BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHTnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1929
Verzasmeiing tooneel=
stukken uit de nalatenschap van
Prof. Dr. J. te WINKEL
D E
O NTWAPENDÉ
DOOR
AMSTERDAM!.
Gedrukt voor de Liefhebbers. 1765^.
BIBLIOTHEEK DEr-/ nbsp;nbsp;nbsp;RIJKSUNIVERSriXi':
UTRECHT.
-ocr page 6- -ocr page 7-Bladz. 3=
D Ë
ONTWAPENDE
EERSTE T Ó O N É Ë L.
FiLlBËRT, JoRii.
NFilibert.
u Joris! tracht wel op te pasleu, En laat u door geen list verrasfcn;nbsp;Leander loert op myn Lticill’,
Die ik hem nimmer geven wil;
En wyl ik heimlyk heb vernomen,
Dat hy misfchien zal herwaards koméii Als ik niet t’ huis ben, zult gy daarnbsp;Gaan liaan, tot weering van ’t gevaar.nbsp;Om my terftond bekend te maakén,
, Als gy hier iemand ziet genaaken;
Ik ga by Grypgeld d’Advocaat,
Om ecus te hooren, hoe het ftaat Met'hiyn Proces, dat van den morgeitnbsp;Bepleit word: draag toch goede zorgeit.nbsp;J ORIS.
’c Is wel, Sinjeur! ik zal de wacht, Veel beter houden als je dacht;
6 ’K ben zo flim, en zo vol listen'; Dat ik myn recht niet laat betwisten;nbsp;;En dat my niemand pieren kan';
Ff
Al leit hy ’t nog zo listig an.
A 2
-ocr page 8-F ILIBERT.
FTeel goed, wy zullen ’t nu probeeren,
Joris.
Ja dne je dat, ik wil je.zwoeren.
Dat ik meer weet als andre tien;
En wilje daar een klucht van zien,
Prubecr het zelf, dan zal het het blyken,
Dat ik nooit van myn’ pligt zal wyken,
En hier Ook niemand binnen laat,
Aifchoon hy nog zo veijend praat;'
Ja fcHppn hy dreigt met barfe woorden,
En zweert dat hy my wil vermoorden;
Ik fta gclyk een muur zo pal,
En Ichroöm in ’t minst geen ongeval.
F 1 L I n E R T.
Laat zien of gy uw woord zult houwen.
Joris.
Ja trouwen!
, Ik acht geen vleijery,
Filibert.
Myn Vriend,
Ik weet dat gy getrouwlyk dient;
Maar ’k zal u duizend kroonen geeven.
Om in den ouden dag te keven,
Als gy my laat in huis.
üantsch bloed!
Geef op het geld: die buit is goed. Filibert.
Ha fchurk! heet dat nu op te pasfen,
Dat gy u laat terllond verraslen Door d’aangenaamen glans van ’t geld'
Wel foei! is ’t zo met u gefteld?
-ocr page 9-CHILDWACHT.j
Joris.
Sinjeur verhekskuleerme, ik dacht ’eri Niet om, dat ik hier Itaals Wachter jnbsp;Ook biéje voort wat al te veel;
Want als je maar het dcrdendeel . Geboden had, ik laat me hangen ,
Zo jy niet llraks had bot gevangen.
F 1 L1 B E R T.
Laat zien.
Filibert gaat te rug en keert weder. Dag Joris! beste maat, :
Ik zie dat gy hier ledig ftaat,
Gy zoud my op het hoogst verpligten,
Zo gy een boodfehap woud verrichten.
Het is niet verr’; ik zal u tien Ducaaten geeven.
Joris.
Laat eens zien,
Hoe verr’ is ’t wel ?
Filibert.
Het is maar ginder,
Gy kunt het maklyk, en in minder Dan drie minuutjes doen.
Joris. ¦
Geef op
Het geld....
Filibert, bem feboppende.
Daar is het met deez’ fchop 1 Schavuit! is dat voorzichtig weezen,
Dat gy u laat zo ligt beleezen ?
Joris.
Och! och! Sinjeur! vergeef het my.
Het is zo maklyk niet als jy Wel denkt, of nagaat in gedachten,
Het geld heeft drommels groote krachten.
Wie weet of iy je-zelv’ wel niet
Door ’t geld liet brengen in ’t verdriet.
Probeer het eens.
F ILIBERT-
Ik zal ’t probeeren,
Om u ftandvastigheid te leeren.
Ga heen, en fpreek my dan eens aan:
Ik zal voor u op Schildwacht ilaan,
Eli Joris zyn.
Joris.
. , nbsp;nbsp;nbsp;,,’t Zal my verlangen,
,, Of hy zich niet zal laatcn vangen.
Mag ik eens by de Juffrouw?...
