_ nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;v..^ /•
-i r^''^'' â–
! ?
V-
’K.'ï . ■' '' X
' 'l-V
gt; nbsp;nbsp;nbsp;•'. 'V
■^.■quot;\^ ^-■-. ’\; '/
A, -W â–
-ocr page 4- -ocr page 5-DOOR
H. VAN EL VERVELT,
Gedrukt voor de LWhebbat^yJ^^^^^
/¦ nbsp;nbsp;nbsp;RlJKSUNlVERSn'quot;:'
I T n r (: I
-ocr page 6-Twee Roovers.
ArLEK YN,
S CARMOES,'-
Doktoor Baeouardo.
Ieabella, Dochter van den Dektoou Erastes, Minnaar van Izabel.
Piero, Knecht van Erastes. PoEiTioNEL, Dienaar van den Doktoor.
Het Spel fpeelt voor bet buis van den Doktoor % te Napels,
-ocr page 7-Bladz. ^
EERSTE TOONEEL.
Arlekyn, zeer mismoedig uitkomendey en'vaerpend^ zyn’ hoed tegen den grondt.
iSintfelteii wat bedroefder tyën!
Daar valt geen beursje meer te fnyen.
Al loopt men door het heele land,
Men vind ’er niets meer voor de hand.
Voor dezen had een arme Roover Nog wat, maar och! nu is het over;
Waar dat men komt om dit of dat,
De Schout zit je aanftonds achter ’t gat Met al zyn Rakkers, om de hoeken,
Daar wy ons bergen, door te zoeken;
En als wy raaken in de knip,
Dan is ons loon de galg of wip.
Ja ’k vrees dat myn getrouwe Makker,
Scarmoes; reeds llaapt om nooit weêr wakker Te worden, tusfchen aarde en lucht,
Offchoon ik ben ’t gevaar ontvlucht.
Is dat niet droevig ? wy ontvreemen
Geen’ mensch wat, die niet heeft, maar tiet^nen.
Alleen van lui, die overvloed
Van land en zand, van geld en goed.
En alles hebben; dat ’s geen fteelen.
A 2 nbsp;nbsp;nbsp;Doch
-ocr page 8-Doch om niet in het lot te deelen,
Van myn Confrater, en de galg
(Want kyk, dat dwarshout is me een walg,)
Tot loon te krygen als de guiten.
Zal ik nu maar kordaat befluiten, iVly zelfs te helpen aan een kant.
Kom wanhoop! geef me dan de hand.,.,
Maar dood te zyn is ’t leven laaten:
En wat zou toch myn dood my baaten ?
Ik blyf dan liever leevend. Maar,
Wat viel die vlucht my bang en naar.
Ik bleef drie nachten zonder flaapen,
En doe geduurig niet dan gaapen En geeuwen— Doch wyl ’t by gevalnbsp;Hier ftil is en ook veilig, zalnbsp;Ik, zonder goeden nacht te zeggen,
My pp dit bankje neder leggen.
TWEEDE TOONEEL.
ScARMOES, Arlekyn, flaapends.
B nbsp;nbsp;nbsp;ziende.
loemerharten, wat geluk!
Scarmocs, dat Is een meesterftuk,
Dat gy ’t gevaar dus zyt ontkomen,
En nou ’t Gerecht niet hebt te fchroomen.
De Schout en Dienders hadden my Al beet; doch niet om Die very.
Maar om dat wy uit medelyden,
De menfehen zoeken te bevryden Van moeite cn zorg voor al hun goed;
Doch hoe veel dienst men iemand doet In ’t maaken, door hem wat te pluizen,
-ocr page 9-Dat hy gemaklyk kan verhuizen,
Men neemt het eeuwig kwalyk. Maar Schoon ik gelukkig dit gevaarnbsp;Ontkomen ben, ik moet noch vreezen,
Dat alles niet volmaakt zal weezen,
En dat myn Makker Arlekyn,
Wel deerlyk in de knip zal zyn,
Of mogelyk al hangt te droogen.,..
Maar zie ’k hem daar niet voor oogen ?
6 Ja, hy is ’t, en flaapt gerust;
Dat geeft my weder nieuwe lust.
Ik moet me nu met hem vermaaken,
En hem eens kluchtig doen ontwaaken.
Scamoes ontfteekt een' klapper, en legt die onder dt hank van Arlekyn, die door den flag ontwaakende meHnbsp;de bank omvalt en blyft leggen.
Hoe! fchrikie Vrind, en legie als dood?
IkfterE...
Je hebt tot noch geen’ nood;
Sta op, en zie my eens ter degen.
Ik ben Scarmoes, die allerwegen Jou heeft gezocht.
Arlekyn, opfpringende.
Wel hoe, ben jy ’t Scarmoes? dat maakt my weêr verblyd.
Zy omhelzen elkanderefi. Wees welkom Vrind. Ik dacht waarachtig,
Dat jy de luchtfprong al zo krachtig Gedaan had, dat ’er nimmer hoopnbsp;Van JOU ooit wéér te zien was.
Scarmoes.
Loop,
je bent niet gek. Of zouje mcenen.
Dat al myn wysheid is verdwenen ?
A 3 nbsp;nbsp;nbsp;Neen
-ocr page 10-Neen Broer; de list en ’t loos bedrog,
Myn eenigfte erfdeel, keven noch.
’t Is waar men had niy beet, men plukte My ginds en weêr; maar ik ontruktenbsp;My aan de Rakkers, en ik vloog,
In één moment hen uit het oog:
Zo raakte ik vry. Toen was myn vreezen, Dat gy gewis geknipt zoud weezen.
Ik dacht jou ook nooit weêr te zien. Arlekyn.
Wat aapekoo!! zou ik, indien Het minst gevaar ons komt genaaken,
My niet het eerst onzichtbaar maaken Dan kanje my nog niet te recht.
’k Heb al te vasten grond grond gelegd In kennis, om my zo te doeken;
Ik hou me doorgaans uit dc hoeken Daar Hagen vallen.
SCARMOES,
’k Weet het wel.
Jy bent Aanvanger van het fpel,
En laat my ’t grootst gevaar afbyten.
Maar, ’k acht dat niet. Het kan my fpyten, Dat ons die aanflag is mislukt.
Arlekyn.
Dat is ’t, dat my het zwaarde drukt.
Nou zyn wy weder de oude knechten.
Die deeds met de Armoe moeten vechten. Wat nou gedaan?
SCARMOES.
Ik weet nog raad.
Kom, gaan we draks, myn beste maat, Om buiten op de Heerenwegen,
Ar-
Daar mooglyk voordeel word verkregen, Te zien, of ons fortuin daar leidnbsp;Begraaven.
-ocr page 11-EDELMAN bt GEVAL. Arlekyn.
Dat is wel gezeid ;
Men moet zich aan ’t gevaar niet kreunen. Ik zalje dapper onderftennen....
Kom pakken we ons van hier, ik hoor Daar volk, het is de Heer Doktoor,
Die ons voor al niet moet ontdekken;
’t Zou ons misfchien tot nadeel ftrekken.
DERDE TOONEEL,
Dokto.or, Izabelle, Poi.ition?£.
HDoktoor.
oor Izabel, men moet to ligt Niet vreezen in zo kleen gewicht:
’t Is waar., Erastes moest alrede Een maand geleden hier ter ftedenbsp;Geweest zyn; maar dat ’s niet met al ^nbsp;Dewyl hy nog wel komen zal.
Doch als hy nu in weinig dagen Niet komt , zo houde ik my ontflagennbsp;Van myn gegeven woord, dat ’s uit.
Iz A BELLE.
Papa, ik prys uw wys befluit;
Want zyn vertoeven is een teken,
Dat zyigt;e Liefde al is bezweken,
Of dat hy my gefieel verlaat.
Doch als hy .al verfchynt, dan ftaat .
Het nog tc zien, of hy bdtaagen.
En ik hem Liefde toe kan draagen.
Doktoor.
Geen zwaarigheid, Erastes is Beminnenswaardig, ja gewis;
't Is een perfoon van deugd en zeden:
Al
Veel geld en veel bekoorlykheden V erzellen zyn beroemd geflacht.
