I
DON
O F D E
VERWARDE ARGWAAN;
B L T S P E L.
Gevolgt na hctSpaanfche van Don LopES DE Vega Carpio.
i-AJBORE
iPXS'TAN'TIA
TI AMSTERDAM,
By d’Erfgen: van J. L e s c a u. j e , op den Middeldam j naa/t de Vifchniarkt, 1708.
Met Piivilegie,
-ocr page 2- -ocr page 3-AAN DEN
DEN FIEER en Mr.
amp;c. amp;c.
Nooit volprezen Telg der braave Has-selaeren;
Geachte Roem van dit aloud vermaard Gcflacht,
Gewoon het zuiver Recht en Vryheid tebewaaren,
Van ouds met reen bemind, om hun waardy geacht,
Uw Heufeheid belgzich niet, maar zal ons eer ver-fchoonen,
Dat dit geringe Spel aan u werd toegewyd;
Een Spel, dat uit het Spaans, op Nederduitfche toonen, Door ons gevolgd is in onze uitgekochte tyd.
Een hoogvcriicht gemoed ziet nooit zo op de gaaven ’
* a nbsp;nbsp;nbsp;Als
-ocr page 4-Als wel op 't hert van hem, uit wien de giften fpruit,
Zo ftrekt uw gunft, gewoon fleets op dat fpoor te draa* ven,
Ons tot een fchild, waar op de Nyd en Lafter fluit;
Terwy 1 wy voor geen gal van kwaade tongen vreezen:
Want wie is veil iger, dan door de Deugd befchut ? Zo zullen wy met lufl voor de Ouden Stok en Weezen,nbsp;Dc Dichtkunft oeffenen dat die hen flrekt tot nut;
Uw Achtbaarheid wil dit, wanneer 't u lufl doorblaaren.
Dc Hemel fpaare u lang, ö Roem van uwen Stam! En doet u onvermoeid het heilig Recht bewaaren,
Tot Glorie van uw Naam, en nut van Amfleldam.
I
U w Ed: Achtbaarheids
Ootmoedigfle Dienaars
( .
Onder de Zinfpreuk CONStANTU Jif LABORE.
Van de
De Staten van Holland ende Weftviiefland doen te weten, alfoo ons vertoont is by de Regenten van het Burgernbsp;Weeshiiys ende Oude Mannenhuis der Stad Amfterdam,nbsp;en, in diequaliteyt, te famen eygenaers, mitsgaders Regentennbsp;van den Schonburg aldaer, datfy. Supplianten, federtcenigenbsp;Jaren hebbende gejouillèert van onfen Oftroye of Privilegie vannbsp;dato den 19. September 1684. waar by wy aen de Regenten vannbsp;den felven Schouburg, in die tyt, hadden gelieven te conlente-ren, accorderen ende oftroijeren, dat fy, gedurende den tydnbsp;van vyftien eerft achtereen volgende Jaren, deWcrcken, tenbsp;doenmaals ten dienfte van het Tooneelreets gedrukt waren, ende , van tyt tot tyt, nog vorder in het ligt gebracht , endetennbsp;Toneele gevoert foude werden, alleen foudemogendrucken,nbsp;nytgeven en verkopen, nu ondervonden, dat de Jaren, by hetnbsp;voorgemelde onfe Oiflroy of Privilegie genaemt, op den 19.nbsp;September 1699. fouden komen te expireren ; ende dewyl denbsp;Supplianten ten meeften dienfte van de Schouburg , waer vannbsp;hunne refpeftive Godshuyfen onder andere mede moeften werden gefubcenteert, de voorgemelde Vfercken, foo van Treur-fpellen, Blyfpellen als Kluchten, als anders, die reets gedruktnbsp;en ten Toneele gevoert waeren, of in het toekomende gedruckt,nbsp;cn ten Toneele gevoert fouden mogen werden, geerne alleen ,nbsp;gelyk voorheenen , fouden blyven drucken , doen druckennbsp;uytpeven en verkopen, ten eyndedefelve Werckcn, doorbetnbsp;nadrucken van anderen, haerluyfter, fbointael, als fpelkonft,nbsp;niet mogten komen te verliezen, dog dat fulcx aen haer, nadcnbsp;expiratie van het bovengemelde ons Oftroy, en fulcx nae dennbsp;ï9. September 1699. niet gepermiteert foude wefèn, fbo vondennbsp;de Supplianten hun genootfaekt fig te keeren tot ons, onderdanignbsp;va-foekendc, dat wy aen de Supplianten, in hare bovengemelde quaürevt, geliefden te verleenen prolongatie van het voorfz.nbsp;Oifroy ufPiivilegic, ommealloodevoorlz, Wercken, foo van
Treur.
-ocr page 6-Treiirfpellcn, Blyfpellen, Kluchten, als andere, reetsgemaeckt en ten Toneele gevoert, en als nog in het ligt te brengen, dennbsp;tyt van vyftien ecrftachtereen volgende [aren, alleentemogcnnbsp;dnicken en verkopen, of doen druckcn en verkopen, met verbod aen allen andere op feeckere hoge penen, byUEd.Grootnbsp;Mog.daer toe te Hellen, en voorts in communi forma; fois’tdatnbsp;wy de faeckc, ende’tverfbeck voorfz, overgemerkt hebbende,nbsp;cnde genegen wefende, ter bede van de Supplianten, uyt onfenbsp;rechte wetenfchap , Souveraine magt en ainhoriteyt , defelvenbsp;Supplianten geconfenteert, geaccordeertendc geoftroyeert hebben , confenteren, accorderen ende oftroyeren, mus defen,nbsp;dat fy, by continuatie, devoorfz. Wercken, foo vanTreurfpel-letj, Blyfpellen, Klugten als andere, reetsgemaekt en ten Too-neele gevoert, en als nog in het licht te brengen, den tyt vannbsp;vyftien eerft achtereen volgende Jaren, alleen binnen onlen landen, fullen mogen drucken, doen drucken, uytgeven en verkopen , verbiedende daerom allen en een ygelyk, de voorfz.nbsp;werken, in ’t geheel ofte ten deele, naer te drucken, ofte, elders naergedruckt, binnen den felven onfen lande te brengen,nbsp;«5't te geven ofte verkopen, op de verbeurte van alle de naerge-drijckte , ingebrachte , ofte verkogte exemplaren , ende eennbsp;boete van drie hondert guldens, daer en bóven, te verbeuren,nbsp;te appliceren een darde part voor den Officier, die de calangienbsp;doen fal, een darde part voor den Armen der Plactfen daer ’t ca-fus voorvallen fal, en hét refterende darde part voor de Supplianten, alles in dien verftande, dat wv de Supplianten met defennbsp;onfen Oflroye alleen willende gratificeren tot yerhoedinge vannbsp;hare fchade door het naedrucken van de voorfz. Wereken, daernbsp;door in genigen deele verftaen den inhoude van dien te authorife-ren, ofte te advoueren, ende, veel min het feive onder onfènbsp;protextie en de befcherminge eenigh meerder credit, aenlien ,nbsp;of reputatie te geven, nemaer de Supplianten in cas daer innenbsp;iets onbehoorlyks fbude influcren, alle het feive tot haren laffenbsp;fullen gehouden wefen te verantwoorden, tot dien eynde welnbsp;cxprefTelyk begeerende, dat by aldicn fy defe onfe Odroje voornbsp;de voorfz. Wercken fullen willen flellen, daer van geengeab-brevicerde ofte gecontraheerde mentie fullen mogen maken, ne-maer gehouden fullen wcfèn het feive Odfroy in ’t geheel, ennbsp;fttntler eenige Oniiffie , daer voor te drucken , ofte te doennbsp;druckcn, ende dat fy gehouden fullen (yn een exemplaer van alle de voorfz. Werken, gebonden en wel ceconditioneert, tenbsp;brengen in de Bibliotheecq van onfe I Jniverfiteyt tot Leyden, en
dc
-ocr page 7-de daer van behoorlyk te doen blyken, alles op pene van ben efFeft van dien te verliefen, ende ten eynde de Supplianten dcfennbsp;onfenOftroye ende confente mogen genieten als naer behooren,nbsp;laftenwy allen ende een ygelyk , die’t aengaenmag, datfydenbsp;Supplianten van den inhoude van defen doen laften endè gedogen, ruftelyk, vredelyk ende volkomentlyk genieten ende ge-bruycken, ceflerende alle belet ter contrarie gedaen. Gedaeninnbsp;denHage, onderonfengroteZegele, bier onder aen doen ban-gen op den een en twintigfte May in’t Jaeronfes Heer en Zaligmakers, een duyfent fes hondert negen en negemigb.
Ter ordonnantie van de Staten ’ ' SIMON van BEAUMONT.
De Regenten van het Wees-en Oude Mannenbuis, hebban inbaar voorfz. qualiteit, het recht van deze Privilegie, voor,nbsp;DON FELIX DE MENDOZA; Blyjpel, vergund aannbsp;de Erfgenaamen van J. Lejcailje.
In Am[ieldam, den Janmri, 1708.
i
-ocr page 8-i
DonPedro, Koniiig van Arragon, verliefd op El-vire.
DonManrikes, Graaf van T ortoia, Opperveldheer van Arragon.
E L VIR E, Zufter van den Graaf; en Minnaares van Don Felix de Mendoza.
Hippo LI TE, Nicht van Elvire.
DonFelixdeMendoza, Kaftiljaans Edelman; Minnaar van Elvire.
DohCezar, Hoofdman van ’s Konings Lyfwacht. Be.'vtrix, Kamenier van Elvire.
Ramiro, Dienaar van Don Felix de Mendoza.
Lazariljos Z
Gevolg van den Koning.
Het Tootteel is ia Saragojfa.
Pag: I
DON
B L T S P E L,
EERSTE TOONEEL.
De Koning, De Graaf.
De Koning.
Oc! nu’kElvire wil ten hoogften zien verheven ,
En vaft befloot om haar een Bruidegom tc geeven,
Verlaatzy’tHof ? neen, Graaf, dit ismyn reed’lykheid
Te veel misbruikt.
De Graaf.
Ik volgde al ’t geen uw Majefteit Gebood; my n zufter heeft my n brief alreeds geleezen;nbsp;Zy kcerd, en zal van daag in Saragofia wcezen.
De Koning.
’ t Is wel dan; laat ons niet méér fpreeken van ’t voorleên, ’k Neem in Élviraas heil meer deel als ooit voorheen,
Ik zelf wil haar een man verkiezen, dit zal (trekken Tot 1 uifter van uw (tam, en nooit uwe eer bevlekken.nbsp;De Graaf.
’k Ruft op uw goedheid. „ Maar myn vrees groeid méér en ineér.
A nbsp;nbsp;nbsp;TWEE-
-ocr page 10-2 DON FELIX DE MENDOZA,
TWEEDE TOONEEL. DeKoning, De Graaf, Don Cezar.nbsp;Don Cezar.
¦p Ell deftig Ridder uitKadilien, mynHeer,
^ Verzoekt de gunftominet uwMajefteittefprceken.
De Koning.
Men laat hem komen..
DERDE TOONEEL.
De Koning, De GrAaf, Don Felix, Ramiro.
D O N Pe LI X, zichaan de voeten des Konings werpende,
V Orft, wiens moed elk isgebleeken, Die Napels, Arragon, Cicilien gebied.
Duld, dat een krygsknecht, uit Kaftilje, vol verdriet,
Aan uwe voeten fmeckt, datgy hem wilt behoeden, Voor zyn vervolgers, die al te onrecht op hem woeden.nbsp;De Koning.
Sta op, uw wezen toond wat deugden gy bezit,
’k Zal u niet weigeren my n gunft, daar gy om bid, Maarzeg, watvoerduhier?
Don Felix, de Koning een Brief aanbiedende.
Eer ik dit zal ontdekken, Verzoek ik u dien Brief teleezen.
De Koning, den Brief ziende, tegens den Graaf.
Wil vertrekken.
VIERDE TOONEEL.
DeK oning. Don Felix, Ramiro.
De Koning tegens Don Felix.
Wie fchryft my deeze Brief?
Don Felix,
Een Juffer, die ik de eer
Van tot Villarcaal tc ontmoeten had, inyn Heer.
De
-ocr page 11-BLYSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;5
DeKoning de Brief openende.
Haar Naam ?
Dok Felix.
Verbood zy aan haar volk my te openbaaren. De Koning.
„’t Is van Elvire; ’t zien zal my haar wil verklaaren.
De Koning leeji.
Don Felix de Mendoze, een Heer van hoogenjlaat,
Die, door een drang vanrecH, Kaflilien verlaat,
Om ze aan zyn Majelicit, by monde, te openbaaren , Smeekt zeer oatmoedelyke datgy hem wilt bewaarennbsp;Voor zyn vervolgeren, die hem naar 't leevenftaan ;
Hy is uw hulp wel waard door al zyn heldendadn En ed^ Ie deugden, 'kzal diegunft, door hem ontfangen,nbsp;Erkennen of ik-zelf, oVorJi, die kwamte erlangen.
„Elvire kcerd, hy kon my dienftig zyn.
Tegen Don Felix.
Ik ken
Uweafkomfl, ed’lenaart, enwatikfchuldigben,
Myn Hof, Don Felix, zaUi tot een fchuilplaats flrekken. Vrees niet, myn magtzal n uw haaters wel ontrekken.nbsp;Don Felix.
Vorft, kan ik ’t met myn bloed vergelden,’k ben berdd..,, De Koning.
Ik ben genoeg voldaan van uw kloekmoedigheid.
Maar openbaar ons wie dat toelegt op uw keven,
En door wat reden ge u hebt na dit Hof begceven ?
D o N F E L IX.
Nadat veroverd was, volluiftercn voleer, '
’tSterk Antekwerra, en’tryk Mallaga, mynHeer, Blonk Donna Blanche van Toledo my in de oogen;
Zy wierd door myne min tot wedermin bewoogen,
Ze ontdekte my haar hert, tcrwyl ik dag op dag nbsp;nbsp;nbsp;(zag.
Myn hoop en minnewenfeh, met vreugd, vermeerd’rcn Dus lleeten wy een reeks van dagen, zonder vreezen,nbsp;En hoopten haaft ten top van ons geluk te weczen,
A X nbsp;nbsp;nbsp;Wan-
-ocr page 12-4 DON FELIX DE MENDOZA, Wanneer wy hoorde dat Almanzorwas verzeldnbsp;Van’t puik der Moren, en getoogen in het veldnbsp;Uit Jaën, om al zyn geleden hoon te wreeken,
De bloem der Edellién ontwaakte op ’t oorlogsteken; Wy maakte ons vaardig om te trekken tot den ftryd,
Ik moeftmyn minnaares verlaaten tot myn Ipyt.
Wat pcrile myn vertrek al traanen u it haare oogen!
Hoe teder vvaszy, als ik affeheid nam, bewoogea! Toen gaf ik haar een ring, op dat zy altoos aannbsp;My denken mogt, als ty daar ’t oog kwam op te flaan.nbsp;Maar, om uw groot geduld, o VorlT, niet lang te rekken,nbsp;Verkoitikmyn verhaal, ikzartzovcrnietilrekken
Op ’t geen Almanzor____
De Konikg.
Neen, Mendoze, zeg ons wat Eene uitllag dat gevecht en dezen oorlog had.
DonFelix.
Zo haal} wy door ’t gebergt Sjerra Morena k waamen, Wy daar Almanzors heir, voor ons gezigt, vernaamen,nbsp;Wy zaagen haar het veld in menigte beflaan,
H un /landaard pronkte met de Moorfche halvemaan.
Wy Horten op haar in, daar hevig wierd geilreeden;
De Mooren in het eerftc een groote weêrlland deeden, Maar hun kloekmoedigheid bezweek in ’t eind; dies wynbsp;De zeege zaagen llraks gewend op onze zy.
Na die verwinning heb ik my uit ’t heir begeeven;
’k Trok na Toledo; maar ’t herdenken doet my beeven Hoe ik van Blanche wierd ontmoet, haar koel gelaat,
En afkeer, toonden my de elende van myn Haat.
Maar, Vorft, om mync ramp en onheil te verzwaaren. Wou toen het blind geval ’t my klaarder openbaaren.
