DUBBELDE
AP
¦%
In ’s Gravenha g
By GTSBERr GJSINET', Boek-verkooper in ’t kort Achterom.
-ocr page 2- -ocr page 3-IK héb niet onnbodig geacht eènige dingen y aangaande dit Ëlyfpèl dat ik tégenwoordignbsp;in ’t licht geéve, ie zeggen, om dat eenigénbsp;het mijfchièn voor een overzétiing van eennbsp;Franfch Tooneêlfpel zouden aanzien, daar heinbsp;een ejge vinding, en een van my zelfs bedachtnbsp;geval is, ’t geen ik^ ten Tooneel hebbe gevo'eri jnbsp;oordeeténde dat het om zfde woeling, e'n natuurlijkheid , die ik als eek der Hooftpunterty zoènbsp;veel ’t my mooglyk geweéfi is , heb waurgeno-snbsp;men, aan kenners niét onaangenaam zmI wezen,nbsp;nullen de zelve de feilen lichtelpk tén gpedekduy-den, en denken dat die naar zjn verrnogen tènbsp;Werk gdat, genoeg voldoet.
p'orders wat aangaat de Bedryven, hebbe hét in drien verdeelt, de zelve nochtans zoo langnbsp;zynde, dat het gevoegelyk vooreen Spel voor afnbsp;kan vertoont werden. De genegentheiddie ik^hadnbsp;om z.oodanigen Blyfpel te dichten, heeft my hiernbsp;toe bewogen, wetende dat, hoe men de tyd daarnbsp;de gefchiedenis in voorvalt , korter fchikt, hoenbsp;het behaagelyker is, daar in tegendeel een langen draai verveelt’, ook wilde ik myden de foutnbsp;die in eenige Tooneelfpellen gevonden werd, datnbsp;in ’t laatjie Bedryf veel verhaal komt, ’t geen denbsp;‘hardigheid van een fpel beneemt, dat van ’t begin tot aan ’t eynde geduerig woelen moet ,
en
-ocr page 4-'en dan i de verwarring op’t hoogfl zj/nde^ licht tot de ontknoping fpoejen , zonder de aanfchou-wers door een verhaal lang op te houden ^ ennbsp;door veel omwegen het ejnd te doen zien.
De drukfouten hier en daar ingejlopen , moeten dus verbetert werden , als pag. 30:nbsp;veers 17, oook, lees ook, pag. ^8: veers 10,nbsp;laa, lees laat, pag. 4J: veers 26 , Dochter,nbsp;lees Dochters, pag. K^y.veers 11, vetftrekken,nbsp;lees verftrekken, pag. veers 5, ib, leesikynbsp;pag. veers ^5, wie zyt gy, nu fpreek ennbsp;wees maar niet vericegen, lees , wie zyt gy,nbsp;nu fpreek op, en wees maar niet verleegen,nbsp;pag. 68; veers 11, hes ’, lees het , pag‘. 70;nbsp;veers 40, hy zal hy ftaag winnen, lees hy z^nbsp;ftaag winnen.
-ocr page 5-AAN DEN
WEL EDEL GEBOREN HEERE
HEER VAN BURGH, CRAYESTEYN, ENZ. ENZ. RAATSHEER VANnbsp;DEN RAADE vannbsp;VLAANDEREN.
lt;
¦ Yn Zangnimph {leunende op uw genegemheid Te mywaarts,durft om ons verwantfchap uw genaken.nbsp;En hoopen dat gy haar een gunftig lot bereid ,
Op dat zy daar door tot haar wenfchen mag geraken. Die wenfchenftrekkenzichalleenig daartoe uit
Dat gy haar de ecrfte drift der digtkunft wild vergeven. Dewyl het ganfchlyk uit oprechte vriendfchapfpruit.nbsp;Dat zy uw naam zo ftout, op ’tvoorhooft heeft ge-fchreven.
Van dit haar Blyfpel op dees wyze voortgebracht.
Zy weet dat hare ftyl, en trant der ken’ren ooren, Berilpjyk voorkomt gt; en dat haar geenfinrs de krachtnbsp;Der Nederduitze Taal in dicht is aangeboren.
Doch’k hoop, myn Heer, dat u nauwkeurig oog, uit ’tgeen
A Z nbsp;nbsp;nbsp;Zy
-ocr page 6-Zy u aanbied, wel iets totu vermaak halen?
Myn Neef dit is myn wit datge op myn bezigheen
Hoe kleyn van waarde,maar een gunftig oog laat dalen, Befchiet zy dit, het geen zy van uw heusheid wacht,nbsp;Zozalzy ’tvergenoegd van allemenfchen wezen.nbsp;Door trappen werd men tot de wetenfchap gebracht.nbsp;Des zal zy voor ’t gefuap van Momus tong niet vrezen.'
Ootmoedigflen Dienaar y en Neef.
p. A. DE HVTBERt
VAN DE
WAarfchaaterdcooyt het volk om aardiger gedicht ?
Wat Blyfpclheeft den menfchooyt meerder lesgegeven ?
Dees dubbele Schaking werd uit zoo een' pen gedreven,
Daar myn nakomeling is euwig aan verplicht.
Het nederduyts tooneel werd door decs ftar verlicht.
De fnaakfe geeft maakt door bedrog een dubbcKl trouwe,
*tBedrog is geen bedrog in ’t kiezen van een vrouwe. Wie kanondekken wie des huwlyks knoop verricht ?
Een trits vanfchalken die om winft zyn aangedreven Die zou men van dees trou de eer wel derven geven,nbsp;- Maar 't is door het beftier van s’ dichters pen ge-weeft,
De naam van C r u y n i n g E zal men op de altaaren ^an 't nederduyts Tooneel, in Lauwerier bewaaren.nbsp;Dewyl wy zyn verplicht aan zyn verftand en geeft.
JACOB VAN RYNDORP’
-ocr page 8-GEERAARD , Broeder van Beatris. BEATRIS, Moeder van Angelika, en'Leandrt.nbsp;JOHANNA, Nicht van Geeraard, ennbsp;IZABEL, Dochter van Johaflna.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;VV
ANGELIKA, Dochter van Beatris. FERDINAND, Minnaar van Angelika.nbsp;KAREL, Minnaar van Izabel.
LEANDER, Zoon van Beatris.
BELIE, Meid van Johanna.
KRISPYN, Dienaar van Ferdinand.
JASJE, Dienaar van Karel.
JAN, Vriend van Krispijn.
Pag: 7
D E
DUBBELDE
EERSTE BEDRYF. EERSTE TOONEEL.nbsp;KRISPYN, BELIE.nbsp;BELIE.
'Egvoort Krifpyn , laat my alleen, niet ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;meer te fnappen,
ïMyn volk komt haaft , en zou ons hier ènbsp;nbsp;nbsp;nbsp;licht t’ zaam betrappen j
Gy hebt wel vrydom, nu uw Heer is uit de Stad,
IVlaar, ’k moet ook zorgen voormyn volk, verftaje dat?
K R I S P Y N.
Gy zyt voorzichtig, en wanneer wy t’zaamen trouwen, ^al ik uw zorgen , als een Man in waarde houwen :nbsp;Lief gy moet weten, dat my n oog veel vreugdjgeniet,nbsp;^Is ik u zie, en gy uw lonkjes op my fchiet.
W volk heeft nog geen noot van komen, wil niet vrezen.
BELIE.
*k Verzeker u, dat zy hier aanftonds zullen wezen. Met veele vrienden die men uit de fchuit verwacht,nbsp;En’t is reeds tyd; gaat daai om heen Krifpyn , en trachtnbsp;Eens op een ander tyd, van uwe min te fpreeken,
Gy gaat niet 6 ! ik zie, gy wilt de vriendfehap breeken. K R l S P Y N.
Die wel bemind , moet niet te veel gehoorzaam zyn, Zo zeid ons Wouters dien Poëet
BELIE.
Ei hoor dat zwyn. K R I S P Y N.
Wel ja , ’k zie myn verftand doet uw verftand verdommen 5
Ik heb myn lief al meè Parnaflus berg beklommen; Schoon ’k achter over viel, vlak in de hengfte bron,nbsp;BELIE.
Deed ge u geen zeer ?
K R I S P Y N.
Apol , de heerfcher van de Zon ,
Bragt in een Trekfehuit my gelukkig weêr tc Leyden. BELIE.
Ik zeg ga voort Krifpyn , ’t is tvd van hier te fcheiden. KRISPYN.
quot;Wel aan, eer my uw oog dat flonk’rtnd licht begeeft. Zal ’k u eens zoenen, dat het op uw wangen kleeft.
Zie ’k daar Krifpyn niet ? ja hy is ’t, zie welke flreeken J
Hy kuft een Meid j maar kom ik zal hem aan gaan fpreeken,
Krif-
-ocr page 11-BLYSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;sgt;
Krifpyn wel dat gaat fchoon. Nu dochter word niet rood: De liefde of vriendfehap tuflenu , die fehynt vry groot.nbsp;BELIE.
Metis eenkwelgeeft, diedemeisjes watmoetplaagen. Met u verlof ik ga,
^ nbsp;nbsp;nbsp;K R I S P y N.
Vaar wel, myn zielsbehaagen.
K R I S P Y N.
’k T T Ad u noch niet verwacht : wat ’s de oorzaak fx doch myn Heer ?
Drie dagen uitgeweeft, en nu tot Leyden weer ?
Daar gy van meening waart, voor ’t minfte veertien dagen In Amfterdam u op te houden...
FERDINAND.
Staak dit vraagen;
Vermits myn hoofd geheel ontfteld is en verward;
Ik ben bedroefd, en voel een kwelling in myn hart Die levendig my noch zal duizend doön doen fterven.nbsp;Ach ! ongelukkige ! waar zult gy heenen zwervennbsp;Fïu gy getroffen zyt van een onzichbre pyn,
En vruchteloos verwacht de hulp der Medicyn ? KRISPYN.
Kan een ProfefTor dan uw kwelling niet genezen ?
Gy zucht. O ik verhaat ! uw fmart zal liefde wezen. Wag ik het vragen ? wie is oorzaak van die brand ?nbsp;Wie durfde denken, op een Man van zulk verhand,nbsp;Gclyk als gy myn Heer, haar pylen los te fchiecen ?nbsp;Li vvih nietzwygen; maar laat my die gunft genieten gt;nbsp;ik mag weten, hoe haar naam is.
FERDINAND.
’k Weet die niet. A 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;KRIS;
-ocr page 12-lO
Ik noch veel minder. Maarmyn Heer, ’k zal uw verdriet Licht doen verdwynen, enu toteenhulperftrekken.nbsp;Zo het u niet mishaagd, haar woonplaats my te ont-.nbsp;dekken.
FERDINAND.
Die weet ik ook niet.
K R I S P Y N.
Wel, my dunkt uw liefde is vi'eemt; Gy weet haar naam niet noch haar woonplaats, ’k bid unbsp;neemt
De goedheid dan, van my haar aanzicht af te malen.
FERDINAND.
De grootfte Schilder, zou in dat te Ichild’ren dwaalen: Haar glinft’rende oogem en haar voorhoofd als albaft...nbsp;Maar’t is onmogelijk 3 haarfchoonheids zoals’t paftnbsp;Vanmy, naar vollen eifch en kracht in top te halen;nbsp;Het is de fchoonfte die het zonlicht kan bellraalen.
K R I S P Y N.
Dat ’s uit Aftré. ik bid verhaal my eens in ’t kort, Myn Heer, wat vreemt geval u tot deez liefde port ?
FERDINAND.
't Zal u verwonderen als gy het hoort vertellen. Wanneer ik te Amfterdam gt; myn zaken ging beftellennbsp;Aangaande ’t Teftament van Vaders Broeder, daarnbsp;’k Van erven moet, word ik des morgens vroeg gewaar,nbsp;In’t gaan naar de Advocaat, een Juffer, die myneoogennbsp;Verrukte, en my hield in verwond’ring opgetogen :nbsp;Door dienikin haarzag een glans wel roemens waard.nbsp;Voorts op dat oogenblik wierd my het hart befwaart:nbsp;Ikzuchte) en zag haar na; maar myn gemoet verlegen,nbsp;Belluit iets anders, des verander ik van wegen,
En volg haar na van ver, op hoop van eens te zien Waar dat haar woonplaats was, en of ’t geluk miffchieiinbsp;In deez verwarring van gedachten, my wou gevennbsp;Een middel, waar door ik haar naam, haar ftaat, en leven
Moge
-ocr page 13-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;ir
Mogt weten •, maar helaas! myn hoop was teffens uit, Als ’k haar zag treeden in de Haarelemmer Schuit.
K R I S P Y N.
Had gy aan haar voor ’t minft gevraagd , waar is u wooning
Mejuffer^ zohadgy met d’eenofd’andereverfchooning Die licht van haar gehoord.
FERDINAND.
Hoe, daar zy was verzeld Van Oom en Moeder ? ook was ik geheel ontfteld.
En in geen ftaat om aan een Juffer zulks te vragen. Hoor nu Krifpyn, hoe ik my vorder heb gedragen ;
Ik tree mee in de Schuit, en voeg my over dat Beminlijk beeld, en valt aanfchouwende de fchat.nbsp;Waar meê haar Vrouw natuur zo mildlijk had be-fchonken ,
Gevoelde ik in myn hart onlydlyk vuur ontvonken.'
K R I S P Y N.
Al weer Romans gewys? Heer zyt doch kort van flyl. En zeg ’t geen nodig is te weten.
FERDINAND.
Midd’lerwyl
Tracht ik met haaren Oom in een gefprek te treden, Het geen gefchiet, en na verwiffeling van reden.nbsp;Vraag ik htm eindelijk waar dat hy wezen moctjnbsp;Hy gaf dit antwoord, dat helaas 1 my zuchten doet.nbsp;Ik zal deez Juffer , ’t geen myn Nicht is gt; gaan verzeilen ,
Na Braband, om haar in een Kloofler te beftellen j Wyl zy aannemen zal het geeftelijk gewaad.
Ik zag baar aan , en ’k zie dat zy een zuchtje laat. Waar uit ikftraks befloot, dat haar genegenheden,
Niet ftrekten om haar jeugt in ’t Kloofter te belleden.
, nbsp;nbsp;nbsp;K R I S P Y N.
t Kon wezen. Maar myn Heer , maak uw verhaal gedaan,
FER
-ocr page 14-Watzytgy haaftig. Hoor, haar Oom deed my verllaaii j Dat hy een dag drie vier te Leyden eerft moert blyven ,nbsp;Door dien zyn Neef, die aan zijn Moeder kwam tenbsp;fchryven ,
In deze Stadt, een maal moet geven , aan die geen Die van zijn vrienden zijn : en dit, dit zijn de reênnbsp;Dat ik my in de Schuit op Leyden heb begeven ,
Om met myn Zufter , en myn Nicht, het vrolijk leven Meêby te wonen; dan myn reis te vord’ren Heer.nbsp;Zofprakhy; wyldatmyn gedachten heen en weernbsp;Geflingert, door een beeld zo heerlijk in ’t aanfchouwen,nbsp;Beflooten haar tot hier te volgen, op ’t vertrouwennbsp;Dat ik de plaats waar men haar bragt ontdekken zou,nbsp;Gelijk ’t gefchiet is.
Heer, verban dan alle uw rou, Mits ik door myn verfland u zal een raadsman rtrekkcn ,nbsp;Ook lichtlijk helpen, wil dat huis aan my ontdekken.nbsp;Zo zal'k vernemen gaan, ’t geen nodig dient gedaan...nbsp;Maar’k zie Heer Karei met zyn Dienaar komt daar aan,nbsp;FERDINAND.
