HetFranfchevan denHeere P. CoRNEiLLi of nieuws gevolgd,
ONDER DE Zinspreuk
lt;¦
By lïAAK Duim, Boekdrukker en Boekverkoope^^ bezuiden het Stadhuis, 1737. Met Privilegie.
-ocr page 2- -ocr page 3-Me
Len zal my van geene verwaandheid befchuldigen, dac ik dit Tooneelftuk van eenen Franfchen Auteur ^nbsp;(by my voor den grootften van alle Treurtooneeldich-teren gefchat,) door eene nieuwe Navolginge , innbsp;Nederduitfche dichtmaat heb overgebragt; dewyl denbsp;voorgaande Vertalinge in verre na niet voldoende isnbsp;bevonden. Naar ’c my voorkomt, heeft men dien on«nbsp;gelukkigen uitflag ten grootften deele toe te fchryvennbsp;aan de verhaaftinge des Vertalers, die, gelyk zyne eigene Vindingen fchynen te betuigen, door het aanwenden van meer tyds en arbeids, indien hem zulks haddenbsp;geluft, zekerlyk betere vaerzen had konnen vóórtbrengen. Maar wie weet, of hy tot die onvoldragene vruchtnbsp;wel meer dan veertien dagen befteed hebbe? Voorwaarnbsp;eene ongelukkige drift!
Misfchien zal my iemand tegenwerpen , dat velen zich het fchaven niet kunnen onderwinden , en , watnbsp;meer is, hunne Werken door het fchaven zelfs verflim»nbsp;meren j ja dat, naar hun zeggen , het vuur daar dannbsp;uitraken zoude. Wat dan gedaan } Myn antwoord isnbsp;gereed: Die niets goeds kan voortbrengen zonder fchaven, en, wat meer is, zyne Werken door het fchavennbsp;noch verflimmert , behoort niet te fchryven. Wienbsp;dwingt hem daar toe} Is hy een te minder eerlyk man,nbsp;omdat hy geen goed Schryver kan worden i o Neenlnbsp;en zelfs zoude de achtinge zyner Vrienden voor hemnbsp;* 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;des
-ocr page 4-des te grooter zya, indien hy 7.ich niet tot een ieden fpot flelde door zyn fchryven.
Deze Schryvers dan belgen ’t zich niet , dat men het Werk hen uit de handen neme, (gelyk men eenennbsp;Werkman zoude doen, die door vadzigheid, door onkunde , door balsftarrigheid , of door veel re fchielyknbsp;de dingen op te flaan , zyn werk verbrod;) om zulknbsp;een Werk (zeg ik,) te verbeteren , met meer tyds,nbsp;meer vlyts, en meer overlegs daar aan te belleden,nbsp;ja met onze eigeliefde wat ter zyde te zetten , en ee*nbsp;hen kundigen Vriend onze zwakheid voor te leggen,nbsp;eer men ’t zelve aan al de waereld doe; maar men ver-fta my wel ^ ik meene eenen kundigen en tevens onge-veinsden Vriend ; en geenen van de zulken , die , uitnbsp;eigenbatige vleijery, eenen Schryver in deszelfs misgrepen ftyven; waar by de onkunde noch gevoegd, voor-waar eene wonderlyke uitwerkinge baart 1 Maar ach!nbsp;wel verre van eenige leergierigheid te betoonen , poo-gen deze Waanwyzen, in weerwil van de gezonde reden, en te gelyk zonder kracht,op eenen berg te klimmen , waarvan zy door zwakheid telkens nedertuimelen;nbsp;terwyl ze in hun iuizebollen noch verwaandheids genoegnbsp;hebben, om dezulken te berifpen die zich hebben beraden met veel kundiger, en oneindig wyzer Raadsliedennbsp;dan zy en de zulken zyn, waar mede zy te rade gaan,nbsp;ja dan zy ooit te famen, zonder mirakel, wordennbsp;konnen.. Doch is ’t wel der moeite waerdig de oorennbsp;dezer Midasfen voor den dag te rukken ? dewyl hetnbsp;toch den Moor gewasfchen is, en dit vertoog geenennbsp;ingang kan vinden by de zulken, die met het euvel vannbsp;blinde eigeliefde behebt zyn.
W at myne wyze van navolginge in dit Kunftftuk betreft, daar van zal ik alleen dit weinige berichten. De vier eerfte regels van myn Voorfchrift Zyn altoos, ennbsp;met lechc, berifpt geworden. Ik heb dezelven , zo
veel
-ocr page 5-Teel my doenlyk was , van brabbeling gezuivert, etl eenige andere plaatfen, niet tegenltaande myne grootenbsp;achtingevoor den Frar.fchen Dichter, met voordachc verandert, of c’eenemale overgeflagen: ik ben zelfs zo verrenbsp;gegaan , dat ik van myne eigene vindinge eenige regelsnbsp;daar in heb gevoegt , en wel voornamelyk vier regelsnbsp;in het Vierde Tooneei des Derden Bedryfs , in dennbsp;mond van Cornelia. De befchryving , die Ptoïoméusnbsp;doet van des grooten Pompejus Nederlaag by Pharfa-iië , heeft ook vele berifpingen ontmoet, die by mynbsp;niet ongegrond zyn ; maar zy is , op zichzelf genomen , zo fraay , dat ik dezelve heb nagevolgt, dochnbsp;ook bekennen moet, dat ik onder mynen Voorfchryvernbsp;ben gebleven, niet tegenftaande ik aan dezelve nochnbsp;tyd, noch arbeid heb gefpaart.
Dit alles bewyft, dat een Schryver, hoe groot, maar een Menfch is ^ een naam die de feilbaarheid in zichnbsp;beüuit My is menigmaal vreemd voorgekomen, dat,nbsp;Wanneer men Overzetteren hunne feilen aanwyfi , de-2.elve zo menigwerf antwoorden , Myn Voorfchryvernbsp;Kegt ook Zo. Waarlyk een hechte uitvlucht, voornamelyk voor de zulken die Vaerzen overzetten ; dewylnbsp;de hopwoorden , en gewrongene rymklanken , buitennbsp;andere misüagen, by de Franfche Dichters, fchoonopnbsp;verre na zo veel niet als by onze Nederduitfehen, mede al plaats hebben.
Ten opzichte der gladdigheid myner Vaerzen , daar over meene ik myzeiven vry ftraf geweeft te zyn , ennbsp;heb omtrent dat huk wel voornamelyk het gevoelennbsp;myner Vrienden ingenomen onder welken zich éénnbsp;heeft bevonden , en als noch bevind , dien ik zeldennbsp;anders, dan na veel herfchavens, heb konnen voldoen.nbsp;Doch , om hieromtrent niet te wydloopig te zyn , zalnbsp;ik alleenlyk dit maar zeggen , dat ik my bezonderlyknbsp;heb gewacht voor zulke hardigheden in de Vaerzen,nbsp;* 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waar
-ocr page 6-waar door dezelven onuicfpreekbaar worden, of ten ininfte zo onnatuurlyk hard, dat de bevalligheid daarvan weg is; als, by voorbeeld, Hy 's... Hier voelt men,nbsp;dat men is niet kan verkorten , zonder de uitfpraak geweld aan te doen: maar ’t geen dit noch overtreft, is ’tnbsp;misbruik van de ’k, als in ’i ia», in plaats van ik ka».nbsp;Deze verkortinge is alhier oniiitfpreekbaar.
Wat de Rymklanken aangaat, die hebbe ik, zo veel my doenlyk was, verfchillende gemaakt , en ten min-lle is my onbekend dat 'er in dit geheele Tooneelftuknbsp;twee (leepende, of twee ftaande vaerzen, door tweenbsp;van dezelfde klanken gevolgt worden; ’t gene wel voornbsp;ééns geen groote misgreep zoude zyn ^ doch waar vannbsp;de menigvuldigheid echter walgchelyk voorkomt: omnbsp;het welke te verhoeden een groot Meefter (ik meenenbsp;den Navolger van de Franfche Polyxe»a,) ons tennbsp;voorbedde ftrekt : die zulks wel ééns verachteloosde,nbsp;maar echter daar van geene gewoonte maakte, wel verre van daar, dat hy de zelfde Rymklanken tot acht ofnbsp;tien malen na elkanderen zoude doen hooren,als in anderen niet zonder voorbeeld is.
Om af te breken , men vertrouwe dat ik in dit Werk een goed oogmerk hebbe , en tevens ook metnbsp;alle befcheidenheid my aan keurige Oordeelen onder-Werpe , en alle gegrpnde berispingen altoos zal aanmerken als de befte middelen tot bevorderinge der Kunfte;nbsp;want
Nooit
-ocr page 7-Nooit koft de laffe Waan Leergierigheid verblinden:
Dees is te oplettend op de waare glorie uit}
Zy bind zich aan geen’ tyd, om ’t rechte fraay te vinden ;
Noch kreunt zich ooit aan ’t geen de Onwetendheid misduid; Zy dingt, met ecdlen moed, naar zulke lauwerkroonennbsp;Die, onvergankelyk, haar taay geduld beloonen.
Eïadzgt;'i-lt Reg‘ 2.., (laat Wierddus, Lees Wierdons,
15, - afgeftaan ! nbsp;nbsp;nbsp;-toegeftaan!
12, — 19, —— wat nu--— wat raad—•
36^- 5, - de doen--te doen —-
Julius Cesar.
Marcus Antonius.
Cornelia, Kchtgemote van Pompejut,
P T o L o M e'u s , K-oning van Egypte. Cleopatra, Zujier, . .
P H o T T N, eerfte Staatsdienaar. .
Achillas, Equot;ddheer. , nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. 'ptianPtohméus,
Septimius, Romeinfch Overjle, in dienfi .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•.....j
van Cleopatra.
Charmione',Staatjuffer.
A c H o r e'u s, Staatjonker . J PhiliPPUS, Vrygemaakte van Pompejus.nbsp;Zwygenden.
L E P ID u s.
Gevolg van Romeinen,
Gevolg van Egyptenaren.
Het TOONEEL is te ALEXANDRYE, in ’/ Paleis van Ptohméns.
P O M-
-ocr page 9-Bladz.
Ptolome'us, Photyn, Achillas,
MP tolome'us.
en zie door Cefars kling Pompejus overwonnen. En hoe de flaverny van Rome fchync begonnen jnbsp;Hoe, by Pharfalië, wierd in één’ ilryd volvoert,
’t Geen langen tyd deGoón en ’t Noodlot had beroert. Die ftroomen, rood geverwd, gezwollen uit hun boorden.nbsp;Door beken bloeds,gevloeid uit broér- en vadermoorden ^nbsp;Al ’t heilloos tvapentuig, verfchriklyk onder-één,
Langs ’t bloedig veld geftrooid, verpletterd, en vertreên; Die lyken, jammerlyk gerot, van ’t graf verfteken,nbsp;Gedwongen door Natuur hunne ongenaê te wreken,nbsp;Verfpreijende een vergif op vleugels van den wind,
’t Geen tegen al wat leeft een’ andren krygbegint; (ken,' Bewyzen hoe verwoed het Recht, door’t zwaard gewro-Den Schoonzoon heeft gedoerat,den Vader vrygefproken.
Gy, deerniswaerdig Hoofd van Romens wyzen Raad! Gy, dien ’t vermoeid Geluk zo plotfeling verlaat!
Uw tydverhaal zal, voor de onfterflykheid gelchreven, ' Van ’t wankelbare Lot een yslyk denkbeeld geven.
Hy ligt verflagen; hy, die, altoos zegeryk, .
Zy n’ grooten voorfpoed zag zyn’ groaten moed gelyk;
A nbsp;nbsp;nbsp;Hy
Hy vlucht naar deze ftad; hy wil dat onze muuren Het zegepralen van zyns Vyands heir verduuren;
Zyn trotfê nederlaag zoekt nier, gelyk weleer De Goon in Titans ftryd, een’ andren ommekeer:
Hy waant dat deze kuft , in fpyt van ’t oorlogswoeden ’ Wyl ze éénsdenHemelholpjdeWaereld kan behoeden inbsp;En, zich vermengende in zyn wanhoop, dit Heelalnbsp;Me: Atlas (choudren in zyn wanklen ftutten zal.
ó Ja! Pompejus is met ’s Waerelds lot beladen:
Hy naakt den Nylftroom flechts, zo ryk in wonderdaden , Opdat zyn vryheid hier zieltoge, of adem haal’.
Ik onder hem bezwyke, of met hem zegepraal’!
Dit ftaat, myn Vrienden, ons nadruklyk te overdenken. Hy komt ons ’t blikfemvuur,of zegekroonen fchenken.nbsp;Indien hy op dees’ troon den Vader heeft herltelt,
Hy maakt licht dat de Zoon daar van werd neêrgevelt. Men moet hem doen vergaan,ofmetveeleereonthalenjnbsp;Hem volgen in zyn lot, of doen ten afgrond dalen:
Het cene is vol gevaars,het ander groot verraad: (Staat, ’k Vrees de ontrouw hier, en daar ’t verdelgen van myn’nbsp;Hoe myne keur zich fchikk’, myn lot fchynt dus te wezen,nbsp;Dat ik myn wis verderf, of wisfe fchand’ moet vreezen.nbsp;’k Moet echter kiezen. Maakt my uwen raad bekend.nbsp;Wat dient hier beft gedaan.? wat middel aangewend?
6 Hagchlyk cydgewricht! wy moeten Cefar ftuiten, Of, met Pompejus hoofd, tot zyn triomf beüuiten.
In ’t kort, ’k vind ons beraad van zulk een groot gewigt,’ Dat by geen Vorften ooit iets zwaarders is verricht.nbsp;Photyn.
Wanneer de twift, myn Vorft,beflift word door de klin-Zyn trouw en billykheid maar loutre beuzelingen ^ (gen. En wie trouwhartigheid op zulk een’ tyd betracht,nbsp;Neemt niet de reden, maar zyn’ wreevlen wil in acht.
Befchouw uw magt,befchouw Pompejus heir verflagen; Hoe hem, tot ’s waerelds end’,zyn Vyand na zal jagen.nbsp;Hy vlied dien Vyapd niet alleen, maar ook dien Raad,
W iens
-ocr page 11-Wiens droevig overfchot hem met verfchrifcking flaat; Wiensgrootftehelfc, geflagc, men’t heilloos veldz,iet dek-En een erbarralyk aas aan gier en raaf verftrekken: (ken,nbsp;Hy vlied ganrfch Rome, dat aan Cefar word ten buit.nbsp;En dat hy door zyn* val in wreede banden fluit;
Hy,die de wanhoop heeft vanVorften volktevreezen. Wier landen en wier bloed bemdienftbaar moeften wezen;nbsp;Wier fcepters zyn geknakt, wier troonen zonder ftut.nbsp;Wier Staten zyn van geld en menfchcn uitgeput:
Voor aller woede bloot, als werktuig hunner plagen, Ontvlucht hy’t gantfch Heelal,’t geenligt in hem verflagen,'nbsp;Verweert ge,alleen,hem die desW aerelds woede ontvlucht?nbsp;Hem, die reeds half vergood, alom gevierd, geducht,nbsp;Heldhaftig met zyn ftaal zyn krygsgeluk kon ftyven,nbsp;Maar nu, met Rome zelf, in flaverny moet blyven ?nbsp;Blufcht gy het blikfemvuur, in Cefars vuift gevat,
Daar zulk eenHeld voor zwicht,en de Aarde in duigen fpat? Die hen befchermen wil die ’t Lot heeft neêrgefmeten.nbsp;Moet, ontrouw jegens zich, zyn eigen heil vergeten;nbsp;Dan word te groot een deugd een roekeloos beftaan.nbsp;En oorzaak dat men zich in ketenen ziet flaan.
Wie, wie grootmoedig,dus zich wil rampzalig maken. Zal des te feller fmart in zyne elende fmaken.
Weêrftreef,myn Vorft,den wil der Goón en ’t Noodlot Dat hunne donder rolle, en elders nederfchiet’! (niet.nbsp;Ons morren is vergeefs: hun werken moet men eeren.
’t Is tyd; bid Cefar aan: zy doen hem triomfeeren:
En, zonder op het recht van hun befluit te ftaan, Gehoorzaam hen, en doe de Onnoozelheid vergaan.nbsp;Kunt gy des Hemels wraak, die haar vervolgt, verzetten?nbsp;’t Is eer te duchten, dat ze u zal het hoofd verpletten.nbsp;Pompejus worftelt noch met »yn’ gewisfen val,
En wil dat alles hier met hem bezwyken zal. (men, Zyn toevlucht tot uw’ troon moet ge als een misdryf doe-En haar een vyandfchap, geenflns eene achting noemen.nbsp;Hy word, door dit beitaan, voor u een doodlyk Yriend;
En g7, gy twyfelt noch of hy den dood verdient ?
Hy moeft uw hoop voldoen,de zege met zich voeren^ En met triomfgefchal de zee en lucht beroeren.
Dan waar’ hy wel onthaald, verwelkomt uit den ftryd: Maar dat men, nu hy vlucht,zyn dood aan ’t Noodlot wyt’!nbsp;Ik hoon zyne ongenaê,maar poog hem niet te hoonenjnbsp;Ik volg de vyandfchap die hem de Goön betooneii;
En met den zelfden dolk, voor Cefars hart bereid, Doorftoot ik, zuchtend’, hem in zyn rampzaligheid.nbsp;Gy kunt u van ’t gevaar ónmogelyk ontheffen,
’t En zy ge in hem volvoert, ’t geen anders u zal treffen.' Men noem’ zyn’ dood een wreede, een trouwelooze daad jnbsp;Wat kreunt ge u des? De trouw was nooit een deugd vannbsp;Noit moet een koningshart voor laffe driften bukken. (ftaat.nbsp;Die,aan de deugdverflaafd,zyn’troonomverrerukken.nbsp;Zyn recht behelft al ’t geen zyn bloote wil befluit.
De onnoozle vroomheid heeft by ’tkunftigheerfchenuit: Die zich het onrecht fchaamt, heeft eindeloos te beven jnbsp;Die ’t all’ vermogen wil, moet naar geen wetten leven,nbsp;De deugd vermyden als iets fchandlyks, zo zy fchaad,nbsp;En ’t grootfte gruwelftuk omhelzen, zo ’t hem baat.
Misfehien, Septimius, zal u myn raad niet fmaken; En gy, Achillas, zult dien mede mooglyk wraken.nbsp;Doch denkt met my, eer ge op een’ andren uitweg zietnbsp;Die den Verwonnen llagt, vreeft den Verwinnaar niet.nbsp;Achillas.
Photyn fpreekt wel,mynVoril::Pompejus ligt verflagen.' Doch fchoon zyn heldendeugd aan ’c Noodlot kon misha-Ik zie in ’t bloedig veld nochtans zyn bloed zo waerd,(gen,nbsp;Dat zulks met diep ontzag is door de Goón gefpaard.nbsp;Niet dat ik ’t misdryf wraak in klem van groote zaken;nbsp;Maar ’t moet noodwendig zyn, of ’t zal u fchuldig maken:nbsp;En wat noodwendigheid zet u tot ftrengheid aan ?
