-ocr page 1-

BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHTnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1929

X'quot;

Verzameling tooneel-

*

stukken uit de nalatenschap vannbsp;prof. Dr. J. te WINKEL

No. 873

-ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4-



-ocr page 5- -ocr page 6-


lt;a




-ocr page 7-

PtAUTIANUS

‘IREVRSPEL.

DOOR

TE ROTTERDAM Bt HENDRIK MARO.NIER,nbsp;Boekverkoper.

-ocr page 8-

¦ 'V:

,r 'V

Mfji- o


-ocr page 9-

OP HET

treurspel

VAN

PLAUTIANUS.

' S 1‘laiitiaan die hter te voorfcby» ¦wordt gebragt ^

Die, fchoon Severm hem had 't hoog ft bewind gegeeve» ^

En ntt een laagen ft am ten top van 't lük ’üerheeven ^

Door heerfihluft aangepord^ naar V keizers ^od noch tracht.

Gy toondt, ó dichter / door uwpen, hetgeen voor deezett Was haat'lyk in een menfch, in dit uw T’reurfpel aan\nbsp;Uw' Melpomeen' verdiendt een' kroon van lau wer bladnnbsp;Ons kerend'hoe mesffteets moet voor het quaaddoe»nbsp;. vreezen.

llydie door moord hekken wou de opperheerfchappy, Die 's dochters bedgenoot,mch zynen vorft wou fpaaren.nbsp;Stort als een Ikarus in fiaatzuchts woefte baaren^

En lydt gerechte ftraf voor fnoo verradery.

Per grsidus ad fcientiam.

VER-

-ocr page 10-

VERTOONERS.

S E V E R U S, Rooms Keyzer


BasSIANUS, 2,0071 van Severus en Medegenoot in 'tRyk. '

PlaUTIanus, eerjlen Raadsheer van Staat.


P LAUTI ELA, VroH van Bajfianus en Dochter van Plautianus. .

S A T U R;N I N U S , Hoofdman van 'sHorJlen Lyfwacht^ FIR M U S, Vertrouweling van Plauümtis.nbsp;FlAVIA, Vertrouwde van Plautilla.nbsp;Lyfwacht.

Het Toonéel verbeeldt Severus Hofzaal biimcü Romen,

-ocr page 11-

Pag. s'

PLAUTIANUS.

treurspel.

EERSTE BEDRYF.

EERSTE TOONEEL. Bassianus, Saturninus.

Satur ninus.

W Oe! daar ik zag, myn Heer, VTw huw’lyks-feeft volbragt,

En ftaat ten top van eer gevoerd, by elk geacht,

Gevierd 5 en aangebeên; het vorftelyk vermogen Begunüigd van de Goón , zoo zeer ten topgetoogen,nbsp;Dat aller volkren heil, en ook behoudenisnbsp;Van uwe gunft öf haat alleen afhangend is :nbsp;Daar’kzag demogentheên, gebuuren uwer landen,'nbsp;Om uwen gunft getrooll vcrlpillen de ingewandennbsp;Der dierfte ichatten, en tot roem uws naams trqfeennbsp;Opregten, by de Goón gelleld en aangebeên;

Wie zou niet denken, dat gy’t hoogde wclbehaagen Zoudt hebben, en verteld van vreugde zien uw’dagen ?

Te meer daar u de band van’t huw’lyk hadt gepaait Aan eene, welker deugd haar glans be-evenaart.nbsp;Wier zedcnryk gelaat, zoo vol bekoorlykheden,nbsp;Was waard van eenen vorlt, alsgyzyt, aangebeden.nbsp;Bassi ANUS.

Neen Saturninus ’t is nochtans om deeze trou,

Dat myne ziel gedrukt door knagend naberou,

A 3 nbsp;nbsp;nbsp;Van

-ocr page 12-

6 PLAUTIANUS.

Vandeeze voorfpoed walgt, niets kan myn hart be-haagcn:

In ’t midden van de pracht moet ik myn lot beklagen. Saturninus.

Ik zie het hoe uw druk vermeerdert dag aan dag, Hoe veel ook dat de kragt van dien op u vermag.nbsp;Maar Go6n! ik ftond verzet, verrukt,en opgetoogcn,nbsp;Als ik aanhoordehoe uw hart door toorn bcwoogennbsp;Haar, en baars vaders val bedreigen quain.nbsp;Bassianus.

Des weet

Dan eindlykde oorzaak, enden grondllag van myn leed.

Het heugt u hoe de vorft kreeg’t 'uyterftwelbehaagen In Plautianus doen; ’t gebied hem op quam draagennbsp;Der heyren van den ftiiat, metfehatten, achtbaarheennbsp;Ophoopte, hem den doel eens raadsheers deedt be-kleên:

Tot zoover dat geen raad, hoe heilzaam z’ookmogt wezen,

Vondt ingang by den vorft , dan eeril van hem ge-preezen,

En góed gekeurd: zoo dat al ’t geen ’er in den Haat Behandeld wierdt, door hem gefchiede op zynen raad,nbsp;Hy yanderi vorlt aldus begunlligd zag zichvreczeii,nbsp;Gevelligd zynen Haat, en heil ten top gereezen.nbsp;Waar op zyn geert door dit zoo dartel lot gertreeldnbsp;Wierdt trots, terwyl hy’t regt ontwaflen zich verbeeldt :

Deedt door den overlart den roomfehen rtaat ver-zngten,

Zyn lot beklagen, en de aloude vryheid vlugten. Hierom wierdt hy van my als eene pert van ’t hofnbsp;Te vinniger gehaat.

Saturninus.

Ik weet wel dat dit ftof

Tot

-ocr page 13-

TREURSPEL. 7

Tot veele tweeipalt gaf.

' nbsp;nbsp;nbsp;Bas SI ANUS.

Des ik met ’t ryk bcwoogen, Stelde aan den keyzer Plautianus doen voor oogen.nbsp;Maar ’t was om niet, want, tot vcrmeerd’ring vannbsp;myn leed,

Aanfchouwde ik hoe myn raad vergeeffehe poging dcedt.

’k Onftak flegs zynen toorn, tcrwyl het ryk vaa Romen

De rykfteburgers om hunn’ fchattenomzag komen. Waar door zyn’geldzugt zulken rykdom heeft vergaart.

Dat nimmer vorfl van’t ryk dien heeft be-evenaart, In die gemene druk, wat groeiden myne plaagen.nbsp;Als ’t vaderlyk gezag tot bruid' my op quam draagennbsp;Plautilla, die myn haat — doch Itaaken wy ’t verhaalnbsp;Dier trouw’ in weerwil aangegaan, denk of dcez’nbsp;quaal

My, Saturninus, niet met rede doet verzugten,

En of een echt door dwang getlaafd my geeft ge-nugten,

Om dat ik het heelal beheerfch.

Saturninus.

Ik ftaaverfteld

Myn heer , om de oorzaak van uw leed aan my vermeld.

Te méér nu ik verneem, hoe gy hebt opgedraagen Uw’ hand aan eene, die uw oog rcets kon mishaagen;nbsp;Daar veele fchoonhcên door haar hoog quot;gellagt vermaard

Om ftryd toen dongen, om met u te zyn gepaard. Doch ftaa my toe dat ik de rede aan u mag vraagen,,nbsp;Waarom gy haar getrouwt hebt, die u kon mishaagen.^nbsp;Bassi ANUS.

’£ Zy myne geeft bedwelmd op ’t voorftel deezer trou, A 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’tZjr

-ocr page 14-

g PLAUTIANUS.

’t Zy dat.myn haat verdoofd vras door te grootcrou, In ’t einde ik Hemde ’t toe ; myn afguiift quam tenbsp;fwichtcii

Van kragt ontwapend, door te zeer gevierde pligten Van ’t vaderlyk ontzag, ach! naar ik mync handnbsp;Gaf, CU met tegenzin Hoot dien gehaten band,

Zoo heeft myn hart geen heil, of vreugde meer te wachten.

Zeg wreeden vader, die zyt de oorzaak myncr klachten,

Waarom my teffens niet gedompelt in het graf,

Toen me uwe hand tot bruyd ’t gehaate voorwerp gaf? Dan eenen loop beftemt, waar in ik myne dagennbsp;Slyt afgepynd, en moet myn dood’lyk leed beklagen ?nbsp;Of had geene ed’le maagd uw onderhorig ryk,

Die aan uw oog beviel, in fchoonheid haar gelyk ? Zoo zou nochtans een drang der hoogfte mogent-heden

Om’t zeerfl:verlangen doorbet echtaltaar tetreeden Met ons in naau verbond, doch wat noopt mynennbsp;geeft

Te fmaalen op denvorft? ik ben, ik ben’t geweeft. En mynefwakheid komt den ftraf met regt te draagen.nbsp;Mits ze inden echtgeftemt heeft, die haar konmis-haagen.

Saturninus.

Bedaar myn heer, waar toe vervoert de druk uw hart, Uw leed is groot, ’tis waar, ik deel in uwe fmart:nbsp;Doch hoe die grooter, en in kragt is op gereezeu,nbsp;H,oe eene hooge ziel mcêr moet üantvaftig wezen:nbsp;Haar lot braveerende trots onder de oogen gaan.nbsp;Wat fchemerend vernuft kan al de midd’len raan.nbsp;Die licht het noodlot heeft tot uwe hulpbefchooren.nbsp;Bassi ANUS.

’t Is vruchteloos gehoopt, daar’t alles is verlooren.

S AI U R-

-ocr page 15-

treurspel. 9

S A T VI R N I N U S.

Verban die wanhoop, want het lot licht uytkomft geeft.

Bas si ANUS.

Kanhy wanhoopen, die geen’ hoop meêr over heeft ?

S A T U R N I N u s.

Zoo lang’er tyd is , is’cr (lof tot hoop gebleeven,

' Die door verandering tot ons behoud gedreeven Schaft middelen ter hand; de tyd verwiffclt vaak,nbsp;En die verwis’ling geeft gelcgentheid tot wraak,

13 AS SI AN VIS.

Maar veeltyds langzaam : doch ik fweer by de op-permagten,

Dat hy heeft zynen val van mynen haat te wachten. Die (legs tot wifler (lag, verkropd, wordt uyt gefield,nbsp;Op dat hy treffen mag met des te méér geweld.

’t Is u bekend dat my geen’ middelen ontbreeken. Om op hun beide dit gehaat verbond te wreeken:nbsp;Mits dien den vorft, reets oud, de kragten gaan te niet,nbsp;En door zyn’ dood op my het heele ryks gebied.nbsp;Als oudfien zoon vervalt; wat vleidt dit myn’ ge-dagten!

Wat vreugde ftaat my niet, van haar verloft, te wach-ten!

Maarach! wie weet ofniet zyn’lift, metregtverdagt Ons voorkomt, als vergeefs na bet’ren tyd verwachtnbsp;Myne al te trage wraalt! ja het was hem gegeevennbsp;Gelcgentheid, waar door hy om ’t bezit gedreevennbsp;Van ’t Keyferlyk gebied, het uyterfi Zou befiaan,nbsp;Ons’ dood beftemmen, en . . .

Saturninus.

Myn heer, hy komt daar aan: Ontwyk zyne aanfpraak, wil zyn byzyn u onttrekken,nbsp;Dat méér verwydering mogt komen te verwekkennbsp;ü zelfs in weérwü.

BaS'

A S.

-ocr page 16-

ÏO P L 'A U T I N U Sr. Bassjanus.

Neen: ontveiiiïen wy den haat Door’t vleijen, die hem des te méér tc duchten ftaat.

TWEEDE TOONEEL.

Bassianus, Plautianus, Saturninus.

Plautianus.

VErfchoon my , vorft , too ik uw onderhoud moet ftooren,

Myn’ komft gefchiedt geenfins om het geheim te hooren

Vanuwgelprek, maar wenfch met deez’gelegene heid,

WyJ ik u vond in ’t hof, den laft my opgeleid.

En ’t keyzerlyk befluit aan u bekend te maaken: Staa toe dat ik volvoer . . .

Bassianus.

En welk gewigt van zaakca Is ’t voorwerp uwer komft ?

P LAUTI ANUS.

’t Is u bekend, myn heer. Hoedanig het gerugt vervulde meer en meernbsp;Heel Romen, hoe door moord, en ro very de landennbsp;Der Britten zyn beroerd: ja, dat xy zaamcn fpandennbsp;Tenkoftenvan het bloed derkrygllienvan den ftaat.nbsp;Tot krenking van hetregt des keysets; en ditquaadnbsp;Zou zoo in aanwafchzyn doortweefpalt toegenoo-men,

Dat by gebrek van hulp veel onheil ftondt te fchroo-men.

Bassianus.

*tIszoo. doch’t was te los, indien de vorft’t gemeen Geloof gaf.

Plau«

-ocr page 17-

TREURSPEL. tt Plautianus.

Maar ’t gerugt van dien komt over een Met ’t vafl: berigt het geen men aanftonts heeft ge- »nbsp;kreegen.

De vorft is des te meêrom’t muytgefpan verleegen, Op’t hoorendat de drift zoover hen heeft ontaardt,nbsp;Dat zydoor’t vreê-vertoog des landvoogds niet bedaard ,

Veel min door ’t hoog gezag der dier geftaafde wetten Beteugeld, ’talles komt-zich totden kryg te zetten.nbsp;Bassianus.

Wat oorzaak heeft het vuur dier tweefpalt aangezet? Want hoe vervreemd men is van de ingeboore wet,nbsp;Zoo zal de mcnfch niet ligt tot zulk een opzet komen.nbsp;Voor hem zy n vryheid is door wuft gewelt benomen.nbsp;Plautianus.

’t Zy dat ze door de lult van roof zyn aangezet,

Of hen ’t gebruyk van cenig voorregt is belet,

’tis niet bekend waar door zy waanen zich beleedigd. Dus is ’t des keyzers wil, dewyl zy niet bevreedigdnbsp;Zyn door beloften, dat vergaderd wierdt de raad,nbsp;Op dat gcftut mogt zyn het nieu begonnen quaad,nbsp;Eer ’t meer te duchten ftond door aanwas en vermogen.

Bassianus.

Hoe! waant gy door zoo net vercierde reen myn* oogen

Te blinden met den glimp, en opgeraapten fchyn Van dat de grond diens krygs u onbekend zou zyn.^nbsp;Neen, Plautianus, neen. wy hebben reeds berigten,nbsp;Die u als oorzaak van der Britten twift betigten.nbsp;Hoe uwe geldzugt hen balloorig heeft gemaakt.

En ’t hevig vuur ontvonkt,waar van het cyland blaakt. Maar overweegen we eens,watgy hebt ondernoomennbsp;Met .ons zoo plegtelyk te vergen, om te komennbsp;Tot llilfing van den twift in den beroepen raad.

Zot

-ocr page 18-

P ^ P L A U T r A N U S.

Zou ’t ïyn om meê te fteirunen? neen. uw’ flcm die gaat

De myne ver voorby, die kan den vorft behaagen. Of dunktudat jk 7,ou dien ouden hoonverdraagen ?nbsp;Dit was myne eer te na : des 7al het oorbaard ïijnnbsp;Dathy, wiens ftem is ah een gods - fpraak, daarnbsp;verfchyn.

Doch zoo de krygfraad u mogt na myn antwoord vraagen,

Wel aan, wil dit berigt uyt mynen naam hen draagen : • Iloe dat tot demping van dit nicu on'tlooken zaadnbsp;Des krygs, men ftralFen moet den ftooker van hetnbsp;quaad.

Zoo ftaat’er geen gevolg van afval meer te fchroo-¦ men,

Mits de oorzaak, daar die door ontdaat, is weg ge-* noomen.

DERDE TOONEEL. Plautianus,

WElk eene fmaad! 6 Goón,w?t wordt myn’ deugd vertreêii!

