-ocr page 1-

BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSI T EIT TE UTRECHTnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1929

Verzameling tooneel* stukken uit denbsp;nalatenschap van

roi. Dr. J. te WINKEL No.Si

-ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5- -ocr page 6- -ocr page 7-

Het Tooneel verbeeldt een Kamer met twee Deuren. DE baronesse van Altftein en de baron,

laatjie, zitteyide aan een Taf el ^ en Tnet het

hoofd op den arm leunende.')

t)e Vrouw van ALTSTEIN.

Nu, Heer Baron, moedig, moedig! -

BARON.

Ach! hebt gy de Kanonnade niet gehoord?

quot;• Vróuw-van A L T s T EIN.,

Ja, kind, ik heb ze gehoord, zoo goed als gy, doch zeker veel onverfchrokkener, fchoon ik maarnbsp;een Vrouw ben.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

BARON.

Js» gy Vrouwen ziet de gevolgen van een ver-looren Bataille niet In, men heeft het ook zoo geer op u niet voorzien, maaj: iemand van ons, eennbsp;VIII. PEEL.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Land-

-ocr page 8-

2 DE brandschatting.

Landllaat — wanneer daar de Vyanden kooinen, «Jan is het aanftpnds; hier, lustig ojDgefchaft! vannbsp;u vorderen wy het! gy moet voor alles Haan.

Vrouw van alt stein.

Goed, dat alles^ weet ik zeer wel, en had ik het niet geweeten, zoo zou ik u veelligt niet overgehaald hebben, om in zulke zorgelyke omftandighe-den op uw goed te blyven; maar wy zyn aan onzenbsp;onderdaanen, die voor ons den kost moeten winnen, ten minsten zoo veel fchuldig, dat wy nood.nbsp;en gevaar met hun deelen; en des temeer, daarnbsp;een verllandig vyandelyk Officier altoos meer in-fchikkelykheid gebruikt, wanneer de Heer tegenwoordig is, en gebruikt hy die niet, dan is het

een verachtelyk kaerel. -

baron.

Ja, zeer goed, verachtelyk, verachtelyk, maar difcwyls is men toch blootgefteld aan gevallen, dienbsp;voor een man van fatfoen vernederend zyn, en wanneer zy my nu inyn fchoonen hond eens fteelen,nbsp;myn Lampo. -

TWEEDE TOONEEL. joAQHiid en de Yoorigen.

JO AC HJ M.

Zy koomen, genadige Heer! zy koomen -~

¦B AR o N.

Ach!' T is den Heniel. geklaagd.

Vrouw

-ocr page 9-

„ B E p. 6 T E B E P p Y nbsp;nbsp;nbsp;^

Vroijw yan ALr^TpijN. o,

Myn fchat, gaa in uw kamer, ik zal ze onder-tusfciiOT oiMyangei. nbsp;nbsp;nbsp;¦ „

baron.

Ach ik toch die wfzo Vjouw niet gevolgd, ware ik in de flad gebleeyen!

Vroiuw- van alts^tein. ¦

Het klaagt is ie Aaat; de Hemel zal alles ten besten fchikken, ,ea -wil hy pns ftraffen, ,4^n tnoe-ten wy het met geduld en ftandvastigheid verdtia-gen 4 tk ben tot alles gehard.

B A jR o N.

Eu ik metj jttist daarqm (heb ik tiooit .fpldaac willen WiOrden. Jpachim! ibreng terftond I^amponbsp;op myn ka^r, dat ik ten minfte» eenige v-ertroo.STnbsp;ting lifib- {Hy vfirtrekt.')

Vrcij^iw yan A-p-TSTiEii^r .{fegen Joaqhinn)

Gaa, loop gczMsrindmaar den Ainptsinfpeftor, hy moet aanftonds by.my koomen. — Zyn zy mgnbsp;ver van hier?

lOACH-IM.

Uw Genade! ik zag ze yan Nieksdorfden berg af koomen; ach! het was een ontzagchelyke mee-nigte van paarden; zy zullen nog wel een half yurnbsp;Werk hebbep.

. nbsp;nbsp;nbsp;y/ouw yan a^. t s t e i n.

Roep my flechts den Amptsinfpeftor.

-ocr page 10-

4 B E- E R A N B amp; C H A T T I N G,

DERDE TOONEEL.

DE BARONNESSE CD daar na hans jen.

•-Vrouw van A--t.Tstein, (alleen.y God! verleen my kragt, om uwe tuchtigingen- tenbsp;verdraagen; ik onderwérp my'in alles aan uwennbsp;wil; gy hebt ffly reéds dikwylsftreng.genbegge-ftraft, vooral'door een man — te rug! weg ftraf-baare-gedachte —¦'is:-hy niet de Vader mynernbsp;goede Louife? ik haar ¦inoedet? zyn Vt-ouw? —

O , myne Ouders! hoé ¦gruüwzaam waart gy jegens mylmyne beden , myne traan en, ’konden'uquot; nietnbsp;vermurwen; ik werd bet fïachtofFer van 'uwe-'éigen'nbsp;zinnigheid-'j van iiwe wiilékeur, ikmöës'thet wórden ,—neen, Louife! ^ daf ZuIt gy niet; ¦ gelukkiger'dan-de'Ëch't uwer moeder, zalde uWezyn!nbsp;(Ey/c/tó/t'. Haiisjentnsdt-.binnen.)

- nbsp;nbsp;nbsp;IInbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' . HAN S JE N.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot; .'e.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

¦Wat beveelt uw genade? nbsp;nbsp;nbsp;' ' ,

Vrouw Wrf'iPÉ-T-S T e r n.

I's' ffty'n'dochter gékfèdd? è-' -

¦•‘i : /gt;- nbsp;nbsp;nbsp;,

[i::r rLv

AL TS

I..

J nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;H-'/t'NS'fE'N.’

Nbg rdQt^geheel.'¦yt ,

Vrouw van

Zeg haar : zy moet'Zi'ch Masten ,en zoo ras moo-gelyk by mykoomeii.; ...;A if-’'. nbsp;nbsp;nbsp;¦_

HANS JEN.

Het zal niet lang lyden, uw Genade. (Zy vertrekt.)

quot;Vrouw van a l t s t e i N, (alleen.)

Wat my het meest beangftigt, is, dat die oude Auiptsjiifpeftor een fcotterend bcnaauyid man is, hier

¦ nbsp;nbsp;nbsp;wa-

-ocr page 11-

B E B S T E B E D -R Y F. nbsp;nbsp;nbsp;5

ware een rustiger man, een kaerel met een kop, poodig.

VIERDE T O o N E E L.

DE AMPTSINSPECTOR CH dc VrOUW van ALTSTEIN. AMPTSINSPECTOR.

Wat beveelt uw genade ' aan. haaren trbu -.

onderdaanigst -toegewydften dienaar?

(NB. Dt Acteur moet hier op de heste ftotteren.)

Vrouw van alt stein.

Myn lieve Hunergrutze, ftel uwe Complimenten aan een zyde, en hoor my aan: de Vyanden koo-inen, op zyn hoogst binnen een half uur hebbennbsp;wy ze hier; lustig, laat aanftonds een runderbeescnbsp;en eenige fchaapen llachten , brood bakken, biernbsp;en brandewyn naar den Hof voeren, dat ze niets

behoeven te verlangen; ieder boer moet terllond aan het kookengaan, ik zal hun alles vergo'eden.nbsp;amtsinspector.

Maar, uw genade! wanneer ik u onder verbetering myn raad -

Vrouw van altstein.

Thans geen raad, myn bevel flipt gevolgd —— de ganfehe vleugel moe.t voor de Heeren Officiersnbsp;gereed ftaan, de Commandant zal in de fraaije vertrekken op de tweede verdieping zyn verblyf houden.

AMPTSINSPECTOR.

In de Paradekamers ? Ach lieve Hemel! die zullen ’cr witzien. -—

As nbsp;nbsp;nbsp;Vrouw

-ocr page 12-

s D E-B R A S 6 S c ö A f ï ï U g.

Vrouw van ALtsTÉiN.

Zy kunnen weder fchoon gemaakt worden; gaa^ en doe ray het genoegen,, dat myne orders op het

fpoedigrte volbragt v/orden-niét geklaagd,niet

gehuild, moedig en gelaaten.

(ZJe Amptsinfpeftor gaat heen.')

VYFDE TOONEEL. de baronnesse, vervolgens freüLe lo.uise.

Vrouw van alt stein,- (alleen.)

Ik hoop, dat op deeze wyze alles wel fchikken mag; beter,' wanneer zy zien, dat men het hunnbsp;van goeder harten geeft, dan dat zy het eerst af-persfen moeten; het zyn menfchen, zy hebben veelnbsp;uit te Haan; hun bloed, hun onfchuldig bloed moetnbsp;dikwyls voor de eigenzinnigheid van groote Hee-ren betaalen; is het hun fchuld ? ik ftel my in hunne plaats, hoe zou het my verheugen, wanneer ik,nbsp;na een langen marsch, verkwikking gereed vond.nbsp;-- (Freule Louife treedt binnen.) Goeden Morgen kind! goeden Morgen, lieve Lohife! wy kry; gen heden een huis vól gasten.

freule Lotus E.

Ach God! lieve moeder, na dien langen flag, na die bataille van gisteren, zullen zy nog geheel woedend zyn.

Vrouw van altstein.

Waar toe dit denkbeeld, kind! zy waren reeds ih den voorigen kryg hier, de zeden verbeterennbsp;daagelyks, en bovendien, een vluchtend Vyand is

flechts

-ocr page 13-

flechts woedend, zyn woeden kent geen grenzen; een Overwinnaar zal daairentegen het land, hetnbsp;doelwit zyner Verovering , niet verwoesten. In-tusfchen, lieffte Louife! een vast vertrouwen opnbsp;de Goddelyke Voorzienigheid, zy alleen geeft onsnbsp;troosten moed.

FREULE LOUISE.

By u, waardfte Moeder! vrees ik niets.

Vrouw van altstein.

Goed, kind! ik hoop nog altoos het beste. -

Maak inmiddels alles in de keuken gereed, ten minsten voor een tafel van twintig Couverts.

ZESDE TOONEEL.

De vborigen , j o a c h i m , (koomt 'haastig aanlooien. Naderhand) de cornet van drosz-H E I M en de W A C H T ivi E E S T £ R.

JOACHIM.

Een Officier, uw Genade!

Vrouw van ALTSTEIN.

Verzoek hem by my.

JOACHIM.

Hy koomt reeds.

CORNET, {fnet de muts 'op het 'hoofd, nbsp;nbsp;nbsp;Jloöt

met geweld ie deur op.)

Nu, voor den D.....! waar fteeken ze allen?

ha, ha! fervitsur Madame, ferviteur! nu, waar is toch de ver.....Heer Baton? moet ik hem haa

ien? moet ik hem mores leeren?

Vrouw

-ocr page 14-

de bkandschattin«.

Vrouw van a l t s t e i n.

Myn Heer, ik verheug my, de eer te hebben, van u in myn huis te bedienen.

CORNET.

Dat ’s voor my la même chofe, de Dorpjonkcr of zyn ma cJtere,, genoeg! orders gegeeven! en datnbsp;gaauw; de Majoor koomt hier met twee Esquadrons.

Vrouw van altstein.

Ik heb ’er my reeds op voorbereid, om myne gasten op de beste wyze te onthaalen,

cornet.

En dat van harten ? niet waar ? nu dat is my het

zelfde-Wachtmeefter, ’er moet aanftonds haver

cn hooi, en vreeten en zuipen voor de Jongens uit het Dorp hier by aangefchaft worden! En gy Juffernbsp;(tegen Freule Louife) |cunt hem te recht wyzen.

Vrouw van altstein.

Dit is myn Dochter. —

CORNET.

Dus zeker te goed, om een Husfaar te bedienen?

-Ha! Ha! - Wy zullen ze wel vaardig maa-

ken. Geen zorg.

Vrouw van altstein.

Gy zyt zeer hoffelyk, myn Heer!

CORNET.

Ik weet niet waar voor, ’t is ook geheel myn oogmerk niet, jegens u, weerl.....kinderen! wan

neer gy ons allen in een glas water verzuipen kost, niet waar?

Vrouw van altstein.

Het waar geen wonder, myn Heer! wanneer wy ons voorftclden, dat de vyandelyke troupen onder

-ocr page 15-

eerste eedryf.

der het Commando van zoo groot een held, ’er zich op toeleggen zouden, om zulk een edel voorbeeld naar te volgen; Officiers, die niet eens wec-ten, wat zy aan Dames fchuldigzyn, kunnen on-moogelyk. •—

CORNET.

Goed, goed, dat zal men eens zien! He! kaerel, (tot Joachim) koom hier, D......... h°nd!

J o A C III M.

Genadigfte Heer!

CORNET.

Vliegend, fchurk! breng den Wachtmeester op zolder, en gezwind aan het zakken, mannen, ofnbsp;’er zal wat opzitten.

Vrouw van altstein.

Wacht! mag ik vraagen, met wienikfpreek?

CORNET.

Ik ben de Cornet van Droszheim, en waar too dat?

Vrouw van altstein.

Heer Cornet! ik zeg u nogmaals, alle toebereid-felen zyn gemaakt, maar ik verzoek , dat ge alle grofheden in myn huis naarlaat; zoek vyanden, ennbsp;beftryd die, waar gy ze vindt, hier zyn ’er geen.nbsp;Uvv gewonnen flag van gisteren heeft u wel hetnbsp;recht des veroveraars gegeeven, maar ons ook tenbsp;gelyk het recht, om ons voor nieuwe onderdaanennbsp;van uwen Heer te houden. Ik zal my beklaagennbsp;en u voor alle uwe weldenkende medeofficiers be-fchaamen.

EISENBART, (tCT Zydc.)

B7 myn arme ziel, een braaf Wyf!

A 5 nbsp;nbsp;nbsp;COR'

-ocr page 16-

To

PE iïlamp;Klgt;S*CHATTllTé.

cViUlNÊ T.

Waar toe dï'e wyv'ê'n’kkp ? ife kat u hier, Wachtmeester, 'op u laat ik Irét aankomen; volgens myn order moet ik den M^oor in het gemoet gaan ; dénbsp;Esquadrons blyven tot nader bevel vóór-het tgt;orpnbsp;Haan. Mevrouw, tot wederzi'ens! ik zal den Majoor wel weetèn te Hemmen, hy zalu ï'eerendans-fen. Kóóm, hond van een kaerel! marsch, Vooruit! en in het voorbygaah in de keuken.

{Hy Jloot Jostchm voor zich uit.')

ZEVENDE t O ö N E E L.

BE BARONNESSE, FREULE LOUISE 611 de WACHTMEESTER.

EREULE LOUISE.

O God! lieve Moeder, wat is dat voor een mensch I

EISENBART.

Met verlof, Freule! en met het uwe, genadige Vrouw! ik zou wel van toorn barsten over diennbsp;onbefchoften Cornet; gy kost veelligtgelooven, hetnbsp;ganfche Regiment ware zoo, neen, één Hechts—-zulk een jonge gek,fchoon hy helaas boven myn hoofdnbsp;gezet is, wyl hy gisteren voor het eerst cenige kogels heeft hooren fnorrenenfuifen, denkt aanftonds,nbsp;grof en lomp hoort tot het handwerk; maar wanneer het de Majoor Hechts verneemt, die zal hemnbsp;capittclen-

Vrouw

-ocr page 17-

21

eerste BEDRYF.

Vrouw van altstein.

Toch niet, eerwaardig krygsman, die geenen# lt;}ie myne landslieden overvkonhen hebben, moetennbsp;waardige liedehzyn, ik zelfs wilde ze leeten kennen, ik kón vlieden, maar ik heb ze afgewacht.

eisenbaRT.

Mag ik wel vraagen, is uw Gemaal, de Baron, immer Soldaat geweest?

Vrouw van aetsteiw.

Neen, nimmer.

EISENBART.

Dat ’s een fchande, waarachtig dat ’s een eeuwige fchande; een Vrouw van die grootfche denkwy-ze ware de gelukzaligheid van een braaven Officier,

en gy verdiendet een man , als onzen Majoor. --

Dat is een man, zoo moeften ze allen zyn. *-Onze Vader, in het vuur grimmig als een leeuw,nbsp;anders de goedheid zelve.

Vrouw van alt stein.

Welk een geluk voor my, zulk een waardig man in myn huis te vergasten.

EISENBART.

Ja, genadige Vrouw ,wy laaten ook allen gaarne ons leeven voor hem, onze laatfte droppel bloedsnbsp;is ons niet te dierbaar, wanneer hy dien noodignbsp;heeft. Nog gisteren by den flag, toen wy Hus-faaren ’er aan moesten, als of we ’er alleen toenbsp;behoorden , rolde 'er een jonge borst van ons Es-quadrón, een Vyandelyk ruiter wilde hem eensnbsp;vcrplaatfen, de Majoor kwam ’er by, en gaf dennbsp;kaerel zulk een heerlyken houw over zyn fnoet,nbsp;dat hy naar zyn harsfenpan hadt mogen zoeken,

zoo

-ocr page 18-

Ï2 DE brandschatting.

ZOO hy’t hadt kunnen doen, de jonge borst werdt gered; twintig zoo ais hy, die hun leev'en aan dennbsp;Majoor te danken hebben, wil ik by het Esqua-dron vinden. Ik dien nu reeds federt zeventiennbsp;jaaren met hem van Jonker af, en wie het by onsnbsp;in zeventien jaar tot Majoor toe brengt, die moetnbsp;üeker daaden voor zich hebben, -—- en die heeftnbsp;hy.

Vrouw van altstein.

Myn lieve Heer Wachtmeester, u en uw Majoor fchat ik beiden hoog.

EI SE NB A ET.

Neen, genadige Vrouw, dat is te veel eer, mjr nevens myn Majoor te plaatfen ; evenwel beken iknbsp;het vry, niet zoo zeer uit roemzucht, want ik weetnbsp;het koomt my niet toe, maar ik heb by meenigennbsp;lekkeren maaltyd mede aan zyn tafel gezeeten; dannbsp;hadt uwe genade de gezigten van onze jonge Officiers moeten zien, de Majoor lachte, zy trokkennbsp;den neus op , en wie hunner reeds een baard hadt,nbsp;die ploos ’er aan. Myn Heeren, zei de Majoor,-

ik heb dien Ouden 'lief, - de Hemel vergelde

hem! -hy verdient door zyn dapperheid dat te

zyn, en dat reeds lang, wat wy allen zyn; hy heeft my den dienst geleerd, ik zie hem als myn Vadernbsp;aan; gy doet my altoos de groptfte eer, om het bynbsp;my voor lief te neemen, maar aan myn tafel houdtnbsp;de dienst op, het is de plaats, waar ik geheel vrynbsp;denk te weezen,waar ik enkel voor myne 'vriendennbsp;wil leeven, en de oude Eifenbart is myn Vriend.nbsp;ïJa! genadige Vrouw , myn hart huppelt-

-ocr page 19-

15

E -E R 9 T E B E D R Y P,

pelt- in my, wanneer ik aan die ontmoeting denk'; 2eker klinkt het in myn mond zoo goed niet, als innbsp;de zynen. — Maar de genade van myn Majoornbsp;kost my ook zeker het leeven.

FREULE loüise.

¦Waarom het leeven? lieve Heer Wachtmeeeter.

EISENBART.