Wie den Verwonnen fchuwt, kan ’s W innaars wraak ont-Onzydig zyt ge, en kunt unochonzydig dragen, (gaan. Men bidde Ceiar aan, kan hem die eer behagen;
Doch
-ocr page 13-TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;5
Doch; hoe uw wierook hem verheerlyke en vergood’. Die Offerhande is voor zyn zoenaltaar te groot;
En flagt gy zulk een Hoofd dien God der krygslauwrieren Wat fchandvlek zal uw’naam voor eeuwig dan ontfieren!nbsp;Verlaat d’Onzaligen, tot hy zyn lot vervult,
En druk hem verder niet: zo blyft gy zonder fchuld.
Gy zyt hem dier verpligt: hy redde deze Landen j Hy ftelde uw’ Vader weer ’t verloren Ryk in handen.nbsp;Doch ’t gaftvryrecht, en wat tot dankbaarheid verbind,nbsp;Heeft zyn bepaling in der Koniögen bewind:
Hun fchulden, hoe verzwaard, de kroon zelfs ingefloten Vermogen nooit het heil huns volks omver te ftooten;
Ja, hunne fchuld komt hen niet meer op fchuld te ftaan, Zo die door ’t bloed des volks moet worden afgedaan.
En zo het billyk is de zaken na te fpeuren,
Pompejus waagde niets, in ’t Ryk weer op te beuren j Hy pronkte met zyn magt; hy zocht zyn’ eigen lof.nbsp;Toen de oude Vorft door hem herftelt wierdindithof;nbsp;Zyn grootfte toevlucht was, zich met zyn tong te weeren:nbsp;Maar Cefars goud vermogt meer dan al ’t redeneeren;nbsp;En duizend, of noch meer talenten van die hand,nbsp;Herwonnen voor uw’ Stam ’t verloorne Egyptenland.nbsp;Pompejus zwyg’:zyn dienfl: in ’t beuzelachtig fpreken,’nbsp;Die Ichyndienft, werde nooit by Cefars dienfl: geleken.nbsp;Doch zo ’t een dienfl: is, dien gy hem vergelden moet jnbsp;Hy fprak voor u; betaal hem op dien zelfden voet.
Dit voegt aan u: maar hem uw poorten in te laten,
Is of ge een’ Meefter u ver kielt in uwe Staten j Een’ Meefter,die,verplet,nochtans den naam braveertnbsp;Van Vorft; en u tot Slaaf, zelfs in uw Ryk, begeert.nbsp;Sluit hem uw havenen, maar wil zyn leven fparen.nbsp;Doch zo hy fneuvlen moet, ontzie ik geen gevaren;nbsp;Ja, deze vuift is reê, en willig tot zyn ftraf.
Het fmartte my, zo ’k hem niet d’cerften doodfteek gaf. Septimius.
fk Ben een Romein, die weet van beider moed te fpreken.
Myn Vorft, Pompejus is naar uwe kuft geweken;
Hy zoekt uw hulp; gy kunt hem dienen in die nood, Verjagen; leevren hem, of levendig, of dood.
In ’t eerfte voorftel is te veel gevaars gelegen.
Vergun my de andre drie met aandacht te overwegen.
Verjaagt gy hem, dan hebt ge een’ Vyand van gewigt. En de Overwinnaar word door u maar half vcrpligt;nbsp;Wyl hem Pompejus kan alom een kryg verwekken,
Die tot een’ laaten tyd zich uit zou konnen ftrekken; Ja, tot zy eindelyk van ’t ftryden afgefloofd,
Hun beider wraak voldoen ten kofte van uw hoofd.
Hem leevren, is het zelfde, en fpaart hem in het leven; Want, zo ’c aan Cefar Haat,zal Cefar hem vergeven.nbsp;Die, tegen dank vervoerd tot edelmoedigheid.
Door vaifch mecdoogen zou zyn glorie zien verbreid.
’t Verllaafde Rome zelf zou ’t grootelyks behagen.
Dat hy dienHeld verfchoonde,en ook zyn jok deed dragen. Maar dwingt ge Cefar dus, dat hy Pompejus fpaar’.nbsp;Vrees, vrees dat beider haat u tevens dan bezwaar’!
W il dien Verwinnaar voor gevaar en misdaad dekken; Zo fterkt gy hem, en zult zyne achting tot u trekken.nbsp;Gy moet zyn Haters in Pompejus doen vergaan.
Dus word aan hem de vrucht uws misdryfs toegeftaan. Dit ’s myn begrip :zo hebt genooitdenéén’tevreezen.nbsp;En zult volftrektelyk een Vriend des andren wezen.nbsp;Maar volgt ge Achillas raad, dan zyt ge voor altyd,nbsp;gy geen’ één’ van hen verpligt , hen-beiden kwyt.nbsp;Pto LOM E'u S.
Wel aan;’t zy recht, of niet, ik zal het vonnis ftry ken: De maalllroom rukt my weg die alles doet bezwyken.
Men ftemt uw lot, ó Rome! ik voeg myn ftem daar by; ’k Leen juichende de hand tot uwe üaverny.
Beef, beef, Venneetle, die, zo fchaamteloos voor dezen, Dacht,dat Romein te zyn,was meer dan Menfch te wezen!nbsp;Uw heerlykheid yergaa uw vryheid zy geveld.
Uw trots gefmoord in ’t bloed van uw’geftraften H^d !
Die
-ocr page 15-Die Zuiluws hoogmoedsiy verpletterd door myn handen! Zo fchehk ik een' Tyran aan'swaerelds Dwingelanden inbsp;Zo onderfteun ik 't Lot, dat u ter neder ftort,
En maak, dat in uw ftraf ’t heelal gewroken word. ó Rome! foiaak het juk: wy Vorften zullen ’t Itaven,nbsp;Die uw baldadigheid geiykftelt met uw flaven:
Wy bidden Cefar aan met dragelyker pyn,
Nudat hy tevens onze en uw Tyran zal zyn.
Wel aan ^ Pompejus dood behoort ons niet te ontroeren. Zy fchynt der Goden wil, wyl zy hem herwaarts voeren,nbsp;’t Is tyd. Septimius, en gy, Achillas, gaat;
Maakt u onfterflyk door die heerlyke euveldaad. Achillas.
’t Is alles billyk wat een’ Koning kan behagen.
P T o L o M e'u S.
Uw ftaal moet my de kroon beftendiger doen dragen. Ga, en herinnert u, dat ik in beider handnbsp;Het lot van Rome Itelle, en van Egyptenland.
TIVEEDE TOONEEL. Ptolome'us, Photyn.
MPto lome'us.
yn Zufter, ben ik niet misleid in myn gedachten Zal van Pompejus komft een’ andren uitdag wachten.nbsp;Hy heeft den laatften wil myns Vaders; ja, Photyn,
Zy denkt hier, nevens my, welhaaft gekroond te zyn: Haar erfdeel, door de liefde eens Vaders nagelaten,nbsp;Begrypt in zynen wil de helft van myne Staten.nbsp;Pompejus gunft, daarby,vervult haar’ geeft met waan.nbsp;En doet haar reeds in’t hart de helft myns troonsbeOaanjnbsp;Waar door de vlammen van haar grootsheid, wéér ontftc-ken,
’t Ontzag voor haren Vorft met nieuw geweld verbreken. Phot VN.
Myn Vorft,’kverzweegdieh waan,diemy alsu verbaaft. En die Pompejus deQd krachtdadiger verhaaft.
8 nbsp;nbsp;nbsp;P O M P Ë J u s;
Gewis zal die Romein u zulk een’ uitflag geven J Als in den laatften wil uws Vaders is belchreven.
Die hem, als aan een’ Vriend, dien heeft ter hand gcftelt.’ Befef hier uit, wat goeds u zyne komft voorfpelt.
Niet dat ik my vermeet dien knoop des bloeds te breken, Die^tusfehen u en haar, de vriendfehap aan moet kweeken:nbsp;Zy werde van den troon, niet uit uw hart geweerd!
Neen; ’t is geen heerfchen, daar men niet-alleen regeert: ’t Is geen ftaatkundig Vorft,diehiertoe word bewogen:nbsp;Die zyn gezag verdeelt, verbreekt zyn hoog vermogen.nbsp;Zyn ftaatsbelang verëil'cht... Maar zy vertoont zich weer.
P nbsp;nbsp;nbsp;Cleopatra.
ómpejus nadert; en gy toeft noch hier, myn Heer .? Pt o L o M e'u s.
Ik heb om redenen, Mevrouw, dit goed gevonden, En hem Achillas en Septimius gezonden.
Cleopatra.
Aan hem Septimius? Achillas? Welk een hoon! Ptolom e'us.
Ga, volg hen, zo ’t u lull:: hy is die eer gewoon. Cleopatra.
Dit voegde aan u: gy moeft my deze moeite Iparen.’ Ptolom e'u s.
'k Moet,met de kroon op’t hoofd, myn’ hoogen rang bewa-Cleopatra. nbsp;nbsp;nbsp;(ren.
Gedenk nooit aan die kroon, ’t en zy gy tevens, met Gebogen knie, herdenkt wie ze u heeft opgezet.
En aan zo groot een’ Held doet hulde met uw Staten. Ptolomë'u s.
Noemt gy hem dus, die ’t veld al vluchtend heeft verlaten? Cle opatr a.
Dus noem ik hem, die, daar hy voor zyn’ Vyand zwicht, Pompejus blyft, aan wien ge uw’ fcepter zyt verpligt.
P T O-
-ocr page 17-TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;f
PtoL OME'US.
-t Is maar de fchim van hem die onzen Vader kroonde; *tWaar’ billy k datzyn fchim hera daarvoor ook beloonde.nbsp;Dies, zo hy blyft op eer en op vergelding ftaan,
Hy zie zyn hebzucht op myns Vaders graf voldaan. Cle opatr a.
Moet hem, voor zo veel dienft,thans zo veel hoons gefchie-PtoloMe'us. nbsp;nbsp;nbsp;(den?
Tc Gedenk zyn dienften; maar noch meer,dat hy moet vlie-Cleopatra. nbsp;nbsp;nbsp;(den.
Gy toont hoe ge om hem denkt, hem in zyn rampen acht! Ptolome'us.
Zo als de tyd zich fchikt, dient myn belang betracht. Hoe! acht gy hem zo veel ? ga hem als Heer begroeten :nbsp;Maar denk wat groot gevaar hy licht noch kon ontmoeten.nbsp;Cleopatra.
Wat hoor ik ? Groot gevaar! Word hem de dood bereid ? Durft gy wel denken aan zo gruwelyk een feit ?
P T o L o M E'u S.
’k Volvoer het geen de Goon my hebben ingegeven. Waartoe ik tevens word door ftaatsbelang gedreven.nbsp;Cleopatra.
Zie daar de vrucht des raads van zulken als Photyn, Wier tongen het vergif der Vorftenharten zyn jnbsp;Wier zielen zyn van üyk gevormd,in ’s Hemelstooren.'nbsp;Photyn.
Mevrouw! ik gaf dien raad,die,door den Vorft verkoren,.. Cleopatra.
Ik-fpreek uw’ Koning aan: zwyg, tot ik my verneêr’. En met myne aanfpraak tot zo laag een fchepfel keer’.
P T o L o M e'u s.
Verzet,myn Vriend,haar bits en haar hoogm oedig fpreken. Ik ken uwe onfchuld; en haar haat is my gebleken.nbsp;Denk, ’t is myn Zufter, en de zwakheid vaneen Vrouw.nbsp;Cleopatra.
Ach! io ’t noch tyd is, dat u iulk een daad berouw’!
A y nbsp;nbsp;nbsp;One-
-ocr page 18-Ontfla u van den dwang dier eervergeten mannen; Herroep de deugd, door hen uit uw gemoed verbannen jnbsp;Herroep die groote deugd, die in het edel bloednbsp;En ’t koninklyke hart altoos haar werking doet.nbsp;Ptolome'us.
Kan 2,ulk een zwakke hoop uw’ geeft zo fterk bekoren j Dat ge, opPompejuskomft, Vorftinnetaal doet hooren jnbsp;En met een valfche deugd uw hoovaardy bekleed.
Alsof het zelfsbclang op u geen’ indruk deed?
Beken, myn Zufter, vry ,dat ge in zyn lot niet deelde, Intiien de laatfte v/il uws Vaders u niet ftreelde.
Dien hy in handen heeft.
Cleopatra.
Weet, dat ik van u gruw,’
En niy de zuivre deugd doet fpreken tegen u.
Indien het zelfsbclang waar’ meefter van myn zinnen j Dan moeft ik doen als gy, om Cefars gunft te winnen.nbsp;Maar hoor thans een geheim, dat ik bedekken wou jnbsp;En hoon dan ,zo gy durft, de zwakheid van een Vrouw.
Toen onze Vader moeft, om veiliger te leven,
Door ’t muitziek volk beftookt,zich uit zyn Ryk begeven. En binnen Rome vlood, daar hy den achtbren Raadnbsp;Weemoedig fmeekte om wraak van zulk een euveldaad jnbsp;Nam hy ons bei’ met zich, of wy hem dienftig warennbsp;In ’t deerniswekken: gy, vry jong; ik van die jaren.nbsp;Waar in da: weinig fchoons, my door de Goón vereerd ,nbsp;Alreê bekoren kon. ja; Cefar, overheerd.
Verwonnen door dat fchoon, gaf my de klaarfte blyken Hoe de allergrootfte Held in liefde moet bezwyken:nbsp;Maar ziende tegen hem den gantfchen Raad verftoord ,nbsp;Drong hy de zaken, door zyn’ Vriend Pompejus, voort,nbsp;Die, op zyn bede, alleen, beftond voor ons te fpreken;nbsp;Maar van hun vriendfchapsband was dit het laatfte teeken.nbsp;Gy fmaakt noch hoe die dienft voor u was van gewigt.nbsp;Maar zulk een Minnaar had noch niet genoeg verricht:nbsp;Na dezen dienft,die ons ten top van hoop deedftygen,
It
En air de ftemmen door Pompejus deed verkrygen,
W ierd dus, door Cefars liefde, een grooter dienil bereid , En edelmoedig ons 7,yn fchatten toegeleid.
Dus fchonk ons deze gloed jOntftoken door mynoogen, De zenuw van den Staat en die van ’t oorelogen.
Zyn goud, aan ons geleent, dat gy noch fchuldig zyt, Herftelde ons op den troon in dien benaauwden tyd.nbsp;Myn Vader, door die gunft altoos aan my gedachtig.nbsp;Maakte u en my te faam aan ’t hoog gezag deelachtig,nbsp;In zynen laatften wil: dus fchonk hy my een deelnbsp;Van ’t geen hy had door my verkregen in ’t geheel.
En gy, onwetend’ waar ik my op mag beroemen,
Gy noemt een gunftbewys, dat gy een’pligt moeft noemenl Befchuldigt hem, als met een blinde zucht begaan,
Wanneer my maar de helft van ’t myn’ word afgeftaaa! P T o L o M e'u S.
Voorwaar, Mevrouw, dit is behendig uitgevonden. Cleopatra.
Het zy zo. Cefar komt; hy heeft me een’ brief gezonden. Veellicht noch dezen dag word door uw oog bcfchouv/dnbsp;’t Geen anders aan uw’ geeft onmooglykwierd ontvouwd.nbsp;Zo ik, als Koningin, my wil gevoelig toonen,
Is ’t onrechtvaerdig ? daar gy my niets deed dan hoonen, De helft myns troons verbeert, en zo onwaerdig mynbsp;Hier in myn eigen erf houd als in üaverny!
Ik moeft, tot weering van meer ramps, myn hart bereijea De Dienaars van uw’ Staat, dat fnoode rot, te vleijen:nbsp;Ik vreesde ’t ftaal, ’c vergif, ja alles tot myn’ val,nbsp;Waar van my Cefar, of Pompejus, wreken zal.
Een van hen-beiden ftaat de kroon my op te zetten.
E)it kan Photyn, dit kan Achillas niet beletten.
Myn hoogmoed midlerwyl laat uw’ verwarden geeft Ontvouwen, wat belang myn doelwit is geweeft.
-ocr page 20-POMPEJUS;
VIERDE r 0 0 N E E L.
Ptolome'us, Photyn.
Pto L o me'us.
ry fchynt ontzet, myn Vriend, van dit vermetel bogen? Photyn.
Ja, Vorft, ik blyf.als in verwondring opgetogen.
Ik weet niet wat zy wil, noch wat ik zeggen moet. Dat onverwacht geheim, nooit door myn’geeft bevroed,nbsp;Verbyfterc my, en houd myn hart met zorg beladen.nbsp;Dat, in de onzekerheid, u niets weet aan te raden.
P T o L o M e'ü s.
Pompejus leve!
Photyn.
Neen! en zo men in de nood Zyn leven redde, thans ontmoet hy hier den dood.nbsp;Cleimatra is fchoonj ze is fier - zy moet u haten:
En Cefar, mint hy haar, komt hy in uwe Staten, Ontfang’ Pompejus hoofd, gelyk een koftlyk pand.nbsp;Dat al zyn min opwege, en ’t gancfche Egyptenland!nbsp;Ptolome'us.
Zy is gevarelyk, en liftig in haar fpreken.
Photyn.
Haar lift kan nooit de kracht van zulk een’dienft verbrei Ptolome'us.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ken.
Maar zo zy die verbreekt door haar bekoorlykhccn ? Photyn.
Men moet haar vleijen. Doch geloof my niet alleen j Laat u Achillas en Septimius doen hooren.
Benevens my, wat nu ten befte dient verkoren. Ptolome'us.
Gaan we op den torentrans hen-beiden gadeflaan,
En op hun wederkomft ons onderling beraén.
Einde des Eerfteu Bedryft,
treurspel: nbsp;nbsp;nbsp;tf
Cleopatra, Charmione'.
I nbsp;nbsp;nbsp;Cleopatra.
k min hem^maar hoe fchoon die liefdevlam moog’blaken^ Haar heerelyke glans z.al nooit my fchuldig maken;nbsp;Nooit kan myn moedig hart, wat gloed daar Cefarfticht’,nbsp;Vergeten wat ik aan Pompejus ben verpligt:
Zy, die 7.0 groot een’ Held als Cefar durft beminnen. Bant zelfs de fchaduw van een misflag uit haar zinnen.nbsp;Doch ’t ware een hoon voor hem; ik onderging zyn’haat.nbsp;Zo ik zyn weermin zocht te winnen door verraad.nbsp;Charmione',
Hoe! gy mint Cefar! en hy moeft, op uw begeeren. Zo ik, Mevrouw, begryp, niet langer triomfeerenlnbsp;Gy, waar’ het in uw magt, gy bood hem têgenftand.nbsp;Ja deed Pompejus lot verandren in dit Land fnbsp;Wat vreemde liefde!
Cleopatra.
Ik zal hare oorzaak u doen hooren. Denk, dat een groote ziel, ter heerfchappy geboren ,nbsp;Een’ eedlen indruk voelt, die, eigen aan haar bloed.nbsp;Haar driften voor haar deugd grootmoedig wyken doet:nbsp;Hare edelmoedigheid, als zy zich wil gelooven,
Komt wat haar tegenftreeft, doorluchtig fteeds te boven: En als een Opperheer een wanbedryf begaat,
Zeek de oorzaak niet inhem, maarintrouwloozen raad. ’k Vrees,dat Pompejus dood hier van bewys zal geven.nbsp;UeVorft bied hem zyn hulp,daar hemPhotyn doet fneven,nbsp;Wiens lift den Vorft verftrikt, die, waar’ hy niet verrafcht,nbsp;^iets uit zichzelf beftond dan ’t geen een’ Koningpaft,
Ch A R-i
-ocr page 22-o M P E J U Charmione'.