F1 LI BERT.
Neen!
Vertrek! ik zon dat nimmer dulden.
Joris.
Maar hoor, ’k zal honderd duizend gulden Aan jou prefent doen.
F’ilibert.
Ai! gantschbloed!' Schavuit! Laat af, dat is niet goed!
Want zo veel geld zou elk doen dwaalen,
En ligt den vroomlten overhaaien.
Foei! is dat bieden!____
Joris.
Maar Je kunt,
Daar aan de kracht zien van de Munt,
F I LIBERT.
’t Is waar; maar hoor ’t zal ncoit gefchicden. Dat iemand zo veel geld zal bieden,
Men zal veel eer door yleijcry Qf dreigen....
Joris.
Neen! ik zweer ie by
Mya
-ocr page 11-C H 1 t D V?- A C Ö T. f
Myn vroomheid, dan zal niemand trekken. Want kyk, ik bin niét van de gekken^
Als iemand vleit of dreigt, dan ben Ik doof, en hou me Luikes; ennbsp;Als jy het tegendeel zoud gisfen,
Neem maar de proef, het zal jc misïèn. Filibert.
Welaan.
Dag Joris! goede Vrind,
Ik weet je bent oprecht gezind,
Maar ik verzoekje, en ik bezweerje,
Ei laat my eens in huis....
Joris.
Weg, fcheerjc 1 ’k Ben doof en hoor niet watje zecht.
Loop heen, je bent hier niet te rechf.
Wel nou, wat zegje ?
Filibert.
’t Is te pryzen,
En goed om iemand af te wyzen.
Maar als ik met een dreigement Nu kwam, en zei: weg malle Vent!
Gy zult my uit het huis niet keeren;
Of ’k zal u helder bastonueeren.i Ik wil in huis, het gaat hoj 't gaat.
Joris.
’k Verfta geen woordje Kam.eraat!
’k Ben doof, ik laat me niet verfchrikken,
Al raas jy nog zo; poe!
Filibert.
De pikken!
Dat ’s braaf, zo is het góed; nu ga Ik heel gerust, en zal zo dranbsp;Ik kan, hier weder by u w'eezen.
Doe zo; dan heb ik niet te vreeaen.
Nu pas wel op
Joris.
Heel wel. Sinjeur! Ga jy je gang maar, Serviteur.
TWEEDE TOONEEL.
ÏJORJS.
k acht geen dreigen of geen vleijen , Als zy my niet met geld verleijen.
DERDE TOONEEL.
Lücille, Joais,
WLücille.
el Joris, waar is myn Papa.^ Joris.
In ’t hembd. Waar vraagt ze niet al na? Als hy niet t’ huis is, is ’t een teken,
Dat hy eens iemand is gaan fpreeken.
Hy is naar ’t huis van Poor Sinjoor,^
Daar hy een’ wakkren Vreijcr voor Jou zoeken wil.
Lvciele.
Dat ’s overbodig;
Want ik heb nog geen’ Vreijer nodig. Joris.
Neen zeper niet, je bint finfeer.
Jy lust geen’ Vreijer, als ’t Mynheer Leander niet is, die zo garennbsp;Met JOU, als jy met hcna wilt paarcn,
'k Weet v.in den Moord.
Ldcille.
Wel wat jc zegt!: Maar gy zyt kw'alyk onderrecht,
3 o.
Ik heb geen kennis aan Leander.
-ocr page 13-S C H I L D W A C H T. r? Joris.
Dan is het mogelyk een ander.
Maar wie ’t ook zy , je hoeft ’er geen Gedachten op te maaken, neen!
Lucille.
Dat zal zo veel te beter weezen.
Wyl iny geen Vreijer kan bpleezen.
Maar luister Joris! ik vedi'oek,
Dat ik eens ginder op den hoek Een boodfchap doen mag.
Joris,
Sellewcekcnl
Ik bin zo doof. Ik hoor geen Iprecken. Lucille!'
Ik ben zo dadelyk weer hier.
Verfta je ’t niet?
Joris,
Wel neen, geen zier.
Ik ben zo doof gelyk een kwartel,
Als jy van uitgaan fpreekt, dies fpartel,
Daar maar niet tegen.
Lucille,
We! ik zal
En wil het doen, dat ’s eens voor al;
Of’k zweer, gy zult het u beklaagen.
Joris.
Jouw dreigen kan my niet vcrtfagen,
En maakt me nog veel doover; ja Ik weet het best, dat jouw Papanbsp;My heeft belaft om op te pasfen;
En daarom maak maar geen grimas (êii En ga in huis; want als hy kwam,
En jou hier op de ftraat vernam,
Zou hy jou, vrees ik, flecht onthaalen. Lucille.
