q / -
E N
o F D E N
In Nederduitfche Vaerzen geftelt Door J. D U L L A R T.
-ocr page 8- -ocr page 9-De Staten van Holland en Weftvilefland doen te weten : alzo Ons IC kennen is gegeven by de tegenwoordige Regenten vaanbsp;het Wees- en- Oude Mannenhuys der Stad Amfteidanr , ennbsp;¦)gt; die qualitcyten te fameu Eygenaars, mitsgaders Regenten vannbsp;“Sn Schouwburg aldaar, dat zy Supplianten cenige Jaarea haddennbsp;Ssjouiffcert van ’t Oftroy of Privilegie by hen van Ons op den 13.nbsp;¦May j7i4,geobtiueert,waarby wy aan hun Supplianten goedguns.nbsp;sslyk hadden geaccotdeert, en geoéf toy eert, om , geduurendc dennbsp;sy'i van vyftiendoen eerft agter een volgende Jaaren, de Werken ,nbsp;^le ten dienfte van het Toneel rcets waren gedrukt, en van tydcotnbsp;tyd nog verder in het licht gebragt, en ten Toneelegevoertzoudennbsp;«logen werden, alleen te mogen drukkengt;doen drukken,uytgeevennbsp;.iisrkoopen, en bevonden dat de Jaaren, by ’t vooifz. Oftroynbsp;quot;iiPilcgie genoemt, op den zz. May r7i9. fiond te expireeren;nbsp;snde dewyle zy Supplianten ten raeeften dienfte van den Schouburg.nbsp;aar van hunne telpeftive Godshuyzen onder andere mede moetennbsp;erden geluftenteert , de voorengemelte Werken, zoo van Treur-penen, Blyfpellen, Klugten, als anders, die teets gedrukt,en tennbsp;oneele gevoert zyn, of in toekomende gedrukt, en ten Toneelenbsp;mogen werden, geerne-alleen gelykvoorheen,zou-sn bjyven drukken, uytgeeven en verkopen , ten eynde dezelvenbsp;lt;i°ot het nadrucken van andere haar Luyfter, foo in taal,nbsp;h^ 'Pslkonft, niet raogten komen te verliefen, en dewylen fulxnbsp;^ar supplianten na de expiratie van’t bovengemelte Ofltoy, nietsnbsp;was , zoo keerden zy Supplianten ha-ar tot Ons on-voonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verzoekende, dat Wy aan hun Supplianten in kwaliteyten
of p ¦ nbsp;nbsp;nbsp;IS verkenen, prolongatie van het vootfz. Oéiroy
j ..‘¦‘''osê's, om de voorfz. Werken, zoo van Trcurlpellen, Bly-yoen’^‘ ^^“gtsn , als anders, rcets gemaakt, en ten Toneele ge. den t*d°* ***,11°^ in het ligt te brengen, en tcnToneele tevoeien,nbsp;jggjjnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vyftien eeiftkomende, en agter eenvolgendc jaeten, al-
kopen^ «i°B6n dtucken, enVetkopen, of te doen dtucken, en ver-daar ***quot;¦ ''^ikod aan alle andere op fcekeie hooge 1’cene by Ons ,1'S'ns te Statueeren, SOO IS’t , dat Wy, de Saeke, ende’tnbsp;tet hnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;üvergemetkt hebbende, endc geneegen weezende
Ma r ^ nbsp;nbsp;nbsp;Supplianten uyt Onze tegte wetenfehap, Souveraine
gt ende Authoiiteyt, de felve Supplianten Gecoufeiueert, Geac.
-ocr page 10-•oideeit. eti Geoctioyeeit hebben, Confenteeien, Accoideeren, en Oftroyceren baar by deezen, dat Zy, geduureiideden tyd vanVyf-tieii eerft Agtereenvolgende Jaeien, de Werken, die ten dienftennbsp;Tan bet Toneel reets waien gedrukt , en van tyd tot tyd nog verder in her iigt gebragt, en teirToneele gevoett zouden mogen werden in dier voegen, als zulx by de Supplianten is verzogt, en hiernbsp;Tooien uytgedrukt ftaat, binnen den vooifz. Onzen Landen alleennbsp;zullen mogen Drukken, doen Drucken, uytgeven ende verkopen,nbsp;verbiedende daeromme allen ende eenen ygelyken dezelve Werken ,nbsp;in’t geheel, ofte ten deele te Drucken, naar te Drucken, te doennbsp;Naardrucken, te Verhandelen, ofie Verkopen, ofte elders Naarge-drukt binnen den felven Onzen Landen te brengen , uyt te geven,nbsp;ofte te Verhandelen en Verkopen, op Verbeurte van alle de nagedrukte, ingebragte, verhandelde ofte veikogte Exemplaren, endenbsp;een boete van diieduyfeud guldens daar en boven te verbeuren, tenbsp;Appliceeren een derde part voor deji Olficier, die de Calange doennbsp;zal, een derde part voor den Armen der plaatze daar het Cafus voornbsp;vallen zal, ende het relieerendederdepart voor de Supplianten , ende dit t’elkens zoo meenigraaal , als dezelve zullen weiden agter-haalt, alles in dien verftande , dat Wy de Supplianten met dezen onzen OStroye alleen willende Gratificeeren, tot verhoedinge van hunnenbsp;Schade door het Nadruckcn van de vooifz. Werken , daar door innbsp;geenigen deele vetftaan, den innehouden van dien te Autoiifeeren ,nbsp;ofte te Advouëren, ende veel min dezelve onder onze protexie, ende befcherminge, eenig meerder Credit, aanzien ofte reputatie tenbsp;geeveu, nemaar de Supplianten in cas.daar inneiets onbehoorlyksnbsp;zoude influëren , alle het zelve tot haren Laften zullen gehoudennbsp;weezen te Verantwoorden , tot dien eynde wel Expreflelykbegeerende,nbsp;dat by aldien zy dezen Onzen Oftroye voor dezelve Werken zullen willen Hellen, daar van gcene geabbrevieerde ofte gecontraheerde mentienbsp;zulten mogen maken, nemaar gehouden wezen, het zelveOélioy in’tnbsp;geheel, en zonder eeuige Omiflie daar voor te drucken, of te doen drukken, ende dat zy gehouden zullen zyn, een Exemplaar van de vootfz.nbsp;werken, op Groot Papier,gebonden en welgeconditioneert te brengennbsp;in deBibliotheek van onze LTniveilrteyttot Leyden, binnen den tyd vannbsp;zes wecken, na dat zy Supplianten de zelve Werken zullen liebbennbsp;uyt te geeven, op een boete van zes hondert guldens, na expiratienbsp;der voorfz. zes wecken , by de Supplianten te verbeuren ten behoevenbsp;van de Nederduytze Armen van de plaats alwaar de Supplianten wonen; en Voorts op peene van met’et daad verfteekeu te zyn van hetnbsp;effeift van dezen Otttioye. Dat ook de Supplianten, fchoon by hetnbsp;ingaan van dit Oftioy een Exemplaar geleveit hebbende aan denbsp;vooifz.Onfe Bibliotheek,by zooverre zygeduuiendedentyd van ditnbsp;Oamp;roy defelve Werken zouden willen herdrucken met eenige vermeerderingen of anders, hoe genaamt, of ook in een ander formaat, gehouden zullen zyn wederom een ander Exemplaar van denbsp;gemelde Werken, Geconditioneert als vooren, te brengen in de vootfz.nbsp;Bibliotheek, binnen delelve tyd, en op de boete en penaliteyt, alsnbsp;vooren, Ende ten eynde de Supplianten dezen Onzen Confente, endenbsp;Oftioye mogen genieten, als naar behooien , ï,ait«n wy allen ende
ene»
-ocr page 11-enenyegelyken, dien het aangaan mag, dat zy de Supplianten van dea inhouden van dezen doen, Laten, ende gedogen, Ruftelyk, Vredelyk,nbsp;ende Volkomentlyk genieten ende gebruyken. Cesfeiende alle beletnbsp;tei Contrarie. Gegeven in den Hage, onder onzen Gvoten zegele hiernbsp;aan doen han gen op den zevenentwintigfte Mey, in ’t J aar onzes Heeienbsp;ende Zaligmakers duyfend zevenhondert agt-en-twintig.
J. G. V. Boetzelaar.
Onder ftond ter Ordonnantie van de Staten, wasgetekent
WILLEM BUYS.
Lager ftond.
Aan de Supplianten zyn, nevens dit Oftroy, ter hand geftelt by Extraft Authentieq, haar Ed. Gr. Mog. Refolutien van den 28. Juny,nbsp;17*5, en 30. April, 1728, ten einde oin zig daarna te reguleeren.
De Regenten van het Wees- en Oude Mannenhuis hebben in hunne voorfz.qualiteit, het Recht der bovenftaande Privilegie, alleen voor den tegen-woordigen Druk, van üRATYN en MASKA-RlLjAS,Of den ONTYDIGEN LOSKOP;nbsp;''ergund aan David Ruarus.
In Amfleldam den l6. nbsp;nbsp;nbsp;i73**
O R A T Y N, Zoon van Pandolfus.
S O F Y E, Slavinne van Trufaldyn. Maskariejas, Dienaar van Oratyn.nbsp;HiPolite, Dochter van Anfelmm.nbsp;Anselmus, een Gryzert.nbsp;Trüfaldyw, eenGryzert.nbsp;Pandolfus, een Gryzert.
L E A N D E R, Zoon van goeden huize. Cardenio, een gewaande Egiptenaar.
B O B o RI o, een Huisknecht.
Boode.
ZWYGENDE. JïWM Benden vermomde Juffers en Heeren.
E N
OF DEN
B L T S T E L.
EERSTE TOONEEL.
Or ATYK.
jEander, moeten wy dan twiften om de Bruit ?
’t Isgoet, men 7aldan iien wie van ons,
_____ met dien buit,
Zal deurgaan, dat geluk zyn medemaat beletten,
Met hem, door flimme lift, de voeten dwars te zetten.
vry uw kracht in, in dat wonderly k geval, Want ik aan myne zyd’ niet ledig zitteit zal.
Tweede toneel.
OrATYN, M ASK ARILl as.
o! Maskariljas.
O R A T y N.
Mas.
MASKARIL JAS.
Wel?
Oratyn.
Hier valt wat t’overwegcn ? Ik heb, in mynemin, fchier alle plagen tegen,nbsp;Leander mint Sofye, en fchoon dat ik my n zinnbsp;Verzet heb, nochblyft. hy party in mynemin.
Maskariljas.
Eeander mint Sofy’ ?
Oratyn.
Hy knielt voor hare ftralen. Maskariljas.
Zo veel te fl immer.
Oratyn.
Ja, te flimmer zyn myn qualcn. Doch ik heb ongclyk, wanhoop ik aan myn luk,
Als gy my hulpzaam zyt, en toont u meefterlluk;
Ik -weet dat uwen geeft, in loosheit wel doorliepen, Geen zaak,hoe fwaar verwart,hebt avrechts aangegre-Maar alles uitgevorft; zoo dat men u met recht (pen,nbsp;Een Vorft der dienaars noemt, en aller Meefterknecht.nbsp;Maskariljas.
Hou van dit pryzen op, wanneer wy, arme bloeden, Nootwendig zyn, dan zyn wy waarde, een lieve, ennbsp;goede;
Maar op een ander tyt is 't minfte maar misdaan,
Dan zyn wy fchelmen.die men moet met ftokken Haan. Oratyn.
Gydoet myongelyk, met zulke reen te hoonen; Maar laat ons,eindelyk,wat fpreken van myn fchoone:nbsp;Zeg, ofdewreetftemenfch, en’t alderhartfte hart,nbsp;Niet zou gevoelen, door haar lonken, minnefmart?nbsp;Ik fpeur in haar gezicht, en als ik haar hoor fpreekennbsp;Van haar geboorte en bloet, een edel merrikteken,
Vertrouw dat d’oppcrmacht, in dees geringe ftaat, Haar af komft houdt bedekt, en die niet zien en jaat,
Mas-
-ocr page 15-Maskariljas.
Gy OurfTon Valentynt, met lulke wintgedachten; Maar hoe zal Heer Pandolfdit fchonc werkjen achten,nbsp;Myn Heer, uw Vader, of ten minften zoo hy zeit ?
Gy weet dat hem de wurm vry dwars in’t bolhuis leit, Dat hy u heek’len kan, en aartig overhalen,
Als uw uitfporigheên u van het fpoor doen dwaalen. Hy heeft met Heer Anfel’ al reen gehadt van trouw,nbsp;Om u zyn Hipolit te geven tot een vrouw ;
Hy beelt zich zelleve in, dat gy daar door zult ftaken U w zotternyen, en aan meer vcrftants geraken.
Zoo hy te weten komt dat gy hem tegenftaat.
En van een onbekende uw hart vervoeren laat!
Dat dwaze liefde, endulle, en malle zottigheden,
LJ buiten’t padtvan uw gehoorzaamhcit doen treden; De Hemel weet, met welk een Itorm, in dit geval,nbsp;En fchoone woorden hy u dan begroeten zal.
O R AT YN.
Houdt op, ik kan niet meer dit rederyken veelen. Maskariljas.
Houd Zelfs eerft opmetdus denflaatsman zo te fpelen, Het is voor u niet goet, hoe zyt gy zoo verblintnbsp;O R A T Y H.
^eet dat men met my te veritooren niet veel wint, Of dat berechtsliên nooit goet loon van my ontfingen.nbsp;En dat een raadsknecht dwaas, en qualik doet zyn din-
gen-
Maskariljas.
Hy wort hier door verltoort! al ’t geen ik heb gezeit H jokkerny , en om te zien hoe’t by u leit,
Een vreugdetuchters Itraf is wel in my te lezen.
En Maskariljas zou Natuur een vyandt wezen:
Gy weet welbeter. Heer, cnalwiedat myken,
Aal niet getuigen, als dat ik te menfchlyk ben.
Eacht inaar met al’tgeteem, van’s qude gryzerts pre-
Noopt maar het paartje voort,en volg de minneftreken.
A s nbsp;nbsp;nbsp;Waar-
-ocr page 16-lo ORATYN EN MASKARILJAS, Waarachtig, ik geloof, dat d’oude zufters, metnbsp;Haar kinderlprookjens, ons graag troonden ftil na bet.nbsp;En wylze , tegens dank, zyn deuchtzaam, zoo benydennbsp;Zy aan de j eucht die vrcugt, die haar wel eer verblyden.nbsp;Gy kent nu myn talent, ’k ben tot u dienlt bereit.nbsp;Oratyn.
Gy trekt, door deze réén, al myn genegentheit.
In ’t openbaren van myn liefde, is my gebleken,
Dat zy niet tegenllondt, haar, dieze heeft ontfteken; Waar op Leandcr my quam fweeren, by zy n trouw,nbsp;Dat hy Sofye my, hoe’t ging beroven zou;
Daarom moet gy terftont iets in u hooft verzinnen. Waar door wy hemgt; in tyts, die brave prooy afwinnen.nbsp;Zoekt lilt, bedriegery, en (treken, waar door wy,nbsp;Myn medemaat, de loef afzien, in zyn gcvry.nbsp;Maskaril)as.
Laat my een weinig tyts, om u party te krenken,
Hier op beraamen; maar wat zal ik doch bedenken ? Or ATï N.
Wat? op een (treek, op lift.
Maskariljas.
Fynman, hoe,(]aje voort!
Myn brein dat treet op maat, en gaat gelyk ’t behoort. Ik hebde zaak al valt, gy moet... neen, mis gekeken;nbsp;Maar zoo gy gingt.....
Oratyn.
Waar heen ?
Maskariljas.
Het zyn te flechte (treken. Ikdochtopeene...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
O R a t y n.
Op wat?
Maskariljas.
Maar dat heeft ook geen val. Zoud gy niet konnen ? —
Oratyn.
Wat?
Mas-
-ocr page 17-Maskariljas.
Neen, gy kunt niet met al.
Spreekt met Anfelmus.
O R A T Y N.
Maar waar van, met wat voor reden ? Maskariljas.
’t Is waar,dit zou van quaat noch zyn tot quader treden, ’t Moet echter wezen, doch gaat eerft by Trufaldyn.
O R A T ï N.
Waar toe!*
Maskariljas.
’k Weet het niet.
Or AT Y N.
Hoe pynigt gy myn pyn! Gy maakt my razend,met zoo dwaas en zot te praten.nbsp;Maskariljas.
Myn Heer’, indien uw beurs verzien was met dukaten Wy hadden nu niet lang ons zelven te beraan,
Wat voor ons’tnodigll was, in deze zaak, gedaan, En Zouden, door de koop van deez’Slavin, beletten,nbsp;Hat uw party niet meer de voet ons dwars zou zetten.nbsp;Want Trufaldyn, die haar bewaart, is in zyn geeft,nbsp;Yoor looze (treken van d’Egiptenaars bevreeft,
En krygende zyn geit, daar zy te lang meê beiden, ^ou hy met grootc vreugt, van dees Slavinne fcheidcn.nbsp;Want voor een woekenaar mag hy rechtvaardig gaan,nbsp;Hieomeenoorthemzou met roeden naakt doen liaan,nbsp;f Geit is zyn God, hy is van grootsheit een verfmader.nbsp;Maar’targfteis....
OrA T YN.
Wat is ’t
Maskariljas.
Tj. nbsp;nbsp;nbsp;Dat,weêrom myn Heer,UW Vader,
Een and’re fchacher is, die nooit in uw gewelt He lleutels geeft, noch zelf geen toegang tot zyn geit.nbsp;^oo dat’er nu niet is voor u iets te verhoopen.
Haar gy de minde beurs meê door zoudt maken open.
IZ ORATYN EN MASKARILJAS, Maar laat ons trachten, om Sofy te fpreken; datnbsp;Ik zellef uit haar mont, hier op, haar meining vat.nbsp;Hier is de venfter.
O R A T y N.
Stil, doet ons hier door geen fchadc ; Want Trufaldyn flaat haar by dag en nagt flip gade.nbsp;Pas op.
Maskariljas.
Blyft gy maar ftil, daar in dat hoekje ftaan.
O hemel, wat geluk , daar komt zy zellef aan !
DERDE TOONEEL.
Oratyn, Sofye, Maskariljas.
I nbsp;nbsp;nbsp;Or A TYN.
K mag nu wel te recht op myn gelukftar boogen,
Nu ik uw zonneglans zie fchitt’ren in myn oogen. En, fchoonzeinmy ontftak eenpyn, een hete gloet,nbsp;Zo ben ik noch verblyt, nu ik haar hier ontmoet.
Sof YE.
Myn hart dat wordt, met reên, verwondert door uw reden,
Terwyl myn oogen nooit aan niemandt hinder deeden; En hebbenze u misdaan in dit of dat gefchil,
’k Verzeker u myn Heer, ’t was tegen mynen wil.
O R AT Y N.
De fchichten zyn al te eêl die my haar kracht toezonden ,
En ik ftel al myn eer in’t minnen van myn wonden
En..
Maskariljas.
Die ftyl valt te hoog, van edel, deftig, fchoon, W^y moeten nu geheel veranderen van toon.
Doet voordeel met de tyt, en laat ons haaftig weten. Van haar...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Trufaldya roept van binnen,
T R u-
-ocr page 19-OF DEN ONTYDIGEN LOSKOP. 13
Tr UF ALDY N.
Sofy.
S O F y E.
Wat is’t?
Oratyh.
Ach ! wat wil dien bezeten? Dien ouden nurk, moet die nu (leuren myn gevry ?nbsp;Maskariljas.
Ik zal hem fpreken, gaat, begeeft u aan een zy. VIERDE TOONEEL.
TruFALDYN, SoFYE, MASKARILJAS,e» o R A T Y N hem in een hoek verfchuilende.
WTrufaldyn.
At doet gy uit, Sofy ? wel wat zyn dat voor flre-ken ?
*k Heb immers u verboAn, datgy geen menfch zoudt fpreken.
S O F Y £?
Ik heb lang kennis aan deze vroome knecht gehadt, Zoo dat gy zonder reen hier eenig quaadt uit vat.
M ASKARIL JAS.
Is dat Heer Trufaldyn ?
S o F Y E.
Ja, wilt hem daar voor groeten. Maskariljas.
Myn Heer,uw dienaar wenfcht te kuffen uwe voeten, En offert zyne dienft en plicht, vol nedrigheit,
Aan u, wiens groote naam is overal verfpreit.
T rufaldyn.
Ootmoed’ge Dienaar.
Maskariljas.
Ik mag u miffchien verveelert. Maar ’k heb haar elders zien de grootfle konüen fpee-
Zy heeft de kennis, om’t toekomende te raSn,
14 ORATYN EN MASKARILJAS,
En hier op woude ik wel met haar iets overflaan. Trufaldyn.
Zoudt gy dan , tot dit werk , gebruiken ’s duivels gunllen ?
S OF y E.
Neen, alles wat ik doe dat zyn maar witte kunften. Maskariljas.