Dus zyt ge Vyandin en Minnares te famen.
Cleopatra.
Myn Iiefde,leed ze een fmet,zou zich voor Cefar fchamen; Ik moet hem waerdig zyn.
Charmione'.
Bemint hy u, Vorftin J Cleopatra.
ftja.
Charmione'.
Mevrouw, hoe bleek u zyn ftandvafte min?
Cl E op AT R A.
Die blyken heb ik eerlt in Romen ondervonden:
De boden, die hy lints my daaglyks heeft gezonden^ En met hen, als een cyns, zyn liefde en lauwerblaên^nbsp;Hoe! kan dat alles niet als een bewys volftaan ?
Wat Ryken hy bezoek’, wat vyand hy wil vellen,
De min blyft, als ’t geluk, hem overal verzeilen.
Hy bonft geen troonen neer, geen Vorft valt hem te voet, Waarmeê hy my geen hulde en minbetuiging doet.
Zyn hand,die naauwelyks ontwapend,aan’t bedaren, (ren, Noch rockende is van’t bloed der Roomfche burgerfcha-Drukt my zyn hartstocht uit,klaagt vanzynminnepyn:nbsp;Des Waerelds Opperhoofd verklaart myn Slaaf te zyn.nbsp;Dus fchryfc hy my, op ’t veld daar hem de zege kroonde;nbsp;En zo hy zo veel fpoeds als liefdedrifts betoonde.
Of liever, zo de zee hem niet vertragen doet,
Zal gantfch Egypte haaft getuigen van zyn’ gloed.
Hy fpoed naar deze ftad, om met triomfgezangen.
Van my het loon voor all’ zyn heldendaên te ontfangen ^ Een glorie zonder gaê, waar door my ieder zietnbsp;Meellresle van een hart ’t geen Koningen gebied.
’k Zou in die heerlykheid, wilde ik zyn liefde wraken,' Hem,die de Waerelddwingt,rampzaligkonnen maken.
Charmione'. nbsp;nbsp;nbsp;(gaan,
Hoe vcrr’ de magt,Vorftin,moog’ van uw fchoonheid
Waar-
-ocr page 23-Waarom geroemd op ’c geen gy nimmer zult beftaan ? Neen,neen^diegroote Held zal nooit door wanhoop zuch-Zo hy niets anders,dan uw weigring heeft te duchten, (ten.nbsp;Maar hy is lang voorheen (waar op dan hoop gebouwd)nbsp;Met zyn Calphurnia, die hy bemint, getrouwt.nbsp;Cleopatra.
Hoe! gy, Charmioné, kunt gy noch niet befefFen,
Dat niemand my in min by hem kan overtreffen ?
De huwlyksfcheiding, door gantfcb Rome zo gemeen^ Doet my welhaaft by hem zyne Egaês plaats bekleen.
Hy wilt reeds overlang daar van gebruik te maken , ' En, om Calphurnia, eene andre te verzaken.
Charm 10 ne'.
Hoe licht verlaat hy u op deze wyz’, Mevrouw! Cleopatra.
Ik hoop op meer geluks, en op een vafter trouw;
Ik hoop hem door myn min voor eeuwig te verbinden. Doch, ’t zy ik hem getrouw, of ontrouw moog’ bevinden,nbsp;’k Beveel de zaak geheel aan ’t wankelbaar geval,
Wyl ik, kan ’c zyn, met hem myn’ echt voltrekken zal. Al waar’ ’t flechts voor één d^; myn lot is uitgelézen,nbsp;Eén dag, één uur, Voogdes van ’t gantfeh Heelal te wezen!nbsp;ó Heerfchzucht, eedle drift I gy, voeder van myn’ roem!nbsp;Het zy men u een deugd,of wel eene ondeugd noem’,nbsp;Myn ziel, door u verrukt, moet u getuignis geven,nbsp;Dat gy-alleen vermeugt in ’t vorftlyk hart te leven,
Zo lang geen lafheid u iets fchandlyks doet beflaan, En wy naar de Oppermagt langs glorietrappen gaan.nbsp;Maar ik verfoeije , en moet als doemenswaerdig laken,nbsp;Dat ge eerloos van een’ troon umeefter zoekt te maken.
Charmioné, begrypr gy myn gedrag nu niet,
Daar gy my, door myn’ pUgt, Pompejus gunftig ziet?
Nadien ik niets vermag in all’ zyne ongenuchten, (ren; 6 Goóniverhoort myn’wenfchldoet hem’t gevaar ontvlug-Verftrooir zyn vloot door ftorm;maakt dat een vremd geluknbsp;Hem, als zyns ondanks, uit der beulen handen rukk’:
Maar
-ocr page 24-Maar Achoréus komt;: die zal ons kundfdhap geven (vear Van ’t geen waarfchynlyk reeds door de ontrouw is bedrej
CleopatrAj Achore'us, Charmione'.
A nbsp;nbsp;nbsp;Cleopatra.
ch ! is ’t met hem gedaan ? heeft een verraders hand Dat edel bloed geplengt aan ons rampzalig ftrand ?
A c H o R e'u s.
Ik ben op uw bevel, Vorftin, naar ’t ftrand gewekenj Daar my ’t verraad in al zyn dolheid is gebleken,
’t Geen zyn verwoede hand dorft aan Pompejus liaan: Dien grooten Sterveling heb ik daar zien vergaan,nbsp;ó Glorieryke dood! mogt u de tyd bedekken!
Dan zult ge Egypte tot geene eeuwige oneer ftrckken.’ Dit fterven wekke in u verwondering en wee!
De Held,noch naauwlyks met driefchepenopdcrec,’ Ziet veel galleijen in de haven toeftel maken,
Om, als hy waant, hem uit eerbiedigheid te naken; En dat de Vorft, uit pligt en edelmoedigheid.
Om hem te ontfangen, zich, en al het Hof bereid: (den,' Doch ziende,ondanks zyn hulp,voorheen zo trouw bevon-Dat hem Hechts word een floep met lyfftaffiers gezonden.nbsp;Vermoed hy wat ’er word door de ontrouw uitgevoert;nbsp;’t Geen eenigzins zyn hart, zyn moedig hart ontroert.nbsp;Maar alles aan ons ftrand ziende in de wapens komen ,nbsp;Waar door hy waant dat hem het vluchten is benomen,nbsp;Verftuift zyn vrees: geen zorg ontruft hem, dan alleennbsp;Dat zyn Cornelia zy met hem lotgemeen.
Hy fpreekt aldus haar aan:„Watmymoog’wedervaren ,, Op de intree, my bereid by deze Egyptenaren,
„ Dit hoofd beproev’ ’t alleen! ’t Gene ik van u verwacht, „ Is dat ge vlucht, en voorts zyt op de wraak bedacht.nbsp;„ Vorft Juba zal ’t verraad zich nimmer onderwinden:nbsp;„ By hem zult gy myn’ Zoon cn uwen Vader vinden.
Doch
-ocr page 25-TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;17
j,Doch,io de wreede dood hen ook verflonden heeft, ,,Gy, wanhoop echter niet, zo lang als Cato leeft.nbsp;Wyl dus zyn liefdeftryd bezwaarlyk kan bedaren,
Ziet hy Achillas met de Hoep aan boord gevaren.
Waar uit Septimius, met een geveinsd onthaal.
Hem Veldheer noemt, begroet in zyn Romeinfchetaal, De hand reikt,en dus fpreekt:„DeVorft heeft my gezondennbsp;„ Met deze floep, myn Heer; nadien men hier de grondennbsp;„ Voor grooter fchip, dat daar zo vaak aan flukken floot,nbsp;,, Gevaarlyk vind: maar gy zyt veilig in den boot.
De Held begrypt, belacht hun liftig onderwinden;
Neemt rullig affcheid van zyne Echtgenoote en Vrindcn, Stapt voorts het vaartuig in, en wacht den doodfleek af,nbsp;In zulk een’ koelen moede als hy de fcepters gaf.nbsp;Dezelfde Majefteit, geprent in ’t moedig wezen,nbsp;Bewyft zyn’ moordenaars dat zy hem niet doen vreezen.nbsp;Hem volgt zyn gantfche deugd in deze omflandigheên.nbsp;En, van zyn trouw gevolg, Philippus maar alleen.
Die Vrygemaakte heeft dit alles my doen hooren.
Myn oog zag’t ovrige. Achiik kan myn’rouwnaauw’ fmoo-Ue groote Cefar zelf, als hy dit zal verllaan, (ren. Kan van verfchrikking, noch van weenen zich ontflaan.nbsp;Cleopatra.
Myn zuchten fluite u niet in my bericht te geven.
’k Beweende reeds vooraf dien Heids rampzalig fneven. A c H o R e'u s.
Achillas, wyl de boot het land genaakte, trekt Het lemmer achter hem; het geen ten teeken ftrekt,nbsp;Septimius, en noch drie fnoode zoons van Romen,nbsp;Doen zulk eenHeldenbloed uit wonde op wonde ftroomenj,nbsp;Terwyl Achillas zelf met fchrik bevangen ftaat.
En, vol verwondring, ’t oog op zulke monflers flaat. Cleopatra.
Gy, die dees’ burgerkryg het aardrykdóör laat woeden, ó Goón'als gy hem wreekt, wilt dan dit Ryk behoeden!nbsp;¦Eezwaart de Landflreek nier, maar ziet wie ’c feit betracht.
B nbsp;nbsp;nbsp;Egy*
-ocr page 26-Egyptens gruwel is door Romens krooft volbragtr Wac deed die groote Held ? hoe luidden zyn gefprekken?nbsp;Achore'us.
Men Z3ghem’caanz,ichc metdeflipzyns mantels dekken,’ Hy werpt xich blindelings in zulk eene ongenaê;
Zyn fierheid duld niet dat hy ’t oog ten hemel fla.
Om niet verdacht te zyn dat hy,door ’tminfteteeken^ De Go5n,die hem verraênjOm hulp of wraak wil fmeeken.nbsp;Geen woord, geen enkle zucht ontvalt zyn’ wyzen mond.nbsp;Waar utt men denken mogt dat hy zich fchuldig vond.nbsp;Gantfch roerloos onder’t fiaan^brengt hy zichzelf te binnennbsp;Zyn’ fchoonen levensloop, wat roem die ftaat te winnen.nbsp;Hy achtte ’s Koningslalt,die‘smoordershand beftiert.nbsp;Te onwaerdig dat zyn geeft daar aan gedachtig wierd:nbsp;Zyn glorie waft op nieuw, als zy hem ’t hart doorftooten:nbsp;Zyn laatfte doodfnik zeits doet noch zyn’roem vergrootenjnbsp;’t Is gantfch Pompejus; ja, ’t is hier dat zich vertoontnbsp;Die Held,al ftervend’door de onfterflykheidgekroond,nbsp;Zyn hoofd, zo vaak bekranft op Romens zegewagen,nbsp;W ord door Septimius nu eerloos afgeüagen,
En aan Achillas op een fpies ter hand geftelt,
Gelyk een zegeblyk in ’t bloedig oorlogsveld:
En om het gruwelftuk in alles te voltrekken.
Moet de ongeftuime zee hem tot een graf verftrekken. Daar rolt die droeve romp, tot hem zyn lot verflind’.nbsp;Ten prooy aan ’c wild geval, de golven, en den wind,nbsp;Cornelia, met fchrik geflagen in het harte,
Ziet hem vergaan: zy gilt, en zy bezwykt van fmarte; Septimius zet haar met drie paar kielen na.
En wil den Held noch ééns verdelgen in zyn Gaê.
Achillas gaat terwyi den Vorft dien prys verëeren. Dat hoofd, daar ’t volk, ontroerd, het oog niet heen durftnbsp;Wyi de algemeene fchrik by d’één’zo verregaat, (keerenjnbsp;Dat hy zich voor laat ftaan, dat hem de donder Haat;nbsp;Een ander waant,de wraakrondomzichheen tevinden.nbsp;Dat de aarde Ipiyc, en hem een afgrond wil verüinden:
Het
-ocr page 27-Het fchynt hen,dat Natuur haarftaalen’wetten breekt. En, in verwarring, zich op gantfeh Egypte wreekt.nbsp;Dus heeft hen deovermaat van’t feit den geeft verflagen.nbsp;Dat zy de grootfte ftraf in hun Verbeelding dragen.
Philippus, eêr een Slaaf, maar met eene eedle ziel. Zoekt ondertusfehen waar aan ftrand de romp verviel,nbsp;Om dien, zo ft mooglyk waar’, te ontrukken aan de baren.nbsp;En, door de vlam verteerd, zyn afch by één te gaêren,nbsp;Opdat hy, met wat ftofs, voor hem een tombe fticht’,nbsp;W iens lof met luifter blinkt zo fchoon als ’t hemelfch licht.nbsp;Terwyl ‘s Heids Weduw heeft de vlucht om ’t Weft geno-SchyntGefar met een vloot in’tNoordenopte komen,(men,'nbsp;Cleopatra.
’t Is Cefar zekerlyk. Verraders! beeft; verwacht Uw langvertoefde ftraf. De wraak is in myn magt;
Uw boosheid is geftuit, uw dwinglandy verbroken.
Hy komt; ik heerfch, en zie Pompejus dood gewroken. Uw lot beproev’ thans ook een fcltiriklyke ommekeer 1nbsp;Laat ons inmiddels met verwondring zien, hoe teer,nbsp;Hoe los de heilftand moet der grootfte Helden wezen;nbsp;Ja, laat ons wat wy zyn, in hunnen rampen lezen.
Die Prins van Romens Raad, die Meefter van ’t heelal. Die veilig fcheen te zyn voor ’t woeden van ’t geval;
Hy, Romens welluft, die, in drie verfcheiden’ flagen, Al ’s waerelds deelen boeide aan zynen zegewagen;
Hy, die zo glorieryk, noch in dees’ jongften üag,
De Burgerheeren zyn bannieren volgen zag,
Heeft naauwlyks,door één’rampzichop de vlucht begeven,’ Df ’t allerfnoodft Gedrocht durft fchikken van zyn leven,nbsp;Daar een Afvallige, een Achillas, een Photynnbsp;He hooge Rechters van zyn heerlyk noodlot zyn!
Men ziet een’ Vorft, dien hy geveft heeft in zyn Staten,' Hem aan dat Hofgebroed, die Peften, o verlaten!
Dus was Potmejus end’. Wie weet, of zulk een val Den grooten Cefar zelf ook niet weervaren zal! (tranen,nbsp;Maakt myn voorfpelling valfch, ó Goóa! befchouwt myn
Ë 3 nbsp;nbsp;nbsp;Ën
-ocr page 28-En wik hem, op myn beê, den weg ter glorie banen*
C H A R M I o N e'.
Mevrouw, ik zie dat zich de Koning herwaarts wend.
DERDE T 0 0 N E E L. Ptolome'us, Cleopatra,Charmione'.
IP T o L o M e'u s. s ons geluk, Mevrouw, bereids aan u bekend?nbsp;Cleopatra.
Ja, Cefar komt, myn Heer; ik ben verloft van ’t vreezen: ’k Zal door Photyns bevel niet meer gevangen wezen.nbsp;Pto L OM e'us.
Wilt ge eeuwig hem, zo trouw, bezwaren met uw’ haat ? Cleopatra.
’kBelagch, invryheid, flechtsuw’aanflagdoorzyn’raad. Pto lom e'u s.
Wat aanflag ried hy my, dien gy u moet beklagen? Cleopatra.
Ik fchroomde fteedsjik moeft door hem veelhoonsverdra-Zulk een’ ftaatkundig man, van alle deugd ontbloot, (gen; Dien gy de hand, myn Heer, in all’ zyn gruwlen bood...nbsp;P T o L o M e'u s.
Zyn wysheid is ’t, waarom ik zynen raad moet achten. Cl e op a t r a.
Een’ raad,die niets verwekt dan weeenjammerklagten. P T o l o M e'u s.
’t Is recht al ’t geen men doet tot nut der heerfchappy. Cl e OP AT r a.
Maar zulk een recht is gantfeh gevarelyk voor my;
Dat recht heeft my te Ihood de helft des troons ontnomen ; Dat recht heeft decrelyk Pompejus om doen komen.
P T o L o M e'u S.
Geen greep van ftaatkunde is ooit beter uitgevoert. Waar’ hy befchermd, hoe had ons Celar dan beroert!nbsp;Die, alï'cen blikfemlchichc, ons had in onze wallen.
Voor*
-ocr page 29-treurspel; 21
Voordat hy waar’ gefluit, al woedende overvallen.
Maar nu die Winnaar zich des waerelds Meeller ziet. Nu fchenk ik hem met vreugd uw hart, en myn gebied.
Cleopatra. nbsp;nbsp;nbsp;(ken.
’k Zal hem myn giften doen^gy meugt hem de uwen fchen-Laac myn belangen daar j wil flechts om de uwen denken.
P T o L o M e'u S.
Wy, van een zelfde bloed, wy hebben één belang. Cleopatra.
Voeg daar noch by, myn Heer, wy zyn vanéénen rang; Gy Vorft, en ik Vorflin : doch tusfchen onze zakennbsp;Is heden, als ’c my fchynt, wat onderfcheids te maken.nbsp;Ptolome'us.
Voorzeker j want myn Staat is van een klein befluit.
En ftrekt zich verder niet dan in Egypten uit;
Daar Cefar uw gebied, door all’ zyn zegepralen ,
Zal roemryk met den Taag en Gangesllroom bepaalen. Cleopatra.
Ik min de ftaatzucht, doch bepaal haar trots gebied:
Zy mag my fcheemren doen, maar zy verblind my niet. Hoe gy ook reppen moogt van Taag en Gangesftroomen,nbsp;Ik ken myn waerde, en kreun zo licht my aan geen droo-P T o L o M e'u s.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(men.
't Geval begunlligt u: maak uw gebruik daar van. Cleopatra.
’t Is of daar van iets goeds voor u ontfpruiten kan!
P T o L o M e'u S.
Zou Cefars min voor u aan my niet gunftig wezen ? Cleopatra.
Gy fchynt die evenwel, naar ik befpeur, te vreezen. (zyn. Doch wees geruft : hoe groot hier ooit myn magc moog’nbsp;Ik wenfch om niemands erf j ’k begeer alleen het myn’.nbsp;Denk nier, dat ik u haat of gramfchap toe zal dragen.nbsp;Gy zult u nooit van my, als ik van u, beklagen.
P T o L o M e'u S.
•’k Beproef inmiddels, dat gy my te bits veracht.
B 3 nbsp;nbsp;nbsp;Cle-
-ocr page 30-Zo als de tyd zich fchikt, dient myn belang betracht. P T o L o M E'u S.
Ik zie u maar te veel my daar van blyken geven. Cleopatra.
Uw Meefter, Cefar komt, voor wien gy hebt te beven.
P T o L o M e'u s.
Die ’t all’ regeert, werde als myn Meefter ook ontmoet!
