-ocr page 1-

HET

EEUWGETYDE

, VAN DEN

amsteldamschen

SGHOUBURG,

ZINNES PEL.

Te A M S T E L D A M;

By IzAAK Duim, Boekverkooper, bezuiden het Stadhuis, 1738. Met Privilegie,

-ocr page 2- -ocr page 3-

PRIVILEGIE.

De staten van Hollanden Weftvticlland doen te weten: alzo,' Ons te kennen is gegeven by de tegenwoordige Regenten vannbsp;het Wees- en- Oude Maiinenhuys der Stad Amftetdam , ennbsp;in die qualiieyten te lamen Eygenaats, mitsgaders Regenten vannbsp;den Schouwburg aldaar, dat zy Supplianten cenige Jaaren haddennbsp;gejoüilTeert van ’t Oftroy of Privilegie by hen van Ons op den Z].nbsp;May i7t4* geobtineeit, waar by Wy aan hun Supplianten goedguus-lelyk hadden geaccordeert, en geoftroyeett, om, geduurende dennbsp;tya van vyftien doen eerft agter een volgende Jaaren , de Werken,nbsp;die ten dienfte van het Toneel reets. waren gedrukt, en van tydtotnbsp;tyd nog verder in het licht gebragt, en ten Toneele gevoert zoudennbsp;mogen werden,alleen te mogen drukken, doen drukken,uytgeevennbsp;ende veikoopen, en bevonden dat de Jaaren , by ’t voori'z. Oftroynbsp;of Privilegie genoemt, op den zz. May 1729, ftonden teexpireeren jnbsp;ende dewyle zy Supplianten ten meeften dienfte van denScliouburg,nbsp;waar van hunne relpeftive Godshiiyzen onder andere mede moetennbsp;worden gcfuftcnteett, de voorengemelte Werken, zoo van Treur-ipellen, Blyfpellen, Klugten, als anders, die reets gedrukt, entennbsp;Toneele gevoert zyn, of in toekomende gedrukt, en ten Toneele

§evoert zouden mogen werden ,geernc alleen, gelyk voorlieen, zou.

en blyven drukken , uytgeeven en verkopen, ten eynde dezelve Werken door het nadrukken van andere haat Luyfter, foo in taal,nbsp;als in fpelkonft, niet mogten komen te vetliefen, en dewylen fulxnbsp;haar Supplianten na de expiratie van ’t bovengemelte Oftroy, nietnbsp;gepermitteert was, zoo keerden zy Supplianten haartot Ons, on-detdaniglykvetzoekende.dat Wy aan hunSupplianteninkwaliteyteiinbsp;Tootfz. geliefden te verleencn , prolongatie van het voorfz. Oftroynbsp;of Privilegie, om de voorfz. Werken , zoo van Treurlpeilen, bly.nbsp;fpellen, Klugten, als anders, reets gemaakt, en ten Toneele ge»nbsp;voert, ofalsnog in het ligt te brengen, en ten Toneele cevoeten,nbsp;den tyd van Vyftieneerftkomende,en agter ecnvolgendeJaaren ,al»nbsp;leen te mogen diukken, en Verkopen, of te doen drukken, en ver»nbsp;kopen gt; met verbod aan alle andere op leekere hooge Peene by On*nbsp;daar regens te Statueeten, SOO IS ’t, dat Wy. de Saake, ende 'tnbsp;voorfz, verzoek overgemerkt hebbende, ende geneegen weezendenbsp;ter bede van deSupplianten uyt Onze regte wecenfehap , Souveiainenbsp;Magt ende Authoiiteyt, de felve Supplianten gecoafentectt, geac-

-ocr page 4-

cotdeen, ea ge^troyeetthebben, confenteeien , accoideeren, en eftroyeeien haai^jy deezen, dat Zy ,geduutende den tydvan Vyf*nbsp;tien eeift Agteieenvolgende Jaaren, de Werken, die ten dienftennbsp;»an het Toneel reets waren gedrukt, en van tyd tot tyd nog verder in het ligt gebragt, en ten Toneele gevoett zouden mogen werden, in dier voegen, alszulxbyde Supplianten is verzegt, en hieinbsp;vooren uytgedrukt ftaat, binnen den voorfz Onzen Lauden alleennbsp;zullen mogen Drucken, doen Drucken , uytgeven ende verkopen,nbsp;verbiedende daaromme allen ende eenen ygel^en dezelve Werken,nbsp;in ’t geheel, ofte ten deele te Drucken, naar te Drukken, te doennbsp;Naardrncken, te Verhandelen, of te Verkopen, ofte elders N aarge-drukt binnen den felven Onzen Landen te brengen, uyt te geven,nbsp;ofte Verhandelen en Verkopen, op Verbeurte van alle de nage*nbsp;drukte, ingebragte , verhandelde ofte vetkogteLxemplaren, endenbsp;«n boete van drieduyfend guldens daar en boven te verbeuren, tenbsp;Appliceeren een derde part voor den Officier, die de Calangedocnnbsp;zal, ecu derdepart voor den Armen derplaatzen daar het Calus voornbsp;vallen zal, ende het refteercnde derdepart voor de Supplianten, ende dit t’elkens zoo meenigmaal, als dezelve zullen werden agter-haalt, alles in dien verftande ,dat Wy de Supplianten met dezen onzen Oiftroye alleen willende gtatificeeren tot verhoedingevan hunnenbsp;fchade door het Nadtucken van de voorfz. Werken , daar door innbsp;geeuigen deele verftaan , den innehoudeii van dien te autorifcercn,nbsp;ofte te Advoueren, ende veel min dezelve onder onze ptotexie, ende bcfchcrminge, eenig meerder Credit , aanzien ofte reputatie tenbsp;geeveii, ncmaar de Supplianten in cas daar inne iets onbehootlyksnbsp;zoude influëren , alle het zelve tot hare Laften zullen gehoudennbsp;weezer. te verantwoorden, totdien eynde wel Expteflelyk begeerende,nbsp;dat by aldien zy dezen Onzen Octroye voordezelve Werken zullen willen ftellcn, daatvangeenegeabbrevieerde ofte gecontraheerde mentienbsp;zullenmügt’i.maken, uemaa^ehouden wezen, het zelveOöioyin tnbsp;geheel, en zonder eenige omiffie daar voor te drucken, of te doen diuc-ne.n jCnde dat zy gehouden zullenzyn ,een Exemplaar vande vooriz,

werken, op Groot Papier, gebonden en welgeconditioneertte brengen

in de Bibliotheek var. onzeUniveriiteytteLeyden, binnen dentyd van zes wecken, na dat zy Supplianten de zelve Welken zullen hebbennbsp;uyt tc geeven, op ce.'i botte van zes hondert guldens, na expiratienbsp;der vooi ’. zes Weeken, by de Supplianten te,''etbeutentenbehoevenbsp;van de bicderduytfe Armen van de plaats alwaar de Supplianten wonen; cn voorts op peene van met ’er daad verfteeken te zyn van hetnbsp;effefl van dezen Oftroye. Dat ook de Supplianten fchoon by hetnbsp;ingaan van dit Oftroy een Exemplaar gelcvert hebbende aan denbsp;vooriz, Onfe Bibliotheek ,by zoo verre zy geduurende den tyd van ditnbsp;Oftroy defcive V.’eiken zouden willen hetdrucken met eenige vet-meerdetmgen cf anders , hoe genaamt , of ook in een ander formaat, gchoi-.d.’-.i zullen zyn wederom een ander Exemplarnbsp;gemeldeWerkenGecor.Jitionccit als vooren,te brengennbsp;Bibliotheek, binnen defcive tyd, en op de boete en petiaiitey , aisnbsp;voren. Ende ten eynde de Supplianten dezen Onzen Conlente, ennenbsp;Oftioyemogen genieten, als naai behooren, Laften wy allcn^cnde

-ocr page 5-

eenen vgelyken, dien het aangaan mag, dat zy de Supplianten vai» den inhouden van dezen doen, Laten , cnde gedogen , Rufteliik,nbsp;wedelijk, ende volkomentlijk genieten eude gebruykeu, cesferendenbsp;alle belet ter contrarie. Gegeven inden Hagc, onder ónzen Groceanbsp;zegele hieraan doen hangen op den zevenentwintigften Mey, in ’t J aainbsp;onzes Heere ende Zaligmakers dny fend zevenhondert agtentwintig.

}. G.V. Boetzelaat,

Onder (tond, ter Ordonnantie van de Staten, was getekent

WILLEM. BUYS,

Lager ftond.

Aan de Supplianten zyn, nevens dit Oftroy, ter hand geftelt by IxtraéèAuthentkq. haarEd. Gr. Mog. RefoJutien van den zi.Jnny,nbsp;iris, en 30. April, 17^8, teneinde om zig daar na te reguleeren,

De Regenten van het Wees- en Oude Mannenhuis hebben in hunne voorfz. qualiteit, het Recht der bovenftaande Privilegie , alleen voor den tegen-woordigen druk , van het EüUWGETYDÉnbsp;van den Amsteldamschen SCHOUW-BURGi Zinnefpel^ Vergund aan IzAAK Duim.^'

• nbsp;nbsp;nbsp;lm Antfteldam , dem December ,1737.

