nbsp;nbsp;nbsp;DEnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ais
BEKLAAGLYKE
DOOR
TE AMSTELDAM,
By de Erven van J. Lescailje en Dirk Rank, op de Beursfluis. 1710.
-ocr page 2-'i '-Y
..5 nbsp;nbsp;nbsp;1 Iwi
i. z i
ui
.** •■'V ^•- '-.1
K-■^
t*- nbsp;nbsp;nbsp;quot;
, ■ 'v- 7igt;\
V-.-. /L
':b'
I'
i
A A N D E N H E E R
JONKER
Edelman vanden Ed. Heer
burgermeester te AMSTERDAM, Zynde Ambajfadeur van haar Hoog Moog:
By wylen
K R IS T I A A N DE IV,
Koning tot Denemarken, ^c.
M Y N HEER,
K offer u, uit myn vrije wil, de ; Beklaaglyke Dwang; maar %o ik mynbsp;i nader bezinne, vinde ik myn wilnbsp;verpligt; Dit doet my terugdeinzen: ziende uw weldaaden zo groot, datnbsp;myn dankbaarheid om dank is verlegen, en
A 2, nbsp;nbsp;nbsp;haar
-ocr page 4-haar offerhande te Hecht, om daar door te bewy7,en hoe veel 2y in U E. gehouden zy.nbsp;Doch, kennende uw aart zohe^ch, uwbe-leeftheid zo groot, dat zy zich de geringheid myner gefchenk niet belgen zal, zonbsp;verftout hetmy, om myn voorgenome toeleg in der daad te doen blyken, als die liever rcukeloos ben, dan ondankbaar. UE.nbsp;zult hier een Spel zien, en, zo ik mv nietnbsp;bedriege, zal het u behaagen; te meer, alzo de inaaker mer gezien heeft na de tyd,nbsp;daar in hy leefde, als wel op de oude Too-neelvvetten ; en het dunkt my ook onge-rymd, in het rymen van Tooneelfpeelen,nbsp;voor de tegenwoordige tyd, te letten opnbsp;de voorledencn; nu het oog, neifens denbsp;orcn, wil aandeel hebben in het geen haarnbsp;vertoond werd. Dit Spel is voor my, doornbsp;den Heer Barokes, uitbet Spaans vertaald,ennbsp;Van my in Nerduits Ry m gebragt. Heeft hetnbsp;iets van zyn glans verloren, ik zeg, tot mynnbsp;verfcIioning,mct onzen gelauwrierden Poetnbsp;J. vanden \'ondel: Iets van de eeneTaal 'mnbsp;de ander, door eenen engen hals te gieten^nbsp;gaat zonder plengen niet te werk. Oordeelnbsp;hier na uw aard, terwyl gy my, en allenbsp;Liefhebbers beluil gemaakt hebt, om ietsnbsp;van U E. maakzel op ons Toneel te zien,
waar
-ocr page 5-waar in het vermaakelyk en t nut, volgens onze Tooneelfpreuk, van pas in een gemengtnbsp;zy. Hier meede eindigende, wenfche ik,nbsp;te blyven,
UwE. Ootmoedigcn Dienaar
VER-
-ocr page 6-E D tr A R D o j Koning van Engeland.
Dl o NI s IA, Prinls vanEngeland.
C E LIN D E, Staatjuffer van Dionifia.
H E N D RIK gt; Engelfche Graaf.
OCT Avio, Graaf van Exfort.
F ABiOj Kapitein vansKoningsLyfwacht.
Kl E N A R D o j Geheimfchryver ^
Altenioj Edelman nbsp;nbsp;nbsp;gt;van den Koning.
Jagtmeester. nbsp;nbsp;nbsp;\
Rudolf, Graaf vanBriftol.
Rosaura , Dochter van Rudolf, en Vrouw vao GraafHendrik.
van Hendrik en Rozaura. l Dienaars van GraafHendrik.
Mauritius, Zoon liiTAVRA5 Dochternbsp;Grimaldo,
Bellardo,
Karel, Kapitein van Graaf Rudolfs Lyfwacht. Fenjcio, j
PiSSCHOP,
-ocr page 7-D E
BEKLAAGLYKE
EERSTE TOONEEL.
Dio N I s I A ee Hert vervolgende.
Gy Ihelvlugtende) vertoefeenoogenblik: Ofmeendgy fchichtige, benaauwdehertjdatik,'nbsp;U, volg 5 gelyk de wind ? 6 neen ! t zyn mynnbsp;gedachten
Die volgen u op ^tfpoor; ei, wileen weinig wachten. Schouw myn vermoeidheid aan, gelukkige die noch,
Ten laatften, mo en mar een ruftplaats vind j maar och J Ik arm rampzalige, door groote min gedreeven,
Kan my aan beek, of bron, ofbeemd tot ruft begeeven, Gy maakt, door uwe vlugt, een end van uw verdriet.nbsp;Maar ach! hoezeer ikvli, konu^U myn kwelling niet.
TWEEDE TOONEEL.
Hendrik, Dionisia.
H END./^ Aangenaame douw! vermaakelyke boomen;
Doorwrocht met fierlyklofj engy, water-ftroomen.
Die, dooruw helderheid, fchyntvlietendftilteftaan, Groeizaarae bergen, die ten hemel reikt, fchouwd aan,nbsp;Dat bid ik mag het zyn, my toch als een gelukkige,nbsp;Doordienik myn Godinbeog, gelyk eendrukkage,
A 4 nbsp;nbsp;nbsp;En
-ocr page 8-En droeve Tantalus, die, als ik haar naauw heb,
My wederom on'iinkt, als een atVailende b.
Helaas!
Dl ON. Henryk.
He n d. nbsp;nbsp;nbsp;Mevrouw, ik ben niet zeer verwonderd,
Of fchoon deez waterbeek zich van zyn loop afzonderd, En tuffchen de oevers, daar hy ruil'chend vlied, als dood.nbsp;En roereloos blyft ftaan, ja zelfs de roos zyn rood,nbsp;Verdubbeld, als befchaamd uw fchoonheid aan te fchoU'nbsp;wen.
Deezuitgehouwen fteen kan t zilvre nat niet houwen. Den zoeten Zephirus vaft met een labbre koelt,
Op t aangenaamft en zoetft door blad en telgen woeld. De zon met zyne glans t geboomt doet gloeijend verven.nbsp;De bloemen, als door fchrik der fnelheid, die befterven,nbsp;En hangen als verflenft, door t derven van den douw,nbsp;Die hun Aurora fchenkt; vermits gy, waarde vrouw,nbsp;Zyt Hora in t gebloemd, en Thetis in de beeken,
En een Diaan in t bos, die, om recht uit te fpreeken j Den heldren Febus met zyn glans in als verdooft jnbsp;En hem wanneer t u luft van zyn paruik berooft j .
Ja, die de hooge Gon kund wet en regel geeven,
En die gebiedfter zyt van Hendriks ziel, en leeven.
D ION. Zal ik gebieden die, die k voor gebieder hiel ?
Zo hoor een woord of twee, myn uitverkoore ziel. Deeze aaklige eenzamheid verphgt my u te zeggen,
Veel waarhen, dieinmy, Graaf! verborgen leggen. H END. Noch me^r word gy verpligt, 6 fchoone! doornbsp;myn trouw,
Aan u beloofd met eed j maar k bid, waarde vrouw! Sla op myn nedrigheid toch niet uw vriendlyke oogen,nbsp;Laat die my gunftig zyn. Mevrouw, wie op een hoogennbsp;Verheve rots ftaat, die den Hemel reikt, wiens top,nbsp;Der Goden doen beloerd, zie niet om laag, want op.nbsp;Zo hoogen plaats te ftaan, en nederwaarts te kyken,nbsp;Zou Amus fnel gezigt al deizend doen bezwyken,
En duilflen doen het brein, door t fchrikkelyk vertoog,
Vaa
-ocr page 9-N
V an nederwaarts te zien, en fchelden t nieuwsgier oog: Dies van uw Hemel j Kef, ben ik de nedrige aarde, (de!nbsp;Zo veel fcheeld onzen ftaat nat Kchchaam, maar j waar-Doorluchgfke Prinfes, de grootile proef van min,
En teiken, waar aan hy te kennen is, ibaat in Een ongelyklieid te gelyken, in zyn bandenbsp;Voerd deeze God een fchaal, daar hyde harcenvan denbsp;VerKefde, hoezezyn, gelykt en evenaart.
Dl ON. Indien uw nedrigheid u ophoud, of bewaard.
Om met gelyke min my weder te beminnen ,
Zo is uw min geveinft, door dien ik in myn zinnen,
En myn gedachten, u my waardig heb bekend.
Hoe beeld gy u dan in, als dat gy minder bent ?
Neen Heer 3 wyzyngelyk.
H END. nbsp;nbsp;nbsp;6 Goddelyke harflen!
Die my verwelkte min komt met uw dauw vervarffen, Die my zelfs baand den weg, en maakt ons min gelyk.nbsp;Dl o N. Ja waan van godlykheid. Wel aan, laat ons eennbsp;Doen van oprechte min, en ons genegenthedn, (biyknbsp;Van onze zielen, in een ziel te zaamen fmeeden.
DERDE TOONEEL.
Octavio alleen. nbsp;nbsp;nbsp;(fpoord
T K zoek ontweetende, och! myn dood; k word nage-Van een verflindend dier, wat menfeh heeft ooit gehoord 3
Dat een, die op de jagt het wilt zoekt te belaagen,
ZeUs vlucht 3 en word gejaagd 5 inplaatzevantejaagen. Al ik 3 die doof Fortuin 3 en bitrre tegenfpoed,nbsp;Gedreeven heen en weer, met een onfteeken moet,nbsp;Myn dood zoek, en dat in die geen die my kan helpen,nbsp; Beul van myn gemoet! Tyran, ei zeg, hoe hoog ,nbsp;Om my te plagen, zult gy in uw wreetheid fteigren ?nbsp;Hoe lang zult gy deezborft vol vuur, als Etna, weigrennbsp;Verkoeling ? wreede Min, die onbeloont... Maar zacht,
DE
to
Daar komt myn vyandin. Welaan, ftortnuuwklagti En ofFert haar uw imart en pyn; laat niet verhoolen,
Neen, zuchten, kropt u in; waar wilt gy heeneen dolen ? Ziet gy daar Hendrik niet, uwvyand? ditgeboomtnbsp;My voor een fchuilplaats ftrek, en ik een Ipie.
VIERDE TOONEEL. Dionisia,Hendrik. Octavio terzyden.
D ION. nbsp;nbsp;nbsp;B Etoomt gt;
U; wat ik zeg dat zweer ik u, en zalt ook houwen.
Ben ik uw eigen niet ?
O c T A V. nbsp;nbsp;nbsp;,, Hoe, is Zy Hendriks vrouwe ?
Hemel! wat is dit?
H END. nbsp;nbsp;nbsp;Deblydfchap heeft myn hert, (werd.
Verwonnen. Och Mevrouw! myn'ziel door vreugde Heel opgetrokken door uw gunft; ja zo gedreeven.
Dat Zy myn tong, naar eifch, geen oorelof kan geeven, Om u te danken, voor uw weldaan, alsverpligt:
Doch t geen myn tong verzwygt,dat meld u myn gezigt, Maarwiezalu, Mevrouw, doch tot dit Huwlyk raaden ?nbsp;De Majefteitfcheeld veel van Graaf of zyn Genaden.
Ook is het zeker, dat des Konings toorn en haat,
Als zyn bevordering, by ons te wachten ftaat,
Hyzal in eeuwigheid ons beider trouw niet ftemmen.
D I o N. Ontfla u van die zorg, wil uwe vrees betemmen, Myn vader die is oud, en ftaptmet de eene voet,nbsp;AlbukIcendeinZyngraf, ennazyndood, wiemoet.
Als eenig erfgenaam, dit Koningryk regeeren ?
Ik, diezyn dochter ben; enofikuvereeren, WoumetdenaamvanmanenKoning, wie doch Zounbsp;Myn magcdoen deizen, of verhindren ?
H E N D. nbsp;nbsp;nbsp;Schoone vrouw,
k Beken, het is, wel waar; maarhoezalikdeftioomen,
, En t vloeijen van de min, -met Zidk geduld betoomen ? De parlxng yan de vloed die vrees ik dat dedyk,
Ver-
-ocr page 11-Vertnorfeld en vernield van myn geduld, eer t Ryk Uws Vaders, door zyn dooa 5 aan u lal overerven.
O c T A V. liefde loopt te poft, en zal geen ruft ver-Voor dat ik me de vloed van Acheron betree. (werven DI o N. Valt u de tyd te lang; verdriet het u alre ?
Welaan, ikzaluwpyn, zotmooglykis, verzachten; Want morgen zal ik u in myn vertrek verwachten.nbsp;OcTAv. Waarwachtikna ; helaas! hetoordeelisge-Myndood, de plaatsen uur van ftervenis beftelt. (veld.nbsp;H E N D. De gunft ben ik niet waard, diegy nw komtbetocHnbsp;Ik dank u voor deezeer die gy my doet. 6 Schoone! (ne.nbsp;Dat ik uw handen kus. Maar ach! Mevrouw.
Dion. nbsp;nbsp;nbsp;Hoe bang
S taat u t gezigt. Wat is t
H E N D. nbsp;nbsp;nbsp;Ei! morgen, t is te lang.
Dl o N. Waarom vernoegt geuniet ?
H E N D. nbsp;nbsp;nbsp;Door dien ik in myn hoopen
Op t yverigft ben, zoek ik door lm eeken af te koopen Een naauw geding van min, het uitftel van myn pyn ;
Vermits een oogenblik den hooper fchynt te zyn Eenjaar.
Dl ON. Zo zegt gy dat de hoop zou kwelling baaren.
He N D. 6 Ja,zo lang men niet den oorlprong vant bezwaa-Geniet, zo is de hoop en liefde al even zwaar. nbsp;nbsp;nbsp;(ren
Dl o N. Van nu tot morgen zal uwdroefheid einden.
H E N D. nbsp;nbsp;nbsp;Maar,
Van nu tot morgen, verbrandet oudeTroijen,
Van nu tot morgen zag men tRoomfche Ryk verftrooi-Haar glans en heerlykheid. De Perliaanfche vloot (jen. Verdurf, en zonk te grond in Thetis ruime fchoot.
Van nu tot morregen wierd de arremfte gelukkig ,
De ryke wederom Zeer jammerlyk en drukkig, Beweenden zyn ellende, alwaar hy in deez tyd,
Vervallen waar. Mevrouw, die geen die nooit benyd Van iemand had geweeft, kxeeg al zyn vrienden tegen ,nbsp;De trouwfte liet zich tot verraadery beweegen.
Van nu tot morregen verloor Pompus t hoofd;
En Cjefar in deez tyd wierd van zyn magt berooft.
Van nu tot morregen verloor Candaules t leeven j En in dien zelfden tyd wierd zyne Haaf verheevennbsp;Tot Koning. In de tyd van morgen en van daagnbsp;Zietmen den Hemel fchoon, dan weder door een vlaagnbsp;Beneveld en belwalkt. Het vogeltje gevangen, (gen,nbsp;Ontkomt zyn ftrik.Voor t laatft, Mevrouwe, het verlan-Van nu tot morregen baard veeltyds druk en rouw,
En afgunft voor de gunft, en ontrouw voor de trouw. Van nu tot morgen werd getrouwe min verfmeeten,
En t loon daar van gefteld in handen van t vergeeten.
O c T A V. 5, Ach Dionilia! indien dat u t verftand, Niet zinloos waar, gewis gy zoud hem haaten; wantnbsp;Nu hy uw liefde ziet, zoekt hy met liftigheden,
Te trachten na uw eer. Ach, dat my t luk beldeeden, Met zulk een gunft, Prinfes, noch uur, noch dag, nochnbsp;week,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(die ftreek,
Noch maand, noch jaar, noch eeuw, zou my nooit uit Doen dwaalen van de pligt j maar met geduld verwachtennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ten.
t Genot, of fchoon t geduld my in de min deed fmach-Di o N. Heer Graaf, nu deeze nacht wacht ik u in ft paleis, Daar k uw getrouwe min beloon na pligt en eis.
H END. Mevrouw, de Goden zelf verheten haaren Hemel, En koozen ft woud tot luft; alwaar ft pluimiyk gewemel,nbsp;De half onzielde wr tot nieuwe vreugd verwekt.
Ei, laat ons, wyl dit bos ons tot een tent verftrekt, (ven. Wiens groen behangfelen , door vrouw Natuur gewee-De fchaamte fchaduuwt, tot het wit der min begeeven.
I D c T A V. De minnenyver woeld en barft ten boezem uit. Ik ga, en fteur ft verzoek en ft opzet van dien guit.nbsp;Doorluchtigfte Prinfes, het boszwyn, dat myn oogennbsp;Verloeren, is dat niet voorby deez plaats gevlogen,
Al fchuimend, boos, en fel ? ik volligde zyn ftreek;
k Vertrouw dat het zich houd omtrent deezwaterbeek. lp I o N. 3, Gy zyt het monfter zelf en ft zwyn dat ons komtnbsp;|[ Henriko, kom, vertrekt. Odtavi, dat de hooren., (ftooren.
Ter-
-ocr page 13-Terftond geluid fla j en vergaar al t volk by een.
Octavio alken.
D Aar vliegt myn dood, gelyk een liielle fchicht gt; we heen.
Hoe nu Odavio ? 7,ult gy deeT. fmaad verdraagen ? Henriko moet van kant, als oorzaak van myn klaagennbsp;Ik dien t den Koning aan. 6 Neen! t is raadzaam j maar ,nbsp;Het veinzen is my beft, t welk veeltyds it gevaar gt;
t Verftand geholpen heeft, omringt met tegenfpoeden , In allerleije ramp, het ftrek my dan ten goeden.
Myn ziel, wat raad gy my ? zal ik na lang geduld, Genietent geen ikwenfch ? 6ja, zeidzy, gyzult.nbsp;Maar zeg my eens waar door, of hoe zal dit gefchieden ?nbsp;Door liefde die de Gon kan na zyn wil gebieden,
Die zal behulpzaam zyn in t geen daar hy na tracht.
Hoe raak ik aan t genot der min ? nu deeze nacht Zultgy, zeid myne ziel, al heimelyk uw lusjes,
Gaan boeten in de fchyn van Hendrik, met veel kusjesl Gy boffen, bergen, en gy velden die met groen,
En bloemen zyt bezaaid, wiens vruchtbaarheid te von, En te bevochtigen deez beek, zich ga verfpreijen,nbsp;Gelyk een Hang, en gy gehuchten en valeijen,
En weeldrig pluimgediert, lacht met een zoet geluid; Lacht vry, k geef u verlof, myn groote dwaasheid uit jnbsp;Schoon t u niet eigen is, zo lactit om deez vermetel,nbsp;Die een gekoren \^rft wil ftooten uit den zetel,
Wien Dionifia haar min en Ryk beloofd.
Die kans moet zyn gewaagt al koften t ook myn hoofd.
ZESDE TOONEEL. Eduardus, Jaagermeester.
als de wind, heeft zy haar ftreek
Of
Edu. ^i^AarlietgydePrinfes? waar is zyu ontkomen? Jag. Veelfiielder,alsdewi
genomen:
Of als een Atalant, voorby deez groene laan,
Edu. Verzaamaltvolkbyeen, tistydnaarftadtegaan?
J A G. Ik zal des Konings laft, met ernft en vlyt, volbrengen. Edv. Ikruftmyopdeezfteen.
ZEVENDETOONEEL, OcTAVIOj Eduardus.
o c T A V nbsp;nbsp;nbsp;Cj o 6n! kund gy dit gehengen ?
Daar is de Koning zelfs, ik ga en fpreek hem aan, ZynMajefteit, zot fchynt, is moe en mat van gaan.nbsp;Edu. Met rn, Odavio, doordien dat my de jaaren,nbsp;Gelyk de Zonneloop, ontfchieten en ontvaaren,
En laaten de ouderdom niet dan een fchaduw na Vanpynenonruft: maarwatjaagtuhier?
OcTAV. nbsp;nbsp;nbsp;Ikga
Mtongeduld en vrees,met toorn en trouwheidzwanger. Edu.'Watisergaans, ipreekop?
O c T A V. nbsp;nbsp;nbsp; Vorft! ik kan niet langer,
Doordien t geluk my voegt, dat ik by u alleen Gekomen ben, t geheim verzwygen.
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Zegt, v/atren
En oorzaak porden u om my alleen te Ipreken O CTA-v. Verradery, diefchelmsistegensubefteeken.nbsp;Edu. Vanv/ie? en waar vandaan?
O cTAv. nbsp;nbsp;nbsp;ZynMajefteit geef laft
Dat men terftont een man gevangen neem, en vaft Deez ilacht verzeekerd.
Ed.u. nbsp;nbsp;nbsp;Wie?
O c T A V. nbsp;nbsp;nbsp;Hendrik.
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Wie?
O CTAV. nbsp;nbsp;nbsp;DeGraave.
Edu. Wat Graaf?