Wat hoor ik ? Hemel ! nu myn heilzon ’t hoogde fcheen

Door ’s Dochters trou, word ik geblixemd door die woorden,

Dicmyn’gefpilde zorgverdraijen, diemy moorden. Mynyverwordtverdagtals oorzaak van al’t quaad,nbsp;Van’t woen der Britten,en den twid van hunnen daat.nbsp;Dus moet de hoveling ’t bedryf des vord betaalen,nbsp;Die zelden kan in ’t hof door ’t ilaaven roem behaalen:nbsp;Te méér, indien zyn doen een nydig oog befchouwt,nbsp;Dat zynen handel, als aan lid verdagt,wantrouwt,nbsp;ündaiikb’re fehooiuoon ! zyn dit reets de wrangenbsp;vruenten

Dier

-ocr page 19-

treurspel. 13 Lier trou ? wat (laat my dan van uwen haat te dugteu,.^nbsp;Wat zee van rampen , en wat wederwaardigheèn.nbsp;Als gy na’s keyzers dood den rykstroon zult betreen ?nbsp;Dan zal het loon zyn voor ’t verfpillcn myner fchat-ten,

Dat ik, ó Go6n! myn’ ftaat zal zien in duigen fpatten.

VIERDE TOONEEL. Plautianus, Firmus.

Firmus.

Yn heer

P r. A U T I A N u s.

Wat meldt uw’ komfl: ?

Firmus.

De maare in ’t hof verfpreid Hoe dat ’t onryper uur de krygfraad was beleid:nbsp;Zoo heeft uw dochter, wier gemoed fcheen als be-fweeken

Door overmaat van rou, ten einde z’u mag fpreeken My afgevaardigt voor het aangaan van dien raad.nbsp;Pl.auti ANUS.

Is ’t einde van ’t een leed een trap tot volgend’ quaad! Wat mag de rede zyn, en oorzaak van haar zugtqn.^nbsp;Firmus.

Ik zag haar heel bedrukt myn byzyn flaag ontvlugten, Haar leed verkroppen, en van droefheid overheerd.nbsp;Zint haar u fchoonzoon hadt met zyn bezoek vereert,nbsp;Van’t onderling pfprek is niets aan my gebleeken.nbsp;Plautianus.

Ontaarde! komt uw wrok zich op Plautilla wrecken! Was’f niet genoeg, dat gy den vader hadt gehoont?nbsp;Moert ook de dochter zyn met eene rnuut beloond ?nbsp;Firmus.

Wat denkbeeld maakt u dus verbolgen en verlccgen ?

Heeft

-ocr page 20-

14 P L A U T I A N U S.

Heeft Baffianus...

Plaütianüs.

,it

Wil myii’ ramplpoed ovenveegen. Ja Firmus, Iet of niet de grootheid van myn leednbsp;Be-evenaart den hoon, dien hy my voelen decdt.nbsp;Die trotzen heeft inyne eer te reuk’loos durven krenken,

Met my als oorzaak van dentweedragt te verdenken Verfpillen niyner zorg, tot welftand van ’t gemeennbsp;Verftrekt het... maar ik zie Plautilla herwaars treên.

VYFDE TOONEEL.

Plautianus, Plautilla, Firmus, Flavia.

Plautilla.

Zie in wat fbiat datuPlautilla komt ontmoeten. Niet als toen my de raad op’t troufeeft quamnbsp;begroeten,

Heel plegtig in den drom van ’t roomfche burger-fchap,

Metvreugde-galmverzeld, enjuygendhand-geklap, Toewenlchende eanen reeks van keyzerlyke loten:nbsp;Neen vader, neen. befcliouw uw’ dochter overgootennbsp;Van druk in eenen ftaat, wiens bitterheid ’k ontvouw,nbsp;Beklaagende ’t verbond van de aangegaane trou.nbsp;Dees echtband lieeft ontvonkt een twilivuur nooitnbsp;te dooven,

Dat my de ziel verteert, dat ’k nimmer kom te booven.

’k Staa blood aan zynen haat, en de echtsvermaak-lykheên

Bant hy uy t zynen zin: ja doof op myn’ gebeen, Verftrekt myn byzyn hem het doelwit zyner klachtennbsp;Eo raïcrny; ver dat myn geeft hem zou verzachten

Of

-ocr page 21-

TREURSPEL. if

Of weêrbeweegen, hoe myn oog van traan en fmelt Gedrukt door ’t denkbeeld dat meer rampen mynbsp;voorfpelt.

Plautianus.

’k Beïef de ftrenghcid van uw leed,in’t hart bewoogen Met uwe druk:’t lot heeft ons in onz’ hoop bedroogennbsp;Daar ’t beide ons voelen doet de ftraf heid van ’t geval.nbsp;Laat ons gezamentlyk dit onheil even palnbsp;Verdraagen, om in ’t eind’, was ’t moog’lyk nochnbsp;te fluiten.

PlAUTI LLA.

Hoe! wat moet ik, myn heer,uy t deeze réén befluiten? Zoo heeft hy zyne gal op u ook uyt gefpat ?

Of heeft myn’zwakheid uw verhaal niet recht bevat Door druk verbyflcrd ? watkanheminumishaagen?nbsp;Heeft hy u zyne hand in weerwil opgcdraagen ?nbsp;Maar neen; hy vindt in my den af keer van ’t geflagt,nbsp;Enhaat den vader, diezyn’vrou heeft voortgebragt.nbsp;PXAUTIANUS.

Ja’k deel ook inden hoon van zynen haat gel eeden, Mitfdicn ik zag myne eer door hemt’onregtVertree-den,

Gelaftcrd rnyne deugd, die opgeleid de fchuld Van dat Brittanien door tweefpajt is vervuld.

Mits myne geldzugt zou de grond dies tweedragt wezen

Waar door den ftaateen kryg ganfch hachlijk ftondt te vreezen :

En weigert in den raad te komen, onder fchvn Dat zyne flern denvorft niet aangenaam kan zyn,nbsp;Zoo langde myne wosdt als gods-fpraak aange-noonien.

Plautilla.

Wat flormen,Goden, flaan ons eind’lyk op te komen! ’t Schynt dat het nydig lot op midd’len is bedagtnbsp;Waardoor hc: onien itaat teirval mag zien gebra^.

-ocr page 22-

1.6 P L A U T I A N U S.

En niet als ramp aan ramp gcfchakcld is te wachten: ’t Voorfpellcu van dit leed bezwangert myn’ ge-dagten,

Verbleekt door vrees myn’ Icên, en doet myn ang-ftig hart

In hoop befwykeii op ’t bevroeden zyner fmart.

PI, A U T I A N u s.

Schep moed de zaak is tot het uyterft niet gekomen Zoo lang Severus leeft Haat nimmer haat te fchroo-men

¦\''an Baffianus; hoe die ook uytzinnig woedt,

En dreigt eenwiffenval aan ons geflagt. men moet Niet buyten nood zyn hart de wanhoop overgeven.nbsp;Plautilla.

Ach is ons heil geveft alleen op ’s vorften leven! Hoe zwak is dan de grond van de opgevatte hoop,nbsp;De minften hinderpaal verkort ons levens loop.

Die als een damp en droomde naaubefchooten’oo-gen

Op’t onverwachft ontfehiet: als met de flaap ont-vloogen

Is heel het nagtgezigt, en wat daar in verfcheen: Bezef wat ftaat een vorft al droeve fwarighecn;nbsp;Ten doel, hoe zyn bewind meer is ten top gereczen,nbsp;Enuytmunt, des ;e meer zyn’haaters bloot zal wezen.

Doch eindelyk wie heeft ’t vervolg dier giinft belooft ? Eloe licht door achterklap wordt die niet uitgedooft .gt;nbsp;En Baflianus hart zoo zeer op ons gebeeten,

Zal door dien haat verhard nooit by den vorft ver-geeten

Uw doen te lafteren, in fchyn van ftaats belang Onz’ dood bevorderen, en wilfen ondergang.nbsp;Plautianus.

’k Beken het, dochter, dat gegrondt is uwe reden: Des moet men na deneyfeh, entyds gelegenthcden

De

-ocr page 23-

treurspel. 17

De zaak bevorderen; ik zal den vorli den haat Zyns zoons ondekken, en na’t einde van den raadnbsp;U mondeling verllag van de onderhand’ling geven:nbsp;Dit is het middel ’t geen ons ov’rig is gebleeven;nbsp;En zoo ditvoorftel by den vorll naar wenfch gelukt,nbsp;Daia is ons ftaat herfteld, zyne afgunft onderdrukt,

SESDE TOONEEL, PXAUTltLA, FlAVIA.nbsp;Plautilla.

HY gaat: doch myne ziel voorïpelt meêr zwaa-righeden

Tot onderling verderf; ja ’t leit my op de Iccdea Dat dit ondekken zal vermeerd’ren onze finart,nbsp;Wieraanwafch ik voorzie door de inipraakvanmynnbsp;hart.

Ach! Flavia, befchouw de rampfpoed van de grooten, Hoe wordt hun glans , zoo fchoon in ’t oog , nietnbsp;overgooten

Met bitterheden, en hoe flibbrig is het pad Waar langs de prys van ftaat zoo hachlyk wordt gevat.nbsp;En als ons hart naar wenfch zyn oogwit heeft bekomen,

Hoe ras in weêrwil wordt ’t bezit van dien ontnomen!

De minfte hindernis verftrekt een ftruykelfteen,

En velt te laager, hoe ons heilftand hooger fcheen. Ons ftaat moet aan uw oog een levend voorbeeldnbsp;wezen,

Die daar hy door myn’ trou fcheen tot in top gereezen Van alle voorfpoed, en niets aan zyn heil ontbrak,nbsp;Krygt door dit trou-verbond den doodelykften krak.nbsp;Dit oogenblik verteert den arbeid veekr jaaren,nbsp;Oiitlloopt, ’tgeen kon door tyd de naarftigheid ver-gaaren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F i- a-

-ocr page 24-

i§ P L A U T I A N U S.

Fl AV I A.

V erban de onnutte vrees, mitfdien dat uwe rou Het ingebeeld gevaar ver overtreft, Mevrou:

Want Baffianus haat zal zyn door het ondekkeii Verydeld. . .

Plautilla.

’t Is vergeefs; niets kan tot welftand ftrekken Van ons door ’t grinunig lot ten val gedoemden ftaat:nbsp;’tWas ook te loffen grond, en zwakken toeverlaatnbsp;Zoo deezehoop my kon door haaren glans bekooren.nbsp;Vermits hy onzen val op heden heett gezwoorennbsp;My in ’t gezigt. na die bekentenis bevroed,

Of niet zyn haat met regt myn’ zwakheid beven doet, Uytberltende inden drang vaneindelooze klachten,nbsp;’k Heb u ’t geheim, en grond ontdekt van myn’ ge-dagten,

’t Geen nooit, dan nu licht te onbedagt is uytgelekt, Maar bleef geftadig door vermomd gelaat bedekt;nbsp;Om zynen haat in ’t eind’ was ’t moog’lyk uyt tenbsp;dooven,

Door vleijingen: maar neen', k wierdt van de hand gcfchooven,

’t Was al om niet: mitfdien myn’ klachten, en gebeén Weêrftuiten op zyn hart, door haat verhard als Heen.

F L A V I A.

’t Is kenbaar hoe gy hem door teérheên hebt voorkomen ,

Alom geviert, gevleidt, en alles ondernoomen Van’t geenuwpligt gebiedt: maarGoón! wie hadtnbsp;verwacht

Dat buyten reen zyn haat die tederheén veracht,

En uwen val befluit. . .

Plautilla.

In ’t aanzien onzer Goden, Als ik hem myne hand op trou heb aangeboden,nbsp;Wierdt zyne tegenheid dier trou door my ontdekt,

Die

-ocr page 25-

T R E U R S P E E. ï^

Die door de Adeyers meer en meer wierdt opgewekt. Tot 200 ver dat hy wraakt den band , niet 2ieridenbsp;op de eeden

Van ’t wettig trouverbond,naar de onde plcgtigheden, Voor ’t heilig echtaltaar 2oo plegtelyk volbragt.nbsp;Ach! watbehaat hyniet, dierelts deGoènveracht!

FI- A V I A.

Wat hoor ik? hoe!was u 2yne afgunfl: reets gcbleeken. Als gy op’t echtaltaar het trouvuur2ag ontfteeken?nbsp;Daar doenmaals uwe liefde intop rnocü 2yngefte]d:nbsp;Mits een gedwonge troii voor altyd werdt verzeldnbsp;Van rampen, en nochtansgyquamt uw’hand tege-ven.

Pl-AUTII,r.A.

Ik dagte dat gy min ontkundig waardt gebleevcii In zaaken van het hof, en hoofze fchranderheên,nbsp;Uw oog doordringender om2yu geheim te ontleen.nbsp;Des weet dan,dat de band van ’t huwclyk der grooten.nbsp;Veel meer uytllaatsbelang dan liefde wordt geüotcn ;nbsp;Daar de eige zinlykheid, cn vrye keur van ’t hartnbsp;By’t laaggebooren volk meed gaa-gcflagen werdt.nbsp;Dus was her inzigt dat tot trouwen heeft bewoogen,nbsp;Op dat ons daat 200 2eer in voorfpoed opgetoogen,nbsp;Meer luider bygezet, te vader wierdt gegrond,nbsp;Ons heil met dat des vords vereend door’t trouvernbsp;bond.

Maar Goón ! wy zien de hulk dier hoop in ’t eind’ noch llranden,

Ontflooptdoor tegenzin zoovaft gewaande banden. Terwyl myn geelt verpynd flyt tulfchen vrees ennbsp;hoop,

Door ’t loodlot, den te wrang beftemden levens loop. Kom Flavia, ik zal \t uiten myn’ gedagtennbsp;In’t naad vertrek, daar wil ik vaders komltafwach-ten.

Einde van het eerjle hedryf.

B z * twee-»

-ocr page 26-

w P L A U T I A N U 5.

TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL.nbsp;Severus, Plautianus.nbsp;Severus.

HEt krygsbefluit zy dan naar ingenomen raad Als dat geftraft moet lyn der Britten euvel*nbsp;daad:

ven.


Op dat ons hoog gezag mag ongekreukt herleven, Hunn’ üraf den nagebuur ten voorbeeld zyn gegee-

ken,

Dus wordt uw’zorg gelallde hoofden van den twill Te vleijen met genade, om, als zy door die liftnbsp;Mifleid zyn tot hunn’fchade, enreukeloos in’twaa-

Uw wil zymyeen’wet, dien’kftaadig heb betracht. En wat het heir belangt, men ziet daar niets ont-

De krygfmagt onzes ftaats teroptogtrec temaaken. Hy treft te wilier, hoe hyminder wierdt verwacht.nbsp;Peautianus.

breeken,

’t Is alles vaardig om op ’t eerft gegeeven teeken

Van ’t vorftelyk bevel den optogt aan te gaan,

Zoo hen dees dag , voor ’t geen ontbreekt, wordt toegeftaan.

Severus.

Uwe onvermoeide zorg, zoo kloek , zoo onbe-fweeken,

Tot welftandvanmyn ryk, enftaaten isgebleeken:

Doch eene fierheid, die vaak al uw doen verzclt,

Wet Baffianus haat, dien ge aanftonds hebt vermeldt;

De zelfde moedigheid kan ’t Roomfche volk mis-fiaagen;

Waar

-ocr page 27-

TREURSPEL. n

Waar door uw y ver, die belooning weg zou draagen, Wordt van dien prys ontzet, mits uw te fier gelaatnbsp;Maakt dat de deugden, die zy vieren, zyn gehaat.nbsp;Plautianus.