-ocr page 6-

öjj^ nbsp;nbsp;nbsp;, 6_^^ 6l^jil Sj^ünbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ 6^^*-'

BERICHT,

Het verloop eener Eeuwe , Jedert de fiichting van den Amfteldamfchen Schouwburg, heeft onsnbsp;aangejpoort, om, tot eere en voordeel van den z.el-ven, iets ten Tooneele te voeren, waar door hetnbsp;gebruik en misbruik van dat ÜefFcnfchool dernbsp;Dichtkunde in den dag gefield, den Onkitndigennbsp;de oogen geopend , en den Lafler de mond gefloptnbsp;moogen werden. H^y hebben in den opfchik^ dernbsp;Zinnebeeldige Perfonaadjen het voorfchrift gevolgtnbsp;van Cezar Ripa , om te minder berifping (dienbsp;licht nog overvloedig x.al z.yn,) onderworpen tenbsp;wenen j en, in ’t geene daar niet gevonden word,nbsp;ons eigen oordeel gevolgt. Wyders hebben weomnbsp;het oog, zo wel als het oor, te behaagen ,ons werk.nbsp;gefierd met bmtengemeene Tooneelen, waar ondernbsp;een geheel nieuw s als mede met Zang , Dans , ennbsp;Konftwerken. Wy hoope» dat de Aanfchouwers daarin genoegen , en de Godshuizen behoorlyk.voordeelnbsp;znllen vinden.

JAN DE MARRE.

A P o L*

-ocr page 7-

APOLLO,

AAN DE

WEL-EDELE GROOT-ACHT-BAAREHEEREN,

DEHEEREN

BURGERMEESTEREN

E N

REGEERDERS

DER STAD AMSTELDAM,

TOEN HAAR EDELE GROOT-ACHT-BAARHEDEN DEN SCHOUW-^ BURG, OP ZYN EEUWGETY,nbsp;METHUNBYZYN VEREERDEN.

klinkdicht.

root-achtbre Vaderen, die, aan het Scheepryk Y^ Deez’ groote Waereld-Stad zo lofFelyk regeeren,

Myn Schouwburg juicht van vreugd, en zal altoos waar-deeren

Die eer, van u te zien op dit zyn Eeuwgety.

* 5 nbsp;nbsp;nbsp;Hf

-ocr page 8-

Hy toont, op ’c Treur-toneel, hoe fnoode Tieranny Gevloekt, geftrafc word, en dat Deugd moet trium-pheeren:

Hoe Staats-verwiffeling kan ’t opperfte onder keeren’ En hoe de Vryheid word befchermt voor Dwinglandy.

Hy geesfelt boertende des Waerelds ziels-gebrceken, Doet zien wat ongeval in ’s menfchen driften lleeken^nbsp;Als zy die te onbedacht opvolgen, los van aard.

Mag hem uw gunft,tot heil van Oude en Weez’,beftraalenj Burgerheeren! zal hy weelig ademhaalen,

En coonen ’t nutte met ’t vermaak’lykc gepaard.

J. VOORDAAG,

DANK-

-ocr page 9-

dankzegginge

VAN DEN

SCHOUWBURG,

VOOR DE TEGENWOORDIGHEID VAN HAAR WELEDELE GR OOT-achtbare HEEREN,

DE HEEREN

BÜRGERMEESTEREN

E N

regeerders

der stad amsteldam,

OP ZYN EEUWGETY.

^^efchcrmcrs van het Vaderland,

Die, als ervaarne Palinuuren,

De hulk van Staat trouw helpen ftuuren ^

En veiligen voor klip en ftrand.

Gedoog, kon myn bedryf u ’t oor en oog behaagen^ Dat ik, met eerbied,mag myn dankbaarheid opdraagen.

Op
-ocr page 10-

Op de eer, tny heden aangedaan^

Zal ik Heets fier en moedig brallen Zo lang als binnen Gysbrechts wallen.

Uw naamen in ’c Gedenkboek Haan,

Als Voedfterheeren, die ’s Lands Vryheid dier bewaaren j En altoos zorgen voor haar Haardfteên en Altaaren.

Leef, leef, gezegend hier op aard:

Lang moetge ons op uw vleuglen draagen;

Tot dat gy, afgeleefd van dagen.

Vol eer en lof ter Harren vaart:

Daar gy een baak zult zyn voor Zoonen en voor Neeven , Om in ’t Regeeren u manmoedig naar te Hreeven.

J. VOORDAAG.

-ocr page 11-

SPREKENDE

f ERSO N A A D J E N.

'Apollo. nbsp;nbsp;nbsp;-j Koehleedopdegewooneroyze,

MINER vE , p/* Wysheid. f* , nbsp;nbsp;nbsp;,

E t p o M E N e' , in een zwart Fluweel Kleed ¦, een goude Sluijer hangt van haar hoofd, langs den rug , tot aannbsp;de voeten : zy heeft een Pook gt; en een Kroon in denbsp;linker hand.

Th At IA, in een zwierig Kleed van verfcheidene kleuren; zy heeft een Schalmei , en Momaanzicht in de hand.

Momus , in een blaauw Kleed, met Tongen en twee Ex-ters verfierd. Dog in fchyn van BestRAifing, is hy in ‘t rood, met Boeken befcbilderd: hy heeft eennbsp;Roedje , en een Tong , daar een Oog op is , in denbsp;hand.

Merkuur, gekleed op de gevioone ivyze.

Schouwburg, een Man, in een Romeinfch Kleed, met een Pook,Kroon, Scepter, Mom-aangezicht en Wac-reldkloot verfierd, en een Spiegel in de hand.

D E u G D , i» ’r wit gekleed : zy heeft een Zon «p de borfi , . en een Spies in de hand.

Toezicht, in een purper Kleed , vsaar op ajgebeeld is. een Roer een Sahip , een Hoofd van Janus, eennbsp;Zeef, en verfcheidene Oogen: zy heeft in de band eennbsp;Paffer en Lineaal.

poczY , in een hemelsblaauw Kleed, met zilvere Starren verfierd: zy heeft een Lauwerkrans op 't hoofd.

Iris, op een Regenboog.

Eerste Hemelraad-

Tweedracht, in een zwart Kleed met Vuurvlammen,’ Vuurflaagen en Pooken voorzien: zy beeft een zwarte Toorts in de band.

N T u»»» een roeft-kleurd Kleed met Slangen ; met een Pruik met Slangen op 't hoofd, en een menfehen Hart in denbsp;hand.

Bedrog, in een blaauw Kleed met Muizevallen, en Vis-

hoe-

-ocr page 12-

hoeken ; by beeft twee Aangezichten. Deg in fcby» van Gedienstigheid , ü hy in een rood Kleed, w#nbsp;te» geketcnden Leeuw en Tyger, en een Q% gefierd,

O N w B E T fi N D H EI D , in een zwart Kleed , mee twee Vleermuizen , en Diftels geborduurd: zy beeft eennbsp;Krans van Slaapbollen ep hei hoofd, en een Doek voornbsp;de oogen.

Laster, in een zwart Kleed met Vishoeken, Vuurvlarn. men, en gcfpleten Tongen, 't onderftebovengekeerd:nbsp;hy heeft een Roskam in de hand. Dog in fchyn vannbsp;Oordeel , is hy in een wit Kleed, met een opennbsp;Boek , een Viool, Waterpas , Muzykbock, en eeni^nbsp;ge Oorcn gefierd,

ZWYGEi^DE

personaad f e jsr.

Drie Hemelraaden.

Leerzaamheid, een Meisje, in 't wit gekleed, met een Spiegel ofgt; de borfl.

Ee N V o o w p I G H EI D, Meisje, mede in witte kleeding, luaar of een Veldhoen , en een Duif gefchildert is.

De Eeuw, een Man, in 't donker groen; nbsp;nbsp;nbsp;een Slang,'

die zich in de flnart byt, in de hand,

De Faam, gekleed of de gevioone luyxe.

ZINGENDE

PERSONAADfEN.

Calliope',;» 't rood, met een guide Cirkel om 't hoofd.

U R A NIA , in't blaauw , tnet een Hulfel van Starren ont 't hoofd, en een Rol Papier in de hand.

Terpsichore', in't wit, met een bofch Pluimen of ’t hoofd, en een Muzykboek in de hand.

Erato, i»'i rood , met een Fakkel in de eene , en ee* Muzykboek in de andere hand.

E V T E R p E, ;» ’r wit, met Bloemen: zy heeft een Fluit in de ttne, en een Rol Papier in dc andere hand.

Clio,

-ocr page 13-

Cl I o gt; »» het wit, met een Trompet in de eene, en een

‘ Boek in de andere hand,

P o t H Y M I A , in 't wit, met een Rol Papier in de hand.

Yvb Rgt; ten Man ^in een priefterlyk Kleed;»«« een Byëkorf of de bvrfl, en een Fakkel in de hand.

Elk» een Man.i» een lang purper Kleed, we/«« Palmkrans gekroond: hy heeft een Spies in de hand, en een Schildnbsp;gan den arm, viaarop het Beeld van de Deugd is ge-,nbsp;Jehilderd.

ObFFening, een Man , in een groen Kleed gt; nnaarop een Kloot in een Driehoek , een Zaudlooper gt; eenigenbsp;Pennen en Boeken gehecht zyti hj heeft een haan ennbsp;een Boek in de hand, en een Vuurvlam op het hoofd,

MAATIG HEID , een Vrouw , deftig gekleed , hebbende een Toom in de band , en een Schild aan den arm,nbsp;¦maarop tviee Korfjes gefchilderd zyn ; rondom is hetnbsp;Byfcbrift ,, Deugd is het Werktuig.

£) B Lente, een jeugdig Man , en een jonge Vrouw, in 't wit, met Bloemen.

D E Zo M E R , een Man en een Vrouw , in 't rood , tnet Korenairen, en een Sikkel in de hand,

De Herfst, een Man , en een Vrouw, in 't blaauw , met Druiven en Wyngaardranken verfierd , en tennbsp;Drinkfchaal en Druiventros i» de handen.

