DE EERSTE,
VAN
i'lj
!;
TE AMSTELDAM,
®ydeErfgen; van J- Lescailje en Dirk RanKj op de Beursüuis. 1737.
Met rrivUegie.
-ocr page 2-AAN Z Y N
KONINKLYKE HOOGHEID
ERVE TOT NOORWEGEN, HERTOG VAN SLEESWYK,nbsp;HOLSTEIN, See. See. Sec,
Et een neederig en eerbiedig hert ; tree ik in het gezigt van Uw Ko-
¦NINKLYKE HoOGHEID , OHl U
— ' een Prins op te offeren, die uit het °loed derZweedfche Koningen gefprooten,nbsp;^ot een voorbeeld voor de navolgende Helden , eenheerlyk leven geoeffend, en door*nbsp;^yn deugd en dapperheid, naar veel tegen-hribbelingen, eindelyk den Zweedfehennbsp;^ykstroon beklommen heeft, ziet hemnbsp;^et de lift, het geweld, en de wreedheidnbsp;^ens worfteien om de overwinning te be-A anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ko-
-ocr page 4-komen, merk eens met welk een fchran-derheid hy het bedrog te keer gaat ; en fchoon de geveinftheid haar onderfteund»nbsp;hoe hy haar netten en laagen, dieze hem ge-fpannen hadden, door de deugd ontwyktnbsp;en ontfpringt} toonende aan de weereldnbsp;dat deeze Spreuk waaragtig is:
Niets is ’’er ’/ geen den menfch in nood meer voordeel doet,
Als de EdHe JVysheid in een deugdelyk gemoed.
Hy will dat de lof en de eer, die men in dit leven verkrygt, maar alleen be-ftond in een zagten en deugdelyken wamnbsp;del onder de menfchen , in een goed ennbsp;deftig beleid van zyn beftiering en regee'nbsp;ring, in een billyke behandelingzyner omnbsp;derdaanen, en in een rechtvaardige hand-haavingder draf en der vergelding; heb'nbsp;bende geleerd dat indien men zig zelvenbsp;by de Volkeren doet beminnen, deezenbsp;liefde in de gemoederen altyd blyft, ennbsp;alfchoon men afweezig is, of fterft, ditnbsp;vuur door de agting in de herten ge'nbsp;koefterd word , en tot zoo verre op'
groeit gt;
-ocr page 5-o P D R A G T.
groeit, dat men daar door namaals in de gedagtenis als aangebeden word: hiernbsp;tegen zag hy, dat zoo wanneer men zignbsp;door zyne regeering maar alleen doet vree-zen, het aanzien met de wegwyking ennbsp;dood vergaat en verlluilt, blyvende indenbsp;gemoederen niets over, als de haat, dienbsp;aldaar plaats neemt, en de geheugenis totnbsp;een gruwel doet zyn onder de menlchen:nbsp;Want
Die zigmetwreedheit by eert ieder fleeds lall voeden^ Behaalt geen and're luf als van een beeftlyk woeden.
Dies zogt hy de eer en de glory, onder de weldaaden, en de barmhertighe-den , en niet in het plengen van men-fchen bloed, of het verderf van Weeuw en weezen; O neen: hier had hy een af-fchrik van, onderwerpende zig altoos denbsp;J'egelen van de deugd, houdende in allenbsp;dingen als een verflandig boumeefter eennbsp;tegtmaatige evcngelykheit: dit hadde hynbsp;5:ig zelve van der jeugd aan ingeprent ,nbsp;^n het waaren henl ook altyd prikkels ge-''quot;eeil om in een zagtzinnigen aart, op
A 3 nbsp;nbsp;nbsp;den
%¦
1
tl-
o P D R A G T.
den weg der Helden te wandelen, zoe^-kende door de dapperheidt en de edel-moedigheidt, tot aan het einde van zyne voornemens te koomen, in de liefde bleefnbsp;hy beftendig, verwinnende al wat driftignbsp;daar in was, door een pryzelyke beftie-ring over zyn gemoed, ten dien einde gebruikte hyalom zyn wyzeziel, enfchran-dere oordeelen: ziende dat de grootlfenbsp;driften daar wy in dit leven door verleidnbsp;worden onder de dwaazenwoonen: hierom ileroogde hy geduurig op de godde-lyke, natuurlykeenmenfchelyke Wetten,nbsp;die op de deugd, opdebillykheid, en denbsp;geregtigheid gegrondved (taan; want zynnbsp;oogmerk was niet anders als om zig te verderen met het geene hem regtvaardig toe-quam, befchouwende uit duizenderleinbsp;voorbeelden deeze waarheid:
Nooit heeft het iemand lang bewaard^
V Geen onregtveerdig is vergaard.
Hierom had hy een afkeer van het geweld , en haatc de onbetamelyke bezitting: de zugt die hy voor zyn Vaderland gevoel-
-ocr page 7-voelde , om daar de Vryheid weder op te bouwen, en haar uit de klaauwen vannbsp;haar vyandt te rukken, noopte zyn hertnbsp;aan, haar langs den weg der deugden innbsp;dien luifter te brengen, daar hy haar te voo-ren in gekend hadde ; hier toe leide hynbsp;alle zvnc gedagten aan, fteygerende metnbsp;een llandvaftig gemoed, door de voor-Xigtigheit alles te boven; paarende zig innbsp;Xyne uitwerkingen overal met de wysheid,nbsp;gebruikende daar toe tot hulpmiddelen,nbsp;2.yn eigen natuur, de geleertheid en denbsp;oetFening, drie noodzaakelyke dingen omnbsp;verftandig te worden, hy beminde niemantnbsp;die hem in het quaade vleyde, maar hadnbsp;agtingeneer voor den geene die hem daarnbsp;Van aftrok en tot de deugd bragt, dewylnbsp;hy will dat zyne vleijers maar alleen haarnbsp;eigen voordeelen zogten , en de anderennbsp;uiets beoogden als zyn grootheid en heer-lyken naam. dus blonk hy alom met denbsp;ledigheid en de vriendelykheid , ondernbsp;dePrincen, als een Zon uit, en miaktenbsp;^ig zelve by den hemel bemind. Zulk eennbsp;Held draag ik Uw Koninklyke Hoogheid op, weetende dat hy zig gelukkignbsp;A 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zal
7al agten , indien hy zyne befcherminge by U vind, by U, die hem in zyne heer-lyke eigenfchappen zoo roemrugtig naar-volgt, en in zyne daadengelyk zyt. Mennbsp;plagt van hem te zeggen;
Eenheerlykeafkomfl die de kruin ten nvolken fleekt^ Ter goeder uur. geteeld ^ en o/gt; zyn tyd gequeekt.
Ik heb, metzoo veelalsinmy was, hem in zyn glans ten Tooneele gevoerd, omnbsp;hem des te beter naar zyne verdienftennbsp;over de weereld te doen praaien: dog vergeef het my (groote Prins) indien ik metnbsp;myn vermoogen omtrent zyn waare verbeelding te kort fchiet, en hier en daarnbsp;eenigzins kreupel ga, denk dat myn verband tegen zoo veel verheeven dingennbsp;piet is opgewaffen, en ik het geene mynbsp;de hemel gegeven heeft, maar alleennbsp;(zonder leermeeller gehad te hebben) hiernbsp;jn de laagte bezit, laat het Uw Kon ink-LVKE Hoogheid daarom niet verdrietig vallen om deezen heldhaftigen Guila-vus uit myne handen te ontfangen, die»nbsp;zoo hy leefde , zelfs voor my zou bid^
den»
-ocr page 9-den, om my in die gunfl en genade te brengen. Ik ben tulïchen de drieftheidnbsp;en de flaafagtige dienftbaarheid, met hemnbsp;heen gegaan; om my als een waaren ennbsp;opregten Hollander, in alle eerbiedigheidnbsp;Voor uwe oogen te vertoonen, hoopendenbsp;met een fmeekend gemoed, dat myn arbeid U zal aangenaam zyn , en deezenbsp;Herfteller van Zweeden , onder uwenbsp;vleugelen voor zyne vyanden zal gedektnbsp;Worden, met die heilzaame verwagtingnbsp;vley ik myn geelt, en offer verder al watnbsp;dienftbaar by my is aan uwe beveelen op,nbsp;in verzeekering, dat ik tot aan de laat-fte uuren mynes levens, met een onuit-drukkeiyke agting zal blyven,
-ocr page 10-De Staten van Holland ende Weftvrieflanddoen re weten, alfoo ons vertoont is by de Regenten van het Unrger Weeshuis entl*nbsp;Oude Mannenhuis der Stad Auilterdain.en, in die qualitevt.te fameOnbsp;eygenaars, mitsgaders Regenten van den Schouburg aldaar, datiy»nbsp;Supplianten , iedert eenige Jaren hebbende gejouifleert van onl'cnnbsp;Odroye of Privilegie van dato 21 Mai 1Ó99. waar by wy aan hen Supplianten, in hun qualiteythadden gelieven teconferiteten, accorderennbsp;ende Odroyeren , dat.fy , gedurende den tyd van vyftien eerltachtetnbsp;een volgendeJaren,de Wereken , die doenmaals ten dienfte van hetnbsp;Tooneel reets gedrukt waren, ende van tyd tot tyd , nog vorder in hetnbsp;ligt gebracht .ende ten Tooneelegevoertfoude werden , alleen foudenbsp;mogen drukken, doen drukken, uytgeven ende verkopen, nu ondervonden,darde laren,by het voorgemelde ons Ociroy of Privilegie ge»nbsp;naamt.op den 21 dezer Maand Mai was komen te expireien;ende de-wyl de Supp'ianten ten rneeften dienlle van de Schouburg , ( waar vaflnbsp;hunne refpedlive Godshuyfen onder andere mede moeiten werdednbsp;gefuftenreerr ,) devoorgemelde Werken, foo van Treurfpellen , Bly-fpellen,Kluchten,alsanders,diereetsgediukt, en tenTooneeiege-voert waen, of in het toekomende gedrukt, en tenTooneeie gevoertnbsp;foude mogen werden , geernealleen , gelyk voorheenen, foudenbly-ven drukken,doen drukken,uytgeven en verkopen,ren eyndedefelvenbsp;Werken, door het nadrukken van andere , haarluyller,loo in raai, alsnbsp;fpelkonff.nietmtrgten komen te verliefen, dogdarfulksaan hen Sup-pilianren,na de expiratie van het bovengemelde ons Oerroy ; enfulksnbsp;na den 21 Mai dezes Jaars lyiq. nier gepermitreert foude welen . foonbsp;vonden fy Supplianten him genootfaakt fig te keeren tot ons, onderdanig verfnekende, datwy aan hen Supplia-uen, in hare bovenge»nbsp;meldequallteyc, geliefden te verleenen prolongatie van het voorfz-Oöroy of Privilegie,omme de voorfz.Werken.foo van Treurfpellen,nbsp;Blylpellen , Kluchten als andere , reets gemaakt en tenTooneeie ge*nbsp;voert, en alsnog in het ligt re brengen ende ten Tooneele re voeren 1nbsp;den ry,l van vyftien eerft achter een volgende Jaren , alleen re mogennbsp;drukken en verkopen . of te doen drukken en verkopen, met verbot!nbsp;»an allen andere op leekere hoge penen, by ons daar regen re ftatue-ren in commuiii forma ; So is'tdat wy defake.ende’t voorfz. verfodknbsp;overgemerkr hebben de , endegenegenwefende, ter bede van de Supplianten, uyr onfe rechte wetenIchap.Souveraine magt en authoriteyt»nbsp;defelve Supplianten geconfenteert, geaccordeert ende geodbroyeettnbsp;hebben, conlenreren, accorderen ende oöroyeren , haar by deezeo»nbsp;datry.geduurendeden tyd van vyftien eerlh agter een volgende jaareiinbsp;de voorfz. Werken , foo van Treurfpellen, Ülyfpellen , Kluchten al*nbsp;andete,reetsgemaakt ende tenTooneeie gevoert, en alsnog in’tlich'
-ocr page 11-brengen, endetenTooneele te voeren; binnen de voorfz, onzo •'Snden alleen fiillen, by continuatie,mogen drukken,doen drukken,nbsp;'lytgtven en verkopen , verbiedende daarom allen en een ygelyk, denbsp;''uorfz. Werken, in’t geheeloftetendeele, naarredrukken, oftenbsp;elders naargedrukt, binnen den felven onfen Lande te brengen, uyr tenbsp;Ê^ven, of te verkopen , op de verbeurte van alle de naargedrukte, in-{lebragre.ofte verkogte exemplaren,ende een boete van drie honderdnbsp;ÊUldenSjdaar en boven te verbeuren, te appliceren een darde part voornbsp;den Officier, die de calangie doen fal, een darde part voor den Armennbsp;der iriaatfen daar't cafus voorvallen fal, ende het tetterende dardenbsp;part voor de Supp'ianren, alles in dien verlVande.dat wy de Supplian»nbsp;^en met delen onfen Ocrroye alleen willende gratificeren tor verhoe-dinge van hare fchade door het nadrukken van de voorfz. Werken',nbsp;daar door in genigen deele verdaan deninhoude van dien te authori-®fen , ofte readvouëren, ende veel min de felve onder onfe Prorexienbsp;'tide befchermingeeenig meerder credit, aanfien, of reputatie re ge-, nemaarde Supplianten in ca,s daar inne iets onbehoorlyks foudanbsp;•''fluëren, alle het felve tot haren lade fullen gehouden welen re verantwoorden, tot dien eynde wel expredelykbegeerende,dat by aldiednbsp;y defe onfen Odtroye, voor de voorfz. Werken fullen willen dellen,nbsp;daar van geen geabbrevieerde ofte gecontraheerde menrie fullen mo-S^noiaken, nemaar gehouden fullen wefen het felve Odtroy in't geheel , en fonder eenige Omiffie, daarvoor te drukken , otre te doennbsp;dfülvken, ende dat fy gelTouden fullen fyn een exemplaar van danbsp;''Oorfz. Werken, gebonden en wel geconditioneert, te brengen in danbsp;. 'bliotheecq vanonfeUniverfireYtrot Leyden, ende daar van behoor,nbsp;yk Ie doen hlyken,alles op pene van het etfeël van dien te verhelen,nbsp;®bde ten eyiide de Supplianten defen onfen Odlroyeende confentonbsp;hiogen genieten als naar behooreii, laden wy allen ende een ygelyk ,nbsp;die 't aangaan mag, dar fy de Supplianten van den inhoude van delennbsp;d''en laten ende gedogen, rudelyk , vredelyk , ende volkomentlyknbsp;Banieren ende gehruykeivcefferende allebeler ter contrarie Gedaan innbsp;ll^nHage, onder onfen grooren Zegele, hieraan doen hangen opnbsp;j,en drie en twinrigden Mai, in’t Jaar onfes Heer en Zaligmakers,nbsp;^''etitien honderd en veertien.
A. H E I N S I U S, Ter ordonnantie van de Staren
S IM O N V A N B E A U St O N T.
P'e Regcnren van 't Wees- en Oude Mannenhuis hebben , in voorlchreveii qualinjit , het recht van dccie Privilegie voornbsp;j, p S T AV USDE EERSTE, Treurfpel , vergund aan denbsp;J. Les c a 11 j e ci' Dirk Rank.
In Atnjieldam, den 8 September 1727.
-ocr page 12-Christicrnus, Koning van Denemarken.
Gustavus, Zweedfche Prins, minnaar van beyde de Chriftinaas.
S F o R c E s 3 Hertog van Mylaanen,verloofd aan Chrifti-na 3 dochter van Chriftiernus.
CHRISTINA3 dochter van StcnonjJgeweezen Koning van Zweedeii.
Christinagt; dochter van Chriftiernus. Z1GIBRIPE3 Meeftre* van Chriftiernus.
E RIK 3 een Zweedfche Graaf3 vertrouwde van Guftavus. Riber G u S3 Opvoeder van Chriftina3Stenons dochter.nbsp;T0BERINUS3 Veldheer Van Chriftiernus.nbsp;FREDERIK3 Kapiteyn van Chriftiernus Lyfwacht.nbsp;C0LOMBINA3 vertrouwde van Zigibride.
Lyfwacht van Chriftiernus.
Gevolg van Guftavus.
Gevolg van Erik.
¦;: Het Spel fpcelt in Stokholm 3 hoofdftad van Zweeden, op de Zaal van ’t Paleys.
G U S T A-
-ocr page 13-Pag. 15'
EERSTE TOONEEL.
! .Vit
'II
r
Gustavus, Erik.
OGustavus.
Ntken de drift niet, die myn hart bezit, ’t is waar, Zyvlcytmy, Erik, in het midden van’t gevaar.
Ik min Chriftina; en zou ik haar gaan verdelgen ?
Gewis het aardryk zou my leevende verzwelgen.
O neen j ik zal haar ruft niet ftooren.
Erik.
Hoe mynHeer?
Buygt dan uw dapperheyd zich voor de Liefde neer,
En kan de dochter van uw vyand u behaagen ?
^il zulk een dwaaze drift uyt uwe ziel verjaagen.
Gok is die fchoone, met wier liefde uw hart zich vleyt, Goor Chriftiernus reeds aan Sfbrces toegezeyd.nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gustavus.
t Is waar, als dochter moeft zy dit befluyt gedoogen. jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Erik.
nu die oude deugd uyt uwe borft vervloogen ?
Ver-»
ii
-ocr page 14-ï GUSTAVUS DE EERST Ej Vergeet Guftavus dan het lieve Vaderland ?nbsp;jDat hóópt alleett op u, dat reyht 7,yn teed’re handnbsp;V toe, en heeft u tot befchermer uytgekooren.
Volgt gy de min, Zo gaat het Zweedlche ryk verlooren.' Denk aan uw eeden, en aanzie de raazernynbsp;Van Chriftiërnus i ja, bemerk uwflavemy*
Ik zie den boezem, en de aanminnelyke kaaken Der Zweedfche Ryksprinces, in eed’len moede, blaakcn*nbsp;Ze aanbiedt u zelf de kroon, opdatze als koninginnbsp;Aan uwe zyde hecrfche, en leeve in uwe min.
W aar fchuyit de dankbaarheyd ? wil uwe drift verwinnen i En min gewillig, die gy fchuldig zyt te minnen.
U w vaders bloed eyicht wraak, hy zweeft voor myn gezigt Van’tDeenlche flaaidoorboord, ach Prins,volg uwen pligc,nbsp;Laat geen verwyftheyd in uw heidenboezem lluypen.nbsp;Aanlchouw zyn blepke borft, zie zyne wonden druypen;nbsp;Hoor hem eens roepen om de wraak rot zynen zoon jnbsp;Voldoe die ed’le fchrm. ftyg op den Zweedfehen troon.
Wat zou het aardryk van die laf heyd moeten zeggen,
Als gy de Ryksprinces in haare fmert liet leggen Bedenk u wel, myn Heer.
Gustavus.
’k Beken het, Erik j ja.
Ik zie, helaas! dat ik myn pligt te buyten ga.
Dat Zweeden my met recht myn laf heyd zal verwyten: Dat zelfs het aardryk my zal in het aanzigt fmy ten,
En zeggen, totmynfmaad, Guftavus was bevreefd. Maar heeft het aardryk wel met my verliefd geweeft ?nbsp;Kent het die Ichoone wel, die my heeft overwonnen ?
^k Heb naauwlyks in myn hert deeze eed’ie wraak begonnen,
Of ’t moedig opzet duykt, en wykt voor ’t zoet gelaat Van deeze Deenfche’zon. ach Erik! geef my raad.
Wat zal Guftavus doen ? zal hy zyn heldendaaden Verlaaten, cn vervoerd zyne eerftc lauwerbladennbsp;Verzengen aan de min ?
EriS
-ocr page 15-Erik.
Oneen, mynHeer. Staak, ftaak Die dwaaze liefde, kom, volg, en voldoe de wraak.
Gu sT A vu s.
Wie heeft de moordpook in myn vaders borft gedreeven ?
Wie bragt dien held, met al den Adel, om het leeven ?
Ik voel weer ’t edel vuur van dien gedoofden haat.
Myn eer vermaant my tot herftelling van den ftaat.
W el aan, ik zal het ryk door myne Ming hervormen,
De wraakbyl heffen, en het Deenfch geweld beftormen.