Al had gy duizend jaar gewacht,
Gy kost geen’ beter’ Minnaar vinden; Zyn Vader is een van myn vrinden:
Die oude Oroniis heeft veel fplint,
En dat doet veel, myn waarde Kind! POLITIONEL.
Zois’t, Jufïi'ouw, dewyl, daar geld is, Ook fteeds het allermeest geweld is;
Eu arme Minnaars zyn doorgaans Wat Kapitanoos in het Spaansch.nbsp;IZABELLE.
Dat kan ik wel niet tegenfpreeken:
Maar mooglyk heeft Erast’ gebreken,
Die my mishaagen; zal ik dan Myn Diefde fchenken aan een’ Mannbsp;Die my mishaagt ?
Doktoor.
Dat zyn maar grillen, Gy moet ligm minnen op. myn willen inbsp;Ik weet uw beste. Of meent gy datnbsp;Een Opperrechter van de Stad,
Of Prins, of Graaf, om u zal komen ?
POLITIONEL.
Neen, dat behoefje niet te droomen, Mejufferj want een Prins of Graafnbsp;Zoekt meest naar zulk een morgengaaf.nbsp;Die ’t Graatfchap, als het is aan ’t gypen,nbsp;Wéér opbeurt; en je moet begrypen....nbsp;Izabelle.
Zo gy maar zweegt, dan deed gy wel. Maar luister eens Papa, ik ftel.
Dat hy mismaakt was, zou ik even Myn hand als Bruid dan aan hem geevcn ?nbsp;Dat was te hajd.
Doktoor.
Ik
Dat ’s malle pr aat.
E D E L M A N Blf-G E V A L. ^
Ik weet, als gy hem ziet verfchynen,
Dat hy u ook behaageti zal.
POLITIONEL.
Wie ziet zo naauw ook overal,
De Juffers praaten van mishaagen.
En zouden wel haar w'elvaard waagen.
IzABEL LS.
Wie vraagt ’er u na—
Doktoor,
Zwyg toch ftil,
Wyl ik ’er niets van hooren wil.
Maar ’k moet myn zieken vifitecren.
Kom, ga in huis, de tyd zal keren,
Dat ik wel uitgezien heb, ga.
IZABELLE.
Ik vrees het tegendeel, Papa;
Maar ’k zal ’t geduldig dan verwachten.
VIERDE TOONEEL.
Doktoor, Politionei..
S nbsp;nbsp;nbsp;Doktoor.
tel maar die vrees uit uw gedachten;
Wy hoopen ’t best.
Politionei,.
Zo moet men doen,
En nooit het flimfie kwaad vermoên ,
Want dat komt tyds genoeg na dezen.
Geen Huwlyk kan ooit beter weczen,
Dan daar braaf geld zit; dat ’s een band,
Die fterker bind dan groot verftaud,
De wyl men daar niet van kan eetcn. Doktoor.
Maar hoor, de jonge kleuters weeten Nog van geen zorg of huisgezin,
A y nbsp;nbsp;nbsp;£a
-ocr page 14-En denken weinig om ’t gewin,
Als 7,y maar Vrycrs trouwen mogen. Die heel behaaglyk zyn voor de oogeu.nbsp;Doch of Erastes by gevalnbsp;De fchoonlfe Man niet was, dat ralnbsp;De zaak van ’t Huwiyk niet verhindren.nbsp;Een V ader weet best wat zyn Kindrennbsp;Voordeelig is.
POLITIONEL.
Jehebtgelyk,
Myn Heer, en geeft een klaare blyk Van fchranderheid. Ik wilje zweeren.nbsp;Dat ik nog veel zal moeten leeren,
Eer ik zo wys ben.
Doktoor.
Maar ’k moet gaan Naar myne zieken, die zich aannbsp;Myn kunst vertrouwen, om het levennbsp;Aan halve dooden weêr te geeven.
Gaat gy in huis, en pas wel op.
POLITIONEL.
Dat zal ik draaijen als een pop, Mynheer.
VYFDE TOONEEL.
PoLlTIONEL.
M.
_ -Laar fchoon ik niet zo fchrander. Noch ook zo wys ben als een ander ,
Zo kan ik toch met myn verftand,
Zyn zeggen niet begrypen; want Hy zeid in ’t heen gaan, dat hy ’t levennbsp;Aan halve dooden weer wil geeven :
Hoe, heeft een halve doode dan
Geen leven meer? myn domhdd kan •
Dien zin niet vatten____maar de drommel!
Ik ga, ik hoor van verr’ geltommel.
ZESDE TOO NEED.
Arlekyn, Scarmoes, met een valies,
ZArlekyn.
o, Vrind; zet hier den last maar néér.
Dus zien wy, hoe ’t fortuin ons wéér BeguutHgt, met die koets te zenden;
Die ons verdriet misfchien zal enden.
Wie weet, wat fchatten hier in zyn! Scarmoes.
Kom, maak het open Arlekyn,
En laat ons zien____
Arlekyn.
6, Pompernikkel!
Dit jaar vertoont een groote fchrikkel.
Daar is geen lleutel by, dat ’s vies!
Ga, zeg den Meefter van ’t valies Dat hy den fleutel geev’; loop heenen.nbsp;Scarmoes.
Ja, ferviteur! of zouje meenen Dat ik myn leven moê ben, Vrind ?
Neen, zeker, ’k ben dat niet gezind.
Haal jy de fleutel. Maar dat draaien Kan onze moeite niet betaalen;
Breek open maar.
Arlekyn,
Kom aan, ik zal.
Zie daar, dat ’s gang... Daar is het al.
De droes! dat lyken mooije kleéren. Scarmoes.
Kom , laat ons deelen; maar met eeren,
Ik wil de belft van al dat goed.
Zo
-ocr page 16-Zo helpt de list de tegenfpoed!
Arlekyn.
Dat is een rok voor my... Laat kykcn,
Dat is ’er een die jou ial lyken;
Die hoed voor my... en die voor jou.. * :Ditmyu...datjou...ditmyn...,
S C A R M O E S.
Hoe uou!
, Jy houd al’t beste.
Arlekyn.
Wat kail’t fcheelen?
Dat is maar een pro forma deelen.
Hier namaals beter.
SCARMOES.
Maar wat zyn
Dat voor papieren, Arlekyn gt;
Arlekyn.
Laat ïien: dat 's zeker by der gratie
Een Rentebrief of Obligatie
Van honderd duizend guldens. Bloed!
Dat komt ons wel en wonder goed:
Myn waarde Makker! dat ’s nog heerlyk!
Hy Jleekt bet papier in zyn' zakt SCARMOES.
Ja maar je bent wat heel begeerlyk.
Meen jy den Brief zo maar alleen Te houden, Broér? dat gaat niet, neen.
Geef my myn part.
Arlekyn,
Ei wil bedaaren.
Ik zal het maar zo lang bewaaren.
SCARMOES.
Neen, zeker niet, geef op.
Arlekyn.
Welaan;
Daar is je helft.
By
-ocr page 17-Hy wil bet papier midden door fcbeuren,
De droes! laat ftaan.
Want als ’t gefcheurd word, is ’t verloren;
Dan waaren wy ’er mcê gelchoorcn.
Bewaar het liever. Maar wat ’s dit V oor een papier, dat is zo wit.
A ULEKYN.
Laat zien, dat zullen Brieven wezen.
Ik moet die om de klucht cens lezen,
Ily leest.
Aan den Heer DOCTOOR.
„ Alyn Heer. Ik zende u bier myn' Zoon „ Erastes , om met uw Dochter Izabelle in ’tnbsp;,, Huwelyk te treden. Verfeboon ons, dat ze-,, ker toéval bem zo lang beeft doen vertoeven,nbsp;„ by bad anders al eer bier geweesd. Ik hebnbsp;„ bem op myn Edelmans woord van alles welnbsp;j, voorzien , en boop dat gy ook uw woordnbsp;,, zult bonden , van uw Dochter de beloofdenbsp;,, tien duizend guldens ten Huwelyk te gee-„ ven. Zyn getrouwe Knecht Piero verzeldnbsp;„ hem, en ik twyffel niet, of hy zal u in al-,, les vergenoegen , en uw Dochter aangenaam,nbsp;,, zyn. Haar wel.”
Uw Dienaar en Vriend,
Gantsch bloed! dat is een fchoone buit; lien duizend guldens en een Bruidnbsp;Voor ons te winnen, dat ’s ter ceren.