Ik zweer, ik zal u dat betaalen.
A 5 nbsp;nbsp;nbsp;VIER-
-ocr page 14-to
VIERDE TOONEEL.
TJoris.
a doe je dat. Het was nog goed.
Dat xy my 11 eerlyk vroom gemmed Niet door het geld zocht te beweegen;nbsp;Want dan l:ad ik weer zeer verleegennbsp;Gcllaan, dewyl het drommels geldnbsp;De Menfchen onweêrftaaiibaar kwelt.
VYFDE TOONEEL.
Leander, Flip, Joris.
D.
F LIP
^e droes, daar flaat die fyne Joris, „Nu vrees ik dat ons werk te loor is,
,, En datje niet in huis geraakt,
„ Zo dat onze aanllag blyft geftaakt. Leander.
„ Men dient een middel uit te vinden,
„ Om hem zyn oogen te verblinden;
druk.
„ Want im ’t geval my dat geluk „ Vcrlchaft in ’t midden van myn’
„ Dat Filibert juist uitgegaan is,
„ Moet zich myn hart dat zeer belaên is „ Om myn Lucille, daar ook vannbsp;„ Bcd'enen, als het wcezeii kan.
Flip, zieb bedenkende.
„ Ik weet al raad, wil maar niet vreezen, „ Als gy maar kunt voorzichtig wcezen.
„ ’k Zal Joris houden aan de praat,
„ En als zyn rug naar u toe Haat,
„ Moet gy fubtici ten huize in fluipen,
5, En daar u zaaken zien te kuipen,
Dc
„ Om met Lucille op^ftaandevoet
-ocr page 15-b C H I L D W A C H T. It
„ De vlucht re ncemen.
Leander.
„ ’t Is heel goed.
,, Zie maar of gy hem kunt veriasfen,
„ Ik zal wel op inyn zaaken pasien.
Flip, tegen Joris.
Dag, beste Maat! hoe Haat het al ?
Vind ik je hier zo by geval?
Joris.
Och, Brcêr, je bent verkeerd. Wie benje? Flip.
Is dat nog vraageus waard ? ik kenje Van ouds, en jy iny ook, zo ’k meen.nbsp;Joris.
De Drommel breek me hals en been,
Als ik je ken.
Flip.
Wel hoe befpotje
De Go6n, en hoaje my voor ’t zotje.!*
Want immers hebben wy malkaêr .Gekent, laat zien, wel twintig jaar.
Dies vraag ik jouw met recht verfchooning. Maar appropo! is dat jouw wooniiig ?
Flip draait Jforis om, terwyl Jluipt Leander in buis.
Dat is gewis een kostlyk huis!
Joris.
Och neen, Broer Lief! je hebt abuis.
Daar woont, om ’t jou wel uit te leggen» Geurt Jucsten. Maar je moet me zeggen,nbsp;Hoejymekent?
Flip;
Als ’t daar aan fchort,
Zal ik je helpen in het kort,
En makklyk uit die dooling redden.
Zie daar ik zou vyeL durven wedden,
Daï
-ocr page 16-12 , De ontwapende ..
Dat jy, als jy me recht beziet My kent; ken jy my nu nog niet.
Hy draait Joris om, terwyl Leandef en Lucille bet buis uitgaan.
Joris.
Neen zeker niet, je moogt vertrouwen____
Flip.
„ Ik merk de zaak is a! behouwen.
Nu luister dan, ik zalje doen Verlt ian, ’t geen jy niet kunt vermoên.
Toen wy te laam’ nog fchoole gingen By die Matres, en zo veel dingennbsp;Bedreven hebben tot verrnaak.
Toen wy zo menig famenfpvaak Daar over.... is jou dat vergeeten?
Of wilje dat voor niemand weeten!
Joris.
Ja maar, je neemt myn’ hoed____
F L I P.
Jou dan in ’t kort het gantsch geval ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhaalcn. Wel wie zou dat droomen ?
Kan jou dat niet te binnen komen ?
Wat was die tyd der Jeugd ons zoet!
Ik kan....
Joris
Ja, maar, je neemt myn’ hoed.
F LIP.
Nu nog niet denken aan die dingen,
Of my van lagchen niet bedwingen.
En dat je ’t zo vergeet!...
Joris.
Loop Vent!
Ik zeg, ik hcbje nooit gekend.
Geef maar myn’ hoed of jy moogt fchrikken.
Flip.
-ocr page 17-S C Hl L
Flip.
Hoe! word je kwaad! Loop naar de pikken.
Je benieen Gekl Ik groetje Vrind.
Joris.
Myn hoed, myn hoeJ! Jou Hoerekind!
Help 1 Dieven! wil de Dieven keeren,
Om hen het deel en af te leeren.
ZESDE TOONEEL.