Genadigfte Freule! waar wy thans, de Majoor en ik, faamen.dansfen, daar ftryden wy dikwyls-opnbsp;een helfcbe manier om den voordans; wie het eerstnbsp;met de kromme vedelfnaaren vaardig wordt, die heeftnbsp;quot;het gewonnen, nu is de Majoor altoos de eerfte opnbsp;de plaats, wanneer hy nu flechts een blik op mynbsp;werpt, en dien werpt hy toch meenigmaal op zynnbsp;ouden Grysaard, ha, dan vliegt my aanftondA hetnbsp;vuur door merg en been,, en nu de beide fpoorennbsp;in den buik van myn fchimmel, fluks zit ik ’er in,nbsp;en dan tik ik zeker op een •h'e'tfche wyze toe. —.nbsp;Maar, maar, alle amptjens vallen fmeerig, 'Zoonbsp;als het fpreekwoord zegt, en hier by ons zyn hetnbsp;wonden, want de quot;Vyand heeft ook braave kaerels,nbsp;die meer -dan eens hunne w.uj.steiL hebben laatennbsp;voelen. Dus ziet gy. Freule, dat men ’ereinde*nbsp;lyk ook aan zal moeten gelooven ; wel nu, ik bennbsp;’er bereid toe, zoÉgt;-veel möogelyfcmet een rein gewee-ten, want zonder dat moet de dood toch verfchrik-kelyk zyn, daar van daan zyrr.’erook zoo yeclenbsp;deugnieten. —7- Goede Hemel b ik ben bereid , wanneer gy het.beveelt, maar Hechts ui het byzyn vannbsp;myn’ Majoor; ha!, die zou my toch ten minsten eennbsp;traan fchenke», .en' zeggen t ik oude Eifenbarc was

toch

-ocr page 20-

toch ean esrlyks fTeitt-, hy zal iny laaten zoeken, dat hegfc hy my beloofd, inyne beenJeren begraaven ,

d^t \yoord op^dea veldfteen laaien zetten, (Üe jny bedekken zal.

Vrouiv van al t s te in.

O! hoe begeer!^ ben ik, deezen voortreffelyken jlian te leeren kennen. Maar, waar is de Alajoornbsp;van daaij ? hoe heet hy?

EI SENS ART.

Hy is een Conrlandfche Edelman, ryk, en wel j-yk tot geluk van hetJjienschdom, want hy is wel-daadjg en edelmoedig, hy heet de Heer vanUck../

ACHTSTE TOONEEL.

De voorigen, DE amptsinspector cn J Ó A C H I M.

' kan niet

Vrouw van altstejw.

Om ’s Hemels wil, wat is ’er dan gaande, wat U 'er gebeurd?

AMPTSr-N SPECTO R.

Ach! hy heeft — heeft my »—

Fn RULE LOUISE.

amptsinspector.

Hy — de Co —- -Co — Cornet. ¦' ¦¦ t.

eisen BAR T-

¦De Cornet ? •»»-« wat heeft hy'?

-ocr page 21-

A M F T SI N S p E C1- O R.

lly heeft iny. —

E I S ¥ Ni ft R X.

Dat hem de D ......»!

Vrouw van aLTSteiit.

Waart gy ’er by, Joachim?

JOACHIM.

Zeker, uw genade, de Heer Cornet zei, hy wilde den Heer Amptsinipeftor leeren fpreeken, ennbsp;de les beftondt in een duchtig pak priegeh

A M P T s I w s P E c T o R.

Ja, ja, pr — pr ¦— priegel!

EISENB ART.

Nu dan wilde ik ook liever ------- genadigfte

Vrouw, zoo als ge.zegd is, by myn arme zi^ll hy

is de eenige in het ganfche Regiment -- de

Neef van den O.verften — maar de Majoor —•

la'ftt hem flechts koomen.....hy zal u wel tam

maaken, Jong Heertjen!

Vrouw van, 4LTSTEIN.

Ik hpn daaj:. van. overtuigd; maar , lieve Heer Wachtmeester! geef gy zelf bevelen , ik bid u,nbsp;help zorgen ~ en- gy,, (tot den Amptsmf^eBor')nbsp;niaak aljes gereed, dat’er nergens gebrek aan,zy!nbsp;“¦— ik wil flechts voor een oogenblik naar mynnbsp;oiangaan; koom kind!

(De Vrouw van AltfleinwReuleLouifewtreto.)

N E-

-ocr page 22-

16 DE BRANDSCHATTIÏïe.

NEGENDE TOONEEL.

DE WACHTMEESTER 611 DE AMPTSIN-S PECTOR.

AMPTSINSP EC T OR.

Dus ingevolge het genadigfte bevel van de hoo-* ge Vrouw b.en ik bereid.

EI SENS ART. nbsp;nbsp;nbsp;...

quot; Lieve man! gy kunt. gewis beter hooien,: dan fpreeken? en ik fpreek beter, dan ik hoor, dusnbsp;willen wy elkander te recht helpen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. , -

AMPTSINSPECTOR. nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

. Ey toch niet, want. nbsp;nbsp;nbsp;-

EI SE NB ART.

Stil Deer! - zoo als ik merk heeft dé kitUr

van den Cornet nog niet geheel doel getroffen —i luister naar my: (hy haalt zyn Zakboekjen uit) ik hebnbsp;voor eerst noodig 30 voer Hooi, vervolgens Brood,nbsp;Vleesch, Bier en Brandewyn in overvloed,'em datnbsp;wel buitep Voor het Dorp; zie lieve man, het isnbsp;altoos beter'voor den Heer, Wanneer ’er niets ge-fpaard wordt, want als de borsten te vreeten en tenbsp;zuipen hebben, dan behoeft men hun geen Verlofnbsp;naar het Dorp te gceven, zy moeten by elkandernbsp;hlyven , en dus worden alle buitenfpoorighéJennbsp;vermeid.

AMPTSINSPECTOR.

Maar van wegens de flailing.-

eisenbart.

Ha, ha, ha! Husfaaren en flailing, hoe pastdat by malkander? Ja in de winterkwartieren, daarlaatnbsp;ik het zyn gang gaan; doch thans, onder den Hemel

-ocr page 23- -ocr page 24-

l8 PE brandschatting.

TWEEDE BEDRYF.

EERSTE TOONEEL.

DE BARON, DE MAJOOR en DE CORNET VAN DRO S ZHEIM.

BARON.

(Met den Majoor in de Deur Complimenten maakende.') Ik bid zeer gehoorzaamst, binnen tetreeden, ’ernbsp;wedervaart myn huis een zeer byzondere eer ennbsp;vergenoeging. ---

MAJO OR.

Lieve Heer Baron ! weg met al die Complimenten ; ik voel zeer wel, hoe aangenaam het zyn kan, in den kryg inkwartiering te bekoomen; reeds denbsp;naam; Vyand,isop zich zelf gehaat; ikzalevenwelnbsp;myn uitterfte best doen, om u dien te doen vergee-ten.

BARON.

O toch niet! waarlyk - myn Vrouw zal aan-

ftonds de eer hebben haare opwachting te maaken, zy zal u zeggen, hoe lief het haar is, u, mynenbsp;Heeren, weder in het land te zien; want by dennbsp;eerden kryg--

majoor.

Dus zyt gy getrouwd? hebt gy familie?

BARON.

Een eenige Dochter, fchoon uit de kluiten ge-wasfeben, en waarlyk; ¦—- hm, hml niet Juist,

wyl

-ocr page 25-

19

tweede B E D R Y F.

vryl vj my gelyk moet zyn —hupsch,rechthupsch, Heer Overlie!

majoor.

Ik wensch ’er u geluk mede. Heer Baron! ik twyffel, of ik u wel lang lastig zal vallen; intus-fchen zult gy my toellaan, by de Dames al mynnbsp;oude 'Galanterie te ontpakken ; zy is een weinignbsp;verroest, en by gevolg zoo min gevaarlyk, als iknbsp;zelf.

BARON.

;Ei toch niet. Heer Majoor, alles in myn huis Haat tot uw bevel — maar mag ik wel gehoorzaamstnbsp;iets vraagen, is de Heer Majoor een liefhebbernbsp;van de Jagt?

MAJOOR.

Niet zonderling , Heer Baron! voornaamentlyk als men in het Veld is, dan heeft men ’er geen tyd

toe.

BARON.

Dus hebt gy myn Lampo denkelyk niet noodig?

MAJOOR.

(Neemt hem by de hand) Heer 1 wat wilt gy daar mede zeggen ?

BARON, f

Ach! niets — niets. —

MAJOOR.

Geen halve vertrouwelykheidi' Heerl fpreekvol uit, of gy beleedigt my.

BARON.

Wel hu, by ftaat tot uw bevel.

Mi-

-ocr page 26-

MAJOOR.

Voor den D.....Heer Baron! hy breeke U of

iny den hals, ik-een Hond.--

baron.

De Heer Cornet--

M AJOOR.

Heer Cornet! ik hoop niet -gy.weet, hoe

ik het Marodeeren by den gemeenen man beftraf, en gy, een Officier, Zoudt. -»

CORNET.

Ik ? een Plond ? - ach! het is veelligt een

ftraathond, die my naargeloopen - ^

BARON.

Hoe? myn Lampo een ftraathond? ¦¦ nbsp;nbsp;nbsp;- daar

verzoek ik verfchooning over.

MAJOOR.

Stil, myne Heeren'1 daar koomen de Dames; het verfchil over den Hond zal daar na bellist worden.

TWEEDE TOONEEL.

DE B A RC NNE SS E, FRE OLE L OUI SE en de Voorigen,

MAJOOR.

Uw genade vénehoon my, dat. ik myne onder-daanigfte opwacliting niet eer gemaakt heb, ik was juist voorneemini' — Qy zichzelveii) Hemel,welke trekken!

Vrouw van altstein.

Ik beklaag my zeer , dat ik het genoegen niet gehad heb , u, myn Heer Majoor , by uwe intreedenbsp;iu inyn huis,te kunnen ontvangen; maar huisfelyke

be-

-ocr page 27-

2H

tweede bedryf.

bezigheden, oin ten ininften u niet geheel Hecht te onthaalen. --

MAJOOR, (by zich zslven.')

Ik ben buiten my zelven, Hemel, welk een fchik-

king! ik weet niet-- neen! myne oogen-

inyn hart verkent ze niet.

Vrouw van altstein-

Wat fcheelt u. Heer Majoor? gy ziet ’er niet wel uit; zyt gy onpasfelyk?

MAJOOR.

Ik erken, genadige Vrouw, ik ben niet voHcoo-men wel, maar het zal ras weder overgaan, hoop

ik-ik ben reeds wat beter, (ter zyde) Zy is het,

myn Hemel! zy is het.

Vrouw van a L t s t e i n.

Veroorlof my. Heer Majoor, u myn Dochter voor te ftellen.

MAJOOR.

Myn genadige Freule! ik maak ’er my een waa-re eer en genoegen van, u van myn eerbied te verzekeren; het doet my alleen leed, dat ik by de tegenwoordige gelegenheid als Vyand -

Vrouw van altstein.

Ik ken geen vyanden , groote Heeren hebben hiet elkander vyandfchap, de edele krygsinan'wydtnbsp;^yn bloed aan zyn Vorst, aan zyn Vaderland, hynbsp;''¦ndt vyanden in hun, die hem wederftand bieden;nbsp;maar Vrouwen, zwakke fchepfelen, wat kunnen dienbsp;hen fchaaden?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

Veel,

MAJOOR.

genadige Vrouw , zeer veel; zy deelen WOUftCh Wit» die dikwyls noch tyd —— noch ou-B 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der-

-ocr page 28-

50 E brandschatting.

derdoró —— geneezen kunnen; iTOnden, die des te gevaarlyker zyn, daar zy een eeuwige onrust innbsp;het gemoed a'chter laaten.

Vrouw van altstein.

Mag ik wel vraagen. Heer Majoor, met wien ik

de eer heb te fpreeUen?-- Ik weet niet, maar

het fchynt my toe, dat ik bereid-s meer het genoegen gen'ooten heb, U te —¦

MAJOOR.

Schynt u dat, genadige Vrouw, wmarlyk zoo? ja, ja', ik zou zelf fchier gelooven, dat u myn ge-

zigt niet geheel onbekend zyn moet-zekerlik

is het veranderd -mag ik gehoorzaamst bidden ,

myn naam nog een korten tyd te moogen verzwy-gen ? ik hoop, of veel meer ik denk alleen, dat hy u veelligt zelf byvallen zal, en dan zou het vooreen ouden Dienaar des tc'vleijenderzyn, dat gy u ^nbsp;zyner nog wilt hefinneren. Ik bid intusfehen om genadig verlof, van my op myne beflemde kamer tenbsp;hegeeven ; ik heb eenige ordres te ftellen, te middag zal ik met vergenoegen myne opwachting maa-ken-

BARON.

Ik zal de eer hebben, u den weg te wyzen, maar ik bid zeer gehoorzaam -

MAJOOR.

Dat ik om uwe Lampo denk ......niet waar ?

koom mede. Heer Cornet, ik heb in het algemeen hier reeds verfcheiden ftukjens van u venioomen;nbsp;jonge Heer! gy zyt de Neef van den Overllen, iknbsp;zyn Hartvriend, wien hy het opzicht over u toe-yertrouwd heeft; uw hoofd of het myne moet buigen.

-ocr page 29-

23

tweede bedrïf.

gen, wy willen zien, welk het hardfte zyn zal; koom! ik bid om verfchooning, genadige Vrouw,nbsp;voor den jongen Heer, en ook voor iny, dat iknbsp;hem uif mync oogen heb laaten gaan; maar hy isnbsp;eerst een held van een enkelde Batailje, van eennbsp;cenigen dag, en die moet zeker zyn gezag laatennbsp;bjyken, voor al tegen Dames. Ik beveel my ïntus-fchen gehoorzaamst, en bid u, over zynen Com-mandant met volftrekt gezag te gebieden.

DEK.DE TOONEEL.

DE BARONNESSE Cn de FREULE LOUISE.

(De eerfte blyft geheel diepzinnig Jlaan , zet zich

eindelyk neder-, Louife treedt naar haar toe,cn en kust haar teder de hand.')

FREU LE LOUISE.

Beste Mama! mag ik my verftouten? raag ik vraa-gen wat u fcheelt ?

Vrouw van altstein.

Myn goede Louife, heb medelyden met uwe Moeder, gy ziet myne verlegenheid — ach Kind!nbsp;ik moet my voor u fchaamen.

FREULE LOUISE.

En waarom dat, liefde Moeder? --- ó fchenk

uw vertrouwen, wanneer gy my anders deeze genade waardig keurt.

' nbsp;nbsp;nbsp;Vrouw van altstein.

V J a, Kind! ~ ach! mogt myn voorbeeld u waarfchou-wen j dat er voor een Vrouw geen ftap gewigtigcr is, B 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dan

-ocr page 30- -ocr page 31-

tweede bedryf.

zelve; alles, alles, wat hem liefde en hoogachting Icon verwerven, bezathyin eenuitfteekendengraad;nbsp;met één v.roord, ik beminde hem, en werd wedernbsp;bemind; hy had zyn Vader, een ryk Courlandschnbsp;Edelman, reeds overgehaald, om by den mynennbsp;fchriftelyk acces te vraagen, toen het naricht vannbsp;den geflooten Vrede ,en een ordre tot fpoedlgen af-

marsch hem aan iny ontrukte; -vreeslyk oogen-

blik! - wy fcheiden van elkander, onder de

heiligfte verzekeringen, van elkander eeuwig te beminnen. Naauwelyks was hy weg , toen my myn Vader den uwen op een zekeren dag voorllelde ; Caro-roline, zei hy, met een donderende ftem: binnen drie dagen is dit uw Man, het is bellooten, ftel

de ontzettendfte vloe


u niet gemaakt aan, of ¦


ken verzelden deezen voorflag.

freule LOUISE.

En myn Vader konde-

Vrouw van altstein.

Kind! eer uw’ Vader, zoo als hem zyn Vrouw eert; geloof my, waar’ myn hart nog vry geweest,nbsp;toen ik dat zyn moest, wat ik ben, gaarne had iknbsp;het hem overgegeeven — hy werdt insgelyks doornbsp;een ftrenge Vader gedwongen, en die zachte bandnbsp;Yerwisfelde in een yzeren flaaffche Keten. Ikfchreef

3an myne Geliefde , deed hem voorllellingen ----

Hemel!-wat fchreef ik hem niet al? myn Brief

¦ nbsp;nbsp;nbsp;¦ honderdmaal afgebroken — door myne traa-

nen half uitgewischt -werdt een boek; ik bad

man uit medelyden, uit barmhartigheid, uit liefde, zelfs om onze ongelukkige liefde, nooitnbsp;weder aan my te denken , en wanneer hem dit on-B snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mo-

-ocr page 32-

20

de brandschatting.

wogelyk was, ten minften nooit aan iny te fchry-ven- Hy vervulde myne bede; nooit heb ik fedeit iets van hem gehoord; alleen zweefde iny zyn beeld

nog lang voor myne oogen - maar zelfs van

de onfchuldigfle herinnering maakte ik my een misdaad; ik beyverde my, om door de ftrengfte vervulling myner pligten, [door alle moogelykc behaa-gelykheid, aan uwen Vader datgeene te vergoeden, wat ik hem niet geeven konde ——• wat hy vcelligtnbsp;zelf niet verlangde —— dat gefchenk van den Hemel , myne Louife , (zy kust haar Dochter) maaktenbsp;my cindelyk den man waardig, door wien ik Moeder , Moeder van zulk een Dochter werd.

FREULE LOUISE, Qomhelst de knie haarer Moeder.)

O Hemel! verdien ik zulk een voortrefFelyke Bloeder wel ?

Vrouw van altstein.

Staa op, lieffte Kind, uw Moeder kent zich ten minften aan geen misdryf fchuldig —— maar Kind,

heden - deaze edelmoedige,-rechtfchapcn

B’Iajoor '

FREULE LOUISE.

Was?

Vrouw van altstein.

Uckerswalde -— hy zelf-myne oogen

Ichecnen my een oogenblik te misleiden -maar

ras verdween de nevel —— myn hart zei my, dat hy het was —— kon ik hem toen nog wel verkennen?

VIER-

-ocr page 33-

27

XWKEPE eedryf.

VIERDE TOONEEL-peVoorigen en de Heer van wallendorf.

FREULE LOUISE.

Wallendorf, van waar kooint gy?

Heer van wallendorf.

Myn genadigfte Vrouw! -- Freule Lonife!

(Imar de handen kusfende) zou ik hier niet naar loe vliegen, daar ik vernam , dat gy vyandelyke inkwartiering bekomen zoudt!

Vrouw varf altstein.

En hoe kost gy dat zoo ras verneemen ?

Heer van wallendorf.

Gy weet, genadigfte Vrouw, dat myn Landgoed drie mylcn nader by het flagveld van gisteren ligt, dannbsp;het uwe. De nieuwsgierigheid vervoerde iny, oinnbsp;een aanfehouwer van den flag te worden , zeker hatinbsp;ik ’er geen beroep toe; doch ik hield my by hetnbsp;gevolg van onzen Generaal op. De braave Mannbsp;kon de overmagt zoo mm wederftaan als ontwy-ken, en zoo ras ik zag, dat alles verlooren was,nbsp;fpoedde ik my naar huis. Een vyandelyk Generaalnbsp;rukte daar op by ons in ’t kwartier, en welk een geluk, dat hetjuist een Neef van ons was, de Gene-raal van Allenftern, dien ik nog niet kende. Iknbsp;hoorde hem een Majoor met twee Esquadrons naarnbsp;herwaards commandeeren , met byvoeging: hy zounbsp;zyn marsch verhaasten, hy moest ras een lyst op-niaakeii van de goederen, die met brandfehattingnbsp;belast konde worden; en daar ik vreesde, uw Slotnbsp;mogt niet verfchoond blyven , vloog ik hier naarnbsp;toe, om u, des noods, door myn Neef van dienstnbsp;te kunnen zyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f r e u-

-ocr page 34-

aS

DE brandschatting.

FREULE LOUISE.

O, beste Wallendorf 1 -

Vrouw van alt stein.

Edele Vriend! hoe veel dank ben ik u fchuldig, al bleef het ook flechts b^ dit uwgoed voorneemen;nbsp;tot nog toe heb ik nergens van gehoord; maar uwnbsp;Neef zelf zou ons, ongeacht zyn goeden wil, nietnbsp;redden; Brandfchattingen, van hooger hand uitge-fchreeven, kunnen niet verzacht worden.

Heer van wallendorf.

Wy willen altoos het beste hoopen, ten ininften ben ik hier, om uw genade de trouwfte en willigftenbsp;dienften, die flechts in myn magt zyn, te bewyzen.