Ik zal Krifpyn, zo dra ik ben van hem ontflagcn,
U wyzen waar zy is, die my zo kan behagen.
KAREL.
HEer Ferdinand , ik ben verblyd u hier te zien. Myn trouwen vriend, ik moet uw fpreeken,
FERDINAND.
Wel indien 'tÜ
-ocr page 15-B L Y - S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;I?
’t U luft , myn Heer , gy vind in my uw dienaar vaardig ,
Gerect tot alles, want uw heusheid is het waardig.
K A R E L.
Een felle minnevlam ontfteeken in die hart,
Eu lang verborgen, wil totlichtingvanzynfmart.
Zich nu ontdekken, wyl uw trouw my kan behagen,’.. FERDINAND.
Te groot een vriendfehap , Heer, komt gy my toe te dragen :
Ik ben onwaardig zo veel eer als gy my doet.
Zo het u luft myn vriend, ontlaft vry uw gemoet :
Ik hoor metiever, en met aandacht na uw reden. KAREL.
Haar naam is Izabel , door wiens behoorlykheden Dit hart verftrikt is, en deStichrfter van myn min.
Ik denk gy kend haar wel ?
FERDINAND.
Myns wetens niet.
' KAREL.
Daar in
Dat huis, myn Heer, heeft zy haar woonplaars, by haar Moeder;
Haaj: Vaders dood , lier baar alleenig na een Broeder , Die voor het Vaderland gefneuveld is in ’t veld,
’k Word van die fchoone welbemind; doch ’t geen my kweld ,
as dat haar Moeder niet wil tot ons Huwlyk geven Haar ftem, en my belet met haar in de echt te leven.
FERDINAND.
Wat reden geeft zy om deez trouw niet toe te ftaan ? KAREL.
Hiet anders, als dat baar myn Vader heeft misdaan Door een Proces , ’t geen zy voor ’t Recht hier heeftnbsp;verloren ,
En nu voor ’t Hof dient, daar me in ’t kort ook haaft zal horen
Hoe ’tafzal lopen , want het dient van daag zoo ’k meen:
Ik heb voor heenen, aan myn Vader wel gebeên, Dat hy ’t proces met haar zou trachten by te leggen,nbsp;Maar ’t was vergeefs, hy liet zich door geen reên gezeggen j
Want door de zucht tot geld , die de ouderdom meeft acht,
Zie ik myn liefde in zulk een droeve ftaat gebracht: Zo hare Moeder het proces komt te verliezen ,
Heb ik geen hoop , dat zy my zal tot Schoonzoon kiezen :
En zoo myn Vader het verheft, zo zal die man Door fpyt vervoerd myn hoop beletten zegeenskannbsp;Ik iets ’t geen aan myn min tot voordeel zou ver-ftrekken,
Verwachten, als dat ik myn liefd* haar moet ontrekken ? Helaas! wat zeg ik ? ach! ik voel dat deze fmart.
Te diep geworteld ftaat, in ’t afgepynigt hart.
Dus wacht ik vruchteloos een eind vanal myn plagen, FERDINAND.
Ik moet bekennen, dat uw min is te beklagen,
En wou dat de Fortuin u meerder voorfpoed gaf: Doch weeft te vreen, en ly geduldig deze ftrafnbsp;U door de min verwekt : de tyd zal lichtlyk tonen,nbsp;Dat hy getrouwe min niet vruchtloos zal belonen.
En nu de glans van die bekorelyke Maagd Uw oog bevalt, en gy haar wederom behaagd,
Kon ’t wel gebeuren, dat ge een eind zaagt van uw wen-fchen,
Gy weet verandering is eigen aan de menfehen.
Dies hoop alleen op haar die u in boejens floot.
Een minnelift ftaat vry, en helpt u licht.
15
KAREL.
Hoe groot
Myn red’re liefde ook is, kan ik haar niet bewegen Tot vluchten , haare deugd ftryd hier op ’t krachtigftnbsp;tegen,
Zy wil geen trouwverbond, aanvaarden door bedrog. JASJE.
Myn Heer.
Wat is’er gaans ? fpreek op.
JASJE.
Ei fpoeid u doch
Van hier, en mett’er haaft, ik zie gints uw beminde Die met haar Moeder, en verzelfchapt van veel vrinde.nbsp;Na hier toe treden.
KAREL.
Ach ! ik zie haar. Ei myn Heer , Om onze vriendfehaps wil, zo doet my toch die eer.nbsp;Dat gy hier wacht, ik zal om reden gaan vertrekken,nbsp;Zo ik hier bleef het zou haar gramlchap maar verwekken.
Aanfehouwhet beeld nu dat myn zinnen heeft verbeert. FERDINAND.
Met almynharc, mynHeer, ikblyfwylgy ’tbegeert. KAREL.
O gy verplicht my. Gy wilt u hier ftil verfteeken, Dm flus met Belie zoo hetmooglyk is tefpreken,nbsp;nad’re Jasje, pas wel op. Vaar wel myn vriend.nbsp;JASJE.
Sal zorgen Heer, dat gy getrouwlyk wordgedient.
K R I S P Y N.
Wilt gy hier wagten Heer? zo loopt uw zaak verloren; Of lichtlyk tracht ge uw liefde in haar geboort tenbsp;fmoren ?
Wat groot geluk, ik zie de ftjchtfter van myn brand , Voor wicn dat buigen myne zinnen en vcrftand.
K R I S P Y N.
Wilt gy Heer Karei van zyn Minnares beroven ?
Zo raakt hy wel om hals. dat wil ik niet geloven, Myn Heer, hoe ziet gy zo verbaart, wat gaat u aan?nbsp;Gy draait en keerd u, wel blyf toch ten minrte ftaan.nbsp;Wat baart de min, in ’t bloed der jeugd, al vreemdenbsp;kuuren,
Zy weeten ’t fchip van haar verftand niet recht tc ftuuren.
Acht gy de liefde van een Heer, of van een Knecht Gelyk, zo zyt gy dom en kwalyk onderrecht;
Ons liefde is teeder, de uwe lomp , ons min brand krachtig,
Daar uwe min geen vonken van zich geeft
Waarachtig
Dat wirt ik niet myn Heer. Hst volk komt dichter aan; Eer men haar fpreekt, laat ons hier wat ter zeide ftaan.
B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;17
GEERAARD , BEATRIS , JOHANNA , ANGELIKA, IZABEL, FERDINANDnbsp;en KRISPYN ter zeide.
GEERAARD.
’V'l’PIen Nicht, ’c was veel te duur, indien men dat X\lnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zou geven
Voor wyn, ik zou der haaft een jaar van kunnen leven. Ais ieder man een pintje wyn heeft over ’cmaal,
Is ’t dan niet wel? men zie: de tyden lopen fchraal,-En by die vent daar wy ilraks waren,’k kon ’tniet horeni Die reekent voor de man twee ftoop.
Wilt u niet ftooren. GEERAARD.
Ik wil de gaften tot aan ’t eind toe nucht’ren zien,
En dronk de man twee ftoop zo zou zulks niet gefchicn. Voor de Studenten is ’tnietgoed. veel wyn te drinken,nbsp;’t Verward de harfens, en men raakt maar aan ’t rinkinken.
Waar wou dat heen, twee ftoop de man! ’tis buy tea fchreef,
Wilt u daarom zo zeer niet eens verwond’ren neef.
Ik kender in de Stad, die hier ter ftudie leggen,
Die vier ftoop drinken in acht uuren, woud gy zeggen De man een pintje, rekent vry de man vier ftoop ,
Want drinkt dan elk niet meer, zo heb je’t noch goed koop.
Goed koop ! van zulke reen zou ik de koorts wel krygen. «preek liefft wat anders.
18 DE DUBBELDE SCHAKING. JOHANNA.
Neen, ’k behoef dat niet te zwygeii GE ER AARD.
Maar Nicht, gy mirt; ik ben nu vyfenvyftig jaar,
En heb geen vier ftoop in die tyd gedronken. JOHANN A.
Maar
De tydenloopen nu heel anders, als voordeezen. Die ’tmeelte drinken kan, word nu het meeft geprezen.nbsp;’tGeen eertyds aan de jeugd verllrekte tot vermaak ,nbsp;Leyd nu verfchoven , 't Ichynt men acht geen grooternbsp;zaak ,
Als door de wyn, verftand, en zinnen te verliezen: De mode is nu de wyn voor alles te verkiezen.nbsp;BEATRIS.
Een flecbte mode voor de jeugd. Angelika,
Hoe ftaat gy zo bedecft,
KRISPYN tegen FERDINAND.
Tree toe, waar wacht gy na.^ FERDINAND.
Uw dienaar heeft ’t geluk u wederom te groeten, Myn Heer, ’k had waarlyk niet gedacht u hier te ontmoeten.
Myn Heer, gelyk gy ziet.
FERDINAND.
Myn plicht is u, myn Heer,
Myn vriend te noemen.
GEERAARD.
’K ben onwaardig zo veel eer. FERDINAND.
Zyn dit de Juffers , Heer , daar gy van hebt gefproken?
GEERAARD.
Dit zyn myn Nichten.
FERDINAND.
’K vond te fchielyk afgebroken
B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;19
Heel kon deed vallen. Maar ik ben op ’t hoogft verblyd U hier te zien; op hoop dat onze vriendfchap mag vermeren :
*k Verwagt op morgen gt; aan myn huis ver'cheide Heeren, Die ’k zal onthalen , en ik wenfchfte wel datgynbsp;Uw dienaar de eer gaf, dat hy u mocht teilen, bynbsp;’t Gezeifcbap.
GEERAARD.
Och ! myn Heer, ik bid wil my verfchoonen: ’t Is my onmogelyk om dit meê by te woonen.
Blyf maar drie dagen, en ik heb zo veel te doen , Dat ’k wenfchfte dat het al gedaan was met fatfoen.
FERDINAND.
Indien gy kund ? zo bid ik zegt quot;‘er toch niet tegen.
G E E R A A R D.
’k Kan waarlyk niet.
FERDINAND.
Zoo zyt gy dan niet tebeweegen ? GEERA ARD.
Neen zeker Heer, ’k moet gaan.
FERDINAND.
j nbsp;nbsp;nbsp;Eer dat gy gaat, een woord i
k Zal iets verhalen , ’tgeen ik daad’Jyk heb gehoord, gy de tyd mv gunt, ik zal het niet lang maken.
Ik laifter toe, het zyn miftchien van oorlogs zaken ? FERDINAND
P neen , ’t is van een Heer, Mejuffer kent hem wel,
Is Leonardus Zoon, de Heer van bukkenvel. JOHANNA.
P )a , ik ken hem wel, maarmykwam niets ter coren '^at hem gefchict is. dus laat ons uw rceden hooren.
Nicht!
ANGELIKA.
My dunkt dat gy van verf verfchiet.
20 DE DUBBELDE SCHAKING.
FERDINAND.
Ik 7al ’tverhalen, zodetyduoiet verdriet.
Hy’s boos en koppig, en heel onbefuift van zinnen,
Hy minde een Juffer die afkerig was van ’t minnen, Dus zag hy zyne hoop , van tyd tot tyd vergaan:
Maar op een avond, vond hy haar in ’t voorhuis liaan, Met iemand die hem zeer bekent was, drok aan ’t praten,nbsp;Hy zag ook, dat ze fcheen van vreugd fchier uitgelatennbsp;Op ’tzien van hem, die toeninhaar gezelfchap was:nbsp;Houd hy zich ftil omtrent haar huis, om hem, zorasnbsp;Zy fcheiden, ’t geen hy zag, van acht’ren te vervolgen.nbsp;Het geenhy dcê j en door de minnenyd verbolgen,nbsp;Beftaat hy zyn geweer te trekken, kweft die geennbsp;Die voor hem was, vlak door de rechter fchouder heen :nbsp;Hy valt en roept om hulp j den and’ren voort aan ’tnbsp;rekken,
Vliegt naar de Juffers huis, en gaat haar dit ondekken. Achlzegt hy,’k kom daar gaan omtrent de blauwe poort.nbsp;Daar iemand zeid, die Heerisgruwelyk vermoord:
Ik ga om eeiis te zien, of ik hem ook mogt kennen: En ’k zag dat ’t Eelhart was; ’k ging fluks na hier toenbsp;rennen,
Om u die droeve maar te melden met myn mond ;
Hy’s noch niet dood, maar leyd zeer deerelyk gewond. De Juffer gants ontfleld beftond aan hem te vragen,nbsp;Wie is het die de naam van deze moord moet dragen gt;nbsp;Waar wagt ik langer na ? breng my by hera, indiennbsp;’t U luft , op dat ik hem noch levendig mag zien.
Zo fprak zy : hy gereed toontzig voldienftbaarheden» Kom zegt ze laat ons naar die droeve plaats toe treden. ^nbsp;Doch zy in ’t gaan langs ftraat,valt door een flauwte neêr,nbsp;Hy fleept haar in een floep, dien wreedaard zonder eer.nbsp;Het volk op haar gezucht, treed toe , en doet henanbsp;vluchten;
Nu is hy weg, en laat zyn vrienden om hem zucht^-
e E h'
-ocr page 23-GEERAARD.
Met uw verlof, myh Heer, is uw verhaal gedaan ?
O ja.
•JOHANNA.
’tiskouwd laat ons te zatnen binnen gaan. GEERAARD.
Zo ’t u belieft, ga voor.
Ik kan myn vreugd niet uiten
Krifpyn.
Blyft gy myn Heer,.zo ’t ubelieft hierbuiten.
DAt ’s niet in huis, maar voor de deur. nu hebt gy tyd-Uw vreugd te uiten Heer, my dunkt gy zwelt van fpyt ?
Met deze logen, dje zo heerlyk is verzonnen ,
Daar hebtgy naar my dunkt zeer weinig meê gewonnen. Een Heer, die, noch zo ftrakamp;hiet by ons isgeweeftnbsp;Zo te beliegen ? wel, gy hebt een fraye geeftnbsp;Om iemand die niets deed zyn eer zo gauw te ontroven.nbsp;Zo ge Advocaat word , doet gy ons iets goeds ge-loven.
^ V mag zyn liefde u wel bekent gaan maken, daar Uw grove logens hem vaft brengen in gevaar.
Of 2oud gy hem myn Heer, voor medeminnaar achten?,
K. R I S-
FERDINAND, k Geloof dat vaft Krifpyn , en daarom wil ik trachtennbsp;eenig middel om te horen of ’t zo is.
-ocr page 24-2Z DE DUBBELDE SCHAKING.
K R I S P Y N.
Weeft niet bezorgt, in deze zaak zo zyt mis;
Ik ken de Tufter die hem heeft in min ontfteken,
Haar naam is Izabel, en voorts na dat ik reken Die vreemde Juffer is ’tdie u het hart ontftak.
FERDINAND.
O ja, zy was het die heteerft myn ruft verbrak.
En my beroofde van myn vryheid , en myn leven.
Ik zie de deur gaat op wilt u ter zy begeven.
K R I S P Y N
Geen zwarigheid, het is myn fchoonheid, die ik eer. Wat dunkt u, fchynt dit niet het huis ter liefde Heer?nbsp;Of is ’t de haven van Charibdis barreningen ?nbsp;FERDINAND.
Zwyg ftil,
K R I S P Y N.
’k Wou met myn fchip die klip wel ecns befpringen.
FERDINAND, KRISPYN, BELIE.
belie.