Kom, fleeken wy ons in de kleêren.
Speel jy de rol van Knecht, ik zal
Erastes zyn, en by geval
Een Edelman; en als het trouwen
Voor-!
-ocr page 18-Voorby is en het Bruilofthouen,
Dan zullen wy met al de fplint De marsch flaan. Wel, wat zegje, Vrind?
Ik ftem het toe; maar mits conditie,
Dat gy, na al die exercitie,
Dan ecrlyk met my deelen zult.
Arlekyn.
Gewis: heb maar zo lang geduld.
Kom, fteeken wy ons in de noppen,
Om eens den Heer Doktoor te foppen,
Arkkyn doet bet pak van Erastes aait) en Scarmoes dat van Piero,
Zie zo, nou ben ik een Sinjeur!
Scarmoes.
En ik een deftig Serviteur.
Arlek^yn.
Berg nou ons goed, en wilje reppen;
Daar ’s anders argwaan uit te fcheppen.
Maar zacht____Daar komt de Heer Doktoor.
Kom, volg me ras, dat gaatje voor.
Zy vaandelen over bet Tooneel
ZEVENDE TOONEEL.
Doktoor, Arlekyn en Scarmoes verkleed^
W Doktoor.
as ik daar niet van pas gekomen,
Die zieke had den dood vernomen.
Arleky n.
Mynheer, ik bid dat gy me eens toont;
Waar Doktoor Balouardo woont.
Mynheer, de Man Haat voor uw oogen.
Arlekyn.
Mynheer, dan ben ik niet bedrogen;
My dacht het al; het is my lief,
U wel te zien. Zie hier een’ Brief,
Waar uit myn boodfehap u zal blyken.
Doktoor, den brief geleezen hebbende^ Mynheer, ik flaa verbaasd te kykeu.
Zyt gy Erastes ?
Arlekyn.
Ja, ik ben ’t.
Doktoor,
Verfchoon me, ik heb u niet gekend.
Wees welkom, waardfte myner Vrinderl^
Hy omhelst /irlekyn,
Arlekyn.
Doktoor.
Gy zult bevinden,
Dat ik een man ben van myn woord,
. Die by u doen zal zo’t behoort.
’t Is goed dat ge eindlyk zyt verfchenen;
Wy waaren al van kwader meenen,
En dachten, dat uw Vader weêr Was uitgefcheiden.
Arlekyn.
Neen, Mynheer.
De reden van myn lang vertoeven Zal ik daar na.... Want wat behoeven,
Wy tegenswoordig met die zaak Ons op te houden ? hoor, ik haaknbsp;Om myn beminde, die ’k moet trouwennbsp;En haar bekoorlykheid te aanfehouwen.nbsp;Doktoor.
Gy hebt gelyk , Mynheer, ik zal
Haar roepen____Maar hoe ftaat het al
Met Vader? want hy plagt voor heeuen
iö A R L E K Y N
Niet al te vlug, en flyf van beenen 1'e -weezen.
Arlekyn.
6! Dat ’s al te recht.
Hy ’s nu veel beter.
Doktoor.
Wat gy zegt!
Voelt hy zich dan ook gantsch ontflagen. -Van de oude kwaaien, die hem plaagen. Als Lendepyn, Graveel, enjigt!“nbsp;Arlekyn.
Voorzeeker! want hy is zo ligt Gelyk een Olyphant in ’t dansfen.
En hy kan ook voortreflyk fchransfen,
Die ouwe paai.
Doktoor.
Wel zo, wel zo!
Maar hoe vaart de oude Antonio,
Mynheer uw Oom? hy plagt voor deezen, Zo ’k meen, heel impotent te weezen.nbsp;Arlekyn.
Die loopt wcêr als een Kievit.
Doktoor.
Hoe!
Kan hy weer gaan? eilieve, doe My toch dat wonder eens wat nadernbsp;Ecgrypen; w'atu Mynheer uw Vadernbsp;Schreef me onlangs nog, dat hy tien jaar •nbsp;Eèdlegrig was geweest.
Arlekyn.
„ Zie daar!
„ Daar ben ik in de knip gevangen,
„ En daar zal ’t gautfche ipel aan hangen.
„ Scarmocs , wat duivel zal ik hem 5, Nou zeggen, ik zit in de klem.
SCA R'
-ocr page 21-É D E L M A N B Y G E VA L, i/
SCARMOES.
„ Geen noodgt; ik ial dit wel ontknoopen.
Tegzn den Dohoon
Mynheer begrypt wel, xouikhoopenj Wat of myn Meefter juist verftaat,
Door ’t zeggen dat zyn Oom weer gaat ?
Hy wil daar meê te kennen geeven,
Dat Heer Antonio zyn leven Zo vlug niet is geweest, en datnbsp;Hy, als hy flechts goé beenen had,
Den beste in ’t loopen wel kon tarten j Want kyk, hy is gezond van harten.
Arbekyn.
Wel ja, zo meen ik, Heer DoktOör. Doetoor.
’k Heb dan niet wel verftaan; ’t gehoor Begint te mindren door de jaarcn.
Maar ’k bid zeg my toeh eens, hoe vaaren Die Vrinden, die een jaar of viernbsp;Geleén, nog met uw’ Vader hiernbsp;Geweest zyn ? ’t waren, braave Heeren,
En nobel, ja, dat wil ik zweerem Arlekyn.
Die zyn al dood.
Doktoor*
Al dood!
Arlekyn.
6 ja*
Doktoor,
Wei dat ’s my leed. Is Grootmama Nog zo als eertyds
Arlekyn.
Wel te weeten ^
Zy is al dood ,¦ en lang vergeeten.
Doktoor,
Hoe, dood.'* enfchryft nw Vader daar
B nbsp;nbsp;nbsp;Geem
-ocr page 22-Geen woord van f dat is wonder. Maar Uw Zuster, die men elk hoort roemen.nbsp;En dié men plagt zo fchoon te noemen,nbsp;Die is gewis....
Arlekyn.
Al dood, al dood!
Doeto o r.
Wel Hemel! wat gy zegt. Hoe groot Is myn verwondring! en uw Neeven....nbsp;Arlekyn.
Doktoor.
Al dood'? myn leden beeven Van fehrik! uw Nicht, die onlangs nog..nbsp;Arlekyn.
Doktoor.
Hoe! ook al dood?
A RL ek yn.
Ja toeft;
Doktoor.
Wie leeft ’er dan nog van uw Vrinden? Arlekyn^
Daar is ’er geen meer van te vinden.
Zy gaven altettiaal den geest.
En hebben zo beleeft geweest,
Verftaje, dat ze zyn gewandeld.
Dat ook voorzichtig was gehandeld. Wart ik was de eenigfte Erfgenaam :
Zy gingen te gelyk al ’t laam,
Eensklaps naar de andre waereld flappen, Met al haar kunst en wetenfehappen:
En ik hiel ’t boeltje.
Doktoor.
Maar, Mynheer,
WaP'
Want alle zo gelyk te fterven____
SCARMOES.
„ Hy zal waarachtig ’t fpul bederven!
Tegen Arlekyn.
„ Ik bid bedenk toch, wat gy zegt,
„ En lieg zo grof niet, benje Hecht!
„ Je maakt het flimmer dan te vooren. Doktoor.
Wie kwam ooit vreemder zaak ter ooren;
Dat zo veel menfehen op een’ tyd Geftorven zyn!
ScARMOES, tegen den Doktoor, tetwyl Arkkyrt gints en weêr wandelt. '
Mynheer gy zyt
Verwonderd, en dat heeft zyn reden j Maar ’k zal je in ’t kort die zaak ontlceden.
Myn Meefter meent niet dat zy all’
Op éénen dag, door ongeval
faam de waereld zyn ontweken;
Hy zegt dat by manier van fpreeken.
Want nu Öierf de een, en dan weêr de aêr;
En toen zy eindlyk allegaêr Geftorven waren, was het evertnbsp;Als hadden zy den geest gegeevennbsp;Op ééiien dag.
Doktoor.
Ja zo kan’t zyn.
En dat heeft ook nog beter fchyn;
Maar ’t andre was niet te gelooven.
SCARMOES.