De Winter, een oud Man en Vrouw, in 't Tw^tU

DeMorgenstond,/» 't rood, met een Sluijer van veclerleije kleuren op 't hoojd , op 't axelk een Starnbsp;gezien asord, Zy heeft een¥zkkdin de band,

'B SST AH D, een gewapend Man , in ’t gevolg van Toezicht.

Uit } A AK , een Man, met Vleugels op den rug ¦, gekleed in een veelverwig Gewaad, voaarvp Bloemen, Korenairen , Druiven , en Sneeuwvlokken. Hy beeft eennbsp;Slang gt; die zich in de (laurt hyt , in de rechter , ennbsp;een Spyker in de linker hand.

BANS-

-ocr page 14-

D A NSSENDE TERSONAAJyfEÜ.

y E » M A A K, «» Jongeling, in een groen Kleed, met Mu-zyk-Inftrumenten, e» twee Duiven verfterd-, by beeft' ten Bloemkrans of 't hoofd ; een Kecten , wtiar aannbsp;een Mcnfchen Tong hangt , om den bah ; en eennbsp;Maatftok i» de hand.

B £ t A N G , een Man in een wit Kleed , hebbende een Beurs of zyn borjl, en een Hengelroede in de hand.

Goede Uitkomst, Man , in een prachtig blaauw Kleed : in de rechterhand heeft hy een Drinkfchaal lt;nbsp;en een Krans van Korenairen of het hoofd.

H £ T V o o R, cc» Man, in een rood Kleed; hebbende een Vuurvlam of het hoofd, en den Blikfem in de hand.

D £ A A R D £, i« zwart Kleed, met Bloemen, Kooren-airen , en een Boom geferd, met een Muurkroon opbet hoofd.

De L ü c h t , «» Vrouw, in een wit Kleed, met Vogels.

Het Water, een Vrouw, in 't wit gekleed, met Zec-baaren, en een Riem in de hand.

Vriendschap, een V rouw, /»’f wit,t wee in één-gellagen handen of de horft-,de Rok is befchilderd met een dorre Boom, om welke eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gejlrengeld

is : of den zoom der zelve Jlaat geborduurd ,, In Dood en Leven. Zy beeft een Mirtenkrans of 't hoofd.

DeSchiederkunst, een Vrouw , in een veelver-wig Kleed zy heeft een Pallet en Penfeelen in de hand: het hoofdhair hangt met lange Tuiten neder-^nbsp;waarts.

Vier Uoren van den Dag, door vier Kinderen

verbeeld.

TweeWeesjongens.

Twee Weesmeisjes.

Een Oud Man.

Een Oude Vrouw.

HET

-ocr page 15-

HET

EEUWGETYDE

VAN DEN

AMSTELDAMSCHEN

SCHOUWBURG;

ZINNESSE L. EERSTE TOONEEL,

t^erheeldtnde de Hel.

Nyd, Tweedracht, Bedrog', Laster,' Onweetendheid.

N y D , tegen Tweedracht.

~ yn Zufter, die de Deugd beftormt,

,En ’t menfchdom van zyn’ aart misvormt;

; Staat ons des Schouwburgs heil te aan-? fchouwen ?

Zal hy de zegetekens bouwen ?

Zal hy, die thans eene eeuw, door kunft Veroverde der Volken gunft,

Hen 'fpeelend noopt tot goede zeden.

Van u noch langer zyn geleden ?

Ik kwyn, en barft van Ipyt en wrok,

Daar hy, kwanswys den ouden Stok En Wees ten voordeel, zyn vermogennbsp;Heeft tot die grootheid opgetogen,

A nbsp;nbsp;nbsp;Dat

-ocr page 16-

EEUWGETYDE Dat by gantfch Neerland tot lich trekt jnbsp;Ons werk als fchadelyk ontdektjnbsp;En, moedig op zyn Kunft-lauwrieren ,nbsp;Durft vragen om zyn feeft te vieren.

Komt j vliegen wy; men itoor’ dien dag.

Tweedracht.

Waar toe dit vruchteloos geklag?

Laat ons veel eer voorzichtig letten ,

Hoe hy is van dien roem te ontzetten j Hoe, en door wie dit dient bewerkt.nbsp;Bedrog.

Zo is ’t. De Schouwburg is gefterkt Door Kunften, die aan ’t volk behagen.

’t Is hachlyk deze kans te wagen ,

Wyl wy verdacht zyn : nutter hand Waar nodig tot onz’ onderftand.

Laat zien...

Laster.

Foei! ftaat Bedrog verlegen ? Tweedracht.

Laat hem de zaak eerft overwegen.

Onweetendheid.

Laat my...

Bedrog.

Zwyg. Gy zyt veel te dom.

Na eenig ftilziuyge» vervolgt Bedrog,

Wel aan; men Ipeel dees’ dag voor Mom. Zie in ’t Gevolg van Deugd te raaken.

Laster.

Een fchoone raad!

Tweedracht, tege» Lafter.

Kunt gy dien wraaken ? Tegen Bedrog.

LA!

Gy zult haar door een valfch bericht... Bedrog.

Gy vat het...

-ocr page 17-

VAN DEN SCHOUWBURG. 5 Laster.

Weg. Men zal ons licht... Bedrog, tegeu Lajier.

Indien gy naar myn les wilt hooren,

Ik zweer u, ’k zal deze Eeuwfeeft ftooren.

Tweedracht.

’t Is trefflyk! waar toe noch gewacht?

Ik zal u helpen met myn magtj Wy zyn aan één belang verbonden.

Men vlieg’ voort uit dees duiftre gronden,

Zo veel aan myne vlyt verpligt.

Zy ftamft met haar votU Gy, Hel! verdwyn uit ons gezicht.

Het Tooneel verandert, onder donder- en hlihfemjlagtn, in een Bofchaadje omtrent den herg Parnas.

Tweedracht.

Wel hoe! ’t Geluk fchynt ons te vleijen!

Wy Haan omtrent Parnas...

Hier hoort men 't geluid van Speeltuig.

B E BROG.

De Reijen

Der Muzen .n Maar wien zie ik daar ?

Tegen Tweedracht.

Ga, eer u iemand werd gewaar.

Dit mogt het gantfche werk beletten, Tweedracht.

Wel aanj fprei liftig uwe netten.

TWEE-

-ocr page 18-

EEUW GETY DE

TWEEDE TOONEEL.

Laster, Bedrog.

I nbsp;nbsp;nbsp;Laster.

k vloek die komft,.. Maar hoe! ’t is vriend! ’t Is Momus!

Bedrog.

Licht dat hy ons dient.

DERDE TOONEEL.

Momus, Laster, Bedrog.

Momus.

oe!

Welkom!

Laster.

Momus.

Wel! wie heeft zyn leven Den Lafter zien een welkomft geven.!*

Maar hoe! wat toeleg voert u hier ?

Bedrog, en Lafter! daar geen dier.

Geen menfch is, en in ’t dichtft der boomenj Gy hebt een fchoon verblyf genomen !

Of doet gy boete.?

Bedrog.

Staak uw’ fpot.

Laster.

Wat jaagt u hier, waanwyze Zot ?

Zoekt gy op boom en kruid te fmaalen ? Momus.

Zo haaftig niet. Ik zal ’t verhaalen.

Ik kom van Pindus, daar het all’

Dt

In roer is, om met vreugdgefchal,

-ocr page 19-

Des Schouwburgs Eeuwfeeft in te wyden. Ik week, op dat gezicht, ter zyden.

En zag Thalië en Melpomeen,

Met Poëzyë, herwaarts trcên.

Ik yl voor uit, om ftil te ontdekken Waar heen haar wandeling zal ftrekken.

En wat haar raad houd: ik zoek ftof Voor myn belang. Maar gy, wat ofnbsp;U herwaarts dryft?

Bedrog.

’k Zal ’t u doen faooren: Wy zoeken deze vreugd te ftoorenjnbsp;En in ’t Gevolg der Deugd te treên.

M o M u s, lagchende.

Wat dwaas begrip! wat fpoorloosheén!

Wie zou dit van Bedrog verwachten! Bedrog.

Uw laakzucht moog’ dit vry verachten. Maar hoor. 't Kleed van Gedienftighcidnbsp;Heeft my weleer tot haar geleid;

’k Zal door verrafling haar bedriegen j Haar oordeel zien in flaap té wiegen jnbsp;Zyn rok ontrooven; en met hem...

Hy wyfl op Lafter.

Mo MUS.

Weg! weg! dus raakt gy in de klem:

Cy zult door hem geen vruchten plukken. Laster.

Wel, Wysneus! hoe zal ’t dan gelukken? Mo MUS.

Hoor. Zo gy ’t niet wilt zien verbrod. Waar’ u hoognoodig...

Laster, en Bedrog.

Wat?

M OM us.

Bb-

Een flot,

A 3

-ocr page 20-

eeuwgetyde

Bedrog.

Een (lot!

Laster.

Hy fchimpc, dat hoofd der Guiten 1 Waar toe?

Momu s.

Om u den mond te fluiten.

Of gy verydelt deze zaak.

Laster. ó Schuim der Boeven!

Bedrog.

Zwygt: men ftaak’

Dit tydverfpillen; laat ons hooren,

Of gy dees feeft wik helpen ftooren ?

Mo M u s.

Indien... Zagt! ’k ziede Poëzy,

Met haar Gevolg. Nu, repje vry,

Vermom u; wil geen tyd vermallen.

Bedrog.

Gy zult met ons... ?

Momus.1,

Ja; naar’t zal vallen.

Hy verfchuilt zich.

VIERDE TOONEEL.

