(l
DE nbsp;nbsp;nbsp;^ è / ^
WA ARSCHYKELY KE
Vit het Franfih van de Heer P. C o R n E11. r, E.’
ut'
SI
Te AinHcrdam, by d’Erfg-’ van Leicailje, op denMii-deldaiTi, iiaaftde Vifchmarkt, 1691.
Iijct rtivilegiCj
-ocr page 2- -ocr page 3-De staten van Holland ende Weftvriefiand doen te weten. Alzo Ons vertoond is by de tegenwoordige Regenten van de Schouwburg totnbsp;Ainftetdam, Dat zy Supplianten zedert eenige Jaaren lierwaattsnbsp;tnet hunne goede vrinden hadden gemaak; en ten Tooneelegevocrt ver-fcheidcn Werken , zo van Treurfpcelen , Blylpeclcn als Klugten , welke zynbsp;lieden nu geerne met den druk peineen wilden maken: doch gemerkt datnbsp;deze Werken door het nadtukken van anderen , veel van hun Imfter, zo innbsp;Taal als Spelkonft zouden komen te vetliezen , en alzo zy Supplianten heanbsp;berooft zouden zien van hun byzondete oogwit om de Nederduitfehenbsp;Taai en de Digtkonft voort te zetten, zo vonden zy hen genoodzaakt, omnbsp;daar inne te voorzien,ende hen te keeren tot Ons, onderdanig verzoeken-de, dat Wy omme redenen voorfz. de Supplianten geliefden te vctleennenbsp;Oktroy ofte Privilegie , omme alle hunne Werken reeds gemaakt, endenbsp;noch in ’t ligt te brengen,den tyd van vyftien Jaaren alleen te mogen drukken en verkoopen of doen drukken en verkoopen, met verbod van alle anderen op zeekeren hooge peene daar toe by O us te {lellen, ende voorts ltsnbsp;. communi forma. Z.o is ’t dat Wy de Zake cn ’t Verzoek voorfz. Overgemerkt hebbende, ende gciKgcn wezende ter bede van de Supplianten , uiftnbsp;Onze regte wetenfch.ip , Souveraine magt ende authotiteit dezelve Supplianten gekonzenteerr, geaccotdectt ende geofltoijeert hebben , conzen-teeten, accordceren ende oflroijeeren mitsdezen , dat zy geduurende deanbsp;tyd van vyftien eetft achter een volgende Jaaien de voorfz. Werken dienbsp;reeds gedrukt zyn, ende die van tyd tot tyd door haar gemaakt ende ianbsp;’t ligt gebragr zullen werden,binncn den voorfz. Onzen Lande alleen ztl-len iivogen drukken, doen drukken . uitgeven cn verkoopen. Verbiedendenbsp;daarom allen ende eenen ygelyken dezelve W'crken naar te drakken, oftenbsp;elders naargedrukt binnen den zelve Onzen Lande te brengen,uit te gevennbsp;ofte te verkoopen , op de verbeurte van allcde naargedrukte, ingebragtenbsp;ofte verkogte Exemplaaren , ende een boete van drie honderd guldens daatnbsp;cn boven te verbeuren, te appliccren een darde part voorden Officier diedcnbsp;calange doen zal,ecn darde part voor den Arn.cn ter Plaatze daar het caziisnbsp;voorvallen zal,ende het refteerende daide part voor den Supplianten Allesnbsp;in dien vetftandc , dat wy de Supplianten met dezen Qnzen Oftroijeatleennbsp;willende gratificeren , tot verhoedinge van Iiaate fchaade door het nadrukken van de voorfz. W'etken , daar door in geenigedcelen verdaan , den in-houde van dien teauthorizeeten ofte te advoueeten,ende veel min de zelve onder Onze protektic ende befcherminge, eenig mectdet kredit, aanziennbsp;oft reputatie tegevcn.nemaardc Supplianten in kas daar in yets onbehoor-lyk zoude mogen influeeren , alle het zelve tot haren lade zullen gehoudennbsp;Wezen te vetantwoerdenj tot dien einde wel exptedTclyk begcerende,dat bynbsp;?llt;iicn zy dezen Onzen Okttoi je voor de zelve Werken zullen willen dellen daar van geene geabbrevieerde ofte gecontraheerde mentie zullen mo-gen inaakcn, nemaar geliouden zullen weezen het zelve Oftroy in ’t geheelnbsp;®nde zonder Cenige Omiffie daar voor te drukken ofte te doen drulckeii,nbsp;«Uc dat zy gehouden zullen zyn een «emplaar van alle de voorfz. wer-
Sten,gebonden ende wel gecondicioneert te brengen in de Bibllotheecq n Onze Univetziteit tot Leiden , ende daar van behoorlyk te doenblyken.nbsp;Alles oppcenévan het effekt van dien te verliezen. Ende ten einde de Supplianten dezen Onzen Conzent en Oatoije mogen genieten als naarbe-booren : Laden wy allen ende cenen ygelyken die 'c aangaan mag , dat zynbsp;de Supplianten van den inhoude van dezen doen,lasten en gedogen,rufte-lyken volkomentlyk genieten, enccCTerende alle beletten tet contrarie.nbsp;Gedaan in den Haage onder Onzen grooten Zegde hier aan doen hangennbsp;den mx September in ’t Jaar onzes Heeren en Zaligmakers duizent zesnbsp;honderd vier entaditig.
G. F A GEL.
Ter Ordonnantie van de Staaten
SIMON van BEAUMONT.
. De tegenwqordige Regenten van de Schourehurg, hebben het recht,der bövcnflaandc 1’rivücgie , voor dcezc Druk, van denbsp;IVamfchynlyke Tóvery, Bly/pel, vergund aan dc Erfgenaamen vannbsp;J.Lcsc/tilje.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Den i8 JanutDartm, 1691.
E E R K Y K, Vader njan Eelaard.
W o u o H E E it, Vriend'van Eei'ryk.
Waa RMONd» eeijTovereffe.
Eelaard, Minnaar van Izabefk j dienaar van Don y^ntonio Ma-tamorU , onder rle naarn -van Hendrik j ett, in het vyfde Bedryf, •verbeeldende Theeigenes.
Dir. D E n Y K , •verliefd op Isabelle.
Don Antonio M t t a m o n i s , een Spaan fch afged/rakt Kapitein, •verliefd op Izabelle.
laatfle
Bedryf.
IzABELLE, Dochter •van Emfl; en , .•verbeeldende Hippolite, in het
K A T R Y N , Dienjhnaagd •van Izabelle, en, •verbeeldende Klarine haar Kamenier, in het
Ernst, Vader -van Iz aheile.
Joris, Jonge -van Matamorit.
f o D E L T , Sipier-van BrHjjel.
È R A s T E , Kamerling van Florilame.
Ce-volg van Ernj}, en Florilame.
Pag: 5quot;
D E
WAAR SCHYNLYKE
EERSTE BEDRYR
EERSTE TOO NEE L, Verbeeldende een Bofch^ met een Sj)clonl(^ ter :{iden.
Eerrykj Woudheer.
Woudheer.
Ie Toveres, naar wien dat Aarde cnHelmoct hooren j
• Heeft, voor een heerlyk huis, flechts deez’ Spelonk verkooren;
Deduiflerheid, die haar Üa%byblyft, nimmer zwicht, Schuift nooit haar fluijer op als voor een droevig licht:nbsp;2y wil zelfs’t flaauwfte licht nooit meerder ingang gonnennbsp;Als’t geen de Gcelten, in haar hol, verdraagen konnen.nbsp;Wil niet meer naderen, haar konll heeft aan de voetnbsp;Vandeezen heuvel, iets gefield, waarmeêzy doednbsp;1 Jen aanllonds Jlratfen, die dccz’ plaats te na derft koo-men,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(men,
Endiegroote opening, die zelfs’t gezicht doed fchroo-Dat is een Iterke muur, van niemand ooit gezien,
Die zelfs de minfte lucht den ingang komt verbiên,
En haar een bolwerk is, ja, Jlraks op haargebooden, Voor die haar Hechts genaakt, veroorzaakt duizenddoo-En achtende haar ruft j dood zy zo wel die geen (detijnbsp;Die haar vergramd, alsdicliaar hier niet laat alleen.
Hoe zeer ’t nieuwsgierig hert mag na haar byzyn trachten, Omhaartefpreeken, diend gy hier zo lang te wachten;nbsp;Tot dat zy haar vertoond; ’tisnu ontrent zo laatnbsp;Als zy uit haar Ipelonk tot haar verlufting.gaat.
As ' nbsp;nbsp;nbsp;Eer-
-ocr page 6-DE WA AKSC HY-N LYK.E E E R R Y K-
Ik brand om haar te zien , en derf my niets belooven; k Ben ongeduldig, en myn hoop is heel verlchooven.nbsp;Die Zoon, my eer zo waerd, die my myn riaft beneemt,nbsp;En hem van my heeft, door een draf onthaal, vervreemd,nbsp;Die ik ,nuthienjaar, heb gezocht, met zo veel zorgen,nbsp;Heeft zich dan voor altyd voor myn gezicht verborgen!
Ik zie de dwaaling die my toenmaals had verleid, Ikdeêhcm vlugten, ’t geen nu van my word bcfchreid,nbsp;En’tvaderlyk gemoed heeft myhaafl doen verfchaffennbsp;Rechtvaarde knaaging van een onrechtvaardig ftraffen.
’k Moed hem dan zoeken j en heb nu zo ver, helaas! Doorreift de Fo ,deTaag, de Rhyn ,dc Seine, en Maas.nbsp;Een zelfde zorg vervuld myn geelt altyd met fchroomen,nbsp;Naar zulk een lange reis heb ik noch niets vernoomen.nbsp;Wanhoopende in het eind, verdweeai myn hoop in alch,nbsp;Dewyl de Hemel my hier in niet gunllig was;
En zoekende eind’lyk ruft, na zo veel zwaarc piaagen, Heb ik zelfs aan de Hel daar over raad gaan vraagen,
’k Heb de vermaardften zelfs in dceze konll gezien, Waarin dat Waarmond, diegy my nuaan komt biên,nbsp;Na uw verklaaring, zeer uirfteekende zou weczen ;
Men zei my ’t zelfde van alle andere voor dezen ,
Niet een van hen kon my vertrooften, en de Hel Bleef ftom ; ^y antwoord niet, cn laat my in gek wel.
Woudheer. nbsp;nbsp;nbsp;(ten,
Myn vriend, wil Waarmond toch by andere niet afmee-Haar grootetoverkonft heeft niemand ooitgeweeten:
^k Zal u niet zeggen dat ze, op ’t (lampen van haar voet, De ganlche zee onftcld, en de aarde beeven doed ;
Dat zy dc lucht vervuld met duizend dwarrelwinden,
En haar doed berften, om haar vyand te verftinden;
Dat zy twee zonnen zelfs doed Ichy nen inde nacht, Vervoerd de bergen en de rotzen, door haar magt.
Zo groote wonderen behoefd gy niet te wachten;
Het is genoeg voor u dat zy kend uw gedachten,
Dat zy’t gebeurde weet, en’t geen noch namaalszal
Ge-
-ocr page 7-Gebeuren i niets is haar verborgen in ’t heel al.
Ik kon, zo wel als gy, in ’teerft het niet gelooven; Maarzy will deeze waan wel haalt in my te dooven,nbsp;Alszy myn leeven my verhaalde , en wilt aan mynbsp;Te zeggen het geheimft’ van myne vrijery,
En wat mynliefde al, in inyn jonkheid 3 hadbedreeven.
E E R R y K-
Dooral die wond’rcn^zoektgy my moed tegceven ; Maar’t is vergeefs; myn zorg en arbeid wacht nu geennbsp;De minltc troolt mcêr als maar in de dood alleen.
W o u P H E E R.
’t Zint dat ik ’s Gravenhaage,cn ’t Hof laatil heb begee ven, Om hier op ’t land, alleen, geruit, en Itil te leeven,nbsp;Nadatikeind’Iikkreeg, ter goeder uur en Itond,
Na twee jaar vrijens, met dit Huis, myn Roozemond;
Zo heeft ze, dat ik weet, noch iemand ooit bedtoogen: Al wie haar vraagd om raad beproefd haar groot ver-moogen,
En keerd zeer wel vernoegd, haargroote toverkracht, Dewylze u helpen kan, diend niet te zeer veracht.
Zy IS geheel verblyd als zy me kan verpligten;
Een bcê van my zal zdfs voor u zo veel verrichten, Datzy, door haare konll, vcrmind’ren zaluwpyn.nbsp;EeRR YK.
Myn lot is al te wreed om zo verzoet te xyn.
Woudheer. nbsp;nbsp;nbsp;Czen;
Schep meerder hoop, zy komt; wil niet in ’t minlte vrcc-Zy naderd ons; dit grootlch, dit zo ontiachlyk weczen, Die de natuur doed zelfs uit haare paaien treên,
Heeft niets mcêr ov’rig, naar een eeuw, als vel en been.
TWEEDE TOONEEJL. Waarmond, Eerryk, Woudheer.nbsp;Woudheer.
grooteToveres, wienswysheidalledaagen Üns nieuwe woiid’ren toond, die wy noch nimmernbsp;zaagen,
A 4 nbsp;nbsp;nbsp;Wien
-ocr page 8-8 nbsp;nbsp;nbsp;DE IVAAKSCHYNLYK^E
Wicfiniets verborgen is, ja inonz’herten ziet,
En, zonder ons re zien, weet wat by ons gefchied;
Zo uw vermaarde kond, by yder aangebeeden,
IVIy ooit zocht dienft te doen ^ zo toon nu zulks op heden; Verlicht een vader in zyn droevig ongeluk;
Een oude vrindfehap neemt ineé deel in al zyn druk •,
Hy is tot Leiden j alzo wefals ik, gebooten,
Daar hy zy n vreugde, door zyn drafheid, heeft vc'rloorcn; Zyn zoon, my heel gclyk in jaaren. daat, en goed,nbsp;Ismctiny, ineenfchool, te Leiden opgcvoed •.
Waarmond. nbsp;nbsp;nbsp;(heenen
Heer, Woudheer, ’t is genoeg; ’k weet wat dat hem hier Vervoerd; die zoon is nu al de oorzaak van zyn weenen.nbsp;5?y , Ouwde, is het niet waar, dat u zyn atzyndocdnbsp;Een knaaging hebben die ontrudigd uw gemoed ?
Dat een herdnekkigheid, en draf, niet te verdraagen , Hem bande uit uw gezicht, veroorzaakt al uw klaagen ?nbsp;En hebbende berouw van zulk een daad, zo wreed!
Gy lang, vergceffeh, uw zoon zocht met groot hertenleed.^ E E RR Y K.
Orakel van onze eeuw, ik zou u myn’gepeinzen, Terwyl gy dalles weet, maar te vergeefichjontveinzen;nbsp;U is te wel bewud al de oorzaak van myn fmert,nbsp;Engyziet al te klaarin’tbinnendvan myn hert.nbsp;d Is waar, ik heb gemid; maar heb genoeg gcleeden,nbsp;Naar zo veel doolens, voor myn onrechtvaardigheden.nbsp;Maak van myn kwelling cens een eind, geef my weeromnbsp;Het eenig deunzcl van myn droevige ouderdom.
Zo ’k maar iets van hem hoor, zie ik hem weer hcrlecven j De liefde zal me, om hem te vinden, vleugels geeven.nbsp;Waar Ichuitd hy zich ? ik bid, noem my de plaats alleen :nbsp;Al waar ’taan ’s waerelds eind, ik vlieg daar daatlyk heen.nbsp;W A A R MO N D.
Schep moed, myn toverkondzal heden u vcrklaaren,
’T geen niemand méér op aarde aan u kan openbaaren;
Gy zult hem weer zien in hetleeven, en geraakt Tot daat; zyn ballingfchap heeft zyn geluk gemaakt.
-ocr page 9-T o F E R. y. nbsp;nbsp;nbsp;9
’K begeer niet dat ge alleen myn zeggen zult geloovcu; Ikzal’t u zelfs doen zien: ’k gaydereenteboven.
De nieuwelingen in de konft, met al hun’ huook,
Hun’ precvelingen, en ’t verwekken van veel rook, Aldieomilandigheên, de wierook, en de kruiden,nbsp;Zyn, in de toverkonft gt; zeer weinigvan beduiden;
’T is maar bedrog, waarmee ze op yder oogenblik Ontzach verwekken met een iiaare vrees' en ich; ik.
Dccz’ roede, in myne hand, is van veel meêr vermoogen. Zyhaarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;op de aarde, en def djutdoek^wordnppe-
trokken •, waar achter, ineen kjeèrkamer ¦, de kpfiely^ile kjeederen van de Tooneeljpeelders vertoond worden.
Aan zulk een toeftel kondge uw zoons geluk beöt^gen : Zeg, heeft een magtig prins wel fchoondcr ? kondge méérnbsp;Nutwyf’lcn aan’tgeluk, en zyn verkreegene ^er?
• Eerr-yk.
Gy vlcid een vaders hert, zo vol van tederheden.
Myn zoon is van geen rang om zich daar meê re klecden ; ü neen! zyn (laat en hy was nooit zo hoog geacht,
Dat hem zou voegen zulk een vorftelyke pracht. Waarmond.
Hy is tot beter (laat, als gy wel denkt, verheven,
’F geluk heeft, doordetyd, verandering gegeeven.
En niemand, van wat (laat, zich daar om acht gehoond, Alshy in’t openbaar zich , zo gekleed, vertoond.
E E R R Y K.