’tis vaak der menfchen aard de daad en temispryzcn Van medeburgers, die hun nydig oog ziet ryzennbsp;Tot hoogcr ftaatS'bewind, te méér als zy gefieldnbsp;Zyn boven hun bereik, en fcheutvry voor ’t geweld.nbsp;Dan poogt hun achterklap zelfs de eelfte deugd tenbsp;laaken,

Hun doen te blaamen, of wel hen verdagt te maak en. Dus daar uw’ mildheid hadt myn heil in top gezet,nbsp;Zoo wierdt op my de haat dier vyanden gewet,nbsp;Die het gemoed uws zoons , mifleid door valfchenbsp;fireeken,

Om eigen voordeel, deên in toorn op my ontfteeken. Severus.

Het zelfde hart wordt, door te dartel lot geftreeld, Veeltyds hoogmoedig, waar door ’t anderen verveelt.nbsp;En deeze grootsheid kan aan myenhem mishaagen.nbsp;’t Seen dient verbeeterd. ik gaa hem ’t belluit voor-draagen,

En noodigen om zelfs te voeren het beleid Des optogts, waar toe dat het alles diendt bereid.nbsp;Dit wigtig onderhoud zal zynen haat verzetten,nbsp;Den twill doen fmooren, of ten minften hem belettennbsp;Iets verders te onderfiaair, tot leed van uw gellagt.nbsp;Wel aan volvoer dien laft.

Plautianus.

Uw wil zal zyn volbragt.

TWEEDE TOONEEL. Plautianus.

06nwat is’t dwaasheid opdevorften te betrou

wen!


7yn

-ocr page 28-

aa P L A U T I A N U S.

Zyn heil op hunne gunft, zoo weifelend’, te bouwen! Een dwarrelwind van ’t hof, door haat of nyd gewet,nbsp;Verdrayt der vorften gunft, hoe vaft op u gezet;nbsp;Nochtans men moet zyn fchip aan deeze ftar beveelen.nbsp;Zie hier de hoop vergaan, die onze ziel kon ftreelen,nbsp;Door een betrouwen te lichtvaardig opgevat,

Nu ons’ gefpildc zorg van hoogmoed wordt beklad. Is dit dc trooft ? is dit my byftaan, en beloonen ?nbsp;Hoe koel was ’t antwoord van Severus ? die mynbsp;hoonen

Komt door dit bits verwyt, en daar ik had verwacht Totvryburg kcyzers hulp, wordt myn gedrag veracht.

DERDE TOONEEL.

Plautianus, Firmus.

Firmus.

UYtzorge voor hethsil uws (laats wordt onder-noomen,

Dus onverwacht,myn heer,voor uw gezigt tekomen. Plautianus.

Helaas! zal dan de druk vaak groeij en, men den tyd ? ’tSchynt myne rampen zich vermeerderen omftryd.nbsp;Wat is ’t ? vermeld het leed van ’t grimmig lot be-fchooren,

Myn geeft gctrooftzich het kloekmoedig aantehoo-ren.

Firmus.

’t Is een vermoeden, 't geen door my is opgevat Van BalTianus, die iets heeft bcftelt, doch wat,nbsp;Of hoe zyn aanflag is, dit kon ik niet ontdekken,nbsp;’t Geen licht op laater tyd zal komen uyt te lekken.nbsp;Doch ’t ceniglle dat ik befpeurt heb, is dat hynbsp;De legerhoofden fchynt te trekken op zyn’ zy.

Hen

-ocr page 29-

TREURSPEL. 23

Hen voorhouwt hoe de kryg, door u alleen gerceïen, Ten kollen van hun bloed aan ’t ryk zou dood’lyknbsp;wezen.

Plautianüs.

Kan ’t zyn ? 6 ja ik ken zyn haatelyk gedrag,.

’t Geen ik tot myn verdriet aanfchouwde dag aan dag! Doch fcheen hy vrolyk, of fwaarmoedig ï hoe zyanbsp;wezen ?

Was het beroerd ?

FiRMUS.

Myn heer, dit deedt my ’t uyterft vreezen: Zyn oog, dat brande vol van opgekropten haat,nbsp;Zyne innerlykevreugd’ bedwong’tgeveinfd gelaat.nbsp;En vergezelfchapt door een’ fchaar van boezemvrienden

Der lyfwacht, in den drom der grootlle krygsbe-dienden

Is hy na ’t hof gekeerd: des vrees ik dat dit zal Op u gemunt zyn, of wel op uws dochters val.nbsp;Hierom wil het gedreigd gevaar in de opkomd fluiten,nbsp;Voorkom dien aanflag, en verydel de befluitennbsp;Van dien behuwden zoon: die u licht laagen leit.nbsp;Dewyl de vorfl, zoo vaak tot uwe hulp bereid.nbsp;Kan deezen aanflag u ten voordeel doen gedeijen,nbsp;Tot fpyt der geenen, die uw hoog gezag beneijen,nbsp;P LAUT I ANUS.

Verkeerde inbeelding! neen. Severus flopt my’t oor, En geeft de vleijingen myns fchoonzoons vol gehoor:nbsp;Zyn’ koelheid wall, daar de gevaaren flaag verinee-ren,

En nu zyn hoog gezag my ’t dood’lykfl af kon keeren, Naar maaten van’t gevaar, zoo heeft zyn geeft mif-Icid

Ady in ’t gezigt de blaam van fierheid opgeleit;

En de oude dienflen zyn met cenen flag vergeeten I3y dien ondankb’ren...

B 4 nbsp;nbsp;nbsp;FIRquot;

-ocr page 30-

M PLAUTIANUS. Firmus.

Hoe! de vorft op u gebceten ? Uw vyand krygt gehoor? ftreelt hy den euvelmoednbsp;Eens wreev’lcn zoons, wiens haat te regt u bevennbsp;doet ?

Ik gril op dit vertoog, ’tis uyt met uw vermogen, En ’t algemeen ontzag is met die gunft vervloogen.nbsp;Uw heilftand waggelt,die zoo vaftfcheen,cn zoo pal:nbsp;Niets dan de laafte fchop ontbreekt aan uwen val.nbsp;Dan fal uw fchoonzoon in uw’ dood. . .

PLAUiri4.Nus.

Staak uwe reden, ’k Zie Baffianus, die met haaft komt herwaars treedennbsp;In de aangelege zaal. ontveinzen wy ons leed.

VIERDE TOONEEL. Bassianus, Plautianus, Firmus.nbsp;Bassianus.

’k ^^le gy verwachte myne komft hier niet, doch weet

Dat die gefchiedt om u de red’nen af te vraagen V an ’c raadbefluit,waar by aan my wordt opgedraag ennbsp;’t Gebied van ’t leger, ’t geen ten optogt zich bereidt,nbsp;Om’t qiiaad te ftraffenvan den Brit, eer’t zichver-fpreidt.

Plautianus.

Hoe ! daar gy Romen deedt vaak uwen moed bc-fchouwen,

Wien kan het beter, dan aan u ’t bewind betrouwen ? Het was tot eer en vreugd’ als het u aan mag biénnbsp;’t Bedier van ’t leger,’t geen zyn’ vyanden deedt vliên,nbsp;En wond’ren heeft verrigt. wat ftaat’cr goeds tenbsp;wachten ?

Als ’t u tot hoofd begroet van zj^’ gevreefde magten!

Het

-ocr page 31-

TREURSPEL. 2j' Het waant de vrede reets herficld; ja als geruftnbsp;Acht het alreê door u het oorlogfvuur gebluft.nbsp;Bassianus,

Neen. ’k weet hoe ’t heeft de vorft op uwen raad befloten,

Wantumyn byzyn heeft in Romen lang verdrooten: Dewyl gy wenfehende om my van het hof te zien,nbsp;Beftooken hebt, dat myde raad het aan zoud’biên:nbsp;Op dat myn byzyn u geen oog-getuige ftrekke,nbsp;Van uwen handel de boofaardigheid ontdekke.

Of waant gy dat ik niet doorgrond deez’ fchrander-heên?

Dat ik het krygsbewind aanvaarden zou? ó! neen. ’k Zal ’t nooit goed keuren, maar ’t befloot’ne te-genftreeven,

Veel min uyt ’t hof my om der Britten twift begeeven. Wyl uwe geldzucht hen baloorig heeft gemaakt,nbsp;Uw doen den twift ontvonkt, waar van het eilandnbsp;blaakt;

Daar zy van uw geweld met rede zich beklagen, Hun land bevryden van dit juk ’t onregt gedraagen:nbsp;Zoude ik zoo heufehen cifch met ftrafheid gaan tenbsp;keer ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦

Neen, dit paft meer aanu, die de oorzaak zyt, myn heer.

Plautianus.

Ik merk uyt dit zoo bits verhaal, dat meer uw’reden TQt grondflag heeft den haat, dan and’re billykhedcn:nbsp;’t Is ook dezelfde drift, waardoor gy ftaadig maaktnbsp;Dat alles, wat de raad beftemt heeft, wordt gewraakt.nbsp;Tc meer zoo ’t raadbefluit door my wierdt aange-preezen.

Maar

Dan is ’er fchyn genoeg om u verdagt te wezen. Doch zoogy meent dat het befluit ietquaads bevat,nbsp;Waarom niet in den raad verfcheenen? doenmaals datnbsp;Vertoont, en’t nadeelvan’t befloot’nc voorgedraa-

genr

-ocr page 32-

26 P L A U T I A N U S.

Maar neen. de tweedragt kan alleen uw oog bchaa-gen.

jDASSI ANÜS.

Ja 200 der immer twift geftookt wierdt,2oo doet gy’t. Die van dit nieu befluit, en oorlog de ooriaak zyt.

Plautianus.

Het is uws Vadors wil.

Bassianus.

’t Zyn uwe meefterftukken. Maar’kfwecrUj’kzalverhoén, dat die naarwenfchnbsp;gelukken.

’k Zal die te keer gaan, en betoonen deeten dag Wie hier in’t hof gebiedt, wie van ons ’t meert vermag:nbsp;Of ik, ofgy, die uyt uw’kleinheid opgetoogennbsp;Schynt naaft den vorft in ’t ryk te hebben ’t grootftnbsp;vermogen:

Die door uw meefterlyk beleid den fpil van’t hof Doet draijen naar uw zin. wiens hebluftnbsp;Plautianus.

(Niet te grof)

Bassianus»

Het alles uytput.

Plautianus.

Weet wien gy bertaat te hoonen. Bassianus.

Die zynen eerbied moet aan my, als vorft, betoonen. Plautianus.

Nochtans myn’dochter is van deezen vorft de vrou. Bassianus.

*t Kon Zyn dat dit eerlang u dood’lyk wezen zou.

-ocr page 33-

treurspel. 27

VYFDE TOONEEL. Plautianus, Firmus.

WPlAUTI ANUS.

At donderllag is dit, myin’t gezigttehoonen! Firmus.

Het fchynt hy ïynen haat door dit beftaanwil kroo-iien:

Mits 2yne komft hier toe gerigt was.

Plautianus.

Ach, wat fmaad!

Wat trotsheid! wat beiluit voorfpelde dit gelaat! Firmus.

Des bid ik in den naam der Goden, wil u hoeden Voor ^yne laagen, wat myn opgevat vermoedennbsp;Te meêr beveiligd wordt...

SESDE TOONEEL. Plautianus, Saturninus, Firmus.

Ach ! myne komft u meldt Een vloekverwantfchap, dat uw wis bederf voorfpelt,nbsp;En van uw heel geiin.

Plautianus.

Wie is ’t, wien moet men vreezen ? Wie derft dien gruwel. . . Goón! zou ’t Baffianu«nbsp;wezen ?

Saturninus.

ja’t is uw fchoqnzoon, die uyt weerzin zyner trou Beftemt heeft uwen val, en dien van zyne vrou.

Hy nydig van ’t geluk, en de eer u opgekomen Door toedoen van denvbrft, heeft eind’iyk voorgelnbsp;noomen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

m

-ocr page 34-

PLAUTIANUS. Na’thooren, dat, de kryg befloten in den raad,nbsp;Hem aanbetrouwt was, dit te weeren door verraad.nbsp;Dus heeft hy ’t zyncr wraak bewoogen de eerftenbsp;mannen

Vanzyne lyfwacht, die door eeden raam gefpanncn Uw’ dood beftemmen; ja Euchodius het hoofdnbsp;Van’t eedgenootfchap heeft met eige hand belooftnbsp;U zelf te dooden, en getracht my te overredennbsp;Door veele gaven om in dit verbond te treeden.nbsp;PlAUT JANUS.

Ontaardezoon! wiens hartvan onverzoenb’renhaat Op ons en oss geflagt het uyterft zwanger gaat!nbsp;Zal ’t tay geduld derGoón deez’wrevelheid gehen*nbsp;gen.gt;

Wel aan hy komeom het gehaate bloed te plengen. Of aarzelt gy ? waar toe, ontmenfchte! lang gewacht ?nbsp;Saturninus.

^Bedaar, mynheer, en ftaak dit woeden, weesbedagt Om toch by tyds den flag zoo dood’lyk voor te komen.

’t Befluit ftaat vafl. en zal gewis zyn ondernoomcn Voor het begin des krygs, uyt vrees dat het belliernbsp;En toom van’tryk (terwylhy voert de krygsbanier)nbsp;Aan u betrouwd mogt zyn.

PlAUTI ANUS.

’k Zie dus lang opgetoogen In u voor ons belang ’t verwachte mededoogen:nbsp;Nu my by tyds ontdekt heeft uw’ genegentheidnbsp;De hiuderlaagen, die ons zijn ten val bereidnbsp;Door Baflianus haat. des zoo my van de Godennbsp;Noch gunltig in den llorm Wordt byftand aangebodennbsp;Tot hulp van onzen ftaat, reets hellende ten val,nbsp;Weet dat dit trou gedrag belooning krygen zal.nbsp;Saturninus.

Het wasmyn pligt. myn heer, ’kmoct my van hier begeeven,

Door

-ocr page 35-

TREURSPEL. ,, Door dien de tuflchen tyd, die ov’rig was geblecven,nbsp;Verftreeken is: dewyl ik heb de wacht van ’t hofnbsp;Wier optogt my verbint te fcheiden met verlof.nbsp;Plautianus.

Gaa quyt uw ampt: doch wil ’t my aanftonds me-dedeelcn

Zoo gy iers nader hoort.

SaTUR NINUS.

’k Zal volgen die beveclcn.

SEVENDE TOONEEL.

Plaotianus, Firmos.

Firmus.

WY zien, myn heer, uy t het verhaalde middagklaar Het dreigend ongeval, en nad’rend doodfgevaar,nbsp;En hoe myn achterdogt niet los’iyk opgenoomennbsp;Beantwoordt het gevaar, ’t geen dreigt u op te komen.

P LAUTI ANUS.

Ja Firmus, ’kzie hoezeer my’t nootlot flingert, en Waar toe ’k door deezen twift in ’t eind’ gekomennbsp;ben.

Mits ik van daag zal zien myn hoog gezag bepaalcn . Zoo Bafijanus komt van my te zegepraalen.

Les moet ik, ’t gaat hoe ’t gaat, het aangeleid verraad By tyds vcrydelen tot heil van mynen Haat:

En doen’t hulpmiddel tot voorkoming der gevaaren De grootheid van de quaal in kragt be-evenaaren. .nbsp;En is’t myn fchoonzoon die beftemt heeft myne dood,nbsp;Ik ben ’t die zynen val, cn ondergang befloot.nbsp;Firmus.

Hoe dus! myn heer, wilt gyuws dochters man doen fneevcni’

PtAUTIANUS.

Hoe! zoude ik zorg’loos in zyn’ laagcn my hegeeven ?

Bs'

-ocr page 36-

go P L A U T I A N U S.