Melpomene', Thalia, PoëzY,f» ScHILDRKUNST, MoMUS, tCT Z.yi«.

W nbsp;nbsp;nbsp;Melpomene'.

y zyn hier ver genoeg \ gewoel des Bergs ontgaan Tegen Poizy.

Indien gy ooit een bede aan ons poogt roe te ftaan, Zo wil ons in 't verzoek des Schouwburgs vergenoegen;nbsp;Wil met uw Zufter u by uwen Vader voegen.

Uw hemelfche afkomft wint onslichtelykde gunft ,

Da

-ocr page 21-

vAndenSCHOUWBURG. nbsp;nbsp;nbsp;7

ÜatFebus, ’t myner liefde, als Vader van de kunll.

Een vreult;^d zal toeftaan, die, wyl we alle kwaad verbannen. Alleen te'n doel heeft ora de geeften uit te fpanhen.nbsp;PoëZY.

Wy volgen uw verzoek: myn Vader zal dit licht Begunftigen, indien de Schouwburg inzyn’ plicht...’nbsp;Wat ’s dit ? wie nadert ons ?

Melpomene'.

’t Is Momus.

V Y F D E T O O N E E L.

Momus, Melpomene', Thalia, PaeZY, Schilderkunst.

Momus. ITT

W iltnietvreezen'.

’t Is vriend : Jk zoek by ’t volk te wezen j Te deelen in de aanftaande vreugd.

Melpomene'.

Hoe! gy ?die Hout opGoón en Menfchen,Liefde enDeugd, Ja alles fmaalt.? o Neen ! ik val dien toeleg weeren:nbsp;Ofzoektgy, Albedil! gySchimper! ons te ontëeren ?nbsp;Momus.

Hoe nu? uw eer lyd geen gevaar, ó Fyne Zufter! neen voorwaar,

Gy hebt reeds zorg daar voor gedragen. Thalia.

Wel,Onbefchaamde! komt gyhier om ons te plagen?

M ö M u s.

Noch fchooner! Zwyg, gy Lichtekooy!

Ei 2,ie, wat opfehikj wat getooy! nbsp;nbsp;nbsp;,

Zy wil door dartelheid bekooren!

Tfgea Poèzy^

Wat port u, haar verzoek te hooren ?

Zou Febas, die het all’ doorziet,

A4 nbsp;nbsp;nbsp;U

-ocr page 22-

i EEUWGETYDE

U toeftaan dat een vreugd gefchied’,

Die al de waereld zal berispen ?

P O ë Z Y,

Wy ftcunen op ’t gebruik. Wat port u haar te gispen? M o M u s.

Gy vraagt dit noch! Haar onbefcheidj Haar Kluchten, zo vol dartelheid;

Haar Spellen, die het oor verveelen#

Zy voert my zelf op haar Toneelen. Melpomene'.

Zwyg,z,wyg, gy Onverlaat! vlieg fluks uit ons gezicht; Geen menfeh, dan gy, wierd ooit door ’t Schouwtoneelnbsp;onciticht.

Mom u s.

Wel, felpe Tronie! zou ik vluchten?

Gantfch niet: befchermt gy noch haar Kluchten? Gy, die den Schouwburg ook vermoeit,

Door Spellen, naar geen leeft gefchoeid,

In weinig weaken opgeflagen;

Daar de aanvang Ach I is; ’t einde, klagen;

Waar van, als ’t noodlooze is gekapt,

De onnutte regels uitgefchrapt,

Pas zo veel overblyft van zaaken,

Om naauw één Bladzy’ vol te maaken.

Tege» Poèzy.

Zyt gy onkundig, hoe ze u hoont,

Daar zy die Paddeftoelen kroont Met lauwren, die zy in 't verhoolennbsp;u w groote Dichters heeft ontftoolen?nbsp;Melpomene'.

Wel hoe! Vermetele! weet gy wel wat gy zegt?

M o mu s.

Ja: ben ik kwaalyk onderrecht,

6 Kwiftgoed! dat ge uw Broeders boffehen,

Wel eer zo hoog en dik bewoflen.

Dus hebt van blad en telg berooft.

Dat

-ocr page 23-

VAN DEH SCHOUWBURG. j Dac hy geen’ Dichter, noch het hoofdnbsp;Des Schouwburgs, als hy ’t Feeft moge vieren ,nbsp;Met lauwerloof zal kunnen fleren!

Tegen Poizy en Schilderkunji.

Gezufters, Haak vry dezen togt,

Waar toe gy thans word aangezocht;

Indien gy niet door ’t Hoofd der Goden... PoëzY.

Uy weeten onzen pligt. Wie heeft u hier ontboden ? ien ongevergde raat is haatlyk; leer dit vry.

Tegen Melpomene en Thalia-/ertrouwt op ons; onttrekt uw oor dees fpottemy.

ZESDE TOONEEL.

Momus, PoëZY, Schilderkunst.

J Mo MUS, tegen Melpomené. a, loop...

Tegen Poizy.

Gy weet uw’ pligt ? ’t Zal blykcn ,

6 Patrones van ’t Rederyken!

Als gy, om uw bedryf, in ’c kort In ’t Dolhuis opgeiloten word.

Ver;rouwt op ons! wel ja, uw Dichten,

Die Prullen, zullen veel v’érrichten By ’t Godendom! ’k Wed dac ge eerlang,

Gelyk Amphion, door uw’ zang Ook zelf de fteenen zult beweegen;

Maar zo, om u de huid te veegen,

-ocr page 24-

iO EEUWGETYDE ZEVENDE TOONEEL.

Poëzy, Schilderkunst.

GP oëz Y.

roote Apollo! duld uw magt dit onbefcheid ? Toon dat gy onze zaak, ondanks den haat, bepleit;nbsp;Verhoor ons jen, indien myn pooging is rechtvaardig.nbsp;Voer, voer ons in uw Hof, en toon ons uwer waardig.

Hier •verandert het Tooneel, en verheeld het Zonnehof •welks ingnng door een IVolk gefloten is ^ waar uit denbsp;Morgenftond, ’# Jaar, en vier Uuren van den dag jnbsp;op het Tooneel treden : ter zyde flaan denbsp;vier Getyden des 'Jaars.

ACHTSTE TOONEEL.

PoëzY, Schilderkunst, Morgenstond, HET JaAR, vier UuREN.

P o ë z Y, onderbet veranderen van het Tooneel. ank zy u, Vader!

Morgenstond, en VJaar, treden voor op het Tooneel, èn zingen dit Lied,

Vrees niet, oniterfFelyk Geflacht!

Uw rampen zyn dit uur verdweenen:

De Lafter, die uw vlyt veracht,

Zal haaft zyn’ wiffen val beweenen;

Gy zult, eer de Avond zich vertoont.

Uw kunft met luifter zien bekroond.

C H o o R van de vier Getyden.

Hier op volgt een Dans van Uuren.

Tegen het einde van den Dans, ryfl de IVolk naar loven^ waar achter Apollo en de üooydfloffen gezien worden.

N E-

-ocr page 25-

VAM DEN SCHOUWBURG. NEGENDE TOONEEL.

Poëxv, Schilderkunst, Morgenstond, hetJaar, vier Uuren, ApolLOjDE V I e r Hoofdstoffen.

Gc

PoëEY.

Toon ' hy toont ons zyn gezicht! Apollo, uit het 'Zonnehof tredende.

Myn waarde Dochters,nooit geweken van uw’ pligci Zyt driemaal wellekom in ’t hoog Paleis der Goden^

P o ëz y.

Geduchte Vader! zo uw hulp ooit waar’ van nooden, Is’tnu...

Apollo.

Ryft beide; ik ben van alles reets bewuft;

Ik weet hoe Momus u en mynen berg ontruft;

Ik weet uw’ eifch, en zal, om u te vergenoegen,

My op dees’ grooten dag, naar uwe bede voegen:

Maar wyl het Godendom niets onrechtvaardigs wil.

En ’t nut des Schouwburgs tot dit uur is in gefchil.

Zal hier de Hemelraad vergaadren, overwegen,

En letten op ’t verzoek; de redenen, daar tegen..;

TIENDE TOONEEL.

APOLLo,PoëZY,ScHILDERKUNST,MoR-G E N S T O N D, H E T J A A R,V I E R UuREN, DE VIER Hoofdstoffen; Ir^is,nbsp;daalende op een Regenboog, onder bet geluidnbsp;van fpeehuig.

Apollo.


¦oc! Wat wil Iris ?

-ocr page 26-

la E E U W G E T Y D R

Iris.

Heilzaam Licht,

Waar aan de waereld is verplicht!

Hoor Junoos raad, van haar Bodinne.

Vereer de Go6n met fpel en zang.

Dus treden zy in uw belang.

Dat eerbied dus de harten winne!

Zj' ry[t weder naar omhoog.

Apollo, tegeu PoSzy,

Wel aanj men volg’ dien raad, die u tot heil gedy’! Tegeit de Morgcnftond.

Myn Zufter , zing tot eer van ’s Hemels heerfchappy,'

Morgenstond, en het Jaar, zingen.

Vader der Goden, door wiens vermogen Word bewogen

Hemel en Aarde, en Zee, en Luchtj Gy beftiert van ’s hemels bogen.

Al ’t gefchapendom tot vrucht.

Na den zang, danjfen de Hoofdfloffen een Ballet, t^ervolg van den zang-

Alles beftiert gy naar uw behagen,

Gunft en Plagen;

En ons vermogen, hoe groot en vry,

't Schoon heelal moet fteeds gewagen Van uw wyze heerfchappy.