’k y~jir Al ’t gaan bezorgen, zet uw hart maar wel te X 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vreén.
Men fpreek haar aan Krifpyn,
Myn fchoone waar dus heên ?
B E L I F-
’k Ga na de Kok die moet zo voort tot onzent komen.
Zoet Meisje, hebt gy ftrakniet in uw huis vernomen. Een beeld, waar by ’t albaft in witheid niet en haalt.nbsp;En uit wiens oogen dat het licht der ftarren ftraalc 'i
3
B L Y S P E L.
K R I S P Y N.
Met uw verlof» laat ik het woord voor u opneémen, Gy zouwtopdeeze wys wel zeven uurenteemen.
Myn Heer die is verliefd gelykeen Maartze kat.
Op ’t zoete nichje, ’t geen uw juffer by haar had. BELIE.
Waft daarona dan dat my Heer Geeraard ging beveelen De deur te fluiten, om zyn nicht hem niet te ontfteelen ?
FERDINAND. nbsp;nbsp;nbsp;(uit.
Wat zei uw volk toen ’tttraks inhuisquam ?fpreekrond BELIE.
Zyfpraaken dats een kwaft met liegen, dat ’seenguit^: Die fchurk die zocht met ons to net in huis te raaken;nbsp;Maar ’k zou hem liever met een ftok de lenden kraaken.
K R I S P Y N.
Dats fchoonmijn Heer.
FERDINAND.
Wats dit! hoe fpoc gy met myn pyn ? K R I S P Y N.
Met geen gedachten.
FERDINAND.
Ach ! ’k ben raadeloos Krifpijn. K R I S P Y N.
Ik wil aan u, mijn geeft en hulp zeer graag betoonen, Was ik verzekert Heer, dat gymv wel zult loonen.
FERDINAND.
Indien gy maakt dat ik de juffer fpreek, zal ’ku Meer geven, als gy i mmer denken zouwc.
K R I S P Y N.
Wel nu.
Men laat het dan, op uw mildadigheden ruften,
t vaatje
Maar’k zou voor eerft nou wel een proef van luften.
Neem dit voor af.
BE-
K R I S P Y N.
24 DE DUBBELDE SCHAKING. BELIE.
Ik ga, vaar wel.
K R I S P Y N.
Holla wat Belie, blyf.
BELIE.
En dat op uw bevel ? Nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;K R I S P Y N.
Als ’t u belieft myn kind, wy zullen dit eerft deelen:
Gy moet nu nevens my uw rol in’tfpel meêfpeelen,
Gy zult verbeelden dat je ’t vat, bedrog of lift. BELIE.
Ik ben te vreên.
K nbsp;nbsp;nbsp;Rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;N.
Op dat men dan geen tyd verk wift, Zult gy haar voort een brief, myn Heer,in handen geven.nbsp;FERDINAND.
HoekomtdienuKrifpyn, zodaadelykgefchreven ?
’k Ben hier niet t’huis.
K nbsp;nbsp;nbsp;Rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;N.
Dat ’s waar, wy zy n hier op de ftraat. BELIE.
En ik moet aanftonds voort.
K R I S P Y N.
Kom, kom, ik weet al raad. Daarin dat huis kunt gy debrief zo daadlykfchryven ,nbsp;quot;quot;tls van myn kennis die ons heel welzalgeryven.
Het fchynt of ’t weezen wil, zie daar, daar isdeman. Wacht hier maar wat myn Heer.
K R I S P Y N.
j^An men u fpreeken Jan.^
^5
B L Y S P E L.
JAN.
Voorzeker groote maat, ik meen nunietteweïken.
’k Was van gedachten om myn hart ecns te gaan fterken.
K R I S P Y N.
Hebt gy geen|pen en inkt in huis ? myn heer die woj| Iets fchryven daar veel aan gelegen is : vyel nounbsp;Spreek op.
Wel ja, Krifpyn, uw Heer kan binnen trecden En fchryven ’tgeen hy wil.
FERDINAND.
Steld deze vriend te vreedcn
Voor zyn beleeftheid.
T A N.
Ö1 myn Heer, dats graag gedaan. Eifch van mynwyf het geen je wilt.
K R I S P Y N.
Myn Heer, wilt gaan
En rept u vlytig. Jan blyft gy , ’k moet u iets zeggen, Wy moeten t’zatnen hier iets wichtigs overleggen,
KRISPYN, BELIE, JAN.
MB E L I E. nbsp;nbsp;nbsp;(utt.
Aar ik moet voort K rifpyn, want zag myn volk cens Zo was den aanflag die gy voor hebt, heel verbruit:nbsp;Ook loopt myn tyd voorby, ik durf niet langer wachten,nbsp;«¦n moet myn boodfehap doen, gy kund my ftrak dannbsp;^ trachten
He briefte geven, als uw Heergefchreeven heeft.
^atswel. Maar ’k bid dat gy myeerft te kennen geeft, ^oe dat de Kok daar gy uw weg naar toe gaat neemen,nbsp;^yn naam is ?
B 5 nbsp;nbsp;nbsp;BELIE
-ocr page 28-DE
BELIE.
Hoe, gy kent hem wel, ’t is Jooft van Breemen, Die heedendaags zo veel te doen heeft in de ftad,
K R I S P Y N.
Gaat dan maar vry voor uit, ik volg u voort myn fchat.
Tot flus Krifpyn.
K R I S P Y N.
Dats goed, myn Belietje, myn troosjc, Myn Hiacbinc, myn Tulp, myn Violet, myn Roosje,nbsp;Gaat gy vry flappen, lief ik kom u aanftond by.
J A N.
T Y vriend, Krifpyn, ’k meen dat ge iets zeggen woud, I aan my ?
'J nbsp;nbsp;nbsp;KRISPYN.
Gewilly k , als ik weet dat gy my trouw zult wezen.
J A N.-
Wat praat is dat? daar hoefje altyd niet voor te vrezen, Voornamentlyk wanneer de drank het werk verzoet jnbsp;En voor een vriend als jy, waag ik myn lyfen bloed.
Gy hebt my menigmaal een kelk met wyn gefchonken j Dié ’k als een held op uw gezondheid héb gedronken ;nbsp;Daarom zo vraag niet meer of ik u trouw zal zynnbsp;Maar apropo, ik denk je hebt een fles met wyn ?
KRISPYN.
Nou niet, doch zo de lifl die ’k voor heb wil gelukken gt; Zo zal me eens helder van de France wyngaard plukken.nbsp;Myn Heer, die is verliefd hier op een jonge maagd.nbsp;En zo gy nevens my u fleeds voorzichtig draagt,
En volgd gezwind myn raad, in ’tgeen ik u zal zeggequot; Hoeft ge in vier weken niet een hand aan ’t werk tekggequot;nbsp;®nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Want
-ocr page 29-B L Y S P E E. nbsp;nbsp;nbsp;27
Want uw bclooning zal die fcha te boven gaan :
Maar trouw en gaauw te zyn,daar komthet meeftop aan. Ook niet te feppen, voor me eind ziet aan de zaken ,nbsp;Als ’t werk gedaan is,zal me ons hart met wy n vermaken:nbsp;Zie dat is ’t eind en ’t flot, geen flobber onder ’t werk jnbsp;Wel nu bevind ge u tot die onderneming , Iterfcnbsp;Genoeg, zeg Jan, enzouwt gy zonder drank wel klaren?nbsp;JAN.
Ik zal herdoen , al zou ’k voor duizend Turken varen. Dus laat myhooren» hoe ge uw werk hebt aangeleidnbsp;K R I b P y N.
Een jonge.Juffer, die vol van bekoorlykheid,
M) n Meellers hart trof , door het ftraalen van haar oogen
Die wilde ik wel, indien het was in myn vermogen gt; Nu ze opgeflooten wordj te fpreeken, door geweld»nbsp;Of lill, om eens te zien, hoe ’t met haar is gefield ,nbsp;En of baar hart niet meê is in de min ontfteeken :
En zo ik dat bevind, zal ik door loze lireeken.
Haar levTen in de hand , van die haar trouw bemind.
En dit ’s de zaak waar in gy my zult helpen vrind.
Met al myn hart, gy hoeft voor my niet eens te fchromen Ik ben zo trouw als goud.
K R I S P Y N.
Ik zie myn Heer daar komen.
K R I S P Y N. nbsp;nbsp;nbsp;'
HEbtgy gefchreven ?
FÉRDINAN D.
j nbsp;nbsp;nbsp;Ja. Maar hoe waar is de Meid ?
Is 2y reeds weg, wats dit ?
K R I S P Y N.
Op dat ik ’t oordeel vel of die wel goed zal wezen.
FERDINAND, Leeft.
Beknorlyk voorwerp , dot myii ziel ontftsk in brand;
Zo haafl myn oog de glans ontdekte van uw oogen Gevoelde ik zuchtende de min , en haar vermogen.
Zo my nu het geluk begunfiigt aan uw kant
Ben ik verzeekert, dat ik zal uw banden (laakerSy -
En u bevreyden van het geeflelyk gewaad j
Tie tyd is kort, en op myn trouw u vry verlaat.
Wil li Mejuffer dan, met my gelukkig maken ,
En fchoon van daag de liefde op my kreeg de overhand Zie ik geen kans dat hevig vuur te doven ,
Jk wacht uw antwoord, dat my 't levenslicht zal roven Of doen aanfchouwen. 'k hlyf u dienaar Berdinand.
K R I S P Y N.
Dat ’s al genoeg; ’k zal Belie ’t ovrig wel belaften, Om zo if) plattigheid haar eens de pols te taften,nbsp;Wy) dat ik zorgen zal , om antwoord van myn fchatnbsp;Tekrygen. My dunkt myn Heer’tzal nodigzyn. Datnbsp;Gy by Jan gaat, om daar myn weêrkomft te verwachten,nbsp;Terwy 1 ik voor uw min zal gaan myn plicht betrachten.nbsp;Gaat vry in huis, ’t w’ord tyd.
FERDINAND.
BLY-SPEL.
TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL.
BELIE, J A S I E.
NOu zoetert, wilt myn reêii in uw gedachten houwen,
Gy zult wat trekken zo myn meefter kotnt te trouwen,
Hy geeft zeer zelden, maar wanneer hy geeft, is ’t raak; Gy weet wel welk een kracht de mildheid heef t,des maaknbsp;Dat onze zaak gelukt, gy kent de kracht der fchyven,nbsp;Die poen wil dokken, ziet men nooit verlegen blyven,nbsp;Voornamentlyk zo hy ’t wat ryklyk geven wil.nbsp;BELIE.
Al praats genoeg gt; vertrek gy Jasje, en datalftil.
Ik weet myn volk verlangt, om uit myn mond te horen. Wat ik verricht heb, en het zou haar zeer verftoren ,
Ï)at ik haar al te lang liet wachten; gaat dan heen , k weet myn plicht, dus fteld uw hart maar wel te vreên.nbsp;J A S J E.
Ik hoor gerucht daar in uw huis; vaarwel, ’k galopen;’ B E L I E.
Dats recht van pas, ik zie de deur gaat daar ook open.
TWEEDE TOONEEL.
BELIE.
Aarblyft gy Bclietje? ’t is een bedroefde zaak Zo uit te bly ven ’i fchynt de Meisjes haar vermaak,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Om
-ocr page 32-Om met haar volk in twift of tweedragt fleets te leggen. Wat antwoord brengt gy ?
B b. L I E.
Hoor Juffrouw , ik zal ’t u zeggen. Hy is zeer ziek en kan onmooglyk komen , maarnbsp;Hy zal een ander in zyn plaats hier zenden , daarnbsp;Ge uitneement van gedient zult zyn; hy zal flraks komen:nbsp;Ik zou hem op uw lafl wel hebben ineê genomen ,
Ik heb hem lang gewacht, doch hy verfcheen noch niet. En dü is de oorzaak dat gy wat gewacht hebt j zietnbsp;’k Had anders hier al eer ge weeft.
JOHANNA.
Zo lang te toeven. Tot dat hy komt myn Nicht, dunkt my zal niet behoeven ?
Neef zal hier aan de kok ’t geen nodig dient gedaan Wel zeggen, laat ons vafl naar Anna Blaasuit gaan ,nbsp;Om Spaanfche Vruchten, die gy nodig hebt, tekopen.nbsp;Ook naar de Groen vrouw, enonstydzou heel verlopen;nbsp;Want voor den avond gt; dien ik wel weêr t'huis te zyn.
Zo ’t u belieft ik ben te vreden.
’k Zal by Tryn
Oook gaan, hoor Belietje, zozytge’ervanontflagen. Blyf dan in huis.
BELIE.
’tTs wel maar Juffrouw, ’kmoet uvragen. Wat dat gyt’avond glieft teeeten?
J Ö H A N N A.
Ik zal (Irak,
Wanneer ik t’huis kom , ’t u wel zeggen met gemak. Nu Neef wy gaan dan heen.
GEERAARD
Doet zo, en wilt voort keeren.
B E A-
-ocr page 33-B L Y S P E L. BEATRIS.
]a , zonder twyffel.
GEERAARD.
Zacht 5 wat zit daar aan uw kleeren ? Het is een pluisje, nu ga heen, als is gezeid.
GEERAARD, BELIE. GEERAARD.
HOor, ’k moet u iets zeggen, daar veel aangelegen leid.
Wat heef: men niet al kwaad,zints dat de vreemde lieden, Hier komen wonen zyn, in Holland zien gefchiedennbsp;Hier wort een Vrouw misleid, daar weêr een maagdnbsp;vervoert :
’t Is of da: fnood gefpuis op zulk een lokaas loert.
Nu zal ik u het geen ik voorheb gaan verklaren.
Ik heb gemerkt dat hier een lichtmis fchy nt te waaren, ’tIsommynNicht, want aanzynafties en gelaat.
Heb ik het wel gemerkt ¦, nou is daarom my n raad,
Dat gy geen Man,noch Vrou, zult zonder’t my te zeggen, De deur inlaten ; O! ik denk ze ons lagen leggen.
En zo dat waar is, zal ik zekerlyk ’t bedrog Eeletten door myn zorg; dies heb ik voor, om nochnbsp;Yan daag, noch morgen, of zo lang ik hier zal wezennbsp;Deen voetftap uit te gaan, Zo hoef ik niet te vrezen.
Myn Nicht. en heef: geen zin in ’t Kloofterlyk gewaad, Maar als al’tjonge goed, haakt zy naar de echte ftaat.nbsp;BELIE.
^ 2.0U meê ’t natuurlyk kleed, voor ’t kloofterkleed ver-^ heffen.
Want zo demin, het hartkomt van een Juffer treffen, ’c voor haar beter, om in de afmen van een Man,nbsp;•*^efmaken’t zoet genot, . .
Wel hoe weet gy daar van ? Zyt gy getrouwt geweeft ? ofging gy’teensbezoeken.^nbsp;BELIE,
Bezoeken? neen ik Heer, ik laat my zo niet doeken.
Wel nu dan weet gy ’tniet, maarwordeens vyftigjaar» En weeft dan eens getrouwt, gy praat wel anders, maarnbsp;’t Is al genoeg hier van , gy weet wat ’k heb bovoolen,nbsp;Niet op te doen, of roep my eerft.houw niets verhooleii.nbsp;Zeg aan my alles ’t geen hier omgaat, zo zult gynbsp;Wel haaft bevinden, hoe ik die beloon, die mynbsp;Ten dienft ftaanin myn zaak.
’k Zal my zeer vly tig toonen, Gelyk de Meisjes zyn gewoon te doen : ’t beloonennbsp;Dat is een woord gt; daar ik myn bloed voor laten zon.nbsp;Wie myne gunft koopt, voor zyn fchy ven, beniktrou.