Hoort toe dan hoe het leit; my n Meefter is geraakt, Van een volmaaktheit , om wiens min hy brant ennbsp;blaakt,
En had die fchoone, die dit vier heeft aangelleken,
Van zyne minnegloedt en pyn, wel willen fpreeken, Maar een ver woede draak, die deze fcbat bewaakt,nbsp;Heelt zyne naarftigheit altyt onnut gemaakt,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ken,
En ’t geen noch ’t aldermeeftzynlydendoetverwek-Isjdat ’er noch een die haar vry t, hem komt ontdekken; Dus zent hy my by u, om te verllaan, of hy,
Gelukkig wezen zal in deze vryery,
Alzoo ik zeker weet, dat ik van u kan hooren,
Of blytfchap, of vcrïict, zal voor hem zyn gebooren.
S o F y E. nbsp;nbsp;nbsp;(licht ?
Maar onder welk een ftar quam uwen Heer voor ’t Maskariljas.
Maar onder zulk een, die ftaag voor de liefde zwicht. Sof YE.
Doch zonder my meer van devryfteruit te leggen , Zoo kan my myne kunft, ’t verburge, verder zeggen ;nbsp;Die maagt is groots van hart, en in de tegenfpoet,nbsp;Behoud zy haare glans,en fiere, en ed’le moet;
Zy geeft aan and’ren, om haar glorie niet te fchennen, Haar hartsgeheimen en gedachten nooit te kennen.
Ik weet, al ’t geen wat in haar harte ooit om kan gaan, En zal met weinig reen, u ’t alles doen verllaan.nbsp;Maskariljas.
Wat is niet door de kracht derzwartekonft verkregen ? SOFYE.
Indien uw Heer leit aan de trouw zoo veel gelegen,
Ea
-ocr page 21-OF DEN ONTYDIGEN LOSKOP, if En dat zyn aanzoek, vroom, ineerbaarheit gefchiet;
Zoo weet, dat zy ne fmart niet wezen zal om niet.
Laat hem met goede moet, vry op de Harkte aanftreven, Zy zal wel luilteren na verdrag, zich overgeven.nbsp;Maskakiljas.
Maar dit kafteel, Haat in eenopperhöofts gewelt,
Die quaadt te winnen is.
S OF Y E.
Men kan veel doen door ’t geit. Maskariljas ziende Oratyn voor den dag komen.nbsp;Maskariljas.
„ De duivel haal de gek , aan hem is geen verwinnen.
S o F YE.
Ik zal u wyzcn, hoe gy ’t werk zult gaan beginnen.
Oratyn zig by hun voegende. Oratyn.
Laat af, o Trufaldyn, weell verder niet mifnoegt,
Hy heeft, door niyne laH, zich hier by u vervoegt;
En ik zondt hier aan u dees dienaar, vol van trouwe, Met myn gebiednis, om van haar, ut’onderhouwen;nbsp;Wiens vry heid ik aanu, in’t kort, betalen zal;
Als wy maar zyn vereent van prys, in dit geval.
Maskariljas.
De pefl vaar in dit beeit.
Trufaldyn.
Wie zal ik van den ander Gelooven ? yders reên die Hrydenmet malkander.nbsp;Maskariljas.
Diequandt die mymert, en is altytzoo gerect Met k luchten, weet gy ’t niet ?
Trufaldyn.
Ik weet wel wat ik weet. ’k Vrees dat hier onder fpeeltverhoolefielteryen.
tegens Sofye,
Gaat in, en wilt voortaan u, van voor deur Haan, myen. En gy, bedriegers, loert opfchalkheit (zoo ik meen)nbsp;Stelt, op een ander tyt, uw fluiten bet op een.
Tra-
-ocr page 22-Trufaldyn, en Sofye, binnen. Mask A RIL JAS.
Hy doet heel wel, en ik zou ’t niet voor my beklagen, 2oo hy ons met een (tok hadt lullig afgeflagen,
Waar toe u zelfs vertoont, en, als een plompe nar,
Al ’t geen ik had gemaakt, te llooten, dom, om var ?
O R A T Y N.
Ik dacht heel wel te doen.
Maskariljas.
Gy hebt het hooren dondren. Hoewel my deze daat niet hoorde te verwondren,
Gy zy t zoo vruchtbaar van gely ke ontydigheit;
Dat yder, die het hoort, daar niet veel voort van zeit.
O R A T Y N.
Ik moet dan, om een niet, eeu misflag, *t zoo ontgellen, Is dan het quaadt, zoo groot, niet weder te herftellen gt;nbsp;Wel, zoo gy dan Sofy , de myn’ niet maken kont,
Ziet dat gy dan verbreekt Leanders koopverbont, Dathy voormy niet met diefchoone deurgaat ftryken;nbsp;Ik ga, van uwe geeft, die gram is, my wat wyken,
En laat u hier. nbsp;nbsp;nbsp;Oratyn binnen.
Maskariljas.
’t Is goet, maar om de waarheit, geldt, Dat zou in deze zaak veel doen, door haar geweldt;nbsp;Maar als ons dat ontbreekt, zoo moet men zig belyden.
VYFDE TOONEEL.
Anselmos, Maskariljas.
JAn SELMUS.
A, by myn hooft, het zyn nu wonderbare tyden. Nooit was ’er zulk een trek en liefde tot het geit;
Nooit zooveel fpels,om’t zyn’ weerom in zyngewelt Te krygen; het is nu zoo met een fchult gelegen,
Als met een kindt, het geen in vreugde wort verkregen, En ’t geen men niet als met veel pyn en fmarten baart.
Demuntgodt fteektmen in zyn tas , met blyden aart,
Maar als de tytkomt van die weer te moeten geven.
Dan wort de droefheid in ons harte op ’t diepfl;' gC'-fchreven.
Het kan noch gaan, dat die twee duiient guldens myn^, Na tweejaar tyts, op’t laaft, weerom gegeven zyn,
’t Is noch een groot geluk.
Maskariljas.
Wat fchoonder roof is ditte! Zal ik hem in devluchtflaan ,ofin’tnederzitten gt;
*k Moet zien, of ik hem zoo wat hooning om de mont Kan fmeeren, en ik weet van ’t geen hy mint den gront.nbsp;Aiifelmus, ’k fprak daar zoo....
Anselmus.
Wie doch ? Maskariljas.
UwliefNeryne,
Anselmus.
Wat Zei die moorderes, die my ne ziel doet quynen ?
Maskariljas.
Zyblaakt tot u in min.
Anselmus.
Zy?
Maskariljas.
Enbemintuzoo,
Dat hgt een jammer is.
Anselmus.
O overblydeboö! Maskariljas.
Ik vrees, die arme floof, zal ’t met de doot bezuureii. Anfelmus, zieltje lief, zoo fchreeuwtze t’ eiker uuren,nbsp;Wanneer zal ons de trouw vereenen, door haar band,nbsp;En gy uitbluffen myn onfteke minnebrand ?
^ nbsp;nbsp;nbsp;Anselmus.
Maar Waarom dit voor my zoo lange ftil gehouwen ? Het vrouwvolk dat is wel geveinft, by mynder trouwen;nbsp;Maw, Maskariljas, zeg j^al ben ik wat bejaard,
B nbsp;nbsp;nbsp;' Nosh
-ocr page 24-»8 ORATYN EN MASKARILJAS, Noch tyn myn myne braaf, en van een vroolyke aard.nbsp;Maskariljas.
Ja ïeker, ’t aangezicht kan gaan, gy moogt het toonen, Is ’t vandeleelyklle niet ,’t is niet van de 1'choonen.
A N s E L M u s.
Zoo dat...
Maskariljas.
Zoo dat haar hart,van liefde,ünoort en fmacht, Enu niet langer...
A N s E L M U S.
Wat.gt;
Maskariljas.
Als voor haar bruigom acht.
Enuwil...
A N SE LMUS.
Enmy wil....
Maskariljas.
En u wil, hoe ’t mag loopen,
De buidel krouwen.
An SE LM us.
De?
Maskariljas.
Deur trouwen,t’ famenknoopen. Anselmus.
Hóu ; nu verfta ik u! zegt haar, als gy ’et fpreekt,
Dat my geen deftigheit in ’t alderminll ontbreekt.
M ASK.ARI L J A s.
Laat my begaan.
Anselmus.
Vaar wel.
Maskariljas.
De hemel wil u leyen. Anselmus.
V oorwaar, ik ben wel zot zoo van u af te fchey en. Engy mocht my,metrecht,voor koel uit fchelden;wantnbsp;Ik troggel u tendienft van myne minnebrant,
En hoor, uit uwe mont, een blyde maar my melden,
OF DEN ONTYDIGEN LOSKOP. 19 En zou zoo heen gaan, en u 4at niet eens vergejden.nbsp;Laar. denkt’erom.. .
hy haalt zyn bettrs uit es wilMaskariljat een (iukgelt geven,nbsp;Maskariljas.
O neen, ik ben dat niet gewoon. Anselm us.
Laat my begaan.
M AS K ARI L] A S-
Gants niet, ik doe dit zonder loon. Anselmus.
Ik weet het wel, maar...
Maskariljas.
Neen, Anlelmus, zakje handen, Ik ben een man van eer, gy doet my hier door fchanden.
Maskariljas baalt hem behendig de beurs uit de zak en laatze vallen.nbsp;Anselmus.nbsp;r aar wel dan, Maskaril.
Maskaril jas.
„ O lange reên! Anselmus.
A/r • nbsp;nbsp;nbsp;Ik móet,
Myn lief befchenkken, met het eene, of’t ander goet *
P ^ ga u geven, daar gy voor my n waarfte leven,
:^en ring, of iets om koopt, om uit myn naam tegeven. Koopt ’t geen gy goet vint.
Maskaril)as.
p. nbsp;nbsp;nbsp;Neen,gants niet,behout uw geldt;
quot;it Zal, houd u geruft, door my wel zyn befteldt. k heb een nieuwe ring, en zalze flus gaan halen,nbsp;gy, behaagtz’cr, my daar na dan kunt betalen.nbsp;Anselmus.
AS goet, geeft haar die dan, maar boven al zoo tracht, at zy my altyt mind, en even waardig acht.
Oratyn, AnselmuSjMaskariljas.
O R A T Y N ziende de beurs van Anfelmus leggen, raaft die op.
Ie hoort die beurs toe!
A N SE L M us.
Go6n, hoczoumenkonnen dooien! Want had ik heen gegaan, ’k zou denkken, z’is geftoo-len,
Als ik haar flus niet vont; z’is my ontvallen, Heer,
Ik dank u, dat gy my geeft dit gevonden weêr.
En ga my dadelyk, na huis, daar van ontlallen.
Anfelmus binnen.
MaSkariljas.
Geen dienft op onzen ftant, als deeze beter paften. Oratyn.
Waragtig, zonder my, was hy zyn geit licht quyt. Maskariljas.
Neen, het is wonder fraai, betaalt nu ’t geenge vryt.
U w overgroote geeft weet wondren te verzinnen, Houd maar die voet, ga voort, wy zullen luftig winnen.
Oratyn.
Wat heb ik dan gedaan ?
Maskariljas.
De daadcu van een zot,
Terwylik’t zeggen moet, daar yder een meêfpot.
Hy weet, hoe kort hy van zyn vader wordt gehouwen , Dat zvn party ons houd gedurig in benouwen ;
Ter wy 1 dat ik een kans vaft waage, op goede hoop, Daar van dat ik alleen de fchande en’t prykel loop...nbsp;Oratyn.
Hoe was ’tl...
Maskariljas.
Jawreede beul, het was voor de flavinne,
Dat
-ocr page 27-OF DEN ONTYDIGEN LOSKOP. ii Dat ik dat knappen tou, wat zalmen nu beginnen ?nbsp;Oratyn.
Is ’t zoo, ’k heb ongelyk; maar wie zou dat bevrocn ? Mask AR i l jas.
Ja Zeker gy had daar veel wyshcit toe van doen. Oratyn.
Gy had behoort my dit door tekens te verklaren. Maskariljas.
’k Had op myn rug behoort te hebben myn lantaren.
Ik bid,in Jupynsnaam gt;datgy ons laat met vredn ,
En zingt ons niet meer voor uw ongebonden rcên.
Een ander zou , hier na, niet meer met u beginnen. Maar’k had een meefterftuk bedacht in myne zinnen.nbsp;Daar ik terftont nu wil d’uitwerking van gaan zien,
Op ftrafFe zoo gy...
Oratyn.
Neen, het zal niet meer gefchiên,
Dat ik my ergens met uw dingen zal bemoeyen. Maskariljas.
Gaat heen, uwbyzyn doet myn gramfchap maar meej groeyen.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Oratyn.
ivlaar haaft u boven al, met dat gy zult beftaan.
Oratyn linnen.
Maskariljas
Gaat heen, zeg ik noch cens, en laat my voort begaan. Dees voorllag wel beftiert, zo moet de fchclmerye,nbsp;Gelyk ik my verheel, tot voordeel ons gedyen.
Hier komt myn man juift aan, wyl ik dit overleg, o til.
Pandolfus, Maskariljas.
MPandolfus.
Maskariljas.
B3 nbsp;nbsp;nbsp;Pan-
-ocr page 28-ORATYN EN MASKARILJAS, PANDOtFUS.
Als ik dewaarheit zeg,
Ren ik iiiet wel vernoegt op mynen zoon.
Myn meefter
Daar zynder meer,myn Heer, als gy,want yder vrecil’er Voorzynmoetwilligheit; en zyn lichtvaardige aart,nbsp;Schier yder oogenblik in my misnoegen baart.nbsp;Pandolfus.
Ja, Maskariljas, ik geloof nochtans, gy beide Elkander wel verftaat.
Maskariljas.
Laar u zoo niet verleiden,
Elyn Heer, ik tracht hem Itaag te raden, na uw wil,
En hierom zynwe altyt, gedurig , in gefchil.
Wy hebben noch terllont gekeven met ons beide,
Dm HippoHtes trouw, daar hy weêr uit wil fcheide’. Waar door by, lleeg van aart, indien men’tzeggenmagnbsp;Op ’talderhoogfte hoont het vaderiyk gezag.
Pandolfüs.
Gekeven
Maskariljas.
Ja, myn Heer, en vry met hooge woorden. Panuolfus.
2oo was ik wel verlek toen ik dit anders hoorden.
En dacht datgy in all’es hem fteef met uwen raat. Maskariljas.
JIc! ziet eens wat’er in dc wcrelt ommegaat!
En hoe men altyt tracht d’onnoofle te verdrukken.
Och waart gy onderrecht van myn oprechte Hukken!
Ik ben by hem voor knecht beftect (al valt het zuur) Engy wout, boven dat, my geven meeftcrhi\ur.
Gy kunt hem, nimmermeer, geen betre lelPen geven , Als die ik hem Haag geef, tot betring van zyn leven;nbsp;Myn Heer, in’s Hemels naam, fpreek ik hem dikmaalsnbsp;aan,
Laat af, van met de wint zoo los meer voort te Haan.
Stelt
-ocr page 29-OF DEN ONTYDIGEN LOSKOP. ^ Stelt zelf u zelf een maat, wilt u voor ’t quade wachten.nbsp;En ziet hoe groot en klein uw vroome vader achten.nbsp;Houd op, van hem het hart te quetfen, meer, en meer,nbsp;En leeft voortaan, als hy, gcly k een man van eer.nbsp;Pandolfus.
Wat antwoort hy daar op, zal hy zich daar na Hellen ? Maskariljas.
Met lichte lietjens, Heer , my aan het oor te lellen.
Niet dat hy, t’eenemaal, verbant uit zyn gemoet De deugd, daar gy hem hebt zoo wel in opgevoet;
Maar zyne reden is, indien ik Hout dorft Ipreken,
Geen meefter meer van hem,en van hem weg geweken. Gy zoud haalt in hem zien, alle onderdanigheit....nbsp;Pandolfus.
Spreek.
Maskariljas,
’t Is een zaak, daar my hoog aangelegen leit, Zooze openbaar was. maarikzalze aan u vertrouwen.nbsp;Om uw voorzigtigheit niet meer verdacht te houwen.
Gy fpreektwel.
Maskariljas.
Weet dan,dat uw voorneemeis als wint, Want Oratyn, uw zoon, een flaaffe dochter mint,nbsp;Pandolfus.
Daar is my reets al iets gekomen af ter ooren,
Maar het ontltclt my meer, nu ik ’t van u kom hooreii.
_ nbsp;nbsp;nbsp;Maskariljas.
Nu ziet gy, of ik bende trouwe boezemvrient.
, nbsp;nbsp;nbsp;' Pandolfus.
Ik dacht niet, dat gy my zoo vroom ooit hadt gedient. ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Maskariljas.
w gy hem tot zyn plicht weer brengen, na behooren, ^oo moet... ik vrees geftaag dat iemant ons zal lloorcii.nbsp;Het Was met my gedaan zoohy dees reden wilt.
B4
Ui^oiite beluiftert huM «m eenhoekje van ’t Tooneel,
Gy
ji4 ORATYN EN MASKARILJAS,
Gy moet dan, zeg ik, op dat hem zyn aanflag mirt, i)ees aangebeén flavin, ftraks koopen, en hem loerctl,nbsp;Riet die, terftoiit, na’teeneofandre land te voeren,nbsp;Anfelmus heeft, myn Heer, heel goede kennis aannbsp;Haar meefter, Triifaldyn, laat hepi terllont maar gaan;nbsp;Wiltgyze dan, daar na, in myne handen ftellen,
Zoo zal ik maken, dat zy weer zoo veel zal geilen,
Als zy u heeftgekoft. ik ken een koopman, dien Haar dan vervoeren zal, zelfs daar ’t uw zoon zal zien.nbsp;Want eindelyk, myn Heer, zoo gy hem uit wilt trouwen,
Zoo moet gy hem vooral van decs flavin af houwen , Dat meer is, zoo hy, dooruw ernltig hart vermaan,nbsp;Het zwaare huwlyksjuk al hadt genoomen aan,
Zoo mocht die andre weêr,zyn oude vlapi verwekken. Dat dan tot grooter quaadr van ’t huwlyk noch zounbsp;ftrekken.
P A NPOLF ÜS.
Uw raadt gevalt my wel, gy geeft my goedere^n Van alles, ik ga zoo voort na Anfelmus heen.
Pat hy haar koopt die zoo myn ruft nu komt ontroeren, ftelze udan ter handt, orn’t ov’rigc uit te voeren.
Pitndolfus binnen, Maskariljas.
Goet. Laat ons dit terftont myn meefter zeggcrt. Hy, Lang leve het bedrog , en alle fieltery.
ACHSTE TOONEEL.
HippotiTE, Maskariljas.
O nbsp;nbsp;nbsp;Hippo LI TE.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(fte?
Valfchen fchelm,verraar,ftaat gy my zoo ten dien» ’k Heb’t allesaangehoort, enu, op’tonvoorzienftc,nbsp;Betrapt, maar ik hadt dit myn leven niet gedacht;
Gy fmeet bedrog, terwylge om Hipolite lacht,
Guit; gy hadt my belooft, dat gy het zoo zoud maken, Dat ik Leanders harte in liefde Zou doen blaken;
Pat ik zou van de trouw, uw’s Meefters Oratyn,
Hos
-ocr page 31-OF DEN ONTYDIGEN LOSKOP, ij Hoe ik gedwongen wort, geheel ontflagen zyn;
Dat gy my van de wil my ns vaders aoudt bevryen,
Eh zie uu dat gy kieft de zy d’ van my n partye.
Maar gy zy t heel verdoolt in uw gewaande hoop,
Ik weet een middel om te breken deze koop,
En ga zoo heenen...
Maskariljas.
O hoe driftig zyn uw zinnen!
Gy laatu daad’lyk van uw gramfchap overwinnen,
En, zonder t’overflaan, of’treed'lyk is of niet,
’k Heb ongelyk, en hoor myn werk te laten fteken, ,
Terwyl gy my zoo hoont, en doen u waarhcit fprekem Hl P PO L I TE.
Waar meent gy my nu meê te doeken rechtevoort,
Verrader, lochent gy het geen ik heb gehoort Maskariljas.
Neen; maar weeft dan bericht, dat alle deze kunfteq Niet anders ftrekken, als alleen tot uwer gunften;
Dat dezen raadt, dieniet fchyntkonffig toebereit»
D’een gryzert alzoo wel als d’anderc verleit;
Dat myne zorg niet ftrekt, in ’t koopen van Sofye,
Als om ons daar door van Leander te bevryen,
En ftellen die ter handt inyn meefter Oratyn,
Die tienmaal meer daar door noch zal verliefder zyn; En dat Anfelmus, door zyn fchoonzoon afgeflagen,nbsp;^yn keur, daar door mocht tot Leander overdragen.nbsp;Hippo LI TE.
Hoe, al die voorfl ag, die gy deedt, zou die dan nu Gcfchiedent’mynendienft ^
Maskariljas.
Ja, t’uwen dienft, voor u.
Maar wylmen komt met quaat myn goede dienft belo* nen,
En dat ik ly den moet uw fchelden, en uw hooncn ,
En dat men myne trouw met lafteren vergelt,
En my voor guit, en fchelm, en voor bedrieger fchclt, ’’ Zoo gaan ik wederom herftellen deze ftreken,
B nbsp;nbsp;nbsp;En
-ocr page 32-ORATYN EN MASKARILJAS,
En nu van ftonden aan myn aanflag weder breken.
Zy houdt hem vafi,
Hipolite.
Leeft met my niet lo wreet indexen hogen noot.
