken of gebeente, om quot;t naar gebrek te boeten;nbsp;En vind men iets, men flerft fomwyl op d’eigen ftond,nbsp;Terwyl de veege hand reeds nadert tot den mond.
’t Geronnen bloed word zelfs in ’t hongrig lyf gellagen. ’t Zyn de armen niet alleen die dus hun fpys bejaagen;
rykdom waart, befchaamd , by avond of by nacht, En zoekt in oorden waar de vi'eelde nooit aan dachtnbsp;Naar levensonderhoud, en kan het niet verwerven.
De zwangre moeder voelt haar vrucht van honger fterven, En fterft, terwyl zy ’t lot bejammert van haar fpruit.
De
-ocr page 84-De vader keert naar huis met een’ gevonden buit,
Dien hy voor cchtgenoote en kroost met angst vergaêrde , Dn.uit zyn hollen buik,voor haar trouwhartig fpaarde;nbsp;En ach! daar hy hen dacht te fpyzen in den nood.nbsp;Vind hy zyn zwakke gade en hooploos kroost gedoodnbsp;Door ’t hevig vuur der pest. Wat loon voor angftig llaa-TWEEDE BURGER.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
De leevende kan zelfs den dooden niet begraaven,
Zygt by de lykbaar neêr, en ziet zich ’t levenslicht Ontzinken op de ftraat, in ’t kwyten van zyn’ pligt;
En al hot ovrig volk geiykt een heir van fchimmen. Door honger uitgeteerd. Moet deezeelend nog klimmen,nbsp;Dan fierven we allen tot den allerfterkflen man.
Dan valt de Stad met ons. Wat baat ’s volks yver dan? Dan waar’ het best geweest de Vesting op te geeven,nbsp;VAN DER WERF.
Zou Leydens Burgcry de vryheid overleeven ? (jj^t'eet Zou zy, die zo vol moeds zich voor ’s Lands w'elzynnbsp;Zich hooploos doniplen in allerfchrikiykst leed.
Door Spanjes Dwingeland op nieuw haar trouw te zwee-ren ?
Dan waar’ het best geweest zyn w'et te blyven eg'cn; Dan heeft der burgren deugd en cedle heldenmoednbsp;Dus lang vergeefs geftreên; vergeefs de Stad behoed;nbsp;Dan zyn ’er honderden, W'ier arm op Leydens wallennbsp;Voor recht en vryheid vocht, vergeefs door ’t zwaardnbsp;gcvaüen;
Dan baat der Staaten trouw’, noch Held Oranjes vlyt. Verw'int de wanhoop, die uw ziel zo fterk beftryd.nbsp;Zoud gy, na zo vee! roems, uw glori laaten vaaren.
En
-ocr page 85-ÖJ
En leveren uw Stad, uw haardfteên en aitaaren,
Tot een’ gewisfen prooi in ’s vyands wreede hand?
Zo zaagt ge in weinig tyds de veege Vest in brand; Wat wapens voeren kan door ’t moordend flaal verflon-den ;
De zuigeling geflagt, de vrouw en maagd gefchonden ; Dit zoud ge winnen by het afllaan van de Vest.nbsp;¦Gedenkt Romeroos woCni alöm in ons gewest.
Gedenkt aan ’t fdiriklyk lot van ’tuitgeplonderd Naarden; Aan de ongelukkigen, die in de kerk vergaarden.
En daar geilagt zyn door des krygsvoiks razerny.
Ach ! Burgers! 'wilt gy zo rampzalig zyn als zy ?
Daar al uw rampfpoed in ’t verloop van weinig uuren Kan eindigen? Daar gy de vloot ziet van uw muurcn?nbsp;Daar ’c w'ater merklyk wast;en ’t ryzen van den vloednbsp;U mooglyk nog voor ’t juk der flaverny behoed?nbsp;EERSTE BURGER.
Wie zou de vrybeid niet voor flaverny verkiezen?
TVV E E DE BUR G ER.
Nog beter flaaf te zyn dan ’t leven te verliezen.
VAN DER WERF.
Verdoolde! waant ge dat ge uw leven zult behoên Als Spanje meester is? Het zal, zyn wraak ten zoen,nbsp;Hier niemand fpaaren die nog ovrig is gebleven.