Vrouw van aLTETEIN.

Ik ben volkooinen daar van overtuigd; -— ji;

wil met myn Man fpreeken, met hem (deeze laatjle mee woorden moeten met nadruk uitgejprooken worden,nbsp;terwyl zy daar by de Dochter aanziet) vervolgens naarnbsp;den Overften gaan, en hem bidden, ons, zoo rasnbsp;hy orJre bekooint, geen geheim daar van te inaa-ken. Blyft intusfehen hier, kinderen, ik vertrouwnbsp;0 , en ik hoop ras weder by u te zyn.

V Y F D E T O O N E E L.

FREULE LOUISE en de Heer van

WALLEND ORF.

lieer van wallendorf.

O , myne engelachtige Louife! welk een Moeder hebt ge, welk een edele ftandvastigheid!

F 3S. E u-

-ocr page 35-

29

tweede e,edryf.

freule LOUISE.

Wallendorf, lieffte Wallendorf! wanneer gy ze zoo kendet, als ik; wanneer gy alles wist, dan èersc

zoudt gy wceten -voelen —_ hoe gelukkig ik

ben, haare Dochter te zyn.

Heer van wallendorf.

O, konde ik toch ras de Heinelfche blydfchap genieten, dat ik haar den zoeten-naam van Moedernbsp;kon geeven!

FREULELOUISE.

Het hangt alleen van my af; zy wil iny nergens toe dwingen,' zy heeft vertrouwen genoeg op my,nbsp;om zich myne keus te laaten welgevallen. ,

'Heer van wallendorf.

Hemel! wat zegt gy? is het inoogelyk? welk een verrukking I — geef my u hand — kan 'er wel eennbsp;fterveling gelukkiger zyn?

FREULE LOUISE.

Bedwing u, Wallendorf, ik bemin u, ik loogchen het niet; vermomming heb ik in zulk een edelenbsp;fchool niet geleerd, des niet te min zal ik mynkeusnbsp;aan de leiding van myne Moeder overlaaten, ennbsp;zelve niet over myn lot beflisfen.

Heer van wallendorf.

Hoe! dierbaarfte Louife, voortrefFelyk Meisjenl laat u uw vryen wil, men geeft u volkomennbsp;''^'^yheid, en gy wilt nog door een langer uitftcl —

FREULE LOUISE.

het ook wel tyd, aan een zoo plegtige handeling te denken, daar het ongeluk van den kryg van alle anten over ons hoofd zweeft? laat ons rusti- inbsp;ger tyden afwachten, lieffte Wallendorf, en bemin

uw

-ocr page 36-

uw Louife , dan zult gy ze uit de handen haarer Moeder ontvangen, en haar zegen zal ons aan denbsp;trappen van het altaar verzeilen.

Heer van wallendorp.

Dank! Goddelyk Meisjen! geen woord van onge-geduld zal ’er meer over myne lippen koomen; ik geef myn lot geheel in uwe handen; leer iny inynenbsp;pügten, myn ganfche leeven zal u en uwe dierbaa-xe vercerensvvaardige Moeder overtuigen ——

ZESDE T O. O N E E L.

DE CORNET en de Voorigen-

CORNET.

Ey, pots element! vertrouwelyk, als twee Tor-telduifjens, ha, ha, ha, dat is allerliefst! en gelooft gy nu, dat ik u zoo voor myn neus met elkander zal laaten trekkebekken? -zoolang ik

hier ftaa, kunt gy afzakken. Jonker, wanneer ik weg ben, zticht dan, zoo als ge wilt.

Heer van wallend orf.

Heer OlEcier, ik weetniet, wat uw Caraarer is gy moet weeten, dat ik een Edelman ben, die vannbsp;niemand beleedigingen afwacht, en nog veel mindernbsp;toegeeft, dat men zich in de tegenwoordigheid dernbsp;genadige Freule vergeet; verftaat gy my ? hebt gy

gehoord ? gy-gy- '

cornet.

Wat, Kaerel! heet gy my gy ?

FREUL E L o'UISE.

Om ’S lïemels wil, Wallendorf, maatigu» en

sygt;

-ocr page 37-

31

Tweede bedryf.

gy, Heer Cornet, herinner u aan het geen u de Majoor bevoorens zei.

c o R NE T.

JufFertjen! — hoe fpytig!

Heer van wallendorf.

Heer Cornet, ik zeg u nogmaals, neem het bo-hoorlyk refpeB voor een Dame in acht, ot-

CORNET.

Dat zult gy, Dorpjonker, iny toch immers niet

willen leeren?

Heer van wallendor F.

Genadige Freule, doe my de gunst, dat ge u naar Mevrouw uw Moeder begeeft.

FREULELOUISE.

Ja, Wallendorf, maar gy moet met my gaan. Heer van wallendorf.

Dat zal ik; - Heer Cornet, zoo ge nog een

druppel eer in het lyf hebt, zoo wacht my hier af. cornet.

Zy zal niet heengaan.

Heer van wallendorf.

Te rug, rampzalige 1 verwaaténe, wy fpreeken elkander.

(.Freule Louife ei\de Heer van Wallendorfvertrekken.)

ZEVENDE TOONEEL.

DE Co Rif g .j, vervolgens d e wac h tmeestek.

cornet, (alleen.)

is een D nbsp;nbsp;nbsp;, Eaerel 1 wacht Dorpjon-

ker.

-ocr page 38-

32

Dü brandschatting.

ker, lompe Edelman, ik zal u fluks,het leder door myne Husfaaren eens laaten opHikken-

eisenbart, (treedt linnen.)

Myn Heer Cornet, ik heb de eer u te melden, dat ’er voeragie in overvloed aangefchafc is, en datnbsp;het ook niet aan Fivre^ ontbreekt.

CORNET.

Goed! ik had u anders eens geleerd.

EISENBART.

Myn Heer Cornet, ik ken myn verplichting aan de bevelen myner Overheden, en ik heb dus allesnbsp;jiaar myn ontvangen order uitgevoerd.

CORNET.

Kaerel, redeneer niet.

eisenbart, (Jicialt de Jchouders op,')

Gy hebt nu verders niets te bevelen?

CORNET.

Blyf, Kaerel, zeg ik.

eisenbart.

De Majoor heeft my by zich ontbooden.

CORNET.

De Majoor? ja, dat geloof ik, ¦¦¦ op dat ge jny weder aanklaagen kunt, want niemand dan gy,nbsp;oude Hond, heeft aan den Majoor die Historietjens,

die leugens verhaald.

eisenbart.

Leugens! --- leugens zyn ’er nooit uit myn

mond gckoomen; maar. Heer Cornet, verfchoon myn ouderdom, myne graauwe hairen; 44 Jaardiennbsp;ik den Koning, ik heb ii kwetfuuren, cn met dat alles , men blyft toch ook een wensch.

COR-

-ocr page 39-

3a

•TWEEDE EEDRYF.

cornet.

Ha! wat wilt gy daar mede zeggen, Kaerel?

eisenbart.

Met het byvoegfel, braave Kaerel, dan bedank ik ’er u voof. Heer Cornet, anders —— heeftnbsp;ieder gal, en ik zei u zoo even, men blyft toch altoos een mensch.

CORNET.

Wat? gy verliest het refpeSl tegen de fubordinatie.

ÉISENBART.

Dat moogt gy Veelligt, maar de oude Eifenbart heeft nogmagt genoeg over den ouden Adam, omnbsp;hem tot zwygen te brengen. Heer Cornet, ik moetnbsp;naar den Heer Majoor.

CORNET.

Om te klaagen.

EISENBART.

Dat zal Zich vinden.

CORNET.

Ik houw u, dat ge onder de voet rolt. eisenbart, (^glimlagchend.')

Dat zal zich vinden.

cornet.

Gaa, maar wanneer gy den Majoor één woord ons onderhoud zegt, zult gy myn wraak ge-^oelen.

eisenbart. is te vermoeden.

CORNET.

Wat heeft hy gt;er aan, dat hy zich zync Officiers tot vyanden maakt?

• VIH. mSL, nbsp;nbsp;nbsp;cnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;EI-

-ocr page 40-

24 DEBftANDSCHATTINOi

EISENBART.

Hemel! dan was de Heer Cornet de eenige in

het Regiment, - zie, lieve Heer Cornet, onze

braave Overfte, uwe Heer Oom, heeft my lief, gy zyt een Jong Heer, die alles heeft, om —i .,nbsp;maar ik zwyg.

CORNET.

Biyf, en fpreek uit.

eisenbart.

Ik durf niet — zulk een oude Hond moetzwy-§en, hy vreest den Degen.

CORNET.

In den naam des Duivels fpreek vry. eisenbart.

Gy beveelt het, goed! maar ik zeg u vooraf, de Wachtmeester fpreekt niet, maar enkehde oudenbsp;getrouwe dienaar van uw Heer Oom den Overften.nbsp;Reeds op Univerfiteiten bediende ikhem; toenhy Soldaat werdt, werd ik het ook, het berouwt my niet, denbsp;Hemel loone hem; zonder hem ware ik toch maarnbsp;een fchoft gebleeven; nu weet ik, wat eer is; iknbsp;dien, by myn arme Ziel! enkel om de eer, en gy.nbsp;Heer Cornet, wilt, tot belooningmyiier lange diensten, my priegelen?

CORNET.

Maar, gy hebt daarna ook. — eisenbart.

Ik ben nog niet klaar, metuw verlof. Gelooft gy dan,, dat Ik het zoo geduldig opgenoomen had,nbsp;wanneer ik door een ander OlEcier zoo was behandeld geworden? Neen , ik had myn Sabel op damp;nbsp;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wayht

-ocr page 41-

35

.tweede b e d r y F.

wacht genoomeii, en my aan den ftaf laaten melden; --- maar tegen u» Heer Cornet ,'dien ik

op de waereld zag koomen, dien ik zoo dikwyls óp myn arm gedraagen heb, dien ik bemin, dien

hc als myn-verfchoon my ¦¦ {ky wischt zich

de oogen af) dien ik als myn anderen Zoon aanzie, tegen u zweeg ik; ik wist, dat gy eens naar my

luisteren zoudt - en weet ge wat Mevrouw uw.

Moeder zei, toen ik ze kort voor het begin van den veldtoge bezocht? Frans, oude eerlyke Kaerel!

zei zy, -ja, dan is Kaerel een heerlyke naam

- myn Zoon is jong, is vuurig, wees by hem,

ik bid het u, wanneer het ernstig loopt, aan u

vertrou ik hem --nu! was ik gisteren niet bc-

ftendig om u heen, als uw fchaduw ? nbsp;nbsp;nbsp;- braaf,

brarf kweet gyu. -

CORNET.

Eerlyke grysaard!

EISENBART,

Heb dank! alles is vergeeten, al hadt gy my aanftonds met den degen naargezeeten. Ik bekennbsp;het gaarne, ik heb het aan den Heer Overften gezegd, dat gyu bevoorens by uwe intrede hier zoonbsp;niet gedraagen hebt, als het een Officier van onsnbsp;^¦egiment — als het den Neef van den waardigennbsp;Overften betaamden; maar, waarom deed ik het?nbsp;ik u bemin, wyl ’er veel goeds in dit hartnbsp;^=kt; en ik hoop, dat wanneer het eerfte vuur dernbsp;jeugd Wat uitgerookt zal hebben, gy dan zeker nognbsp;een groot man zult worden.

COR-

-ocr page 42-

36 quot; o E p E A N D s C H A T T t N G,

CORNET-

Eifenbart! lieve grysaard! ik fchaain my voor u-EIS enrab t.

Toch niet, lieve beste Heer Cornet, geef my uw hand ; (^ky neemt ze geweld^) voelt ge dienbsp;heete traanen, die over den gryzen baard naar beneden rollen ? het zyn vreugdetraanen-maar ik.

moet naar onzen Majoor. —•

AGTSTE TOON E EL,

HANS jen en de Voorigen-

II A N S J E N.

Genadige Heer Cornet, de Heer van Wallendorf Iaat u zyn Compliment maaken, en u melden, datnbsp;hy u in de!3 Boomgaard wacht.

EISENBART.

En waar toe, myn klein Aapjen?

HANSJEN.

Ik weet het niet, maar vuur en toorn draalde uit

zyne oogen. ——gt;

CORNET.

Jk word verlegen --te vooren. —

E I S-E N B A R T.

Silentium, Heer Cornet--gaa myn Muisjen,

de Heer Cornet zal aanftonds koomen , hy moet flecbts nog ecnige orders geeven, die gy, Meisjen»nbsp;lief, niet hooren moogt.

H A NS JEN.

Ja, maar ik hoop toch niet, dat, —-

-ocr page 43-

tweede b e d r y nbsp;nbsp;nbsp;37

eisenbart.

Zyt gy vcrdweenen;ik dacht het wel—-marsch,

lief jeu; Heerendienst, gaat vooralle-voort,

JufFertjen, voort!

NEGENDE TOONEEL.

DE CORNET CU DE W A C11 TMEESTEE.

CORNET.

ELfenbart [

eisenbart.

¦Myn Heer Cornet!

e o R N E T.

Ik mogt my de harsfens wel uit het hoofd haaien!

EISENBART.

Dat kunt ge niet, gy zyt een eerlyk man, en wat men niet doen kan, moet men niet-zeggen.

CORNET.

/ Ik fchaam my, dat ik duëlleeren moet, daar ik on-

:gelyk heb -ik heb/eên onfchuldig man belee-

digd.

EISENBART.

duëlleerent — dat kunt ge ook niet, dat moet 8® niet doen. — Gelooft gy dan, dat, daar thansnbsp;Landsheer' uw arm , uw leeven noodig heeft,nbsp;gy ct aan ieder veil kunt bieden? — ’t is niet

meer t uw-e - ja , wannec gy eerst proeven

moest afleggen, dat ge het knoflook dorst rieken,

C 3 nbsp;nbsp;nbsp;maar

-ocr page 44-

'38 C E brandschatting.

maar neen, gy hebt ettelyke duizend getuigen, dat ge een moedig Jongeling zyt; volgdusinynraad. —

CORK ET.

En die is?

eisenbart.

Vraag uw edel hart, dat fluistert u gewis in het oor; Ik zal heengaan, ik zal tot den man zeggen:nbsp;Myn Heer! ik heb u beleedigd; b7 een andere gelegenheid wist ik, wat ik te doen had, maar nu,nbsp;daar myn bloed, myn leeven, niet hetmyne is, ennbsp;daar ik ongelyk heb, zoo —

CORNET.

Verzoek ik u verfchooning?

.EIS E NE A RT.

Ja, zoo fpreekt een eerlievend Officier, en wie ’er hem verwyten over wilde doen, die waar’ eennbsp;fchurk. — Meer eer, duizendmaal meer eer, dannbsp;wanneer gy den edelman aan duizend ftukken hieuwt.nbsp;cornet.

Koom, waardige Grysaard, gy zelf zult ’er getuigen van zyn.

EISENBART.

. Ha! Heer Majoor, Heer Majoor, had ik ongelyk, toen ik zei; die man zal nog het fieraad en dc eer van het Regiment worden.

(Einde van het Tweede Bedr^/f.)

-ocr page 45-

52

derde BEDRYF.

derde bedryf.

(Het Tooneel verheeld de Kamer van den Majoor.)

EERSTE TJD O N E E L.

DE MAJOOR alleen, (diepzinnig op- en nedergaande.)

Altftein?-neen, zoo heet de Kaerel niet

—— en zy toch zyn Vrouw? - ik moet ze na

Verloop van zestien Jaar weder aantreffen — Ja, om de wond , die reeds lang een lidteeken

moest hebben, weder op te krabben-ó , zy

bloedt! — en zulk een ellendig, gevoelloosfchep-fel; zulk een dom Landjonker in het bezit myner

Caroline? myner? - Ja, zy was de myne--

vroede! - wraak! -hai nu zal hy voelen,

--de Heer Baron -wat vyanden heeten --

hy zal hy zal doch neen 1 foei, laag gedacht! hy zal gevoelen, dat ik — niet meer

weet, wat ’er in my omgaat. Myn hart is gefolterd

— doorboord -Uckerswalde, bedenk, wie gy

zyt, — tot hier toe een man van eer —

TWEEDE TOONEEL.

de majoor enDEAMPTSINSPECTOR, (die

zacht en met groote buigingen in de Kamer treedt.)

^•^JooR, (wordt hem niet aanftonds gewaar, en vaart voort.)

En Wat wilt gy ? u wreeken? —— dc Vrouw, dia

C 4 nbsp;nbsp;nbsp;gy

-ocr page 46-

40 DE brandschatting.

gy aanbadt — nog aanbidt tot eea voorwerp van*— (Ji-j%istdcn Amptsiofpeftor.) Kaerel! wie zyt gy?

wat wilt gy ? fchurk, gy beluistert my? ha ^ yerd____!

wanneer ik uw tong niet —

AMPTSINSPECTOR.

AUergenadigde Heer Majoor' ik ben —— ik ben ¦—.

MAJOOR.

spreek, Kaerel, fpreek!

amptsinspector.

De Amptsinfpeftor, die overeenkomftig zyn order ---

MAJOOR.

Nu goed! maar waarom koomt ge nietzoduide-lyk , dat men u hoort ? waar toe dat fliiipen ?

AMPTSINSPECTOR.

Het onderdaanigst — fchuldigfte refpeB —~ MAJOOR.

Verpligtte, verpligtte — ikvsrftaaderest. Maar a propos : hoe veel kost daaglyks een man aan haver en hooi, by rations gerekend, mitsgaders eennbsp;half pond vleesch en twee pond brood ?

AMPTSINSPECTOR.

Dat moest eerst zeer naauwkeurig uitgereekend worden, van buiten —

MAJOOR.

Bereeken het dan, zoo lang ik hier bljrf, zal ik het alle morgen betaalen.

AMPTSINSPECTOR.

Toch niet, genadige Heer, men wect wel wat

gebrnikelyk is; kryg is kryg.

MA-

-ocr page 47-

41

derde bedryf.

majoor.

En hy is — ik wil het nu zoo hebben! maakiny niet wild, ik ben het genoeg.

amptsinspector.

God bewaar my! maar ik moet het aan den ge-nadigen Heer eerst pligtmaatig melden.

MAJOOR.

Aan den Heer Baron ter naauwernood, maar aan de genadige Vrouw geen fyllabe, zoolang ik hiernbsp;ben, verftaat ge my?

AMTSINSPECTOR.

Zoo als de Heer Majoor genadigst beveelt ¦—— ha! ha! de genadigfte Heer Overfte is zeerflim,nbsp;Vant onze genadigfte Heer houdt zich alleen metnbsp;de Jagt op, en laat de ganfche huishouding aan denbsp;genadigfte Vrouw over. —

MAJOOR.

Daar doet hy ook wel aan — gaa vriend, maak de reekening op; maar nog eens —- zeg my toch,nbsp;heeft uw Heer niet nog een andere naain ?nbsp;amptsinspector.

Voorzeker — om u onderdaanigst te dienen — 'Altftein is Hechts de naam van eiken Majorraads-heer der vryë Heerlykheid; daar nu myn genadig-den Heers oudfte Broeder, hoogzaliger gedacbte-zonder mannelyke nakoomelingen ftorf, heeftnbsp;den tytel als Baron van Altftein aangenoomen,nbsp;maar hy fchryft zich nog altoos Heer van Lillen-htirg, Baron van Altftein-

MA-

-ocr page 48-

42 D E ,B R A N D S C H A T T I K e.

MAJOOR.

Lillenburg? .—. by den D.....! hyishet-

gaa, vriend, gaa, gaa!

DERDE TOONEEL.

D,E Majoor, vervolgens de wachtmeester.

MAJOOR, (alken.)

Dit is dan de mededinger, dien menmy voortrok,

dien Caroline trouwen-moest-trouwen —

moeten ? fchrikkelyke gedachte! ongelukkige Caro-

line! - kan ik ’er u wel een misdryf van maa-

ken? -maar uw barbaarfche Ouders,uw verach-

telyke Echtgenoot —— een waarlyk verachtelyka Kaerel; een Vrouw te neeinen, van wie men gehaat wordt , die men ongelukkig maakt —— ha!nbsp;v/are het niet in den Oorlog, niet in den dienst van

onzen Heer, dan zou ik-ik —— wat zou ik?