Vcrgcef het aan de min, daar dexe drift uit fproot. Maskariljas.
Neen, neen, laat my begaan, het is in myn vermogen Die flag te fchutten, die zoo fwaar fchynt in uw oo*nbsp;^ gen,
Gy zult u nu niet meer beklagen van myn fchult; Wantgy myn Meefter (ik beloof’t u) hebben zult.
Zy haak haar beurs uit. Hipolite.
Ai! Maskariljas, laat uwgramfchapnederftryken. Vergeef het my, ’k zal u nooit meer verongelyken.nbsp;Ik wil verbeteren het leet u aangedaan;
Maar zoudt gy zo van my quaat konnen heenen gaan ? Maskariljas.
Neen, ik zou quaalyk zoo gaan hebben heene fwieren. Maar uwe haafligheit is leclyk van manieren.
Leert dat’ei' niet meer grieft, een vroom eneerlyk hert, Dan als het aan zyn eer, met fmaat, gelaflert wert.nbsp;Hipolite.
’t Is waar, ik heb my wat te grof vertaft, in dezen; Maar laten deze twee dukaten u genezen.
Zy^eeft hem tweeJlukke» goudt. Maskariljas.
Ho! dat is niet met al; maar ik bemin datgoet,
En voel alreê vergaan myn overgrammen moet.
hy beziet het gek, en (leekt hot in zak.
Van zyne vrienden moet men, fchynt het, wat verdragen.
Hipolite.
Zult gy dit alles dan zoo doen na myn behagen ?
En meent gy dat het werk, van al uw flout beftaan, Wel zal ten beften, vanmynheete min, vergaan^
Mas-
-ocr page 33-QF DEN ONTYDIGEN LOSKOP zj Maskariljas.
Gy hoeft in uwen geeft hieroin geen zorg te queken; Want ik heb in myn hooft daar toe verfcheide ftreken.nbsp;Ea zoo dees lift niet wrocht,het geen w’er af vermoên,nbsp;Zoo zal een and’re weêr,’t geen zy niet deê , dan doen.
Oraty» uitben wenktMaskariljas, H I p o L 1 T E.
Denk dat dan Hipolit’ niet zal ondankbaar fcheyen. Maskariljas.
Dehoopvan winften zyn het minftediemy vleyen.
Hl p OL I TE.
Uw Meefter wenkt, en wil u fpreken, fla toch acht, Terwyl ik ga, dat gy myn voordeel wel betracht.
NEGENDE TOONEEL.
Oratyn, Maskariljas.
WO R AT Y N.
At duivel doeje daar ? gy paait my met veel won-lt; der,
En door uw langzaamheit zoo lag ik nu al onder Indien myn goede geeft my niet hadt voort geport,
.Myn heil, enmyngelyk, was t’eftensneêrgeftort; Myn hoop was uitgeweeft, myn fchat, myn goet, ver-gt;nbsp;dwenen,
En ik mogt myn verlies, met tranen nu bewenen; Kort, had ik deze weg niet komen in te flaan,
Zoo was Anfelmus met Sofye deurgegaan.
Hy bragtze na zyn huis,maar ’k heb dit wezen fchutten. En Trufaldyn,dQor vrees, dees handeling doen Hutten,nbsp;Zoo dat hy haar nu heeft weerom, enbinnen’s huis.nbsp;Maskariljas.
Dat’s driemaal, was het tien, zo maak ten ik een kruis. Het was door myn bellier,6 hooft, berooft van zinnen.nbsp;Dat Heer Anfelmus nu gekocht hadt dees Slavinne;nbsp;Men hadt haar, in myn handt te Icv’ren, my belooft.
Daar
-ocr page 34-2S ORATYN EN MASKARILJAS, •
Daar uw verdoemde 2org ons nu zoo van berooft. Zoo ik my met uw min meer moey, gelyk voor dezen,nbsp;Zoo wil ik liever een vervloekten ezel wezen,nbsp;y erand’ren in een bok , of weerwolf, of een uil,
En dat de drommel u van top ten teen bevuil.
Maskariljas binnen.
Oratyn.
Ik moet hem wéér zien, in een wynkroeg,goet temaken,
Enzyn verwoetheit, op de glazen, uit doen braken.
Einde van het Eer ft e Bedryf.
TWEE-
-ocr page 35-QF DEN ONTYDÏGEN LOSKOP. 29
EERSTE TOONEEL.
Maskarii.jas, Oratyn.
IMaskariljas.
K heb my eind’lyk, aan u moeten overgeveil,
Noch met myn eeden u niet konnen wederflreven;
En üwe laken, die ik los wou laten gaan.
Vat ik, met al die laft en lorgen, weder aan.
Zo haaft ben ik verleidt, gevelt door ’t glaze wapen. Was Maskariljas eens van vrouw natuur gefchapen ¦nbsp;Een meisje» denk eens, Heer, wat dat’er af zou zyn.nbsp;Doch evenwel gaat niet opdeze vafte fchyn,
Weêr met uw domme kop,het geen ik aan zal vangen, Omftooten.en verbrot niet, dwaas, uw ziels verlangen,nbsp;’k Zal u, voor ditmaal, by Anfelmus, houd u kloek,nbsp;Onfchuldigen, om zoo te krygen ’t geen ik zoek.
Maar zoo u botheit zich weêrom komt te verloopen, Zoo hebtge in eeuwigheit van my geen hulp te hoopen.nbsp;'OrAT YN.
Ik zal voorzichtig zyn, zeg ik, vrees nergens voor.
Gy zult alleenig zien,..
Maskariljas.
Onthoudt het wel; maar hoor, ’k Heb voor u een bedrog, vol ftoutheit, aangegrepen.nbsp;Uw Vader fchynt zyn tyt, in traagheitdoor te flepen.nbsp;'k Heb hem ftraks doodt gemaakt met woorden maarnbsp;alleen,
En een gerucht gcftrooit, dat hy is overleên
Aan een geraakthcit, die dien vromen gt; oudt van dagen,
In weinig uuren tyts, heeft in het graf gedragen.
Maar om dat deze doodt te beter zou beflaan,
Is hy, door myn beleit, na zyne hoef gegaan,
Door dien ik iemandt, loos, hadt aan hem afgezonden,
ORATYN EN MASKARILJAS,
Die hein, door myn bericht, zei, dat ’er was gevonden, Door d’arbeitsliên een fchat, in ’t graven van de gront,nbsp;Daar het gebouw op fteunt, waar op dat hy terftont,nbsp;Met al zy n huisgezin, (wat heeft het geit vermogen!)nbsp;Behalven gy en ik, na buiten is gevlogen.
Nu maak ik d’oude man vaftdoot by yder een,
En een fchyn-fpookfel, ’t geen voor hem is overleên. Zoo dat iku nu zeg, het geen wy moeten wagen.
Zie dat ge uw rol wel fpcelt, enwil’er zorg voor dra-Zooik een tittel mis, zeg dan tot yders Ipot, (gen. Dat Maskariljas is de plompfte en grootfte zot.
Maskariljas binnen.
Or ATV N.
Zyn geeft heeft, het is waar, een vreemde weg gevonden ,
Om ftilpyn, voor de fmart, te geven aan myn wonden Maar als een fchoone ons hart in heete min doet bra^n.nbsp;Wat zoumen dan niet om zyn heil al ondcrftaan ?nbsp;Indienmen, door de min, een mifdaat kan verfchoonennbsp;Zoo mag men dooreen klein bedrog wel iemant hoo-nen.
De min doet het my nu toeftemmen, door het zoet, Dat hier deur fmaken zal myn blakende gemoet.
O Min! gy toont u kracht door al des werelts deelen, Maar laat ons denken om wel onze rol te fpeelen.
TWEEDE TOONEEL.
Maskariljas, Anselmus.
G nbsp;nbsp;nbsp;Maskariljas.
Y hebt, dat u dit nieuws vreemt voorkomt,groot
gelyk.
Anselmüs.
Zo heen te fterven !
Maskariljas.
Eh
. Ja dien harder is een lyk,
-ocr page 37-OF DEN ONTYDIGEN LOSKOP, Ennuvanalle iürg, en druk, en fniart, genezen.
Geen tyd te hebben, om by na eens ziek te wezen! Maskariljas.
Neen, nooit zag ik een menfch zoo haatten na de doot. Anselmus.
En Oratyn ?
Maskariljas.
Hykermt, hyklaagt, indezenoot,
Hy trekt zyn zelf by ’r hair, en ftampvoet onder ’t _ fchrcyen.
En wil zyn Heer Papa in ’tduiftre grafgeleyen.
Dus heb ik, om in hem, veel qualcn te verhoên,
Zyn Vaders doode lyk terttont begraven doen,
U it vrees, dat dit gezicht iets in hem mogt verwekken. Dat hem tot meer ellend’en droef heit zou verftrek-ken.
Anselmus;
Dai’s evenveel, dit moettzoohaaftignietgefchiên. Ook had ik heni,voor’t laatft,noch eens wel willen zien»nbsp;Die ymant haaft begraaft brengt dikmaals hem om ’t Ic-ven.
En veel bequamen weer ,bereets al deur gefchreven. Maskariljas.
Ik tta u borg, hy is getturven, zoo’t behoort.
En, eind’lyk, om weérom te komen op my n woort 5 Zoowilmynmefter zynheer Vaders lyk, na waarde.nbsp;Met pracht en deftigheit bettellen, braaf ter aarde.
En trooften hem, geheel van vreiigt en troofl ontbloot; Door d’eere, die hy hem ziet aandoen na zyn dood.
Hy erft heel veel, maar zo als hy in deze dingen,
Een nieuwling is, verftelt door dees veranderingen; Dat meeft zyn goet leit op een ander (’t komt nu quaat)nbsp;En ’t gene, dat hy vint, al in papier beftaat;
Zoo kont gy hem, hier in, nu groote gunft betoonen, Hy bid, dat gy van flus, de misflag wilt verfchoonen ,nbsp;En hem nu leenen, tot de plicht van d’overleên •..
Anselmus.
Gy heb’t my reedt gezeid, ik ga zo nahem heen.
Anfelmut hintte», Maskariljas.
Tot noch toe gaat het wel, en alles na myn zinnen, Wy moeten eindigen, gelyk als wy beginnen.
En voort, met hand en oog, bellieren ’t wankle fchip, Op dat het nu niet lloot in’t landen opeen klip.
Anselmüs,Maskariljas,Oratyn.
K nbsp;nbsp;nbsp;Anselmus,
Om, gaanwy, ikkannkt, als met medelydende ooren,
Zyn jammerent misbaar en droeve klagtenhooren. Dcez’ dag te leven f en nu is ’t ’cr meê gedaan!nbsp;Maskariljas.
Hyis, in korte, wel een groote weg gegaan.
O R a T Y N.
Ach!
Anselmus.
Maar hy was een menfeh, voor wien men nooit van Roomen
Kan aflaat, voor de dood, die wrede beul, bekoomen. O R A T Y N.
Ach!
. Anselmus.
Zy en waarfchouwt niet, maar flaat den menfeh plots neer.
En voert Itaag in de vuill haar fchaadlyk moortgeweer.
O K A X y N.
Ach!
Anselmus.
Dit wreet monlterdier, door alle de gebeden
OF DEN ONTYDIGEN LOSKOP. 33 Der inenfchen,Iaat niet af van haar moordaadigheden.nbsp;2y veJt het al ter aardt.
Or AT VN.
Ach!
Maskariljas.
Wat gy preekt of niet,
De wortel zit te diep vanOratyns verdriet.
Anselmus.
Wat kan al dit gekerm en bitt’re traanen baaten ?
Myn waarde Oratyn, wilt uwe droef heit maten.
^ nbsp;nbsp;nbsp;OrAX Y N.
Ach?
M A S K A^R I L J A S.
’t Is vergeefs, de druk heeft hem te zeer ontftelt. Anselmus.
Ik heb dan, op’t bericht van uwen knecht, hier geit, Het geen gy noodig hebt,om braaf,na ’s lants manieren,nbsp;De itaatlyke uitvaart, van uw Vaders lyk, revieren.
. nbsp;nbsp;nbsp;O R AT Y N.
Ach, ach!
Maskariljas-
Tj nbsp;nbsp;nbsp;Ziet hoe gy door dit woort vermeert zyn druk,
Hy fterft, wanneer hy denkt aan dit groot ongeluk.
^ vV eet, dat gy in het boek van d’overleên zult lezen, ik een grooter fomme aan hem zal fchuldig we-
M ’
2 nbsp;nbsp;nbsp;fchoon ik, evenwel, aan hem niet fchuldig was,
^90 IS, tot uwen dienft, myn goed’ren en myn kas. ^^daar, ik ben dan uwe, en zal het u doen blyken.
hygeejt hem een beurs met geldt. Oratyngaat heenen.
Ach!
Or atyn.
2;. nbsp;nbsp;nbsp;Maskariljas.
¦^le dc droef heit wil noch niet van’t herte wy-
ken.
34 ORATYN EN MASKARILJAS, Anselmus.
Maar, Maskariljas, wyldenmenfch haaft raakt in’t graf.
Dat hy van deze fomm’ my een klem brief ken gaf. Maskaril]as.
AchJ
Anselmus.
Het kan wonderlyk hier op der aardt verkeeren. Maskariljas.
Ach!
Anselmus.
Doereen teek en van ’t geen ik op hem begeere. Ma SK ARi L JAS.
Ach! hoe kan hy u nu vernoegen in dees ftaat ?
Geeft hem wat uitftel, dat zyn druk wat overgaat.
En als zytt ongenuchte een weinig is verdweenen,
Zoo zal ik u daar een verzeek’ring van verkenen. Vaar wel, myn hart dat loopt heel over van de druk,nbsp;Ik ga befchreyen, met myn Heer, zyn ongeluk.
Ach!
Maskariljas binne»,
Anselmus.
Heel de weerelt is vol ramp,, en bitter lyen,
Die yder dag den menfch, op’t alderfelll, beftryen. En nooit is hier bencên...
VIERDE TOONEEL.
Pando LFUs, Anselmus.
Anselmus.
O Goón! ik beef, ai my I Pandolfus komt weerom, is ’t droom, of fpookery ?nbsp;Hoe is 7.yn aangezicht vermagert door zyn fterven !nbsp;Komt my niet nader doch, mag ik ’t op u verwerven ?nbsp;Ik bentefchrikkig, om een doón t’omarmen, neen!
Pan-
-ocr page 41-Pando LP us. nbsp;nbsp;nbsp;/
Waar wil dees dwaasheit, en die zotternyen heeri ?
Ansel MUS. nbsp;nbsp;nbsp;’ '
Roept my van verre toe, wat u hier maggeleyetlgt;;
Of kunt gy, zonder een vaar wel.van my niet fcheFen ^ Lat’s aan my al te veel beleeftheit aangedaan.
’k Had u wel willen van dees groetenis ontflaan, Begeert uw ziele door gebeden, zuiveringen ?
Ach! ik beloove u, ’s daags een zielmis te doen zingen j By myn verbaasde trouw, terwyl gy niet meer leeft»nbsp;Bidde ik den hemel, dal hy u vernoeging geeft.
Verdwy n, ik bid van hier verfcheid,
Le Hemel wil, als in het leven,
Gezontheit, vreugde, enblydfchap geven,
Aan u begrave heerlykheit.
PanDOLFUS,!?/ hcbettie,
In weêrwil van myn hart, lach ik om deze vreugt.
. nbsp;nbsp;nbsp;Ansel MUS.
Ach, voor een overleên zyt gy al wel verheugt.
. j nbsp;nbsp;nbsp;P an dol fus.
B t fpel, of zottigheit gt; waar zal ik het voor houwen ? Oie een fris levendt menfch voor doodt komt aan tenbsp;fchouwen.
. nbsp;nbsp;nbsp;Anselmus.
Ach! gy lyt doodt, en nu zie ik u door een mill.
Tj nbsp;nbsp;nbsp;Pa ndolfus.
, ik zou gelturven zyn, en zonder dat ik ’t will ?
.p nbsp;nbsp;nbsp;Anselmus.
Oen Maskariljas my u dood quam openbaaren, crllyfden al myn b!oet,van fchrik fchier in myn a^ren,nbsp;lyjnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Pandolfus.
aar llaapt gy dan ? ontwaakt, of deerd u eenig leet ? ^««gymy dan niet meer?
Anselmus-
TVr I. nbsp;nbsp;nbsp;gy zyt overkleet
’k Vrees
C 3,
ct een wolklichaam» u in all’s gelyk voor dezen, aar t geen gefwint weer kan veranderen van vyezen.
-ocr page 42-36 ORATYN EN MASKARILJAS,
’k Vrees dat ik u zaX zien verand’ren in een reus, Afgryslyk van gelaat, en tanden, mom, en neus;
Ik bid u, wilt u niet verfchrikKelyk herfcheppen.
Ik kan, door vrees, fchier niet een lid aan ’t lichaam reppen.
PANDOtFUS.
Op een heel and’re tyd, zou deze geeftigheit,
Waar door uw licht geloof zoo dwaas u heeft verleit, Anfelmus, my tot vreugt, en voor een klucht verftrek-En ik zou dat vermaak dan vry wat langer rekken;(ken.nbsp;Maar nu met deze dood , en een gewaande fchat,nbsp;Daar van ik, onderweeg, heb het bedrog gevat.nbsp;Gevoel ik in myn hart quaad achterdenkken glyen,nbsp;Want Maskariljas is een fielt in fchelmeryen;
Op wien de vrees, noch fchrik, noch naberouw mag.
Enduizent ftrekenheeft, vanalderhandcflag.
Ansel MUS.
Zoo hebbenze my dan een part gefpeelt, bedrogen ? Dees ftreek, dient by my zelfs, wel eerfl: wat overwo-Ikben, ója, ik ben bedroegen, ’t is gewis. (gen?nbsp;De droes haald zulk een nar gelyk Anfelmus is.
Ik bid, wilt dit geheim, aan niemant mededeelen, Men zoud’er van een klucht tot raynerfchande, Ipee-Icn,
Pandolfus, help my dat ik weer bekoom myn geit,
’t Geen ik, tot d’uitvaart van u Lyk, hun heb getelt. Pandolfus.
Wat zeg tgy geld hoe! hoe! dit waren dan de zaken, Die de verburge knoop van’t gantze werkftuk raken,nbsp;Tot uw fchade: ik ga, hoewel het my niet raakt,nbsp;Verneemen na dit ftuk, en hoe’t is afgemaakt.
En Maskariljas, zoo hem iemand weet te vangen,
Die zal ik, hoe veel’t ook mag koften, op doen hangen.
Pand. binnen.
AnseLMUs
Ik, die een fchelm geloof, onnoofle en flechte bloed,
Moet
-ocr page 43-OP DEN ONTYDIGEN LOSKOP. 37 Moet daar door dan ontbloot zyn,van myn vleefch, ennbsp;goed.
Het voegt my zeker wel, met deze gryze hairen, Hegrootlle zottigheit, .zoo lichtlyk, t’evenaaren.
En zonder eens de zaak, met rypheid, t’overüaan. Maar ik zie daar...
Oratyn, Anselmus.
O R A T ï N.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Ik mag. met dit geley, dan gaan,
Trufaldyn, die vrekke en wreede Moorfe rover. Anselmus.
¦^^dat ik zien kan, gaat uw droefheid al wat over. Oratyn.
iegt gy ? nooit zal zy verlaten zulk een hart,
^ Heen haar gefladig zal aanqueken, met meer fmart. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ Anselmus.
i vry vanfchyn, eenigevermengt, dievalfch, nietgoetenzyn;
Heb
|r ^UlCVilllWIl, lllCL gUCU Cll Xjr U
heb hier andien, om u weer ia plaats te geven.
2^ valfche munters, heb ik nooit van al myn leven, Zeer gj-aien , tot, tot het volks bederffenis;nbsp;•^^datartgelt niet vry van nabedenkkens is,
zoutnen weldoen, met die al maar op te hangen !
Gvrl nbsp;nbsp;nbsp;Oratyn.
j «oet my vriendfehap, met die wederom t’ontfan-gen.
otid geen valfche,fchoon dat het wel kan gefchi^n. jjj.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Anselmus.
anze Wel wanneer dat ik haar maar zal zien.
C 5 nbsp;nbsp;nbsp;Zyn
^ koom weerom om u, die noch niet zyt doorliepen, Yry op te biechten , dat ik my wat beb vergrepen,nbsp;:^nllechjens, onder die dukaten vry
Ik
-ocr page 44-38 ORATYN EN MASKARILJAS, Zynzy dit alle?
Hygeeft hem de beurs met geit weer.
O R A T Y N.
Anselmus»
Goet; Ziedit's wederhaken. Myngeldt,nu lulje weêrin’smeefters zak geraken.nbsp;Gy houdt nu niet met al meer over van het myn.nbsp;Endootdemenfchen, diegezont, welvarcnt zyn.nbsp;Kabaut, hadde ik u tot myn fchoonzoon aangenomen,nbsp;Hoe braaf zoude ik dan zyn, by u, te pas gekoomen !nbsp;Hoe fchoon hadde ik aan u myn dochter uit belleer!nbsp;Gaat heen, beklaagt u fchand nu vry , met harteleet.
Aufel. bw»e».
O R AT Y M.