Zo zoud gy lichtelyk door geld zyn om te kopen ? BELIE.
Och ja, myn Heer, om ’t geld zou ik door’t vuur gaan lopen.
Dat is heel Hecht, want om het geld, zo zond gy licht Uw volk verraden. enzowyken van uw plicht. ,nbsp;BELIE.
O neen, myn Heer, ’kzweerzo gy my nu iets wilt geven Zalikzo trouw zyn, als ge een menfch zaagt van uWnbsp;leven.
AI met gemak, ’kzal u voldoen wanneer ikga BELIE.
Daar is goed wachten, maarzokwalykvaftenna.
Ik ziedaar komt de Kok, myn Heer,Gy kundhem horen, Ik ga lerwyl in huis, zo zal ik u niet ftoren.
VIE Rquot;
-ocr page 35-B L Y S P E L. 35 VIERDE TOONEEL.nbsp;GEERAARD KRISPYN.nbsp;GEERAARD.
Doet zo en draag maar zorg, voor ’t geen ik heb belaft. Gehoorzaamheid is ’t beft , hec geen een. dienft-maagc paft.
Wel vriend waar heen ? blyf ftaan,
KRISPYN.
Men heeft mv hier ontboden.
Dat’s waar, maar daarom hebje in huis juift niet van nooden.
Wel waarom niet? ik meen op ftraac hier niet te ftaan, De Juffrouw wacht my , en ik moet zo by haar gaan.nbsp;GEERAARD
Ik ben die u verwacht, de juffrouw is niet binnen,’’ ^lyf bier by my op ftraat.
Zyr gy wel by uw zinnen ?
P? ftraat te fpreekea meteen Kok, dat’sgeenfatfoen, Dsmyn refpedl te na , ik zou het ook niet doen.
geeraard.
’ertrek dan weer, kan umynvoorftel niet behagen.
k Denk immers niet myn Heer, dat gy my zoekt te
*‘°ni, treden wy in huis, zo fpreeken wy malkaar gt;
’t behoort.
GEERAARD.
ji nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ik zeg blyf ftaan , wel dat is raar!
. Wil hier voor de deur, van ’cgeen dat u zal raken, u ipreken ; ik denk niet dat gy my dol wilt maken ?
G nbsp;nbsp;nbsp;KRIS-
-ocr page 36-?4
K R I S P Y N.
Wel nu, zo ’[ u belieft, wat is ’r dat gy begeert ? Denk vry dat gy op ’t hoogft de kokkery onteerd.nbsp;GEERAARD.
En denk dat gy op’t hoogft Heer Kok metal uw praten, My kweld, des zwyg, of ik zal u allecnig laten.
K R I S P Y N.
Dat is onnodig, kom, fpreek op, ik luifler toe.
GEERAARD.
’k Moet volk tradteren, en . . .
K R I S P Y N.
Dat ’swel: ik word zo moê Van al dit ftaan , gaan wy in huis , ft zal beter wezen.nbsp;GEERAARD.
’k Zeg neen Kok , zyt gy dol ? zo loop laat u genezen. Hoeplaagr my deze ventZwygzegik, of’kgaheên.nbsp;K R I S P Y N.
Wel nu fpreek op, ik hoor met aandacht naureên, GEERAARD.
Zo gy wcêf fpreekt, zo zal ik aanftonds binnen treden. Ik ben hier niet gedient met al die zottigheden.
’k Heb u ontboden, om eens te overleggen, wat Ik beft fchaffen zal voor twintig menfehen, en datnbsp;Wat zuinigjes, ik wil geen groote koften maken jnbsp;Spreek nu, nu is ft uw tyd.
K R I S P Y N.
’kVerftamy op die zaken. Zeg my eens Heer, op welk een dag het moet gefchiên?
geeraard.
Wel overmorgen moet het klaar zyn.
K R I S P Y N.
Laat eens zien ?
De tyd die is heel kort.... ’k zal echter u geryven.
Haal my papier en inkt, zo zal ik ft op gaan fchry ven, Wat gy van noden hebt, ea hoe het wezen moet.
B L Y S P E L. GEERAARD.
’k Zal’t wel onthouwen als gy’ropnoemr 5 lullig, doet Het teen ik zeg, wantuwgefchryf isniec van noden,nbsp;KRISPYN.
Voor eerft een venizocn, met twee paar roggen broden, En vier pafteyen met een Huiver mofterr, daarnbsp;Zes bouten by, met zeve hoenders, en alwaarnbsp;Bv voegd, konynen, kaas, olyven, jonge duiven.nbsp;Een paau vv, en voorts wat klein gebeent om aan te kluiven,
Alseenfaifanc, patrys, een extcreneen krai, Eenfnipjemetzyndrek, eenmufch, eenpapegai,
V'at lyftersen een gans . dat moet zyn net gebraden j Onthoud hst wel myn Heer, nu tien pond karbonaden ,nbsp;Vier hammen aan het fpit, eenhaas, een Kallikoen.nbsp;GEERAARD
Al Zacht Heer Kok, wat zou men met dat eeten doen ? K R I S P Y N.
^wyg, zwyg, ’t is noeh myn beurt : morieljes om tc kooken.
V^eftfaalfe worft tabak, en pypenom terooken. GEERAARD.
,^‘3 ’t u beliefd, vertrek, gy zyt een fchurk , gy kok: ,j^eg pak uw biezen , of ik kryg terftond een ftok.nbsp;^le hoorde ooit van een Kokdelpys zo ordonneren »nbsp;6en Weêshuiszoude kolt die hv daar noemt, verteren.nbsp;K R I S P Y N.
Heer , ik hoor gy zyt verdwaald, yp ’t geen ik zeg ,• wanneer de fpys word neergezetnbsp;'^P ’t tafel, Haat ze diar het meeft maar om te pronken.'nbsp;jj.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;GEERAARD,
is geen bruiiofd vent.
K R I S P Y N.
jy nbsp;nbsp;nbsp;Wel hoe, ik ben niet dronken ,
^ Weet ik wd. zeg my eens hoe gy ’t garen had ?
c % nbsp;nbsp;nbsp;iSteer-
ik bid ulec
-ocr page 38-GEERAARD.
Wat kool en wortelen, en rapen, dat ie ’t vat,
K R I S P Y N.
Ik kan de vruchten niet, die gy daar op gaat noemen,
Ik weet niet wat het zynjzyn ‘t bomen of zyn ’t bloemen. GEERAARD.
Wat beeft is dat; maar zeg wateetgy daaglyksdan?
K R I S P Y N.
Het een of ’t ander.
GEERAARD.
Nou, noem op eens als een man.
K R r s p y N.
Braatharing, zweezeriks, wat erwten en wat bonen gt; Meloenen , zoute fchol.
GEERAARD.
Ik bid wilt iiiy verfchonen»
Ik moet in huis.
K R I S P Y N.
Dats goed, myn Heer, ’k ga met u mêe. GEERAARD.
Dat zult gy liegen fchoft.
K R I S P Y N.
Wel blyf dan op deezfteê. Gy hebt me ontboden , en zoud gy zo gaan vertrekken ?nbsp;Ik ben een Kok, en ’t is heel flecht met my te gekken*nbsp;GEERAARD.
Gy zoud een Kok zyn ? ja een fchurk een vagebond, K R I S P Y N.
Holla 1 blyf ftaan, en haal dat woord eerft in je mond* Ik ben een man die in de wereld is ervaren ,
’kHeb ’tSpit aan ’t France Hof gedrait wel ruim dn* jaren.
Wsl h«t waar nodig, dat qe u als een ezel vilde,
En daar en boven heb ik in twee jaar gehad Welzeftien Meefters, en de braaffte van de Stad.nbsp;Zultgy myfchelden?my J het hoofd van ’tbraders giW*
-ocr page 39-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;37
GEERAARD.
Laat my in huis.
K R I S P Y N.
Gy zulc niec, ofherftel myn cer; Zeg ’t is my leer dat ik zulks heb gezcid gt; inyn Heer.
GEERAARD, KRISPYN, BELIE.
I E.
j wat maakt men
BEL
hier
WEI hoe wat zal dit zyn voor kuureo ?
GEERAARD.
Kom Belie, kryg eenftok, zo zal dien fchurk bezuuren, Myn gramfehap, haaft u wat.
BELIE.
Hoe zal ik dit verftaan ? Zegtmy eerft de oorzaak Heer, wat heeft hy u mifdaan,nbsp;GEERAARD.
t Is een bedrieger, die my regens dank wil dwingen. KRISPYN.
% fteeld myn eer, ’t geen u zal voor de fchenen fpringen, -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;GEERAARD.
*k Zeg laat los.
KRISPYN.
AanftondS) als gy myneerherfteld, j.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;GEERAARD.
help my Belie, zietdenbeeft pleegt hier geweld.
aan myn Heer, ik zal dien kop hem wat verzetten, door myn dagen» hem die parten wel beletten.
’^daar , daar leid zyn muts; wil ik bem nu wat Haan?
BE-
-ocr page 40-58 nbsp;nbsp;nbsp;DE DUBBELDE SCHAKING.
BELIE.
Hou daar ! hou daar ’
' Laat ons in huis voort gaan.
FERDINAND , KRISPYN, JAN.
K R I S P Y N
GAatvry in buis, maar ’kzweer, myn wraakluft haaft te boeten j
Zult gy op die manier een man als my begroeten?
FERDINAND.
Hoe vaart gy al Krifpyn ?
KRISPYN.
Hoe zou ik vaaren ? flecht.
Men heeft my tot myn leetmet Hagen onderrecht.
F E R D I N A N D.
Ik zag ’t van ver. Hebt gv geen bi ief van myn beminde ? KRISPYN.
O neen ! het was vergeefs hem de oogen te verblinde; Wat of ik voornam} ’kkon’t niet krygen naar myn ziogt;nbsp;JAN.
Hier leid uw muts Krifpyn, en zie een brief daarin. KRISPYN.
Laa zien ; dit zal gewis van Belie zynbefteeken.
Wie had gedacht dat myn IVleeftres had zulke ftreeken ? Schoon zy my floeg , dit werk verzoet het alles weêr.nbsp;Lees hem eens overluid, zo ’t u belieft, myn Heer ?
F E R D I N A N D.
Afy V Heer, ik heh uctgt; min, uit uw gejihrift vernomen. Fm fchonn myn plicht verbied, dat ikti antwoort jebryj’nbsp;Volbrengt nochtans, denk wat gy wilt va» myn bedryf’nbsp;Terwyl ’k ivil trachten om myn kerker te ontkomen.
Volg dan het voot beeld van fiantvajie trouwheid na:
-ocr page 41-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;39
En fchoon uw min genoeg was door uw oog te ontdekken y 2.0 zoekt een middel, geen gy moet door lift voltrekken ynbsp;Dat ik u fpreken mag. vaar wel; A NGELIKA.
O aangename brief, zo vol van tederheden.
Krifpyn, wil tot ons heil gt; in uw verftand nu fmedcn. Een lift, waar door’k haar fpreek,
K R I S P Y N.
Myn Heer, rechtuitgezeid. Het geen dat gy verzoekt, is met veel zwarigheidnbsp;Verzelt; die ouwe paai is zo niet te verraflen:
Doch ’k zal myn beft doen, laathyzohy wiloppaflèn: YGeen hy my heeft gedaan, dat moet gewroken zyn;nbsp;De Juffer, dat ’s genoeg, heeft deernis met uw pyn.nbsp;Ik zie Heer Karei, die u zekerlyk wil fpreken.nbsp;Tracht zo het mooglykis, ’tgefprek voort af te breken.nbsp;Ik heb iets voor, dat ik met u vol voeren wil.
FERDINAND.
Ik zal ’t geen gy begeert, volbrengen, houd u ftil,
KAREL.
Gy hebt haar dan gezien, myn Heer, om wien ’k moet klagen.^
L zy niet waardig, om haar liefde toe te dragen ?
FERDINAND Ik moet bekennen , dat al haar bekoorlykheên,
^yn waardig van een Vorft te worden aangebêen;
^3ar fchoonheid is te groot, om na waardy re roemen, LnuwekeurmynHeeris waarlyk niette doemen;
Dok is ’t geen wonder, dat de hoop uw liefde voed.
*k bid verfchoonmydatik voort vertrekken moet.
C4 nbsp;nbsp;nbsp;ACH-
-ocr page 42-40 DE DUBBELDE SCHAKING. ;
KAREL.
HY gaar, dit dunkt my vreemd, wat zal ik hier van denken ?
Zou hy wel trachten onze vriendfehapsband te krenken ? Nu hyhaarzo verheft? ’k begryode zaak heel licht;
H yis verwonnen, door het zien van haar gezicht. Trouwlooze vrind , wat ging my aan, doe ’k ging ontdekken ,
IVTyn trin aan u ? ’t welk my nu zal tot nadeel ftrekken. IVlaar ’k zal hier wachten en oppafien, dat ik unbsp;Betrap naet haar, en u dooiftooten...
Wel hoe nu
Woudgv Heer Ferdinand, zo fluks ter neder leggen?
Ei ei bedaar! en hoor naar’t geen ik u zal zeggen.
Laat my hier wachten , en befpieden al zyn doen, Eer dat gy de achterdogt gaat in uw boezem voên.nbsp;Wieweet of hy in liefd’, eens op haar isontftceken ?
En mipdhy haar, ’tiswel, zo tracht u dan te wreeken. Zo niet wel, laat hem dan toch blyven, ’tgeenhyis,
’k ra u ontdek niet meer uw mins geheimenis Aan iemand , ’t zy wie ’t zy. Maar ziet de deur gaatnbsp;oopen
’t Is Belle» blyfmynHeer, gy hebt wat goeds te hopen.
EI Juffrouw kom eens hier , lerwyl uw Neef is by Uw Nicht Angelika, zo ftaat u zulks wel vry^.j^
-ocr page 43-B L Y - S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;41
Wilt zyn geknor noch zyn gepruttel hier niet vreezen, Hy’s boven om uw Nicht de metten voor teleezen.nbsp;Hierop de ftraat is uw beminde, fpreek hem aan.
Ei zie hem daareens, als cenfteene Roelandftaan Hy roerd noch hand noch tong; hebt gy uw fpraak ver-looren ?
Zo zegt het vry myn Heer, nu lullig Iaat u hooren.
K A R E L.
’k Spreek geen trouwlooze , die de ondankbaarheid bemind,
?in als de weerhaan draaid , gedreven van de wind. Bemin een ander vry, om zo uw drift te boeten.
1 nbsp;nbsp;nbsp;Znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;L.
'Wel Belie , wat is dit, wat komt my hier te ontmoeten? Hoont gy myn trouw myn Heer.^ bedenk wel wat gynbsp;doet ?
Vaarwel, kom hier nooit weêr.
BELIE.
Wel dat komt zeeker zoet.
Blyf ftaan- My dunkt de min die heeft al raare ftreeken ? Gy hebt driejaargevryd, en laatje’t werk nu fteekennbsp;Gy doet niet wel, mvnHeer, dat gy haar min verdenkt,nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;L.
Ik merk ’tbedrog wel,waar door hy myn deugden krenkt. Hy tracht zyn ontrouw dus heel liftig te bedekken,nbsp;Hy mind een ander, ’k zie het klaar, laat ons vertrekken.nbsp;KAREL.
Ik min geen ander, neen , de deugd bezit myn hart.