Ga, doe hem hulde. Ik wacht, tot hy my hier begroet’. Het voegt op heden u, die moeite niet te fparen.
Ik zal terwyl, voor u, uw’ hoogen rang bewaren. Photyn genaakt. Dat u die fchrandre Raadsman leer’nbsp;Hoe ge u verneedren moet voor uwen Opperheer.
IPtolome'us.
kheb haar, op uw’ raad, al vleijend’ toegefprokenj Doch heb haar’hoogmoed meer doen zwellen,dan verbro-Zo verre dat ik my, op ’t ftnartelykft veracht, (ken.nbsp;Zag tot het uiterfte van myn geduld gebragt.
'Ik kon, fpyt Cefars komft, my naauwelyks bedwingen Dien waan te ftraffen, dat zy naar myn kroon wil dingen.’nbsp;Zy had byna bewerkt, door ’t zieden van myn bloed.nbsp;Dat ze eêr Pompejus fchim, dan Cefar had ontmoet.nbsp;Die Fiere fpreekt my toe als myne Koninginne:
En houd zy Cefar , als zy zegt, verftrikt in minne, Zo deze Held haar’ haat en hoogmoed laat begaan.nbsp;Word ik van Broeder, en van Vorft, haar Onderdaan.'nbsp;V erhoeden wy die fchand’. ’t Is lafheid, dat wy wachten,nbsp;En als een offerhande ons weerloos laten Aagten.nbsp;Verhindren wy dat zy voor Cefars oog verfchyn’.
Hem kan behagen, of hier ooit gekroond kan zyn:
Men dulde niet, dat zy my moog'dien hoon verwekken.
Dat
-ocr page 31-Dat haar myn ftaf tot loon van eene lonk zou ftrekkea. Photy N.
Maak niet dat Cefar zich, myn Vorft, beleedigd vind'. En uw Egypten aan zyn’ zegewagen bind’,
Die Geeft vol heerfchzucht, die de waereldzoekt teont-En door zyn bloedig ftaal in ilaverny te voeren, (roeren. Van voorfpoed dronken, zou met veel gevoeligheidnbsp;Zich ’t Voorwerp van zyn min zien door uw hand oni zeid.nbsp;En fchoon ’t rcchtvaerdig waar’ haar’ overmoed te ftraffen,nbsp;Hy zou nochtans haar fchim een felle wraak verfchaifenjnbsp;Hy zou, om zich te zien den Meefter van uw’ Staat,nbsp;Uw grarafchap doemen als de fchriklykfte euveldaad.
P T o L o M e'U S,
Zy zal, indien zy leeft, hier myn Vorftinne wezen.
P H o T y N.
En fterft zy, dan hebt gy uw’ wisfen val te vreezen.
P T o L o M E'u S.
'k Verdelg die my verdelgt,wyl ik toch moet vergaan. Photyn.
Leef, wilt ge juichende zien uwe wraak voldaan.
P T o L o M e'u S.
Ik leven ? zien myn kroon op’t hoofd dier Trotfe pralen ] ó Gouden’ Kroon! mag my uw glans niet meer beftralen.nbsp;Dan ftelle ik u veel eer in ’s Overwinnaars hand.nbsp;Photyn.
Ge ontzet veel lichter haar van zulk een koftlyk pand. Wat gloed hy haar betuig’,hy moet in’t kor: vertrekken jnbsp;En niemand kan u dan hier tegenftand verwekken,
Een Held, als Cefar is, gevoelt geen grooter zucht. Dan zich te zien alom verheerlykt, en geducht.
Vorft Juba, Scipio, en bei’ Pompejus Zonen,
Ziet hy in Afrika en Spanje zich vercoonen.
Uy ftelt de wetten aan de gantfche Waereld niet,
Zo lang ’er aanhang van zyn’ Schoonzoon overfchiet: Zyn krygskunde is te groot, om, na zyn zegepralen,nbsp;Zyns Vyands overfchot te laten adem halen,
13 4 nbsp;nbsp;nbsp;En
-ocr page 32-En tyd te gunnen aan die Helden ^ dat hun moed ,
Nu neêrgeflagen, eens verryz’ met nieuwen gloed.
En overwint hy hen, dan moet hy wederkeeren ,
Om over Rome-xelf geheel te triomfeerenj Den Raad te dwingen, hem de vryheid af te Haan;
Die Meefters van ’t heelal in ketenen te liaan.
Wat zult ge u all’ dien tyd niet kunnen onderwinden! Myn Vorlïjlaat Cefar flechts u thans toegevend vinden;nbsp;Val hem in alles toe; verwacht met taay geduld.
Dat gy van de uitkomft leert hoe gy u wreken zult; Stel, zonder morren, hem uw’ ftaf, uw kroon in handen ;nbsp;Laat hem, gelyk hy wil, vry fchikken van uw landen.nbsp;Waar van hy licht dc helft uw Zufter overgeeft,
Gelyk uw V'ader in zyn* Wil befchreven heeft.
Maar meerder onrechts ftaat u niet van hem te vreezen: Gy hebt te groot een’ dienft nu jongft aan hem bewezen.nbsp;Doch hoe hy fchikken wil, toon u op ’t hoogft voldaan,nbsp;Opdat ge u fpoedig van dien Meefter moogt ontüaan.nbsp;Wanneer hierna het uur, het wraaküur word geboren.nbsp;Dan zult ge u, op uw beurt, weêr doen als Meefter hooren.nbsp;Bedwing dus verr’ den loop van uw verbolgenheid:nbsp;Bekreun u aan geen’ hoon, zo blykt uw wys beleid.nbsp;Wat leed kan u een taal vol waan en trotsheid baren?nbsp;Wie op het zaaklyk doelt, laat ydle woorden varen.
P T o L o ME'U s.
Gy geeft my, met den ftaf, het dierbaar leven weêr. Een wyze Raadsman ftrekt der Vorften heil en eer.nbsp;Kom, laten we alles hier aan Cefar doen erlangen, (gen;nbsp;Om’t weêr, 6 Steun myns troons; van uw beleid ceontfan-Kom, gaan wy met de vloot dien Winnaar in’tgemoet;nbsp;Men valle, moet het zyn, eerbiedig hem te voet.
Einde des Tweeden Bedryfs,
TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;35
Charmione', Achore'us.
TCharmione'.
erwyl de Vorft zyn’ pligt aan Cefar gaat betuigen. En voor dien Veldheer, met de kroon, zich nederbuigen jnbsp;Zegt my Cleopatra, dat zy haar’ pligt betracht,
W anneer ze in haar vertrek den grooten Cefar wacht. Hoe zal ik dit gedrag, die groote fierheid noemen ?
ACHo R e'u s.
Een billyk grootfch beftaan,in Vorflen hoog te roemen. Het is een hoogmoed van den allerëelften aart,
Die haar geboorterecht, die haren rang bewaart.
Mag ik haar fpreken ?
Ch A RMIO N e'.
Neen ¦, gy moet aan my doen hooren (Dit is haar wil,) wat eere aan Cefar wierd befchoren ;nbsp;Hoe zulk een fchoon gefchenk dien Held hebbe aangeftaan;nbsp;Of hy misnoegen toonde, of fcheen te zyn voldaan jnbsp;En hoe de Moordenaars door hem zyn toegefproken.nbsp;Acho re'os.
Pompejus droevig hoofd is meer dan half gewroken, Nadien ’t by Cefar zulk een’ affchrik heeft gebaart,
Waar door de Moordenaars rechtvaerdig zyn bezwaard. Dus kwam ’t geval my voor: de moord door hen bedreven,nbsp;’t En ware Cefar veinz’, mag hen bereids doen beven jnbsp;En minden zy hunn’ Vorft, hy is nochtans misleid.
De Koning, t’ fcheep gegaan, heeft my met zich geleid. Zyn vloot, gefchaard in orde, en pas den wal ontweken.nbsp;Ontmoette Cefar, eer ze in volle zee kon fteken.
Dees Held ftrecft voor den wind: gelyk hem, in ’t gevecht. Door Mavors word de zege aan ’t roemryk ftaal gehecht,nbsp;Ü 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zio
-ocr page 34-Zo doet Neptuin hem ook zyn gunften ondervinden: Daar vlek hem ’t krygsgeluk, hier ftreelen hem de winden.'
Op de eerfte ontmoeting,toont deVorft in’t bleek gelaat. Dat hy de kroon vergeet die hem op’t voorhoofd ftaatjnbsp;Een valfche blydfchap kan zyn’ angft in ’t hart niet dekkenjnbsp;Wat hy verricht is laf, moet hem tot fchande ftrekken:nbsp;Ik zelf wierd fchaamrood, en verfoeide, dat ik daarnbsp;Wel Ptolomeüs, maar geen’ Koning wierd gewaar;
Als Cefar,dieden fchrik door ’s Vorften hart zagzweeven. Hem vleide, uit deernis,om hem weder moedtegeven.nbsp;Dus fpreekt die Bloode, in einde, al ftamelend: „ Mynnbsp;„ Regeer ’t Heel'ahgy hebt geen’Mededinger meer.(Heer,nbsp;„ Zie (’t gene u’tLotontzejde aan uweGriekfcheftranden)nbsp;„ Door my, Pompcjus en zyn Gade in uwe handen,nbsp;„Hier is Pompejus; zy is vluchtig; maar verwachtnbsp;j, Dat haar myn vloot bereike, en ftelle in uwe magt. {ken.nbsp;Hier toont Achiilas’t hocfd;dat hoofd,’t welk fchynt te fpre-En door dees’nieuwen hoon,in nieuwen toorn te ontfteken.nbsp;Alsof de laatfte fnik. met jammerlyk gegil.
Met woeft misvormd geketm zyn fmart uitgalmen wil. Die opgefpalkte mond, en die verwilderde oogennbsp;Herroepen de eedle ziel,noch naauw’ den romp ontvlogen:nbsp;’t Is of zyn gramfchap, daar zy fterft, verteerd van fpyt,nbsp;¦Voor ’c laadt de Goön op’t feilt zyn’val en dood verwyt.nbsp;Maar Cefar, die met fchrik dit hoofd zich op ziet dragen ,nbsp;Staat gantfch verplet, of hem de donder had geflagen:nbsp;Hy bly ft, ventomd, zyn oog op ’t bloedig voorwerp flaan.nbsp;En toeft vry lang, eer hy zyn hartstocht doet verftaan.nbsp;Ik moet in Calar die verbyllring van gedachten,
Die diepe Hike, min voor mededongen achten.
Dan voor een looze vreugd die hem onmiddlyk treft. Daar zyn gebelgde roem hem naauwlyks van ontheft.nbsp;Een ftreelend denkbeeld van de W aereld te overheeren jnbsp;Betoovcrt zyn gemoed, eer hy het af kan weeren.
Zyn geeft, gelloord , en door dit kittelen gefard,
Na weinig poogens, fterkc de deugd weer in zyn hart.
Mint
-ocr page 35-Mint hy ï.yn’ hoogen ftaat,hy haat de trouwloosheden j Hy fpicgelc zich met ernft in andren; en de redennbsp;Toetft heimlyk,wat in hem de vreugd en fmart beduid:nbsp;Hy wikt; hy oordeelt, kieft, en berft in tranen uit;
Hy doet zyn deugd in ’t end’ den glorieprys behalen.
En Cefars eêlfte deel op Cefar zegepralen.
Hy laat dit wreed Gefchenk vervoeren uit zyn oog.
En heft, met zyn gezicht, de handen naar omhoog. Looft flechts een zwaaren zucht om deze gruwelftukken;nbsp;Voorts peinft hy, treurt, en laat geen woorden zich ontruk-Zyn Togtgenooten zelf beantwoord hy alleen (ken;nbsp;Met een ontroerd gelaat, en akelig gefteen.
Hy treed hierop aan land, met dertig legerbenden,
En doet daar-uit de Wacht aan all’ de poorten zenden; Bezet de haven; deelt zyn’ laft in ’t heimlyk uit,nbsp;Waar-uit men,met zyn’ rouw, zyn’argwaan ook befluic.nbsp;Men hoort, als Meefter, hem, in grimmigheid ontfteken.nbsp;Van zynen Vyand thans als van zyn’Schoonzoon fpreken.nbsp;Zulks wierd door my befpeurt.
Charmione'.
’t Gaat wel; dit is al ’t geen Waarom Cleopatra Ofiris heeft gebeên.
Wat vreugd zal myn verhaal in haar gemoed doen ryzen! Gy , vaar Üechts voort, met haar uw dienften te bewyzen.nbsp;Achore'us,
’k Zie Cciar. Voeg noch by al’t geen gy reeds verftond, Dat zich ons Volk half dood van fchrik bevangen vond.nbsp;Ga; ’k zal, het zy de Vorft zich vryfpreke,of moog’ zwich-ten,
Den uitüaghier verftaan, en alles haar berichten.
aS P O M P E J U S;
Cesar,Ptolome'usjLepidusjPhottnt;^
A c H o R e'u s , Gevolg van Romeinen, en van Egyptenaren.
MP T o L o M e'u s. nbsp;nbsp;nbsp;(bied.
yn Heer, beklim den troon j aanvaard myn Ryksgc-Cesar.
Wat fnoode vleijery! Hoe! kent gy Cefar niet?
Wat kon hem ’t heilloos Lot verachtelyker fchenken. Die niets zo doemenswaerd als fcepters uit kan denken ?
ó Rome! zulk een ftap rechtvaerdigde uwen haat, Die, onverzoenlyk, met vervolging my belaad:
Gy geeft de fcepters weg; gy kunt die koel verfmaden; Gy mint noch vreeft ooit iets in koninklyke daden.nbsp;Maar ftort ons, met het bloed en de adem, in de borftnbsp;D’ onfterfelyken haat voor d’ opperrang van Vorft.nbsp;Tegen Ptolomeis.
Pompejus had hier van u mogen onderrichten, (ten. U w hulde, uw hulp, maar niet uw troon, kon hem verplig-6 Welk een roem voor u 1 indien gy zulk een’ Heldnbsp;Befchermt had;hem,die u heeft op den troon herftelt.nbsp;Dus koft gy vallen; maar met glorie overladen.
Ja, zulk een ftruikling tart de grootfte heldendaden:
En had ge, om hera,'t verlies van uwen troon betreurt, Ik had al juichende u daar weder op gebeurt.
Doch zulk een neiging word geen Vorften ingegeven. Maar wie, wie fchonk u ’t recht opzyn doorluchtig leven ?nbsp;Vermeetle! hoe! dorft ge u bezoedlen met zyn bloed,nbsp;Gy, die den minften der Romeinen vieren moet.?nbsp;Heeft deze vuift voor u mynsHaters bloed doen ftroomen?nbsp;Ter gun ft van u ,door 't Lot, de zege op hen bekomen.?nbsp;Verwierf ze in ’t veld van eer, voor u, van eere ontbloot,nbsp;De volmagc over hen van leven en van dood?
TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;2^
’kZou dulden, ’t gene ik nooit Pompejus toe wou geven, In u, die ’t zelfs volvoert op zyn doorluchtig leven!
Die myn geluk misbruikt! u dorft te buiten gaan,
Veel verder dan ikzelf had durven onderftaan! (dekken. Met welk een’ fnooden glimp zult ge uw verwaandheidnbsp;Waar door gy deOppermagt vanRome u aan durft trekken,nbsp;Als gy ’t in één’ Romein met grooter fchand’ belaad.nbsp;Dan ’t leed in duizenden door ’t zwaard van Mithridaat ?nbsp;Ik kan, ondankbaar Vriend! maar al te klaar befeffen.nbsp;Dat my ftond aan uw ftrand Pompejus ramp te treffen.nbsp;Zo ik verwonnen waar’: gewis, uw flaaffche geeftnbsp;Had hem dan met myn hoofd zo gunftig ook geweeft.nbsp;Dank zy myn zege, die my doet uw hulde erlangen !nbsp;Daar Cefar in zyn’ val had alle fmaad ontfangen.
Den Overwinnaar is ’t, niet my, dien de eer gefchied; En ’t is maar by geluk, zo Celar die geniet.nbsp;ó Vriendfehap vol gevaars! ó yver die doet fchrikken!nbsp;Die, wentlende als ’t geval, naar ’t los geluk zich fchikken!nbsp;Spreek. Hoe! gy fchynt verftomd.
P T o L o M e'u S.
Ik ben verbaasd, ’t is waarj En heb daar reden toe. Duld dat ik ze u verklaar’.
Ik wierd een Opperheer gekroond, en ook geboren, En moer thans naar de ftem van eenen Meefter hooren.nbsp;Hier, daar myn Hof het oog al fiddrende op my flaacjnbsp;Hier,daar ik fteeds gebood Ss Opperfte in myn’Staat:nbsp;Ik zie een ander Hof hier andre wetten geven;
Ik moet als Onderdaan, ik moet gehoorzaam leven.
*k Ben, op uw bloot gezicht, geheel ontroerd geweeft: Denk of uwe aanfpraakftrekt tot fterking van myn’geeft;nbsp;Denk of’t my mooglyk zy myn doodlyke angft te weeren ,nbsp;Die,fpruitende uit ontzag,moet door uw’ toorn vermeeren.nbsp;Kan een verbyfterd Vorft tot fpreken zyn bereid.
Daar gy in gramfehap blaakt met all’ uw majefteit? Daar ik, die op uw gunft te ruftig dorft vertrouwen,nbsp;Pompejus WreW in zyn’ Vyand moet befchouwen.?
’t Heugt me echter ’t geen, voor ons, Pompejus heeft ver-i Maar tevens ook dat gy ons hebt noch meer verpligt: (richt,nbsp;My heugt hoe gy voor ons de teêrfte zucht gevoelde;nbsp;Maar ’t was op uw verzoek, ’t geen hy voor ons bedoelde:nbsp;En zonder uw verzoek, ware onze droeve Staatnbsp;By hem niet ééns bedacht, verwaarloosd in den Raad.nbsp;Die Roomfche Raad, met all’ zyn heilige bevelen.nbsp;Kon, zo ge uw’ fchat niet fpilde,in onzen ramp niet deelen.nbsp;Die maakte, dat alhier het vloel^efpan verdween.
In ’t kort, al onze hoop beftond in u-alleen.
U w Schoonzoon wierd door ons geëerbied met veel reden. Zo lang hy tegen u niet dorft in ’t harnas treden :
Maar toen zyn wraakzucht, door dewreedenyd gefpitft, Op u gantfch Rome had tyrannig aangehitll,...nbsp;Cesar.
Breek af: gy deed dien Held den lafFen doodfteek geven j Maar kwets zyn glorie niet: neen, die moet eeuwig leven.nbsp;Rechtvaerdig u; maar maak van ’t lafteren een end’;nbsp;Zwyg, met ontzag, van ’t geen ’t aldwingend Rome ont-^nbsp;P T o L o M e'u s.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(kent.
Myn Heer,om met myn tong niet andermaal te dolen. Zo zy aan ’t Godendom zyn lotgeheim bevolen!
’k Verzeker flechts, dat in het oorlog, u verwekt. Zich onze zegenwenfch tot ü hield uitgeftrekt:
En daar hy tegen u in gramfchap was ontftoken.