Hadt ik het niet gehadt, het hadt my niet gefpeten.
U it wien mag hy doch dit bedrog zoo haaltig weten ?
Maskariljas, Oratyn.
HMa SKAR I L JAS.
Oe , gyzyt uit! en ik heb na u gezocht.
Wat dunkt u, is ons werk nu niet ten cint gebrogt ?
Ik geef de belle dit in zeflcn zoo te maken.
Komj geef my ’tgelt, om aan’tflavinnetjete raken. Zoo wort het fnorken van Leander hem verleert.nbsp;Oratyn.
Myn arme jongen, ach! de kans is wel verkeert-JCunt gy myn lot niet raan, zoo vol veranderingen ? Maskariljas.
Wat is ’t ?
Anlelmus, die van al Ie deze dingen Vtrkuntfchaptis, heeft my, in fchynvaneeniggout.
Dat
-ocr page 45-OFDEN ONTYDIGEN LOSKOP. 59 Dat valfch was, te vergoen, my al het toevertrouwd’,nbsp;Weêrom ontnomen. '
Mas KA RIL JAS.
Wat voor praetjes ?
O R AT ï N.
By myn trouwe.
Maskariljas.
Is ternft?
Or A T Y N.
’t Is ernft, en ik gevoel daar van de rouwe.
Gy wort al toornig, want ik ïie’t aan uw gelaat. Maskariljas.
Ik toornig ? neen! dat ’s mis, de gramfchap lelyk ftaat. t Scheelt my voortaan niet meer, ik kander niet bynbsp;winnen,
Of uw Sofye is vry, of datie is een flavinne?
Of haar Leander koopt, of Trufaldy n behout; tismygelyk, en’t nieuwe is myzoogoedt als’tout.nbsp;O R A T Y N.
Wilt u aan my ïoovreemt, afkeerig, niet betoonen, ^Irafheit niet loo zeer uw hart bewoonen.nbsp;malven deze ramp , moet gy het met my liaan,
3t ik een Wonder in die fchyndoot, heb gedaan.
7 nbsp;nbsp;nbsp;ware fchyn van droef hcit,heb bedrogen,
^elfs d’allcrwj lle, en diep deurzienigfte van oogen.
P nbsp;nbsp;nbsp;Maskariljas.
'^y hebt wel reden, dat gy dus u zei ven roemt.
W 1 -L nbsp;nbsp;nbsp;Oratyk.
w el ik ben fchuldig,en ’t wort van my niet verbloemt. Maar zoo myn welvaart u ooit heeft gegaan ter harten,nbsp;erltel dit ongeluk, en helpt my in myn fmarten.nbsp;j,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Maskariljas.
* kusuhanden,’k heb geen tyt, want ik moet gaan. r/nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Oratyn.
^oon Maskariljas.
Maskariljas.
Niet.
^40 ORATYN EN MASKARILJAS,
Or ATY N.
Vang dit voor my noch aan; Maskariljas.
Neen, ik zal niet meer doen.
O R A T y N.
Kan ik dit niet verwerven,
Zoo zal ik my gaan doftn.
Maskariljas.
’t Is goet, gy moogt wel fterven. Or ATY N,
Blyftgy dan even hart.
Maskariljas.
Ja-
Oratyn.
Zie, dit ftaal bereit.... Maskariljas.
Wel.
Oratyn,
Stoot ik hier dan door
M ASK AttlLJAS.
Doet zo gy hebt gezeit. Oratyn.
Zult gy dan,zonder ünart, myn leven zien verdwynen^
Maskaihlias.
Ja.
Oratyn,
Maskaril, vaar wel.
M ASKA R I L jas.
Vaar wel, Heer Oratyne. Oratyn.
Hoe?
Maskariljas.
Steekt u haaftig doot, waar toe zoo lang gekout?
O R A T Y N
Gy wenfchtdat, omdat gy myn kleercnhebben Zout, Dat ik zo zot zou zyn, en zelf myn zelf vermoorden,
Mas-
-ocr page 47-Mask ARIL JAS.
Wift ik het niet,dat het maar fpel zou zyn,en woorden! Enfchoondiegeeften,het hoog zweereri, by de Goön,nbsp;Zyn zy zoo vaardig nu niet meer, om hun te do6n.
Leander, Trufaldyn, Oratyn, Mask ARiLjAs.
WO R ATYN.
At zien ik, Trufaldyn, en myn party daar t’za* men ?
Ik beef, zy zullen nu Sofyaas koop beramen.
heander en T'rufatdyngaan aan^teen einde •van'tToneel t'zamen fvatende.nbsp;p,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Maskariljas.
^ntwyffelt niet dat hy’t niet doen zal’tgeenhy kan. eett hy maar geit, zoo is hy by zyn rechte man.nbsp;oor iny, ik ben verheugt, nu zult gy loon ontfangennbsp;anuwedommigheit, en onbepaalt verlangen.
, nbsp;nbsp;nbsp;Oratyn.
at Zal ik doen, zeg op? ik bidu, wilt me rain.
T, nbsp;nbsp;nbsp;Maskariljas.
tk Weet niet.
Oratyn.
Wel, ik vang met hem dan woorden aan. ¦yirnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Maskariljas.
Wat Zal dat wezen ?
Oratyn.
¦tTT , nbsp;nbsp;nbsp;’k Moet decs handel tegenftrcvcn.
Zoude ik anders doen ?
M.askariljas.
Ga heen ,’t is u vergeven.
»j^ nbsp;nbsp;nbsp;Oratyn binnen.
*k Z nbsp;nbsp;nbsp;ftraaltje van medogen op u ncêr.
al öp hem letten, maar met zachter moortgeweer, C ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Eit
-ocr page 48-4Z ORATYN EN MASK ARIL JAS,
En daadlyk weten wat zy met hun beidemaken. Trufaldyn.
Wanneer men flus dan komt, zoo zyn’t gedane zaken.
Trufaldyn binnen,
Maskariljas.
’k Moet hem wy smaak en dat ik van zyn aanflag ben En vrient, op dat ik die, te beter, breken ken.
L E A N DE R.
Mynlukis, eindelyk, nu buiten alle zorgen,
En ik, bevry t van vrees, heb voor haar goede borgen. Al.wat dat myn party, van nu af, magbeftaan.
Kan my niet fchaden, en zal zyn vergeefs gedaan. Maskariljas.
Oey ! oey, help! heIp,moort, moort! oey ! help men wilmy doode.
Oey! oey 1 verraat, 6 beul!6menfehebeul! 6 fiioode! L E A N D E R.
Wat’s dit? wat doet men u, daar dit gefchreeuw uit fpruit ?
Maskariljas.
Twee! hondert flaagen, met een flok, kreeg daar myn huit.
Le A NDER.
Van wie ?
Maskariljas.
Van Oratyn.
Lean DE r.
Waarom?
Maskariljas.
Om kleinigheden
Jaagt hy my weg, en flaat, en roskamt zoo myn leden.
Lean DER.
O! hy heeft ongelyk.
Maskariljas.
Ik fweer, in dit geval,
Is ’t maar in myne magt, dat ik my wreken zal.
’k Zal u doen zien,ó fchelm, dat u de beul moet pla^n.
-ocr page 49-OF DEN ONT YDIGEN LOSKOP. 4} Dat het om niet niet is dat gy my hebtgeflagen.
Laat ik een dienaar zyn, ik ben een man van eer,
En nu ik vier jaar, als een trouwe knecht xyn Heer,
O heb gedient, zoudt gy met flagen my betalen,
En Zulk een lafler op myn fchouders neêr doen dalen ?
Ik.zeg u noch eenmaal, ’k zal my wel wreken, llom; Gy mint een flaaffe maagt, en wout my koopcn omnbsp;Dat ik u haar ter handt zou Hellen ; dit zal talen,nbsp;k Wil and’ren helpen, of de duivel moet my halen.nbsp;Leander.
Hoor, Maskariljas, laat die driften overgaan,
Gy hebt my al voor lang altyt wel aangedaan;
Ik wenfchte dat ik zoo een jonge, vol van trouwe,
En vierigheit, en geeft, in myne dienft mogt houwen; Wilt gy my dienen, en behaagt u de party,
En zietg’er voordeel aan, zoo blyftdan voort by.my.
I nbsp;nbsp;nbsp;Maskariljas.
H Heer, te liever, omdat ik my nu kan wreken p te dienen, daar ik zelf u om zou fmeken,nbsp;ïk^ ¦ ’ ^tgt;ordien, in’tgeen ik voor u innefpan,
’ ^^^’‘‘loor ik die ondankbre ftrafFen kan. ys, meteen woort, diegodd’lykeuitgelezen...nbsp;jyr .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Leander.
yn min heeft aan my zelf al deze dienft bewezen.
H*?-u nbsp;nbsp;nbsp;zocht,
t^bik, quot;veel minder dan de waarde, flus gekocht.
•tr , nbsp;nbsp;nbsp;Maskariljas.
Hoe! hoortSofyeutoe?
Leander.
.p nbsp;nbsp;nbsp;Gy zaagt die Uitgelezen
erllont, mogt ik alleen myn zelve meefter wezen, laar neen, myn vader is ’t, zyn wil ftrekt nu alleen,nbsp;at ik, met Hipolite, ind’echtc ftaat zal treéii..
R om dat hem dit werk niet komen zou tcrooren, aar door hy zich op my, op ’t hoogfte,zou verftooren,
’ tnet Trufaldy n, op dat het niemant raam, ehandelt en gekocht, haar, op een anders naam.
Myn
-ocr page 50-Ï4 ORATYN EN MASKARILJAS, Myn ring is ’t teken, hier op zyn wy ’t eens gebleven,nbsp;Dathy, die ziende, voort Sofy zal overgeven.
Nu moet ik eerft eens, by myn zelleve, overflaan. Waar ik diefchoone maagt, zoo lang zal in doen gaan.nbsp;Waar ik,op’t fpoedigtt,een bequame plaats zal vinden,nbsp;Daarik, in’theimelyk, mag houden myn beminde.
M A S K A R I L J A S.
Een weinig buiten de ftatspoort heb ik een vrient, Wiens huis bequaam zou zyn, zytgy’er meêgedientinbsp;In alle zekerheit, moogt gy haar daar hertellen,
En niemant zal haar ruft,of d’uw’.daar komen quellen. Le AN DE R-
Gy geeft myn ziel, hier door,het aldergrootft vermaak. Zie daar, gaat haalt voor my, die heldre fchoonheitsnbsp;baak.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hygeefthemdcring,
’Zoo haart gy Trufaldyn zult myne ring vertoogen, Zal hyze leverenterftont in uvermoogen.
Gy zult haar in dat huis dan leiden, wil maar gaan. Doch. .. houdt u rtil,wantdaar komt Hipolit’ zoo aan.
ACHTSl’E TOONEEL.
HlPOLlTE,MASKARIL3AS,LEANnER.
LHlPOLlTE.
Eander, ik moet u een nieuwe knoop ontbinden, Maar zult gy d’uitflag hart, of aangenaam bevinden ?nbsp;Lh A N D ER.
Om wel t’antw'oorden en foordelen, metverftant, Moert ik het weten.
Hipolite.
Wel, komt geef my dan de hant, Ik zal’t u, wy] wy na den tempel gaan, vertellen.
L E A N D E R tegevs Mask.
Gaat heen, en wilt dit zoo tot mynen dienft bertellen.
M A s K A R I L ] A s.
Ja, ’k zal u dienen, met een fchotel toegemaakt,
Na
-ocr page 51-Na myn wy s. hoe ben ik weêr tot dit Ink geraakt I Want ongemeene vreugt xal Oratyn ontmoeten,
Als hy zyn engelin nu flus door my zal groeten;
Zyn trooft ontfangen, van een heel verkeerde kant, En krygen zyn geluk , uit’s medevryers hant.
Na deze daat, wil ik dan, dat men my zal malen, Gelyk een helt, om’t hooft, met lauw’ren, ryk vannbsp;ftralen,
Endatmen onder’tbeelt, met goude letteren, fny: Lit’s Maskariljas, Vorft van alle fieltery.
Maskariljas, Trufaldyn.
Mask A R IL J AS. Hy gaat voor ’# huis van Trufal-
Hdyn, die uit het venjlet zUt, en roeft,
Olla, hey,
Trufaldyn.
Wat’s u wil ?
Ik hoef’t niet uit te leggen, Kent gy dees ring, die zal u dan wel d’oorxaak xeggeh.nbsp;Trufaldyn.
ken dees ring heel wel, blyftdaar een weinig ftaan. Terwyle dat ik om’t flavinnetje zal gaan.
Boode, Trufaldyn, Maskariljas,
Boode.
Yn Heer, zout gy my niet een man te wyzen weten,..
Wie?
Trufaldyn.
Boode.
Lie, na myn onthout, wort Trufaldyn geheten ?
Tru-
-ocr page 52-46 ORATYN EN MASKARILJAS, Trufaldyn.
Hier ïiet gy de zelfde man, wat’s uw begeere, quant ? B o o D E.
Aiken maar deeze briefte lev’ren in zyn handt.
Truful. leejl,
De Hemel, die tot noth, droeg zorge voor min dagen. Heeft my verkuntjehapt, door een aangename faam,
Dat myne Dochter voor vier jaar^ myfchetms ontdragen, IVoont voor flavin by u, en in Sofiaas naam.
Indien gy ooit het hart eens vaders hebt ge weten,
En de gevoeligheit gevoelt hebt tot zynbloet^
Zoo wilt doch alle zorg , met tot myn hint vergeten , Celyk of't uwe waar, en van u opgevoet.
Ik ga, om haar weerom te halen, zoo vertrekken,
En zal u vooru zorg, zoo wel heloonen, dat U myn geroofde kindt, veel meerder zal verjlrekken.nbsp;Dan of gy door 't geluk een fchat gevonden hadt.
DON PEDRO DE GUSMAN,
Marquis van Montalkane.
uit Madrid.
Trufaldyn.
Hoewel ik niet veel acht die landaart, hun beloften, Zoo is my evenwel, van die my haar verkoften,nbsp;Gezeit, dat men in’t kort haar weder halen zou,
En dat ik van dces koop nooit hebben zou berouw, En ondertuffchen gaat myn ongedult verachten,
De groote hoop, die ik nu hadt van haar te wachten. Hadt gv noch wat vertoeft, uw reis die was om niet,nbsp;Want ik had haar aan hem gegeven, dieg’ hier ziet.
Ik zal voor alles nu wel zorgen, wilt niet vreezen. Gy zelfs hebt aangehoott het geen ik heb geleezen,
Te-
-ocr page 53-Tegens Maskariljas.
Gy kunt nu heenen gaan, en xeggen uwen man,
Dat ik, voor deïernaal,myn woordt uien houden kan. Dat hy, als’them gevalt, zyn geit kaït weder halen.
boó binnen»
Maskariljas.
Maar ’t ongelyk dat gy •. •
Trufaldyn.
Gaat heen, niet.lang te malen.
Trufaldyn binnen, Maskariljas.
O moeyelyke brief, wat brouwt gy ons al leet!
’t Geval was met de weiifch van myne hoop gereet.
Hy is, tot onze ramp, van Spanj e, ons komen quellen; Dat hem de donder en de blixem weêr verzeilen!
Nooit zagmen, zeker, zulk een heerelyk begin,
In zoo een korten tyt, weer droevig ftorten in.
elfde tooneel.
Maskariljas, Oratyn al lachende.
W nbsp;nbsp;nbsp;MaSK ARIL JAS.
At vreugt, wat zotheit mag u in de herffens leggen ?
Oratyn.
Laat ik eerfl lachen myn bekomft, eer dat ik ’t zegge, Maskariljas.
Kom lachen wy dan uit, wy hebben groote reen. Oratyn.
Jfy't'Rlt van my nu niet meer klagen, zoo ik meen, k Zal dit verwyt, vooraan, niet meerder van u lyen,nbsp;altyt bederf al u bedriegeryen.nbsp;ƒ Heb nu een (treek. gefpeelt,daar vry wat was aan vaft;nbsp;t Is Waar, ’k heb fomtyts my, te haaftig, wel vertalt,nbsp;Maar echter, alsikwil, heb ik de zingedachten,
^00 geeftig als men die van iemandt zouverwachten.
-ocr page 54-4? ORATYN EN MASKARILJAS,
Gy zult bekennen, zelfs, dat *t geen ik heb gedaan. Met d’allergaauwite ftreek, wel mag ten rye gaan.nbsp;Maskabiljas.
Laat ons die daden eens van die gedachten weten.
Or AT Y N.
Flus^toen myn geeft,door fchrik en vreeze was bezeten, Dat ik myn meêparty met Trufaldyn zag gaan,
Dacht ik op iets, waar door ik ’t onheil mogt weerftaan; Terwyl ikoverley, omdezezielsverdrietennbsp;Te ftutten, quam een lift my in de herlTens fchieten,nbsp;Voor welke al d’uwe.die gy acht, zoo hoog, en groot,nbsp;’t Zeil moeten ftryken, en inhalcn haren fchoot.
Mas k ar I l jas.
Maar wat is’t?
O R a T YM.
Met verlof, wilt my wat tyt vergonnen. Ik heb dan, in der y 1, een rare brief verzonnen,
V an een groot Heer, zoo ’t fcheen, gefchikt aan Trufal-dyn,
Die hem verkuntfchapt, dat hy na veel zorg en pyn, Gehoort heeft,dat zynkindt, voor vier jaar,hemont-ftolen,
Woont voor flavin by hem, en houd haar naam verholen,
Dat hy, in ’t kort, haar weer zal halen; dat zyn bloedt. By hem terwyl mag zyn, met alle zorg, gevoedt,nbsp;Dat hy van Spanje komt, omTrufaldyn tetoonen,nbsp;Hoe hoog hy deze gunft, met giften, zal beloonen,nbsp;Dat hem nooit d’oorzaak van zyn luk berouwen zal.nbsp;Maskariljas.
Heel goet.
O R A T y N.
Zoo luifter, hoe’t al ging in dit geval. De brief, daar ik van fpreek, die is hem dan gegeven;
' Maar weet gy wel wanneer,en op wat tyt ? zoo eeven, Zoo als met haar (’k heb dit uit’s brengers mont ver-ftaan )
Een
-ocr page 55-Een hallef zotte menfch zou hebben heen gegaan.
Maskariljas.
Gy deedt dit j zonder aan den duivel u te geven.
Oratyn. nbsp;nbsp;nbsp;,
Ja, hadt gy tny wel zoo veel loosheit toegeichre-ven?
Prysnu, tenminflen, myndoorflepeliftigheit^ _
Waar door ik my n party, zoo fchandig heb verleit.
Ma SKA RIL JAS.
Omm, na uw verdiende, en waardigheit televen, pat gaat inyn magt en myn welfprekeniheit te boven .
Ja, om te roemen, al dees wond’ren, hoog geacht,
Lat heerly k oorlogftuk, ia ons gezicht, volbracht;
Dat Wondre wonder, door uw groot ver Hand bedre»
Dat niemants geeft en wy kt van alle die daar leven; Lmyne tong te zwak, en wenfchtedaartoe, eennbsp;Vand’alderwyfte menfch , derwerelt, wat te leen}nbsp;Om n in vaerzen, of in onrym uit te leggen,nbsp;pat gy altyt zult zyn , Wat datmen ook mag ïeggen,nbsp;piezelf, daargy, tot noch toe, voor zyt deur gegaan;nbsp;pat is een geert, die heel verkeert is opgeftaan;
Een zieke reden, een verrotte peer van binnen;
Een averechts verftant, een oordeel zonder zinnen j Een dommekracht, een beeft, een yd’leharflenpan,nbsp;Enhondert malen meer, als ik wel zeggen kan.
Hier hebtge,in‘tkort,uw lof,entytels konneuhoo-ren.
O R A T Y K.
Zegt my, wat reen dat u zoo tegens my verftooren ?
Heb ik dan iets gedaan, fpreek ^ dat ik het verfta gt; Maskariljas.
igt;een ,gy hebt niet gedaan, maar vollegt my met ua;
^ nbsp;nbsp;nbsp;Oratyn.
k Zal, voor dat ik het weet, niet eerder van u febey eö. Maskariljas.
W ul aan dan, zoo moogt gy uw voeten wel bereyen ,1
JO ORATYN EN MASKARILJAS, Want, ik zal haar wel werk beftellen; dat ’s u voor.
Hy kop al zyn beft lueg. O R A T Y N.
Ach, hy is my ontfnapt, en geeft my geen gehoor. En wat zoude ik uit al dees reden konncn weten ?nbsp;Daar ik my nergens in heb regens hem vergeten.
Einde van hét Tweede Bedryf.
DER-
-ocr page 57-OF DEN ONTVDIGEN LOSfcOP. |i
EERSTE TOONEEL.
MASKARItJAS, LeANDER.
MMaskaril JAS.
Yn Heer ,’k heb tyt verquirt, uw man herhaalt ïyn woort.
T i E A N ï? E R*
Ik heb de heele xaak lelfs uit tyn mont gehoort,
En noch veel meer: ik weet den helen handel nader 5 Van die Egiptfe roof, van zulk een grooten Vader,
Die vaü van Spanje wort'verwacht in deze lucht,
Is alles klaar bedrog, en een verzierde klucht,
Waar door dat Oratyn, die’t niet heeft moogen lyen j Heeft willen ftutten het verkoopen van Sofye.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Maskariljas.