O wreede! uw trouwloosheid, veroorzaakt al myn fmart. Het is my ftraks ontdekt, dat gy my hebt verlaten,nbsp;Enfehoongy my veracht, zo zal ik u nooit haaten.
B E L I E.
Die datgezeid heeft, iseenzwyn, die licht uw min Benyd , verban alle achterdogt vry uit uw zin.
Haar is niet beter, als een welgemaaktevreede.
I Z A B E L.
De fmaad die is te groot, die ’k van hem heb gelede. BELIE.
Nu vraagd haar om pardon, gy weet wel, gy hebt fchuld; ^t Verzeker u , men heeft u zo wat opgehultjnbsp;Gy zyt te wysmyn Heer, om aan zo groot een loogennbsp;Zo voort geloof te flaan.
KAREL.
Zo ben ik dan bedrogen ? Hetismyleet, dat ik uw trouwheid héb veracht,
’k Beken de minnenyd heeft my daar toe gebracht. BELIE.
Nu hy zyn fchult bekent, ]uffrouw, moet gy ’t vergeven. Ik kan wel zien dat hy uw nooit zal wederftreeven-KA REL.
Een die zyn fchuld bekent, die dient te zyn verfchoont, Heb deernis met myn min.
I Z A B E L.
Schoon gy my hebt gehoont, ’k Wil echter deze fmaat, en uwe fchult vergeten.nbsp;Maar zegt aanmy, myn Heer, wie heeft u zulks doennbsp;weten ?
KAREL.
’k Zal ’t u ontdekken.
GEERAARD.
I loe! myn Nicht hier op de ftraat? En meteen Heer .^O fchand! zoheimlykaandepraat;nbsp;Zie daar zy lonkt hem toe : ik zal die vreugd gaan ftoren..nbsp;Wel Nichje Izabel, wat komt my hier te voren ?
‘ nbsp;nbsp;nbsp;Het
-ocr page 45-43
B L Y S P E L.
Het is niet frai een man op ftraat te woord te ftaan:
Een juffers eer is teer,
I Z A B E L.
Ik heb hier niets misdaan, ’t Geen eenigzints myn eer tot nadeel kan verftrekken.
Een voorval ’cgeen my raakt, kwam hy aan my te ontdekken.
Maar weet dat my uw aard , die wonder is, verveelt. Men ziet dat de ouderdom en jonkheid (leeds verfcheelt.nbsp;En fchoon myn Nicht door u zich laat zo ftreng bewaren,nbsp;Voormy kundgy die zorg en moeite vry’lyk fpaaren :
Ze is uw gehcoizaamheid verfchuldigt zo bet (chynt. ’k Gun haar die vfeugde, des, ik bid u zelfs niet pyntnbsp;Om voor myn eerbaarheid onnutte zorg te dragen.
GEERAARD.
Gy fpreekt al vry wat ftout.
I Z A B E L.
’k Geef antwoord op uw vragen. KAREL.
De juffer heeft gelvk, haar eer lyd hier geen laft. GEERAARD.
Wievraagd ’er u na zeg? wat bruft my deze kwalf ?
Zy heeft geen hulp van doen, haar mondiluk kan wel klinken
Zyt ge een Student.? zo ga, bemoei umet rinkinken. Gy jonge losbols, flrekt de Juffers maar tot kw aad ,nbsp;c Flikflooyen en gevlei verzeld met kwaade raad,nbsp;Raakt (omtyds wel het hoofd der Meisjes zonder zinnen.nbsp;O ! O ! ik weet ’eraf van hun geveinft beminnen.
Haar lonkenzyn bedrog, haar zuchten veinzery ,
En daar door raakt een maagd die jong is in de ly, KAREL.
Hebt gy uw jonkheid , heer, zoreukeloosverflecren. Dat gy zo wel ’t gebruik der minnaars fchynt te weten ?nbsp;GEERAARD.
De Waarcld was zo boos noch zo verbaftert nier.
Men lachte toen niet om een andermans verdriet .* Doen had de deugd en trouwbaar woonplaats noch behouwen.
Maar nu wat fmart ? nu kan men niemand meer vertrouwen
Zints dat ons Vrankryk met de modens heeftgeplaagti Is Hollands vafte trouw verfcbopt en weggejaagt.
Dog’k zie uw Moeder met myn zulter herwaarts treden, Hoe gaat gy nu in huis ? blyf, blyf; of zeg de redennbsp;Van uw vertrek.
I Z A B E L.
Zulks zal ik doen als ’t my belieft.
geeraard.
Ik merkte welgvzytmeê van de min gegricft.
BELIE tegen IZABEL.
Gaan wy in huis , laat ons uw Moeder niet verwachten.
Izabel en Belie, binnen. KAREL tegen JAS jE.
Weet gy geen middel, om ons fmarten te verzachten. JASJE.
Verzoek haar Moeder noch voor’t laaft , of zy haar kind Aan u beftesden wil, nu gy malkaar bemind.
K A R E L.
Dat is vergeefs , ik ben te dikmaals afgeflagen. JASJE.
Ik zou ’thaar echtervoorhet alderlaaft noch vragen.
GEERAARD, JOHANNA, BEATRIS, KAkEL, JASJE.
GEERAARD.
¦yi^Elzycgydaarmyn Nicht.? gykoajt hier recht ter
Uw Dochter gaat in huisgt; en heeft my hier alrcê
Wat flegt onthaald,en door haar woorden my misdreven. Maar , ’k denk deez Jonker, mag ik daar de fchult vannbsp;geven
Uw kind dat is gewis door zyn gevlei mifleid.
I O H A N N A.
Wat doet gy hier by haar ? heb ik u niet gezeid Dat ik het niet verfta ? en echter gaat ge u gangen.
’k Zal nooit toeftemmen, dat ze u zal tot man ontfangen. KAREL.
’t Is waarlyk al te ftraf, dat gy ons beider min,
Die vaft geveftigt is, door deugd, in hart en zin ;
Ja,door den hemel zelfs verëend, dus wilt gaan fcheiden. Gy ziet onsfmart genoeg, hoe laat ge u dus misleidennbsp;Door ’t geld van ’t fpoor der deugd ? ei open uw verftandjnbsp;Verban de oude haat, door onze Huuwlyks band.nbsp;JOHANNA.
Met geen gedachten; Hoe zou ik myn haat bepalen, Nu my uw Vader tracht, door een Proces te onthalen,nbsp;Zes duizend gulden ? neen, ik fta die trouw nooit toenbsp;Ik zeg u waarelyk , ik ben u hier al moê.
Uw min, ointrentmyn kind, dat is maar moeit verloren*. Zoek vry een ander, die uw oogen kan bekoren.nbsp;Gyzultnietvord’ren, wat gy doet, metugevry.nbsp;KAREL.
Hoe weinig weet gy van de fmartea die ik ly.
En fchoon ik zie dat ik uw haat niet kan vervi innen , Befluit ik echter om haar eeuwig te beminnen.
Gy zult geen trouwloosheid befpeuren in dit hart-Gy zegt myn byzy n dat verftrekt u maar tot fmart ?
’lis wel; ik ga dan: en de rampen die my plagen.
Zal ik om ’t zoet gezicht uws Dochter willig dragen: Enhopendcopdetyd, dat dieuwhart noch zalnbsp;Bewegen, ftelikal myn heil aan het geval.
4lt;r DE DUBBELDE SCHAKING. TWAALFDE TOONEEL.nbsp;GEERAARD, JOHANNA, BEATRIS.nbsp;GEERAARD.
Uw Dochter, heeft met hem, hier op deftraatge-gefprooken:
Maar door mya'komft wierd haar gefprek voort afge-brooken.
’k Gelóóf uw meid wel weet, hoe dat zy t’zamen ftaan, En twy ffel of men op haar trouw wel vall mag gaan.nbsp;JOHANNA.
Het onderzoeken (Iaat ons vry, men zal doorgronden Haar doenzo ’t moogly k is ,en word zulks waarge vonden,nbsp;Zozaizy in het kort vertrekken, wanteen meidnbsp;Die trouwloos dient, mv gantsniet aan gelegen leid.
Ik zal haar van myn guild , fchoonik haar wel maglyen, Verdooten Neef, ik hou van geen bedriegeryen.nbsp;BEATRIS.
Dat is geen wonder, Nicht, wie wil bedrogen zyn ? Daarzyn veel meiden , die haar volk door valfchcfchynnbsp;Misleiden. Otnyn Nicht: de waereldisvoldreeken,nbsp;Gelyk men daagly ks ziet.
Wel is ze vol gebreken.
’t WaarwelteWenfchen, dat de trouw wat groter was.
GEERAARD, JOHANNA, BEATRIS, KRISPYN als een Boekverkooper, JAN als eennbsp;Kruijer, FERDINAND ineen mand.nbsp;KRISPYN.
Hier vrind, hier moetrnen zyn. ik kom hier recht van pas.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^iic
-ocr page 49-47
Zie hier MejufFer ’t geen gy moet in huis ontfangen, Komt van uw Neef die hier logeert.
’k Ben vol verlangen
Hoe dat het komt, dat by niet zelf na hier toe keert Wat zyn de reden gt;
K R I S P Y N.
Wel 5 indien gy dit begeert.
Te weten, zal ikude waarheid aandondszeggen,
Hy fprak van een proces, dat hy zogt by te leggen , En dan als’twas gedaan, op ’tfpoedigfte vandaagnbsp;Of morgen ugten vroeg zou trekken uyt den Haag.
GEERAARD.
Wat is’erindeezmand ?
K R I S P Y N.
Dat zal ik ftrak ontdekken. Vermits my n tyd was kort, en dat ik moeft vertrekken.nbsp;Was zyn verzoek, ofikzogoed wouzyn , om achtnbsp;Tc flaan op deze mand, dat die hier wierd gebracht,nbsp;’tZyn boeken, die hy in den Haag heeft wezen kopen ,nbsp;Met noch een Heer.
GEERAARD.
Dat 's wel, komtdoctzedaneensopen. K R I S P Y N.
Zulks mag niet zyn ; ’t is hier gezegeld als gy ziet.
Y^at zie ik wel. Maar hoe , dit is zyn zegel niet gt;
K R I S P Y N.
Heer, die by hem was, die heeft ze toegeQotea, quot;ie medeeendecl heeft aan de boeken.
GEERAARD.
Maar zyn ’t grootcn,
'Ji kleine boeken ?
K R I S P Y N.
Z o van alderhande Hag.
GEER-
-ocr page 50-G E E R A A R D.
Het dunkt my wonder, dat men die niet zien en mag.
K R I S P Y N.
Die Heer, en ook nw Neef, doen ik hun kwam te fprekcn, Beloofde aan malkaar de mand niet op te breken,nbsp;Voor dat zy allebei daar tegenwoordig zyn.
GEERAARD.
Welzegie zo; wel nu dat heeft noch zowat fchyn.
K R I S P Y N.
De Boekverkoper heeft de rekening gefchreven,
En my verzocht, of ik ze u Neef wilde overgeven.
Geef hier, ik zal hem die behandigen.
K R I S P Y N.
Heel goed.
J A N.
Ik krui weer henen, zo ik noch lang wagten moet.
K R I S P Y N.
Doet zo myn vriend, maar help de mand eerft boven dragen.
GEERAARD.
Waarom juift boven ?
R R I S P Y N.
Heer, zulks was u Neefs behagen. JOHANNA.
Ik zal ’t u wyzen, waar gy ze beft zetten zult.
Ze lykt vry zwaar
K R I S P Y N.
Ze is ook tot boven opgcvul t.
GEERAARD BEATRIS. GEERAARD.
Wie
goeden.
•fquot;! 7 At koft het geld, en zorg. de kind’ren op te voeden 1 VV Hoe zelden ziet men haar die weldaac weer ver
-ocr page 51-fe L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;49
Wie weet, wat geld hy heeft aan boeken weêrbefteet ? Ochftudiel ftudieoch ! gykoftmeêralsmen weet!nbsp;Had gy hem , na mynraad , een ambacht laatenJeeren,nbsp;Het was vry beter , als dat dromnrvelfe ftudeeren.
Hy koopt maar aanjcn denkt,men vind het geld op ftraat. Maar laat eens zien , hoe hoog de fom hier onder ftaat ?
’t Is tachtig guldens, och! wat zal ons overkomen ?
De drommel zo veel geld ? wie zou dat derven dromen^ Schei uit, fchei uit laat hem noch aan een ambagt gaan.
BEATRIS.
Dat’s wel,maar weet monfreer, ons eer die hangt’er aan. Schoon dat men geld heeft, mag men wel na meerdernbsp;trachten,
Doch de eer zo ’t mooglyk is, voorkwaade opfpraak wachten.
Wat zou men zeggen, als hy kwam tot Amfterdam, En aan het werken ging ? als nadeel vanzyn ftam ,
En ouders, die geltaag doorkoopen en verkoopen , Gewoon zyn , h geld, tot ’s kinders voordeel op tenbsp;hoopen.
GEERAARD.
Wat dwaaze hovaardy, beheerft den menfeh ? ofpyt!
’k Heb u verftandiger gehouden , als gy zyt.
Raat ik al vorderzien; wat flagzyn ’tal van boeken.? Het Corpus J uris, en ’t geheim om te onderzoeken,nbsp;Wat recht, of onrecht is. hier ftaat een deel latyn,
, nbsp;nbsp;nbsp;BEATRIS,
tis buyten twijffel, dat die voor hem noodigzyri. Eatynfche boeken zyn ’t, daarzy vei ftand door krygen,nbsp;GEERAARD.
iterzyn deduitze, ’k zalze leezen, wilt wat zwygen. ooreerlt d’Avonturier twee deelen ineen band,nbsp;ePoëzy van Vos, van Vondel, en van Brand.
zal hy daarmeê doen ? dat kan geen ftudie maaken. toverboek; wat komt hem dat te raaken ?nbsp;s Ridder Don Qiiichot, de Lichtmis, de Student,
D nbsp;nbsp;nbsp;Bs-
-ocr page 52-50 DE DUBBELDE SCHAKING. Redurve Pachters , en Don Clarazel, ’k bekentnbsp;’t Is fraai, de Non in’t hemd 5 ofVenusin hetklooffer,nbsp;Dacs noch al fchoonder» wel die vent dient op een roofternbsp;Gebraaden , die zy n pen gebruikt tot zulk een ftof ;
Der Courtifanen leven , wel dat ’s al zo grof,
Lyzander en Califtes zoete minneryen j Rozellies leven, wel ’t is langer niet te lyen.
Nu Didoos treurfpel, en der Doblaarsliftigheêii; DeReyzende Lakey gt; waar wil dit langer heen.
Hier Haat wel meer, maar weg, ’k kan myn gedult niet rekken
Om het te lezen, ’t fchynt uw zoon met u wil gekken t Laat hem hier komen, ’k zal eens zien hoe hy ’tzo maakt.
BEATRIS.
Weeft maar te vreên.
DAt glas met bier heeft wel gefmaakt. KRISPYN.
Hebtgy’tregiftervanzynboeken, Heer, geleezen? Gymoogt wel denken dat hy baaftgeleertzal weezen,nbsp;Hy heeft ze fchande koop gekogt.
GEERAARD.
Zegmyeens vriend, Hebt ge in die koopmanfchap tot raadsman hem gedient ?nbsp;KRISPYN.
Wel ja zo wat.
G E E R A A R D.
Gy had dat liever mogen l§teo gt;
KRIS'
-ocr page 53-K R I S P Y N.
Hoe myn Heer, wat ’s dit voor praatcn ? Zo hy berouw heeft ? goed, ik tieemze dan wel aan,nbsp;Voor ’t zelve geld, laat hem niet eens verlegen ftaan.