--een deugdzaame Vrouw willen befchimpen?

want in de oogen van dewaereld zou het toch een fchimp zyn. (den Wachtmeester ziende) Wat wiltnbsp;^y Grysaard?

EISE NEART.

Ach, lieve Heer Overfte! ik ben buiten my zel-'ven van vreugd.

majoor. ,

Deel my uwe vreugde mede, Want ik ken buitendien flechts bitter verdriet.

E IS ENE A RT.

Wat fcheelt, u beste Heer Majoor? ik bid zeer

on-

-ocr page 49-

43

derde bedryf.

onderdaanigst om vergiffenis-het is misfchien

verwaandheid -— maar g7 verwaardigde toch “anders meenigmaal den ouden trouwen Kaerel met uw vertrouwe:!.

majoor-

Dat doe ik nog, op inyn eer, oude Vriend! en j'uist thans heb ik een’ Vriend nodig, om myn beklemd hart te verligten.

EISENBART.

Dank, duizend dank, lieve Heer Majoor!

MAJOOR.

Gy weet de gefchiedenis myner ongelukkige liefde. —

ET SENS ART.

Ja, die heeft iny dikwyls geroerd — maar ’er is toch ook een frisfche reeks van Jaaren over verloopen.

MAJOOR.

En heden is die oude geflooten wond weder op-gereetenik vindde in Baronnesfe van Altftein, jnyn licffte, myn ongelukkige Caroline weder.

EISENBART.

Wel! dat ware immers de - Hemel vergeef

my myn zwaare zonde!

MAJOOR.

Niet anders, Frans, zy is het.

EISENBART.

En deeze wakkere edeldenkende Vrouw kon do uwezyny

. nbsp;nbsp;nbsp;MAJOOR.

‘s een anders Vrouw.

*1-

-ocr page 50-

44 DE B R A N D IS C H A T T I N G.

EISENBART.

Dan mag de ander fluks -

majoor-

Ik moet met haar alleen fpreeken.

EISENB ART.

D,oe dat, lieve Heer Majoor!

MAJOOR.

Zy heeft my zeker herkend.

eisenbart.

Wat? zou zy niet?

MA JO OR.

' 'Myn Hemel! welk een onrust vervult myn hart! —— Maar gy kv/aamt ftraks zoo vol vreugd by my,nbsp;waar over?

!‘ nbsp;nbsp;nbsp;eisenbart.

Over twee wakkere, edele, braave Jongens, onzen lieven Cornet van Droszhelm, en een zekeren Heer van Wallendorf.

MAJOOR.

Droszhelm ?

EI SENBART.

_ Ja, Heer Overfte! zyn geboorte Stad Jena ftak hem alleen nog in het hoofd; die aart vermeeftcr-de meenigmaal zyn goed hart; thans heeft het hartnbsp;de overhand, en nu nog wat opvoeding onder uwnbsp;opzigt, dan wordt hy volmaakt.

' ' nbsp;nbsp;nbsp;MAJOOR.

De Vader hadt hem te lief, liet hem in alles zyn zin; de Moeder, anders een braaf Wyf, verftaatdenbsp;kindertucht ook niet; wat volgt daar uit? de Jon-Itertjens beelden zich in: brutaal en lomp zyn, is

Sol-

-ocr page 51-

Soldaaten manier, en onteeren daar door hunnen Hand.

EI SENBA RT.

Waar, waar, maar hy zal ’tniet meer doen , ilc ftaa daar voor in; maar vergun my het voorval tenbsp;verhaalen: Jonker Wallendorf, een hupfche, aardige, verliefde Jongen, kwam met onzen Cornet,nbsp;in het byzyn van de Freule, te faamen, zoo als nu,nbsp;fans comparaifon, twee honden by een been knorren; de Cornet mag waarfchynelyk eerst geknordnbsp;hebben, en zoo bragt de Jonker de Freule in haarnbsp;kamer, en liet den Cornet in den boomgaard uic-daagen.

MAJOOR.

En hebben de Jonge Heertjens misfehien eea fneedjen gekreegen ?

eisenbart.

Foei! Heer Majoor, en ik ware ’er by geweest? __— Ik weet, wat gy zeggen wilt, of fris gevochten, dat 'er de ftukken afvliegen, of bedaard ge-bleeven.

MA j oo R.

Recht zoo! ik kan het, feldrement! niet uitftaan,’ ^'^anneer ik by het rapport zulk een Jongen Heer,nbsp;een moesjen over de hand, zie ftaan, en mennbsp;hem op een zekeren toon vraagt: wat hebt gy daar?

hy antwoordt: ik heb my gekwetst ; aan een Corchet^ pleeg ik ’er by te voegen. Om ieder wis^nbsp;jewasjen tg houwen,'dat’shetwerkvankrakeelders,nbsp;gebroedfel, dat men ten besten vaird»nbsp;menfc e yke faamenleeving verflikken moest; maarnbsp;heeft men een rechtmaatige oorzaak, dan zie ik

gaar-

-ocr page 52-

^6 DE brandschatti n g.

gaarne, wanneermy de Regiments Veldsheer meldf; die en die heeft een zwaaren val met het paard gedaan , dan weet een kloek StafofBcier wel, hoe veelnbsp;de klok geflagen heeft.

EISENBART.

Nu zoo maakten wy het ook; de Heer Cornet heef my lief, hy veroorloft my zoo meenigmaaleennbsp;'woordjen te zeggen , zonder de ftibordinatie te kwet-fen; ik ftelde hem voor, dat zyn leeven thans dennbsp;Koning toebehoort, en dat hy het niet verfpillennbsp;mogt, en zoo voorts; en zoo marcheerden wy faa-imen naar den Boomgaard, daar Rondt de Jonkernbsp;reeds blank, de Cornet fluks naar hem toe, en zei :nbsp;Heer van Wallendorf, ik heb u en de genadigenbsp;Treule be1eedigd,ik fchaam my niet, het te bekennen, maar vrel u beleedigd te hebben; ik bloosnbsp;niet, u om verfchooning te bidden, ik kwam vannbsp;myn Majoor, hy hadt my wat ftreng doorgehaald,

ik was heet - maar, myn Heer, zoo ge mis-

fchien gelooven mogt, dat de vrees my deeze bekentenis afperst, koom dan, ik zal my verdeedi-gen, maar enkel verdeedigen , tot gy oordeelt, voldoening te hebben , en my uwe verfchooning en

vriendfchap te kunnen fchenken; -ha! Heer

Maioor! hadt gy die houding gezien, den toon gehoord, waar mede hy dat zeide r—gy hadt hem gekuscht.

MAJOOR.

En Wallendorf?

eisene art.

Stondt in postuur mee zyn degen, doch niet

lang.

-ocr page 53-

47

©EllDB BBDRYF,

lang, hy ftak hem op j üep met opene armen naar den Cornet toe; zy omvatteden en kuscbten elkander, en ik oude Kaerel ¦—-

majoor.

Zult zeker gehuild hebben ?

EISENBART.

Juist niet gehuild- dat niet —— maar zeker

Werden myne oogen nati ja, lieve Heer Majoor,

ofmenalzegt, weenen past geen Krygsman, -*

en ik denk toch, dat ik ’er een ben -ik heb

evenwel myn hart niet kunnen verfteenen, en ik Wilde het ook by myn arme ziel niet.

MAJOOR.

Een Soldaat zonder gevoel, is een dier, en dieren te cmmandeeren, is een ongeluk voor een braa-

¦^en Kaerel,die weeten veel, wat eer is-ik ben

met den Cornet volkoomen weder verzoend, waar is hy?

EISENBART.

Hy badt den Jonker hem aanftonds by de genadige Freule te brengen, om daar ook een beleefden dienaar temaaken, en excuus te verzoeken, ik geloofnbsp;echter -

VIERDE TOONEEL.

Voorigen,vervolgens joachim, en daarna «aronnesse, en de bAROK.

^ nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;JOACHIM.

Is het geeotioofd?

MA-

-ocr page 54-

48 E E fi R A N D S C B A T T I K o.

MAJOOR.

• Treed binnen I

J o A C H I M.

Myn Heer en Mevrouw laaten hun compliment aan uw genade maaken, en wilden gaarne den Heernbsp;Overften opwachten.

majoor.

' Ik zal zelf aanftonds de eer hebben hunne bevelen te ontvangen.

JOACIirM.

Zy zyn reeds aan de deur.

{De Baron en Baronnesfe treeden in.)

MAJOOR.

Ik bid zeer gehoorzaamst - ik ben gansch vcr-

verlegen -- ik wilde aanftonds inyne opwach

ting maaken.

BARON.

Zeer onderdaanigfte Dienaar, enkel om my van

myn piigt te kwyteni -

Vrouw van altstein.

Wy koomen met een verzoek. Heer Majoor!

majoor.

He! Vriend, zet ftoelen.

Vrouw van altstein.

Dat ia niet noodig.

baron-

Ik koom ook met een zeer groote bede: ik zou gaarne nog voormiddag een paar Haazen fchieten,nbsp;maar myne bedienden maaken my beangst, het ware niet veilig, de Husfaaren waren als de drommelnbsp;op de fchoone honden, en zoo zy my myn Lampanbsp;weder wegnamen. ^—

MA-

-ocr page 55-

BERüB beds,? F.

MAJOOR.

Dat zullen zy niet, die booze Husfaaren;--^

Wachtmeester! Commandeer aanftonds twee man op Sauvegarde by den Heer Baron.

Vrouw van ALT stein.

Ik dacht, gy kost heden, uit aanmerking voor Uwen gast, uwe Jagt wel een dag uitftellen.

MAJOOR.

Neen, neen, Heer Baron, jaag, om ’s Hemels wil, jaag; ik ben hier niet, om u te hinderen.nbsp;Mevrouw uw Gemaalin zal my uwe bevelen welnbsp;melden.

BARON.

Gy moet my verfchoonen, maar \vaarachtig zelfs

Voor myn gezondheid -gisteren dorst ik riiet

uit -wegens die fchrikkelyke kanonnade--

ik ben llraks weder te huis -- ach! gy moest

myn Lampo eens zien loopen, -- hy rekt zich

uit als een Zenuw, aanftonds raamt hy den Haas, pakt hem van boven aan, en brengt hem aan betnbsp;Paard.

MAJOOR.

. Voortrcffelyk!

eisenbart.

Heer Baron, ik zal u een paar Jaagérsi uitzoeken die den Haas op duizend fchreeden innbsp;leger zien.

' nbsp;nbsp;nbsp;BARON.

wy zien, wié dat ftukjen beter kan, myn Martyn, of de Husfaaren; ik beveel myzeeTnbsp;gehoorzaamst, en gy, Mevrouw fchaf den Heefnbsp;VIII. DEEL.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ma-

-ocr page 56-

50' DE brandschatting.

Majoor een aangenaam onderhoud, dat hem de tyd toch niet lang valt.

MAJOOR.

Wees maar onbezorgd.

(De Baron en de Wachtmeester vertrekken.)

VYFDE TOONEEL.

DE BARONNESSE, efl DE MAJOOR.

Vrouw van altstein, (hlyft, na de verwyderhig van den Baron, zeer vertegen Jlaan, ziet op haarnbsp;vingers; de Majoor aan de andere zyde, op denbsp;leuning van den Jioel met het oog gevestigd.'^

Ik ben buiten my zelve!

MAJOOR, {ter zyde.)

Ik fidder, als een kind, doch het zy gewaagd! {overluid) uw genade wilde my voorheen met haarenbsp;bevelen verderen.

Vrouw van altstein.

11c wilde alleen bidden-dewyl ik vernooinen

heb, dat uw commando beftemd is,om Brandschatting in te vorderen, zoo wilde ik u zeer onderdaa-nigst verzoeken, wanneer gy bereids weet, hoe veel ons aandeel bedraagen zal, het ons zonderom-ftandigheden te zeggen, op dat men by tyds Schikkingen maaken kan.

majoor.

Tot nog toe weet ik niets, op myn eer! zoo veel is my alleen bekend, dat ik helaas beftemdben,nbsp;om zekere ordres, die ik ten dien einde bckooinennbsp;zal, uit te voeren. Acli! liever wilde ik altoos

cea

-ocr page 57-

St

derde bedrïp.

een duchtige Wond my laatcn welgevallen« dan de lieden te moeten pynigen; dit eenige flechts maaktnbsp;my nieenigtnaal myn handwerk gehaat.

Vrouw van altsteijv.

Deeze edele trek fchildert my uw hart.

MAJOOR, Cyat haar by ds hand, die zy te rug trekken ml.')

En enkel daar door is u dit hart bekend?

Vrouw van altstein.

Ach! ¦'- laat fiaan, Uckerswaldet MAJOOR.

Ha! eindelyk herinnert gy u toch deezen naam? het is noch altoos de zelfde, dien ik voerde , toen ik het geluk had, u in het huis uwer ouderen te kennen; ik heb hem niet veranderd —«nbsp;maar gy i .. gy hebt een anderen —— een ver-achtelyken-een in myne ooren affchuuwelyken

¦«i naam aangenoomen.

Vrouw van altstein, (met bevalligheid.)

Niet waar, Uckerswalde, ’er was een tyd, waar in gy my gaarne met uwen naam verwaardigd hadt?nbsp;daar ik echter nu niet meer de uwe zyn kan, zoonbsp;wil ik my ten minsten van het voorrecht niet beroo-''^^n, het beftendig waardig geweest te zyn — —'nbsp;^ Zyn beiden een gruuwzaarn offer van het lotnbsp;~ ik moest Uckerswalde, ik werd gedwongen

ftil, myn hart, ftil-genoeg. Vriend,

^ gy toch; een heilige band fchryft my plig-jij nbsp;nbsp;nbsp;mag, ik wil den geenen niet

ooren hefchimpen ^ gjgjj ik buiten dat reeds genoeg be eeaig, daar myn hart zich aan hem ontzegt; bc'nbsp;D 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;looft

-ocr page 58-

52 DE. B R A N D.5 C H-A T T l-N G.

looft gy Biy dat? '— nbsp;nbsp;nbsp;iiw woord van eer hier

op!'

MAJOOR.

, Goed, genadige Vrouw, goed, hier is het! uwe deugd roert iny —alleen, helaas, zie ik fteedsnbsp;meer en meer de ganfche uitgeftrektheid' van myunbsp;ongeluk.

Vrouw van altsteikt.

Laat ons niet meer over het voorleedene fpree-ken, de Almagt zelve kan gebeurde dingen niet ongebeurd maaken; een eenige zaak Hechts ligt my nog op het hart; kost gy my wel voor trouwloosnbsp;houden ?

SI A J OOR.

En toch trouwde gy met een ander ?

Vrouw van a l t s t e i n.

Hebt gy my ooit lief gehad, ooit hooggefchat, fchat gy my nog, twyfFel dan niet aan myne woor- ¦nbsp;den; God is myne getuigen! ik was onfchuldig-,nbsp;geheel onfchuldig. ——. Daar ons een byzonderenbsp;befchikking heden wederom te faamen brengt, zoonbsp;laat ons aan de waereld- toonen, dat Vriendfehapnbsp;de plaats der liefde inneemen kan;mag ik u de myne geheel onbepaald aanbieden? -daar de zel

ve geheel op deugd gegrond is, zoo heb ik geen reden om over deeze bekentenis te bloozen.

majoor.

, Hemel I deeze Vrouw, deeze Engel kost de my,-, ne zyn, en is het niet — [g gen anders Vrouw; cu hoe zeer beklaag ik deezen anderen, dat hy nietnbsp;de gelukkigfte van alle menfehen is, niet voelt,nbsp;dat hy het zyn konde. •— Caroline! wat meer,

. nbsp;nbsp;nbsp;dan

-ocr page 59-

J3

derde bedryf.

dan Vriend, moet ik u zyn, uw Broeder, --uw

Vader — doch neen, die wil ik niet zyn, hy was te grunwzaam; dus, geliefde Zuster, om liefde,nbsp;om broedcrlyke liefde, bid ik; ik was alleen in denbsp;ganfche Waereld, zonder Ouders, zonder inaag-Ichap, thans heb ik een Zuster, thans leef ik opnbsp;nieuws.

Vrouv van alt stein.

Uckerswalde, waardige Vriend , wy willen elkander niet misleiden, myn eer is de uwe; ik verlang dus nog eene belofte, A ! flaa my die niet af.

MAJOOR. nbsp;nbsp;nbsp;,

Wat beveelt, wat verlangt g^? gy zyt reeds by voorraad van myne gehoorzaamheid verzekerd.

Vrouw van alt stein.

Belooft gy het my op uw eer?

MAJOOR.

O Hemel! waar toe verlangt gy naar een betuiging, die voor my onverbreekelyk is?

Vrouw van alt stein.

Juist daarom verlang ik ze. Vriend! -Broe

der , kunt gy het my afflaan ?

MAJOOR.

Al kostte het my ook het leeven! -hier is

®yn hand.

OIU

treft


zorgvuldig te vcnnyden.

MAJOOR.,

^cht ik het te vporen niet?

P 3

Vrouw van a lts t ei n. fly belooft dus, nooit de gelegenheid te zoeken,nbsp;met my alleen te zyn, en wanneer ze zich aan-

Vrouw

-ocr page 60-

54

de brandschatting.

Vrouw van al t s t ein.

Nu ben ik gerust, nu bemin ik zonder vrees, zonder fchaamte -— mynen vz-aardigcn Broeder.

ZESDE TOONEEL.

De CORNET, de Heer vin wallend orf en de Voorigen.

CORNET.

Ik bid verfchooning, zoo ik u vcelligt ftooren mogt.

MAJOOR.

In het minste niet.

CORNET.

De Heer van Wallendorf heeft my verzocht, hem aan den Heer Overften voor te ftellen; daar ik nunbsp;de genadige Vrouw hier vind, zoo zal zy zelve denbsp;goedheid hebben, deeze commisjie pp zich te nee-men.

Vrouw van altsteijt.

Heer Majoor, gy weet zyn naam , veroorlof my nog hier by te voegen,dat het een edel Jongeling,'nbsp;een Vriend van ons huis is.

Heer van walleNdorf.

Ten minsten vlei ik my te kunnen roemen, dat niemand meer eerbied voor uw huis hebben kan.

— Heer Majoor, dewyl de Generaal Allenftem, itw goede Vriend, myn Oom is , zoo heb ik de tegenwoordige gelegenheid willen bezigen, om kennis met u te maaken.

MA-

-ocr page 61-

5J

derde b e a y e.

MA JO OR,

Myn Heer! wanneer men zich van zulk eene voordeelige zyde bekend maakt, als gy,zoo is hetnbsp;waarlyk een vreugd, een eer, utve vriendfchap te

verwerven. —— Gy ziet my ftrak aan ? -- Ik

weet alles, als of ik zelf in den boomgaard mede tegenwoordig geweest ware, laat ik u omhelzen! — ik ben meenigraaal wat vuurig, ik erken het, ennbsp;daar ik den Heer Cornet bemin, hem als myn’ Zoonnbsp;aanzie, zoo heb ik hem zekerlyk voorheen een weinig hard bejegend, - Droszheiin, het doet my

leed, ik kende u tot hier toe flechts altoos nog van eene zyde, zeker was het de beste zyde niet, uwnbsp;tegenwoordig gedrag heeft my alles doen vergee-ten. Geloof my. Vriend, wanneer men ongclyknbsp;heeft, het inziet, bekent, ’er berouw over heeft,nbsp;en men dan ook duëlleeren moet, dan gaat alles'nbsp;goed, ten minsten heeft men dien liap gedaan, die

een eerlyk man betaamt. -Maar die geen, die

zich met zulk een voldoening te vreeden houdt, denkt edeler, moediger, dan wanneer hy ook flechtsnbsp;op drie pasfen een fchot deedt.

CORNET.