’X zal, aan zo zoet een hoop myn ziel dan overgeeven: Maar,’k zie een vrouwenkleed zeer kollclyk daar neven;nbsp;Zou hy getrouwd zyn?
Waarmond.
V’anzyii vrijerijen zal
Ikudoenecn verhaal, en van zyn vreemd geval:
Zo gy zo (lout waard van niet ecus daar voor te beeven, Zoude ik door (pookery u toonenal zyn Iceven,
En zelfs door fchimmen, die in iprecken en gebaar De menfehen zyn gelyk, doen zien al het gevaar
Dat hygclecdcn heeft.
A y nbsp;nbsp;nbsp;Eer-
-ocr page 10-lo DE WAAK,SCHYNLYK_E Eerryk.
Denk niet, dat ik zou vrcezen. Hoe kan’t afbeeldzcj toch aan my afgryflyk Weezen,nbsp;Van die ik over al zo vierig heb gezocht ?
V/ A A R M o N D tekens Woudheer, Indien ik toch , myn heer, zo veel op u vermogt,
Ik wenfchte dat gy gingt een uur twee drie wat wand’len, Alzo’t geheim moet zynhetgeen ik zal verhand’len.nbsp;Eerryk.
’K heb niets voor to een vriend verborgen; blyf dan tot... Woudheer.
Wy moeten aanftonds zyn gehoorzaam aan ’t gebod ’T geen zy ons geefd; ik ga.
Waarmond tegemEerrok.
Wil u tevreden Hellen,
Deeze avond kond gy ’t hem gt; zo ’t u beliefd, vertellen.
der.de t o o n e e l. Waarmond, Eerryk.nbsp;Waarmond.
En eerften wierd uw zoon niet zulk een grooten heer. Al’t geen hy heeft gedaan verftrekt niet tot zyn eer inbsp;En’t zou my leed zyn, zo’k zyn armoede allcgadernbsp;Vertoonde aan iemand als aan de oogen van zy n vader.
Hy namueeniggeldi maar’tkleene dat hy flal Dat was haalt doorgebragt, en dat voor ’s avonds al;
Ja, eer hy noch te deeg een uur van huis kon weczen, Verkocht hy briefjes omde koortzen tegeiieezen, •
En hoofd en tandpyn; door die konft, niet zeer geacht, Heeft hy’t tot Haarlem, en tot Amlteldam gebragtinbsp;Hy wierd Verklikker van de Pachters vandcwynen;nbsp;Doch, naderhand verhoogd om zyne goedé mynen,nbsp;Wierd hy Deurwaarder, en een Schryver, maar myn heer,nbsp;Het duurde niet zeer lang, of hy verliet dit weer,
En trok naar Hamborg met drie arme lichte Franflen; Daar zy twee Aapen op de koord,voor geld,deén danEên:
Hy
-ocr page 11-Hywierd Kwakzalver op het left, en veilde, opftraat,
De groene brandzalf, en den ouden mitridaat.
Noch Buskon, Lazarus van Tormes, cnveeland’ren, Diewiften nimmer zich zodikwils te verand’ren.
Dat Woudheer nu dit wift waar u miflchien wel leed.
Wat ben ik u vcrpligt dat hy daar niets van weet. Waarmond.
Ik doe uditvcrhaal, terloopszo, vanzynkeven,
Üm, door de kortheid, u min fchaamte te doen gceven.
’ r verdroot hem cind’Iyk zo een ftaat,van elk veracht: Ecu beter toeval heeft tot Bruftêl hem gebragt,
Daar, vol van zorg , belaanom aandekoft te koomen, Heert een Spaans Kapitein hem in zyndienft genoomen jnbsp;Die zeer verliefde Held heeft hem Agent gemaaktnbsp;Van zyne liefde , en zo is hyaan geld geraakt:
Hy weet zeer aardig na zynsmeefters mond te klappen.
En veel piftoolen van dien gek zo te betrappen;
Hy ’s medevrijer van zyn meeftcr zelfs, door konft Geworden, en ftaat hoog in dceze Juffers gonft.
Zal ik uhemdoen zien zeer hoog in ftaat verheven,
’Tgecn hy nu heeft aanvaard,en hem vermaard doed zyn.
Wat geeft die hoop reeds al verlichting aan my n py n! Waarmond.
Hy heeft zich zelfs herdoopt, om niets van hem te weeten, In plaats van Eêlaart laat hy zich nuHcnrikhecten,nbsp;Mctdienaamzultgy hemItrakshoorennoemen; maarnbsp;Weeft iiietbevreefd, enzwygt want daar is geen gevaar.
’K zie dat ik u te lang doe in verlangen blyven;
Maar, wi 1 daarom geenzins van my mistrouwen krygen » Want op de Spooken, die gy fpreekende verwacht,
Heeft een Bezweering, die gemeen is, weinig magt.
Gaan wy in myn Spelonk : ’k zal, om u te behaageu,
Door nieuwe tovery, de Schimmen boven daagen.
Einde van het Eerjié Bedryf.
TWEE,
-ocr page 12-Ï2 nbsp;nbsp;nbsp;DE IVJ ARS CHYNLY JC_E
TWEEDE BEDRYF.
E E B^S T E T O O N E E L, Waarmond, Eerryk.nbsp;Waarmond.
Rrccs niet wat gy ook a«t, en zeg noch eens dat gy
Voor al uitdecz’fpelonk niet gaan moet,als naar my, Doetge anders, gy zy t dood: voorts hebt ge niet te fchroo-men.
Op het Jiampen vM haar voet, veranderd het Toonttl in een voornaame Straat binnen BrujJ’el.
Zie daar dc fchim uvvs zoons,en van zy n mcefter,koomen. Eerryk.
O GoAn! ik voel, myn ziel vliegt by hem.
Waarmond.
Laat ons hem hooren gt; en zet u hier by me néér.
r PT E E D E r O O N E E L.
Wa ar mond, Eerryk, Matamoris,
E E D a a R Jgt;, onder dc naam van Henrik.
E EX AARD.
W.At overjegtge toch ; na zo veel braave daaden ? (den.^ Kan uwdoorluchte geelt noch zyn met zorg belaa-Zyr gy niet moede dan van flag op flag te flaan ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;('Haan ?
Wilt gymcêr laauw’rcn op’tgrootmoedig hoofd doen Matamoris.
’ r is waar, ik overdenk ’t; en heb noch niet beflooten Of ik den Éerliaan van zyne troon wil (tooten,nbsp;OfdenMogol gt; ofwel der Turken grootenhecr.
E E L A A R D.
Wat ik ubidden mag, gun hen het Iceven eer.
Men zou daarom niet eens te meer van u vertellen.
En ’t llimft, wanneer zoud gy uw heir in ord’re Itellen ? Matamoris.
T o F E K. Y. nbsp;nbsp;nbsp;13
Door’t dond’ren van myn ftem, en’tfpalkcn van myn’ blikken,
Dcê ’k heele legers 3 cn de grootfte [leden fchrikken. Mynonverw'inb’re moed, van yder een geacht,nbsp;Gebruikt voor keizers Hechts de helft vanzyne kracht;
De Parken, alledrie, die vliegen van myn’ handen,
Op myn gebod alleen ontvolken zy de landen Der grootfte koningen; ’t geweer is my niet nut,nbsp;Deblikfem is myn bomb, de donder myngefchut,
’K fmyt duizend vyanden, met eene flag, ter neder;
’K werp bergen op elkaar, en ik herftelze weder Alleen door myn geblaas; cn gyzytnoch zo koen,
En fpreekt my van een heir, dat ik nooit had van doen! Gy zult den tweden mars voortaan niet meerder fpreken;nbsp;’K zal u, met myn gezicht, doen hals en beenen breekca.
Maar inditoogenblik, datgy mevreeflyk ziet,
Denk ikopizabel, die mynezicl gebied;
En die gedachten van haar fchoonheid, nooit volpreezen. Laat my niet meer in ftaat om zo verftoord te weczennbsp;Myngramfehapdie vcrdvvynd. ga, ik ben wéér uw vrind;nbsp;Die klccne Schutter, die zelfal de goóii verwind,nbsp;Verjaagd de dooddieinmyneoogenwastcleezen. (zen.nbsp;Bezie my,’k hebniet meer dat doodfeh enfchrik’lyk wec-Van moord en branden : ’k ben veranderd nu van zin;
Gy ziet melieflyk, en vol fchoonheid; jade min Zit op myn aanzicht daar gy ftraks de dood beoogde,nbsp;Gedenkende aan’rfchoon oógdatmynevryheid roofde.'
Ja, ineenoogenblilc kundge alles, grootc goonf Daar’t wcczeti [chriklyk was, zie ik dat nu zolchoon.nbsp;Daar is geen voorwerp,zelfs hoe ftuurs en wreed van zin-Dat weig’rcn zou om u niet als haar zelf te minnen, (ncn,nbsp;Matamoris.
Ilczeghetunocheens, een yder is verliefd,
Of vrcelt me, flechts alleen wanneer het my beliefd:
Ik weet tc maaken, door ’t verand’ren van dit weezen,
De vrouwen heel verliefd, de Hwnncn vol van vreezen.
14 nbsp;nbsp;nbsp;DE TTJARSCHYNLYJiiE
Ja, zederddatditfchoon my bleef gcftaadig by Was ik'van ’t nagaan der verliefde op my nooit vry,
Ja duizend op een dag, door my te veel te minnen, Zynwel geltorven, of verlooren haare zinnen.nbsp;Prinicflèn waarenal op my verliefd beteerd,
De Koninginnen zelf verzochten my, om’tzecrd,
Van Ethiopië, en Egipten: al haar zuchten Was maar om my; ik deê zelfs twee Zultaanen vlugtcnnbsp;Uit het Serail, en was toen met den grooten Heernbsp;Daarom in grooten tvvift.
E E L A A R D.
Dat ftrekte u tot meer eer. Ma tamoris.
Aldieverliefdhcên, daar men my meé woubetov’rcn, Belette my toen om de waereld te verov’ren.nbsp;Ikftierdecian het lot aan Jupiter, wel hoe!
’K was dat verheven, en al d.at vervolgen moé, Meteen geftreng gebod, als dat hy zou verzinnennbsp;Een middel, dat men my zo veel niet zou beminnen,
Of dat, myn toornigheid zelf gaan zou tot de goón,
En hem met deeze vuill, verrtooten van zyn troon ,
Eri geeven Mars de magt van blikicms te regccren : Maar, op eenoogenblik, voldeed hy myn begccrcn ;nbsp;Myn dreigen baarde vrees, daarom hicld'hyzich Uil;
En zedert ben ik fchoon alleen maar als ik wil.
Eelaarj),
Wat minnebrieven had ik anders . . .
Ma tamoris.
Byuwiccvcn,
Van wie ze ook moogen zyn, wacht u ze my te geeven, Als van... jc weet wel; maar wat zegt ze al, als gy vryd ?nbsp;E E L A A R Igt;.
Dat gy de fchrik en min van alle herten zyt,
En dat, zo gy volhard Itandvaftig haar te minnen,
Zy haare flaat méér acht, als die van de godinnen. Matamoris.
Hoon al’tgodiunedoravyas zelfverliefd: ’t was in
• nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Die
-ocr page 15-T o r E R. Y. nbsp;nbsp;nbsp;15-
Die voor’gc tyd van flus, en boden my haar min.
Een wonder voorval zal ik u daar vanyerhaalen,
Die dc natuur dcê gaan zelfs buiten haarc paaien.
’T was op een morgcnftond, als dat myn heer de Zon, Wat hy ook doen inogt, uit zy n bed niet koomen kon;nbsp;Endeeze zichtb’regod, vanyder aangcbeeden,
Vond geen Aurore .als’t plagt,om voor hem uit te treeden: Men zochtze in Titons bed 1 in Memnons, en ook meênbsp;In ’t bofch by Cefalus, vergeefs al wat men deé^
En wyl men haar niet vond , en yder was vol vreezen, Zo moeft men zonder licht tot op dc middag weezen.
E E L A A R P.
Waar mogt dc Koningin van ’t licht toch zyn gegaan ? Mat a mor I s.
Vlak voor myn Icdekant haar min my biedende aan ; Zyfpildcdaar haar tyd, haar zuchten was vcriooren;nbsp;DicSchoonc, zo vermaard, kon my niet eensbekooren,nbsp;Al’t geen haar zotte liefde op my verwerven kon.
Was een gebod dat zy ftraks voor zou gaan de Zon.
E E L A A RD.
Dat vreemde toeval komt mynuweêr in gedachten,
’K was toen in Mexiko : men zei dat, om’t verachten, En om de Imaadheid hier mede aangedaan hun god,
De Perfiaan op u wouw wreeken deeze fpot.
Matamoris.
Ik hoorde iets mompelen, en wil het u wel zweeren, ’Kzou hem die kwaadheid wel dra hebben doen verkeren:nbsp;Maar ’k was belet, en was in Zevenbergen, daarnbsp;Zytic Afgezanten, doch niet zonder groot gevaar,
Mee veel gekhenken, en met zeer ootmoedig fmeeken gt; \''erzochten dat ik toch dc vrede niet zou brecken,
E E E A A R xgt;.
Zachtmoedigheid werd meer by dapperheid bemind. Matamoris.
Pezicditaangezicht, bezie het toch, myn vrind,
Zie, hoe dc deugden daar innecmenhavbehaagen:
l6 nbsp;nbsp;nbsp;DE WAAKSCHYNLYK_E
Een heele waercld vol van vyanden gt; verflagen,
Zietgc onder liiyncn voet; geen menlch werd ooit door :nv
Belccdigd, zohyzelf'daar de oorzaak niet van zy.
Doch in Europe, daar de Koningcnwel moedig»
Maar niet barbaars zyn , zyn myndaaden niet zo bloedig. Iktaatzc op hnune troon; maat by den Afrikaannbsp;Zyn al de Koningen met vrees voor my bcla^n.
’K verderf huon’ Jteden , omhunn’ KoningentcftralFen; De woclirgt;e:d kan u daar een voorbeeld van vcrfchatfen;nbsp;De grootc Zandzeen zelf, die niemand door kan gaannbsp;Als meteen vreeze, zyn getuigen van myn daan.
EeL AARO,
Daar komt ze, die alleen uw oogen kan behaagen.
Matamoris, ^iende Diederik by Isabel. Die drommel van een rent vcrzeld haar alle dagen.
E E L A A R D.
Waar gaat gy heen?
Mat A MOR IS.
Die bloed is zonder moed, en koud, Maar hy heeft buijen, diezomtyds hem maaken flout.nbsp;Millchicn hovaardig op haar byzyn, zou hy maakennbsp;Denftouten,endaardoorin twift, metmy geraaken.
E E L A A R D.
Danzouhy zekcrlyk flraks loopen in zyn dood.
Matamoris.
Wanneer ickfehonn ben, is myn fterktc niet zo groot.
E E t, A A R D.
Verlaat uw lief’lyk, cn doe aan uw fchrik’lyk weezen. Matamoris.
Maar gy voorziet niet wat hen zeker ftond te vreczen: Wanneer ik vrces’lyk ben, ben ik te boos en vals»
Ik bragt myn vyand, ch zelf myn meeftreffe om hals. Laat ons hier; wyl hy is myn toorn niet waardig, wachten.nbsp;E E L H A R D.
’K ïic uw voorzichtigheid zo groot gclyk uw’ krachten.
Diederik, Izabelee.
D I E D E R I K.
T K doe geen voordeel of ik eucht dan of ik klaag, -•¦Helaas! myn ongeval is groot’t geen ik verdraag;
In weerwil van myn vlam, onflooken in dit herte , Geloofd gy noch myn min , noch myn verliefdè fmerte.'nbsp;Izabelee.
’K weet niet waar in gy reen tot zulke klagten vind,
Ik ken my zelve fchoon, en weet wel dat gy mind ;
Ik zie de blyken uit uw zuchten , zyt tevreden,
Èn fchoon dat ik daar van had minder zekerheden»
Als maar een eerlyk man heeft by my w^at ontzach,
’K geloof het daadelyk al wat hy zeggen mag.
Doe meê met my zo: en tcrwyl ik aan uw minnen Niets heb verborgen van’t geen by my legt hierbinnen»nbsp;Doemy diedienft, en wil nu meê geloovcndannbsp;Dat, fchoon gy my bemind, ik u niet minnen kan.nbsp;Diederik.
Dat is het loon dan dat my over is geblecven,
Naar zo veel dienft, enblykuvan myn mingegeeven?
Is dan myn trouwe min zo (tiafbaar, dat ge altyd Zo ongevoelig 3 en (teeds even fpytigzyt ?
Izabelee.
Men geeft een and’rcnaam aldikmaals and’re zaaken. Het geen ik dih’lcn noem , zond gy wel roozen maaken :nbsp;Al ’c geen gy dienft en liefde,en vrindfehap noeme moogt,nbsp;Werd voor vervolging en voor ftraf by my beoogd.
Elk een blyft even valt by’t geen hy heeft begreepen;
Gy denkt my dienft te doen mct’tgcen me in’t grafzoa fleepen,
En ’t geen gy oordeeld een belooning waard te zyn, Verdiend niet,naar myn zinwals wreedheid, fmaad,en pyn.
Diederik. nbsp;nbsp;nbsp;(men,
Is ’t moog’lyk I kond ge voor zo zuiv’rc vlammen fchroo-
B nbsp;nbsp;nbsp;Die
-ocr page 18-tS DE rr A A R,S C H Y N L Y Jlt;: E Die van den hemel zelf beginfcl heeft genoomen ?