Verhaal my, Erik, hoe’t alhier is toe gegaan,
Wie heelt myn vader, en het vaderland, verraan.^
Erik.
Ach Prins, myn tong bezwykt, als myn ontroerde zinnen Die fhoode gruwelen zich brengen weer te binnen.
De weereld trilt en beeft, en ieder yft en fchrikt,
Wanneer hy onzen ramp in zyn geheugen wikt.
De tweefpait Haakte in ’t ryk van Zweden haare banden ,
En riep de Deenfche vloot te hulpe aan onze ftranden.
Dat fnoode Monfter, dat noch goón ncch menfehen ducht,
Hing met zyn flangenpruik al fchuyff’lende in de lucht,
En zengde met zyn toorts den boezem van de Zweden gt; bedriegende ’t gemeen met lift en valfche reden.
Ach! welk een razemy bezat toen ieders zin!
De dolle onweetendheyd kroop hun gemoed’ren in,
En deedt het ganfclie land van vlam en vonken blaaken.
Hl
De koning Stenon, om dien helfchen gloed te ftaaken,
Ewam met zyn oorlogsmagt kloekmoedig in het veld ¦, nbsp;nbsp;nbsp;)!';
Doch vruchteloos, wyl hy moeft. buygen voor ’t geweld.
De vader ganfeh ontmenlcht bragt hier den zoon om’t nbsp;nbsp;nbsp;'i quot;!|
_ leeven. nbsp;nbsp;nbsp;' '
Pe ontaarde broeder, door het helfche vuur gedreeven, Doorboorde ’s broeders borft. Herdenk die gruweldaan,nbsp;y fchenders! want de wraak zalu terneder flaan,
ös Zwakke leger, door hetdondren der kartouwen
Vullen het gemoed met duyzend naberouwen.
Wr ¦ - nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.....
Van
-ocr page 16-GUSTAVUS bE EERST É*
Van een gefcheurd, moeft in dit over wreed geval Denftandaard ftryken, en bezwyken voor ’tgetal,
WylCh riftiernus, in de gruw’len opgetoogen,
Den koningStenon liet vermoorden voor hun oogen, Om 7,0 den Scepter te verzekren in zyn vuyft.
De fterkfte veilingen, door zyn gefchut vergmyfd , Gafhy, ter plonderirtge j aan zyne legerbenden.
Wat is 70 heylig, dat men toen niet heeft zien fchenden? En welk een eed’le vrouw, of deugdelyke maagd,
Die noch geen tekens van de Deenfche wreedheyd draagt? De moordluil vloog verwoed door bofch en velden hee-nen,
En vulde ’t ganfche land met kermen en met Weenen.
Het weelig Libië, noch dorflig Ethioop,
Of de Atlas hooien, daar de peil ten afgrond floop,
Heeft immer zulk een woen in hunnen ftaat gebrouwen. Ontmenfchte fchepfelen, gehaate dragt van vrouwen !nbsp;Het gras, met bloed geverfd, tuygt uw vervloekt verraad,nbsp;In Lemnos voortgeteeld ten val van deezen ftaat.
De Ryksprinces 3 mynHeer, kwam cind’lyk in hun handen,
En moeft zich jammerlyk zien wringen in de banden.
Die ichoone Noord Ster, zo vol eed’le deugd als moed ? Die luyfterbag, gedaald uyt zulk een heldenbloed,nbsp;WierdChriftiernus als een pronkbeeld, opgedraagen.
Hy, om die heldre zon een weynig te behaagen,
Bood ons den vrede, met een fchyn van vriendfehap, aart-Dies moeft men door den dwang geprangde wegen gaan j Wyl alles was vernield en droevig omgekomen jnbsp;En die nochov’rig was, moeft zynen moed betoomen.nbsp;Stokholm neeg Zelf het hoofd voor zyn verwinnaar neer,nbsp;Die ftraks gegroet wierd van ’t geweld, als Vorft en HeeOnbsp;Ja Stenons huys, met al den Adel, wierd bedroogen,
En door de fnoode lift het harnas uytgetoogen.
Maar beef, Guftavus, beef voor Chriftiernus woên! Zie, zie uw vaders borft uyt voele wonden bloên.
Hy, metmynvader, in’tpaleysalhierontftingen, ^
-ocr page 17-Bleef in de itrikken van dien loozen koning hangen gt; Wierd...ach!myninondbel1:erft,de moord ten zoen gcflagti'nbsp;En gantfch oitaenlchlyk met den adel omgebragt.
Gufiavus fchriktl
Kom, doe uw vaders geeft eens in zyn graf bedaaren ,
Ruk deeze moorders voor des hemels wraak altaaren;
Zo word hun ichclms geweld met hunnen hals geboet.
En aarde en hemel eens gepaayd, metbloed, voör bloed. Gustavus.
Staak, Erik, ftaak’t verhaal, ik zal myn vader wfeekeni Erik.
Ey prins! vergeef het my, en hoot my verder fpreekcn. Aanfchouw de ftreeken van de Deenfche veynzery,
En wacht u voor hun doen omzigtiglyk met my.
Na deeze moord zo fcheen men tot de ruft te hellen ,
Om ’t weynig overfchot in ftaat en goed t’herfteUen.
My, enRibergus, wierdzulksgunftigaangeboón,
Jagy, alhier gelokt, krygt hoop toe deeze kroon,
En moogt verzekerd in dit liftig hof verfchynen.
’t Schynt, dat de buyen van dien Zweedlchen ftorm véi''^ dwynenj
Maar ach! ik vrees, mynHeer. dekoningveynft gewis. En toont niet recht voor ’t oog wat hy inwendig is.nbsp;Gustavus,
Zo moet ik oök voor hem myn zielsgeheim bedekken,
En Zweden, in zyn val, een ftut en fteun verftrekkeö, Erik.
Ja wreek uw Vadet, ert herftel het Gotfche Ryk.
Cier uwe hairen door de deugden koninglyk. VerdryfdeDeenen; maak, dat eens de wapens Zwygeri^nbsp;En ruft en eendragt weer op haare zetels ftygen:
W ant Stenons dochter bied uw hand den ryksftaf aan3 En laat hier alles op uw moed en wysheyd ftaan,
Gu S'TAVUS.
k Zal dat beminlyk beeld ook nimmermeef misleyden. Hoe zou myn hert zich van haar liefde konnen fchcyden?nbsp;Oneen. Guftavusweet, dat zy hem mint. zouhy
i8 GUSTAVUS DE EERSTE,
Zo weynig acht flaan op dat heyl ? geloofme vry,
Ik zal die fchoone nooyt in dit gevaar begeeven.
Haar glans, haar zoet gelaat, liaan in myn borll gedreeven^ Maar ach! wat voelt myn hert? het bloed is my ontroerd.nbsp;Helaas! hoe word de menfch door zyne drift vervoerd!nbsp;Die twee Chriftinaas, die ik beyde moet beminnen,nbsp;Beheerfchen myn gemoedjcn zweeven door myn zinnen....nbsp;Wie Hoort ons, Erik?
Erik.
’t Is de Vorft. bedek uw haat.
En zie wel toe, mynheer, dat gy voorzigtig gaat.
TWEEDE TOONEEL.
Christicrnus, Gustavus, Christina Princes van Zweden, Erik, Ribergus,nbsp;Tobertnus, Lyfwacht.
’k iZie u (
Christicrnus.
I dan hier,myn Heer! o pronkbeeld aller helden! De faam draagt uwen lof door bofch en groene velden,
En ciert myn kruyn met loof van uw e lauwerblaan.
Nu heeft de hemel my in mynen wenfch voldaan,
Dies Zal ik, hem ten dank, u als myn Zoon doen eeren-’k Wil met Zo dapp’ren Prins het Zweedfche Ryk regeeren. Gustavus.
Dus Word de tweelpalt en de haat ter neer geleyd.
Ik dank den Koning voor zyne edelmoedigheid.
Wy zien de nevels aan de Zweedfche lucht verdwynen , Nu wy de llraalen daar van uwe Zon zien fchynen.
Daar is geen fchooner plaats op ’t ganfche rond der aard, Dan daar de wysheyd met de deugd zich t’zaamen paart.nbsp;Christicrnus.
Ga Toberinus, wil den Prins myn hof vertonnen.
Wil my dees tyd, myn heer, een oogenblik verfchoonen, Wyl ik Ribergus en Chriftina hooren moet.
Dees oude graaf heeft die Princes hier opgevoed,
En weet, met wys beleyd, liaar fchoonheyd te yermeeren-
’kViivi
-ocr page 19-tiERSTELLER VAN ZWEDEN, iji k Vind goed, myn dochter met haar byzyn tevcreeremnbsp;Haar beyder aard is een. geen fchilder kan 7.0 fchoonnbsp;l’wee weeiens treffen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;natuur hier Helt ten toon.
Gustavos.
Zo is ’t myn Heer. ik ga, en zal myn pligt betragtén. CHRISTiëRNUS.
Wel Prins, verban den haat, en houd my in gedachten/ fliltegenToherinus.
» Volg Toberinus, en gehoorzaam myn bevel.
Christina vanZvjeeden.
5gt; Guftavus! ach! gy wofdt misleyd. kent gy hem wel ?
CHRISTiëRNUS, Christina Princes van Z'-jjeeden, RibeRGUs.
ChRISTiëRNUS , vsefikt de Ljfvuacht
Mie vertrekken.
Erk eens, Princes, wat ik op uw verzoek ga waagcil) Wil nu, totdankbaarheyd, my uwe liefde opdraagen.nbsp;Verleen my eens een blyk van uwe wedermin,
Eli zie my niet meer aan zo trots en koel van zin.
Hoor naar een koning, en geef acht op zyn gebeden. Verzacht uw fierheyd, en Vertoonme uw lieflykheden.nbsp;Laat ik geen fpeelpop zyn van uw bekoorlykheen,
En wil, aanmynezy, den Zweedfchen troon betreen. Christina.
Hoe? zou Chriftiiia dan haar vyand konrieri minnen ?
Zou zy zich laaten door zo dwaas een drift verwinnen ?
En aan haar vader, en aan zyn gedooden Raad '
Niet denken ? ja haar leed, het Zweedfchc ryk, haar ftaat j Vergeeten ? neen myn heer wil my niet langer fmeeken.nbsp;Het noodlot wil niet, datwy mitirten, maar ons wreekeri;nbsp;^taak, Chriftiërnus, uwe onaangenaame reen.nbsp;k Befchrey myn rampen j iaat myn droevig hert met vreeö.nbsp;j.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;CHRISTiëRNUS.
Let op het geen gy fpreekt. gy zyt in myn vermogen.
20 GUSTAVUS DE EERSTE,
Uw magt en aaniien 2.yn op myne komft vervloogen.
Hier buygt het al voor my. lie hoe dar lelf Guftaaf Zich voor my neerwerpt ais een princelyke (laaf.
Zo gy my niet bemint, verlieft hy wis bet leevcn.
Ik heb hem myne gunft alleen om u gegeeven.
Doch lal hem, xo gy niet verandert van gemoed ,
De borft doorbooren, en verlmooren in z,yn bloed.
Chriflifia fchrikt.
Dies wil u met dien Graaf voorz.igtiglyk beraaden.
ChR IS T I N A.
Moet dan Chriftina in een 2£e van rampen baaden i Schroomt Chriftiërnus dan den hoogen hemel niet ?
Denk, dat de wcereld al uw doen en werken ziet.
Wil met Guftavus dood vry uw gezag verheffen,
Noch zult gy evenwel, ’t geen gy bedoelt, niet treffen, CHRISTiëRNUS.
Het Staats belang begeert, dat Prins Guftavus fterf.
En , tot verzeek’i ing van myn troon, het leeven derf. Indien gy u verhard, en my niet wil beminnen,
Zo zal ik met zyn dood een ander werk beginnen.
He is noch tyd. voldoe myn wenfeh j volg uwen pligt, Of hy word morgen hier doorboord in uw gezigt.nbsp;Christina.
Zou ik dan, om dien held, uw dwaaze drift gedoogen? Myn vaderland verraaii ? en fchand’lyk voor ®lks oogennbsp;Onteeren ’t edel bloed, waaruyt ik ben gedaald ?nbsp;Neenvorft. men weet, uw hand heeft hier gezegepraald :nbsp;Maar zal die zonder cynd in’t Zweedfche bloed zich waf'nbsp;Aanzie myn traanen die geftadig nederplalTen. (fchen?nbsp;Spaar doch G uftavus, en betoom uw driftig hert,
Dat door de wreedheyd zo verwoed gedreeven werd.
Wil eens met aandacht aan uw woord en eeden denken. CHRISTiëRNUS.
Ach! wil mydanuwhert, wil my uw liefde fchenken, En laat uw harde borft vermorwen door gebeên.nbsp;Christina meenende.
Erbarm u myner, Vorft; en hoor naar myn geween-
- HERSTELLER VAN ZWEDEN. 21 Kom hier) Ribergus, help des Konings ziel beweegen.nbsp;Chris TiëRNus.
Welaan) ik zal dien held, houd uwe traanen tegen)
In’t leeven fpaaren. Zyt geruft, neem hem in acht.
Cy hebt myn boezem door uw droef geween verzacht.
Ik geef hem in uw hand, doch wil hem wel bewaaren. Droog uwe kaaken af, en wil u wat bedaaren.
Zie wat ik wil, Princes, en nyg u naar myn zin.
Een kroon is hier op aarde een heerelyk gev/in.
Gaa heen, Ribergusjdoe den Prins weer herwaarts komen.
VIERDE TOONEEL.
CHRlsTiëRNUS,CHRisTiNA TrincesvanZ'wedeft.
DChrisTICrnus.
Us kan een Koning om uw fchoonheyd zich betoo-men.
Christina.
Ach! Chriftiërnus! ach! bezadig uw gemoed.
Koel, door medoogendheyd uw heet en ziedend bloed. Myn waarde vader! gy ontroert my de ingewanden.
ChR ISTiëRNUS.
Die fticrf gelyk een held en koning, buy ten banden,
En is gefneuveld in den veldflag, ryk van eer.
Het vlammend ftaal lloeg hem by zo veel dooden neer. Doch wie denkt in ’t gevecht aan ’t laffe mededoogen ?
Een heldenziel word traag tot deerenis bewoogen In zulk een v/oedend vuur. dies bid ik, laat u raan.
Bemin een koning, ryk bekranft met lauwerbiaan.
Het ganfche Noorden beeft en bukt voor myne wetten, k Zal op den hoogmoed van den Pool myn voeten zetten,nbsp;En Azië doen zien wat dat myn arm vermag,
Terwyl Europa buygt voor myn gevreefd gezag. Christina.
t Is waar myn heer. men weet dat elk uw magt moet vreezen, Maar wend uw oor eens naar \ gekerm van weeuw’ ennbsp;weezen.
B 3 nbsp;nbsp;nbsp;Stap
-ocr page 22-aa G U S TAV U S D E E E R S T E,
Stap met een deugd’lyk hert van mynes vaders troon:
Want wie gaf u alhier het recht tot deexe kroon ?
Heeft ooyt de Zweedfche Raad u tot 7,yn vorft verkooren? CHRJSTleRNUS.
Uw vader had het recht van 2,yn gebied verboren,
Wyl hy de wetten brak, en ronder oorlogsmagt,
Het erfrecht van het ryk opbouwde in zyn gellacht.
’t Gemeen,hier door geraakt,wou zelf een vorft verkiezen, Zo doet de zucht naar meer ook ’t geen men heeft verliezen-Ik bragt myn leger voor ’t verftoorde volk in ’t veld,
En praal nu met de kroon: die is in myn geweld.
Maar ik zal, elk ten fpy t, den dwaazen nazaat leeren Dat ik het Zweedfche roer veel beter kan regeeren.
Trooft u, princes, en red uw hert uyt uw verdriet,
En deel met my in dit roemruchtige gebied.
Daar komtGuftavus. ,,’k Moerden Prins alleeniglpreekenj j, En zien, of ik niet kan in zyn geheymen breekcn.
VYEDE TOON E EL.
Christic RN tjs,GusTAVUs,Christina Frinces van Zweden , Rirergus.
PChristicrnus.
Rinces, ik zal dien held, volgt gy myn wyzen raad * In ’t ryk verheffen rot den allerhoogften ftaat.
Ribergïjs, wil haar hert tot myn begeerte buygen.
Ik moer myn achting aan dees Prins alleen betuygen, Vergeef het my.
Christina.
Helaas! denk aan uw woord, myn heer. En druk Chriftina, in haar droef lieyd toch niet meer.nbsp;Vaar well’k hoop op uw gunft,en zal myn pligt betrachten^nbsp;Christil-rnus.
Zo hebt gy, en de Prins, veel eer en ftaat te wachten.
-ocr page 23-HERSTELLER VAN ZWEDEN. 25
ZESDE TOONEEL.
ChRISTICRNUSj Gustavus.
GChristicrnus.
Y weet, Guftavus, dat myn ftrydbaare oorlogsvuyft De ftaale borftweer van de Zweeden heeft vergrnyfd jnbsp;Dat ik het Gotfche ryk, veroverd door myn degen,
Heb aan mynihoer gehecht jen aan myn kroon gereegen. Wyl ik nu deezen ftafin myne ving’ren Üuyt jnbsp;Zo wifch ik d’eed’len naam van hunne vortten uyt.
Ik heb een dochter, die den glans van myn lauwrieren Door haar bekoorlykheyd kan als een Zon verderen jnbsp;Chriftinaj my zo waard, die haar zernoeging vindnbsp;In’t doen van mynen wiH enmy, ajs vader, mint-Die held die my alhier zal eeren en behaagen,
Dien zal ik, met de kroon der Zweeden, haar opdraagen.
Guflavtts jlaat in gntroerde gedachten. Hoor Prins, wat ik u zeg. wat maakt u dus ontroerdnbsp;Of word uw boezem door de ftaatzucht reeds vervoerd ?
Ik zal noch verder gaan : doch wil u wel beraaden;
In voor’ge tyden plag ik my in bloed te baaden,
En ’t flikkerende ftaal was myne vreugd alleen.
Maar nu buygt myn gemoed zich voor de aanminnigheen Van Stenons dochter, zy heeft myne borft ontilooken;
En ’t vuur van haar gezigt doet mynen boezem kooken.
’k Bemin Chriftina. ’k bied haar aan en hert en hand,
Wyl ik een zoete drift voel in myn ingewand,
En fmeek haar, nevens my op mynen troon te treeden. Maar die hoovaardige, zo vol bekoorlykheden,
Slaat myn gebeden af, en weygert my baar min,]
Verfmaadende den naam van Deenfche koningin;
En wil voor myn gezag noch voor myn kroonen buygen. Ga, ga Guftavus, wil my thans uw gunft betuygen.nbsp;Verwin dat herte, weck die borft voor my, en wachtnbsp;Nadeezen dienft een loon dat al de wecreld acht.
Hier kómt Erik zacht en m gedachten aantree den.
*4 GUSTAVUSoEEERSTEi
Wil u voorzigtig met dien Graaf hierop beraaden ;
En cier myn dochters kruyn met uwe lauwerbladen,
Treed nader Erik!
tot Guflavu!.
Gy, herftel ’t ontftelde bloed.
En maak, dat ik de ruft herkryge in myn gemoed.
ZEVENDE TOONEEE-
Gustavus, Erik.
HGustavus.
Oe dwarlen thans myn vlotte en ongerufte zinnen ? Ach Erik! zeg, wat moet ik laaten, wat beginnennbsp;Waar wend of keer ik my ? ey help me, en wil piy raan.nbsp;Erik.
Schep móed j verban uw liefde en gelp het harnas aan, Om ’t moedig Zweeden in zyn luyfter te herftcllen.
Wil lift door tegenlift, cn wraak door weerwraak, vellen-Bemin de dochter van vorft Stenon, en bevryd Haar ziel van ’t ongelyk, dat zy hkr daaglyks lyd.nbsp;Gustavus.
Hy heeft die fchoone tot zyn koningin verkooren,
Hy mint haar.
Erik.
Hy, myn Heer.? hoe kwam u dit ter ooren.^ Wie heeft Guftavus van die waarheyd onderrecht ?nbsp;Gustavus.
Hy zelf: zyn tong heeft my dit bitter nieuws gezegd;
En eyfcht, dat ik haar zal tot zyne liefde brengen.