Onder het zingen van het laatjle Faers, verjchynt Mer-kuur met den Hemelraad, op het Tooneel', welke zich ter wederzyden van Apollo plaatft ; de Unrennbsp;en Morgenfiond vertrekken, na het eindenbsp;van den zang-

ELF-

-ocr page 27-

VAN DEN SCHOUWBURG.

tweede tooneel.

Apollo, VIER Hemelraaden, Merkuur, PoëzY, Schilderkunst.

GApol LO.

y, Raaden, die met ons, uit deze onmeetbre boogen Voor ’t heil der volken waakt met nimmerfluimrendcnbsp;oogen,

En, op Jupyns bevel, de hooge vierfchaar fpant,

’t Is u bewuft, hoe in quot;c kunftvoedend Aemftelland,

Ten nutderPoëzy, en Taaie, en goede Zeden,

Ten trooft der Armen, en ten fchimp 3er fpoorlooshedcn y Die ’t menfchdom lokken tot een haatelyk gedrag,

De Schouwburg voor eene eeuw, door my , zyne op-komft zag,

Hy, die weleer (toen Mars den Helikon verdrukte; Toen Weliuft de eerkroon van mynPoëzy ontrukte; )

’t Vcrydlen van zyn’ roem veel jaaren had betreurt, Heeft na dien tyd zyn kruin met luider opgebeurt.

Hy , die zyne afkomft uit de gryze Aloudheid ftaafde, De Onwetenheid verdreef, den geeft des volks befchaafdenbsp;In alle ryken, ja in allerhande luchtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’

Zyn’ naam en lof verbreidde op wieken van’t Gerucht-Smeekt,dat dees’ dag,wien hy zyn opkomft is verfchuldigt^ Met opentlyke vreugd op nieuw werde ingehuldigt.

’c Aloud, en nut gebruik der waereldlingen, is In groote zaaken, tot een eeuwge heuchenis,

Haare opkomft, na eene eeuw, met vrolykheid te vieren: Ik zelf, ik heb dien dag met luifter willen fleren,

Waar op ik ’t menfchdom van een Monfter heb gered. Dies, 20 ’t niet ftryden zal met onze hemelwet,

Zo eifch ik, uit den naam des Schouwburgs, en ’t Gezant-fchap.

Hier tegenwoordig, my zo na in bloedverwantfchap,

Dac

-ocr page 28-

J4 EEUWGETYDE

Dat deze dag,tot eer des Schouwburgs,en der Kijnft Gevierd werde, en dees Raad dien toelicht’ met zynnbsp;gunft.

Gy,. Goden, fpreekt, indien dees bede u mogt mishagen.

Eerste Raad.

’t Verzoek, 6 Febus! aan ons allen voorgedragen, ïs billyk : maar wyl, door den Vader aller Goón,

Aan Toezicht is geboón,

Om op des Schouwburgs werk te letten.

Of hy iet tegen onze wetten.

Ten nadeel van de Deugd, verricht heeft in dien tydj Is ’t noodig, eer dees dag door ons werde ingewyd,nbsp;Terwyl dees Raad de Deugd zyn hulpe heeft gezwooren,nbsp;De Toezicht, op Parnas te hooren.

Wat antwoord aller Lichten Bron ?

Apollo, te^en Merkuur.

Ga, dagvaard Toezicht op den hoogen Helikon.

Tegen den Raad.

Uw zorg moet elk ten baak verftrekken;

U w wysheid blinkt op ’t heerlykft uit,

Men daale op Pindus top, en neem’ geen raadsbefluit j Voordat wy zyn gedrag ontdekken.

Dus leer’ de Sterveling zyn’ pligt:

Gy, Wolken! dryft uit ons gezicht.

lltt Tooueel verandert in een aangenaame plaats , aan wiens einde de berg Parnas, en denbsp;Zanggodinnen gezien vierden.

T W A A L Fr

-ocr page 29-

vandenSGHOUWBURG. ij

TWAALFDE TOONEEL.

Apollo, vier Hemelraaden, Poëzv,' Schilderkunst, zes Zanggodin-.

N E N , op den Berg, Melpomene', Thaua, Calliope', e»OEF-F E N IN G, voor den zeken.

Onder het veranderen van het 'Tooneel ^heffen Melpotnené en Oeffening dit volgende Gezang op,

Melpomene', Oeffening.

'yt wellekom , gy Hemelgoden,

(Die Pindus trooft en toevlucht zyt!

Choor der andere Godinnen.

Vlucht, vlucht, Nydi Twift, Stryd!

Wy zyn verblyd,

Hoe zeer ’t u fpyt’.

Juicht! juicht !

Oeffening zingt.

Zorg en Onluft zyn gevloden.

Melpomene' zingt.

Wilt Febus danken.

Met vreugdeklanken!

Dat elk zich kwyt’!

Zang.

-ocr page 30-

16 EEUWGETYDE

Zang van alle de Godinnen en van Oeffening^ onder het geluid van Infirumenten.

Zyt wellekom, 6 Hemelgoden,

Die Pindus trooft en toevlucht zyt!

Vlucht, vlucht, Nyd!

Twift! Stryd»

Wy zyn verblyd.

Hoé zeer ’t u fpyt’!

Juicht! juicht!

Juicht! juicht, juicht! juicht.

Met bly geluid.

En bas en fluit!

Juicht! juicht!

Na den Zang komen Thalh en Caliopi voor op het Tooneel, en danjfen met Poizy en Schilderkunflnbsp;een ^alet.

Omtrent het einde van den Dans, vliegt Merkuur over Parnas.

DERTIENDE TOONEEL;

Apollo, VIER HemeLRAADEN , Poëzy^ Schilderkunst, zes Zanggodinnen, op den berg -, Melpomene',nbsp;Thalia, Calliope', en Oef-F E N IN G, voor den zelven,

F nbsp;nbsp;nbsp;Me R KUUR, na den Dans.

ebus, die het all’ door uw gezicht verheugt!

’k Verfchyne, op ’t hoog verzoek van Deugi Zy wenfcht, zo dra ’t u zal behagen,

Haar klagten op den eifch des Schouwburgs voor te dragen.’

Afol-

-ocr page 31-

VAN DEN SCHOUWBURG. 17 Apollo.

Men hoore beide, en weer* voorzichtig allen hoon. Tegen Melpomeni.

Myn Zufter, ftreel cerwyl het oor der Hemelgoón.

Apollo z.et zich neder op den Berg , gelyk ook de Raaden ter wederzyden van hem, op eenige firuikengt;

Melpomene' en Oeffening , zingent Hoort ons, ó Goden! hoe wy u fmeeken.

Wilt toch rechtvaardig Ons van de booze laftering wreeken!

Laat uw geftrengheid over ons blyken,

Zyn wy die waardig!

Of uw befcherming nooit van ons wyken!

VEERTIENDE TOONEEL;

Onder het zingen komt Deugd, gevolgd van M a a-T1GHEID, Eer, Eenvouwdigheid; Laster, in het kleed van Oordeel;nbsp;Bedrog, onder V kleed van G E D 1E N-STi GH E I Tgt;,vandeeene zyde-, S CHouw-BURG, gevolgd van Yver, Leer--ZAAMHÈiDe» Vermaak, van denbsp;andere zyde,op hetTooneel. Apollo,nbsp;vïË r Hemelraaden ,nbsp;Melpomene', Poëzv,nbsp;Schilderkuns t,C a L'nbsp;liope', Thalia,nbsp;Oeffening.

A P o L L o, na den quot;Lang.

I nbsp;nbsp;nbsp;Tegen Schouwburg.

k weet uw’ eifch.

Tegen Deugd.

Maar gy, wat clryft u voor de Goden? Bnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Deugd.

-ocr page 32-

i8 EEUWGETYDE

Deugd.

Geduchte Raaden, die tot heden myn geboden,'

Als waren ze uw befluit, ’t heelal hebt voorgefteld; Laat gy de Deugd geheel ten prooi aan’taardfch geweld ?nbsp;Moet, oPs Volks d waaling haar geen ftofFe gaf tot treuren,nbsp;DeSchouwburgjtot haar fmart,het hoofd ten hemel beuren.?.nbsp;Is ’c niet genoeg, dat door een booze drift, (die ’t all’nbsp;Van my n bellier vervreemt, die ’t menfchdom,tot zyn’ val.nbsp;Zelfs van de moeder met de melk heeft ingezogen,)nbsp;De ziel van ’t fpoor der Deugd terOndeugd word getogen?nbsp;Moet hy dat woedend vuur ontvonken? Ja, moet hy.nbsp;Door ’t haatelyk Vermaak dat doodelyk getynbsp;Doen bruiffen in ’t gemoed ? Moethy opzynTooneelen,nbsp;Die boosheid biliyken ? noch kweeken door zyn fpeelen?nbsp;Zal ik, die ’t aardfch gewoel, en de ydelheid bewteen,nbsp;Befchouwen dat hy’t kwaad vereeuwigt, voorftaat,. ?

A P o L L o.

Neen:

Maar wie beticht hem van zo groote fpoorloosheden?

Deugd, op Lafter tuyzende.

Myn Oordeel, lang bekend door onbefproke zeden;

’t Behaage u, ó Apoll 6 Raad! dat hy u toon’

Dat haailyk wangedrag, dat u zelf llrekt tot hoon. Apollo.

\Vat zegt de Hemelraad?

Eerste Raad.

’c L- billyk dat wy ’t hoorcn^ Laster, »» ’/ kleed Dan Oordeel,nbsp;h Komt u , ó Schouwburg , thans niet onverwacht tenbsp;vooren.