Beste Majoor! ik weet zelf niet, wat ’er heden morgen vroeg aan my fcheeldc, federt den flag vannbsp;gisteren was myn bloed nog zoo in beweeging —-ëmiadigfte Vrouw, ik bloos over myn voorige ge-

iyk was.

Vrouw van altstein-zie, lieve Heer Cornet, dat u het zelve zoo weinig ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aangenoomen wilde fpraak, natuur'

M A-

-ocr page 62-

56

de BRANDSCHATTÏNo.

MAJOOR.

Zie, genadige Vrouw , het is meenigmaal een ongemanierde toon, wy hebben by voorbeeld eenigcnbsp;Pommerfchen by het Regiment, braaveKaerels, dienbsp;met het beste hart van de waereld een wet weg-vloeken , en by de Husfaaren heerscht zoo eennbsp;foort van gemaaktheid, petite Maitréfe, gelyk denbsp;Franfchen zeggen, dej'onge luiden maar al te gaar-ne naarbootfen.

CORNET.

Verfchoon my, Heer Majoor!

MAJOOR.

Het was voor het laatst, Droszheim, ik zeg geen

woord meer.-Maar toch een ding moet ik nog

vertellen: weet gy. Heer van Wallendorf, datmyn Cornet hier gisteren als een Held ge vochten heeft;nbsp;wy Ronden twee volle uuren onder het vyandelyknbsp;Kanonvuur, het lagchen verging zelfs onzen ouden,nbsp;ons, die toch anders tot diergelyke zaaken gehard

zyn; en hy Hond gelaaten daar-gelaaten-*

lioortge ? want dat is de groote kunst — hy heeft u dus niet uit vrees excuus verzocht.

Heer van wallendorf.

Ik was ’er van overtuigd, een vertfaagd mensch is voor zulk een flap niet vatbaar, en de manier,nbsp;^e welvoeglykheid van zyn gedrag, hadden my reedsnbsp;pntwapcnd, al had ik ook een doodelyke wond tenbsp;Wreeken geh^d.

Vrouw van altstein.

pok de Heer van Wallendorf was gisteren een

getuigen van uwe overwinning.

MA;

-ocr page 63-

57

derde BEDRÏP.

majoor.

Gy waart ’er by?

Heer van wallendorf.

Als aanfchouwer; ik ftond op de hoogte by den Windmoolen van den recher vleugel.

MAJOOR.

Wat drommel deedt gy daar? het ging ’er heet toe aan deezcn vleugel; ei, ei, Jonge Heer! hetnbsp;was uw beroep niet , ge hadt mede wat van denbsp;fpaanders kunnen krygen, en waait dan nog bovendien uitgelagchen 1

Heer van wallendorf.

Gy hebt gelyk, Heer Majoor, maar hetKrygs-mansbloed ftroomt door myne aderen; eens wilde ik het toch beproeven, hoe iemand dan te moede is.

MAJOOR.

Wel nu, hoe was het met u?

Heer van wallendorf.

Het was juist in allen opzigte hét aangenaamfle oogenblik van myn leeven niet.

MAJOOR.

Heer, gy zyt een braave Kaerel, ik wilde flechts Uw antwoord hooren, want wie zegt: het is hem.nbsp;^et zelfde , op een dansparty of in het vuur te gaan,nbsp;'iegt; of hy is ’er zyn leeven niet by geweest.

® niensch blyft mensch, het zenuwgeftel worcjt y^fbaazenj gefchokt, maar zoo ras men zich roert,nbsp;kernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;raakt, yverig wordt, dan ziet men ze

er mets dan roem, eer en pligt voor oogen. ——

n zon et dceze fpooren mogt de drommel Soldaat zyn*

Vrouw

-ocr page 64-

J8

DE brandschatting.

Vrouw van altstein.

Goed, lieve Heer Majoor; dat Officiers door deeze dryfveeren tot Heldendaaden kunnen aange-wakkerd worden, dat begiTP ik zeer wel; maar dennbsp;gemeenen man, die dikwyls gedwongen dient, geennbsp;ander uitzigt, dan ellende , armoede en wondennbsp;voor zich ziet, wat dryft dien aan?

MAJOOR.

Ook by veelen dcblooteecr; gelooft gy, genadige Vrouw, dat myn oude Wachtmeester voor iets anders dient ? by veel flechte Kaerelï is het enkelnbsp;een vaardige rekenkunst, die hen braaf maakt; zynbsp;bereekenen naamentlyk, dat het gevaar, wanneernbsp;zy wyken , van achteren gewisfer, en hun gezwindernbsp;op den hals zit, en dat zy het door een gelukkig toeval van vooren eer ontkoomen kunnen; zeker wilnbsp;deeze dwang hy Philofoopheii niet voegen, maarnbsp;de argumenten van groote Heeren zyn zoo bondig,nbsp;dat 'er niets tegen in te brengen is.

ZEVENDE TOONEEL. freule LOUISE en de Voorigen.

freule LOUISE.

Wanneer gy het beveelt, lieve Mama, kan ’er aangericht worden.

Vrouw van altstein.

Myn Heer de Majoor! het hangt van u af. majoor.

Myn genadigfte, zulk een allerliefftc bode maakt eensklaps gewillig.

Vrouw

im

-ocr page 65-

59

DERPE bedry

Vrouw van altstein.

'Maar zullen de andere Officiers ook niet hier in

koomen?

MAJOOR.

Neen, myn genadigfte Vrouw, zy durven hunnen post nictwerlaaten — ik zelf zou veeligt niet,

maar -- maar ——- nu, wanneer uw genade hun

wat koud eetcn en ettelyke Boutelks Wyn ^wilde toefchikken, zullen ze oneindig verpligt zyn.

Vrouw van altstein.

Het zal aanftonds gefchieden-

MAJOOR.

Dat is zeker uw charmante huishoudfter?

Vrouw van A L T s T EIN.

Geen ander; ik heb myn Dochter voor het huishouden opgevoed, op dat ze nimmer aan een eer-lyken man eens tot last worde.

MAJOOR.

En die eerlyken man, die zoo een last op zich neemen zal, {hy klopt Wallendorf op dejchouders)nbsp;is die nog niet uitgezocht?

Vrouw van ALTSTKiN.

Dat ftaat enkel aan myne Dochter, doch ik zou zelve lust hebben, om voor Wallendorf een goednbsp;^OQrd te doen.

^eer van wallendorf, (kust de Baronnesfi teder de hand.')nbsp;vriendelykfte Moeder!

MAJOOR.

I Ut ^ J°nge Heergt; is de zaak reeds zoo zeker?

a. 1 merk -vvei, hier is geen voorbede meer noo-dig — maar, myn lieve Freule, wanneer ik in

uw

-ocr page 66-

6o

de bRAINDSCHATTÏ-Ng.

uw plaats ware, zoo zou ik dien hoogmoed bedlraf-fcn, en hem van nu af de zak geeven.

FREULE LOUISE.

Beste Moeder-lieve Heer Majoor!

majoor.

Ik zie het welmyn taad deugt deeze reis niet. God zegen u beiden, en fchenk uwe waardi


ge Moeder den troost,om nog lange jaaren een getuigen van den gelukkigften Echt te zyn -goed

op goed geënt, brengt ook zeker goede vruchten voort; ik moet de Bruiloft bywoonen, en ik bidnbsp;daarom^ genadigfte Vrouw, geen tyd te verliezen,nbsp;want wy Husfaaren worden altoos niet oud op eenenbsp;plaats.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wat brengt gy?

A G T S T E T O O N E E L.

Eene ordownanz en de Voorigen.

DRDONNANZ.

Brieven van den Heer Generaal Allenftern; Ik lieb ’cr nog geen uur over gereeden, fchoon denbsp;weg ruim vyf kwartier rydens is, het werdtmy zoonbsp;bevoolen; het ftaat op den brief; van myn Bruint-jen fpyt het my, hy heeft het kwaad.

MAJOOR.

De drommel zal hem niet haaien) gy jeunt hier blyven; een ander zal met het antwoord heengaan;nbsp;zeg het den Wachtmeester, dat hy ’er ordres toenbsp;geeve.

ordonnanz.

Heeft de Heer Overfte nog wat te beveclen?

MA-

-ocr page 67-

lt;5^1

EROE BEDRÏF-

majoor.

pJLets ~~ dan alleen, dat ge uw Paard goed bezorgt -wacht,,daar ,dat is voor u. (de Ordonnans

vertrekt) Myn genadige Vrouw, ik bid verfchoo-ning; ik zal aanftonds volgen , ik tnoet deezen flechts eerst doorleezen en beantwoorden.

Vrouw van alts te iN-Gy herinnert u, Heer Majoor, wat ik u van to vooren verzocht; geen omftandigheden, ik bid heönbsp;nogmaals.

MAJOOR.

Gy beveelt het, en ik gehoorzaam u. -- Myno

Heeren, begeleid de Dames, en gy, Droszheim, zend my den Wachtmeester hier. —— Ik beveelnbsp;my aan uw genade.

(Zy vertrekken alle; de Majoor begeleidt hen tot aan-de deur, enkoomt, met den Brief in de hand, zeer diepzinnig naar het voorjle gedeelte van het Too~

neel te rug.) nbsp;nbsp;nbsp;~

NEGENDE TOONEEL.

DE MAj.o-OR, (alleen.)

Ik moet u opbreeken; maar, waarlyk! ik vreesl


ik


Vrees -daar is zeker ongeluk, jammer, el-

lende, vealligt zelfs vuur en vlam in vervat--

Waarom begon men dit foort van vyandelyk-den tegen ons?men zal zeker represfaillesgebruiken


-willen,


ik moet het werktuig zyn


doch


mogelyk ook

ket open) eerst een brief van den Generaal; (hf leest) ,5 Gy zult u verwonderen. Heer Broeder,

j, over


niet, ik wil zien! (hy breekt hetpak-


-ocr page 68-

6i

BE brandschatting.

,, over de ftrengheid, waar mede men te weik zal „ gaan; maar het zyn de hoogfte orders, men wilnbsp;„ affchrik verwekken” —~ ja veelligt nieuwe on-

derdaanen affchrikken--» voorbeelden geeven,

,, en represfailles gebruiken” -ik zei het toch

wel, represfailles maakcn Hechts ongelukkige lieden, de groote Heeren bekreunen ’er zich drommels weinig om. —-- )) Gy zult u, door het fpoedig vol-

,, trekken van uwen last, een verdienfte maaken”

--dat is te zeggen: ik moet de kunst, om duim-

yzers aan te fchroeven, goed verdaan --„de

„ lyst bevat de fommen, die elk oord binnen 24 ,, uuren op moet brengen; de bylaag onder A be-

„ treft den Baron Altftein in het byzonder.”--

(% zoekt haastig de Bylaag, leest ze door en Jlaat zich voor het voorhoofd) Millioenen Donders, die flag

treft ray! - ’t is verbaazend! waarlyk! hoe zal

ik'-- He! is ’er niemand? —— (Joachim treedt

binnen) waar is de AmptsinCpeftor?-fchurk!

fpreek, gezwind, hebt gy geen tong? ---gaa

loop, breng my in zyn kamer, voort!

(Uy gaat zonder muts en fabel, die op 'JTafel hlyven leggen, af, terwyl hy Joachim voor zich heennbsp;floot en geheel buiten zich zelven is.)

(Einde van het Derde Bedryf.)

VIER-

-ocr page 69-

63

vierde bedryt.

vierde BEDRYF.

EERSTE TOONEel.

BE MAJOOR en DE AMPTSINSPECTOR.

Majoor, (brengt den AmptsinJpeBiOT, dien J/y aan de hand binnen Jleept, en Jluit de deurnbsp;achter zich toe.')

Heer! zuivere waarheid, hoe veel hebt ge ia kas?

AMPTSINSPECTOR.

Niet veel, uw genade!

MAJOOR.

Des te flimmer! maar hoeveel?

AMPTSINSPECTOR.

Ik moet het eerst by een reekenen.

MAJOOR.

Gy moet ook altoos eerst bereekenen omtrent.^

AMPTSINSPECTOR.

Omtrent drie duizend Ryksdaalders,

MAJOOR.

tl de D..... aanftonds drie duizend maal

voor den kop flaa, tusfchen drie en tusfchen veertig duizend Ryksdaalders is nog een verd---- ou-

derfcheid. .— weet gy geen raad te fchaffen ?

AMPTSINSPECTOR.

Thans in deeze hagchelyke tyden, waarlyk. —

MA-

-ocr page 70-

Ö4

DE BRANDSCHATTIN

MAJOOR.

En meent ge niet, dat de Heer zyn geldkist?

amptsinspector.

O! die is zeker ledig, want het gereede geld is eerst voor drie weeken tot aankoop van de lieerlyk-heid Wehnsdorf heen gegaan, en de Baronnesfenbsp;heeft, haare Juweelen niet by zich, die zyn op zekere plaats in bewaaring.

MAJOOR.

Hemel! zoo is ’er dan geen redding?

AMPTSINSPE CTOR.

. Ach! genadige Heer Majoor, wat is dat?

MAJOOR.

Gaa, en houd u gcflooten-uw hoofd zal ’èr

myn borg voor zyn.

A MPTSIWSPEC T OR.

Geen woord uit myn mond — genadige Heer!

(Hy vertrekt.^

TWEEDE TOONEEL.

majoor, (alleen.')

Zoo moet ik dan het werktuig zyn, om debeste, de waardigfte. Vrouw den dolk in het hart te ftoo-

ten! -— om zes uuren, wanneer het geld niet

by een is, moet ik het Hot in brand fteeken ¦“ gehoorzaam ik niet, luister ik naar de llemdermen-

fchelykheid, dan breek ik myn pligt-Hemel!

_____ Piemel! dat heet niet krygsman, dat heet

rooordbrander te zyn nbsp;nbsp;nbsp;—~ veertig duizend Ryks-

daaUlers ——. en waar moeten die van daan koo-men ? —— en dan nog den Baron daar by in hdgte-

nis


-ocr page 71-

05

VIERDE BEDRïF.

nis neemen?-. Hemel! welk een ysfelyke toe-

ftand vooBiny, de dood zelfs ware my minder ver-

fchrikkelyk--(terwyl de Wachtmeester binnentresdt)

waar blyft gy zoo lang, myn Oude?

DERDE TOONEEL.

D5 MAJOOR en DE WA CHTMEEïTEE.

EI SE NB ART.

Zoo ras my het bevel van den Heer Overflen aangekondigt werdt , ben ik fpoorflags herwaarts

geloopen. -Maar om ’s Hemels wil, wat is ’er

toch voorgevallen?

MAJOOR.

Alles, Frans, alles, wat my van myn zinnen mogt

brengen -heden avond om zes uuren brandt het

Slot aan alle vier de hoeken.

EISENBART.

Rechtvaardige Hemel! nbsp;nbsp;nbsp;|

MAJOOR.

En de Baron moet als Arreftant in het Hoofdkwartier gebragt worden.

EISENBART.

En deezc ordre hebt gy door die Ordonnanz b«-koomen ?

majoor.

quot;—' men heeft den Baron aangegeevcn, als ® y met de vyanden in een geheime verftandhou-dersnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^^nneer de veertig duizend Ryksdaal-

t’dfchatting niet aanftonds opgebragt wor-

tot fchrik van anderen, het Slot in

Vlu. DEEi,. nbsp;nbsp;nbsp;Enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;brand

-ocr page 72-

66 DE J»RANDSCHATTI)S(c.

brand fteeken, wyl het hoog ligt, op dat het dg vergaderde ftenden ter deeg zien, en des te eerdernbsp;de Contributie inwilligen.

eisenbart.

Nu, dan zy, van heden af, het handwerk vervloekt —— ik diende oin eer, uit liefde voor u. Heer Majoor! ik heb zoo veel, dat ik leeven kan,nbsp;ik gaa liever achter de maaillers airen leezen.

MAJOOR.

Ik blyf ook niet langer, ik gaa naar Courland, en gy koomt mede.

EISENBART.

Ja,-ondertusfehen evenv/el zal toch het Slot

branden - Heer Majoor, is ’er dan geen middel?

MAJOOR.

Geld is het eenige middel, en waar dat van daan gekreegen? ja, v/are Courland aan het eind vannbsp;dien tuin , dan zou ik ’er om lagchen , maar nu .nbsp;ik heb llechft omtrent een drieduizend Daaldeit-

jens by my; waar ftrekt dat toe?-(_hyJlaat zich

vaar- het hoofd.') Ik ZOU raazend worden.

eisenbart.

Lieve Heer Majoor, twee honderd Louis d’Ors ftaan ’er van my tot uw bevel, zeer gaarne metnbsp;vreugd.

MAJOOR.

Dank, Vriend! ik ftaa voor alles -- wanneer ik nog by het Regiment ftond, veelligt zou ik bynbsp;de kas zoo veel crediet--maar alles vruchteloos -dwaasheid -- alle hulpmiddelen afge-

fneeden ——«

ï t-

-ocr page 73-

67

vierde bedryf.

eisenbart.

Maar hebben dan die luiden,^een geld, geen verfierfelen, Zilver, Juweelen?

majoor.

Ja, zulke zaakcn houdt men ook in den Oorlog by zich.

eisenbart.

Nu, dan brande het oude Slot! brand gy dan en de drommel, maar mogten ook metu alle achterklappers verbranden , die den Baron aangeklaagdnbsp;hebben, want die Is gewis onfchuidig, die geeftnbsp;geene andere narichten, dan ten hoogden aan zy-ne honden, waar een Haas ileekt.

MAJOOR.

Stil, Frans, daar valt my juist thans een gedachte in, — het is nog naauwlyks Wee uuren, loop, roep my Wallendorf hier! gaa, oude Jongen.

(Z)e Wachtmeesttr vertrekt?)

VIERDE TOONEEL.

EE MAJOOR en vervolgens wallendorf.

MAJOOR, {alleen?)

Ja, dat ware nog het eenige middel-de Hè-

gaf my deeze gedachten in -hoe gelukkig

Zal nbsp;nbsp;nbsp;wanneer ik haar van myne Vriendfehap

j®, zoo moet het heeten — overtuigen kaü-” “ Q^alleiidorf treedt binnen') Ha! hier is Waiieii-’ koom, een paar woorden onder eerlyke heen zyn beter dan een preêk. —— Eecs deeze or-E a

X

-ocr page 74-

68

DE brandschatting.

dre! (terwyl Wallendorf vol ontroering leest, treedt de Majoor naar de Tafel, en onderfchryft een volmagt.)

Heer van wallendorf.

O Hemel! ik ben des doods!

majoor.

Deeze order is van den Generaal Allenftern orr-derfchreeven, hy is uw Oom — myn Hartvriend

¦- uw paard is moede, neem het beste van de

mynen — ryd het dood-hier is myn vol-

magt-- gy wilt Freule Louife trouwen-meer

behoef ik u niet te zeggen. ¦¦ Doch nog ééne

Zaak. --Ik kende de B'aronnesfe nog als Freule,

ik hoopte haar te trouwen, haare Ouders dwongen ze, om den Baron te neemen, en ik werd de on-gelukkiglïe van alle menfchen , dat ben ik nog .—.nbsp;maar door u hoop ik my weder te overtuigen, datnbsp;’er nog geluk in de waereld te vinden is.

Heer van wallendorf.

Ik heb uverftaan, Heer Majoor, ik wil vliegen — ’er moest geen gevoelig hart meer in de wae-

xeld zyn -maar ook dan-dan blyft ’er nog

een middel overig -de paaien, die ons hier in

fluiten , zyn overal open. vertrekt kopende.)

MAJOOR.

Edele Jongen, zoo als gy, denk ik ook.

VYFDE TOONEEL.

JOACHIM en de Voorigen.

JOACHIM, (met eenfervet in de hand.)

Genadige Jieer, daai is aangerkht!

-ocr page 75-

iERDE BEDRTÏ'.

majoor.

Ik weet het, maar ik heb nog wat te doen, ik kan niet koomen,

JOACHIM.

Het eeten word koud.

majoor*

Ei! het mag yskoud worden? ik bid, men moge Hechts voor my wat bewaaren, ik kan thans nietnbsp;eeten.