Ach Erik! moet myn deugd dat fnood geweld geheugen ? Zou ik haar fmceken, dat zy hem tot bruydegomnbsp;Aanvaarde.? neen. óneen. Guftaafzylieverftom.nbsp;Erik.
Herroep uw deugd, ó Prins; ’t is tyd om u te wrceken. Denk, dat ge my niet, maar uw Vader dus hoort Ipreeken.nbsp;De Zweeden ftaan gereed, en blaaken, vol van moed ,nbsp;Om hunne fmaadheyd af te wallchen in het bloed
HERSTELLER VAN ZWEDEN. 25 ÖerDeenen. ’tisgeentyd van zuchten maar van ftiyden-Vlie gom gantfch'Zweeden, en u zei ven, tebevryden.nbsp;Gustavus.
Wel aan, ik zal my weer vervoegen aan hun zy,
De ketens breeken van de Zw eedfche üaverny,
En ’t oude Gotl'che ryk herllellen door myn degen.
Maar zacht Guftavns! ach! gy ftreertuzelventegeq.
EJ w liefde ftryd noch met uw fierheyd en uw deugd,
En doet u vallen in de prikkels van de jeugd.
Die Deenfche fchoonheyd, zp vol luyfter en vermogen , Heerfcht over myn gemoed, en flikkert in myn oogen.
Die twee Chriftinaas, zo gelyk van glans en aard,
Zynmy ngenegenheyd en achting beyde waard.
De een noopt Gullavus voort, eiideandre ifuytzyntree-den.
Wanneer de Z weedfche praal my port door haare reden Tot deeze wraak^ dan komt de Deenfche Zon, en fchietnbsp;Haar ftraalen in myn hert, en dult dat wrceken niet.nbsp;Guftavus, roept zy, wil myn vader niet bederven.
Laat ik met traanen van myn lield gena verwerven.
Heb mededoogen met Chriftina, die u mint,
En toon barmhartigheyd aan Chriftiërnus kind:
Wil deezen koning niet rampzalig om doen komen.
Door zulke fmeekingen kan zy myn pligt betoomen. k Weet wel, graaf Erik, dat de bitfe Deen my haat;nbsp;k Merk, dat hy met het flinks bedrog te raade gaat,
Dm zyn begeerte, door myn toedoen, teverkrygen.
En dus te veyliger op deezen troon te ftygen. k Weetalles wel, maar ach! de liefde fmoort den haat,
En blufcht dien y ver tot herflelling vaii den Haat.
Erik.
L dan de heldendeugd uyt uwe ziel gevloogen ?
Dy zyt, tot ons behoud, gevoed en opgetoogen,
Ln hebt met eenen eed het vaderland beloofd Zynleed tewreeken. is uw pligt nuuytgedoofd?
Zie Stenons dochter in haar traanen; hoor haar kermen: En laat uw ed’le ziel zich over haar erbarmen.
B 5 nbsp;nbsp;nbsp;Ver-.
-ocr page 26-25 GUSTAVUS DE EERSTE,
Verdelg de Deenen: wees een fteun van ’tvaderland; Gryp eens de wapens in uw onverwonnen hand.
Bereyd den weg, om door uw deugd, langs goude kimmen,
Met eer en glory naar de fterren op te klimmen.....
Daar komt Ribergus: maar, my dunkt, hy is ontfteld.
ACHTSTE TOONEEL.
Gustavus, Erik, Ribergus.
G nbsp;nbsp;nbsp;Ribergus.
A Prins: begeef u met uw vrienden in het veld. Ganfch Zweeden heeft,ten fpyt derDeenen,in zyn ftandennbsp;De wapens opgevat, en fpringt uyt 7,yne banden.
Een magtig leger trekt vol vuur naar decze ftad,
En is, totaandekruyn, met’svyandsbloed belpat. Gustavus.
Dan moet de Liefde voor den pligt en glory wyken.
Weg dwaaze minnegloed ! gy moet den ftandaard ftryken. Myn vaders doodbus barll: en Icheurt zich zelf van een.!
Ik hoor hem roepen in zyn traanen en geween:
Waar is Guflavus 1 kovi viy7iZoan, 'wilmynu'wreeken. Hoor wie dus tot u fpreekt, en zie wie u komt Jmeeken.
Herfiel het Zweedfche ryk : ver [moor den HeenJ'chen naam In eene zee van bloed, tot glans van uwe faam.
’k Moet nu gehoorzaam zyn, het is om hoog beflooten. Myn vrienden, ’k zal ’t geweld uyt zynen zetel ftooten.nbsp;Verllerkt Guftavus met uw hulp en wyzen raad.
Erik.
Ja wapen uwe borfl: tot welftand van den ftaat;
Doch wil voorzigtig zyn, en uwen wraakluft dekken.
Het veynzen moet ons hier tot hulp en heyl verftrekken. Gustavus.
Ik volg dien raad; en zal langs duyftre wegen gaan.
De fchrand’re lift ftrykt vaak des vyands zegevaan.
Doch laat ons, kloek van hert, dit groote werk beginnen-Wat tal van krygslien heeft Ribergus nu hier binnen ?
Zynze allen wel voorzien van wapens, en bereyd}
-ocr page 27-HERSTELLER van ZWEDEN. Ribergus.
Oja mvn heer; elk blaakt en gloeyt van moedigheyd.
’t Getal is niet zeer groot, maar Prins,’t zyn oorlogsheldepj Die vaak hun borften voor des vyands zwaarden ftelden.nbsp;Gustavus.
Dit’s wel. nu dientmen ook voor al het fnel gerucht Te keeren, want de feam ftreeft vaardig door de lucht.
Ga Erik, met een deel van myn gevolg naar buyten,
Om, zo’ervan dit nieuws iets uytlekt, zulks te ftuy ten. Maak dat de Deenfche vorft dees tyding eer niet weet,nbsp;Voor dat wy morgen tot de uytvoering zyn gereed.
W ant dat ’s een dag, waar op men langs de waterftroomeni En groene paden met zyn goed ter markt moet komen.nbsp;Breng onder ’t boerenvolk meer krygslien in de ftad.
De degen dient alhier met wysheya opgevat.
Elk moet zich nu voor al op hert en kling vertrouwen.
Ik zal de vryheyd van den Zweedfchen Staat herbouwen i Of fneuv’len; volgt my naar. de wraak, dus lang geiluyt inbsp;Ontroert my ’t herte, en flaat ten blaakende oogen uyt, Vnbsp;Erik.
Nu ken ik PrinsGuftaaf; nu heeft men niets te vreezen. Ow vaders heldenvuur vertoont zich in uw weezen.
Vaar voort, doorluchre held! zo meld’de faam uw lof. Daar gy haar overlaad met altyd nieuwe ftof.nbsp;Gustavus.
Maat gy, Ribergus, wil Chriftina niet begeeven:
Verfterk haar zwakken geeft,om door de vrees te ftreeven, Ribergus.
Stel u geruft, myn heer. dat edelaardig hert Braveert de wreedheyd van het noodlot, en haar fmert.nbsp;Gustavus.
Laat ons dan gaan; en zien, wat datmen heeft te wachten j \V anneer wy onzen pligt, en eer en eed, betrachten.
Eji?tde van het Eerfte Bedryf.
TWEE-:
-ocr page 28-12
GUSTAVUS DE EERSTE,
EERSTE TOONEEL.
ZiGIBRIDE, CoLOMBINA.
T nbsp;nbsp;nbsp;ZiGIBRIDE.
J A Colombim, ja, Guftavus en de kroon Zyn beyde in myngezigt beminnelyk en fchoon.
En waardig, dat wy hen, gelykikdoc, beminnen. CoLOMBINA,
Wel breng Guftaaf hetzoetder Heerfchappy te binnen. Hy is van voritlyk bloed en doelt gewis op ’t ryk.
Geef, met dal denltbeeld, hem van uv.?c liefde blyk,
En tracht den koning, tot zyn voordeel, te bekooren.
De Zweedfdhe rykstroon heeft zyn vorft en Heer verloo-ren:
Maak dat die jonge Prins de kroon verkiygt. gy zult Dien grooten held daar door, in al zyn ongeduld,
Ten trooft verflrekken, en hem naar uw oogmerk leyden. ZiGIBRIDE.
Gy zegt Zeer wel: ik zal den vorft daar toebereyden.
Maar zacht, daar komt hy zelf: laat my begaan. óMin, Stort myn ontroerde borft nw fchrandre liften in.
'tweede TOONEEL.
ChRISTIcRNUS, ZiGIBRIDE, CoLOMBiNA, die dour dorijiu rnusgezwenkt 'word-, en vertrekt.
ZChristicrnus.
Oek u alleen, Mevrouw y wil my tot hulp ver-ftrekken.
De tong wil'U den grond van myn gemoed ontdekken,
En met uw wysheyd en verftand te raade gaan.
Gy kent myn oorlogsroem, de trotfe lauwerblaan,
W aar mee myn kruyn zich dekt in’t overheerde Zweeden, Zyn grootfe tekenen van myne dapperheden.
Oy weet, hoe ik den voet heb op den nek gelet Van al den adel. ’t volk gehoorzaamt myne wet,
En beeft voor dit gezïgt. Stokholm kan u bewyzen,
Hoe ieders hairen door de vrees tc berge ryzen,
t.
Als ik myn donderend geluyd laat hooren. Schrik En bleeke fiddering vliegt in een oogcnbliknbsp;Door ’t koude Noorden, als myn blikken zich verheffen ?nbsp;Om d’een of d’ander met een zek’renflag te treffen.
In heb Guftavus in myn net verward, die held Is door de fneege lift gebragt in myn géweld.
Hy uyc het oude bloed der koningen, kan tuygen,
Dat alles, wat hier leeft, voor my moet nederbuygen.
Ik kan hem fterven doen, of brengen tot de kroon. Voldoethymy, mevrouw, zoftygthyopdentroon,nbsp;Doch als een heerfcher,die my moet gehoorzaam weezen.nbsp;De fchoone morgenzon, uyt de Oofterkim gereezen,
W ordt nooyt met diep ontzag van d’Indiaan geëerd,
'¦t t;
Wanneer een bruyne wolk haar held’ren glans beheert; Maar als ze, in vollen gloed, komt uyt de bergen ryzen»nbsp;Dan zal dat dwaaze volk haar meer ontzag bewyzen,
Wyl dan geen hind’ring aan haar ftraalen word gezien.
Ik wil den Prins Guftaaf de Zweedfche kroon aanbiên Met myne dochter; doch ik zal den teugel houden,
En hem, of Ichoon zy my bedekte kagen brouwden ,
2.0 wel betoomen, dat hy nimmermeer den ftaat Zal overheerlchen, en alleen door mynen raadnbsp;E.egeeren. wel, mevrouw! wat dunkt u ? zal dit lukken ?nbsp;ZlGIBRIDE.
Ja; zo G uftavus ’t hoofd zo laag voor u wil bukken.
Dat moedig hert word van het volk bemind, myn Heer» En de Adel buygt met luft voor zyne voeten neer,
En eert metdiep ontzag hem als hun prins, zyn leeven, Zyn groote heldennaam ftaat in hun hert gefchreeven.
Gw dochter zal u niet weerftreeven, denk ik, Heer? Chr IS T lë R NU s.
Myn dochter weet haar pligt, en doet, wat ik begeer
-ocr page 30-ZiGIBRIDE.
Maar, Vorft, ZalSforces, of den Keyzer, ditbehaagen? Gy zelve hebt haar aan dien Hertog opgedraagen.
Zult gy uw woord en eed verbreeken ? zie wel t@e. Christicr n us.
Ik fchik myn zaaken naar myn wil en luft. wel hoe ?
De Hertog moet zyn treen naar myn begeeren zettenj En zou hy in het geen ik vaft ftel, my beletten ?
Myn and’re dochter is in h fchoonfte van haar jeugd.
Die zy hem tot een vrouw, haar wysheyd en haar deugd Zal die verandering van hem licht goed doen keuren.
Z I G IB R IDE.
Maat wilt gy deezen Prins dan op den Llyksftoel beuren Met uwe dochter.? met Chriftina.? vind gy’t goed,
Myn Heer, welaan, ik zwyg. Maar vrees zynheldenmoedgt; En denk omzigtigaan zyn leeven en bedryven.
G eef hem alleen den troon, en laat uw dochter bly ven. Zieeerft hoehy zich fchikt; beproef eerft zyne trouw.
Dit is myn raad.
Christiörnus.
Doch niet naar mynen zin, mevrouw. Guftavus Zou alleen veel meerder zyn te vreezén.
Myn dochter zal me een pand van zyn getrouwheyd wee-* zen.
Haar fchranderheyd zal ons voor alle leed behoên. ZiGIBRIDE.
Maar ’k bid myn Heer, wat zult gy met Chriftina doen ? Die Zweedfche Ryksftar hoopt Guitaaf noch eens te trouwen.
CHRISTiëRNUS.
Dit tedere geheym zal ik u noch ontfouwen.
Tot voordeel van myn ifaat, en voedfel van myn min,
Zo heb ik haar gefchikt tot myne Koningin.
Doch gy zult me altyd zyn, die gy my waart voor deezen: Bemin my ilechts, en wil my fteeds trouwhertig weezen.nbsp;Ik zie daar Sforces. wil dien Hertog myn befluytnbsp;Vercoonen, op dat gy daar door zyn huwlyk ftuyt.
D E
-ocr page 31-Christicrnus.
. Yn Heer3 die fchoone moet u hier iets kenbaar maa-i ken.
In d’eerften opflag 7.al ’t jnisfchien uw hert wat raaken: Maarom myn vriendfchap zo voldoe my. ik moet gaan-
VIERDE TOONEEL. Sforces, Zigibride-
‘fl
We,
S F o R C E S. wat begeert de Vorft ?
Zigibride.
Gy zult verwonderd ftaaii j Wanneer iku ’t geheym des Konings zal ontdekken.
Wat kan de liefde niet al ongeduld verwekken,
Als zy gedwarsboomd word....
Sforces.
W at wil hy dan Mevrouw ? Zigibride.
^ wil 3 dat zich Guftaaf verbinde door de trouw Met zyne dochter 3 met Chriftina.
Sforces.
Welke reden! Zigibride.
IJok wil hy te gelyk het koningryk van Zweden gt;
Aan hem opdraagen, als een Leen van zyne kroon.
Doch of die krygsheld zich zal zetten op den troon Met zo bepaald een magt 3 dat kan men noch niet weeteri.nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sforces.
Wat dwaalgeeft heeft zyn borft en moedig hert bezeten ? ^omt die trouwloosheyd in het koninglyk gemoed ?
Zi-
-ocr page 32-ZlGI B RID E.
Hy wil gehoomamd yyn: des z,ie wel wat gy doet,
Ot wat gy zegt, myn Heer. buyg uwe ftuurfle zinnen,' En wil, het ftaat u vry, zyn tweede doehtcr minnen.
S F o R c E s.
Ik min Chriftirta; die heeft hy my toegezcyd.
Die heerfchr in myne ïiel door haar bekoorlykheyd.
Zv is myn welluft, zy myn eenigfte behaagen:
Ja zelfde KeyZer heeft my deeze ook opgedraagen. ZiGIB RID E.
Het is gevaarelyk den Koning te weerftaan.
Gy moet hem echter van dees aanflag afdOen gaan. Gaaby Chrillinaj zoek haar meer en meer te winnen,nbsp;EnhoudGuftavus, tot uw voordeel, uyt haar zinnen.nbsp;Hetongelyk, dat u gedaan word, treft myn hert.
S F o R CE s.
Waar vind ik hulp, Mevrouw ? wat raad in deeze fmert ? ZiGlB RID E.
Volg mynen raad, en wil hier op uw z innen wetten. Sforces.
Welaan, ik zal my dan hier tegen aan gaan zetten.
Doch onderfteun my, en zyt my een toeverlaat.
ZiGIBRIDE.
De befte hulp in nood is moed en goed beraad:
Zokan men.... Maar ik zie Chriftinaherwaartskoomen-Laat my met haar alleen j gaat gy den Vorft betoomeii.
Christina TrincesvmZwedenj ZigibridE»
CZtGIB RID E.
Hriftina zal nu met haar glans ten zetel treên.
Het is een ichoone ftap voor uw bekoorlykheên,
“Van een flavin zo vlug een koningin te worden,
De dienftb’re kleed’ren met een konings riem te gorden '¦ ’t Zyn Ichoone cieriels tot Guftavufi leed en fpyc.
-ocr page 33-Met welk een fcherpe tong, en fmaadelyk verwyt Dobrboort gy myne ziel! nooyt zal me een kroon bekoo-;nbsp;ren.
Dan die myns vaders, en...;
ZiGIB RID È.
Ey ! wil u nietvcrftooreti.
Men kentuw Staatzucht, en men ziet uw veynzery. Christina.
Hoe nu, mevrouw ? wat ’s dit waarmee beticht men my ? ZiGIB RID E.
Vraagt gy dit noch, daar gy hier alles kunt beroeren ?
Ik weet. Princes, men zal u hier ten rykstroon voeren.
De koning wil het, en ’t is by hem valt gefteld.
Maar welk een trouwloosheyd! verlaat gy dan uw held ?
’t Is waar zyn aanzien moet voor dat des konings wyken j Maar gy geeft van uw deugd en min dus Hechte blyken.
De ftaaizucht heeft, zoo ’t fchynt, op u een grooter magt. Men had by’t Zweedfche volk wat meer van u verwacht inbsp;Dan zo lafhartig hun verwinnaar te beminnen.
Christina.
Hoe Hormt uw wreedheyd dus op myn ontroerde zinnen ? Myn boezem zucht vaft in verdriet én bange fmert,
Al kwetft gy niet op nieuw myn afgepynigd hert.
„ Maar! ach! zou my Guftaaf, eh zou ik hem begeeveh ?
3, O neen myn ziel! ’k beroof my eer van’t lieve leven,
3) En plof, door hulp van ’t ftaal, myn lichaam in het graf; D hemel! keer van my uw gramfehap eenmaal af!
Z I G I E Ril) E
’k Weet wel, Princes, dat gy dien held hadt uytgekooren; Maar deezen minnaar hebt gy nu geheel verlooren ,
Wyl hy om reden is een ander toegezeyd.
Men weet, hy had zyn hert op uwe min geleyd ,
Doch nu begeert de Vorit dat hy zyn kind zal trouwen y Door haare liefde word u al dit leed gebrouwen.
Zie nu niet langer naar dien Prins; want zelf de Staat Stemt deeze keuze toe, en’s konings wyzenraad.
G nbsp;nbsp;nbsp;Chris-
-ocr page 34-Ch RISTINA.
Zou dan Guftavus zo zyn pligt en eer vertreeden ?
’k Maak nooyt dat denkbeeld van zyn edelmoedigheden. Kent men dien Prins wel recht ? weet men van welk eeanbsp;bloéd
Hy afgedaald is, en wie hem heeft opgevoed ?
En zou Chriftinadus haar ed’le deugd verdooven ?
O neen, ik kan dit noch van hem, noch haar gelooven. ZiGIBRID E.
Daar komtze 5 ik gaa. hoor nu van haar doorfleepe tong. Hoe zy Guftavus in haarliefdenetten vong.
ZESDE TOONEEL.
Christina Tr'mces der Z'weeden, Christina ïrinces der Deenen.
W Chris TIN A 5 Princes der Deert i.
At deert de Zwecdfche praaPwat bittere ongenugtenj Zyn, bid ik, deoorzaak van dees traanen, van die zuchten ?nbsp;Maak my uw fmart bekcud. ik zal u in uw pyn,
Naar myn vermogen tot een hulp en fteunfel zyn.
Gy zwy'gt 3 en treed te rug ? wat wil dit alles weczen}
Ik kan uyt uw gelaat een bittre droefheyd Icezen.
Christina, Pr. der Zweede».
Wat vraagt gy my. Princes ? daar gy het zelf wel weet ?
Gy kent myn droefheyd, en zyt oorzaak van myn leed. Doch vang Guftavus door uw lift: ja kom noch nader,
En druk my m.et den laft van uwen wreeden vader, Gehoorzaam zyn gebobn, en leef naar zync wet,
Doch vrees den hemel, die op onzen daaden let.
Christina, Pr. der Deenen.