Wanneer ’t de vryheid geld , wie denkt dan aan het leven ? Ik zal, niet ’s Hemels hulp, verhoên dat Leydens valnbsp;Ooit vocdfel aan den trots des Spanjaards geeven Zal;nbsp;Of derven op den muur, voor vryheid, recht en wetten.nbsp;Zo gy daarvoor met my het leven op wilt zetten,
Zyt dan in ’t leed getroost en draagt het met geduld-
E nbsp;nbsp;nbsp;Wfe
-ocr page 86-Wie weet hoe weinig tyds gy ’t nog verduuren zult?
EERSTE BURGER. nbsp;nbsp;nbsp;(gen!
Ach 1 W'isten wy Hechts raad om ’t leven te onderfcl)raa-TWEEDE BURGER.
Wy zullen nevens u op nieuw het uiterst waagen,
Irdien gy Hechts het woên des dollen hongers flilt.
Wy fterven door gebrek, zo ge ons niet voeden wilt. VAN DER WERF.
Ach! Mannen! zou ik u niet van den dood bevryden Zo ik u redden kon ? Is u myn medclydennbsp;En trouwe voorzorg niet gebleken, dag aan dag ?
’k Heb air voor u verricht wat eenig mensch vermag. Indien ik voedfel had, gy zoud niet vruchtloos fmeeken.nbsp;Gy ziet uit deernis met uw’ ramp myn traanen leeken.nbsp;Toeft nog een weinig tyds. Doch duld de nood zulks niet,nbsp;Aanvaard dan ’t eenige dat my nog overfchiet.
Daar is myn zwaard. Komt.Hagt me, om u den dood te . omrukken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Scheurt dan myn !yk vanéén,en deelt het om aan Huk’ Zo word ge, als ik u niet kan redden met myn bloed.nbsp;Ten minften met myn vleesch, ’t geen ik u fchenk, gevoed.nbsp;TWEEDE BURGF.R.
ö Hemel' zouden wy dit gruwelHuk volbrengen!
EERSTE BURGER. nbsp;nbsp;nbsp;(-gen j
Wy ’t onwaardeerbaar bloed des trouwHen V'adersplen-TWEEDE BURGER.
Veeleer geiroosten wc ons den fmartelykHen dood.
He burgers knielen allen.
EERSTE B URGER.
Veeleer zw-eere al Itet volk, in ’t woeden van den nood
Den eenen arm ’t gebrek groothartig toe te wyden, Terwyl wy ’t Vaderland met d’andren arm bevryden.nbsp;VA^ der werf.
Ryst op; dit dulde ik niet. Ryst, dierbre Burgerfchaar! Wie tart voor zulk een volk niet willig’t grootst gevaar?nbsp;Steunt op des Hoogden hulp en uwer Vadren zorgen.nbsp;Ligt fleet ge uw’ bangften dag. Wiekent het lot van moi*-Gelooft my ;zo de Raad de Stad onredbaar vond,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦
Men had de handling niet vertraagd tot deezen flond. Hoort gy den noordewind niet door de wolken gieren ?nbsp;Hy, die den ftorm gebied , kan ook den vloed beflieren*nbsp;liet water bruischt vast aan, en was van lyd tot tyd.nbsp;Ligt dat zyn krachtige arm dit uur voor Leyden flryd.nbsp;Gaat; troost het arme volk, tracht nieuwen moed te wek-Een weinig toevens kan tot groeten zegen (Irekken.nbsp;TWEEDE BURGER.
6 Goede Hemel! red de Stad en van der Werf!
EERSTE BURGER.
Of valt de Stad, fpaar hem in ’t algemeen verderfJ ZEVENDE T O O N E E L.
VAN DER WERF, EEN WEESJONCEN.
VAN DER WERF; i
at doet gy bier?
DE WEESJONGEN.
’t Is my gelukt in huis te dringen, Jk vvilde u hoeden voor ’t geweld der muitelingen.
Gy fpysde ons huis en my. ’k Ben arm , en heb geen brood. Maar ’k geef u al niyn bloed tot redding in den nood.
E 3 nbsp;nbsp;nbsp;VAN
-ocr page 88-VAN DER WERF. ó Hemel! welk een trouw!----
A G T S T E T O O N E E L.