’t Was op eene avond,als ikzagvan’tHofaftreên (meen DonSanche, eenman, Vorll, die met ons niets had gein ’t oorelogsgevaar, maar was ten Hoof gebleeven,nbsp;Daar hy Heeds leide een los en ongeregeld leeven;
Ik kwam hem nader, ’k zag by’t fakkellicht den ring, DicBhancla», eer ik vertrok na’their, vanmyontling;
Denk
-ocr page 13-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;f
Dciik hoe verbaart ik was! ik fprak tot hem deex’ reden; Myn Heer; een Juffer, die aan my, met dierbaare eeden,nbsp;Een trouwe liefde ïwoer, heeft u niet lang geleêiinbsp;Dien ring vereerd tot blyk van haare trou wloosheên.
Hy fprak, dat raakt my niet, maar ’t zyn gewifTe blyken, Dat uwe liefde voor de mync ver moet wyken:
Ik weder, ’t kan niet zyn, ’k zag haar genegentheid Voor my, haarwedermin heeft' myne hoop gevleid.nbsp;Neen, fprak Don Sanche met verachting; ’t is geloogen.nbsp;Ik heb op Blanches hert veel méér, alsgy, verngoogen,nbsp;Ik ben ’t alleen dié haar behaagen kan, diezynbsp;Oprechte liefde toond, en wéér ontfangt van my.
’k Misprys myn gramfehap, maar, myn Heer, wie zou niet treeden,
Vervoerd door zulk een hoon, ver buiten maat en reden ? ’k Gafhemecn vuiftflag, tot belooning dezer fmaad,nbsp;Mytrotslykaangedaan, hytrok, opdezedaad,
Den degen, riep zyn knechts te hulp, die fluks hem hoorden,
En, door hun groot getal, my zochten te vermoorden; Elk trok ’t rapier, en drong met y ver op my aan;
Doch, door myn rterke toorn, kon ik hen wederrtaan; Myn moedigheid deed my het groot gevaar verachten:
Ik kwetrte hem, de fpyt verdubbelden myn krachten, Hy rtorte neer en viel voor myne voeten dood.
Toen zorgde ik hoe ik bert ontvlieden kon dien nood,
Zy vielen op my aan, myn knecht hielp my verweeren, Entrachte, vol van moed, dien aanval afte kceren,
Tot wy ’t ontkwamen, mits de duirterheid der nacht Myn vlugt begunrtigde, zo dat ik onverwachtnbsp;’t Huis van ecnvriendwon,dieons,zonder tyd verliezen,nbsp;T wee goede paerden gaf, om voort de vlugt te kiezen.nbsp;Dus ben ik, groote Vorrt, in goedheid zo volmaakt,
In’tArragonsgebied, datgyregeerd, geraakt.
Waar in het wreed geval my ophoud na te jaagen,
En my een Juffer, die ik de eer had te behaagen,
Zo gunftclyk ontfing, met myne ramp begaan,
A 3 nbsp;nbsp;nbsp;VYF-
-ocr page 14-6 DON FELIX DE MENDOZA,
VYFDE TOONEEL.
De Graaf, DeKoning, Don Felix, Ramiro.
De Graaf.
quot;CLvire, Vorfl:, komtzoinSaragoflaaan.
De Koning.
Ik ben verheugd dat zy weer is-aan’tHof gekomen. Be7.org dien held, Heer Graaf, die ik heb aangenomennbsp;In myn bcfchcrming; dat Don Felix by u 7y:
Wie hem aan lyf of eer bcfchaadigd, doet het my; Kaftiljes Koning heeft voor hem aan my gefchreeven,nbsp;En fterk vcr7.ocht dat ik hem hier verblyf7ou geeven,
Ik kan niet beter als aan uw getrouwigheid Hem thans bevcelen, wil hem onder uw beleidnbsp;Befchermen regens’t kwaad dat hem mogt overkomen,nbsp;Op dat hy geen gevaar heeft in myn Hof te fchroomen.
D E G R A A F.
In u ten dienft te ftaan ltd ik alleen myne eer.
D E K o NI N G /» ’ï zveggaan.
Ik, dat ik toon hoe hoog dat ik de deugd waardeer.
ZESDE TOONEEL.
De Graaf, Don Felix, Ramiro.
De Graaf.
D On Felix, op ’t bevel myn ’s Kouings, ftel ter 7yden Alle achterdocht, en vrees, ik zal u wel bevryden;nbsp;Schoon d uizend fchooten op u doelden, hoeft gy nietnbsp;Te vreezen, ik zal u bchoên in dit Gebied.
Don Felix.
Myn Heer, ’kbcnuverpligt, ’kv'erban nu alle vreezen, Geen V yan d zal zo ftout, noch zo'vermetel weezen,nbsp;Om my te hoonen daar gy my befchermd.
De Graaf.
Wanneer
B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;^
Zy’tonderftonden zou die flag op u, niynHecr, Nietvallen. Volg meallecn.
Don Felix. '
Wil my de tyd vergunnen
Zo lang, dat ik myn knecht iets zal beveelen kunnen.
ZEVENDE TOONEEL. DonFelix, Ramiro.
Ramiro.
’t’C Ortuintjelacht ons toe, en fchynt nu wel te vreen. Don Felix
Ramiro, ’k achte myn geluk mcêr als voorheen,
Nu ik in myne ramp een fchuilplaats heb bekomen,
Daar ik voor fnood verraad, noch aanval heb te fchroo-men.
ZonieteennieiTwemin, door haar verborgen vlam, Myn boezem blaakte en my al myne ruft benam.nbsp;Ramiro.
Maar hebt gy dan, myn Heer, al uw verftand verlooren ? Waar mengt ge u mede dat u kan de ruft verftooren ?nbsp;Hoor my, volg myne les ,kieft de eenzaamheid, verlaatnbsp;Die zotte liefde, die u mal maakt; indcrda.ad,
Zy zal u brengen tot de zotfte zottigheden.
Leef onbezorgd, datzal ubeftzyn, jametreden.
Gy hebt ervaarenis genoeg, tot uw verdriet.
Kend gy dan noch niet recht het kruidje roerme niet ?
Ik zeg noch cens laat al die zotternijen vaaren ,
En gcefdat over aan die jonger zyn vanjaaren.
Maak uw fortuin eerft, en zie maar naar geld of ftaaf; Een fchoone kan u dan niet miffen, hoe ’t ook gaat,
Dan kenje zoeken die u ’t befte kan behaagen,
En zo gy dat hebt hoeft gy ’t zelf niet eens te vraagen.
Don Felix.
O groote fchoonheid!
Ramiro.
„Aards kwibus!
A 4 nbsp;nbsp;nbsp;Don
-ocr page 16-$ DON FELIX DE MENDOZA,
Don Felix.
Wat kan my
Gcneezen.^
Ramiro.
Wat? de tyd met een glas wyn dair by.
Don Felix.
Ramiro, ga, gy moet terftond van hier vertrekken,
Die fchoone zoeken, en haar uit my n naam ontdekken, Hoe gunftig my den Vord ontfangen heeft, dat iknbsp;Haar dankbaar zyn zal tot myn laatften oogenblik;
En zie of gy kund van dat voorwerp, my zo waardig,
De naam of haar gedacht ontdekken.
Ramiro.
Ik ben vaardig.
Maar daar ’s de JufFer, zo ’k niet mis; ja, ze is ’t, wel aan, Nu kund gy, uit haar mond, het beft haar naam verftaan.nbsp;Don Felix.
Mag ik myne oogen wel gelooven Ramiro.
Ja, voorzeker,
’k Sta daar voor in. Watbenjeeenkluchtige apotekcr!
ACHTSTE TOONEEL. DeGraaf, Elvire, DonFelii,nbsp;Beatrix, Ramiro, Alonzo.
De Graaf.
MYnzufter, dit’s dien Heer, diemyzyn Majcfteit Beval, ontfang hem naar zyn ftaat en waardigheid.nbsp;Beatrix tegens Elvire.
„Hoe! hierDonFelix!
Elvire tegen den Graaf.
Heer, ik zal myn pligt betrachten.
'Tegens Benttix.
„Mynzinnen zyn ontroerd.
Don Felix.
„ Hoe dwaalen myn gedachten.
Ra-
-ocr page 17-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;9
Ramiro tegens Dun Felix.
„ T oond dat gy haar niet kend of alles is verbruid. Beatrix tegens Ehire.
„De Graaf, gelykgyweet, vaart dikwils hevig uit, „Laat toch in’t miiift, dat gy hem ooit aanfchouwde,nbsp;blyken.
De Graaf.
Heer, dit ’s myn ïufter, die van haar kant van gelykcn Uw ramp verlichten zal.
Don Felix Elviregroetende.
Uw broeder, my zo waard. Mevrouw, van zulk een braave en edelmoedige aartnbsp;Verzacht het wreede lot, waar door ik word beftreeden,nbsp;Door zyne vriendlykheid, en edelmoedigheden;
Wat zeg ik ? ’k voel myn hertalreêontlali van leed;
’t Herdenken van myn ramp fchynt my niet half zo wreed,
Nu ik zo aangenaam een fchuilplaats heb gevonden, Waar voor ik ben verpligt die ’t my heeft toegezonden.nbsp;Elvire.
De laft des Konings zal in waarheid, niet in fchyn,
Door mynen broeder en door my gehoorzaamd zyn,
Het (Irekt ons tot veel eer; ’t zal elk op ’t hoogft bc-haagen,
Zo gy in Arragon het eind ziet van uw plaagen.
Don Felix.
Mevrouw, wat ben ik aan uw goedheid veel verpligt; Zo lang myne oogenzien het lieflyk zonnelicht,
Zal ik die weldaSn nooit vergeeten, maar betrachten Om ze onophoudelyk te houden in gedachten.
De Graaf.
De ruft zal nutter zyn voor uw vermoeide leen,
Dan nutteloos den tyd in woorden te befteén.
Myn zufter, wil dien Heer eens na zyn kamer leiden,
Ik moet eens zyn op ’t hof, maar zal niet lang verbeiden.
Beatrix tegens Ramii o. j, Wel, heeft hier onze Brief geen wonderen gedaan ?
A j- nbsp;nbsp;nbsp;Ra,
-ocr page 18-lo DON FELIX PE MENDOZA,
Ramiro te^em Beatrix.
„Javaft, onmogeiyk kan’took niet anders gaan,
„ Als iemand heeft de magt om Vorften te regehreii.
NEGENDE TOONEEL.
De Graaf, Alonzo.
De Graaf.
MYn ïufl:erï,ien wy weer m Saragoflakccren,
Op’tkoninglykbevel, Alonxo, enzyxal Hof met een nieuwen glans bcftraalen over al;
Endeze Prins, verrukt door haar bekoorlykhedcn, Komt veele ontroeringen in myn gedachten' fnceden.nbsp;Alonzo.
Uw vreeze is ongegrond, gy moeftuit’sKoningsmin Iets anders gillen. Heer; dienVorft, wiens hert en zinnbsp;Door liefde is aangedaan tot haar, zal nu licht toonen,nbsp;Dat hy,door ’t huiiw’lyk,haar tot Koningin kan kroonen;nbsp;Ja, zonder nadeel aanzyn Ham ofzyne kroonnbsp;Te doen, vermag hy haar te plaatzen op depzYrrqon.nbsp;Uw Hamhuis, zo vermaard door deugden en dodyblynbsp;kennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:
Van dapperheid, hoeft dat des Konings niét te wykén. De G R A AF.
A Is waar, Alonzo, maar de ftaatkunde eifchtdathy Eene and’re keur doet, tot meer nut der heerfchappy.nbsp;Maar welk een argwaan komt zich voor myn oog ver*nbsp;toonen
’k Vrees dat zyn liefde zal myne eer, en af komft hoonen; Ja, die bevlekken, cnonmooglykkanik’tgeennbsp;Ik vrees vcrhind’ren of vernietigen alleen.
Alonzo in zyn zakke» voelende. nbsp;nbsp;nbsp;^
Slelu geruft. Heer, op Elviraas deugd en zeden,
Haar wysheid,zo beroemd,zal nooit te buiten treeden.... De Graaf.
-Haar deugd! kan die een Vorft, jong, fchoon, cn welgemaakt ,
Ge*
-ocr page 19-B L y s P E L. nbsp;nbsp;nbsp;II
Geduurig kecrcn, die zo zeer in liefde blaakt ?
Gy kend een hert niet door de liefde als ingenoomen,
Noch hoe ver dat die drift.....
Alonzo de Graaf in de reden vallende, en geduurig in zy» zakken voelende^
Ik weet de reft volkomen,
’k Ben onderhevig meer als iemant aan dat kwaad.
De Graaf.
Wat zoekt gy ? nbsp;nbsp;nbsp;'
A L o N Z o nbsp;nbsp;nbsp;Brief uit zyn zak haaiende-
’kZoek... oja,.. dit is zy, in der daad; Ja, aandenGraavevaiiTortoza. ’kwasvolvreezen.nbsp;Of deze Brief, mynHcer, ook mogt verlooren weezen.
DeGraa F naarden Brief geopend hebbende.
’k Zie daar geen naam by, wie of my die fchry ft ? Alonzo.
Dat kan
Ik u niet zeggen, maar zeer wel dat ik die v.an Een bode ftraks ontfing, die....
De Graaf.
Ga, ikzaldicleezen.
De hand is me onbekend ,wie mag den fchryver weezen ?
TIENDE TOONEEL.
De Graaf leed.
CJ\ On Felix is van hier vertrokken, em den hoon
Fe wreeken, diegy aan Don Alvar hebt heweezen; Uy veinjï te vlugten, maar het is om u te dobn ,
Gy hebt van zyne lijl een fnood verraad te vreezen :
Zyn vlagt is maar verdicht, niets por d hem daar toe aan. Den hemel hoede uw hoofd, en doe zyn lift vergaan.
Hoe! komt Mendoze aan my ’t vergceten leed noch wreeken ?
Komt hy my dooden my mifleiden door zyn treken ? Heeft dan de Koning my een moorder toevertrouwd,
Die
-ocr page 20-Die mooglyk heden zal 7.yn wraak, zo trots, zoftout
Volvoeren ? doch ik zal dit wel te vooren komen____
Maar,ben ik wel van ’t kwaad,dat hy heeft voorgenomen, Bewuft ? kan ik my wel verzekeren metreénnbsp;Van’tftukdathybefloot? ’k geloof het niet, oneen!nbsp;Dien aanflag kan geen held, uit edel bloed f^efprooten,nbsp;Ooit hebben by zich zelf beleid of vaft bcflooten.
Dien Brief fchreef moogelyk zyn vyand, op dat hy Geen hulp zou in ditKyk bekomen. Zyn waardynbsp;Diedwingd my, om voor hem omzichtiger te waaken.nbsp;Wat zegt ge elendige, kan uit ’t geheugen raakeiinbsp;De hoon, die Don Alvar door u is aangedaan ?
Toen gy zyn zufter zelf te ontfchaaken hebt beftaan,
En weigerde uw belofte en eed aan haar te houwen,
Zo dier bezwooren, om die Juffer weer te trouwen ? Kunt gy geruft zyn na zo fnoode een euveldaad ?
Neen, twyffelgeenfins, ofDon Felix die bcftaat Dien hoon te wreeken. Kunt ge, ó Hemel dit gehengen,nbsp;Dat my een briefzo veel ontroerenis zal brengen ?nbsp;Moetik noch vreezen voor myn leeven, en my ziennbsp;Myn ruft ontroofd door hem, dieyderkangebiên?nbsp;OVorft! o Felix! die my’thertc zo ontroeren.
Of eer de wraak, die my de ftraf komt toe te voeren: Maar’k wil me ontlatten van den fchrik my toegebragt,nbsp;En flaan op alles, nu ik ben gewaarfchouwd, acht;nbsp;Derhalven vreesik niet voor fchielykegevaaren.
Ik zal myn vyand, is het mooglyk, ftriktbewaaren, Myn woord verbind my, en myne edelmoedigheid,nbsp;Dwingt me om te volgen ’tgeen den Vorft my heeft gc^nbsp;zeid.
Einde va» het Eerjle Bedryf.
- B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;13
EERSTE TOONEEL.
Don Felix , Ramiro.
Don Felix.
RAmiro, wat geluk!
Ramir o.