Ay, iie eens wat bedrog!
Le ANDE R.
En echter Trufaldyn ,
Heeft, van dit zot verhaal, zoo diep gedrukt de fchy n, En vlamt zoo op die fchat, dat hy gants niet wil lyen,nbsp;Dat iemant hem bericht van dees bedriegeryen.
M A S K A R I L J A S.
Hier om zal hy voortaan , haar zoo wel gade flaan,
Dat ik geens kans meer zie, om iets meer t’onder ftaan-Leander.
Ach! fcheen zy d’eerfte maal bekoorlyk in myn oogen, ^ vind haar,tot myn ramp, nu godd’lyk van vermogen;nbsp;En fta in twift, om haar genot, met vaders bloet,
Of ik tot d’uiterfte, noothulp, niet loopen moet;
Haar nootlot breken, door een gift’van hart en handen, En in een huwelyk, verwiflen haarebanden.
Maskariljas.
Zoudt gy haar trcmwen, Heer ? nbsp;nbsp;nbsp;^
Da
-ocr page 58-f2 ORA.TYN EN MASKARILJAS, Leander.
' nbsp;nbsp;nbsp;Dat weet ik, eindlyk, niet;
Doch zoo ixienduifterheit, in haar geboorte ziet,
Zoo is haar licflykheit, en deugt, zoo groot van magten, Dat zy het harfte hart,hoe wreet,daar door verkrachten.
Maskariljas.
Haar deugden zegt gy ?
Leander.
Hoe! grimlachtg’cr om ? ’t is teer. Vaar voort verklaar u,met ’er haalt,op ’t woort van eer.nbsp;Maskariljas.
Myii Heer, uw aanzicht fchynt een and’re verf te kry-
Jk zal veel beter doen, met hier van ftil te zwygen.
Leander.
Neen, neen, fpreck.
Maskariljas.
Wei ik zal, dan na my n fchult, en plicht, De vliezen lichten, van uw duilter, blint, gezicht.
Dees dochter is...
Leander.
Vervolg.
Maskariljas.
Niet minder, als een wreede; Want,in’t by zonder, volgt zy lichteen minnaars beede.nbsp;Haar hart, gelooft my , is niet fteenig, als een rots,nbsp;Endiezyn tyt wel treft, vint nimmermeer haar trots.nbsp;Zy wil voorzigtig zyn, en heeft veel zoete Itrcken;
Ik kan, met zekerheit, myn Heer, van alles fpreken. Gy weet, dat een, die zulk een kunll, a.\s ik betracht,nbsp;Hem grondely k ver Haat, op deze vogelj acht.
Leander.
Sofye...
Maskariljas.
Ja haar eer, zyn maar gemaakte mouwen , Een fchaduw fchynt de plaats van hare deugt te houwen;nbsp;E n die terftont, gelyk een damp, verdwynt tot niet,
OF DEN ONTYDIGEN LOSKOP, yj Op tonneftraalen, die een beurs met gout uitfchiet.nbsp;Lea ND E R.
Mag ik’t gelooven, eer ik ’t alles ovcrwege ?
De wil is vry , myn Heer, wat’s my ’er aan gelegen ? Neen, neen, geloofmy niet, volg uwe minnebrandt,nbsp;Neemt dees dootflepe feeks, en geef haar uwe handt.
De heele ftadt zal dit voor een getrouwheid houwen,
En gy zult, in haar, de gemeene vvelvaart trouwen.
Wat vreemder voorval, ach !
„ Hy heeft de Kaak gevat, „ Zy moet nog dieper in, behouden wy dat pat.nbsp;f, Wy trekken ons, hier door,een dooren uit de voeten.
Door deze reen, dunkt my de wreede doodt t’ontmoc-
Hoe Zout gy konnen...
y. nbsp;nbsp;nbsp;Gaat voort na deboode, ik acht,
Lat daar iets wezen zal, voor my , ’t geen ik verwacht. _nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Maskariljas binnen.
Wie^Zou niet zyn verlcit, door zulk een ftadig wezen ? ^oo’t waar is,’t geen hy zeit,wiezou daar zulks in lezen?
O R A T Y N.
Ik?
At ’s d’oorzaak, dat gy nu, zoo dof, gaat druilen Leander.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(heen?
Ja,gy zelfs.
Oratyn.
Leande r.
Nochtans heb ik daar toe geen reen. O 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ora-
-ocr page 60-f4 ORATYN EN MASK ARIL J AS, Oraïyn.
Sofy’verwekt in u, al dees veranderingen.
Leander.
Neen,myn gemoe{vervolgt,nooit flecht, verachte, dingen.
O R A T V N. nbsp;nbsp;nbsp;(fchiet.
Nochtans ziet gy van haar,veel wond’ren,in’t vcr-Maar dat’s de rechte taal, wanneer zy zy n tot niet.
Le ANOER.
Was ik zoo dwaas, om haar te llreelen, te beminnen, Ik zou cens lachen, met al ’t geen gy mogt verzinnen*nbsp;O RAT ï N.
Hoe wat verzinnen ?
Le A N OER.
O , ’tis alles ons bekent.
OrAT YN,
Wat.?
Leander.
Al uw handel, van ’t begin af, tot het ent»
Or A T Y N.
Dat is Hebrceus voor my, ik kan het niet begrypen. Leander.
Veins, zoo gy wilt, maar gy verftaat heel wel dit pypen, Laat u die vrees niet, om een goet, ter herte gaan,
Dat my wel fpy ten zou om, met u, na te Haan.
Ik min de fchoonheid in een kuifche, boven maaten, Maar wil nooit branden na een geile , reets verlaten.
Or ATY N.
Zoet, zoet, Leander houw.
Leander.
O Goón , wat zyt gy goet! Gaat heen, en dient’crvry, met geen jalours gemoet,nbsp;Gy moogt u zelve dan, een man van voorfpoet noemen,nbsp;’t Is waar, haar fchoonheit is, meer als gemeen, te rQ£gt;nbsp;men,
Maar t’ov’rigc is wcérom, in tegendeel, gemeen.
O R A-
-ocr page 61-OP DEN ONTVDIGEN LOSKOP, f5
O R A T ï N.
Leandcr,{laken wy dees fchandelykereên.
Stelt vry om haar te werk, uw uiterfte vermoogen, Maar boven al, xwyg flil, van dees veriierde loogcn.
Weet dat ik niet, als met laf hartigheit, de faam Kan hooren fchenden , van haar onbevlekte naam.
En dat hetmy altyt veel minder zou verftooren,
Lat gy haar mint, als uw valfch laiteren te hooren. LtAitDER.
’t Komt my van goeder handt,’l geen u zoo wonder luit. Oratyn.
Die u dit heeft gezeit, is een geflagen guit.
Men kan die maagt haar deugd, met waarheit, niet bevlekken.
Ik kan haar al te wel.
Leander.
, nbsp;nbsp;nbsp;’t Is goet, hy zal vcrftrekken,
’k MeenMaskariljas,tot een fcheitsman,van dees twift; W ant hy verdoemtze.
O R .A T ï N.
Ja?
Le A K DE R.
Hy zelf.
O R A T y N.
Myn Heer, gy mift. Zouhy moetwillig ,d’eer van deze maagt verdooven,nbsp;Bezoedelen haar glans, dat kan ik niet gelooven,
’k W edt hy zyn woort v/ecrroept.
Lea nder.
En ik wedt neen. Oratyn.
Die guit,
Wiert, met een ende houts, dan van my doot gebruit. Indien hy dorft ,voor zulk een valfche loogen, ftrydii.nbsp;Leander.
En ik zal d’ooren van ly n kop, terftont affny ên,
Indien hy loochent, ’t geen ik hoorde uit zy ne mont.
D 4 nbsp;nbsp;nbsp;DER-
-ocr page 62-pRATYNjMAsKARltJASjLEANDER.
DOratyn.
At ’s puik daar komt hy aan. Komt hier, yerdoent-den hont.
Maskariljas.
Wel, wat is ’t ?
OraT YN.
Adderstong, gefpitft op fielteryen, purft gy, uw zwarte gal, uitbraken op Sofye gt;
En vuil, bezoedelen haar edele eerenkrans,
Die, in een laagen ftaat, ftraalt met zoo heldren glans ?
Maskariljas, Jiil tekens Or aty».
Zoet, ik heb dit verziert, om reden, zwy gt tog Itille.
O R A T y N.
Neen, neen, geen oogewenk, of zotte, en malle grillen.
Ik ben yooryderdoof, enblint, wiehetook zy;
Myn eigen broeder, zou my dezefchendery Betalen ; cn die ik bemin , haar eer te fchenden,
Pat’s my eenfcharpe pyl, diep in het harte zenden. Pees tekens zyn vergeefs, zeg op, wat zynuw rcên ^nbsp;Maskariljas.
Laat ons niet twiflen, of ik ga zo daadlyk heen.
O R A T Y N , hyv^t Maskariljas hy de krop,, cn filmt hem heen en weer.
Gy zult niet heengaan.
Maskariljas.
Oey!
O R A T Y N.
, Bekent het dan, Wilt ff reken.
Maskariljas,, zoetjes.
Or AT YN.
Ras, wat hebt gy gezeit, kom elfen ons verfchil, Maskariljas.
„ lit leide wat ik zeide, ik bidt u, houd u ftil,
Oratyn.
Kom, ik zal u wel, op een andre wy s, doen fpreken.
H'i util Maskariljas met zynt degenjlaatt. Learder.
Stil, hat uwgramfchap, niet te heftig’t hooft op fteken. Maskariejas.
Wie zag ter werelt, ooit zoo grootcn oribefcheit ? Oratyn.
Laat my vernoegen, myn gehoonde dapperheJt;
Le AN D E R.
Zult gy hem dreigen, daar ik zelfs by ben, met flagcn ? Oratyn,
Lat ik myn volk draf, zoude ik u dat moeten vragen ? Watraaktutochmynknecht ?
Le A NJ)E R.
Maar het is nu de myne. Oratyn.
Die trek is goet ‘ zoo heeft hy meefters by dozy nen. Maar zonder twy ffel...
Maskariljas, zoetjes.
Stil...
Oratyn.
Wat wilt gy zeggen, zot ? Maskariljas, zoetjes.
„ O’door dien fchender wordt al wcêr myn lift verbrof: -«Hy kan’t niet vatten wat voor teekens ik hem geve. Oratyn.
Zeg my, Leandcr, waar is uw verftant gebleven ?
Hy is mynknechtnict.hé ?
LeA N1gt;E R.
Om lafterlyke daJn
Hebt gy hem uit uw dienft niet toornig weg doen gaan ?
Or A-
-ocr page 64-58 ORATYN EN MASKARILJAS,
O RA T Y N.
Ik weet niet wat dat is.
Le ande R.
En om uw moedt te koelen, Hebt gy zy n rug ’t gewigt niet van de ftok doen voelen?nbsp;O K AT Y N.
Gants niet, ik ley nooit ftok hem tulTchen hals en nek. Neen, neen, gyfcheertmet my ,ofhy met u, de gek.
Maskariljas, zoetjes.
O beul, hoe wil u dit noch voor de fcheencn fpringen! Leander.
Stokflagen, dat zyn dan maar ingebeelde dingen ?
Maskariljas wyft weder door teekenen dat Oraty» zwygeu zou.
Maskariljas.
Hy weet niet wat hy zeit; want zyn verftant...
Lean DE R.
Neen, neen,
Al deze teekenen die hebben hare réén.
tegen Maskariljas.
Ik acht, decs brave trek is door uw geeft geweven,
En »om haar aardigheit, zoo is ze aan u vergeven:
Het is genoeg voor my, dat hy my zelf doet zien,
’t Bedrog, dat my door u argliftig ïou gefchiên;
En , hebbende gefteunt op uw geveinsde trouwe, (wen; Noch, tot zoo weinig fchi, my dit voor quyt gefchou-Dit hoort te heeten, voor den Lezer, een berecht.nbsp;Vaarwel, Heer Oratyn, vaar wel, beleefde knecht.
Maskariljas.
Hou moedt, myn knaap, F'ortuin vereert ons wéér haar gaven,
RuktVlamberguit defcheê, en laat Rosbayaart draven. Maakt hemÖlibrius, d’onnoofle’er moordenaar.
O R AT Y N.
Hy heeft gezeit, dat gy heel fchandclyk van haar
OF DEN ONT YDIGEN LOSKOP. 59
Gefprooken hebt...
Maskariljas.
Kont gy myn loosheit met verdragen, Hem laten in die waan, tcrwy Iwe ons wit bejagen,
En waardoor zyne min byna was uitgedoolt ?
Neen, ny is niet geveinll, en heeft een fchrander hooft;
Ik ga by zyn party my, loos, in dienft verpanden,
En, door dees lilt, xy n lief hem lev’ren in xy n handen, Hy maakt door ecne brief, die valfch is, die tot niet;nbsp;Terwy Ie dat ik terg Leanders xiels verdriet,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ten;
Zoo komt myn wyshooft,in zyndooling,he_mverlich« Of ik, door tekens, hem wy s, dat ik dit verdichte,
En dat het maar alleen, tot onzen voordeel ftrekt,
Noch gaat hy voort, tot dat hy ’t alles heeft ontdekt.
O gy, die wond’ren dooruw harflens hebt bedreven! Die niemants groote geeft, op aardt, hoeft toe te geven.nbsp;Dit ’s nu een fchoon ftuk werks ! wel waardig, datmennbsp;het,
Voor een beroemt juweel, in’s Koninkskunftzaal zet.
Ü R ATÏ N.
k V erwonder my niet, dat ik uwe laage breke,
Wyl gy voor my verbergt, en niet en zegt uw ftreken; ’k Zou dit noch hondertmaal, zoo meer doen.
Maskariljas.
’t Ergens t.
Oratyn.
En dit is d’oorzaak, datgy hebt zoo vaak gemift.
Wilt my, ten minften, iets van uwen toeleg zeggen, (Doch zonder dat gy my hoeft d’uitflag, uit te leggen )nbsp;Dan zal ik, zoo niet meer, my ztflleven misgaan.nbsp;'MaskarilJAS.
Gy zult u heerlyk, op defchermkunft ,dan verftaan. En gy kunt wonderlyk, door wonderlyke ftreken,
En uwe omydigheit, demaate, en ordre breken.
O R A T T N.
Terwyldezaak zoo Icit, is alles nu om niet.
Ver-
Myn medevryer kan my nu geen meer verdriet
-ocr page 66-6o ORATYN EN MASKARILJAS,
Verwekken, als gy maar voor my, uw fchrand’re (treken ..
Ma sk ari l jas.
Een fpeltj e by dees reen; laat ons w at anders fprekcn, Neen, ik en (tel my niet zoo lichtelyk te vreên,
Ik ben te zeer verlloort, gy moet my nu ecrll een Getrouwe diend doen, en dan zal ik overwegen, (gen.nbsp;Ofik mynampt weêr,iu’tvervolguws mins, moetple-O R A T Y N.
Is ’t anders niet, ’k zal u nooit aanzien met de nek ; Hebt gy myn zwaart, myn bloet, ofdeze handt gebrek ?nbsp;Maskariljas.
Wat wonderlykc waan is in zyn brein gedegen!
Gy zyt van aart, als al die vrienden van den degen,
Die elk veel rapper vint, in ’t trekken van ’t geweer, Als van ’er beurs, om iets te geven, zelfs ter eer.nbsp;Oratyn.
Wat ’s dat ik dan, voor u, kan doen ?
Maskariljas.
De gramfehap dille.
Van uw Heer vader, die’k verdoort heb, u te wille, Oratyn.
Wy hebben peis gemaakt.
Maskarilja s.
Ja, maar de myne niet.
*k Heb hem flus doot gemaakt, ’t welk hy by veel noctj hiet.
Dat voorfpook valt hem hart, en zulke veinzeryen,
En konnen gry zerts, van zy n ouderdom, niet lyen; Waar door zy op derfftaat, die haar vad nakende is,nbsp;Dan acht (laan, en voorzien haar droevig eindt gewis,nbsp;De goede oude man, mint boven al het leven,
Hy wil niet datmen hem hier fpecltjes van zal geven j Het vrecd het voorbeduit, en tegen my gedoort,
Doet hy my zoeken, door’t gerecht, heb ik gehoort.
Ik zorg, indien ’t Stadthuis my tot verblyf zal drekken. Dat het van d’eerde uur af, my zoo na haar Zal trekken,
Dat
-ocr page 67-OF DEN ONTYDIGEN LOSKOP. 6i Dat ik daar na, niet licht, wcér uit raak , raak ik vaft.nbsp;Men kit van langen ty t, my vry al wat te laft;
Want d’onbevlcktedeugt, in dees vervloekte tyden, Wort alty t ftreng vervolgt, en heeft wel veel te lyden.’nbsp;Gaat heen, beweegt hem dan.
O R A T Y N.
Gewis, het 2al gefchiên.
Maürgy belooft ook...
M AsKARIL JAS.
Ik zeg immers, men zal zieti.
Oraiy» binnen.
Laat ons, na zoo veel moeite, onze adem weêr wat halen,
En, voor een tydt, niet meer vertoonen onze ftalen, Of, als een fpookfel, gaan rinkinkken nacht en dag.nbsp;Leander, tegen ons, nu niet met al vermag.
En, door dees liftigheit, zoo blyft Sofye woonen.
vierde tooneel.
Bomborio, Maskariljas.
B o M B o R I o.
’k ITleb u al lang gezocht, ommyne gunft te tonen. En ut’ontvouwen een geheim van groot belang.nbsp;Maskariljas.
Wat is’t?
Bomborio.
Kan iemant ons hier hooren ? 'k beu wat bang. MASKARILfAS.
Neen.
Bomborio.
Wy zyn vrienden, en ik mag u wonder lyen, Ik weet uw voorneeme, en u w meeltcrs vry ery en.nbsp;Pasop, nu is het tyt, Leander maak party.
Om flus te fchaken, ’t is my aangedient, Sofy;
Dathy zyn wachten heeftgcftelt, aanallezyenj-
«1 ORATYN EN MASKARILJAS, Omzoo totTrufaldyn, verkleet met mommeryen,nbsp;Gelyk veel J uffers van die buurte dikmaals doen,
Vry in te treên, die hier door zal geen quaat vermoên* Maskariljas.
Ja, ’t is genoeg; hy zal zich hier niet aan verazen.
Ik zal hem dadely k, die braave prooy , wel blazen.
*K heb tegen deze itorm, op zulk een flag, gemikt, Daar doorhy zelf gevat zal blyven, en verftrikt.
Hy ken myn flreeken, en myn kunften, niet te degen. Vaar wel, tot wederziens ,dan zullen wy eens vegen.
Bomborio binn«ngt;
Nu moet ik nemen, tot ons voordeel, al ’t geluk, Hetgeen’erfteekeninag in dit verliefde ftuk.
Endoor verrafllng, en zelfs geen gevaar teloopen, Stout trachten na de buit, en ’t geenw’er af verhoopen.nbsp;Zoo ’k my vermommen ga, en hem te vooren kom,nbsp;Dan zal Leandervreemttoekyken , Üaanals ftomjnbsp;En zoo wy d’eerfte, ons wit en oogmerk, hier bejagen,nbsp;. Dan moet hy’t ongelt,voor ons,van dees aanfl ag dragen.nbsp;Wyldoor dees toeleg ,diealrcede wordt verbreidt,nbsp;Hem werden zal de daadt, hier van te lafl geleidt.
Terwy 1 wy, buiten vrees, van ooit ontdekt te wezen,
’t Gevolleg, nimmer van dees hachlyke uitkomft vre* zen:
Zoo haalt men buit terfluik, en zonder veel getier,
De brai Kaflanjen, met de kattepoot, uit ’t vier.
Laat ons dan gaan, en met wat flempbroers, ons ver* mommen,
Op dat wy onze maats, gezwint, te voore kommen.
Ik weet het leger van den Haas, en een hups quant,
Die alles vaardig heeft, en vollekjeop zyn hant.
’t Zal my aan aardigheit, noch lillen, niet ontbreken; W vlmydeHemelgaf,tot erfgoet ,looieftreken.
’k Ben van dat volk niet, van zoo weinig overleg,
Die het Talent, dat zy ontfingen, Heken weg.
HOratyn.
Y wil haar fchaken,door zynavondmomrnerycQ.
Bomborio.
Heeft my in’t kort verhaalt al diegelegentheit,
En Maskariljas heb ik ’t alles weêr gezeit,
Die daadlyk, zoo hy xei, dees aanflag zou gaan breken ^ Door iets, het geen hem van zy n geelt was ingefteken,
En nu ik u ontmoet, zoo buiten my n vcrmoên,
Acht ik my fchuldig om u dit verhaal te doen. Oratyn.
Door deze maar verplicht gy my, met dit te melden.