Betichten (legs zyn doen van onregtvaardigheld ? Hem niette keer gaan, diereets mynenval bereidt?nbsp;Neen, dit was lafheid dus te derven ongewrooken.nbsp;Kan ik gehengen dat door volle woede onftooken,nbsp;Hy zich tot walgens toe zal baaden in ons bloed ?nbsp;En dat Piautil la ’s dood den brand zyns haats voldoet ?nbsp;Dat hy za! praaien ? neen. ’k zal zynen aanval keeren,nbsp;Door zynen ondergang zal ik den mynen weeren.nbsp;En heeft liet Godendom myn’ dood beftemt, wel aannbsp;Ik derf gctrood zoo’k hem doe nevens my vergaan.nbsp;Firmus.

Goón! wat befluiten ? vrees, na gy hem hebt doen fneeven,

Zyns V aders toorn, die dit zal wreeken op uw leven. Plautianus.

¦Ja Firmus, ’k weet dit. des zy fneuvelen te gaar Hunn’ beider dood alleen bevrydt my van ’t gevaar,nbsp;’k Belluit dien aanflag, waar van Romen daat te beven.nbsp;Wiens uytkomilmyde dood of’t rykfgebiedzal geven’.

Van deezen dag moet ik ’t beflotene onderftaan,

En praaien met hun ryk, of wreekende vergaan.

’t Is lang genoeg ten diend geweed,nu pad ’t gebieden: En in dit nydiguur daar me alles fchynt te ontvlieden,nbsp;Zal myn gezard geduld in razerny verkeerd,

My Hellen in ’t bezit van ’t doelwit, lang begeerd. Firmus.

Wat, ziedt uw woeden! ach! bevroed eens de ongelukken ,

Die door ’t bedier van ’t lot de vordenmoorders drukken:

Bemerk wie uwe wraak, myn heer,ten doel zou daan: Heeft zyne mildheid niet met fchatten overlaannbsp;D w heel gellagt en deedt in ’t hoogd bewind u ryzen,nbsp;Dat 'ielfs de vorden u gewillige eer bewyzen?

Dat yder hoveling zich vry gelukkig acht,

Als

-ocr page 37-

TREURSPEL.

Zoo hy door zyn beleid uw wil mag zynvolbrag^t, In hoop gy zyné zaak begunftigt; ja ’t verlangennbsp;Van ’t ryk is om van uw’ geboden afte hangen.nbsp;Plautianus.

Wanneer ’t getergd geduld in woeden is vergaan. Dan ziet het geen gevaar, of hachlijkheden aan.

En wat Severus gonil belangt, die is vergeeten Met het verflauwen: ik heb hem niets dank te weeteia:nbsp;’tis waar hy gaf aanmy veel’gaven als zyn vriend.nbsp;Doch niyn’ gefpilde zorg heeft dit wel riiym verdient.nbsp;En myn gemoed,’t geen is door ftaatzucht ingenoo-men,

Vergeet beloonen; want zoo draa is niet gekomen Die drift iu’smenfchen hart, of’t bant de deugd’ernbsp;uyt.

Stelt alles-In het werk, om ’t eens beraamd beOiiit Te erlangen, en zyn heil met aanwafch te verhoogen:nbsp;Geen gruwel is dan quaad, maar pryff’lyk in’t be-oogen.

En wordt’er bloed geplengd om het bezit der kroon Straks wordt men ’t werktuig van’t geheim befluitnbsp;der Goón ;

Door deeze rhiddelen van ftaats veranderingen, Beltiert het Godendom het nootlot aller dingen.

ACHTSTE TOONEEL,

Plautianus, PlautiLLa, FiRMUS, F LA VI A.

PlAUTJ LtA.

WAt blyder mare, heer, heeft zich in ’t hof ver-fpreidt!

En Baflianus zal dan voeren ’t krygsbeleid Des optogts op uw’ bede ? op dat de twilt gereezcnnbsp;Door deeze tulfchenkomft in ’t eind’ beflift mogt wezen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Maar

-ocr page 38-

32 P L A U T I A N U S.

ÏVlaar hoe! gy zwygt. wat ’s dit ? en treurig van gelaat Tazugt,.ach! wat vermeldt mydit gedrag al quaadinbsp;Wat rampen xyn my wéér befchooren ?

Plautianus.

Staak deeï’ reden VanbIydfchap,veeltelosgegrondveft;want’tishedcnnbsp;Dat ik tot ftuiting van ons wis befchooren valnbsp;Het uyterfte onderllaa, en alles waagen zal:

Hy gaat ter kryg ; maar Goón ! het vonnis onder-fchreeven,

Des doods , wacht na ’t bevel om ons den flag te geven.

Plautilla.

Helaas!

Plautianus.

Wy zyn dier zaak wydloopig onderregt, Hoe ’t eedgefpan tot ons verderf is aangelegd.

Den Goón zy dank, het is ontdekt; en ’t voorge-noomen

Verraad zal door myn’zorg zyntydig voorgekomen. Als door den ondergang van eenen onze twiftnbsp;Ten voordeel van die leeft zal eind’lyk zyn beflift.nbsp;Plautilla.

Wat hoor ik Hemel! gy hebt zyne dood befloten ? Ach! ftrem dit opzet: denk uy t wien hy is getprooten,nbsp;Herhaal ’t befwoorene, op het aangaan onzer trounbsp;Ik ben zyne ega, gy de vader zyner vrou.

Zie myne traanen, laat die uwen toorn verzetten; Zou niet dees dubb’len moord uw’ roem te zeer be-fmetten ?

’kNam hem op uwen wil wel eer tot bedgenoot. Strem nu op myn verzoek zyn’dood diegy befloot:nbsp;Laat my Severus zelf gaan fpreeken; en deez’ traanennbsp;Die zullen t’onzer hulp op’t kragtigft hemvermaa-nen.

Plau-

-ocr page 39-

treurspel. 33

Plautianus.

Gy pleit voor ’t leven van die na ons leven ftaat? Wel aan ontaarde, ftaa ten doel aan xyncn haat.nbsp;Kanhy, als bedgenoot, u meer als ik behaagen,nbsp;Gaakies v.yn’xyde, wees deelachtig zyner plaagen;nbsp;Doch 2,00 een zelfden flag u beiden rukt in ’t graf.nbsp;Weet dat, ’k u als zyn’ vrou, en niets als ^ochter Itraf-

negende tooneel.

Plautilla, Flavia. Plautill A.

ACh ! zyn dit redenen eens vaders, die hy uytte! Wat drift noopt zynen geeft! hy’s vorftendoodnbsp;befluite!

Ja wil, dat ik tot zulk een’ mildaad overhel.

Is hy myn vader? en ben ik Plautilla wel ?

Kan ’t zijn, daar hy in toorn bedreigt ons beider leven? Door ’s vaders toedoen zal zyns dochters man dannbsp;fneeven ?

Verzaakt zyn de natuur , de pligt van onderdaan, En ’t bloed? wil heerfchen of wel wreekende vergaan.nbsp;Kanik’tgchengen? neen. ikzal’tbefluytontdekkennbsp;Aan mynen man,en hem het doodfgevaar onttrekken.nbsp;Kom Flavia men vlie. . .

Flavia.

Mevrou, hoe dus verwoed! Ach! doof die teere vlam: gedenk toch aan uw bloed,nbsp;Na ’t leven ’t wakrdfte: weet wie u van twee zy nader:nbsp;Hy is uw bedgenoot, kis waar, maar dees uw vader.nbsp;Alsgy kdcnvorftondekt, was het niet bloot gelleldnbsp;Uw vader aan de ilraf, hem zelfs te neer geveld?nbsp;Plautilla.

Ach! waar wierdt mync ziel verrukt daar heèn gè.-dreeven'

C nbsp;nbsp;nbsp;Zou

-ocr page 40-

34 PLAUTIANUS.

Zou’kmynen vader, ach! de dood ten befte geven ? Voorcenen, wiens gemoed vol onverzoenb’ren haatnbsp;Van ons te plaagen met veel leeds nooit was verzaad.nbsp;Een, diemyin’t gezigt heeft onzen val gefwooreri,nbsp;Zal die myn hart méér als myn eigen bloed bekooren ?nbsp;Gedoogt, ó Goón! dat ik de pligten als zyn’ vrounbsp;Zoo plegteiyk geftaafd op ’t aangaan onzer trounbsp;Zelfs voor uwe oogen, alshet echtvuur wierdtonNnbsp;ftooken,

Verbreekenmag, diehyalvoorens heeftverbrooken.

F L A v I A.

Ditftaatuvry, mevrou, en’t is onftrafbaar: want Nu hy ’t onregt verbreekt den wederzydfchen band,nbsp;Zoo zy t gy niet verpligt ’t bezwoor’ne ftant te houwen.

Wat heeft uw’ lydzaamheit van zynen haat befchou-wen ?

Zyn wreeveligen moed braveert u in ’t gezigt,

Eu uwe teerheid waant zich aan zyn heil verplicht ? ’tWas goedheid, geenzins pligt, zyn’ rampen voornbsp;te komen:

Hy wyte ’t zich wanneer zyn eigen bloed ziet ftroo-men

Door ’t keeren van den flag aan anderen bereid. Pi.aütili,a.

Doch’t is de liefde, die voor zynen welftand pleit. Hoe zeerhymy bedreigt, als vrou wil ik zyn leven.nbsp;Als dochter, hy onz’ wraak ten offer werdt gegeeven.nbsp;Dus, in dit zwaar gety van liefden en van haat,

Is ’t dat myn’ ziel gefold, wanhoopende vergaat. Waar toe helaas! moet ik vertwyfelde befluiten ?nbsp;Zal ik ’t gehengen dat hy fneuvele, of het ftuiten ?nbsp;Noch’teen, noch’tander, ik kan niets beftemmen,nbsp;’k zal

Den uytOag deezes twifts beveelen aan ’t geval :

’t Vergramde Godendom, indien ’t ooit wierdt be-woogen nbsp;nbsp;nbsp;Den

-ocr page 41-

treurspel. 35-

Den (krv’Hng ten geval tot hulp uyt mededoogen,

En ’t onzer zich bekreunt, zal ’k tfachten door gebeén

In dit gevaar tot hulp, en bylland te overreên.

De tyd zal haaft doen zien ’t geen ’t noodlot heeft be-lloten.

Of hy zalleven, of zyn-bloed zal zyn vergooien.

Hoe’tzy: ’kinoet midd’lerwyldesvorfts genegend-heid

Op ’t kragtigft queeken, wyl myne oogen afgefchreid

Vermelden hem den twift , en de oorzaak myner klachten.

Kom Flav ia, hier door wy de eenige uy tkomft wach

ten.

Einde van het tweede bedryf^


C 2,

DER-

-ocr page 42-

PLAUTIANUS.

DERDE BEDRYF.

EERSTE TOONEEL.

Plautiakus, Flavia, Firmus.

Plautianus.

ZOo-heeft Plautilla dan onwrikbaar valt gclfclt Nooit meête flemmen, dathywerdt tot heilnbsp;geveld

Van onzen üaat ? noch ook den haat zoo klaar gebiedt en

Ooit te begunlfigen, of immer voor te fpreeken ? Maar wil, haar lot getrooü , dat de uytkomÜ vannbsp;den twift

’tZy voor, ’tzytegen, door het noodlot zy beflift? F n A V IA.

Ja zy tracht ’t Godendom door traan cn,door gebeden, Door’t off’ren’t hunner eer, enaiid'replegtighcdennbsp;Te fmccken, dat de i wid mag eind’lyk zyn gedoofd:nbsp;’t Is van dit middel dat zy zich veel goeds iaelooft.nbsp;Tc meer want zydctivorll op heden wil ontdekkennbsp;’t;Gedrag haars mans, in hoop van v/eder op te wekken

De aloude teêrheit, op dat hy ’t gevaar verhoedt. Waar van ’t vervolg haar hart uyt voorzorg bevennbsp;doet.

PlAUTI ANUS.

Gaa Flavia, gaa haar vermelden hoe de Goden Getroffen met haar leed door ’t offer aangeboden,nbsp;En haare traanen door eene innerlyke kragtnbsp;Dien flag weêrhoudeu, wyl’kiets beters heb bedagt.nbsp;’t Is doorhunn’ infpraak, en hun Goddelyk vermogennbsp;Dat inyne wraak verkoeld is, en dat ik bewoogennbsp;Met haare traanen, nooit zal Hemmen in de dood

Van

-ocr page 43-

TREURSPEL. 37 Van haaren man, die ik metregt voorheen bcfloot.

F LA VIA.

Wat blyder maaren!

Plautianus.

Ik zal trachten z.yne laagen Met minder lyfsgevaar, ver van ons heil tewaagennbsp;Te ontleggen, als myn’ zorg zal geven aan de handnbsp;Bewyzen van ’t verraad, en onderlingen bandnbsp;Van ’t vloekverwantfchap: ja het ciiid’lyk zoo be-fiellen

Dat het bewys zal doen Scverus overhellen Tot onzen byftand, om de woede van den haatnbsp;Zyns zoons te fliffen, tot behoud van onzen Haat.nbsp;P’ L a V I A.

Dit is het veiligft, en’t is ver van bloed te plengen. Ik ga met uw verlof haar deeze tyding brengen.

TWEEDE T O O N E E L. Plautianüs, P'iamüs.

P'iRMUS.

WAt’sdit, myn heer? hoe dus veranderd van be-lluit?

Gy Hemde Hraks zyn’ dood: nuis’t d.atgydie Unit, Uw toorn bedaart'; jaa zoo ’k uw antwoord magnbsp;geloovcii,

Gy Icliynt dien op ’t geween uws dochters uyt te dooven.

Plautianus.

Hoe' waant gy dat myn hart getergd zoo licht vergeet, En afftaat ’t geen het heeft beraamtrneen Firmusiwectnbsp;Dat haare traanen, noch haar av’regts incdcdoogcnnbsp;Zyn van die kragt, dat ik totmeêlyd’wierd bewuo-gen.

Veel min ’t beflujt vertraagd. ik vlcy haar in den fchyn

C 3 nbsp;nbsp;nbsp;Op

-ocr page 44-

38 P L A U T I A N U S.

Op dat haar’ teerheid my niet hmderlyk mag ^yn.

’t Befluit ftaat echter vait.

Firmus.

Maar hoe zyn ondernoomen ?

Hoe uytgevoerd?

Plautianus.

Hem, die het alles wil bekomen, Ontbrak nooit middel; ja niet is ’t daar hy voor zugt,nbsp;Geen aanflag maakt zyn hart, min aanvang ooit be-dugr.

Zoo lang’er flaal is, en’t vergift niet komt te ontbreek en ,

Is’t lafheid om te zien, namidd’lenomtewreeken. Firmus.

Doch ’t zeekerft middel is ’t vergift t’aanvaarden, daar

Door ’t ftaal de wraak gefchiet veeltyds met lyfge-vaar.

Plautianus.

*t Vergift is hier te traag: want’tquaad zoo hoog in kragten

Gefteigerd, niet dan met meer nadeel kan verwachten Zoo traagen byltand.

Firmus.

Doch gy zult hier door verhoên, Dat Romen heeft van uw gedrag een quaad vermoèn.nbsp;Plautianus.

Het fcheelt my niet hoe ’t ook van ’t volk wordt op-genoomcn,

Het gaat zoo ’t wil: als ik den ryksftaf kan bekomen, Hem onderdrukt heb, dan is ’t ver genoeg gebragt:nbsp;’t Geen nu gelaakt wordt, wordt uyt vrees der op-permagt

Dan goedgekeurd, desgaa, doe Saturninus komen; Door hem zal heden zyn ’t beflotene ondernoomen.nbsp;Het is van zynen arm, en kloekheid dat ik wacht

Een

-ocr page 45-

TREURSPEL. ,39 Een einde van den twift.

Firmus.

Uw wil zal ïyn volbragt. DERDE TO O NEE L.

P-LAUTIANUS.

Dit 2y de kaften trap, langs welken aangedreeven, Hun beider val my ïal ’t bezit des rykstroonsnbsp;geven..