Hoe ver, 6 droevige! heeft u de rouv/ bewoogen ?
Geloof myn woorden, en verlief uw weenendc oogen. ft Is waar, ik min Guftaaf. myn vader die begeert,
Dat hy, doch onder hem, het Zwecdfche ryk regeert ^ Doch ik heb nimmermeer myn woord daar toe gegeven.
’k Wil niet lafhartig met een onderkoning leeven.
Gelyk
-ocr page 35-HERSTELLER VAN ZWEDEN. 35; Helyk myn vader wil. óneen: ik acht geen troort,
It
fitfl
I
ir
Waar van een ander in zyn handen ftaf en kroon Zou draagen. rteén Princes, zou ik my dus vergeeten ?nbsp;Zou zelf Guftavus, töc een wroeging van ’t geweeten jnbsp;Zó laf regeerén ? ik begeer een gröotfer hert,
Ik wil een Vorft, die doof de deugd gekoefterd werd, Maar niet, die flaauw van moed zich zelvert laat gebieden;nbsp;Zo deeze Prins dit doet j zal ik hem eeuwig vliédeif.
Zou ik, als onderdaan, opdeezen zetel treen ?
Verwacht dit nooyt van my, Chriftina ! neen, óheeil;
Christin A, Pr. c/erZtveti/e».
Wel, nu bemerk ik, dar dié held u moet beminnen.
Een cd’le fierheyd zweeft door uw gelaat eri zinnen.
1 k volg dat fchoon befluy t. zo hy het ryk aanvaart Als onderkoning, is hy onze min niet waard.
Hy moet den luyftef van de Zweedfche fyksbanniéreii Met edelmoedigheyd ed heldendeugd verderen;
En niet lafhartig als een need’rig onderdaan,
Met duykende oogen, voor zyn ópperhéerfcher ftaan.
Christina, Pr.derDeenen.
Laat ons hem beyde, zo hy dus gebied, verlaaten,
En, als Ontaard van bloed, met recht voor eeuwig haateri; Doch, zo hy deeze kroon met eer en roem verkrygt,
En, als een vry Monarch, op Zweèdens rykstroon ftygt j Zo laat ons, zondef nyd, hem om zyn deugden achten,nbsp;Enélk ons noodlot van den hoogen hemel wachten.
Daar komt hy zelf. laat orts eens hooren, wat hy zegt,
En zien, of in zyn borft een flaaf of koning legt.
ZEVENDE TOONEEL.
DusTavus, Christina Princes der Zweedeni Christina Princes der Deenen ^ Ribergus.
HGustavus.
Oort my Princeffen,en wilt my ten trooft verftrekkeri. ^ilt nu Guftavus met uw zachte vleug’len dekken.
36 G U S T A V U S D Ë ,E E R S T É#
Zyn hert is door de vrees in’t binnenfte beklemd.
’t Is of het fiere bloed in al zyn ad’ren ftremt.
Ecn ongehoorde flag komt op hem nederdaalen,
En zocht van al zyn deugd en eer te zegepraalen.
Merkt hoe de koning tracht myn gloryryke faam Als te verdooven door een firoode en vuyle blaam.
Hy zocht myn luyfter in zyn bitfen haat te fmooren *
En heeft my tot een flaaf van zyn gezag verkooren.
tegen de Princes der Deenen. Hy draagt my ’t ryk op, te gelyk met uwe trouw,
Doch onder zyn gebied, wat pynlyk naberouw Zou my den boezem met zyn tanden eeuwig knaagen.nbsp;Indien ik zulk een kroon moeft op myn hairen draagen ?nbsp;Princes. Zou uw gemoed ooyt zulk een laffe daadnbsp;Vergecten? enzoudgyeen, die zyn land verraad.
Uw liefde fchenken, om met hem ten troon te treeden ’k Heb grootfer denkbeeld van uw edelmoedigheden.
Maar dit is ’t al niet, dat ik u verhaalen moet. nbsp;nbsp;nbsp;\
Hy wil daar boven, dat Chriftina ’t edel bloed,
Waar uyt zy is gedaald, zal fchenden en onteeren:
tegen de Zweedfehe Princes. Dat gy Zult hcerfchen, en met hem zyn ftaat regeeren,nbsp;Om dus te beter ’t ryk te hewden in den band,
En te bellieren met een onbetoomde hand.
Dit wil hy zelf, dat ik u voorflaa, enuraade.
Maar, Ichoon hy nochmaals zich in quot;t bloed myns vadef* baadde,
En ’t muytende gemeen zyn koning weer verliet,
Gelyk het S tenon eer van zynen zetel lliet:
Guftaafzal echter nooyt met zulke fnoode daaden,
Zich zelf bevlekken, noch zyn vaderland verraaden.
Wat Zegt gybeyde.^ komt Princellèn, wilt myn hert Ontlaften, ’t geen zo bang van vrees beneepen werd.
Christina, Princes der Deenen.
V olg uwen pligt,myn heer. nooyt moetgy,van my denkef* Dat ik Guftavus in zyn glory zoek te krenken ¦,
Dat k hem gekroond wü zien , doch vanzyn eerberoofdfi
jylet
-ocr page 37-HERSTELLER VAN ZWEDEN. 37 Met boeijens aan de hand,fchoon met de kroon op ’t hoofd,nbsp;’k Bemin u, prins,’t is waar, maar kan die zucht betoomcn.,nbsp;De liefde is door uw deugd in rnyne boril gekomen.
'ï!|l
Dies volg het denkbeeld, dat Chriftina daar yan heeft,
En toon de wereld, dat gy edelmoedig leeft.
Gustavus.
Vergeefhetmy, Princes, indien myn harde woorden,
En Icherpe redenen uw Zachte ziel verftoorden.
Ik heb nooyt andfte taal uyt uwen mond verwacht.
Nè merk ik mynen pligt, wyl gy uw pligt betracht.
tegen de Princes der Zmeeden, Maargy, princes! zal u de ftaatzuchc o verwinnen ?
Zult gy my haaten, of zult gy my meê beminnen } Christina, Pr. der Z'weeden.
Zou ik u haaten ? neen. ik haat de dwing’landy Der Deencn , en verfoey hun felle razerny.
Wel aan! ik fchenk u ’t recht op ’t overheerde Zweedeo. Wreek onze vaders, en herftel hier de oude Zeden,
Det volk bemint u, en het adelyke bloed Vliegt u al juychend met hun zegenwenfeh te moet.
Laat hen in deezen nood , dat bid ik, niet verlegen ,
Ceef hun den byftand, dien zy wachten van uw degen, En red de Gotten uythun doodelyk verdriet.
Zy ‘weent.
ill
Gustavus.
Weerhoud het traanennat, dat uyt uw oogen v liet, Erinces. ik volg myn pligt, en zal’t gevaar niet vreezen.nbsp;Verfterk uw hert, en wil met my kloekmoedig weezen.
De Deenfche wrevel, zo vol bitterheyd en gal,
Enikt vaft de kruin, en nygt naar zyn aanftaanden val. Vergeef het my, Princes, ik moet myn eer betrachten.nbsp;Doch uwen vader heeft van my geen leed te wachten,nbsp;Ribergus.
Daar is de K oning: maar zyn weezen fchynt ontfteld.
Vergrim hem niet, maar veyns een poos voor zyn geweld-
3,8 GUSTAVUS DE EERSTE^ ACHTSTE TOONEEL,nbsp;Christicrnus j Gustavus, Christina.
Princes der Ziueeden^ Christina Princes der Deenen^ Ribergus, Lyfwacht.
taT nbsp;nbsp;nbsp;Christicrnus.
U hoop ik, Zult ge my in mynen wenfch vernoegen gt; En denk, dat ieder zich zal naar myn oogmerk voegen:nbsp;Dat Prins Guftavus nu zal klimmen op den troonnbsp;Met myne dochter, en my worden tot een zoon. .
Ik zal hem, op myn beurt, naar zyn verdienften, eercn. En zyne grootheyd, door myn vriendfchap, ftecds vermee-ren.
Tegen zyn Dochter. nbsp;nbsp;nbsp;Tegen de Princes van Zvoeeden.
Chriftina, volg myn wil: leefmet dien held. Maargy Princes j myn hand zal u uyt uwe flaverny,
Verheerlykt door de trouw, langs koninklyke trappen, Den zetel van myn ryk met glory op doen ftappen.
’k Heb u verkooren, ja, volg deezen Prins zyn raad,
En cier uw edel bloed met koninklyken ftaat----
Zy ziuygen allen fiil.
Maar niemand antwoordt 1 hoe ? hoort gy niet naar myp reden.
Zwygt ge al te zaamen ftil, en luyktge uw oogenleden ? Wat’s dit, Guftavus .5 engymede.^ welk een Ipyt!nbsp;Ontbind uw tongen, enzieteens, waar dat gyzyt.
tegen Chrijlinavan Zvseden. Geef my befcheyd, Princes! gy zoud u licht bederyerunbsp;Christina, Pr.der Zvueeden.
Gy hebt vermogen, om ons beyde te doen fterven.
O ja: maar hoor. het lot voegt heden ons te zaam,
En maakt ons eens van zin, zo wel als eens van naam. Gaan wy Princes: laat ons zyn grimmigheyd ontvluchten,nbsp;Want die hier blyven wil, heeft ramp en leed te duchtennbsp;Grypt de Prhttes der Deenen by^^nbsp;handj engaant'zamenvieg-
Chri*'
-ocr page 39-ChRISTI CRN US.
Christicrnus, Gustavus, Ribergus, Lyfwacht.
Ch RISTiëRN US.
Aar ly gaat, tot myn verdriet. Rukt zy myn dochter mede, en hoort noch aclit my niet.nbsp;Wat wil dit zeggen ? en wat heeft men hier beilooten ?nbsp;Wil men myn groot gezag vermind’ren, of verftooten ?nbsp;W at zei zy ? Hoor het lot voegt hede» ons te zaan^.
En maakt ons eens van zin, zo voel als eens van naam.. Guftavus, wil my ’t pit van dit geheyni ontdekken jnbsp;En door uw reden uyt dit duyft’re doolhof trekken.nbsp;Gustavus.
Myn Heer, ik heb haar uw begeerte voorgefteld,
En ieder uwen laft, en ftrikt bevel gemeld.
Maar geen van beyde wil gehoorzaamheyd betoonen.
Elk blyft ftandvaftig, en wil zich niet laaten kroonen.
Al wat ik hooren kon, isdatzy, eens van zin,
Geen Vorft begeeren, dan verkooren door haar min. ChrisTi ëRNUS.
Wel dan is ’t myne beurt, haar daar toe aan te zetten.
Ik zal eens zien, wie my myn oogmerk zal beletten.
Men weygert my ’t geen ik begeer! o Ipy t! o fmaad!
’k Voel dat een felle toorn my door den boezem gaat.
De Noordfche weereld zal van myne wraak gewaagen, ïndien zich elk niet voegt en fchikt naar myn behaagen.
Ik zal door myne magt hier alles nederilaan,
Zo iemand my in myn gezag durft tcgenftaan.
Hoe Chriftiërnus! hoe? wilzyu niet beminnen?
Wil dan Chriftina door de trouw geen ryken winnen ?
Wil myne dochter my niet meer gehoorzaam zyn ?
^y, diedenDonau, en den kronkelenden Ryn,
C 4 nbsp;nbsp;nbsp;Met
-ocr page 40-40 GUSTAVUS DE EERSTE,
Met diepe eerbiedigheyd doe bukken op myn woorden ? Myn naam is w}'d en zyd beroemd door ’t ganfche Noorden 5
En trekt een kille vrees het fidd’rend aardryk aan ,
W anneermen ’t tydboek leeft van myn beroemde daan. Trooftu, Guftavus; wacht uw lot af. ik zal maaken,nbsp;Datgy, gehuwlykt aan het roer des ryks Zult raaken.
Wil u Hechts voegen naar myn wil en myn bevel.
Zyt in voorzigtigheyd gehoorzaam j en doe wel.
TIENDE TOONEEL.
Gustavusj Ribergus.
AGustavus.
Ch graaf! ik voel myn borft van ed’lcn wraakluft zier den.
Ik zie, waarom hy wil, dat ik dus zal gebieden.
Als, om dat hy door lift, opd’eenofd’and’rendag,
De Zweeden fnoeren zou aan zyn gehaat gezag:
Om met Chriftina A ryk aan zyne kroon te hechten,
En door een nazaat uyt haar fchoot aan een te vlechten. Terwylhy zelf door my, als onderkoning, zounbsp;Zyn recht verfterken voor de vruchten van zyn trouw,
En wat hem wederftand zou bieden, fluks verdelgen.
De zee wil my verwoed in haaren afgrond zwelgen,
Zo ik zyn oogmerk volg, aan my komt deeze kroon, Dewyl Chriftina zulks begeert, de Zweedfche troonnbsp;Hoort my, niecu. Barbaar! gy hebt dit ryk verkreegennbsp;Door tweefpalt, en verraad, door kromme en fnoode wegen
Van moord en vuyl bedrog: doch nooyt door eenig recht
Den fceprer van dit ryk aan uw gebied gehecht____
Maar zacht, Guftavus, zacht! waar vliegen uw gedachten ?
Zult gy alleenig voor de wraak uw pligt betrachten, denkt gy dan niet meer aan uwe liefde } o fmert
Die
-ocr page 41-Die in het Dinnenfte van myn ontllooken hert
Dien heidenluit betoomt! myn moedige oorlogsdaaden gt;
De groene luyfter van myn frillche lauwerbladen,
Die ik door V uur en Haal in ’t oorlog heb gehaald, Verwelken voor dees Zon die my in dc oogen ftraalt.
’k Heb negen jaaren lang alom door mynen degen By veele volken een beroemden naam geki e ;gennbsp;’k Heb in Pannonien geduurig, Ilag op Ilagnbsp;De dood getrotft ^ en by den Pool fchier ieder dagnbsp;Den wreeden Tarter voor myn llaal den rug doen wenden:
’k Heb by de Ruflen in hun ftrydbaare oorlogsbenden ’t Gevaar veracht, dat ryk in z,ynen val gellut.
Het oproer afgeweerd, en zyn verderf gefebut.
Nu komt de liefde, eylaas! en iluyt my in haar banden.
Ik voel myn boezem door de vlammende oogen branden Van twee Chriftinaas, elk myn min en achting waard,nbsp;Twee wcezens, eens van trek j twee zielen, eens van aard.nbsp;Kom, mynRibeigus, zeg, watzalGullavusmaaken.nbsp;Om aan het eynde van dien hertstogt te geraaken ?
R I B E R G o S.
Steun op uw deugd, bezorg uw wraak, en veyns, myii heer.
Mr,
Kom, gefp het harnas aan, en gryp naar uw geweer.
Wü uw kloekmoedig hert door geen bekom’ring kwellen, t Geluk zal zekerlyk dat braaf beflaan verzeilen.
Het rukt reeds alles in het Zweedfche ryk by een,
Eti ’t naberouw heerfcht in de herten van ’t gemeen:
Dies zweevenzy vol vuur, om, van dc waterftroomen, De Deenlclre wreedheyd, in hun moordluft, op te koo-men.
Ontfonk hun dapperheyd door ’t voorbeeld van uw moed, Ko Word uw bitter lot door ’s hemels gunft verzoet.
Hzie, Stokholm vlecht u op haar veiheve tranlTen,
Met een verheugd gelaat, reeds overwinnings kranllen.
De Lauw’ren zwieren van uw koninklyke kruyn,
Dangs oever, en ver over berg en duyn.
p GUSTAVUS DE EERSTE,
Ja zelf de nacht wil uw beftaan ten voordeel ftrekken, En met haar donker kleed uw heylzaam werk bedekken.nbsp;Gustavus.
’t Is waar, Ribergus, ’t licht zou met zynheldrenfchyn In deeZfin aanflag ons op ’t hoogft nadeelig zyn.
Graaf Erik moet nu haaft tot onze vreugd verfchynen. Met zyne komfte zal myn zorg en vrees verdwynen.nbsp;Men hoort noch niets, het hof is dertel en vol lull.
Den Koning is noch niet het minfte kwaad bewuft.
Dies Iaat ons gaan: gy, om Chriftina te verfterken i En ik, om onze wraak heldhaftig uyt te werken.
van ket tvieede Bedryf.
lil
HERSTELLER VAN ZWEDEN. 4|
CHRISTlëRNUSjSFoRCESj LyF^AC HT.
HSforces.
Et is dan waar, myn heer ?
ChristiHrn u-s.
’k Doe 3 2.0 ik ben gewend. Myn voordeel, Sfoxces, is my al te wel bekendsnbsp;Om niet te weeten welk een weg ik moet verkiezen gt;
En geene takken van myn lauw’ren te verliezen.
’t Is waar ik had u eerft ChrUiina toegezeyd,
En myne dochter tot dat huwelyk bereyd.
Doch nu benik bedacht, haar aan Guftaaf te geeven.
Een zek’re reden heeft my daartoe aangedreeyen-S F o R c E s.
Bedenkuwel, mynheer, bedrieguniet.
Chris TiëRNUs.
ó Neen.
S F o R c E s.
Zult gy uw woorden en beloften dan vertreên ?
Acht gy den Keyzer niet ? noch Sforces ? noch uw eeden ï Christicrnus.
Die acht ik allen, maar ftel uw gemoed te vreden.
’k Veracht uw maagfchap niet. ontfang van my tot vr ouw. Myn tweede Dochter, en voltrek met haar uw trouw.nbsp;Sforces.
Ik eyfch Chriftina, die kan my alleen behaagen.
Zy is ’t alleen, die my door u is opgedraagen.
Christicrnus.
Maar nu wil ik, dat zy Guftavus trouwen Zal.
Sforces.
Waar meê verdiende ik zulk een fmaad en ongeval?
Wat drift, wat ftaatzucht heeft uw ziel dus ingenomen ?
Chri,s-^
u GUSTAVUS DE EERSTE^
Chris TiëRNUs.
Wees wat omxigtig, en wil uwe tong |3ctoomer). TWEEDE TOONEEL.
Christicrnus, Sforces, Christin^ Princes der De enen-) L ï F w a c H T.
IS F o R c E s.
Kbidj Princes, ontlaftmynzielyanhaarepyn,
En laat my weeten wat in ’t eind myn lot zal zyn.
ChR I STIeRNUS.
Myn dochter zal zich fteeds naar myn begeerte voegen, En door gehoorzaamheyd haar vader vergenoegen.
Bemin Guftavus; volg myn laft, myn kind ^ en laat U w hertzich leyden naar myn wil: of vrees myn haat.nbsp;Christina.
Ik zal Guftavus om zyn deugd en roem beminnen; ja, wyl dat gy’t begeert, hem koeftren in myn zinnen.nbsp;Maar’kbid, rnyn vader, om al wathicr boven leeft.
Dat gy my zonder kroon niet aan dien krygsheld geeft. Chris TicRNUs.
Wel zyt geruft. Princes j gy zult den troon der Zweeden, Doch onder myn gezag, met deezen Prins bctreeden.,
Gy zult dit groote rykbeheerfchcn, elk ten Ipyt.
Dit is myn wil. gy, maak dat gy gehoorzaam zyt. Christina.
Waant gy, dat deeze Prins, door uw gezag beneepcn, De boeyens van Zyn fmaad in Zweden na zal ileepcn.!‘nbsp;Oneen, myn vader; nooyt voldoet hy deeze wet.
C H R I S T I C R N U S.
Wel, mynehand heeft my op deezen troon gezet.
En zy 2 al ’t recht daar toe wel weeten te bewaaren.
Zou ik de Zweedfche kroqq afrukken van myn haircn,
En die lafhertiglyk verceren aan Guftaaf.^’
Welk een verwaandheyd voor een onderdaan! een flaaf, Die, fteeds weerbarftig, my niet wil gehoorzaam weezeo!nbsp;Dpet beyde mynen zin, of wilt myn gramfehap vreezeSy
-ocr page 45-‘1
HERSTELLER vak ZWEDEN. 45 GySforces, buy g uw hals, en voeg u naar myn raad,nbsp;Voldoe myn wenfch, myn heer: of, wilt gy niet, z.o gaat-Een tintelende fchrik doet al myn onderdaanennbsp;Den glans aanbidden van myn goude zegevaaneri.