Ga heen, ik zal hier naar deez’trouwe dienlt vergelden. nbsp;nbsp;nbsp;Uombario binnea,
Myn fnaak, zal zekerlyk, iets kluchtigs vangen aan. Maar ik wil, van myn zy , zyn voorneem mede liaan.nbsp;Men zal niet zeggen, dat, in dingendie my raken,
Ik zal, door my ne komll, hun werpen over Ilag gt; nbsp;nbsp;nbsp;'
Waarom heb ik nu niet by my; wy» draagt ontzag ' Maar dat ’er kom,wie wil, wy zy n niet eens verlegen,nbsp;’k Heb twee pilloolen, diefikszyn, en een goê degen.nbsp;Hey, is’erniemantin?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hy gaat na het huis vau
Trufaldyn gt; en roept voor 't venjier , dat geopent wordt.
Trufaldyn, Oratyn.
T RUF al»yn.
Ie fchreeuwt zoo onverwacht gt; Or A-
-ocr page 70-«4 ORATYN EN MASKARILJAS,
Or a t y n.
Sluit wel zorgvul(% uwe deur van deze naeht* Trufaluyn.
Waarom?
Daar’s eenig volk, die, in een mommerye, V zullen trachten, een vermaart juweel t’ontvryen,nbsp;•quot;tlsop Sofy gemunt, pasop.
Trüfaldyn.
O Cioón!
De tyt
Js al naby, ziet toe, en lacht met al haar vlyt.
Blyft, gy kunt alles,van om hoog,door ’t venller kyken. Wel haddeik’teergereit,daar komenzeal aanftrykemnbsp;Ik wil, in uw gezicht, haar gaan befchimpen; üil,nbsp;Wy zullen kluchten zien,zoo ’t fnoer niet breeken wiL
ZEVENDE TOONEEL.
Oratyn, Trüfaldyn, Maskariljas,
e» eemge vermomde.
O nbsp;nbsp;nbsp;Trüfaldyn.
die deurflepen hoop, die my docht uit te ftrykeh! Ora tyn.
Vermomde, wat komt gy hier maken in dees wyken? Ontfluit u deur, dat zy eens danlTcn, Trut'aldyn.nbsp;Wat heeft dat Juffertje al bevalligheits in fchyn.
Gy mort; ai, wilt u zoo afkee; ig toch niet houwen ? Mag men ’t momaanzicht eens opheffen, u aanfchou~nbsp;wen?
Trüfaldyn.
Bedriegers, fchelmen, gaat van hier Weer Uwen gank. En gy,mya Hecr,goê nacht, ik weetz’ u grooten danké
Hy Jluit bet venfier.
Ora-
-ocr page 71-Oratïn.
Hoe, Maskariljas, zytgy’tzelf?
Maskuriljas d»et zy» momaanzicht ttf» Maskariljas.
Neen, ’t is een ander. Oratïn.
Och! hoe fta ik verzet? aiet eens hoe ik verander! ^ Maar zonder dat ik’t vvift,hoe zoude ik ’t konnen raan,nbsp;Lat gy, op zulk een wys, myn man zoudt tegenftaan ?nbsp;Onlukkige, als ik ben, die metdees mommeryennbsp;Myn zelve heb bemoeit, en u nkt liet betyen.
K zou, uit verftoortheit fchier my zelve vliegen aan.
En, in mynrazerny wel hondert flagen liaan. Maskariljas.
V aar wel,vermaarde geelt,die wond’ren hebt bedreven. Oratïn.
Helaas! zoo gy my nu gaat t’eenemaal begeven,
Wat Heilig bidde ik dan ?
De duivel van de hel.
Helaas! hoe is uw hart zoo wreet, zoo ftraf, zoo fel ? Wilt u noch eenmaal, met myn onverftant, erbarmen,nbsp;^ooikjtotmyngenS, uw knien moet omarmen.
Hy Halt voor Maskaritjat ntir.
^letmy...
Maskariljas.
^ nbsp;nbsp;nbsp;_ Tarare,ta,la,la, komlaatonsgaan.
wlyn vrienden,’k hoor van ver,daar komen and’ren aan.
Alk binnen.
lt;56 ORATYN EN MASKARILJAS. ACHTSTE TOONEEL.
LeANDE R, en eenigtvermomdeRUFALDYN.
Hy klopt aan de deur, en T‘rftfaldytt ziet uit het venfter.
SLeande r.
Til, alles met gemak, en laat ons niet veel zeggen.
Vermomde, zult gy het 1 de nacht myn deur beleggen ? Myn Hceren,vat geen koude,of zdnking,met vermaak,nbsp;Geftaadig fnuitcn is een moeyelyke zaak.
’tis nu al wat te laat, ommySofy t’ontfchaken, Verfchoon haar deze-nacht, ik koom haar onfchultnbsp;-maken;
Die Schoone leit in ’t bedde, en is heel onbequaam, Het fpyt my zelf om u, maar om u, uit haar naam,nbsp;Iets aan-te biên, gelyk ’t vereifcht, aan zulke Heeren,nbsp;Zoo komtzeuwheerlykheit .rnetdezeftruif,verceren.
Hy werpt met een pot vuiligheit ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uit het venfier.
Fbey, foey, hoe ftinkt dat! al my i kleeren zyn bevlekt. Kom, fpelenwy haasop, terwyl wy zyn ontdekt.
Einde van 't Derde Bedryf.
VIER.
-ocr page 73-MaSKARIljas, OraTYN, met een TuWant^
»p zyn Armenifch gekleet.
NM A s K aril JAS,
U ïytgy recht gekleet, op de Armeener wyte. ORAT Y N,
Maskariljas.
Myn gramfchap gaat altyt weer over, of ik vloek,
Of ï weer, myn goetheit valt myn tooren veel te kloek. Oratyn.
Vertrouwt,als ik hier na,zal xyn van meer vermobgen. Dat ik dan op het hoogft vergelden zal uw poogen.
En Zoo, Wanneer als ik maar hadt een bete broot. •.
Maskariljas.
Genoeg , denkt nu op’t werk, daar u’t geval op noot. Want zoo men u nn ziet een zotte daat bedryven, ¦nbsp;Kunt gy daar van de feil aan d'onkunt niet toefchry ven.nbsp;Gy moet u rol wel vaft, en grondigfiks verftaan.nbsp;OraTYN.
Maar hoe heeft Trufaldyn u toch genoomen aan ? Maskariljas.
^ heb, dien goeden Heer,door veinzery bedroogen,
En hem, door fchyn van trouw, begoochelt d’arents oogen.
Ik quam_ hem zeggen, dat hy naauw moeft vóór hem
Alzoo een groot bedrog, in’t kort’, hem zou gefchien; EndatSofy, die feeks, om zelf hem te verlcyen,nbsp;Zoo valfch hadt,door die brief, haar afkomft doen ver-breyen;
Dat men my hadt getracht, te mengen in’t
-ocr page 74-6t ORATYN EN MASKARILJAS,
Maar dat ik af keer hadt, van ’t fchadelyk wercltszog; En dat ik, door een drift tot zyn geluk genegen,
Hem dit verklaarde, om ïich te wapenen hier tegen. Hierop, gereedekout, maakte ik een lange reên,nbsp;Vanalde valsheit, die gcpleegt wiert hier beneên;
Dat ik ,dewerelt moede, en haar vervloekte ftrikken. Wouw trachtenfom het heilmyns ziekte befchikken)nbsp;t’Ontwyken het gewoel, de valsheit, d’ydlefchyn,nbsp;Om by een eerlyk man, gcruü in vree , te zyn;
Dat ik, vont hy het goet, door deze geeft gedreven, By hem wel flyten wou het oovrig’vanmyn leven;nbsp;Dat hy, door zyne deugd, my zoo hadt tot zyn trouwnbsp;Bewoogen, dat ik hem, om niet, wel dienen wouw;nbsp;Dat ik de vruchten,van myn moeite en dienftbaar leven,nbsp;En eenig erfgoet» hem dan wou in handen geven;
En zoo de hemel my verlofte uitd’aartfe pyn,
Hy d’cenige erfgenaam, van al myn goet zou zyn.
Dit was de rechte weg, om in zyn gunft te raken.
Nu moet men, met Sofy, beramen op uw zaken.
Hoe datg’ uw wenfeh verkrygt, en’t onluk u, niet praam.
Ik heb, in’t heim’lyk, u doen willen fprekentzaam. Hy opent zelf hier toe een weg, daar door gy vindennbsp;Zult tyt, om, voor een tyt, te zyn by u beminde.
My hebbende vertelt, van een do6 zoon, met klagt. Wiens weêrkomft, in den droom, hy heeft gezien tcnbsp;nacht.
Heeft hy op deze reen, my dit verhaal doen hooren, Waar op ik hem terftont heb dit bedrog befchooren.
O R AT y N.
Gy hebt, ik weet het all’s ,’t my tweemaal nugezeit. Maskariljas.
’r Is waar, maar fchoon ik ’t u hadt driemaal uitgeleit, Zoo zult gy moogelyk , dus let gy op myn reden,nbsp;Noch miilen , hier of daar, in veel omftandighedep.nbsp;O R A T Y N.
Pat lang verwylen, datverftrekt my maar tot pyn.
M A
-ocr page 75-OF DEN ONTYDIGEN LOSKOP. 6gt;
Maskariljas.
Uit vrees voor vallen, laat ons niet te haaftig zyn.
Gy lyt de wint haalt q«yt, kunt niet te wel onthouwen.
Maak dat gy valt ïyt, en ik op u mag vertrouwen.
Voor lang, trok Trufaldyn uit Napels, wyt befaamt» Enwiert, Sanobio Ruberti, toengenaamt,
Daar was, door eenig volk , verwekt tot inuitcryen,
Van wiens party men hem hielt, by de burgeryen. Hoewel by hem niet is, daar twill 7.ou door ontltaan;nbsp;’tWelk hem dcé, op een nacht, uit deze koopftadtnbsp;gaan,
Daar latende zy n vrouw,met noch een dochter bly ven. Die, na een korten ty t, de doot na ’t graf quam dry ven;nbsp;Terwyl hyoverley, om hundaaroc)k vandaannbsp;T’ontbieden , komt hy dit droef onheil te verllaan.
Hy hiel alleen dan noch, dus van ’t geluk verbeten, Een zoontje, noch fcholicr, Horatius geheten,nbsp;*tWelkteI3olonje fchreef, jongzynde, daar gekitnbsp;Van eenen Albert, die’topvocdc in naeiüighek;
En, nadathy, vergeefs, de twee gehcele jaren Getoeft hadt op de plaats,daar men weêr zou vergaren,nbsp;En niemant niet vernam, heeft hy hun doodt gelehat,nbsp;En quam zich, daar op toen, hier neer Haan in de Hat,nbsp;Daar hy in twalcf jaar geen inenfch ietshoordc fpre-ken ,
Van Albert, of zyn zoon, noch ’t aldcrminlte teken. Dit’s het verhaal in’t ruw, herzegt dit nu, alleen.
Op dat het u verltrek , tot lleunzel, in ii reen.
Nu zultge een Koopman, een Armener zyn, die beide Hun dikmaals hebt gezien, maar van elkaar gcfchei-InBarbaryen. Ik heb deze vond bedacht, (Hen,nbsp;Op’t gene dat hy heeft gedroomt van deze nacht;nbsp;quot;Want Zulk een voorval quam wel veelc Kriltenc over.nbsp;Dat zy , op zee, verraflzyn van een Turkfe rover.
En die, na twintig jaar, weérom zyn opgcllaan,
Na dat men hun al lang verrot hiel, en vergaan.
^ E 3 nbsp;nbsp;nbsp;Voor
-ocr page 76-70 ORATYN EN MASKARILJAS,
Voor my, ’k heb honderden gehoort van dees verhalen. Laat ons een ander ook nu niet die munt betalen.
Gy hebt haar ongeval, uit hunne mont, verdaan,
En haar verfchooten ’t geldt om weer na huis te gaan. Maar wylge op ’t onvoorziend hebt moeten ras vertrekken ,
Heeft u Horatius belaft, in deze plekken,
Te toeven tot zyn komft’; by vader aan te gaan,
Wiens wonderlyk geval hy federt had verdaan.
’k Heb flus u breder les gegeven, zoo langmoedig.
O R A T y N.
Al dèes verhalingcn die zyn maar overvloedig.
Myn geeft heeft, van ’t begin, het alles wel gevat. Maskariljas-
Ik ga dan heenen, en beftroy voor u het pat.
O R AT y N.
Hoor, Maskariljas, hoor, een punt maakt my verflagen, Zoo hy my na ’t gebaar van zy nen zoon mogt vragen.nbsp;Maskariljas.
Een groote z warigheit! weet gy niet dat die knaap,
Toen gy hem laaftmaal zag, was een onnozel fchaap. En dat noch, boven dien, de ty t, en flavernyen,
Een menfeh veranderen, door al te veel te lyen O R A T y N.
’t Is waar, maar Zoo hy zei, dat hy myhadt gezien,
Wat dan ?
Maskari lj a s.
U w bot verftant moet groot gewelt gefchien. Wy hebben ftraks gezeit, dat Hechts alleen ’t verbeelennbsp;Van uw gelaat, maar kan in zyn gedachten fpeelen,nbsp;Omdat hy u maar heeft gezien een oogenblik ,
En dat het hair, en ’t kleet, verandert heel de fchik. Orat y N.
’t Is goet; maar nu zoo vak de plaatfe van Turkyen ? Maskariljas.
’K leg dat het is alcens, Turky, of Barbaryen*
Or A-
-ocr page 77-ORATYN.
De naamder ftadt, van waar ik deze tyding bragt ? Maskaril JAS.
Te Thunis i hy zal my noch houden tot de nacht.
’t Verhaal is overvloet, zoo weet hy noch te roemen, En ik heb twalef maal hem reeds die .tladt gaan noemen.
Oratym.
Ga heen, begin, ik heb nu alle my n bedel.
Maskariljas.
Weeft doch voorzichtig, en draagt u in al les wel;
Laat hier geen wond’ren van uw geelt zich in vermcn-gen.
Or A T Y N.
Laat my begaan, ik zal het wel ten einde brengen.
Hy telt op zyn vingereft. Maskariljas.
Horatius, Scholier,Bolonje, enTrufaldyn,
Eertyts Sanobio Ruberti, Napels, zyn Geboortelladt, en dan de meeftcr Albert.
O R A T Y N.
•n-
Dit preken doet my tot een domme nar vervallen. Maskariljas.
Niet heel,maar ’t fchynr gy veel van zyne treeken kondt.
binnen.
Oratyn.
Als hy m’onnut is, dan fpeelt hy de (laapze hond.
Maar wy] hy weet, wat hulp hy geeft voor myne qua-len,
Gaat zyngemeenzaamheidt ver buiten hare palen.
Ik zal nu, van naby, haar oogen fchouwen aan,
Wiens groote magt, helaas! my komt zoo dier te ftaan,
’k ZaU aan die Schoone, met vuurtrekken bitter lyen, Affchilderen ,het geen myn ziel zoo komt bellryen,
Ik zal wel weten... maar zy komen ginder ah
£4 nbsp;nbsp;nbsp;TWEE.
-ocr page 78-ORATYN EN MASKARILJAS,
TWEEDE TOONEEL.
TRüfaldïn, Mask a ril jas, Oratyn.
GT rufaluyn.
Elooftiy d’Oppermagt , voor myn verraft geval. Maskariljas.
Myn Heef, gy tuit hier na wel meerder droomen mo-
gen,
Wyl in u valfch is, dat men wert door droom, bedroo-gen.
Trufaldyn, tegetts Oratyn. Hoe zal ik u, myn Heer, vergelden zulk een ftuk,
U , die ik noemen mag, den Engel van myn luk ? Oratyn.
Gy haalt die lof te hoog, neen, doetze nederftryken. Trufaldyn.
Ik heb, ik weetniet waar, gezien een groot gely ken Van dees Armener.
Maskariljas.
Ja, dat hebik ugezeit;
Maar als men ’t wel deurzoekt vintme altyt onder-fcheit.
T rufaldyn.
Sprak hy van my, en van het geen hy heeft geleên ?
Oratyn.
Meer als f iepduizentmaal.
Maskariljas, zoetjes.
Wat minder, zoo ik meen. Oratyn.
Hy heeft u afgemaalt, zoo meenigmaal voor dezen, Gelykikunuzie.
Trufaldyn.
Hoe kan dat moog’lyk weten ?
Toen hy my laaHmaal zag was hy maar zeven j aar.
Zyn meefter zellef, zou wel moog’lyk, qualyk, naar
Zoo
-ocr page 79-OF DEN ONTY DIGEN LOSKOP. 73 Zoo lang een afzyo , niet meer kennen deze hairen.nbsp;Maskariljas.
Maar’t bloetkan langer degeheugenis bewaren.
U w beek is in zyn hart gedrukt, met meerder klem.
MynVader...
Trufaldyn.
’t Is genoeg; maar Heer, waar liet gy hem? O R A T y N.
Te Thurin, in Turkye.
Trufaldyn.
Te T hurin ? deze ftede Leidt, meen ik, in Piemont.
Maskariljas.
O hooft! berooft van reden. Pit ztidt hy zoetjes tegemnbsp;Oratv».
Neen, gy verftaat hem niet, inThunis meent hy.Heer, Daar hy uw zoon laaft liet, op zyne wederkeer.
Een ruwe fpraak is ald’Armeners aangebooren,
Waar doordat hungeluitheel vreemt klinkt in onze ooren;
Wantzy verand’ren ms in riu , in yder woort,
En Thunis noemen zy Thurin, gelyk gy hoort.
TrUF ALD YN.
Men hadt, om dat verftant, my dit behoort te leeren.
Wat middel is ’er, zeit hy, om weêrom te keeren ?
O'* eer [Ie vyf waarden ïh ftilu. Maskariljas.
Ziet of hy fpreken zal ;’k leg over, ih myn geeft,
Een fchermles; want daar is, voor dees niet een geweeft Zoo vaardig afgerecht, als ik, in alle treken ,
En heb ook meenigmaal de vechtprys weg geftreken. Trufaldyn.
pit’s niet het geen dat ik wil weten, dezen dag;
Maar welk een naam dat ik voor dees te dragen plag. MASK/tRiLjAS.
Ach Heer, Sanobio Ruberti, welk ecu vreugde
E y nbsp;nbsp;nbsp;Zendt
-ocr page 80-74 ORATYN EN MASKARILJAS,
Zendt u den Hemel toe, tot loon van uwe deugden. Ja, dit ’s de rechte naam, van uw vermaarde {lam.
T RUFALDYN.
Maar waar heeft hy gezeit, dat hy ter werelt quam gt;
M A S K A R I L J A S.
Ja, Napels, is een vanderykfle, en oudfte (leden, Hoewel gy daar, op ’t hoogft, hebt ongelyk geleden.nbsp;Trufaldy N. .
Moet gy, door uw geraas, dan (looren onze reen ?
O R A T T N.
Te Napels was het, daar hem eerft den dag verfcheêii, Trufaldyn
Waar zoude ik hem, in wiens gezag, zo jong van ja-ren ?
Maskariljas.
Wie weet wat Albert zint niet al is wedervaren,
Na dat hy met uw zoon toog na Bolonje toe.
Hoe wort den menfch gedraft, door ’s hemels geelTel-roê!
Trufaldyn.
Ach!
Maskariljas, zoetjes.
Duurt dit langer, zoo zyn wy geheel verlooren. T RUFALDYN.
Ik wenfchte wel van u haar leven eens te hooren,
Op welk eenfchip,ofgely, demeefterende knaap... Maskariljas.
Ik weet niet wat my fchort, dat ik dus geeuw, en gaap. Gy denkt niet, Trufaldyn, het isulicht vergeten gt;
Dat dezen vreemden Heer wel wat zou willen eeten. En dat het laat is.
O R a T Y N.
Niet; want ik nooit ’s avonds eet. Maskariljas.
O ! gy hebt grooter dorft en honger als gy weet.
Trufald yn.
Treê in dan.
OF DEN ONTYDIGEN LOSKOP, ys Oratïn.
Neen, na u.
Maskariljas.
Myn Heer, by al d’Armenen Is nimmer hof gebruik ; zy zeggen ’t geen zy meenen.
Tmfaldyngaat iioor Tegetts OraiyH.
Onnoos’le harffens , geen twee woorden.
O R A T Y N.
In ’t begin
Verzetten hy my wat, maar ik vatte wéér de zin.
Laat my begaan,’ k zal nu wel met hem onjme fpringen. Maskariljas.
Daar ’s uw party, die niet en weet van al dees dingen. DERDE TOONEEL.
Anselmus, Leander.
VAnselmus.
Ertocft, Leander, wacht, zoohaaftig niet vertrekt. En luider, na het geen, dat tot uw eer verftrekt,
’k Spreek niet tot u, als een, dietotzyn kindt genegen, En aan de welvaart is van zyn geflacht gelegen;
Maar als uw Vader, die uw heil en welvaart raakt,
Die u niet vleit, noch voor u iets verbergt, verzaakt.
In ’t kort, gelyk ik wenfch» dat door oprechte lieden, Het zelfde, in zulk een zaak, mogt aan myn bloedt ge-fchieden;
Wat denktge al, dat men van een liefde zeggen mag, Die, door een donk’re nacht,breekt in een held’ren dag?nbsp;Wat klucht, in yder’ uw dwaze aanllag moet verwekken,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ken:
Van gift’ren, die elk een nu voor wat nieuws verftrek-Wat oordeel dat men velt van zulk een dwaze keur, Die wil gaan trouwen, foey, dat ik my dus verftcur.nbsp;Een uitfehot van Egipte, een loopfter achter lande,
'76 ORATYN EN MASKARILJAS,
Een bedelaarfter, diegequeekt is in de fchanden.