Ik waag het alles om niet hoop’loos te vergaan.

En nu wy van ’t verraad verwittigd dit beftaan,. ZoQzal iknoch geweld, noch moord, noch bloednbsp;te plengen

Ooit ftaaken , voor al cêr ’k myn oogwit zie volbrengen;

Al zou het Roomfche ryk vergaan in cenen vloed Van burgertraanen, en vergooten menfehen bloed.nbsp;b Haat 1 ó ftaatzugt! wat doet gy de ziel beoogen!nbsp;Uw’ drift ontaardt den menfeh van ’t menfch’lyknbsp;mededoogen:

]a nu gy my behccril:, verzaak ik bloed, en pligt, •En wat ook heilig is, tot ’t alles zy verrigt.

Ja hemel, zoo ’k door u dien aanflag kom te booven, (Dien deeige liefde zich telos licht durft belooven)nbsp;Wat zullen dan van hoop deondankb’rc zyn ontzet.nbsp;Wanneer door beider dood hun ftcunzel leit verplet.nbsp;Dan zal myn heilftand zyn in top van eer gereezen ,nbsp;Zoo niet bemind van ’t volk, ten rninfte ontzach-lyk wezen;

En ver van al te flaafs na de oogen om te zien. Naar cige willekeur zelfs heerfchen, cn gebien.

VIER-

-ocr page 46-

-40

PLAUTIANUS.

VIERDE TOONEEL. Plautianus, Firmus.

Firmus.

Yn heer.

Pl.AUTIA.NUS.

Hebt gy ’t volbragt ?

Firmus.

Ik heb hem u begeeren Ontdekt, hy was gereed om fti aks met my te keeren:nbsp;Doch heeft eerft alles, wyl hy heden hadtde wacht,nbsp;Geregelt, op dat in zyn afzyn wierdt betrachtnbsp;’t Bewind hem toebetrouwd, hy reikhall! met verlangen

Om uw begeeren Zelfs uyt uwen mond teontfangen. Plautianus.

Ja Firmus ’k weet hoe zeer hy myn’ bevelen viert En na den draad van die zyn heel gedrag beftiertnbsp;In’t hoog bewind, het geen myn’ gunli hem deedtnbsp;erlangen.

’t Is hierom dat g’hemziet bevord’ren myn’ belangen: Wiens trou zelfs heden bleek , doen hy aan my ’tnbsp;verraad

Ontdekt heeft, aangeleid ten val van mynen ftaat. En ver van in dien pligt te wankelen, verachtenbsp;De gaven, en’tgevley, waardoor mynfchoonzoonnbsp;trachte

Hem om te zetten, om, daar hem zyn moed zoo pal En trou bekend was, te doen Hemmen mynen val.nbsp;Firm us.

Doch veele zyn’er die bereid om ’t leed te wreeken Dyt vrees door ’s vorlten naamverfchrikt, het lieten Iteeken.

’t Geluk teelt vrienden, maar zeer zelden, die in nood,

En’t

-ocr page 47-

treurspel. 41

Ea ’t nypen van ’t gevaar getrou zyn tot’er dood. Plautianus.

Neen Firmus, ftaak vry die oneedele gedagten, Dit was zyn’eer tena, hy is’t dien wy hoog achten.nbsp;Maar’k zie hy nadert, des gaa; en met vlytbefchiknbsp;Het alles, ’t geen ik heb belall; op dat, als iknbsp;Het teek en geef, gymet uwvolk_ftraks kont bezetten,

De wyken van de Stad, om ’t muyten te beletten, Beftel het zoo, dat en uw welrtand, en de mynnbsp;In alle voorval kan gerud, en zeeker zyn.

Doch zie wel toe van hen den aanflag niet te ontvouwen.

Firmus.

’k Zal toonen hoe gy kunt op myne zorg vertrouwen.

VYFDE TOONEEL.

Plautianus, Saturninus. Satur ninus.

TOtwelk een groot geluk en eer ben ik geraakt, Nu gy van daag door my wcrkftellig wilt ge-,nbsp;maakt

Zien uwen wil, mynheer: ik wacht maar uw’be-veelen

Te ontfangen: des wil mydeninhoud mede deelen. Plautianus-

’t Is u bekend, hoe ik van lang u heb bezint,

En van den keyzer u verkreegen het bewind Van zyne lyfwacht,dat gy dus lang quaamt bekleeden;nbsp;Het is die zelfde drift, ’t zyn deeze tederhedennbsp;Tot u, die my vaak deên behertigen met vlytnbsp;Uw heil, in hoop van eens te erlangen deezen tyd.nbsp;Waar in dat gy aan my zou kunnen blyken gevennbsp;Van uwen moed, om dus te werden opgeheven

Cs nbsp;nbsp;nbsp;Tot

-ocr page 48-

41 P L A U T I A N U S.

Tot hooger ftaat. wel aan dees dag geeft aan de hand Dit lang beoogde wit, het dient maar aangerand.nbsp;2oo gy het toellemt, het bezit is half verkreegen,nbsp;Van uwe moedigheid alleen, hangt af de zegen.nbsp;Saturninus.

Die te regtvaardigen, door reed’nen voor te Haan, Of te vergrooten, dat was eige liefde en waan,

En ook mlfachtelyk; zy is u vaak gebleeken,

’t Zyn myne daaden, die tot myn’ verdading fpreeken. Wat vreugde! zoo die zyn by u van dat gewigt,nbsp;Dat ik erlangen mogt omftandiger berigt.nbsp;Plautza.nus.

Gy weet hoe door de trou de tweefpalt is voor deezen Onftaan, door welken twift, zoo zeer in top gereezen,nbsp;•De ruft van’t hofgezin vertreed wierdt, en geveld,nbsp;Zelfs de onderlingen haat in volle kragt gefteld.nbsp;Dees lang geüneulden wrok iseind’lyk doorgebroo-ken,

En door’t aanhitzenvan myn’haaters meêrontftoo-ken.

Tot zoo ver dat. haar man reets mynen val betracht, En wenft den dag te zien dat de aanflag zy volbragt.nbsp;Ik weet het aan u dank, dat ver van mee teftemmen,nbsp;’t Befluit my hebt ontdekt, ik trachte wel te ftremmennbsp;’t Verraad door tuffchenkomft van’t vorftelyk gezagnbsp;Dat vaak tot onze hulp genegen was: maar ach!nbsp;Die gunft’was reets vergaan, en ver van my te hooren.nbsp;Doemt myne fierheid; dus dit middel ging verlooren.nbsp;. En nademaal zyn zoon vaft ongeduldig wachtnbsp;Na tyd, en plaas,waar in ’t verraad moet zyn volbragt.nbsp;Zoo is ’t van uwen arm, wiens dapperheid wy achten,nbsp;Dat ik het einde moet van deezen twift verwachten,nbsp;’k Wil mynen fchoonzoon, en Severus te gelyknbsp;Doen fncuvelen, en my verzeek’ren Van het ryk.

^ nbsp;nbsp;nbsp;Saturninus.

Goón, w^at befluit! bezef. . .

P L A u-

-ocr page 49-

E L.

43

E U R S P Plautiaxus.

Wel hoe! gy fchynt te beven?

Is dit die moed? kan die uw hart zoo licht begeeven -Op dit verhaal?

S ATURNINUS.

Herdenk, herdenk ’t gewigt dier zaak: Zou niet het ryk met regt verdoemen uwe wraak ?nbsp;Eenvorlt van hun gevierd! ja’t edelmoedig Romennbsp;Zal ’t nooit goedkeuren , als ’t beÜuit was onder-noomen,

Maar dingen om de ftraf van zulk een’ gruweldaad: Bezadig des, myn Heer, de drift van uwen haat.nbsp;Plautiaxus.

Neen ikdoorgrond’t geheim en pitvanuwe reden; Het is geen haat van’t ryk, ’tzyn geene tederhedennbsp;Tot beide vorften, die weêrhouden uwe hand;nbsp;Maar ’t is de vrees, die uw gemoed reets heeft vermant,

Gaa bloodaard, gaa dien ik grootmoedig heb ver-fleeten,

Niet waardig t’onzen dienft, noch ook Romein ge-heeten.

Daar zyn’er and’ren die na deeze lauw’ren liaan; En om myn’ gunft getrooll zyn alles t'ondergaan.nbsp;Saturnixus.

’t Bellaan weêrhoudt my niet, doch ’t fchelmlluk doet my vreezen.

Plautiaxus. ,

Hoe vreezen ?

Saturxinus.

Ja: men moet niet te lichtvaardig wezen In zaaken van gewigt.

Plautiaxus.

Veel minder bloó van geeft. Die lafheid is veeltyds tot hinderpaal geweeft.

Sa-

-ocr page 50-

44 nbsp;nbsp;nbsp;PLAUTIANUS.

^ nbsp;nbsp;nbsp;Saturninus.

t 2y ver, myn heer, dat my die fwakhcid zou ontroeren ,

En ftremmen’topzet van den aanflagte volvoeren: Wanneer ik na den eifch doorgrond de fwarigheén,nbsp;’t Gefchiedt om vafter grond te leggen, en met eennbsp;’tGeen voor en tegen dient bevroed, ryp te over-weegen.

De losheid van’t beftaan maakt namaals’tmeeftver-leegcn

Den ftichter, daar ’t gevaar op and’ren aangeleid Wccrltuitende aan hem zelfs denwiflfenval bereidt.nbsp;Plautianus.

Gy ftemt myn’ wraak.^ wat vreugd’! verfchoon de oplopenthcden

’tOnregt gevoed door’t flings begrypen uwer reden; Verfchoon my, dieuaan die fwakheid hielt verdagtnbsp;Daar ik nochtans dooru alleen myn heil verwacht.nbsp;Vaar voort; all’s lacht utoe; niets heeft uw arm tenbsp;vreezen.

Detyd, uwheil, watkanumcêrvoordecligwezen.?' De tyd, door dien gy hebt de hoofdwacht van het hof,nbsp;Waar door ’t u vry ftaat hen te nad’ren met verlofnbsp;Ten allen tyden; ja geen nacht zelfs fluit u buiten,nbsp;Die ’t beft begunftigt het volvoeren der befluitennbsp;Van zulken aard; nooit hadt ooit toeleg beter kans.nbsp;En v/at uw heil betreft, wat eer, wat zegekransnbsp;Heeft die van my tot loon niet voor ’t beflaan tenbsp;wachten.

’t Is waar,gy ziet u van den vorft en zoon hoog achteru Maar deez’ verwifTeling geeft die u kleinder eer ?

Ik heb u vaak bezint: ’k bezinde u dan veel meer, Ja ’k droeg u op het ampt, ’t geen gy my ziet beklec-den.

Hoe licht is ’t uytgevocrd ? gy zonder hachlykheden V erceuwigde uwen naain: zeg, na ’t beflaan dier daad

Van

-ocr page 51-

TREURSPEL. 4^

Vvin wicn ooit draf of leed u dan te duchten ftaat Mits ’t alles moet in ’t ryk van myne wenken vlieden.nbsp;De legerhoofden, die alom het heir gebiedennbsp;Staan’t mynerhulp gereed: wat vorll aan’t rykge-grenfd,

Die my niet dier verpligt namyn’verhooging wend? Des hangt ’t alleen van u, om tot de daad te treeden.nbsp;Saturninus.

’t Is noodeloos, myn heer, dat gy door deezc reden My tracht te brengen tot ’t aanvaarden uwer wraaknbsp;Mits uwe welda^n, en gencgenthecn 200 vaaknbsp;Gebleeken, ’t dankbaar hart, verfchuldigd aan die'nbsp;gaven,

Op’ternft verpllgten om voor uw belang tedraaven. Des zal door my het ryk u zyn ter hand gefteld,nbsp;Het hof krakeel beflid, de haaters' neêrgeveld.

Tc meer zoo ’ t Godendom is ’t uwer wraak genegen: Dan treft de dag gewis geen’voorzorg mag hier tegen;nbsp;Zoo niet, dan zal ik wel getrood met heldenmoednbsp;Beveelcnde u de wraak, vergieten zien myn bloed.nbsp;Plautianus.

Goón, watbefluiten! wat grootmoediger gedagten ’ Wat klaarder blyk kan ik van uwen moed verwachten?

Door deezen maakt zich Saturninus regt bekend. Saturninus.

Myn heer de tyd verloopt, ’t was raadzaam in het end Dat uwe dienaars al het noodige bedeldennbsp;Om ’t ligt beroerde graeu (als hen defaam zal meldennbsp;Der beider vorden dood) te houden in bedwang.nbsp;Hoe vaak heeft hunne drift gedydt ten ondergangnbsp;Van hen, die zich den moord des keyzers onderwonden :

Zoo dat de val des vords de dichters heeft verllonden, En zelfs ter neer gevelt:

P L AU-

-ocr page 52-

46 P L A U T I A N U S. Plautianus.

’Jc Heb ’t alles reets beftelt ’tGeen immer dienftig was tot keering vati 't geweldnbsp;Des volks, dat hunne dood verftoutenmogttewree-ken,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ .

’kGaa onderdaan,op dat’er niets aan mag ontbreeken, Of myn gegeeven lall zorgvuldig is volbragt.

Van wiens volvoering flraks het antwoord hier verwacht.

t SESDETOONEEL. Saturninus.

IN welken afgrond Goón! in welke zee van rampen.

Voel ikmy neêrgeftort, en myne ziel aanklampen! Ach ! laat my. Hemel, door ’t verzugten adem haaien,nbsp;En dus het overwigt v;ui myne druk bepaalen.

Hoe! zou myn arm den vorft en zoon vermoorden?ik. Ik hen doorllooten ? neen. want op elk oogenbliknbsp;De lugt, het aardryk, en zelfs nooit bcfcheene hoekennbsp;In myden gruwel van dien aanflag zouden vloeken.nbsp;Ja de aarde weyg’rig my te draagen Ipleet van een,nbsp;En fwolg my in; op dat het zonligt niet befcheennbsp;Een haatelyk gedrogt, wiens boosheên ’t deén ver-bleekcn.

Des gaa ik’t aan den vorft ondekken, enhemfpree-ken . • •

Maar ach! wat drift vervoert my te onbedagt ? neen, wyk,

Weg wreede trouwheid, hoe zou ’k hem verraSn, daar blyk

Op blyk aan my zoovaak vanvriendfehap heeft gegeeven.

Is dit het loon, dat hy heeft mynen ftaat verheven Tot hoofd der lyfwacht? ach ! hoe teder treft die pligt

Van

-ocr page 53-

treurspel. 47

Van vriendfchap! neen. leef, en geniet het levens ligt; Lat and’rcn u verraan: dat and’ren u belagen.nbsp;MaarGoón! hoe kan ik? was het niet mynwelftandnbsp;waagen ?

Myn val (lont vaft. want door het weig’ren my ne trou Verdagt, hy myne dood gewis'bcAverken zou.

¦6 Vorh! ó vriend! wie zal aan my de naaften wezen ? Het heil van deezen doet de dood van geenen vrcezcn.nbsp;6 Nooddwang! wienvan hen zal’k. doemen tot dennbsp;val!

En gy, myn vaderland... maar’kweet uw wclltand zal

Lenvorfl:behoeden, ja: diepligtverbindtmynader, t Is vaak geooreloft te ondekken den verrader.nbsp;’kV'’erban uyt mynen zin zyn’ welda^n,want wat pligtnbsp;Van borger, daar niet voor hoe waarde vriendfehapnbsp;fwicht.

’k Moet zien, of ik door lift kan aan bewyzcn raaken, Waar door ik veilig aan den vorft bekend kan maakennbsp;¦t Befluit van ’t gruwelftuk, op dat wy zeker gaannbsp;In het ontdekken... maar ik zie, hy komt daarvaan.