Ogt av. nbsp;nbsp;nbsp;Henriko, Heer.
Edu- nbsp;nbsp;nbsp;Otavia,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;diebraavfi
En hoogdoorluchte m.an ? t twyfelde in het eerft Wie dat gy meende.
O C T A V.
-ocr page 15-Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Maar de oorzaak van dit vangen ?
O c T A V. Zal ik u morgen vroeg verhaalen.
E DU. nbsp;nbsp;nbsp;Het verlangen
Van nu tot morgen, prangt myn hart en ziel, zal ik De trouwheid, zonder recht of oorzaak, in een ftriknbsp;Verftrikken omwatren.!
P c T A V. nbsp;nbsp;nbsp;t Geheim moet zyn verborgen
Tot aan Auroraas komll:; ook doet de vrees my zorgen. Dat,zo gyt eerder weet,myn hoop gantfch vruchtloos is.nbsp;Een man alleen, moet hem verzekeren. Gewisnbsp;Uwleeven, ryk, en kroon, hangt aan deezzaak Voornbsp;Bid ik zyn Majefteit, hy laat zich dit gevallen, (allennbsp;En neem een kleine wyl geduld.
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Voorwaar, t is vreemd.'
Dat ik niet weeten mag , waar uit dit oorlpronle neemt. En zal een man alleen de Graaf in hechtnis zetten ?nbsp;Odavi, wie zo koen
Pc TAV. nbsp;nbsp;nbsp;De Vorft gelieft te letten,
Indien dat Fabio alleen, op uw bevel.
Dit aan Henriko zeid; dat hy gehoorzaam ftel Zich in de hand van den Marquis, myn Heer, ik zweerenbsp;, Dat hy zulks daatlyk doet, om zo met Ufl: te wecrennbsp;De wantrouw, die hy merkt dat van zyn handel weet.nbsp;Edu. Henriko , wat is dit ? hoe breekt ge zo uw eed ?
Ik keer naar t hof, en geef myn dochter dit te kennen. O. c T A V. O neen, ziilks moeft niet zyn, dit zou myn voorneem fchennen
Ik bid zyn Majefteit, dit toch verborgen houd;
Want morgen, met de Zon, zo Zal ik zonder fout U melden, wie dat al aan dit verraad is fchuldig.
iJtZallydzaamdandietyd, en ongeduldig, V^n tods verwachten. O gy Gordiaanfche knoop!
ACHT-
-ocr page 16-Bellardoj Grimaldo.
Bel.
ZEgtj weet gy de oorzaak niet j mynvriendi waarom het jaagennbsp;Zo fcliielyk is geftaakt ? k zag des Prinfefln wagen,
En de andre koetfen ook, al voor een uur, zo k meen. Naar ftad toe keeren, zeg, weet gy de waarom ?nbsp;Grim.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Neen,
Ik moei me daar niet meede, en ook zo Zyn het zaaken, Die my niet aan en gaan , noch ook in t minfte raaken:nbsp;Dies Zeg ik t roerd me niet
Bel. nbsp;nbsp;nbsp;Grimaldo, vriend, gewis.
Ik meen, gy zyt verliefd, en dat dit de oorzaak is.
Dat gy al de andere zorg uit uw gedacht gaat wannen. Grim. Voormy , ikwenfchdeliefdVooreeuwiglykgebannen,
BeUardo, ik verliefd! neen, myn zoete man! Istwaar, ik ben verliefd op glas, op kroes, opkan,
6 Woorden! die myn hart komt uit myn boezem fteelen.' Avoes, garroes, drink aan , gy kunt my niet verveelen -Al kwaamd gy honderdmaal des daags, ja in een uur.
Myn min, opugeveft, isvafter, als een muur.
Maar hoor eens, weet gy niet, gy rechte Venusjanker, Datliefd, daar gy van ipreekt , den menfch gelyk eennbsp;kanker.
Al kwynend doet vergaan ? hoe menig braave meid, Heeft, door de min geparft, met ongehoorzaamheid ,nbsp;Haar vaders huis onteerd, en heeft alzo gefchondennbsp;t Gebod, waar doe. ze zyn wel ftrilctelyk verbondennbsp;Aan de gehoorzaamheid, en daarom werd de Minnbsp;Ons voorgefteld als bhnd, om dat zy blindlings, innbsp;Het geen hun fchaadly kis, met dollen y ver loopen;nbsp;Heeft niet de Min, met lift, de harten vaak bekroopen.nbsp;Van veelgehuuwden.? die, vergetende hun pligt,
Verlooren fclraamt en eer. Nu laatft in myn gezigt,
Sci-
-ocr page 17-Zcide een getrouwde vrouw 5 doch niet getrouw, al lachchende,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(prachchende ,
Met wat voor dankbaarheid, zal my myn man, die Met veel gevlei ten hoof het Guide vlies verzoekt.nbsp;Bedanken, alshyhoord, hoeikhemhebgedoekt.
Met al het geen hy wenfcht j zo dat hy zich mag reeknen J Voor Aries, of de Stier, twee van de twaaiefteeknen.
W at dunktu, of een vrouw zulks toeftaat ofbetaamt ?
En daarom werd de min als naakt, en zonder fchaamt,
By de ouden uitgebeeld. Bellardo, voor het laatfte,
Is dit myn oordeel, dat de liefde tallerkwaadfte En argfte voor den menfeh op aarden is: voorwaar,
Dat tuigd ons Ilion, hetwelk in ttiende jaar Kwam door de min ten val. Wanneer ik zie de kuuren,
En ftreeken van de Min, kan ik my naauw beftuuren Van lachchen, om dat hy zo vaak zich transformeert.
Een grooten fpaanfehen Don, een Portugeefclien pronker, In Spanj en, en in het gezegend N ederland,
Is hy MonJIeur, il dit lui me fine, cju^il efl grand ,
In Vrankiy'k kan deez droes zich alseenftaartmanhou-In Engeland een Schot; en om onheil te brouwen, (wen , t Zyin wathoek of land, daars ftraks die Duivel by,nbsp;Enmaakt een vonk tot kool. Dits de oorzaak waarom hynbsp;Met vleugels word gefteld. Heb ik u nu het Ige vennbsp;Van deez geveinsde God niet aardiglyk befchreeven ?
Weg dan met liefde enmin, het eedle Bacchus nat,
Dat word van my geliefd en aangeben: maar wat, Mevrouwede Prinfes belangt, zyis wel waardig,
Datyder een haar mind.
Nietwaar, myn vriend? hoe aardig W anneer men haar beziet van t hoofd tot aan de voet,
Is zy geftelt .van leen ? t welk my gelooven doet,
Dat Zy, wanneer Ze jaagt, diana gaat te boven,
In fchoonte en raddigheid k wenfeh haar, wil my gelooven ,
Eenman, gelyk Adoon; doch niet lo wulps. Nooit dag Bejegen hem, waar in dat hy ooit wyken magnbsp;Voor Alexanders lult j en dat hy ryk geboorennbsp;Voor Midas niet enxwicht 3 maarwelindee'Lelsooren
En datzy leeventzaam 3 totdat zy 't leeven mo Doorhoogejaarenzyn, dit is myn wenfeh.
Grim. nbsp;nbsp;nbsp;Wel hoe,
Bellardo, lo de Graafdeeze uwewenfehenhoorde,
Hy fchonkje wel een kleed, al zou hy t laaten boorde Met zulken paffement, daar men, als t geld ons faalt,
De huisheer onverwacht dehuishuur mebetaald.
Bell. Maar meend gy dat de Graaf Mevrouw Prinfes Wat houd gy van dit werk}nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(zal trouwen ?
Grim. nbsp;nbsp;nbsp;Watzou iker afliouwen.^'
Hy meent of nieent het niet, altoos hy ftaater na.
Bell. Dit vrijen is zo vreemd dat ik t my niet verfta. hls waar 3 alsdatmenzeid; hoogdraavende gedachtennbsp;Die zouden eeriyk zyn, k en wilze ook niet verachten:nbsp;Maar al te hoog 3 myn vriend, dat is lichtvaardigheid,nbsp;Door dienze met de wind, gelykeen rook, verfpreid,
Vcrdwynen eer men t weet. maar dat de Graaf Mevrouwe Van harten Uefd 3 dats waar, het welk ik zeker houwenbsp;Uiteenig teeken datik laatftmaalaan hem zag.
Maar zyneMajefteit, wanneerthem goed dunkt, mag Aan de eai of de ander Prins, Mevrouw ten huuwiyknbsp;geeven.
Hoe zal hy de oogen, die hem eerft tot liefde dreeven, Bcfchulden, dat zyn hait zo dwaazen daad beftond.nbsp;Maarzanlir, daar komt hy aan.
NEGENDE TOONEEL. Heistdrik, Grimaldo, Bellardo.
H E N D. nbsp;nbsp;nbsp; Oe lang zult gy dit rond,
6 Moeijelyken dag 3 die my verdriet, belchynen -Met uwe fakkellicht.^ A poll, ei wilt verdwynen,
En wend uw koets nat Weft. Vaar, bidik,iiiellyk voort;
Denkt
-ocr page 19-Denkt nu op Daphnes vlugt 5 ofopuwzoon. Verhoord Myn veil'ge nacht; fpoed u, en wUthet aardryk dekken;nbsp;Niet met uw lampen, neen j maar wilt die overtrekkennbsp;IVIet uwe manteldikbeneveld, want nu iknbsp;Eenheldre Zon verwacht, die m}' verheugd, 20 fchriknbsp;Ik voor uw tintellichten flikkerende llraalen.
GitiM.Zal uw Genade dan de gantfche nacht gaandwaalen?
Dejagtheeftu vermoeid, myn Heer, tistydtegaan. Hend. t Is Zo j k verwerp dit Ideed, en trek een ander aan.
Nu fa, Bellardo, voort, kxalmy gereetgaanmaaken. Be l l. Wiltgy het zwarte kleed ?
De ND. nbsp;nbsp;nbsp;Wiltgy die reden ftaaken?
t Is nu geen tyd om iny t kleeden in het zwart, o Neen! want deeze nacht moet niet alleen het hart,nbsp;Maar ziel en lichchaatn bid rirct vreugd gelyk verfchy-Voor myn vergoode Zon.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(nen,
Grim. nbsp;nbsp;nbsp;Uwvroilgde, Heer, diepynen
Endwingen myne ziel ihet u te zyii verblyd.
Hend. Myn blydfchap woelden barftten boezem uit, gy Her waardig dat ik u myn vreugde deel, o Goden! (Zy t,nbsp;Haar Hoogheid bind myn tong j delpraakword rny ver-Ik kan niet zo ik wil.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(boden,
Wat is dat u ontbreekt?
Word uwe tong geboeid, hoe komt dan dat gy fpreekt ? Hend.Onwaarde,Weg van hier,hoe zult gy metm.y gekken ?nbsp;Ik meld myn vreugd aan u j hoor, ik zal het u ondelcken gt;nbsp;Hoe dat?
Grim. Onnodig, Heer, wylhetvoorzeekeris.
Dat Zo Mevrouw Prinfes u heeft gezien, gewis,
Ze u vriendlyk heeft beoogt, och! hadze durven fpreeken, Oy had het jawoord al.
kZaludeharffens.breeken,
kaatzen,
bellardo, fa, komt hir, gy zult het weeteiij ja, o J a, ^ ^'t de man' di myne vreugd zult plaatZen.nbsp;Grim. ^ k Geloof, myn Fleer krygt lull om wat met ons te
-ocr page 20-Hy bruikt ons voor 7.yn bal, en dryft ons heen en weer.' H E N D. Bellardo, wat een vreugd j zie daar myn vriend, iknbsp;zweer,
Gy zult het weeten, hoor. Nupdejagt. Terzyden. Bell. Grimaldo, wachtjekop.
Grim. nbsp;nbsp;nbsp;Watiser?
Bell. nbsp;nbsp;nbsp;Wiltjemydcn,
Ik docht voorwaar dat hy met fteenen gooijen wou.
Hen. De min heeft my beloofd, vrienden dat myn trouw, Eerlang...
Bell. nbsp;nbsp;nbsp;Wel nu, vaar voort, hoe is het hier gefchaapen ?
Hy zwygt, gelykeen muis.
Grim. nbsp;nbsp;nbsp;Zacht, zouhy ook wel flaapen ?
Hou, holla.
H E N D. nbsp;nbsp;nbsp;Wel wat sdit, wat wiltge ?
Grim. nbsp;nbsp;nbsp;Ei, vaarvoort,
Met uwe reden Heer, eerlang wastlefte woord, (ken; Hend. Eerlang kwam een gedagtmyn voorge reden bree-Myn tong die wierd eerlang al weer geboeid, het fpree-ken
Is my door vrees verbon, en myn verliefd gemoed Datlpiakmy aan, en zei, zie voor u wat gy doet,nbsp;Bedcnktuwelterdeeg. Daarom, fnoodefielen,
W ykt van my, wyk ter zy of ik zal u vernielen,
En geeven uhet loon t welk gy aan my verdiend.
G RIM. Je hebt 'et niet heel vali, je mill; uw zinnen vriend, D at geld de G oden weer, kyk dat gezigt eens fpalken.
H END. Diaan, wilt ftraks de lucht benevlen en befwalken, Dektt zilver tintellicht; want de oogen van Mevrouwnbsp;Verduiftren uwe glans; ga, kleed u in den rouw,
Om uw Endimion. Wie komt daar?
TIENDE TOONEEL. Ki-enardo, Hendrik, Grimaldo,nbsp;Bellardo.
Bell.'
t IsKlenarde.
KlE N.
-ocr page 21-Ki, en. Ik breng u goede maar, mynHeer.
He ND. nbsp;nbsp;nbsp;Watz,alhe:werde?
Wat iser gaans, fpreek op ?
K L E N. nbsp;nbsp;nbsp;Zy n Majefteit begeerd,
Dat gy voort by hem komt, dies ftraks ten hove keerd, Hy wacht u.
H E N D. My, waarom ? Klenardo, zeg, wat reden ?
K. L E N. Hy zal u lichtelyk met eenig ampt bekleeden.
H E N D. Myn dienaars, wapend u, op dat gy deeze nacht My, op de plaats bellemd, ter rechter tyd verwacht.
Grim. U w laft zal zyn volbragt.
H E N D. nbsp;nbsp;nbsp;Wel aan, ik ga ten Hove,
O Hemel! wiltmy toch niet van myn vreugd berooven. Geeft dat zyn Majefteit opt afgefprooken uur,
My oorloft om te gaan; doch onbewuft om t vuur Te bluffen door een vuur, t welk nimmer mag verkoelen.
TWEEDE B E D R Y F.
CeLINDE, DioNISIA.
Cel. nbsp;nbsp;nbsp;Evrouw,eigeefgehoor,veranderuwgeyoelen.
DI o N. ^ Wat beeld gy u toch in en fchoon of my
Bind aan gehoorzaamheid mvns vaders, dat ik zwicht. Of duik voors vaders haat? oneen, door dien e e ,nbsp;My heel verwonnen heeft, die deeze borft doorgne enbsp;Met zyn vergifte pyldoch aangenaam- Ik zal,
Myn Hendrik, nu noch nooit, om eenig ongeva , Verhateni dies uw raad, Celinde, rnoogt gy ipa- gt;nbsp;Die met uw lefte woord, is als een rook! gebarennbsp;Uit myn gedachten. Hoe! gyweetde minis blind,
En maakt ook ziende blind die geene die hem mind,
U w raad die is vergeefs , uw tegenftryd verdrietig. ^ ^ Cel. MeYiouwgt;met uw verlof ik,acht hem met zonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;
Dathy niet waardzouzyn deliefdevan een vrouw.'
Maar tiiichen u en hem is groot verfcheel j de rouw, 'Volgt 2.ulk een Huw'lyksfeeft gemeenelyk. Dat de oogennbsp;Des minnaars'iyn berooft vant ligt, tverftandvervlo-Datftemiktoe, Prinfes^ maar iaat de reden, die, (gen,nbsp;Gelyk een Lincus ziet ? uwborftbeheerfchen; wienbsp;Zal dehartnel^igheid, als oorzaak aller rampen,
Indien men reden bruikt, huisveftem? ach! wat dampen Bcnevlen u het brein, dat gy zo onbedachtnbsp;Een man, unietgelyk, in uwe kamer wacht ?
Mevrouw, bedenkt u wel.
Dl ON. nbsp;nbsp;nbsp;Zeg, raadsvrouw, om wat reden j
Zal iit m.yn man verbin in myn vertrek te treeden ?
Cel. Daar is noch twyfel aan.
D I o N. nbsp;nbsp;nbsp;quot;Wat twyfel is er.? fpreek.
Ben ik zyn eigen niet ?
Cel. nbsp;nbsp;nbsp;Gy mift de rechte ftreek,
Gy loopt verboren zo gy t doet.
Dl ON. nbsp;nbsp;nbsp;Gy, onbefonnen.
Verboren ben ilcniet, maar zegt, ik ben verwonnen.' Cel. Prinfes.
IJ
D I o N. nbsp;nbsp;nbsp;Ei fteurt my niet, ga heen, de nacht genaakt.
Doof al het licht, zie toe, Celind, dat gy waakt,
Tot dat Henriko komt. Zie toe op dat de Koning Ons beide niet verfpi, wat uitvlucht wat verfchooningnbsp;Zou voor my arme zyn ? dies neemt het wel in acht,
t Geen ik u heb gezeid. nbsp;nbsp;nbsp;Dionifia binnen.
Cel. nbsp;nbsp;nbsp;U w laft Zal zy n volbragt.
Myn raad die is om niet. b ramp! waar heen Celinde? Gy raad een ander, ach! en kimd geen middel vinden,nbsp;V oor u; my! wat raad ? ach Dionifia!
Laat af van uwe min, ze komt u niet te fta j U kan ze fchaade doen, my kan ze voordeel geeven;
Wy zyn van ftaaf gelyk. Hoe word ik zo gedreeven,
En van de min gefolt vaft heen en weer ? min! Hoeneemtge zo ter {luik ons heete boezem in jnbsp;Men mag de liefde en wyn, met recht, wel evenaaren,
Wanneer dat ons de wyn kom t in de harflns vaaren j Dunkt hy ons liefelyk ^ maar ach! nietlangdaarnagt;
T oond hy ons zyn vergift.
TWEEDE T O O N E E L. EnuARDUSjFABIOjKLENARUOjCELI.NDEr
E D u. nbsp;nbsp;nbsp;^ praakt gy de Grave ?
K L E K. nbsp;nbsp;nbsp;Ja
Hy 2,al hier daatlyk 2.yn.
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Klenardo 2.egt, zynweezen.
^ Hebt gy daarop gelet ?
E- L E N. nbsp;nbsp;nbsp;t Was bly en zonder vreezen.
Klenardc binnen.
Edu. Men breng hem Her by my. Ga Fabio, bezie, Of t liier ook veilig is.
E A B. nbsp;nbsp;nbsp;Gijjg g2L3.t Celinde.
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Wie?
F A B. Celinde, Heer.
Edu. ^ nbsp;nbsp;nbsp;Roept haar, zegt komt gjTets begeeren ?
Cel. Neen, mynHeer,
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Wilt ftraks dan na uw kamer keeren y
Myn dochter waar is die ?
El E L. nbsp;nbsp;nbsp;Sins dat zyn Majefteit
Haar laaftmaal (prak, ging zy in haarvertrek.
DERDE TOONEEL.
Eduardus, Fabio, Klenardo.
AtZeid,
Edu.
Klenardo nu?
Fnir^F- , MynHeer, Henriko is gekomen. Era haal hem, en vertrek.
Vierde tooneel.
Hendrijjj Eduardus, Fabio.
Hend.
k 1 i. Ad naauwelyks vernomen, B 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De
-ocr page 24-Delaftuv/sMajefteits, of ik____
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Gy doet zeer wel.
Marquis, volvoefd myniaft, en volligt myn bevel.
^duardus binnen.
H END. Hoe gaat de Vorft voor my zich zo afkeerig houwen?
Ben ik niet waardig merzyn aangezigt te aanfchouwen? Watsdit? wat iser gaans ?
F A B. nbsp;nbsp;nbsp;Heer Graaf, geef my gehoor,
H E N D. Wat is uwlaft, Marquis! wat hebt gy met my voor? Fab. Vervloekte waerelds wet, zal men zo trouwheidnbsp;loonen ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(hoonen ?
H END. Wat voor belooning? fpreek, ofzoektmenmyte Wat is uw laft ? hoe nu waarom wierd ik gehaald ?nbsp;Wattrouwheid wilde Vorft, ontrouwe, zeg?
Fab. nbsp;nbsp;nbsp;Ei fmaald,
Dat bid ik, niet op my, ik moet gehoorzaam weezen. He ND. Wat heb ik dan misdaan? ofwaarvoorzalik vree-F A B. Ik ben met eed verpligt te heelendeeze zaak. (zen ?nbsp;H E N D. Hoe ? vind zyn Majefteit in myne ramp vermaak ?nbsp;Wat iser, boert of ernft!