Dacht my,waar”t nooddwang u op hem te zien gewroken.’ Ik vreesde, dat zyn haat dus mogt aan ’t woeden flaan ,nbsp;Dat hy de Hel bezwoer zyn wraakzucht by te ftaan;nbsp;Of dat, zo ge cindlyk hem had in uw magt bekomen ^nbsp;Uwe edelmoedigheid ftond voor u-zelf te fchrooraen;nbsp;En dat de glorie , die zo grootfch uw’ boezem blaakt,’nbsp;Uw Recht misbruikende, u rampzalig had gemaakt.nbsp;Des fcheen ’t my oirbaar, in de barning dier gevaren,nbsp;Uws ondanks u, myn Heer, voor onheil te bewaren:nbsp;En zonder uw bevel, te hagchelyk verbeid,
Heeft al te groot een zucht tny, tot mynfchand’, misleid.
Gy wraakt die zucht, ik hoor ze u, als een’ gruwel, doemen.' U dienft te doen, is zulks een fnood vergryp te noemen gt; -Befmet ik my, om u, met die onëedle daad,
Daar van komt u de vrucht, aan my alleen de fmaad.
Hoe meer die ftoute daad de waereld moog’ mishagen , Hoe meerder ik u heb myn glorie opgedragen;
En zulk eene ofFerhande, u door myn’ pligt geflagt. Verzekert uwen roem, en fterkt u in uw raagt.
Ces A R.
Gy wilt, by Cefar, uw trouwlooze argliftigheden Uw uitvlucht,al te laf,met noch watgÜmpsbeklceden.’nbsp;Was niet uw yver valfch? alleen voor iets bevreesd.nbsp;Waar door gewis ’t heelal gelukkig waar’ geweeft;
Wyl die, te veel gefpitft,uw vrees te hoog deed ftygen My al de vrucht ontrooft van onze burgerkrygen;
Van eenen twift,door dwang,enom myneeergefticht. Die my tot zege noopt, en tot genaê verpligt;
Waar in een Vyand, hoe verfchriklyk aangefchonnen, MynBroeder wordjZodramyn kling hemheeft verwonnen;nbsp;Myn heerfchzuch: word voldaan op dien gewenfchten dag.nbsp;Als ik zyn’ haat verwin, en hem omhelzen mag.
Wat heugchelyk gejuich had, by de vredepalmen.
Na dezen bittren kryg de waereld doen weêrgalraen, . Als aan één zegekoets de Tweedragt waar’ gefnoerd.nbsp;Waar op Pompejus werd’ met Cefar omgevoerd!
Zie daar de rampen, die u dreigden op te komen,
Wat gruwelldus voor ’t heil van ’t gantfch heelal te fchroo-Wat laffe misdaad,die zelf myn genaémisduid! (men! Genaê, die thans alleen uw doodlyk vonnis llyit {
Liet Cefar ’t heilig Recht dat billyk vonnis vellen,
Hy zou zich door uw ftraf ia Romens gunft herftellen. Ja, zonder dat ik my uw’ ootmoed, uw berouw,
Uw’ koninklyken rang, in u bekreunen zou,
Zoude ik, zelfe op uw’ troon, ten fchouwfpel u vertoonen.' Maar neen, ik zal u, om Cleopatra, verfchoonen;
Om haar, fchryve ik uw fchuld uw laffe Vleijers toe.
5» P O M P E J U S,
En wacht, dat hunne ftraf myn ftrcnge wraak voldoe. Naar mate dat ge u zult dit ftraffen onderwinden,nbsp;Rechtvaerdigt u myn wraak, of za! ze ufchuldigvinden.nbsp;Verfchaf Pompejus Schim voldoening voor zyn’ hoon;nbsp;Ja, richt haar outers op; doe haar, als aan de Goón,nbsp;SlagtöfFers heiligen; met bloed uw fchenddaad boeten:nbsp;Vooral,kies de Offers wel,die haar verzoenen moeten.nbsp;Ga heen; denk op uw’ pligr.
Cesar, Antonius, Lepidus.
Ce SAR. \
XAntonius, hebtgy
De Koningin begroet? Waar mede vleit ze my ? Antohius.
Ja, Cefar; ’k zag die Schoone: in myn verwonderde oogen Schynt ze een Godes te zyn, gedaald uit ’s hemels beogen.nbsp;Nooit heeft der Goden gunft zo veel bekoorlykheianbsp;En deugden, t’ faam’ verknocht, een ftervling toegcleid.nbsp;Men ziet een Majefteit van ’t vriendlyk wezen ftralen.nbsp;Die van het ftoutfte hart de Min doet zegepralen:
Haar oog verrukt; haar taal is als een honigvloed.
Ce SAR.
Wat antwoord gaf zy, op ’t betuigen van myn’ gloed? Antokius.
’t Was of zy geen geloof aan myn bericht dorft geven,’ Daar ik de vreugd nochtans zag op haar aanfehyn Zweven.nbsp;Haar vriendlyk weigren doelt op d’aanwas van uwpyn:nbsp;Zy zegt, fchoon ze anders denkt,uw gunft onwaerd te zyn,nbsp;Ces AR.
Draagt zy my liefde toe ?
Antonius.
Zou zy u niet beminnen ?
y ,dic zo wenfchlyk haar eea’ fcepter doet herwinnen?
-ocr page 41-TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;35
U ,die haar toevluchc z,yt? een’ Held, wiensgunft alleen Haar heffen kan ten top der hoogfte waerdigheên ?nbsp;Wiexou aan Cefars min haar weermin weigrenkonnen?nbsp;’t Zwicht voor hem alles, die Pompejus heeft verwonnen.nbsp;Zy echter, in die eer niet zonder kommernis,
Weet, dat een Koningin voor Rome haatlyk is;
Zy toont, uw liefde voor Calphurnia te duchten.
Maar hoe gewis doet gy die harsfenfchimmen vluchten, Wanneer uv/ byzyn met de zoetfte hoop haar vleit,
En ’s wacrelds heerfchappy voor uwe liefde pleit!
Ces AR.
Gaan wy die Schoone van hare ydle fchroom ontheffen j Gaan wy betuigen hoe zy Cefars hart kon treffen.nbsp;Antonius.
Maar, Cefar, eer gy haar begroet, zo wees bedacht Dat zich Cornelia bevind in uwe magt.
Septimiusleid haar, als één van zyn blavinnen;
En denkt,hier door verwaand,uw hoogff e gunft te winnen. Men deed hen,volgens laft,by ’t landen niets verftaan.nbsp;En, met een klein geleide, in ftilte herwaarts gaan.nbsp;Ces AR.
Men doe hen nadren. Ach! verdrietige gefprekken,
Die voor myn driftig hart ’t geduld ondraaglyk rekken I t Is of tnyn liefde zich, voor ’t einde van den dag,
Tot myn verkwikking niet in vryheid uiten mag.
Cesar, Cornelia, Antonius,
LePIDUS, SEPTIxMIUS.
M nbsp;nbsp;nbsp;Septimius.
yn Heer,.'..
Ce SAR.
•p^ nbsp;nbsp;nbsp;O ntrouwe! wil uw’ Meefter gaan berichten,
Dat nooit Verrader my kon met zyn’ dienft verpligten.
C nbsp;nbsp;nbsp;Ver-
-ocr page 42-POMPEJUS,
34
Vertrek, ontaard Romein! keer tot uw üaverny;
Ga,dien een’ Vorft, daar ge eerft Pompejus diende, en rajl Septimius vertrekt.
Cornelia.
Zie, Cefar! my, geboeid, u en myn’ ramp trotfeeren.' Gy kunt my kluiftren, maar niet tot Slavin verneêren.nbsp;Vertrouw niet dat my ’t Lot zo fel kan nederflaan.
Dat ik u hulde doe, of eerbied toe zal liaan.
Hoe zwaar ten doel gefield van doodelyke rouwe,
’k Blyf echter Crasfus en Pompejus Weduwvrouwe. Een Telg van Scipio, een Romeinin, wiens moednbsp;Dit alles overtreft, dit all’ te niete doet;
Een moed,die mynen haat blyft in myn hart verzeilenJ Die, door de wraak gefpittl, myn fchande moet herllellen jnbsp;Die noch de vryheid aêmt in myn gevangenis jnbsp;Die eeuwig worftlen moet, maar nooit verwonnen is.nbsp;Niets maakt my fchaamrood in myn deerlyk wedervaren,nbsp;Dan ’t fchandiyk leven my door ’t Noodlot te zien fparen.nbsp;Pompejus llerft, ó Goón ! ik zie 't, en volg hem niet!nbsp;En fchoon men my daar toe geen middel overliet, (ten.nbsp;Schoon ’t wreed meêdoogen kwam myn bittre fmart belct-Door hulp der zee, of’c Haal,myn ramp een perk te zetten;nbsp;’k Moet echter fchaamrood Haan, na zulk een ongeluk,nbsp;Wyl ik niet fterven kon door overmaat van druk.
Myn glorie was, de dood; maar ’t Lot behield my ’t leven ^ Om in uw ketens my myn fchand’ ten prooy te geven.nbsp;Ik dank nochtans dat Lot, ’c geen me een genade doet,’nbsp;Nu ik, ó Cefar! u in dit paleis ontmoet.
Was immer ftcrveling een vreemder heil befchoren ? Ach! onder wat geftarnte, 6 Goön! wierd ik geboren,'nbsp;Daar me, in ’t ontmoeten van myn’ Vyand,gunftgefchied,nbsp;En Ptolomeüs hier niet meer als Vorll gebied!
Een Vorll, een Vriend weleer, die uit Pompejus handen Den fcepter weer verkreeg, met zyn verloren Landen.
Gy, Cefar, luiller naar uw zegekreet bedaard.
’t Is de invloed van myn’ ramp die uw triomfen baart;
Een
-ocr page 43-Een ItTvloed, dien ik bragc.tot bruidfchat aan twee Helden j Die tweemaal’t gantfch heelal beroerde in de oorlogsvelden;nbsp;Die avrechts tweemaal heeft den knoop myns Echts geleid,nbsp;De Goden tweemaal dwong tot onrechtvaerdigheid.nbsp;Gelukkige nochtans in mvn rampialigheden,
Ware ik, tot Romens heil, met u in d’ echt getreden!
Ja ,zo myn Dwaalftar, met dien wreeden huwlyksfchat, My met haar fel vergif aan u verbonden hadd’!
Dus woelt myn haat, dien u voor eeuwig ftaat te wachten, Zo lang geene eedle wraak myn zielwond kan verzagten.nbsp;En fchoon ’k gevangen ben, een hart, gelyk het myn’.nbsp;Verzoekt u niets^ nit vreeze of ’t mogteen misdaad zyn.nbsp;Gebicj maar zonder waan van mynen moed te breken.nbsp;Gedenk üechts wie u dus groothartig toe durft fpreken.nbsp;Ces AR.
Doorluchte Wederhelft des grootflen Heids op aard’. Wiens moed verwondring wekt,wiens lot erberming baart!nbsp;Uwe eedle ziel kon nooit volmaakter blyken gevennbsp;Van wien gy Ega waart, en wie u fchonk het leven.nbsp;Myn denkbeeld,’t geen in u de deugden vind veréénd.nbsp;Bevat de oorfprongen licht, waar uit die zyn ontleend.nbsp;De jongfte Crasfus, en Pompejus ziel te gader,
Het bloed der Scipioos doorftroomende in uwe ader,
De Geeft van Rome-zelf bekrachtigt uw vertoog,
Bezielt uw tong, en ftraalt op ’t heerlykft uit uw oog t En heden zyn ’er geen van onze Romeininnennbsp;Die in grootmoedigheid uw grootlche ziel verwinnen.nbsp;Ach! gave ’t Godendom, ’t welk zonder uw Geflacht,nbsp;V/elëer door Hannibal veel hoons waar’ toegebragt.nbsp;Dat uw geliefde Held, de vroomheid van Barbarennbsp;Mistrouwende, zich had het leven willen fparen!
Dat hy een’ Konings woord niet wisfer had gefchat,
Dan de oude vriendfchap, die ons weêr veréénigt had ! Dat hy myn zegekreet geen arg had toegefchreven,nbsp;Maar d’ argwaan had veeleer uit zyn gemoed verdreven.nbsp;En jegens my zyn’ toorn en yver had bedaart,
Ca nbsp;nbsp;nbsp;My
-ocr page 44-POMPEJUS;
My gunnende dat ik myne onfchuld had verklaart!
Dan had men ’t eind’ gezien dier bloedige krakkeelen.quot; ’k Had hem bezworen, om één’ rang met my te deelen;nbsp;Zyn’ dood te hoeden jmy zyn vriendfchap toeteftaanjnbsp;En myn triomf de doen uit zyn geheugen gaan:
Ik had de kalmte dus doen in zyn ziel herleven.
Ja hem aan’t Godendom zyn’rampfpoed doen vergeven j Wyl, tot vergelding,door zyn vriendfchap waar’ beilierd,nbsp;Dat my door Romen ook zyn hoon vergeven wierd.nbsp;Maar nu de Hemel, met zyn levenslicht te dooven,
’t Bedroefde menfchdom van die blydfchap wou beroovenj Zo duld , dat Cefar aan uw hooge deugd vergeld’
Al ’t geen hy had bedoelt voor uw’ doorluchten Held. ’k Verklaar u vry: ik zal ’t met dezen degen ftyven.nbsp;Wil maar twee dagen hier als ooggetuige blyvennbsp;Van de achting, die ik draag aan zyn gedachtenis.
En hoe, door my, zyn dood op ’t zwaarft gewroken is. Keer dan naar Rome, en wil, met dat gerucht, verbreidennbsp;Hoe my de Goden naar Thesfalië geleiden jnbsp;Nu elk inmiddels ’t oog hier op uw wenken flaat.nbsp;Cornelia.
ó Goón! wat deugden maakt gy ’t voorwerp van myn’ haat! Einde des Derden Bedryfs.
treurspel; 3f
Ptolome'us, Achillas, Photyn.
ZP T o L o M e'u s.
aagt gy de zelfde hand de zelfde kling ontbloten, Die zo rampzalig heeft Pompejus hart doorftooten?
En dat Septimius, door Cefar trots veracht,
Wanhopende zichzelf daar meê heeft omgebragt? Achillas.
Myn Vorft, dus was zyn end’; het gene u doe befefTen Den hoon dien hy ontvlied, maar die u noch zal treffen.nbsp;Ken Cefar thans, in zyn verbittring traag van aart.'
’t Opftuivende gemoed word tevens weer bedaart j Maar die met overleg zyn’ haat den toom kan vieren,nbsp;Vergroot dien door den tyd; zal wisferdien bellieren.nbsp;Dies wanhoop dat gy hem, die met behendigheidnbsp;Dus weet te wrokken, tot verzoening vind bereid.
Nu hy zich Meeller ziet, nu wil hy roem bejagen:
Hy zocht Pompejus dood, dien gy hem hoort beklagen• En. hy geniet, wylhyzich, veinzende, verlloort,nbsp;Beneffens de eer der wraak, de vrucht van dezen moord.nbsp;P T o L o M e'u s.
Had ik uw’ raad gevolgt, geen Meeller gaf my wetten. Noch zou my’tzwaaijen van myn’ fcepter thans beletten.nbsp;Helaas ! hoe menigwerf treft dit de Vorllen aan.
Veel raad te plegen, en in ’t kiezen mis te flaan!
^y ftaan opd’afgrond,maarzykonnen’tnictbel'peuren-Df Zo hen eenig licht moge in dien Hand gebeuren,
Het is een fcbitterlicht, k geen valfch in de oogen fchynt, Dat hen ten afgrond Hort, en aanftonds weer verdwynt.
„ nbsp;nbsp;nbsp;Photyn.
K rleb Cefar niet gekent; maar nu in zyn gedachten , C 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Myn
-ocr page 46-Myn VorftjZo groot een dienft is als een gruwel te achten , Wel aan, men zoeke in hem vergoeding voor dien hoon;nbsp;Zyn ftroomend hartebloed beveilige uwen troon!
Ik rep niet meet, dat u zyn hoogmoed doe vertfagen ; Dat gy,toc hy vertrekke,uw’ wraakluft zult vertragen:nbsp;Men verdere zyn’ val, naar mate van de nood!
Hy fneev’, tot bilking van zyn’ Mededingers dood!
Zo word hun beider hart van onze vuift doórftooten, En, om Pompejus bloed, ook Cefars bloed vergoten.nbsp;Ja, Rome zal hier door zyn vryheid zien herfteld.
En juichen, als gy zyn Tyrannen hebt gevelt.
P T o L o M e'u s.
Gy oordeelt wel. Photyn. Waarom dus laf te vreezen Voor hem, die, zonder my ,niet zou ontzaglyk v/ezen?nbsp;Men toon’ wie ’t werktuig is van zyn te groot gezag!nbsp;Dat tweemaal, Rome! uw lot verandre op éénen dag!nbsp;Men werke uw vryheid uit, gelyk uw llavernyë!
Ja, Cefar! ftaak uw’ trots; ik breek uw dwinglandyë. Herdenk Pompejus dood: hy is u voorgegaan:
Gy zyt, ais hy, een menfeh- men kan u ook verllaan: Hy was noch boven u in mogendheid verheven:
Gy hebt niet meer dan hy één zieljéénhartjéénleven; Zyn ramp, dien gy betreurt, llrekt hier getuige van,nbsp;Dat gy gevoelig zyt, en ’t ftaal u treffen kan. (Itraffen:nbsp;Dreig met uw’ blikfetn vry; droom, droom van zwaar tenbsp;^k Zal Rome,met uw hoofd,voldocninge verfchafFeninbsp;Beloonen die genaê, • die my zo wreed gefchied;
Die in een’ Koning niets,dan ’t Zuftersbloed,ontziet. Ik maak uw’ wuften aart nooit meefter van myn leven jnbsp;’k Meen aan myn Zutlers haat myn kroon niet bloot tege^nbsp;Dieftrekk’haar nooit ten loon,zo ze u gelukkig maakt,{vcn.nbsp;In och diene u tot haar ftraf, indien ze uw liefde wraakt!nbsp;’k Wil op eene eedler wyze uw fchranderheid verkloeken.nbsp;Gy gaaft my ftraks bevel, Slagtöffers op te zoeken jnbsp;W el uit te kiezen: ik gehoorzaam; maar voor my:nbsp;Daar is ’er geen zo eél, noch waerdiger dan gy ;
Geen bloed, geen rook, geen afch, geen haatelyker leven Kan aan Pompejus Schim zo veel vernoeging geven.
Maar die is niet genoeg j neen, dit’s maar toornigheid; Hier voegen middlen tot volvoering van het feit.
Hoe licht word onze drift gantfeh vruchteloos bevonden , Daar ’s Dwinglands volk alom hier is ter wacht gezonden !nbsp;Wat konnen wy?en waar werde onze magt verzaamt?nbsp;Wat tydftip belt bepaald ? wat fchikking beft beraamt.?nbsp;Achillas.
Myn VorftjWy hebben (dit moet uwe zorg verbannen,) Twee uuren Hechts van-hier zesduizend oorlogsmannen.nbsp;Die door myn voorzorg daar zyn heimelyk befteld,
Om ft volk, zo ft muiten wil, te ftuiten met geweld. Hoe liftig Cefar zy, men ga hem loozer tegen:
Men heeft hier onder de aard’daartoe bekwame wegen. Waar langs in ftilligheid uw krygsvoik dezen nachtnbsp;Werde, als een ieder ruft, in dit paleis gebragt.