En dan moet ik u daar en boven Nog zeggen, dat het Mingeweld,
Zyn gantfche harsfenvat ontftelt.
Zo lang wy waren onderwegen,
Was ik gefta^g met hem verlegen.
Dan zei hy eens, doet dat; w^innecr
40 nbsp;nbsp;nbsp;, A RLE K Y N
Ik dat dan deed, dan zei hy weer:
Wie bietje dat f en 20 geduurig Was hy verward en wispeltuurig.
Maar ’t is, gelyk ik zeg, alleen De Liefde en haar bekoorlykheên,
Die hem lo in verwarring brengen.
En alles onderéén vermengen.
Dat is wat anders----
Welk een hoon!
Gy twyffelt dan....
Doktoor.
Mynheer, verfchootï Myn twyfling, ’k had u niet begrepen. ¦
Ik lach wat met die malle kneepen.
Jy durft nog twyflen, dat die lui Reeds zyn geftorven al den brui ?
Jy houd myn leggcn voor een’ logen?
Dat kan geen Edelman gedoogem Doktoor.
Maar Heer—
ArlekyN.
Hoe! meenje dat ik lieg ,
En jou 20 eereloos bedrieg?
Doktoor.
Neen, ik geloof, ze zyn geftorven. Arlekyn.
Geftorven, ja, en lang bedorven,
Verrot, vergaan..., maar ben ik gek,
Dat ik zo lang blyf in gefprek
Met Zulk een opperhoofd der gekken ?
Wel aan , Scarmoes, laat ons vertrekken.
Scar MOES Jiil tegen Arlekyn.
„ Scarmoes! je lykt waarachtig mal.
-ocr page 25-2I
„ Ik ben Piero.
Doktoor.
Mynheer ik zal
Niet langer twyflen; wil bedaaren,
En laat die kwaade meening vaaren;
Ik zal myn Dochter roepen gaan. Arlekyn.
Ga dan, en talm niet langer aan Myne ooren, met dat duivelsch vraagen.
AGTSTE TOONEEL.
Arlekyn, Scarmoes.
HScarmoes.
et zal ’er eindlyk euvel dagen,
Als jy zo voort gaat, Arlekyn,
Je lykt wel gek, wat zal het zyn,
Als jy niet beter acht wilt geeven ? Arbekyn.
Men moet zo met de gekken leeven. SqARMOES.
Ja maar, je liegt wat al te grof.
En dus verfchaf je dubble ftof Tot achterdenken, en zult maakennbsp;Dat alles zal in duigen raaken,
En dan is al ons werk te niet.
Wees toeh voorzichtiger, en ziet Wat beter voor je, of ik wil wedden...,nbsp;Arlekyn,
Ik wist ’er my niet uit te redden,
En moest zo fpreeken.
Scarmoes.
Maar waarom ,
Ar-
Noem jy me dan Scarmoes ? dat ’s dom t Dewyl ik voor Piero moet fpeelen,
2®--
Arlekyn.
De drommel ja, dat kan veel fcheelen. Dat was een misflag. Maaa ik zalnbsp;Vervolgens beter overalnbsp;Opletten.
Sc AKMOES,
Zacht____ik hoor alrede
Den Dokter, en zyu Dochter mede. Wees toch voorzichtig.
Arlekyn.
Ja, heel wel.
NEGENDE TOONEEL.
Doktoor.Izabelle, ArLEKYN,ScARM0E8.
KDoktoor.
om hier myn Dochter Izabel , Erastes is in ’t eind’ gekomen,
Zo dat gy nu niet hebt te fchroomen. Begroet hem.
Izabel LE.
„ Dat Erastes? Doktoor.
IZ ABELLE.
„ Dat is onmogelyk, Papa.
Ja.
„ Dat is een Monster, dat ik nimmer „ Zal trouwen. .
Doktoor.
„ Word het nu wéér flimmer?
„ Wat fcheeltje? Ik zeg dat gy hem groet.
Iz A BELLE.
„ Ik zal het doen, dewyl ik moet.
,) Maar ’t kan Erastes nimmer weezen.
Ar-
-ocr page 27-23
Arlekyn.
Ha! zytgydaar, myn uitgeleezen,
Om wie ik zo veel zuchten liet!
Omhels me.....
Izabelle.
Zacht, zo haastig nietï A RLEKYN.
Ei zie, hoe of dat hier zal lukken ?
Jouw Dochter heeft al raare nukken,,
Heer Dokter.
Doktoor.
Stoor u daar niet aan, Mynheer, ze is jong, het zal wel gaan.
A RLEKYN, boogdraavend fpreekende. Myn Schoone, kunt ge u nog afkeerignbsp;Voor hem betoonen; die begeerignbsp;Naar u bezit is, en zo langnbsp;Gezucht, geklaagd heeft, en zó bangnbsp;Van harten is, die alle menfchennbsp;Wel wil voor duizend drommels wenfchen,nbsp;Als hy u maar bezitten mag.
6 Schoonheid! tchooner dan een dag Met regenvlaagen, heeft de Liefde,
Die my reeds zo veel jaaren griefd?,,
Dan in myn hart vergeefs gewerkt,
En my met ydle hoop gefterkt ^ IZABELLE.
¦ Hoe kan uw min zo teder wezen,
Mynheer, daar gy my nooit yoor deezen Gezien hebt?
Arlekyn,
Dat is waar, Madam;
Maar kon zy daarom niet een vlam In myn verliefde borst ontfteeken.
Al kreeg ik nimmer jou te fpreekcn?
Was niet de groote Ridder van
24
De Leeuwen, die doorluchte man,
Die waerelden kan overwinnen,
Genoopt Dulcinea te minnen,
Die hy nooit had ge2ien ? dus kon Ik ook inyn fchoone Hemelzonnbsp;Beminnen, cn van Liefde kwynen,
V o'dr dat ik haar nos zag verfchynen, IZABELLE.
Mynheer, ik ben, by ongeluk.
Dan tegenftrydig in dat ftuk;
Wyl ik geen Liefde toe kan draagen Aan hern, dien nooit mync oo^en zagen,nbsp;En zelf niet aan den geenen, dienbsp;My niet behaagt, fchoón ik hem zie,
A REEK VN.
Weet dat.ik weinig daar op telle.
Want kyk, Erast’ aan Izabelle Verbonden, moetcn.vdch gewisnbsp;Beminnenwyl ’t bedongen is,
IZABELLE
Daflyd nqg vry wat tegeirfpreeken. Doktoor.
Ei wil uw hoofd daar niet mee breeken;
’t Is eehgedaane zaak. Welaan,
Myn Schoonzoon, laat ons binnen gaan. Om daar te faamen wat te fpyzen.
A R L E k Y N.
Kom, Schoonvaêr, dat is vvaard’ te pryzen. Ik heb al honger by geval.
S c A R M o E s.
„ ó Bloed •' Pf ik oqk fchransfen zal.'
• Arlekyn, -Myn Lief, ryk my uw hand, wy zullen Eens fqraakclyk de darmen vullen,
Dat zal de Liefde wel wat voên,
Want die heeft onderhoud vaa doen.
-ocr page 29-^9
Iz A BELLE.
Dat is onnodig, tree maar binnen.
„ Ik zweer, ik zal u nooit beminnen.
Sc AR MOES.
„ Zie zo, dat gaat tot nog toe wel,
„ Als ’t eind’ maar goed is van het Ipel,
TIENDE TOONEEL.
Er ASTES, PlERO,
S.
Erastes.
W.J^pyt! my dus te zien berooven.
PIE R o.
Gewis, ’t gaat myn verftand te boven.
Ons beste plunje en al ons goed Zo kwyt te zyn, wat tegenfpoed!
Geeti troost kan onze droefheid (lillen.
Ik wou de dieven wel zien villen,
Die oils Valies zo eereloos Gellolen hebben; ’t is te boos 1nbsp;Erastes.
Maar had gy beter zorg gedraagen,
Ik had geen reden om te klaagen.
Had ik u niet belast, Rabout!
Dat gy ’t V alies bewaaren zoud ?
PlERO,
Wel ja, Mynheer; maar wie zou droomen,
Dat juist de Dieven zouden komen Terwyl ik (liep, en buiten datnbsp;Men ons te voor’ gewaarfchouwd had ?nbsp;Erastes.