Fab. nbsp;nbsp;nbsp;My geevende uwen degen,
Doors Konings laft, kund gy de grond zagt overweegen. H END. Myndegen, Fabio 1nbsp;Fab.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ik volg myn laft.
H END. nbsp;nbsp;nbsp;Welaan,
k Volbreng des Konings wil j hy heeft zeer wel gedaan, Dat hy nueift door u, t geen ik zo meenig wervennbsp;Heb in zyn dienft gebruikt, ja tot op t punt van fterven.nbsp;kofr, metditzwaavd, met een myn moedig hart.nbsp;Ziedaar, Marquis, ziedaar.
Fab. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oDuldeloozefmart!
t En worde nimmer waar, dat nyd, door haar vermogen. Ontwapend uwe zy, ik zal het nooit gedoogen,
Dat gy gevangen en berooft zyt van geweer j Nooit geeft men my de fchuld da t ik Zulks de^mynHeer,nbsp;Paar is de myn i ik bid wddze aan uw zyde hangen j
Schoow
-ocr page 25-Schoon ik uw lichchaam boei,gy houd myn iel gevangen.
H E N D. Gy wacht, den Koning ook j kom gaan wy, het is tyd,
De onnozelheid myn ziel van zorg en angft bevryd. kZalu, rtFabio! nade oorzaak niet mervraagen,
Is het des Konings wil, ik volg zyn welbehaagen.
Ga voor.
F A B Als t u belieft.
H E N D. nbsp;nbsp;nbsp;6 Moeijelyke.nacht!
Diemyne vreugde rooft, helaas zo onverwacht
VYFDE TOONEEL.
Bellardo, Grimaldo.
Grim. T^It wachten duurd te lang.
Bellardo, isdatgaapen.? Bel. k Heb vaak, waar of hy blyft ? ik loofde Graaf moetnbsp;flaapen.
Grim. Neen! dat loof ik niet, hy wastezeerverblyd. En blydfchap voeld geen flaap.
Bel. nbsp;nbsp;nbsp;Al evenwelt is tyd .
Auroor die doet de nacht do or haare komft verdwynen , En fchuift van t blaauw gewelf de duiftere gordynen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Grim. Gordynen! dat is zoet, jou rechte eezels kop.
Omy; ik lachme dood.
Bel. nbsp;nbsp;nbsp;Waarom?
Grim. nbsp;nbsp;nbsp;Ei, laat men krop
Haarvreugdeerftuiten, och.
L. nbsp;nbsp;nbsp;Wel waarom lacht de kinkel ?
Gr IM. Om datje dHemellykt by een BarbierZyn winkel, Gitsdeoorzaakvan myn lach.
^ ^ nbsp;nbsp;nbsp;Lachj e daarom zo fcheets ?
Is t anders niet, jou Zot? ikzegtopzynPoets,
En dat verftaje niet; k heb mee hetzp gezoogen Van Pegafus Fontein.
Grim. nbsp;nbsp;nbsp;Zo benje m befpoogen,
Van deeie paardemieff Wee, eer je me befinet,
^ B s nbsp;nbsp;nbsp;kWenfch
-ocr page 26-k Wenfch jou in Hipokreen, en my in t zachte bed. Bec. I'it bed wenfch ik my ook, de duivel mogt zonbsp;wachten.
Ik word dit leeven mo5, dit duurd vaft alle nachten. Onjukkigzynwy, vriend, door dien het onluk heeftnbsp;Ons by de onlukkigfte ter waereld, die er leeft,
Gevoegt; want ziedeez Zot, door zyn zotachtig minnen, Meent dat NarcilTes en Adoon misfchepzels zinnen,
By hem te reekenen j ja deez gepluimde kieft.
Meent dat alt vrouwsgeflachtterftondophem verliefd. Hoe kan die kleine Guit met zulke minnaars handlen jnbsp;t Is om te lachchen alszy s nachts ofs avonds wandlennbsp;Voor t venfter, deur of glas, alwaar de lieffte woond,nbsp;Die hunne ziel gebied, daar zich Jan Gat vertoond,
Bern antelt om en om, en fpeeld een ftomme bevert,
Tot dat een oude Heks, al kwylende en bezevert,
J a zonder kies of tand, een volgefchuimde pot,
En zonderwachtjedaar, van bovenneet die zot.
Werpt over hals en hoofd, en hy dan met verwondren, Staat zo verbaaft en kykt als of hy t hoorde dondren.nbsp;Dan met een broek vol winds voort na een diftlateurnbsp;Om, met een waaterke of poeijerke, deez geur.
Die hem niet wel en ruikt, ten beften te verzoeten.
Ik vrees dat onzen haan dit ook eens Zal ontmoeten,
Hy ftaat er dapper na.
Grim. nbsp;nbsp;nbsp;BeUardo, datiswaar,
De min huift in de beurs zo lang die rond is; maar,
Zo verre t geld verdwynd de min zal ook verdwynen.
Bel. Maar zacht, Grimaldo, zacht, wie komt ons hierver-GewishetisdeGraaf, watargegaftisdat! (fchynen.? k Vertrouw hy heeft altoos geen kwaade nacht gehad.nbsp;G R imI Zynblydfchapheeftzynreen, kom,treedenwy hemnbsp;naader.
Octavio, Grimaldo, Bellardo.
Grim.
Re van my af ter zy.
-ocr page 27-Qr IM. nbsp;nbsp;nbsp;tWordmethemlangshoekwaader.
O c T A V. Dat niemant zich verftout te weeten wie ik ben.
Blyft ftaan.
5 EL. nbsp;nbsp;nbsp;MynHeer.
OcTAV nbsp;nbsp;nbsp;WatHeer, dat u donder fchen.
Grim. Hoe! aat hy zulke munt, fa repjedanmyn voeten.
Cellar do en Grimaldo binnen.
OcTAV Wat menfch kwam ooit geluk zo heugelykont-Alsmy, die in fchyn van Hendrik, het genot, (moeten, My ns min genooten heb van die my haat ? Wat lotnbsp;Verleend gy, Formin! dhoogdravende gedachten.nbsp;En niet de blooden, die uw mogentheid verachten ?
O nacht, uw duifterheid heeft my genoeg betoond j Hoe gy de Uft bemind, en haar met glory kroond jnbsp;Ikzaleenzilvrelamp, nacht) als tot eenteeken,
Van myn verwinning, voor uw autaar doen ontfteeken ^ Myn ziel die is verheugd, nu dat ik heb die geennbsp;Venvonnen, die op aard myn wreedfte vyand fcheen.
ZEVENDE TOONEEL.
Eduardo, Fabio, Klenardo.
Edu. XJEt morgenroot had naauw haar glinfterende ftraalen,
Door t deizen van de nacht, doen op het aardryk daalen Of nw wierd deeze Brief behandigd, uyt de naam,
Van Graaf Odavio, wiens inhoud, na ik raam,
My niet veel goeds vermeld, want als ik die doorleeze y Myn oude ziel vervuld met achterdocht, en vreeze:nbsp;Mirquis, doorzie die eens.
Fab. nbsp;nbsp;nbsp;Myn Heer, met uw verlof.
Tr\ E reden, dat de Graaf gevangen is in V H/,
Hoer Koninglyk hevel, en inyne raad, is deeTse:
Hat tvsee verraaders^ na myn oordeel, aan hun-vsezen, Daar ik viel opgelet, en ook -wel onderrichtnbsp;Van ancTren hen gevoeefl, gezvoooren V leevenslichtnbsp;Van Hendrik', deeze nacht, op t onverzienjl te bluffen,nbsp;Waarotn ik dit bedacht , e heb doe ondertujfhe _
Eea
-ocr page 28-Eefi van myn Dienaars, op de plaats beflemd , gefieldj Jn fchyn van Dender ikalvsaar ik toen verzeUnbsp;Met veel gewapende, een hoek heb ingenomen,
En pafien ophunkomfi, maar heb geen menfeh vernoemen ^ En ) na my is gezeid, zo zyn ze beide deur.
Uvj Majefieit die kan, na zyn goedvoil'ge keur 5 Dem vjer ontfiaan, e7t ook aan my verlof nu geeven jnbsp;Om een'ge van myn volk te firajjn aan het keven ynbsp;Die tegens my zyn^ in myn afzyn^ opgefiaan.
'k Vertrek zo na myn Land.
F AB. nbsp;nbsp;nbsp;Het is niet wel gedaan,
Wanneer men vriendschap zoekt, op zulk een wys te toonen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(nen.
My dunkt, in fchyn van eer, Zoekt hy den Graaf te hoo-E D u. Ga heen, haal Hendrik hier.
F, A B. nbsp;nbsp;nbsp;Myn Heer, ik ben verblyd,
Dat gy van zyne trouw te recht verzekerd zyt.
E D u. Ik zal t geleden kwaad weer koninglyk verzoeten.
ACHTSTE TOONEEL. Hendrik, Eduardus, Fabio, Klenardo.nbsp;H E N D. r T w dienaar knielt en buigt ootmoedig voor uw
^ Ik bid, indien de haat---- nbsp;nbsp;nbsp;(voeten.
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Henriko, zyt geruft.
H E N D, Wat wil zyn Majefteit ?
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Ik wil, datgydekuft
Zult over al voorzien van fcheepen en van lieden,
Want gy, als Admiraal, zult over haar gebieden.
Ca, ftelhetftraks in t werk; voorts, wat hier is gedaan, Laat dat vry op de zorg van uwen Koning ftaan.
Ik d : t om redens wil j ga heen verzie de fcheepen.
El EN. Ik wenfchu veel geluk.
NEGENDE TOONEEL. Hendrik alleen.
W Aar zal t geluk my fleepen ?
Be-
-ocr page 29-Bedriegt my myn Fortuin ? ofmeentzy, dat Ze met Deez haar verbloemde gaaf myn ziel te vreeden zet ?nbsp;Voorwaar, dit brengt myn geeft in veelderlei gepeinzenlnbsp;Is onze min ondekt ? zou zich den Koning veinzen ?nbsp;Oneen, dat kan niet zyn, wantzozynMajefteit.nbsp;Ditkunbaarwas, gewis, myn dood waar al bereid.
Hy zou my met deeze eer en ampt niet gaan bekleeden^ Gelyk hy heeft gedaan. Zeg, waarom mogt ik, wreedsnbsp;Weerbarftig Fortuin, niet eens een enkle dagnbsp;Van u zyn ongemoeid? lichtvaardige, men magnbsp;Met reden als een Vrouw uw beeltenis vertonnen.
Door de ongeftadighen die in uw harflns woonen..
Grimaldo, Hendrik, Bellardo?
Grim. XT Yn Heer, vind ik u hier? hoe Zyt ge nu temo ? Is ft onweer wat bedaard ?
He ND. nbsp;nbsp;nbsp;Wat wilt gy,fchelmen! hoe!
W at donder, fteurt gy my ?
Grim. nbsp;nbsp;nbsp;Hy ftaat gelyk verwonderd.
My dunkt, gy hebt genoeg gehagelt en gedonderd, ft Kon zo wel gaan, gewis het heugt ons noch.
H E N D. nbsp;nbsp;nbsp;Wanneer ?
GRiM.Wameer? toen gy te nachtal ftil enzacht,myn Heer, Uit Venus boomgaard kwaamt, daar gy de vruchtennbsp;plukten,
En ons de fteelen fchonk, die ons wel dapper drukten. Omy! je fchermde zo.
He ND. nbsp;nbsp;nbsp;Verraader, welwatnu.
Waar hebt gymy gezien? of zegt, waarfloegiku? Grim.Hoe: zytgyftnietgeweeft, en durft gy dit ontkennen?
Zo heeft een ander wisuwBoomgaartweezenfchennen. H E N D. Gy onbefchaamde bloed, Ipreek van Mevrouwnbsp;met eer,
Onthou uw tong van zulks, of anderlints, ik zweer... Daar ryft myn Morgenzon.
ELF.
-ocr page 30-Dx o N I S I AjC ELINDEjHeNDRI KjB e l l a R D Oi G R I M A L D o.
D I O N. nbsp;nbsp;nbsp;JwVJ. Yn waarde, uw lang vertoeven
Doet een verliefde 2.iel tot in de dood bedroeven.
Hoe menigmaal, mynlief, hebikomugewenfcht; ndien dat on'ze min aan de armen waar gegrenft,
Gy had deez nacht, 6 tan, to haaft niet derven duiken, Maar onze luft, na wenfch, in vryheid mogen bruiken.nbsp;Mylief, hoe! fpreekt gy nitnbsp;H end.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ik luifter met voordacht,
Nat geen gy zegt, Mevrouw. Hoe! ben ik deze nacht, In uw vertrek geweeft.?
Dl ON. nbsp;nbsp;nbsp;Wat doet myn Engel vreeze ?
Celinde, is ons getrouw, ei, veins niet.
H E N D. nbsp;nbsp;nbsp;Haar, noch deeZe ,
En vrees ik niet, neen!
D ION. nbsp;nbsp;nbsp;Wat dan?
H E N D. nbsp;nbsp;nbsp;Myn ongeval,
En bittre tegenlpoed, diemy, gelykeenbal.
Op onluks oever kaafft van heen en weer.
Dio N. nbsp;nbsp;nbsp;OSnoode!
Ontkent gyt nu?
H E N D. nbsp;nbsp;nbsp;Is twaar, den Hemel moet my dooden.
DI o N. Hoe, tergtge myn geduld? hoor, Hendrik, heb ik u, Niet vriendelyk omhelft ? of wilt gy dat ik nu,
Met fchandelyke fchaamt, en nergeflagen oogen,
Myn oneer tot een fpot op nieuws eens zal vertoogen. Aan u, die ik niet weet of ontrouw zy t of trouw ?
H E N D. Ik ben van u omhelft!
Dl ON. nbsp;nbsp;nbsp;Zozytge.
H E N D. nbsp;nbsp;nbsp;Hoe, Mevrouw ?
Die vreugd is my belet, door dien een yzrekeeten Omhelsde deze leen, en heb in druk verfleetennbsp;Die nacht, die my alt goed des waerclds had beloofd.
Dion.
-ocr page 31-Dion . Het fchynt dat gy of ik zyn van t verftand berooft.
Celinde, hebt gy niet voor hem de deur ontflooten ?
Cel. Gelykhyzelverweet.
H END. nbsp;nbsp;nbsp;Ik zwr u by de groote,
EnonverwinbremagtdesHemels, datgyhegt.
Dl ON. Ondankbre ihoode man, die my in t aanzicht vliegt. Met uw vermetelheid. Wat meent gy, Verraader!
Dat ik uw kortswyl ben; ik zweer, indien myn Vader, Ooit koninglyke magt gebruikt heeft, dat hy zalnbsp;Haaft einden uwe trots, en my myn ongeval.
H END. Mevrouw ik bid vertoef.
D I o N. nbsp;nbsp;nbsp;Laat af, laat my vertrekken.
H E N D. Myn reen zyn boert.
DI o N. nbsp;nbsp;nbsp;Deez boert zal u tot cmheil ftrekken.
Gedenkt dat uwe tong, die my myn eer ontftal-.
Ook oorzaak van uw ftraf, en fterfilag weezen zal. (ken ? Hend. Hoe! wilt gy dat ik dan ons min zal ruchtbaar maa-Dion . Dat wil ik niet, noch ook dat gy dat zult verzaaken.nbsp;Hend. Ik bid. Mevrouw, eiblyft.
Dl ON. nbsp;nbsp;nbsp;w heusheid is het waard.
Vermits gy rekkelyk en reedIyk zyt van aait.
Hend. Zo wilt gy dat myn min zal enden niet myn fterven. Dion. Wanneer ik vraag, en kan geen antwoord wer verwerven ,
Die acht ik ook niet waard dat ik hem antwoord geef. Celinde, voort, gamee.
TWAALFDE TOONEEL. Hendrik, Bellardo, Grin al do.
Bell. nbsp;nbsp;nbsp;a O waarlyk als illt; leef (ten.'
Gy doet niet wel, mvn Heer, liaar zo voor t hooft te ftoo-Ik neem , gy had t genot nooit van uw min genooten,
Zo had het veinzen u voor deez tyd wel gevoegt, Gedenkt dat deeze fmaad haar'Hoogheid dapper wroegt.nbsp;En eeuwig wroegen zal, doof dien zyfehaam te en reden.nbsp;Had aan een zy gfteld, om uhaar min te ontleden,
En
-ocr page 32-En liefde 3 die Xy u met hart en ziele draagt j Dies waar dit mynen raad.
H END. nbsp;nbsp;nbsp;Wie heeft u raad ge vraagt ?
Bell. Nochtans waar theft, myn Heer, haar om genae te Gedenkt wie dat Zy is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(vleijen.
H END. nbsp;nbsp;nbsp;Dat wy van hier verfcheijen,
Dunkt my hetraadzaamft; ga, enfpoed umetervaart. Verzorg dat nodig is, en fadelt my myn paard jnbsp;Ik hoop, eer morgen vroeg, totBriftolalte weezen.
Grim. Myn Heer, wat doUigheid is u in t hoofd gereezen.* Wat Zal dit zynTioe nu! verlaat gy zulk een vrouw,nbsp;Voor wien men lyf en ziel gewillig oren zou ?
H END. Dat zou ik willig doen had ik haar min genooten; Een ander heeft de druif, en ik de fchraale looten jnbsp;Een ander heeft de vreugd, en ik, helaas! verdriet;
Een ander in myn plaats zyn luft en min geniet,
Terwyl dat men my vaft in kecBnen houd gebonden.
Grim. t Is wonder wat ik hoor, waarom verlaat gy Lon-Om Briftol ? nbsp;nbsp;nbsp;(den
H END. Vraagt gy datGrimaldo ? weet gy niet Dat daar Rozaura woont, die ik wel eer verliet:
Zwygt lippen, want haar naem is voor u al te waardig Om die te noemen. Ach! ik zie dat gy rechtvaardignbsp;In uw oordeelen zyt, 6 Hemel! want deez rouwnbsp;Gedyd my tot een ftraf voor myn verbroken trouw.
t Gaat nu in t achtfte jaar dat ik met myn Rozaurc T wee kindren heb geteeld, Mauriti en Lizaure,
En zonder dat de Graaf, haarvader, immermeer Ooit van ons liefde wift, b goeden ouden Heer 1nbsp;Voor al de gunft en deugd die gy my ging betoonen,nbsp;Kwam ik u wederom met zulk een oneer loonen.
Foei myn ondankbaare, t is w onder dat de ftraf,
My niet verdelg, en fiiyd myn eerloos leeven af Of dat het ongediert met open muil en pooten,
My niet verftinde. Ik zie de golleven ontflooten Vaft Ipringen uit de band, en kabblende aan de wal,nbsp;Verkonden myn ontrouw en ftaatzucht over al,
-ocr page 33-n ruften niet voor dat deez zieJ heel ingelwolgen Van hunne baaren is.
Bel. nbsp;nbsp;nbsp;Myn Heer, hoe dus verbolgen ?
Wilt gy u zelfs verdoen ? Ichep moed, en zyt getrooft. Hen D.OneenjBeliardo, neenIvantWeften tot het Ooft,nbsp;Van t Zuiden tot hetNoord, is voor deez alderlhootfte inbsp;Jaheeldewaerelddoor, geen middel om te trooften.nbsp;Bel. Daar is noch middel, Heer, dat is, dat gy vooralnbsp;N a Briftol ftraks vertrek , wie twyfelt of zy zal,
. Ik meen uw tweede ziel, die u met groot verlangen Veeljaaren heeft verwacht, n minnelyk ontfangen ?
En uw vergeetenheid, en t aangedaane leed Verzoeteru, met dat zy al ft voorige vergeet.
Gy, die voorzichtig zyt, kund aan den Graaf verzoeke Rozaura tot uw vrouw j hy , die u voor een kloekenbsp;En dappre krygsman kend, en fteunfel van de kroon,
Zal billyk 'vinden, dat hy deeze fout verfchoon Van uw verborgen echt, en zich gekdddg noemen,nbsp;Dathy een Schoonzoon heeft daar Brit en Schot op roe-H END. Ik heilig uwen raad; ftisalles welbedocht. (men.nbsp;Ik zal, wanneer ik heb deezmjme reis volbrogt,
Op ft fpoedigft weer ten hoof met myn Rozoura keeren. Om zo alle achterdocht en kwaad vermon te wecren;
En Dionifia zaldan verzeekertzyn,
Dat een verrader, eneerlooze, in dezen fchyn,
Vanmy, haar min genoot; en hoop my zo te ontwinden U it dezn doolhof, daar ik nooit geen end kon vinden,nbsp;Door ftaatzucht opgehitft. Wel aan, myn dienaars-, voort,nbsp;Befteld ons in der yl wat totdeez reis behoord.
EERSTE TOONEEL. Eduardo, Dionisia, Fabio, CeliNde,
K LENARDO.
E D u. Ti yT Yn Dionifia, indieii ik met myn leevcn,
1VX G kon verblyden, k zou liet willig voor u , geeven;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;C
-ocr page 34-Ja 5 duizend jaaren zoude ikruilen voor een dag.
Hoe lange zultge noch volharde dit geklag ?
Zal dan met eene flag ons beider leeven enden ?