Hier voer ik de oppermagt, en dit gevreesde ftaal Houd myne kroonen op deeT. kruyn in zegepraal.
Een ieder moet alhier op myn geboden zwygen.
Oy zult Chriftina Van myn handen nooyt verkrygen j Dies treed omzigtig, volg de reden, en verlaatnbsp;EJ w opzet met vermaak en zonder toorn of haat.
Daar is Guftavus. hoor wat dat gy kunt verwachten.
DERDE TOONEEL.
C H RtS f lëR N U S , GusTAVUS, ChRISTINA Yrinces der Dceiiert, Sforces, LvfwachT.
WCnRiSTiëRNUS.
At Zweeft ’er, dapp’re held, in ’t diepft van uw gedachten ?
*Vat maakt uw hart ontroerd ? wat pynigt uw gemoed ? Verwin uw droefheyd, kom vermaagfchapu aan quot;t bloednbsp;Van Chriftiërnus; en regeer het oude Zweeden.nbsp;tVoegtu, dees rykstroon, met myn dochter, te betree-den.
Gxjstavus.
ttii
Wel, zal de Koning dan zyn fcheepsvloot van het ftrarid Afr.enden? zalhymy, het waarde vaderland,
Gelyk het eertyds was in Koning Stenons dagen,
* an uwemagt bevryd, en als myn ftaatopdraagen ? CnRisTiëRNUs.
^at vraagt Guftavus my ? hoe ? weet gy hier niet wel Y^t ik als Koning heerfch ? dat elk naar myn bevelnbsp;Alhier moet leeven ? en dat myne krygsbanierenbsp;hooge toorens en de tinnen hier vercieren.l*
, nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gustavus.
^ E waar, myn Heer, gy noopt hier alles met uw Zweep, maakt dcaZweedfchenLeeuw voor uwe magten dweep,
4.6 GUSTAVÜSbEÈERSTEi
Ja houd den ryksftaf hier in uwe vuyft beilooten,
Zodat zelfs Stenons kind blyft van dén troon verftooten;
ChR-IsTicrn usj zich verlammende.
Ik merk wel gt; wat gy zegt; doch doe wat my behaagt. Decz zegenryké kruin, dié zo veel kroonen draagt.
Zal nimmér zwichten, maar dit gróót gebied bewaaren. ’k Ben met myn oörlógsvlöót, door dé ohgeftuymé baareh^nbsp;Aan deeze kuft geland, ert heb door kloek beleydnbsp;Dit koninkryk gehecht aan myne mogendheyd.
Dus heerfch ik; daar my elk moét onderdanig weézén. Die my hier tegenftaat, heeft zyne ftraf te vreézen.
Buyg uw hardnekkigheyd; voldoe myj laat uraan.
Een felle donder zou u licht ter nederflaan,
Indien gy myn beleyd of myn gezag wilt drukken.
Bewaar uw hoofd dan, eh vermyd alle ongelukken.
In’t kort, zie wie ik ben, enmerkwiedatgy zyt:
Beraad u vaardig, of gy zyt het leven kwyt.
VIERDE TOONEEL.
Gustavus, Sforces, Christina Princes de^r Deenen.
IS F o R c E s.
K fchrik voor uw gevaar; gy hebt uw val te duchten. Wil met voorzigtigheyd dien zwaaren ftorm ontvluchten.nbsp;De hemel hoede u voor zyn gramfehap en geweld.nbsp;Ontvliededood, en berg uw hoofd, beroemde held!nbsp;Christina.
Ach edelhartige! wil u van hier begeeveri.
Kunt gy myn vader in zyn heerfchzucht tegenftreeven ? Hebt gy de magt, myn Heer, om hem het hoofd te bien ?
O neen. dies bid ik, wil dit doodsgevaar ontvliên.
Men moet in tegenfpoed zich wel ftandvaftig.draageri, Maar nimmer roekeloos zyn dierbaar leeven waagen.nbsp;Gustavus.
Hoe! zoüik vluchten ? ’t ryk verlaaten welke reen!
Ik zal vol heldenmoed hem onder de oogen treen,
HERSTELLÈR VAN ZWEDEN, y} Éh niet lafhertig voor z.yn razernyen wyken.
Neen, neen, Guftavus geeft de v?eereld beter blyken Van zyne dapperheyd.
S F o R CE 3.
Wat kunt gy doen, tnynheer?
Het ganfche Noorden buygt voor zyii gezag zich neên Gustavus.
Hy zal noch eyndely k, van ’t bang berouw geneepeö j De ketens van zyn Imaad al hygend na zich deepen.
En eenmaal machteloos verfmooren in Zyn leed. .
De fiere wraak ftaat met haar fabel al gereed.
Laat my begaan, ik kanzyn oogmerk wel befeffen,
En ben verzekerd welk een wit hy zoekt te treffen.
Doch ik zal in dit hof vergaan j of’t Zweedfche ryk Ontüuytenuyt de prang van.’t wreev’lig ongelyk.
Princes, wil uwe ziel ontzetten noch ontroeren,
Ik zal alleen ’t geweld door deezen artR befnoeren. Christina.
Voldeed ik myne zucht, ik zou in volle vreugd Den Zweedfchen fcepterftaf opofF’ren aan uw deugd;nbsp;Doch niet, tot nadeelvanmyn vader, of zyn ry ken.nbsp;Gustavus.
Cy geeft van uwe deugd, Princes, beroemde blyken;
En doet Guftavus zien, hoe edel uw gemoed Met melk van waare deugd gekweekt is en gevoed.
Merk, Sforces, welk een beeld men u heeft opgedraa-gen.
Een fchoonheyd zo vol glans, een weezen vol behaagen, En, ach! vergeef het my I van al wat leeft, bemind.
De fchranderheyd ftaat zelf voor deeze hartstogt blind.... Maarzacht mynziel! waar heen verftuyven uw gedachten ?
Krimp weer te rug, en wil uw heyl van ’t lot verwachten. Daar komt de Zweedfche praal, o zielverkwikkend licht Inbsp;D w vuur fchynt duyfter, en heeft traanen in ’t gezigt.
Gustavus, Sforces, Christina Fr. def Zn^eedetiy Christina Fr. der Deenen.
ACi^RisTINAj Frincés der Znxeeden.
Ch prins Guftavus! hoed myn hoofd voör meer ellen* den.
Weê my r.imp7.alige! waar zal myn ziel zich wenden ? Waar heen ontvlucht ik beft voor de önmedogenheyd ?
De koning wil, dat ik my tot zyn min bereyd ^
Ja dreygt uw hoofd, indien ik die niet wil gedoögen.
Een dolle vuurgloed zit in zyn verbitterde oogen. Gustavus.
Ween niet, Princes! óneen: G uftavUs heeft geert noo A Ik vrees geen dreygen, ben niet artgftig voorde dood.
Men moet kloekmoedig zyn, het klaagen kan niet baaten-’k Zal doen, wat gy begeert, en nimmer ti verlaaten. Men Zal het eynd haalt zien van zyn gévreefd geweid.
C H R I S T I N A, Pr. Deenen.
Kent gy myn vader wel} wie heeft zich ooyt gefteld j Om zyn geboden en begeerten te betoomeiï,
Die niet rampzalig in ’t bellaan is omgekomen Sforces.
Bedwing u Prins, en leg uw koenheydaart den band.
Gy loopt uw dood te moet, zo ge u Irier tegen kant. Gustavus.
’kZallheuv’len, ofhetryk, met my en haar, bevrydeh-Elk wachte een uytkomft, en vertrooll’ zich in zyn lyden-De wcereld zal my zien verwinnen of vergaan.
Sforces. nbsp;nbsp;nbsp;^
Bedenk u wel, mynheer: waar kofnt die hoop vandaan • Koft ik de wegen voor uw moedig opzet baanen,
’k Zou met myn bloed, myn mage, ’t vermogen van laancn
U een? den Zweedfehen troon betreeden doen.....
zaehti
-ocr page 49-HERSTELLER VAN ZWEDÉN. 0 t)aar’sToberinus. hoe? hy ziet naar ons, eri wacht.
Tohermus van verfei Christina, Ft. dér Deenen.
Ik beef, Guftavus, ach! wat zal ons noch gebeuren ?
l.i'l
G u s T A V u s.
Ontfteluhiet, Princes! wil nietontydig treuren.
ZESDE TOONEEL.
Gustavus,Sforces, Christina Fr. der Zvjeeden, Christina Fr. der Deenen,nbsp;ToberiNus, Lyfwacht.
WGustavus.
li
é
At zoekt de veldheer in de koninkly ke zaal ?
To B E RIN u s.
'k Zoek een verraadef.
GusTavü^.
Hoe! wat floutheyd! welk een taal l Verwaandé! wil alhier met meerder eerbied fpreeken.
W ien zoekt gy dan ?
Toberinus.
r*!
ri
'ïi'li
ii'i
ll!
Een graaf, de koning wil Yich wreekeh Van al die liftiglyk hem laagen leggen. Prins,
Ik zoek Ribergus.....
Ribergus vertoont z,kh hier achter op V tooneel, doch viykt weer te rug.
Maar my dunkt, ik zie hem gins:
’k Zal dien troüwloozen by den Vorft ter ilachtbank brengen. nbsp;nbsp;nbsp;Tohermus treedt met de Lijfwacht naar
Ribergus, én volgt hern. GusTAVUS.
Wat dat ik hoor ? ik kan noch zal dat niet gehengen.
Blyf Toberinus! ach, princes, vergeef het my öat ik den veldheer ftuyt in zyne razerny.
Guflavus volgt Toberinus met de hand aan V geweer.
50 GUSTAVUS DE EERSTE;
Christina, Fr. der Z^joeeden.
Wee my ellendige! de prins gaat zich bederven.
C H R I sT IN A, Pr. Deeite».
Ach Sforceslkcerdien held.behoed hem toch voor fterveii-Sforces volgt mede met de hand aan ’f gevieer , en Zigihride komt uit.
ZEVENDE TOONEEL.
Christina Fr.der Zweeden^Q-aViXs’vx-t^ k Fr. der Deenen, ZiGIBRIDE, CoLOMBINA.
SZiGIBRIDE.
Telt UW gemoed te vreên, princeflèn! ’t moet zo gaan» Met al de geenen, die den Koning tegenftaan.
Christina, Fr. der Z-weeden.
5, Wat komt ons overach! myn hert begint te vreezen-„ Ik zie de lilligheyd in dat hoogmoedig weezen.
Gy vleyt den Koning, en verfterkt hem in zyn kwaad;
En maakt hem flimmer dan hy is, door uwen raad.
Maar denk, hovaardige! dat gy het zult betreuren.
Een wreede knaaging zal uw ingewand verfcheuren,
En dompelen uw ziel in doodelyk verdriet.
O hemel! die het doen der menichen hoort en ziet, Bewaar G uftaaf, en laat de wreedheyd niet braveeren ,nbsp;Maar wil ’t verwoed geweld vanzyne borft afweeren!nbsp;ZiGIB RID E.
Zeg, watuluft, princes! maar weet, dat ik, veelmeer Dan gy wel denkt, den prins G uftavus acht en eer.
Ja ’k zou hem d’elpen troon van ’t overwonnen Zweden Was zulks in myne magt, als Koning doen betreeden:nbsp;Doch nooyt met u, princes: noch ook met ^ u, ó neen:
* Tot de Deenfcheprinces-’k Misgun ’t u beyde.... maar myn oogmerk, en de reen, Die my daar toe beweegt, zal ik noch wat verzwygen.nbsp;Om deezen fccpter voor dien krygshcld te verkrygennbsp;Dient meerder wysheyd, dan rot noch is voortgebragt.nbsp;Men heeft, tot zyn geluk, een aod’re hulp bedacht.
7gt;f
-ocr page 51-HERSTELLER VAN ZWEDEN. 5Ï
Tot de Zwcedjche princes.
Gy moet den Koning in zyn hartstogt vergenoegen.
Tot die der Deenen.
Engyu, naar’t befluyt met Keyzer Karei, voegen j Dies z,al u Sforces haalt geleyden naar Milaan.
Tot ’s Prinlèn welftand moet gy beyde hier van daan.
Christina Fr. der Zv)e eden., tot die derDcetteiu Hoe zal ik beft de drift van mynen toorn betoomen ?
Wat fmaadheyd zal, Princes, ons hier noch overkomen } Waar voert de trotsheyd deez vermetele noch heen ?
Tot Zigihridé.
Hovaardige! zult gy myn eer met voeten treên!
Kunt gy uw grootle tong voor een princes niet dwingen, En dult de Vorft, dat gy in zynen raad komt dringen ^
Zo loopt zyn majefteyt en achtbaarheyd ten end:
Want uwe wegen zyn de weereld wel bekend.
Zl G IB R IDE.
Vier vry uw trots den toom: haalt zult gy zachterlpreekenl Wanneer ik wil, kan ik my van die bitsheyd wreeken.nbsp;Men weet, Ribergus heeft uw hert zo trots gemaakt.
En zelfs den Vorft misleyd. maar merk, wat hem genaakh Hyzal, ten voorbeeld, voor het bloedig llagzwaard buy-gen,
Met allen, die den Vorft geen fchuldige eer betuygen. Daar komt Guftavus: hoor, wat dat hy zeggen zal.
ACHTSTE TOONEEL.
GusTAVUs, Christina FrincesderZ-weeden^ Christina Fr. der Deenen, Zigibride,nbsp;CoLOMBINA.
PGustavus.
Rinceffen, keert dien Ilag, belet dit ongeval. Ribergus is in nood, en met geweld gevangen.
Belt;
Ja zal wel lichtelyk een wreeden dood erlangen, Dewyl de Koning hem beticht, en, als verwoed,nbsp;D 2
-ocr page 52-GUSTAVUS DE EERSTE^ Begeert, dat hy terftond zyn daad met fterven boet.
Ga 5 tracht den grammen Vorft door fmeeken te overhec-r ren,
En wil den doodfteek van uw voedftervader keeren.
Breng voor de weereld hier 2.yn onfchuld aan het licht.
Christina, Pr. der Zweeden.
Met welk een kwaad word xyn onnozelheyd beticht ?
W ie lallert hem en ftaat d’onfchuldigen naar ’t keven GU STAVu s.
Dat weet noch niemand, maar, wilt hem toch niet be-gecven.
De hertog Sforces heeft, met my, den Vorft gebeên, Om zyn ontflaaging: maar men 20u veel eer een fteennbsp;Vermorwen, dan 2,yn hert. hy w ou ons zien noch hooren.nbsp;Door uw gebeden zult gy hem misfehien bekooren.
Smeekt met uw traanen, by den Koning, voor dien Graaf.
Christina, Fr. der Deenen.
Gaan wy myn Vader zien. Roemruchtige Guftaaf,
Wy zullen alles voor Ribergus keven waagen.
,, Doch zie wel toe, myn Heer: wil u voorzigtig draagen. „ Men zoekt ons al te zaam argliftig te verraan.
5, Neem u in acht, myn Heer. Princes, kom iaat ons gaan.
NEGENDE TOONEEL. Gustavus, Zigibride, Colo meina.
IZiGIBRIDE.
Ndien ik denken kon, den Koning te verwinnen gt;
Ik zou, om uwe deugd, dat edel werk beginnen,
¦ Maar, wyl my is bekend, dat niemand deezen ilag Ooy t af zal keeren, met al wat men bidden mag,
Zo itel uw ziel geruft: ’t mogt u tot nadeel ftrekken.
Ik beef, Guftavus ^ wyl ik u iets moet ontdekken.
Zo gy kloekmoedig zyt, en Zweden wilt gebiên,
Zo weet ik raad, om u op deezen troon te zien.
Kom, groote Held! verban de liefde uyt uw gedachten-.
2^15
-ocr page 53-HERSTELLER VAN ZWEDEN. ^5 Die heerfchen wil, moet naar veel hooger dingen trachten,nbsp;En niet laiherdg zich verbinden aan de min.
Een Vorft verkrygt heel licht wat hy begeert, de zin Der Koningen wordt fteeds van alle de onderdaanennbsp;Met vreugd omhelfd. zyn gunft kan alle wegen baanen.nbsp;Geen fchoonhcyd, hoe vol glans, die zich niet buy gen zou,nbsp;W anneer een zachte drift hem prikkelt tot een vrouw.
Een koningin wordt niet dan voor ’t gemeen genomen, Om, door een wettig oyr, alle onluft te betoomen.
Kom, buyg u heden voor de grootftc llaaizucht neer,
En dek uw hairen met een konings kroon , njyn lieer. Laat Chriitiërnus zich in ’t huweiyk begeevennbsp;Met Stenons dochter; laat Chriftina vredig ieevennbsp;Met Sforces; en kies gy het Zweedlche koningryk.
Toon aan de weereld ecus een onweerfpreek'lyk blyk Van uwe wysheyd: ga met lift langs donk’re wegen,nbsp;Indienge u zelven wilt met aanzien eer en zegennbsp;Verryken. kom Guftaaf, wil mynen raad voldoen,
En eens een and’re drift in uw gedachten voen.
Bedien u van myn ftaal, en myn genegenheden.
Ik zal u, elk ten fpyt, den zetel op doen treeden,
En al de Deenen doen verhuyzen uyt den Staat j Indien uw dapperheyd zich fchikt naar mynen raad.
Gu STAVUS Jtaat verwonderd.
„ Wat’s dit? door v/elk een lift zoekt men my te bekooren? Mevrouw, hoe? weet gy niet van wien ik ben geboren ?nbsp;Mhe my heeft opgevoed ? ’k ben uyt een Prins gedaald,nbsp;Die door zyn kloekheyd heeft met roem gezegepraaldnbsp;Van Rome, ’t geen de fchrik der weereld plag te weezen.nbsp;EJyt zulk een wortel is myn ftamboom opgereezen.
De dapperheyd en deugd heeft vaak door oorlogsbaan Den naam van myn gellacht ten wolken op doen gaan.
Zou ik den luyfter van die helden nu bevlekken ?
Zou ik dien held’ren glans met nevelen bedekken ?
Zou ik trouwloos myn min door vuyle ondankbaarheyd Venreeden? neen Mevrouw, hoor wat Guftavus zeyt.nbsp;Het lot mag myn gemoed omfting’ren, en door plaagennbsp;D 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;MiS'
-ocr page 54-Mishand’len; ’k 7,al myn leed verwinnen of verdraagen; En nooy t door vuyle daan dat edelaardig bloednbsp;Onteeren, ’t geen my heeft geteeld en opgevoed.
’k Wil my den weg ten troon door zuy v’re paden maaken» En zoek daar door met roem tot mynen wenfeh te raaken.nbsp;Volg gy de regels van den Koning, en^ynluft;
Ik volg myn eernaam, en ben in myn ftaat geruft.
’k Verwacht myn deel, en zal aan alle menfehen leeren, Dat men ftandvaftig veele rampen kan verhoeren.nbsp;Vaarwel! „ De nacht genaakt, men zal in korten ziepnbsp;Gf ik vergaan zal, of het Zweedfche ryk gebiên.
ZlGipRlDE, COLOMBINA.
IV' TTT nbsp;nbsp;nbsp;ZiGIBRIDE.
JL Ji Oe Colombina! kan ik dan dat hert niet broeken ? Kan ik dien hoezem niet vermurwen door myn Imeckcn ?nbsp;Hoogmoedige, zie toe! veracht my, enverftnaanbsp;Het ryk van myne hand ^ volg uwe liefde na.
Maar gy hebt myne wraak te duchten al uw leeven.
’k Word in myn yver door een woedend vuur gedreeven. Gullavus, zo gy u hier niet gezeggen laat,
Zo wacht de werking van myn fleren toorn en haar____V
Maar zacht, myn ziel! zou ik dien trotfen niet verwinnen? Dat heerlyk weezen fpeclt in myn ontroerde zinnen.
Ach myn vertrouwde ! ’k voel dat hy myn hert bezit. Begreep hy myne reen ? bemerkte hy het pitnbsp;Van myne meening wel? eyzeg, had hy zyn oogennbsp;Naar myn gezigt gewend, of van my afgetoogen ?
Was zyn gelaat ontftcld ? befpeurde ge in zyn oog Wel ’t allerminfte blyk, dat ik zyn ziel bewoog ?