Dat wy uw Hout verzoek betwillen : neen; gy weet Hoe fchaadlyk, hoe onnut ge uw’ dierbren tyd befteet,'nbsp;En hoe ’t ons voegt om ’t werk der Ondeugd uit te roeijen.nbsp;Hoe durft gy , d itn Je Deugd uw handel moet verfoeijen,nbsp;Daar zy uw dwarüheid kent, verlchynen voor deez’ Raad?nbsp;Is ’t niet genoeg, dat gy gedoogt word in den Staat ?

’t SchynC

-ocr page 33-

VAN DEN SCHOUWBURG. 19 ’t Schynt necn.'gy moet uw werk met kuwren zien bekroo-nchj

Gy moet, hoe fel’tons drukk’, haar op’tgevoeligfthoo» nen.

Wel,duld dan, dat de Deugd uw onderneeming weert. Is 't niet genoeg, dat gy uw dwaasheid ziet geëerd ?

Dat gy de driften in het menfchdom op durft wekken ? Moet gy der volken liefde aan’t Godendom onttrekken?nbsp;Wilt gy die deelen met de fnoode Dartelheid,

Waar heeft de Deugd zich ooitby uw Vermaak gevleit? Die doodelyke vreugd, die, door haar ydelhedennbsp;En ftreelend fchynfchoon,’t volk ontaart van goede ze-;nbsp;den;

De ziel al lagchende in een’ naaren afgrond rukt!

Spreek ; heeft ooit fchepfel vrucht van uw gedrag geplukt ?

Ja heeft uw Yver wel ééne Ondeugd overwonnen?

Wat is uw Stoet? Een hoop Welluftige, onbezonnen. En driftige yveraars voor beuzelwerk: en gynbsp;Durft vragen dat men u noch gunne een Eeuwgety!nbsp;Schouwburg.

Een taal, zo fcherp, een drift, niet voegende aan UW Zeden, Ontzenuwt al de kracht en waarheid van uw reden;

En parft my dat ik u weêrfpreeke in dezen Raad. Waar blykt het, dat ik ooit den merifchelyken ftaatnbsp;Verbafter van zyn’ plicht? dat ik op myn Tooneelennbsp;De driften, die de ziel beroeren, zoek te ftreelen.

Of poog te ontvonken tot een’ haatelyken gloed ?

Is ’t, als ik levendig wil drukken in ’t gemoed Wat fchande,en onheil hy in ’t einde heeft te wachten,nbsp;Die fnood de Deugd verfmaad, en de Ondeugd wil betrachten ?

Als ik den Toorn, de Wraak,de Onkuisheid,bittren Haat, Verraders van hun Land, Tyrannen van den Staat,

Een deerlyk einde geef, de Deugd doe overwinnen ? Ja is ’t, wanneer ik hen, die ’t wangedrag beminnen,

B 2 nbsp;nbsp;nbsp;Bc-

-ocr page 34-

ao EEUWGETYDE Belpotlyk ftel ten toon? als ik een’ Woekeraar ,

Een’ Dronkaart, een’ Jaloerfche, een’ Trotfe, het gevaat Dier fnoodc drift ontdek ? als ik, door ’t nuttig fchersfen ,nbsp;Aan Ouders, die hun krooft tot eenen echtknoop pers-fen.

Of dien betwiften, door een dwaazen eigenbaat,

Den ramp voor oogen ftel, die hen te wachten ftaat; En ’t menfchdom, door hun fchaê, leer tot hunn’ plichtennbsp;keeren ?

Hoe! kan u ’t nut Vermaak, gepaard met Leering, deeren! Voegt nu de Deugd niet dan by traanen, by geklag?nbsp;Dan fchynt zelfs de Afgrond, met zyn eeuwig jammrendnbsp;Ach,

Een beter wooning dan dees Aardkloot in haar oogen; Dan is die vreugd, waar door de ziel fteets word bewogen ,nbsp;Als zy haar werking naar de Reden evenaart.

Als zy door de Ydelheid op beter dingen ftaarr.

Een drift die ’s Hemels ftraf in ’t einde zal verwekken. Waar zocht ik ooit de liefde aan’t Godendom te onttrekken ?

Is ’t, als ik toon hoe ’r volk hen eeuwig eeren moet,' Hun gramfehap ftillen, eer hun felle donder woed’ ?nbsp;Neen, hy, die klaagt en zucht,als eeuwig ongeduldig,nbsp;Onttrekt veel eer de liefde, aan ’c Hoofd der Goden fchulrnbsp;dig,

Berifpt zyn wys beftier, vermoeit het hoog gewelf.

En toont dus dat zyn liefde alleen is tot zich zelf.

Gy noemt me een Ydelheid, die elk behoort te vlieden! Wel,vlied dan, ja ontvlucht de waereld,kan’tgefchieonbsp;den j

Verfmaad den wil der Goón, die ’t waereldrond gebiên En dulden willen dat wy de Ydelheden zien:

Maar hoe? niet dat wy die tot ons verderf bemerken; Maar door haar nietigheid ons eigen heil bewerken.

Ben ik een Ydelheid, die niet ten nutte ftrekt ?

Hoe! weet gy ’t voordeel niet dat de Armoe van my trekt ?

-ocr page 35-

VAN DEN SCHOUWBURG. 21 Ik iwyg, hoe menig, die zichzelf en zyn gebreeken,nbsp;Op myn Tooneel befchouwde, is van dat kwaad geweken.nbsp;Ge ontkent dit; maar de roem, dat ik, door myne vlyt,nbsp;Myn Moederfpraak heb van de Baftaardy bevryd,

£n tot het toppunt van volkomenheid verheven ,

Is voor myn naam eene eer die gy niet kunt weêrftreven, Gy klaagt noch, dat myn Stoet het oog der Deugd ontvlucht i

Maar zyn zy allen door die fnoode blaam berucht?!

Weet ge of zy allen, die voor ’t oog de Deugd beminnen, Wel deugdzaam zyn, en ’t kwaad volftandig o verwinnen?nbsp;Of onder ’t zuchtend hart geen booswicht zich verbergt ?nbsp;De Waereld, die tot nu, de wraak des Hemels tergt,nbsp;Blyft, ondanks ’t werk der Deugd, zo boos , gelyk tenbsp;vooren,

Toen haar het Godendom verdelgde in hunnen tooren ^ En zoude ik zeggen, om dat zy * niet veel verricht.nbsp;Dat zy onnut waare, of, geweeken van haar plicht?nbsp;Laster.

Met welk een fchoon vernis ge uw rede moogt bekleeden. Uw angel fchuilc in ’t loof van uw vermaaklykheden;nbsp;Wie zyn uw hoorders ? wie? Eene onberaden Jeugd jnbsp;Geen deftig Man fchept ooit door uw Tooneelen vreugd jnbsp;’t Strekt hem eene eervlek, zo ze aan zyn gezicht behagen.nbsp;Ja deze Jeugd, die ons haar achting op moeit dragen,nbsp;Verleid gy door uw lift, dat zy beroep en ftaatnbsp;Verwaarlooft, en eerlang rot de Ondeugd overflaat.

En oor, en oogen voor myn leflen wend ter zyden. Staat dit gedrag door Deugd,ftaat dit doormytelyden?

^ nbsp;nbsp;nbsp;Schouwburg.

Uw kwaad begrip, dat fleets myn nut Vermaak beflryd, Rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heviger, dan oordeelkundig zyt.

Befchouw u zelf; gy, die,hoe zeer gy ’t poogt te ontveinzen, U xelfyermaaken wilt, na ’t geeftverteerend peinzen.nbsp;Der vrienden byzyn zoekt, en aan d«n hoogen dilchnbsp;B 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Uw

* Jly wyft op dc Deugd,

-ocr page 36-

ai EEUWGETYDE Uw hart verluftigt: gy, gy weet hoe nut het isnbsp;Den afgematten geeft na arbeid uit te fpannen:

Vloek, vloek die Ydelheid; leer deze vreugd verbannen^ Wanneer gy ’t hoofd ontfronft op ’theerelyk Banket jnbsp;Ja vloek een famenkomft daar elk zyn twiftzucht wet.nbsp;Meer dan myn Burgtjdaar ook’s Lands Vaders zich verpozen ,

Ontlaften van hun zorg, ten nut der Ouderloozen. Bevlekt hen dit ? N een j ’t ftrckt hen na den dood ten lof.nbsp;Die zich bevlytigden in ’t ftichten van myn Hef.

ó Groote Zielen, die in Amftels trotfe muuren Myn Kunftfchool hebt gekweekt! uw naam zal eeuwignbsp;duuren.

Gy, Spiegel! Korenhart! gy, Kofter! Vondel! gy, ó Burgervaders van de Waereldftad aan ’t Y!

En gy, ó Hoofd, wiens brein een waereld hield befloten! Gy roemde, dat gy waart van myne Kunftgenooten.

Zwyg, zwyg dan, van Ontaarde: een eereloos gemoed Smet my zo min, als u een fnoode huichlaar doet.nbsp;Dat zich de Jeugd verloopt in buitenfporigheden,nbsp;Myn leering wraakt , die haar zelfs noopt tot braavenbsp;zeden,

Onteert my min, dan u ’t mislukken van uw’ raad. Spreek; geef ik immer ftof tot eenige euveldaad?

Ik wraak de onkuifchc taal ;’k poog niemands eer te ont-fteelen;

Noch Staat, noch Tempel, is het voorwerp van myn Speelen ;

Ja alle ontftichting word van mynen Burgt geweert: Maar dat een boos gemoed myn woorden ftout verkeert,nbsp;Een dubblen zin verdraait tot crgerlyke zaaken;

Die fchande kan niet my, maar dien ontaarden, raaken.' Hoe! is ’t gebloemt, dat van der Goden wysheid tuigt.nbsp;Onnut, om dat een Spin daar doodlyk gif uit zuigt?nbsp;Laster.