Filibert, Joris.
WF I L I B E R T,
el hoe! wat is ’er gaans.
Joris.
Sta by!
Help! Dieven! help! verradery En Ichending op des Hoeren Straaten!nbsp;jPl LIEERT'
Hoe tier je lo als uiigclaten?
Wat fcheelt ’er aan ? is dan myn Kind Geftoolen ? dat je zo ontzindnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Te werk gaat.
Joris.
Neen , Sinjeur, ’t is dimmer. Een asfurantie, die men nimmernbsp;Geloovcn zou. Een vreemde Ventnbsp;Komt hier zo by geval omtrent,
En fpreekt my aan als ouwe Kennis,
En neemt met Recht- en Wetten fchennis Myn’; hoed of, en loopt daar meê deur.nbsp;Filibert.
Loop Gek! is ’t anders niet ?
Joris.
Sinjeur!
Wat zegje? hoe! myu’ hoed te lleelcn,
Dat ik het zie! kan dat niet fcheelen ?
Een
-ocr page 18-Een fchoone hoed, van to veel deugd j En die ik leeds in myne Jeugdnbsp;Gekocht heb, en zo lang gcdraagen,
Is die niet waai dig te bcklaagen?
FI L I B E R T.
Hoor, ftaan de zaaken anders goed t Dan zal ik u een’ nieuwen hoednbsp;Verëeren, houje maar te vreeden.
Ik zal terftond naar binnen trecden ,
En zoeken naar een andrcu.
ZEVENDE TOONEEL.
Joris.
?
Dat is wel goed; maar ’k zeg als nog ’t Is fchelmery; ’t is niet te dulden!
Myn’ hoed, die my een’ enklen Gulden Gekost heelt, ja myn’ Zondags hoednbsp;Zo kwyt te zyn! wat tegenfpoed!
’k Zal ’t aan den Schout gaan overbrieven.
AGTSTE TOONEEL.
FitiBERT, Joris.
HFilibert, vanbinnen
elp, Dieven! Dieven! houd de Dieven! Joris.
Is ook de Dief in huis, Sinjeur ?
Neen, Schurk! och neen! hy flaat 'er veur. Gy hebt myn Dochter laten rooven!
Joris.
I .
-ocr page 19-F ILIBERT.
Waar is ze dan, zeg, Vagebond ?'
Is dat oppasfen, Schurk) gy riond!
Gy Schelm! waar is myn Kind gebleven? Joris.
Sinjeur, ik zweer je by myn leven.
Dat ik ze niet heb uit zien gaan,
Fl LI BBUT.
Ja, ja gy hebt my fchelms verraên,
En zeker geld daar voor onttangen.
Och neen. Sinjeur, ik laat me hangen. Als ik een’ penning heb gezien.
FiLIB ERT.
Hoe Drommel kon het dan gefchién?
Joris.
Het binne meuglyk Toverflrecken;
Want anders was my iets geoleken.
Fl Ll BER T
Kom, gaan wy naar den Schout,, die zal Ons byllaan in dit noodgeval,
En met zyn Dienaars alle hoeken Van deeze gantlche Stad doorzoeken.
Joris.
De Droes., Sinjeur, dat is heel goed,
Ligt vind de Schout dan ook myn’ hoed ?
negende t o o n e. e l.
HFeip,
oe! Joris is hier niet, dat ’s wonder? Maar ’t geen my ’t meest ca in ’t oyzondernbsp;Vreemd voorkomt, is , dat ik myn’ Heernbsp;Niet vind, waar ik my wende ot' keer’.
’k Heb overal fchier rosidgeloopen,
Met
Met zyn Lucille ? of ïou hy voort Met haar in eenen veilgen oord,
’t Gezicht der Menfchen zyn ontweken? Oin inviiibel haar te Ipreeken!
Want hy is al een vuurge Haan.
Maar neen, ik zie daar komt hy aan.
TIENDE TOONEEL.
Lp ANDER, Flip.
MFlip.
ynheer, nu hebt gy niet te lorgch; Hebt gy Lucille wel geborgen ?
L E A N D E R.
Helaas! ’t is alles weer te niet.
Ik raas van hartszeer en verdriet.
Hoe dat ? w’d dat zyn fchooiie grappen, L E A N D E R,
Zo als ik wilde in ’t rytuig flappen,
En vluchten met haar uit de Stad,
Komt Filibert juist op het mat,
Met Schout en Dienders; en die hadden My wis gekregen by de kladden,
Indien ik op het eerst gerucht Dit groot gevaar niet was ontvlucht jnbsp;Dus zie ik al myn hoop vervlogen!
Myn Lief is weder in ’t vermogen Van haaren Vader. Ach! Wat raad?
Ik ben in een’ rampzaalgen flaat.