Ik kan daar makkelyk eenftuyver noch op winnen,
’t Voegdeen ftudent, als hy de ftudie gaat beginnen. Dat hy voorzichtig is om boeken (leeds goed koop. , 7
GEERAARD.
De Boekverkopers zyh bedriegers meelt te hoop.
’t Zynkonkelfoefersj die de menfchenflechisbedriegen; ’t Gaat zeker valt, zodrazygaapen, dat zy liegen.
K R I S P Y N.
Het gaat wel zo, en fchoon dat het myn ambacht is, Daar zyn wel vroomen,maar meer fchurken,dat ’sgewis.nbsp;Zy hebben (Ireeken die de droes niet zou bedenken.
Dog ik en zon myn eer in geen deel willen krenken, Gfdoor bedriegery, bcfmettcn myn gemoed;
H ben tot fchelmery van jongs niet op gevoed , ^envind’er, als me eens zóu haar fnode parten ziften ,nbsp;Zou ’t haart onmooglyk zyn , door drukken , of doornbsp;fchriften,
Den menfeh te toonen, wat al ftreeken zy begaan. ^Heteens Heer,datisdunktmy heel, flccht gedaan.
Dat, als’er iemand fterft, en zy dan auólioneren, (ren j ^yn ’t meert haar prullen die defeót zyn, ’k wilt u zwee-D^t ’t meert twee darde van haar eigen boeken zyn:nbsp;jP z ulke loop)es zyn zy als de droes zo fyn.
Haar boeken weeten zy heel duurkoop te verkoopen, ^ochdievanandre, och 1 dié laat men zagjes loopensnbsp;y ruilen zointyds wel een boek, zo’tbeterisnbsp;y ’c haare van die men gekogt heeft, is dat mis ?nbsp;quot;ynegotieeren zondergeld, deLoteryen,nbsp;cvvy zen me niet flecht haar fnoo bedriegery en.
r, nbsp;nbsp;nbsp;GEERAARD.
‘chynt heel vroom.
K R I S P Y N.
Ik deed u noch wel meer verftaan; D ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;GEE^
-ocr page 54-Van haare parten, maar ik moet naar huis toe gaan, Gy kund, indien uw Neet, de boeken niet behaagen,nbsp;Die onbefchroomt en vry tot myncnt laten dragen,
Ik geefhem’t geld weerom , het fcheelt my niet met al. GEERAARD.
’k Verzeker ’r u, myn vrind, dat ik ’t hem zeggen zal. Gy fchynt al vry oprecht.
K R I S P Y N.
Geen vroomer zult gy vinden. Jk zoek de menfchen niet door valfchefchyn te blinden.nbsp;Met u verlof, ik ga, en kom licht morgen weer;
Dan hoor ik wel, hoe ’t met de boeken is, myn Heer.
TT Om'gaan we in huis, den dag fchynt ons haaft te JN.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;begeven.
BEATRIS.
Dient niet een brief, monfreer , ¦ na Amfterdam ge-fcbreven gt;
GEERAARD.
Voor zeker, en ik zal die aanftonds fchry ven gaan.
Men dient voor alles op de deur wei acht te flaan. Wanneer ik fchryf. maar kom, ’kweet raad, ik zal daarnbsp;blyven
In ’t voorhuis, zo kan ik ganfch zonder vreze fchry ven. Wat dunkt u is ’t niet wel gt;
JOHANNA.
Ik geef ’t u na uw ziolt;
Doet zo het u gevalt.
GEERAARD.
Kom , creêii wy ’r zaamen in gt; Zo zorg ik voor de lift, van fchelmen en van guiten»nbsp;Men zegt, ’t is beter drie daarin , als tien daar buiten^
JAN.
GY fpeeld uw rol heel wel, ik had zulks niet gedacht. Zal het niet noodig zyn, dat men.hier noch watnbsp;wacht,
K R I S P Y N.
Voorzeker»want my n Heer, heeft zulks aan my bevolen. J A N. ^
Zeg eens, hoe net was hy daar in die mand verfchoolen gt; Üien ouden paai, die word bedroogen zo ’t behoort.
K R I S P Y N.
Het gaat tot noch toe wel j blyf trouw en gazo voort. ®^aar'k denk vaft by mynzelf, hoe dat myn Heer vannbsp;binnen
Hier buiten komt.
JAN.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Wel zier» ofgy iets kund verzinnen,
quot;aar door hy onbefpicd ten huize uyt geraakt.
J nbsp;nbsp;nbsp;K R I S P y N.
aat ons noch wagten, en dan zien hoe dat men ’t maakt, anc Belie die my vooreen noordftar moet vetftrekken,nbsp;al al wat daargefchied, zo ik haar fpreekt, ontdekken,nbsp;n ook door welk een vond , het raadzaamft wezen zal,nbsp;yn baas te helpen, in zyn liefde, en mingeval.
Dg
54 DE DUBBELDE SCHAKING,
KRISPYN, JAN, KAREL en JASJE , ter zyden.
J iV S J E.
IK hoor daar volk , myn Heer.
KAKEL.
Wil dan niet nader treden,
Maar blyf hier by my, en aanhooren wy haar reeden, Miffchienontdekt men hierietsdatmy dienftigis.nbsp;JASJE.
V ’een lykt de dienaar van Heer Ferdinand : gewis Hy is het zelf, at of dien fchalk hier toch wil maken.nbsp;Met deeze kacrel ? zoekt hy ook in huis te raken ?
Om zo uw minnares, tendicnften van zyn heer, Uteontvryen? vaft, ik twyffel nu niet meêr.
J A N.
Al zacht jKrifpyn , my dunkt men moet in deze zaken, Zo wat voorzichtig zyn : ’k heb wel gehoort, hetnbsp;fchaaken,
Van jonge juffers, juift zomakkelyk niet gaat.
En dat’er meenig doordat werk herleven Iaat.
Ik wil wel helpen , maar ik hou niet veel van flaagen, Of fteeken gt; maat ik zoek een heele huit te draagen.nbsp;KRISPYN.
Weeft niet verlegen, deeze zaak lyd niet veel laft,
Dit uit te voeren , is geen zwaarigheid aan vaft.
quot;quot;t Maghaaft geen fchaaken, noch ontroven zyn geheetefl, Wyl dit gefchied nu met de juffers wil en weeten:
Hier word geen kwaad gedaan, men pleegt hier geen geweld ,
Dewyl een juffer vlucht uit flaverny, en flelt
-ocr page 57-Haar zelf in handen van een man, wiens teedre liefde Haar ooe behaagde, wyl hy haar het hart doorgriefdc.
jasje.
Men fpreekt van fchaaken Heer, dat ziet ’er flechties uit. JAN.
]y zyt een gaauwert.
K R I S P Y N.
Zacht, mydunktikhoorgeluit. Zou men ons ook befpien f
J A N.
Dat wil ik gants niet hopen, O neen, ik zie geen menfch,
K R I S P Y N.
Daar gaat een vender open Op het balkon j ik zie het is myn Heer.
DERDE TOONEEL.
KAREL, en JASJE, ter zyden.
FERDINAND.
. nbsp;nbsp;nbsp;Krifpyn,
^ nbsp;nbsp;nbsp;KRISPYN.
Oja, myn Heer; zegmytocheenshoezyn “ Zaken binnen al gefteld, zal ’t haaft gelukken ?
. FERDINAND.
” , ik hoop in ’t eind gewende vrucht te plukken,
’ nbsp;nbsp;nbsp;hebt gy hier geen trap ofleer f
t oalkon is vry wat hoog om af te fpringen. t. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;KRISPYN.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Heer
oud gy de leuning vaft, en laat uw lichaam gleiden, y zullen u om laag wel vangen met ons beiden.
aan.
JAN.
KAREL.
Wel hoe HeerFerdinand,
Hoont gy myn vriendfchap dus, nu ik myn minnebrand» U uit genegentheit ontdekt hebt ? wilt gy roven»
En fchaaken haar die ik bemin
Kund gy geloven
IVlyn Fdeer, dat ik tot zulk een fchelmftuk ben bekwaam? Zou ik uw vriendfchap dus onteeren, en myn naamnbsp;Befmetten meteen vlek, die nooit was uit te wilTen ?
O neen, de minnenyd doet u hier in vergiffen.
Stel u geruft , ik zal zo aanftonds u ontleen IVlyn gantfche handel. Ach Krifpyn! uw fchranderheên,nbsp;Zyn my tot noch toe zeer voordeelig in myn zaakennbsp;Ge weeft .• zeg nu myn vriend , hoe zal men ’cverdei;nbsp;maken ?
Angelika heeft reeds beflooten tot de vlucht.
Doch haaien Oom waakt zo, dat hy het minft gerucht Niet hoort of wil terftoud , daar de oorzaak van aao-fchouwen.
Nu wil ik u myn dood gt; en leven toevertrouwen.
Ei handel my nu als een vriend en Mcefter, laat-Uw hft nu werken , om Angelika op ftraat Te krygen, op dat ik myn aanflag mag voltrekken.
IVel aan, ik weet al iets.
FERDINAND.
Ei wil my zulks ontdekkeU'
Daar is de tyd ons veel te kort toe; ’k bid alleen Dat ik met jasje, my zo daad’lyk mag verkleên ,
In uwe klceren , die noch op uw kamer hangen.
Ik fta u toe al wat gy wilt, vvant myn verlangen
-ocr page 59-Is sroot, om eens aan ’t eind te zyn van myB verdriet KRISPYN.
Bly f by malkander ftaan gt; tot gy my weder ziet gt;
En wil u onderwyl niet pynigen noch kwellen.
Kom Jan, en jasje, laat ons voort het werk beftellen.
KAREL.
MYnHeer, ibbidu, help my nu eens uit de pyn. Waar toe dit woelen,en wat aanflag fmeed Krifpyn?nbsp;FERDINAND.
Wel aan , het is nu tyd dat ik u doe ontwaaken.
Weet dan dat ik nooit traebte u Izabel te fchaaken.
O neen, ik min haar nicht, de fchoone Angelika,
Die nu op heden by haar t’ huis legt; want zo dra Ik haate fchoonheid zag , ontfing ik door myn oogennbsp;In ’t hart een vlam, die al myn krachten en vermogennbsp;Verteerde, zo dat ik my aan haar overgaf :
Haar oom die zonder recht of reden haar zo flraf.
En wreed mishandeld, wil haar doen in ’t kloofter tredenj Dog ’tftryd volkomen met haar ziels genegentheden :
Nu tracht ik haar van zulk een ongeval tè ontflaan. En waag hier alles, ja myn goed en leven aan,
Door welk een middel, zytgy dan in huis gekomen.?
FERDINAND.
Daar zal ik u terftond op dienen, ’k had vernomen,
Dat Heer Leander myn bemindes Broeder, was In ’s Gravenhage , dies liet ik Krifpyn, zig rasnbsp;Verkleedenindefchyn eens Burgers, en daarbovennbsp;Noot ik my in een mand, en deed haar oom gelovennbsp;Dat die vol boeken uit den Haaggebragt wierdj vannbsp;^yn neef, als zynde daar gekogt, terwyl dat Jan
^8 DE DUBBELDE SCHAKING.
Voor kruier fpecld, waar door ik ben in huis gekomen.
KAREL.
Gy waagde al veel myn Heer.
FERDINAND.
’k Had nier zo haaft vernomcB, Dat men my plaatften op een kamer, by’t kantoor ,
En dat ’er niemand als de meid was gt; ’t welk ik door Een gat, met voordacht in de mand gefneên, kon kykcn.nbsp;Of deed het dekzel los; terftond wou Belie wykennbsp;Uit fchrik. dcwyl zy niet verdacht was op myn lift inbsp;Doch ik belette zulks, en vroeg of zy niet wift,
Op welk een wys ik beft Angelika kon fpreeken,
Zy nam my by de hand, en ging my voort verftceken In haar vertrek gt; alwaar ik niet lang had geweeft ,
Of zag myn fchoone daar verfchynen, heel bevreeft Voor myn gevaar j en voor haar ooms uitzinnigheden gt;nbsp;Indien hy zulks vernam, dog ’k ftelde haar te vrcden,nbsp;Door hulp van Izabel : ik viel voor haar te voet,nbsp;Ontdekte haar myn fmart gt; en ’t fcheen of haar gemoed.nbsp;Op myne klachten , en gefmeek zich liet beweegen :nbsp;In ’c eiud , ik won haat hart , zy ftreeft myn wenfchnbsp;niet tegen.
Ik por haar tot de vlucht, en zwoer dat ik haar eer In ’t minft niet krenken zou. zy fprak , wel aan myn Heer,nbsp;Ik zal zodra de nacht . het aardryk komt genaken,
IVlet Izabel myn nicht, zien op de ftraat te raaken. Vertoef my daar, en neem uw zaken wel in acht.
Tot dus ver waarde vriend, heb ik het wexk volbragt. Nu kund gy, mid’lerwyl, wilt gy gelukkig wezen,
U mede dienen van dit voordeel, en genezen Doorhetaanfehouwen van uwlief, uwpyn, en fmart?
K A REL.
Wat brengt gy door uw reen verkwikking in myn hart!
O edelmoedig vriend! ik wil myn bloed en leven,
U tot erkentenis, gewillig overgeven.
Bedien u van myn arm en ftaal j ja, van al ’t geen
Dat
-ocr page 61-B L Y S P E L. 5, Dat ik bezit, maar zacht ik hoor daar iemand treên.nbsp;FERDINAND.
Wie daar ?
VYFDE TOONEEL. FERDINAND, KAREL, JAN.nbsp;JAN.
GOed vriend myn Heer.
K A R E L.
’t Is Jan in and’re kleeren, FERDINAND.
Hoe zyt ey dus Vermont gt;
JAN.
Ik zal de paai wat fcheeren En kool verkopen gaan; Krifpyn dien nofle baas.nbsp;Stak my zo met een fnap in deze kiel van K laas,
De Knecht uws Hofpes, en gebood my aan te kloppen, Om als Heer Oeraard kwam op ftraat hem wat te foppen.nbsp;En op te houden , tot zy beide vaardig zyn,nbsp;KAREL.
Waarom in zulk een kleed ?
J A N.
Myn Heer, om indefcbyn Van Pruikemaker, naar Leanders pruik te vragen.
En die te poeieren, gelyk als alle dagen ’t Gebruik is van dien Heer,
FERDINAND.
Wel volg zyn lafl:, en doet Uw zaak voorzichtig, op dat ons geen kwaat ontmoetnbsp;JAN.
Ik zal u deeze koek wel bakken , wees te vreeden.
Wel aan, wy zullen hier zo lang terzyden treedcn Klop gy va(t aan.
ZES-
-ocr page 62-IK zal.
BELIE va» hinne».
Wie klopt daar aan de deur ?
J A N.
Ikbenhetvryfter, roep de jongen Heer eens veur. BELIE.
De jongen Heer, die i? niet t’huis, en fchoon genomen Hy was al t’huis, moed hy dan juift hier by jou komen ?nbsp;JAN.
Dat was niet nodig, geef zyn befte pruiken maar.
’t Is morgen Zondag, ik zal die wat potzen.
BELIE.
Daar
Geloof ik niet, datgy nu in re recht zult raaken.
Zie Belie, ik ben Jan.
B E L I E.
Wat drommel wiljemaken gt; Brui heen, of aanftonds krygie ftokvis op jou huit.
HOe bier de deur wyd op ? och help I nou is ’t ver-bruit!