Al zachjes aan, myn braaven, Dat paerdje moet gy niet ten eerften hart doen draaven.nbsp;Die Juffer, daar ge uw heil, zo onverwacht, door won,nbsp;Dat is de zufler van die hier in Arragonnbsp;Den opperveldheer is: het koninglyk begeerennbsp;Heeft hem verpligt om u tot zynent te 1 ogeeren;
N u kunt gy fpreeken met die Juffer fchier altyd.
Zeg, is dit niet bet geen dat zo uw hert verblyd.'*
D o N F E L11.
Ja, ongelooflyk.
Ramiro.
Maar ’t bedroefd my,’k wil u zvrecren. Don Felix.
Waarom.'’
Ramiro.
Ik vrees men u beminnen zal, of cereii. Don Felix.
Dat wenfeh ik.
Ramiro,
Waar is dat toch goed voor ? maar, wel aan. Dat gy verliefd zyt, wel laat dat zo heenen gaan,
Daar zie ik noch niets in; maar kunt gy haar behaagen, Zie ik, in plaats van heil, vermeerderen uw plaagennbsp;Don Felix.
Hoe dat ?
Ramiro.
Ik vind daar in twee zwaarigheden, die ik, als het viitötfte van onze tanipen, zie:
llci
-ocr page 22-Het eerde, dat uw min de Koning zou verdooren,
De V ord, gelyk gy zelf gehoord hebt met uwe ooren, Die heeft Elviraas brief niet aan den Graaf ontdekt,
Het geen niet weinig u tot z waarigheid verdrekt:
Het tweede, fchoon’t niet is van zulk een groot vermo-^ gen,
Dat fchynt my ruim zo flecht,als’t eerde,wel in de oogen. Don Felix.
Wat is dat?
Ramiro.
Zo de Graaf ziet tekens van uw min,
Zal hy ons zeker doen vertrekken.
Don Felix.
In ’t begin
Zal ik’t verbergen, en het dil doen.
Ramiro.
Wel verzonnen!
Gy hebt al wonder fraai, net, deftig, w^el begonnen; Gy toonde gid’rcn daar de tekens vanzo braaf.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
Ik ben verzekerd, ’kwil’tuzweeren, dat de Graaf Die alnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, hy gaat aan op al uw fpreeken,
Hy wasI^^fRbbiiyk, enonrudig, een kwaad teken. Indien dat^'gy u niet, zelfvan de fchyn, behoed.
Zo mag ik wel in ’t kort oppakken gaan ons goed.
Don Felix.
Zorg daar niet voor, ik zal myn zaaken zo befchikken, Dat niemant nimmermeer my daar in kan verdrikken.nbsp;Maar denk niet dat ik my ontdaan zal van de min,
Die ’k tot Elvire draag: haar fchoonheid is reeds m Myn hert gedrukt, ook zouhetmy totfehand verftrek-ken,
Dat ik myn liefde van die fchoonheid af zou trekken,
Uit vrees van hindernis.
Ramiro.
Ik meen, naar myn vermocn, Dat gy heel wyslyk, en voorzichtelyk, zouddoen.nbsp;Indien gy zin hebt om altvd verliefd te weezen,
B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;IS
Min Hippolite, wiens verliefdheid gy kunt lee^en Uit haar gezigt, ze iswel zofchoon niet als haar nichtnbsp;Elvire, denk maar dat het fcheeld aan uw gezigt,
Ook hebt gy daar in niet zo veel gevaar te fehroomen. Don E e l IX.
Ik kan geen ander, als Elvire, endie volkomen Beminnen....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Ramiro.
Zachj es wat, daar komt Beatrix aan.
TWEEDE TOONEEL. Beatrix, DonFellx, Ramiro.
Beatrix
WAt’sdit, DonFelix? hoe! zo vroeg al opgedaan? Don Felix.
Helaas! Beatrix, myn gedachten niet gedoogen De minde nachtrud, noch het duiten van myne oogen;nbsp;Wie kan toch llaapen die verliefd is gt;
Averechts
V erdaan, de rud is noch veel minder voor haar knechts. Beatrix.
Een JufFer, die gy in Toledo licht liet blyven, Komtudedaap, door deze ontroerenis, verdryven.^nbsp;Don Felix.
De zorgen, die ’k bezit in Arragon, zyn niet Die myn bezaaten in het Kadil jaans gebied.
Beatrix.
Zo mind ge Elvire, ’k heb dat aandopts merken kunnen. DonFelix.
Ja, ’k bid haar aan, en zy kan my dl leen vergunnen Geluk of ongeluk, ze is daar meeltredè van.
Beatrix.
Zobenjevolvanmin?
Ramiro.
Zo vol als ’t weezen h an.
Don
-ocr page 24-t6
DON FELIX DE MENDOZA,
D o N F E LIX.
Zy kan niet grootcr zyn, of immermeer vermeéren. Maar flaapt Mevrouw ?
Beatrix.
Neen, ze is nu bezig met Paleeren, Ramiro.
Ze is mooglyk ongeruft, ofdatgcweeft, nietwaar? Beatrix.
Gy denkt die dingen net, en wectze kant en klaar.
Don Felix.
Maar kan ik haar niet zien, of fpreeken ?
Beatrix.
Naar begecren.
Don Felix.
Wat ben ik u verpligt.
Beatrix.
Wil na de deur u keeren,
Die ftaat maar aan, maar ’t moeft met geen geraas ge-fchiên,
DankuntgeElvire, Heer, al heel gemaklyk zien. DonFeLII na de deur gaande.
Gy kanteen vafte ftaat op een belooning maaken. Ramiro.
Beatrix, naarmydunkt, verftaatzichopdiezaaken. Beatrix.
Vaft. Moet men yder een geen dienft doen als men kan ? Ramiro.
Bekoorelyke, ik zal’t bezoeken, laat ons van De liefde eens fpreeken, op dat gy ’t niet zou vergeeten:nbsp;Zie ik bemin je zeer; voor alles moetje weeten,
Dat ik wel eensjes.....
Beatrix.
Nou, fpreek zonder dat gebruf. Gymindmy, zegtgy?
Ramiro.
Ja, gelyk alle and’re lui._
Ook nu uw Jufifouw en mvn Heer malkander vrijen,
Zo
-ocr page 25-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;17
Zo is ’t de mode ook dat wy ’t doen in deae tijen.' Beatrix.
Gy iy t van zin my te behaagen ?
Ramiro.
Ja; voorwaar. Beatrix.
Ikvrees....
Ramiro.
Wel wat? nbsp;nbsp;nbsp;•?
Beatrix.
Om u te minnen.
Ramiro.
Dat is raar!
Benikzolaelyk?
Beatrix.
Als men u voor geld liet kyken,
Als ge uit gefchilderd waard, dat zou de beurs verryken. Ramiro.
„ Vaft heeft ze zin in my.
’Tegen Beatrix. In waarheid, ’k was alleen,
In gantfch Toledo, die het meeft wierd aangebeén,
Van al de meisjes.
Beatrix.
Hoor, ’k hoor je openhertig fpreeken, En dat bemin ik, en om u alleen een tekennbsp;Tegeeven, zeg ik u, dat ik niet ben van hout.nbsp;Ramiro;
Wel» dat geloof ik wel.
Beatrix.
En nu gy my vertrouwd,
Zo zeg ik u; dat ik nooit iets heb afgeweezen,
Dat my verzocht wierd.
Ramiro.
O! dat maakt elk een gepreezcn. „ Hoe zoet zal ik myn tyd hier flyten met de min!
-ocr page 26-iS DON FELIX DE MENDOZA, Beatrix.
’kNeem myn vermaak,om’t ook te hebben naar myn ^in. Nu wenfchte ik we!, dat gy my dit niet woud ontleggen.nbsp;Ramiro.
Spreek op, mynxoetertje, gy hebt het maar te zeggen; Ik geef u al het geld, dat ik tot nu ontfing.
Beatrix
’k Ben niet begeerig, dat ik eifch is zeer gering. Ramiro.
„Zo is myn geld ook.
‘Tegen Beatrix. Maar, ei laat het my toch hooren ?nbsp;Beatrix.
Ik eifch van u niet meer, als een van beide uw ooren. Ramiro.
Wat wil je?
¦ Beatrix.
Maar een oor, dan is het naar myn zin;
Hier uit zo kunt gy zien, hoe zeer ik u bemin.
Komfny uw oor af, dat ik’t zie, ’kzaldiebydeand’ren Voort leggen, ’k heb’er een dozyn wel by malkand’ren,nbsp;Dat zie ik liever, als een diamanten ring.
Ramiro.
Een oor 1 de droes! achtjy dat voor zo flecht een ding? Beatrix.
Hoe! overlegtgy’tnoch?
Ramiro.
Neen, ’k hoef ^ niet te overleggen; Maar ik verzoek u, dat gy luiftcrd naar myn zeggen:nbsp;Ikgafgeen ftukjevanmynoor, verfta jedat?
Voor al de Juffers, die men vind in deze ftad.
Beatrix.
Ik moet een boodfchap doen, my door Mevrouw be-voolen,
Hou me, als ik weêrkom, uw befluit dan niet vcrboolen.
derde TOONEEL.
Don Felix aande deurvanElvire ^ Ramiro. Ramiro.
Y vraagd my om een oor, hoe! is het ernft of jok ? ^ ’t Was even of zy om een knoop vroeg van mynrok.nbsp;Nu, zozywil, dat ik haar lieven zal of minnen,
Zo moet zy zekerlyk veranderen van zinnen—
Maar, ’k zie de Graaf koiut, en nu vrees ik buiten raad, Hy zal myn meefter zien, och ja! die ginder ftaat,
Dat maakt wat fchynbaarheid, ja zeker, zonder gekken, Dat hy licht eer, als hy gedacht had, moet vertrekken.
VIERDE TOONEEL.
De Graaf, Don Felix, Ramiro.
De Graaf Don Felix verrajfcheade, die aan de deur van Elvires kamer jlaat.
Ie ftond dit toe ? of wat heeft u hier heen gevoerd, Don Felix
Don Felix.
Heer!
D E G R A A F.
Waarom werd gy zo zeer ontroerd? Don Felix
Daar ’s niets dat my ontlleld, of’t allerminft doet vreezen, Dan iets te doen dat u mogr onbehaaglyk weezen.
De Graaf
Watjaagd zo vroeg u aan myn zufters kamer, Heer ? Don Felix.
Ik meende ’t de uwe was, en zocht, Heer Graaf,om de eer Te hebben van myn pligt, hier by u af te leggen.
De Graaf,
’k Bedank u, en kom u, van ’s Konings weegen, zeggen, Dat hy u fpreekcn moet.
Don Felix.
Ik ga, maar’t was my leed,
B z nbsp;nbsp;nbsp;In-
-ocr page 28-2.0 DON FELIX DE MENDOZA,
Indien u dit, mynHeer, gebel gt heeft,’tgeenc ik deed In myne onnoozelheid.
De Graaf.
Mendoze, ik ben tevreden,
’k Verzoek vergiffenis voor de argtvaan die ik heden Heb tegens u gehad.
VYFDE TOONEEL.
De Graaf allee».
W At was zyn meening ? zou Hy de aanflag van den moord, die ik verzekerd hou,nbsp;Volvoeren als de llaap belookenhad myne oogen ?
Maar welk een fchynbaarheid zie ik tot dat vermoogen? Op wat voor gronden fmeede ik zulks in my nen zin ?
Zie ik zyn weezen, zyn gedrag, ’k zie daar niets in:
Zo hy met dat befluit hier was in ’t hof gekomen,
Ik had dat uit zyn doen en ommegang vernoomen.
Ik wil hemfpreeken, hem te kennen geeven, ’tgeen Myn achterdenken voed, cn waar voor ik... maar neen!nbsp;De Koning zou my ftraks befchuldigen van vreezennbsp;Myne eer gedoogt dat niet. Maar’k wil verzekerd weezen.
Alonzó.
ZESDE TOONEEL. DeGraaf, Alonzo.
Alonzo.
HEer?
De Graaf.
Wil in Mendozes kamer gaan, Enzogy wapensvind, van dezen Kaftiljaan,
Zo breng ze aan my.
Alonzo.
Ik ga.
ZE-
-ocr page 29-21
De Graaf aBeen.
IK wil in ’t minfl: niet hoorcn Naar myn vermoên,hy komt niet ftraf baar my te vooren;nbsp;De brief is mooglyk door zyn vyanden verdicht,
En dat ik, volgende myn drift, enmynen pligt, (mert. Hem ombragt, om het geen, dat ik fteeds heb te fchroo-Maar, ’k moet hem recht doen, nooit xal’t worden on-ciernomen.
ACHTSTE TOONEEL.
De Graaf, Alonzo meteenfifiaolejtfles. De Graaf.
WAtvondgy?
Alonzo.
Dit piftool by’t ledekant.
De Graaf.
Geef’t my.
Zyn knecht had die ook iets ?
Alonzo de fles toonende. nbsp;nbsp;nbsp;'
Die fles alleen, diehy ( Voor zyn remedie licht by nacht gebruikt.
D E G R A A F hetfiflool houdende.
Ga leggen
De fles daar gy xe vond.
Alonzo in'tweggaan.
„ ’k Weet niet wat dit wil Zeggen,
NEGENDE TOONEEL.
De Graaf
Gy, die een werktuig xyt, uit de afgrond voortge-bragt,
Gebruikt van bloode, die miftrouwende op hun kracht, Om de allermoedigfte het leevcnslicht te ontrooven,nbsp;Durft Felix op die wyx’myn trouw zo Hecht belooven?
B 3 nbsp;nbsp;nbsp;Is
-ocr page 30-22 DON FELIX DE MENDOZA,
Is dit de vrucht der lorg, die ik droeg voor zyne eer ?
TIENDE TOONEEL. DeGraaf, Elvire.
E L V I Rlt;E.
At maakt u zo ontfteld ? waar toe diend dit geweer ? Gyfchynt ontroerd te zyn, hoe komt dit by, mynnbsp;broeder ?
De Graaf.
Don Felix, die ik moet vcrftrekken tot behoeder, Mynzulter; had dit in zyn kamer, enmyisnbsp;Belaft te zorgen fteeds voor zyn behoudenis.
Elvire.
Dus waakt hy mooglyk, om zyn vyand af te kecren. DeGraaf.
Dit moet ik in hem als voorzichtigheid waardeeren,
’k Ga’tbrengen op zyn plaats; hoewel ’t hem is onnut, Doordien ik door myn magt hem voor gevaar befchut.nbsp;Dit hof zal hem altoos een zeek’re toevlugt weezen,
En op , myn zorg geruft, heeft hy geen kwaad te vreezcu.
ELFDE TOONEEL.
Elvire allee».
W At is uw zwakheid, o Elvire! datgeoutzeid
Uw liefde, eenVorft, die u bemind, en eerd, en vleid;
Zo jong, zo magtig, en datge u komt ovcrgecven, Zelf zonder tegenftant, aan een die gy uwleevennbsp;Voorheen nooit hebt gezien ? o liefde! waarzytgynbsp;Niet magtig toe, door uw groote opperheerfchappy!
TWAALFDE TOONEEL.
Elvire, Hippolite.
Hippolite. nbsp;nbsp;nbsp;(grooten,
Lvire, ik hoor cen Maar, die komt myn vreugd ver-
Mcn
-ocr page 31-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;Z3
Men ïeid uw huuwelyk op heden is geflooten,
Ik acht het van myn pligt dat ik u groeten kom.
, nbsp;nbsp;nbsp;Él viRE.
Wel i wie, wie geeft men my toch tot een bruidegom ?
Hippo LI TE.
Hoe! is’tuonbewuft?
El VI RE.
Ik weet niet van die laaken,
Indien myn broeder ’t zelf my niet bekend komt maaken, Die zo vertrekt, licht is ’t niet naar myn zin.
Hip POLI TE.
Indien
Gy, door’t geluk gevleid, iimogt verheven zien, Mevrouw, dat gy alleen een minnaar kunt behaagcn,nbsp;Wie gy nooit weigren zult hem liefde toe te draagen.
El VI RE.
Zo gy den Vorft meend, wie kan daar geloof aan liaan ? Hippolite.
Men zeid de Koning heeft in u zyn keur gedaan,
En zo dit waar is, ’t geen ik wenfch u mag ontmoeten, Hoop ik my wederom van u te zien begroeten.
Elvire.
Waar van ?
Hippolite.
Myn huuwelyk.
Elvire.
Met wie toch ?
Hippolite.