Hoe! zou een Dief vooraf doen weeten, Wanneer hy Heelt, zyt gy bezeten?
PlERO.
Dat was niet kwaad geweest, Mynheer;
sjS a r l e k y n
Dan had ik ’t wel belet, ik zweer.
E R A S T E S.
’t Gfoed fcheelt my niet, had ik myn brieven Maar weêr,
En ik myn pak. De Dieven Zyn drommels lomp, ó ja, gewis,
Om dat ze ’t geen ons nodig is Ook Iteelen: dat is niet te pryzen.
Er ASTES,
Hoe kan ik nu myn zaak bewyzen,
Dewyl de Dokter my niet kent!
P I E R o.
Jy moet maar zeggen, datje 't bent.
Er asTes.
’k Vrees dat ik geen geloof zal vinden.
PlERO.
Noem dan uw’ Vader en uw Vrinden j Ik zal ’t getuigen, dan kan hy ’tnbsp;Wel zien, dat gy de rechte zyt.
Hy weet, dat wy zyn onderwegen.
Erastes.
Ik ben met deeze zaak verlegen;
Hy zal ’er geen geloof aan flaan.
Doch wyl ’t ’er zo toe leid, welaan.
Daar woont de Dokter, ga maar fchellen.
Piero febeit was bard.
ELFDE TOONEEL.
Erastes. Piebo, Politionel.
WP o LITI o N E L, Ktt de deur kykende.
ie durft hier zo dc pypen Hellen,
En trekken onze fchel aan Iluk.
PlE-
-ocr page 31-E D E L M A N B V G E V A L. 2?
PlERO.
Mynheer, dan is ’t een ongeluk.
Ik 20U verzoeken, of.....
POLITIONEL.
Loopheenen,
Of vrees, Schavuit, dat ik je beenen Zal maaken. Scheer je, gaverby,
Wy geeven niet.
PlERO ^
Wat razcrny!
Dat komt gewis hoe langs hoe mooijer. Mynheer, hy houd me voor een’ Schooijernbsp;Of Bedelaar, dat ’s vast; hy zeidnbsp;Loop, gaverby.
Euastes.
Wat malligheid.
Zeg, dat ik moet den Dokter fpreeken.
Piero fchelt weder. P o L lï I o N E L, uit de deur kykende.
Ik zalje hals en beenen breeken,
Als jy niet heen gaat. Dat is raar,
Wie zag ooit ftouter Bedelaar J PlERO.
Een Bedelaar, dat ’s mis geraden.
Heer Buikland! ik moet zyn genade,
Den Heer Doktoor....
POLITIONEL,
Wel wat verdriet!
Ik Heg je, Schurk,, wy geeven niet.
Vertrek.
PlERO.
Wel dat zyn raare grappen Van dat gezicht van ouwe lappen.
Ik bedel immers niet. Die Vent
l9
-ocr page 32-Is waarlyk heel inpertinent.
JMynheer, de Bogchel doetje groeten, En zeid wel duidlyk, dat we moetennbsp;Vertrekken, en dat hy niets geeft.
E R A s ï E s.
Wel eerelooze Guit, wie heeft U dan belast, hem iets te vergen ?
Hoe is ’t hier, zoekt gy my tc tergen? Waarom verzoekt gy hem niet, ofnbsp;Ik den Doktoor....
PIE R o.
Maar met verlof,
Hy wil niet eens my laaten fpreeken, Maar dreigt me hals en been tc breeken.nbsp;E R A S T E S.
Gy lompe V legel! ’t is uw fchuld.
Zeg ik H niet, dat gy het zult Beleefd en vrindelyk verzoeken?
Pi ER o.
Het is warentig om te vloeken,
Dat ik de fchuld moet hebben van Het geen ik niet gebeetren kan.
Er ASTES.
Gy zyt een Lomjiert in uw vraagen,
PIE R o,
Ei, Heertje, ga jy ’t zelfs eens waagen, Erastes.
Dat zat ik doen.
Hy fcbelt bard aan, PoLiTioNEL, met een flok uit.
Eloe! nog al meer?
Hy loopt Erastes voorby om Piero te Jïaa'fi'' P1E ilt; o, vluchtende.
Ik doe het niet. Och help, Mynheer ! Erastes.
Laafafmyn Vrind. Om welke reden
Tool*'
E D E L M A N B Y G E V-A L.
Toont gy die buitenf*poorigheden En flaat inyn’ Knecht?
PoLItlOtlÈ L.
Is hy jouw Knecht, Mynheer? had hy dat maar gezegt,
Dan had ik hem niet weggedreven.
Want kyk, ik zweer je by myn leven,
Ik meende ’t was een Bedelaar,
Want hy gedroeg zich ook zo: maar Is hy jouw Knecht, ik vraag v^rTchooning.nbsp;PiËRO,
Wel jou verbruide Winterkoning Der Pensfen ! immers wou je mynbsp;Niet hooren ? kyk hoe loos weet hynbsp;Dat werk te draaijcn.
Erastes.
. nbsp;nbsp;nbsp;Zult gy zwygenï
Pi ÈRO
Om altyd ongelyk te krygen... ^
Er astes.
Zwyg, zeg ik u. En gy, myn Vrind,
Ga, zeg uw’ Meester eens gezwind.
Dat ik hem gaanre wensch te fpreeken, POLITIONEI..
Ik zal. „ Het uitterlyke teken „ Spelt niet veel goeds.
Hy roept naar binnen. Mynheer, Sinjeur,nbsp;Doktoor, ei kom eens voor de deur.
TWAALFDE TOONEEL.
Doetoor , Erastes, Piero, Polit 10nkJ'
WDoktoor.
el, zyn ’er zieken te geneezen^ POLITIOSEL.
Ik denk, het zal wat anders wezen.
Daar is een Heer, die jou eens graag Wou fpreeken.
Doktoor.
Goed. Gaa heen, en draag Terwyl het eeten, als het klaar is,
Op tafel.
PoLITtONEL.
Ik zal zien, of ’t gaar is.'
DERTIENDE TOONEEL,
Doktoor, Er ASTES, PiERO. nbsp;nbsp;nbsp;i
I
WDoktoor.
cl Vrind, wat is ’er van uw’ dienst? Erastes.
Verfchoon me, als ik op ’t onvoorzienst’
U Hoor, Mynheer, Kent gy Orontis ? Doktoor.
„ ’k Geloof dat dit een looze vond is,
6 Ja, ik ken dien Heer, gewis.
Erastes.
Dan weet ge ook dat zyn oogmerk is,
Gelyk hy fchreef niet lang geleden,
Zyn’ Zoon in ’t Huwlyk te doen treden Met uwe Dochter Izabel ?
Dokt OOR,
Kan weezen; ja, ik weet het wel ,
IVlaar kan niet merken, dat die zaaken Van uw belang zyn, of u raaken.
Erastes.
Verfchoonmy dat, Mynheer, ik ben Orontis Zoon Erastes, ennbsp;Ik heb expres de reis van Romennbsp;Naar u te Napels aangenomen.
Om aan te gaan dat Trouwverbond.
Doktoor.
„ Dacht ik het niet, het is een vond,
„ En dees een Schurk, die door bedriegen „ My fraai zoekt in den llaap te wiegen!
¦ „ Hy heeft misfchien van onze zaak „ Gehoord, dat ’s buiten tegenfpraak,
„ En denkt my eerloos te achterhaalcn:
„ Maar ’k zal hem zyn bedrog betaalen.
Gy zyt Erastes dan, de Zoon
Van mynen Vrind? wel dat komt fchoon!
Erastes. ó Ja, Mynheer.
Piero.
Dat is zo zeker.
Heer Dokter , als een Apotheker Recepten klaarmaakt; ja. Mynheer,
’k Betuigd het op myn woord van eer.
Ik ben zyn Knecht.
Doktoor.
Nu dat ’s te pryzen.
Maar Vrind , waar zyn dan uw bewyzen?
Uw Vader heeft u zekerlyk Wel meê gegeeven eenig blyk.
Erastes.
ó Ja; maar ’k moet met fmart belyden,
ja
A R L. „E . K , Y N t)at me alles in het herwaarts ryciennbsp;Ontftolen is.
PlERO.