Wel Belie wat is dit ? wat doét gy hier te praten ? BELIE.
Die knecht komt om een pruik; zal ik ze volgen laten ?
öi
Wat pruik ?
B L Y S P E L. GEERAARD.
BELIE.
Die van uw neef. GEERAARD.
En dat zo s’ avonds laat ? JAN.
Ik kom myn Heer, omdietepoejeren.
GEERAARD.
Hier op ftraat ?
Dat denk ik niet.
BELIE.
Welja , de Juffrouw die zou kyveti Zo hy ’t in huis dec. Hoor myn vriend wil hier watnbsp;blyveil.
Ik ga 2 c halen.
GEERAARD.
En ik zeg u laat dat ftaan. BELIE.
En zo de jongen Heer, dan naar de Kerk wil gaan, Op morgen, zal hy my dan niet war overhalen ?
Het zou myn fchazyn, en gy zoud die niet betalen. Ik ken uw mildheid wel, gy gunt geen mcnfch op aardnbsp;Een duit,
JAN.
IVlyn Heer , ei laat de meid .. GEERAARD
Hou jy de baard. Men broeit hier parten na ik merk om my te doeken.nbsp;Loop haal de pruiken voort, ik zeg niet lang te zoeken.
Cl DE DUBBELDE SCHAKING. ACHSTE TOONEEL.nbsp;GEERAARD, JAN.nbsp;GEERAARD.
TTOe komjehierzo Iaat, zeg handelaar in ’t haar ?
n nbsp;nbsp;nbsp;JAN.
Ik had niet eerder tyd, myn zoete bedevaar. GEERAARD.
Wat bedevaar jy al ? ik was noch nóóit verbónden In de echte ftaat.
J A N.
’k Héb al een andrc naam gevonden Voor jou, óud jongman, is die naam niet wonder fchoon?nbsp;GEERAARD.
Ja zegje datWél hoor, ik zal weêrom tot loon ,
Voor zo een braavé naam, u ook een naam mcêdeelen. En die is galgenaas.
JAN.
Dat kan my niet verfcheelen, Maar alle gekken op een ftokje, zeker Heernbsp;Myii tyd is kort, ik moet vertrekken.
GEERAARD.
Wel hoe eer
Hoe liever. Belie komt gv noch niet ? zelleweeken, Hoe bruit die meid my met haar wachten ¦, ’k hoorzenbsp;fpreeken
En lagchen , en zy geeft geen antwoord op myn vraag. Hou Belie! Belie!
BELIE van binnen.
Ja ik kom , myn Heer. GEERAARD,
Waar drommel blyf/e ?
B L Y S P E L. 6^3
NEGENDE TOONEEL.
GEERAARD, BELIE, JAN.
BELIE.
W^‘ , ik kon de doos niet vinden ,
Waar in de pruiken zyn.
GEERAARD.
Gy zoekt licht als de blinden. Geef hier de doos, en gaat gy maar terftond weer heen.nbsp;En fluit de deur voort toe,
B È L I E.
Daar ben ik meê te vreên.’
TIENDE TOONEEL. GEERAARD, JAN.nbsp;GEERAARD.
DAar zyn de Pruiken nii ; hoor ik moet n wat vraagen,
Die befte pruik, hoe veel zou die in geld bedraagen, Als ik ’er een als die liet maken ?
JAN.
Laat eens zien.
Die pruik mynHeer, die pruik wel een piftoolof tieni Df hondert gulden , ’k kan de prys zo juift niet giflèu.
GEERAARD.
En deeze Spaanfche pruik ?
J A N.
y . nbsp;nbsp;nbsp;Geef hier , om niet te miflen,
^al ik ze eens voelen, wel een dukaten of acht. ik neem altyd goed en levend haar.
GEER-
-ocr page 66-Gy flacht
De reft getoof ik; al de Pruikemakers t’zamen Zyn naeeft bedriegers.
J A N.
Foi, gy hoort u wat te fchaamen, Datgy dievroomelui, zo fchandig fcheld , ’t is Hecht.nbsp;Ik pruikemaker, ben te vroom , en al te oprecht,nbsp;Omzulkstehooren , ik maak ook myn pruiken fterkernbsp;Alsandre.
GEERAARD.
Ia, gyzyteen eerlyk haarbewerker.
Dat ben ik inder daad.
Gy zult ’er ook te meer
Om gelden, nu ftap Weg na huls toe, ik begeer Niet langer hierop ftraat metutedifcoureren.
KR I S P Y N. van binnen.
Sta vaft jou aapen, kom ik zelje dat verleeren. GEERAARD.
Wat drommel is dat voor geraas ? nou vent brui heen, Ik ga in huis.
JAN.
Al zacht, woud gymy zo alleen Hier laaien ? dat zou my niet Ivken , wel te weeten.
Ik zeg u laet my los.
JAN.
Men mogt myn lenden meeten j En dacrom heb ik lieffl gt; dat gy wat by my blyft,
Het zyn Studenten.
6^
B L Y S P Ë L.
GEERAARD, JAN. KRISPYN, en JASJE, als Studenten.
JASJE.
STa. eer dat men u ontlyft»
GEERAARD.
Myn Heer, ik loop niet, want die kaerel houd my tegen. KRISPYN.
^ie zyt gy, nu fpreek en wees maar niet verlegen, GEERAARD.
*k ben een burgerman.
JASJE,
Zoo zyt gy dan geen plug
Df floep ?
GEERAARD.
Neen, geen van bei.
KRISPYN.
,, nbsp;nbsp;nbsp;Nu tree dan piet te rug.'
^ Moet u iets vragen, zeg, waar woond hier Heer Leander ?
y nbsp;nbsp;nbsp;GEERAARD,
raagd gy ’t aan my , rayn Heer ?
KRISPYN.
j , . nbsp;nbsp;nbsp;Hoe fcheeren wy malkander gt;
^ lu dit huis dan niet ?
JAN.
jy-, nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O ja, daar is’tgewis,
t svanzynvrinden; vraag het vry of’t zo niet is.
Ho nbsp;nbsp;nbsp;vrinden ? goed, zo zal men hem wel vinden.'
enabeftaatgyhem,? vyzyii mee van zyn vrinden.
CEE-
-ocr page 68-GEERAARD.
Gyzietinmy, zynoom.
K R 1 S P Y N.
Zynoom ? wat groot geluk !
Weeft wellekom.
Datikuin myn armen druk. GEERAARD.
Al zacht, myn Heeren gt; zacht, ’k hou van geen Ser-monyen.
K R I S P Y N.
De Sermonyen , Heer, magik uitneemend lyen.
Waar is uw neef ? men moet hem fpreken.
GEERAARD.
uit de ftad,
Dat liegie ’t kan niet zyn.
GEERAARD.
Metuwpermiffie, dat
Is vry wat ombefchoft.
Wilt my zulks excufeeren-Kom gaan wyzaamen om het keelgat wat te fmeeren gt; Hier in een kelder , daar de wyn uitneemend fmaaktnbsp;Zofpreekt men van het geen uw neef ten hoogfte raakt»nbsp;Gy kund zo dra hy komt in ’t Stad zulks rapporteeren*nbsp;GEERAARD.
Ik drink geen wyn,
K R I S P Y N.
Zoutgymec ons de gek wel fcheerco?
Voort vent wat doet gy hier.
’k Vertrek zo ’t u behaag*'
geeraard.
Dien beeft zynfchuk is’t dat ik bier zo word geplaag*'
B L Y S P E L: nbsp;nbsp;nbsp;^7
geeraard, krispyn, jasje.
ah Studenten,
MYn Heeren, ’kga in huis, gykuiid Leander fprekco. Zo haaft hy komt in Stad.
KRISPYN.
Wel, ditzynraareftreeken ? Wy moeten eevft een (loop,of twee,door ’t keelgat (laan.nbsp;Van ’t befte France nat, men laat n eer niet gaan:
Want onzezaaken met u nee( moet menu zeggen, GEERAARD.
Ik ben bereid daar toe 5 wilt die dan open leggen.
Doch hier zo Kaande voets.
Zulks kan onmooglyk zyn. t Is fefaande met een Heer te fpreeken , zonder wyn.nbsp;Wy zyn Studenden , diezeer flip (laan op de wetten.nbsp;GEERAARD.
Cy moet op myn verzoek die wet ter zyden zetten ,
Of dulden dat ik ga in huis, dat ’s kort en klaar 1 Dat zyn myn wetten die ik u ook openbaar.
^aar zo gy van myn neef, en ’t geen hem komt te raaketl hierverhaalen wilt, kundgybegin(lechts maaken^nbsp;^yn tyd iskortdaerom dient gy u wat te fpoên,nbsp;c.n’t geen gy zeggen wik, heel kort en bondig doen.nbsp;KRISPYN,
^en Zal de wetten , diegy geeft, dan niet w'eêrftreeven. yweetenmet een Heer, gelyk’t behoort te leven,nbsp;y hebt wel goud voor ons ?
GEERAARD.
nu dan zilver geld.
Wel neen; hoe zyt gy vol ? S J E.
’k Geloofje luy word dol!
58
K R I S P Y N.
Niet dol, maar geit dat komt ons op ’t hoogft ontbreken, En du is de oorzaak dat me uw neefof u moet fpreken:nbsp;’t Is wel niet veel, wanteen dukaat of twintig zalnbsp;Ons vergenoegen, en dat is doch niet met al,
Voor zo veel fraaijigheid als men uw neef zal lecren. Kom fchiet )e kuit hy kan de helft nu proficeeren,
Dewyl wy heden zeer verleegen zyn om geld. GEERAARD.
Gy meent het immers niet.? hier op de ftraat geweld Te pleegen, is een zaak daar’t recht wel aanzouruiken,nbsp;j A S I h.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ken.
Dat ’s waar myn Heer, men zal bier geen geweld gebrui-Hes geen men u verzoekt, gefchied met goed fatzoen.
GEERAARD.
’k Geef geen dukaaten.
Heer , daar kund ge u zin van doen. Of ’tzilverisofgoud, dat kan ons niet verfcheelen ,
Wy zyn benoodigt, en gy wild niet dat wy ’t If eelen ? Uw neef zal voor dat geld iets Iceren, ’t geen hem moetnbsp;Gelukkigmaken, zo ge aan ons die fom voldoet.
Myn Heeren, vry geloofd dat ik geen geld zal geven, Voor ge eerlt Iaat hooren, in wat kunft gy zy t bedreven-J A S J E.
Zyt gy benieuwt om dat te weeten ?
GEERAARD.
Wel metreên*
JASJE.
Wannear gy ’t geld belooft, zo Held men u te vreên.
K R I S P y N.
De Beer is te beleefd om ons niette vernoegen.
Als ik de zaak weet, zal ik my na reden voegen.
K R I S P Y N.
iJlC
-ocr page 71-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;59
Die vooreen jong Student, niet moeten zyngefpaart. Des luider toe, ik zal uw het geheim ontdekken 5nbsp;Dit ’s de eerde wee,dat geen dudent een mes mag trekkennbsp;Op draat; die les behaagd u naar ik merk, myn Heer.
G E E R A R D.
Dat 's waar. Ga voort.
K R I S P Y N.
Maar met een degen heen en weer, Langs draat te fchrappen, dat de vonken opwaarts vlie-Die les is meê heel goed.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(gen.
G E E R A R D.
Dat moetje zeker liegen. K R 1 S P y N.
’t Volk aan te randen met de vogtel in de hand, Tefchoppen, dooten ,flaan totzy zynovermand,nbsp;Geen hoog noch laag te ontzien , maar dol en woedendnbsp;wezen.
En zo hy ’t wel maakt, zal een ieder voor hem vreezen, Diezich maar dapper toont geraakt nooit in de klem ,
En zo ’tgebeuren mogt, myn Heer, wy helpen hem. Wy zyn fecondes die voor droes nog menfehen fchromenjnbsp;Gp zulk een wys kan men onderflyke eer bekomen.nbsp;Hoe meenig braaf Student vertrekt wel na het veld,
Haar hy dan daaden doet trots de alderbraafde held Men moet watleercn als men jong is, wel te weeten;nbsp;Het geen men jong leert, zal men zelden weer vergeten.
GEERAARD.
Hat ’s wel j maar vorder ?
K R I S P Y N.
. nbsp;nbsp;nbsp;Hoor, de wet verbied de trouw,
Want gefn Student mag zich verbinden aaneen vrouw, ^aarby de hoeren, maghy vrylyk zich vermaakeii,
^1 Zou hy daar door aan de befte Spaanfe raken;
Goch dat is niet, ik heb recepten , waar meê ik Hem voort geneezenkan , ja in een oogenblik.
12 loon voor’t werk geniet, moet zyueVlytbetoonen. j,.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;G E E R A R D.
12 zaken, kan men na haar waarde niet beloonen.
K R-1 S P Y N.
Wat fpel men met de kaart, of dobbelfteenen fpeelt,
Ben ik de mecftcr van, en ’t wort hem mêgedeelt gt;
Zo dat hy tot zyn fcba, geen geld hoeft tc verliezen,
Hy zal hy ftaag winnen, zo hy onze zy wil kiezen. JASJE.
Ik fpeel me uit de kunll: op de Biljart myn heer.
Myn weerga is’erin het ganfche land niet meer Ik kan met mas en queu daar ieder een mee kraaken.
En zal u neef ook aen dat fpel deelagtig maaken, GEERAARDnbsp;Hoe komt gy zonder geld zo gy geftadig wint ?nbsp;JASJE.
Om dat men niemand, diemetons wilfpeelen, vind.
K R I S P Y N.
De wet gebied, dat hy voorzichtig op moet paffen, Waar dat een maaltydis, op dat men kan verralLn ,
De knechtdie het gebraad moet draagen naar het maal j Die ziende j fpreeken wy met een verheeven taalnbsp;Tot hem, dat is leg of, ofvreeft uw huit vol Hagennbsp;Tekrygen ; hy te wysom zulk een laft te draagen ,
Geeft ons het warm gebraad,het geen dat men dan brengt. By de een of de ander, nadetyd het beft gehengt.
JVlaar om nu voorts de kort zeer fmakelyk te gebruiken, Zo is men voort gereed een vaatje wyn te Huiken.
Het geen dan ftraks gefchied in ’t aanzien van elk een, Want pachters durven ons niet onder de oogen treên;nbsp;Enzyndedanin huis, zo gaan wy voort aan’czuipen,nbsp;Tot wyalsbeeften langs de vloeren trappen kruipen.nbsp;Onthouw het wel myn Heer, het geen ik u verhaal.nbsp;GEERAARD.
Zouik’tvergceten ? neen, ’konthouwhetaltemaah K R I S P Y N.
Men moet met ftarke dranken wyn de bord zo fmeereo gt; Tot long en lever, cn de maag daar door verteeren.
Is datgeen fchoone wet ? weet Heer dat zulks gefchif“ 0;n dat me in de ouderdom, maar ramp en droefheidnbsp;zkc:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;D®”
-ocr page 73-B L Y S P E L. 71 De aldergrootfte vreugd is )ong en vroeg te fterven,nbsp;Om niet in de ouderdom gelyk een flaaf te zwerven,
Of leven op gena van oom of beftevaar.
Wat dunkt u is ’t geen pyn te leven tachtig jaar ?
Men kan niet danzen gt; noch niet vechten als voor dezen» In decze kunften kan der myns gelyk niet wezen:
Die leer ik ook al meê, voor een en’t zelve geld.
Met uw permiffie zo ge u in poftuur maar fteld,
Zal ik u in het kort gelyk een aap doen fpringen, Gyfchynt volmaakt te zyn tot zulke oeffeningen.