Ik bid, zegwatudeerd, devzyl dat uw elenden Ook me de myne zyn j dies verg ik u met recht:
Ik ruft niet, waarde land, t en zy dat gy my/Zegt,
In welk een Hemel gy deftarren houd verborgen Van uw gezicht. Laat gy deeze oude ziel vol zorgen,nbsp;Enantwoord gy my niet?
Fab. nbsp;nbsp;nbsp;MynHeer, kvertrouwt gelpeel.
En liefelyk gezang, voort vergen, zou ten deel Haar droefheid maatigen.
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Welaan, het zal gefchieden.
WiltgygeZangoflpel ? Ipreek, wat zal ik gebieden?
D ION. Tereerenvanmyndoodzolaatzezingen; fchoon Dat dieze niet en heeft niet waardig is.
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Wathoon,
Wat oneer kund gy toch hier op der aard beleeven ?
Wie kan u meerder eer als ik, uw vader, geeven?
Gy zyt eenKonings kind.
DI o N. nbsp;nbsp;nbsp;Helaas! met fchand bevlekt.
Edu. Wat Zegt gy?
D I o N. nbsp;nbsp;nbsp;Datmenzingt, ofdat menvoort vertrekt
Uit myngezigt.
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Welaan, men laatze voort beginnen.
ZANG. Stemme . Qui Ie tien dAmariUes.
A7Och naawwlykshadAurorey * Den daageraad gehoore ,
De nacht begon- te haaten r Dicht-, als OUmpe hevantnbsp;Haar van Vireen ver la at en ,
Diep Jhel na de ^osaaterkant.
Al scuchtend riep scy, Goden,
Neen,
Ei! (Int deer. vals en fnooden , Die my verlaat, doe?n zinken-.
-ocr page 35-Neen, neen, ontzeg my deehe,
Ee'ivaar hem voort verdrinken ,
Want hy voerd myn ziel ook me^
Dl ON. Vervloekte, loondgyzodiegeenediebeminnen?,' Eoo. Hetismaarydelheid, myn kind, verfteur u niet.
DIo N. Is dat maarydelheid, dathy haar fchelms verliet ?
t Is ontrouw.
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;t Waar nu zo, wiltgyudaaromftooren ?
DI o N. Zo dikwdls als ik zal van diergelyke hooren : Meineedige Vireen, verlaat gy zo uw vrouwnbsp;Olimpe, deezezielheeftdeernismetuwrouw- (gen.'nbsp;C E L.Hetis maar boertjMevrouwjhy heeft haar nietbedro-DI o N. En wie heeft u gevraagt, oft waarheid is of logen ?nbsp;Helaas! t is al te waar, 'k ben die bedrukte vrouwnbsp;Die hy aan ftrant verliet, belaan met druk en rouw.nbsp;Eerelooze man!
K.LEN. nbsp;nbsp;nbsp;Mevrouw, wiltubedaaren.
En Iaat deeZ droeef heid toch uit uw gedachten vaaren. Dion. Zohaaftenhad Omphaarzuivrekuifchefchootnbsp;Vireno niet gewyd, of ftraks dien fchellem vlood.
Met reden riep zy j Goden!
Ei ftut deez valfch en Ihooden Die my verlaat, doe hem verzinken,
Neptuin, neen, weigerd my deezbe.
Ik bid bewaar hem voor t verdrinken j Wanthy voerd myn ziele me.
TWEEDE TOONEEL. Eduardo, Dionisia, Fabio, Celinde,nbsp;Klenardo, Altenio.
A L T. ^ Raaf Henderik verzoekt, verZelt met vrouw en kindren.
Zo hyzyn Majefteit niet fleuren zou of hindren,
U w hand te kuffen.
Dl ON. nbsp;nbsp;nbsp;Och, helaas! waar wacht ik na ?
Hoe! is de Graaf getrouwd?
Alt. nbsp;nbsp;nbsp;Mevrouw, hyzeidvania.
C 3 nbsp;nbsp;nbsp;Eoti
-ocr page 36-Ed u. Ga zeg hemjt is my leed^dat hy juift komt verfchynen Zo te onpas; mits de zon myns leeven wil verdwynennbsp;Door droevigeongeneugt.
Dion. nbsp;nbsp;nbsp;Neen, zegt hun datzevry.
Hier komen, want ik weet, Heer vader, dat ge in my Zult veel verandring zien door haar gezigt.
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Gaheenen.
EnZegdatHcndrilekomt. nbsp;nbsp;nbsp;Altenio binnen.
D ION. nbsp;nbsp;nbsp;Mynoogen, laas! tot weenen
Zyn vaardig; maar myn hart, veel harder, als een muur. Laat niet dan zuchten deur, en ftut de vloet, ur,
Die myne fchand ontdekt wr op een nieuw.
C V L. nbsp;nbsp;nbsp;Mevrouwe ,
Zyt doch voorzichtig.
Dion. nbsp;nbsp;nbsp;Zeg hoe dat ik my zal houwen
W anneer ik zie die geen----
Cel. nbsp;nbsp;nbsp;Mevrouw, ei, zyt geruft.
DERDE TOONEEL.
Hendrk,Eduardo,Dionisia,Rozaura.
Mauritius, Lizaura, Celinde, Fabio, Altenio, Klenardo,nbsp;Bellardo, Grimaldo.
EI E N D. TT Ergun dat uwen Haaf uw heilge handen kuft,
V Metuw verlof-
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;fleer Graaf, gy zyt my welgekomen
Met uw beminde, ik wenfch dat het geluk haar ftroomen Opuwftcedsvloeijenlaat, gelyk ik reedst begin,nbsp;indeezefchoonbeidzie. Myn dochter, deezGraavinnbsp;Laat die UW zy bekleen.
D ION. nbsp;nbsp;nbsp;Mevrouw die kan, zich zetten.
R o z.V/yl gy my zulks geuicd,volgikuw hoogheidswett'en. Metuwveilof, Mevrouw.
D ION., nbsp;nbsp;nbsp; Verlofs genoeg, .zit neer.
Edu. I-IccrGraave, neemuwjrlaats.
fis:ND. nbsp;nbsp;nbsp;.ikvo.guwlaft, mynHeer.
nbsp;nbsp;nbsp;Dion,
-ocr page 37-D I o . Hoe tergt men myn geduld, ach! xal ik dan gedogen . Dat ikmyn vyandin zie Ijxjcken voor myn oogen!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\
6 Duldeloozelinart!
Hr: ND. nbsp;nbsp;nbsp;Mauritius, ga heen,
Enkftdes Koiiings hand. x
M A u R. nbsp;nbsp;nbsp;Zyn Majcfteit, zo k meen
Zal zulk een kleine knaap, onnut tot dicnft, verfmaaden; Doch t geen ik kom te kort, hoop ik dat zyn Genadennbsp;Mvn vader zal voldoen-Edu.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;WieisdecZ'?
He ND. nbsp;nbsp;nbsp;'t Is myn Zoon;
Een fcheidsman mfchentny en Grootvaar, tis eenloon Van heimelyke min , ikhcbzolangejaarcnnbsp;Myn krooft en lief gemift alleen om te bewaarennbsp;Myn eerin.uwen dienft.,
Mau'r. nbsp;nbsp;nbsp;Mevrouw, gun my verlof.
Dat ik uw handen kus.'
D.X o.Ngt;., nbsp;nbsp;nbsp;,1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; y,. Wat hefchepynen, of
p, Deez arm bedmkte ziel ten laatften noch belformen!
,, 't I^wel, ik zal de yreugd, dat zweer ik, zo vervorm, en; Datzy... Zwygt tong en veins- Hebt gy geen kindersnbsp;Roz. Ja, deeze. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;meer!?
D I o.. N. nbsp;nbsp;nbsp;Zeg my toch; Henriko , uwen Heer,
Draagt hy ugroote liefd?
H'OZ'. . : nbsp;nbsp;nbsp;'Hyzeid, dat in zyn leeven i
Hy niem^d heeft bemind .als m.y , maar het begeeven,
En lang afweezen, maakt dat ik liet naauw vertrouw. Indien haar hoogheid vraagde, ofik hem minde, iknbsp;Zou
Doen blykendat myn min geen Porcy .hoeft te.wyken; Noch dat voor Celiamyn trouW nooit zu belivyken;nbsp;Doch hir op kan mn my wel antwoord geeven, datnbsp;Henriko waardig is dat men hem mind; en watnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(nerf
GetrouMgheid belangt,k,zal hem myn trouw fteedstoo-^^ermits dat trouw en eet in zyne boezem woonen.
. Ikroemdatmynsge^-iraoit adelykerman.
Als ik genoot, noch dat myn Heer den Koning kan
Van trouwer ondemat, als van myn Hendrik, boogen. D ION. De furieen alle drie verfchynen voor mynoogen.nbsp;Een droppel was genoeg van dit vervloekt fenyn.nbsp;oWreedeVader! moefthetjuifteenbeekerzynnbsp;Ten boordevol; helaa.s! ellendige waar heenen?nbsp;Molooze vrouw, hou op, t is nu geen tyd van weenen?nbsp;Schep moed, volvoer uw wraak, vervloekte, wegvanhier,nbsp;Gydrieflangdeftrik, enyflykmonfterdier!
Die mynbevrooren bloed, doet als een Etna, zieden,] Weg oneer die my doet het licht des Hemels vlieden.
Ach! waar verfchuil ik my ? het aardryk dat is bang ; Den Hemel haat my, en de zee word voor my ang.nbsp;Aanwiezalikmynklagt, en droeve toeval, uiten ?
De boom myns oneers toond haar wortelen enipruiten Voor myn gezigt. Ga weg vervloekte, en...
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Ei, bedaart
Het fchynd dat haar de kwaal hoe langs hoe meer bezwaard. H END. Het is my leed, Vbrft! dat ikjuift ben gekomennbsp;Indeez bedroefde tyd, nu t ongeval haarftroomennbsp;Zo overvloedig giet op deeze, ei, hou haar vaft,nbsp;Rozaura, hoordgyniet?
Dl ON. nbsp;nbsp;nbsp;Heb ik u niet belaft,'
Verraaderes , dat gy zoud met uw ftoet vertrekken,'
En noch en doet gy ft niet.
H END. nbsp;nbsp;nbsp;Omhaarnietteverwekkon
Totmeerderraazerny, met uw verlof, wygaan.
Edit. Gy doet zeerwel, en gy vertrekt al tzaam.
F A B. nbsp;nbsp;nbsp; Welaan
Wy volgen uw bevel.
VIERDE TOONEEL. Eduardo, Dionisia, Ceunde
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;nu alle buiten,
Myn Dionifia, wil nu uw faorft ontfluiten,
En zeg my wat u deerd.
DI o N. nbsp;nbsp;nbsp;Ik zal, myn Heer, ft istyd.
Dat ik myn angst en vrees maak uit deez boezem kwy t.
Edu,
-ocr page 39-D W A
Edu. Waar vreeftgy voor?
Dion. nbsp;nbsp;nbsp;Helaas! met recht mag ik wel vreeien
V oor myn gefchonden eer.
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Wat voor een eer is deeze j
Daar al uw kwaad uit fpruit ? ik weet naauw wat ik denk, Of wat ik doe 5 ik peins, ik overleg, ik krenknbsp;Valt ziel en zinnen om den oorfprong eens te vindennbsp;Van uw verwarde ziekte, ik weet naauw, myn beminde.nbsp;En eenig fteunfel van myn ouderdom, hoe iknbsp;U beft bejegen, t zy metminlykheid offchrik.
Hier heb rk op gelet, wanneer als gy hoord fpreeken Van liefde fchynt uw hart ten boezem uit te breeken;
En uwe dwaasheid meld ook de oorfprong van uw pyn. MynDionifia, zoutnietwelkunnenzyn.
Dat gy, door minnezucht en liefde fterk gedreeven,
Aan een hoogmoedig menfch uw eer hebr opgegecven. Die nu laf hartig u verlaat, uit vrees datiknbsp;My rechtlykwreeken zou ? gykundnudeezeftiiknbsp;Van myne zorg ontdoen, wat is u wedervaarennbsp;Hoezwygtgynoch? en wiltge uw vader niet verklaarennbsp;Wat u gebreekt ? fpreekt op, uw bloed dat is het myn,
Zo zal ook uwe fclund myn fchand en oneer zyii.
Hoe zytgy 20 bedroeft, myn kind: wisafuwoogen.
Dl o N. De vaderlyke zucht, myn Heer, heeft u bewoogen Totmedelyden, och! ik zie myn droeve ftaat,
Zo ik die langer heel, gewis uw leevensdraad Zou korten; neen, neen! op uw zorgvuldigheden, (den,nbsp;Ruft zich myn zwakheid,maar om u,myn Heer,te ontlee-Myndroefheid, met myn tong, dat zal noch mag ge-fchin.
Edu. Ikvilhetweeten, engymoogtnamiddelzien.
Dro N. Ga heen, haal pen en inkt, CeUnde, ik zal fchry ven. Het welk door Icbaamr,in myn verborgen hoord te bly ven.
Edu. Gy doet, myn kind, gelyk een Hechten Schilder doet Die iemand nabooft; maar, helaas! een arme bloet,nbsp;Om dat hetniet gelykt, fchryfr, ditis t beeld van deze inbsp;Nu gy myn oogen Zyt, Zoud gy myn tong ook weezen,nbsp;C 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Op
-ocr page 40-Op.dat gy dus met de uw de myne ftelt re vree.
Cel Mevrouw, alstubelieft, hetfchryftuigdatisre. Pion .De dooden zullen nu myn fcliand en oneer fpreeken.nbsp;Ed u. Alseen misdaadige, van alle hoop verfteeken.
Diena zyn vonnis wacht, zo wacht ik ook na t myn ?
Het haatten brengt my zorg, 't verlangen baard my pyn, En angft voor oneer voerd myn ziel tot in der hellen,
t Beraamen van de ftrafdoet myne geeft ontftellen.
De vrees en achterdocht zyn oorzaak van myn dood.
Myn ingebeelde waan gaat zwanger, uit wiens fchoot Een monfter word geteeld, de rechte voedftervadernbsp;Van argwaan, toorn en fchrik, een ondier welk ter kwaa-En ongelukger uur zyn zaad en oorfprong namnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(der,
Uitmynbedroefdclfnart. Mynvel word koud en klam. Daarftiyktzy t oordeel ,och! van myn bedroefde leeven.nbsp;Dl ON. Celinde, wiltdeezbriefaan myn Heer vader gee-En volg me.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(Ven,
Cel. nbsp;nbsp;nbsp;tZalgefchin. Metuwverlof, ikga
Dionifa en Celinde binnen. Eduardo kefi.
lEt Henderik trouwde ik in 't heimelyk, zo dra ,
Had deez.' onzinnige zyn welluji naauw genooten ,
Hn ook myne eer y of is vanJlondejt aan, o groote! Hngrouwelyke fchandy vanmy gevlopy en komtnbsp;Met vrouw en hinders itu om 't fchelmfluk zo vermomt,
Te maaken ja y hy is die goddelooze en fnoode ,
Die my bedroog, en na 't bedrog is weg gevloode.
Mu weet gy waar dat my deez'dolligheid uit fproot.
Schaf nu zynjirafy uw wraak , afvordert my myn dooi. Hemel! laat gy my tot zulk een ramplpoed leeven ?
Vervloekte, ik zal uw loon na uw verdienften geeven. Marquis, faFabio, waarzytgy?
VYFDE TOONEEL.
Edu ARDO, Fabio.
E A E. nbsp;nbsp;nbsp;-tj. Ier myn Heer.
^DUr Gedoogt den Hemel zulks? ik niet! yoorwaar, ik zweer,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Da^
-ocr page 41-Dat ik... hou Kapitein.
F A B. nbsp;nbsp;nbsp;Wat is myn Heers gebieden ?
E D u. Ik wil datgy terftond... ach! kan het ookgeichieden Dat Dionilia met zwakheid isbefmet,
G ely k t gemeene volk, k wil dat gy heden let Opzynedood, enopmyneer. Zie toe dat deezenbsp;My niet ontvlucht, voor ik my wreek.
Fab. nbsp;nbsp;nbsp;Maar zegt zynweezen.
En ook zyn naam, mynHeer, hoe is die ?
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Dies bedrog.
Hoogmoet in deugden fchyn, en daar en boven noch Ondankbaar, engeveinft. k wil datgy, zonder draaien,nbsp;Hem daatlyk haalt j ga voort.
Fab. nbsp;nbsp;nbsp;MynHeer, wiezalikhaaien?
E D u. De Grave Henryk.
F A B. nbsp;nbsp;nbsp;Wie ?
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;kZegSchenryk, diemyneer
En Rykgefchonden heeft, booswicht! ja, ik zweer Dat ik myn wraak, door lift, zo zeeker zal bezetten,nbsp;Dat zelfs uw oordeel udien trotzenkop zal pletten.
Daar komt hy.
ZESDE TOONEEL.
Fabio,Eduardo, Hendrik.
Fab. nbsp;nbsp;nbsp;, mynHeer.
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;tis, wel. Marquis, gaheen,'
En fluit het binnenhof.
Fab. nbsp;nbsp;nbsp;Ikvolguwlaft. Fabio hinTte,
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;De reen
Dat ik uheb ontbo6n by my, Heer Graaf, zyn deeze: Ikhebdeez brief niet eens, maar tienmaal overleeze.nbsp;Die van den Deenfn Vorft my nu behandigt is:
Waar in hy my verhaald een wondre zaak, gewis,
Een bittre toeval, die my t hart beklemt, zynfchiyven Bid my om hulp en raad j maar, laas, almynbedryvennbsp;Is vruchteloos; doch udie k voor verftandig ken,
Stel ik deezhandel voor; wyiik verzeekertben nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;C 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vaa
-ocr page 42-Vaniiwewysheid. zegt, wat Zal ik hem ontbieden Op zyn verzoek?
H END. nbsp;nbsp;nbsp;Myn Heer, indien dat al de lieden
Des aardboms aan een man opofFerden t gebied,
U kwam dien Septer toe j doch decer die my gefchied Is al te groot, ik loof uw heusheid zoekt myn zinnen.
Te flypen op de fteen van uw vernuft, t beginnen 2ial ons een pi^oefdoen zien j zyn Majefteit begint;nbsp;Vermits men in het flykfomwyl wel paerlen vind.
E D u. De Vorft die t Deenl Rykzo menigte van jaaren Geluklcig heeft beheerft j voor wien zyn naabuurs waarei)nbsp;AngftvaUigen bevreeft, komtin zyn gryzetyd,
Dit ongeval ter hand: zyn dochter, die gevryd, Vanveelenisgeweeft, alsofikwildefpreekennbsp;Van Dionifia, heeft met een man befteekennbsp;Haar trouw intheimelyk, hysadelyk, maar ach^
Een die in t mi'nfte deel by haar niet haaien mag,
En ook haar ondeizaat 5 die heeft haar min genooten,
En is doe trouweloos, fchand voor alle grooten! Gevlugt voors Konings haat j en na een ruime tyd,nbsp;Begeeft zich wertenHoof, getrouwd, voorwaar, deez*nbsp;Was niet verdraagelyk voor een Prinls; ter kwader (Ipytnbsp;En ongelukger uur geeft zy dit aan haar vadernbsp;T e kennen; die terftond den fchender dreigt den dood jnbsp;Doch haar gefchonden eer werhoud hem, om uit noodnbsp;Door t Huuwelyk aan hem, om reeden wil te geeven;nbsp;Het walgt hem, mits die Drog zich in het echte leevennbsp;Gaf met een andre vrouw, en houd zich wonder vreemd.nbsp;Als of men op zyn doen geen achterdenken neemt;
Dit tergt de Vorft tot wraak, dien booswichtniet teftraf-Dunkthem onredelyk j verzoekt dat ik zal fchaffn (fen. Een middel in deez zaak, enikverzoektaanu.
H END. O vreemde toeval die myn harflns dooft! dochnu Gy Zulks van my begeerd 3 Zal ik gehoorzaam weezen;nbsp;Zo zeg ik i dood men hem , Zoftaatdannochtevreezennbsp;Dat hier des Konings eerbiet door gebetert zy,
Noch ook Mevrouw Erinfes, maar t raadzaamft is dat hy
Hun beide trouwen doe.
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Maar hoe kan hy haar trouwen?
Wat middel, en waar door?
He ND. nbsp;nbsp;nbsp;Doortmoordenvanxynvrouwe;
T ot ftrafFe van 7,ynfnoode en goddelooze daad. (kwaad ? Edu. Hoe! zal de onfchuldige me fchuldig zyn aan tnbsp;' De onnoosle vrouw die hoord deez ftraf en plaag te der-H E N D. t Is beter dat men een onnozele doe fterven, (ven.nbsp;EertRyk te gronde ga i endatmenzeid, dieHeernbsp;Is zonder fchaamte en wraak, zyn Dochter zonder eer.nbsp;Edu. Den Hemel is men de eer, en, geene menfchennbsp;fchuldig,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(dig
Eenwet vervreemd van die, isvaHch, men moet gedul-Zich draagen teegen die, die menfchlyk heeft misdaan , Door dien wy menfchen zyn.