SEVENDE TOONEEL. Plautianus, Saturninus.nbsp;Saturn mus.

kEcrt gy zoo haafl, myn heer ?

Ptautianus.

’k Was naauwelyks gekomen Lot aan de hofpoort, of’k heb dadelykvernoomennbsp;Uyt myne vrienden, hoe in de aangelcge zaalnbsp;Le vorft met zynenzoon beftemt hadt’c avondmaalnbsp;Te houden , enondaanvanhofftoet, heden teeeten.nbsp;Lit uur zoo gunftig, dient door ’t marren niet verft eet en

Te

-ocr page 54-

4S PLAUTIANUS.

1'e worden; mits ik toen met eenen heb verftaaij Hoe myn gegeeven laft volbragt is, en voortaannbsp;In ’t minfte geen gevaar, of oploop is te vreezennbsp;Van ’t ongebonden graeu.

Saturninus.

Geen tyd kon beeter wezen Tot het volvoeren van de moord des keyzers, wantnbsp;De tafeldienaars van den vorft zyn op myn’ hand,nbsp;Op welker trou gy kuntuonbefchroomdverlaaten:nbsp;Des zal het licht zyn, wylikhebmet myn’zoldaatennbsp;De wacht, om onbelet te treeden in de zaal,

Te verwen door hun bloed den difchvan’tvorftlyk maal.

En hen verraffen met den flag, ’k zie reets hen vlieden. En myncn aanval veel tefwakken weêrlland bieden,nbsp;Als ik vermeld, eer hen den doodfteek aan zal biênnbsp;Hoe ze uwe wraak ten zoen hun bloed vergieten zien.nbsp;PlaUTI AKUS.

Den Goón zy dank ; ik dagt’ wei zoo als ’t ftondt gefchaapen, ¦

Dat uwe zorg daar iets ten voordeel uytzou raapen. 'Ja ’t fchynt uyt dit geval, en alle omftandigheênnbsp;Dat ’t Godendom Hemt met den aanflag over een.nbsp;Des zoo’er immer wierdt iets hachlyks ondernoo-men,

’t Geen tot ’t bedoelde wit en uytflag ftondt te komen, ’t Was ditvanmyne wraak: temeer mitsuw beleidnbsp;Zoo vaak gebleeken, my geeft halve zeekerheid.

Ik zal (sp de eerfte leus, op dat ons niets beletten Mag na ’t volvoeren, door myn volk het hof bezetten;nbsp;Tcrwyl eenand’rcn dromftads wykenhoudt bezet,nbsp;Tot opdemaare van hunn’dood myn’vrienden metnbsp;Geweld en giften doen het heir voor deeze wallennbsp;Verklaaren 't keyzertyk aan my ter zyn vervallen.nbsp;Saturninus.

’k Verlaat my op die zorg, doch’t raadzaamft was, al eernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wy

-ocr page 55-

T REU R S P E -L. nbsp;nbsp;nbsp;^9

Wyfcheiden, dat ikmogtvatiuwe hand, mynheer, Den lall:, van zulk gewigt in fchrift vervat, ontfangen.nbsp;Uitgaf denvoorftel klem; dus kon ik uw’hellingennbsp;Aan hen ontvouwen met geloof, wier byftand moetnbsp;My zyn behulpzaam in ’t vergieten van hun bloed:nbsp;Ue dicrb’ren tyd eifcht het yerhaallen,

PlAUTI ANUS.

’k Zal ’t u geven In ’t naaft vertrek, om ’tgeen is onberaamd gebleevennbsp;Ook te overweegen voor het laatft in veiligjieid.

Ue zaak is half volvoerd, die wel is aangeleid.

-ocr page 56-

fO P L A U T I A N U S.

VIERDE BEDRYF,

EERSTE TOONEEL.

PlAÜTILLA, FtAVIA. PlAUTI LLA.

UW’ traage weérkomft deedt myn angftighart reets vreezen:

Zal ik den Keyrer zien ?

Fl AVI A.

Hy zal hier aanftonds wezen

Om u te fprecken.

Plaotilla.

Dit ftelt myne ziel geruft,

Al even of het vuur des twifts was uytgebluft.

Ja Flaviamyn hart, myns ondank s,fchynt te queelcn: De hoop van noch’t gevaar te ontworft’len kanmynbsp;ftreelen,

Nu dat myns Vaders toorn bedaart, ó Hemel, mag Ik my van uwe gunft verzeek’ren deezen dag !

Zal ik, daar ’k dit gevaar door u reets ben te booven, My mogen het vervolg van deeze gunft belooven ?nbsp;Geeft, geeft alziende Goón ! dat myne traanen hei»nbsp;Beweegen , dat zyn hart beroerd werdt door myn’nbsp;ftem.

F lavia.

Mevrou de vorft verfchvnt.

TWEE'

-ocr page 57-

treurspel.

TWEEDE TOONEEL..

Severus, Plautilla, Flavia, L y F w A c n t,

Se vE R us.

allen wik vfrtrekken, ‘Tegen zyn gevolg.

En

Plautilea.

gy. nbsp;nbsp;nbsp;Tegen Fkvia,

Se vERXjs.

’t Staat nu aan u uw hartsgeheim te ontdekken. Plautiela.

De kragt, en ’t overwigt van al myn zielsverdriet, ^yn oorzaak, dat gy my voor u verfchynen ziet:nbsp;Javorft, ik komuhidit leeduytnooddwang fpree»nbsp;ken;

Tot myn’ behoudenis om uwen byftand fmeeken. Des Zoo gy uwe hulp aan my ontzegt, zoo zalnbsp;Door Ballianus lift myn en myns vaders val.nbsp;Voorheen aan my gedreigd , van daag zyn onder-noomen.

l?.es bid ik, wil dien flag van uwen zoon voorkomen. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Severus.

Wat hoor ik? Goden!

Plautilla.

j nbsp;nbsp;nbsp;Ja, ik beef zelfs op ’t verhasfl

^ Geen my erinnert de uur, waar in myn egemaal l^et Saturuinus quam in myne flaapzaal treeden,nbsp;t Gezigt vol toorn, en riep: 'tis veel u lang geleedemnbsp;Oe hoon my aangedaan door uwen huvu'lyks hand;

¦dihuijJ'chen y est my zien van 't lafiig juk ontheven. Mit gong hy dreigende,.. ach! myn geeft door ro«nbsp;verfmagtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;D anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ran

Ik zweer het by de Goêin : ’i zal door u w bloedde fcband^l ¦d-ls my 't gebied is na myns vaders dood gegeeven

-ocr page 58-

^2; P L A U T I A N U S,

Kan u getuigen, waar toe dit onthaal my bragt. Severus.

Wilt nieuwe rampen! tal ik nimmer dan erlangen Volflage ruft, die niet geftoord is, of omvangennbsp;Van cenen reeks van leed, en veeler xwarigheen.nbsp;Onfcheidb’refchaduws van die hooger ftaat bekleen!nbsp;óLaftig ryksbewind! hoe kan uw glans verblindennbsp;Des fterv’ltegs'hart! zoo het vergeefs waant rufttenbsp;vinden

In keyzcrlykc pragt.

Plautilla.

Ik had gewis al ’t leed

’t Geen zync afkiserigheid my ooit gevoelen deedt Ontveinrt , en aan den Goón myn’ zuchten vpor-gedraagen,

My in myn lot getrooft, ver van hem aan te klagen Nooit inden ftaat als drqef te moê voor uw gezigtnbsp;Verfcheenen, noch hem van zyn quaad gedrag betigt.nbsp;Maar Goón! myn’ voorzorg doet my deeze ftout-heid waagen,

’t Voorzien van meerder , twift, ’t gevolg van fwaar-der plaagen

Zyn ’t fpoorflag grooten vorft: ja zoo ik van myn hart

Ontdekken durf den grond waar door ’t gepynigd werdt;

Zoo is’tde vrees, dat hy door ongeduld gedreeven Niet wachten zal tot dat de dood uw dierbaar levennbsp;Ons heeft ontrukt (waar van de Goden ’t ryk behoên)nbsp;Maar dat hy ’s vaders val zal zynen haat ten zoennbsp;Bewerken, en met hem my trachten te bederven:nbsp;Niet dat by my de vrees geldt van ontydig fterveu;nbsp;Dit zy heel ver: ja zoo de twift door mync doodnbsp;Ten voordeel kon bellift zyn, ik my willig bood .nbsp;Tot offer, om de ruft tot zulken prys te köopen:nbsp;Dus ging ik vergenoegd ten grajte^ enikzouhoopen

Dat

-ocr page 59-

TREURSPEL.

Dat nooit myn bloed kon zyn met meerder vrugc beftect,

Dan daar myn ondergang de tweedragt fmoorea deedt.

Severüs.

k Beloof u mync gunlt: des hebt gy niet te fchroomen \ioor zynen haat, dien ik zal weeten voor te komen'nbsp;Want hem van deezen dag het opper krygfgezag 'nbsp;quot;Zal aanbién, op dat dit zvne afgunö ftillen mag,nbsp;En u voor het vervolg van zynen haat behoeden.nbsp;rgt;och welk gedrag kan ii doen hebben eai vermoedennbsp;Dat hy ’t gedreigde zou voor myne dood beftaan,nbsp;Hy zynen pligt mevrou zoo grof te buiten gaan ?nbsp;Plautili-A.

Het middel ’t geen gy my tot hulp hebt aangewezen Doet my te wel gegrond voor fwaarder onheil vree-zen:

Mits zelfs dit krygsbewind zyne afgunft gaanden maakt,

En hem verbittert, wyl hy het befloot’ne wraakt.

ongewoon gelaat, en alle omftandigheden Beveiligen ’t vermoên: te méér, wyl.ik op hedennbsp;Zag onze vyanden zyn’ zyde reets bekleen.

Men mompelde onderling', men raadllaagde onder een,

Ja hunn’ beroering (lont zelfs in hun oog te lezen. En zou niet dit gebaar my doen’t gedreigde vreezen?nbsp;Des fmeek ik, zoo’k ooit wierd verhoord, dat uwenbsp;magt

IVIy wil behoeden ...

Se vERus.

Maar, waar toe dus overwacht W*at is’er gaans zeg op.

DER-

-ocr page 60-

5-4

PLAUTIANUS.

DERDE TOONEEL. Severus, Plautili.a,Satürninus.

. Saturninus.

Ach! kan ik tonder bevqji-’t Geheim, en aanflag van ’t verraad te kennen geven ? 6 Vorft! ’k val u te voet, tie eenen deelgenoot,nbsp;En medepligtigen, die flegs geveinft uw’ doodnbsp;Geftemt heeft, op dat hy den aanflag mogt ontdekken,nbsp;Den grtiwcl ftremmen, en u ’t doodfgevaar ontrekken.

Severus.

Rys, en vervolg, wie is ’t?

Saturninus.

Een van uw hofgezin,

Ontaard van zy nen pligt, wiens flaat uw’ goedheid in Den hoogften luifter bragt, door flaatzucht aange-dreeven,

Dingt na het rykfgebied ten kollen van uw leven En ook üws zoons.

Severus.

Ik beef.

Saturninus.

Eu ik wanneer hy my

’t Vervolg ontdekte van zoo fno6 verradery.

Ik ftemde ’t toe in fchyn: om zoode omftandigheden Te regt t’ontdekken. want om tot de daad te treedeiinbsp;Was dé avenddifch beflemd; wanneer ik met denbsp;wacht

Zou dringen in de zaal: waarop, van dat’t volbragt Was, krygende de leus hy ’t voorhof zou bezettennbsp;JMet krygfliên, om ’t gevaar van ’t muiten tc beletten:nbsp;Om als hyhadt gezien, hoe decze moord door mynbsp;Volbragt was , dan met vreugd’ tc trcên in d’hcer-ichappynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;S e-

-ocr page 61-

TREURSPEL. ff

Se VERUS.

Wie durft dien gruwel fmeên ?

Plautilla.

Vermeld oiis den vqyrader Op dat hy werdt geftraft.

Saturninüs.

Mevrou, het is uw vader. Severus.

Hoe! Plautianus ? hy! hy na myn leven Haan!.. Ondankb’re! groote Go6n: hy zynen vorll vcrraSn ?nbsp;En wil om ’t rykfgcbled den vorft en zoon door-fteekcn ?

Kan ’t moog’lyk tyn ?

Plautilla.

Hoe zeer ’k door fchrik fcheen als befwecken Op dit verhaal, die my dus lang de fpraak ontzeit^nbsp;Zoo dat myn geeft niet voor myns vaders onfchuldnbsp;pleit:

Die is nochtans niet zoo bedwelmd om door te ftraalen,

Of ’t ligt der rede zal uw’ valsheid achterhaalen. óSnoodeldurftge onz’ trou door een verdicht verhaalnbsp;Van aanflag op den ^'orft, beftemd op ’tvorft’lyk maalnbsp;Bekladden, opgeünuiktmet veeleomftandigheden?nbsp;Neen Saturninus, ’k weet den grondflag uwer redennbsp;Enditverdichtzol; ’khad nietzonder rccnvoorfpeltnbsp;’t Gevaar, daar onzeftam reetsfehepn aan bloot ge-ftelt.'

Enhoeuwbyzyn, Goèn! moeft ooggetuigen wezen Van ’t dreigen myns gemaals: nochtans ’t deedt nooitnbsp;my vreezen

Dat gy zoudt ’t werktuig zyn van zynen haatr niaar nu peilt myne meening, wyl ’k’t gedreigde zie doorunbsp;Vervullen, cn, 6 fchand’ ! te fchclms werkftellignbsp;maaken.

Helaas! hier werdt het geen myn hart door vrees ko* jaakennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;D 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bct

-ocr page 62-

iS P L A U^T l ANUS.

Beantwoordt: dit’s de flag, de laagen reets voorfpeld, Dit de uitkoinfl, en ’£ beleid dóór mynen man befteldtnbsp;Saturninus.

Hoe; kunt gy twyPlen, of’t verhaalde waar mogt wezen?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.f 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

Wel aan in dit gefchrift zult gy de waarheid lezen. Hier valt geen achterdocht: dit handfchrift meldt tenbsp;klaar

Uws vaders fchelmflruk.

Severus.

Goón ! het is zyn handfchrift! Plautilla.

Maar

Hoe gy het aan denvorft als zigtbaar voor doet komen ,

Zoo kan ’t voor waarheid nooit by my zyn aange-noomen,

Wen ’k zynen haat aanmerk , en vaders trou. hoe licht, ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

Zou konnen het verhaal en laÜbrief zyn verdicht?

’t Was zelfs een miflag veelte grof aan u te geven Den lalt in fchrift, waar van dat afhing heil en leven:nbsp;’t Was fpeeleamet zyn hoofd, en ’t eencn toe vertrouwd

Dien om tegrooter winti ligt namaals ’t feit berouwt. Severus.

Acii! deez’ verwarring maakt myn hart bp ’t hoogft Verleegen:

ó Hemel! wic’toökzy, ’k heb een van beiden tegen. .Gy Saturninus, zeg, is’t BalTianus haatnbsp;Die deczen brief verdicht, en na het leven (laatnbsp;Van haaien vader? wie, wie is ’t die zich wil wreek en?nbsp;Decz’ letteren verdicht, die van den aanflag fpreekeii?nbsp;Of is ’t uw vader, die verflingerd op de kroonnbsp;En’t kevzerlyk gebied door hem ons tnacht tedoón?nbsp;w ie van hun beiden zal aan’t fchennis fchuldig wezen?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Staat

-ocr page 63-

T R E U R S P E‘ L. jj Staat Plautianus my, of wel uw man te vreeïen ?nbsp;Maar kan ik twyf’lcn, daar dit handfchrift meldtnbsp;’t verraad ?

Plautilla.