Spreek, Colombina^ fpreek; ontdek my uw gedachten. Heb ik de Liefde van dien Prins wel ooyt te wachten ?nbsp;Col oMBiN A.
Wie kan den luylfter van uw Ichoonheyd tegenftaan ?
HERSTELLER VAN ZWEDEN, jy
Val deezen held. Mevrouw, met alle uw gaaven aan.
Ja laat fomtyds het vocht uyt uw fchoone oogen leeken, Om dat verfteend gemoed te murwen en te wecken.
Of pynig 2.yne ziel, en fcheur zyn hoop aan twee.
En ftort hem in een poel vandood’lyk herte wee:
Verdelg rondom hem heen zyn vrienden en bekenden: Opdat hy eyndelyk zich nergens weet te wendennbsp;Dan in uw armen, en, geperft door zyn verdriet,
Geen hoop meer overig, als in uw liefde, ziet.
ZiGIBRIDE.
Ja 'k zal myn gaaven en gezag te faam vereenen.
De glans van myn gelaat is noch niet ganfeh verdweenen. Ik bloey ripchin de jeugd, en leeve in dertelheyd.
De zachte luyfter, die op myne kaaken leyd,
Moet zich op’tkrachtigfte in Guftavus oog verfpreyden j Om hem alzoo tot myn begeerte te bereyden.
’t Is beter, alles tot myn trooft en hulp gewaagd,
Als ftil en te vergeefs in eenzaamheyd geklaagd.
Ik gaa den vorft door lift eerft tot myn heyl beweegen.
En als ik hem tot hulp heb op myn zy gekreegen,
Zo moet zyn dochter door een flinkfche ftreek van kant; En dan Chriftina op den Deenfchen troon geplant.
Myn hand moet hier de fpil, daar ’t al om loopt, zoo draaijen,
Dat ik de vruchten van myn arbeyd wis kan maayen.
Kom laat ons gaan. De tyd, die alles openbaard,
Heeft licht tot myne vreugd een gunftig uur bewaard.
En, om dien krygsheld tot myn wil en luft te brengen, Zal ik de liften en het vleyen t xaamen mengen.
'Eynde van het Derde Bedryf,
GUSTAVUS DE EERSTE,
PERSTE TOONEEL.
Gustavus, Erik.
IGustavus.
K zweer’tn, Erik: ja, nu zal de donderdag DeDeenentreffen, enGuftavusdeezcndagnbsp;Der) Scepter zwaayen; of in bloed en vuur verfmooren.nbsp;Gantfch Zweeden heeft my dan tot Koning uytgekooren?nbsp;Erik.
Gelykgy hoort, mynHeer. elk fchaatertin’tgeluyd, En roept Guftavus voor zyn Opperheerlcher uyt.
Gustavus. nbsp;nbsp;nbsp;¦ (men.?
Wel, zeg my, door wat weg zal ’t krygsvolk binnen koo-E R I IC.
Zoo van de landzy, als in fchuyten langs de ftroomen,
En ’t magtig leeger, door een eed’le hoop gevleyd,
Rukt met zyn ftandaards voort; ja blaakt van moedigheyd, Omu, met hun Princes, op deezen troon te beuren.nbsp;Kom nu, Guftavus, kom, verban het ydel treuren.
De hemel lacht u toe, en wyft u metde hand Een willen byftaqd aan, tot trooft van ’t vaderland.
’t Is tyd, uw heldenbloed voor ft K.oningryk te waagen. De nacht verdwynt reeds, en ft begint in ft Ooft te daigen.nbsp;Gustavus.
ft Is waar; de tyd genaakt, w’cl aan, myn vriend, gaa heen En wil den vyand met het ftaal voor de oogen treen.
Ik volg u ophetfpoor... maar’k voel myn bloed ontioeren. Erik.
Door wien laatge uwen geeft nu wederom vervoeren ? Denkaanuwpïigt, aan volk, aan rykskroonenaanftaf.'nbsp;Wreek uwen \uder, Prins; of volg hem in bet graf!
G u s T V s.
Gaa, doe als ft is geZeyd, myn vriend; en wiiniets fpaaren,
001
-ocr page 57-HERSTELLER VAN ZWEDEN. 57 Om deepen dag de kroon te zetten op myn hairen.
Erik.
Ik gaa. ’t aankomend licht verkwikke met zyn gl^s Het friffche lauwergroen yan uwen glory-krans.nbsp;Vaarwel...
Chriflti'rnus alpeynzende uyt. Maar zacht Iwat’s dit 1 wel hoe! wat zal dit weezen ?nbsp;G u s T A V u s.
Het is de Koning. vlieg, vlieg Erik, wil niet vreezea. Breng in der yl alom de krygslién in ’t geweer.
TWEEDE TOONEEL.
ChristiErnus, Gustavlt;is, Lyfwacht,
W-
Gust A VVS.
At zorg, wat kommer trekt u uyt de ruft, myn Heer ? Christicrnus.
Eii gy Guftavus, v/at zweeft u door uw gedachten ?
W ie zou u hier zoo vroeg in deeze zaal verwachten!
G U S T A V IJ s.
Ik u^as vol onriift; en myn hert heeft deezen nacht ’r Bevel des Kojiings met meer oordeel overdacht.
Christicrnus, al gaande. (ren! Verlchrikk’lyk denkbeeld,dat myn rufte kwaamt verftoo-rnbsp;Affchuw’lyk monftcr! wat gedrogt heeft u gebooren ?
Gy hellche furiën, met uw vergrimden haat,
En naare fcliimmen! zegt, wat ftrooyd gy hier voor zaad ? G U ST A V u s.
j, Hoe} zou hy het geheym van onzen aanflag weeten ?
3, Is dan het noodlot nu zoo fel op ons gebeeten ?
gt;3 Wil my de hemel, in zyn gramfehap, nederflaan !
33 En moet myn vaderland tot in den grond vergaan! Christicrnus.
Wat zegt Guftavus r en wat voert zyn tong voor reden ? Gust A VHS.
k Ben ongeruft, myn Heer, om uw bekommerdheden.
I
-ocr page 58-Wat deert den Koning ? en wat heeft zyn hert ontroerd ? Christicrnus.
’k Schrik voor dien Leeuwenkop, die op myn rykskroon loert,
EndienStokholm, tot myn bederf, heeft nitgekooren. Heeft Chriftiërnus dan zyn hoog gezag verboren ?
Durft zulk een fchrikdier my, my dreygen met de dood, My,voor wiens oorlogsma^ deNoordfche weereld vlood?nbsp;Güstavus.
Wat voor een monfter kan uw heidenboezem klemmen, ’t Geen gy niet vaardig met uw handen kunt betemmen ?nbsp;Waar is die groote moed die uwe borlt bezat ?
Heeft nu de vrees den Vorft in zyne ziel gevat ?
Christicrnus.
Nooyt Zag men myne ziel door laffe vrees bedwingen. Maar ’k voel een zwakke zorg in myne herlfens dringen.nbsp;Een bange droom heeft myn geruft gemoed ontroerd,
En door een naare fchim geteyftcrd en vervoerd.
’t Schynd dat de ziel fomwyl de weereld door gaat weyden, Waniieer het lichaam llaapt j en zy langs bofch en hcydennbsp;Al Ipeelend zich vermaakt, om zoo te zien al ’t geennbsp;Dat hier gebeuren kan op ’trond, dat wy betreên.
Ik zag een feilen Leeuw, met opgeftooke maanen,
De wapens fcheuren van myn goude zegevaanen,
Op mynen ftandaard treên, en ’t Deenfche pronkgewaad, W aarmede ik vaak verfchyn, verfcheuren langs de ftraat.nbsp;Myn helden vlooden voor dit fchrikkelyke woeden,
En elk was driftig om Zyn leeven te behoeden.
De vrees beneep hen in het dringen van de nood,
En dreef hen angftig, door een bloedftroom, naar de vloot. Chriftina, my zoo waard, met traanen op de wangen,
Wierd door dit fchrikdier met een min’lyk oog ontfangen, En in een prachtig kleed gebragt tot aan het ftrand.
Die droom ontftelt my ’t hert, beroert my het verftand.
’k Geloof, dat in dit hof een Leeuw legt opgeflooten,
Die my verraaderlyk zoekt door de borft te ftooten. Ribergus, tegen my gekant, heeft veel misdaan,
En Zwedens ryksprinces, al wat zydoec, geraên.
Maar ’k taI dien Raadsman dit doen niet z.yn bloed betaa-len.
Ik Aogt hem, door myn gunfl:,uyt de armoede op te haaien, En in een hoogen ftand te brengen: maar nu ialnbsp;De wraak hem treffen, en hy linooren in 2,yn val.
’k Wil niet, dat iemand my zal on) genade fmeeken, Gustavus.
Ik bid, myn Heer, wil u niet al te vaardig wreeken.
Gy zult de Ryksprinces doen flerven iij haar druk.
Zy lleift gewis, na dat rampzalig ongeluk.
Christicrnus.
Guftavus, ’t is vergeefs, wil vry uw tong bedwingen.
Het Haal zal hier wel haaft in andre boezems dringen.
Daar komt myn dochter. hoePwat maakt haar dus ontileld?
Christicrnus, Gustavus, Christina Princes der Deenen , verhaafd uyt. L Y F W A C H T.
M nbsp;nbsp;nbsp;Christina.
Yn waarde vader! ach! wat is het dat u kwelt ?
En door wat onruft zyt gy uyt uw ilaap gefteegen De droefheyd üuyt myn borlt, en maakt myn hert verlcc-'nbsp;gen.
’k Zie alles hier in roer. wat zyn de reen, myn Heer? ; Christi ë rnus.
Chriftina, zet uw zorg en bange vrees ter neer;
Ik heb den Raad door myn bevel by een doen komen. Gantfch Zweden zal eerlang in bloed en traanenftroomen,nbsp;Indien men myn gezag hier niet eerbiedig eert.
Gyook, Gultavus, zie wie wettig hier regeert ;
En leer voor’t Opperhoofd der Noordfehe Ryken duykenj. Dat anders magt heeft, om uw vleugelen te fnuyken.
'6o GUSTAVUS DE EERSTE,' VIERDE TOONEEL.nbsp;Gustavusj Christina TtiftcesdevDeenett^.nbsp;Gustavus.
Mi
lErkt nu eens recht, Princes, wat my te wachtenftaat Van’s konings grimmigheyd, en toomeloozen haat.
Christina.
Wat wil de koning ? ach!
Gustavus.
Dat kan men ras befpeuren.
Maar gy zult, licht te laat, de uy twerkingen betreuren, Wyl ik de Zweeden volg, en ding naar ’t koninkryk.
Myn vaders fchim eyfcht wraak; en zyn mishandeld lyk Zucht in de doodbus noch,en noopt zyn zoon met fpooren.nbsp;Christina.
Zult gy de kling dan in myn vaders boezem booren} Verban dat opzet, Prins! tergunftvanmynemin;
Ruk deeze razerny uyt uw verwarden zin....
Daar is Chriftina.
VYFDE TOONEEL.
-Gvstavus, Christina Vrinces der Zweeden ^ Christina Princes der Deenen.
Christina, Tr. der Deenen.
KkOm, Princes! kom help my fmeeken. Guftavus wil verwoed myn vaders borft doorlleeken.nbsp;Bevryd den koning, ach! behoed hem voor de dood.nbsp;Gustavus.
Ontroer u niet, Princes! uw vader heeft geen nood.
Dc hemel zal hem om uw deugd en liefde fpaaren. Wiluwontfteldheyd wat neerzetten enbedaaren.
Christina, Fr. der Zweeden.
Wat hoor ik.? achGuftaaf! ik bid u, laat uraan.
Hoor
-ocr page 61-HERSTELLER VAN ZWEDEN. 6i Hoor naar myn fmeeken toch, en zie myn traanen aan.
W at wilt gy doen, myn Heer? wat kunt gy '¦och beginnen? Weesj wees omzigtig , en beteugel uwe zinnen.
Wie heeft dus’t hof ontroerd? ’kzie yder ongeruft.
Ik hoop, en vrees, kom Prins, maak my ’t geheym bewuft. Gustavus.
Wel hoor, Princes: ’tisiyd, ik zal het u ontdekken.
Wil nu Gulfavus in zyn wraak tot hulp verftrekken. Ontroer zyn ziel niet door uw klagten en geween.
Hy moet heldhaftig op den Zweedlchen ryksftoel treên, Of deezen dag in bloed met duizenden verfmooren.
Ja, deezetyd, dit uur, is hier toe uytgekooren.
Het gantfche Ryk ftaat reeds geharnaft in het ftaal,
En baant met kracht het fp;;or tot myne zegepraal. Stokholm grypt naar geweer, en krielt van Razernyen.nbsp;Men ziet de V ryheyd van het blaauw gewelflèl glyennbsp;In eene wolk; zy blaaft een vuur in yders hert:
En ftreeft vol heldenmoed, genoopt door haare fmert, Langs alle ftraaten, om de wreedheyd te braveeren.
7egen de Deenfche Frinces, Ontfteluniet, Princes; Guftavuszalregeeren.
Zyn veynzery is uyt. uw vader moet van hier.
Een eed’le heldendeugd maakt my den boezem fier j En aarde en hemel geelt my’t wreekend zwaard in handen,nbsp;Terwyl hetZweedfeh gemeen zich kronkelt uyt de banden.nbsp;Ja de oude luyfter van den koninklyken ftaatnbsp;Wet myne dapperheyd, en voedt myn toorn en haat.
C H RI s TIN A, Pr. UeCTzf».
Wel, der uw heldendeugd met purpcre gewaaden,
En dek uw jeugdig hoofd met friftche lauwerbladen.
Christina, Pr. der Zweede».
Ciaa, gaa, Guftavus, breek de banden van’t geweld:
Vergruys de ketenen der llaverny, myn held!
Styg op den Gotfehen troon ,en wil onze Ouders wreeken.' Denk dat Vorft Stenorl ’t ftaal is in de borft gefteeken jnbsp;Dat al den adel, al het koninklyk gellacht,
Dyt enk’le wreedheyd, is rampzalig omgebragt.
WÜ
-ocr page 62-€i GUS TAVU S DE EE R STEi
Wil dees vervallen ftaat door uwe hand herftellen ,
En, watutegenftreeftj heldhaftignedervellen.
Steun op uw deugd, uw kling, en uw gerechtigheyd! Gustavus.
Princes, ’t is alles tot dit groote werk bereyd.
Tegen de Deenjehe FriticeSi
Doch ik zal in myn wraak alom barmhertig weezen.
Uw vader heeft de dood van my hier niet te vreezen.
Stel u geruft! men zal, maar met een eed’len moed,
De fmaad afwaffehen van ons koninklyke bloed.
Kom, lieftèlyk geluk! my met uw giinft beftraalen, Doet uwen zegen op Guftavus nederdaalen,
Geef my een uytkomft naar myn wenfeh, naar mynen zin:
Of voer my, vol van roem, ten open hemel in !____
Maar’k zie denVorlt. hy fchynt bezorgd,en vol gedachten-Christina, Pr. der Deenen. yiie, vlie, Guftavus! wilmynvadernietverwachtcn-Christina, Pr. der Z^weede».
Hy khynt geheel vergramd, myn Prins! ik bid u, vlucht ' Gusta V u s.
Princeffen, houduftil, zyt niet te zeer beducht.
Hy nadert.
Christina, Pr. derDeenen.
Ach! ik vrees.
ZESDE TOONEEL-Christicrnus , Gustavus, ChrisTinA Princes der Zweeden, Christina Princes der Deenenjnbsp;Fredrik, Lyfwacht.
Christicrnus.
I Uit gy in ’t eynde buygen? En al te zaamen my gehoorzaamheyd betuygen ?
Of moet ik toonen, wat myn koninklyk geZag,
Als my gehoorzaamheyd geweygerd wordt, vermag Hoe! antwoord niemand my ? Guftaaf, wil u bedenken»
HERSTELLER VAN ZWEDEN. 6^ En wacht u, myn gebod, enuwenpligt, te krenken.
GU S T AV u s.
Wat wil de koning dat ik hier op zeggen zal?
Christicrnus.
Wat gybeflooten hebt, uwheyl, of ongeval.
Zal PrinsGuftavus op denZweedfchenRykstroon treeden Met myne dochter ?
Gustav u s.
Hoor, ey hoor naar myne reden.
Ik min uw Dochter, ja; dat heerelyk gelaat Verdooft het gloeyend vuur van myn ontftooken haat,
En doet my ’t grootfte deel van myne fmaad vergeeten. Myn Vaders hebben eer op deezen troon gezeten;nbsp;Maarishunooyt, myn Heer, eenkoninklykewetnbsp;Van Deenlche Meefters, in hun heerfchen, voorgezet ?
Ik kan den luyfter van myn ftamboom niet onteeren:
Indien gy wilt, dat ik de Zweedcn zal regeeren,
Zo ftaa my de Oppermagt, met al haar Rechten, af.
En niet een flaafichen, voor een koninklyken ftaf. Christ lëRNus.
Ik voel het bloed, van toorn, in al myne ad’ren zieden.'
Nu gy, myn dochter! wilt gy mede dus gebieden ?
Christina, Pr. der Deenen.
Ik eer myn Vader, en ik leef naar zyn geboón.
Ey fchenk aan deezen held een vrye konings kroon.
Hy zal u eeuwig voor die deugd en gunft beminnen.
Laat toch de gramfchap niet vermeefteren uw zinnen.
Chris Tië RN us, bytende van Jpyt op zyn lippen.
En gy, Princes, zult gy myn wenfch en luft voldoen ? Zult gy myn teed’re min, met uwe weermin, voên,
En als myn koningin het Deenfche Ryk regeeren ?
Of zult gy mede my op ’t fmaadelykfl; braveeren ?
Christina Pr. ^ Zvieeden.
Men ziet, tot in den grond, wat uw gemoed bezit.
Ik ken uw liften, en befef uw oogenwit.
Maar, Vorft, hetaardryk zal zich eer in’t rond beroeren, Eerikmy, door gewsidofftaatzucht, laat vervoeren.
Chris-
-ocr page 64-64 GU ST AVU S ÖE EERSTE,'
’k Weet, welk een Raadsman dat u allen fterkt en ftyft,' Door wiens beftiering gy t’zaam z.00 hardnekkig blyft.
Ik, zie uw trotshcyd; gy,ziethoeikmykanwreeken.
O Ipyt!
Tegen Frederifi-
Gaa heen, en wil Ribergus fluks doorfteeken. Breng myne dochter in haar kamer, zoek dan voortnbsp;Naar Erik; ’k wil dat gy hem aanllonds mee doorboord.nbsp;Ikraasvantooren. gaa.
Frederik gryft de Deenfche FrinceS hy de hand: Gtijlavus zoekt heittnbsp;te jiuyten.
G USTavus.
AchVorft! herroep die woorden v En iaat Ribe^s niet in uwe gramfchap moorden.
Mynvader! achGuftaaf!
GhristicrnuS.
Vertrek, myn boeZem kookt» En ’t hert w^td door dat vuur in volle vlam gellookt.
GusTAVus, Frederik ‘weerhoudendci W yk Fred’rik! laat haar gaan.
Terujyl Gufiavus Frederik 'weer houdt» gaan twee 'van de Lyfwacht rnefnbsp;Chriflina lt;weg: nuaar op Frederiknbsp;volgt.
Christicrnus.
Wat wil Guftaaf beginnen ?
ZEVENDE TOONEEL.
CHRÏSTlëRNUS, GusTAVUS, ChRISTIÏÏA Princes der Zvjeeden. Lyfwacht.
G U S T A V U S.
CHRIS'!
Kbid, mynheer, ik bid i laatlt;*i toch overwinnen.
r. hb
-ocr page 65-HERSTELLER VAN ZWEDEN. 6$ CuRISTlCRNUS.
Oneen: ik wil bezien, of gy my allen zult Zoo trots verachten, en braveeren myn geduld.
Tege» Chrtfiinal
Noch deczen dag zult gy met Prins Guftavus bukken, üf ik zal hem de kling mede in de borlt doen drukken.nbsp;Bereyd u beyde. Klim met my op mynen troon,
Princes. Engy, Guilaaf, aanvaard den naanr van zoon Van Chriftiërnus ^ of gy zult dees dag noch fterven.
G u s T A vu s.
Ik weet, de Koning kan my, als hy wil, bederven.