Maar zo ge in ’t openbaar zyn krygsluk wilt beftryden , Kunt gy onmogelyk uw’ zwaren val vermyden.
Hy Zy in ’t midden van het feeft door ons verrafcht. Door wyn, door liefde, en door welluftigheid vermaft.
Uw volk blyftu getrouw. Ikzag’tin gramfehap blaken. En door hun woelt gezicht zyn dartele intree wraken.nbsp;Wanneer ’t zyn bundels zag, baldadig, en tot hoonnbsp;Van onze krygsbannier, als zegeryk ten toon,
Deed die vermeetle pracht, dat bits, dat fchimpig pralen Uit aller oogen ’t vuur der felfte woede ftralen:
Het kon bezwaarlyk zulks verkroppen; en die fmaad ^aakt ,dat het licht, geftoord, geheel a an’t woeden Haat.nbsp;Maar uw Romeinen zyn ’r, die zich het meelt bezwaren ,nbsp;Om ’c geen Septimius, hunn’ Overfte, is weérvaren.nbsp;^y wenfehen om. den tyd, waar in hun heldenmoednbsp;Dien Trotfen op zyn beurt doe wentlen in zyn bloed!nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;P T o L o M e'u s.
Maar wie kan hem op ’t feeft verkloeken, of genaken , Daar hem zyn lyfftaffiers omfinglen, en bewaken ?
-ocr page 48-PhO T Y N.
Pompejus volk heeft in uw Roomfche bende ontdekt Veel’ hunner vriendenj ja, het voelt zich opgewekt,nbsp;PotnpejusSchitn ten zoen,om ’t felft naar wraak te dingen.nbsp;En d’ eerften dolk in’thartdesDwingelands te wringen.nbsp;Hier toe geeft Cefar zelf veellicht gelegenheid:
Want daar zyn valfche deugd Pompejus Weduw vleit. En waant by Rome dus voor zich genaê te erlangen,nbsp;Zal hy hen onbefchroomd wéér in zyn gunft ontfangen:nbsp;Dan word de rechte ftond geboren j ja, ik achtnbsp;In éénen oogenblik zo groot een werk volbragt.
Maar ’k zie Cleopatra. Wil uw geheim ontveinzen j Doe haar niets blyken, dan zwaarmoedige gepeinzen.nbsp;Wy gaan,myn Vorft;dus word haar gramfchap niet gewekt.nbsp;Als ’t voorwerp van haar’ haat zich aan haar oog onttrekt.
Ptolome'us.
Ga, en verbeid myn komft.
TfFEEDE TO O NEE L. pT OL ome'ü s, Cleopatra,Charmione',nbsp;Achore'us.
J. k heb u vrygefpro-Myn Heer, en Cefars toorn met al myn magt verbroken. P T o L o M e'u s.
Ik had niet min verwacht van uw grootmoedigheid ,
W aar door ik my vooraf heb met dien dienft gevleid. Maar uw doorluchte Held heeft fchielyk u begeven.nbsp;Cleopa tr a.
Het was de nooddwang, die hem hier toe heeft gedreven : Wyl zyn Romeinen en uw Burgers zyn in twill.
Dacht hy ’t noodzaaklyk dat die wierd door hem beflill. Inmiddels wilde ik u noch andermaal verk laren.
Dat gy mengt op myn woord uw kommer doen bedaren. De groote Cefar laakt den grutyel van uw feit.
Min
-ocr page 49-TREURSPEL Min uit een gram gemoed, dan uit roeêdoogendheid:nbsp;Hy jammert over u, dat gy u laat bekorennbsp;Door de overheerfching, en de ftaatkunde aan wilt hoorennbsp;Dier Snooden, laag van hart, als van geboorte ^ een fmaadnbsp;Voor ’c koninklyk gezag: ’t zyn pelten in uw’ Raad.nbsp;Een ziel, totdienftbaarheid gevormd, kan nooit regeeren;nbsp;Het hoog bewind doet zelf haar lafheid noch vermeeren jnbsp;Schoon zy door gruwlen zich ontzaglyk heeft gemaakt.nbsp;Het heetfchen blyft een’ lalt, dien zy uk zwakheid wraakt.nbsp;P T OI. o M E'O S.
't Is waar, Mevrouw, ik zie my door den tyd ontvouwen Hoe ik omzichtiger moeit op myn’ Raad betrouwen.nbsp;Had de edelmoeSgheid myn groote zaak beraamt,
Ik leefde in luiiter noch, gelyk een’ Voril betaamt; Die band des bloeds, waar door gy my hebt vrygefproken,nbsp;Was door de ondankbaarheid nooit in myn hart verbroken:nbsp;Dan fchonk ik aan ’t heelal den vrede, van myn’troon ^nbsp;Dan zag ik Cefar in omhelzing roet zyn’ Zoonjnbsp;Dan juichte Egypteland; dan zoude ik, als voor dezen,nbsp;Hun beider Vriend,of meer,hun beiderScheidsman wezen.nbsp;Maar wyl de ontilipte tyd niet wee rkeerc door geklag.nbsp;Gun dat ik my aan u rondborflig uiten mag.
Ik heb u zwaar misdaan, en gy behoud my ’t leven,
Ja hebt van onzen troon de helft my weergegeven. Verwin u thans geheel; ontruk in deze noodnbsp;Achillas en Photyn hunn’ welverdienden dood.
’k Beken, zy hebben u gehoont; hun eerloos fterven Deed uw gefarde wraak een billyk recht verwerven;nbsp;Maar denk, indien myn fchuld in hen gewroken word,nbsp;Hoe daar van all’ de fchande op my ter neder itort;nbsp;Hoe my de grootfle hoon voor eeuwig itaat te vreezen :nbsp;Ik word in hen geftraft, in hen ter dood verwezen:nbsp;Ook kan zulk nietig bloed, geofferd u ten zoen,
Door zyn verachtlykheid geene eedle ziel voldoen. Verpligc my dus geheel; en wilt gy voor hen fpreken,nbsp;Pan Zal uw Held gewis zyn grimmigheid verbreken.
C5 nbsp;nbsp;nbsp;Cle-
-ocr page 50-4a P O M P E J U S,
; nbsp;nbsp;nbsp;Cleopatra, .
Indieti my Cefar met die Snooden laat begaan ’k Veracht hen-bei’ genoeg om naar geen wraak te ftaahrnbsp;Maar als die Held, om wraak,Pompejus bloed hoort gillen.nbsp;Dan is hy door gevlei noch door gefmeek te ftillen.
Ik heb hem reeds getoetft, maar hy bleef ongedweej Hy hield zich of hy niets gehoort had van myn beê.
En voer oogluikend voort met andere gefprekken,
Waar uit ftilzwygende zyn weigring was te ontdekken,' ’k Wil echter, u ter gunft ,hem nochmaals ondergaanjnbsp;Of hy myn bede, dus verdubbeld, toe mogt ftaan!
’k Vertrouw,..
Ptolome'us,
Hy komt; gedoog dat we elders u verwachten. Myn byzyn gafmisfchien zyn gramfchap nieuwe krachten:nbsp;Ook geeft de vryheid, als gy fpreekt met hem alleen,nbsp;Meer klems aan uw verzoek, meer nadruks aan uw reen.
DERDE T 0 0 N E E L. Cesar, CleopatrAjAntonius, Lepi.;nbsp;duSjCharmioNE'jAchore'us. Romeinen.
V nbsp;nbsp;nbsp;Cesar.
orftin , myne aanfpraak deed uw burgery bedaren Die nimmer, zo ’k vertrouw,weer muitziek zal vergaéren.nbsp;Om met myn krygsvolk, door verkeerden overmoed.nbsp;En om een beuzeling, te twiften als verwoed.
Maar (groote Goon!) die ftond dat ik moeft van u keeren, Deed door een’ zwaarder ftryd myn ongeduld vermeeren jnbsp;En zulk een dwars belang, dat me aan uw oog onttrekt.nbsp;Heeft tegen mynen rang myn gramfchap opgewekt.
Myn grootheid was een laft, en door myn hart misprezen. Omdat zy elders deed myn byzyn noodig wezen.
Maar ik vergeef ’t haar licht, daar zy den grondflag leit Der zoetfte hoop waar meê zich myne liefde vleit:nbsp;Zyis’t , die, door ’t geftreel van ’s W aerelds lofgezangen
Door-
-ocr page 51-Doorluchtig my belooft uw wedergunft te ontfangenj Die reeds een voorgevoel heeft in myn hart geprent.nbsp;Waar door myn liefde zich uw liefde waerdig kentjnbsp;Ja dat ik op uw hart de zege moet behalen.
Daar ik zie, boven my, alleen de Goden pralen.
Was noch een Held op aard’,die my in roem verwonj Die met meer glorie naar uw weermin dingen kon;
Was ergens noch een kroon, wiens glans u moge gevallen; Een hooger ftaat dan myne, om groocfcher meê te brallen jnbsp;’k Ging derwaarts, min opdat ik u die kroon verfchaff’.nbsp;Dan dat myn ftaal tot u my ’c eerfte voorrecht gaf!
En billyk moet myn hand uw groote ziel mishagen,
Zo zy van ’t aardryk u ’t gezag niet op kan dragen. Maar ’c Godendom heeft, tot ontfteking van uw’ gloed,nbsp;De zege fteeds gehecht aan Cefars held^enmoed:
Ja’t heeft,opdat zyn vlamme uw weermin moge ontvonken. Hem d’ eerften rang in Rome, en van ’t heelal, gefchonken.nbsp;Cleopatra.
My is te wel bewuft wat eer my thans gefchied.
Dan dat ik zwygen zou het geen my ’t hart gebied.
’c Is tyd om, op myn beurt, u ook bekend te maken Wat vreugde Cefars min myn dankbre ziel doet fmakenjnbsp;Een min die ge in myn jeugd reeds hebt aan my verpand:nbsp;Den fcepter, dien ik zwaay, ontfing ik van uw hand:nbsp;Gy hebt ten tweedemaal myn hoofd de kroon doen dragenjnbsp;En zou uw liefde dan Cleopatra mishagen ?
Neen, neen; myn hart, dat zich voor deze liefde ontlluit. Staat d’ aanval van uw deugd, noch van uw weldoen uit.nbsp;Maar myn doorluchtig bloed, myn rang,’c bellier der Laigt;-Nu andermaal door u aan my gefteld in handen ^ (den.nbsp;Een Diadeem, door u zelf op myn hoofd gezet,
Ai deze glorie is ’t, die myn geluit belet;
Die Rome tegen my in feilen haat doet blaken:
’c Zyn ail’ die waerdigheên die my verachtlyk maken; En zo uw Rome noch bellaar, gelyk weleer.
Dan daal ik, klimmende op een’ troon, in fchande neer;
Myne
-ocr page 52-Myoe eeretytcis zyn de onlydlykfte eerevlekken;
*i Zyn gruwlen die uw rain tot eeuwige oneer ftrekkenj ’k Vind echter,dat de hoop rayneeedlewenfchenvleit,nbsp;Wyl niets onmooglyk is voor uw grootmoedigheid.
Hy, die altoos in 't veld de lege weg kofl: dragen.
Zal ’t wreevlig Rome licht door zyn gezag vertlagenj En daar ’t met affchrik op der Vorften glorie ziet,
Zal ’t knielen voor een’ troon, als Cefar zulks gebied. Ces A R.
’k Beken,niets valt te zwaar voor myn verliefdezinneal Ik moet in Afrika noch éénmaal overwinnen,
Myn zegekreet voor ’t laatft doen galmen langs zyn ftrand. Opdat dus ’t ovrig heir myns Vyands werd’ vermand!nbsp;Dan kan my Rome door geen’ vyand meer verfchrikken;nbsp;Dan zal ’t, door onmagt,zich naar myn believen fchikken jnbsp;Dan zult gy zien, hoe ’t, met de diepfte ootmoedigheid.nbsp;Voor u zyn’ haat, zyn’ trots en affchrik nederleid-Noch ééne zegepraal, dan zal ’t neérflagtig fpreken jnbsp;Dan zal de Ondankbare u voor my om liefde fmeeken jnbsp;Dan zal ’t in dit paleis u bidden met ontzag,
Dat ons voor ’t echtaltaar de min veréénen mag!
Dit is alleen ’t geluk'waar toe myn wenfehen ftrekken,’ De vrucht die Cefar van zyn lauwren hoopt te trekken.nbsp;Hoe wenfchly k waar’ ’t, indien ik, door geen’ verren togt,nbsp;En, zonder afzyn, ’t hier by u verwerven mogt!
Maar ach-! indien ik u wil veften in uw Staten,
Ja u wil waerdig zyn, dan moet ik u verlaten;
Waav zich myn Vyand keert, ik moet ook derwaarts gaan ^ U tevens winnen, en hem door myn kling verdaan.nbsp;Vergun inmiddels, dat de ftreeling dier gedachtennbsp;Myn hart op nieuw bezier,my fterk’ met nieuwe krachten!nbsp;Opdat de Waereld fteeds in Cefar ondervind’,
’c Is hy die komt, die ziet, en tevens overwint. Cleopatra.
Hoe groot uw goedheid zy, ’k heb u noch meer te vergen: De liefde maakt my ftout om uw geduld te tergen.
4y
Vergeef iny,zo ’k te veel my op haar kracht betrouw’, Zy is ’t waar door ik ’t Ryk,ja mooglyk’t lichtbehou’.nbsp;’k Bezweer u, by die liefde , en hare aanloklykhedenjnbsp;By 't groot geluk, waar mee gy altoos hebt geftreden •
By ’t heil, waar op ik hoop, en ’t gene uw wenfehen voed , Dat ge uw gefchenken niet bezoedlen wik met bloed 1nbsp;Geef, geef genade; of gun dat ik die moog’verleenen!nbsp;Doe niemand in dit Ryk myn nieuw gebied beweenen,nbsp;Achillas en Photyn, rampzalig, zonder eer.
Zien zich genoeg geftraft, nu ik weerom regeer:
Hun misdaad...
Ce SAR.
Ach, Vorftin ! gy zyt te licht bewogen.' Gy hebt op myn gemoed een onbepaald vermogen:nbsp;Maar gun aan myn verzoek, dat uw genaê verdwyn’!nbsp;Kies onderzaten die uw weldoen waerdig zyn;
Beheerfch myn hart; maar laat de billykheid u raden.
’k Word medepligtig dus aan hunne gruweldaden;
’t Is reeds maar al te veel, dat gy den Vorft bevrydj En , waar’ myn liefdegloed....
Cesar,Cornelia, Cleopatra, Anto» Nius, Lepidus,Achor e'u s,C h a r m I o n e'.nbsp;Romeinen.
Cornelia, aak, Gefar! waak; ’t is tyd:
Men ftemt, men zweert uw’ val: ’t verraad doemt u te fne-’t Wil aan Pompejus hoofd uw hoofd ten offer geven, (ven; Waak,Cefar ! waak;of denk,dat uw doorluchtig bloed.nbsp;Als ’t zyne, uit wonde op wonde onedel ftroomen moet,nbsp;Myn Haven dorften zich in zulk een’ aanllag wagen:
Ik ftel ze in uwe magt: gy kunt hen ondervragen.
Ces AR,
o Romens eêlfte Telg, zo waerdig dat de hand
Van’s waerelds grootften Held zyn liefden had verpandl Zyn thans vergoode Schim, het fterflyk deel ontweken ,nbsp;Befchouwend’ hoe ik my berei zyn’ hoon te wreken,nbsp;Heeft air haar’haar gefmoort^ waar van zy blyken geeftnbsp;In u, zyn Wederhelft die noch op aarde leeft.nbsp;Ja,fchoon hem door ’t verraaddedoodwondwierdgege-Hy aêmtnochinuwhart,hy leeft noch in uw leven; (ven ^nbsp;Hy fpoort uw ziel noch aan , die luy ’t gevaar ontleid.nbsp;Opdat hy my verwinne in edelmoedigheid.
Corn eli a.
NeenjCefar! vlei u niet,noch wil in ’t minftgelooven Dat uw grootmoedigheid myn wraakzucht kan verdooven.nbsp;Neen, neen, vermoed het nooit; nadien Pompejus bloednbsp;Voor eeuwig tusfchen ons een fcheiding maken moer.
G edenk flechts aan uw woord • doe my de vryheid fmaken. ’k Meen, tot uw’ ondergang, daar van gebruik te m aken;nbsp;’k Meen, al de waereld door, te dingen naar uw hoofd,nbsp;Zo gy voltrekken durft ’t geen gy my hebt belooft.
Maar myne wraak ,die u vervolgt tot ’s waerelds boorden. Stuit een’ verraders dolk; ftuit hem die u wil moorden:nbsp;Ze is te edelmoedig op de ware deugd gegrond,
Dan dat zy ooit zo laf u naar het leven ftond:
Want hy,dien ’t is bekend, doet klaar genoeg beQuiten^ Dat hy ’t verraad bemint, zo hy ’t niet poogt te fluiten.nbsp;Ik wil rechtvaerdig u naar ’t heldenleven ftaan..nbsp;Pompejus heeft noch Zoons: die moeten u verflaan;nbsp;Die moeten, aan het hoofd van hunne krygsflagörden jnbsp;In ’t aanzien van uw heir , door my gemoedigd worden.nbsp;Dus moet ge in ’t veld van eer zyn door de kling geftraft,nbsp;Ten offer aan den Held wiens bloed gy wraak verfchaft-Verhaaft die^zo gy wilt zyn Schim voldoening geven.nbsp;Die,door uw dood vertraagd, gevorderd door uw leven,nbsp;Hoe krachtig ze anderszins myn zoetflehoop-ookvleit,nbsp;Een al te lang verdriet voor myn geduld bereid.
Eene uitgeflelde wraak is meer dan half verloren:
Die haar afwachten moet heeft haar te duur verkoren.'
TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;47
Ik lock, tot uw verderf, aan dit rampzalig ftrand Geen wrekend blikfemvuur j’k zie’t blaken in uw hand:nbsp;’tVoegt thans aan u,daar meê een fchuldighoofd te ftrafFen.nbsp;Ik kon myn’ Held uw hoofd, in fteê van dat, verfchaflFen:nbsp;Het hing aan myne keur maar ik fcheije uit elkaêrnbsp;Zyn’ Overwinnaar, en zyn’ laffen Moordenaar.
Myn glorie wil, dat eerft de Moorder llraf ontfange. En de Overwinnaar dan hier-na de zyne erlange!
Is Rome-zelf, die ’t eifcht: zyn hecrelyk gelaat Zou blozen, zo ik u liet fneuvlen door verraadjnbsp;En dat het tevens dus, na zo veel zegepralen,
Zyn grootfte Helden beide in Plutoos Ryk zag dalen: Het doemt eene euveldaad meer dan de vyandfehap jnbsp;Het daalt noch niet voor u van d’ eerften glorietrapjnbsp;En 't zou de Vryheid,als het haatlykfte onheil wraken.nbsp;Indien de ontrouwe Nyl den Tyber vry moeft maken:nbsp;Maar nu, nu een Romein het wil in ketens üaan,
Moet zulks ook een Romein heldhaftig tegenftaan. Thans kan uw ondergang zyn fierheid niet belezen;
Uw dood zou hier geen ftraf, maar eene misdaad wezen; En daar zich niemand op uw fpoor verfchrikken liet,nbsp;Ging ’t voorbeeld, dat men zoekt, in uwen val te niet;nbsp;Doe op Egyptenland, om Rome, uw wraak ontfteken;nbsp;’k Zal ’t op Pharfalië, Zp ’t in myn magt is, wreken.nbsp;Vaar wel, 6 Cefar! ga, ja vlieg; de tyd eifcht fpoed.nbsp;Roem vry, dat u myn hart voor ééns een’ heil wenfeh doet.'