Doch’t is verdagt wyl ’t komt van eenen,die hem haat. Wiens afgunft is bekend, wiens vyaiidfchap geblee-ken,

Eri teffens ook de trou myns vaders,die moet fpreeken Hiervoor zyn’ onfchuld; want wat heeft hy niet be-ftaan

Tot welftand van uw ryk ? wat lorg niet ondergaan ? Als zyn gemoed in’t heetft gevaar bleef onbez wecken,nbsp;En voor de Itrenghcid van het lot nooit heeft gewee-ken.

Maar heeft uw regt, ö vorft, in ’t oorlogfveld bepleit. Wanneer Albinus heir hadt uwen val bereidt.

En des ïou hy ontaard ftaan na uw beider leveii^ ' En om het keyzerryk te erlangen, udoen fneeven?

Saturninus..' . nbsp;nbsp;nbsp;¦ ’

Hoe gy dit houdt verdagt van Baflianus haat',

’t Is Plautianus hand, die hier gefèekend Haat: Doch om te meer geloof’t verhaalde by te xetten,nbsp;Ontbied hier uwen man, wil op zyn’ houding letten;nbsp;En ondertaft dan of niet ^yn’ gefteltenisnbsp;Geeft bleiken, dat hy van ’t verraad onkundig is.nbsp;Severus.

Wel aan dit middel dient hier by de hand genoomen:

Uyt.

Myn’ lyfwacht: xeg den vorft dat hy alhier moet komen. nbsp;nbsp;nbsp;Binnen,

’k Moet iieii of xyiie komft ’t verraad ontdekken kan, Wie de verrader, of zoo fnoó aanlegger vannbsp;’t Verdichtzel zy! wiehier vantweemyftaat te vree-,nbsp;zen!

Plautilla.

De Hemel geef het! doch dewy laan hem Zal wezen

D s nbsp;nbsp;nbsp;Myn

-ocr page 64-

t8 P L A U T I A N U S.

Myn by2yw haatelyk, zoo zal ’k in myu vertrek Ontwyken zyn gezigt.

Se VERUs.

Gaa, ’k zal van ’t raondgefprek U kennis geven, en dan nader ondarhouwen.nbsp;Plautilla.

Geeft groote Goden, op w'ier goedheid wy vertrou» tven.

Dat door ’t ontdekken van deeze aangeleide lift De vree herfteld zy, en het hof krakeel beflift.

VIERDE TOONEEL. Severus, Saturninus.nbsp;Satürkinus.

VErfchoon iny , vorft , zoo ik te ftout u myn*

gedagten

Ontdekken derf.

Severus.

, Eu wat?

Saturninus.

Ik vrees dat zy zal trachten Aan haaren vader te vermelden, hoe door mynbsp;’t Befluit ontdekt is van zyn fnoó verradery;

Om te overleggen hoe hy ’t gruwel mag bedekken, ’t Was ook te koel voor haar zich het gefprek tenbsp;ontrekken,

Wier vader wierdt door my dit fchelmftuk opgeleid, Indien dit niet beoogd wierdt van haar’ fchranderheid.nbsp;Severus.

Gaa, Saturnintts, wil op ’t fpoedigH dit beletten, Doe myne lyfwacht all’ de wyken llraks bezettennbsp;Van haar verblyf: en kom dan weer in dit vertreknbsp;Den laft ontfangen , dien ik na het mondgelpreknbsp;U geven zal.

VYF-

-ocr page 65-

TREURSPEL. VYFDE TOONEEL.

D(

Severus.

fOor welk gety word ik gedreeveii!. Goón! tal het ryksbetit hooit ^uftof vrede geven?nbsp;Een nieuwe kryg bedreigt van buiten mynen ftaat,nbsp;Van binnen brandt het hof door onderlingen haat:nbsp;Onzeeker wien ik tal verdoemen, wien gelooveu.nbsp;Nu pleit dc liefde, dan dryft Plautianus boven.nbsp;Neen,’kweet het, wiemy’t meeft alhier te duchtennbsp;ftaat:

Gy Saturninus, 'gy, ö fnooden! hebt ’t verraad Te fchelms verdicht: ja gy hebt zynen val gebrouwen.nbsp;Maar hoe? wat rede port mynhart tot dit wantrouwen ?

Dees laftbrief ? neen, die pleit voor zyn’behoudenis, Mits ik te wel bemerk dat hy ontfchuldlg is.

’t Is Plautianus hand: wie kan het tegen fpreeken?' ’t Zyn zync laagen; ja die wreeden wil zich wreek en;nbsp;Men twyfele niet meer, het melt tc zonneklaarnbsp;Zyn goddeloos befluit. ondankbuaren verraar!

Gy wiltdenvorftom’t ryk, denzoon uyt haat doen fnceven ?

Is dit het loon, d.at ik u heb uyt ’t ftof gehoeven Van uwe kleinheid ? u myn hiiys heb ingelyft ?

Is dit dees handel, die zoo groote boosheid ftyft ’t Is ongcloofelyk, ’t zyn Baflianus laagen:

’k Moet my van zynen haat voor lang ontdekt beklagen.

ó Zoon! hoe.laagt gy my geftadig aan het hart.

En zie hoe myne zorg van u beantwoord werdt. Vergeldt gy zoo de liefde eens vaders, die voor deezennbsp;Van jongs u alle hulp zoo teder heeft bewezen?nbsp;Daar gy in’t ryksbewind myn’oudheid by moeft ftaan,nbsp;Zoo doet gy’t hofgezin van tweelpalt fwangergaan.

E S-

-ocr page 66-

6o

P L A U T I A N U S.

SESDE TOONEEL. Severus, Bassianus.nbsp;Bassiai^us-

IK denk dat myne komft en’t onderhoud zalftrek-ken

Om het beraamd befluitdes raadsaan myte ontdekken ,

En op te draagen het beftier van ’t leger; ’t geen Ik aan u weig’ren moet, als fchaad’lyk aan ’t gemeen.nbsp;Severus-

Geenzins: ik moet my zoon,van uw gedrag beklagen: Want uwen wrev’len aardreets heb te langverdraa-gcn.

' nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bassianus.

Hoe ik. , . myn doen. . .

Severus.

Ja k is uw twiftig hart, ’t geen maakt Dat heel het hofgezin in volle tweefpalt raakt.

’tis u bekend, wat ikom’t ryk hebondernoomen, Na Pertinax door ’t Haal der lyfwacht omgekomen,nbsp;Ik zyne dood beftond te wreeken; hoe de ruftnbsp;Van’t ryk gehoord wierdt, isuookmeteenbewuh.nbsp;’k Heb door Albinus dood, door Nigers nedcrlaagennbsp;Aan ’t ryk geraakt, een eind’ gemaakt der jammer-plaagen,

Waar door het reets te lang gezold was, en bereid Voor u van ’t ryksbezit de volle zeekerheid.

Ja ’k heb u uyt de jeugd van Romen opgedraagen Totbruid een’ fchoonheid,die het algemeen behaageiinbsp;Tot zich kon trekken, en wier glans vol tcderheênnbsp;Was waardig ons gellagt, en uw’ genegentheen.nbsp;Wat trougift bragt ze u aan ? dat Romen als verflagennbsp;Riep, het was fchatsgenoeg omvyftigoptedraa^n,

-ocr page 67-

TREURSPEL. 6i

Uyt Koninklyk geflagt geteeld, doch uw gemoed Vergeet die weldaaii, enverftoot haar met de voet.nbsp;Dit’s’t minfte zoon: uw haat Haat naar haar vadersnbsp;leven:

Gy nydig zyns geluks, en fchatten hem gegceveii, Die zyn’ gelpilde zorg tot heil van ftaats belangnbsp;Zoo ruim verdienen kon, tracht zynen ondergang.nbsp;En ’t krygsbefluit, dat gy, als fchadelyk wil doemen,nbsp;Belet dien aanflag: doch vergeeflch is dit verbloemen,nbsp;Uw’valsheid is bekend... hoe’t fchyntof uw gelaatnbsp;Dit wil ontkennen? neen, het veinzen komt te laat.nbsp;Weet dat tfw aanflag my ten vollen is gebleeken.nbsp;’tZyn deeze letteren, die hier het vonnis fpreeken,nbsp;U fchuldig maak en, en dees brief door u verdicht.nbsp;Dat hy na ’t ryk zou ftaan, is die u zelfs beticht.nbsp;Spreek, nu is ’t fpreekens tyd.

B.V.SSIANUS.

’k Beken ontroerd te wezen,' Niet dat de ontdekking van’t betichte mydoet vrec-zen.

Neen, ’k weet myn’ onfchuld: maar ik fchrik, als ik den haat

Van Plautianus zie, dien kanker van den ftaat.

Die onderling uw hof in vollen twift doet branden: Enmyals de oorzaak door’t betichten aan durft randen:

Op dat hy door deez’ lift ontflagenvan den zoon U mag hier na beftaan met minder fchroom te do6n.

Se vERus.

Tracht dus den ouden wrok, eu afgunftte verbloemen.

Bassianus.

Geenzins, ik haat hem, en moet zyn gedrag verdoemen;

Heel Romen ook met my;’k beken’t: want hy een’peft Is van den heden liaat, en ’t ryks geincene beft.

Hoe

-ocr page 68-

63 P L A U T I A N U S.

Hoq heeft hy zich in ’t bloed der burgeren gebaaden, Wat rykai niet verdrukt,zich met hun goed belaaden?nbsp;De Goón ontgaan zelfs niet zyn’ trotze hovaardy,nbsp;Als hy hunn’ vaten rooft met tempelfchendery,nbsp;Zelfs voert de paarden,hen gewyd,voor zynen wagen.nbsp;En zou een bruidfchat dus verkreegen, my behaagen ?nbsp;Ik haat al wat ik van zoo booze hand ontfang.

’t Zy ver nochtans, dat ik na zynen ondergang Zou trachten, met hem van dien aanllag te betichten,nbsp;Veelmin totfchyn dier daad dien valfchenbrief verdichten ,

Nooit zal dit blyken: neen ik ontken het, en gy Goón, Die alles weet, en ziet van uw verheven troon.nbsp;Laat uwe gramfchap, zoo ik fchuJd heb, loonvcr-fchaftèn,

En my, zoo ik dien brief verdichte, op ’t ftrengfte ftraflen.

Severus.

Verfteend gemoed! hoe ver gaatuw’ vermetelheid! Tergt gy den Hemel .i“ vrees, ja vrees deftraf, bereidnbsp;Voor die der Goden naam mcinediglyk misbruiken.nbsp;Hunn’ roê Haat traag, doch is niet mogelyk te ontduiken.

Bassianus.

Des vrees ik niet de ftraf, want ik onfchuldig ben. Severus.

En ik te mcêr om dat u hier aan fchuldig ken, Bassianus.

6 Hemel! heeft op uw gemoed zoo groot vermogen Die fnooden, dat gy niet de onfchuldiging gedoogennbsp;Wilt van uw bloedidewyl hy heerfcht in uw gemoed:nbsp;Hy meerder indruk dan wel myn’ verfchooning doet ?nbsp;Wel aan dan, wil my aan dien gruwelsfchuldig houden,

Styf zyne laagen, fchenk uw ryk aan dienvertrou-

dea:

MasCr

-ocr page 69-

TREURSPEL. 63 Maatlaat niet na van mytc ftraften: ’tzyner wraaknbsp;Gun Plautianüs een zoo lang gewenfcht vermaak.nbsp;Des zoo gy eenmaal wil de vrede zien herbooren,nbsp;Doem uwen zoon, en laat om hem my gaanverloo-ren.

Neem weg den hinderpaal uws vriends, op dat de ruft Hier door herfteld zy, en het hof krakeel gefuft.

Se VERUS.

Helaas myn hart befwykt! het doet ray ’t veinzen ftaaken.

Tree nader zoon, befchouw hoe gy ’t gemoed kunt raaken

U ws vaders, hoe myn oog myn zielfgeheim ontdekt Door traanen, welk gelaat tot onderpand verftrektnbsp;Van myne liefde, des wil uwen toorn bepaalcn:nbsp;Een argwaan in myn hart gereezen deedt my dwaa?nbsp;len.

Ik waande u fchuldig aan het opgeleide ftuk,

Doch ’k vind’ het tegendeel.

Bassi ANUS.

ó Goden wat geluk! Se VER us.

Des fweer ik Hemel, ZQO ’k die fchuld heeft kom te ontdekken,

Dat geene teêrheid hem ’t ftrafvonnis zal onttrekken, Zoo ’t Plautianus is, die door den glaiis bekoordnbsp;Van’t ryk, licht om ’t bezit van dat ons beide?inoordnbsp;Befloken hadt, of Saturnipus aangedreevennbsp;Uythaat hemteonregt hadt beticht van na ons levennbsp;IV dingen, wie het ook van twee mogt zyn: Ik zalnbsp;Zyii’ftraf te»voorbeeld doen gedeijenvan’t heelal.

6E*

-ocr page 70-

Ó4

PLAUtlANUS.

SEVENDE TOONEEL. Severus, Bassianus, Saturninus^nbsp;Se VER US.

LEbt gy den laft volbragt ?

Saturninus.

Ik deed de wyk bezetten Van haar vertrek : dit doen kon haare gramfchapnbsp;wetten:

Zy vloekte inyn beftaan, en fcholdt de wacht voor wreed,

My voor verrader, als die ’t buiten ord’re deedt. Zy wilde iets fchryven, en uyt haar gezigt en wezennbsp;.(Mits ’t wierdt belet) zoo was haar oogmerk klaarnbsp;te lezen.

Doch ik heb ’t 2,00 beftelt dat niets te vreezen ftaat, NochPlautianus van de ontdekking van’t verraad,nbsp;En haar’ verzeekering onmoog’lyk iets kanweeten.nbsp;Hy gants halftcrrig, en van deezen drift bezeetennbsp;Volhardt in’tgruwelftuk: jazorg’loosdoordewaannbsp;Dat myne hand gewis den gruwel zal beftaan,nbsp;Heeft my in’t herwaars gaan doorFirmus aan doennbsp;zeggen,

Hoe ’t dienftig was, den moord op ’t fpoedigft aan te leggen.

Severus.

Ontaarde ?

Saturninus.

Want bereids zyn’ vrienden hadt by een, Die hy op de eerftc leus zou brengen op de been.nbsp;Severus.

Kan ’t moog’lyk- zyn, hy zoo van zynen pligt te wy-ken!

Sa-

-ocr page 71-

TREURSPEL: nbsp;nbsp;nbsp;6s

Saïurninus.

Des ftaa my toe, om ude waarheid tedocn blyken Hoe Plautianus is ontaard van zynen pligt,

Dat ik hem’t teken zend’, dat de aanflag is vcrrigt. S E V E R u s.

En welk is ’t teken, ’t geen ’er was bcftemd ? Satur ninus.

Uw degen;

Waar op, als hy dien heeft uyt mynen laft gekreegen, Hy ftraks gewapend zal verfchynen in dcez’ zaal,nbsp;Om ’t ryk te aanvaarden, pas verkreegen door hetnbsp;Haal.

Severus.

Daar Saturninus, wil aan hem tot teken geven ’t Geweer, ’t geen heeft zoo vaak de vyanden doennbsp;beeven

Van ’t Roomfche ryk, wanneer ’t getergd met helden moed

Trofeên geftigt heeft in het afgeftreeden bloed.

Gaa kling, gaa heen geweer, zie of gy’t hart kont raak en

Van deezen wreeden, of uw byzyn hem kan maaken Zyns pligts indagtig; en dewyl gy nooit geltrcênnbsp;Door lift hebt, doe het nu, geleid hem herwaarts heen.nbsp;Let of zyn’moedwil tot het eind’blyft onbewoogen,nbsp;Of hy niet aarzelt, niet eens zugt uyt mededogen.nbsp;Hoüd daar.

Saturninus.