Met die geen,
Die op u Zyn gezigt geveftigd had alleen.
Elvire.
’kVerftauniet.
Hippolite.
’t Is met Don Felix.
EtVIRE.
Hoe! dit zeggen
Kan ik gcenfints verftaan, zo gy ’t niet uit wilt leggen.
B 4 nbsp;nbsp;nbsp;Hip-
-ocr page 32-24 DON FELIX DE MENDOZA, Hippoute.
Indien dat gy u iiet in Arragon gekroond,
Zo bid ik dat ge ook myn vry moedigheid verfchoond; En, dathy, die u 20 veel liefde droeg voor dezen,nbsp;Mag, door hethuuwelyk, metmy vereenigd weezcn;nbsp;Ik vlei my, dat gy hem verheffen zult, tot innbsp;Eenftaat, die aan de Nicht, van zulk een Koningin...nbsp;Maar, ’kzie, Elvire, dat gy aanhoord al myn redennbsp;Metgrooteafkeerigheid; ja, zelf metmoeilykheden.
Ei. VI RE.
t Isom te antwoorden zonder fpreeken.
Hip POLI TE.
Zo mishaagd
Myn liefde u?
Elvire.
Zo gy ’t weet, waarom daar na gevraagd? Hl pp o LI TE.
Gy mind Don Felix dan ?
Elvire.
’k Zeg, zonder meer te ontdekken, Dat gy die zwakke pees niet al te ver moet rekken.
Dit huuw’lyk van den Vorft, dat gy alom yerfpreid, Dat is een vinding van uw liefde alleen beleid.^
Des wacht u wel, van daar een woord meêr van te Ipree-ken.
Zo uw geneegendheid Don Felix is gebleeken ,
’t Is wel, wy zullen zien wie hem het meeft behaagd: Maar weet, fchikudaarna, dat hy my liefde draagd.
DERTIENDE TOONEEL.
HIP P o L IT E dUee».
Onvoorzichtige! tot hoe ver ging uw reden ?
Zy mind Don Felix, en is van hem aangebeden,
En gy mind, zonder hoop van wedermin! welaan,
Ik zal van deze drift my gantfchelyk ontflaan;
Maar, ’kzie Mendoza, met de Koning, herwaards komen,
if
B L Y S P E L.
Ik ga, onmagtig om myn driften in te toornen.
VEERTIENDE TOONEEL. De Koning, Don Felix.
De Koning.
UW Vorft, Mendoza, fchryft my in uw gunft, zo dat Myne achting aangroeid, die ’k voor u heb opgevat.nbsp;Maar, zeg my, kan de Graaf, u wat genoegen geeven.^nbsp;Don Felix.
Nooit kan ik naar waardy, zyii gunften, zo verheeven, Genoegzaam pryzen: de eer, die ik....
De Koning.
Ik benverblyd;
En volgt de fchooneElvire, ook’s broeders gunftmet Don Felix.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(vlyt?
Zy acht my meerder, Vorft, als myne waardigheden Verdienen; ja, als een die gy, om groote reden,
Haar aanbevooien had.
De Koning.
Gy zond door haar verftand Verrukt zyn, zo gy haar eens had gefprooken; wantnbsp;Men kend haar weerga niet.
Don Felix.
Ik zag daar van de tek’nen, Die ik voorzeker my voor groot geluk mag reek’nen.
De Koning.
Zeg my de waarheid eens. Don Felix, hebt gy ooit Een Juffer zo volmaakt, zo fchoon gevonden ?
Don Felix.
Nooit.
En tot wat luifter dat zich Blanche mag verheffen, Elvires fchoonheid komt haar verre te overtreffen.
De Koning.
Terwyl dat gy my hebt uw hertsgeheim ontdekt,
Heeft myn geneegcndheid, ook van myn kant verwekt, Dat ik niets voor u wil verbergen.
B s
-ocr page 34-26 DON FELIX DE MENDOZA, DonFelix.
’k Weet de waarde Van ïulk een gun ft niet, of die ze immer evenaarde.
„ Maar ’k beef.
De Koning.
Ik min haar, om de deugd die ’k in haar vind, En’t geen haar waardig maakt volmaakt te zyn bemind.nbsp;Don Felix.
Haar groote geeft ftraald zo bevallig uit haar oogen....
De Koning.
Ik kan de waarde v an haar fchoonheid en vermoogen,
En nu gy weet hoe zy myn hert behaagd, zult gy Aanmy een dienfl;doen, die’k zal loonen naar waardy.nbsp;Don Felix.
Uw wil, myn Heer, zal my altydeenwetverftrekken, De Koning.
Wil aan Elv irc myn genegeiidheid ontdekken,
Zeg haar, hoe hoog ik haar waardeere, en hoe’k haar acht,
En wénfcheoinhaar, metu, tefpreeken, deze nacht. Maar, hoe, Mendoza! hoe! veranderd dit uw weezen?nbsp;Ik kan de ontroerenis uit beide uwe oogen leezen.
Spreek , fpreek.
DonFelix.
De Graaf kon my van groote ondankbaarheid Befchuldigen; hy, die geduurig is bereid,
Voor myne zekerheid te waaken, * mogt verdenken,
My ne ommegang, al s of ik zocht zy ne eer te krenken. De Koning.
Heb daar geen zorg voor: weet, dat ik Elvire niet Zal trouwen, dat myn oog op grootcr zaaken ziet;nbsp;Want ik, tot welftand van myn volkeren en vrinden,nbsp;My aan deinfante moet vanPortugaal verbinden; (wantnbsp;Ook kan myn liefde, de eer des Graafs'nooit kwetzen,nbsp;Zulk een uitfpanning neem ik tot vermaak ter hand,
Op dat ik, als ik ben vermoeid van’sRyks bellieren, Myn zwaare zorgen kan een wy 1 den teugel vieren.
Ga,
-ocr page 35-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;17
Ga, fpreek Elvire aan, uit myn naam,verzoek datzy,
In deze aanftaande nacht, gu nd haar bezoek aan my;
’k Zal onder haar balkon, metualleenig, komen, ^
Dit kan in ’t minllc tot uw jiadeel zyn genomen.
Een dieeenfchooiie mind om haar verltand en deugd,
Vind in haar onderhoud alleen de grootfte vreugd.
Gy hoeft haar antwoord my niet mondeüngte brengen,
De tyd wil noch niet die gemeenzaamheid geheugen;
De Graaf, die uit zyneaard miftrouwendeis, zou licht Dit aanzien, even als een zaak van groot gewigt:
’k Wildatvermyden; volg in alles myn beveelen.
En wilt my door een briefden nitflag mededeclen.
Don Felix.
Ik zal met lull voldoen het koninglyk bevel. VYFTIENDE TOONEEL.
Don Felix alleen.
^ Hemel! welk een py n en fmert kon ooit zo fel 'k^Alle ongelukken, die me ontmoeten, evenaaren?nbsp;’kZie hoe my Blanche kwam haare ontrouw openbaaren,nbsp;En daar ik deze drift ontv 1 ugt, verval ik innbsp;Een nieuwe liefde, ik heb een Vorft, die ik bemin.
Tot medeminnaar! maarik zal niet méér bedryden ^
Het nootlot, dat my al myn voorfpoed komt benyden. ’kZal, volgens zyn bevel, Elvirezeggen, ’tgeennbsp;Zyn wil is, enzozy volgtzyngenegendheên,
Zal ik myn droevig lot doen einde met myn leeven. Engy, o vrienden van Don Sanche, voortgedreevennbsp;Tot myn verderf, vervolgt my langer niet, deez’zaaknbsp;Zal zelfs u, door myn hand, verfchafFen dubble wraak.
Don Felix, De Graaf.
D E Graaf in'tuhhmen.
„’k'7 leFGix daar; maar zacht, ik moet bedekt hem ^ hoorei!;
Don
-ocr page 36-28 DON FELIX DE MENDOZA,
Don Felix zander de Graaf t* zie».
Zo komt uw vyand nooit u wederom te vooren,
Gy Wild zyn dood „ maar ik zal zelfin deze nacht U w wenfch volkomently k zien, naar uw wil, volbragt.
De Graaf zonder dat Felix hem ziet.
„ Ontrouwe!
D o N F E L I X.
Hoe word ik vervoerd, hoe fel beftreeden!
Da» Felix de Graaf verneemende. Maar, ’k zie den Graafveel licht zo hoorden hymyn reden.
De Graaf.
Wat kwelden, Felix?
Don Felix
’t Droef herdenken van myn leed Kan ik onmoogelyk verbergen, dies zo weetnbsp;Ik gantfeh geen middel dat my zal ontlallen kunnen,
Als maar alleen te zyn: ’kbid, wil my dit vergunnen.
zeventiende tooneel.
De Graaf alleen.
ZYn fchelmftuk is ontdekt. Al ’t geen ik kwam ver-ftaan
Verzekeringen zynaan Don Alvar gedaan.
Ik ga om’t aanftonds aan den Koning te openbaaren,
Op dat ik daar door van Don Felix te bewaaren Ontflaagen werd; en ik, nazovecltegenfpoed.
Een zoete ruft, en geen ontroernis meer ontmoet.
Einde van het Tweede Bedryf.
B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;29
EERSTE TOONE EL.
De Koning, De Graaf.
De Koning-
GY kunt niet', iegtgy, voor Don Felix langer waa^ ken?
De Graaf.
De hinderingen van myn huiffelyke zaaken Beletten my, dat ik voor zyne veiligheidnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, , . j
Meer zorgen kan, myn Heer, met dat vereifcht beleid; Dies bid ik dat gy my wilt van die zorg ontbinden.
Ik ben niet de cenige die ge in uw hof zult vinden,
Die, naar uw wil, metvlyt, zyn zorgen zal befteên; Ook (trekken my, o Verft! al die hoedanigheên,
Die ill Mendoze alom uitblinken, tot verfchooning; Zyn jongheid , fchoonheid en verftand , kon my , onbsp;Koning!
Dit doen verwerven, zo myn zufter al te zeer—
De Koning.
’k Verfta u, Graaf, gy vreesd voor kwetzing in uwe eer. De Graaf.
Mishaagd u dit, myn Heer, ofinaaktu dat verbolgen? De Koning.
’t Mishaagd my dat ik myn beveelen niet zie volgen. Indien dat u de laft van P’elix valt te zwaar,
Hoezoudgydanalsik, in’tdringendftegevaar.
Uw had een poft vertrouwd,in ’t oorlog met de Mooren, Die dan verdedigen of houden naar behooren,
Daar gy u zoekt te ontflaan van ’t zorgen voor een man, Die een van uw gezin, desnoods, befchermen kan ?nbsp;Waaromme kunt gy dan Don Felix niet bewaaren ?
Zo ’t andre zaaken zyn, wil ze aan my openbaaren;
Zeg my de reden toch, waar door het blyken zou; Want dit acht ik alleen de tekenen van trouvs??
Dt
-ocr page 38-30 DON FELIX DE MENDOZA,
De Graaf.
Men fchryft my, hy heeft zich uit Arragon begecven, Alleen met dat befluit, om my te neemen’t leeven.
De Ko nin g.
Datzyn de treken van vcrraaders, dit alleen Doetzicn de uitwerkzelen van haareontrouwighedn.nbsp;Lees wat de Koning van Kaftilje van zy n zaakennbsp;My weetendoet, dien briefza! zulksu kenbaarmaaken.nbsp;’t Rechtvaardigd al zyn doen, en’t dwingd u, dat gy moetnbsp;Verzekerd weezen van zyn groote tegenfpoed.
TWEEDE TOONEEL.
De Graaf alken.
r\ Oor welke ontroeringen dat ik my voel beftreeden, ^ Ik wil dit leezen, otn myne achterdochtighedennbsp;Nu te eindigen, en zien wat achting hy bezit,
In ’t Kafliljaans gebied; dcez’ brief die zal my dit, .Doordien dat hy is door des Konings hand gefchreeven,nbsp;Op ’t allerzekerfte te kennen konnen geeven.
Hy leesd.
Indien Don Felix ^Wor^in uw heroemdenjlaat,
Een wyk zoekt, en uwgunjl hem flrekt tot toeverlaat ^ Zalik't zo hoogals ofik'^t Zelf genootwaardeeren ^nbsp;Door dien ik hem moet om Zvn ed^ie deugden eer en,
En groote dapperheid, die 'k naar waardy erken;
Ook is zyn vrtder in myn dienflgefneuveld; en Hy hoeft voor geen verraad of ongeval tefchroomen^nbsp;Wanneer als hy maar mv befcherming zal bekomen.
Den hemelfpaar uw lang.
Wat grooter zekerheid Kan ik verwachten! ik ben aanftonds ook bereidnbsp;Hem voor myne achterdocht vergiffenis te fmeeken;
De reden, die ik hem alleen heb hooren fpreeken,
Had een heel andren zin als ’t by my was gefpeld.
B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;31
Hoe gaerne hadden zyn vyanden ’t 20 gefteld.
Dat myne toornigheid, in hem hun wit mogt treffen; Maar’k tracht hem, als myn vrind, ten hoogft en te verheffen ;
’k Wil waaken voor iyn heil, die pligten neem ik aan, Wyl ik ’t benfchuldig, tot het onweêr is vergaan.
derde tooneel.
De Graaf, Don Felix, Ramiro.
DonFe Lix ftil tekens Ramiro.
„ TJ Oe! moet ik hier den Graaf op deze plaats ontmoc-*¦ nbsp;nbsp;nbsp;ten ?
De Graaf.
„ Mendoza komt, ik zal, naar mynen pligt, heni groeten. DonFelix, ik verzoek onfchuldiging, datik.
U moet verhaten, ’k moet den Vorft dit oogenblik Dcez’ brief behandigen.
Don Felix.
Myn Heer, de waare teek’ncn Van de achting, die gy tooud, ik my naauw toe durfnbsp;reek’nen.
VIERDE TOONEEL. DonFelix, Ramiro.
DonFelix.
T Ndien ik iets kan uit de trekken, van ’t gelaat Des Graafs befluiten, is hy nu in beter flaat;
Myn liefde fchynt aan hem geene achterdocht tc gecven, Myn reden heeft hy niet gehoord, die ik zo even,
Als hy my naderde, noch voerde, daarom kan Ik vry geruft zyn; wat zeid hier Ramiro van .gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/
Ramiro.
Watdatikzeg, Heer, dat men weinig uit het wcezen Van eenig hoveling kan zyn gedacliten leezen;nbsp;Demenfchen, als gy weet, beloovendikmaals veel.
Om
-ocr page 40-Om haar een niemendal te geeven tot haar deel.
Don Felix.
’t Is waar, maar hoe het is, ikmoetinaldiezaaken Zyns zufters nu alleen myn voordeel zien te maaken :
Ik ga haar fpreeken.
Ramiro.
Houd; ze ontneemt die moeite u, Heer. Don Felix.
Ga; als zy weg is komt hier, zonder toeven, wéér.
VYFDE TOONEEL, DonFelix, Elvire.
El viRE.
IK dacht myn broeder hier op deze plaats te ontmoc-DonFelix. nbsp;nbsp;nbsp;(ten,
Mevrouw, hy is terftond den Koning gaan begroeten. Nu kan ik mynen lall volvoeren, die aan mynbsp;Is toevértrouwd, hoe zeer verdrietig die ook zy:
De Koning wenfcht met my u deze nacht te fpreeken. Elvire.
Zoblyftgy in uw pligt, naar’tfchynt, niet in gebreeken?
DonFelix. nbsp;nbsp;nbsp;(ontflaan;
De pligt uws broeders dwong me om my daar van te Maar ’s Konings wil, Mevrouw, heeft deze pligt weêr-ftaan;
Hy mind u, fchoone Elvire, en gy kunt met gedachten Geen grooter tekens van genegendheid verwachtennbsp;Als dit te aanfehouwen.
Elvire.
’k Zie Don Felix dat uw min Geweldig zwak is, dat ge u zelf laat voeren innbsp;Een zaak, die gy om uw belang moet tegenftreeven,
Ja, eer voor dit geval te waagen zelf uw leeven.
Een minnaar’t allermeeft moet vreezen dat hy niet De minfte toegang van zyn medeminnaar zier.
Kan deze liefde in u geen jaloezy verwekken ?