Myn dood ftaat in uw magt. Vaarwel! ik zal gaan zien , \V' at ik kan doen, om uw oploopendheyd te ontvlien.
„ De]rlemel,hüopik,zaldien woeften itorm eens draayen. „ En doen een zwoelder wind aan Baltis oever waayen.
ACHTSTE TOONEEL.
C II RIS TiëR N ü s, Christina Fr. der Z^weeden^ L Y F w A c H T.
RC n Ri s TIN A, hl een bitter gemoed.
AmpzaligcGulIaaf] Ribergus! wreededood!
Kom aarde, Ipalk u op, en zwelg my in uw fchoot. ü hemel! mync ziel is gantfch van vrees beneepen,
En rrioet de ketens van haar noodlot na zich üeepen.
W aar wend, of keer ik my ? het hert is my beklemd,
En al het bloed fchynt in myn aderen geftremd.
Ach Chrilliërnus! ach! wat zal my overkoomen}
Ik zie een zee van bloed rondom my heene ftroomen ? ChRISTI CRN us.
Bedaar, Princes, bedaar, en maatig uwen druk,
Gy zelf zyt oorzaak van uw ramp en ongeluk.
Maak eens een eynde, my dus trots te wederllreeven,
Ik heb u, tot beraad, noch deezen dag gegeeven.
Die zich voor d’avondftond niet naar myn wil bereyd,
Die wachte vry het loon van zyn hardnekkigheyd....
Wat zegt de Veldheer hoe
1
-ocr page 66-Christicrnus, Christina Pr. Zweedeft, Toberinus, Lyfwacht.
T o B E RIN U S.
Yn Heer,, een naar gerucht,
Een woeft gerommel vliegt al brommend door de lucht. Het krygspaard word getoomd, en Haat zyn Ruyter gade-De Zwcedfchen Adel pronkt in rooden praalgewaade.
’k Befef niet recht, myn Heer, wat dat dit werden 2.al. Doch ’t fchynt naar oproer; dies vrugt ik voor ongeval.nbsp;Christicrnus.
Hoe, Toberinushoe.? kan dit wel mooglyk weezen ? Doet u een wild geraas van woefte ftemmen vreezen ?
U , die in vuur en damp, op ’t bloedig veld, wel eer Den vyand afwachte op de punt van uw geweer.
Gaa met myn krygslien om den voortgang te beletten,
En wil dat ondier, in zyn eerften loop, verpletten.
Zoo iemand weer bied, wie ’t ook zy , op markt offtraaf, Zoo koel op hem uw moed, en ftraf hem voor ’t verraad.nbsp;Maar daar komt Frederik; wil noch een weynig wachten.nbsp;Hoe werd myn ziel geprangd van duizenden gedachten 1
TIENDE TOONEEL.
Christicrnus, Christin a Pr. i/erZweei/ew, Toberinus, Frederik, Lyfw.acht.
M nbsp;nbsp;nbsp;Frederik.
YnHeer, ’k heb uw bevel, naar mynen pligt, betracht,
En Graaf Ribergus in Zyn kamer omgebragt.
Chrijlina fchrikt en 'weent.
Maar ’t raazende gemeen vliegt dol door alle ftraaten,
En werpt met fteenen op uw moed^c foldaaten. ^
-ocr page 67-HERSTELLER van ZWEDEN.
Zy fnyden alles af. Srokholm fteekt 2,ich in ’t ftaal ,
En al de weereld eyfcht Guftavus zegepraal ¦,
Ja blinkt in wapenen, om tum ten troon te voeren. Chris TieRNUs.
Gaa Toberinus, wil hun Razerny befiioeren,
Zoek naar Guftavus 5 en breng hem zoo aaanftonds hief T o B E R INUS.
'k Zal uw bevel voldoen.
ELFDE TOONEEL.
CHRtsTiëRNus, Christina, pREDERiKj
L Y F W A C H T.
ClIRISTlëRNITS.
' Aar komt dat monfterdier!
O naare droom i Maar Prins! ik zweer dat gy dit woeden Op myn vermogen, zult met uwe dood vergoeden.
Waar fchuylt Graaf Erik ? zeg.
Fr ED E RIK.
Myn Heer, töt ons verdriet
Zoo vonden wy dien Graaf, waar dat wy zochten, niet^ ChrisTicrnus, peynfi een -wéymg.
Gaa, wil ftraks iemand naar myn vloot en ’t leger zenden: En zeg den Veldheer, dat hy al myn oorlogs bendennbsp;Het harnas aangefpe, en vóórzie van hun geweer.
Ruk al wat weerftand bied met yz’re vuyften neet,
En doe myn grimmigheid, door bloeden moord bedaare».
TWAALFDE TOONEEL.
CHRieTiëRNUs, Christina, Lyfwacht.
HCHRISTINAi
Emel! wil de deugd voor het geweld bewaaren I Gantfch Zweeden davert, en ontzet zich in het rondnbsp;Om my ellendige, de fmert heeft my gewond,
GUSTAVUS DE EERSTE,
En beukt myn ted’re zïd met duyzend bitt’re flagcn:
Ach 1 vind de Vorll zyn vreugd in eeuwig my te plaagen ?
Christicrnus.
O neen princes! gy kunt in deeze bange nood Guitaaf behoeden, en bevryden van de dood.
Volg myn begeerte ; zoo blyft deeze Prinsin ’t leeven.
En doet gy ’t niet, zoo zult g’ hem zelf den doodfteek geeven.
Dies zie wel toe, en houd uw herte buyten fchuld.
Ik hoop dat gy dees dag u nog beraaden zult,
En my niet dwingen, op het felft myn leed te wreeken. -Kom gaanwe.....maar wat nu ?
DERTIENDE TOONEEL,
ChristicrKus, Christina, Zigibride, Colombina, Lyfwacht.
Zigibride.
Uftavus is geweeken.
En, van den adeldom verzeld, op ’t brielï'chend paard De Hofpoortuitgereên. Hy zwaayde ’t fchitt’rend zwaard.nbsp;En dreygde gt; fier van moed, het alles te verdelgen:
Nu moet de Zweedfche grond het Zweedfche bloed verzwelgen ,
Wyl hier een muy tend vuur zit in het algemeen.
Vcrvul de dunne lucht met klagten noch geween,
Alaar zaay geweld en moord, en maay een oogft vanlyken En wil uw zegevaan in dit gevaar niet ftryken.
flil tegen Chrifltc'rms.
,, Doch Zyt voorzigtig , en bedwing uw moedig hert,
5gt; Opdat de Prins G uftaaf daar door behouden werd;
5, Wancanet zyn leeven kunt gy ’t al te boven komen,
„ De i Zweedlche wrevel, en haar trotfen aard, betoomen. ivjfi op Chrijlina.
Christicrnus.
Het koude Noorden beeve 5 enfiddeE! ’k Zal dit uur
HERSTELLER VAN ZWEDEN. 6^ Een gantfche zee van bloed doen ftroomen op het vuurnbsp;Van dceze muycery. niets zal myn wraak ontvluchten.
Laat weeuw’ en weez’ vry om haar mans en vaders zuchten:
’t Is my alleens, myn vuyft zal alles nederllaan,
Eer dat myn fiere toorn zal wyken of vergaan.
Guftavus zal, naar ’k meen, zyn doelwit niet befchieten, Of’k zal op u de maat van mynen toorn uytgieten.
Doch hoor cens toe, en merk, op ’t geen ik zeggen zal. Stort hier u zelven in geen grooter ongeval,
En weygermy.niet meer my weder te beminnen.
Week uw verfteende borft, en buyg uw ftyve zinnen;
Of gy zult hier (ik zweer k) bevorderen uw ftraf.
Verkies den troon, of daal op deezen dag in 't graf.
Strook vry uw ziel, en vley u zelve in uw gedachten:
Wgt; il uw Guftavus vry als Koning hier verwachten.
Maar weet, dat ik u noch op heden zal doen zien,
Dat niemand, zelf niet hy, myn wraakzwaard kan ont-vlien.
Ik zal de Razerny der Zweeden wel bedwingen,
Al zou ik zelf het ftaal hem in den boezem dringen. Gaaheen, hardnekkige 1 naar uw vertrek; gaaheen,nbsp;Stort daaruw traanen, en voldoe daar uw geween.nbsp;GyFred’rik, ley haar weg; en legdan zeven bendennbsp;In dit paleys; ik zal u haaft meer hulpe zenden.
VEERTIENDE TOON E EL.
CHRISTieRNUSjZlOIBRlOEiCoLOMBlNA, L y FWACH T.
ZiGIBRIDE.
ZY blyft verhard, myn Heer; en wil haar trots niet buygen.
Dies moet gy haar geen gunft of liefde meer betuygen; Maardwingen met geweld; volg uwen zin en lult.
E 3 nbsp;nbsp;nbsp;Ver-
-ocr page 70-70 GUSTAVUS DE EERSTE,'
Verander van gelaar by haar; zoek uwe ruft,
In ’t onverzecbaar kwaad gerechten loon te fchafïèn.
C H RIsTië R N o s.
Ja} ’k zal met zwaard en vuur die fnoode muyters ftraffen. Voegubymy, Mevrouwj enwil,indeezenftaat,
Myn ziel verfterken door uw hulpe en wyzen raad.
’t Is tyd, dies laat ons gaan. Stokholm zal zyne daken Haalt door het blikfemvuur van myne wraak zien blaa-snbsp;ken.
E^nde va» het vierde Bedry^,
HERSTELLER VAN ZWEDEN. 71
EERSTE TOONEEL.
ChRISTICRNUSjZiGIBRIDEjCoLOMBINA, L Y F W A C H T.
IZiGIBRIDE.
K vrees, mynHeer.
C HRI s TiëR N u s.
Warreen? Guftavuswykt, en most Zich overgeeven, ofverfmooren in zyn bloed.
’k Zal dien hoogmoedigen, aan mynen zegewagen Als flaaf gekluylterd, noch de keetenen doen draagen.nbsp;Zou hier een handvol volks, een Ichiiym van boeven, mynbsp;Braveeren in ’t gezigt, en in hun razërnynbsp;Mynaanzien hoonen ? Neen. ’k heb alles in myn handen.nbsp;De Zweedfche Ryksprinces is , als gy weet, in banden,nbsp;En zal met my den troon beklimmen of vergaan.
Aan haar zal ik myn toorn — maar daar komt Fred'rik aan.
TWEEDE TOONEEL.
Christicrnus, Zigibride, Freder k, CoLOMBINA, LyFWACHT.
cG
F R E D E R I K.
Eluk loopt in de Stad, myn Heer, uw krygslien
De Deenen deynzen, en wanhoopen van den zegen. ’tBeeftai, en fiddert voor Guttaat: zyn blinkend ftaalnbsp;Hoopt bergen op van doon. de dood vliegt, naar en vaal,nbsp;Door alle ftraaten, en verüind geheele benden.
Zigibride.
Waar zal dit onweer zich ten laatfte heene wenden ? Frederik.
Mevrouw, dit’s’t noch niet al van't geen men hoort en weet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;E 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ticlaas!
-ocr page 72-Helaas, mynHecr! ikben bekommerd voor uw leed. Uw dappre Veldheer heeft z.yii grootl'chc liel gegeeven.nbsp;Quftaaf heeft hem doorboord, en bragt hem om het keven.
Die Graaf, die zoo veel roem op ’t aardryk heeft behaald j Die heldrc zon, zoo vol van glans, is neer gedaald.
Christ leRNUs.
Wat doet myn Leger dan ?
E R E D E R I K.
Dat zietmen binnen komen. Ch R I s T I ë R N u s.
Zoo Zal een zee van bloed door alle Itraaten ftroomen • • • • Weerbarftig noodlot! hoe ? rukt gy dan, tot myn ftraf,nbsp;Den Ichoonflen luyfterfteen van myne rykskroon afnbsp;Moeit Toberinus voor dien trotfen vyand buygen ?
Moeit ook de Zweedlche grond dat dierbaar bloed in zuy^ gen .3
Welaan! my komt de wraak, ik zal met deeze hand Een ooglt van dooden, in het midden van den brand,
Zyn ced’lc fchim ten zoen, door alle wyken maayen,
Om zoo zyn heldenziel in de eeuwigheydte paayen.
Ga, Fred’rik, breng alom myn benden in’tgeweer,
En keer dan weder hier.
F R E D E R I K.
Ik volg UW lalt, myn Heer.
DERDE TOONEEL.
Ch R I S T lë RNU S , ZiGIBRIDE, CoL O M BINA;; LyF WACHT.
Ch RIS Tlë R N U S.
j Y laat Gultavus in zyn razerny wat ftofïèn En Ihorken; gy Zult hem wel haalt zien nedcrploffen.
Z IGIB RID E.
Spaar toch den Prins j wyl gy door ’t leeven van dien held, U met m.ecr zekerheyd in deezen zetel ftelt.
HERSTELLER VAN ZWEDEN. 73 Gy kunt met xulken zoon de Zweeden beft regeeren.
Omdeezedeugd, mynHeer, zaludevyandeeren.
Stort uw grootmoedig hert deez’ raad voorzigtig in ,
En blyf dus meefter van het ryk, en van uw min.
Chris TieRNUS.
Dees bede kunt gy licht, mevrouw, van my verwerven: Maar ’k zweer daar tegen, dat Chriftina dan zal fterven,nbsp;Indien ’t geval my hier de nederlaag bereyd.
En gy, toon my daar toe uw byftand cn beleyd.
Z I « I ]! R I DE.
Met vreugd zal ik haar dan liet ftaal de borft indryVen:
En, om die redenen, zal ik alhier verbly ven.
Stelugeruft, mynHeer. zyzou, inbruyd,sgewaad,
Ons anders hier ren Ipyt braveeren, in haar haat.
Elet leeven van Guftaaf zal haar een doodi teek weezen.
C H R I s T i C R N u s,
Gy maakt myn ziel geruft, dit fteltme büyten vreezen, Die trotlè muyter zal my eeren of vergaan.
Z 1 ü 1 B R I D E.
Wil, Zonder overleg, in’tftraften niets beftaan.
JikziedaarFrederik. hylchynt----
Ch RXSTIÖRNUS.
Zacht! hoor hem fpreeken.'
• VIERDE TOONEEL.
Ch RIS TIC RN U S , ZiGIBRI DE, Fr E D E RIK, C O L O M BIN A , L Y F W A C H T.
MFr F. DERIK.
Yn Heer, ’tisnu detyd om uwe fmaad te wree-ken.
Het leger nadert ons, en trekt reeds in de Stad.
Uw afgematte volk heeft weder moed gevat.
Men werpt het vuur alom in huyzen, en op daken;
Om een afwending voor de vyanden te maaken.
De vrouwen ftceken ’t hoofd in angft ten veynltcr uyt,
Enfla^n de dunne lucht met w eenend klaaggeluyd.
Doch ’t Zweedfche volk trekt meê met duy zenden najr binnen,
Om van de landzy langs de ftraaten plaats te winnen. CHRlsTlèRNUSjnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een wejnrg.
Vaarwel, Mevrouw: ’tistyd. Doe als ik heb belaft. Gy FredVik, zie wel toe, en volg alhier haar laft.
Ga maar een oogenblik met my j en wil dan keeren.
Ik moet gaan zien, wie hier door ’t ftaal zal triomfeeren. Sterk my, myn oude deugd! en flaa, met eenen flag,
Den Gotfchen waan ter neer!. zoo wreek ik my dees dag.
VYFDE TOONEEL.
ZiGIBRIDE, CoLOMB^NA. ^
NZigib RID E.
U, Colombina, nu is ’t al in myn vermogen.
’t Is nu myn tyd. Ik ben van blydfchapopgetoogen.
De min heeft my vervoerd: de liefde noopt my aan Tot vreugd: al wat hier is moet my ten dien.fte ftaan.
Myn fchrandcrheyd bragt vaak het Noorden in beroeren. Vlocht gantfche Ryken aan V orft Chriftiërnus fnoeren,
En bond de Zweeden aan zyn trotfehe heerfchappy.
Nu ftaa ik naar de kroon, en eyfch het Ryk vpor my ,
Om daar Guftavus, als een Koning, in te zetten.
Geen Vorft, hoe groot van magt, zal my dit werk beletten.
Col ombina.
Wat heeft uwfchrandrc geeft dan tot uw heyl bedacht.
ZiGIBRID E.
Gy merkt, de Koning is aan myne zy gebragt,
En ik heb het bevel om zyn verlies te wreeken:
Ja; ’kmoetChriftina, alsGuftaafverwint, doorfteeken. Dit weet gy alles. Maar, daar moet ’er meer van kant,nbsp;Zyn dochter moet met een verteeren in den brand.nbsp;EnFred’rik, die hier blyft, zal bey dees Konings telgen
hersteller VAN ZWEDEN, jf
Te xaamen door het vuur, tot nietige afch verdelgen;
En doen haar bcyde dusonweetende vergaan.
Gyfchrikt.^ wel hoor het eynd. v/il niet verwonderdftaan. CoLOMBINA-
Ik vrees dat Frederik dat eynd’lyk zal verkonden.
ZiGIB RID E.
Wat vreeft gy ? myne lift fluyt aller menfchen monden.
De moord moet hem verhit mede op den boezem treên, En zenden hem j met haar, bedekt ter helle heen.
v-’enkt, ‘Waarop de tafelviet degoudeKo-i nings Kelk, te voor en belaft, gehragt -word.nbsp;Dees toebereyde Kelk zal Frederik doen Ineeven.
Tot myn verzekering moet hy niet langer leeven,
Dan tot het oogenblik dat alles ftaat in brand.
Hy zal dien drank, in fchyn van gunft, uyt myne hand Ontfengen, als hy komt om d’aanflag uyt te voeren.
Wil u op dit gezigt in ’t minfte niet ontroeren, fdet moet zoozyn.
Col o mbin a.
O neen; ’k ben op uw doen geruft.
Van overlang is my uw fchranderheyd bewuft.
Maar hoe Zult gy Guftaaf tot uwen luft verkrygen ?
ZiGIBRIDE.
Ik zal die hoogte door beleyd te boven ftygen,
En door myn liftigheyd zyn vrienden doen vergaan. Verwinthy: zoo bied ik hem ’t Ryk der Decnen aan.
Men moet, door eerzucht, \ hoofd van zulken held doen buygen,
En hem daar nevens fteeds een teed’re min betuygen.
Gy weet, hoe ’t Ryksbeftier door myne handen gaat j Dat zelfs de Koning leeft naar myn geduchten raad.
Ik kan hem, als ik wil, van zynen zeetel rukken.
Die fchoone roozen wehlcht, moetze uyt de doornen plakken.
Maar daar komt Frederik. ontftelniet; houduftil.
|rly is verbaaft. hoor eens wat dat hy zeggen wil.
ZES-
-ocr page 76-ZiGIBRIDE, FrEDERIK, C O L O M B I N A.
MF R E D E RIK.
Evrouw het fchynt, dat Prins Guilraaf zal zege-praalcn.
Men ziet de moedigheid der Deenen nederdaalen.
Des Konings Lyfwacht vecht uytzinnig, en omringt Den ftandaard, dopt den weg, iluyt zich in een, en dingtnbsp;Noch naar de zeege; doch de fierheyd kan niet baaten.nbsp;Dewyl het meefte volk hun vendelen verlaaten.
ZiGI BRID E.
Wel aan dan, Fredcrik! lleek het paleys in brand,
Slaa uwe klaauwen in Guftavus ingewand,
En wreek uw Koning. kom ! wil nu niet langer wachten, Noor naar geen wcenen, noch erbarm u geener klagcen.nbsp;Denk, dat de Vorft begeert, dat men zyn wil voldoe.
’t Zal alles wel vergaan — Keert gy te rug ? wel hoe! Komt nu de lade vrees uw dried gemoed bekruypen ?
Wat wil dit weezen ? laat denIchrik niet binnenllnypenj Het loon volgt op de daad.
F R E D E R IK.
Ik ben gereed, Mevrouw.
De lad des Konings delt my buyten naberouw.
Ik weet, hy wil het, dat men zyne Imaad zal wreeken. Maar ach ! zyn dochter !
ZiGIBRIDE.
Wil UW hooid daarmee niet breeken: Het is haar vaders wil. uw herte ontroer zich niet.