He ND. nbsp;nbsp;nbsp;tiswaar, geen wet kan ftaanj
Zo geen barmhartigheid werd in de wet gevonden;
Maar weder groote Vorft, de ftrafpaft opdezonden. Indien ik Koning waar, deez vrouwe moeft van kant,nbsp;Enfmooren door haar bloed deez overgrootefchand.nbsp;Edu. t Is wel geleid, voorwaar, ten kan niet andersnbsp;weezen,
k Zal zien of gy tbeveft. Daar wilt deez brief eens lee^ Hendrik leefi.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(zenj
ktrouwde metHenderik in'theimelyk j hoenu MynHeer, watsdit?
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Wel word gy voor uw oordeelfchuuwl!
Het vonnis is geveld j gy hebt het recht gefprooken,
En myne ziel vernoegd, door dien ik word gewrooken , Gy zyt dien onderzaat, vermeetele.
H END. nbsp;nbsp;nbsp;Ach! wat ramp
Benevek my het brein met een vergifte damp ?
Edu. Gy zyt uw zelfs geweeft een wys verftandig rechtcri Hendrik/uf/
Myn min gemot hy in het heimelyk ^ en echter Verliet my trowMeloos y en zonder eer en komtnbsp;Met Vromu en Kinders m cm 'tfckelmfiuk zo vermomt
Temaahm-, och! mynHeer, ikzweerubydehooge En onver\yinbre magt, dat gy en ik bedrogenbsp;Door deeze lettren zyn.
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Hendrik! dit papier
Enfchriftmeld uwe fout; doch tis onnoodigtuer Te pleiten van een xaak, alre tot mynen voordeel; nbsp;Wylgy, na ly'pen raad, hebt Zelfs geveld het oordeel.
Ga heen, doorfteekt uw vrouw, en uwen arm verftout, Op dat, eer morgen vroeg, myn dochter zy getrouwd.nbsp;H END. Myn Heer...
Edu Ei, fpreek niet meer, k wil na geen reden hooren, Ik geef u keur, myn gunft te kiezen, of m.yn tooren.nbsp;Marquis, faFabio, ga heen, neem myne wacht.
Bezet des Graven huis.
H E N D. nbsp;nbsp;nbsp;Ik bid, myn Heer, ei zacht,
Bezadigt uw gemoed, ik zweer, ik zal haar dooden;
Ei, laat ons dan alleen, waar toe veel volks van nooden ? t Geheim is wigtig, en van, groot belang, myn Heer:nbsp;Het ftrekt zo wel tot u, als der Prinfeiln eer.
Edu. t Is wel, volvoerd dit zo. gy zult de Graaf geleiden, k Zal mer verlangen u in myn vertrek verbeiden.
F A B. Myn Heer, het zal gefchin.
ZEVENDE TOONEEL.
He N D R, IK, F AB I o.
Tab. nbsp;nbsp;nbsp;JLJ. Enriko, watisdit?
He ND. Mynonluk, Fabio, die deeze ziel bezit,
Myn tegenfpoed; ik fterf, ik zie den afgrond gaapen!
Na deeze elendige, wie is er ooit gefchaapen, Watmenfchleefd op der aard, wie heefter ooit gehoordnbsp;Beklaagelyker Dwang als-deeze ? wraak! ,moord!
O Hemel!. zal u dan deeze offerhand behaagen}
Stort, bid ik, op my neer, uw felle donderdagen; Schiet met uw blikfemftraal in myn benaauwde borft.
Eer dat deez wreede hand zich met het bloed bemorft, yan die myn ziel bemind- Zou ik zo onverduldig
De deugd verdelgen, die nooit ftrafbaar was noch fchul-Aan eenig kwaad ? helaas ! zal ik het doen ? neen j (dig Eer vaar ikleevendig ten grave waart.
F A B. nbsp;nbsp;nbsp;Uw reen
Verbaazen my. Ik merk waar toe gy word gedreeven.
H E N D. De Vrft wil dat myn hand Rozaura brengt om t leeven.
k Ly zonder fchuld, en zweer, een ander heeft vermomd t Genot der Ryksprinfes... Maar, k zie Rozaura komt jnbsp;Doorlees deez'brief.
ACHTSTE TOONEEL. Rozaura, Hendrik, FABio-
R oz. nbsp;nbsp;nbsp;M Yn Lief, hoe zeer ben ik bekommerd
Omuwafzyngeweeft, enwas aliinsbellommerd nbsp;nbsp;nbsp;^
Met achterdocht en vrees! vermits een zw^re droom Myn ziele heeft vervuld met angft, met fchrik , ennbsp;fchroom j
Maar door uw wederkomftmyn ziel zich wer verheugde. He N.Ochlmyn RozauraPfpaar, voordeezetyd,uw vreugde.
Hou op, myn Lief; en zie wie my gezelfchap houd. Roz. Vergeeft het my, myn Heer, indien ik al telhout,nbsp;My in t omhelzen in uw byzyn heb gedraagen:
Myn oor verloor t gezigt, door zuivre minnevlaagen, Dat ik'u niet en zag i want de eerbre liefdens luftnbsp;Vervoerd de zinnen vaak.
F A B. nbsp;nbsp;nbsp;Mevrouw, ei zyt geruft,
Uw onfchuld had uw min my te gelyk doen weeten ?
Ik bid, datilt voortaan uw flaaf mag zyn geheeten.
R o z.Wel hoe, mynHeer, wats dit.^ hoe ftaatge zo verzuft; Weeft vrolyk, mag het zyn, bezwaard toch uw vernuftnbsp;Met geene zorgen, Lief, wilt uwe geeft hcrhaalen.
H END. Rozaura, och ik vrees, gy zult te duur betaalen Het loon van deeze brief ^ wiens inhoud gy niet weet:nbsp;Doch ais gy die doorleeft, helaas! myn Lief hoe leednbsp;. Zalhetu zyn, dat gy zo veele vreugd betaalde
Voor
-ocr page 46-Voortopfchrift. Nu wel aan vervloekte, en verftaaldej| En al te wreede hand, volvoer des Konings lalt.
Is t hier ook veilig ?' ach! 2,yn ook de grendels valt ?
R o z-Waar toe deeztoellel, Heer? ei zeg, wat zal dit wezen, Waar toe de deur in flot ?
H E N D. nbsp;nbsp;nbsp;Rampzalige, zie deeze.
Die zal u kondfchap doen vant geen dat hier gefchied.
E A B.Helaas! myn hart bklemd, en fmoord in dit verdriet, Myndroeve zielgeprangt, fchynt uit dit lyf te fcheijen.
R o z. Hoe nu, Marquis,wat s dit? begeeft gy u tpt fchreijen? Watisergaans, mynLief?watdeerdu?fchreidgy me ?nbsp;Ben flczo krachtig, dat ik doortgezigtu tweenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(gen,
Aan tWeenen help ? houd op, en wt uw traanen droo-Dit fchynt laf hartigheid, zal dan een vrouws vermogen. Meer als twee mannen zyn ? gy beide Ichynt een vliet,
En ik het kruid, het welk gy met uw douw begiet. lt;'
Ik vrees indien gy niet uw traanen wilt belhoeijen,
Dat ik verzinken zal door t heevig overvloeijen.
Fab. OnlukkigeGraavin, die ondereen Planeet,
Van onlukzyt geteeld, Schoonheid! die ik weet.
Op aarden geen gelyk. 6 deugdelyke baaken,
Van alle eerbaarheid! op wiens gebloosde kaaken De fchaainte zich vertoond van t vrouwelyk gedacht,
W elke uit deez Zonnenftraal hun wet en regel wacht j OnnoGsle die gedoemd zyt heden om te ftcrven.
De hand die u bemind, helaas! zal u bederven.
En ik moet zyn de bo van uw elend en druk.
t Is nu een wyl gelen dat het geveinft geluk Zig voegden aan de zy van Hendrik doorbet minnennbsp;VanonzPrinfes, die hem met hart, met ziel en zinnen,nbsp;Begunftigde j maar fins dat hy van t Hof vertrok,
En keerde wr met u, heefthaare zieleen wrok,
En bitfe nydigheid op uW geluk gekreegen,
En zcht van Honden aan haar vader te beweegen,
Tot toornigheid en wraak, en zeide dat haar eer V-an Hendrik was gefchend ^ die goede en ouden Heernbsp;Geloofden t waar te zyn i hoewel ik Zeekerweete
Dat
-ocr page 47-Dat Hendrik in zyn plicht lichnooifz-o heeft vergeetenj Ramp! wanneer men trouw 7o eereloos vergeld!
De Koning die zyn eer nugaaren zag herfteld,
Heeft j ach; myn tong bezwykt, een ftraf gebod geboodeni Dat Hsndrik met zyn,hand zyn eigen vrouw moet doo^nbsp;den.
Opdat, eer morgen vroeg, wn dochterzy getrouwd.
Roz. Is dit nu de oorzaak, Heer, dieuhethartbenout^
Ik zal my williglyk tot deezen offer geeven.
Ik vreesde dat de Vorft ftond na des Graaven leeven:
Leef, myn beminden, leef. nu gy bebouwen blyft Ben ik behouden, lief fchoondatmenmy ontlyft.
Ik fchrei van droefheid niet, 6 neen! ik fchrei van vreugde.] Ach! of den Hemel u zo zeer in de echt verheugdenbsp;MetuwPrinls, alsikuwenfch. Een guide Troon,
Zyt gy met reden waard j de Septeren de Kroon Die paffen u,. myn Heer, gy zyter toe geboren;
En nu gy Koning zyt, zo bid ik, wilt my hooren ;
Indien ik immermeer was in uw hart geplaatft,
Ontzeg my niet het geen, t welk ik verzoek voort laaft]
T wee beeden bid ik u, die gy ook door twee reden Gehouden zyt te doen, want als een Vorft komt treedeiinbsp;Eerft in Zyn heerlykheid, begaaft hy ieder eennbsp;Metftaat, met eer en goed: zyn mildheid is gemeen.nbsp;Tentweeden als hyzich in de Echt begeeft, zotoondhjrnbsp;Aan ieder een genaaen met geduid verfchoond hynbsp;Al wie zich regens hem te buiten heeft gegaan;
Dies op uw reedlykheid vang ik myn beeden aan.
Ik heb, Henderik! by uw twee lieve kindren Geteeld.^ ei, laat die toch, wylhet u niet kan hindren,nbsp;Optfpoedigft, mag het Zyn, naBriftd, by myn Heeifnbsp;En vader zyn gevoerd; myn geeft zal dies te meernbsp;Geruft zyn ,datzeniet in handen van een wreedenbsp;En preutfe ftiefmor Zyn. Nu bid ik voor het tweede,
Dat ik myn krooft noch eens, voor myne dood, mag 7ien.'
Ei, laat my voor het laatft deez kleine vreugd gelchin;
En myn vergoote bloed, onnozel, zal nooit klaagen,
Noch rti
-ocr page 48-Nch u, noch de Prinfes? voor de oppertroon den dagen' H END. Hou op 3 ei moord niet mr j door dien dat gymynnbsp;hert
Doorgrieft met uwe ren. Helaas! myn 7,iele werd ' Vaft uitgeteerddoor t vuur van uwe vochte ftraalen,
Die gy, als 7.iedendloot, doet op deez boezem daalen,' Den Hemel zy getuig, dat ik des Konings eernbsp;Nooit heb gehoond, 6 neen; ikkenmyvry, hoezeer ;nbsp;Dat Dionilia ditftaande houd, tis loogen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(gen.
Door dien een kwaaden geeft of ziekt haar heeft bedroo-6 Lift des ouden mans I die, door myn trouwe raad,, Myn zellefs heeft verftrikt in dit vervloekte kwaad.nbsp;Onlukkige, ik heb onweetende uitgefprookennbsp;Het vonnis van uw dood, en de Prinfes gewrookennbsp;Vanhaarehaatopmy. Ach! Fabio, ikzqu.
Indien ik eerloos waar, het moorden van myn vrouw Met een geveinsde fchyn van echtbreuk wel verbloemen jnbsp;Dat werde nimmer waar. Den Hemel moet my doemennbsp;Zo ik op zulken wys uw eer en leven roofnbsp;^kVerfoeidien valfchen raad. Rozaura, lief, geloof.
Ik wenfchte my vervloekt, of nimmermeer gebooren; Eergy, als Martlaares, om hoog by de uitverkooren,
In vreede en vreugd zoud zyn, en dat men uwe naam Met oneer fmettenzou, en vlekken uwe faam,nbsp;Opdeezeheilloozeaard, ik zal uw lieve vruchtennbsp;Na Briftol zenden, op dat zy , door hunne zuchten ,
Haar Grootvaar eenigzins beweegentotde wraak;
Indien zyn ziel ooit fmart zal voelen door deez zaak. ft En is niet billik, dat de fpruiten zouden bly vennbsp;By hem, die ^ zonder ren hun moeder dorft ontlyven.nbsp;ft Is tyd, den Koning wacht, kniel, myn Rojtaura, kniel inbsp;Bereid u totdedoot, myn uitverkooren ziel.
Ro z. Ik zal my tot de dood niet wel bereiden kunnen
Voor gy myn tweedebe, 6 Hendrik! zult vergunnen, Dat is, dat ik voor t laatll, myn kinders eens aanfchcaiw,nbsp;En neem myn affcheid, ach ! vcihoor deez droevenbsp;vrouw.
H E N D.
-ocr page 49-HEND.Gaa heen. ik vrees dit hart ten boeTem uit ial dringen Door hun gezigt.
F A B. nbsp;nbsp;nbsp;Helaas! al te beklaaglyk dwingen.
Ik ga.
Fabio bmTien.
Hend. Myn Englen 5 komt, aahfchouwd, nu voor het laatlt,
w moeders ongeval, ziet hoe het onluk kaatft Ons heen en v/er; komt liier, komt hier, myn welbemin-Laatu , alst naafte bloed, by dezen offer vinden, (den.nbsp;Op dat gy in t gerecht, het welk na dezen tydnbsp;Zal komen, ons getuig dan voor dien rechter Zyt.
R o z. Vermoeideziel, hou op, en ftaak uw deerlyk zuchten. Hend. Rozaura lief, wat raad ? ik kan dit niet ontvluchten.nbsp;De Koning heeft het hof rondom beZet met wacht.
Ik zal en moet het doenj rnaar zacht, Henriko, zacht. Zie of gy eenigzins een middel kund beraamen,
Dcodu, en haar. t is goed, zo fterv^en wy te zamen.
R o z. Zal nu lafhartigheid beheerfchen uw gemoed ?
H END. t En is lafhartigheid, noch vreeze die t my doet. Maar zeg, hoe zal ik lucr op aarden kunnen leeven,nbsp;Alsgy, waarde ziel, dit lichchaamzult begeeven ?nbsp;Bcklaagelyke Dwang; wreedheid van de Vorft;
Die te onrecht na myn val, en na myn leeven dorft i Ik zorg zyn wreedheid zal zich langs hoe meer vergroo-ten.
Door dien barmhartigheid is uit zynborft gellooten,
En voor de wreedheid heeft gebaand, een open weg.
Indien ik nu myn hand, Rozaura niet en leg,
Aan uw onnozel bloed, zo leid hy wis zyn handen,
Aan ons, en aan ons krooft. fmart! 6 wreede banden Die my gebonden houd! ^onlukkige Rozaur,
Gy fpaard, door uv/e dood', Mauriti en Lizaur.
R o z. Ei, fpaar, uw traanen, lief, zy zyn u niet van nooden. Men zal Henriko niet, maar wel Rozaura dooden.
k Vrees voor geen fterven, neen, ilt ben de dood getrooft. Nu gy behouden blyft met myn beminde krooft.
D nbsp;nbsp;nbsp;NEGEN-
-ocr page 50-NEGENDE TOONEEL. RoZiAurajHendrik, Fa BI o, Mauritius
LI z A U R A.
F A B. Ie hier uw vruchten.
R o z. X j nbsp;nbsp;nbsp;Ach! komt hier, myn lieve kindren ,
Opdat ge uw moeders druk een weinig moogt vermind-Komtj voegt uaan myn zy5 getuigen, datikftil (renj Aan u verklaaren mag myn alderlaatfte wil.
Ik wenfch u nu ter plaats daar gy wel eer beflooten,
Laagt onder t hart, op dat wanneer ik werd doorllooten. En my de ziel verlaat, ook uwe zielen bei,
Als vuurge vonken, na om hoog, met bly gefchrei Ten Hemel vloogen; ach! ik eindig nu myn leeven,nbsp;Niet dat men my de naam kan van lichtvaardig geeven,
6 Neen ! in t minfte niet maar daarom dat i!lt; ben Gebooren tot de dood, die k niet ontvlieden ken.
Myn ziel vaard wer om hoog van daar zy is gekomen;
En t lichchaam wer ter aarde, en deze brakke ftroomen, Vermaanenu, myn Heer, zo ik u ooit misde,
Dat gy het myn vergeeft, en gy myn Schaapjes, me gt;
Gy zyt het errefdeel dat ik Zal achter laaten.
Onnozele Englen, wat kan uw myn zorgen baaten gt;
Nu myn onrype dood u aan een ftiefmor geeft ? Enofikfterf, ik zal, zo lang als gy hier leefd,
Geftadig by u zyn, myn geeft zal om u zwerven,
En iieemen u in acht, tot dat gy ook zult fterven. Wanneer gy t eenger tyd na Biiftol wer verreift,
Zo bid ik, dat gy nooit myn bloed van vader eift Hy is onfchuld^; ach! hy worder toe gedrongen ,
En door een bitze haat, tot deze moord gedwongen.
Ik ga, en fterf alleen door een vervloekte dwang.
M A u R. Waar gaat gy ? moederlief? waarom maakt gy ons bang ?
H E N D. Zy gaat door haare dood om hoog by de uitver-Ma UR. Ach! Tvaarom dood gy haar ? nbsp;nbsp;nbsp;(kooren.
Roz.
-ocr page 51-N G. nbsp;nbsp;nbsp;ft
Om dat ik ben geboorea
Totonluk.
H E N D. Fabio gt; brengt hen uit myn gezigt;
Daar niet alleen myn arm^maar ook myn hart voor Zwicht.' Roz. Nocheensgekuli voortlaatft. Vaarwel, onnooslcnbsp;lammren.
Hoe rukt men u van my.
Fahio met de kinderen himten,
^ E N D. nbsp;nbsp;nbsp;Ik bid, hou op van j ammren,
Of myn benaauwde geeft verftikt in my. Bedaard.
Roz. Nu fta ik al gereet om van uw hand en zwaard (leii Myn dood te ontiangen. Kom, dewyl de Zon aant daa-.nbsp;Myn droeve nacht voorzeid; waar toe dan lang te draaien?nbsp;Nu dat ik van myn hart drie heve deelen derf,
Is t biUyk dat het vierde ook heenen vaar en fterf.
Dit is onnodig, Heer i ei, boei my met geen banden, Maar boei my voor het laatft eens met uw lieve handen gt;nbsp;Zo word myn hart verheugd, myn ziele wel te mo.
tiende tooneel.
Fabio, Hendrik, Rozaura.
Fab. T_TEbt gyt volbragt, myn Heer?
H E N D. A J. nbsp;nbsp;nbsp;Ik.weer naauw wat ik doe.'
Wanneer dat myne hand zich wapend oin de blilcken
Te fluiten van myn lief, begint myn hart te fchrikken,
En v/eder als myn hare zich moedigt kloek en gaauw, nbsp;nbsp;nbsp;
Zo fchrikt en beeft myn arm , en zyne kracht wordB: flaauw.
Dies alles wat ik doe om niet is en verlooren;
Och, fturf ik op deez plaats, of waar ik nooit gebooren Helaas!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;
Fab. Ik heb, myn Heer, met oogmerk ook geraamtjj Dat u deez wreede daad en doodag niet betaamd ,
Het voegt u niet.
H E N D. nbsp;nbsp;nbsp;Wat raad, hoe zal ik dit ontkomen!
Ikziegeenuitkomft, och!
Da nbsp;nbsp;nbsp;Fab
-ocr page 52-F A B. nbsp;nbsp;nbsp;Henriko, wil niet fchroomenSl
H E N D. Wat raad dan, Fabio ?
Fab. nbsp;nbsp;nbsp;MynHeer, ik weet noch raad;
Indien het u belieft, dat uw Rozaura gaat Met my.
H E N D. Met u! waarheen ?
Fab. nbsp;nbsp;nbsp;Alwaar de latnp haars leven*
Zal dooven met haar ramp, en ongelukken tevens.
Ik 2al, wanneer de nacht het aardryk overipraaid gt;
En dat het hel geftarnt is door de lucht gezaaid,
Haar in een roerloos boot doen Zetten, datze dry ve gt;
Tot dat zy op een zand of droogte komt te bly ve;
Zo paait gy s Konings toorn, die dol is en verwoed,
En uwe hand is vry van haar onnozel bloed;
Wat dunkt u?
He ND. nbsp;nbsp;nbsp;VraagRozaure.