JOACHIM.

Nu, zoo als gy beveelt.

MAJOOR.

Is de Heer Baron weder te huis ?

JOACHIM.

Hy is ftraks weder te huis gekoomen — de Hemel is by hem gemakkelyk te verkrygen, hy heeft vyf haazen gefchooten, hy heeft ze zelf met hoo-ger hand de trap op gefleept --ja, dat zich ie

mand eens onderflondt, hem te helpen! — hy zal zeker by u koomen quot; daar is hy reeds zelf innbsp;jgigen perfoon.

Laat ons^ en verontfchuldig my •

51 A j o o R.

Bezighe


den veroorloven my niet, aan tafel te verfchynen.

(^Joachim gaat heen.)

ZES-

-ocr page 76-

'70 DÈ B R A N 0 S C H A T T IN G. ZESDE TOONEEL.

DE MAJOOR en PE baron.

de baron, (vy/ Haazen met zich voortjleependc.)

Daar, lieve. Heer Majoor, zie, hoe gelukkig —-vyf Haazen-- geen enkelen misgefchooten.

MAJOOR.

ik feliciteer u. Heer Baron, maar '

BARON.

O! gy hadt den laatften eens moeten zien, ha, ha, ha, dat was een llim beest; toen Lampo hemnbsp;grypen wilde, fluks maakte hy kromme fprongen

— maar een van de Husfaaren, die by my waren, dat is een ganfche kaerel, die fchoot hem voor, en ftraks! hadt hem myn Lampo by de ach-terloopers.

MAJOOR.

Heer Baron, laatcn wy dat alles daar, en -

BARON.

Ik bid, myn beste Majoor , dien kaerel moet ge

me ten minden tot Onderofficier maaken _zoo

als die man de zaak verflaat —- zonder hem was de Haas te —

MAJOOR.

De Haas! ¦— —

baron.

Ja, zonder hem ging de Haas verlooren, want digt voor de ftruiken coupeerde hy hem den pas —nbsp;hoe heet toch die Husfaar? .¦.i...... ja, nu weet ik

het, Danneberger heet hy,

MA-

-ocr page 77-

71

vibrde bedryf.

majoor.

Heer Baron, luister naar my, zonder my in de rede te vallen, ik ben een Vriend van uw huis —¦

^ A R o w.

Het grootfte bewys hier van is, zoo gy my Dan-neberger tot Onderofficier maakt.

MA J OOR.

Dat kan niet weezen, de kaerel is zelf een Haas; genoeg van hem, en luister naar my; ik heb order,nbsp;u, inyn Heer Baron, in arrest ts neeinen, en alsnbsp;Arreflant in het Hoofdkwartier te brengen.

BARON.

My ? Heer Majoor ? my?

majoor.

U zelven; men houdt u verdacht, tegen ons geheime narichten gcgeeven te hebben, en daar is een Commisjis benoemd — -

baron.

Een Commisfie? 6 wee my, ik ben verlooren!

MAJOOR.

Gy.zyt een man, dus bedaard, rustig, Heer Baron! of gy zyt onfchiildig, of de.befchuldiging is gegrond; zytgy waarlyk onfchuldig, blyf dan onbezorgd; zyt gy het niet, dan moet men op middc-ffiii denken, om u kragtig te helpen.

BARON.

Ach, licyg Hemel! onfchuldig ben ik, onfchtiï-d'g, als een eerstgebooren kind.

majoor.

ik vertrouw op uw gezegde, en dan zal de geheele Historie niet veel te beduiden hebben;

E 4 nbsp;nbsp;nbsp;on-

-ocr page 78-

oE brandschatting.

ondertusfchen zyc gy toch myn Arrellant op uw

woord.

BARON.

Ik wil een ligchaamelyken Eed afleggen.

MAJOOR.

Dat neem ik niet aan; zal ik de waarheid zeggen .-

—--wanneer ik op het woord van een man van

eer, niet vertrouwen kan, dan Hel ik nog veel minder vertrouwen op den eed; —— ondertusfchen op uw woord af, dat gy u niet zonder myne kennis,nbsp;van uw Slot verwyderen zult.

BARON.

Daar is myn hand!

MAJOOR.

Goed! — maar nu heb ik nog een Commisjic^ —— Myn Heer! het valt my zwaar, veelligt zwaarder dan u zelven ¦ — —¦ antwoord my openhartignbsp;hoe veel geld kunt gy by een brengen.

BARON.

Geld? gy wilt geld van my? Heer Majoor, is dat vriendfehap?

M AJOO R.

En gy kunt u inbeelden, dat ik uw geld voonny

zelven hebben wil ? — voor den D....., Heer,

wanneer gy niet--- maar u, u vergeef ik alles,

wie van een braaf man zoo denkt, die kan niet be*

leedigen --- foei! ik fchaain my van uwent tve-

ge! -— Dus, myn Heer, wanneer men het u dan zoo droog recht uit zeggen moet-- en zoo verdient gy het - heden om zes uuren 40,000

Ryksdaalders voor de Generaale Krygskas, of het Slot brandt aan alle vier de hoeken.

BA-

-ocr page 79-

73

vierde bedrvf.

baron.

Ontneem my liever aanftonds het leeven —

MAJOOR. nbsp;nbsp;nbsp;/

Daar is niemand mede gediend.

baron.

Myne overwyze Vrouw heeft my in al dit ongeluk gpftort.

MAJOOR,

Rampzalige! dank den Hemel op uw knieën, dat gy zulk een Vrouw hebt, zonder haar ' - zoonbsp;het branden niet op zich zelf affchuuwelyk ware ,nbsp;—— zou men de klok een paar uuren vóórzetten.nbsp;baron.

Ik weet niet, hoe ik dat opneemen moet.

MAJOOR.

Zoo als gy wilt-herinner u, dat gy myn Ar-

rcllanc zyt; fchaf raad, ik zal iniddelerwyl de noo-dige toebereidfelen maaken, ora hout, ftrooenfpek

herwaarts te laaten brengen- drie vierde vóór

zes uuren, geld of vuur!-Gaa op uw kamer,

ik zal intusfchen met Mevrouw uw Gemaalin maatregelen neemen, om veelligt ten minden de Meubelen te behouden. nbsp;nbsp;nbsp;(D« Baron gaat heen.)

ZEVENDE TOONEEL.

DE MAJOOR, (alleen.)

Verdient zulk een fchepfel wel roedelyden ? aan ZOO een waardige Vrouw het uitmuntendfte voorbeeld deeds Voor oogen te hebben, en evenwel

een onaandocnelyk gevoelloos blok te blyven! He-E 5 nbsp;nbsp;nbsp;mei!

-ocr page 80-

74- PB bRANDschatti Ne.

mei! wanneer ik maar eerst van myne zaak zeker ware; de angst zou hem ten minften een weinig-

jen pynigen. — Ik moet naar haar' toe-maar

hoe zal ik het haar voorftellen? •—Hemel! help my flechts uit deezen nood.

ACHTSTE TOONEEL.

(JDe Kamer van het eerjle Bedryf.')

O E BARONNESSE, FREULE LOUISE en H A N S J E N.

H A N S J E N.

Niet anders, genadige Vrouw, hy vloog op het paard van den Majoor, en als een pyl verdween hy.

FREULE LOUIS E.

Heeft Wallendorf niets gezegd?

H A N S J E N-

Neen, in het geheel niets.' hy zag ’er zeer rood uit, als met bloed overgooten; zyn paard ennbsp;de ryknecht zyn hier gcbleeven; ik heb het Hansnbsp;gevraagd, die heeft bevel, om hier te wachten.

Vrouw van altstein.

Zonderling genoeg; de Ordonnanz moet iets me-degebragt hebben, dat zonder twyffel ons aangaat.

FREULE LOUISE.

Wat kon dat zyn, beste moeder?

Vrouw van altstein.

In Oorlogstyden laat zich alles vermoeden — ik ben ’er op gewapend, en wacht ons lot af,

II A N s j E N.

jpe Majoor hoeft ook den Amptsiafpeftor by

zich

-ocr page 81-

¦as.'


75

EEDRYF.

2ich gehad; die zei, hy was ontzagchelyk boQS geweest.

freule LOUISE.

Hy heeft ook niet willen eeten.

HANSJEjr.

Hier koomt hy zelf.

NEGENDE TOONEEI,. de majoor en de Voorigen.

Vrouw van altstein.

Gy hebt niet, volgens de affpraak, ons de eer willen vergunnen, om met ons te fpyzen.

MAJOOR.

Ket was my niet rhoogelyk, ik bid onderdaanigst om verfchooning, ik heb zeer veel te doen gekree •nbsp;ggn_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Maar ik wcnschte thans, de eer te heb

ben , om met uw genade alleen te fpreeken.

. Vrouw vJn altstein-

Hansjen, laat ons alleen; -------- myn Dochter is ,

myn Vriendin , myn vertrouwde, in haar byzyii kunt gy vry fpreeken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;{Hansjen vertrekt.)

MAJOOR.

Genadige Vrouw, gy beveelt het; wanneer gy nu kon weeten, hoe zwaar het myn hart valt, u zeker naricht mede te deelen, ó gewis, gy zoudtnbsp;medelyden met my hebben!

Vrouw van ALTSTEIN-

Heer Majoor, ik begryp ligt, dat deeze narichten onaangenaame hevelen betreffen , die gy hebt aan te kondigen; fpreek vry, en al zou het my

myn

-ocr page 82-

jayn leeven kosten, zoo wilde ik het met vreugd opofferen, fchoon ik my van geen misdaad bewustnbsp;ben.

majoor.

Neen, genadigfte, edelfte Vrouw, dit niet;maar ik heb, helaas! op uitdrukkelyk hoog bevel, vooreerst uwen gemaal in ar,rest moeten neemen.

freule LOUISE.

Hemel! myn Vader in arrest?

MA joo R.

Dat is nog het minde; kwaadfpreekers hebben hem naar gegeeven, dat hy een geheime Correspondentie met den Vyand tegen ons onderhieldt; maarnbsp;zoo als ik zei, dat is het minOte.

Vrouw van altstein.

Het minfte, zegt gy? '¦ Heer Majoor, gy houdt dat voor een kleinigheid? ha! wiide God,nbsp;dat myn man voor den dienst van onzen Landsheernbsp;lyden moest!-waar door myn Gemaal zich ver

dacht zou gemaakt hebben , begryp ik niet; gy kent zyn hartstocht; deeze alleen beheerscht hem,

--- voor myn man ftaa ik in; maar. Heer Majoor, voor my zeiven had ik niet ingeftaan, wanneer ik zoo gelukkig geweest ware, om myn Vaderland een dienst te bewyzen --

MAJOOR.

Ln ons alien, zonder uitzondering, met tak en wortel te kunnen uitroeijen.

Vrouw van alt stein.

Neen, Heer Majoor, dat niet, doch gisterenmorgen vroeg bad ik zeer yverig voor myne landslieden; thans, daar men my nieuwe pligten oplegt,

houd

-ocr page 83-

VIERDE BED RTF. nbsp;nbsp;nbsp;77-

ïloud ik my verbonden , om aan de zelven getrouw te blyven; de geringde flap tegen de uwen warenbsp;een misdaad, en daar ben ik niet vatbaar voor.

MAJOOR.

Toen ik bevoorens zei, dat het arrest van den Heer Baron het minde zy, zoo gefchiedde dit mecnbsp;Oogmerk, dat, wyl ik hem zelf naar het Hoofdkwartier geleiden zal, ik middel hoop te vinden, omnbsp;zyne onfchuld aan den dag te leggen; ik zelf zalnbsp;2yn verdeediger zyn ; en wyl ’er niets fchriftelyksnbsp;tot zyn lasten is, zoo zal ik hem uw genade rasnbsp;weder te rug brengen.

Vrouw van altstein.

Ik zal myn Gemaal verzeilen, Heer Majoor!

MAJOOR-

Maar genadigfte Vrouw-

Vrouw van altsteiw.

Het is bedooten! ¦ ' '¦ en gy, Uckerswatde, kost iny raaden, myne pligten en gevolgelyk mynenbsp;eer te kwetfen?

MAJOOR.

Neen, dat wil ik niet——— ons vertrek echter ts eerst op morgen bepaald, in dien tusfehentyd,nbsp;genadigfte Vrouw, konde ’er nog veel voorvalierr.

Waar by---- tegenwoordigheid van uw gena-

® nbsp;nbsp;nbsp;~~ uoodig zyn mogt -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦¦

Vrouw van altstein.

Wm kan ’er voorvallen? - Gy pynigt my

met eeze afgebrooken woorden! fpreek , is het een ongCiuk ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verzekerd , dat gy bet

biet veranderen kunt, anders ware het reeds afge-

kcerd.

-ocr page 84-

keerJ , en boven dien wil ik het liever uit dar inond van een vriend hooren.

MAJOOR.

Goed! hoe veel gelds kunt gy in weinig uuren by een brengen?

Vrouw van alts te in.

Zeer weinig duizend Daalders, met dat ’er by

gereekend, wat gy my borgen kunt--Gy ziet,

dat ik u als vrind beoordeel.

MAJOOR.

Dank, duizend dank, voortrefFelyke Vrouw! gave God, dat ik u met myn leeven dienen konde,

maar helaas de ontroering verrast my- zoo

onverwacht- met zoo kort een uitftel ¦

Vrouw van altsteiw.

Hoe flierk is de fom , die men van ons verlangt?

MAJOOR.

Veertig duizend Ryksdaalders, en die moeten om

zes uur opgebragt zyn, of-

Vrouw van a l t s t e i n.

Of gy zult ons laaten uitplunderen?

majoor.

Neen, genadigfte Vrouw; niet een fpeld; ver-oorlof my veeleer, dat ik alles in zekerheid laat brengen.

Vrouw van a l t s t e i n.

Ik verftaa u, gy moet myn huis in brand laaten fteeken; Heer Majoor, hoe jnoeijelyk u een dier-gelyke volvoering van uwe pligten moet vallen,nbsp;zoo volvoer uw bevel,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ik zal onverfchrok'

ken zyn.

-ocr page 85-

MAJOOR.

0! konde ik deezen last met myn bloed afkoo-

pen ¦-maar, wy willen alle hoop nog niet op-

tl

geeven, Wallendorf is naar zyn’Oom, den Geno-laal Allenftern gereeden.

FREULE LOUISE.

De goede Wallendorf!

MAJOOR.

Een braave Jongen, uwer volkoomen waardigj

Ereule! -ik hoop zeker, dat hy ——

Vrouw van altstein.

Wy willen ons niet vleijen; hoe meer men ’er 2ich op toelegt, om uit den afgrond langs een glad-'ien wand op te kleuteren, des te dieper valt men.nbsp;Daar gy verlof geeft, om alles op te ruimennbsp;^gt;5 in veiligheid te brengen, zoo gaa ik met mynnbsp;Dochter daar toe het noodige gereed maaken,maar;nbsp;klogt deeze flap, als een gevolg van uwmedelyden.nbsp;P een llrenge verantwoording op den hals haaien,nbsp;dan offer ik ook dit alles met vermaak aan de vlam-tnen op.

MAJOOR.

Neen , genadigfte Vrouw, by myn eer, daar ^ordt enkel van het Slot gefprooken; ik zelf zalnbsp;tnet myn volk de overige gebouwen zoeken te be-fchermen en te redden; en indien zich redelykheidnbsp;en menfchenliefde met een gruuwzaame verpügtingnbsp;laaten verbinden , zoo ben ik verzekerd, dat denbsp;Generaal Allenftern zelf my van de vreugd beroo*nbsp;Ven zal, om u te kunnen dienen, hy zal zeker —

T I E N-

-ocr page 86-

80 DE BRANDSCHATTING.

tiende tooneel.

DE wachtmeester en de Voorigcii.

eisenbart.

Heer Overfte, ik heb iets te melden.

MAJOOR.

Met uw genadig verlof! — (Ay treedt met den Wachtmeester ter zydequot;) Nu, wat is ’er gebeurd ?

EISENBART.

De Heer Baron heeft zich verkleed; ik heb hem in een Livereijas den achtertrap af naar den ftalnbsp;zien gaan; dat ding koomt my verdacht voor.

MAJOOR, (^Opvliegend.')

Moord en brand! dat is een fchelmftuk; hyheeft my zyn woord gegeeven.

FREULE LOUISE.

Zie eens, beste Mama/* hoe oploopend hy is, veelligt een nieuw ongeluk , veelligt is Wallen-dorf-

Vrouw van ALTStein.

Rustig, kind, rustig.

EISENBART.

Heer Majoor, vrees niets, ik heb ’er een febotje voor gefchooten; daar gy bevoorens van arrejleerennbsp;mompelde, zoo rook ik lont, en heb op alle wegennbsp;Husfaaren uitgezonden , die zullen den vogel opnbsp;heeter daad betrappen en te rug brengen.

MAJOOR.

O! wanneer gy.zulk een fchutsgodin niet hadt, in ketenen wilde ik u —-

Vrouw

-ocr page 87-

8r

vïerde bed R Y F.

Vrouw van altstein.

Heer Majoor,ik groet u, ik zie gy hebt hetdruk, en gy weet, welke fchielyke bezigheden my wachten.

MAJOOR.

In een. oogenblik ben ik weder by u,niyn geheel Commando zal helpen, tot den nagel aan den wand,nbsp;ïlles moet gered worden.

(De Baromesfe en Freule Louije vertrekken.')

ELFDE TOONEEL..

DE majoor en de wachtmeester, vervolgens de cornet.

EISENBA RT.

Verfchooning, lieve Heer Majoor, maar dank zy 'len Hemel, dat gy aan de genadige Vrouw Baron-nesfe van haaren fchoonen Gemaal niets gezegdnbsp;hebt; die waardige Vrouw hadtzich ter dood gekweld.

MAJOOR.

Niét waar, Frans, een Engel van een Vrouw?

eisenbart,

Zie, Heer Majoor, vond ik zoo een Vrouw van %n ftand, die Hechts het honderdfte gedeelte zoonbsp;ih moest ook nog toebyten.

MA JO OR.

o en. Vriend, geen twee in een eeuw -maar nu aligs jn gereedheid gebragt —-Cor-

ha, gy koomt, of ge geroepen ’ Cornet, ryd om een Commando, ennbsp;aat u vy tignbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uitgeleezendfte Kaerels uitzoe-

en, maa , dat zy fchielyk weder te rug koomen,

VIII. DEEL. nbsp;nbsp;nbsp;Fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aan-

-ocr page 88-

S3 DZ brandschatting,

aanftonds afgezeeten en in het Slot alles ’er uitge-haald, tapyten, lusters, de lloten aan de deuren, tot de nagel aan den wand moet’er uit; maar zegnbsp;aan het volk, dat, zoo het ’er een zich liet welgevallen, om Hechts de waardy van een fpeld -——ja,nbsp;dan zullen ze my aanftonds allen ——

EIS ENBART.

Heer Majoor, kunt gy van onze Jongens Hechts vermoeden?

MAJOOR.

Gy hebt gelyk — maar weet ik, wat ik zeg, wat ’er in my omgaat —— genoeg, Heer Cornet,nbsp;ik bid, ik bezweer u by myn Vriendfchap, helpnbsp;redden, wat gy kunt.

CORNET.

Kan ik door myn yver myne beleediginge in dit huis doen vergaeten, zoo zal ik my gelukkig fchat^nbsp;ten. Ik vlieg.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(Hy vertrekt.)

MAJOOR.

Nu tot u, lieve Frans, umoet ik een Commisjie opdraagen, die zeker de inneemendfte, de aange-naamfte nietzyn kan. Iaat hout en llroo op deezennbsp;grond aanbrengen.

E IS E NB art.

Is ’er dan geen middel voorhanden?

MAJOOR.

God alleen regeert de harten der menfchen, op hem is myn vertrouwen, .—- om zes uuren, Heeknbsp;dan aan, maar dan mag dit ook het laatftc oogen •nbsp;blik van myn gehaat leeven zyn.

V Y F-

Mnk vm hst Vmk Mryf-

-ocr page 89-

83

vyfde BEDRYF.