Ja, op het oogeublik, dat my het licht befcheen,
Gaf’t iny geen hert als om te minnen u alleen; Uwbeeldeniswasmet mynxicl gelykgeboorcn,
Ik had, eer ik u zag, mynvryheid alverlooren;
Myn min tot u was daar reeds ingeprent; en doe Ikumyn hertgaf, gaf ik niets, of’t kwam u toe.
IZ A B E L I, E.
Het fchynt de hemel heeft de magt aan zich gelaatcn: Zy fchepte u tot myn min, en my om u te haaten.
’Pis haar bcfchikking dat een ander my behaagd.
Zie toe dat geen van twee zich wederfpannig draagd.
Gy hebt van haare haat niet weinig deel genooten,
Kon zy wel meerder noch uw rampen doen vergrooten ? Waar is clendiger, of waar is flimmerliaatnbsp;Als een te minnen, die op ^t alderhoogfte u haat ?
D I E D E R 1 K.
Is u zowel bekend degrootheid myncr pynen ,
En kond gy weig’ren noch om die te doen vcrdwyncn i'
I z A B 5 r. L E.
’K hebmedelyden, en beklaag u noch tcmcêr ,
Dat gy van al die moeite, en al dat zuchten, heer,
Met al dat fmeeken, endar onophoud’iyk klaagen.
Niet anders als alleen mynwcig’ring meê zult draagen.
D I È D E R I K.
Uw vader (laat het toe; myn min , van u veracht, Haartoevlugt, in het eind, zal neemen tot zyn magt.
I Z A B E L L E.
’T is ’t middel niet om ooit daar door my te hehaagen,
Gy zoud daar van niet als de (chande met u draagen.
D I E u E R I K.
’Kzaldeezen dageenszien, hoe zeer gy’ttegenfpreekt. Wat zyn gezach vermag nu my uw liefde ontbreekt.
I Z A B E L L E.
En ik hoop, ook al eer deez’ dag zal zyn verftreeken,
Op nieuw, uvauuwhoopeninin te zien verfleeken.
D. I F; •
-ocr page 19-T o V E K. Y. nbsp;nbsp;nbsp;19
D I E D ER IK.
iüic!' lal uw wreedheid dan nooit eindigqn ?
IZABELLE.
Ga heen,
Ga naar myn vader, en laat my hier Hechts alleen.
D I E D F R I K.
Ik kan ’t berouw reeds van uw hert in’t aanzicht leezeii. Gy kond niet minnen of gy moet gedwongen weezen.
Ik gadanaanllonds: maar ik zweer u, by myn lot,
Dat ik niet ga als om te volgen uw gebod.
I Z A B £ L L E.
Ga heen j volhard Hechts in vergeefs iny te beminnen.
fier.de r o o n e e l.
Mat A MOR IS, Izabeli, e, Eelaard. Matamoris;
WEI ? met dat hy my zag, hoe ras liep hy naar binnen ? Wat was hy gaauw om my te laaten in zyn flee!nbsp;IZABELLE.
Dat is geen fchand voor hem; de koningen doen ’t mcê. Zo my’tgerucht van uwbedryf niet heeftbedroogen,nbsp;Enzo’kgelooven mag myn’oorenen myu’ oogen.
M A'T A M o R I s.
Geloof hetvry, en op dat men geen tyd verfpild Verkies maar in wat plaats dat gy gebieden wild; (geiDnbsp;Deeicarm zal aanftonds (want ik hou niet veel van drei-Een koningrykvooru, doorxync kracht verkrygen.
1 Z A B F E E £.
Geef toch zo licht niet bloot een arm die doorgaans wnnt. ’K veracht een koningryk, zo gy me maar bemind;
Ai de eerzucht, die ik heb ,bcHaat alleen daar inne Dat ik uwzielgcbicde, cnfmaa'kcuww'edcrminne.nbsp;Matamoris.
Zeis u gefchonken, en om u te laaten zien Dat gy daar over als nieeltrcire kond gebiên.
Zal ik niet luift’ren mcêr naar moedige gedachten j •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;13 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Noch
-ocr page 20-20 DE TV A AKS C H Y N LY K^E Noch naar de fcheptcr der uitheemlche votftcn trachten;nbsp;Gy zult me een koning twee of drie uickiezen zien,
Die zullen u myu liefde aanbieiien op hunn’ knicn.
I Z A K E L L E.
Die dienaars mogtenmy daar door in afgunft brengen: Ons heiin’Iyk vrijen wil geen meerder tal geheugen,
Tot tuigen onzer liefde, en ’t hooren onzer réén Is niemand meer van doen als dceze knecht alleen.
M A T A M o R 1 s,
Gy hebt gewis, als ik, doordringende gedachten ,
En ondervind dat men de grootsheid moet verachten. Het fwaaijen van den (laf, myn lief, wat ftcekt daar in ?nbsp;Ik geefze daadlyk weer zo dra als ik ze win.
Prinfeflen zelfs zag ik op my verzot van liefde.
En zonder dat van haar my eenc ’thert doorgriefde.
1 Z AB F. L L E.
Ik fla allcenelyk niet veel geloof daar aan,
Datgy , om mync min, prinfclFen zoud verfmaan, Datgy uw wedermin aan haar hebt wcig’renkonncnynbsp;Daargy my van uw hert ’t gebied hebt willen gonnen.
M Zi ï A M o R I s.
’K geloof dat He'nrik zelf noch wel daar iets af weet. Hoorhicr; alsikinSine, in’t(Iryden my zokwect,
En’s keizers dochters jiiaar het groot tournooifpel, beide Op my verliefden; zeg, wat waar het dat men zeidenbsp;Van haareminnenyd ?
E F. L A A R o.
Hoede een en de ander florf, Omdat gy haar verachte, en gceneuwmin verworf.
’K wasinEgipten , daar hetyder toen vertelde.
Het was toen Kairo zich op ’t allcrhooglle onÜelde Op’t hooren van uw’ daan, zodatzy honderd mylnbsp;Door traanen plas lag, als te vooren door de Nyl. (ven;nbsp;’T was toengy kort voorheen thien reuzen had doen Iter-Alwaar men zag rondsom het land door u bederven,nbsp;Vylthien kalleden, en twee bergen omgekeerd,
Door ’t vuur; en Had, ea land, cn alles ovesEcerd;
h
-ocr page 21-Ja honderd duizend man by de Atlas doodgeftcckcn.
M A T A M o R I s.
Hoe wel w'eet hy van plaats, en uur, en tyd, te iprceken, ’t Was my onfchooten.
IZABELLE.
Kan het zyn dat zo veel daïn Zo veel triomfen, heer, uit uw gedachten gaan?
M A T A M o R I s.
Toen, zegeprailende met keizers aan een keten, Waszocenflechten zaak niet waardig om te weeten.
rYFDE TOONEEL.
Matamoris,Izabeele,Eelaard, Joris.
MJori s.
Yn heer. ^
iVIatamoris.
Wat wildge ? fpreek i Joris.
Matamoris.
Van ...
Joris.
Van de koningin van Ysland.
Matamoris.
Zie cens nu,
Hoe dat me my vervolgd. óhcmcÜwil mygeeven Wat minder Ichoonheid, en wat meer gcruiler leevea Inbsp;Door al myn koelheid laat haar ciud’lyk worden wys.
E E L A A R n tegen l:{abella.
Zie, wat verfmaad dien Held, om u, een Ichoone prys.
IzABELLE tegenEelaard.
Ik twyffel nu niet meer.
Eelaard tegen It^ahelk.
Gezegd.
Hy heeft het u voor dcezen
Matamoris, briefgelee::^en hebbende.
Dat zy vry bid gt; zy zal me niet beleezen.
B 3 nbsp;nbsp;nbsp;Gy
-ocr page 22-D E W A AR S C HY N LY FiE Gy hebt, 6 Izabel! myn hert in uw geweld,
Waarom een mind’re vrouw vergeefs zich zelve kweld. Sta toe , óSchoone! dat u een van myn vertrouwden,
Terwyl ’k haar vonnis fchryf, een uur mag onderhouden^ Teweetenhy, die, tothet minft’, myn keven weet,nbsp;Die myn’ verwinningen verhaalen zal in ’t breed.
JZABELLE.
Vertoefnietlang: want door uw fpoedig wederkoomen Zal ik bemerken wat ik hoopen moet of fchroomen.
2: E S D E TOO MEE/,. Eelaard, Izabelee.
E E L A A R p.
LEt op’s mans zotheid, die alleenlyk houd een knecht, Op dat die daagelyks zyn jonker d%e berecht,
Van wathy ergens hoord , of wat hy heeft vernooincn Vanboodc ofafgezand, die herwaards is gekoomen.
I 2 A B E L L E.
Zeer aangenaam is my die boodfehap, niet alleen Verloftzemy van hem, maarlaatons metons tween.
E EI, A A R p. nbsp;nbsp;nbsp;(zuchten,
’K weerhouw,doordeeze rcénverdout, niet meer myn* Enzalditgunfligc uur gebruiken , met meer vruchten.
IZABELEF.
Wat wild ge zeggen ?
E E L A A R p.
Dat ik u, helaas! bemin.
En dat tot u alleen myn hort llrekt, en myn zin.
Myn keven. . . .
I 2 A B E I. r, E.
Laat toch af zo veel vergeefs te fprecken, Ik weet het, en geloof’t, wilt gy noch meerder teeken?nbsp;Gy ziet dat my geen kroon, alleen om u, bekoord;
’K veracht zelfs Diederik, en min u, met een woord.
’T is goed mctklagtenenmet teerheid te beginnen,
Maat, Eclaard, nu wy reeds gekoomen ïyti ïo veer Dat wy beminnen, doet een wenk aan ons veel méér. -EeL A ARD.
Wie dacht ooit dat myn min die guuft 2ou2yn gegeeven. En myn rampzaalig lot noch zou te boven ftreeven ?nbsp;Gebannen uit myn land, door al te cen wreeden magtnbsp;Myns vaders, geldeloos, en zelfs zover gebragr,
Dat ik, doorvlcijen, een verwaande moet behaagen, Zyn vreemde zotheid , en uitfpoorigheid verdraagen.nbsp;Myn ongelukkige en bckiaagclyke liaatnbsp;Heeft dan niets dat aan u mishaagd, of anders raad ?nbsp;KanDicdenk, in (laat enrykdom zo verheven,
U min vernoeging, dan myn trouwe liefde geeven ?
1 Z AB E t LE.
Zomoet men kiezen; die oprecht en trouw bemind Geeft zich aan niemand als diezich bemin’lyk vind.
Die met een zot, of met een laelyk menlch durft llaapen, Zal zich aan zynellaat, en rykdom Hechts verg^apen,nbsp;Erifmet lafhertelykhet edele gemoed.
Dat met een Ichoone ziel te zaame is opgevoed.
weet dat myn vader ons die liefde zal beletten,
En, tot verhind’ring, zich met kracht daar tegen zetten; Maar, myne min heeft zo veel magt op my, mynheer,nbsp;Dat zy niet luilferd naar ’t gebod eens vaders meer:nbsp;Hoewel hy veel vermag, hy zal het hier verliezen,
Hy koos voor hem , en ik wil voor my zelve kiezen.
E EL A ARC.
Ik ben verbaafd te zien, myn lief, alsdatgy aan . . •
IZABELLE.
Zie daar, die üaag my k weid, Ha toe dat ik mag gaan.
¦ZEVENDE T 0 O N E E L. Diederik, Eelaard.
Dieperik.
vlugteri.
Hoe
GY zyt gelukkig, daar ik niet en doe als zuchten De ondankb’re lyd u,en ik zie haar voor myn vlinbsp;B 4
-ocr page 24-M DE W AKS C HY LY K.E Hoe groot een luft dat zy ook in uw byzy n vond,
Zy had my nietgezien, of Ichuuwde my terftond.
E E L A A R D.
Al eer dat zy, mynheer, uherwaardsaanzag koomcn, Vermoeid van myne reen had zc afTcheid al genoomen.nbsp;Die» ER IK.
Wat Ipraakt gy dan dat haar verdroot, en weg dcé gaan?
E E L A A R D.
Watbeuzelingen, die men lichtelyk kan raan j Mynmeellersliefde, maar veel cérzyn’zottigheden,nbsp;Zyn’ daaden in de lucht, en ’c winnen van veel (leden.
D I E D E R I K.
Gy, noch uw meefter, zyt bekwaam om kwaad vermodn In my te brengen: maar zo gy me dienft wilt doen,
En deeze dwaasheid niet knnd brengen uit zyn’ zinnen,
Zo maak dat hy niet hier maar elders gaat beminnen.
£ E L A A R
Watvreeilge toch voor hem, dathyu zavcrvceld.
Die flegts met moorden, en met roof haar ooren (treeld: Diewurgd, en brand, en breekt, en elk voor hem doetnbsp;DI E D E RIK.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(vreezen?
’E vind u tebraaven man om zyne knecht te weezen.
Uw maakzcl is niet flaaffeh, als men u wel beziet,
En, zonder oogmerk diend gy zo een meefter niet,
Doch ’t zy zo ,• van die uur dat gy hier bent gekoomen, Heb ik haar daagelyks méér koel en wreed vernoomen.nbsp;Gy diend om reden , of te (lout is ’t dat ge u laatnbsp;Vervoeren, veel te ver, en buiten uwen Haat.
Gy zyt by my verdacht: te hoog gaan uwe zinnen.
Laat dan uw meefter zien cenander te beminnen i Of dat hy, in uw plaats, zich laat bedienen vannbsp;Een ander, zo die gek haar niet verlaaten kan.
®T is waar, dat alles met haarvader is beflooten,
En gy, noch Izabel, het weer om ver kond ftooten; Maar het gelchicd Hechts om myn geeft van zorg te on-liaan;
Zo
-ocr page 25-y o T E R Y, nbsp;nbsp;nbsp;If
Zo ik u weder mpgt aan deeze deur ontmoeten,
Ik weet hoe ik het volk van uwe zoort moet groeten. Eela A RO.
Neemt gy me voor een man die u zoukonnen fcha|n? Dieperik.
Zwyg maar, ik bid u, of het zal hier anders gaan.
Gaat; dat’s genoeg gezegd.
E E L A A RP.
Die Imaad is niet te draagen Voor een die moed heeft j om uzovanhiertejaagen;
En zo den hemel my niet fchiep in Haat van heer,
Hy gaf me een hert op ’t hooglt gevoelig van zy n eer:
En ’t geen men my gaf, zou men licht wel weederkrygen.
DI E P E R ' K.
Gy dreigd me i
E E P A A R P.
Neen,óneen! voordeez’tydzalikzwygen. Van’t geen gy deed, daar pluktgy weinig vruchten van;nbsp;Doch ’t is hier niet gt; daar men dit werk befliflen kan,
ACHTSTE TOONEEL. Dieperik, Katryn.
Dieperik.
D Ie ftoutebeed’laar gaat noch dreigende daar heenen. K A T r y M.
Naar ’t fchynt aan uwe reên zou ik u zinn’loos meenen. Dieperik.
Hoe! zinneloos?
K A T R y N.
Ja, wy] gy minnenydigbcnt Van hem, wiens meefter vooreen zot lang is bekend.nbsp;Dieperik.
’K weet wie dat Izabelle, en ik zyn, en onz’maagen, Maar ik kan evenwel, niet zonder finart, verdraagennbsp;*T genoegen, ’t geenze neemt, wanneer hy haar fpreektnbsp;Van hem te hooren, daar zy my gebied te gaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(aan.
By nbsp;nbsp;nbsp;Ka-
-ocr page 26-26;
DE
WAjIKSCHYNLYkE
Dat is ontkennen tcgelyk, en fchuld bekennen. Diederik.
Zcgvrydat mynedaan zeer onbclchciden bennen, Maar myne wantrouw, ’t zy die wel of niet behaagd,nbsp;Heeft, om geruft tezyn, hem hier vandaan gejaagd.nbsp;Maar, zegmyeens, in ernft, hoczyne zaaken leggen?nbsp;K A T R Y N.
’T is hy, durf ik u zulks wel zonder vrecze zeggen, Dienu vanlzabelle op’thoogft wordaangebeên.
Died ERIK.
Is’tmoogclyk! Katryn?
K A T R Y N.
Hy heeft haar hert alleen.
Men vind geen lieven die meer hielden van elkander.
Zy zynvaneenczin, enftervende een om de ander. Died ERIK.
Ondankb’re Schoonheid, die ik heb zo teerbemind. Ontrouwe .' ach ,Izabel! hoe zytge zo ontzind,
Dat gy zo armen bloed laat in myn plaatze treeden ? Katryn.
Die opgeblaazevoerd noch alvry hooger reden.
’K zal u de gantfehe zaak vertrouwen, hoor Hechts aan, Hy noemd zich edelman, en ryk.
Dl Ei) ER IK.
Watftout beftaan?
Katryn.
Hy zegt dat hy, ontvliénde eens wreede vaders handen j Zeer lang gedwaald heeft, en gezworven door veel landen,
Tot hy zich cindclyk , ’t zy door gebrek van geld gt;
Of and’re reden, heeft in deezedienft gefteld:
Nu heeft hy, indelchynvan voorzyn heertefpreeken, Zich weeten inde gunft vanIzabel te fteeken }
En op’tonnoozel hert gekreegen zo veel magt,
Dat daar door uwe min befpot word en veracht. Dochfpreek haar vader aan, die ’t nimmer zal geheugen,
-ocr page 27-T o V E H y. nbsp;nbsp;nbsp;25
Ik koomtovanhemaf, daar hyme, metlynhand, Zyn dochter heeft beloofd tot leffching van myn brand.nbsp;Haaft zult gy zien wat dat een vader kan verrichten.