VAN DER WERF, EEN WEESJONGEN, VAN DER DOES.
VAN DER DOES.
’t Is met ons omgekomen. De veege Stad heeft thans haar’ overgang te fchroomen.nbsp;De Koepoort word beftormd. Wat fchrikkelyk gedruis,nbsp;Gevolgd van flag op flag! Wy fiddren met dit huis.
Het weêrelooze volk loopt jammrend langs de ftraaten Van ’t een naar ’t ander oord ; de rouw is uitgelaaten.nbsp;Terwyl de burgery, door u bezield met moed,
Te wapen yliegt, getroost den laatflen droppel bloed Op te ofiren voor ’t behoud van haar geliefde panden.nbsp;VAN DER WERF.
Men volg haar fluks. 6 Gyin wiens geduchte handen Het lot der volken ftaat, verfterk ons in ’t gevaar!nbsp;Verleen een nieuwe kracht aan de afgevaste fchaar’!nbsp;Behoed de veege Stad in 't onheil dat wy vreezen.
Om ’t ongelukkig volk en om de onnoozle weezen!
Eimk van het vierde Sedryf.
EERSTE T O O N E E L.
MAGDALENA, alleen.
6 Wreede onzekerheid, die iny van rust berooft! Ach! Valdez! heb ik niy te veej van u beloofd?nbsp;Verbreekt ge, of houd ge uw’ eed ? ó Pynigend verbeiden !
quot;k Hoor niets van Van der Werf j’k hoor niets van’t lot van Leyden.
Hoe lang, boe bang valt my deeze eindelooze nacht,
In zo veel traanen en bekomrlng doorgebragc!
Myn waarde Hartvriendin zwerft rustloos op en neder, En ziet naar tyding uit. Haar bode keert niet weder.nbsp;Wie zal haar redden zo de Vesting overgaat ?
Ach ! Valdez! fchend ge uw woord, waarop ik my verlaat? Ik kan de onzekerheid myns lots niet meer verduuren,nbsp;Hoe! dierbre Elizabeth !....
TWEEDE T O O N E E L.
Magdalena, ELIZABETH.
ELIZABETH,
ó Doodlykste aller uuren ! MAGDALENA.
Wat fchrik beroert uw ziel? Wat fpelt deesbittrefmart. Dees wanhoop in uw oog?Spreek op. Ontlast uw han.nbsp;Wat wil dat handgewring? Hoe Haat het op do wallen?nbsp;Züii Leyden ? ....
ELIZABETH.
Ach!
M AU»
-ocr page 90-MAGDALENA.
Vaart voort.
ELIZABETH.
Ach! Leyden is gevallen. MAGDALENA.
Gevallen!Hemel!Kan zulks zyn? Wie bragt die maar’? Zou Valdes dus zyn’ eed ?...
ELIZA BE TH.
Helaas! ’t is al te waar.
De Vest is ovcrheerd. De vyand komt reeds nader.
MAGDALENA. t Deerniswaarde Stad 1
ELIZABETH.
Myn Vader! Ach! myn Vader! Gy zyt gewis ontzield door Spanjes moordgeweer.nbsp;Treur, treur, Elizabeth! gy hebt geen’ Vader meer.nbsp;Helaa.s! de vyand plant zyn vaancn op de muuren.
Wat lot wacht my! wat lot zal Leyden nu bezuuren! MAGDALENA.
ELIZABETH.
Myn bode keerde met dit doodelyk bericht, lïy poogde vruchteloos myn’ Vader op te fpooron,
En wierd door ’t volk gefluit digt by Bourgonjes tooren, Daar 't vast van allen kant, in ’t prangen van den nood,nbsp;Als tot hun jonglle wyk, al gillend kerk waart vlood;nbsp;Daar de een den andren noopte en toeriep onder’tfpoe-De vyand heefteen bres van vyfentwintig roeden. Cden'nbsp;Die doodelyke maar’, bevestigd wyd en zydnbsp;Door ’s volks verhaaste vlucht en jammerlyk gekryt,
Dreef
-ocr page 91-Dreef hem terug, helaas! en niemand weet te melden Hoe ’t met myu’ Vader Haat en de andre Lcydfche Melden ,
Gevlogen naar den muur, door wanhoop voortgeprest. Om daar te fneuvelen by de omgeftorinde Vest.