VYFDE BEDryf.

eerste TOONEEL.

JOSicHiM en HANS JEN, {gaan over het Tooneel, een Koffer draagende-')

HANS JEN.

Wacht een oogenblik, ik moet uitrusten dat heet werken — maar met zulke helpers vliegt hetnbsp;ook van de hand.’

J o ACHIM.

Ja, dat is waar, alle kamers zyn leeg ——— nu kan men zien , hoe zy het eerst maaken moeten,nbsp;wanneer zy zich aan geen in Hukken flaan bekreunen.

H A N S J E N.

Zoo ’er ook flechts een Vengfterglas gebrooken ware —- wel nu, daar alles gered is, indien ooknbsp;het oude Slot branden moet, zoo is het juist geen

groote fchade, om dat oude nest-de Cornet

geeft zich recht moeite, hy helpt zelf mede.

JOACHIM.

Majoor is ’er overal by, hy bidt, vloekt, geeft aan de Husfaaren geld, alleen op datzyfrisch

werken nxoogen. -- Maar weet ge vrat, Hans-

ken' nbsp;nbsp;nbsp;iets in zyn zak zien ftee-

.jjp. nbsp;nbsp;nbsp;HANSJEN.

M ees Zoo zot niet, de Majoor iets iji zyn zak zien f anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ftes’

-ocr page 90-

t 84 D E B R A N D S C H A T T I N o.

fteeken --- dat is de rechte tot zulk flag varr

zaakcn-

JOACHIM.

- ’t Is niet anders; toen wy bezig waren, om het kleine Cabinet te ontruimen, zoo nam hy het kleine Pourtrait van de genadige Vrouw, waar zy metnbsp;den Snaphaan en den Patryshond gcfchilderd is,nbsp;van den wand, en ging ’er mede uit, als of hy dennbsp;grootften last te- torfchen hadt; ik loerde hem naarnbsp;door een kiertjen, hy hief zyne oogen ten Hemel,nbsp;drukte het beeld aan zyn borst, kuschte het, lietnbsp;een paar traanen vallen, eindelyk ftak hy het weg,nbsp;en daar mede voort.

HANSJEN.

Het is zeker een gedachtenis , die hy van de genadige Vrouw bewaaren wil — maar voort, het is de laatfte Koffer —— ik zie den Wachtmeesternbsp;kooincn, zy zullen reeds geheel opruimen.

(Zy gaan heen.')

TWEEDE TOONEEL.

DE wachtmeester en np, baron, (in een Livrei]jas, met een neêrgejlagen hoed, vermomd)

' en twee hussaareN, met blanke Sabels.

eisenbart.

Slechts nader, Heer Patroon, koom, fpreek op

-- hy is zeker een Spion, niet ivaar? hoe? —

hy wil alleen met my fpreeken? (tot de Husfaaren) treedt naar de deur, ik zal roepen. Nu , thansnbsp;zyn wy alleen.

BA-

-ocr page 91-

baron.

Heer Wachtmeester, kent gy my thans?

eisenbart.

• Straks had ik lust, om u niet tc kennen —— gy, Heer Baron, in dien opfchik? — waar toe?-baron.

Ik wilde —7—

EISENBART.

Toch niet doorgaan ? ¦¦ - ¦ sa dat ge uw woord aan den Heer Majoor gegeeven hadt.

BARON.

Ja, maar een afgedwongen woord verbindt niet. EISENBART.

Heer, dat heeft u de Duivel wys gemaakt; gy Waart gearrefteerd; de braave man denkt, hy heeftnbsp;met een eerUevend Ridder te doen, onderwyl.zietnbsp;gy om, waar de Timmerman de opening gemaakt

heeft-gedwongen! -en onder dit voor-

wendfel wildet gy den Majoor ongelukkig maaken.

- Heer Baron, by myn arme ziel, indien ik

wat te bevelen had, verfchoon my, maar krom liet ik u fluiten.

BARON. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Hat Waar’ toch evenwel ook al te hard. Heer

Wachtmeester!

EISENBART.

^..... ook - ik zeg het nogmaals, de

Majoor ware ongelukkig geworden, hy hadt zeker voor et eerst van zyn leeven in de prifon moetennbsp;ruipen, hy ware tot een zwaare verantwoordingnbsp;geroepen, en dat alles, wyl hy U voor een braafnbsp;F 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;man

-ocr page 92-

86 DE BRANDS C.HATTïNG,

man aanzag — men bedriegt zich ineenigmaal, dat zie ik —— Heer! gy hebt, door uw laag gedrag,nbsp;alle uwe medeburgers een onuitfpreekelyk ongelyknbsp;aangedaan, wie zal u in ’t vervolg vertrouwennbsp;willen ?

BARON.

Lieve Heer Wachtmeester, hier zyn 6o Louis d’Ors, die ik in der haast by my geilooken heb,nbsp;zeg ’er toch flechts aan den Majoor niets van.

EISENBART.

Nog beter. Heer Baron, gy geeft my dat geld zeker, ten einde ik 30 pleisters op ieder oog leg-ge, om niet te zien, wanneer ge uw paardjen be-fiygt, en misfchien te doen , als of ge een van uwnbsp;bediendens wilder heenzenden,

BARON.

Ach, lieve Heer Wachtmeester! hoe wel hebt ge het geraaden!

EISENBART.

Niet waar, Heer Baron?

BARON.

Gy zyt myn boezemvriend.

EISENBART.

En om deeze eer te genieten, zou ik een fchurk worden, myne pligten fchenden.myn Majoor ver-

laaden --- Heer! daar neem den drek op (/^y

•werpt hem den buidel voor de voeten') verd.... zy de gedachte van den geenen, die my meent om tekoo-pen. —— Gy een Edelman ? Gy ^nbsp;baron.

Pat kan ik bewyzen.

z I-


-ocr page 93-

8?

VVF0E BEDRtF,

E r S ENB A RT.

Ik heb hem gezien, den fchoon gefehilderden ftamboom, ik heb hem in de zaal zien hangen;nbsp;¦uw Grootvader was Generaal, ik heb van hem gehoord, uw Vader Overfte, ik heb ook van hem gehoord , en deeze braave wakkere Mannen zouden

zulk een-ik had haast gezegd-gebroedfel

voortgebragt hebben ? — maak dat een gek wys. baron.

Heer Wachtmeester, vergeet u niet, verlies het refpeS niet.

eisekbart.

Nu, dan bid ik uw korst onderdaanigst om ver-fchooning , want daar aan alleen ben ik refpeSt fchuldig; het uitwendige van de paftei is opgefierd,nbsp;maar het inwendige deugt voor den D..... niets.nbsp;Gy daarentegen hebt de eer van een ruim veertignbsp;Jaar beproefd Krygsman aangetast, die enkel om

dc eer zich het vel zou laaten üoorbooren--

hoewel, die ze my niet wcdergeeven kan, kan ze my ook niet ohtneemen.

(Een Husfaar dryft eenige Boeren met hout en flroa belaaden, tver het Teoneet.')nbsp;baron.

Wat wilt gy hier? ^

eisenbart.

Dkt Zal ik u verhaalen *-zy brengen het noo-

dige aan, om uw Vryheerlyk Slot in vlam te zetten. -— Qjjj nbsp;nbsp;nbsp;^ Qp hel; minuut af, brandt het

ligter laaiie, of 40,000 Ryksdaalders; fleek dus dat buideltjen op , gy zult het geld noodig hebben»nbsp;om uw Ridderlyk goed weder op te bouwen.

F 4

-ocr page 94-

88 DE brandschatting.

BARON.

Wat? waarachtig?-{De Majoor treedt himenj

Maar daar is de Majoor. Heer Majoor ! om ’s Hemels wil, erbarm u myner.--Gy zult toch niet

in ernst myn Vryhecrlyk Familieflot willen aanftee-

Ken?-

derde tooneel,

DE MAJOOR en de Voorigen,

MAJOOR.

-ja, gy zyt het ¦

Naar de fpraak '

maar

waar tac die maskerade; ik geloof juist niet,.dat het tegenwoordig voorval zoo vermaakelyk voornbsp;u zyn kan?

EISEWBART.

Ik heb de eer van te melden, dat men den Heer Baron in deezen opfchik betrapt heeft, juist toennbsp;hy een klein reisjen zou gaan doen; onze liedennbsp;hebben hem naargezet, en hier is hy,

MAJOOR.

Mag ik vraagen, waar gy zoo verkleed heen wilde?

baron.

Ik wilde —- ik wilde -— hechts

MAJOOR.

Gy hadt dus zonder twyfFel uw woord van eer, dat ge aan my gaaft, vergeeten, of willen vergee-ten —r——, en ik had dus recht gehad, .om tegen u

met ftrengheid te werk te gaan-- ik weet geen

«aam, waar mede ik zulk een gedrag beftempelen

kon-

-ocr page 95-

89

V'ÏFDE bedrïf.

ionde -maar wanneer ge tot zulk een daad be-

kwaam waart, zou u ook de naam van de zelv5 Geinig aandocn.

eisenbaut.

Heer Baron, wat zei ik te vooren?

baron.

De Heer Majoor kan my zeggen, wat hy wil, hjr is myns gclyke; maar dat kunt gy niet.

EISENBART.

De Heer Majoor uws gelyken? —— myne oude

gryze hairen ftaan my te berge-- ik -ik ben

Uws gelyken niet, ik zwyg dan myn Majoor. --

Verfchoon my, genadige Heer Overfte, het is niet

billyk, dat ik in uwe tegenwoordigheid-maar

hy vergeet zieh omtrent u, en, dat moet niemand in myne tegenwoordigheid doen, al zou ’t my hetnbsp;leeven kosten.

MAJOOR.

Stil, Vriend! wanneer iemand zich zelven niet

voelt, dan helpt zeker al het redeneeren niets.-

Wachtmeester! deHusfaarFiedler,myn Ordonnanz, moet den Heer Baron niet uit het oog laatengaan,nbsp;en wanneer hy veelligt geweld gebruiken wilde,nbsp;dan moet geweld met geweld gekeerd worden. Gaanbsp;naar het buitenwerk. - Ik wilde u als een Rid

der , als een Vriend behandelen, gy verkoost dit

Heer Baron heid te verliezL.,

(De ^‘ichtmeester vertrekt met den Baron, de Ma-, joor roept den eerjlen fcy de deur te rwg.)

j- 5 nbsp;nbsp;nbsp;Frans!

niet, thans zyt gy myn arreftant. -Geen woord,

¦D„.. 20udt my dwingen, myne gelaaten^

azen, en dat wil ik niet.


-ocr page 96-

90

DE ERANDSCtiAfTlSo.

Frans! zie, reeds vyf uuren, en nog geen naricht! ik vergaa-

eisenbart.

Hy zal nog koomen, wy moeten hoopen.

(Hy vértreku

VIERDE TOONEEL.

DE MAJOOR en daarna de cornet VAlf DROszHEiM met een oude boer.

MAJOOR, (^alleen.')

Dat gave God I nooit is my imyn hart nog zoo

hekleind geweest - moet ik deeze harde ordre

volvoeren, geen uur, geen oogenblik dien ik langer. -(jis Cornet treedt Unneri) Nu,Heer Cornet,

is alles opgeruimd?

CORNET.

Gy ziet, Heer Majoor, daar is nergens iets meer in huis, vier ledige muuren. —'.Maar de gelaaten-heid der genadige Vrouw kan ik niet genoeg bewonderen; met de grootfie kalmte van ziel beyver-de zy zich, om alles in kisten en commodes weg tenbsp;fluiten , en zy glimlachte en fchertste met onzenbsp;Husfaaren over hunne bedreevenheid in het oprui-ïnen.

MAJOOR.

Myn goede Droszheim, des te aandoenelyker is my die vervloekte last om my voor een brandftich-

ter uit te geeven--ik word ’er nog onzinnig

over; men merkt maar al te duidelyk, dat men dit Slot in het vuur zetten wil; dc Veldmaarfchalk

weet


-ocr page 97-

51

VFDE bedryf.

Weet al te wel, dat men veertig duizend Ryksdaal-ders niet in zoo kort een tyd opbrengen kan; de meeste ftenden zyn heden in het hoofdkwartier vergaderd,nbsp;om het quantum van de Contributie te bepaalen,nbsp;om zes uur, midden in de onderhandelingen, zalnbsp;hy hun dat vuurwerk] en vertoonen, en natuurlyknbsp;Zal dat een helfche fpoorflag weezen , om hen aamnbsp;te dry ven, van des te ligter zyn eisch in te willigen — alles loos beflooken- maar waarom

Kloet ik dan juist het werktuig zyn?

CORNET.

Het is zeker hard; de Baron heeft gewis vyan-

den, die hem zwart gemaakt hebben--doch,

daar gy alles hebt laaten redden, zoo is de fchade juist zoo groot niet meer; ik geloof fchier, dat denbsp;veertig duizend Ryksdaalders een grooter verliesnbsp;zouden zyn, dan het oude Slot.

j nbsp;nbsp;nbsp;MAJOOR.

Het kan zyn. Heer, het kan zyn maar des niet te min zal^men in de nieuwstydingen zetten: hetnbsp;Slot Altftein is op dien en dien dag door den Majoor Uckerswalde aangellooken , en daar medenbsp;basta; zeker zonder het byvoegfel, dat gewigtigenbsp;oorzaaken, dat een hooger order hem daar toe gedwongen heeft; gevolgelyk blyft al de fchuld opnbsp;dat Duivelsgebroed, dien Tyran, den hardvochti-gen Uckerswalde liggen; de ouders zullen hunnenbsp;kinderen met myn naam tot zwygen brengen, en iknbsp;zal de affchrik van alle gevoelige zielen zyn.nbsp;cornet.

Maar, Heer Overfte , men kan immers in die zelfde tydingen ter gelykcr tyd mede laaten invlechten,

-ocr page 98-

i)2

DK brandschatting.

ten , ëy te vooren uit eigen beweeging, uit tnenrchenliefde alles redde, en u enkel aan dennbsp;ftipten zin van uw order houdende, liet ledige Slotnbsp;liet aanfteeken.

majoor.

Droszheim, nog heb ik, aan de geprivclegieerde ^.eugenaars, aan de nieuwsfchryvers ,geen fchellingnbsp;uitgegeeven, om myn naam met honig te fmeerennbsp;-— en zou ik heden aanvangen, my voor een du-caat door hen te laaten uitftrykenl en wannneerzynbsp;myn naam ook met gouden letters in hunne blaad-jens plakten, zoo zal toch de waereld altoos voor-onderftellen: dat het een fyne vogel moet zyn,nbsp;wien men zulk een Commisfie opdraagt. — -Met ééu woord zoo veel als met honderd , ik hoop.nbsp;te, dat myn voorinaalige — nu Iaat het ook uit

myn mond, hoe zeer ongaarne, gezegd zyn --

daaden de verfchooning van zulk een last, als een belooning verdienden, myn arm kan den Koningnbsp;tot iets beters dienen, dan om een fakkel te draa-gen, en daar mede te zengen en te branden —:^(denbsp;Boer treedt binnen') Maar wat wilt gy, goede Grys-aard ?

BOER,

Met fiddering onderwind ik my, als Schout, in naam van het ganfche Dorp, op het weemoedigstnbsp;te koomen verneemen, of het toch xvaar is, datnbsp;nien het Slot van onzen goeden genadigen Heer innbsp;(den brand wil fteeken?

MAJOOR.

Helaas! ,ik heb ’er de order toe.

boer.

-ocr page 99-

PI

VYFDE BEDRYr.

boer.

Ach! goedertieren barmhartig God! ontferm U, ¦ lieve genadige Heer! wy zyn juist hier niet arm,nbsp;Wy willen onzen laatften penning opbrengen; erfquot;nbsp;zoo ’er dan toch verbrand moet worden, zoo Heeknbsp;in Gods naam onze hutten aan ,koomt’er een anderenbsp;tyd, koomt ’er Vrede, dan zal men ook wel raad fchaf-fen, dan worden die hutten weder opgebouwd.

MAJOOR.

Gelooft gy misfehien. Vriend, dat het van my afhangt te verfchoonen? Ja, wanneer ik dat kon,nbsp;of mogt ,• met vermaak gaf ik ’er die hand voor.nbsp;BOER.

Ja, lieve genadige Heer, dat kan ik my ligt verheelden, want uw Volk, de Husfaaren, zyn recht hraave Heeren, hoe moet dan niet eerst hun Bevelhebber zyn; ons eigen volk is veel erger, en gynbsp;Heeren zyt toch Vyanden.

MAJOOR.

Vyanden van uwe Soldaaten zyn wy, niet van den landman — des te meer fmart het my — myft

leeven is my heden niets meer waardig-intuS-

fchen, braave Grysaard Wanneer gy uwen Heer in ongelukkig voorval behulpzaam zyn wilt, zoonbsp;gt; roep uwe luiden by elkander op het Zydge-bouw, op het buitenwerk, op de daken, met nattönbsp;doeken, fpuitej,^,jnet haaken: genoeg, ik wü quot;lynbsp;¦ wyl ih eenmaal moet — enkel aan da

Woorden van de order houden -misfehien er-

barmt God zich nog over ons.

TV 1 nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;BOER.

de

ik wil de Stormklok laaten trekken

-ocr page 100-

Sgt;4

DE brandschatting.

de Hemel overftorte u met zynen zegen; want ik zie, dat u het hart bloedt; en, genadigfte Heer,nbsp;ons allen ook: want onze genadigfte Vrouw Baronnes -ó konde wy haar het geringfte verdriet

, befpaaren — met ons leeven - daar koomt

zy-terwyl inyn weeklaagen niets helpen kan,

zoo gaa ik:-want-- God weet het, het hart

niogt my fcheuren ~ nbsp;nbsp;nbsp;(Ily vertrekt.)

VYFDE TOONEEE.

DE BARONNESSE, FREULE LOUISE,

DE MAJOOR, DE CORNET CIl DE AM PTSIN SP E OTO R.

Vrouw van altstein.

Heer Overfte, ik kooin, om u gehoorzaamst te bedanken; ik ben alles aan u fchuldig. -

MAJOOR.

Om Gods wil, genadigfte Vrouw! heb medely-den met my, en vermeerder de beklemdheid van inyn gemoed niet nog meer —.

Vrouw van altstein.

Heer Majoor, ik v/eet onderfcheid te maaken tusfchen het geen uwe verpligting uw afperst, ennbsp;dat geen, wat enkel van u afhangt. Daar gy bynbsp;de volvoering van de eerfte meer lydt, dan ik zelve , zoo verfchynt ook daar de edeldenkende Mannbsp;in zyn ganfche grootheid; by de tweede befchouWnbsp;ik in u den inedelydendften, den besten der Vriemnbsp;den. Niets, fchier niets, zal ons verlies zyn, een

paar fparren, ettelyke vloeren, die buiten dien wel

ras

-ocr page 101-

igt;S

yfde bedry

fas hadden moeten vernieuwd worden, oude vyf-fteendikke muuren fpotten met de vlammen m. m» §y ziety dat wy in den grond uitfpaaren.

; nbsp;nbsp;nbsp;MAJOOR.

Genadigfte Vrouw , geen uitdrukking , geen tffoorden zyn bekwaam, om u dat te fchilderen —

doch ik-ik wil-ik moet afbreeken, want—

Vrouw van alt stein.

Doe dat, lieve Uckerswalde, ik bid u daarom

—- maar gy hebt trefFelyk Volk, wat hebben

2y gearbeid, - neen, het is onbegrypelyk, in

Zulk een korten tyd- ik moet den Heer Cornet

bedanken, hy heeft zich een oneindige moeite ge-ëeeven.

c o RN ET.

Genadigfte Vrouw, gy befchaamt my, hoe gelukkig ware ik, wanneer myn voorig gedrag-

Vrouw van altstein.

Zwyg hier van, ik bid ’er u om — ja nog eens. Heer Majoor, ik geloof toch, tot meer beveiligingnbsp;konde men het Vee uit het buitenwerk laaten dry-¦i^en, wanneer gy het veroorlooft.

MAJOOR.