Maar, hoor, Katryn,gy moet my te cenemaal verpligtcn. K A T R Y N.
Van’t geen my moog’Iyk is, zytdaar verzeekerd van.
Kundgywel maakendatik haarverraflen kan.^
Ojal niets lichter, en milIcHien noch naden eetcn.
Vaar wel dan; denk daarom, en laat het my ftraks wceten. Neem dit gelchenk voor af, en wacht noch mcêr van my.nbsp;K A T R Y N.
Maak, dat die minnaar toch ter deeg geflaagen zy.
’Kzal zo veelfiokken, om uw lull te vreên te (lellen, Doen daalen op zyn rug, dat hyze niet zal tellen.
NEGENDE T 0 O N E E L.
K A T R Y N, alken.
TT A ! die verwaande mcend geruft te zyn , en lacht,
¦*- ^ Maar hy zal zyn geftraft nu hy my heeft veracht: Zich waanend’ (choon te zyn, wil hy de meefter fpeelen.nbsp;Ik ben te laag voor hem, alsdat hymyzou ftreelen;
Hy zoekt een Jufvrouw, w'antikben hem veel te flecht; Doch zo ik dienftmaagd ben, wat is hy meer als knecht inbsp;I ndien hy vriend’Iyk is, en van een min’lyk weezen,
Op dit myn aangezigt is mee geen fmet te leezen ;
Hy noemd zich edel, ryk van have, en wel gegoed j Maar dat is ook ’t geen my op ’t meefte lachchen doet.nbsp;Die verre is van zyn land, wat kan hy niet alpraaten,
Kn voor een ridder, of baron zich eeren laaten!
Maargt; ’tzyzo; nu zal ik my wreeken, en ik moet liloen danfl'en op den ftok zyn adel, en zyn goed.
THIEN'
-ocr page 28-DE WAAK.SCH'VliLYKJË
TUIENDE TOONEEJL. Waarmond, Errryk.
HW A A R M o N D.
Art klopt u, naar ik merk.
E ERR YK.
Ikvreczevoor haardrcigen-Waarmond.
Zy mind hemal te zeer om naar zyn val te neigen. Eerryk.
Zy word veracht, en zal zich tot het wreeken fpoén. Waarmond.
Vrees niet ( de liefde zal dit wel verand’ren doen.
Maar»wil uw vrees en uw’ verlangen toch wat ftaaken. *Kzal, door iets geeftigs, ucen oogenblik vermaaken.
Gy, vlugge geeften, die door lucht en aarde zweefd, Vertoond aan ons een dans, dien geen gelyken heeft.
Volgt een dans van twee Scharamouches met ladders.
Einde van het Tweede Bedryf.
T o F E R y. nbsp;nbsp;nbsp;29
EEJ^STE TOONEEi.
Ernst, Izabelle.
Ernst.
HOu op van zuchten, cn van zo bedroefd te kermen, Gy kund u tegcns mydaar meê toch niet befcher-men;
Myn hert, hoe zeer gy ’t ook om u bewoogenziet, Hoord naar de reden, en acht uwe traanen niet.
’Kweet beter, als gyzelf, te leiden uwe minne,
Gy haatflechts Dicderik, om dat ik hem bezinnci Om dat ik u hem tot een bruid, heb toegevoegd,
Is uw hoogmoedigheid, geraakt, en heel misnoegd. Onbreckt het hem aan hert, aan adeldom, of ftaatennbsp;Is ’t wcezen, of ’t verftand, dat u hem zo doet haaten ?nbsp;Izabelle.
Hy is geheel volmaakt, en doet my te veel eer;
Het geen hy doet om my, erken ik kwaalyk j heer.
Maar zo uw goedheid my zo veel flcchts wil vergunnen Dat ik mag fpreeken, ik zal my vcrichoonen kunnen.
Een heimelyke trek, ik weet zelfs niet waar van. Maakt dat ik hem ontzie, doch niet beminnen kan.
De hemel maakt veeltyds de harten van de menlchen Afkeerig van het geen daar wy naar moeiten wenfehen,nbsp;Onzeckcr door war zucht, noch laat ons niet inltaatnbsp;Te ontfangen, als men keurd 't geen by ons is gehaat.
Zy weet de zielen hier op ’t aardryk te veteenen,
Die zy, om hoog, te zaam’ gclchikt had lang voorheenen. Een heimelyke drift zy aan onz’ harten geeft;
Men kan met minnen als zy ’t niet bellooten heeft:
En die zich regens die voorzienigheid wil zetten, Ishaareenvyand, en verbreekervande wetten.
Een weederipannige, die zich geeftoveraan
DE W A AR S C HY N LY K^E Ernst.
O onbefchaamde ! kund ge u zelven to vcrweercii ? Watmeefter wid u toch die weetenfchaptc keren?
Gy weetal veel, ófnoode! ik waarfchuw u, verwacht Geenzins dat ik gebruik myn vaderlyke magt.
Zo u den hemel heeft zo groote een haat gegeeven Voor hem, die door myn keur, in echt met u zou Iceven,nbsp;Neigt gy u w hart dan tot dien grooten oorlogsman ?
En is’tdie rodomont die u behaagen kan?
Zal die verwaande zot myn huisgezin vermecren ?
1Z A B £ 1. L E.
Denk niet, myn vader, dat ikmy zo zal vernecren. Ernst.
Wat voor een uitvlugt heeft uwtegenftteevendan? IZABELLE.
Myn ruft, en myn geluk, die’k niet verraaden kan. Dithuuwelyk, datgy noch wilt gelukkig noemen,
Was flechts voor my een hel, daar gy me in zoud verdoemen.
Ernst.
Wat zy n ’er veele, en van meer Ichoonte als gy miftchien. Die in zo zoeten hel zich gaeren zouden zien.
Wild gy die kennen ? kom hier in het ronde cens kyken. Maar eind’lyk, ’k wil het zo, en gy moet voor my wy ken.nbsp;I Z A B E L L E.
Neem toch een and’re proef van myn gehoorzaamheid. Ernst.
’K heb u myn wil verklaard; wat diend ’er méér gezeid ? Het is te lang getwift; gy kond naar binnen treeden.
T iV E E D E T O O N E E L. Ernst alken.
Elet volgen van haar pligt is tieranny by haar i Ja, zelfs gehoorzaamheid, die eertydsheilig waar,nbsp;Kan heden niet beitaau, njgargaat geheel verlooreu
At heeft de dwaaze jeugd al buitenfpoorigheden ?
Door
-ocr page 31-Door zulk een lierheid, die haar is als aangebooren.
Dus zyn de zinnen van een vrouw; in al het geen Een man haar raaden mag; zy volgd haar hoofdalleen.nbsp;Verwerpt het juk, en wil naar onze raad niet leeven,nbsp;Volgd haarezinlykheid, en mind het tegenftreeven.nbsp;Denk evenw'cl niet, gy verblinde j ó neen! dat alnbsp;Die wederfpannigheidmy tegen houden zal. . . .
Maar, zal dandeezegek my altyd koomen plaagen.^
‘K zal door geweld of lift hem hier van daan doen jaagen.
D A KD E TOONEEL. ^ Ernst, Matamoris, Eelaard.
Matamor is, te^en E-daard. goon! heeft niemand dan meêdoogenmct uw heer*nbsp;De groote Turk op nieuw bid my om myn geweer,nbsp;De Tartar houd niet op van om myn hulp te vraagen inbsp;’K zie my van Kalikoet en Narftng alle daagennbsp;Aanporren, help ik de een,’k weet voor de reft geen raad.nbsp;Eelaard.
Mynsoordeelsis het beft dat gy haarvechten laat.
Want kwaalyk zult gy uit dien doolhof konnen raaken, In een te helpen zultgy drie tot vyand maaken.nbsp;Matamoris.
Gy fpreekt zeer wel; hetisgenoeg; ’k laat me overreen; Ik wil geen jaloezy, dan in de min alken.
Vergeef het my , myn heer, zo ik, in dit ontmoeten, U,die ’k voorwaar niet zach, ten cerften niet kwam groeten.
Maar, watverand’nngzieikinuwaanzicht, heer? Waar zyn uw vyanden ? ’k zal onder hen, ik zweer,nbsp;Eenwreede en bloedige vlecshouwery aanrechten.nbsp;Ernst.
Ik dank den hemel, ’k heb geen vyatjd te bevechten. Matamoris.
Dank vry myn arm, die hen van u heeft afgewend. Ernst.
Ma*
-ocr page 32-31 nbsp;nbsp;nbsp;DE tVAARSCilYNLYj{_E
M A TAMORI S.
Zo ras als mync gunlt tot u zich kwam verklaarcn ^
Zyn zy van fchrik gevloón, cu na de hel gevaaren. Ernst.
Maar, gy moet elders udocn vreezen: ja, myn heer j Uwarm, zo zeer ontzien, heeft hier te weinige eer,
Gy moell, terw yl Europe en Azië zo bloedig Oorlogen, hier niet flilverblyveiii maar u moedignbsp;Vcrtoonen, en, gereed den vyand’thoofd tcbiênsnbsp;In’r Staaten leeger, of u elders doen ontzien.
Dat is’t rechte middel om een eernaam te verwerven, Ot, in het harnas, op het bed van eer te fterven.nbsp;’tiswaar, datgy by elk hier voor een bloodaard gaat.nbsp;Voor een ftraatllyper, en geenzins voor eenfoldaat.
M A T A M o R I s.
Gantfch kracht, gy hebt gelyk: wat ben ik in verlangen..; Maar hoe kan ik daar gaan 5 ik ben hier een gevangen.
U w dochter houd my, en haar oog, zo vol van min, Bind my myne armen vall; ik ben geflooten in - ...nbsp;Ernst.
Zo niemand méér, alszy, u hier kan wederhouwen.
Zo pak uw prullen op; zy zal een ander trouwen;
Zy is voor u niet; neen, ftel haar vry uit uw zin. Matauoris.
Wat drommel, zegtgy? ’k zal haar maaken koningin. Ernst.
Hetis myninborftnietzo menighmaal te lachchen,
Om al uw zot verhaal, en uw hoogmoedig pracchen;
De zotheid walgd wanneer men fta% het zelfde hoord. Maak vry een and’re koningin ; en pak u voort,
Zo gy hier wederom haar komt het hoofd te breeken.... Ma TAMORI s.
Die kaerel word heel dol; hoe , my zo aan te fpreeken ? Weet gy wel, armen bloed, dat myn gevreefde naamnbsp;Den Turk brengt op de vlugt, en alle duivels zaam’.^
Dat ik den Frarilchman, hoe hem yder ook mag vreezen, Kan brengen op de loop,als ik verftoord wil weezen
-ocr page 33-T ö 1/ E R. Yv nbsp;nbsp;nbsp;33
En hamp;m doen kruipen, als een rekel, inzynkot? Ernst.
Myn heer, ’k heb dienaars, die aanftonds, op myn gebodj Met ftok en knuppel j at dat xwetzen van uw flrijeanbsp;Antwoorden zullen, fpyt al uwe opfnijerijen.
M A T A M o RI S tegen Eelaard.
Zeg hem wat ik al dcede op duizend plaatzen , zal... Ernst, weggaande.
Vaar wel, bedaar u, en geneeze u van dit mal;
Gy zoud, al ben ik noch midchien een van uw’ vrinden s Zomtyds myn bloed wat heet, en ’t volk gehoorzaam vinden.
F I E RD E TOONEEL.
^ nbsp;nbsp;nbsp;9
M ATA MORIS, Eelaard. MatamoriS.
ONtzach van myn ineeftrclle , ó felle flaaverny!
Tieranvan myne moed, waar toe vervoerdgemy ? Waarom en had ik niet j in plaatze van een vader,
Veel medevrijers, opdat ik henallegadcr Had opgeofferd aan myn gramlchap, en myn fpyt ?
O oude gryzaard) die een rechten duivel zyt!
Afbccldzcl der verdoemde 6 vent van alle venten f Gy band my hier van daan met felle dreigementen ?
My ....
Eelaard.
Hy is uitgegaan; ga, met een zachte ftem, Ondekken haar uw liefde; en lachchen wy mdt hem.’
M A T A MORl s.
Maar, feldrement! die knechts,die mogten iets beginnen.' E E L A A R D.
Uw fcherpe degen houd die guiten wel daar binnen.
Ma TAM OR IS.
Ja j maar raakt hyeens uit, zyn vuur zou, deezereis
Jn eenen ogenblik, het huis als een forneis
Doen branden, entotafch verteeren gooten, traaljen j
G nbsp;nbsp;nbsp;Dak^
-ocr page 34-^ nbsp;nbsp;nbsp;DE WAAKSCHYNLYK.E
Dakbalken, gevel, poft, en pannen, ofdefchaaijcn,
Defpykers,yzcr, loot, kalk, tichchels, marmer, glas, ’t Zal vloeijen langs de ftraat, gelyk gefmolten walch.nbsp;Voorts kamers, keukens, gang, de trappen, boven zaaien.nbsp;En zolders, kabinet, de deuren en portaalen.
Het voorhuis endeftoep, de kelder enhctflot,
De latten, all’het hout hoe gaaf, of hoe verrot.
Zoulz^el ditniet doen fchrikken.^ wil gelooven. Dat vuur zou aide vlam van haare liefde, dooven.
Gy, die niet moedig zyt, fpreek haar voor my; ga flechts, Voor ’t minfte ftraft uwe arm, lieht wat brooddronkenbsp;knechts.
E E t A A R ü.
Dat was tc veel ge waagd, en in myn dood geloopen. Mat AMORis.
Vaarwel: ik ga van hier i want zie, de deur gaat open. Ik vrees dat dit gelpuis, geenachtllaandeopmynftaat,
’T ontzach mogt breeken, my aanranden op de ftraat.
VYFDE TOONEEL.
E E L A A R D alken.
OM wcgtejaagcn, zulk een koningvande bloodcn, Is maar een blad,een wind,een fchaduwe van norden:nbsp;Een oud man dreigd hem, ja een vrouw ftrekt hem totnbsp;fchrik.
Hy vrccft ftokllageu, en beefd yder oogcnblik.
ZESDE TÓONEEJL. Eelaard, Katrïn.
E EL A ART).
KAtryn, uwbyzyn moet wel zeer gcvaarlyk weezcn;
Door uwe komft brengt gydit moedig hart in vreezenj De bloem der helden , die zelf overwonnen heeftnbsp;Degrootflcprinfcn enprinfeflèn vooru beefd.
K A T R y N.
Dan is myn aangezicht, zo’kfjijeur uit uwe reden,
Zeer ongelukkig met al haar bckoorlykheden,
Een5
-ocr page 35-3^
T O r E R. y.
Eens anders weczen wel van ver behaagen kan, Eii’tmyne, van naarby gezien, daar fchrikt men van.
E E L A A R B.
Zo ’t zotten fchrikken doet,’t behaagd wcêr aan de wyzcii. ’K vind weinig fchoonheên, die men met dat recht magnbsp;pryzen,
Hy heeft geen ongelyk die in uw liefde blaakt ^
’K heb nimmermeer gezien een voorwerp zo volmaakt. De geeft zo fchoon als ’t lyf, door vrolykheid gedreeven *nbsp;Twee flonk’rendc oogen, die u zo veel voordeel geeven,nbsp;Een Icevendige verf, een opzicht dwars noch fchuuw:nbsp;Het was eengekdic niet vcrlievenzonopu.
Katryn.
Ei lieve! zinds wanneer kon ik u toch behaagen.^
Zie toe; ik ben Katryn, dieyderkanvcrjaagenj Geen Izabel, die gy zo hertelyk bemind.
E E L A A R D.
Gy beide word van my ten uiterftenbezind. _ (zétf *'K aanbid haar rykdom, en ÜW fchoonheid, nooit volprce«nbsp;Katryn.
Twee is te veel, een vrouw hoordil genoeg te weezen» En myn volmaaktheid wykt voor haar verheevenftaat.nbsp;Eelaard.
Wat moeite dat ik doe om haar, meent ge in der daad. Dat ik haar meerder achte als u, en méér zou minnen?nbsp;De liefde en trouw zyn van geen eenderhande zinnen jnbsp;Oprechte liefde voor de Ichoonfte in minne blaakt,
De trouw naar iemand met groot geld en rykdom haakt.' Gyhebt geen goed, en ik ben arm, hoe kan dat voegen?nbsp;Een kaale kan Zich ihct die niets heeft, niet vernoegen.nbsp;Infpytvan’tzoet, ’t geen ge in de liefde plukken meugt,’nbsp;Twee armen, za^m getrouwd, die maaken korte vreugd.’nbsp;'K bemin dan elders om myn ramlpoed te o ver winnen jnbsp;Maar ik kan u niet zien, of ’k voel myn hart hier binnennbsp;Onllellcn, en dat zich myn geeft bedroeven moet,
Om ’t ongelyk het geen het geld myn liefde aan doed. Uwe aUerminftc lottk verwind myn hert en zinnen t
Watmindeiku, 7,0 ik niet doen moeft als beminnen. Wat waart gy me aangenaam, zo ’k maar behaagen moH.nbsp;K atryn.