Waar bergen we ons? belaas!
MAGDALENA.
Ik bid u, hoor my fpreeken. Zo Leyden voor de magt des vyands waar’ bezweken,nbsp;Zou dan uw Vader zich terftond niet herwaart fpoên.nbsp;En trachten in de elend’ zyn dierbaarst pand te hoen ?nbsp;ELIZABETH.
Zou hy de Stad om my in ’t uitterst uur begeeven?
Hy is gebleven, ach! Vriendin! hy is gebleven In ’t fluiten van ’t geweld!
MAGDALENA.
Men nadert ons.
. ELIZABETH.
Het is van Hout, die herwaart vlucht. DERDE T O O N E E L.nbsp;MAGDALENA, ELIZABETH, VAN HOUT.nbsp;ELIZABETH,
Ach! leeft myn Vader nog’
VAN HOUT.
Wat fchrik heeft ti bevangen ?... Hy leeft; en zend me om u bericht te doen erlangennbsp;^'an air wat ons weêrvoer; ’k meld een gebeurdtenisnbsp;Waarvan in Nederland tot nu geen voorbeeld is.
E 4 nbsp;nbsp;nbsp;MAG-
-ocr page 92-MAGDALENA. nbsp;nbsp;nbsp;GvCH.
Ach! zeg my eerst hoe ik mynquot; Bruigom moet aanfchou-Biak hy zyii woord ?
VAN HOUT.
6 Neen ; hy heeft zyn woord gehouên. ’k Begaf my naar de poort in ’t aaklig oogenbliknbsp;Toen ’t onverwacht rumoer een’ doodelyken fchrjknbsp;In aller harten joeg. ’t Vloog alles naar de wallen,
In vrees d.at Leyden thans in Spanjes raagt zou vallen. Ik vond uw’ Vader, eer§t van weinigen verzeld;
Doch ons getal groeide aan. De vaderlandfche Held Gaf vast den burgren moed, om nevens hem te toonepnbsp;Wat helden Nederland en Leydens grond bcwoonen.
Wy hoorden midlervvyl, tot troost in dcezen nood,
Het dondren van ’t gcfchut gedadig van de vloot; Gevolgd van flag op flag uit roeren en musketten.
Als of men Zocterwoud’ den vyand wilde ontzetten. Men trok in orde voort, wanneer ons, onverwacht,nbsp;Word toegefehreid : Helaas '¦ wy zyn in ’s vyands magt;nbsp;Hy heeft alrede een bres van vyfëntwintig roeden.
Wy fiddren op dees maar’, die ons den tred doet fpoeden, Tem'yl wy nadren, en ’t gekerm vast fterker word ,nbsp;Zien M'e in de graft der Stad den wal omver geftort,nbsp;jNaby den toren van Bourgonje,
ELIZABETH.
Kan zulks weezen ?
V A N H 0'U T.
Vprbceld u onzen fchrik; ,daar wy met reden vreezen Dat ’s vynnd,s oorlogsvolk zich by die plaatsquot; bevind.
Pe naarheid van den naclit, het bu’dreu van den wind,
-ocr page 93-’t Vermeerdert all’ den angst der fierkberoerde fchaaren. Wat arbeid had men niet om hen te doen bedaaren;
Te toonen dat de muur geenszins door ’s vyands magt, Maar eigen zwakheid , w'as tot deezen val gebragt!nbsp;Inmiddels rees van verre een brand met naaren luister.
Kreeg krachten door den wind, en lichtte ons toe in ’t duister;
Gantsch Zoeterwoude fcheen in lichterlaaie vlam,
Die meerder voedfel door den brand der kerk bekwaam. ELIZABETH.
Wat zegt ge ? 6 Hemel 1 heeft myn hoop my niet bedrogen, Dan is reeds Zoeterwoude in held Boifots vermogen;nbsp;Dan is ’er kans voor ons.
MAGDALENA.
Och of langs deezen weg.
De Stad ontdagen wierd van ’t eindeloos beleg!
Ik bid vervolg, Mynheer.
V A N H o U T.
Het volk dor.?t, op ’t aanfchouwen
Des Zoeterwoudfchen brands, zyne oogen naauw betrouwen.