Dat is ook waar j
Hy jokt het niet*, ik lal ’t je klaar.
En zelfs handtaftlyk, doen begrypen ^ Eraites kleed, myn beste paknbsp;Was, kunje denken, tot gemaknbsp;In een Valies, met al de Brievennbsp;Die hy zou brengen; maar de Dieven,nbsp;Begrypje, waren niet zo vies,
En hebben ons het heel Valies Ontftolen, zo dat we alles kwyt zyn.nbsp;Maar ’t zal wel haast een andre tyd zyn;nbsp;Mynheer zyn Vader zal ons welnbsp;Nieuw goed wéér zenden, en ik ftel... .•nbsp;Doktoor.
Dat gy twee Dieven zyt te gader.
Die iny bedriegen wilt! dat ’s nader. Want Heer Erastes is al hier.
Het fnood bedrog, hoe fchoon van zwier, Is u mislukt, ontaarte Guiten!
Vertrekt, of ik zou ligt befluiten,
U aan te dienen by den Schout,
Om dat gy eereloos en ftout De goede liên zoekt op te ligten.
PlEamp;O.
6! Dat zyn liegende berichten!
Erastes.
Mynheer, ik zweer, gy zyt misleid. PlERÓ.
Ik Zweer ’t ook op myn eerlykheid.
Erastes.
Ik ben Erastes, en Orontis Te Romen, die nog heel gezond is,
Myn Vader, en Antonio,
-ocr page 37-edelman BY GEVAL. 33
Uw Vrind, myn Oom.,
P I E R o.
Dat is ook zo.
D OKTOOR.
Ik zeg, gy liegt het; myn vermoeden____
VEERTIENDE TOONEEL.
IZABELEE, DoKTOOR, ERASTES, PlKRa
PIZABELLE.
apa, ik bid, wil u toch fpoeden Nw huis, Erastes tiert verbaasd,
Hy wil wat eeten, en hy raast.
V an honger.
Doktoor.
Wacht, ik kom zo binnen.
Wat dunkt u, wie zou dat verzinneu,
Myn Dochter? deze Deugeniet,
Die gy zo zedig voor u ziet,
Zoekt ons hier van de huig te ligten.
En durft zo ftout als valsch verdichten,
Dat hy Erastes is, en dat
Zyn Knecht; maar ’k heb de kneep gevat,
Zy zoeken ons een kool te ftooven.
Izabelle.
Neen Vader, ik zou wel gelooven,
Dat hy Erastes is.
Doktoor.
Hoe nu!
Zyt gy ook zot, of leutren u De harsfens ?
I ZAB ELLE,
Neen, ’t is eer te vreezen.
Dat de andren Schelmen zullen weezen^
Want deeze Heer lykt beeter naar
C nbsp;nbsp;nbsp;Een’
-ocr page 38-34
A R L È K Y N
Eetf Edelman.
Piero
Dat’s zonneklaar.
tR A ST ES.
Mejuffer, ja, ik durf myn leven Verbeuren, en te pande geeven,
Als ik geei. waarheid fpreek j ik ben Orontis zoon, Erastes, ennbsp;Indien hier iemand is gekomen,
Die mynen naam heeft aangenomen,
Die is een Schelm.
¦ Doktoor.
Hoor! welk een list!
Die Knaap.....
VYFTIENDE TOONEEL.
Doktoor, Izaeelle, Frastes, PoLiTioN EL, Piero
Politionel .febielyk uitkomende. ynheer. Mynheer.....
b O K 'I O O R.
Wat is’t?
Politionel.
Kom toch in huis, of t zal niet lukken:
Ik vrees dat alles raakt in Hukken.
Esastes maakt een leven van Den Duivel. „ Zal een Edelman,
„ (Zo fchreeuwt hy) dan nog langer wachten 5, Naar iemand, die hem zelfs moet achten?nbsp;„ Dat is een hoon, dat is een fmaad,nbsp;j, Die allen tchand te boven gaat.nbsp;j, Waar blyft die Ezel van een Dokter?
5, Welaan, gebeukte In'enaar, fok ’er „ Naar toe, en zeg hem dat hy kom,
0(
-ocr page 39-E D E L M A N B V G E V A L. 3;
„ Of ’k brui de heek tafel om.”
En zo vertoont by zyne beuken.
Dan loopt hy onder in de keuken.
En loent de Meid eens by geval.
Om kort te gaan, hy is heel mal,
Of met den boozen geest bezeten,
En zal alleen gaan zitten eeten Als jy niet komt in huis, Mynheer.
Zyn Knecht Piero fpeult ook mooi weêr.
En haalt de wyn maar uit de kelder.
En zuipt gelyk een Pypenftelder.
Dokvoor,
Wel hoe! wat let hem? dat ’s geen doen.
’k Verwachte waarlyk meer fatfoen
Van Heer Erastes----
Men boort mn bimeikgerucbu
POLITIONEL.
6 Sintfelten!
Hoor eens; daar ryd de droes op ftclten. Doktoor.
Wel dat is fchriklykik zal gaan.. 4. PoLITIONEL,
Dat hoeft niet; want daar komt hy aan.
ZESTIENDE TOONEEL.
ArLEKY N,Sc ARMOE S, DoKTOOR.IzABELLE, Erastes, Politionel, Piero.
A RLEKYN, met een fierheid, tegen den Doktoor.
at Duivel fcheeltje.'' ’t Lykt wel fcheeren. Is dat een Edelman trakteeren ?
Zeg ouwe Uuitedief! of fpot Jy met me, en laat my als een zotnbsp;Nog langer naar het eeten wachten?
C ^ nbsp;nbsp;nbsp;Dok-
-ocr page 40-30
Neen 2eker, Hcer, met geen gedachten»
Het is maar om ....
S c A R M o K s.
H»t is maar om
Dat jy jouw Dochters Bruidegom.
Zo flecht doet, als ik van myn leven Gezien heb.
PiERO. tegen Krastes.
„ Och, myn leden beevenl „ Mynheer, dat zyn de Dieven, dienbsp;,, Ons goed gellolen hebben, ’k zienbsp;„ Het aan de kleêren die ze draagen.
,, Och, och, dat zal hier euvel daagen J E B A S T K S.
’k Heb alles wel gemerkt, zwyg ftil. Arlekyn
Nou zal ’t haast lukken , Paai.^ ik wil Wat wceten i en zo jy me langernbsp;Laat wachten, ouwe Veestevanger!
Dan flaa ik hier een’ krt upleu waard.
Dok r oor.
’k Verzoek, myn Vrind, dat gy bedaart.
„ ’k Begin wat achterdocht te krygen.”
Hoor, ’k zal de reden niet verzwygen,
Het lykt nog naar geen ecten.
Arlekyn,
Wat ’s dat tc zeggen ?
UOKÏOOR.
Luister toe,
Myn Vrind gy moet dien Heer eerst fpreeken, Wyl hier wat achter ichynt te fteeken.
Hy zegt gy zyt een Deugeniet,
Scar*
-ocr page 41-EDELMAN BY GEVAL. 37
6gt; C A R M o E S.
,, Sint Margriet!
Dat werk begint hier Hecht te ruiken!
A R L r K Y N.
Hoe! durft die Vent myn’ naam gebruiken?
Er ASTES.
Dat durf ik doen, en zeg recht uit,
Datgy een Dief zyt, en een Guit,
Die met myn’ naam en kleed durft pronken. Pier o.
En die, terwyl ik lag te ronken,
Ons goed Haalt, met ons heel valies.
A K L E K Y N.
„ Scar moes, dat komt hier Duivelsch vies!
Sc A RMOES
„ Wy moeten ons daar tegen zetten.
A K L E K V N, tegen Erastes.
Wel Kaerel! fchroom jy recht noch wetten ?
Tegen den Doktoer, Watdunktje, Dokter, zag jy ooitnbsp;V^'el asfuranter Dief? ’k heb nooitnbsp;Inpertinenter beest gevonden.
Heb ik jou niet op goede gronden Getoond, en met getuigenisnbsp;Bewezen, wie myn V ader is ?
Doch heb jy ook ’t veritand verloren,
En wilt naat een’ Bedrieger hooren,
Dan groet ik jou.
Hy ‘wil been gaan.
D o K T o o R , hem wederhoudende.