De liefde die men niet tot zo ver uit ziét ftrekken,
Is
-ocr page 41-Is enkle vriendfchap. ’k Zie dat gy in uw beleid U zelf verzekerd houd van myn llandvaftigheid;
Maar door de tekens die ik in u kom te aanfehouweri ^ Ben ik ten hoogde aan u verpligt en zeer gehouwen:nbsp;Maar denkt gy niet dat ik een vrouw ben, en dat iknbsp;Den Koning minnen kan, zelfs op een oogenblik ?nbsp;Don Felix. ,
Wildieverwytingen, zoonrechtmaatig, Ipaaren-Indien ’t my mooglyk was myn hert u te openbaaren, Gyzouddedood’lykeangft, dieikmoetlyden, zien.nbsp;Na dat de Koning dit met ernft my kwam gebién,
Kan ik niet zeggen wat al fmert ik heb verdraagen.
Klaar, ach, Mevrouw, ik moet myn ramp alleen be« klaageil,
’k Moet veinzen of vergaan, of koopen dit vermaak Tot zulk eendierb’renprys, hoe zeer Ik daar naar haak.nbsp;El VI RE.
Bedriegt gy my niet ? zeg, Mendoze?
Don Felix.
Ik u verleiden!
Kend ge uw bekoorlykheên dan niet,die zich verfpreiden ¦ Door ’t gantfeh Heelal, daar ze elk in ’t mingareel doennbsp;gaan,
En wenfehen in uw dienll en fchoonheid te vergaan ? Maar, fchooneElvire, wat kan ik van u verwachten?nbsp;Zult gy begunftigen myn wenfehen en gedachten ?
Kan ik my vlcijen dat Mendoza van u werd ?...
E L v l R E.
Die minnaar, die alleen ’t gebied voerd in myn hert,
Is niet daar Arragon de wet moet van ontfangen.
’k Zeg ute veel. Vaarwel, uw eigene belangen Verbinden my, dat ik n w medeminnaar moetnbsp;Geduurig fchuuwen; maar’k wil gy hem hoopen doet,nbsp;Dat hy ’t bezoek, dat hy verzocht heeft, zal ontmoeten.
D ON Felix aan baar vgeten vallende. Mevrouw,wat grooter gunftlduld dat iknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uw voeten..
34 DON FELIX CE MEND02z\,
El VI RE.
Myn broeder kon ons licht verrairchen, Heer; ik ga.
, ZESDE TOONEEL.
Don Felix alleen.
¦ nbsp;nbsp;nbsp;los geval, waar van ikfinaakte alle ongenaS,
'^’kHou op om over al uw wreedheid meer te klaagen! De rampen die gy my, zo wreed, hebt doen verdraagen,nbsp;Beloond gy ruim genoeg, doordien dat ik bevindnbsp;Dat my Elvire zo volmaakt als teder mind!
ZEVENDE TOONEEL. DonFelix, Ramiro.
Ramiro.
Y fchynt verheugd, ’k geloof het wel ftaat met uw zaakpn.
Zo heeft Elvire u dan een pleifterkonnen maaken? DonFelix.
’kDacht de ongelukkigfte te weezen van ’t Heelal;
Maar nu gelukkig door dit wenfehelyk geval.
Ra m i r o..
Daar bcnikblyom; maar let wel, datdooruwteemen De Koningnoch de Graaf van dit geluk verneemen;nbsp;Want anders was dit van een korten duur.
Don Felix.
Welaan,
Geef my papier en int.
Ramiro.
’k Zie ’t daar op tafel liaan.
Don Felix.
Ik zal terllond een briefzo aan den Koning fchryven,
Die gy beftellen moet; maar niet lang weg te bly ven.
Don Felix Zet zich aan tafel om te fchryven, wanneer een groot gerucht van vechten metnbsp;degens achter het Tooneelgehoord werd.
' nbsp;nbsp;nbsp;Ie*
-ocr page 43-3S
J3 L Y S P E L.
femant achter bet ‘Xooneel roepende.
Help! help!
Een ander.
Verraader i
Een ander.
Schelm!
Don Felix opfiaande.
’k Moet 2ien wat dit gerucht Bcduit, licht raakt het my, ik ben daar voorbedacht.
Ramiro Don Felix volgende.
Ik volg u. Zo men moet, als met Don Sanche, vechten, Zo zult gy zien, myn Heer, wat dat ik uit zal rechten.
Don Felix en Kamiro aan de eene zyde binnen , en de Graaf komt aan de andere zyde uit.
ACHTSTE TOONEEL.
De G R a .AF alleen.
Adatik’sKoningsbriefgeleczenheb, zo ben Ik veel g^rufter.
Hy ziet op de tafel den brief die Don Felix had begonnen te fchryven.nbsp;Maar wat zie ik 1“ hier door kennbsp;Ik zyn gedachten klaar ontdekken, laat ons Icezen;
’k Zie weinig regelen, maar ditgenoeg zal weeien.
Hy leesd.
'k IVende alles aan om my te kwyten in myn pligt,
Naar myn belofte, maar heb noch mets uitgericht,
De Graaf op alles lef, maar, na een weinig beiden, Zal ik zyne achterdocht, hoe fcberp , naar wenfch misleiden.
Wat nieuwe ontroerenis! daar ik het einde dacht Van myn gevaar te zien, vergroot het onverwacht!
Hy herleesd het voorige.
Kan ik noch twyfelen aan zyne ontrouwighedcn ?
’k Was reeds vermoord, zo ’k niet gelet had op zyn tree-
den...
C i nbsp;nbsp;nbsp;Maar
-ocr page 44-HM
36 DON FELIX DE MENDOZA,
Maar wat moet ik nu doen, in deze ontroerden (laat, Om af te wenden het volbrengen van’t verraad ?
’k Zal onder dit gefchrift iets fchryven, ’t geen zal ftrek-kcn
Om hem te toonen, dat ik wifl: zyn hert te ontdekken.
Na dat hy gefchreeven heeft.
Ik hoor hem komen; dies ik ga, op dat ik niet Ontdekt word, en hy my in deze kamer ziet.
NEGENDE TOONEEL.-Don Felix, Ramiro.
Ramiro.
As maar een kweftie van de knechts, die nooit mankeerde,
Wanneer de wyn in haar een weinig opereerde,
Dat beurt my ook wel als de drank my klimt in ’t hoofd, ’k Ben, als de drommel, dan zo kouragieus.
Don Felix.
’k GelooPt.
Maar laat ik nu myn brief voleinden, naar behooren. Maar,hoe! Ramiro,hoe’hebik’tverftandverlooren?nbsp;Of kwam hier iemant in, na wy zyn uitgegaan.'’nbsp;Ramiro.
Dat weet ik niet.
Don Felix.
Ik zie hier andre letters ftaan,
Als die ik daadlyk fchreef, wie of dit kon bedryven ? Ramiro.
Is ’tmoogelyk! maar, zeg, kan ook de Nikker fchryven? Ei, zie eens wat hy heeft gebrabbeld, lullig, braaf.
D o N F E LIX/eeid.
Hou Jla»d, Do» Felix; 'u/ant de wette»
Der gaflvryhetd geheiligd zyn •
Des wil u niet beitoed'len noch beCmette»,
Mtt
-ocr page 45-Met iets het geen u Zelf verjlrekken mogt totpy»; Een edelmoedig hert vond daar in zyn behaagen.
En heeft die ceuwiglyk groote achting toegedraagen.
Ramiro, ach! ik ben verlooren!
Ramiro.
Was de Graaf,'
Die Nikker? hoe!
Don Felix.
FIdaas! hy kwam het al te ontdekken. Rami R o.
U w onvoorzichtigheid kandie tot zo ver (trekken,
Dat gy een brief begint, en die niet fluit? al wat U hier door overkomt is recht, verfta je dat ?
Hoor, wat een wys man eens gezeid heeft van die zaakcn, Dat zal u leeren daar uw voordeel meê te maaken.
Don Felix almymerende.
Wat moet ik doen ?
Ramiro.
Men had geen grendel noch geen (lot Noodzaak’lyk om een deur te fluiten, maar die totnbsp;Het fluiten'van een brief hoognoodig; die bewaarennbsp;De grootftezaaken die men nooit magopenbaaren.
Zeg, had hy geen gelyk ? wat kwaad, wat onheil zag Men rnenigmaal daar door niet komen aan den dag ?
Hoe veel heeft daar door de eer der vrouwen wel geleden ?
En hoe veel mannen vaak door deze zelfde reden Ondekten klaar, dat zy...
Don Felix.
Ja, ’kzalzoaanftondsgaan De Koning vinden, en hem doen die ramp verdaan.nbsp;Maar, ’k zieden Graaf, ik hebmy zelf niet in vermogen,nbsp;pn derf iiiet, zo ontroerd, verfchynen vodr zyne oogen.
C3
38 DON FELIX de MENDOZA,
TIENDE TOONEEL. DeGraaf, Elvire.
. D E G R A A F.
JA, zufter; ja, ik kan’t niet meer verbergen, neen!
Ik werd door onruil op het doodelykft beftreên;
Ik kan hem niet, ’t is my onmooglyk, meer bewaaren, Hyfieldmynleeven, enmyneeer, inveel gevaaren.
, Elvire.
Gy vreeft dan, zegt gy, voor uw leeven en uwe eer ? De Graaf.
Wat kan ik denken van een man als hy, zo zeer Te duchten ? gy zyt fchoon, hy wel gemaakt van leeden,nbsp;Kan iets ter waereld ooit een hert, zo zeer beftreeden...nbsp;Elvire.
Elk cerd de waarde van ons oud beroemd gedacht.
TJwe eer en uwe deugd zyn reeds zo ver gebragt,
Dat niets zulks fchaaden kan; Don Felix zal niets konnen Volbrengen, gy hebt hem door goedheid overwonnen.nbsp;De Graaf.
Ik wantrouw hem, ’k 1 et op zyn treên; na ’t oogenblik Dat ik hem zag aan uw vertrekdeur ftaaii, heb iknbsp;Hem (leeds verdacht, als ofhy toelei op myn leeven.
En eer, want hy my daar toe reden heeft gegeeven.
Dat hy op u vry denk, maar noch zo vry niet Icefd,
Dat hy,mynzu fier, tot uw kamer toegang heeft. Elvire.
De JufFers niemant doen in haare kamer treeden Wanneer zy bezig met paleeren zyn ofklccden,
Want iets dat maar misdaat of aan het oog verveeld, Benadeeld ’t fchoon. waar van dat zy zyn mee gedeeld;nbsp;En deze tyden, noch de zeden niet gedoogennbsp;Als enkleficrfcls, en om fchoon te zyn in de oogen. .nbsp;DeGraaf.
Om u te zeggen wat ik denk, Elvire,’k meen Hy op myn Iceven gdat, ’k ging in zyn kamer treên
-ocr page 47-Daar in ik zyn geweer, en ook een doos vond leggen Met deze Af bceldfels.
Hy gerft Elvite de doos. Elvire.
Hoe! myn Heer, wat wil dit zeggen? ’t Is licht van haar, die hy laatft in Toledo liet.
D E G R A A F.
Ookzyn Afbeeldfel, datalsnadiefchooneziet. Elvire her» de doos^ zonder te u^encn^^vecrgeevende.nbsp;Myn Heer.
De Graaf.
Hoe! zyt gy niet benieuwt zyn beeld te aanfchouwen. Elvire.
Ik heb die zwakheid niet gelyk veel andre vrouwen.
De Graaf.
Maar, zufter, gy verbergt voor my iets, fchoonikzie ’t U aangebooren is, vreeft gy niet, dat door dienbsp;Ontveinzing, de achterdocht meêr op myn hert mogtnbsp;winnen i
Elvire,
Om die gedachten gantfch te bannen uit uw zinnen,
Zo geef ze aanmy.
De Graaf.
Dit fteld myn hert geruft, zie daar. Elvire de doos openende, en de afbeeldfels beziende.nbsp;Wat groote fchoonheid! en welke oogen! en wat hair 1nbsp;Wat aangenaamheid in het weezen! welke trekken!nbsp;Don Felix liefde fchynt zelf zyn gezigt te ontdekken,nbsp;’tBiyktofhy, heel vervoerd, in haare liefde blaakt!nbsp;Wat is dat J uffers kleed ook fierelyk gemaakt;
Dievan Kaftilien ons daarin overtreffen; nbsp;nbsp;nbsp;lt;
De fchilder kon, naar ’t fchynt, haar fchoonheid niet ver-De Graaf. nbsp;nbsp;nbsp;(heften.
Geef my de doos weérom.
Elvire.
Vergun dat ik die mag,
Het kiced bekoord my, ’kzarerzocenlaatenmaakea-Laat nu alle achterdocht xo ver uw hert niet raaken Datgy hetweigerd.
De Graaf.
Ach! ik voel myn hert beftreên Door andre dingen, die myn ruft in ’t algemeennbsp;Verhindren.
Elvire.
Zeg ïe aan my, of ik u raad kon geeven.
\ nbsp;nbsp;nbsp;DeGraaf.
In ’t kort zult gy verftaau waar door ik word gedreeven.
Elvire alleen.
HY mind; een ander is’t die nuxyn hert gebied.'
O Liefde! is ’t moogelyk! geeft gy xo veel verdriet ?
Zy üpend de doos, en beziet de Af beeldfels. Die trekken toonen my genoegzaam in xyn wezennbsp;Zyne ontrouw, maar ik moet eens deze letters leezen.
Zy leesd.
Ik Felix, hen verbonden aan De fchoone Blanche, wiens vermoogfrinbsp;Alle anderen doet achterjïaan,
Des is het ydel al hun foogen.
Vcrraader zult gy my bedriegen, daar uw hert Is in de flrikken van eens anders min verwerd ?nbsp;Wateifchtgy vanElvire ? en waarom my op heden,nbsp;Door valfchc tederheèn myn gunft noch afgebeden ?
Ik wil zyn liefde en zy n genegendheid voortaan Verachten, voor altoos my van die drift ontflaan.nbsp;Gntropwe! ’t is genoeg uw Blanche hoog te roemen,nbsp;Gy lecfd om haar alleen, geen fchy n kan dit verbloemen.
4*
TWAALFDE TO O NEE L. Elvire, Hippolite.
Hippqlite.
Yfchynt ontftelt, Mevrouw, wat is hier deoorzaak van ?
Bemerkte gy iets dat uw liefde hindren kan ?
Elvire. nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;
Ei, fpreek my van uw liefde, en wil my niet verbergen Zyt gy niet moeijelyk om dat ik u kwam tergen ?
quot; H 1 P P o LIT E.
Maar, hadikgccngeiyk?
Elvire.
’k Moet u uit deze ftrjk
Endoolingtrekken, weet, ja weet, Mevrouw, dat ik My van Don Felix wil ontflaan, nooit aan hem denken;nbsp;Want dit was’sKonings min en zy n gezag maar krenken.nbsp;Bemin den Kaftiljaan, ’k zal u in dat vermaaknbsp;Niet tegen zyn, alleen rnoet ik ü deze zaaknbsp;Ontdekken, dat gy, om van hem te triomfeeren,
U met een Juft'er van Kafiilje moet verweeren, Dieinzynhcrtrcgeerd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Z’j toond Hippolite de Af beeldfelsk Ditfchildcry dat doet
Genoegzaam blyken wat gy hier van denken moet.
Zy leesd de vier regels die onder dc Af beeld-JelsJlaan., en gaat weg. Hippolite.
Elvire, hoor, een woord.
DERTIENDE TOONEEL,
Hippolite aüeen.
Ygaat, enweigerddeooren Te leenen. Wat rnoet ik,van ’t geen my kwam te vooren,nbsp;Befiuiten.^ moet ik nu verheugd zyn ofwel niet?
C y nbsp;nbsp;nbsp;’k Dacht
-ocr page 50-42. DON FELIX DE MENDOZA, ’kDacht een meêminnaares te hebben, o verdriet!
Maar ’k vind ’er twee, en die bemind! van de andre zyden Zo komt haar afftaan van Mendoïa, my vcrblyden;nbsp;Maar, kan’twelzyn, dat zy zo licht ter zydenfteldnbsp;Haar liefde ? mooglyk dat de jaloezy haarkweld.
Wat is daar aan, ik mag Don Felix vry beminnen.
Laat ikmyn voordeel doen met haar ontroerde zinnen, En ftellen in het werk wat tot myn heil kan zyn,
Tot ik het einde ziè van myn verdriet en pyn.