Zou uwe Dienaars, daar de Ichaamte uit fchync vervlogen,

Zo

-ocr page 37-

VAN DEN SCHOUWBURG. aj Zo zuiver, als’tgebloem:, zich toonden voor onzeoogenjnbsp;Dan zou uw Leerzaamheid, uw nut, zo ’t by u is.

Meer treffen op ’t gemoed: daar nu de erkentenis Van ’s Hemels gunft, en de eer, kwanswys de Deugdnbsp;befchoren.

Niet voegt in zulk een’ mond, die haar heeft afgezworen. Schouwburg.

’t Kan zyn dat deze blaam een deel myns volks befmet j Maar’k wyt het u, die my’t verbeteren belet inbsp;Wyl gy hen fchuwt en doemt, fchoon onbevlekt in zeden ,nbsp;Die, uit gebrek van have, op myn Tooneelen treden.

Maar, als we een Veinzaart zien, met een bedrukt gelaat, Die van de Deugd niets heeft dan’tuiterlyk gewaad.

Hem hooren klaagen van de weelde en ’s volks gebreken, Hoe! zullen wy zo groot een boosheid op haar wreeken ?nbsp;Neen^haare Ieffen,lchoon door Schyndeugd voortgebragt,nbsp;lievenswaardig, en niet minder hoog geacht, (tien;nbsp;Mishaagt de wulpsheid van eene Onbefchaamde uw zin-’tlsbillyk dat gy’t wraakt; ik tracht dit te overwinnen.

De Deugd üuit zelf haar fchool en tempelen, indien Zy geen ontaarden by haar kinderen wil zien.

Een Deugdbeminnaar let alleen op ’t nut der zaaken:

*c Gedrag des Redenaars kan zyn gemoed niet raaken.

Ik ftrafen ban, als gy, de werkers van het kwaad.

En Toezicht, die myn Burgt gedurig gadeflaat.

Toont my hen allen die aan de Ondeugd zich verflaaven. Deugd.

Hoe! zy ? die meerder fchynt uw ydelheid te ftaaven, Dan zy de boosheid weert; die in haar drift alleen (heen ,*nbsp;De fchors^befchouwt, niet dringt door all’de zwachtelsnbsp;Waar meê zich de Ondeugd zo argliftig weet te dekken.nbsp;Maar 't zy zo, dat gy wierd gezuivert van uw vlekken,nbsp;Ons raakt het onderwys der volken; ’t is ons recht;

Het is van dezen Raad ons eeuwig opgelegt.

Ja, Hemelraaden, ik beroep my op uw wetten,’

Die elk bepaalen, om op myn bevel te letten:

B I nbsp;nbsp;nbsp;Ver.

-ocr page 38-

m

24 EEUWGETYDE

Veroordeelt,weert zyn werkhof,zo ’t u niet verdrietJ Gunt hem ten minften dan den roem van ’t Eeuwfeeft niet.nbsp;Schouwburg.

Beftraf de Toezicht niet,die, door haar vlyt, ontdekte Wat immer my tot fchande, of tot verachting ftrekte.nbsp;Maar dat, al waar’ myn werk in yder deel volmaakt,nbsp;Gy niettemin myn’ dienft en myne leflen wraakt.

Toont uwe onwetenheid: Verban dan alle fchriften. Die, tot der volken heil, het goed’ van’t kwade fchiften ;nbsp;Ja, ban dan alles wat zich ’t onderwys vermeet,

Wyl yder, naar uw taal, in uw beftiering treed ; Verdryf hen, die ten nutte,uit ’swaerelds wentelingen^nbsp;De rampen fchetfen die den fterveling befpringen jnbsp;Des Lands gefchiedenis vereeuwigen; ja vloeknbsp;Hen allen die den roem der Helden liaan te boek:nbsp;Doem grooten Vondel, die zelfs de eeuwen zal verduuren,nbsp;Wyl hy de rampen zong van Aemftels eerfte muuren;nbsp;GantfchNeêrlandhondert jaar,döor zulk eenTreurjuweel,nbsp;Deed zuchten, op dien toon,en lokte naar’tTooneel.

Ja gy, 6 Hoofdpoëet; die yders geeft betovert!

Die harten kneed als wafch, de wreevle ziel verovert; Die, voor eene eeuw, myn Burgthet eerft hebt ingewyd!nbsp;Onfterflyk zy uw roem, hoe zeer’tden Laftcr Ipyt!nbsp;Smoor, fmoor uw dwaling! leer, ja fticht door uwenbsp;reden;

Maar gun my ’t gifpen van der volken fpoorloosheden. En dat myn kunft het eind’ der dwaalingen ontdekk’!

6 Groote Apoilo! dat uv/ gunft myn Rechter ftrekk’! Gy weet, zo ’t nuttig is op’s Volks gedrag te letten.

Ja hen, door rampfpoed zelfs tot deugden aan te zetten , Dat myn Tooneel dan onrechtvaardig word gehoont,nbsp;Wyl ’t, in een kort begrip,’t gewoel der Waereldtoont.nbsp;IJe Raaien fiaan op, en trede» naar /}polto.nbsp;Bedrog, tegen Deugd.

Gy zult gewis de zege ftryken.

Ik ?.ie den Hemelraad in uw belang.,,

A POL-

-ocr page 39-

VAN DEN SCHOUWBURG. ay Apollo,wf# deRaden van den berg hmende^tegen Deugd,

De blyken

Van uwe oprechtigheid, en zorg... Maar wat gerucht ?..

VYFTIENDE TOONEEL.

To^T-icnr^gevolgdvan B YsT AMomus^ in 't kleed van Bestraffing vermomd, cp het Too*nbsp;neel; Apollo, Deugd, Schouwburg,nbsp;met hm Gevolg j zes Zanggodinnen,nbsp;op den Berg; Melpomene', Thalia,nbsp;Calliope', OEFFENiNG,PoëZY,nbsp;Schilderkunst.

N Toezicht, tegen Momus.

een, volg, Vermectle ! voig; ik zal, eer gy me ont-

Uw boosheid aan de Goden toonen.

Geduchte Apollo! zie, zie wie u poogt te hoonen j Zie Motnus. ’t Kleed van myn Beftraffing dekt hem ...'nbsp;Zy vervolgt, op het zien van Schouwburg voor den Raad.

Hoe!

Gerechte Goón 1 ach ! waar beQuit gy toe?

Ben ik verdacht ? dat gy niet poogt door my te ontdekken , Of zich de Schouv/burg...

Zy treed naar Lafter en Bedrog.

Hoe! wat zie ik hier ? Momus, lagehende.

Twee Gekken.

Toezicht,

Kan ’t zyn ? ó Ja! fchud uit, Gedrochten 1 Tegen Lafter.

Paft u’t kleed

Van Oordeel? Tegen Bedrog,

draagen.

U dat van Gedienltigheid ? vermeet Gy, met dien roof, 't Gevolg der Deugd zo ftout ont-

Te

-ocr page 40-

26 EEUWGETYDE Te komen voor de Goón?

7^y trekt hen de kleederen af. Schouwburg, tegen Deugd.

Zie, wie my durft belaagen. Deugd.

Bedrog, en Lafter! Goón!

Toezicht.

Hoe word uw roembenyd, ó Schouwburg! die door my een nuttig voorbeeld lyt ?

Deugd, tegen Lafter en Bedrog. Gedrochten! hoe heb ik uw reden kunnen hooren!

A p o L L o.

Onzaalge Monfters, in ’t affchuwlyk Styx geboren! Vervloekte Werkers van der menkhen ongeluk!

Da: de Afgrond u myn oog en grimmigheid ontrukk’.

Lafter en Bedrog verzinken, A p o L L o vervolgt tegen Momus.

En gy, wat porde u dus te mommen?

Momus, »»’lt; kleed van Beftraffing,

Een voorval, dat u zal verftommen.

Ik, die ’t gewoel op Pindus zag,

Bemerkte een ftil geklag By uw Gezufters en uw Zoonen.

Zy, die het Eeuwgety met luifter willen kroonen ^ Befloten, zo dit uur

Des Schouwburgs wenfeh gelukte, een pragtig vreugde» Op Helikon te ontfteken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(vuur,

Men ylt naar ’t bofchjmaar ’k zie hen van die hoop verftee-’t Is meeft van telg en blad ontbloot! (ken. Wat raad? Zy kiezen in dien noodnbsp;Een gruwlyk middel, ’k Zie hen Inufflen in de Boeken jnbsp;Zy ziften, fcheuren uit de hoeken,

Een berg Gedichten; en (ó fchand!)

Men doemt die allen lot den brand!

Dit (dacht my,) moeft ik hen betwiften.

Ik, die gehaat ben, keer tot liften,

Be-

-ocr page 41-

VAM DEN SCHOUWBURG. a/, Bedek my met dit kleed;

De Toezicht vond my i’k zag onnut myn vlyt hefteed, Apollo.

Wie gaf aan u dien laft, om u hier in te mengen ?

Mo MUS.

.Wel, zoude ik dan geheugen Dat zy die Vaerzen, daar (wie weetnbsp;Hoe jammerlyk?) om is gezweet.

En zo veel nagels zyn verbeetenl Die lieve Kindren der Poëtennbsp;Dus zouden aan het vuur opöiFren ?

Ap o L L o.

’t Is niets waart.

Waar toe zo groot een hoop, dieonsüegcsonluft baart? M oMU s.

Zy kunnen noch ten dienft verftrekken.