Geen nood, ei ftel u flechts te vreeden. Men denke-^ tandre listigheden.
Dat
Het fpyt me wel, dat dit-zo flecht Is uitgevallen , maar uw Knechtnbsp;Is nog niet t^de raad; Ik zweerje
-ocr page 21-Dat ik die kool zal ftooven eerje Daarom zoud denken, ftel u maarnbsp;Gerust, daar is nog geen gevaar.
Ik zal Heer Filibert wel paaijen.
En hem een rad voor de oogen draaijen.
Hy procedeert, en moet geilaag,
Ten minfte viermaal alle daag,
By d’Advocaat zyn, om te hooren.
Wat uifflag aan heni is befchoren:
Ik zal my daadlyk gaan verkleên ,
En loopen als een kruijer heen,
En brengen hem met veel verblyding,-Als onbekend, die goede tyding;
En zeggen hem dat hy ’t Proces Gewonnen heeft, en ik expresnbsp;Van d’Advocaat ben uitgezonden,
Om hem de boodfchap te verkonden ;
En dat hy ook op ftaande voet By deezen Pleitheer komen moet.
Terwyl hy dan daar heen zal loopen ,-Staat ons de baan als voren open:
Dewyl ik Joris ligt een rad,
Voor de oogen draaijeh kan; opdat Gy wederom in huis moogt raaken,
Om daar uw dingen klaar te maaken.
Lean DER.
Ach Flip! zo ’t mooglyk weezen kon..,..
F LI P.
Ja, zeg ik; dat ik eens verzon,
Is nooit gemist; wil maar niet vreeZen^
Gy zult van daag bezitter weezen Van uw beminde, of’t zal me aan magtnbsp;Ontbreeken , daarom ftaak u klagt,
Fin pas maar fchrauder op de veter,
En overleg uw zaaken beter.
Maar zacht... Laat ons ter zyde gaan,
Want Filibert komt herwaards aan.
B nbsp;nbsp;nbsp;É L F-
-ocr page 22-i8 De ONTWAPENDE
ELFDE TOONEEL.
Filibert, Lucille, Joris.
GFilibert.
y fchandvlek! wie zou die gedachten, Dat {'nood beftaan van u verwachten ?
Dat gy uw’ V ader dus ontvlied.
Ontaarde pry ! ichaamd gy u niet? Lucille.
Och Vader, wil u niet verftooren!
Ik zal myn onfchuld u doen hooren.
Ik ben geroofd met veel geweld.
En ben nog bitterlyk ontfteld.
Ja , ’k dank den hemel t’allerftonden,
Die u nog heeft van pas gezonden;
Want ik bemin dien Rover niet,
Die my wou helpen in ’t verdriet. Filibert*
Hoe! was ’t dan tegen uwe wille.
Dat gy dus wierd vervoerd, Lucille ? Lucille.
Ja Vader lief. Had Joris maar
Wat beter opgepast.....
Joris.
Zie daar!
Ik docht het immers zonder zeggen,
Dat zy de fchuld op my zou leggen. Sinjeur, geloof me op trouw en eer,
En als je ’t niet gelooft, ik zweer,
Dat ik haar niet heb weg zien rooven. Maar ’k zou warentig haast gelooven,
Dat iemand heeft dat werk verricht,
Om dat hy zag, dat hy my ligt Kon over, wyl ik geen geweer had ,
En hy dan zo veel kans te meer had.
Dat
Dat ’s ook de reden wis geweest.
-ocr page 23-S C H I L D W A C H T. !lt;gt;
Dat my die fchelm niet heeft gevreesd,
Die my den hoed heeft afgeftoen;
]a 2eper,dat zal by mynzooien,
De kool zyn.
FitiBERT.
Als het daar aart leid *
Dan is ’er ook geen zwarigheid.
Als ’t vveer beurt zal men dat wel fchikken^ En maken dat ze voor u fchrikken.
Ik heb geweer genoeg;
Joris.
Dat ’s waar,
’t Gezicht-alleen zal hen doen vlieden.
„ Wyl Dieven toch geen peper bieden! Filibert.
Als gy maar wel past op het ftuk....
twaalfde t o o n e e l.
Flip, als een Kruijer, Filibert, JoRlSj Lücille.
GFlip, fiamerende. eluk.., Heer Filibert... geluk!nbsp;Filibert.
Wel Vreijer?
Joris.
Wie zou dat verzinnen,
Dat jy...’t Proces zo ligt zoud winnen Heer Grypgeld... zend me.... hier na toe,
Om ’t jou te zeggen, en....;
Filibert.
Wel hoe i
Ik heb hem flus nog zelf gefproken:
Toen heeft ’er nog veel aan ontbroken :
Ja zelf hy zei, ’t had nog geen fchyn Van winst voor my.