-ocr page 51-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;43
De Graaf, LazarilJos.
G
Ja-
De Graaf.
Y zegt, deKoning zcndommyterftondtefpree-Lazariljos. nbsp;nbsp;nbsp;(ken?
De Graaf.
Breng me een fpicgel op dat my niets komt tc ont-breckcn.
Lazariljos defpiegelhoudende,, terivyl de Graaf zich verjierd.nbsp;GantfchSaragofla is verheugd, nu zy dien dag
Befchouwd, waaropdcVorftheteerftezonlichtzag, Wil nu gelyk ’t behoord uw waardeaan elk doen blykennbsp;En al uw droefheid voor het minft doen van uw wy-ken.
De Graaf.
Ik kan die drift niet van my wenden, neen.* oneen!
’k Word van een droefheid,/ die tedoodlyk is, beftreén.
TWEEDE TOONEEL.
Don Felix, Alonzo, Dé Graaf, Lazariljos.
Don FélIX tegensAlon'.yoin'tinkome»,
At doet de Graaf?
A LotiZ o tegens Don Felix,
Hy heeft gedaan met zich te klecden. Don Felix tegens Alonzo.
Is liy oin’t geen tc nacht gebeurd is ook tc onvreden ?
A L o N Z o tegens Don Felix.
Van’t degens trekken? neen, ’kdenkdathymoeilykis, Om dat hy deze nacht den Koning zag, naar ’k gis,
Dicht
-ocr page 52-Dicht by’t balkon, Heer,van zyn ziifter. Maar gy toonden Wat dapperheid, wat deugd, Don Felix, u bewoonden;nbsp;’t Geweer moet goed lyn, ’t geen dat gy daar draagt op zy,nbsp;Indien ik u 7,0 veel dorft vergen, dat ge aan my.
Met uw verlof, my cens uw kling laat zien.
Don Feu X Z)n degen trekkende^ en die Alonzo toonenie.
Zeergaaren.
’t Is van de befte die ooit in Toledo waaren.
De Graaf in den fpiegel Don Felix met een bloote degen ziende.
Verraader, watwiltgy beginnen.^“
Don Felix.
Wie is’t. Heer?
De Graaf.
Wilt ge in myn kamer my aanvallen met geweer ? nbsp;nbsp;nbsp;,
Don Felix.
Alonzo heeft verzocht de kl ing te zien, het geene Ik hem niet weigerde,en ook niets misdeed, zo ’k meene.nbsp;Alonzo.
Ja, op myn bidden. Heer, trokhydleuitdefcheê. Don Felix.
’k Heb reden dat ik my beklaagen moet alreê Van u; terwyl ge aan my toond zo veel ongenoegen,nbsp;Myn Heer, dat die geenfints aan uw geboorte voegen.nbsp;Ik u vermoorden! zo ik ben by u verdacht,
En laftig, wil ik uit die zorg met al myn magt U trekken, en ik zal my uit uw huis begeeven.
De Graaf.
’k Beken ik heb misdaan, met dus met u te keven, Vergeeft mytleer, ’kweet niet wat drift my heeft ontroerd ,
En alles wat ik zie myn zinnen als vervoerd;
Ik denk elk toekid my te dooden, of te hoonen.
Ik bid u, wil in my die zwakheid toch verfchoonen-
4S
DERDE TOONEEL.
Don Felix a/Uex.
’k TA Acht dat myn liefde van,al zyne ontfteltenis nbsp;nbsp;nbsp;(is,
^ Was de oorzaak, maar ik zie dat zulks den Koning De zorgen voorzyne eerzyn herffenen ontftellen.
’k Beklaag hem; maar wilt gy u noch om andre kwellen, Mendoza, daar uw ramp zo groot is? laat ons gaan gt; ¦nbsp;Elvire zoeken, en van haar den grond verftaan.
VIERDE TOONEEL. DonFelix, Ramiro.
Ramiro.
Anneer deHuisbaas flaat het hoofd op lichtefchroe-^ nbsp;nbsp;nbsp;ven.
Zo volgt de reft ook.
DonFelix.
Men heeft al wederom in ons vertrek geweeft, Maarindeklcêrkas, Heer, noch wel het allermeeft;nbsp;Alle onze meubeltjes die leggen van malkander,nbsp;Datvanmalkadrlei, zie, dat leid nu op den ander.
Ik weet niet wat ik hier van denken zal of moet,
Zo deerlyk ziét het in de kamer met ons goed!
Don Felix.
Dat kan ik niet verftaan,noch’t inzigt recht doorgronden.
Ramiro ee» brief aan Don Fettx geevende.
Dit briefje heb ik, Heer, by uw Portrait gevonden. Don Felix.
*t Is buiten twyfel van Elvire, licht wil zy Door dit gefchrift wat met my lachchen.
Ramiro.
Denk dat vry.
Don Felix Leesd.
hlanchdsdtsjnffersnaam-, zy die hem kan ontvonken.
Dat
-ocr page 54-40 DON FELIX DE MENDOZA,
Dat is haar Minnaar die haar teder komt belonken,
Dit toondhy zelfs door zo veel tekens en zyn woord;
Elvire moet hem niet beminnen,
Doordien hy zuchtendzeid^ met welbedaarde zinnen ^ Dat hy geheel aan Blanche toebehoord.nbsp;RamiRO.
Och! Och! Elvire is om’t Portrait niet wel tevreden, Zy wil u brengen totjaloersheid, door de redennbsp;Dat zy den Koning veinsd te minnen.
Don Felix.
Neen, 6neen!
Ramiro, zy vertoond in fchyn niet wel te vreén Te weezen, wanthaardriftdie komtdatuittewerken.nbsp;Op giftren kwam zy door de hoop myn min verkerken;nbsp;Maar ’k zie hoe dat zy nu haar drift volgt en haar zin,
En ftemd vollcomentlyk den Vorft toe in zyn min. Ramiro.
Geloof uw knecht alleen, en wil al dez-e zaaken,
Jn plaats tot nadeel, nu eens tot uw voordeel maaken. Don Felix.
Neen, zybefchimpt my,, want zy meopentlyk veracht. Ik ben gebooren om van ’t vrouwelyk geflachtnbsp;Gehoond te worden, haar een fpecltuig te verftrekkennbsp;Dier driften, die haar hert, zo wankelbaar, verwekken!nbsp;Ik wil het lot, dat my zo wreed beftryd, zo fel ,
Doen eindigen, daar ik myn hoop alleen op llel.
Ik wil de ontrouwe nu, zo veel ik zal vermoogen,
Dit fier verwyten en dan fterven van haar oogen.
R M I R o.
Ik bidje wacht noch wat, haar hert is, als de wind,
Die nu onftuimig is, en zich dan zacht bevind.
D o N F E L IX.
Wel, dat wy dan geenzins die driften tegenftreeven, Maar haar zo wenfehelyk in vreden laaten leeven;nbsp;Zyfmaak de vrucht daar van, bevryd vanangftenpyn.nbsp;Maar ik kan van dit heil tot geen get uigen zyn,
Of moet op ’tallerminft veel pyniging en plaagen,
Di«
-ocr page 55-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;47
Die vanmywreeder, alshetftervenzyn, verdraagen. Enfchoonde ontmoeting met Don Sanche nu gantfchnbsp;niet
Toelaten om te gaan na ’t Kaftiljaans gebied,
Gaan we in een ander land vertrekken, daar na dezen Het lot my moogelyk zo niet zal tegen weezen.
Ramiro, trekken wy na Napels.
Ramiro.
Napels? goed!
• Dit’s beter als dat gy ’t na de andere waereld doet.
Don Felix.
’k Ga affeheid neemen van den Koning; wil de zaaken Tot ons vertrek terftond volkomen vaardig maaken,nbsp;Ramiro weggaande.
’kVerwenfch de liefde, alsookElvire, en uwe min,
’k Verw enfeh den Graaf, en al die u dit bragt in ’t zin.
VYFDE TOONEEL.
Don Felix, Hippolite.
HiPPOLITE, Don Felix, die weg wil gaan, te rug houdende.
HOu ftand. Don Felix, ’kmoeteen weinig met u fpreeken.
Elvires liefde is u volkomentlyk gebleeken;
Maar haare vlam is heel verkoeld, doordien zy ziet En toeleid om den Troon van’t Arragons gebiednbsp;Als Koiiinginne door het huuwlyk te betreeden;
Daar doeld ze alleen op, en al haar genegentheden Zyn om den Koning te behaagen; ik voor mynbsp;Ben zo veranderlyk van zinnen niet, alszy.
Indien my n hert en hand, tot troofl: in deze dingen,
Die gy gezien hebt en al haar veranderingen,
. U voordeel kunnen doen, zo biede ik u die aan.
Don Felix-
’k Verdien in ’t minft deze eer en ben ’er meê begaan,
De h oön, die ’k door Elvire, en Blanche, heb bekomen.
^8 DON FELIX DE MENDOZA, Verhindren my, Mevrouw, dat zy werd aangenomen;nbsp;’kOntwyk noch dezen dag, dit hof, en ben verpligtnbsp;Aan myne ruft, dat ik ’t verban uit myn gezigt;
Maar welk een onheil, welk een pyn, wat zwaare plaa-
En gfoote rampen dat myn liefde moet verdraagen,
Is ’t my de zwaartfte fmert, dat ik, fpyt al myn hoon, Geen voordeel doen kan met uw gunft, my aangeboóii.
ZESDE TOONEE
HIP P o LIT E aUecn.
L.
JA, Hippolite, gy verdiend de fmaad naar waarde. Om dat ge u zelve, aan hem, daar gy niets wift; verklaarde. I
Zi;VENDË TOONEE L. Elviee, Hippolite , Beatrix.
E L V I R E tegens Beatrix.
JA, Hippolite zal het weeten.
Beatrix tegens Elvire.
Goed, ziedaar,
Daar is zyzelf, Mevrouw; wel aan, kom, vraag het haar.
Elvire tege» Beatrix.
Na ik Mendoza haar heb afgeftaan, ten teken Van afkeer, kan ik daar onmooglyk zelf van fprcèken.nbsp;Hippolite.
Komt gc om te weeten het vertrek der Kaftiljaan ? Elvire.
Het zy hy blyft of niet daar leid my weinig aan. Hippolite.
Het zy het u behaagd, of oorzaak geeft tot vreezen, Maak ftaat dat hy dit hof reeds zal ontweeken weezen.nbsp;Elvire.
Zo gy zo min, als ik, daar over waard geraakt,
Gy had u daarom niet zo zeer bezorgt gemaakt.
Bea-
-ocr page 57-49
L Y S P E L.
Beatrix.
„ Zie daar twee Juffers, die zich alle beide ontftellen, „Maarwaarenzy, als ik, zy zouden haar niet kwellen.nbsp;Hippolite.
Gy moet ontroerd zyn; want ’t is zeker dat men niet Ictsmiflvan veel waar^, als met een groot verdriet.nbsp;Elvire.
’t Valt zwaar, wanneer men ’t geen zo waard is moet verliezen.
Hippolite.
Ik kwam alleen hem uit genegentheid verkiezen;
Maar nu dat ik alom in Felix hert bevind,
Dat hy my nooit heeft met genegentheid bemind,
Kan my zyn afzy n, hoe die liefde ook raakte aan ’t blaa* ken,
Geen groote droefheid op myn hert zich eigen maaken.
ACHTSTE TOONEEL. gt; Elvire, Beatrix.
H nbsp;nbsp;nbsp;Elvire.
Elaas! Beatrix!
Beatrix.
’k Weet u zeggen al, ’t Is raar:
Gy wilt my fpreeken in vertrouwen, is ’t niet waar ? Elvire.
’k Doe aan myn hert geweld, en fchy n het zelfs te tergen; Ik kan myn droefheid, ’tismeonmooglyk, meérver-bergen.
Beatrix.
Dien Kafliljaanleid u aan ’t herten roofd uw ruft. Elvire.
’k Vind my bedroegen , ’k dacht die vlam reeds was gc-' blufcht.
Beatrix.
Dat’smis; ’tminheelend kruid, van fchuuwen en ver-geeten,
D nbsp;nbsp;nbsp;Waft
-ocr page 58-JO DON FELIX DE MENDOZA,
Waft in iiw hof geenfins, dat heb ik lang geweeten.
El VI RE.
Wat heb iknu gedaan? zynafzyn, my zo wreed, Verzwaard myn wonden, enmynpyn, enhertenleed.
’k Bemin Don Felix, ik aanbid hem, hy vertrekken! Wat middel, als de dood, kan my tot hulp verftrekken ,nbsp;Beatrix ?
Beatrix.
Dat is noch veel flimmer, ja gewis.
Mevrouw, als al het kwaad dat u weérvaaren is.
Maar ik kan waarlyk niet begrypen noch verzinnen, Waarom ge uw haat hem toonde, en echter wilt beminnen ?
Waarom hem, zonder hoop te geeven, heen doen gaan, Daargy onmooglyk kunt tot zyn vertrek verftaan ?
El viRE.
Toen was ik dwaas; maar wat kan hem doen wederkee-ren?
Beatrix.
Gy zelf; Zo gy ’t niet weet zal ik ’t u aanftonds keren. Elvire.
Hoewel hier tegenftryd, myn ftam, myn eer, en ftaat,
’k Zal echter alles doen, dat my de liefde raad. Beatrix.
Zeg me eens hoe gy de min des Konings zult waardeeren? Elvire.
Hem, door myn koelheid, ziengeduurigaftekeeren. Beatrix.
Trotfecrd gy dan de magt van ’t koninglyk gezag ? Elvire.
Die groote mogcntheid niets op myn hert vermag. Beatrix.
Spreek dan Mendoza zelf, hoor wat hy uzal zeggen, Daar uit zo kunt gy al uw redenen beleggen;
Ik twyfel niet gy zul t zyn meening wel verftaan. Maar’kzie de Vorft komt, met Don Felix, herwaartsnbsp;aan.
El-
-ocr page 59-L.
St
L Y S P E Elvire.
Maar, k unnen wy hen niet ontvHên ?
Beatrix.
Neen,’tkonurouwen. .
NEGENDE TOONEEL. DeKoning, Don Felix, Elvire,nbsp;Beatrix.
De Koning.
O m,fchoone Elvire, kopi, en help my wederhouwea Don Felix; hy, die, als gy weet, verftrekt ’t lieraadnbsp;Van al myn Hof, wil nu verlaaten delen ftaat,
Ik tracht, maar al vergeefs, lyn oplet te beletten; /quot;Mevrouw, wil tot uw heil, uielfdaar tegen letten.nbsp;Gy, die meêrmagt hebt op lyn hert, als myn gelag,nbsp;Betoon hem wat de kracht van uw geiigt vermag.
Elvire. nbsp;nbsp;nbsp;^
Waar toe lyn nut, myn Heer, die al te tedre krachten,
’t Verwinnen ongewoon ? en lo na uw gedachten Zy ooit iets wonnen op een hert, ly konnen nietnbsp;De wil bedwingen.
TIENDE TOONEEL.
De Koning, Don Felix.
De Koning.
Ze is verwonderd, alsgyiiet, Van Uw vertrek, dat gy zo haaft hebt voorgenomen.
_ , nbsp;nbsp;nbsp;Don Felix.
^ Deê u verdaan al ’t geen my over is gekomen,
Maar al uw goedheid, Vorft, heeft van die fmert en pyn My reets ontflagen, niets daar van doen ovrig lyn.nbsp;^Zal, 10 t u niet mishaagd, de reden die my wekkennbsp;Doen kennen, en waarom ik moet van hier vertrekken.nbsp;DeKoning.
Ikialuhooren.
Da nbsp;nbsp;nbsp;Don
-ocr page 60-DON FELIX DE MENDOZA,
Don Felix.
Alsikvlugtende, ’t gebied
Myn ’svaderlands ontweek, en tot myn groot verdriet Vervolgt wierd, was ik van myn knecht verzeld, metnbsp;vreugdennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(den.
K warn ik, V orft, in uw ryk, to bloeijend door uw deug-De paerden, dicto lang ons hadden dienft gedaan, Bezweekcn onder ons, wy moeften hen ontdaan,
Van hunnen lafl:, dies wy ons moeften gaan verkloeken, In dezen nood, om hulp en byftand op te zoeken.