R oz. nbsp;nbsp;nbsp;Ik zal met hem vertrekken ,
Op hoop datmyne dood u tofgelukzal ftrekken.
Vaarwel, mynlief.
H E N D. nbsp;nbsp;nbsp;Vaar wel. Myn ziele vind noch heul;
Vermits decz'hand u niet zalftrckken tot een beul,
Maar wel een wreede , diehet vonnis heeft gegeeven Van uw verderf.
R o Z. nbsp;nbsp;nbsp;Vaar wel, 6 oorzaak van myn leeven!
H E N D. Zeg oorzaak van uw dood. myn lief, noch eens gelaift.
Wanneer de dood mv lamp des leeven heeft gebluft.
En dat ik hooruw eind en jammerlyk verderven, nbsp;nbsp;nbsp; .
Zal ik met t laatfte woord van deze tyding fterven.
Gy gaat een weinig voor, ik volleg u eerlang.
R oz. Vaar wel, myn lief.
H E N D. nbsp;nbsp;nbsp;Helaas! Beklaagelyke Dwang.
VIER-
-ocr page 53-DWANG. nbsp;nbsp;nbsp;53
EERSTE TOONEEL.
OcTAVIOgt; Rozaura.
ocT A v.TTOu op j ei 5 ween niet meer, kheb deernis met uw rouw j
Droog uwe traanen af i t is waar, fchoone vrouw, Datik twee jaaren lang uw Hendrik niet m.ogt lyden,nbsp;makker in myn min, het welk ik hem benyden.
Myn haat, en ook m.yn min zyn tevens uitgedooft,
snooten
Hy^is onfchuldig; mynRoZaura, lief, gelooft Hat ik in fchyn van hem, myn welluft heb genocnbsp;V an Dionia; nu iiet gy hoe ontlloojennbsp;En openhartig ik myn boezem voor u toon jnbsp;En, twyfFelt gy noch meer ? ikzweeruby hetfchoonnbsp;Datuwekaakenfiert, dat ik myn 7,iel, cnieeven.
En alles wat u lull, gewillig overgeeven.
^ nbsp;nbsp;nbsp;geenzins, Heer, aan uw getroiiwigheid;
Maar k ftaverbaaft, en denk omt geen gy hebt gezeid, r oei Dionifia, hoe Zyt gy zo lichtvaardig ?
Dctw Na t minnelyk genot ben ik terifont heel vaardig, Na Oxfort weer verreift , Henriko zat noch vafb,
Maar wierd, door myne brief; van ftonden aan ontlaft. En dat het waarheid zy al t geen gy my hoord fpreeken,nbsp;Beziedeezring, Mevrouw, alseenwaarachtigteeken.nbsp;Van zyn onnozellieid; dit kreeg ik van Mevrouw.
Zo is t gefchied. t Is waar, kheb deernis met zyn rouw; Maar haat hem wederom, om dat hytftaal dorft trekken,nbsp;Dp u, die zelfe de don kund van de dood verwekkeli ^
En s Konings wreedheid is niet minder ftraffens waard, o z. k Befchuldig niet zyn eer, maar wel zyn wreeden aart.nbsp;Maar nu dat ik myn man, myn Henderik moet derven,nbsp;Zo gun me, wyliktoch in ongeluk moet zwermen,
Dat ik na Briftol keer, alwaar myn laatfte trooft,
Myn oude vader is, met myn beminde krooft.
D 3 nbsp;nbsp;nbsp;OCTAV.
-ocr page 54-O c T A V. Dicin des doodsgevaar behouden heeft uw leeveuj Wik gy die nu de dood, ondankbaare, overgeeven?
t Is waar, kbragtuteland', enbergdeumetuwbood j Ik hulp u, maar myn hulp heeft my van hulp ontbloot.
Wat heimlyk vuur hebt gy in deze borll gefteeken,
Dat, als een Etna, brand.? wiens vlam met kracht komt breeken
Door deez myn oogenheen, en t hartloft zucht op zucht; Maar yder zucht verflikt, door t nevlen van uw lucht.nbsp;Rozaura, maghetzyn, zo laatde zonneftraalennbsp;Van uw medoogentheid op deez verliefde daalen.
Roz. Myn Heer, wat wiltge doch? ziet gyniet dat ik ben t Afbeeldzelvanderamp, entongeval! ei, fchennbsp;Doch de eer niet om de lull, en wilt myn eer verfchoonennbsp;Tot eer van uv/gedacht, entmyne. k Zaibetooncn,nbsp;Dat ik u wederom in alls wilvaardig zy,
Behoudende myn eer.
OcTAV. Rozaure, of gy thans my
Dit fchoon voor oogen fleld, myn liefde volgt geen reden. Roz. Bedaaru, Heer, enfteltverliefdgemoettevreden,nbsp;Bezadigt uwe lull; betoom uw gee min,
En teugel met verftand uw toomelooze zin;
Ei, denk wie dat ik ben. tree met verfland wat nader;
Ik ben Rozaura, Heer, en Rudolfis myn vader.
Graaf Henderik myn man. Verlaat my; want by hem Heb ik twee Kinderen; gy, die my uit de klemnbsp;Des doods getrokken hebt, met recht mag ik u noemennbsp;Myn Helper, op wiens deugd ik eeu wiglyk zal roemennbsp;En altoos dankbdar zyn. Nu gy dit alles weet,
Zo bid ik dat gy toch u zelfs zo niet vergeet;
Maar vreeft den Hemel, Heer.
OcT Av. nbsp;nbsp;nbsp;Neen, ik zal niemaaid vreezen ,
Myn hart zal ,-als een fteen, voor uwe klagten weezen : Myn ooren voor u doof; myn min, gelyk een paalnbsp;Ten gronde als ingeheid, Zal t alderhardfle flaalnbsp;V erduuren. t geen ik niet door fmeken kan verwerven,nbsp;Jial ik nu met geweld, ja op het punt van fterven,
Ge-
-ocr page 55-Genieten tekens dank j t is recht dat gy geneeft Myn wond, w aar van gy eerlt een oorzaak zyt geweeft.
R o z. Helaas: bedrukte vrouw ! waar zal ik arme heenen ^ 5,Myn werftantis vergeefs^hy luiftert na geen weenen,nbsp;Zyn ooien zyn verftopt j quot;k getrooft my eer de dood,nbsp;jjEerhy myn kuisheid 1'chend. Maark veins, omindeeznbsp;nood
Myn eer te redden. Nu gy my, Heer, hebt doen blyken U w liefde Zal ik ook in weermin niet bezwyken.
Ik heb uw trouw befpeurd i uw openhartigheid,
Heeft myn geveinsde rouw n weighing ne 'rgeleid.
Ik ben voor u, myuHeer, enzalm.y^toosdraagen Nauw begeerlykheid; maar'kbidu, wyldevlaagen,nbsp;Van t ongeluk noch niet geftild Zyn en gebluft,
Dat gy my eenen dag vergunnen wilt rot ruft.
OcTAv. Myn Engel, ga myn Schoon wilt u tot ruft begee-ven.
R o z. Myn Heer, hoe zal ik beft by u verzeekert leeven, Op dat men my niet ken ?
O c T A V. nbsp;nbsp;nbsp;Ei, ftel u w ziel geraft,
Myn achtbaarheid alleen deez misdaad wel verluft.
Roz. Ik weet een beter vond i ik zal, als kamerling Geftadig by u zyn.
O c T A V. nbsp;nbsp;nbsp;Myn Schoone, deze ring,
Waar in bellooten is myn ftei-ven en myn leeven,
Die Dionifi my onweetend lieeft gegeei^en,
Schenk ik u weer, Mevrouw, tot teken van myn min. Roz. Verzie my met cen kleed, t is tyd dat t begin,
En maak my vaardig om myn Pagies rol te fpeelen.
O c T A V. Ik ftel het voort in t werk,om onze rr in te heelen.
Octavio binmn.
Roz. Vervloekte, ga vry heen. och! of my toch de dood Ofandre toeval, nu verlofte uit deZe nood,
Zo waar myn ziel geruft , ik zal hem tegenftreeven.
En zo myn eerbaarheid verloften met myn leeven.
Den Hemel, die noch nooit de onnozele verliet, Verfterk: myn moed, en geeft my hoop in dit verdriet.
D 4 nbsp;nbsp;nbsp;TWEE-
-ocr page 56-TWEEDE TOONEEL; Eduardo , Dionisia , Celinde , Fabio.
Edu.2gt;0 isr,de fcliender heeft het oordeel xelfs gegeeven. Dio N, Onnozele Rozaur! verheft gy zoo uw leeven ?nbsp;Edu. De onnosle kuisheid fturf om uw lichtvaardigheid jnbsp;t Is billyk dat gy u en myne fout befchreid.
Kom, fpiegel uwe fchuld en misdaan in de mynen.
Haar leeven was uw dood; uw oneer deed my kwyncn, Enjammerlyk vergaan j doch ftaatzucht hiel de zeeg.
Dl ON. OnlukkigeGraavin.
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Eer ik Flenriko kreeg
Tot deez* vervloekte daad, heb ik hem voorgebouwen, Dat hy van ftonden aan met u 3 myn land, moet trouwen,nbsp;Zyn ftervenluft my wel; maar t beft is dat hy leefd,
Op dat hy my myn ruft, u de achtbaarheid hergeeft,
Die anders duizendmaal op eencn dag Zou fterven,
Door uw gefchonden eer, en wy al tz.aam verderven.
Dit s nu de middel waar door alles word herfteld.
Daar komtdeBiffchop aan.
DERDETOONEEL.
Dl 0NISIA3 Eduardo, Celinde, Fabio. Biscchop mef Gevolg van Geefleljken.
Dion. nbsp;nbsp;nbsp;H Eer vader 3 och! hoe kwelt
Gy deez* bedroefde ziel j zult gy uw kind doen trouwe Met een tyran, een fchelm, een moorder van zyn vrouwe.^nbsp;BI s s. eer, Prinfes, die zal hier door verbetert zyn,
En deez bedroefde Vorft ontlaft van angft en pyn. Dion. Ei, zeg my toch, wat eer kan een verraadcr geeven.nbsp;Die my my eer ontftal, en de eerbaarheid het leeven ?nbsp;Bloeddorftige Tyran.
JiDU. nbsp;nbsp;nbsp;Hoe! tergt gy myn geduld!
Wy zyn de moorders zelfs, ^ eerft door uwe fchuld,
En ik door ongeluk.
DI o X. nbsp;nbsp;nbsp;Och! ongeliikldgtrouwen! (bouwen.
Wanneer men t huuwlyks feeft moet op een dooden E D u. Het fchynt dat u het licht des Hemels al verdriet jnbsp;Of dat g}' groot vermaak in myn elende iict.
Men mag met reden u gelyken by een kranken,
Wiens hart geduurig fchynt na vreemde Ipys te janken; Maar walgt llraks door t gezigt. gy hebt voor deezuwnbsp;Genooten met gevaar, en nu gy midden innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(min
U;V vryheid ook u w min met w elluft moogt genieten, Begint u, na my dunkt, het minnen te verdrieten;
En walgt nu van die geen, die als een waarde fchat, Beheerilen uw gemoet, en uwe ziel bezat. (trouwennbsp;D I o N. t Verdriet my niet, 6 neen ! my w'algt alleen hetnbsp;Op dat ik niet en hoor; moordrelTe , k heb miyn vrouwenbsp;Om u went wil vermoord. Ei, zeg my toch, hoe zalnbsp;Ik vrolyk zyn met hem die ftaag zyn ongevalnbsp;Zal klaagen yder een, en fteeds met fchreijende oogennbsp;Het weezen van Rozaure ons ecuwiglyk vertoogen ?
E D u. t Is billykdat gy weend en zucht om zulk een vrouw; Maar gy, die oorzaak zyt van deeze elende en rouw,
Moet uw om zmlykheid, noch keurge minne kwellen ; Gy trouwt uit nood, omdusuw eereteherfteUen.
Cel. Ik twyfll niet, Mevrouw, zo haalt als Hendrik zal Genieten uwe m.in, oft voorige ongevalnbsp;Zal ook vergeeten zyn.
B I s s. nbsp;nbsp;nbsp;Myn kind, ftel u te vreden,
Maak u gereed, t is rj'd met hem in de Echt te treeden. Edu. Hoenu! wat zal dit zyn ? watjaagtulrierverbaaft?
Klenardo, wat Ver gaans? nbsp;nbsp;nbsp;Kletiardouit.
K L E N. nbsp;nbsp;nbsp;t S chynt dat de hemel raaft
Met ongeduld en wraak, en fpuu w t zyn felle tooren Op dit gezeegend Ryk.
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Wat iser uaans ? laat hooren.
K L E N. Henriko had noch naauw het eerenkleed aan t lyf, En dat hy doende was met zyn geweer, viel ftyfnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ken,
En roerloos voor ons neer; zodat wy tzaam verfchrik-
Enftaan gelyk. verbaaft i hy ryft, en flaat zyn blikken Nu hier dan daarhy roept, hy raaft, hy tiert en fchreid,nbsp;Vaft met een heelche ftem j Rozaure, och! och, ontbeid,nbsp;Waar vludrt gy ? wreek u eerft aan hem die u doiilnbsp;moorden.
t Was wonder dat hy niet in deze droefheid Imoorden.
Het waar heel noodig dat hem lyfwacht wierd belteld.
Daar komt hy aan.
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Sta vaft 3 en keer hem met geweld.
VIERDE TOONEEL.
Eduardo, Dionisia , Celinde,Fabio, BisschoP met Gevolg van Geefleiyke. Klenardo,nbsp;Hendrik half gekleed, n(et een degen m denbsp;vuift:, BeLLARDO, GRIlVfALDO.
Hend. '\T Ertoef gy vrouw, vertoef, vertoefmyn fchoon Rozaure.
Bel. Bedaar, myn Heer, bedaar.
Hend. nbsp;nbsp;nbsp;De flang van Epidaure
Toond ons zyn gunft, blyf ftaan, waar looptge ? ik zal uw wond
Geneezen; kom, myn lief, reik my uw lieve mond,
Dat ik u kus voor t laatft. daar vaart haar fchaduuw henen.' Och! mynEuridice, waarzytgedaarverdweenen?nbsp;Omoorderes! dcod! hoe! vluchtgevanmyaf?
Hou ftand, en voer myn ziel ook met u in het graf.
Of w ildge dat ik leef gedompeld in de plaagen ?
Wat, vraagt gy wie ozaur myn Engel, heeft verilaagen ? Deezvuift, gyfchehu, deezvuift; wektgymyngram-' Rampzaa!ige,Wel aan;verraader wacht uw kop. (fchap op,nbsp;Edu. Neem hem zyn deegen af
Hend. nbsp;nbsp;nbsp;Daar is Ze, ik wil nit moorden,
Gelyk ik heb gedaan door uwe raad en woorden.
Edu. t Waar beter dat gy zweeg, en melde onze oneer niet. Hend. t Is beter dat gy vreeft voer t Hemelfche gebied,nbsp;Als voor des waerelds eer; want by aldien den Hemelnbsp;' Uw doen niet goed en kend, gevyis al uw geweemcl
Van fchyndeugd komt u toch in t minfte niet te baat;
Het is maar ydclheid daar gy u op verlaat.
Eiss. Hoe! is dit dclligheid ? voorwaar t zyn wyze woorden.' He N D. k Beken, dat ik Roxaur' zo eerloos dorft vermoorden j
Maar niet dat ik ooit de eer van deez Prinls genoot i En zo ik lieg, ik wenfeh dat my den Hemel doodnbsp;Van ftonden aan. helaas! myn min die is gelheveldnbsp;t Is waar, het was beftemd, dat als de lucht beneveldnbsp;En overtrokken waar, dat ik dan aan haar zynbsp;Vernachten zou: maar, datismygemift j wanthy.
Ik meen dien ouden vos, liet my in de yzers fluiten,
Terwyl een honigdief een horzel dorft viybuiten In myn vergaarde zoet, het welk hy zo verdorfnbsp;Dat my niet overfchoot als flechts de leege korf.
Dl o N. O woorden ! die myn hart en ziel geiyk ontftclletii | H END. Ik bid u, hou toch op, laat af van my te kwellen; |nbsp;Ik zeg, indien ik ooit genoot Mevrouw haar eer, (zweernbsp;Dat my den Hemel plaag, maar hoor, myn vriend, iknbsp;Dat een vermomde guit haar kuisheid heeft genooten;
Ver mits dat hy haar deur en venfter zag ontflooren,
En dat gelegentheid zich toonde moeder naaltt,
Ishy, door haare gunft, aan het genot geraakt.
Indien ikfchuldig waar ik had het uitgelprooken. (ken.' Daar komt Rozauraas geeft weer voor myn oogenfponbsp;Maar zacht, wyk achterwaarts, van hier, van hier,wel hoenbsp;Waar vluchtge ? kom, en vlieg; bind my myn oogen toe.nbsp;Grim. Zeg, om wat oorzaak, Heer, zal ik uw oogennbsp;fluiten}nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;{buiten,
H E N D. Wilt gy dan de oorzaak zien ? wel aan, tree met my Ziet gy Rozaur daar niet in weduu wlyk gewaat,'
En dat aan yder zyde een van haar Kinders ftaat, nbsp;nbsp;nbsp;(ken ?
Als tuigen van t gerecht, het welkdienVorftzalfpree-Daar komt hy op zyn Troon, en heerlyk uitgeftreeken. ( W ie meent gy dat hier blinkt; geiyk de morgenzon ?
Het is den wyzen en oprechten Salomon.
Zie daar, d^r ziet gy t bloed zyn eigen bloed beklaagea.
Om dat het wreede bloed t onnoosle heeft veraagen. Daar ziet gy hoe t bedrog als een misdaader ftaat,
En wacht zyn vonnis, daar, daar ziet gy ook hoe kwaad De onweetenheid het ampt van voorfpraak kan beftuu-ren.
Och! dit gezigt moet ik nu met myn dood bezuuren,
Om dat ik u door t glas en fpiegel heb getoond,
Waar dat de waarde ziel van myn Rozaura woond.
Dies zeg niet meer dat ik haar fchellems heb doorfteeken.
Z wyg ook van deez haar eer, of ik zal my zo wreeken Dat ik... wie roep my daar ? 6 zaalge ziel, zyt gy t ?
Ik kom u daadlyk by, myn Engel, hoeverblyd Staat uw gezigt j ei, zie haar lieflyk bloozen,
Daar werpt zy op my neer een meenigte van roozcn.
Laat af van t heiligdom, eer gj' u w handen fmet.
Dl o N. Nu ziet gy dat uw waan en voorneem is belet ?
En vind u over al in uwe hoop bedroogeh.
E D u. De liefde, en ook myn eer, die hebben my bewoogen Dat ik handdaadig ben aan uw vervloekte fchuld.
H END. Rozaure, ach! myn beminde, ik bid u, heb geduld. Ik moft u door bedwang van deze gryzaart dooden. (den.nbsp;k Vervloek gehoorzaamheid, en die t my heeft geboo-E D u. Hoor , Hendrik, weet gy niet dat ik uw Koning ben ?nbsp;H END. Gy zyt een flang geweeft in liftigheden, ennbsp;U w dogter heeft aan my een wreede vrucht gegeeven,nbsp;\Vaar door ik met Rozaur verloor het vroolyk leeven;
En myn ontroerde geeft en wanhoop, is die geen (tren. Die ons door t fchittrend zwaard deed uit den lufthofnbsp;Edu. Myn ziel vind zich benart, wat raad nu!
Dl oN. nbsp;nbsp;nbsp;Och, elende!
Hoe overvalt gy ons, ik ben myn raad ten ende,
Ik weet niet hoe men zal.
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Wel aan, ik weet noch raad,
Henriko moet van kant.
D I o N. nbsp;nbsp;nbsp; 3l te wreede daad!
fiquot; Heer vader, fpaar hem toch , hoe Zytge dus verbolgen.?
Edu. Ik wil dat het gefchied, en zulks moet daadlyk volgen.
H E N D.
-ocr page 61-H EN D. Gy wreede, weet gy niet dat ik uw wreedheid ken? Hierftaik, doodmevry; want nu dat gy de Hen,
Met haare Kuikens, hebt verflonden, 6 gy wreede!
Zo fcharpt uw klaauwen vry, verfcheur de Haan ook meede.
Ik 7.al, dat zweer ik u, vroeg voor den daageraad, Uitkraaijen deze fnoode en goddelooze daad.
Ik fterf dan met Rozaur; maar hoe! ik kan niet fterven, Myn wandelende ziel zal nu en altoos zwerven.
F A B. Myn Heer. indien de Graaf iets nuttigde, ik vertrouw, Dat zyn onzinnigheid wel licht bedaaren wn,
t Is nu den tweeden dag dat hy niet heeft gegeeten.
Edu. Ga. Fabio, bezie dat gy hem krygt aant eten.
H E N D. O neen, ik heb genoeg van uw vervloekt fenyn j My walgtuw fpyze, weg, k moet by Rozaura zyn.
Ik zal my nu voortaan van fpys en drank onthouwen.