’t Gekerm veranderde in iuidruchtig vrcugdgefchal. ^en vloog, verrukt, elkaêr in de armen op den wal.nbsp;De een riep den andren toe : God flerk’de vlootelingennbsp;Indien zy Zoeterwoude aan Spanjes vuist ontwringen.nbsp;Dan word zyn magt geknakt;en Lammens fchans bglccnbsp;Alioen, na decze zege, ons langgewenscht ontzet.
De Rand vond, om ’t bcilaan des vlootlings te onder-fchraagen,
Geraên by ’t ryzond licht een’ kans daarop te w'aagen, Js'aardien reeds 't water wies tot a.v,} der dyken boor.i.nbsp;L 5
-ocr page 94-Terwyl het volk met vreugd’t befluit des aanllags hoort, Genaakt de Weesknaap, die, door dankbaarheid gedreven.nbsp;Uw’ Vader redden wilde of moedig voor hem fneeven;nbsp;Hy trok dien Held ter zyde,en fprak: Houd voor gewisnbsp;Dat Lammens fchans alreeds geheel verlaaten is.
Het volk wierd myn gezicht wel door den nacht onttoo-
* nbsp;nbsp;nbsp;(gén ;
Maar ’t glimmen van hun lont blonk telkens my inde oo-
Het trok gefladig af en keerde nimmer weêr.
Men twyfelde aan ’t bericht ;hy fterkte’t meeren meer, En bood gewillig aan zich naar de fch-ans te fpoeden.nbsp;ELIZABETH.
Trouw'hartig Jongeling! de Hemel wille u hoeden Voor Spanjes moordend ftaal! Hoe liep zyn voorflag af?nbsp;V A N H o u T.
Men roemde zynen moed en ’t voorbeeld dat hy gaf.
De Raad beloofde hem zyn trouw naar cisch tc looncn, Hy moest, als zocht hy fpys,zich voor de fchans vertoo.nbsp;En fmeeken lyfsgenade en levensonderhoud. (een.nbsp;Op zyn herhaald verzoek wierd hem het (luk betrouwd.
MAGDALENA.
Wat wil dit groot gedruis, die woeling langs de ftraaten ? Men fchiet van allen kant; de vreugd fchynt iiitgelaaten;nbsp;’t Gejuich verdubbelt en genaakt van tyd tot tyd.
ELIZABETH, Magdalena omhelzende,
-Zo ik my niet bedrieg, hebt gy de Stad bevryd.
VAN HOUT.
Het eerfte fchemerlicht vertoonde ons ’t loflyk poogeu Des Weesknaaps,3!seen pyl naar Lammens fchans gcvlo-Hy kwam ’er, zag ronaóm, en wuifde g;et den hoed.
Dit
-ocr page 95-7J
Dit heuchelyk gezicht verdubbelde aller moed. nbsp;nbsp;nbsp;^
Doch wy, niet zonder reên, beducht voor’s vyands laa-We€rhielden ’t volk,dat op zyn’ wenk zich wilde waa-Totdat zich Torenvliet op ’t overftroomde land Aan ons vertoonde met een’ polsftok in de hand.
Men zag hem met zyn’ pols de flooten overfpringen;
Hy liep de fchans voorby tot by de vlootelingen.
Toen rees de vreugdegalm der burgren hemelhoog.
Een vloed van traanen borst uit aller dankbaar oog.
Elk riep: Kan ’t waarheid zyn! wie dorst dit ooit vertrouwen I
God lof! de vyand vlood ! God lof! wy zyn behouên! De Algoedheid zy geroemd! De blydfchap hield geennbsp;maat.
Dees bid, die juicht, of kust de handen van den Raad. De dappre van der Laan had reeds verlof doen vraagennbsp;Om met zyn willig volk den vlootlingteonderfchraagen.nbsp;Zy trokken}, toen ik ging, alreeds het paalwerk uitnbsp;Waardoor het nadren van de fchepen word gefluit. ¦nbsp;MAGDALENA.
Spaar, Hemel! fpaar altoos dees Stad door u beveiligd! ELIZABETH.
Dees dag zy eeuwig u ter dankbaarheid geheiligd, Door T vroiyk Nageflacht!
VAN HOUT.
Daar is myn Boezemvrind,
FIER.
-ocr page 96-VIERDE T O O N E E L.