Zy bragt Zich zelve door Gudaafin dit verdriet.
Ik zweer u, by deez’ dronk op Chridiërnus leeven,
Dat menu, na die daad, den Veldheersdafzalgeeven,
Xy veynjt te drinken,
Ontfangdes Konings Kelk. ’tgebruyk isu bewud. Fred e rik.
Op UW bevel, Mevrouw, delt zich rnyn ziel gerud.
HERSTELLER VaM ZWEDEN, 'jf ZEVENDE TOONEEL,
ZiGIBRIDE) CoLOMBINA.
HZigibridë.
Y gaat nu zullen wy het alles overwinnen.'
Wat doet men niet, als men teerhertig wil beminnen ?
In zoo veel misdaan word één misdaad licht verfchoond.
En, is de Koning door zyn nederlaag gehoond gt;
De vrede zal zyn rouw in vreugde weer herftellcn:
Die weet den moordluft en de wraak heel licht te vellen.
Nu nadere ik den Prins metlieffelyke reen,
En ftel zyn heldenziel door vleyery te vreên.
Wie kan een fchoone vrouw, die mintenfmeekt, verachten
Door zilte traanen, door wat uytgeftorte klagten,
En glinfterftraalen van onzeoogen, gul en zoet, Ontfteeken wy de liefde in ’t fierfte heldenbloed.
Col ombina.
O ja, Mevrouw ^ hier moet de trotsheyd zelf voor ftrykeit.’ Doch Iaat den Prins uw min en teed’re drift niet blyken ,nbsp;Voor dat hy is ontlaft van kommer en verdriet,
Opdat gy dus gewis uwoogenwit befchiet.
Laat zoo de weereld fteeds uw fchrand’ren geeft bemerken. Men moet de mistreên, die men kan begaan, beperken.nbsp;En wel voorzigtig zyn, in ’t geen men dus betracht.
Die eed’le ziel is noch niet aan uw zy gebragt.
Dies gaa met oordeel____ nbsp;nbsp;nbsp;Hier hoortmen geraas.
Maar, Mevrouw, watwilditweezen? ZiGIBRID E.
’t Is nu de tyd niet om voor eenig kwaad te vreezen.
Dat raazen zal gewis haar beyder eynde zyn.
CoLOMBINA.
Het hert is my beklemd j ik ben vol angft en pyn j Myn ingewaïrd ontroert, en al myn leeden beeven.
Zl G IB R IDE.
7? GUSTAVUSdeEERSTE^
Dies fchroom niet, Colombin____
CoLOMBINA.
Mevrouw, wy zyh verloeren.'
ACHTSTE TOONEEL.
S FOR CES, Christina Pr. nbsp;nbsp;nbsp;Zigibride^
Colombin a. Gevolg van Sforces.
RS F o R c E s.
Ampzalig fchepfel! tot ons aller ramp gebooren! Afgrys’lyk monfter! ’k zie de Ihoodfte gruweldaannbsp;Bezitten uw gemoed, waar wilt gy heene gaan }
Men heeft van Fredcrik (die voor ons aller oogen Door uw vervloekte lift de ziel heeft uytgefpoogen)
Uw euveldaan gehoord- hy heeft uw doen gemeld____
Daar is Guftavus zelf. Hoe .!* fchrikt gy voor dien Held
NEGENDE TOONEEL.
Gustavus, Sforces, Christina Tr.dtr Zvjeeden, Christina Fr. dér Deenen, Zigibride,nbsp;CoLoMBiNA, Gevolg van Guflavus en Sforces.
IG U S T A V U S.
K voel een beek van vreugd door al myne ad’ren ftroo-men,
Wyl ge ongefchonde door het vuur zyt heen gekoomen. De hemel heeft u door zyn wys bellier gered.
Maargy, onzalig menfeh! het zwaard is al gewet,
Dat u gerechte wraak ten boezem in zal dry ven. Verfoeylyke euveldaad! wie zal u recht befchryven ?
Zigibride flaat haar oogen om hoog-Zie vry den hemel met een veynzend weezen aan.
Zyn biikfem zal uw trots wel haaft ter neder üaan. Zigibride.
Kan een verraader U tot zulke reden voeren ?
Maar ’k zal, op deeze plaats en tyd, mya tong noch ihoeren.
Heeft
-ocr page 79-Heeft Frederik den laft van zynen Vorft betracht,
En, door een fnood berouw, zich zei ven omgebragt,'
Dat kan myn zuy vre ziel hier nimmer fchuldig maaken.
Ik voel myn boezem door uw harde woorden blaaken.
Ik bid, myn Heer, dat gy my naar den Koning zend j Daar is myn teer gemoed een and’re taal gewend.
Christina, Pr. der 'Deenen.
Waar fchuylt de waarheyd ? en wie zal ons die ontdekken?
Christina, Pr. der Z‘weeden.
Heb maar geduld; de tyd zal ons tot licht verftrekken.
Den Hertog Sforces zyn haar gruwelen bekend.
S F o R c E s.
O ja; zoo haaft de Vorft zich had vanhier gewend,
Belloot ik in myn hert zyn oogmerk te beletten,
En, was het mooglyk, my daar tegen aan te zetten:
Doch in een oogenblik zag ik het hof in vuur.
’t Verwilderde gemeen ftoof op den fteenen muur,
Om door een ftroom van vocht de vlammen af te weeren i En zoo den voortgang van dien feilen gloed te keeren.
Maar ach! myn tong bezwykt in ’t verdere verhaal.
De wanden fidderen van deeze breede zaal.
Om ’t wreede gruwelftuk het geen ik moeft aanfehouwen.’ De Deenfche Lyfwacht zocht myn yver teweerhouwen,
Tervi7l dat Frederik, in doodelyke pyn,
Ten hemel uytriep; ach! verdoemelyhfenyn!
Hoe knaagt gy my de borfl ! wat heb ik ingedronken ?
O Zlgihride! wat hebt gy my ingefchonken.
Vlieg.) Sforces, vlieg! en ruk Chriflina uyt de nood.
Ze is, met de Zweedfchepraal, tot in’t gezigt der dood,
Ik voelde een killen fchrik door al mynead’ren fpreyen; Fluks liet ik het vertrek met mokers op rammeyen,
En vond, Priiiceflèn, u al tot de dood bereyd.
Gu S TAVU s.
Den hemel zy gedankt voor uw voorzigtigheyd!
Men zal van uwe deugd in Zweeden eeuwig waagen,
De faam zal uwen roem totaan de fterren draagen,
En aarde en hemel u verderen roet een krans
go GUSTAV US DE EERSTE,
Die nooyt verwelken zal in zyn verheven glans.
Maar gy, ontmenlchte vrouw! de hertworm zal u knaagen. Als gy, tot voorbeeld van de fnoode, uw lèrafzult draagen.nbsp;ZiGIBRIÜE.
Wat hoor ik? Ach! myn hert word door denfpytver-feheurd ?
’t Is of de ftecne wand om mync rampen treurt.
Een onbekende gloed vliegt door myn ingewanden.
Gustav us, tot het Gevolg.
Men breng haar weg, en geef haar in des Konings handen. Z IGIB RID E.
Vaarwel, Guftavus! ach! ik zal in deezen ftaat Doen, wat my niooglyk is, tot demping van uw haat.
„ Maarzwygt, myn lippen, zwygt! gy mogt u licht ver-Ipreeken.
„ Kom, hell'chen afgrond! wil myn fmaad en fchandc wreeken.
TIENDE TOONEEL-
Gustavus, Sforces, Christina, Pr. der Ziueeden, Christina Pr. der Deetien y Gevolg.
Z nbsp;nbsp;nbsp;Chris TINA, Pr.der Deenen.
Yt nu geruft, myn Heer ^ myn zuchten zyn verhoord. W il nu die flonkerfter, die uwe ziel bekooi t,
Met haaren luyfter aan uw heldendaadcn vlechten,
Om dus een Itaalen muur voor Zweeden op te rechten.
’k Ben met myn lot vernoegd, en met myn deel te vreen. Ja ’k Zal u vol van vreugd zien op den rykstroon treên;
Ga dan, beroemde Prins! uw heldenkruyn verderen Met palmen, myrteblaen, en eeuwige lauwrieren.nbsp;Gustavus.
Houd op aanminnige! waar wordmen heen gevoerd ,
Als ons een zachte drift de tccd’re borft ontroert!
Merk, Sforces! welk een beeld men uheeftopgedraagenj Een ziel, vol waare deugd j een lichaam, volbehaagen.nbsp;Maar hoe ? wat zie ik hier?
E L F-
HERSTELLER VAN ZWEDEN. 8jf
ELFDE T O O N E E L,
feusTAvuSjSFoRCESj ChRistina Trincés der 7,'weeden , Christina Princes der Deenen^nbsp;CoLOMBiNA mishandeld vallende voorde Princes der Deenen of haar knkn'y Gevolg;
CoLOMBINA.
t/Ykas! myn hert dat béefti’ ’k Voel dat een doodfchefchrik myn borft b ^vangen heeft.nbsp;Ey my, Princes! ik bid, laat my genade ontfangenjnbsp;Aanzie de traanën op myn bleekbeltorven wangen.
Christina, Pr. der Deenen.
Reys, en verhaal, wat heeft uw bange kei ontroerd? CdLoMBTKA.
Helaas! dé ontfteltenis heeft my de fpf .ak ontvoerd. JVlaar daar komt Erik; gy kunt alles van hem hoorea.'nbsp;’Jc Had zonder hem gewis het leevenslicht verlooren.
TWAALFDE TOONEEL.
Gustavüs, Sforces, Christina Princes derZweéden, Christina Prikos der Deenen,nbsp;Erik, Colömbina, Gevolg.
UG u s T A V us, Erik omhelzende.
W lof, beroemde Held, klimt naar het ftarredak. En ciert uw braave deugd met d’eerften lauwertak,
De jeugd zal eeuwig uw verheeven daaden kroonen,
En d’éd’le Gotfche Leeuw uw dapperheid beloonen.
Christina, Pr.derZweeden.
De weéreld zal uw glans in goude vaarzen flaan,
En eeuwig pronken met den luyfter van uw daan.' Kom, wil de wonderen van deezen dag verhaalen.nbsp;Meld ons ’t gevecht, en Prins Guftavus zegepraalen.'
F nbsp;nbsp;nbsp;Zoö
-ocr page 82-Erik.
Zoo draa als Toberyn wierd door zyn ftaal geveld.
Boog alles voor de kling van deezen Oorlogsheld.
De Zweedfche Schildleeuw vloog met open muyl en poo^ ten
De Deenen in ’t gezigt: en al de ftrydbre looten Van d’Ouden Adel, daar de Caftiljaan op praald ,
En daar de Catelaan vol roem is uyt gedaald.
Braveerden het gevaar: dies moefb de vyand hielen,
En vluchten in den fchoot van zyne waterkielen. Guftavus naam alleen üoeg hun den fchrik in ’t hert,nbsp;De Deenfche Koniug dook vol doodelyke fmert,
In euv’len moede, op ’t zien van zoo veel heldendaaden. En ftreek den ftandaard van zyn trotfe lauwerbladen jnbsp;Waarop ons leger, door de voorfpoed aangemaand.nbsp;Wel haaft de wegen tot de zegen had gebaand,
En veele duyzenden rampzalig bragt om ’t leeven.
Men wilde niemand, in dat woên, genade geevea.
De moordluft ftiet alom den vyand op de huyd,
En fchaterde in de lucht met fchuyffelend geluyd.
Elk riep, lang leef de Prins! die ed’lepronkder helden! Lang leef de Zweedfche Vorftlmen zal zyn daaden melden.nbsp;Zoo lang de wcereld in zyn omloop keert en Wend.
Nu hebt gy ’t ryk; wel aan! toon dat gy meefterbent-Stokholm verheugd zich in uw heerlyk zegepraalen.
En ziet den Hoogmoed van de Deenen nederdaalen: Het fchud zyn toorens en gebouwen van albaft ,
Nu zyne fclioud’ren zyn ontheven van dien laft.
Laat nu die f morgenzon Italien befchynen.
f Hy vjyfl op de Deenfche Frinces.
Zoo zal het onweer over ’t Gotfehe Ryk verdwynea^ Geef nu Chriftina aan den Vorft haar Vader weer.
Wyl hy haar wenfcht te zien. Kom geef haar af, mya Heer^
En wil u met de kroon der Zweeden vergenoegen.
Zoo kan de Ryksprinces zich aan uw zyde voegen.
GU5*
-ocr page 83-HERSTELLER VAN ZWEDEN. 83 Gustav u s.
Helaas! myn hert! wat zult gy doen in dit geval ?
Christina, Pr. der Deenen.
't Neygt alles tot uw hcyl; ’t geluk wil overal U gunftig weezen; ja de hemel kroont uw deugden,
En brengt de Zweeden in een overmaat van vreugden.
tegen Erik.
Maar ach! gy meld my niet, hoe’tmetmyn Vader gaat.
Erik.
Hy, ziende na de dood zyns veldheers, in dien Haat,
Zyn krygslien zonder moed en meelt al zonder leeven, Heeft met het overfchot zich naar de vloot begeeven,nbsp;Gereed eer lang in zee te fteeken van deez’ kuil.
Christina , Pr. der Deenen, ’wj'z.ende op Coiotnbina. Zeg nu, wat haar gemoet zoo deerlyk heeft ontrull.nbsp;Erik.
Ik kon den yver naauw van myne ziel betoomen,
Om met de tyding van deez’ zegen hier te komen; Doch wierdvan ’t woedend volk in n;yne treen belet,nbsp;Dewyl ’t zyn tanden en zyn klaauwen had gewet,
Om zyne razerny in vrouwenbloed te koelen;
Een fchrikkelyke drang kwam om my heene v/oelen.
En toonde een naar gezigt en vreezelyk gelaat.
Men fleurde Zigibride al bloedend langs de ftraat, Tcrwyl de ontmenfchte drift haar blanke leen aflcapte.nbsp;En ’t fchoone hoofd verwoet in zwarte modder trapte.nbsp;Hoewel ’t met koninlyk cieraad was opgehuld.
De albafte boezem wierd met flyk en bloed gevuld,
En hand’ en voeten van het lichaam afgefneeden.
Elk pronkte met een ftuk van haar fneeuwitte leden.
’k Beken, ik was ontroerd, en zag ’t met deernis aan. Geen zwartverbrande Moor, nog wilden Indiaan,
Kon zich onzinniger in ’t moorden immer baaden.
Doch Colombina, met een doodfche vrees bekaden,
Riep met een naare ftem, en beevende in dien nood. flelp my rampzalige ! en be'vryd my van de dood !
Dks fchoot ik toe om haar uy t het geweld te rukken,
F 2 nbsp;nbsp;nbsp;Ter-
-ocr page 84-84 GUSTAVUS DE EERSTE,'
Terwyl het dul gemeen haar 7.ocht ter neer te drukken.
Maar myne Ruycery, bewoogen, ftoof vol moed,
Hun in het aangezigt, en ftuytte d’overmoed.
Dus is zy het gevaar door myne hulp ontlprongen,
En op het uytterfte uyt de hand des doods gewrongen.
Christina, Pr. der Z-ü:eeden.
Zie, hoe rechtvaardig dat de hemel ’t kwaade ftraft:,
En yeder op zyn tyd gerechten loon verfchaft.
Christina, Pr. der Dcerten.
Wel Colombina, wil aan ons nu kenbaar maaken.
Wat uwe vrouw bewoog in zulk een vuur te blaaken. Colombina.
Princes, de min had haar met keetenen gefiioerd,
En door die drift wierd Zy rampzalig aangevoerd:
Want om haar doelwit in Guftavus te befchieten,
Wyl zy zyn liefde zocht alleenig te genieten,
Beilootze uw beyder dood; en noopte Fred’rikaan, Om op dees dag u door het vuur te doen vergaan,
Wyl de algemeene brand haar liften kon bedekken :
Dit ftreelde haar het hert, dit wift haar op te wekken,
En voerde haare ziel van alle deugden af;
Ja ftorte Fred’rik zelf, door fnood vergift in’t graf.
Zie daar’t geheym. eylaas! laat my genaa verwerven!
Christina, Pr. der Z'-e^eeden.
Gaa heen, en breng haar weg. ó neen, gy zult niet fterven-
Een kankerende worm zal in uw vuyl gemoed
Steeds knaagen, en doen zien wat llang u heeft gevoed.
DERTIENDE TOONEEL.
Gu STAVUS, S FORCES , CHRISTINA PrinceS der Z-weeden, Christina Princes der Dccnen,nbsp;Erik, Gevolg.
M nbsp;nbsp;nbsp;Christin A Pr. derDeenen.
Erknu, Guftavus, datdeFIemelonswilfcheyden. Myn teder hert moet zich tot deezen flag bereyden;
Deez’
-ocr page 85-Deez’ dag, dit heylzaam uur door de eeuwigheyd gefteld j Ecurtu als winnaar op den Zweedfchen troon, mynheld,'nbsp;En wil niet, dat myn xiel door edle drift gedreeven ,
Als uwe Koningin naar deze kroon zal ftreeven.
Oneen, diefchoone, my zoo waard als’t levenslicht j Zal, als een middagzon, Guftavus het gezigtnbsp;Befiikk’ren, en zyn ziel door haaren luylter ftreelen-' inbsp;Het noodlot weygert my dit zoet met haar te deelen.nbsp;Roemruchtige oorlogsheld! vaar wel! en gy Mevrouw»nbsp;Die ik met uwen held voor’t allerlaatft aanfchouw,nbsp;Vaarwel !_vaar eeuwig wel! doch wilt aanmy gedenken.’nbsp;’kZal, zonder mynen pligt in’t minfte deel te krenkeq.nbsp;Met uw gedachtnis my vermaaken; en met vreugdnbsp;My zelve fpiegelen in uw volmaakte deugd;
En vaak in eenzaamheyd de lucht uw heyl vertellen.^ Dus zal Guftavus met Chriftina my verzeilen.
En, in Italien, fteeds woonen in myn hert.
Ik bid u, Sforces, ach ! vergeef my deeze fmerty ’kZal voorts geheel vernoegd gaan daar gy my zult brengeqjnbsp;Wil dit alleenig van Chriftina maargehengen.
Dat zy, hoewel met u in ’t huwelyk getreen,
Somwyl haar tyd in die verbeelding moog befteên.' Sforces.
’k Zal dit met groot vermaak in u Princes gedoogen.
Christina, Tr.der Ztoeeden.
Houd op aanminnige; droog af uw weenendeoogen.’
’t Is of de breede zaal op uwe reden treurt,
En de angft en droefheyd my het hert in ’t lichaam fcheurt.’ Helaas Guftavus!
Gustavus.
Ach, Princeften! bitter fcheijen ! Vermurw myn bprft niet meer door uw beweeglyk fchrei-O wreed geval! moet ik u beyde in traancn zien inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(jen.
En Zal Chriftina my voor eeuwig danontvlien Zal Zy haar V'aders laft, en Sforces liefde volgen;
Zoo Ichynt de hemel noch op my te zyn verbolgen ,
En dekt de Zon myns heyls met eenen dikken damp yan droeflieyd en van rouw. ó al te bitt’re ramp!
C H RIS TIN A, Pr. Deenen.
Laat ons hcldhaftiglyk, óhcld! ons leed verdraagen.'
My, wachtmynVader; u, degoudezegewagen.
En Zweedfche troon, welaan; wy moeten hun voldoeny En geen onnutten rouw in onzen boezem voên.
Vaar wel! voor ’t laaft vaar wel! de tyd beveelt te fcheydcn. Doe my verzekerd naar de Deenfche vloot geleyden,
Daar ik myn vader, hyzyn dochter, vindcweêr.
Leef in de weelde, en fterf ten top van roem en eer! Gustavus.
Ik zal u, tot in’t oog uws vaders, zelf verzeilen.
W il uwe en myne ziel, ik bid, niet meer ontftellen.
Zoo word zyn droom voldaan. Geef my voor ’t laatft uw hand,
O fchoone, datikugeleydenaarhetftrand.
Sforces, de Z'weedfche Princes geleidende.
De Hemel wil uhw! tot aan uw eynde gceven.
Erik en Gevolg.
Lang leef Guftavus! lang moet Zyn Chriftina leeven. Mynde van het Vyfde en laatfie Bedrjf