Wy vonden ’t, toen ik by een beekje rufte kwam,
Daar ik de Ichoone Elvire en haare Nicht vernam.
Zo ooit de liefde had vermoogen op de reden,
Flebbe ik ’t gevoeld, wanneer ik haar kwam nader treeden;
ja, van dat uur verbande ik Blanche uitmynezin;
De fchoone Elvire nam de plaats volkomen in.
Na ik haarhadde ontdekt mynzwaarigheên en noden, Heeft zy twee paerden en vcrblyf my aangeboden.
Myn nieuwe liefde en ook mync driften rieden me aan, Dit niet te weig’ren, of de aanbieding af te flaan.
Dus fleet ik by haar, Heer, twee dagen en befchouwde Haar ed’le deugd, die my haare ommegang ontvouwde,nbsp;’k Moeft cind’lyk fcheiden, ik beken het,maar met fmert;nbsp;En ’t fcheen my klaar dat die had werking op haar hert.
’k Vertrok dan, zonder dat ik toen haar naam kon hooreii, Zy had ditaan haar volk verboden van te vooren;nbsp;Zyfchreef, totmyncrgunft, aan uwe majefteit;
2k gafu zelfs dien brief, eivhebu ftraks bereid Gevonden, omuwhulpmy, ophaarbee, tetoonen,nbsp;En mync clendc met uw groote gunft te kroonen.
Maar myn verwondering vermeerderde, als ik my Vond in de plaats, diegy, ver boven myn waardy,
Tot myn befchutting van myn leeven had verkooren, Daar my de Schoone, die ’k gezien had, kwam te vooren,nbsp;Schoon ik gewanhoopt had haar ooitteaanfehouwen,nbsp;Heer.
De
-ocr page 61-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;n
De vrettgd die ik toen had ontvonkte meêr en tneêr;
Die vreugde is de ooriaak dat ik moet van hier vertrek' ken,
En die myn wanhoop en rampraligheên verwekken.
De Koning.
Waarom ?
Don Fei,ix,
Wanneer ik zag gelegentheid, heb ik Myn liefde aan haar ontdekt, en op dat oogenbliknbsp;Scheen 't of El vire nam in myne min behaagen;
Maar ’k zag myn hoop in ’t kort geheel ter neer gellagen. Gy, die my hebt uw vlam vertrouwd, op dat ik innbsp;Dien ftaat zou dienen, Vorft, uw liefde en uwe min;
Ik volgde uw wil, maar ik heb nadien tyd geleden,
De grootfte fmert die een verliefde ooit heeft beflreeden; Wylzy, die’k teder min, aanubehaagd, en’t zounbsp;Een dwaasheid zyn, zo ik met hoop my vleijen wou.nbsp;En’k moefl: de ondankbaarfteby ieder een verftrekken,nbsp;Indien ik my als uw meêminnaar kwam te ontdekken;
’k Verried den Graaf, die ook had reden my verdacht Tehouden, daar hy voor myn wel vaard waakten wacht,nbsp;Dat ik zyn zufter zou voor u of my begeeren, -En, opzofnoodenwys, zynadlykhuisonteeren?
’k Zie de achterdocht en vrees vergroot zyne onge-neugd,
Hy kan zich zelve niet vertrouwen op uw deugd;
Hy beeld zich in, dat gy hem hebt dien lafl: geboden,
Op dat ik middel vond om hem te konnen dooden,
En dat gy daarom my zo veel vertrouwde alleen.
Hy let waar dat ik ga of waar ik wend myn treen,
Hy onderzoekt me en heeft myn wapens weggenomen. Zyne ongerullheid is alreets zo ver gekomen,
Dat hem zyh fchaduw zelf doet vreezen; des ik my In zorg bevind, bleef ik in’t hof u langer by,
Datik den Graaf mogt, ofuwmaiedeit verraaden,
En op my haaien zou een bittere ongenade. NietsalshetafzynvanElvire, oKoning, kan
D 3 nbsp;nbsp;nbsp;Me
-ocr page 62-f4 DON FELIX de MENDOZA,
Me ontflaan van eene drift, die ik vergeefs verban.
Sta toe, dat ik terftond mag Arragon verlaaten,
En gaan in Napels, of in andre van uw ftaaten,
Waar ikgelegentheid kan vinden, om aldaar My voor uw welftand in het uiterfte gevaarnbsp;Tewaagen, en die min, die my komt overheeren,
Verbannende, myn hert tot de eerde ruft doen keercn. De Konïng.
Die edle tekens, die ik in u zie, met vreugd, Vermeerdren de achting die ik heb voor uwe deij^d.
Ik ben met uw vertrek bewoogen en belaaden,
Wy 1 ge eer vertrekken wilt, als uwe trouw verraadcu. Mendoza, ’t voegt my dat ik u herftel van ’t geennbsp;Gy in Kallilien verlooren hebt, voorheen.
’k Moet u beloonen voor uw edelmoedig poogen,
Zo fchoon en deugd verdiend myngundenmededoo-gen,
’kBelooveudie; vertrek van hier niet, voor ge u ziet Met eenig amptverrykt in ’t Napelfchegebied, (deelen.nbsp;De Graaf komt herwaarts aan, ’k moet hem iets mede*nbsp;DonFelix, weesgerud, enwileerdmynbeveelennbsp;Ontfangen eer gy gaat, en zien hoe ’k u waardeer.
Don Felix
Ik ben gehoorzaam, en verwacht uw lad, mynHeer.
ELFDE TOONEEL. DeKoning, DeGraaf.
De Graaf.
WAt eer is dit voor my, dat ik u moog begroeten,
En zyne majedeit op deze plaats ontmoeten!
De Konïng.
Men heeft my iets gezegt, dat my verbaad maakt. Graaf, Als of’t aan uw verftand, die groote en nutte gaafnbsp;Begon te miflèn, daar gy wierd alom voor dezen,
Gelyk een wonder van uw dagen, hoog gepreezen.
Wat denkbeeld van verraad, wat ontrouw kwam’er in
Uw
-ocr page 63-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;j-j
Uw herflèns ? en van waar die dwaasheid in uw ïin ?
Zo deze moeilykheid, die u zo zeer komt plaagen,
Nam oorfprong, om dat my uw zufter kon behaagen, Verban dit, Graaf, bedenk hoe hoog ik u waardeer,nbsp;Hoe ik uw braaf geflacht en edle deugden eer;
En 1 fchoon ik jong ben, ’k zal nooit in myn pligt bezwy-ken.
Die zal, zo lang ik leef, nooit uit myn boezem wyken; Maar maaken dat elk een fteeds in myn erfgebiednbsp;Daar van de tekenen, na zyn genoegen, ziet.
V erdenk myn min niet,of de gunften die ’k haar toonden, Dat zulks uw ftam en deugd beledigden of hoonden.nbsp;Myn keur vermeerderd haar bekoorlykheên, haar deugdnbsp;Krygt daar door meerder glans: zo dit uwe ongeneugdnbsp;Veroorzaakt, dat ik haar bemind heb, zal ik ’t ftaaken,nbsp;Om zo uw heil en ruft verzekerder te maaken.
Ga, maak u vaardig, omvootmy, als Afgezand, NaLilTabontegaan; verzoek, tot nader pandnbsp;Van vriendfchap, tot myn bruid de Infamte, en doet haarnbsp;blyken,
*kOntfang, met vreugd, dien laftmy doorn opgeleid: Nu gy my hebt gekeurd tot zulk een waardigheid,
Zal ik in Portugaal uw glory ftaande houwen,
Op dat zy daar de magt van Arragon befchouwen;
En zo my niets ontmoet dat hinderd in die zaak,
Verhoop ik zat, in’t kort, uwwelluft, uw vermaak, De fchoone Ryksprinfes, die gy hebt uitgeleezen,
Naar uw begeerte, Vorft, in SaragolTa weezen.
Maar eer dat ik vertrek, en dat gy’t goed vind, laat Elvire zyn gehuuwd aan een die ge in uw ftaatnbsp;Haar waardig achten zult.
De Koning.
Graaf, laat die zorgen vaaren, Ik neem op my dat ik zal de eer uws huis bcwaaren,
Ze is reeds verloofd.
D 4 nbsp;nbsp;nbsp;De
-ocr page 64-S6 DON FELIX DE MENDOZA,
De Graaf.
Verloofd!
De Koning.
Ja, ’k heb de keur gedaan,
’t Is aan Miralvaas Graaf.
De Graaf.
Ik heb geen kennis aan
Dien Graaf, noch nooit gehoord.....
De Koning-
Hy is van groote waarde En in Itaalie geenzints van de onvermaarde.
De Graaf.
Hoe kan ik ’t huuwlyk zien voltrekken, by aldien Ik ga na Portugaal ?
DeKoning.
Dat zult ge op heden zien,
Daar na vertrekken.
De Graaf.
Maar de Graaf....
De Koning.
Zultgy aanfehouwen;
Hy heeft in deze ftad een wyl zich opgehouwen,
Ik zal hem zelf by u geleiden, des zomaak Dat gy hem wel ontfangt.
De Graaf.
„ ’k Begryp niets van die zaak.
van het vierde Bedryf.
VYF-
-ocr page 65-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;j-7
EERSTE TOONEEL.
Don Felix, Ramiro.
Don Felix.
H Ebt ge alles reed gemaakt, en konnenwy vertrekken?
Ramiro.
Ja, Heer, ons huisraadt zal ons tot geen laft verftrekken; Want’t is zo weinig, alsgy zelf wel kunt vermoên.
Dat ik geen half uur tyd tot pakken heb van doen,
Don Felix.
Ramiro, ’kgamynuuit Arragon begeeven;
Maar denk ik zal niet in Elviresafzynleeven.
Ramiro.
Daar moet gy zeker u toe wennen; leef jy maar Watbyprovifie.
Don Felix.
’k Wenfch het allergroot!! gevaar Ons mag ontmoeten als men zeewaard in zal fteeken.nbsp;Ramiro.
Ik hoop, voormy, noch wat te leeven, felle wecken! Don Felix.
Dat dan de winden in een felle zeeörkaan De zeilen fcheuren en ons fchip te barften liaan.nbsp;Ramiro.
’kWenfch dat de winden. Heer, ons gunfüg mogen weezen,
En wy haalt zullen zyn tot Napels buiten vreezen.
Don Felix.
Hftonweêr, llaaverny, ofwatmy ook ontmoet,
Zal my verblyden als ’t myn leeven einden doet.
twee-
-ocr page 66-j8 DON FELIX DE MENDOZA,
TWEEDE TOONEEL.
Don Felix,Ramiro,Elvire, Beatrix.
EB E A T RIX tegens Don Felix.
Lvire, Heer— maar wat afgryfelyker woorden!
D ON Felix tegens Beatrix.
Zo gy, Beatrix, deez’ myn droeve woorden hoorden, Zo zy bewuft dat die de wreede uitw'erkzels zynnbsp;Vanmyneclende; Elvire, is oorzaak van die pyn.nbsp;Ramiro tegens Elvire.
Mevrouw, ik bid heb met Don Felix mededoogen, Belet hem dat hy gaat, het is in uw vermoogen,
Of’t is met hem gedaan.
E L VIR E tegens Ramiro.
Ramiro, al het geen
Ik doen kan zal ik doen, myn vrees die is alleen Dat ik niet op zyn hert hetallerminft zal winnen;
Want hy na Blanche gaat.
Ramiro tegens Elvire.
Dat zal hy niet beginnen,
Hy gaat na Napels daar hy vinden zal, Mevrouw,
Zo veele Blanches als ik op myn hand befchouw.
Don Felix tegens Ramiro.
Laat af, Ramiro; want ik durf geen heil verwachten. Defchoone Elvire komt Mendozein ’t hert verachten.
Beatrix tegens Don Felix.
Waarom hebt gy ’t Portrait behouden .?*
Elvire tegens Beatrix.
Wat doet gy,
Beatrix? het is recht; eerdhy’t niet naar waardy.
Nu hy zo dier bewaard het geen hem kan behaagen ?
Ramiro flU tegens Don Felix.
„ Nou, lullig, deze bal terllond weêrkaats geflaagen.
Don F’ e l 1X tegens Elvire.
Mevrouw, is dit Portrait dan de oorzaak van die fmert,
Eu
-ocr page 67-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;^9
En weigring ? maakt dat my ’t veraiidren van uw hert ?
Beatrix ftil tegens Elvire.
„ N u geef hem antwoord.
Elvire.
Ja, Don Felix al mynvreczen
Kunt gc u verbeelden.
D o N F E L I X.
Zou ik zo gelukkig weezen ?
Maar neen, Elvire lacht, helaas! met myn verdriet! Beatrix.
„ ’k Wed dat men daadlyk ’t eind van deze kweftie ziet. Elvire.
Ik zeg de waarheid, by aldien ik u moet dèrven,
Zo zeer bemin ik u, moet ik van liefde flerven. Ramiro.
„ Dat is wat hard; maar zo ik zie ter deegen klaar,
„ Zo is de voortgang van de reis in groot gevaar.
Don Felix.
Mevrouw, de af keerigheid,- die gy my hebt beweezen,
Is die alleenig dan uit jaloezy gereezen ?
Beatrix tegens Don Felix.
Ja, vaft.
Elvire.
Hebt gy ’t Portrait van Blanche niet bewaard, Tot hoon van my?
Ramiro tegens Elvire.
Neen, neen, maak u niet eens bezwaard, Wy achten dat zo veel, als ’t blaffen van de honden.nbsp;Don Felix.
Neen, fchoone Elvire, ’t is by ongeluk gevonden;
Wat zou’t Portrait doen, daar uw fchoonheid, die ik min.
Lang banden ’t prinfipaal uit myn gemoet en zin ? Elvire.
Gy mind my dan oprecht, Don Felix gt;
Don Felix.
Als mynieeven.
El-
-ocr page 68-lt;5o DON FELIX DE MENDOZA, Elvire.
Is’t waarheid zo kan u geen achterdenken geeven Dien medeminnaar, en hoe groot ook is z y n magt,nbsp;Gyzultzelfzien, in’tkort, hoe hoog dat ik nacht.
Don Felix.
Helaas! wat zegt ge my ? wat wreedheid ! welke llaagen! Elvire.
Wat vind men zoeter als een wenfchelyk welbehaagen ? Don Felix.
Niets. Maar, helaas! ik moet u derven, my zo waard! Gymindmy, en ik moet vertrekken: kan op aardnbsp;letswrcéder zyn als’t geen waar door ik word befpron-gen.?
E LV IRE.
Waarom vertrekt gy, Heer ?
Don Felix.
Om dat ik ben gedwongen. Elvire.
Door wat bevel?
Don Felix.
Door ’t lot, terwyl dat ik heb aan Den Vorll: myn liefde ontdekt, hy heeft my toegeftaannbsp;Dat ik vertrekken mag.
Elvire.
O Hemel! welke plaagen! Don Felix.
Ik moet de grootfte flag, myn waarde Elvire, draagen: Myn rampen die zyn onherftelbaar! hoe! zal iknbsp;Een Koning tergen, die in ’t uiterfte oogenbliknbsp;Myne eer befchermde ? die zich zelf my eigen maakte ?nbsp;Dieop’tzorgvuldigfte voor myne welftand waakte !
Ik moet myn hert, zo teer, geweld aan doen, o ja!
En fcheiden voor altoos! vaarwel, Mevrouw; ik ga.
Hy doet eentge treeden ofhy weg wil gaan, Beatrix, Don Felix weèrhouwende, en opnbsp;Elvire wyzende.
Hoe kunt gy gaan,myn Heer? ei zie die fchreijende oogen:
Ra-
-ocr page 69-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;6i
Ramiro, al fchreije-ade.
2y t gy in ’t minfte met haar weenen niet bewoogen ? Ziehoediepaerelenneérvloeijen; Ja, ziedaar,
Schoon ik een knecht ben, zie, zo fchrei ik noch om haar. Don Felix.
Wat ftryd gevoel ik! hoeofik ditafzalkeeren!
Terwyl ik zelve ’t van den Koning kwam begeeren. ' nbsp;nbsp;nbsp;,
Elvire, weetiende,
Neen, Neen, DonFelix, ’k zal niet keven zo gy gaat. Don Felix.