B i nbsp;nbsp;nbsp;Flip.
-ocr page 24-20 De ONTWAPENDE
Flip.
Dat kan wel zyn...
Hy was ’er lelf eerst.... om verlegen;
Maar... heeft de tyding zo gekregen....
Van ’t Hof, en... hy verzoekt Mynheer,
Dat jy eens.... fpoedig, gints en weer,
By hem wilt komen, om de brieven....
Te... leezen, als... ’t je zou gelieven.
F ï LI BERT.
Goed, Vrind: zeg aan den Advocaat,
Dat ik terftond inmediaat Zal by hem zyn.
Flip,
Het.... zou maar wcezen,
Om zelf de brieven... eens te leezen....
Want kyk, Mynheer, hy.. . wouje graag
De brieven.....die hy uit den Haag
Zo... ftrik ftraks... heeft ter post ontfangen.,.. Vertoonen; hy... is vol verlangen,...
Joris.
„ Dat komt me wonder voor Die Vent „ Gelykt zo waar heel pertinentnbsp;„ Op dien my heeft myn’ hoed ontnomen.nbsp;Flip.
Nou dan... je zult.... dan ftrakjes komen; Heer... Filibertf het is maar.... om....
De brieven. ..
Filieert.
Ja, ik kom, ik kom;
Groet d’Avocaat van mynent weegen.
Flip.
Ik zal... myn boodfchap wel ter degen Verrichten. Nou..., ik groetje dan.
Flip, gaat been en komt voeder. Kom... toch zo haastig... als je kan.
Want kyk, de brieven.,., meê te necmen,
Dat
-ocr page 25-Dat zou.....
Filibert.
Leg maar niet meer te teemen,
Ik kom zo daadlyk,
Flip.
Dan is ’t goed....
Nou... goeljen dag.
Flip, gaat been en komt weder. Mynheer je moet....
Het dan vooral... toch niet vergeeten.
Want air de brieven.... moet je weeten.... Filibert.
Ja, ja! ik heb u wel verftaan.
Dies wil niet langer talmen aan Myn hoofd.
Flip.
’t Is wel.., ik ga dan heenen.
dertiende tooneel.
Filibert, Ldcille, Joris.
D nbsp;nbsp;nbsp;Joris.
e drommel breek jou hals en beenen! Filibert.
Hoe dat?
J ORIS.
Om dat, zo waar ik fpreek.
Die Vent myn’ Hoede-dief geleek. Filibert
Loop, loop, dat zyn maar viezevaazen.
De Dieven zyn heel andre Baazen,
En deeze Knecht dat was een bloed,
En al te onnozel om uw’ hoed,
Wyl ’t nog niet donker was, te fteelen.
Ook kan het nu zo veel niet fcheelen,
Nu ik ’t Proces win, zal ik ftrak
B 3 nbsp;nbsp;nbsp;Een’
-ocr page 26-aa De ONTWAPENDE
Een’ andren hoed, en een nieuw pak,
By fmousfen Iiaak voor u koopen,
Dat ’s immers beter zou ik hoopen?
Joris.
Sinjeur, ik hou my aan jouw woord. Filibert,
Ik zal het doen, maar ik moet voort Naar d’Advocaat, het kan niet wachten^nbsp;Men moet zyn voordeel niet verachten,nbsp;Lucille! kom, gaat gy in huis,
Het is hier op de llraat niet pluis,
Dewyl die fnoode guit Leander,
Bekend is voor een’ Itrikkenfpander.
Tegen Joris.
En gy, wacht hier een oogenblik,
Opdat ik u geweer befchikk’.
Joris.
’t Is wel Sinjeur.
VEERTIENDE TOONEEL-Joris.
Dat gaat voorzeker Nog taamlyk heen, zei de Apotheeker,
En maakte een Daalder van een duit.
Want nou Sinjeur kordaat befluit My een heel pak en hoed te fchenken,
Hoef ik op geen verlies te denken.
VYFTIENDE TOONEEL.
Filibert, Joris.
D Filibert.
JO'
aar Joris, daar ’s een Degen met Een Piek, een Muts, en Zwaard,
-ocr page 27-Joris.
Beget,
Sinjeur , dat ’s goed. Nou maghy fchroomen, Die my hier ftout durft nader komen!
Hy zal het eerfte ftootje van Myn Piek heel net gevoelen, dannbsp;Een’ feilen fteek van mignen Degen:
En als hy dood is neêrgezegen;
Hak ik hem met myn’ Sabel voort Aan klyne piesjes.
Filibert.
Hou uw woord,
En doe maar zo; pas wat te raaken.