*k Ben meer voor my, als voor u zelf, befchaamt ge-weeft,
Dat ik u zoo verblindt, en dwaas bevindt van geelt.
Ik, zeg ik, wiens waardt kint u was belooft tot vrouwe, Kan,dat gy haar veracht, niet als met fchande aanfchou-
wen.
Leander, rys uit dees verachting op, fchuw ’t quaat, En flaat uw oogen eens op uw verblinde daat.
Zyn wy niet altyt vroet, men wordt het dan ten lellen; Dekortlledoolingen zyn altyt d’alderbelle. (trouwt,nbsp;Wanneer men fchoonheit tot zyn bruitfchat maar bc*nbsp;Dat is dan *t eerlle, ’t geen ons na de Feeftdag rouwt.nbsp;En d’allerfchoonfte vrouw kan nimmermeer weêrhou-
wen.
De koelheid die zy na’t vermaak komt aan te fchouwen. Ik zegge u, noch eenmaal, die heetedriftigheit.
Die vierigheit der j eugc, die hun zoo licht verliet, Doen ons wel, in ’t begin, veel zoete nachten vinden,nbsp;M aar dat vermaak is kort, verftuivend’ met de winden;nbsp;En onze liefde, dieallengs vermindert, geeft.
Dat men na deze vreugt veel droeve dagen heeft.
Hier fpruit de droef heit uit, en ’t geen ons heil doet derven ,
En dat men ziet het bloet, door ’ttoornig bloet, onter-Leander. nbsp;nbsp;nbsp;(ven.
Gy hebt, in al uw réén, ter wcrelt niet gezeit.
Of ik heb ’t, by my zelfs, alreeds al overleit,
Hf Weet wat ik aan die eer, die gy my wilt betoonen , (Dieik onwaardig ben, gelyk als d’overfchoone)
Verfchuldigt ben, en zie (hoe dwaas ben ik vcrleit)
De deugden van uw kiiit, en hare waardigheit,
Ook wil ik trachten •..
Anselmus.
Stil, men fluit de deur daar open, Laat ons w'at verder gaan, want daar quam uit gekropen
Dat
-ocr page 83-OF DEN ONTYDIGEN LOSKOP. 77 Dat fchadelyk vergif, ’t geenxo veel quaat verwekt.
beide over 't 7oo»eei been^ terwyl d'andere uitkamen»
VIERDE TOONEEL.
MaSKARILJASjORATVN.
IMaSKAR I LIAS.
t kooreni
K aie, al ons bedrog en lagen, haart ontdekt,
Vaart gy xoo voort,en dryft de varkens dus in ’t I Oratyn.
Moet ik dan eeuwig uw verwy t en gnorren hooren ?
Waar van beklaagtge u nu, ’t was alles dubbelt goet.
En in al ’t geene dat ik federt Yei...
Maskariljas.
Zoet, ïoet.
Getuigen ly , datgy de Turk en ketters heeten,
En zwoert met een daar by, dat gy wel wirt te wceten, Lat zy voor hare Goön aanbaden Zon en Maan;
Ik borft bynavan fpyt: maar dat ’s nu al gedaan.
’t Is dat uw liefde u zelf doet, by Sofy, vergeten,
Ze is, als het water, dat men in een pot wil heten,
’t Geen, door de kracht van ’t vier, zoo opgedreven wordt,
Dat het zich over 't peil der boorden nederftort.
O R AT Y N.
Hoe zou men zich met meêr inbinding konnen tomen!
Ik fprak haar naüwlyk aan, w'at moogt gy toch al dromen ?
Meent gy het al bertaat in ’t zwygen, meent gy dat ? Maskariljas.
Gy hebt, door uw gebaar, terwyl men maar wat at,
V eel meerder achterdocht, en dof, hier toe gegeven» Als by een ander licht wierdt in een jaar bedreven.
O RA-
-ocr page 84-78 ORATYN EN MASKARILJAS, Oil AT y N.
Hoedat?
Maskariljas.
Hoe dat ? als elk wel klaar kon Tien, dat ’s dat. Aan tafel, daar gy naait Sofyes zydezatjnbsp;Deedt gy niet anders, als in ’t aangezicht t’ontvonken,nbsp;En haar geduurig, met uw oogen, toe te lonken,nbsp;Nieteens op ’tgecn men u voordiende, neemende acht.nbsp;Gy had geen dorll, dan als ’t u wicrt van haar gebragt.nbsp;Gy vatten, heel verrukt, de glazen uit heur handen,nbsp;Goot niet een druppel uit, noch Hetze fpoelen van denbsp;Huisjongen, maar dronk op haar overfchot, gemaakt,nbsp;Dronkt gy op ’t plaatsje, dat haar mont hadt aangeraakt.nbsp;Deftukskens, diezy met heur hagelwitte tandennbsp;Geknabbelthadt, daarfloegtge uw pooten, foey,’t isnbsp;fchanden,
Zoo bot aan, als een Kat, die vlug een Muis verraft gt; En fchokteze, gelyk grauwe erten, in uw balt.
Gy maakte Tullek een getrappel, onder tafel,
En ftampte, als een die werpt een goede kans, of ravel; Zodatgy Trufaldyn hebt ontzacht zeer gedaan,
Die daar twee honden heeft, onnozel, om doen liaan, Die, haddenzegedart,u hadden aangevlogen.
En noch is uw beleidt wel deftig in uw oogen.
V oor my ik heb het met de grootfle py n geleên,
En ’t zweet, hoe kout het is, braak door myn leden heen,
Zoo drok had ik ’t met u ,als een die met de bollen Speelt, en zich zelve buigt en draait nadat ze rollen.;
Ik dacht, dat dit gewoel hier door zou zyn geftaakt, Door dien ik duizende van bochten heb gemaakt.
O RATY N.
O Go6n! watvalthetugemak’lykteverdoemen,
’t Vermaak, uonbekent, dat hoog de minnaars roemen, Noch wil ik, evenwel ,omeens tedoenuwzin,
Zoo veel het moog’lyk is, beteug’len myne min. Hierna...
V Y F-
é
-ocr page 85-MaSKARIL JAS.
Y fpraken van u Yoons geval en leven. Trufaldyn.
’t Is wel gedaan, Myn Heer, gy moet het my vergeven,
*k Moet hem, in’t heimelyk, eens fpreken,met verlof.
Laajttegcns Qratyn,
Oratyn.
Sprak ik hier tegen. Heer, dan was ik plomp, en grof.
Zygooquot; ivat ter zyde,en Üraty» gaat weer na binnen.nbsp;TrufalDyn.
Hoor hier, weet gy wel wat ik zoo heb aangevangen r Maskariljas
Neen, Heer, maar zoo gy wilt, zal ik niet lang ver* langen,
Om het te weten.
Trufaldyn.
Ik heb van een eikekoora,
W^el oudt tweehondert jaar, indien ik nieten droom, Een brave tak gekapt, begroeit met harde ballen»
Van redelyke lengte, en wel verzien met quaften;
Daar ik vol yver zooterftont van heb gemaakt Een ftok, ontrent zoo groot; want myn gemoedt datnbsp;blaakt.
’t Een ent wat dunder, jullt zoo allTc is voort gewoffen, Bequaam, om iemant, braaf, de fchonderen te rollen;nbsp;Want zy is handig, groen en quaflig, zwak en flerk.nbsp;Maskariljas.
Maar zegt gy toch, voor wie bereit gy zulk een werk.
T rufalöym.
Voor u eerft, en daar na voor deze fynen broeder,
Die my te doeken docht, gelyk eenfchapenhoeder.
Voor dien Armener, die gemaakte handelaar,
Die hierdoor lilHgheit, zocht een heel andre waar.
Maskariljas.
Hoe ! en gelooft gy’t niet
Trufaldyn.
’k Mag geen verfchooning lyën, Hy zelf, heeft, tot myn luk .ontdekt zynfchclmeryen;nbsp;En tot Sofy gezeit, haar drukkende de handt,
Dat hy, om haare min,zig veinsde uit dit vreemt landt. Hy zag Jannette niet, een kleine pot heeft ooren.
Die alle zyne reên, van woort tot woott kon hooren. En ik en twyffel niet, fchoon hy niet heeft gezeit,nbsp;Ofgy zyt deelgenoot in deze liftigheit.
Maskariljas.
Gy doet my ongelyk, te waanen zulk een loogen, Gelooft my, hy heeft my eerlt, door zyn reên,bedroo-gen.
Trufaldyn.
Wilt gy, van’t geenge zegt, my doen de waarheit zien, En om hem hier vandaan te jagen, hulpe biên ?
Laat ons dan lullig, dien bedrieger, af gaan klouwen, Dan zal ik u, hier na in all’s onfchuldig houwen.nbsp;Maskariljas.
O ja,zeergaerne, ik zal hem klouwen, zoo ik’tken.
‘Trufaldyngaat na binnen en haalt Oratyn. Daar door gy dan zult zien, dat ik onfchuldig ben.
Gy zultgeroskamt zyn, ArmeenzeHeer, die alle Myn vonden maakt tot niet.
Trufaldyn, Or a t y n,M asar i l j as.,
Trufaldyn.
OF DEN ONTYDIGEN LOSKOP. 8i
MynHeer, bedrieger, gy verleit dan,
Een eerlyk man, en dart hem houden v
Mask A RIL JAS-
Te veinzen, dat gy ïuagt zyn zoon in vreem nbsp;nbsp;nbsp;»
Om daar door iets van hem tekrygenm u
T rufaldïNquot;
Betalen wy hem voort. nbsp;nbsp;nbsp;, r
ZyJlaan hem met hun bede lUjUg J
Oratv N.
' nbsp;nbsp;nbsp;o fchelml
MaSKARILJAS.
Opdeze wys
W ort de bedriegery...
Or ATYN.
o beul.
Maskaril]As.
Betaalt den prys.
Bewaart dat wel.
Oratyn, nbsp;nbsp;nbsp;.
Wat’s dit ? hoe,ik zou weêrftantbieden.. -
Mask A RIL JAS.
Ik Zal u doodflaan, zoo gy niet van hier wilt vu
T R U F A L D Y N.
Dit is nu naar myn wenlch, kom in, ik
Trufaldyn binne».
Oratyn.
Die zoo moetwillig, durft zyn eigen Heer afklopp
M A S K A 'R I L J A S. nbsp;nbsp;nbsp;^
Zeg, magme u vragen, hoe uw ruggebeen al V.
Durft gy nochfpreken,È:helm,of zyt gy niet belwaar •
Mask ARIL] AS. nbsp;nbsp;nbsp;,
Dit komt ’er van , dat gy Jannet niet zaagt door mallen ,
Euu, uw zottigheit in alles laat ontvallen. jyjyn
-ocr page 88-8i ORATYN EN MASKARILJAS,
Maar ik ben deze maal geenzins op u verftoort,
En zal u nu niet eens begrauwen met een woort, Hoewel die botheit valt wel qualyk te vergeven.
Myn handt heeft, op uw rug, die misdaat uitgevreven.
Or AT YN.
’k Zal my wel wreken van die ongetrouwe daat. Maskaritjas.
Gy zyt zelfs oorzaak , van dit toegedrevequaat.
O RAT Y N.
Ik?
Mas KAR ILIAS.
Ja, gy zoudt, hadt u niet het verllant ontbroken s Toen gy daar flusjens, met uw engel, hebt gelprooken.nbsp;Dan hebben wel gezien lannctte, die elk woort,nbsp;’tGeengygefprookenhebt, heeft netjens aangehoort.nbsp;Oratyn.^
Men zou een woort, ’tgeen ik fprak tot Sofy, zoo hoorei! ?
Maskariljas.
En waarom zou hy zig, zoo haaltig, dan verftooren ? Ja, door uw klapperny, zytgy ’er uitgeraakt,
’k Weet niet, ofge u fomtyts, wel met piket vermaakt. Want gy verklaart heel braaf,in alles,na uw wenfehen,nbsp;O R A T Y N.
Ik ben d’onlukkigfte, by na, van alle menfehen.
Maar waarom mod gy my wegjagen, en zoo flaan.? Maskaril]as.
Weet, dat ik nimmer heb een beter daat gedaan.
Hier door nam ik heel weg ’t vermoêu , en ’t misvertrouwen ,
Dat hy my, van ’t bedrog , voor medemaat mogt houwen.
O R AT Y N.
Gy hadt zoo hart dan niet behooren toe te flaan.
Ma skariljas.
Watgeki wantTrufaldyndie zag het alles aan.
En ik voeg hier noch by, dat ik door deze ftreken,
Niet
-ocr page 89-Dat gy niet weder zult, doen dalen op myn hoort,
De flagen,die gy kreegt, met vreugde, op uwe lenden, Noch ’t zy, hoe ’t wezen mag, my die te rugge zenden;nbsp;Beloove ik, door myn hulp, tc ftillen uwe pyn,
U w liefde tc voldoen, eer ’t tweemaal nacht zal zyn. Oratïn.
Schoon ik dees handel niet en hoorde te gedogen,
Wat zou op my niet de beloften al vermoogen!
Maskariljas-Gy geeft my dan uw woort ?
Oratyk.
Ja, ik beloof’tu weer.
MasKARI LJAS.
Dit ’s niet genoeg, belooft my, dat gy nimmermeer, Wat dat ik onderfta, u daar in zult vermengen.nbsp;Oratyn.
Wel.
Maskaril]as.
Dat u anders moet het heete koortsvier zengen. Oratyn.
Maskariljas.
Gaa,fchiet dit kleet uit, en fineer uw gerofte rug.
Oratyn. nbsp;nbsp;nbsp;(pen.
Moet dan het ongeval, dat my ftaag aankomt klam-Gedurig overlain myn ziel met ramp op rampen ? Maskariljas.
Hoezytge noch niet weg! zoo gaat terftont dan heen. Maar moeit u nergens meê, laat my de zorg alleen.nbsp;Laat dat u zyn genoeg, 't geen ik voor u zal maken,nbsp;En wilt myn voorwerp,inhet minfte punt, niet raken.nbsp;Houd u geruft in all’s.
Or AT A N.
Oratfn binneM. F znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;MaS'
-ocr page 90-84 ORATYN EN MASKARILJAS, Maskariljas.
Nu moet ik overflaan wat weg ik nemen zal.
ZEVENDE TOONEEL.
Bomborio, Maskarilj,as.
VB o MB o R I o.
Rteut, Maskariljas, ik kom niets openbaren,
’t Geen nu uw aanflag zal verachtren, en bezwaren. Terwyl dat ik noch Iprak, is een Egiptenaar,
Noch jong, niet zwart, maarfchoon, en deftig van gebaar,
Verzelfchapt, meteen zwarte, enoudeduivellinne, Gekoome, en heeft gekocht, Sofye, dellavinne,nbsp;VanTrufaldyn, ik zag hun heene gaan, zooftrak;nbsp;Maskariljas.
Dit zal de Minnaar zyn, daar my Sofy van fprak. quot;Wie zag ooit een geval, zoo vol veranderingen ?nbsp;D'een weêrfpoet komt ons wcêr op d’andre befprin-gen.
Maar, Maskariljas, vol van loosheit, is niet gek; Zal,door een kuutlftreek, wel verlengen hun vertrek.
Einde van het Vierde Bedryf.
OF DEN ONT YDIGEN LOSK:pPgt; tf-
E E R S T E T O O N E E L.
CardeniOjSofye.
GC A R D 8 N lO. _
Y weet, Sofye, datditongeveinsde hart ,
El altyt geeft heeftgctoont, myn overgrpote Imart.
13y den Venetiaan, noch jeugdig ,• jong van dagen,
Hadt d’oorlog myne moct vry hoog iu top gedragen. En 'ionder veel gevlei, kon ik eens, op een dag,
Staan, iynde iu harendienll,¦ na een beroemt gezag. Wanneer men my, om u, het alles zag vergeten.
En door een willing, daar men nooit van heeft gewe-^ _ ten, '
Zien worden medemaat van uw Egiptfe fchaar,
Daar jk te vooren u aanbadt op ’t minaltaar;
En zonder dat verlet, of al uw kocligheden , Aanmynftantvalligheit, de.minlto hinder deden.
Na dat ik, by geval, fint van u was geraakt,
Voor veel meer tyt, als ik hadt rekening gemaakt, Heb ik geen moeite ontzien, om u weerom te vinne,
Tot dat ik heb ontmoet, diegryzeEgiptnarinne,
Die my, vol ongedult, uw npotlot heeft verhaalt;
Hoe zy voor zeker geit, ’t welk wiert aan’t'volk betaalt ,
Die hun uitfehipbreuks nootverloften, endeên landen, U, hier op deze plaats, zoo langen tyt verpanden.
Ik vloog terllont, en brak die keten van verbant,
Om uw bevelen zelf t’ontfangen uit uw handt,
En ondettuflehen, zie ik al uw vreugt verdwy nen, Daar die, in tegendeel, met dralen hoort te fchynen.nbsp;Zoo het vertrek voor u, wat hartbekoorlyks heeft,nbsp;Weet, datVenetie, door’t oorlog zege geeft,
En voor niy houd, waar van wy zouden konnen leven.
F 3 nbsp;nbsp;nbsp;Doch
-ocr page 92-Doch zoo ik, als voorheen, my moet met u begeven, Ik ben te vrede, en myn gemoet zal nimmermeer,nbsp;Iets wenfehen, dan het geen zal llrekken tot uw eer.
Ik heb uw trouw beproeft,zoo menigmaal voor dezen, En, om bedrukt te zyn, moft ik ondankbaar wezen.nbsp;Ook wert u niet getoont, door myn verbaad gelaat,nbsp;Het geen’er in myn hart en ziel al ommegaat,nbsp;Mynhooftpynklaarlykbiykt, doordeeze uitpuilendenbsp;oogen,
En zoo ik noch op u heb eenig klein vefmoogen,
Laat onze reis dan, voor een dag, zynuitgedelt,
Tot dat de fmert wat heeft gebrook en haar gewclt. Garde NI o.
Zoo lang als ’t u gevalt; maakt dat men die zal daken; ’k Tracht maar na ’t geen dat my by u bemint kan ma«nbsp;ken,
Kom, laat ons,tot uw rud, draks na een huis gaan zien; Maar ziet eens, dit gefchrift fchynt ons een aan te bién.
TWEEDE TONEEL.
CaRDENIOjMaskaril/as #« Zwitfers g$waat^ SoFYE.
HC A R D E N I O.
Eer Zwitfer.hoortdit huis u,of een vandebuuren? Maskariljas.
Aan my tot uwen diend.
C A R DE N I Q.
Wilt gy het ons verhuuren ? Ma Sk ariljas.
Ja, voor de vrecmd’ling, heb ik kamers, toebereit Van alles, is’t maar volk van deugt, en eerlykheit.nbsp;Garden lo.
Ik acht niet, dat men hier voor onheil hoeft te vrezen ?
Mas-
-ocr page 93-Maskariljas.
Gy komt eerft in de Stadt, ik ?Ae het aan uw wezen. Cardenio.
’t Is waar.
Maskariljas.
Dees JutFrouw is ’t, myn Heer, zyn vrouw? Card EN 10,
Waarom?
MaSKARII, ]AS.
Of is’t uw zuftcr, Heer? deZwitfers zyn wat dom.
C A R D E NI o.
Neen.
Maskariljas.
Zeker z’is heel fchoon, komt gy hier handel dryven ?
Of zoekt gy recht aan’t hof? het pleiten dat koft fchy-ven;
’t Geding brengt meenig menfeh in droevig,zwaar verdriet :
Den Pleitbezorger, en den V oorfpraak deugen niet.
C ARDENIO.
Neen, dat ’s de reden niet.
Maskariljas.
Komt gy haar hier dan lyen, Om deze Stadt te zien, en vaart gy uit vermeyen ?nbsp;Car DE NI o
Het raakt dat niet. ik zal hier, in een oogenblik
tegen! Sofye.
Weer zyn, ik ga, op dat onze oude voort befchik,
Dat zy den Voerman fpreek’, en’tgoedt neem van de wagen.
Ma s k a r I l j a s.
Is zy niet wel ?
C R AD E N I o.
Zy heeft in ’t hooft geklaagt veel dagen. Maskariljas.
Ik heb heel goede wyn, en goede kaas in huis.
F 4 nbsp;nbsp;nbsp;Treé
-ocr page 94-88 ORATYN EN MASKARILJAS, Treê binnen, vrienden, en komt in myn kleine kluis.
Maskariljas en Sofy binnen. C ar deuk gaai ever't tooneel, en ziet het huis zom-tyds aan in 't voortgaan.
DERDE TOONEEL.
Oratyn, Carpenio.
HO R AT Y N.
Oe dat de driften, van ons ongedult ook woelen, Ben ik door ’t woort verplicht, en moet myn yver koelen;
’k Moet, door een ander, doen gebruiken myn geval, En zien wat uitflag, dat den hemel geven zal.nbsp;Zoektge iemant in dit huis ? fpreek op vry zondernbsp;fchroomen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Oratyn ziende dat Gardenia
na 't huis ziet.