Let op die ftoot eens, die ik u nu brengen zal:
Dat was het hart geraakt.
GEERA ARD.
Wel hoe je word niet mal.
geeraard, krispyn, jasje, fer-
JAN.
MYn Heer, ze zyn daar noch, wilt u maar hier verft ceken,
KRISPYN. •
’k Verfta de kunft perfeél, de halve volt, te fteeken.
GEERAARD.
ïk wil ’t geloven. Maar ik zeg laat datgebrui. KRISPYN.
^erweer u eens , myn Heer, of zyt gy ook te lui ?
Gy zult weer gaauw zyn, om het geld aan ons te fchieten, Nuweetgy’cal.
JASJE.
p. nbsp;nbsp;nbsp;Wel ja, ’t begint my te verdrieten,
Hier op de ftraat zo lang en zonder drank te ftaan.
, nbsp;nbsp;nbsp;GEERAARD.
*k hou u niet, gaat heen.
KRISPYN.
j. nbsp;nbsp;nbsp;Dat zal hier zo niet gaan.
*votn eerft het geld, dat gy zo ftraks aan ons beloofde.
GEERAARD.
Ik had veel liever dat gy my het leven roofde.
Zou ik voor fiekery, die men van zei ver leerd Dukaaten geven’k denk dat gy de gek flechts fcheerd gt;nbsp;KRISPYN.
Geef gy geen geld, men zal u als een zeef doorbooren,
Des maak hier geen geweld , en wilt na reden hoorcn. Geef op of ’t gaat ’er door.
GEERAARD.
’k Zal fchreeuvi en dat men ’t hoort. Help buuren! buuren help! hier word een man vermoord!
J A S J E.
Ja, ofgyfchreeuwt,ofniet, dat zal u weinig baten:
Zo gy geen geld geeft, zult gy hier het leven laten.
GEERAARD.
Jkheb geen geld.
KRISPYN.
Nochtans hebt gy het ons beloofd. Geefop 5 ofikfteektoe.
GEERAARD.
Och help! ik word beroofd Van’t leven, buuren help ! men wil my hier vermoordennbsp;Moord! brand Imoord ! brand / moord! brand 1 och datnbsp;de mcnfchen ’t hoorden!
Jou heeften nbsp;nbsp;nbsp;JASJE.
Scheld gy noch ? zie daar nu zy t gy dood.
’ KRISPYN.
Kom, geven wy hem nu den alderflimften floot.
GEERAARD, BEATRIS, JOHANNA , ANGELIKA ,IZABEL, FERDINAND,nbsp;KAREL, KRISPYN , BEUE ,nbsp;JASJE, JAN,
BEATRIS.
MOnfreer, hoe fchreeuwt gy zo, wat word u bier misdreven ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, G E
-ocr page 75-B L Y S P E L: nbsp;nbsp;nbsp;7?
GEERAARD.
Gyvraaedals een zottin, men neemt my hier het leven.
FERDINAND.
’tistyd, kom volg, mynlief.
ANGELIKA,
Door dwang zal ik ’t bcflaan.
I Z A B E L.
*1 Geluk dient u myn nicht, om u van hem te ontflaan. KAREL.
’k Zal u verzeilen, daar ’t geluk ons zal geleiden, JOHANNA.
MynHeeren; ’k bid laat los.
K R I S P Y N.
Gy zult ons zo niet fcheiden.
VYFTIENDE TOONEEL.
BEATRIS.
ƒ At heef t hy u gedaan ? geef reden van de zaak ?
¦V Hy’s vreemd, vergrypu niet, ofvreeft vry voor de wraak.
^ nbsp;nbsp;nbsp;GEERAARD.
c Zyn fchelmeii, fielenj die de deugd en ’t recht verzaken. KRISPYN.
Scheld niet, of anders zult gy ’t noch veel flimmer maken. JOHANNA.
Wat’s de oorzaak van’tgefchil, ’k bid datgy op’ning , doet ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;JASJE.
' 1 s geld mevrouw, dat hy aan ons betalen moet. p.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;BEATRIS.
laat hem los, ik zal zo aanftonds u betalen,
odien gy ’t doet, zie daar 5 de duivel moetje halen.
. JOHANNA.
*Kbidu, Iaat hem los.
£5 nbsp;nbsp;nbsp;bea-
-ocr page 76-BEATRIS.
Zie daar ik ga om geld. JOHANNA.
Wel, Belie wat is dit ? hoebenjezoontfteld? BELIE.
Onïleld? wanneer gy ’c hoord zult gyu op gaan knopen, Uwdochters allebei die zyn daar weg gelopen.
JOHANNA.
Wat zegt gy Belie?
GEERAARD.
Hoe! wat drommel zyt de meid ? BELIE.
Zy hebben zig gedient van deez gelegentheid, BEATRIS.
Zvn zy dan niet in huis ?
o neen , zyzyn vervlogen-En door dit voorval, zyt gy alle drie bedrogen.
GEERAARD.
Waar zyn zy heen ? fpreek op,
BELIE.
Uit de een of de andere poort. Licht naar een Dorp, om daar rc trouwen als ’t behoort,nbsp;GEERAARD.
Is beft men haar vervolgd.
Kom eerft in huis wat eeten. Ofvraagd die Heeren na de zaak, licht dat zy ’t weeten
BEATRIS.
Ik zie ’t is al bedrog, waar ik my wend of keer;
Och! nichic houme vaft, ik val door flauwte neêr JOHANNA.
Zou ik u helpen ? daar ik zelf raak buiten ooften. BEATRIS.
Wilt dan malkander met gefloote beurfen trooften.
K R I S P Y N.
Zogv myhooren wilt, ’k maak ftaac dat uw verdriet, In’tkort zal eindigen.
G B
-ocr page 77-7J
B L Y S P E L. GEERAARD.
Wie na jehoorr gt; ik nier.) JOHANNA.
Spreek op of ik noch trooft in deze druk kon vinden, GEERAARD.
’t Is een bedrieger, die ons de oogen zoekt te blinden, [BEATRIS.
Ach'. laat hem fpreeken.
GEERAARD.
Ik dien beeft noch hooren^ neen, K R I S P Y N.
’kBen een bedrieger, datiswaar; maar hoor myn reên: En vraag aan Belie , of ik in het minft zal liegen,nbsp;BELIE.
’k Blyf borg Juffrouw, dat hy u nu niet zal bedriegen, GEERAARD.
Een fchoone borg. nbsp;nbsp;nbsp;BEATRIS.
Zwyg tog, wat ik u bidden mag. K R I S P Y N.
Myn Heer was ftraks verliefd, als hy uw dochter zag; Waarom hy in de fchuit met u is meê gevaren,
Te Leyden zynde, zocht hy haar zuiks te openbaren : Doch vond geen middel, wyl uw broeder haar zo naauwnbsp;Bewaarde: dog men was hem nochtans veel te gaauw.nbsp;Wantik verzon een lift die heerlyk kwamteflaage,nbsp;Uwheugt noch, hoedat flus een mand uit ’sGravenhage,nbsp;Rwanfuis gezonden wierd met boeken van uw Zoon ,nbsp;Het was bedrog, myn heer was in die mande fchoonnbsp;Verborgen, en hier door kon hy u w dochter fpreeken :nbsp;Dus hebben zy in huis hun vlucht te zaam befteeken.nbsp;Dewy 1 uw dochter, na ik merken kan, zozeernbsp;Gekweld word van de min, als Ferdinand, myn Heer.
„ nbsp;nbsp;nbsp;BEATRIS.
Dch! och! wat komt my noch al over!
GEERAARD.
Laar ze lopen
Dat varken, zy heeft nooit op my ne gunft te hopen
B E A’
-ocr page 78-Gy fnoo bedrieger en fchavuic, gy zyc alleen Hier de oorzaak van. Spreek op wat is uw Heer voor een?nbsp;Hoeiszynnaam ? of in wat land is hy geboren ?
K R I S P Y N.
Dar zal ik u, zo meteen woord vyf, zes, doen horen MynHeer , word Ferdinand van Rykersdyk genaamt,nbsp;Zyn Vader in zyn tyd was door het land befaamtnbsp;Omzyne vroomheid, en die heeft hem nagelaten,
In Land en Goederen een tonnetje dukaten.
GEERAARD.
*c Zyn al dukaten daar die vent van droomt.
JOHANNA.
Maar zeg
Myeens, wieis’ermetmyneenigkind, doch weg. JAS} E.
Nu is 't myn beurt; dat is ecii Heer gelyk een parel, CJykeiidhemwel, hy heef: haar lang gevryd , 'tisKarel.nbsp;JOHANNA.
Hoe 1 myn grootfte vyand daar ik in ’t Proces meê leg ? JASJE.
De zelve. Maar wat raad ? da: heeft het nu al weg.
JOHANNA.
Al weg, is 'c daar meê wel ?
JASJE.
Gy kund een middel vinden
Haar weer te krygen , wilt haat Hechts aan hem verbinden. GEERAARD.
Ja binden met een touw.
jasje.
Vaft aan malkaar, myn Heet?
Dat zou niet kwaad zyn.
GEERAARD.
Jou aan een galg. Zonder leer
Zo gy haar trouw toeftaat, zal men haat weer doen keeren
-ocr page 79-Befluit dan kort, eji wilt uw kinders wcnlch niet deeren. Zogy’tniet fteir men wilt, raakt haar goé n^mgefchentnbsp;Dus geef uw woord, eet 'taande waercld word bekent.
Kies van twee kwaade, nu de befte, laat haat trouwen.
Ik raad u als een vriend , zeg ja , ‘t zal u niet rouwen.
Wat dunkt u nicht ? voor my ik weet geen beter raad.
Als dat men nu uit nood, haar t'zatnen trouweu laat.
Zogy ’tbefluit; wel aan ik zal myn woord ook geven.
Ik weet geen middel om haar trouw te wederftteven.
1 O H A N N A.
Wel nu ik geef myn woord.
BEATRIS.
Ik meê, ga haal haat dan.' K R 1 S P Y N.
Ik ben te vreden ; en loop wat ik lof en kan.
Gelooft gewilïèlyk, ze zyn malkander waardig.
JOHANNA.
Niet veel te praaten , ga , enCpoeit u maar wat vaardig.
Blyf gy hier Jasje.
GEERAARD.
Laat hen maar komen, 'kmecn Zy zullen trouwen, maar in 't Spinhuis.
Om wat refn ^
quot;lonfteer, woudgymvn kind in 't Spinhuis laten zetten? ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;GEERAARD.
Ao meent gy haar dan niet het trouwen te beletten gt;
*Zyn hoeteftteeken, en wie weet wat fchelm hy is,
j , nbsp;nbsp;nbsp;BEATRIS.
H 'k van zyn deugd , kryg goê getuigenis,
Heb ik geen t«dcn om hun Hawhk tc vetlloten,
DUBBELDE SCHAKING.
JASTE.
Geloof my , hy is uit een goei geflachc gcfprooten;
En een goed ectlyk man.
GEERAARD.
O fchelm ! geen enkel woord Wil ik meet hooren uit je bakliu is.
BEATRIS.
Ei verftoort
U niet Monfteer, breng eens uw zinnen tot bedaaren. GEERAARD.
Doctgyuwzin, vootmy, ik zal ze laten varen ,
En trek myn handen van u af: ik zal myn geld Aan vreemde raaaken , zie dan verder hoe je ’t Held.nbsp;BEATRIS.
Gy kund uwzindoen ... maatikziedatzy daar komen.
GEERAARD , BEATRIS , JOHANNA , IZABEL , ANGELIKA , LEANDER,nbsp;FERDINAND KAREL, BELIE ,nbsp;KRISPYN, JASJE, en JAN.
K R I S P Y N.
*7 A wakker, kom maar hier, daar is geen kwaad te fchromen. ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;BEATRIS.
Hoe gy kier ook myn zoon ?
LEANDER.
Ik kom zo uit de fchuit,
En heb myn zuftet en myn nicht ontmoed , waaruit Ik heb vedlaan al ’t geen deez dag hier is bedreven.
Myn moeder'k bid u laat haar t’zaamin vreugde leven.
Ik voelde dat myn hart fteeds drong om hiertezyn.
Zo’t moeder nu behaagd zo raakt gy uit de pyn.
't Proces van u myn nicht zal noch wat hangen bly ven, ’cSchynt-de Advocaten van weêtzei letsbedtyven,
Dat tot haar voordeel maar bet meefte ftrt-kken zal,
Weeft vry voorzichtig. Oom trooft u in dit geval,
GEERAARD.
Wel neef Leandcc zoud gy ook u ftem we! geven,
In’t trouwen met die vent?
E E A N D E R.
Myn oom hoe waarom niet J
Wyl ons door ’t Huwlyk van dien Heet, veel eer gefchied.
Ik heb zyn deugden en verdieuften hooren roemen.
GEERAARD.
Een JuiFerfchaaker , kan men die noch eerlyk noemen.
A N G E L l K. A .
’tWasmetmyn wil. en oom als’tal gezeidmoet zyn ,
Ik heb uw dwinglandy , te lang met zeer veel pyn Verdragen .* Gy alleen zyt de oorzaak van deez daden.nbsp;GEERAARD.
Hoe ik ? nbsp;nbsp;nbsp;.
ANGELIKA.
O ja , gy hebt myn moeder fteeds geraden ,
My wegtezenden in een kloofter, daar myn ziel Een fchtik voor had , als zulks in myn gedachten viel.
Uw vrekken aard , en uw ondraagbre koppigheden ,
Had ik tot myn verdriet al lang genoeg geleden ,
Ik vond my fteeds in huis gefloten , en myn jeugd Moeft ikdoor uw beitel, vetflyten zonder vreugd.
BEATRIS.
Hou op Angelika , gy zult uw wenfeh erlangen.
.T O H A N N A.
Wel aan , ik fta het toe, om u als zoon te ontfangen. '
’t Proces dat zullen wy opfehorten , en dezaak Maar afdoen onder ons.
KAREL.
Myn ziel wat groot vermaak Geniet ik, na zo veel verdriet, en ongelukken.
FERDINAND.
Wat vreugd, nu ’k van myn min gewenfte vrucht zal plukken. L E A N D E R.
Leef lang te zamen zeer vetnoegten wel te vteên En bouwt door liefde en deugd een hemel hier beneén.nbsp;BEATRIS.
Wenfe^
-ocr page 82-Wenfch ik uw vuur det miu nooit dooft, maar ftecds moet branden.
K R I S P Y N.
Ik wciilchuveclsgeluk. Behec)cis’cgeen tyd ,
Dat wy't ook bakken, ik heb langgenoeggevryd.
BELIE.
Ik ben daar meê te vreên.
K R I S P Y N.
En gy hebt daar niet tegen,
Myn Heer»
GEERAARD.
Loop na de hel.
K R I S P Y N-
Gy zyt my zeer geneegen ,
Na ik kan merken.
geeraard.
Kom , ik ga zo naar de Schuit, Zy ktygen van myn goed, cn fchacten niet een duit;
Gy luifterd doch niet na myn raad, maar wilt vertrouwen Dat als ik ftetf, deez daad n altyd zal betouwen.
BE L' I E.
Myn Heer, ci blyf noch wat, wilt eerft ter broilofd gaan.
geeraard.
Weg varken,
LEANDER,
Hy gaat heen , waar toe hier lang te Haan» Treên wy in huis dcwyl de nacht ons komt te naken,
Om hem zyn kwaadheid en zyn opzet te doen ftaaken.