Maar gy moet u niet fchuldig maaken,
Door een’ onnozelen te doón;
Want dat is door de wet verboón,
Gy moet vooraf u laaten hooren,
En roepen: Werdaar! van te vooren,
, Zo gy dan aan de Item gewis Kunt hooren, dat ’er Vyand is,
Stoot dan maar toe, en wil niet vreezen»
Laat de eerfte ftoot de beste weezen.
Joris.
’t Is wel. Sinjeur, gajy maar heen,
’k Zal dat wel draaijen, zo ik meen.
Of zo je ’t eerst eens wilt probeeren,
Ga maar je gang, ik zal je keeren.
ITilibert.
Laat zien, of gy uw les wel kent.
Hou, holla!
Joris.
Werdaar?
Fieibert.
Vyand.
JO'
24 De ontwapende
Joris.
Vent
Vertrek van hier! of ’k zal je booren Door ’t lichaam dat jon zien en hoorennbsp;Vergaan zal.
Filibert,
Zo, dat ’s braaf. Ik prys Uw’ moed. Nu op een andre wyz’
Filibert roept van verre,
Uou, Holla!
Joris.
Werdaar?
Filibert.
V rind,
Joris.
Treê binnen;
Men moet zich daar niet in verzinnen,
Want Vrinden zyn ons aangenaam.
Wel nou! ben ik nou niet bekwaam, Sinjeur om Vyanden te keeren,
En V rinden wel te merketeeren ?
F ILIBER T.
Gewis, nu ga ik heel gerust;
Maak maar dat gy het niet verbrust-
ZESTIENDE TOONEEL.
I nbsp;nbsp;nbsp;Joris.
k heb geen’ nood, ó fèlleweeken!
Nou ik een’ Vyand aan zyn fpreeken Moet kennen, ben ik niet eens bang ;
Ik vrees voor ’t geld, maar voor geen’ dwang. Wie zou, my dus ziende in het Wapen,
Niet fchrikken, al lag ik te flaapen ?
Nou lyk ik wgl een Granedier,
Of ander foort van Cavalier.
Maar
-ocr page 29-Maar zacht, ik moet myn les onthouwen,
Ik durf niet al te vast vertrouwen Op myn malmorie... laat eens zien...
ZEVENTIENDE TOONEEL.
Leander, Flip, Joris, in gedachten.
MFlip
ynheer pas nu wel op, bedien „ U toch vooral van dees pasfagie,
„ Dat gy ; terwyl ik de couragie „ Van Joris eens Hel op den toets,
,, Ten huize in fluipt.
Leander.
„ Als gy maar moeds „ Genoeg hebt om het uit te voeren;
„ Ik zal wel op myn’ aanflag loeren.
Flip.
„ Dan is het wel, ik vang dan aan.
Joris, terwyl Flip hem als een' geest nadert.
Ik heb het recht, nou zal ’t wel gaan.,
’k Zal myn couragie wel vertoonen,
En my niet met een bkas met boonen Verjaagen laaten als een’ Uil;
Want als ik kwaad word, ben ik vuil. Opziende.
Maar zacht, de droes wat zie ’k van verr’ daar! Och,’t is eenSpook! och,Werdaar!....Werdaar...nbsp;Oey! Werdaar!, Werdaar!.. Werdaar!....Och!nbsp;Terwyl Joris boe langer boe zachternbsp;Werdaar roept, neemt Flip hem zynnbsp;geweer en kleederen af., eri Leandernbsp;jluipt in buis.
Ben ik al dood, of leef ik nog !
Digt ben ik al van fchrik gefturveii.
By nbsp;nbsp;nbsp;6 Pom-
-ocr page 30-6 Pompernikkel! wie zou durven.
Een’ Geest of Nikker weêrftand bién? Men zegt, men heeft nooit Spook gezien,nbsp;Maar dat zyn logens. Och Sintfelten,
Nou ryd de droes gewis op (teken;
En is door ’t midden van de lucht Met kleéren en geweer gevlucht.
AGTTIENDE TOONEEL.
Filibert, Joris.
SFilibert.
chelm! die my hebt voorgelogen En ook zo fchandelyk bedroogen!
Want Grypgeld heeft my niet ontboón,
En myn Proces ftaat niet zo fchoon.
Och, kende ik u, ik zou my wreeken,
En u den hals en beenen breeken! Maarahtze, wat ’s dit?... ik ben bevreesd.nbsp;Hoe! is dat Joris of een Geest?
Joris.
Sinjeur ik ben het wel ter degen.
Geloof me, maakje niet verleegen.
’k Ben Joris nog, bezieme vry.
FI r. IB E R T.
'Hoe, is het droom of fpokery,
Hoe kom je naakt ? wat ’s dat te zeggen.? Joris.
Dat weet ik jou niet uit te leggen.