C A R BF N I O.
Dees tcegerufte plaats, heb ik ftraks ingenomen. Oratyn.
Dit huis behoort nochtans in myn heer Vaders magt En, tot bewaring, flaapt myn knecht daar in by nacht.nbsp;Carbenio.
Gy kunt, datmen’t verhuurt, uit deze brief wel lezen, Het is iny onbekent.
Oratyn.
Wel hoe! wat zal dit wezen? Wie heeft dit zoo bedelt ? de drommel haal die guit.. •nbsp;O by myn trouw, ik ra byna nu, waar ’t uit fpruit.nbsp;Dit moet uit ’tgeen ik gis ,en uit myn raming koomen.nbsp;Carbenio.
Heer mag men weten waar toe dit is voorgenoomen ? Or a t yn.
Een ander, ik niet licht, vertrouwden dit geval. Maar’k acht, wyl’t u niet raakt, ik heusheit vinden zalnbsp;Byu; weet dat dit fchrift, het geen gy hier kunt lezen,
Na
-ocr page 95-OF DEN ONTYDIGEN LOSKOP. 8? Nad^t myngiffing ftrckt, niet anders en kan wezen,.nbsp;Dan nieuwe liftigheit, gevonden door myn knecht,
Die deze handeling, daartoe, heeft aangerecht;
Om in myn handen, eeiiEgiptifeflavinne,
Te lev’ren, die ik meêr als zelfs my zelf beminne.
Wy hebben dik maal s, reetsgemift in ons bedrog.
Garpenio.
Hoe noemt gy haar ?
Sofy.
Garpenio.
Sofy ? wat v.egtge toch!
Gy hadt alleen hier toe, maar hoeven my te fpreken, Noch te gebruiken zoo veel liftigheit enftreken!
Hoe kent gy haar!
Garpenio,
Ikhebterftont, haar vry gekocht. O RAT Y N.
O wonderly k geval, wie hadt dat ooit gedocht C AR PENIO.
Wyl haar onpafs’lykheit ons onze reis doet rekken, Heb ik haar, in dat huis, zo lange doen vertrekken.
Ik ben op’t hoogft’verheugt, in dees gelegentheit, Dat gy uw meining my, en d’aanflag hebt gezeit.nbsp;Oratyn.
Zal ikvanu dan, het geluk, dehoop, myn leven, Ontfangen ? en,..
Garpenio.
Men zal u ftraks vernoeging geven. Oratyn.
Wat dankbaarheit, wat gunft, of ik u toonen zal ? Garpenio.
Neen, neen, toont my geen gunft, myn wenfeh is niet met al.
90 ORATYN ÉN MASKARILJAS, VIERDE TOONEEL.nbsp;Maskariljas, Oratyn, Garüekio.
Maskariljas.
Goón, ik zie daar wcÊr myti dulle meefter ko
men
Wat nieuwe zottighdt heeft hy weer voorgenomen? O R A Tï N.
Wie zou hem kennen in dat klugtig kleet ? fynman, Vrient Maskariljas, kom treê nader herwaarts an.nbsp;Ma SKA R iL Jas.
’k Ben Maskariljas niet,noch koppelaar van vrouwen, Ik heb nooit weduwen, of maagden opgehouwen.
O R A T Y N.
Ziet dien bragoende hans, *t is aardig op myn eedt. Maskariljas.
Ga uwer vaarde heen, waarom doet gy my lecdt ?
O R AT YN.
Doet af, doet af, de mom, en wilt uw meefter kennen. Maskariljas.
Kon ik u ooit daar voor,zo moet dedroes my fchennth.
Or At YN.
’t Is alles bygeleit, ontmomtu, ’t is gedaan. Maskariljas.
Gy krygt een oorvyg, zoo gy niet van hier wilt gaan. Oratyn.
Houdt op, het is genoeg, ik zeg, wy zyn verdragen, Zyngoedigheit beftemt,mct heil, myn welbehagen.
’k Heb alles wat myn wenfeh van hem begeeren kan, Daarom vry uit uw hart de vrees en zorg verban.nbsp;Maskariljas
Zyt gy vereent, en mag ik vry myn vrees bedelven ?
’k Ontzwitfer my dan weer, en wort weerom my zcl-ven.
Car-
-ocr page 97-OF DEN ONTYDIGEN LOSKOP. 91 Garde nio.
Die knecht heeft u gedient, met moeiten, ïorg en pyn, Vertoeft een luttel, ’k zal terftont hier weder zyn.
Cardenio binnen.
O R A T Y N.
Wel nu, wat zegt g’er af?
Maskariljas.
Dat ik ben opgetogen,
En, in dat fchoon begin, den uitgang kan beogen.
Or AT YN.
Gy veinfde u, om voor my t’ontmommen, en wou ’t niet
Gelooven, ’t geen gy nu klaar voor uw oogen ziet. Maskariljas.
Terwyldat ik u ken, was ik vol angft, en vrezen.
’k Zie in dit voorval,ook een vreemt, en dubbel wezen.. O RAT y N,
Bekent dan eind’lyk, dat ik veel hier heb gepleegt, Tenminftcn, door dit werk, myn feilen uitgeveegt.nbsp;Aanmy zal de eer zyn.dat ik hebdit werk doen enden.nbsp;M askariljas.
’tZy ikulukkiger, ofwyzer hier in kenden.
VYFDE TOONEEL.
Cardemio, Oratyn , Maskariljas, S o F y E.
W nbsp;nbsp;nbsp;Cardenio.
As dit het voorwerp niet , den oorfprong van uw pyn ?
O R ATy N.
Wat grooter luk kan nu by’t myn geleken zyn ?
Cardenio. nbsp;nbsp;nbsp;(wen;
’t Is waar,’k ben. door een gunft verpligt, aan u gehou-Zoo ik het niet beleê, men zou my niet vertrouwen • Maar eind’lyk, deze gunft viel voor my al te hart,
Zoo
-ocr page 98-ORATYN EN MASKARILJAS, Zoo ik haar moeft voldoen met d’allergrootflc fmart;nbsp;Denkt dan eens, hoe haar fchoonte, en glans, my heeftnbsp;doen dwalen.
En of ik tot die prys u moet myn fchult betalen ?
Gy zyt grootmoedig, cnzoudt hier niet toe vcrftaan. Vaarwel, wy komen licht, in korten tyt, weêraan.
Card.enSofye biKKeM. Ma ska r I L j AS.
Iklach; maarevenwel niet ommy teverblye:
Hoe braaf zyt gy ’t nu eens! hy geeft aan u Sofye,
En... gy verltaatme w'el-
Or A T y N.
Gy hebt my heel voldaan,
Ik zal geen meerder hulp van u verzoeken; (taan Van alles af. Ik ben eenhont, een beul, veifmadernbsp;Van goeden raad, een dwaas, vervloekte, en een verrader.
Ga heen,uw hulp, en trooft, vry voor een dwaze (laak, Die niet kan lyden, dat men hem gelukkig maak’.
Na mynedommigheit, na zoo veel ongelukken. Moet my de doot op ’t laatll uit deze ellenden rukken.
tinne»-.
Ma s k a r I l j a s.
Dit is de hulp dan, en het eindt van zyn geval.
Hem Icbiet niet over, als tefterven, dulenmal,
Om daar zyn zotterny, endwaasheitmeê tekroonen; Doch fchoon zyn fpyt my van zyn zorg nu wil ver-fcliooncn,
En hy my heel ontflaat, myn levensdagen langk. Noch wil ik evenwel hem dienen, tegens dank ;
En onder zyne ramp, bevechten, roem en zeegen.
In’taldergrootH gevaar is d’oppcrfte eer gelegen.
En al de zwarigheén, daar van men wort bettreên, Zyn Staatjuffrouws van d’eer, die d’eerfte plaats bc-kleêü.
OF DEN ONTYDIGEN LOSKOP. 93
ZESDE TOONEEL.
Hipolite, Sofye.
S nbsp;nbsp;nbsp;Hl PO LITE.
Int gy hier woonde, heeft het JufFerfchap der Stadt Rechtmate klagten van uw groot gewelt gehadt.nbsp;G’ontruktdezegenaan de fchoonfte, en cerfte vrou*nbsp;wen 5
En maakt van alle die haar minnen, ongetrouwe.
Wel weinig harten zynuit uw gewelt ontflaakt,
Van, die gy d’cerftemaal hadt door uw oog geraakt.
En duizent vryigheên, gebonden aan uw keten, Verrykenu, en doen ons onzefchade weten.
Voor my, ik zou my niet beklagen van uw magt,
Daar door gy meenig hebt in uw gewelt gebragt. Datvan myn minnaars, die neervielen voor uw voeten,nbsp;Een eenige ’t verlies van d’and’re mogt verzoeten.
Maar gy ontvoertzemy, t’ontmenfchelyk, gcfta^g, Dit is een harde flag, daar ik my van beklaag.
Sofye.
Dat ’s, met een aardigheit, met een onnooflc gekken. Ik bidtu, laatze u toch, tot geen meer fpot,verftrekken.nbsp;Natuur heeft uwe leeft, te wel gemaakt, volboutjnbsp;Dat gy voor myn gezicht, of fchoonheit, vrezen zoudt.nbsp;Gy zyt genoeg bewuft, van haar bekoorlykheden;
Dus is het noodeloos te voeren zulke reden.
Hipolite.
Nochtans en heb ik, in dees reden, niet gezeit,
Of’t is door heel de Stadt in yders hart verfpreit.
En Zonder, dat ik nu wil fpreken , van het ander,
•Weet elk dat Oratyn u mint, en Heer Leander. Sofye
Indien Zy beide zoo verblindt zyn (ik vertrouw’t)
Dat gy , van haar verlies, u licht vertrooften zoudt.
En uw genegentheit niet licht genegen vinnen,
Tot
-ocr page 100-94 ORATYN EN MASKARILJAS, Tot hem, die zulk een flecht voorwerpfel zou bemin-Hipolite.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(uen,
Dit wort, in tegendeel, heel anders uitgeleit ?
Want ik bevinde in u zoo veel aantreklykheit,
Zoo veele reden, om d’ontrouwheit te verweren,
Der geenen, die u, voor haar hoogfte ziel heil eeren, Dat ik niet laft’ren kan de nieuwheit van den brantnbsp;Daar door Leander brak, tot my, zyn trouwverbant ?nbsp;Maar ik zal hem terftont, en zonder my t’ontroeren,nbsp;Zien, onder myne wet, door ’s vaders magt, wéér voeren.
ZEVENDE TOONEEL. MaskariljasjSofïEjHippoute.
W nbsp;nbsp;nbsp;MASKARILJAS.
At nieuws, wat wonder nieuws! een ongehoort geval,
Datiku doormyn mont, terftont verhalen zal.
S o F Y E.
Wat is het ?
MASKARILJAS.
Luiftcr, ’k heb nooit diergclyk gelezen. SoFYE?
Wat .?
Mask ARIL JAS.
’t Schy nt het einde van een Bly fpel wel te wezen. De gryfe Egiptife, zoo daad’lyk...
S OF YE.
Zytgeftom?
MASKARILJAS.
Ging langs de groote markt, en docht fchier nergens om,
Wanneer een andere oude, afgryllyk, hol van oogcn, Haar wezen, van naby , heel lang hadt overwogen,
Met een verroefte ftem, en woorden vol ontzag,
Het
-ocr page 101-OF DEN ONTYDIGEN DOSKOP. 9f
Het oorlogsteeken gaf, van een verwoede flag ;
Hun wapens waren om elkand’ren te benaauwen, Geenyter, flaal, noch vuur, maar vier verdroogdenbsp;klaauwcn,
Daar elk , het weinig vleefch, zoo boos, gelyk een kat,
Meê fcheuren wou van’t vel, ’t geen op hun beend’ren 2at.
Men hoorden anders niet, dan hoer en varken kry ten.
De kappen vlogen van hun hoofden, door het ryten,
En toonden voor elk een, twee koppen, kaal van hair » Dat hun noch gruwzamer vertoonden van gebaar.nbsp;Cardenio quamook met Trufaldyn gefchootennbsp;Na hun, die van veel volks dicht waren toegeflot'cn;
Men hadt veel moeite, om hun te rukken van elkaêr,
Zoo Xatenze, als verwoedt, elkand’ren in het hair.
Terwyl dat yder , na dit worftelen en trekken ,
De fchande van zyn hooft, zoekt voor het volk te dekken.
En dat men weten wou de reên van dit gewelf,
Zoo heeft zy, diedit eerft zoo boos hadt aangeftelt, nbsp;nbsp;nbsp;-
Schoon dat men hare borft van fchrik zag kloppend’ja-
1
Het oog op Trufaldyn, een langen tyt geflagen;
En riep : gy zyt het die hiervoor mynoogen zweeft,
En, zoo my is bericht, als onbekent hier leeft.
O heuchclyke dag, na zoo veel ramp en drukken.
O heer Sanobio Ruberti, wat gelukken,
Doen my u kennen, op dat oogenblik en llont,
Daar ik my zelf, om u, zoo zeer verlegen vont.
Toen Napels uw vertrek beoogden , t’harer fchan-den,
Hadt ik uw dochtertje, gelyk gy weet, in handen, Wiens jeugt ik koellerden; terwy Ime op’t vierde jaarnbsp;Haars ouderdoms, haar glans, en fchoonheit wiert gewaar.
Decs oude toverhoêr, die gy hier aan kunt fchouwen,
Quam
-ocr page 102-96 ORATYN EN MASKARILJAS, Quamdaag’lyksin ons huis ,gelyk meer nabuurvrou»nbsp;wen.
En roofden my die fchat: van wellik ongeluk U w waarde Gemalin ontfing zoogrooten druk,
Dat het haar droeve ziel heeft na het graf gedreven;
En wy 1 my nu geen hoop meer over was gebleven,
En vrezende uw verwyt, en bitter zielgefchrey,
Verkondigden ik u de doodt van allebey.
Maar wy 1 dat ik haar ken, zoo moet ze nu verklaren Waar dat uw dochter is, en wat haar is weêrvaren.
Op ’t woort Sanobio Ruberti, ’t geen haar taal Hadt meenigmaal genoemt in al dit lang verhaalnbsp;Heeft ftraks Cardenio in’t aangezicht onltokcn,nbsp;TotTrufaldyn, verbaart, opdezewysgefproken:
Ik vindt dan (’s Hemels wil is eindelyk volbrogt)
Hem, die ik heb vergeefs zoo lang een tyt gezocht, Endieik, onbekent, aanfehouwen kon in’t leven,nbsp;Den oorfprong van myn bloet, en die ’t my heeft gegeven,
Myn Vader, ja ik ben, Horatius, uw Zoon;
Nadat Albartus was begraven, by de doón,
En voelende myn hart met nieuwe ramp bezwaren,
Vertrok ik uit Bolonj e, en liet de wy sheit varen.
En reisden zes j aar lang, van ’t eene in ’t and’re landt, Na dat myn nieuwe luft zig dan genegen vant.
Maar na die tyt onftak een heimelyk begeeren In my, om weder na myn Vaderlandt te keeren-,
Maar ach! te Napels vondt ik niemant, zonder vrucht. En hoorden niet van u, als een verwart gerucht.
Zoo dat ik, te vergeefs, met zoeken tyt berteden.
En ’t oudt V enetie weêrhielt myn ydelheden.
Zo dat ik heb geleeft, en zonder dat de Faam My van ons huis iets bragt dan maar de bloote naam.nbsp;Nu denkt eens hoe het hart van Trufaldyn moert fprin-
Toen zy n verbaasde ziel aanhoorden zoo veel dingen. Doch eindelyk, om te verkorten’! lange rak ,
Van
-ocr page 103-OF DEN ONTYDIGEN LOSKOP. 517 Van al’t verhaal, *t geen gy lult hooren met gemak,nbsp;Door de bekentenis der oude Bolbabyne,
Zoo kent uTrufaldynalreede voor de^iyue.
Cardenio, die xich nu uwen broeder ziet, nbsp;nbsp;nbsp;(driet*
Kan niet meer hoopen, tot myn mcefters harcsver-Hy is, dooreenegunft, zoo hart’lyk hem genegen,
Dat hy u heeft, voor hem, tot bruit ert vrouw verkré-Zyn V ader, die dit werk heeft alles by geftaan, (gen. Neemt dit gewenfcht verbont, metgroote vreugden ,nbsp;aan;
Enomdieblytfchap, met meer luiftertedoen leven. Heeft, aan Horatius, zyn dochter weêr gegeven.
Ziet eens , hoe vreemt dat het kan in de werelt gaan.
Door al dees wonderen blyf ik als roerloos ftaan. Maskariljas.nbsp;volgen ,uitgezeit alleen die twee partyen,
Die uit den ftryt gerukt, haar zelve in orde vlyen;
U w Vader zellef, en Lcander volgen ook.
Ik ga myn meefter nu verhalen al dit fpook.
Nu zien ik, als men waant te zyn geraakt heel onder, Dat’s hemels gunft ons dan komt helpen, tot een won-der.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mask.binmn.
Hl P P OL I T E.
Dit wonderlyk geval, maakt my zoo zeer ontftelt,
Dat ik myn geeüenniet meerhebinmyngewelt,
Maar zie, daar koomenze aan.
ACHTSTE TOONEEL.
Trufaldyk, Sofyf , Hippolite, Le-
ANDER, AnSELMUS, GakDENIO,
Pandolfus.
T RUFALDYN.
98 ORATYN EN MASKARILJAS,
Weet gy, hoe gunftig ons de Hemel is op aarde ?
S o F Y E.
Myn Vader gt; 'k heb terftont dit wonderwerk verftaan.
HI p o LI r E tegens Leander.
Gy fpreekt my, te vergeefs, tot uw verfchooning aan,
Ik weet alreets, by na, het geene gy wilt leggen. -Leander.
Ik bidt vergitf’nis, wilt uw gramfehap nederleggen,
En roep den Hemel tot getuigen, dat de magt Myns Vaders, heeft alleen myn hartewenfeh volbragt.
C A R D E N I o tegens Sofye.
Wie dacht ooit dat myn vlam, die gy had aangefto-ken, nbsp;nbsp;nbsp;(ken!
Zoo2uiver, nocheenszouzyndoor natuur weerfpro-M lar echter, zoo veel eer, als haar altyt weêrhiel, brengt weinig.wifleling , daar door, in myneziel.nbsp;Sofye.
Ik lafterde' myn zelf, en achten het voor plagen,
Dat ik u anders niet als achting toe kon dragen.
Ik kon niet weten, welk een magt dat my weêrhiel,
Op zulk een gladde weg, daar meenig menfeh op viel, En myne ziel, van die genege vlam afwenden,
Die ik , met al myn hart, dacht diep in ’t hart te zenden. T RUFALDYN.
Maar nu ik u herkryg, wat zult gy zeggen, dat Ik weer zoo haalt verlaat, die eerltgevondcn fchat,
En u, aan zynen zoon, ^adoor de trouw verpanden ? Sofye.
Dat myn geval nu (laat alleen in uwe handen. NEGENDE TOONEEL.
Maskariljas,Oratyn, Trufaldyn, Pandolfus, Cardenio, Ansel-Mus, Sofye, Leander, Hipolite.
M a s K A R I L j a s.
Aat onseens zien , of ook uw duivel is dien man,
Die
-ocr page 105-OF DEN ONTYDIGEN LOSKOP. 99
Die deze vafte hoop, nu ook verbreken kan;
En of gy , tegeris ’t luk, dat u nu aan komt rannen,
U w ingebeclt ver ftant, al weder in zult fpannen ?
Het nootlot is nu eens, van u te plagen, moe.
U w wenfch is nu gekroont, Sofye hoort u toe.
O R A T Y N
Mag ik gelooven, dat de Hemel myne dagen...
T rufaldyn.
J a, fchoonzoon, het is waar.
P A N D o L F U S.
De zaak die is verdragen. Carbenio,
Hier meê heb ik myn fchult betaalt, en afgelcgt.
O R A T y N iegens Maskariljas , hem in zyn arm drukkende.
Laat ik u duizentmaal omhelzen, trouwe knecht, Indeezevreugt.
M A SK ARIL] AS.
Oey, oey, zoet, laat dat vry betyen.
Hy heeft my fchier verftikt , ik zorg zeer voor Sofye,
Indien gy haar onthaalt, met zulk een driftigheit.
Ik fchol u liever quyt, myn Heer, recht uitgezeit.
TrufalüYN tegens Graten.
Gy weet het luk nu , door den Hemel my gezonden ;
Maar weezende aan de vreugd alle op een dag verbonden,
Zoo laat ons bly ven tot hot alles is voldaan,
En iemandt fpocdig om Leaiiders vader gaan.
Maskaril]as,
Gy zyt nu al verzien, maar is ’er niet een meisje,
Die Maskariljas gerieven voor een reisje ?
T erwyl ik yder zie verzelfchapt met zyn vrouw, Gevoel ik aan myn ly f meê jeuking na de trouw.
An-
-ocr page 106-A N S EX M Ü S.
Ik hd)uw gading.
Mask ar i l ja s.
Goet. de Hemel wil onsgeven, Veel kind’ren, en dat wy’t, als vaders, lang beleven.
E .1 N ï) £.