MAGDALENA, ELIZABETH, VAN HOUT, VAN DER WERF.
ELIZABETH, naar van der Werffnellende.
Gy leeft! wy zyn verlost!
VAN DER WERF.
Herftel uw’ geest, niyn Kind!
ELIZABETH.
6 Hemel! ’k voel myn vreugd myn kracht te boven ftree-Hoe uit myn hart zich best? wat lof zal ik u geeven? VAN DER WERF.
Myn vrienden! deelt in ’t heil dat al de Stad geniet j De wellekoome vloot is binnen door de Vliet.
VAN HOUT.
6 Blyde komst!
VAN DER WERF.
Men kan zyn traanen niet bedwingen By de ongemeene vreugd van Leydens flcdelingen.
’t Raakte alles op de been, op ’t allereerst gerucht, ilet weiickoom gefchrei vervulde ’t ruim der lucht.
De kade wierd bedekt door eenen drang van menfchen. Men wyst elkaêr de vloot, en trekt haar aan met vi'en-
• (maat:
Totdat ze in ’t eind genaakt; toen had de vreugd geen De biydfchap fpreide een’ glans op ’t uitgeteerd gelaat.nbsp;Had gy al ’t volk gezien , en hoe ze elkaêr verdrongen,
I Zich oveneikten, tot de borst in ’t water fprongen, Om ’t allereerst genot van haring of van brood,
Dat hen uit hand by hand gereikt wierd van de viot;r;
ilA
-ocr page 97-IT
Had gy huun’ dankbren galm gehoord tot hun behoeders;
’t Geroep uit ieder fehip: Komt! leefti Komt! eet nu Broeders:
Gy had u nevens my in Hollands oude deugd Van mededeelzaamheid en dankbaarheid verheugd.
MAGDALENA. nbsp;nbsp;nbsp;(kwikken.
Nu kan door ’s Hemels gunst zich ’t hongrend volk ver, VAN DER WERF.
Wy vreesden dat het zich door graagte zou verflikken. De langverzwakte maag, het voedfel ongewoon,nbsp;Neemt ligt te veel als ’t haar zo ruim word aangeboón»nbsp;Éen deel van onzen Raad zet hunnen yver paaien,nbsp;Opdat ze in ’t heilrykst uur geen onheil op zich haaien.nbsp;Tegen Magdalena.
Smaak al het zoet dat een grootmoedig harte finaakt Wanneer ’t rampzaalgen red, en hen gelukkig maakt!nbsp;MAGDALENA.
Ik deel in ’theil der Stad ; maaraeh! myn minnend harte Schreit, midden in de vreugd, om Valdez fchaamte cnnbsp;VAN HOUT.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(flnarte.
Wat of dees jonge knaap zo fchiehtig herwaart leid ?
V T F D E T O O JSI E E L.
VAN DER WERF, VAN HOUT, MAGDALENA, ELIZABETH, EEN WEESJONGEN.
DE WEESJONGE,N, tegen van der Werf.
Ik bid u, floor u niet aan myn vrymoedigheid.
’k Hoorde u deez’ nacht aan ’t volk dat gy gebrek leed melden :
'k Sprong tot den hals in’t nat op dcoverftroomde velden.
Decs
-ocr page 98-Dees haring en dit brood zyn my van ’t volk vereerd.
Ik bad ’er om voor u. Maar, weêr op ’t land gekeerd, Deed, tot myu Imart, de nood my mynen pligt vergeeten.nbsp;Vergeef het my; ik heb de helft van ’t brood gebeten.nbsp;Aanvaard toch de andre helft, met deezen fchoonen visch,nbsp;’k Haal ylings meer, zo u myn vlyt behaaglyk is.nbsp;ELIZABETH.
Is ’t mooglyk!
MAGBALENA.
Welk een trouw 1 VAN HOUT.
Dat hem de Hemel zegen’! VAN DER WERF.
Zoude ik u van uw fpys, met lyfsgevaar verkregen, Beroaven ? neen, 6 neen, trouwhartig Jongeling 1nbsp;’k Verfmaad u niet; ik acht uw’ yver niet gering.
’s Volks vreugd llrektmy tot fpys. Verzadig u. ’k Zal too-Myn Kind ! dat ik uw deugd en yver kan beloonen. gt; De Hemel zorgt voor u; zyn zegen blyve u by!