Tot dat ik myn Rozaure in vreugde zal aanfchouwen.
O wreede, heugt u wel het geen gy my gebood ?
Ik heb u wil volbragt; nu is Rozaura dood.
Of zoekt Herodes meer onnozelen te dooden ? nbsp;nbsp;nbsp;(den ?
Dood my, zo dood gy t al, waar toe meer bloeds van noo-E D u. Men brengt hem voort van hier.
He ND. nbsp;nbsp;nbsp;Ik ga gewillig, ja.
Ik acht u^ gramfchap niet, ik volg Rozaura na:
W ant yder druppel bloed, uit haare borft gezeegen ,
Wyft my den weg tot haar. 6 aangenaame weegen,
Hoe zoet valt gydeezziel; ik ga, verraader, maar, Onthouwuw tong van zulks, en zeg niet dat ik haarnbsp;Genootenheb, o neen: hoe, myn gezigt aan tdwaalen!nbsp;Daar komt Rozauraas geeft om myne ziel te haaien.
Ik groet u, zaalge ziel, en volg u op het fpoor.
Hend. Grim. en Bell. binnen. Edu. Gy, Heeren, op dat ik myn fchande en oneer fmoor.nbsp;Zo wil ik dat men dit geenmenfch zal openbaaren;
En wie dit anders doet, zal ik voortaan verklaaren Voor vyand eeuwiglyk.
VYF-
-ocr page 62-62. DE BEKLAAGLYKE
V y F D E TO ON E E L. Eduardo 3 Dionisia, CelindejFabioJ
KN AKI) O} Bi s SCH o F fnet Gevolg van GeeJieljken, AL TE NI o.
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;^^Ltenio, watnu?
Wat jaagtu herrewaarts ?
Alt. nbsp;nbsp;nbsp;Ikkom, Vorft, totu.
Met een bedroeftie maar j al tland dat is in roeren j Vermits Rudolfiis al zyn ruitery doet voerennbsp;In yl na deze ftad, ent voetvolkleid noch ftilnbsp;Tienmylen maar van hier, en huift na wenfch en wil.
Den Aciel met hun volk, enlandlui, die bezetten Vaftoveraldepas; doch kunnent niet beletten,
Ten zy men hun verfterkt j en ook is my gezeid,
Dat hy Rozanraas beeld inzyneftandaart zweid.
Den jongen Mauwerits j door wraakluft opgetoogen ,
Voerd hy het leger om, voor aller kryslins oogen, Metfchrikkelyk geluit van trommels en trompet.
Hy heeft zyn zwaard op u en Henderik gewet j En hitft haar, nevens hem, zyn dochters dood te wreeken.nbsp;Ik ben op t Ipoedigfte terftond na t hof geweeken,nbsp;dat zyn Majefteit zich daadelyk verzie,
Het is hoog tyd.
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Ik zal. m.aarzegt, gy. Heren, wie
Zdik, als Veldheer, nu de krygsmagt toevertrouwen?
F A B. Myns oordeels zoude ik het met Graaf Odavi houwen. Nu dat uw Veldheer is van wit en zin beroofd,nbsp;Ishydenaafte, Heer.
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Wel aan, hy zal als hoofd
Het leger na behoor, uitmynen naam, gebieden.
k Wil dat terftond te poft een van myn Edellieden NaOxfordryd, enzegalsdathy daadlykkomnbsp;Ten hove hier by my. ikzalterwylen, omnbsp;Op alles goede wacht te neemen, my begeevennbsp;BymynenRaad. Kom, volg.
VYFe
F A B. nbsp;nbsp;nbsp;oioet den Kon ing leeven-
-ocr page 63-DWANG. nbsp;nbsp;nbsp;6%
EERSTE TOONEEL.
Ru DOLF,Mauritius, Kar: EL,TEBANDjtojj FeNicio, Gevolg van Soldaat en.
Ru _ A L is tdat my door rechten billykheid behoord
^Deez, ftaf, ais Oppervoogd , zo heb ik rechte^ voort,
(Schoon dat ervarentheid t vernuft zo heeft gefleepen.
Dat als door myn beleid de vyand aangegreepen Straks vluchten reddeloos, als ookom dat dc bennbsp;Gerechtigt tot de v/raak van myn Rozaura, ennbsp;Dien wreeden Henderik teftralFen na behooren,)
Tot Veldheer in myn plaats, uMauwerits, verkooren,' Het paft u, jonge fpruit, gy die de fpiegei zyt,
Waar in dat zich tgezigt van myn Rozaure alryd, (de Weer op een nieuws vertoond; ga; wreek nu vry de elen-^nbsp;Uw moeder aangedaan, en breng deez wraak ten ende,
t Is waar dat Grieken nooit het magtig Ilion, nbsp;nbsp;nbsp;(woirj
Door kinders, maar wel eer door mannen kracht ver-Noch moeft Achiiiis kracht voor Neftors wysheid bui-geuj nbsp;nbsp;nbsp;(tuigen.
Want wysheid gaat voor kracht, dat kan ons Roomge-t V/elk Hannibal door lift weer uit Itaal'jen kreeg.
En de overwinner weer verwon; jazyne zeeg,
Deed einden met zyn dood; doch deze lieden ftreden, Uitafgunft, omtgezag; maar wy om recht en reden.
Ik zal deze oorelogheel anders, als men plag.
Uitvoeren, dat hier door de waereld weeten mag,
Hoe dat de onnozelheid, met recht te zaam gefpanaen,' Zyn wraakluft boeten kan aan ichelmen en tyrannen.nbsp;Soldaaten, deze zal voortaan uw Veldheer zyn;nbsp;Gehoorzaamd hem in als, gelyk gy lieden myn;nbsp;Gehoorzaamd hebt voor deze : en nu rechtvaardighedennbsp;Uw wapens zyn, welaan, zo fteld myn ziel tevreden i
Door uwe dapperheid: ik ftel u hier ten toon Myn Erfgenaam, mynHeer, enmynRofauraasioon.nbsp;Maur. Beroemde Grootvaar, en al tzaam? gy eedlenbsp;Heeren,
Nu dat gy my deel. ftaf als Veldheef komt vereeren,
Neem ik z,e aankbaar aan; en fchoon of het getal Vanjaarenmy ontbreekt, 2,0 zweer ik, dat ik zalnbsp;Aan Grootvaar, en aan u, met rechten y ver tconennbsp;Dat in dit klein begrip veel dappre deugden woonen.
Het hart, dat in deez borft zoo naauw beflooten leid, Verliikt door wraak, maar leefd door edelmoedigheid.nbsp;Soldaaten j fchoon dat noch myn krachten niet vermogen.nbsp;Zo let op myn gezigt, en ziet hoe dat myn oogennbsp;Vaft vlammen op de wraak; en dat ik niet en wyk,
Voor dat ik u, en gy in als my zy t gelyk. nbsp;nbsp;nbsp;(vloeijcn.
Ru D. Ik kus die dappre mond , waar uit deez reden Zie hier uit Briftols boom een nieuwe wortel groeijen,
Die in manhaftigheid zyn voorvaars niet enAvykt.
Ziedaar, myn zoon, die geen die gy in deugd gelykt.
Dit is uw moeders beeld, zie haar gezigt eens bhnken In deze zwarte vaan.
M A u R. nbsp;nbsp;nbsp;' Grootvader, Iaat myn zinken,
Ei, zet my neer ter aard, eer dat myn teergezigt Een vloed van manen Hort. welaan, ik z^l de pligt,
Die ik u fchuldig ben, moeder! zovolvoeren.
Dat men in eeuwigheid de tong daar van zal roeren.
Kar. Sa, Krygslui, neemt hem op, en zweerd by trouw en eer,
Datgy Mauritius houd voor uw Opperheer. (leeven. 'Algelyh. Lang leef Mauritius , lang moet ons Veldheernbsp;F E N. Zo lang ik aaffem fchep zal ik u niet begeeven.
Myn laatfte druppel bloed is, Heer, tot uwen dienft, Teb. Indien dat Attila oud Roome, opt onverzienfl;
Zyn magten proeven deed, zozal ook Londen fmaaken Het fcharp van ons geweer, en vuur op haare daaken.nbsp;Kar.' Nu datgelegenthesd onstoond eenvoUe ruimt,
Is t noodig dat men geen gelegentheid verzuimd j
Maar
-ocr page 65-Maar dat men t leger doet in yl op Londen keeren.
R u D- Uw zorge, Kapitein, neem ik in dank j gy Heerengt; Engy, Soldaaten, die uw trouwheid aan ons toond,
r Zal weer tot zyner tyd van ons u zyn beloond.
Dus niemand van u al laat hart nog moet bezwykeft,
Voor dat gy my of hem, door nood geparft, zietwykeni' Een yder toond zyn kracht, en ikzal niet te minnbsp;Doen blyken, dat ik noch dien ouden Rudolf bin,
Die door zyn krygsbeleid den Vrank en Schot de beven. A/k geljk. Lang leef Rudolfus',en lang mjj)et ons Veldheernbsp;leeven.
TWEEDE TOONEEL.
Klenardo, Eduardo, Dionisia, Ce L I N D E.
KLEN.T^Enwreeden Rudolf blaakt, en werp het al ten grond,
tEnzy dar ment verzie.
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Ikzal, gaheenterftond.
En haal Henriko hier. nbsp;nbsp;nbsp;Kleftardo binne.
D I o N. nbsp;nbsp;nbsp;Myn hart begint te beeven i
Wat zult gy met hem doen ?
E DU. nbsp;nbsp;nbsp;Ik lal hem overgeeven
Aan Rudolf die myn Ryk om zynent wil verderft.
D I o N. Zal t dan gewonnen zyn, wanneer Henriko fterft? Och! al te wreede daad!
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Wat iser toch bedreeven
Aan een uytzinnige, niet waardig om te leeven ?
Hy is het hilphervuur dat deze vlam ontftak.
DERDE TOONEEL.
Klenardo, Hendrik, Eduard,
' Dionisia, Celinde.
Yn Heer, hier is de Graaf.
Klenardo, breng hem ftrak Enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ce-gt;
-ocr page 66-Geketend en geboeid, in Graaf Rudolfiis handen;
Hy koel ayniuft met hem, en blus het hevig branden ' Van 2.yn verhitte wraak, nu door den moorder zelf ^
Op dat !w met zyn wraak myn wraak en oneer delf.
H E N D. O ^ barmhartigheid des Hemels, die ten lellen , Myn ziele hebt vemoegt; en alles voegt ten beften:
O welgekomen dag, hoe zeer heb ik verlangt, Nadeuitfpraak van myn dood i tfchyntdat my nu omvangtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ven,
Ren nooit gehoorde vreugd, ik wenfch niet meer te lee- Nu dat myri MaUrits zal zyn vaders vonnis geeven,
Die zo onmenfchelyk zyn moeder heeft verdaan.
Kom voort,. Klenardo, km, d! laat ons zaanien gaan. En breng my by Rudolf, ik zal gewilligfterven.nbsp; Voi'ft, Zomoctikriooit desffcmels Vreugd berven.nbsp;Indien ikimmermeer Mevrwhiar eergenoot.
Maardat ik fchuldig ben aan myn Rozauraa^ dood Ontken ik niet, neen, noch ook dat uw getvifl,
Zou vry zyn van deez moord, neen, de gedagtenil Van dit onsTreurlpel zal voortaan de wekker zyn, _
Van uw ontruft gemoed.
Edit. nbsp;nbsp;nbsp;Klenardo, ga, breng myn
Dien dollen uitt gezigt.
H E N D. nbsp;nbsp;nbsp;Ik ga, gy zult haaft volgen; ,
Want wraakluft loerd op u, en toond zich gantfch verbolgen.
VIERDE T O O N E L.
Eabo, Octavio.
Fab. TK heb op uw gebod Odavi nie gebragt. Eou.-^Heer Graaf, zyt wellekom, ik heb uw waard geacht,nbsp;Datgy, abVeldheer, zultinmynennaam gebieden.nbsp;Myn leger is verfterkt, op nieuw, met edellieden,
Endapprekrygslini ga, eaft.ut'dienwreedeaGraafi Verleer hem zyne trots.
CTAV,
-ocr page 67-OcTav. nbsp;nbsp;nbsp;Ik dank u voordeelgaaf.
Die ik niet waardig ben. Ik had naauw uit de brieven nbsp;nbsp;nbsp;j
U w laft verftaan, of ben terftont op uw believen,
Met al myn befte volk , tot de oorelog bekwaam, Verfcheenen hier ter plaats.
E D u. nbsp;nbsp;nbsp;Indien Rozauraas naam,
Met Hendrik nu niet fterft, en met ons zoekt te naadren J Zo neemt uw legerplaats, daar menterftoid vergaadren ,nbsp;En Rudolf ftutten mag.
OcTAV. nbsp;nbsp;nbsp;Met uw verlof, ik ga.
Fab. Hoe! is Henriko in de hand van Rudolf.?
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Ja.
Fab. Myns oordeels en myn raad...
E D u. nbsp;nbsp;nbsp;Uw raad komt nu te Ipade ?
Dies raad niet meer, eer dat uw raad gedy tot fchaade. Oftavio, ga me.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Eduardo hinnen.
Octav. nbsp;nbsp;nbsp;Ik volg u laft, myn Heer j
Egt;oorluchtige Prinfes, gun uwe Haaf doch de eer Dat hy u zy bekleed.
D I o N. nbsp;nbsp;nbsp;Ik kan *t u niet ontzeggen,
Door dien ik hoop dat gy de w ^ens neer zult leggen ,
Van dit ontvonkte Ryk, myn Heer, door uw beleid. Octav. Dat geeft den Hemel ons, ie groote Majcfteit.
VYFDE TOONEEL.
Roz AURA in mans Kleederen.
Hemel! zult gy nooit ophouden my te plaagen ?
Zal dan deez droeve vrouw al onluk moeten draa-gen.?
Elendige, gy waart naauw van de dood bevryd,
Of ftral uw achtbaarheid en eer aanvechting lyd,
Van hem, die ik de naam van heiland hoor te geeven Doch die recht oorzaak is van myn elendig leeven,nbsp;Vervloekte, hebt gy niet door uw'e lift gemaakt,
Dat ik zo troofteloos van Hendrik ben geraakt.
Ik Zal my hier zo lang verborgen zieii te houwen gt;
E a nbsp;nbsp;nbsp;Tot
-ocr page 68-Tot dat ik t goed geluk weer vrolyk mag aanfchouweo.^ Helaas! waar berg ik my ? wie mag daar ginder gaan l
ZESDE TOONEEL.
TeB AN DRO 5 RoZAU R A, Fe N ICI o.
Teb.^Y zytdanwie gyzytj ikzegdatgyblyftftaan j ^ Zo' niet, dat gaater deur.
R o z. nbsp;nbsp;nbsp;Ei, laat u toch beweegen gt;
Door myn rampzaligheid; fchoon dat ik dezen degen Aan myne zyde draag, ik ben niet die gy meend.
F E N. Dat w ord u niet gevraagd wie dat gy zy t , 6 neen t.
Sa, geeft ons uw geweer, enblyft voort ons gevangen. Roz. Daar is t, myn vriend, zie daar, ikzdtuwillignbsp;langen;
Maar zeg my eerft de naam van wie k gevangen ben.
T E B. Van Graaf Rudolfus, en zyn dochters zoon.
Roz. nbsp;nbsp;nbsp;Ik ken
Hun beide wel, en wens den Hemel wil haar zeegnen.
F EN. Daar komt de Veldheer juift met Karei ons bejeeg nen ,
Kom, fta wat aan een zy.
ZEVENDE TOONEEL. Mauritius, Karel, Rozaura, T ebandro,Fenicio.
Maur. nbsp;nbsp;nbsp;t JLS met de Schans gedaan.
Kar. Defchrik van uwe magtdeed hun ftraks overgaan. Roz. 6 Hemel! wat is dit ? zouw dit myn Maurits weezen ?nbsp;Wat grooter luk is uit myn ongeluk gercezen!
6 Neen, k meen ongeluk ^ door dien dat deze band My hinderd, dat ik niet met armen en met hand
Myn zoon omhelzen mag. maar och ! myn vreugde-traanen
Die zullen my de weg als ongefloot en baanen,
En doen de plicht van t geen datmy deez koord ontzeid.
Zwygt
-ocr page 69-D W A
zwygt en veinft.
Wie is die m endaar leid
Zwygttonge,
M AU R.
Gebonden voor ons heen ?
T E B. nbsp;nbsp;nbsp;Myn Heer gt; t is een verraader,
Zo t aan zyn weezen lykt.
M A u R. nbsp;nbsp;nbsp;Men brengt hem hier wat naader.
Wat kwaamt gy hier te doen ?
R o z. nbsp;nbsp;nbsp;Het Leger eens bezien.
Kar. Zegt hever, dat gy kwaamt om t Leger te belpin gt; Zo fpreektgy wel en recht.
Roz. nbsp;nbsp;nbsp;Myn Heer, ik kwam hier loopen,
Gedreeven door t geluk, alwaar ik buitenhoope ry meer gevonden heb, als ik er heb gezocht;
Want ik maar opelende en droefheid heb gedocht.
M A u R. Wat maakt uw Koning al ?
Roz. nbsp;nbsp;nbsp;Ik weet gantfch niet te zeggen.
Kar. Myn Heer, indien gy hemdeed op de pynbank leggen,
k Vertrouw dat hy terftond wel ietwes klappen zou.
M A u R. Men pynigphem ter deeg.
Teb. nbsp;nbsp;nbsp;Welaan, bindvaft het touw.
Roz. Het zal, jongeling, nu deeerfte pyn niet weezen Die ik geleeden heb om u met angft en vreezen.
M A u R. Hebt gy om mynent wil ooit angft of pyn gelen ? Roz. Op de oever van (ie dood , met zuchten en geften;nbsp;En zo ik immermeer u kon voor rampbevrijen,
^ willig duizend don om uwent wille lijen.
KI A u R. Ontbind hem, maak hem los, door dien dat in dit beeld,
t Gelaat, en ook de geeft van myne moeder fpeeld.
O wonder, wat ik zie, t fchynt dat de dooden leeven! Zou moeders geeft om wraak hier voor ons oogen zwec-ven ?
Van waar zytgy. Soldaat?
Roz. nbsp;nbsp;nbsp;Van Briftol ben ik, Heer.
^ A u R. Zyt gy een burgers zoon ?
Roz. nbsp;nbsp;nbsp;Een Edelman.
E 3 nbsp;nbsp;nbsp;Maur.
-ocr page 70-Mau. nbsp;nbsp;nbsp;Hoezeer
ZwymtdiEgezigt, helaas! na myn beminde moeder. Hebt gy haar ooit gekent ?
B o z. nbsp;nbsp;nbsp;Myn vader is de hoeder
Eer van uw oom geweeft, en myne moeder die Was voedftervrow van de uwe.
Kar. nbsp;nbsp;nbsp;t Is wonder wat ik zie.
Hoe dat ik meer en meer deezjongeling aanfchou we, Hoe ik hem meer en meer zou voor Rozaura houwe.
M AUR. Ik maak u Kapitein van myne lyfwachtj ga En breng hem in myn tent, op dat myn volk verftanbsp;Dat dit afbeeldzel van myn moeder zd gebieden.nbsp;Mynlyfwacht: ga, en volg myn lalt, als trouwe lieden.nbsp;Roz. I JeiE eer is al te groot i doch k zal myn trouw ennbsp;pligt
Steeds toonen in uw dienft.
Rozaura binnen.
M ATI. nbsp;nbsp;nbsp;Voor waar, ditfchoongezigc.
Indien ik niet wel wilt dat moeder was om t leeven,
Zou myn doen looven, dat ik zag haar fchadu w zwecven. K AR. Hylykt haar wonder wel. Gints komt uw Groot*nbsp;vaar aan.
ACHTSTE TOONEEL.
Rudolfus, Klenardo, Hendrik, Maurits, Karel.
Rud.T T w Koning heeft zeer wel en wyzelyk gedaan,
^ Aan my die Ihoo tieran en wreede beul te geeven. Klen. Zyn Majefteit verzoekt,dat gy met Hendriks leevennbsp;Wanneer het is gebluft 3 deez oorlog bluften zult.
Rud. Meineedigetyrans die myne ziel veiwult Met toorn en wreede wraak; bloeddorftige, hoe rookennbsp;Uw handen Van het bloed, van die gy hebt doorftooken ,nbsp;Enfchandigomgebragt. Noch deerenis, noch rouw.nbsp;Noch medelyden, o gy moorder van uw vrouw!
Zal voor u ovrig zym
He NB.
-ocr page 71-Vaar met uw wraakluft voort.
M A u R. nbsp;nbsp;nbsp;Hoe dorft gy vermoorden
Myn moeder ? vader, och! wat dolheid kwam uaan ? Hen D.Noch dolheid noch vernuft heeft my liier toe geraanjnbsp;Maar een vervloekte Dwang heeft myn Rozaur doennbsp;Rud. Gymift, uw renzynvalfch.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ftnooren.