Wat had gy groot verftand, 7.0 gy maar zwygcn koft,
Of bect’rc tyd verkoos, als metarglillighcden Tc tóoncn zo veel min, doormengt met zo veel reden.nbsp;Wat is zo wyze een liefde een groote fchat voor my,
Die zich niet onderwerpt als maar uit mcedely,
Sndiczynwenfehen (herd alleenlyk naarde ryken,
Om onder de arremoed my niet te doen bez wy ken. ’Kvergcetnooitzulkecnmin, verzeld metaartighe£n.nbsp;Volhard flcchts in haar te bezoeken i ga maar heen.
E E L A A R o.
Indien ik mogt, ’k zou my met u gelukkig achten.
K A T R Y N-
Ga, mynmeeftreiTeisnualleen; zyzaluwachten-E F, L A A R D. ¦
G y jaagd my dan zo weg ?
K ATRYN.
Nceni maar ik zenden, daar Gy langer vreugd als hier zult hebben; dat’sbyhaar.
E E E A A R o.
Zelfs die verfmaading (laat u wel, die ik moet lydcn.
K A r R Y N.
Maar, watvcrfpildgealtyd! nwyvcrmoeftditmydcn. Ga heen.
E E L A A R i;.
Gedenk toch, dat zo ik een ander min. ..
K A T R Y N.
Zulks ma.ar uit vrees gefchied, om dat gy my niet in Uw armoe fleepen wild : dit deed ge my llraks wccten,nbsp;En’k hebt ureeds gezegt, nooit zal ik het vergecten.
E E I, A A R p .
Vaarwel: dit boerten heeft my zelfs behaagd; zo zeer t Datgyj daardoor, my doet verheven, meer cn méér.nbsp;Hoe langer ik u zie hoe ik u meerder achte jnbsp;Licht minde ik u te veel, indien ik langer wachtc.
37.
ZEFENDE TOONEEi.
Di
Katryn.
j E ondankb’re ïjet in ’t eind aan my bevallighcên,
En maakt den vryer, omzyntydverdryfallecni Hy mindmeuitlpottcrny, en doet my flechtsverrtrekkennbsp;Een momtuig, om daar mee zynvrijery te dekken;
Rond uit bekennende dat hy verbreekt zyn trouw,
Zweert hy dat hy me mind, doch niet begeerd tot vrouw. Min overal, ontrouwe, en wil uw hart verdeden,
Keur wiengy wild tot yrouw,het zal me niet verlchcelen gt; Geefuvry over aan uw geldzucht : maar ik zweernbsp;Dat gjr, noch kabel, nochmy, voortaan niet méérnbsp;Bedriegen zult ,• ze is ook meer waard als haar te minnennbsp;Uit inzicht om veel geld door haare trouw te winnen.
’K ben zelf meer waardig als tc neemen zulk een man. Ikloegzo welalsgy; maar zeeker’t was nier, dannbsp;Om u van myne fpyt het minft te laatcn blyken.
Wat deed ge toch als maar u zelf vcrongely ken ?
Die zyne haat bedekt is meefter van de wraak.
Myn veinzend zoet hielp flechts ’t beleggen myner zaak. En’t zetten van een ftrik j waar in gy, onder’t mallen,
Is gy daar minft op peinft, gevaarlyk in zult vallen.
Maar wat heeft hy gedaan , het geen hem fchuldig maakt ?
Verdiend dan iemand ftraf diena zyn meerder haakt ? Hymindmc; ’t geld alleen kan dceze min verkloeken.nbsp;Wie zoujin deeze onze eeuw,niet een cn ’t zelfde zoeken?nbsp;Vergecten w'y den hoon die zo veel fmerts my baard,
Laat hem genieten het geluk, ’t geen hy is waard;
Zohy me mind gt; hy ftraftzich metdit wederftreevenj En zo ik hem bemin, ik moet het hem vergeeven.
Waar heen is’t dat ge, 6min! my in myn onruftleid? Zou ik vcrgecten zulk een groote ondankbaarheid ?
Hoe toond ge u nu dus zw'ak 3 ó drift! om my te wreeken ? Of wild gy dat ik zo rechtvaarde wraak laat fteeken ?
Hy is het die my minden voor myn oog veracht;
C 3 nbsp;nbsp;nbsp;Ik
-ocr page 38-3» DE W AAK.S C HY N E LV KE Ifcminhem, cn ik ben alleen dien hy belacht.
Zwyg, liefde, zwyg! laat u zynftrafheidnietberoE-wcn.
ïk heb het tocgeftaan, en dien myn woord tehouweni Gewaande hoop, die my meer in myn’ fmertcn laat,nbsp;Wyk j met uw zoetigheid, dan eind’lyk voor myn haat.nbsp;.Tistyddatze, op haar beurt, eensinraynhart regecre.nbsp;En myn gehoonde min haar mogendheid ontbecre.
achtste TOONEEi.
Mat A M o RI S alleen.
Aar zyuze,vlugtcnwy.’kzie niemand niet: óneen; Treên wy Iloutrnoedig toe. hoe trillen al myn !eên.nbsp;Ik hoor ze; loopcnwy. neen! ’twasde wind die huilde.nbsp;’Twaarbeildatik my, in bet donker j hier vcrl'chuildc.
O oude rochelaar 1 *k verwacht op deezc bank Myn zoete koningin, zelfs tegen uwen dank.
Hy :{et ^ich in de (loef neder, en luijierd , doch Jlaat jchielyk, weder op.
Die drommels! ó die knechts doen my geduurig vreezen,^ In meer als duizend j aar kon ik zo bang nietweezen.
Hy gaat mdcr :{ittenen jlaat aanjlonds weder of .
’T is my te veel gewaagd- zy komen, ik ben dood-Want ’k llurf veel eer als dat ik hen vcrweering bood.
Ik zou, met al dat ruigt’, deezcarmmaar onheilbaaren. Hoe geeft myn moedigheid zich over aan gevaarcn lnbsp;Zo loopen wint, is hun verwachting niemendal,
Van hen ben ik gewis de radftc, in dit geval.
En is myn degen goed , myn’ voeten zyn het mede.
Ik zieze waarlyk, ’t is gedaan, ik fterf alrcde.
Ik kan niet loopen , al myn’ leden zyn alsys, Mynbcenen beeven, en de doodfchrrk maakt me grys.
. Hoe kondge,ó noodlotltoch nty n moed zo tegen weezen? Hal hal’tis Henrik met myn lief; ’kverlaat het vreczen.nbsp;Het hart ontdooid me weer, ik luifter hier met vlyt,
T o F E R. y; negende tooneel.
Eelaarigt;,Izabelle,Matamo r i s/tr yden. IzABELLE.
IK kan, van vaders kant, u geen vernoeging gecveii.
Ik zag hem nimmer zo geftoord van al myn keven.
Hy vviluwmeelter noch uzelf hier nooit meer zien. ZelfsDiedriksbyzyn moetge, enzynehaat, ontvliên.nbsp;Want daarom is het dat ik u beneên dcê koomen,nbsp;Hiercviderhouwen wc elkand’ren zonder Ichroomen,
In myne kamer kon me ons licht verraüen : gy Kond uhierbergenofaan de eenofdeand’rezy jnbsp;En zo’er iemand komt, de deur Itaat voor my open.
M A T A M o R 1 S.
jj’kWed ik, in dat geval, de eerfte waar in’tloopen.
E E L A A R p.
Gy zorgd voor my te veel, tot hoeding van myn val.
I Z A BELLE.
’K doe noch te weinig . zo ik my volkomen zal Verzcek’ren van een goed, daar ik zozeer naartrachtc,nbsp;En zonder dat, ikzelf’t geluk een onluk acLtc ;
Een goed my meerder als de gantfche waereld waard, Voor wien ik eindelyk alleen betreê deczeaard.nbsp;Vergeeffch wil Diederik my door myn vader winnen,nbsp;Uw liefde alleen heeft recht te hecrfchen in riiyn’ zinnen.nbsp;Ik word van hen vervolgd met vecle moeilykheên,
Maar hunnedwinglandy behaagt me om u alleen:
Ja , ’k zou omhelzen zelfs de allerwreedftc plaagcn,
Zo myn ftantvaftigheid om u die mogt verdraagen.
E EL A A R. D.
Gy maakt my heel onffeld. wat dankbaarheid betoon Ikdieftandvallighcid? wat geef ik haar tot loon?
Al dat ik u weerom kangeeven is myn keven;
noem my gelukkig zo ik in uw dienft magfneeven. Doch, zo ik eind’lyk eens myn kwaad geflcTiit verwon,nbsp;En dat ik onbefchroomd by vader ko omen kon,
'40 DE W A AR.S C HV K E LY KE Dan zond ge zien dat gy uw keur niet hebt benedennbsp;Uw ftaat gezet, en gy niet minde zonder reden;nbsp;DatikzelfDiedériknictwykenzal in ftaat.
En dat ik nooit verdiende uw’s vaders bitt’ren haat; Maar, onder al dit zoet, brengt my myn vrees te binnen,nbsp;Datzy gt; door haar geweld, censrnogtcn u verwinnen.
1 Z A B E L L E.
Weesnietbekommerd, maargeloof, indatgeval.
Dat de een en de ander niets op my kan winnen; ’k zal U nu niet zeggen wat by my is voorgenoomen;
Ik heb, op myn gemoed, volkoome magt bckoomcn: Al ’t geen zy voor Haan is maar wind, naditbefluit.
Hier door...
M A T A M o R I s.
„Ik kan niet meer: ’tistyddat ik mpit. IZABELLE.
Ach! menbeluifterdons.
E E L A A R D.
Wil u daarom niet kwellen,
JT is onze Kapitein, ’k zal hem te vreeden ftellen.
THIENDE toqneee. Matamoris , Eelaard.
VMatamoris.
Erraader 1
Eelaaro.
Spreek wat zacht; die knechts... Matamoris.
E E L A a R D.
Hen werpen, op dit uur, zo wel op u als my.
Matamoris, trclil^cnde Eclaardter^yden.
Hoor hier ; beken uw fchuld. ia plaats van haar te fpree-ken nbsp;nbsp;nbsp;^ (ken?
Voor my, kwaamt gy, voor u, haar oin’er weêrmiii imec-, nbsp;nbsp;nbsp;Eelaaro.
’K deede alles, om’lbezit van h; are aanloklykhccn.
T O r E R y-
Matamoris.
*K geef u van drie vier zoort van dpön te kiezen een:
Ik zal u, metmynvuift, als glas, aan ftukken brecken j Of leevendig u in het diepft’ der aarde ttecken,
Of u doen fterven door de fchrik van myn gezicht, Ofwerpenuzohoog, jahoogeralshetlicht,
Dat gy verbrand zult zyncergy om laag zult raakejj.
Vcrkics dan daadelyk» en denk op uwe zaaken, Eelaard.
Verkies gy zelve.
Dat, eer gy flaagen krygt, gy beter gingt van hier. Matamoris.
My noch tc dreigen, fchelm ? wat grooter doutigheden! In plaatz’ dat ge, op uw knien, zoud hebben my verbeeden.nbsp;Dc knechten koomen 1 als hy 1'preekt dan zyn ze reé.
’K zal u te zaamen doen inflikken door de zee. Eelaard.
Zoek toch nw kerkhof niet zo ver;vrces ook myn’ tooren; Ik zal u daadelyk indeeze gracht verfmooren.
Matamoris.
„ Ach ! zy verdaan malkair.
Eelaard.
Zwyg, zeg ik j deeze nacht Heb ik, gelykclyk j thicninenfchcnomgcbragt,
En, zogemy verftoord, gy zult dit tal vcrmecren, Matamoris.
Van dat hy by me kwam, wat was hy gaauw in ’t leeren. O die ftraatfehender heeft,’k merk recht zyn kond van pas,nbsp;Tc nacht de baas gefpeeld als of ik ’t zelve was /
Dathy wataenzienhad, hydeede elk voor hemvreczen. Hoor toe dan,-ik bcngoed.cn’tzou groot jammer wcezennbsp;Dat ik de waereld zou berooven van een mannbsp;Van zulk een moed : kom hier, bid meomvergifnisdau.nbsp;Bcdvvingüw minnevuur, laat af om onrechtvaardig
4^ pETVAAnSCHY^LYFiE Tc ontheil’gen ’t voorwerp, my en myne liefde waardig:nbsp;Kies nlyn zachtmoedigheid j dewyl gy kend myn moedgt;.
ËeL A ARD.
Laat ont, indien de min zo fel onftcekt uw bloed, Veeleer, met ons rapier, gedekt van deeze linde,
Drie viermaal ftecken, in de naam van ons beminde, Matamoris.
Door uw kloekmoedigheid veranderd gy me zeer.
Ga, óm haar wedermin, gebruik geen konden méér» Tot loon van uwe deugd wil ik ze u liever fchenken,nbsp;Klaag dat ge een meeftcr hebt die u niet kan bedenken.nbsp;EeLA ARD.
voel dat door deeze gaaf, my ’t harte flaat van vreugd a O moedige oorlogsman! zo groot van hart als deugd,nbsp;Ogy befchermer.' vandieuombyftand vraagen,
Dat heel de wacreld van uw’ daaden mag gewaagen.
ELFDE TOONEEL. IZABELLE, Matamoris, Eelaard.
IZABELLE.
T Kdank den hemel, en benophethoogll’verblyd»
-¦¦ Dat, zonder floot of flag, gy goede vrienden zyt.
Matamoris. nbsp;nbsp;nbsp;(wen,
Denk, myn prinfes, niet meêr om de eer van my te trou-Voordeez’tyd kan ik u geen woord, om reden, houwen, Maar, met myn hand, wil ik u gceven aan deez’ man ;nbsp;Bemin hem vry, die zo veel daan verrichten kan,
En, onder myn gebied, veel vorften heeft vetflaagen.
IZABELLE.
’K bemin hem dan, alleen om u niet tc mishaagen. Eelaard.
Maar, ’t is heel nut dat onze min verborgen ly-Matamoris.
*Kbeloofu’t zwygen; enbefchermingdaarnochby.’ Maak op my flaat in wat gewefl: gy ook moogt wcczen;nbsp;Ik doe my op dc zee, cn op het aardryk vreczen.
TOF E n y.
Ga, kefte ïaatneiHvrcê, dat is’t geen ik begeer.
Iz ABELI-E-
'K geefhem inyntrouwomute zyngcboormm, heer.
E E L A A R igt;.
Gcbiê dat haare trouw gevolgd zy daar beneven...
TWAALFDE T O O K E E L.
Ernst, Dieigt;erik,Matamoris,Eelaa sp, 1zabelle,Katryn,c» Buisgenooten van Etnji,
Z nbsp;nbsp;nbsp;Dieperik.
A! die verwaande rcên, verleider, koftu’t keven. M A T A M o R I S.
’K vrees hier voor fiaagen. och! hoe raak ik hen uit ’t oog ? De deur is open: laat ons vlugten naar om hoog.
Matamorü ^aat in het huis van l:{abelle , na dat :{fen K^tryn daar 7^n in gegaan.
E E L A A R P.
Schoon gy iny komt met zulk een meenigte overvallen,
’K zal u wel vinden in het midden van hen allen.
Eelaard daorfieekt Diederi^. Ernst.
O hemel! Diedrikisgekwetft; wat zwaar verdriet.
Dat toch den moorder’t niet ontvlugt, verlaat hem niet. E E L A A R p.
Helaas.' zyzyntevcel; de krachten my begeeven. Vaarwel, mynizabel, miflehien voor al myn keven.nbsp;Ernst.
Breng’tlichchaamin mynhuis, hyisaldood, gewis, Gy, lleept den moorder Ilraks naar zyngevangenis.
P A UT H I E N D E T O O N E E I. , Waarmond, Eerryk-
__ nbsp;nbsp;nbsp;Eerryk.
Waar-.
JtlElaas! o)yiiiooaisdoo4
-ocr page 44-Waar m o n ü.
Mynheer, \yiltoch nietvfeezcn.
E E R R Y K.
Laat hem niet zonder trooft, of uw? by (land, weezen. Waarmond.
Vertoef; want in het kort, en zonder hulp te biên, Zultgy, inzynemin, hem heel gelukkig zjcn.
Zyzelf, diedeoorzaak wasvanzynverdrietcnlydcn , Zal hem eerlang van zyn gedreigde dood bcvryden.
*K vertrek een weinig; om te méér inyn werk te fpocn, Zo heb ik, buiten uw gezicht» noch iets te doen;nbsp;Gyzult, eer dat gy denkt, ’teind van uw hoop genieten;nbsp;En op dat u hier niet het wachten zou verdrieten,
Zo zult gy (baks uw oog en ooren zien geftreeld,
En ’t lot van uwe zoon al danslènde afgebeeld.
Tcrwyl Waarmond vertrekt, verfchynen eentje wach^ terr en Huisgenoeten van Ernfi, die ^aamennbsp;een Ballet maaken.
. Einde van het Darde Bcdryf.
ï o r E a V- nbsp;nbsp;nbsp;45-
BERUSTE TOONEEI.. IZABELLE alleen.
5 r-|-A Noodlottig uur genaakt; cen onrechtvaardig oor-' J.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deel
Zal morgen,door vyn magt,gcfterkt met lo veel voordeel, üpoft’ren Eelaard, ach ! wie heeft zulks ooit gehoord,
Aan die geen die hem zelf bykans hier had vermoord ?
En doen een wraak in plaats vanbillykheid en reden.
Door een te wreed bcflüitvol ongerechtigheden.
Myn vaders felle haat op lilorgCn triomfeerd.
Degunflen vanher land, enDicdrik, hiergeëerd^
Myn ongeluk, en’t lot, zo wreed in u te kwellen,
Zyn zo veel vyanden die regens u zich dellen:
Wat fteunzcl hebt gy toch; wat is ’t dat voor u pleir,
Myn Eelaard ? wat kond gy met uw onnozelheid ?