Mynheer, hoenu?
Zo gy het zyt, verdeedig u.
Ü vv onbefuisd gedrag doet vreezen,
Dat gy de rechte niet zult weezen;
Dewyl ik vry wat onfatfocn,
En list befpeur in al uw doen.
C 3 nbsp;nbsp;nbsp;SCAR'
-ocr page 42-SCARMOES.
Wel hoe, Heer Dokter, felleweeken! Wat kanje nou ook mislyk fpreeken ?
Wy ïyn de rechten , en dat zyn Bedriegers, die, in deezen fchyn,nbsp;Joudeerlyk zoeken te betrekken.
PlERO.
Die leugens z'yn zo klaar te ontdekken. Als ’t zönnelicht.
Erastes.
Ei, Heer Doktoor! Geef tóch aan geen bedrog gehoor.
Is hy een Edelman, dan moet hy Zyn eer bewaaren, anders doet hynbsp;Gelyk een Schurk.
Tégen Arlekyn.
Welaan, Mynheer, Zyt gy Erastes ? trek •van leer,
En ftraf triy, die u ftout durft fchelden Voor een’ I3edrieger.
- Arlekvn.
Held der Helden!
Ik acht rriyn’ degen veel te goed,
Tot fmettir.g van onedel Woed.
Jouw jeugd belet me daarenboven Omtjou van ’t leven te berooven,
Dewyil ik daar toch niets meê won. Vertrek! ik geef je nog pardon.
' Tegen Izabelle.
Myn Schobhe, is dat niet edelmoedig ? Izabelle.
’k Beken, Mynheer, gy Zyt heel goedig; Maar of u vrees of meêly’ dwingt.
Erastes,
De
EDELMA-N by geval.
De vos, wanneer hy in 't gevaar is i Verrader! wyl het openbaar is,
Dat gy een i^iet'zyt, die myn eer En naam onteert, zo trek van leer,
Of ’k zal u met deez’ kling doorbooren. Arlekyn.
Wel Kaerel, ’k wil my niet verftooren;
Maar als je vechten wilt, ik vecht Nooit met myn’ minder’; maar myn Knechtnbsp;Zal jou wei fpoedig recht verfchaffea,
En JOUW inpertinenfie ftrafFen.
SCARMOES.
„ Ei, fteek hem zelfs maar in zyn’ huid.
Kk AST tegen Arlekyn.
Neen, dat moet gy doen, Ihoode Guit!
Indien uw Knecht zich kan verweeren,
Piero zal hem wel moris leeren.
PI E R o, kruipende achter zyn' Heer. Mynheer bedenk.....
Er AST ES, tegen Arlekyn.
Welaan, Verraêr!
Verweer u. of gy loopt gevaar.
ARtEKYü fchuiknde achter Scarmoss, en willende hem zyn' degen geeven.
Daar, wil dien Vent ecus ras doorfleeken;
Ik mag myn hoofd daar niet meê oreeken. SCARMOES.
„ Ei lieve, doe ’t maar zelf; want jy „ V erltaat die kunst
Erastes.
V, nbsp;nbsp;nbsp;Ik zweer u by
Myn eer, ik zal u ftraks doen fneeven,
Oi gy zult niy voldoening geeven.
A R t. E K Y N . achter Scarmoes.
’k Zeg Kaerel, maak me a hoofd niet kroes.
C4
Eras-
-ocr page 44-Erastes.
Sta vast dan!
A RLEKYN,
Ai! ftoot toe Scarmoes.
S C A R M o E S.
Neen Arlckyn, met geen gedachten,
Jy kunt dat beter.
PotiTloNEE, tegen den Doktoer.
„ ó Gantsch krachten!
„ Het is Scarrhoès en Arlekyn,
„ Dat twee bekende Hoovers 2yn. Doktoor.
„ è Ja, dat is my klaar gebleken,
„ Dewyl zy daar zich zelfs verfpreeken.
Tegen Eramp;steh.
Mynheer, Iaat af, ik hoor het al:
’t Zyn Schurken, die zich by geval Door -hunne naamen openbaaren.
P I E R o.
Zei ik niet, dat het DieVer waren P Doktoor, tegen Arlekyn en Scarmoes^nbsp;ó Gy Verraders als gy zyl 1nbsp;Trouwlooze Dieven! ’k ben verblydnbsp;Dat ik nu -eindlyk zie voor oogen,
Dat gy my fchandig hebt bedrogen. Erastes.
Welaan, zy zullen fterven, ja!
Arlekyn, knielende.
Pardon! Pardon!
Scarmoes, knielende.
Genaê! Genaê! Erastes,
Keen, Guiten , gy zult hier het leven. Verliezen, cf te kennen geeven,
Wat u bewoog tot dit b^rog.
PiE-
P I E R o.
Stoot toe, Mynheer, en raak ze toch.
Er ASTES.
Hoe zyt gy aan myn goed gekomen?
Ar LEK YN.
Wy hebben ’t van de koets genomen,
Die by geval ons is ontmoet.
S c A R M o E s.
ó Ja, ’t gefchiedde uit tegenfpoed.
Wy hebben met een reeks van rampen Zo veelc jaaren moeten kampen,
Zo dat men doet all’ wat men kan:
En toen wy Meester waren van ’t Valies en goed, zo bleek ons nader.
Dat Heer Erasces van zyn’ Vader Gezonden wieid, om Izabelnbsp;Te trouwen, en dat leek ons wel.
Waarop wy dan terftond bcüoten,
(Want dit kon ons fortuin vergrooten)
Dat Arlekyn voor Edelman,
En ik voor Knecht zou fpeeleti^ dan Zou hy, verkleed in uwe kleêren,
Zich aan den Dokter prefenteeren.
En trouwen in uw plaats, zo ras Met Izabelle als ’t mooglyk was.
Als hy dan,na zo groot een zegen,
De Huwlyksgiften had verkregen.
Was ons beïluit, om van die klucht Een eind’ te maken door de vlucht,
En ’t geld tc'faamen dan te deelen;
Dit dacht ons beter dan het fleelen.
Nu bid ik om genaé , je hoort Dat de armoé ons heeft aangefpoord.
Er ASTES.
Neen, Snooden, gy zult beiden llerveii. Arlekyn.
Gcnaê! Laat ons genaê verwerven.
C s nbsp;nbsp;nbsp;IzA-
-ocr page 46-1 z A B E t, tegen Erastes.
Mynheer, dewyi’t geval de zaak Ten nesten IchiKt, betoom uw wraak;
Schenit dc ongelukkigen het leven,
Mits dat zy alles weder geeven.
tó R A S T e s.
MejufFer uw verzoek is my Een wet; fchoon hun verraderynbsp;Wel ftraf verdiende, ik zal het laaten.nbsp;Doktüor.
Zo is ’t, wat kan nun dood ons baaten Gy hebt wel reden, maar uw handnbsp;Zou zich bezoedlen met een fchand’.
Laat onze Dienaars, voor die laagen,
Hen ftratfen met een’ huid vol flageu. POLITIONEL
De droes, dat ’s goed, laat my begaan,
Ik zal ze zo gevoelig flaan.
P I E R o.
En ik zal ook die laatftc pligten Wel naar behooren meê verrichten.
Erastes.
Welaan, gy Eereloos gefpuis!
Waar is’t Valies?
S C A R M o E S.
.Dat is in huis,
Erastes.
Hergeef ons dan ook onze kleéren.
Tegen Piero, tervoyl Arkkyn en Scarmoes zicb ontkleeden. Gy zult hen helder bastonneeren,
P I E R o.
Niet rottig!
Tegen Arkkyn en Scarmoes.
Konalchud uit, fchuduit!
Je.hebt ons lang genoeg gebruid.
P OEI TION EL.
Ik weet een middel, zou ik hoopen.
Dat
-ocr page 47-Dat ly ons niet zo ligt ontloopen.
^^Utionel binnen en wéér uit met twee Jlokken, waaraan zy Arlekyn en Scarmoes, na dat ze ontkleed zyn, de armen rechtuit vast binden.
Piero , kom help me eens aan dit werk.
^ o KT OOR, tegen Erastes, terwyl Politionel en Piero met Arlekyn en Scarmoes bezig zyn. Mynheer, ’k verzoek, dewyl ik merknbsp;Dat ik misleid was, dat aw goedheidnbsp;My exufeer’!