H E N D. nbsp;nbsp;nbsp;Ik ben een menfch geboren gt;
En heb, gelyk een menfch, ook onverziens gedwaald. Maur. Had gy uwhoogemoedenftaatzucht iets bepaald.nbsp;En uwe trouw bedacht, zo waar zy noch in t leeven,nbsp;Diegy, ter dood gewond, hebt zeewaard in gedreeven.'
t Is billyk, dat het bloed door bloed gezuiverd word.
Knield.
Nu bid ik, wyl de tvraak tot het wreeken pord, Grootvaar, dat gy toch myn vader wilt verfchoonen.
Wik uw barmhartiglreid aan ons bedrukte toonen.
k Herroep myn vonnis; want moet die my t leeven gaf Den dood bezuuren, hy fleept my met hem in t graf.
He N D.' Houd op Mauritius, houd op; want uwe reden Vermeerderen myn fchuld. Myn ziel is wel te vredennbsp;Van uw rechvaardge hand gefcrait te zyn; want iknbsp;Herroep uw vonnis niet als onrecht, t is t befchiknbsp;Des Hemels; zie hoe dat myn fchuld en lichchaam groo-ter
Als dat van Maurits is. Kom, Rudolf, kom, enftooter Met uwe degen door, of haat met eene flag,
Gp dat het hoogfte hoofd ter aarden vallen mag Voor uwe voeten neer, zo zal het zwaard de haarennbsp;Naauw roeren van myn zoon, hem als onfchuldig fpaa-ren.
R U D. Gy hebt een rechte plaats gekooren om myn h aat ^ En gramfchap zo te ontvlin; wanthy, die voor u ftaat,nbsp;Is de oorzaak dat het loot van myn gevreesde toorennbsp;H niet getroffen heeft, om zo uw ziel te fmooren.
Gy doet gelyk die geen dioop een hoogte vlucht Met een onnoozel kind, op dat het door t gezucht
E 4. nbsp;nbsp;nbsp;Zyn
-ocr page 72-Zyn vyand ftaande houd, en af laat van c vervolgen.'
Of als een wreeden Wolf, die t landvolk gantfch verbol-Gewapend op hem aan ziet komen, en begeeft (gen Zich met een Lam ter vlucht. Nu zich myn ziele heeftnbsp;Gefpiegeld in het glas van deez, heb ik myn toorennbsp;En onverzoenbre haat gelykelyk doen fmooren.
Indien iknu de lyft ook breken zou, voorwaaT*,
^^n Kriftalyne glas, myn Maurits liep gevaar.
t s beft dat ik vertrek. nbsp;nbsp;nbsp;Rudolfus binnen.
H END. nbsp;nbsp;nbsp;Hoe! wiltgymynietdooden?
Myn zoon, my waarde kind ?
M AUR. nbsp;nbsp;nbsp;Wyktafvanmy , j(hoode!
Schoon dat myn Grootvaar nu vertrokken is, zo woond Uw vyandin aeezborft.
H END. nbsp;nbsp;nbsp;Ik bid, myn kind, betoond
Doch eens barmhertigheid aan uw bedroefde Vader; Ontfluitdeezborft, welaan, en tapt myn leevens adernbsp;Door uwe degen af.
NEGENDE TOONEEL, RoZaura, Mauritius, Hendrik, Karel.
Maur. nbsp;nbsp;nbsp;D Aar komt dat lieve beeld,
Waar in de aanminnigheid van myne moeder fpeeld. Hoor Karei, k wil voortaan myn Grootvaar nit misnoegen ,
Noch ook myn Vader in geen meer elende voegen;
Maar hoor, dit wil ik, dat hem nu gevangen houd Deezfchoone jongeling, op dat hy zyne foutnbsp;Als in een fpiegel zie. Doe ais ik heb geheeten.
Mauritius binnen.
Kar. Uwnaam, Soldaat?
R. o z. nbsp;nbsp;nbsp;Gelieft myn Heer m.yn naam te weeten ?
k Heet Thomas, fint die tyd dat my een man bedroog. Kar. Bewaard gy deze man, en houd hem wel intoog.nbsp;Ons Veldheer zulks begeerd, hy wiluw trouw beproeven,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Karei binnen.
RoZ.
-ocr page 73-D W A N G. nbsp;nbsp;nbsp;75
R o Hy zalze vinden, zegt wie zyt gy, arme en droeve ? H E N D. Ik ben die geen, lldaat, die eer met eene ftap ,,nbsp;Gefteegen waar om hoog tot boven op de trap,
Van het geluk; maar och! doort zorgelooze mallen,
Ben ik 2.0 onverziens en plotzeling gevallen,
Tot onder uw geweld; ik ben een Diamant, Eentoetfteenvant geluk, een proef van wapens; wantnbsp;Geen degen zo verftaald fcin deze bord: ontduiten;
^/Iaar fchynen, zidderend van angd:, weerom te fluiten; En walgen van myn bloed; ja zelfs de bleeke doodnbsp;Misgunt my ook de rufl van haar gerufte fchoot.nbsp;Onichuldig moet ik, laas! een groote misdaad boeten,nbsp;Wat zal my , arme menfch , ten laatften noch ontmoeten ;
En daar ik fchuldig ben, ja dubble ftraf waard,
Daar raak ik los en vry. fnoode en valfche aard Van medelyden! foei. Voor t laatfte, met twee woorden.nbsp;Ik ben dien Hendrik, die Rozaura dorft vermoorden.nbsp;Maar gy; die nevens my het laatfte deel vertoond,
Van dit myn treurfpel; ja die waardig zyt gekroond Met bladren vau Lauwrier, hoe kund gy zo vertoonen,nbsp;Het beeld van myn Rozaur ? ftichynt dat haar geeftennbsp;woonen
In uwe boezem, och! wie fteldgy hier, ten toon;
Maar zacht, befhoeit uw tong, t is Rudolfs oudfte zoon.' Die weder van de dood door wraakluft is gereezen.
Ja deeze myn Rozaur zal onze fchcidsmair weezen.
R o z. Wanneer men roekeloos onnoozel bloed vergiet,
Zo meend men dat men Haag de ontlyfde voor hem ziet. Gy meent dat gy in my Rozaura hebt gevonden,
Maar deez gelykenis gelyken uwe zonden.
Die waarenu voortoog, maar zeg my toch, uw vrouw i Heeft zy u niet bemind, of was ze u niet getrouw,
Dat gy haar fterven deed ?
H E N D. nbsp;nbsp;nbsp;Zy was een baak der deugden!
Soldaat, wat vraagd gy my ? och! yder een verheugden Die haare fchoonheid zag, gemengelt met een fchaamdnbsp;E 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vas
-ocr page 74-Van zuivere eerbaarheid. Hoorhier, mynvriend, tbe- ^amd
Niet met gedekten hoofd van zulk een deugd te fpreeken j Ik zal j zo lang ik leef, deze echteband niet breeken,nbsp;Om Dionilia, k verfoei dien wreeden Echt,
En gruwelyken Dwang.
R o z. nbsp;nbsp;nbsp;Het waare ook buiten recht
Dat gy zulks deed, myn Heer, door dien ik zeker weetCj Dat zich een ander heeft met de Prinls vergeeten jnbsp;In ontucht.
He N D. nbsp;nbsp;nbsp;Weetgywie?
Roz. nbsp;nbsp;nbsp;DeGraafOAavk).
H END. Vervloekte, om uw lull: en geilheid heb ik zo Veelpynenuitgeftaan; maar hoor. Soldaat, deKoning,nbsp;Is die hier van bewufl: ? heeft iemand myn verfchooningnbsp;Aan hem gedaan ?
Roz. nbsp;nbsp;nbsp;Noch niet, nut Hemelfche befchik
U my heeft toevertrouwd, als ook, myn Heer, wyl ik Verzekerd ben in als van uw gedwongen lyden,
Zo zal ik door de vlucht u van de dood bevryden.
Zie daar ik maak u los.
H END. nbsp;nbsp;nbsp;Barmhartige Soldaat,
Ik bidde u dat gy my voor al niet los en laat:
^ Nu dat ik t ongeval met eene hand vol leevens Mag paijen, wil ik niet al de ongelukken teevensnbsp;Verwachten. Neen, neen!
Roz. nbsp;nbsp;nbsp;Ik bidde u, vli toch weg.
H END. Ik kan nipt.
Roz. nbsp;nbsp;nbsp;Waarom toch? wat reden? kbid, ei zeg?
He ND. Omdatiitftervcnzal.
R o z. nbsp;nbsp;nbsp;Wat voordeel kund gy haaien
Door uwe dood ?
H END. nbsp;nbsp;nbsp;Genoeg, ik kan myn fchuld betaalen.
Roz. Gy zyt onfchuldig; Heer, t is beter dat gy leefd.
H EN D. Zp ftraft den Hemel toch.
Roz. nbsp;nbsp;nbsp;DenHemel die vergeeft.
H E N D. Schoon dat den flemel my myn nsclaad wou ver-geeven. nbsp;nbsp;nbsp;Ja
-ocr page 75-Ja 'Kift den Koning ook, noch wenfch ik niet te leeven. R o 2. Daar komt den Koning, vlic.
H end. nbsp;nbsp;nbsp;Nu ik Ro2aura derf,
t Is billyk dat ik ook me heenen vaar, en fterf.
TIENDE TOONEEL.
Eduardo, Rudolfus, Mauritius, Dionisia, Octavio,Ro2AURA,HENDRiK,FAnio,
K L E N A R DO, CeLI N DE, Al T E N I o , Grimaldo,BeLLARDo,Karel,nbsp;Tebandro,Fenicio.
2,Ytgy=
Edu.
', Fleer Graave, nu met Henderik te vree-den?
Rud. Ja, Heer. ga gt; haal ons hier die goddeloo2e en v/ree-den
Bloeddorftigen tieran, op dat ik nu myn moed Mag koelen met het bloed, t welk myn Rozauraas bloednbsp;Zo fchelms vergooien heeft. Verraader, flauwoogennbsp;nedenvaarts, gedenk, het zelfde mededoogennbsp;t Geen myn Rozaura eergenooten heeft van u,
Zal u geworden, voort, geeft den verraader nu Zyn welverdiende loon 9 men doe hem fchandlyk ftcr-ven.
Door dien de kuisheid zelfs by hem niet mogt verwer* ven
Een eerlyke dood; ftraft hem, die dezai Heer En my bedroogen heeft j die der Prinfeffen eer,
Zo fchelms geftoolen heeft; en de eerbaarheid het leeven.' H E N D. Ik zft myn williglyk nu tot deze olFer geeven.nbsp;Welaan, myn dienaars, komt, voldoet uw laatftepligt.nbsp;En blind my met deez doek, op dat zich myn gezigtnbsp;In t waerelds niet vergeet; maar met geflooten oogennbsp;Rozaure aanfchouwen mag, wiens zid nu in den hoogennbsp;Alleenig met het oog van kennis word gezien.
Bell. Hebtgy voor t laatfte ons noch ietwes te gebin ? H ENP. Dit is myn laatfte wil, dewyl ik niet ea vreeze
V oor t fterven, dat gy zult met my geduldig wezen: Denkt nimmer op geen wraak j bemin uw Vorft en Heer.nbsp;Schoon dat ik fterven moet om haar gefchonden eernbsp;Onfchuldig, t is myn lief. k zal t met geduld verdraagenjnbsp;Door dien ik met een flag ontwyken zal vee! flagennbsp;Van ramp en ongeval. Welaan, waar wagt gy na ?nbsp;Volvoer uw laft.
R o z. nbsp;nbsp;nbsp;Houd op, o wfeede, zeg ik, fta,
En hoor myn woorden eerft.Ik weet al tzaamjgy Heeren, Dat het u wonder geeft dat ik hier wil beweerennbsp;Dat deez onfchuldig is, die van u allen nunbsp;Verweezenisterdood. Koning! ik zal u,
En alle die hier zyn, onfchuldig doen betoonen,
Als ik zal zegenryk myn hoofd met Lauwren kroonen; Dies zeg ik overluid, op datt een yderhoord,
Dat hy onfchuldig is , het welk ik rechtevoort Metleeven, goed en bloed, en als zal ftaande houwen.nbsp;Maar, gy, Oftavio, verraader, dieMevrouwenbsp;Haar eer genoten hebt, u daag ik hier voor t recht.
O c T A V. Soldaat, wat zal dit zyn} gy weet niet wat gy Zegt. R o z.k Zeg dat gy de oorzaak zyt van Hendcriks bederven.nbsp;En dat gy ook Rozaur door uw verraad deed fterven,nbsp;Endatgy, in de fchyn van Henderik, uwe lullnbsp;Met Dionilia in oneer hebt gebluft.
E D u A. Odtavio! wat s dit ? hebt gy haar eer genooten ? En weet gy van de zaak ? ik zweer u by het grootenbsp;En heldre licht dat ik u beide ftrafn zal,
t En zygytmy ontdekt. Wat zegt gy?
OcTAV. nbsp;nbsp;nbsp;Dathetal
Onwaarheid zy, myn Heer.
R o z. nbsp;nbsp;nbsp;En ik Zal ftaande houwen
Dat dit waarachtig is, indien gy wilt vertrouwen Myn deugd en krachten beid: ik zal betoonen datnbsp;Odlavi fchuldig is aan al dit onheil.
OcTAV. nbsp;nbsp;nbsp;Wat
Of dit noch wordeii zal. myn hart begint te vreezen.
Hemel! wat is dit ? zou t wel Rozaura weezen ?
D W A N G*' nbsp;nbsp;nbsp; 7f
Zyist, och ja, zyist. Watftaatmy nutedoen?
,3 Ik ben benart, wat raad? welaan, ikzalmyfpon Met haar te vechten j en zo ver zy word verflagen,
Zal ik haar onbekend van ftonden aan doen draagen Enzinkenindezee, opdatmenzoverftnoor (hoofnbsp; Haar lichchaam, enmynfchand. De Koning geefge^nbsp;En gun my dat ik mag myn eer, geftort., door vechtennbsp;Indien het mooglyk is, met dit geweer oprechten.
R o z. kV erzoek bet zelfde t geen Odfavio verzoekt. Vergun ons dit gevecht, zo zal ik dien vervloekt
En eer vergeeten menfch. zyn hoogmoed haafbigfnuiken,' k Zal met deezkling zyn trots en laflering doen duiken,nbsp;En de ongerechtigheid doen buigen voor het recht.
R u D. Wat zeid zyn Majefteit ?
E D u. nbsp;nbsp;nbsp;Ik ftem hun dit gevecht.
Klen. Gelieft zyn Majefteit dan Rechters te verkiezen ? Edu. Ja, umetFabio.
M AUR. Ochl Grootvaar, het verliezen Van Zulk een evenbeeld van moeder, zal myn hart,nbsp;Indien dat zulks gefchied, doorgrieven met veel fmart.nbsp;Rud. Weeft welgemoed, mynzoon,de wapens moetennbsp;tgeeven.
Men fteekt ftraks de trompet.
Tiaar word gevochten. 'Rosaura gekwetfl zynde, valt inflaauwte.
M AUR. nbsp;nbsp;nbsp;Houd Op, ei fpaar Zyn leeven.
Odavio, houd op, ikbidde u, laat toch af.
En vocrd myn moeders beeld geheel niet in het graf.
Laat af, hy is al dood.
Alt. nbsp;nbsp;nbsp; N een, daar is noch leeven.
E A B. Wykt af, myn Heer, wyk af en wilt hem aamtocht geeven,.
Ondoet zyn boezem, zo, t zal nu wel gaan, k vertrouw Dat het wel beetren Zal.
Klen. nbsp;nbsp;nbsp; Wonder! t is een vrouw.
droogen.
O c T A V. Het is Rozaura zelfs, k ben in myn hoop be-
Rud-
-ocr page 78-liuD. Och! mynRozauralief, tnynkind, onfluituw oogen j
En ziet uw vader, die Zo meengen droeven traan,
Om uw behoudenis, laat uit zye oogen gaan.
Indien ik u j myn kind, weer op een nieuw moet derven,' , Zo zal ik op een nieuw met u, myn Dochter, llerven.
Och I daar bekomtze weer, men zet haar op deezlloel. Maur. Hoe is k nu, moederlief?
R o z. nbsp;nbsp;nbsp;My dunkt dat ik gevoel,
Een nooit gehoorde vrugd, nudatik, door myn wonden
U uit deezValfche waan en doolhof heb ontbonden.
R 'u D. Gy zyt gekwetfl:, myn kind.
Roz- nbsp;nbsp;nbsp;Heer vader, t heeft geen nood ^
Gy onbeichaamde Graaf, van eer en fchaamt, ontbloot, Meineedige : wel aan, kom opent uwe blikken,
En ziet uw vyandin j of fchynt uw hart te fchrildcen,
Nu dat een yder word uw fchelmery gewaar ?
Ziedaar j daar is de ring, die gy die nacht van haar Genooten hebt, toen gy uw geile lull verzaade.
Edu! Rozaura, laat my zien.
O c T A V. nbsp;nbsp;nbsp; Vorft 1 indien genaade
Nochby uhuisveft. Heer, gelykze altoos plag,
In overvloedt en ruimf, zo bidd ik dat ik mag.
Ietsmedeelachtigzyn, ei, wiltmynfbutverfchoonen. Want liefdheeft my vervoerd, ik zd voortaan betoonen.nbsp;Dat ik in trouwigheid myn voorvaars niet en Vi^k,
Om u te dienen, Heer.
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;S choon dat ik groot gelyk ,
Om u te ftrafn heb, nochtans zal ik myn zinnen,
Om uw vooroudren deugd, met reden overwinnen ,
k Vergeef uw misdaad; Graaf, en uwe groove fout.
Zal voort vergeten zyn als gy myn dochter-trouwd.
O c T A V. Ik kus uw voeten, Heer, ik ben deze eer niet waardig,
Mevrouw, met uw verlof, fchoon dat myn minhchc-vaardig,
Voor
-ocr page 79-Voor dezen is geweeft, zo zal ik nu ter tyd,
Bewyzen met der daad, dat gy verzekerdzyt i Van de aldertrouwfte man te hebben van de waereld.nbsp;Hend. Hemel! wat is dit? watmaghetzyndaardwaeinbsp;reld.
Staag iets voor myn gzigt, my dunkt als dat ik hoor MynliefRozauraasiiem: kverftik, helaas! ikfmoornbsp;Van vreugden vreeze bei j 6 wonderlyk gewemel!
Zoek ik myn lief op aard j Zo is zy in den Hemel j En zo ik wederom haar in den Hemel zoek,
Zo is zy hier op aard; wie doet my deze doek.
Van myngeZigt, op dat ik met deze aardfche oogen i Bezie het geene dat de inwendg niet vermoogen.
R o z. Dat zal Rozaura doen, myn lief, myh waarde man? H E N D.Myn Engel, ochjroynziel, watgrooter vreugde kannbsp;Den Hemel my alhier op deze waereld geeven gt;
Als dat ik OW gezond en vt'el te pas zie leeven ?
Run. Myn kindren, och! hoe zeer is myne ziel verheugd. M A u R. Maar gy, die oorzaak zyt van al haar ongeneugd.nbsp;Ik daag u voor de kling, kom hier gy onbezonnen,
En proef myn dapperheid, fchoon moeder is verwonnen. O c T A V. Uw dapperheid is groot;maar uwe magt te teer.nbsp;R u D. Wel aan, zo proef de myn.
O c T A V. nbsp;nbsp;nbsp;Gy zyt te oud, myn Heer.'
Hen D.t Iswaar, den een is jong, en danderoud vanjaaren; Maar ik ben tuffchen beide, en kan dit evenaaren,
Indien zyn Majefteitonsdit vergunnen wd.
Lang my t geweer.
Rud. nbsp;nbsp;nbsp;Welaan.
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;GyHeeren, zacht, weeftftil{
Ons vreugdezon heeft naauw na t onweer eens ge.5 fcheenen.
Of w dryft deze vreugd weer vmchteloos daar heenen.
k'Wil dat gy vrede houd. Henryk, gy die uw Heer, Gehoorzamd hebt in als, betracht ditmaal uw eer,
E n Weeft gehoorzaam; want ik wil als dat gy lieden,
Zult voortaan broeders zyn: volgt des nu myn gebieden.'
Hend.
-ocr page 80-H en. Heer, ik volg uwen laft. Odavio, ikiweer,
Dat ik de vyandfchap gelyklyk leg ter neer,
Enxal, van nu voortaan 3 uvoormyn broeder eeren.
O c T A V. k Hoop dat de vriendfchap niet verminderen maar vermeeren
Zal in oprechte liefde en eenigheid.
Edu. nbsp;nbsp;nbsp;Welaan,
Nu dat de vyandfchap, en alles is gedaan,
Wil ik dat tvy al fiaam na Londen zullen keer en;
Om daar myn dochters Feeft met vreugde te verderen. Rud. Wy volgen uw bevel. Ga, Karei, engeeflafbnbsp;Het heele leeger door, als dat een yder paftnbsp;t Gefchut te lolln; doe met branden en krioelen,
Ons vreugd en vrolykheid aan al het volk gevoelen.
Einde van het Vyfde en Laatjie Bedrjf.