O arme, en onbekende! uw misdaad is gcreezen Alleen uit uwe min, en door volmaakt teweczen.
Uw eed’le deugden, en uw wettig vuur, ’k beken Verdienende myn min, uw misdaad maakten; ennbsp;Een minnenydigc heeft daarom voorgenoomennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(men.
Het fchelmftuk, dat hem zelf rechtvaardig om deckoo-Doch, ’t was veel beter, als uw moed getoond zö fier, Dat gy uw boezem had gcboón aan zyn rapier,
Wyl,indc plaats van Ifrafvoordie uw bloed wou plengen, Het geen haar heeft gemilf, de wetten nu volbrengen;
Gy zoud wel zyn gedood,doch zonderfchandc, offmaad, Daar deezedood u niet als oneer achterlaat.
Wat helpt me nu dat ik u hadtot man verkooren, Terwyldicfchoonc keur en liefde gaat verlooren?
Die liefde is oorzaak van de ftraf die gy verwacht;
Die zelfde liefde heeft tot wanhoop my gebragt.
’ r is immers ydel dat men my naar u laat leeven Nu ik myn min verlies begeer ik me6 te fneeren.
48 nbsp;nbsp;nbsp;DE WAARSCHYN LYK^E
Wanneer men u verwyft gt; ik geef my medc bloot,
’K wil fterven ncvens u, als de oorzaak van uw dood-Twccdooden zullen ook haar wraakzucht meer vernoegen,
En ons, is k niet op de aard, beneeden zaamenvoegeu. O vader! die zo wreed, en onbeweeglyk bent,
Zie van ftandvafte min dan het gelukkig end;
En zó my n dood de weg tot droefheid u kan baancn, ’Kzal, metmynbruidegom, belaehchen uwe traaneii.nbsp;En hoe meêr hertzeer in uw boezem ’t wroegen baard,nbsp;Hoé meer die fmertmy zal behaaglykzyn, en waard:
En is dit niet genoeg om uw gemoed tcplaagcn? Mynlchimzaldaagelyks ufchrik enangftaanjaagen,
U altydbiyvenby in naareduifterheid,
En, op het yslykft zich vertoonen daar gy fchreid;
U volgen overal, ért, metvetvaarlyk kryten,
U, de rampzaal’ge dood van Izabcl verwyten: ink eind....
TWEEDE TÖONEEL.
liABEtLË, KatRYN.
H.
_ . Oe ? yder flaapt, en gy zwCrfd hier alleen ?
Ik zweer het u, my n heer is heel niet wel te vreên.
IZABELLE.
Alwaar geen hoop meeris, behoeft men niettevreezen. Ik vindeen zoetigheid in dus alleen teweezen.
Hier zag ik Eelaard noch ! hier hoorden ik zyn ftem, Doch voor het allerlaatfte: endcezepkats brengt hemnbsp;Volmaakter als het huis , Katryn, in myn’gedachten ,nbsp;Hier Hort myn droeve ziel veel beter uit zyn’ klagten.nbsp;Katryn.
Gy helpt tot meerd’ring vanuwfmert, daar zelve toe. IZABELLE.
Wat wilt gy dat ik in deez’droeve Haat dan düc? nbsp;nbsp;nbsp;,
- A '
-ocr page 47-K A T R y N.
Van twee meevrijers, %o volmaakt, heeft de eene ’tkevea Vcrlooren, morgcnxalook deand’re moetenfneevea.nbsp;Verfpildan gcenetyd; ditklaagendiend gefpaard;nbsp;Zoek liever een die mcêr als decze beide, is waard.nbsp;IZABELLE.
Met welk gelaat fard gy een die begeerd te fterven? Katryn.
Wat vrucht kund gy van u vergeeffehe pyn verwerven? Meend gy gt; bedervende al uw fchoonheid, door de rouw^nbsp;Üw minnaar van de dood te hoeden? neen, mevrouw.nbsp;Denk op een ander, laat uw ïorg en hartiecr vaaren.
Ik weet een vrijer, die wel graag met uaoupaaren.
Die geen gelyken heeft.
Izabeele.
Vanhier; laatmyalken. Katryn.
Gy deed nooit beter keur als deeze minnaar, neen-IZABELLE.
Wild gy myn droefheid, door uw byzy n, langer tergen ? Katryn.
Moet ik myn blydfchap voor uw’ oogen dan verbergen ?
IZABEELE.
Van waar komt dceze vreugd, zo buiten tyds van daan ? Katryn.
Indien gy hooren wild, ik zal ’t u dienen aan.
IZABELLE.
Neen! zeg my niets.
K A T R y N.
Het raakt u zelf.
IZABELLE.
Wat kan ’t my fcheekn 1
Spreek my van Eelaard, al het ander zal verveelen. Katryn.
Myn vrolykc inborft, die zelfs inde droefheid lacht. Heeft} in een uur, rheêralsal uw geween volbragt.
I2Alt;
-ocr page 48-4S DE JVAAKSCHYNLYKJi
IZABELLE.
Is’tmooglykJ kanhetwcczcii? K A T R Y N.
Hoe zeer ik u bemin j is uit myn doen te Icezcn.
I ZABFLLE.
Waar vind ik Eeiaard j op wat plaatze ? zeg my, kon.. ^
K A T R Y N.
’T vol voeren ftaat aan u, want ik het maar begon. IZABELLE.
Katryn, aeh!
K A T R Y N.
Zond ge, om hem te volgen, u begeeven?
Izabelle.
Of ik hem volgen zou 5 om wien’kalleen wil leeven! Wat vraag ? indien uw geeft niet hinderd zyne ftraf,
Ik zal hem volgen zelfs tot in het naare graf,
En gy, gy vraagd noch of ik hem zou konnen volgen! Katryn.
De wyl de min, hoe zeer hy op u fchy nt verbolgen, Utotdeezeaanflag, diezotchoon is, heeftgebragt,nbsp;Hoor wat ik heb gedaan, en help met aluwmagt.
En zo uw Eeiaard niet verloft word, ’k durf u zeggen , De fchuld is niemand als alleen u toe te leggen.
’T gevangenhuis is hier omtrent.
Izabelle.
Wel?
Katryn.
Hier door is’t
Dat de bewaarder van dit huis zyn vry heid mift;
Want die my maar beziet 3 die moet terftond beminnen. Hy zag me, en minde my met al zyn’ hart en zinnen.nbsp;Izabelle.
’Kheb nooit daar af gehoord.
Katryn.
Ik fchaamden ’t my, en docht Van vrees te fterven zo gy dit eens hooren mogt:
Maar zede rd Eeiaard by die vrijer zat gevangen,
Zo heb ik zyn bezoek met meerder gunft ontfatigcn; Metvroolykeoogen, voorts met alle zoetigheidnbsp;Heb ik, zyn liefde en hoop, tenuiterften gevleid.nbsp;Wanneer men mind,en zonder fchroomen derft gcloovennbsp;Weerom bemind te zyn, wat komt men niet te boven?nbsp;Men doed voor zyn beminde ook alles wat men kan.
En hier door, is’talken dat ik meeftres ben, van Zyn hart. maar’k heb daar na, toen hy niets had te vree-zen,
En zich vcrzcckcrde van my bemind te weezen,
Het trouwen uitgcftcld , en ’t op zyn üaat gelegt,
Te fbber, en daarom verwerp’lyk en te flccht: Maar’kzei; de lleutels vankgevangenhuis, diewaarciinbsp;Het rechte middel om veel khatten tevergaaren.nbsp;Ikzeidat hybewaarde een heer van hoogcnjdaatjnbsp;Die hy verbergende, zich Henrik noemen laat.
Dat hy die moetonflaan, en volgen, zonder vreezen. Dat hy ons goed zal doen, ch ons tot fteuuzel weezen.nbsp;Hyllond verbaafd: ’khouaai), doch zonder dat ik win.nbsp;Hy fpreekt my aan van liefde, ik weiger wedermin.
’K verlaat hem ganfeh verftoord, hy volgt te ftieêr verlee-gen, nbsp;nbsp;nbsp;(gen.
Onfehuldigdzich op nieuw, op nieuw fpreek ik hemte-1 Z ABE LL E.
In’t einde?
K A T R Y N.
Ik keer weerom, en zie hem droef vafi geefi,,; Ik fpreek hem aan, die noch op ’t hooglte (laat bedeelt;nbsp;Deez’ morgen moeten wy, wil voor k gevaar vry beevenjnbsp;OJodclct! ons op de vlugt vanhier begceven.
Tot zulk een reis, zegt hy my weer, is geld van doen, Men kan zich zonder dat niet in het reizen fpoên.
Deeze edelman is arm.
I Z A B F. E E E.
Voldoe toch zyn begeeren,
Geef hem myn paericn, cri gefleenten, ringen, kleéren, En alles wat ik heb.
D nbsp;nbsp;nbsp;Ka-
-ocr page 50-fO nbsp;nbsp;nbsp;DE WAARSCHYNELYKi.É
K A T R y N.
Ik heb noch méér gedaam
’K zei dat uw Ichoonheid den gevangen had gevaan.
Dat gy hem weder minde, en met ons heen woud vlugten. Dit Itelde hém te vreên j en hy hield op van duchten.nbsp;Toen merkte ik zonneklaar, dat miimenyd alleennbsp;Op Eclaard, wederllond in ’t cerlt al myue reen ;
En de uitvlugt Iprootdaar uit dat hy niet kon verzinnen Ofal inyn voorzorg rees uit hem getrouw te minnen.
Dus hoorende datgy hem lief had , (temde voort gt;
III de aanfiag gt; en hy gafmy onbefchroomd zyn woord. Hyzegtu, doormy, aan, verlaat vry al dit zuchtennbsp;Datgy, ten middernacht gereed moet zyn tot vlugten»nbsp;Izabelle.
Ach ! wat vernoegd ge my ?
K A TR Y N.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Maar hoor, op welk een wys}
Ik neem een man, voor wien ik kouder ben als ys,
My dus opoft’rcnde aan uw lult, en uw vernoegen.
I Z A B E L L E.
Ikzal...
K A T R y N.
Denk op geen loon hier voor my toe te voegen, Gaheen, en maak gereed waar af rnen leeven kan;
By uw’juwcclcn voeg het geld van de oude man,
IJw vader, ’k leveruzyn’ichatten, aangedreeven Door trouWjontltal ik hem zyn fleutels; ’k zal ze u gceven.nbsp;IZABELLE.
Gaan wy dan zaamen’t werk vol voeren ; enw'clmccft... K AT R Y N.
Gaa, voor deez’tyd, alleen.
I Z ABEL LE.
Wel hoe? zytgybevreed? K A T R Y N.
Neen; ikblyfhier, omniet, door ons geduurigpraaten Zyn flaap te (tooren; wyl we dat niet konnen laaten.nbsp;IZABELLE.
Gy boert altyd. nbsp;nbsp;nbsp;Ka*
-ocr page 51-. nbsp;nbsp;nbsp;T o r E R, Y.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jï
Katryn.
Om dat men ons hier niet verraad,
Moet ik de uitvoerder van deeze aanflag hier op ftraat Vertoevcn •, licht wierd hy bekend zo hy moeft wachtcanbsp;Voor deeze deur, zodrahy naderd, zal ik trachtennbsp;’T werk uit te voeren, en kom daadlyk u wcêr by:nbsp;Geloof me, dit is emit, en geene boertery.
IZABELLE.
Vaarwel dan, ’k laat u hier alleen’k maak u op heden j Mecftreffe deeze nacht, en ga, zeer wel te vreeden.nbsp;Katryn.
Dats ’t minft.
Izabetle.
Hou goede wacht.
Katryn.
En maak gy goeden btiiK
DilKDETOONEEX.
Katryn alleen.
ÖEelaard! zonder my kwaamt gy daar nimmer uit;
Ik, ik alleen, ’k beken, was de oorzaak van uw’plaa' gen,
Doch heden ben ik ook door wieh gy word onflaagen ,
Uw welvaard of uw dood liaan beide in myne magt.
Men wreekte my veel meer als ik ooit had verwacht« i Ik had geen opzet als uw hovaardy te toornen.
U vv al te ftraffen lot heeft my myn haatbenoomen;
Myn uitgedoofdc min ; u ziende in deezen nood,
En in myn hand, alleen uw leeven en uw dood, Ontvonkte op nieuw, en kwam my liil te kennen geevea ^nbsp;Dat ik te veel my wreekte, indien ik u deê fneeven.
’K verhoop ook Eelaard dat gy dit erkennen zult,
Eflj vaudcoadankb’re min verbeterende uw Ictiuld... i
-ocr page 52-fz DE WAJK.SCHYNELYfiE
VJEJIDE T O O N E E L. Matamoris, Izabelle, Katryn.
Hl 2 A B E r- L E.
Oe/hier by nacht in huis?wat durfd ge u onderwinden? Matamoris.
Ecrgift’ren...
^ nbsp;nbsp;nbsp;Habelle.
Is’t nu tyd om u alhier te vinden ?
Wat is eergiftèren ?
Katryn.
Waar vond gy hem alleen? Izabelle.
Als ik na boven ging, zo kwam hy naar bencen. Matamoris.
Eergift’ren , by gebrek van umyn harttcgcevcn, Gafiku, indie plaatz’, befchcrmingvanuwlceven.nbsp;Izabelle.
Daar na ?
Matamoris.
, Men maakte hier een overgroot gerucht,
Zo dat ge u beiden hebt begeeven op dc vlugt,
Ik volgde, en ging, tot uw bclcherniing, mee naar binnen. Izabelle.
Dat heeft uw moedigheid wel wecten te verzinnen;
En federt...
Matamoris.
Om u te bevrydcii voor geweld Heb ik, op k hoogil’ van ’t dak, op Ichildwacht my gdleld.nbsp;Izabelle.
Kwaamd gy niet af ?
Matamoris.
O neen!
Katryn.
Dat is, met weinig woorden, Hy kroop in ’t hout uit vyccfdat men hem mogt vermoorden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;M A-
-ocr page 53-5-3
T O r E H Y.
M A T A M o R I S.
Uit Vrees?
Ka tryn.
Gewis; gybcefd, uw vrees heeft geengclyk. M A T A M o,R I s.
Zy ftrekte my een paerd, om dat ze gaf een blyk Vanmoedenfnelheid: ik heb haar een wet gegeevennbsp;A Is ik ze temde, dat zy onder my zou beeven,
Wanneer ik baar bereed.
K A T R Y N.
Gy hebt een groot verftand ,
En toond het in de keur van paerden naar uw hand.
M A T A M o R I s.
’T is om te fpoediger naar groot gevaar te ftreeven.
K A ï R Y N.
Dricdaagen, achtereen, dus onder’t hout gcblceven! M A T A M o R I s.
Zois’t.
IZ A B E L L E.
Geleefd, waarvan?
Ma TA MOR IS. nbsp;nbsp;nbsp;,
Van nektar en ambroos.
K A T R y N.
’K meen dat ge wyn en brood daar liever voor verkoos. Matamoris.
’K doe niet.
I Z A B E L L Ê.
En cindclyk zyt gy om laag gekoomen. Matamoris.
Om uwen minnaar, inmynafzynuontnoomen.
Door fchandelyk geweld, het doet me aan ’t herte zeer, Metdeez’myn’handenu, zynbruid, tegeevenweer.
’K zal zyn gevangenis onfluiten, enmywreeken;
Ja zync ketenen vermorf’len en verbieekcn.
K A T R Y N.
Maar.biecht recht op; gy komt,geperft door hongersnood, Omteoorelogen, ja; dochtcgenswynenbrood.
Ds nbsp;nbsp;nbsp;Ma-
-ocr page 54-^4 DE TVAAR.SCHYNELYKS Mat AMORis.
Om een cn’c ander; want, by gort, ik wil u ïwccren ^ Dat ik die nektar en ambroos niet kan vcrtcercn jnbsp;Myn maag verzwakt daar af i het wH niet door de keel,nbsp;Die fpys is fmaakelyk, voorwaar, doch voed niet veel.
moefl zy 11 een halve god zo ik die zon verdraagen,
Ofzy is oorzaak van een menigte van plaagen Op ’t ogenblik dat gy de nektar proeft alleennbsp;Yerlengd ze u tanden, en trekt u gedarmt’ in een.
K A T R YN.
In’teindhetis eenkoft, waar na men niet zou taaien. Mat AMORIS.
Ten waar ik ’s avonds na beneeden wéér mogt daalen Om’toverfchotderfpyste ontfangen zonder vrees,
En mengen ’t hemelfche dus met het aardfche vlees.
IZABELLE.
Ik zie gy eindlyk zyt genegen ons te rooven...
Matamoris.
Derft gy me tergen?zo myn gramfehap weer komt boven. Zo gy mc wederom voerd diergelyke réén.. •
Iz abele E.
Katryn, gagt; roep de knechts van vader eens beneem M a t A M O RI S , g/niwde.
Een Zot die haar verwacht.
EYFDE TOONEEJL. IZABELLE, Katryn.
Katryn.
7/ Ie daar, daar loopt hy heenen.
I Z AB E LEE.
Hy heeft zeer wel gezegd, de vrees maakt rafle beenen. Katryn.
Gy midlcrwylcn hebt noch niemendal gedaan ?
1 2 AB E LL E.
Noch niets; toen ik hem zag dorlt ik niet boven gaan. Katryn.
Maar » vyaaromzyn gezicht ten eerften niet ontweck en.