Erastks.
Mynheer, :de zoetheid Van dit genoegen is zo grootnbsp;Dat ik u altoos tot der dood,
Verpligt blyve, als uw'Dochter heeden.
Die ’k onbekend heb aangebeden,
My haatfCT liefde waardig acht.
IZABELLE,
Mynheer, ’k ben in myn Vaders magt.
Doch nademaal ’t zyn welbehaagcn Is, dat ik zal myn hart opdraagennbsp;Aan Heer Orontis zoon,.beu iknbsp;Verpligt, dat ik my daar naar fchikkhnbsp;Erastes. .
Dat woord kan al myn zorg verdryven,
Myn Schoone, ik zal udankbaar blyVen.,
Zo lang ik leef.
D ok TOO R,
Welaan, Mynheer,
Gaan wy in huis , om daar metrmeer Gemak te fpreeken van die zaaken,
Terwyl zkih onze Knechts vermaaken Met decze Roevers: ’t eeten isnbsp;Reeds vaardig, daar ge n aan den dischnbsp;V erkwikken 'kunt.
Erastes,
Mdt uw'believen,
44
Ik zal u voli^en.
Jegen Potionel en Piero.
Laat de Dieven
u niet ontvluchten van dien post,
V oor dat ze braaf zyn affgt;trost.
P o I. 1 T I o N F L.
Daar ’s al een fchiuje voor gelchoten Wy zullen, die beide Amptgenootennbsp;In ’t krat)ben, handlen naar de Kunst.'
P I E K o.
Gewis zy hebben onze gunst. ZEVENTIENDE TOONEEL.
olt;
POLIÏIONEL, PlERO, A Rr.EKYNenSCARMoES met de armen aan Jiokken gebonden.
A RLEKYN
^ch! laatje tot genaê bewegca,
Myn Vrinden!
POLITIONEL Wy zyn jou genegen ,
Myn beste Maat! dat hier gefchied,
Is tot jouw voordeel, vrees maar niet. SCARMOES.
Piero, myn Vrind, heb medelyden!
PI E R o.
Gewis, ik ben van lange tyden Jouw Vrind geweest, dies wees te vreên.
Wy zullen jou zo onganeen En wel zo lekkertjes trakteeren.
Dat jy ’t niet beter zou begeeren.
P o L IT I o ^ E L.
Voorzeker! en ook met fatfoen,
Daarna jou uitgeleide doen;
Doch wyl de reis ligt verre is, zullen ,Wy jou eerst dapper laaten fmullen.
Eiero, kom laat ons nu den disch,
Voor
Dewyl ’t reeds over middag is,
-ocr page 49-E rgt; E L M A N B G E V A L.
Voor deeze HeL-reii gaan bereiden,
Op dai ze te getrouster fcheiden
.GT TIENDE TOONEEL. Arlekyn, Sc arm o es.
OA R L E K Y N.
ch! och! Scarmoes, dat ftaat ons mal! SCARMOES
Och Arlekyn! die by geval,
En zonder plegtigheid of orden.
Nog flus waart Edelman geworden,
Ik vrees voor onraad !
Arlekyn,
Wel te recht.
Het ftaat met onze zaaken flecht,
Och had jy toch jouw tong bedwongen,
Wy waien deezen dans ontfprongen.
Jy noemde mynen naam !
Sc ARMOES
Zwyg ftil,
Wyl ik de fchuld niet hebben wil.
Jy heüt het eerst myn’ naam doen hooren,
En jou verlproken als te voren.
Arlekyn.
Helaas! dat heeft de fchrik gedaan.
S e A R M o E S.
Zo is bet ook met my gegaan.
Arlekyn
Het best dat ons nog troost kan geeven,
Is, dat ons deeze zaak het leven Niet kosten zal.
SCA RMOES.
Zo is’t, Compeer.
Maar och' ik vrees zo veel te meer :
En waarlyk ik geloof’er vast aan,
Dat onze huid braaf zal te gast gaan!
N E.
-ocr page 50-40
NEGENTIENDE TOONEEL.
POLITÏONEL, PlERO, ArLEKYN, SCARMOES.
PoLiTioNEL, met een fcbootelJlaa, die by op den grond nederzet.
ie daar, Heer Edelman, dat zal Jouw Edelmaiifchitp by gevalnbsp;Verkwikken, en tot nut verftrekken,
Om niet zo hongrig heen te trekken.
PIE R o, rnet een kan mater, die by ook op den grond nederzet.
En ik breng hier wat laafenis,
Dewyl het wel te denken is,
Dat ook de Heeren Gryp, na ’t fmullen,
Wel drooge keelen hebben zullen.
j.
Arlekyn, Scarmoes.
A R L E K Y N.
a zeker, jy trakteert ons fchoon.
Heer Dikpens! maar ’k ben niet gewoon,
Om, als de beesten in de landen.
Het gras te vreeten zonder handen,
S C A RMOES.
Die Schelmen pieren ons zo wat j Om dat ze zeker weeten, datnbsp;Wy hongrig zyn.
AULEK YN.
Wat zal ik zeggen!.....
Maar als wy gingen nederleggen,
Zou ’t dan niet gaan?
Scarmoes.
De Drommel, neen!
Hoe kwamen wy weêr op de been,
Daar wy geen handen kunnen roeren ?
A R L E K Y N.
Kom laat ons dan malkandren voeren. nbsp;nbsp;nbsp;^
EDELMAN BY GEVAL. 47
Zy Jleeken elkandren de J1 /a in den mond. Daar, gaap Scarmoes, zo, dat gaat wel.
Nou myn beurt.
Scarmoes.
Gaap maar op, ik zei
Je helpen, zo, dat gaat wel heerlyk.....
D, . )uivel! wat ben jy begeerlyk;
Je byt my in de vingers.
A R L E K Y N.
Maat,
Ik kon ’t niet helpen Maar dat gaat Zo goet niet, als ik dacht; ik weet ’ernbsp;Een middel op: zo gaat het beter.
Hy neemt den fcbotel op , en wil de Jlaa in zyn' mond laaten vallen, die op den grond valt met den Jchotel.nbsp;Scarmoes.
Het mogt de droes! waar lykt dat na ?
Wel foei! daar leit nou al de Itaa In ’t zand, en ’k heb nog niet gekregen.
A R r. K K Y N.
Ei wat, daar is niet aangelegen;
Want de oly was zo vet als fpek,
En de eek was zuur.
Scarmoes.
Wel malle Gek,
Dat is altyd zo. Maar ’k wou garen Eens drinken, hoe is dat te klaaren?
A R I. E K Y N.
Kom, dat ’s geen werk, myn goeije Mati^ Want ik za! jou de drinkenskannbsp;Wel houden voor den mond.
Scarmoes.
Zou ’t lukken ?
Arlekyn.
Gewis f
Arlekyn giet Scarmoes bet water over zyn tronie, en laat de kan in ftukken vallen.
Scar.
-ocr page 52-48
ENZ.
SCARMOES.
Foei! dat zyn flechte nukken.
Je maakt myals een kat zo nat?
EEN-EN-TWINTIGSTE TOONEEL.
PoLi FioNEL, PiERo, ieder met eenJlok. ARLEKYN, SCARMOES.
WPOLITIONE L.
el hoe! wat feldremcnt is dat ?
Breek jy ons goed in ftuk? daar zalje De droes voor haaien, jou kanalje!
A RLEKYN.
Dat deed Scarmoes!
Scar MO ES.
Dat is niet waar! POLITIONEL.
Welaan, Piero, kom maakje klaar.
Dat gaatje voor.
PI E R o.
Het zal je blyken.
Dat ik geen’ mensch behoef te wykea In ’t bastonneereu; want ik flaanbsp;Op noolen
Politionel en Piero Jlaan Arlekyn en Scarmoes. Arlekyn en Scarmoes.
Och! genaê, geiiaê!
F IE R o, al Jlaande.
Dat zal wel gaan, wilt maar niet vreezen,
Wy zullen jou genadig weezen.
Politionel,
Gewis! men handelt overal Zo de Edellieden by geval.
Zy dryeien Arlekyn en Scarmoes, al Jlaanie, van bet Tooneel,