Ces aRjCle opatrAjAntoniuStLepidus, A c H o R e'ü s, C H A R MI o N e'. Romeiue».
H nbsp;nbsp;nbsp;Ce SAR,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(loosheid.
aar moed verbaaft myn ziel niet min, dan hun trou w-Zie daar, voor wie gy fpreekt; zie daar, Vorltin, hun boos-Cleopatra. nbsp;nbsp;nbsp;(heid.
’k Weêrftreef u langer niet: ga, met uw blikfemvuur;
En
-ocr page 56-'4.S nbsp;nbsp;nbsp;P O M P E J U S,
En wreek \ verbroken recht van ’t menfchdom en natuur,’ ’t Blykt klaar,dat z.y myn’ val,meer dan uw’ dood begeeren:nbsp;’t Is om myn nieuw gebied, dat zy te famenzweeren jnbsp;Hun woede wil myn fteun in u ter nederflaan;
Uw dood verftrekt een’ weg om naar myn’dood te gaan. Maar hoe rechtvaerdig zich moge onze wraak ontfteken,nbsp;’k Moet echter voor hun Hoofd, voor mynen Broeder fpre-Ach! mag ik vergen van uwe edelmoedigheid, (ken.nbsp;Dat gy myn beê herdenkt, als gy hen ftraf bereid?nbsp;Cesar.
Ik wil gedenken, hoe, door eedle zucht gedreven.
En door het bloed gewekt, uw hart hem wil vergeven. Vaar wel; ftel u geruft. Achillas, noch Photyn,
Kan ooit een hindring voor myn magtig noodlot zyn. Ik wil hun vloekgefpan, om ’t op de vlucht te jagen.nbsp;Door toebereidfels van een ftreng gerecht vertfagen;
Ik fchik geen krygsvolk, maar Hechts beulen tot hunn’ val j Wier bende een fcherpe byl tot Itandaard voeren zal.
Cle opatr a, Achore'us,Ch a RMIO n e^
G nbsp;nbsp;nbsp;Cleopatra.
a, Achoreüs; volg, en wil hem niet verlaten;
Ga, help hem, in ’t behoud van my en mync Staten: Als, door die Snooden, ’t recht voldaan is met hun hoofd ,nbsp;Herinner Cefar dan ’t geen hy my heeft belooft.
Bewaak den Koning toch,zo’t komen mogt tot ftryden; En fpaar zyn bloed, om my van tranen te bevryden.
A c H o R e'u s.
Dat myn gedienftigheid, Voiftin, uw vrees verbann’! Hy z.al niet fneuvlen, zo ’t myn zorg beletten kan.
Ehde des f^erde» Bedryfs.
TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;4,
EERSTE T O O N E E L.
Cornelia, met een kletne Lykbuftb in de band. Philippu*.
B nbsp;nbsp;nbsp;Cornelia,
en ik noch wakend? word ik niet misleid, myne oogen? Word myn gefolde ziel in fluimring niet bedrogen?nbsp;Philippus, zie ik u ? is myn geliefde Held,
Door uwe zorg, gedaald in ’t zalig zielenveld ?
Brengt gy zyn Overfchot in deze bufch' my weder ?
ó Voorwerp van myn fmart,verfchrikkelyk en ceder! Voor eeuwig ftof tot haat, en tot meédoogendheid inbsp;Gy,ovrigdeelmyns Heids Ihoor wie hem wraak bereid.nbsp;W acht van zyn W ederhelft geen wee, geen naarc klagccn.nbsp;Die konnen nooit de wond van ’t grootfch gemoed verzag*nbsp;Het jammren zalft de ziel Qechts in gemeene pyn; (ten:nbsp;Die zich beklaagt, bewyft dat hy getrooll wil zyn.
Ik zweer, by ’t hoog gezag van ’s hemels Opperneeren; Neen jmy voegt hooger eedjmy voegt by utezweerenjnbsp;Byu, dien ik meer viere in dit beklemd gemoed.
Dan ’t hemelfche Gerecht, dat my geen’ byftand doet. ’k Zweer dan,ó Afch! by u ,tot wie ik my wil wenden.nbsp;Als tot een Godheid in myne opgehoopte elenden.nbsp;Erbarmlyk Overfchot! by u, myn toeverlaat,
Zweer ik, dat nooit zyn wraak uit myn gedachten gaat, Egyptens Vorft, verüaafd aan Cefars welbehagen.nbsp;Heeft hem, ó Romen! uw’Pompejusopgedragen:nbsp;Maar ’k word vergeeffch in uw’ bedrukten wal verwacht,nbsp;Eer hem die Afgod en zyn Priefter zyn geflagc.
En gy, ó dierbare Afch, myn hoop en bittre fmarte! Verftrck aan dezen haat tot vocdfel in myn harte j
D nbsp;nbsp;nbsp;Deel,
-ocr page 58-50 P O M P E J U S,
Deel, opdat ieders hart dien Winnaars val bedoel'.
Aan al de waereld mede een’ haat als ik gevoel!
die godvruchtig aan deze eerelooze ftranden Myns Heids vergankly k deel tot lykafch deed verbranden;nbsp;Spreek; door wat goeden Geeft hebt gy die daad verricht.nbsp;En my voor eeuwig door zo groot een’ dienft verpligt ?nbsp;Philippus,
Nadat ik duizendwerf vervloekte ftaf en kroonen,
En, met zyn bloed bedekt, myn’ piigt hem wilde toonen , Ging ik al weenende, en met deerelyk geklag,nbsp;Waarheen ik door den wind de golven rollen zag.
’k Vind eindlyk, na ik my heb op een klip begeven, Hoe, by een bank, zyn romp word af en aan gedreven.nbsp;Alsof de zee, verltoord in ’t akelig geval.
Met de aarde twiften wil wie hem bezitten zal.
'k Zwem derwaarts, en ontruk hem aan de zee en winden; ’kDoe op den oever hem,met haaft,door ’t vuur verüindcn.nbsp;Na ik een houtmyt hem gefticht had, van een kielnbsp;Waar van ’t verbryzeld wrak my daar in handen viel.nbsp;De vlam was naauwlyks om ’t mishandeld Lykgeflagen,nbsp;Wanneer een oud Romein zyn hulp my op kwam dragen:nbsp;'tls GorduSjdie, fchoon vroom, nochtans in dit geweft,nbsp;In dit barbaarfche Land zyn woning heeft geveft.
Hy zag aan ’t Lyk geen hoofdjhet geen hem doet befpeuren Dat hy Pompejus moet in dezen romp betreuren;nbsp;Waar op hy uitbarft, met de tranen in’t gezicht: (richt,nbsp;„ Gy 3 Vriend der Goón, die zulk een roemry k werk ver-„ Wie gy Ook zyt, verban de fchroom uit uw gedachten ;nbsp;„Wyl u,in fteê van ftraf, vergelding ftaat te wachten,nbsp;„ Nu Cefar, hier te lande, op ’t allerfelfte wreekt (fteckt.nbsp;„ Den Held, voor wien ge dus 't godvruchtig vuur ont-„ Doe onbewimpeld hem uw’ liefdepligt erlangen.
„ Zyn Weduw zal zyne afch met vreugd van u ontfangen. „ Zyn Overwinnaar heeft die eedle Vrouw ontmoet,nbsp;„En haar, als een Godin,geëerbied en begroet, (nen,nbsp;„ Vaar voortpk keer in ’t kort. Myn oog ziet hem verdwy-
En fchielyk wederom met dez.e bufch verfchynen.
Waar in het Ovcrfchot van uw’ doorluchcen Held, Door ons beiorgd, u word door my ter hand geilelt.nbsp;Cornelia.
Wie kan u danks genoeg voor deze weldaad geven? Philippus.
Ik zag een’ zwerm van volk, ’t geen, uit de ftad gedreven Zich langs de haven in verwarring nederftort.
Daar ’t in üagördc door den Vorft verzamelt word;
’k Zag ook hoe Cefar baad in ’t bloed der muitelingen^ Daar hy hen op de markt hun fnoodheid leert bedwingen.nbsp;Terwyl zyn’ heldenmoed hunne euveldaden ftraft.
En,door een’ beul, Photyn verdienden loon verfchaft. Verneemt hy my; fchiet toe, en vangt dus aan met fpreken:nbsp;„Is dit de dierbare Afch van hem dien ik moet wreken inbsp;„ ó Overfchot eens Heids, dien, fchoon ik hem verwon,nbsp;„ Ik echter naauwlyks ooit in faam bereiken kon !
„ Zie hoe ik, u ten zoen, uw moordenaars doe Aagten; „Onefang deze offers, daar ge altaren hebt te wachten.nbsp;„En gy, ren naar ’t paleis; daar ik van u begeer (ëer;nbsp;„ Dat ge aan zyn Wedu w brengt dees bufch,die ’k haar ver-„ Die tot verkwikking moge in haar bedruktheid ftrekken!nbsp;„ Zeg haar, dat ik de wraak geftrenglyk zal voltrekken.nbsp;Waar op die groote Held al zuchtend van my keert,
En met een kufch deze Afch., uit diep ontzag, vereert. Cornelia.
6 Aangename fmart! ó lieAyke ongenuchten.
Wanneer een Vyand dus uit deernis ons doet zuchten! Met welk een’ yver word zyn ramp gewroken, daarnbsp;We ons toe gedwongen zien door eigen lyfsgevaar,
En als we tevens, met zyn’ grooten naam te Aerken, Onze eigen veiligheid en eeuwige eer bewerken!
’k Beken, dat Cefar is vol edelmoedigheid:
Maat hem word door ’t verraad nu ook de dood bereid. Dit moet de wreede nyd veel nagedachren geven,
Wat hy gedaan had zo Pompejus ware in ’t leven.
Da nbsp;nbsp;nbsp;Hoa
-ocr page 60-Hoe grootfch die wraak tnoog’ zy n,het zelfgevaar verftrekt Tot fchaduw eenigzins, die haren glans bedekt:
Ook dwingt de liefde hem in grimmigheid te ontfteken ^ En, als Pompejus dood, Cleopatra te wreken.
Zo veel’ belangen zyn met myn belang gepaard,
Dat hem myn t wy feling, zo ’t fchy nt, met recht bezwaart.' Maar neen , eene eedlc ziel kan andren niet verdenkennbsp;Van ’t geen de ware deugd in haat gemoed zou krenken,nbsp;’k Vertrouw dat Cefar thans myn’ Egaês wraak bedoelt;nbsp;Wyl, in zyn plaats, myn hart zo van zichzelf gevoelt.
I nbsp;nbsp;nbsp;Cleopatra.
k kom hier niet, Mevrouw, om uwe klagt te ftremmen.' Neen; loos de zuchten vry die uwe ziel beklemmen.
Ik kom myn’ laatften plicht betooncn aan deze Afch, Dat ovrig deel eens Heids die roy zo waerdig was.nbsp;Vergun my, nevens u, dat ik hem moog’ betreuren;nbsp;Hem, dien ik niet van u zo fchendig af lier fcheurcnnbsp;Indien de Hemel, die uw rampen nooit verkleent,nbsp;Daar toe ’t vermogen, als den moed, my had verleent.nbsp;Zo echter,op het zien van ’t Voorwerp, ugefchonken.nbsp;Een ftraal van blydfchap kon uw doffe ziel ontvonken;nbsp;Zo eenigzins de wraak uw hartstocht kan voldoen,
’k Zoude u ontdekken, hoe, uw grimmigheid ten zoen, Photyn... Maar mooglyk is u reeds ’t bericht gegeven.nbsp;Cornelia.
Ik weet,Vorftin,wienslafl: hem door een’ beul deed fnevenl Cleop atr a.
Voorzeker, deze ftraf voldoet u ongemeen.
Cornelia.
ladien zy kan voldoen, het is voor u-alleen.
Cl s-
-ocr page 61-TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;j}
Cleopatra.
Hoe! gy verkrygt al ’t gene uw zielwenfch kan bedoelen. Cornelia.
Wy fcheelen in belang, gelyk ook in gevoelen.
Zo Cefar, by Photyns, Achillas ftraffe voegt,
Dan is uw wraak volvoerd, maar ik ben niet vernoegd. Een ander Offer z.y Pompejus toegewezen !
Dit is te onwaerdig, en zyn fmaat te hoog gerelen: Geen nietig bloed, als dit, ftrekt zulk een’Held ten zoen.nbsp;Kan aan zyneeedle Schim, noch aan mynfmart voldoen.nbsp;De wraak,die my bezielt, wil eerft dén Vorft doen Aagten,nbsp;En haar vertroofting dan van Cefars dood verwachten,nbsp;Wiens hoede uw’ Broeder, fchoon de kroon en ’t licht on-Op heden, u ter gunft, genadig ’t leven fpaart. (waerd,nbsp;Maar wyl uw min zo verr’ kon Cefars hart bekoren,nbsp;Verhoop ik dat de Goón my endelyk verhooren;
En word myn wenfch geheel door hunne gunft volbragt. Dan zie ik beiden, d’ een’ door d’ anderen, geAagt.nbsp;Wil hunne goedheid dus myne ongeneugten ftuiten.
Dan kon in ’t eind’de vreugd myn treurig hart ontAuiten: Maar is myn wenfch te groot dan dat ik dien verwerv’;nbsp;Is één geno^, ó Goón! dat dan de Koning fterv’inbsp;Cleopatra.
De Hemel richt zich ’t min ft, naar onzen wenfch,in ’t wre-Cornelia. nbsp;nbsp;nbsp;(ken.
De Hemel laat zyn wraak door euveldaên ontfteken , En gaf de fchuldigen zo vaak verdienden loon.nbsp;Cleopatra.
Daar is zo wel genade, als ftrengheid, by de Goón.'
Zo is ’f.doch naar ze ons thans ’t beginfel aan doen merken. Zien wy hun ftreng Gericht, maar niet hun goedheid wer-Cleopatra.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ken.
t Is hun genade vaak, die ’t ftraffend Recht verbreekt. -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cori^elia.
Ik fpreek als Weduwe, daar gy al^ Zufter fpreckt.
Ons beider inzicht ftryd: ik Tchep een welbehagen In ’t geen u,om den Vorfl:,vüLii zeker zou doen klagen.nbsp;Maar laat ons uit het bloed, ’t geen thans vergoten word ,nbsp;Begrypen op wien mceft der Goden gramfchap ftort.nbsp;Zie Achoreüs.
DERDE r 0 0 N E E L. Cornelia, Cleopatra, Achore'us,nbsp;Philippus, Charmione'.
Gleo'patr A.
lt;yn ontfteld, zyn droevig wezen Doet inyn verdrietig hart voor ongevallen vreczen.
Ach , Achoreüs! fpreek; bericht my toch, wat bloed Ik haaft betreuren zal, of reeds betreuren moet.nbsp;Achore'us.
Toen Cefar wift wat hem llonddoor ’t verraad te fchroo-Cleopatra. nbsp;nbsp;nbsp;(men.,.
My is bekend wat hy hier op heeft ondernomen-Hoe de onderaardfche weg geflopt is, en bezet.
Waar door de toevoer wierd aan deze ftad belet;
Ik weet hoe hy zyn volk deed op de markt vergaéren, En wat Photyn aldaar is door een’ beul weervaren;nbsp;Waar op Achillas vlied, die van verfchrikking beeft.nbsp;En naar de haven by den Koning zich begeeft.
Alwaar Antonius zich voelt in yver branden,
En ’t ovrig krygsvolk doet uit all’ de fchepen landen ^ Waar by zich Cefar voegt; die, hoop ik, overwint.nbsp;Opdat Achillas daar ook zyn vergelding vind’!
A c H o R e'u s.
ó Ja, men zag uw’ Held daar weder triomfeeren. Cleopatra,
Bericht my, of de Vorft door hem, op myn begeeren, Gefpaard zy in ’t gevecht.
Achore'us.
Voorwaar, met al zyn magt.
Cl£-
-ocr page 63-Cleopatra.
Dit ’s alles, daar myn hart met ongeduld naar wacht.
Gy ziet, Mevrouw,de Goón verhoorden myncklagten. Cornelia.
De ftrafis maar vertraagd j die ftaat u noch te wachten. Achore'us.
Ach ] ware uw fmeekcn door het Godendom verhoord!
Cleopatra. nbsp;nbsp;nbsp;(woord!
Verhoord! Hoe fchrikt myn hart, op ’t hooren van dat Hoe moet ik dit verllaanGy fchynt myn’ wenfch te vlei-Daar ik my tevens ook tot weenen moet bereijen. (jen ,
A c H o R e'u s.
Noch ik, noch Cefar kon hem redden uit de nood;
In weêrwil onzer zorg, zocht hy zyn’ eigen dood.
Maar nimmer kon een Vorft meer heldenblyken geven , Dan hy gegeven heeft op ’t einde van zyn leven.
De deugd verwekt voor ’t laatft in hem een’ heldenmoed, Die Romens krygsvolk ftaat op eenenftroo'm van bloed.nbsp;Men zag zo dapper hem Antonius bevechten,
Alsof zyn kling-alleen de krygskans zou beüechten.
Maar Cefars komft , die ’t lot terftond doet overüaan, Maakt dat Achillas op het üagveld moet vergaan;
Die fnoode fneeft,met eer, aan onze onzaalgeftrandenj Hy, die geen’ dood verdient, dan door der beulen handen.nbsp;De Roomfche Veldheer roept, dat elk den Koning fpaar’!nbsp;Dees, door die kreet misleid, vliegt in het grootft gevaar tnbsp;Hy waant dat Cefar veinft, en, door de wraak gedreven,nbsp;Zyn koninklyke kruin de fchand’ ten prooy wil geven;nbsp;Hy toont, daar ’t all’voor hem zich tot de vlucht bereid,nbsp;Wat onze deugd vermag, als haar de wanhoop leid.
Zyn wanbegrip vermeet zich alles te onderwinden,
Ln zoekt eenfterflot’t geen hem niemand wildoen vinden. Li ’t end’ ziende, ademloos, zyn meefte volk gedood,nbsp;jbn Zelf byna 'omringd, verkieft hy in die nood.
Met eenig vluchtend volk, een vaartuig jn te dringen. Waar op hy word gevolgt van zo veel Yluchcclingen,
D 4 nbsp;nbsp;nbsp;Da:,
-ocr page 64-Dat, door den laft, het fchip zich overladen vind,’
Zo dat de zee ’c, met hem, en al zyn’ volk, verflind.'
Dus deed 2^n ftouce dood hem weer zyn’ roem ontfan-De zege aan Cefar, u-alieen de kroon erlangen, (gen. Die Held heeft u bereids tot Koningin verklaart;
En fchoon des Konings bloed geen’één’Roraein bezwaart, Hy heeft nochtans zyn fmart voor aller oog doen bly ken jnbsp;Ik zag hem zuchtend’ reeds het bloedig ftrand ontwyken.nbsp;Zie, daar verfchynt hy zelf, en door zyn’ grooten druknbsp;Bericht hy klaar genoeg uws Broeders ongeluk.