Lieve Heer Droszheim, daar, fpreek gy met den Amptsinfpeftor alles af, en geef de noodige man-fchap tot Sauvegarde.

, nbsp;nbsp;nbsp;amptsinspector.

Ja, maar nbsp;nbsp;nbsp;vrees -—¦

Vrouvr van altstein.

Laat het u welgevallen, herinner umyne bevelen, --koom. Heer Majoor, geef my uw arm,

willen ons nieuw kwartier in het tuinhuis betrekken. —— nbsp;nbsp;nbsp;ZES-

-ocr page 102-

550

3 E B R A N’D S C H A T Tl we.

Zesde tooneel.

j o AC 111 M en de Voorigen.

JOACHIM, (zeer fchielyk.')

Ach! uw genade, llraks, hebben zy den genadi* gen Heer met den blooten Pallasch in het Toorwerlcnbsp;gebragt.

FREULE LOUISE,

Myn Vader?

MA J o o Ri

Verd.....Snapper! gy zyt my voorgekoomen.

Vrouw van alt s tein.

Myn Heer de Majoor, gy zeide te vooren , het hadt niets te beduiden, en thans wordt myn Mannbsp;als een misdaadiger behandeld, en wel van u-zoonbsp;behandeld?

MAJOOR.

Ik wilde u dit nieuw hartzeer befpaaren, daar dit nu niet zyn kan, zoo weet dus, dat, dewyl iknbsp;zyn Woord van eer begeerde, om zich niet zondernbsp;my van hier te verwyderen--

Vrouw van a l t s t e i n.

Hy zal toch zyn gegeeven woord niet hebben

willbn fchenden —** misfehien door de vlucht--'

gy antwoordt niets--ik verftaa alles -- inaar

ftaa my nog eene bede toe zoo ge anders op myn woord vertrouwt; myn Man was zeker onfchuldig gt;nbsp;thans is hy bet helaas niet meer .— vertrouw hemnbsp;tot uw vertrek aan myn opzigt toe, ik llaa voor alles in.

MA-

-ocr page 103-

MAJOOR.

Dat wilde ik ook doen, ik üst kern enkel onder ^'£t tegenwoordig alarm bewaaken, en zoo ras gfnbsp;^et Slot zoude verhaten hebben, wilde ik hem naarnbsp;toe zenden; om evenwel uw genade niet te be-dtoaven, wilde ik dit gcheele voorval verzwygen.

Vrouw van altstein.

Ook daas voor ontvangt gy mynen dank. ‘ Ösinel! het is nu myn man, ik ken myne pligtennbsp;'¦—• koom, beste Majoor, verlaaten wy die muu-die dikvryls myne traanen gezien hebben. ——

(Zy vertrekken.')

ZEVENDE TOONEEL.

EE CORNET, UE A M P T S 1 W S F E C T O R • en JOACIIIM.

CORNET.

Koom, Vriend, draag deze tafel en die tweefloe-nog naar buiten, ik hoop, dat ’er nu verder achterblyft.

JOACHIM.

Deen nbsp;nbsp;nbsp;ge,j weinig van een

5rove Co,^D;;L,;;;;ervööi een fprong niet hoefde te vreezen, dat noest het venfter uit, en dan gt;erdt ’cr zeker meenigmaal uit

de fchrynwerker leeft nog, en lym ïenoeg.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(Hy draagt alles weg, en vetjekt.)

cornet. nbsp;nbsp;nbsp;.nul»

Koom, Heer Amptsinfpeftor, wy wi len e ^ ^ill. deïl.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;D-

-ocr page 104-

DE Brandschatting.

nog eens van boven tot onder doorzoeken, of ! niet hier of daar nog iets vergeeten zy geworden.nbsp;amptsinspector.

Ja, maar ik heb ook nog bevel, om al het Ve® in zekerheid te brengen, op dat, wanneer Godsnbsp;toorn veelligt den Wind op het buitenwerk aandreef»'nbsp;ten minften dat machtig aantal beesten gered wierdt’:

CORNET.

Daar kunt ge gerust op zyn • .......... doch goed»

voorzicht igheid fchaadt niet, koom!

AMPTSINSPECTOR.

Met uw genadig verlof, gy moet my toch too' Haan, dat het van ons Heerfchappelyk Slot eeuwignbsp;jammer is; fcdert drie honderd Jaar den zetel det

Hoogvryheerlyke Familie van en tot Altftein--

CORNET,

Stil, Heer, met dat gefnap! kan dat ergens toC helpen? niets, dan dat wy tyd verliezen —voort»nbsp;voort!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vertrekken.')

AGTSTE TOONEEL.

Het Tooneel verbeeldt een Hof, op den achtergrond

ziet men een hoek van het Frykeerlyk Slot, mar uit deWachtmeester met een brandende Lantaarnnbsp;koomt.

DE wachtmeester, (alken.)

Van de tinne des daks heb ik rond gekeekeO» liiaar ’er kooint nog niemand aanryden —r—nbsp;moet gy dan weg, arm Slot, ’cr is geen middenbsp;meer over Donder enWeerliolit! God vergeef

mj'quot;

-ocr page 105-

99

T D E BEDRVr.

zwaare zonden! ¦—- maar het is om raazend te « orden, dat men ons tot zulke Commisfien gebruikt — Ja, om een retraite te dekken, waar vannbsp;het heil der ganfche armee afhangt, ja, dan brandtnbsp;men wel eens een Dorp]en af, het is toch beter,nbsp;pat ’er een lydt, dan dat ’er veelen lyden, maar

koelbloedig - dan heeft de Majoor gdyk, het

is Moordbranden •—— ik had myn post onderdaa-higst afgebeden, indien ik niet nog zo een klein ontwerp in den zin had God zegene de uitvoering! - - hoe laat is het wel? by myn arm®

ziel , zes uuren min drie minuuten - het is

hoog tyd — ach , dat de Hemel voor dit maal, voor dit maal flechts deezen bitteren kelknbsp;vanmy enmynen waardigcn Majoor wegnam.

negende tooneel.

BE MAJOOR en DE WACHTMEESTER.

MAJOOR, (ySndt den Wachtmeester met hti Horologie. in de hand, en loopt boos naarnbsp;hem toe.)

nu brand

*it ongeJnijjjg^ branden wilt gy‘

E.aerel! waar toe dat Horologie? ~ ha- êif

dan oude Hond' — gY tot asfche ver-branden moet! flechts twee minuuten nog nbsp;nbsp;nbsp;^

loop, vlieg, misfchien is hy reeds in het § ^ nbsp;nbsp;nbsp;,

bet Slot. Jaag in het afklimmen met dat vera. • ^icht den brand in het ftroo,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wanneer ^

Itethraakcn gaat, kceru dan onverfchilhgo

Ga nbsp;nbsp;nbsp;*

-ocr page 106-

loo DK brandschatting.

zeg.' niyn Heer van Wallendorf, gy koomt ee» klein oogenblik te laat.

ei^enbart, {die een poos zeer koel blyft Jlaan.)

Lieve Heer Majoor , verander uw bevel, met

vreugd blaas ik het vervloekte licht uit-want,

uw oude Frans verdient het verwyt niet.

MAJOOR.

Nu haat mydan, vervloek my, gelyk uw licht, want ik ben onrechtvaardig, ik heb geen hoofd,nbsp;geen verftand meer-Onzin, onzin, louter on

zin r

ËISENBART.

Beste Heer Majoor, ik bid u, by ai wat inde waercld dierbaar is, maatig u; gy zyt een man, ennbsp;nog daarenboven van dat foort van mans, die totnbsp;geluk van het menschdom gebooren zyn. — Maarnbsp;ik weet, wat ik te doen heb.

{Hy loopt in het Slot.')

MAJOOR, {wordt niet aanflonds gewaar, dat de’Wachtmeester voort is, zeer diepzinnig.)

Te vergeefs, en hoe ik ’er myn hoofd over breek,

geen middel meer ¦-nu het zy zoo!-maar

Frans!--hy is weg-waar heen? -wacht

I -« houd- nog een oogenblik! ——. wat is

dat? ---rook?-verd.....fchelm-brand!

brand! He —- vuur!-- alles is verloeren!

{Men ziet een groote vuurvlam uit den Schoorfteen in de hoogte Jlygen.)

-ocr page 107-

vyfdï bedryf. nbsp;nbsp;nbsp;ioi

TIENDE TOONEEL.

öE baronnesse,freule LOUISE,(jiveenendc) de majoor, de cornet van DROSZ-heim, de amptsinspector. Hans-

JEN, JOACHIM, B EDI E ND E CD BOE-

REN, (^diekomenaanJoojiew) vervolgens de Heer van wallendo rf.

Vrouw van altstein.

Beste Man! gy alleen hebt üoostnoodig, ik keil de pligten der Vriendfchap, ik koom, om u in ditnbsp;oogenblik by te Haan.

AI A j o o R, (diepzinnig over de fponde liggende.)

Laat my genadigfte Vrouw-koude ik my in

den afgrond verbergen! ----- vertrek gy hier van

daan, befpaar u dergelyk een aanblik.

(De lieden willen naar het Slot Jionnen.) Vrouw van altstein.

Hou; Kinderen, te rug! -te rug! zeg ik; dat

hiemand zich vermeete! ——

(Zy treedon allen te rug en wringen de handen.) Wederftand ware ftrafbaar en buitendien vruchte-^os.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(Men hoort Wallendorfs Jiem van verre.)

Heer van wallendorf.

loopt! Cont

MAJOOR-

Moord en brand! zei ik het niet? ——te Iaat, ëewis te laat 1

eisenbart, (uit het Ddkvinfter.)

Niet te laat, Heer Majoor, Viftoriel God zy C 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ceU'

Bluscht! halt! (hy koomt ingevloogen) bluscht!

ruorder!


-ocr page 108-

102 D» brandschatting.

eeuwig gedankt! (liet vuur houdt op) de grendel Is ^er reeds voor, het vuur is uit, ik koom aanitondsnbsp;beneden.

¦ majoor.

Ha! braave oude Jongen, en ik konde u veron-gelyken.^ uwe redelykegezindheden verkennen?

Heer van wal lend or F.

Ik ben buiten adem-dat heet ryden --ge-

vloogen ben ik — toen ik op ’tlaatst het vuur zag, toen was het my, als of ik honderd'vleugels hadnbsp;. '¦ ¦ maar hier is de depeche 1

MAJOOR, (breekt den Brief op en leest.)

,, Daar is geen tyd over. Heer Broeder, ortr ,, Complimenten te maaken, myn Neef zal u allesnbsp;„ zeggen; genoeg, myne wïsfels liggen in de kasnbsp;„ en het Slot is gered; morgen brengt gy my dennbsp;„ Baron, een klein onderzoek zal genoegzaam zyn,nbsp;,, om zyne onfchuld aan den dag te leggen. Leefnbsp;„ wel. Heer Broeder, uw trouwe Vriend en Die-„ naar Allenjlern.

FREULE LOUISE.

Beste Wallendorf, wat ben ik u niet fchuldig ¦— Vrouw van altstein.

Niets fchuldig gebleeven , wanneer men aanftondi

betaalen kan;

(Zy vut Freule Louife by de hand en brengt ze by Wallendorf.)

Hier, Wallendorf, neem gy haar tot uwe beloo-ïüing, als uw eigendom.

MAJOOR.

Recht zoo, de Hemel zegene u, en myn Vriend, den Generaal! ........Gyhebtmy hctleeven, en den

Ka-

-ocr page 109-

103

VyFDE BEDRYÏ.

honing een trouwen dienaar weder gefchonken — Want ik had zoo iets voorgenomen. Eeuwigennbsp;dank, gy groot, goedertieren befchermend weezen

•-maar hier is hy —— Frans, koom, koom,

in myne armen ; wakkere, braaven, oude Jongen;

geen haat op tegen uwen Majoor, eerwaardige knaap; ik heb grof tegen u gezondigd.

EISENBART.

Ach! waarom niet, lieve Heer Majoor, beste hartelykfte Man, gy moet myverfchoonen;ik dachtnbsp;fluks, dat de Jonge Heer niet ver zyii kost, ik ftaknbsp;dus den Schoorfteen vol ftroo en ontvonkte het, ennbsp;dat moest heeten: de fpooren in den buik, Heernbsp;van Wallendorf, al zou het fchendmeertjen ’er ook

om crepeeren! -het was zoo een kleine krygslist

ha, ha, ha! »

MAJOOR.

Omhels my , Frans, ik begeer het; de eerde Kogel, die een van ons treft, dan erft de andernbsp;zyn gebeente, en zoo lang dat niet gefchiedt, zalnbsp;Ons niets fcheiden.

Vrouw van altstein.

Myn Heer Overfte, gy kent myn hart —— myn

gevoel--- myne dankbaarheid ———

majoor.

Gyzytmy, helaas! niets, geheel niets fchuldig; de Generaal Allendern heeft my van het vermaaknbsp;beroofd, om u nuttig te kunnen zyn ——

Heer van Wallendorf.

Zoo ras ik hem myn last opende, fprong hy op, fchreeuwde uit het vender: gezwind, myn Ze-Gnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verh

-ocr page 110-

104 DE brandschatting.

yenherger voor myn Neef gezadeld!


hy zette


zich, fchreef en zei; by geluk heb ik gereed geli in kas, het overige zullen myn wisfels goed maa-

ken -ik wil aanftonds naar het Hoofdkwartier,

de Som zal verminderd worden, de Baron heeft Vyaijdcn; maar ik hoop, het zal alles wel fchikkennbsp;—— ik met het antwoord weder te paard; maarnbsp;Hemel! toenik reeds zeer digt hier by was, en

de vlam zag-- ’t was, of ik door een donderftag

getroffen werd.

E I SE N B ART.

Dat was juist myn oogmerk—— ha, ha, ha!

¦ nu, God fterke het Jonge verloofde Paar; ik bid flechts, in vergenoegde oogenblikken den oudennbsp;Wachtmeester niet te vergeeten-

Vrouw van altstein.

Mag ik u bidden, beste Man, dit als een klein .aandenken a;m te neemen?

(Zy reikt hem een heiirs toe.)

EISENBART.

Gy wilt dus, genadigfte Vrouw, my niet vergunnen, het goede ter liefde van het goede zelve te kunnennbsp;doen? — ik heb liefde voor u, ik vereeru: weinignbsp;of geheel geene Vrouwen heb ik gekend, die by unbsp;een hand waters haaien konde ¦— maar geld, datnbsp;neem ik niet van u aan, ja, zoo iets tot gedachtenis, by'Voorbeeld dat kleine i'/g'wr van het Horo-logie, waar uw Wapen op ftaat, dat wil ik aan dennbsp;Hals draagen, en aan ieder zeggen: Vriend!kuschnbsp;het, de waardigfte, de edclfte Ziel fchonk het mynbsp;tot gedachtenis.

(Zy geeft hm het Horologie, waar het Signet amlmngt^

MA-

-ocr page 111-

MAJOOR.

Bravo, Frans, dien trek benyd ik u, maar neem Horologie aan; meer te weigeren zou eene be-

l^eediging zyn--Maar genadige Vrouw, uw Slot

*^unt gy heden niet bewoonen; mag ik de vryheid öeemen, u in het tuinhuis te geleiden, om ons opnbsp;vrolykften avond te herinneren, dat de krygwelnbsp;Bikwyls de vreeslykfte Tooneelen oplevert, maarnbsp;Ook fomtyds zulken, die by na met de Hemelfchenbsp;Vreugde gelyk ftaan.

(Zy gaan allen heen hehalven de Wachtmeester.') eiseitbart.

Gy hebt gelykHeer Majoor, anders bleef een Oerlyk Kaerel geen Soldaat —— gy Schavuiten!nbsp;Bic den naain van Soldaat oneer aandoet, leert vannbsp;oiyn Majoor, wat deeze edele naam betekent: dapper zyn, als een Held, barmhartig jegens ontwapenden, gevoelvol jegens noodlydenden, niets uitnbsp;Eigenbelang, maar alles om roem en eer, dat —«nbsp;^at heet Soldaat weezen.

Einde van het Fyfdt en katjle Bedryf,

-ocr page 112- -ocr page 113-

het herdrukken van eenige Stukjes zyn nuwe-^er Corapleetc Exemplaaren op groot en klyn vapier te bekoomen, waarin de volgende Too-heelen voorkoomen;

EERSTE BEEL.

J®ACHIM, of DE ZEGEPRAAL DER OUDERLIEFDE, naar het Fransch van den Heer blin de sainmore.nbsp;ÊE azvnkoper, naar het Fransch van den HeeruzK-

CIER.

SEt school der zeden, of DE GEVOLGEN VAN een losbandig leven, naar het Fransch van dennbsp;Heer de falbaire.

TWEEDE DEEL.

®E VALSCHE vriend, of DE ZEGEPRAAL DER HU-quot;WELYKs-LIEFDE, naar het Fransch van den Heer

MERCIER.

lïENRiëTTE VAN BLUMENAU , of DE LIEFDE UIT DANKBAARHEID, naar het Hoogduitsck.nbsp;CLEMENTINA, of HET TESTAMENT, naar het Hoog-

duitsch.

DERDE DEEL.

Hendrik DE vierde , of de slag van ivry, naar het Fransch van den Heer DE RozoY, met historische AANTEKENINGEN van den Vertaaler.nbsp;GUSTAAF ADOLF , of de edelmoedige KONING,nbsp;naar het Hoogduitsch van den Heer de dalberg.

BE WELDADIGE KNORREPOT, naar het Fransch van den Heer goldoni.

VIERDE DEEL.

DE heldendeugd in het BELEG VAN ST. JEAN de lone , naar het Fransch van den Heer d’ussi-

EUX.

EOüSARD , of de menschlievende bootsman, door jan van panders.

^amor en zoraide, naar het HoogduiUch van den VRYHEES VAN NESSELRODE.

V T T”

-ocr page 114-

VTPDE DE Et.

IRENE, nbsp;nbsp;nbsp;Frmisch van den Heer a. DE vod-

TAIRË-

MYN heer van ST. CHARLES , of DE ZELDZAME MAN, naar het Fransch van den Heer gernevaldE-

fredkik de rechtvaardige, door jan van paH' Ders.

ZESDE DEEL.

DE EtEERSCHAPPY DER GEWOONTE, of DE MALA' EAARSCHE WEDüW, naar het Fransch van den Heernbsp;LE mieree.

LUCAS en LUciNDE, door Willem imme.

diego en leonora, of het beklaagltke van de INQUISITIE DWANG, uit het Hoogduitsclt,nbsp;zevendedeel.

DE GEWAAPENDE UITTOGT, rfoeP JAN VAN PANDERS.

DE ONBEKENDE WELDADIGE, uit het Fraiisch.

TOETSD DER GEHOORZAAMHEID, door WILLEM IMME-

Van het Portrait van Reinoud van Brederode, Hit 03 Graven van Holland, door R. Vinkeles, naarnbsp;het Origineele Schildery, by den Hoog Ed. Welnbsp;gebooren Heer Jonker Hendrik Lodewyk Pieternbsp;van Brederode, zyn nog eenige eerfte afdrukken tcnbsp;bekomen.

Ook word heden by hun uitgegeven de GESLAGT-'BOOMvan alle de Mannelyke Nakomelingen uit het oud Adelyk Stamhuis der Heeren van BREDERODE, rustende op. echte Stukken, het getuigenis der oude .Kronyken en latere Historiënnbsp;van ons Vaderland, door jacobus van dennbsp;TOORN, vermeerderd met eenige Byzonderhe-deu, wegens den laatflen Afftammeling, Jonkernbsp;HENDRIK VAN BREDERODE. Bchooren-de tot het Aanlimgfel van de Faderlandfche Histo-nevan janwagenaar. In gr. Svo,de prysis/-:i5.

. NB. Van den thans nog levenden Hendrik gerriT VAN brederode, vind men hier eenigemerkwaar-dige Bijzonderheden en Voorfpellingen aangetekend,nbsp;welke reeds gedceltelyk vervuld zyn.

-ocr page 115- -ocr page 116- -ocr page 117- -ocr page 118-