1 Z A-
-ocr page 55-r o r E R. y. nbsp;nbsp;nbsp;. sf
Hy kende my, en ving ftraks aan my toe te ^reeken;
Ik, inde nacht, alleen, verfchrikte; want ik docht Dat ik, door ons gefprek, myn vader wekken mogt;
En dat het beter was, ominy tconflaanvanvreczen, Metdeezen Rodcmond hier op de ilraat te wcczen.
Zie, ikbenonvertzaagd , alsgy lïieuwbyftand geeft j In hem te tergen, voor wienal dewaereid beefd.
’T vermaakte my als u; doch het verdroot tcnlaaften,
Gy hebt veel tyd verfpild.
Ik zal my weder haaften.
K A TR YN.
Zie daar de uitvoerder van onsoverftout beflaan.
Hoor eerft wat naerdigheid hy voor ons heeft gedaan.
ZESDE TOONEEL. IZABELLE, KaTRYN, JodeLET.nbsp;IZABELI. E.
MYnvriend, zal dan het lot mynvoorfpoedcensge-hengen ?
Komt gy me’t vonnis van myn dood of leeven brengen? Wantinu, u alleen myn hoop en iroofl beftaat.
Verban uw vreezen, wyl het al naar wenfehen gaat.
’T vertrekken Icheelt’eraan ; des wil geen tyd verlengen, De paerden ftaan gereed om u van hier te brengCii.
Ik zie u aan als ons van boven toegcfchikt.
Wat loon...
Dit is de prys, waar op myn liefde mikt, Dit is alleen het loon, datgyme toe kund voegen.
Stel hem niet langer uit, Katryn, wil hem vernoegen.
D 4 nbsp;nbsp;nbsp;Ka-
-ocr page 56-DE W J J R S C HY N E L Y J^E
K A T R Y N.
' Ik zal ,• doch al zyn hoop is ydel, zo hy voort UwEelaardnietonfluit, enopcnd dcezc poort.
J o D E L E T.
Op die voorvs'aardederf ik my gelukkigachten.
Maar, wil u haullcn, kom, waar toe zo lang te wachten. K ATR Y N.
VVy gaan met u; maar help ons eerft den ouden man Zyn geld ontaaken 3 met het geen men vinden kan.
ZEVENDE TOONEEX.
E E L A A R n, alken.
O Lief herdenken van al myn’ vermaaklykhedcn, Waar van de ftraf al haall zal van my zyn geleeden.nbsp;Wat heeft, hoe naar ook is dedoodfchrik aan myn zin,nbsp;Uw minzaam onderhoud al zoetigheden in ?
Verlaat my niet, maar wil my uw getrouwheid toonen. Als ’tal te Itrcnge lot my zal verkeerd belooncn;
En als de naare dood op ’t laatft verbeelden zal De deerlyke uitkomft van myn treurig ongeval;
Breng myn beangfte ziel, alflervende, ingedachten Dat ik, niet lang gelcên, my kon gelukkig achten,nbsp;Zelfs buiten myn verdiende; en zo ’k in al myn druknbsp;Tcbuitenlpoorig klaag; en Icheld myn ongeluk,
Toon, toon myn Itoiuheid dan aan myn verliefde zinnen, Bedrafmy die, zo laag, zo hoog heb durven minnen,nbsp;Onreedlyk in myn hoop 3 onwettig in myn vlam.
En dubbel (Irafbaar, zelfs toen zy eerft aanvang nam. Toen ik beminde, helaas! heb ik verbeurd myn Iccven,nbsp;Rechtvaardig is de dood waar door dat ik moet Iheeven.nbsp;Ach! IzabcHc, wat gelukverzeldmyinnbsp;Het eind mynslcevens, nuikftcrf om uwe min?
Wat harde ftrafmyn hoofd op morgen zal verdraagen , Het valt gelukkig nu’t om u word afgclJaagen.nbsp;’Therdenken van uw liefde, en tederheid, alleennbsp;Verjaagd alleangft, cnfteld hctkwyncnd harttcvreên.
Aan wat elenden my het lot zal overgceven, Blyftgeaanmy denken, ikzaldaagelyksherlveeven.nbsp;Maar, wat of dit beduid? waarom men in de nacht,nbsp;gevangenhuis onfluit? ik had u niet verwacht.
A C H T S T E T O Q N E E L. EeLAARP, JODELET.
JOEELET.
De rechters, om uw zaak, by een vergaard, dus fpaade, Zyn medelydendc, en doen u, in’t eind genade.
E E E A A R D.
Genade! is’tw'aar?
J o E E L E T.
In plaats van dat gy word gcbragt Op morgen op’t ichavot j derft gy noch dceze nacht. -E E L A A R D.
Is dit de vrucht dan van der rccht’ren meedelyden ? JoEELET.
Acht gy dit niet? wel hoe! zal die u niet bevryden Vanfehande enopfpraak ? wiltgy ftervenop ’rfchavot.^
E E E A A R J).
Hoe kan ik dankbaar zyn de mcdlers van myn lot,
Voor ’t vonnis, en de gunft, de dood my doende erlangen? J o J) b I. E T.
Mctblydcr aangezicht moeit gy die gunft ontfangen.
E E L A A R E.
Voldocd uw pligt, myn vriend, cn praat zo veel niet méér. J o e’ele t.
De dienaars van’t gerecht verwachtenu, mynheer.
’ rgezicht van deeze zal miffehien u belt vernoegen.
NEGENDE T O O N E E L. Eelaard,Izabelle,Katryn,Jodelet.
1 Z A B E L L E. .
IK hoor hen; laaten wc, Katryn,ons derwaards voegen. Ik zal hem eind’lyk zien.
K A T R T N.
Wat zyt gy in uw fchik ?
Dy nbsp;nbsp;nbsp;IzA'
-ocr page 58-fa DE n'A AIISC HYNE LYK.E
fZABELLE.
Heb ik geen reden, daar men, op dit oogenblik.
Door zyn verloffing, my het Iceven weer komt geeven , • Zou niet een zeltde flag en hem en my doen Iheeven ?
J ODE LET.
Kcnd gy die dienaars, kend gy deeze rechters wel ?
E EL AARD.
o onverwachte vreugd! zytgy’t, myn Izabel.
Tc^enf Jodekt.
Wat ben ik u vcrpligt, al hebt ge my bedroógen,
Gy hebt my wel voorzegt; noch te eenemaal geloogen, IDat ik zou Ikrvcn, en gcwiflyk deeze nacht.
Maar van te groote vreugd, die’k nimmer had vcrwacht-MynwaardllcJ
I Z A B E L L E.
Ach! Eelaard.
J o D F L E T.
Ei! laat ons geen tyd verliezen Met dit omhelzen, maaraanftonds devlugt verkiezen:nbsp;Wy hebben tyds genoeg tot deeze vleijery,
Als wy Zyn buiten fchoots, en van verraffing vry.
E E L A A R D. I Hoe! isKatrynvoorhem.^
IZABELLE.
Hoor, hoe ze u was genegen , poor haarc min heeft zy uw vry heid weer gekreegen.nbsp;Jodel ET.
Verhaal ’tin beter plaats, en in een vrijer lueht.
Nu is het raadzaamll dat men zwygt, en fpoedig v lugt,
I Z A B E LL E.
Welaan; maar eerftmoetgy ons beiden vaft beloven Dat ge ons niets vergen zult, noch tegens dank ontrooven.nbsp;Wy blyven anders.
E E L A A R D.
Wil daar viy geruft op zyn. ’Kbeloof’tu, bymynwootd.
J ODELET.
Enikhctmeêj Katryn.
IZABELLE.
Op die beloften lal ik alles met u waagen.
JoDELET.
’Twordtyd; vertrekken we, want het begint te daagen.
tuiende TOoNEET, Waarmond, Eerryk.nbsp;Waarmond.
VRccs nu voortaan voor geen gevaar noch onluft meer, Hoe zeer men hen vervolgd,clk kcerd toch vruchtloosnbsp;Eerryk.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(wéér.
’Kherleevciii’teind.
Waarmond.
Hierna, tweejaarennugeleeden. Heeft hem zyn goed geluk doen hooger ftaat bcklceden.
’K zal niet ophaaien wat geweften dceze vier Zyn door gezworven, licht verveelde u alles hier;
Noch door wat kunft zy zyn zo hoog in ftaat getoogen ; Genoeg is ’t dat gy hen zaagt vlugten voor uwe oogenjnbsp;En zonder dat ik u noch méér verlangen laat,
Zal ’k hen vertoonen in hun adclyke ftaat.
Maar om volmaakter te vertoonen al hun leeven Is ’t nodig dat ik in myn grot my ga begeeven,
Om nieuwe geeften te verdaagen naar om hoog;
Want die gy daadlyk zaagt voor uw nieuwsgierig oog Haar vlugt verbeeldende, en niet zonder u te ontroeren ,nbsp;Zyn zo bekwaam niet om het ov’rige uit te voeren.
’K heb geeften nodig van een hooger rang en ftaat;
Maar’k heb, tcrwyl ik u in deeze groente laat,
Alleen tot uw vermaak ietsgeeftigs voorgenoomen,
Om uw’ verlangen, met tydkorting in te toornen.
Ik koom haalt wederom, vaarwel; wees niet befchroomd. Gy, fpooken, datgymetuwkunftte voorlchynkoomt.nbsp;Volgt een dan: van Sfooken, met vreemde pojluurcn.
Einde van het Vierde Bcdryf.
VYF-
-ocr page 60-6o DE fFJAliSCHYNELYKiE
VYFDE BEDRYF.
EER, 5. TE TOONEEE. Waarmond, Eerryk-
VV A AR M ON D.
• Erfchoon my, ïo gy zy t zo lang alleen gcblcevcn.
V'
Het Tooncel veranderd^ oj) het Jïampen van haar voet, in een vermaal^lyk^ luflhof.
Nu zal ik u doen zien uw zoon in (laat verheeven. Eerryk.
Is dit niet Izabel ? wat koftelyker zwier!
Waarmond.
Katryn volgd haare tred , en is haar kamenier.
Maar midlerwyl, voor al, wil niet het minde vreczen, Noch gaat van deeze plaats,’tgeen u zou doodlyk wcezen;nbsp;Gaat gy voor my hier uit, zo is ’t met u gedaan.nbsp;Eerryk.
’Kzal my wel wachten, ca niets zonder u bedaan.
T TV E E D E TOONEET.
IZABELLE, verbeeldende Hippolite, K A T R Y N , verbeeldende Kjarine,
Katryn.
Uit gy dan geen verdriet in deeze wand’lingkrygen ? En wiltge in deeze tuin de gantlchc nacht vcrbly ven ?nbsp;1 Z A B E LEE.
Ik zal u zeggen wat my legt zo zwaar op ’t hert,
’Kvergroot myn droefheid, met het veinzen van myn Imert.
Prins Florilamc ...
Katryn.
Die is uit.
I 2 A D E I. E E.
Dit’s
-ocr page 61-T o F E y.
6i
Dit’sdeoomak, dat myn ziel moet zo veel pyn verdraa-gca.
Door zyne vriendfchap, die gy licht’iyk merken kund, Heeft hy ons deeze deur in zyne tuin vergund.
Prinfes Rozine, en myncontrouwe, zonderIchroomen, Als Florilamc is uit, hierby elkander koomen jnbsp;’K verwagt hen op dcez’ plaats, ik zal aan dien verraSrnbsp;Verwyten zyne ichuld, en zien doen zyn gevaar.nbsp;Katryn.
Mevrouwj in plaats van hem te ondekken uw’ gepeinzen, Zult gy veel beter doen alle uwe fmert te ontveinzen.
Een man isaltyd voogd , en al ons doen flrekt eer Hem in zyn vrijcry te Herken , meêr en me£r,
I Z A B E L L E.
Zou ik ontveinzen zyn al te overfpeelig minnen ?
Zou ik zyn vrouw zyn, en een ander’therte winnen? Kan hy wel, zonder fmet, verbreeken Z5'ne trouw ?nbsp;Werd hy niet roo4 van fchaamte op ’t aanzien van zynnbsp;vrouw ?
K A TR Y K.
Neen, dat ’s nu geen manier, maar in dc tyd der ouden. Noch woord,noch huuwely k de mannen nu vvcérhouden.nbsp;’Pis eer in deeze tyd, mevrouw, iiidien een man gt;nbsp;Dicnaarde waereld leefd, meefterllèn hebben kan-1 Z A B E L I. E.
Zvvygdochdeezeydelc cnoneerlyke gedachten,
Dat tnen door huuw’lyks breuk en ontrouw zich doed achten.
Dat, zonder een mceffcrflc 1 en met te zyn getrouw, Een man als hy daar door in fchand vervallen zou;
’ r is roem voor hem, zelfs tot die prys,daar na te trachten, Werd hy vei acht daar door, ’kbemiiinedatverachten.nbsp;Dcfchandediemcuj met zyn vrouw te minnen, heefr,nbsp;Is een doorluchtc fchande, aan een die deugdzaam leefd.nbsp;Katryn.
De deur gaat open, flil, mevrouw, ik zie hem koomen. Izabelle.
62. DE WAAKSCHYNELYjKiÈ Katryk.
Hy volgd, en heeft ons al vernoomen.
D A E T O O N E E L.
E E L A A R D, verbeeldende Thea^enes, IZABELLE,e» Ka T RYK , ander de naamen van Hijgt;po!ite en K^arinc.
^ nbsp;nbsp;nbsp;E E L A A R D.
Y vlugt dan myn prinfes,mc ontllcelende uw gezicht? '^Zyndat dezoetigheên, waar toe gen had vcrpligf,nbsp;Als wy in deeze tuin allcenig zouden weczen ?
Vlugt dan niet meer, mevrouw j noch wild in’tminfie vreezen.
Prins Florilamcisuit, myn vrouw flaaptj nu is’t tyd.
IZABELLE.
Zytgy daar zeeker van ?
Eeeaarü.
Het is myn vroüw, u fpyt f IZABELLE.
Ik waak, méinèedige, noch ben nu nipt bedroegen ^
In midden van de nacht zie ik met heldere oogeni Myn achterdenken is dan niet als al te waar Inbsp;En uw ondankbaarheid zie ik maar veel te klaar!
Gy zelf hebt uw geheim verrain en uw’gedachten.
Hoe kon men dit van een belcheidc minnaar wachten En wat voorzichtigheid is ’t niet, dat men zyn vrouwnbsp;Voor een vertrouweling van zy ne liefde hou!
Waar zyn uwe eeden, van geen menfeh als my te ipinncn? Waar is uw hart? waar is uw trouw.?waar zyn uw’ zinnen?nbsp;Ondankb’rc, als ik uw trouw ontfing, gedenk cens w'atnbsp;Verfchil dat uweftaattocnmetdemynchad;
Hoe ’k aan veel vryers, ryk en adelyk, dcê blykeii Dat niemand van. hen all’ by u was te gelyken.
War teed’revrindfchapik van vader ook voorheen Ontfing, ’k verliet die om te volgen u alleen,
Yor mvne ontfchaakingc, reikte ik u zelf my nc ermén, Om tegens vaders dwang daar door my te bcfchermcn:
lot
-ocr page 63-Tot wat een uittcrfte ben ik tints niet gebragt,
Na dat het wreed geval uw vlugt weêrllond met kracht? Eer ’t los geluk in u te heffen nam Lehaagen,
Van arm u maakte ryk, wat heb ik niet verdraagen?
I ndien gy, trots op uw geluk, uw trouw verdrukt, Hcrftel my in uw hert daar ik ben uitgerukt.
’K. deed alles, doordemindiciku hebgedraagen,
Niet om uw grootc Haat, maar om u te behaagen.
E E L A A R D.
Verwytmy tochuwvlugt, noch uwe liefde niet.
De min werkt wonderen als ty de ziel gebied.
Het was door hem, dat gy myn bytyn hebt geleeden,
Gy volgde minder my, alsuwezin’lykheeden. fdat ’K was toen niet veel, maar door uw vlugt, gedenk eensnbsp;Myn (laat, en de uwe, elkaar niette verwyten had.
Dat uw ontlchaaking my zeer weinig konde baaten,
Door dien gy al-uw goeden rykdom moeit verlaaten.
Ik had van myne kant niet als myn zwaard, en ’t geen Gy my tcnhuuw’lyk bragt, was uwe liefde alleen jnbsp;Het eerde heeft my dit geluk en daat verkreegen,
Het tweede dek myn lyt in veel gevaar daar tegen.
Wend om uw vader j en zyn’groote fchatten, vry , Beklaag u dat gy gaat aan een prinfes haar zy ,,
Keer na uw vaderland, zie ofuw geld zal konnen Verkrygen, deeze Haat die ze u om my vergonnen.
I n ’t eind waar van kund ge u beklaagen, zeg de reen ?
By wat geval deed ik u aan ooit moei’lykheén
Heb ik u ooit veracht.^ verflaauwde ik ooit in’tminncn?
De vrouwenzeekerzyn van wonderlyke zinnen!
Aanbid haar, laat uw min zelfs zyn zö groot, dat gy Op’talderned’rigdeudeld onder haarvoogdy,
Hoopt haar met goeddoen op, wilt haare daat vermeérenj En weigerd niets aan haar genoegen of begeeren;
Zo hy de minde breuk doet aen zyne echte trouw, Daar’snahaar zingcen drafdie daar by baalcnzou.
IZABELLE.
Ik heb’cu reeds gezegt, dat myn oprecht beminnen.