Zo ftrekt ge een waardig lid van Leydens burgery.
Ik zal zo min dees daad, als de eedie trouw vergeeten Waarmeê ge u in de fchans te Lammen hebt gekweten.
ZESDE T O O N E E L.
VAN DER WERF, VAN HOUT, MAGDALENA,' ELIZABETH, DE WEESJONGEN, VANnbsp;ZWIETEN,, VAN NOORDEN, VANnbsp;BAARSDORP, RAADEN.
De Weesjongen voegt zich aan de zyde van van der Werf, een weinig achterwaart.
VAN NOORDEN.
Wy zonden van der Does Boifot reeds te gemoet.
Die zich met Willemsfe en de Hopliên herwaart fpocd, Pp ’t vrolyk krygsmuzyk van pauken en trompetten.
¦quot;c Volk juicht aan allen kant waar zy delchreden zetten , En viert hunne aankomst met fchalniei en luit en trom,nbsp;Alöm gemengeld met der klokken dof gebrom.
De dappre vlootling, die de zege ons heeft verworven, Ontzacblyk van gelaat, met houw op houw gekorven.nbsp;Verminkt in ’t ftryden voor de vryheid van T gemoed,nbsp;Draagt halve maanen op den halfverfleten hoed,
Die aan ’t verheugde volk dit opfchrift geeft te leezen: 't Is' eindloos beter Turks-dan Spaanschgezind te weczen.nbsp;VAN ZWIETEN.
De jeugdige Montfooit, veréénd met van der Laan, Vervolgt inmiddels, langs met rys gehoogde paên.
Den Spaanfchen vluchteling,die,uit ons oog gevloden. Het krygstuig achterliet, en zelfs niet weinig dooden.nbsp;VAN HOUT.
Het krygsmuzyk genaakt. Daar is de Heldenfchaar.
Z E-
-ocr page 100-ZEVENDE T O O N E E L.
VAN DER WERF, VAN ZWIKTEN, VAN NOOR, DEN, VAN BAARSDORP, MAGDALENA,ELI-EABETH,RAADEN,VAN hout, DE WEES.nbsp;JONGEN, LODEWYK VAN BOJSOT, VANnbsp;DER DOESjADRIAAN WILLEMSZOON,
' LAND-EN ZEEKAPITEINEN, GEWAA-PENDEBURGER SEN SCHEEPSVOLK, nut Vaanen , Trompetten en Trommelen.
B OI S O T.
Geluk, driewerf geluk, na ’t uitgeflaan gevaar,
6 Burgervadren en beroemde Raad van Leyden! nbsp;nbsp;nbsp;^
Gamsch Neêrland zal uw’ lof eeuw uit eeuw inverbrei-Uw naamen tellen by de Helden, door wier deugd Het Land in ’t bly genot der vryheid zich verheugt.
VAN DER WERF.
Zo min zal tyd of eeuw aan Neerland doen vergeeten Hoe zich ’s Lands Staaten tot behoud van Leyden kwee-Der Kapiteinen moed. Oranjes wys beleid, Cten;nbsp;Ue trouw des vlootelings en uwe dapperheid:
Dat zich de vecgc Stad voor ’t onheil vind geborgen, Zyn wy, naast God , vcrpiigt aan die veréénde zorgen.nbsp;B 01 s o T.
Wat heil dat Leyden van die zorg de vruchten fmaakt! .Hoe beeft ons aller hart naar dat geluk gehaaktInbsp;Wat is, op ’s Prinsfen raad, al arbeids ondernomennbsp;Om Delf-en Ryniand door het Maasnat te overftroomen,nbsp;Opdat men redding zond langs’t golvend waterfpoor!nbsp;Wat groef men wegen uit, wat fiak men dykcn dóór!
Doch
-ocr page 101-8i
Doch al die arbeid had de Stad niet kunnen baaten,.
Zo Spanje Lammens fchans uit vrees met had verlaaten. Hoe rees de hoop zo ras zyn oogmerk wierd befpied;
En hy ’t gefchut dier Tchans deed zinken in de Vliet! Toen fprak de blydfchap uit kartouwen en trompetten;nbsp;En all’ wat riemen voerde of zeilen by kon zettennbsp;Genaa'ikte al juichende de thans verloste plaats.