*t Is Hexery, ’t is Spook, het is!.....
Ja ’k beef nog van ontftehenis!
F I LIBERT.
Maar waar is al uw goed gebleven?
Zsg Joris, wil my antwoord geeven. Joris.
Het
Jk weet het niet Sinjeur, hoe ’t kwam;
-ocr page 31-Het was de Geest die ’t my ontnam,
Het Spook.....
Filibert.
Wat Spook? 6 bloemerharten! Wat zyn dat weer voor nieuwe parten!
Joris.
Een Spook, of Geest, of Bytebaauw Bragt my zo drommels in het naauw,
En heeft my al myn goed ontnomen,
En myn Geweer.
Filibert.
Ik ben vol fchroomen.
De zaaken gaan hier wis niet pluis.
Waar i^ myn Dochter?
Joris.
Wel In huis. Filibert.
In huis? Laat zien, dat moet ik kyken:
Filibert gaat binnen en komt Jchielyk ‘voeder uit.
Och help! och help! ik zal bezwyken.
Een Kaerel in myn huis! Verraad! nbsp;nbsp;nbsp;,
Helpt Buuren, eêr het is te laat!
Joris.
Sinjeur, dat zal het Spook zyn, zeper,
Dat nou nog komt om al jouw peper.
Filibert, hem ftootende.
Wat Spook, gy zyt een Schurk, een Guit! Gy hebt al weer het werk verbruid.
Gy hebt Leander ingelaaten.
Wat kan nu al myn zorgen baaten?
Nu ftaan de zaaken heel verkeerd;
Hy heeft myn Dochter wis onteerd,
Ofhaar bepraat door list en laagen.
Och moest ik in myn oude dagen Zo ongelukkig zyn!
N E-i
-ocr page 32-De ontwapende
NEGENTIENDE TOONEEL. Filibekt, LeandeRj Lücille, Joris.nbsp;Leander.
iV^ynheer
Bedaar, ik ben een Man van Eer;
Uw Dochter is nog als voor deezen.
Maar wyl ik haar heb uitgeleezen,
En zy my weder mint, zo doe My de eer, en (la ons Huwlyk toe.
Ik bid geknield; heb mededoogen,
En zyt met onze min bewogen 1 L tl c 1L L E, ook knielende.
Ja Vader lief, vergeef het my!
’t Geen ik flus zei, was veinzery.
Leander kan myn oog behaagen,
Ik wensch myn hart hem op te draagen.
F1LIB E R T.
Ja wel, ja wel, wat gaat my aan!
Wat zal ik doen ?
Joris.
Ik zou je raên.
Sinjeur, dat jy ze maar liet paaren.
Dan zyu wy vry van al ’t bewaaren.
FILIB E R T.
Gy zegt zo wat... ik fta het toe,
Ik ben dat hasfenbasfen moe.
Staat op myn Dochter en Leander!
Leeft lang te famen met malkander. Leande,r.
Mynheer, wat ben ik u verpligt.
’k Zal toonen dat ik nimmer zwicht In dankbaarheid, de tyd zal keren....
Fi-
-ocr page 33-29
F I L I B E H T.
Maar dat nu Joris al zyn kleêren Zo kwyt moet zyn...
Leander.
Vrees daar voor niet, Het is flechts uit vermaak gefchied.
Myn Knecht heeft zulks uit jok bedreven, Eu zal hem alles vvedergeeven.
Hou Flip !
TWINTIGSTE TOONEEL.
Filibert, Leander, Locille, Flip» Joris.
M,
Flip.
Lynhcer.
Leander.
Breng hier het goed , Dat gy aan Joris geeven moet;
De zaak is klaar, ik ben volkoomcn Gelukkig.
Flip.
Wel wie zou dat droomen? Daar is je plunje, Joris maat!
Joris.
Jy was het Spook dan, Kameraat,
En ook de Kruijer ongelogen,
Die myn Sinjeur zo heeft bedrogen,
En die myn’ hoed Ihü openbaar.
Filibert.
Dat lykt wel zo.
Flip.
Het is ook waar.
Mynheer, wil my die daad vergeeven, Ter gunfte van myn' Heer bedreven.
-ocr page 34-33 De ontwapende enz.
Filïbekt.
Terwyl de zaaken nu zo ftaan,
Vergeef ik ’t u; kom laat ons gaan ,
En op het goed fucces eens drinken. Flip.
Ik heh al dorst, geen woorden klinken My aangenaamer in het oor.
Kom Joris maat! dat gaatje voor. Joris.
Ik volgje, en meen voor al dat woelen, Den fchrik eens van myn hart te fpoclen.nbsp;Maar hoor: ik zweer, dat ik voortaannbsp;Den brui heb van ’t op Schildwacht ftaan J