64 nbsp;nbsp;nbsp;DE TrJAHSCHYNELYEiE
Maar nooit uw grootsheid j was het voorwerp myner zin*-nen;
Als ik myn vader heb verlaaten, dacht ik niet Als óm te volgen u in armoede cn vetdrier.
Maar wyl decz’ hooge (laat, en rykdom zo verheeven ,
U eenlichtvaerdig hert daar ncvenshceftgcgeevcn ,
Zo zal ikzwygen-, voor zo veel het my aangaat;
Maar denk aan wie datgy verfchuldigd zyt die (laat;
Prins Florilame is die ’t u alles heeft gegeeven,
Hy kendeunaauwelyks, ofheeftuliraks verheeven,
En van een arm zoldaat een kapitein gemaakt,
Ukoftclyk gekleed, daargybykans waard naakt,
En niet genoeg te vreénj na zo veel grootezaaken ,
Heeft u zelfs in de gunft doen van zyn koning raaken.
Wat vrindfehap heeft hyu niet al getoond? endat Hy ze onderhouden wilde als hy begonnen had:
Door zyn gcllaage zorg, als’t wel werd overwoogen, Zyt gy wel min van (laat, maar meerder van vermoogen;nbsp;Wat voor verpligtinge cn wat dank was zulks niet waard,nbsp;Ja, zelfs van een barbaar, hoe (tout of wreed van aart ?
En gy, voor dankbaarheid, wild zyne koets ontceren, Inplaatsvan dooruwdicnllzyngunftentevcrmccren.nbsp;Meend ge in uw beeftigheid w'el rcên te vinden ? gynbsp;Befchermd, nazo veelgunfl, noch uw verraadery.
Hy heeft u opgehoopt met goed , gy roofd daar tegen Zyne Ega; deeze (laat hebt gy door hem verkrecgen,
Hy maakte uhcer, engy hem voor zyn weldoen hoond. Ondankb’rc, is’t zo dan datgy zynegunllen loond ?
E K L A A R D.
Myn waardde, want noch ecus, die naam zult gy niet derven,
: Maar blyven die altyd., zo lang tot ik zal derven ,
Meend gy dan dat ontzag} ofdood, ofwathetzy,
’T geen gy niet krygen kond, vei krygen kan op my ? Noemt my ondankbaar,aeht my vry vervoerd van zinnen,nbsp;Maar doed geen ongclyk meer aan ons heilig minnen jnbsp;Haar cerlie en grootfte kracht is by my noch te vad.
En
-ocr page 65-T o F E R. y. nbsp;nbsp;nbsp;6^
Eh Zo de zotte min , dic ’t hart my heeft verraft,
Kon werden uitgedoofd wanneer zy wierd gcbooren,
Niet als uw liefdeallecn zou my daar toe bekooren.
Maar’t is vergeefs dat mync pligtdaar tegen ftreeld ;
Gy hebt het zelfgelmaakt wat kracht de liefde heeft.
Die God, die u bedwong uw vader te verlaaten,
U w vaderland, uw goed en al uw’ rykke ftaaten,
Om my te volgen in myne armoede over zee;
Die zelfde God bedwingt nu myne luftcn mcc,
Om drie vier zuchten aan u hcimelyk teontfteelcn.
Laat myne dooling toch zo zeer u niet vervcclen;
Vrees niet dat uwe plaats gt; hoe zeer ik ben verleid,
Zal lang bezeeten zyn met onrechtvaardigheid.
Al waar de deugd onbreekt , kan liefde zelden duurcn . Verbreekt zich zelven , en is van zeer weinige uuren:nbsp;Maar daar de trouw ons voegd, datiseenvaftemin,
Daar de eer in uitblinkt, en de deugd heeft zyn begin.
Haar duurzaamheid doed ons noch meêr in liefde branden, Ja zelfs tot aan de dood duurd haare vafte banden.nbsp;Mynwaardfte, mid’lerwyl vergeeft deez’fnoodedaad,,nbsp;Daarliefdc, dictieran, mynvryheid mee verraad.nbsp;Verdrag een zotte vlam die niet zeer langz.al keven,
En geen verzwakking aan onze echte min kan geeven.
I Z A B E L L E.
„ Helaas! ’k help zelfs daar toe op dat ik werd verblind,
„ ’K zie my verraaden, cn geloofdat men my mind.
,, ’K laat my betoveren door al zyn vleijend praaten.
,, ’K vergeef een fnoode daad, en ver van hem te haaten „Aanbiddeik, hemel! zelfsdaar van den vinder noch.nbsp;Vergeef me, waarde man, decz’mynvervoerdheid toch.-In zulk een voorval is de min van weinig krachten,nbsp;Dieonvcrfchillcndc cn getuft, zulks niet zal achten.nbsp;Terwyl myn verw verbleekt, myn fchoonheid my verlaat ,
Zo is ’t rechtvaardig mee dat uwe min vergaat;
’K zal zelfs gelooven dat die vlam haalt zal vermind’ren, ¦ En aan onze echte minia’c minfteniet kanhind’ren.
E nbsp;nbsp;nbsp;Maar
-ocr page 66-Maar denkt eens evenwel wie gy zo zeer bemind,
Dat gy dpor deez’ meeltrelic in groot gevaar u vind,
Houd u gcherm, outvcial},vcrbcrgd ’t geen gy zult krygcn, De grooten konncn in haar liefde niets verzwygcn.
De hovelingen, die hen volgen waar zy gaan gt;
Zyn zo veele oogen die uw liefde gaadc flaan:
Niet een van hen die niet met alle magt zal dingen, Otndooreenvallch verhaal zich inzyngunftte dringen.nbsp;De prins zal vroeg of laatondckkcneensuw min,
Ofdoor zyn wantrouw, of door ’t nydig huisgezin; Endan, ’tgedenkendoed van fchrikmy’thcrtcbeeven jnbsp;Aan welke liraftcn zal zyn woede u overgeeven ?
Terwyl uw lulf dan tot dit tydverdryfu nood j Loopt vry na uw vermaak, maar geenfins na uwdood.
Ik zal uw ontrouw zien , zelfs zonder my te kwellen, Wanneer gy u daar door in geen gevaar zult Hellen.
E E L A A R o.
Noch eens, ’k zie dat geallecn dan nadit zeggen wacht, Dat ik in mync min ook zelfs de dood veracht:
Myn liefde is al te groot om het gevaar te Ichroomen,
Ja trotll het dreigend kwaad dat my mogt overkoomen, Myn rterkc drilt verblind my de oogen, en geloofd ,
Dat ik te weinig waag’ zo ’k voor haar waag myn hoofd. De tyd kan in dit vuur, dat my met hecvigblaakennbsp;Het hert onlyd’lyk treft, alleen verkoeling maaken.
1 z A B E L L E.
Wel loop dan nade dood, veracht dan myn’gebeên ,
En met uw loeven al myn’ zuchten en geween.
Meend gy dan dat een prins,na zo veel fmaad en fchanden, Met u te Itraffen Hechts wcérhouden zal zyn’ handen ?
Wie zal myn toevlugt zyn, als uw verachte dood Aan zyn rechtvaarde wraak uw vrouw zal geeven bloodnbsp;En niet ten tweedemaal zyn wraaklullzal betoonen ,nbsp;Opmy,dc vrouw vaneen die hem dorlf’ trouw’looshoo-nen.
Neen, ’k zal niet wachten tot uwzeck’redood en graf, ÜP my zou trekken ’t geenfehoot over van uw ftraf,
En
-ocr page 67- -ocr page 68-68 DE TV A C HY N E LY K^E
K A T R. ï N.
Mevrouw, ’k hoor iemand, Üil.
V I E E TOONEEE.
EeI-AARD, verbeeldende Theagcnc!, I Z A B E E L E, verbeeldende Hippoliee, K a T R Y n , verbeeldendenbsp;K^arine , Eraste, en gevolg van hetnbsp;huisgezin van Florilame.
E R A S T E j doorjleeliende Eelaard.
O Ntfang met vreugd, verraar, De gunft die uw mecftreffc u, door ons Tend; hou daar.nbsp;E E R R y K, aan Waarmond.
Men moord hem. hemel! wil hem toch uw.byftandgee-ven.
Er A s T E.
Ach! mogten zo altyd, al de verleiders Ineeven.
Iz abelle.
Gyj wreede beulen, zeg, wat hebt ge daar gedaan? Eraste-
Een zeer groot voorbeel d, ’t geen een yder nu voortaan Zal af doen fchrikken, en de ondankbaaren doen leeren,nbsp;Ten kofte van hun bloed, nooit een prinfes te onteeren.nbsp;Ik heb , door dceze hand, gewrooken niet alleennbsp;Prins Florilame en de prinfes Rozinc, ó neen!
Maar meede aan u, mevrouw,een zelfde wraak gegceven, Opoft'’rende aan u drie een trouweloozens leeven,
Een die niet waard was de eer van uwe man te zyn. Verdraag dan’tftraffen van een Ichclmltuk, zonder pyn,nbsp;En als me u recht doed, wil u dan geenzins beklaagen.nbsp;Vaarwel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Erajle en’’tgevolg binnen.
1 Z A B E L E E.
Gy hebt hem niet, als noch maar half, verllaagen; Hy Icefd in rny noch , kom, voldood zyn vyand dan,
Gy moorders, en beneemt my’t leeven met myn man. Myn’liefde en waardfte man, heeft mes, 'Zelfs in myncnbsp;ermen,
U
-ocr page 69-T o F E R y. nbsp;nbsp;nbsp;lt;59
ü dan xo wreed vermoord! kon ik u niet befchcrmen ? Kon ’t ininncnydig hert, met al haar kwaad veririi:ên,
En haar voorzienigheid dan niet deez’ flag verhoên ?
Uw langzaamheid, helaas! is de oorzaak van my n treuren, Die 't kwaad niet zien doed voor de flag komt te gebeuren.nbsp;Moert dan. . . maar, ik verflik in al myn ongeluk,
Myn’ krachten en myn rtem bezwykken voor myn druk, Zyn grootheid trooft my te gelyk en neemt my ’t leeven,nbsp;En nu ’t ons zaamen voegd...
De Ipraak heeft haar begeeven, Mevrouw... ógoón! zy derft, helaas! wat gaat my aan ?nbsp;Wat bly ve ik hier ? laat ik om hulp nahuis toe gaan.nbsp;Waarmind veranderd het lomecl in het Haagjehe Bojeh.
VY F D E TOONEEX. Waarmond, Eerryk.
Waar M o n D , ^^aande uit de Spelonl^.
ZO kan in onze hoop ’t geluk zich ommekeeren,
Zy heft of fmyt ter neer, alleen na haar begeeren, Haar ongelyke zin, die het Heelal regeerd,
In ’t midden van’t geluk u weêr de nek toe keerd. Eerryk.
Die redeueeringe, aan een vader geenfins eigen,
Zou lieht een minder fmert doen na vertroofling neigeni Een minder zwaarigheid verlichte dit misfehien ; ¦
Maar t’zederd dat ik heb myn zoon vermoord gezien, Myn hoop verdweenen, myn vermaak ter neêrgeflaageii,nbsp;Zou ’k ongevoelig zyn van zulke zwaare plaagen,
Indien my zulke réén ooit kwamen in de zin.
Helaasal de oorzaak van zyn dood fpruit uit zyn min. Waarom verloor hy niet in zyne clende ’t leeven ?
Moert dan zyn groot geluk hem eindelyk doen Ihecven ? Verwacht geen klagten van myn’ Imerten en myn pyn,nbsp;De droefheid die men uit, wenfchtomvcrtroofltezyn;nbsp;De myne zal zich na zyndood’lyk lot begeeven.
70
Vaar wel,
DE rVA ARISCH YN EL YKE ’K'gaficrveo nu myn 20011 verloor het keven.nbsp;W A R M o N D.
Rechtvaardc w^aiilioop hebt gc in uw bcdroctde 2iel ,
’K gelooft ccti misdaad was 20 ik haar wederhiel. Javolgii’v 7,00a, uoch wil tot morgen geenfins wachten inbsp;JVi.t!ir wil 2urKs met uw hand niet te volorcngcn trachten,nbsp;Wacht tl van zcifsnioord, waar van gc 11 miikhica te laatnbsp;Daarna beklaagenroud,, volg danniieensmynraad.nbsp;I^aat uwe droefheid al uw ingewand verteeren ,
En :uc zyiie uitvaard om uw’ Ihicrten te vermecren. IVanrmond vertoond in ’t verfclnet alle de Sfeetders, innbsp;hun eigen gewaad , aan een Tafel, bc::'ignbsp;met aeld te tellen.
T? I
E E RR Y K.
Wat 7ie ik, tcid men geld dan inecdc by de doón ? Waarmond.
Zie vry of ze alle niet begecrig 7,yn na ’t loon.
Eerryk.
’Kzic Eclaard, hemel! hoe verloor hy niet het keven ?
Ik zie zyn’ moord’naars en Katryn,zyn vrouw daar neven. Door wat voor tovery field gy hen t’zaam tc vreên,
En mengt de dooden met de lecvende onder een ^ Waarmond.
. Zo is het dat ze aan elk, die op de Scliouwburg fpeckn j Wanneer huun’ rol is uit, ’t verdiende loon toe deelen.nbsp;¦De een moord, en de ander derft met klaagelyke reen,nbsp;IVlaar voor hunn’ vyaudfchap, is het Toonecl ai leen.
A Is ’t hunne rol meê brengt hunn’ vyand om te brengen j Zy doen ’t,cn zonder ernlt,iii ’t minft daar meê te mengennbsp;Die dood üflccfd, en die verraad ofis verraan 3nbsp;’T zyn vrienden met elkaar als ’t (peeleii is gedaan.nbsp;Uwzoon enzyngevolg, diehcöbenwcl’tvervolgennbsp;Ontvlugt, en 's vaders haat op hen vol fpyt verbolgen;nbsp;Maar. wordendeeindclyk met armoedeovcrlaan ,
Zo keurden zy ’t Toouccl om eerly k te bcllaan. Eerryk.
Waar-
-ocr page 71-r-4'
T O F E n y. nbsp;nbsp;nbsp;71-
Waarmond.
Door nood hier toe gedrcevcn,
Zo hebben 7,e alle vier hen tot die kunft begeeven.
Zyne overfpeerge min, zyu dood 70 zeer gevreefd,
Is van een Treurfpcl Hechts het droevig eind’ge weeft,
’Fgeenhy op’tSchouwtooneel ditoogenblikvertoonde. Jazelfsheel Amlterdam, waar dat hy Icdcrt woonde ,
Staat opgetoogen, en verheugd zich alshyfpeeld j ’F 7y dat hy emit of boert met v.o veel konft verbeeld.
De konft is eerlyk j en de winll verftrekt ten goeden,
Opi de oudcrlooze Weez’ en de oude Stok te voeden.
Die tocftel, die gy zaagt, zo kollelyk en fchoon,
Behoord niet tot het lyfenklecdingvan uw zoon,
Als om zich daar mee ten T ooncclc te begeeven.
Ik zie dan dat myn zoon in fchyn verloor het leeven.
Maar ik vinde over al een zelfde reeden van My tebeklaagen. zeg, isdit diegrootheiddan?
Is dit die heerlykhcid, en ftaat zo hoog verheeven,
Die hem zyn groot geluk dan einde]yk zou geeven ?
\V A A R M o N D.
Houopvanklaagen. hetTooneel, wel eer veracht,
Is heden rotzo hooge en groote roemgebragt,
Dat yder een haar eerd: en, fchoende op hooger leeften gt; Is ’t leerzaam tydverdryfvan de alderbraaffte geeften.
Geen oor j 'hoe eerbaar, werd nu daar in ’t minft’ ge-hoond,
Maar tot een fpiegcl werd de deugd u daar vertoond.
De Schouwburg is met recht, wanneer zy werd onfloo-ten ,1
' De wclluft van het volk, en het vermaak der Grooten. Zelfs Aemftels Overheid, nooit hoog genoeg geloofd,nbsp;Verpoozen hier haar geeft, van Staatzorg afgeOoofd.
Laat uwe geeft eens van die d waalingzyn onflaagen,
Noch wil zyn goed geluk voortaan niet meer beklaagen. Eerryk.
Ik derf niet meerder my beklaagen, ’k zie nu dat
7i DE WAARSCHYNE LYI^E TOrERY.
Ik het Tooneel niet heb na haar waardy gefchat; Zyn’konft, zo leer geacht j myn handel gaat te booven.nbsp;’T is waar, ik kon in ’t eerll’ haar waarde niet gelooven :nbsp;Ik heb de Schouwbu rg met vcele and’re mee veracht,nbsp;Onkundig dat zy had tot Itigting zoveel magt;
’Kheb daar noch nooit gc wedt; maar ik verban op heden
Myndwaaling en myn druk j geloof flaandc aan uw’ree-den.*
Waarmond»
Geloof alleen uw oog.
Eerryk.
Myn zoon heeft wel gedaan,
Op morgen zal ik zelf na Amfterdam toe gaan :
Myn’ziel verlangd reeds, enkan zonder hem niet keven. Wat moet ik niet voor dank aan u, ó Waarmond! geeven ?nbsp;Waarmond.
Om iemand dienfl te doen, daar naar is ’t dat ik haak’,
Ik hebmy zelf geloond als ik udcê vermaak.
Vaar wel i ik ben vernoegd, dewylwy’t beide bennen. Eerryk.
Hoe kan ik doch genoeg deez’ groote daad erkennen ?
O groote T overes! geloof dat boven al Ikdic voor eeuwig in myn hart erkennen zal.
Einde van het Vyfde en laatjle Bcdryf.
-ocr page 73- -ocr page 74-