VAN DER WERF, tegen Boijot.
Had Va ldez, op den eisch des woedenden foldaats.
Het ftormen op de Stad deez’ nacht nog ondernomen, Gy waa rt tot haar behoud, helaas ! te fpaê gekomen.nbsp;BOISOT-
’t Is vrenmd dat hy tot nu dat opzet heeft vertraagd. Wat ofliem wederhield?
‘ VAN HOUT.
D?es gadelooze Maagd,
Uit d’adelyken flam van fchrandren Moons gefproten; Die, fchlt; )on reeds Valdez Bruid,zich met ons heeft beflotennbsp;dn dees benaauwde Vest, op hoop dat, door haar trouw,nbsp;Het volk; met haar gellacht den ramp ontkomen zou.
B o IS o T, tegen Magdalena.
Wat zal u ’t Vaderland tot eene erkentnis wyden? MAGDALENA.
Is me eers genoeg dat ik de V'esting hielp bevryden,
B o I s o T.
rc )emd
'VAN DER DOES, tegen van der Werf.
Zo lang men Leydens naam met lof in Neêrland noemt. Worde lt; jok uw deugd en naam door ’t nagedacht gc*
ö Ecdle van der Werf j die in de flaatsgevaaren
Z9
F
-ocr page 102-Zo pal ftond als een rots in ’t hart der woênde baaren; Die, zelf verdrukt door ’t leed, het onze hebt verzacht!nbsp;Duld dat de dankbre Stad u als haar’ Vader acht’!
VAN DF.R WERF.
De gantfche Raad heeft naar vermogen zich gekweten. B o I s o T.
Opdat geen tyd den moed van Leyden doe verge eten. Heeft Hollands Staat beraamd , om binnen zynen muurnbsp;Een School te vestigen , die eeuw en tyd verduur’.
Men noem’ de trouwe Stad voortaan ’t Bataafsch Athee-
(nen;
Een plaats waar Godvrucht, Kunde en Yver zich vcréé-Die door Geleerdheid gantsch Europe aan zich ve rpligt’, En in wier kreits de troon der VVysheid is gefticht.nbsp;VAN DER WERF.
De Stad aanvaard deeze eer met een erkennend harte. Zo ftrekk’ de Hooge School, d''e haar geleden fmartenbsp;Door de edelmoedigheid der Staaten grootsch vergoed.nbsp;Door alle de eeuwen heen een blyk van haaren moed jnbsp;En lever’ Helden uit, die ’t Vaderland waardeuren,
De Vryheid des gemocds met goed en bloed ven,voeren j Altoos gedachtig hoe veel rampen Lcydcn leed ,nbsp;Wanneer ’t de dwinglandy met zo veel krachtsbgt;eflreed,nbsp;En in der burgren bioed den eerfren grondllag \;estenbsp;Der eedle vryheid van al ’t Ncderlandsch gevve ste.
Zy bioeije eeuw uit eeuw in; en zy door ’t ntigeflacht Met waare dankbaarheid eeuw uit eeuw in hert lacht;nbsp;Terwyl wy, jaar op jaar, eerbiedig neêrgeboge'ii,
M.ct ééno ftcm , één hart, Gods grootennaam verhoogcn.
Ons
-ocr page 103-Ons voorbeeld baane al ’t volk hier toe een loflyfc (poor. En leid’ het juichend op naar ’t heilig tempelchoor.
Onder een aangenaam muzyk van pauken, trompetten en trommelen, vertrekken Boifot, fVillemsfe en van dernbsp;Werf. Van Zwieten bied de hand aan Magdalena ^nbsp;en van Noorden aan Elizabeth, om hen te volgen, Zynbsp;worden gevolgd door van Baarsdorp en van des Does.nbsp;Deezen door de Raaden en van Hout. En terwyl denbsp;Dand- en Zee-Kapiteinen vertrekken , valt het gordyn.
Einde van het vyfde Bedryf,
-ocr page 104- -ocr page 105- -ocr page 106- -ocr page 107-'â– .;â– nbsp;nbsp;nbsp;'U'
'-,4. •
’f:
^ nbsp;nbsp;nbsp;^' ''• X.' ff. '-f â–