Cesar,Cornelia,Cleopatra,Anto'-Nius, Lepidus, Achore'us, Cbar-mione', Philippus.
C nbsp;nbsp;nbsp;Cornelia.
efar, ftaafme uw woord:men geev’ my myn galeijen. Achillas en Photyn deed gy hun ftraf bereijen:
Hun Konings dood belaad uw grootfche ziel metpyn. Zo dat myn Held niet meer hier kan gewroken zyn;nbsp;Hier, daar op ’t wreed gezicht van dees rampzaalge kuften,nbsp;’c Herdenken aan zyn moord my eeuwig zou ontruften ;nbsp;Hier, daar uw zegekreet alom uw’ lof verbreid.
En 't onftandvaftig volk met nieuwigheden vleit.
Doch’t geen my noch het mceft voor dit geweft doetyzen, Is, dat myn Vyand my zyn weldoen dwingt te pryzcn,nbsp;Hy noop’ my langer niet tot deze onwaerde taal,
Maar duld’, dat eens myn haat in vryheid adem haal’! ’k Moet echter om één gunft u noch gedwongen fmeeken:nbsp;Gy ziet Pompejus hoofd by deze bufch ontbreken.nbsp;Vergun Cornelia die gift, dat dierbaar pand.
Het laatft waarom ze u noch kan fmeeken zonder fchand’. Ces A R.
’t Is billyk; en dit pand zal tot u wederkeeren, k Geen gy rechtvacrdig kunt van Cefars hand begeeren:
Maar
-ocr page 65-TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;57
Maar ’t is rechtvaerdig ook,nu ’t moordfeit is geftraft. Dat aan zyn Hcldenfchim zy volle wraak verfchafc.
Men rechte een houtmyt op ,die v/y te faam’ontftekenj Die hem moog’ van de fchande op d’eerftcn lykpligc wre-Dat zyne Schim bedaare, als ze onze droefheid ziet, (ken!nbsp;En hy een waérdiger, een koftbre bufch geniet,
Waar in men prachtig doe zyne afch by één vergaêren. Opdat zy cndlyk ook uw droefheid doe bedaren!
Die vuiit, die tegen hem gewikkelt wierd ten ftryd. Richt’ hem altaren op, zyn deugden toegewyd!
Wil flechts uw ongeduld noch éénen dag weêrftrcven. Gy kunt u dan naar Rome, op uwen wenfch, begeven.nbsp;En met dien grooten fchat in zyne wallen treén.
Ja, breng dus....
Cornelia.
Neen; noch niet naar Rome, ó Cefar! neen j Uw diergezworen val, uwe afch, uwkrygsvolks tranen.nbsp;Dit alles moet deze afch den weg naar Rome banen.nbsp;Neen; hoe ik my daar vleij’ met zegeryk onthaal.
Ik voer haar derwaarts niet, eer ze op u zegepraal’.
’k Moet haar in Afrika, aan Cato, aan myn’ Vader, En aan Pompejus Zoon vertoonen; daar te gadernbsp;Begunftigd van een’ Vorft, die, vol rechtvaerdigheid,nbsp;Met hen door ’t Recht geltyft, myeindlyk wraak bereid.nbsp;Een andre Waereld moet van uwen val gewagen:
*t Pharfalifch overfchot zult gy daar op zien dagen:
’k Zal daar, van ry tot ry, opdat uw ftraf genaak’, Myn tranen, en deze afch, doen roepen om de wraak.'nbsp;Die akelige Bufch, in ’t midden^der gevaren,
Zy door het heir gevolgd, in fteê van Adelaren!
Dat droevig Voorwerp ftorte in aller helden moed Eenc onweêrftaanbre drift tot plenging van uw bloed!nbsp;Gy wilt myn’ waerdenHeld den laatlten lykpligt fchenken:nbsp;Maar hoe koft gy voor u een grooter eer’ bedenken ?nbsp;Gy roept my by deze eer; alsof myn treurig hartnbsp;Door uw verpligting kon bedaren ia zyn fmart 1
f S P o M P E J U S,'
Maar ach! my n groot verlies Iaat zich door niets herftellen; Myn weedom is een bron die eindloos op zal wellen jnbsp;Ze is h voedfel van een’ haat die geen verzagting kent.nbsp;Die nooit verllerven zal, dan in myn levensënd’.
Nochtans kan deze haat, hoe hoog in top gerezen, Voor u niet grooter, dan myne achting t’uwaarts wezen.nbsp;Ze zyn rechtvaerdig: de één word door myn’ pligt geleid ,nbsp;En de ander is de vrucht van uw grootmoedigheid:
Die word door ’t zelfbelang, dees door myn deugd gefte-En ’t is de dwang, die beide in myne ziel doet leven, (ven; Gy ziet hoe ze, om uw deugd, u hoedde voor verraad,nbsp;En roemtjdoordwang geperftjhetVoorwerp van myn’haat.nbsp;Maar tevens doet de pligt myn grimmigheid ontfteken.nbsp;En dwingt Cornelia Pompejus Weeuw te wreken.
Ik hits, zo dra gy my de vryheid toe zult ftaan,
Met al myn magt, op u, en Goon en menfchen aan. Die Goden, my zo wreed; die Goden, die u vleiden;nbsp;Die Goden,die myn’ Held in’t bloedig veld misleidden;nbsp;Die, trots hun biikfemvuur, hem deerlyk zien vermoord ;nbsp;Die zullen eindlyk eens rechtvaer,dig zyn verftoord.
En fchoon hun byftand nooit my mogt te ftade komen, Leer echter voor myn’ haat, als voor hunn’ blikfem fchroo-Doch is ’t heelal door my vergeeffch, om u, beroerd, (men.nbsp;Dan word uw ondergang door uw Vorftin volvoert.
My is uw min bekend, en haar volftrekt vermogen:
’k Weet hoe ge in ’t huwlyk licht een fcheiding kunt gedoo-En dat een nieuwe vlam uwhartzofelontamp;ekt, (gen; Dat ge all’ de wetten licht om haar belang verbreekt.nbsp;Maar overdenk dan ook, hoe Rome,gantfch verbolgen,nbsp;U zal, als Wèêrhelft van een Koningin, vervolgen; -En dat uw vrienden, door dit huwelyk gefard,
Zich zuilen wreken op uw onftandvallig hart.
Vaar wel,en ftaaf uw woorddk wil rot geen’hinder flrekken. Wanneer gy uw verderf zult in uw’ echt voltrekken.
59i
treurspel;
Cesar, Cleopatra, Antonius, Lepi* DUS, Achore'us, Charmione'.
A nbsp;nbsp;nbsp;Cleopatra.
ch! eer ik uw gevaar dus door myn’ echt vergroot’, Beveilig’ tnyne liefde u door myn’ eigen dood !
Ja, ’k vind my reeds bereid om tot uw heilteftervenj Wyl uw behoud my doet een groot geluk verwerven.nbsp;Ik, die uw’ ondergang deed uit myn min ontftaan.nbsp;Herleef in uwe z.iel, zo ’k moet om u vergaan.
Ces A R.
Haar aanflag,Koningin ,voor u noch my tefchroomen. Streel’ haar grootmoedig hart, doorfmarteningenomen;nbsp;Dat onvermogend’ flechts met harsfenfehimmenvocht,nbsp;En minder dreigen zou, indien het meer vermogt.
De Goden zullen haar voorzegging van my keeren; Myn voorfpoed zal altoos het wangeluk trotfeeren.
Zo ge om uw liefde flechts uw bitter treuren ttaakt,
En my , van deze liefde, alleen het voorwerp maakt; Zo myn ftandvafte min uw hartzeer mogt verzagten,nbsp;En ’s Broeders ongeval verbant uit uw gedachten!
Hy waande ,dat hem wierd doormy veel leeds verfebaft; En, vreezende voor hoon, heeft hy zichzelf geftraft.nbsp;ó Cefar! welk een fchand’ voor uw geducht vermogen!nbsp;Hy zelf, door wanbegrip, verydelt al myn poogen;
W aar aan ik eenigzins myn groot geluk misken ,
En dus met tegenzin u ongehoorzaam ben.
Bcfchuldig ’t Godendom,’t geen vaak op de euveldaden, In weêrwil van ’t geftneek ,zyn gramfehap wil ontladen.nbsp;Maar hun rechtvaerdigheid, die ’t leven hem ontrukt.nbsp;Verzoet uw lot, nu gantfeh Egypte voor u bukt.
Cl eopatra.
’k Voorzie, hoe deze dood my zalin’t heerfchenftyven; Een dood, alleen hem*zelf enk Noodlot toe tefchryven.
Maar
-ocr page 68-Maar ’t beige u niet, myn Heer, dac my uw heldenmoed, Die my zo gunftig is, een weinig treuren doet.
Zo blyktjhelaas! de kracht der wreedeSchikgodinnen,' Die ons geluk niet,dan met ramp gemengd,beminnen,nbsp;’k Moet, fchoon myn Broeder fneev’,dcr Goden wraak tennbsp;De Reden niet alleen, maar ook Natuur voldoen, (zoen.nbsp;Ik kan myn fchreden nooit ten hoogen zetel keeren,
Of ’t bloed erinnert my met wien ik moeft regeeren :
Ik voel een ftil gemor, 't geen my de ziel ontroert, En, met de kroon op ’t hoofd, tot nagepcins vervoert.nbsp;Ach ore'us.
Men ziet, myn Heer, alom de menigte in verlangen, Om, juichend’, van uwhandhun Koningin te ontfangenjnbsp;En ongeduldig zich beklagen, dat de Goónnbsp;Haar, door uw gunft, te fpaê doen klimmen op den troon.nbsp;Gesar.
Welaan, Vorftin, nadien zy u zo teer beminnen. Vertoon uj en wil dus uw nieuw gebied beginnen;
’t Goedgunltig Godendom geveeindlyk, datuwklagt Door zulk een bly gejuich voor eeuwig zy verZagt!
En dat in uwe ziel geen indruk werd’ gevonden,
Dan de indruk van myn trouw, en myn verliefde wonden! Dat dan myn volk en ’t Hof, om ftryd, hunn’yver toon’.nbsp;Om prachtig morgen u te fieren met de kroon ^
Terwyl men op dien dag, zo roemryk voor ons-beiden, Pompejus droeve Schim voldoening doe bereiden,
U op den rykstroon veft’, hem met altaren eer’.
En aller mond u-beide onfterflyke eerbied zweer’*
De Staten van Hollanden Weftvrienand doen te weten: alzo^' Ons te kennen is gegeven by de tegenwoordige Regenten vannbsp;het Wees- en- Oude Maiinenhuys der Stad Ainfterdam , ennbsp;in die qualitcyten te iamen Eygenaars, mitsgaders Regenten vannbsp;den Schouwburg aldaar, dat zy Supplianten eenige Jaaren haddennbsp;gejoiiilTeert van ’t Oftroy of Privilegie by hen van Ons op den aj.nbsp;May J714. geobtineeit, waar by Wy aan hun Supplianten goedguus»nbsp;lelyk hadden geaccordeert, en geoibtoyeert, om, geduuténde dennbsp;tyd van vyftien doen eerft agter een volgende Jaaren , de Werken,nbsp;die ten dienfte van het Toneel reets'waren gedrukt, en van tydtotnbsp;lyd nog verder in het licht gebtagt, en ten Tonecle gevoett zoudennbsp;mogen werden,alleen te mogen drukken, doen drukken,uyrgeevennbsp;ende veikoopen, en bevonden dat de jaaren , by ’t vooilz. Odcroynbsp;of Privilegie genoemt, op den zz.Mayiyzji, ftonden teexpireetenjnbsp;«nde dewyle zy Supplianten ten meeften dienfte van denSchouburg,nbsp;waar van hunne relpeftive Godshuyzen onder andere mede moetennbsp;worden gefuftenteert, de voorengcmelte Werken, zoo van Tteur-fpellen. Blyfpellen, Kiugten, als anders, die reets gedrukt, entennbsp;Toneele gevoett zyn, of in toekomende gedrukt, en ten Toncelenbsp;gevoert zouden mogen werden ,geerne alleen, gelyk voorheen, zouden blyven drukken , uytgeeven en verkopen, ten eynde dezelvenbsp;Werken door het nadrukken van andere haat Luyfter, foo in taal,nbsp;•Is in fpelkonft, niet inogten komen te vetliefen, en dewylcn fulxnbsp;haar Supplianten na de expiratie van ’t boyengemelte Oüroy, nietnbsp;gepermitteert was, zoo keerden zy Supplianten haartot Ons, on-detdaniglykvetzoekende,dat Wy aan hun Suppliantenin kwaiiteyteonbsp;voorlz. geliefden te vetleenen , prolongatie van het voorfz. Ofttoynbsp;of Privilegie, om de voorfz. Werken , zoo van Tteutfpellen, bly»nbsp;fpellen, Klugten, als anders, reets gemaakt, en ten Toncele gevoert, pfalsnog in het ligt te brengen, en ten Toneele tevoeten,nbsp;den tyd van Vyftieneerftkomende, en agter eenvolgende jaaren , alleen te mogen drukken, en Verkopen, of te doen drukken, en verkopen, met verbod aan alle andere op leekere hooge Peene by Onsnbsp;daar regens te Statueeten, SOO IS ’t, dar Wy, de Saake, ende ’tnbsp;Voorfz. verzoek ovetgemerkt hebbende , ende geneegen weezendenbsp;ter bede van deSupplianten uyt Onze regte weteulchap , Souvetain*nbsp;Magt cnd« Auihotiteyt, de felve Suppliaaten gecoafeoceert, geac-£ }nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;cot-
-ocr page 70-eotdeett, en geoctröyeert hebben, confenteeten , iiccoideeren, eo oöioyeeieii ham by deczen. dat Zy ,geduurende den tyd van Vyf*nbsp;tien eerft Agtcieenvofgende Jaaren, de Werken, die ten diendennbsp;?an het Toneel lects wareii gedrukt, en van tyd tot tyd nog verder in het ligt gebtagt , en ten Toi-.eele gevoett zouden mogen werden, in dier voegen, alszulxbyde Supplianten is verzogt.en hiernbsp;Vooren uytgedrukt ftaat, binnen den voorTz Onzen Landen alleennbsp;zullen mogen Dtucken, doen Diucken , uytgeven ende verkopen,nbsp;verbiedende daaromme allen ende eener, ygclyken dezelve Werken,nbsp;in ’t geheel, ofte ten deele te Dtucken naar te Drukken, re doennbsp;Naardrucken te Veihandeleu, of te Verkopen, ofte eldersNaarge.
¦ dtukr binnen den (elven Onzen Landen te brengen, uyt te geven, ofte Veihaudtien en Verkopen , op Verbeurte van alle de nage*nbsp;drukte, iiigebragtc , verhandelde olte vetkogte Exemplaren, endenbsp;een boete van dticduylend guldens daar en boven te verbeuren, tenbsp;Appliceeten een derde part voor den Officier, die de Calangcdocnnbsp;zal, een derdepart voor den Armen derplaatzen daar het Calus voornbsp;vallen zal, ende het tefteerende derdepart voor de Supplianten, ende dit t’elkens 200 meenigmaal , als dezelve zullen werden agtei-haalt, alles in dien verftande , dat Wy de Supplianten met dezen onzen Ofttoye alleen willende gratificccren tot veihoedingevan hunnenbsp;(chade door het Nadiucken van de voorfz. Werken , daar door innbsp;geenigen deele verft aan , den innehouden van dien te autorifeeten,nbsp;ofte te Advouëren, ende veel min dezelve onder onze protexie, ende bekherminge, cenig, meerder Credit , aanzien ofte reputatie tenbsp;geeven, nemaar de Supplianten in cas daar inne iets onbehooriyk*nbsp;zoude influëien , alle het zelve tot hare Lallen zullen gehoudennbsp;wcezen te vciantwootdeu, tot dien eynde nel Exprefl'ely^ begeerende,nbsp;datby aldien zy dezen Onzen Oftroyc voordezelve Werken zullen willen fteilen, daar vangeenegeïbbreviecide ofte gecontraheerde meutienbsp;zullen mogen maken, nemaatgehoude» wezen, het zclveOftroyin ’tnbsp;geheel, en zonder eenige omiffie daarvoor te dtucken, of te doen druc-Kcn, ende dat zy gehouden zullenzyn ,een Exemplaar vande voorla,nbsp;werken, op Groot Papier, gebonden en welgeconditioneertte brengennbsp;in de Bibliotheek van onze Uni verlitey 1 te Leyden, binnen den tyd vannbsp;zes wecken, na dat zy Supplianten de zelve Werken zullen hebbennbsp;uyt te geeven, op een boete van zes hondert guldens, na expiratienbsp;der vootiz. zes Weeken, by de Supplianten te quot;etbeutentenbehoevenbsp;van de Nedetduytfe Armen van de plaats alwaar de Supplianten wonen; en vooits op peenc van met ’er daad verlleeken te zyn van helnbsp;effeft van dezen Oftroye. Dat ook de Supplianten fchoon by hetnbsp;ingaan van dit Oftroy, een Exemplaar gelevert hebbende aan denbsp;voorfz, OnfeBibliotheek,hy zoo vcitezy geduurende den tydvanditnbsp;Oftroy delelve Werken zouden willen hetdtncken met eenige vermeerderingen of anders , hoe genaamt , of ook in een ander formaat, gehouden zullen zyn wederom een ander Exemplaar van de
femeldeW'erkenGeconditioncctt als vooren,te brengen indevoorfz.
iblicttheek , binnen delelve tyd, en op de boete en penaliteyt; als voren. Ende ten eynde de Supplianten dezen Onzen Confente, endenbsp;Oftcoye mogen genieten, als naar behooren. Latten wy allen ende
cenen
-ocr page 71-tenen ygelyken, dien het aangaan mag, dat zy de Supplianten van den inhoudcn van dezen doen, Laten , ende gedogen , Kuftelijk,nbsp;Viedelijk, ende volkomentlijk genieten ende gebruykeu, cesfeiendonbsp;alle belet ter contrarie. Gegeven inden Hage , onder onzen Groten,nbsp;zegele biet aan doen hangen op denzevenentwintigftenMey, in ’tjaaanbsp;onzes Heeieende Zaligmakers duyfend zevenhondeit agtemwintig.
}. G. V. Boetzelaat.
Ondet ftond, ter Ordonnantie van de Staten.
was getekent
Willem buts,
Lager ftond.
Aan dc Supplianten zyn, nevens dii Oéitoy, ter hand geftelt by ExttadI Authenticq, haarEd. Gr. Mog. Refolutien van den zS.Juny,nbsp;I7SS, en jo. April, 1728, tèn einde om zig daar na te tegnleeren,
De R E G E N T E N van het Wees- en Oude Man« I, NENHüiS hebben ia hunne voorfz. qualiteit, het Rechtnbsp;der bovenftaande Privilegie, alleen voorden tegen woor«nbsp;digen druk, van POMPEJUS, Treurfpetj vergundnbsp;aan Izaak Duim.