Mevrouw, ik wcetzelfnietwatik in dezen Haat Belluiten moet, ik kom daar door myn min verraaden.nbsp;En uw bekoorlykheén ,zo waard, zo dier, verfmaaden.nbsp;Enzoikblyf, toon ik mynpligt noch eerbied aannbsp;Den Vorft, ja kom daar door myn glory zelf verraan.nbsp;Maar neen, Mevrouw, ik wil dit niet meêr overweegen,nbsp;Nuik volkomentlyk uweachtingheb verkreegen;
*k Zal alles waagen tot uw dienft, want my is meêr Aan u gelegen, als myn keven ofmyne eer,
Statoe, Elvire, datikeens, na zo veel plagen,
Mag hoopen myn geluk in ’t eind te zien volllaagen ^ Door ’t huuwelyk ; want ik volkomen ben bereidnbsp;Te ly den ’s Konings haat en zy n verbolgendheid.
£ 1. V IR E haar hand Don Felix aaniiedende, Ontfang myn hand, Mendoze. als tot een zeker tekennbsp;Van myn genegentheid, die ik nooit zal verbrecken.nbsp;Don Felix op Z,yn knien vallende en de handnbsp;van Élvire kujjchende.
Met die verzekering verdraag ik al het geen Het lot my toevoegd; ja, hoefelik werdbeftreên.
62 DON FELIX DE MENDOZA,
DERDE TOONEEL.
Don Felix, Elvire, Hippolite, Beatrix, Ramiro.
Hippolite, Don Felix, die geknield leid, verrajfende.
W At heil is dit voor u, Elvire.^ datzogoedig U toeftraald, ’k ben verblyd!
Elvire.
Wat zyt gy edelmoedig’ Hippolite.
Hebt gy Mendoza zelf aan my nietafgeftaan }
Elvire.
Dat heeft de jalouzy my op dien tyd geraSn.
Hippolite.
Wei wat of Blanche zal, wanneer’t haar komtter ooren, A1 zeggen, daar zy hem volkomen kan bekooren,
En hy aan haar behoord, gelyk U is bewuft.
Ramiro.
„Wat zyn de vrouwen ook j aloers, en zonder ruft.
De Graaf , Don Felix, Elvire, Hip po LI te,Beatrix,Ramiro.
De Graaf.
’k Ochtu, Mendoza.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Don Felix.
Heer, ik bid wil my ontdekken
De reden?
De Graaf.
Gy zult nu na Napels niet vertrekken.
Don Felix.
Hoe dat, Heer? „welk een vreugd!
Elvire.
„Wat heil!
B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;63
De Graaf.
Ja, al het geen
Gy in verfchil had met Don Sanche in ’t algemeen Is afgedaan; en, omverwyderingtefchuuwen,
Zo wil uw Vorft u aan Don Sanches zufter huuwen:
Als mede uw zufter met Don Sanche. Wees verheugd, Elvire, nu dien Heer bekroond ziet zyne deugd.
Elvire.
„ Ach! wat verandering!
Tegens Don Felix.
Denk dat ik in uw zaaken Zo veel belang neem, Heer, als zyu zelve raaken.nbsp;DonFelix.
Mevrouw.. „ ’k Weet waar’lyk niet wat ik haar zeggen zal,
„ Zo zeer ben ik ontroerd door zulk een wreed geval. Hippo LI TE.
’k Voeg daar myn wenfchen by. „ Wat vreugd mag my gebeuren,
„Nu ’k haar voor eeuwig van Don Felix af zie fcheu-ren.
De Graaf.
De Vorft wacht u by hem, Mendozc, en zelf wil hy ’t U kenbaar maaken.
Don Felix.
„ ’k Weet niet waar ik ben.
Hygaat, na dat hy ze alle gegroet heeft. Ramiro, Don Felix volgende.
O my 1
VYFDE TOONEEL.
De Graaf, Elvire, Hippqlite, Beat Rix.
Elvire.
letyding, Heer, die moet vervullen uw verwachten. En bannen alle zorg daar door uit uw gedachten.
De
-ocr page 72-64 DON FELIX EE MENDOZA,
De Graaf.
’t Is waar; maar, ïufter, ’k heb u iets te zeggen, dat U nader raakcn zal.
Beatrix.
„ Wy weeten ook al wat.
De Graaf.
De Koning, ziende dat zy n drift my kwam te kwellen, Heeft myne ontroerde geeft weer willen gantfch hertellen,
E n hy heeft my geboón na LiflTabon te gaan,
Om aan dat hof te zien zyn huuwlyk toegeftaan,
Met haare Ryksprinfes tot heil der beide ftaaten^
’k Heb hem verzocht, dat ik, al eer ik moeft verhaten Dit Ryk, een bruidegom voor u mogt kiezen ’t geennbsp;Dat trekken zoude om u van veel gevaarlykheênnbsp;Te ontheffen, die, wanneer ik zou afweezigweezen,nbsp;Gy daaglyks hebben zoud hier in het hof te vreezen;
Zyn antwoord was dat hy voor u den Graave van Miralva had gekeurd.
E L V I RE.
Mirah'aas Graaf! hoe kan....
D E G R A A F.
Die ryk van goedren is, wiens heerlykheden leggen Ja’t befte van Itaalje; en, zo ik’sKonings zeggen.nbsp;Geloovenmag, ishyreedsindeftad.
Hippolite.
'• nbsp;nbsp;nbsp;Wanneer
Zal de voltrekking in het hofgefchieden, Heer ?
De Graaf.
Deze avond noch.
El VI RÉ.
„Helaas!
De Graaf.
Ik weet met geen gedachten Dit te overwecgen, of hoe dat ïk dat zal achten:
’k Verheel my dat dc reis na Portugaal alleen nbsp;nbsp;nbsp;^
Eenvondis, diede Vorftkwambyzichzelftefraeefi,
B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;py
En dat den Koning wel den Graave ze;«f mogt wee'zen, My docht ik kon dit klaar uit ’s Konings oogen leezen.nbsp;Ook Iprak de Vorft'dat hy den Graave hier zou innbsp;Een uur geleiden, dit kwam my zeer vreemd in ’t zin;nbsp;Des heb ik aanftonds na den vreemdeling vernomen;nbsp;Maar kon niets,hoe ik zocht,hier van te wceten koomen;nbsp;Ook kend hem niemant, maar, Elvire, hoe’took gaat,nbsp;Gy zult u heden zien in een gantfeh andren ftaat.
’t Is ’t Koninglyk bevel en ’t Vorftelyk begeeren;
Gy moet gehoorzaam zyn; want ik ’t niet afkan keeren.
ZESDE TOONEEL. Elvire, Hippolite, Beatrix.
Elvire.
WElke een ftandvaftigheid of wel beproefde trouw Kan difverdraagen ?
Hippolite.
Ik ben waarelyk, Mevrouw
Met al uw rampen, uit den grond myn ’s herts, bervogen, Elvire.
Eenzelfderamp heeftop uw hert licht dit vermoogen. Wreed Noodlot! was het noch niet ftreng genoeg, dat iknbsp;Don Felix miffen moert, zclfineenoogenblik.^'
Moet ik noch Arragonverkaten, cn verbolgen,
E)oor jaloezy, helaas! eene onbekende volgen?
. nbsp;nbsp;nbsp;Hippolite.
Elvire, neem geduld, deyorrtumooglykzal,.. . Elvire.
Niets kan my redden uit dit doodclyk geval!
ZEVENDE TOONEEL. Elvire, Hippolite, Beatrix,nbsp;Alonzo.
Alonzo in het uitkamen.
JA, wees op my gerurt, daar zal niets aan ontbreeken, Myn Heer,
E nbsp;nbsp;nbsp;El-
-ocr page 74-lt;56 DON FELIX DE MENDOZA, Elvire.
Alonzo,ïeg, tot wien hoorde ik u fprcekcn ? Alonzo.
’t Was met uw broeder, door wiens lad en wiens bevel, Mevrouw, ik alles hier geheel in order ftel.
Elvire.
Behang vry dit vertrek met rouw om uit te drukken,
Hoe darde Koning (leeds vermeerd myne ongelukken.
Elvire gaat, en Hippolite volgt haar. HIP P O LIT E in't weggaan.
„ ’k Zie my gewrooken.
ACHTSTETOONEEL. Alonzo, Beatrix.
Alonzo.
Ho. ! wat ’s dit ? maakt zulk een tyd Haar droevig, daar men is gemeenlyk in verblyd i-O my ! de liefde werkt hier wonderlyke kuuren ;
Wy zullen noch wat zien indien dit lang blyft duuren!
Beatrix.
Wil ik u helpen, zeg?
Alonzo.
Watvraagdgy? neen, oneen! Wanttot bederven zyt ge alleen bekwaam, zo ’k meen,
’t Zal beter zyn als ik’C alleen doe
Beatrix.
Welke dingen!
T T w handen liaan, naar ’k zie, om daar meé om te fprin-Alonzo. nbsp;nbsp;nbsp;(gen!
Ramiro, naar ik merk, Haat u veel beter aan. Beatrix.
Ely’smooijernoch, alsgy.
Alonzo.
’k Laat dat zo heeiiengaan;
Maar zo hy moed, gelyk als ik moet doen, yerdraagen
Ö7
Uw fpytigheid, ik wed gy hem niet zond bchaagen.
Alonzo gaat in een ander vertrek.
NEGENDE TOON E EL. Ramiro, Beatrix.
R A MI fi. o.
IK kom zo van het Hof, de Koningzal terftond Hier weczen,en ik kwam ftraks hervvaarts,wyl ik vondnbsp;Gelegentheid om u myn boodfchap uit te leggen,nbsp;Beatrix, en dat is om u vaarwel tc zeggen. '
Beatrix.
Hoe! is ’t dan valt dat gy vertrekken zult R A M I R o.
O Ja.
Ziedaar ik ben zo dol dat ik vertrekken ga ,
Dat ik fchier derven zou; maar waar mag ik van praaten, Ik ben reets dood, men mag my wel begraaven laaten.nbsp;Beatrix.
‘ Uw Heer is daarom ook bedroefd, zeg, is’tnictwaar? Ramiro.
Al eveneens, als ik; die de een ziet, ziet den aar. Beatrix.
Maar zeg, de zufter van Don Sanche is ze uitgeleezen Ramiro.
Ik zal u netjes eensaffehilderen haar wezen.
Zy heeft een platte neus, de gaaten wyd en breed, Enloopendeoogen, enzy dinktaltyd naar zweet.
Haar tanden zyn heel bruin,cn trekken wat naar’t zwarte. Haar lippen het ivoor in blankheid durven tarten.nbsp;Beatrix.
Maar inooglyk is zy weer zeer ongemeen van leed,
Licht heeft zy veel verdand, en dat bemind men ’t meeft. Ramiro.
Zc is wel gemaakt, ja toch, haar hoogte is net vyf voeten, ' En in haar dikten zou men ruim zo veel ontmoeten;
En wat haar taaly noch veel fchooiidcr maakt, is dat
E 2, nbsp;nbsp;nbsp;Zv
-ocr page 76-Zy is gcbochchcld en zeer mank gaat, datje’t vat. Beatrix.
Gy maald me een Jufferaftegruuwlykom teaanfehou-wcii.
Ramiro.
Zd is de Braid ook daar myiiHeernu meemoet trouwen.
Beatrix.
’k'Bcklaaghem zo gy ecu góed fchilderzyt.
Ramiro.
’t Is waar
Al wat ik zeg; maar’k zie die trouw noch in geen jaar Voltrokken, ik zal wat ik kan in ’t werk gaan zetten,nbsp;Om zulk een hnuw’lyk, is ’t my mooglyk,te beletten....'nbsp;Beatrix.
Ik hoor gerucht.
Ramiro.
Hetisde Vorft.
TIENDE TOONEEL.
De Koning, De Graaf, Don Felix, Beatrix,DonC£2ar,Lazariljos,nbsp;RaMiro, Alorzo, Gevolg.
De Graaf.
grooter eer,
Voormy, waar toe ik tot erkentenis, myn Fleer,
Geen woorden vind bekwaam, noch die by een kan voegen,
Om, naar waardy, aan u te toonen myn vernoegen.
De Koning.
U’v^ dienften, Graaf, aan my zo menigmaal betoond, Verdienen noch te zyn met grooter gunlt beloond.
D o M F £ LIX
„Wie dacht ooit dat de Vorft ^ door zyne drift ontftce-ken,
„Zo
-ocr page 77-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;69
„Zo wreed ïich immermeer op my zich zelf zou wrec-ken.
De Koning.
WaarisElvire? Graaf, ze is hier noodzaaklyk.
De Graaf,
Zy
Zalaanftondskomen, Vorft.
Don Felix Jlil tekens Ramiro.
„Ramiro, gy zult my
„Zien fterven voor haar oog.
Ramiro. nbsp;nbsp;nbsp;,
„Ei wilje niet ontftellen,
„Noch zyt zo zot niet; want ’k zou u geenfins verzeilen?
D o N F E LIX te^z^ens Ramiro.
„ ’k Verwacht dien Bruidegom, Ramiro, maar alleen, „Hem, diemcElvircontroofd, zovolbekoorlykheéu.
ELFDE TOONEEL.
De Koning, De Graaf, Don Felix, Elvire , Beatrix , Ramiro,
Don Cezar, Lazariljos, Alonzo, Gevolg.
Elvire knielende.
Yn Heer, ik werp my aan uw voeten, vol ver-langen.
De Koning haar of heffende.
Rys, Schoone Elvire, gy zult tekenen ontfangen Hoe zeer ik u waardeer, en altoos heb geacht.
Don Felix.
„ Dit is den laatften flag waar op ik heb gewacht.
De Koning.
Ik wil u, door myn gunft, met alle vreugd bekroonen ? Maar, hoe' komt gy u zelf, zo zeer bedroefd vertoonen,nbsp;Waarfpruitdit uit? waarom ontrukt gymc uw gezigt.nbsp;Daar gy een Koning hebt tot uwe min vcrpligt? .
E en onderdaan,wanneer zy nVorft hem op komt draagen E znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Een
-ocr page 78-70 DON FELIX DE MENDOZA,
Een wenfchelyk gel uk, ontvangt dat met behaagen, Maar met geen aangezigt van droefheid overlaan.nbsp;Elvire.
De ontroerdheid die gy xiet is daar niet uit ontftaan; Maar, ik voel my te zwak, omal degrootefchattcn,nbsp;Die gy aan my beloofd naar waarde te bevatten.
De K o ning.
Ik heb een Bruidegom voor u gekeurd.
DeGraaf.
DIewy
Verwachten, naar uw wil.
De Koning.
Hy is hier al na by.
De Graaf.
Doet ons hem kennen.
Don Felix.
„Ja,'de Koning zal haar trouwen,
„ Ik twyfel niet.
R A M IR Q,
„Dan heeft zy haar niet vreemd te houwen. De Koning Don telix by de hand neemende.nbsp;Tree nader, Graavevan Miralve, in dezen llant,nbsp;Ontfang El vires hert, en trouw, door myne hand;nbsp;Engy, Mevrouw, wil thans verbannen al uw vreezen,nbsp;'Niets zal u meerder in uw liefde tegen weczen.
Elvire haar hand aan Don Felixgeévende.
’kZal ugehoorzaamzyn, myn Koning.
Beatrix tegens Elvtre.
.,Zo, Mevrouw,
, „Uw Nicht hier was, jawel, hoeofzy kykenzou! Ramiro.
Dat ’s goed, myn Mecfler trou wd, naar wenfeh van zyne zinnen,
En komt een Graaffehap op de koop noch toe te winnen; Indien de Koning niet daar op zyn recht bebouwd,
Zo zul het deftig gaan, c.idan, dan Kaan wy Kout.
De
-ocr page 79-L.
7t
L Y S P E De Graaf.
Vorft, hoe kan ik, naar waarde, al uwe goedheid pryicn, En die weldadighcên, die gy my komt bewyzen ?
Don Felix.
, Gv trekt grootmagtig Vorft een minnaar uit het graf.
Die door de wanhoop wierd verd!rukt,maar vannu af.... De KoNtNG.
Mendoza, ’t is genoeg, laat óns den tyd niet rekken; Maar voort uw huuwlyk, naar uw wenfchen, doen voltrekken ;
En wat Don Sanche en u mag raaken, ’k zal in’tkort Bezorgen, tot uw heil, dat gy bevredigd word.
Einde va» bet Vyfde e» LaatJIe Bedryf.
-ocr page 80-