Laat hen de Schilderkunft met Ibmber groen bedekken.' Thalië knipp’zc als Lauwerblaên.

Dus zyn zy nut, en kunnen aan De Rymertjes, uw’ Berg onwaardig .

Ten eerkroon dienen, ó ! ’t Zal aardig En fierlyk ftaan. Dies paait gy hen, en boet de fchac (nbsp;Die ’t lauwerloof thans..,

Apollo.

Zwyg; ontmom u; ga.

ZESTIENDE TOONEEL. Apollo, Toezicht,Bystand, Deugd,

. nbsp;nbsp;nbsp;_____ ________rz .

P oëzv,

WA p o L L o , tegen Deugd.

y hebben uwe klagt voorzichtig overwogen, ó Deugd! uw zorg, en vlyt, blinkt heerly k in onze oogen,

Maar

-ocr page 42-

48 EEUWGETYDE

Maar zie hoe Lafter door Bedrog u heeft verblind,

En dat men de Ondeugd zelfs by uwe Dienaars vind; En zouden wy die vlek u wyten ? u beftraffen ?nbsp;ó Neen; de boosheid zal zyn eigen ramp verfchafFen.

’t Is ’c einde, en oogmerk van de werkers, ’c welk ontdekt Of hun bedryf tot eere, of tot verachting ftrekc.

Uw wit is om het volk ter deugden aan te fpooren;

Dit is uw plicht: wee hen die naar uw’ raad niet hooren i De Schouwburg heeft met u het zelfde doel; alleennbsp;Verfchilt hy in de wyze, en in de omftandigheên:

Gy, zoekt door ernil, en hy al fpeelend’ dit te treffen, De vloek legt op die geen’ die niet dit end’ befefFen,

Die in uw Tempels ftof voor zyne welluft vind,

En die het Schouwtooneel uit dartelheid bemint.

Gy toont de nietigheid van ’s VVaerelds ydelheden;

Hy, ’t fchaadlyk einde van onftichtclyke zeden.

Gy toont de Wet, en wil van dezen Hemelraad;

Hy de ondeugd van het Hof er. van den Burgerftaat:

En onder ’t yvren van ’t verbeeteren der fpraake.

Strekt hy der Armen nut, en ’t menfchdom tot een baake. Dedwaaze fterveling, die ’t aardfeh vermaak begeert,nbsp;Word door die vond befchaaft, en fpeelende geleert.

De tochten, die den band der reden ftout ontfpringen, Vergaan niet eer,dan met de dood der waereldlingen.nbsp;Smeed beide kluiflers voor der driften fpoorloosheên;nbsp;Ontdekt haar dwaasheid; wilt die zuivren door uw réén ,nbsp;Blyft beide in uwen plicht; uw Yver bloeije in Liefde!nbsp;Wy dulden de ydelheid, hoe veelmaal zy ons griefde.

Dat beider Yver dan uit alles voordeel trekk’.

En alles aan den menfeh tot nut en leering ftrekk’!

Tegen Schouwburg, of Deugd wyzende,

Wy ftemmen uw verzoek; maar oog op haare wetten.' Tegen Toezicht,

En gy zult verder op ’t gedrag des Schouwburgs letten. Schouwburg,

Dat u myn dankbaarheid getoond zy door myn kunft!

Z

-ocr page 43-

»9

VAN DEN SCHOUWBURG. ZEVENTIENDE TOONEEL.

A.POLLO, Toezicht, Bystand, Deugd, Schouwburg , met hun Gevolg; zes Zanggodinnen, op den Berg ^MelpoMENE',nbsp;Thalia, C all io pe', O e ffe n j n g,nbsp;PoëZY,ScHILDERKUNST;Ml-nerve, daalende op een If^olk.

IVI

’ nbsp;nbsp;nbsp;Apollo.

inerve daalt. Betóónt haar eerbied voor die gunft.

Zang van Oeffening, Melpomene', en Calliope'.

Dat nu, ó Godin van ’s hemels trans!

Verdubbel’ uw glans!

Wil ons bellieren;

Dees dag met ons vieren;

En ’c eeuwfeell verfieren!

Toon, by de vreugd.

Aan ftatige Grysheid,

Hoe ’c oog van de Wysheid ’t Vermaak niet zal Ichu wen, als ’c leid ter Deuo'd.

Na den Zang, nbsp;nbsp;nbsp;°

Verfch^nt Goede UxTKOMSTe»VRiEND-schap, die met de P o ë z Y een ballet dansfen. Minerve, na den Dans.

Ik daal, ó Heerfcher van de Zon!

Op uwen Helikon.

¦k wil met myn Olyf, als gy met uw Lauwrieren,

Dees dag, en Deugd en Schouwburg lieren.

Tegen Schouwburg.

Ontfang dees eerkroon in myn gunlt, ó Kweeker van de Kunft !

S^olhard op uw Tooncel de Deugd tot eer te zingen.’

Tegen

-ocr page 44-

U W G E T Y Tegen Deugd.

En gy, ó Licht der Stervelingen I Ontfang voor uwe zorg dees krans;

Sier ’t Eeuwfeeft met uw glans.

Tegen Deugd en Schouwburg.

Verdubbelt beide uw vlyt, daar wy u dus verplichten. Om ’t Volk te leeren, en te ftichten.

Deugd.

Godin! ik eerbiede uw bevel. Schouwburg.

Uw wet zal altoos zyn het richtfnoer van myn Spel. Apollo.

Dat zich geheel Parnas verblyde!

Minerve, tegen den Hemelraad.

Gy, Raaden, voegt u aan myn zyde.

De Raaden gaan in de Wolk.

Terwyl de Wolk naar boven ryfl; e» A p o l l o, tujfchen Schouwburg en Deugd, z.ich aan den voetnbsp;van den Berg nederzet, word door Melpomene', Calliope', en Oeffe-N IN G, gezongen.

Parnas verbreij’ alom met vreugd De gunft die all’ de Goón verleenen.

Daar zy den Schouwburg met de Deugd, Ondanks den Lafter, weêr veréénen;

Waardoor der Kunften heil gelukkig is verfcheenen. Tot nut der ouderlooze Jeugd.

Ha den Zang,word door vier WEESKiNDEREN^elt;i»«^. Vervolg van den Zang.

Dat heil verftrekt voor ons ten ftut,

Zo lang de Toezichts oog zal waaken;

Zo lang Apol de Kunft befchut,

En wy door nütten Yver blaaken.

Dus kan het hoogTooneel en ftichten en vermaaken. En ftrekt den ouden Stok ten nut.

-ocr page 45-

VAN DEN SCHOUWBURG. 31

VIj den Zang, word door een Oud Man en eene Oude f^rouw gedanjl-

Na den Dans, ryft de Wolk uit het gezicht.

Zang van Melpomene', Oeffening,' Calliope', en Eer.

Goden, fchoon gy op uw luchtige wolken Hemelwaards ryft, volmaakt ons geluk;

Onttrekt nooit uw gunft aan dwaalende volken I Weert door uw’ invloed den ramp en druk!

C H o o R van alle de Zanggodinnen, onder ’/ geluid van Speel-infirumenten,

Hemelfch vermoogen!

Sluit nooit uw oogen j

Opdat men eeuwig de vrucht daar van plukk’!

Na den Zang, leid Vriendschap Weeskinderen van de eene, B E L a n G Oude Lieden van de andere zyde ,nbsp;ten Dans.

Na den Dans , komen /ipollo , Deugd, en Schouwburg , van den Berg.

Apollo, tegen de Zanggodinnen die op den Berg zyn.

Gexufters ftreelt het oor der Deugd-Daalt van den Helikon j vermengt u in de vreugd j Bevlytigt u een dag te ficren

Dien nimmer fter vling z.ag, en licht nooit weer zal vieren.

De Zanggodinnen komen van den Berg, terwyl de Eeuw,»» een Wdk, op den top van dennbsp;zelven nederdaalt.

Schouwburg, tegen MelpomenS.

Ik zie myne Eeuw verfchenen. Kunftvriendin] Wy’, wy’ zyn Feeftdag in.

MëL-

-ocr page 46-

3a E E U W G E T Y D^E

Melpomene' zwgt.

Juicht! juicht nu, verëenigde Harten!

Juicht om ’t geluk dat gy thans behaalt.

Daar gy den tyd, en den nyd kunt tarten,

En Febus glans uwe vreugde beftraalt.

Zo lang zyn koeftrend oog zal waaken,

Zal ’t Dichterdom

De vrucht van zyn beltiering fmaaken^

En blyde alom,

Door zyn deugdpryzende Dichten,

Ons Schouwtooneel ftichten;

En ’t Eeuwgety Voor altoos doen lichtennbsp;In het gebied van ’t kunftvoedend Y.

C H o o R vafi alle 'de Tjateggodinnen en Reijen, igt;ndtr ’t geluid van alle de Speel-inftrumenten,

Zo lang xyn koeftrend oog zal waaken j enz:

Na het Choor.

Apollo, tegen Poëzy en Schilderkunfl.

Myn Dochters, wilt uw vreugd voltrekken.

Tegen Schouwburg.

Keer naar uw Burgt, om ’t volk het nut der kunft te ont-' En prent in hun geheugenis,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(dekkenj

Hoe ’t aardfeh gewoel een Schouwfpel is.

Apollo , Deugd, Schouwburg, vertrekken 5 terwyl door f^riendfehap , Poëzy, Schilderkunfl, Thalia, Belangnbsp;en P’erniaak een Bakt gedanfl word.

Omtrent het einde van den Dans vliegt de Faam over Parnas, en verbreid het Eeuwfeeji.

EINDE.