6 Vorft, ’k ontfang met eerbied ’t vorft’lyk ftaal:-’k Verzeeker u van hem te leev’ren in deez’ zaal. Severus.

Volvoer dien laft:gy zoon,op dat hy ’t niet ontvlugten Mag, zoo verberg uw’wacht, dan ftaat’er niets tenbsp;duchten.

ACHT-

-ocr page 72-

66 P L A U T I A N U S.

ACHTSTE TOONEEL.

Bassianus.

ITTAt vreugde hemel! gy verhoort my dan in ’t end’; W Ja Goón, ’t fchynt uwe gunft verwyd’ren wilnbsp;de ellend’,

Waar van myn geeft gedrukt gcene uytkomft hadt te wachten

Dan door hunn’ dood, voor lang beftemd in myn’ gedagten,

Vaart voort met dit begin zoo wenfchelyk, en laat Dc uytkomft door zynenval verzaaden mynenhaat.

Eituie vatt het vierde btebryf.

VYF- -

-ocr page 73-

TREÜRSPEL. 6f

VYFDE BEDRYF.

EERSTE TOONEEL.

PLAtriIANÜS, SATUBgt;i'Igt;ttgt;5. Saturkinus.

WAt is’t me een’vreugde, vorft, nóp dfeiv ryd te ontmoeten,

Waar in’t my vry ftaataatfs kcfiamp;t té begroeten

DerRoomlehe heerfchappy: geluk féwenEchenrttef Hun beider dood; waar door de twift aafikafttgfeïef,nbsp;Gy ziet u het gevaar door mynen arm te boven,

En ’t wit bereiken,’t geen g’u naaulyks dorft belóoveïl Dan met beroering: dus noch rookendc vafl’t blffednbsp;Uws vyands, val ik u, als onderdaan, tc voet.nbsp;Plautianus.

Rys, Saturninus, rys; waar toe ter aard gebogen ? Ditqueftmy, ikkandieverneed’ring niet gedoogen.nbsp;Hoe! ik kryg ’t rykfgebied d‘oor uw beleid alleen,nbsp;Het is van uwen arm dat ik ’t gez:^ ontleen.

De Goden weten met wat vreugd’ dat ik den degen Des vorfts, op uw bevel dootFirmus hebgekreegen.nbsp;Nochtans myn haat verflauwde als hy my ’t itaalnbsp;aanhoodt,

Mits ik verzugte op het berigt van hunne dood. Saturninus-.

Getuige zy dit ftaal, dat zy zyn onlgekomen: Want, als ik uwen laft uytFirmus hadvernoomennbsp;Om hen te dooden, en hoe het gefchapen float,nbsp;Zoo ging ik na de zaal, daar ik de vorflen vond,,nbsp;Hen naderende inzien-fchyn van eenön brief fegeven:nbsp;Straks zonder argwaan, dat- ik toéleide' Op'iyïi levengt;nbsp;Quam- BaiTianuS' my ontmoeten', en met eeiï-

E x nbsp;nbsp;nbsp;Als

-ocr page 74-

68 PLAUTIANUS.

Als ik den brief gaf, drong ik ’t Itaal hem door de Ic^n. Hy ftruikelt op den floot, en aanftonds zonder fprec*nbsp;ken

Daar ’t bloed de zaal beverft,is hy ter aard bez weeken. Severus als hy zag de dood van zynen zoon,

Greep zyne kling, en riep; ^oud daar, omfanghetlooa Verrader! ik moet door ttv) dood nty zien geiurooke».

’k Onduik den fwakken flag, en heb hem meê door-ftooken.

Straks taft’ hy na zyn’ wond wegwerpende ’t geweer, Sloeg het gezigtom hoog, verzugte, enftprte neer.nbsp;Plautianus.

ó Goónlwat doet dees dag al zwarigheên verdwynen! ’tZynnwegunften, die de heilzon doen verfchynennbsp;Van myn herboren ftaat! ennaaft deGoónzyt gy’tnbsp;Dien ik te danken heb. welaan, men fpill’geen tyd,nbsp;Maar volgc ’t gunftig fpoor , en doe aanltonds denbsp;wyken

Der flad bezetten, doch waar zynder vorften lykcn Saturninus.

In dit vertrek; hier is uws fchoonzoons haat bepaald, En ook de vorfl vermoord, waar door gy zegepraalt.

De deur opegt;jende. Plautianus.

„ Zy leven; Goón, wat z[e ’k! ach ’k ben mifleid!...

TWEEDE TOONEEL.

Severus, Bassianus, Plautianus, Saturninus, Lyfwacht.

Severus. xt

V Errader!

Zie hier de lyken van ons beide; tree vry nader, Ondankbaare befchouw het voorwerp, daar uw haatnbsp;Op toegelcit hadt, om ’t bezit van mynen flaat.

Plau*

-ocr page 75-

E U R S P E l; Plautianus.

Zou ’k zoo omdankbaar ...

Bassi ANUS.

Hoe! durft gy dit tegenfpreeken, Nu gy gewapend komt op het gegeev’ne tcekennbsp;In deeze zaal ? ó neen. uw’ fchyndeugd heeft gedaan,nbsp;Die rol is uytgelpeeld.

* Severus.

Myn’ lyfwacht gryp hem aan. Ontmcnfchte! zeg hoe ver, zal uwe ftaatzugt draaven?nbsp;Gytragt ons’dood, en wil dus uwen bloeddorftlaa-ven:

Gy, dien ik heb bemint! myn raad, en heul! ja gy

Aan wien ik had betrouwt ’t bewind der heerfchappy. Vermeet’ne’kheb u uyt uw’nietheid opgenoomen:nbsp;Watrykdom hebtgy niet van niynehand bekomen.^nbsp;’tis niet myn’gunit, die u eene eer heeft toegeleit,nbsp;Dat heel de wereld die befchouwt met nydigheid ?nbsp;Dat de ccd’len deezer ftad u zien met nydige oogennbsp;In glans, in achtbaarheid ver boven hen verhoogen ?nbsp;Wat ampten, wat bewind van ftaat,wat waardighcên,nbsp;Die gy beoogt hebt, of ik heb ze u doen bekleen ?nbsp;In ’t kort,uyt al de jeugd,en ’t joflerfchap van Romen,nbsp;Hoe zeer bevallig, en van adel voort gekomen ,nbsp;Heb ik uw’ dochter op uw voordel waard geachtnbsp;Om door de trou te zyn cen lid van myn geflagt.nbsp;Wat ftaatsbelang heeft my tot deezciceur bewoogen ?nbsp;Was’t niet op dat uw Haat,ten hoogden top getoogen,nbsp;Door toedoen van myn’ gund te vader wierdt gc-¦ grond.

Uw heil met’t mync wierdt verknogt door’ttrou-verbond ?

Decz’ weldaan, u zoo mild gefchonken, zyn ver-gcctcn:

Ik voedeeene adder, die zich zelve durft vermeeten Om na myn rykfgcbied te dingen: groote Goón 1nbsp;E 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Selft

-ocr page 76-

PLAUTIANUS.

Selfs onzen val bewerkt, dit isdier gunften’t loon. Plavtianus.

Verwacht geen laf berou, dat ik door vrees bewoogen Per ftraf, n val te voet, vergeving zou beoogcn.nbsp;Neen,’k weet myn doen, en hoede toegepafte ftraf,nbsp;JVly, als mifdadig, zal doen daalen in het graf.

Ik heb na ’t ryk geftaan, gedongen na uw leven, Geen acht geflagen op de fchatten rrry gegeeven,nbsp;PJ’ochte op de gunften op’thoogdravenft afgemaald.nbsp;Die zyn genooten, ja: doch weder ruym betaaldnbsp;Poor ’t zorgen voor het heiluws ryks, door hach’-lykheden,

En kommer in ’t bellier der volkeren geleeden.

’t Was deeze trouwheid waardoor gy haar waardig vondt

Omvrou uws zoons tezyn door’t wettig trouwverbond.

6 Trouwverbond! hetgeen ik eeuwig zal verdoemen, Vervloeken eeuwig,en geftaagden grondflag noemennbsp;Van myn verderf, waar uyt het hot'krakeel, entwiftnbsp;Gerezen, niet dan door myn’ dood kon zyn beflift.nbsp;Pit’s de oorzaak, dat ik heb dien aanflag oudernoo-men;

Ik Baflianus trachte uw’ laagen voor te komen Wanneer gy mynen val behertigde met vlyt,

Als niets ontbrak aan het volvoeren, dan de tyd. Maar ach! het noodlot, u te gunltig, is my tegen:nbsp;Wel aan, bloeddorftigc door ’t middel van den degennbsp;Verzaad dien ouden wrok: kom baad u in myn bloed:nbsp;’t Is tyd, dat gy uw lang gefpeende lull voldoet.nbsp;Bassi ANUS.

Verfteend gemoed! gy durft ons in ’t gezigt braveeren, Ver van beroerd te zyn, uw fnood beftaau verweeren,nbsp;Bepleit dit gruwelftuk uyt nood te zyn verrigt,nbsp;Wiens boosheid flaat de Goón. om wraak in’t aan-

Gaa

gezigt.

-ocr page 77-

TREURSPEL. 71 Gaa hoop uw’mifda^n; tracht daar voordeel uyt tenbsp;trekken,

Met ’t eene gruwelftuk door ’t ander te bedekken: Wyl uwe boo^e tong met haat, cn nyd belaannbsp;My durft betigten van na uw verderf te ftaan.

6 Boofwigt! ik kon voor dien lafter loon verfchaffen, De logen door de dood des logenaars ook ftrafien:nbsp;Maar neen; gy 2yt niet waard, dat gy door my hetnbsp;boet,

Myn’kling befmetwierdtmetzooeereioofen bloed. De Hemel gaf dat gy voorlang waardt omgekomen,nbsp;Heel Romen hadt met vreugd’dien ondergang ver-noomen,

Ja veele volkeren, die zagen zich ontdaan Van uw geweld, waar door zy namaals zyn vergaan.nbsp;Doch nu ter goeder uur, zien ze uwen hoogmoednbsp;daaleii

Uw’magt, dooroverwigtondraaggelyk, bepaale\i; Verheugd om uwen val. want ’t aangeleid verraadnbsp;Verydeld, u eerlang de ftraf tc wachten daat.nbsp;Plautianus.

’k Voorzag dieblydfchap, en’k zou welgemoedigd derven

Zoo ik die vreugde kon verftooren, u bederven; Myn val was aangenaam: ik vreefde geene dood:nbsp;Indien ik in de ftraf u had tot deelgenoot.

Maar van zoo dood’lyk leed , is ’t fwaarfte myner quaalen

Dat ik moet uwen haat met vreugd’ zien zegepraal en. Deswenfehik, wantmy magt ontbreekt, ueengetynbsp;Van rampen, welker eind’ ’t begin van and’re zy.nbsp;Jadat hetlotmag van uw hof een bloedbad maaken.nbsp;Dat t wid, dat daatskrakeel het doe te gronde raaken;nbsp;Öp datgy afgefloofd uyt wanhoop zoekc een’dood.nbsp;Dis noch geweigerd, dit uw lyden meer vergroot.

Se-

-ocr page 78-

^2 P L A U T I A N U S.

Severus.

Houd op, 6 wrecdc! gy van wanhoop heel bezeeten, Slaat tot verwoedheid door het knaagen der geweeten

DERDE TOONEEL.

SeVERÜS, BaSSIANUS, PtAUTIANUS, Plautilla, Saturkikus,

LyFWACIÏT;

Pt-AUT I ELA.

REgt,vorft; vergun my regt der wederwaardigheèn Van Saturnimis, ’t hoofd der lyfftafhers geleên,nbsp;Die als gevangen my. . . maar ach, wat zien mynenbsp;oogen ?

Goón! is het waarheid ? gy geboeid... .door wat vermogen ?

Helaas! myn vader, gy... ó Hemel! heeft uw raad Verbolgen vaft beüemt den val van onzen Haat?

Zult gy oogluy kende de onnooz’Ic zien verdrukken ? Hen t’onregt voor dc Eraf van’t loos betigten bukken?nbsp;Severus.

Vergeefs daagt gy dc Goón hier tot getuigen, daar Door zyn’ bekentenis ’t verraad blykt middagklaar.nbsp;Plauïiarus.

Ja dochter, ’k benverraan, gyfict het; mync laagcn Diezynverydeld, het kon dus den Goón behaagen ,nbsp;’k Had hunne dood beftemt, en buyten u beftaannbsp;Den aaallag, daar ik in noodwendig zal vergaan.nbsp;’tMoell ook zoo wezen, want dewelftand van onsnbsp;leven

Tot keering van ’t geweld uws mans, heeft my ge-dreeven

Totdit verwoed befluit, ’kbeklaag niet mynenval; Maar dat ik eenen man u achterlaten zal,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Wiens wrcev’iig hart vermaak zal fcheppen in dw lyden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Doch

-ocr page 79-

TREURSPEL. 73 Doch wces’t gctrooft:vaar wel,ik kan u niet bevrydennbsp;Voor zyncn wrok : maar toon, als gy blyft onbedeefd,nbsp;Ten fpyt zyns haats, dat ik uw vader ben gewecll.nbsp;Wel aan, men rukk’ my weg: volvoer de ftraf be-fchooren...

Plautilla.

Helaas! verbeid, wil eerft, óvortl, myn’ bede aan-hooren:

Gedoog, gedoog dat’ku, verfmachtin eenenvloed Van filte traanen, om vergeving val te voet.

Geef, geef genade,ach! aan de dochter voor den vader; En 200 gy’t weygertom dathy wierdt een verrader,nbsp;Zoo fmeek ik, indien noch dien naam gebruyken derf,nbsp;Als vrou uws 20011s, myn heer, belet toch dat hy fterf.nbsp;En kan dee2e euveldaad niet ongewroken blyven,nbsp;Wel aan laat mynedood het vonnis onderfchryven:nbsp;Ik ftel my voor hem in; ’k zal vol eerbiedigheidnbsp;Als borg de ftraf ontfaan, die hem was toegeleid,nbsp;En door eene eed’le dood het regt te vrede ftellen:nbsp;Des laat op my als ten’ die fchuld heeft ’t vonnisnbsp;vellen.

Wyl ik, en myne trou 2yn oorzaak van den twift; Dus kan door myne dood, die weer zynuitgev^ift.nbsp;Geef myn geklag gehoor; aanfehouw den drang vannbsp;traanen;

Erberm u zyner; laat u die tot zagtheid maanen: Nooit wierdt’er grooter roem, dan door genaa behaald ,

Als van de drift,een vorll, zyns wraaklults zegepraalt , S E VE R us.

Eenvorft zalzynen naam op ieders tong doen leven. Wiens arm de goede loont den quaade draf doetnbsp;geven.

P L A U T I L L A.

Noch rneerder zoo hy’t quaad, op hem zelfs aangeleid Vergeeftimen volgt cleGoón in hunn’goedaardigheid.

E jquot; nbsp;nbsp;nbsp;Se-

-ocr page 80-

74 PLAUTIANUS.

Se vERus.

Daar ’t quaad blyft ongeftraft vermeord’ren dc ge-vaaren.

PtAUTI ELA.

Door ftrafheid holr het paard; daar’tzagtheid doet bedaaren.

Severus.

Een, die na ’t regt niet draft der boozen quaad bedaan, Gebiedt het zondigen, ja heeft het zelfs begaan.nbsp;Plauti L LA.

Hoe! heeft Augudus dan een’ gruweldaad bedreeven, Als hy aan Cinna heeft vergiffenis gegeeven.

En ’t verder eedgefpan ? geenzins: mitfdien zyn naam Groot door’t verwinnen, wierdt noch grooterdoornbsp;die faam.

Ja daar de ftrengheid van de draf niet kon beletten, Dat vaak tot zynen val zyn’ vrienden ’t moorddaal

wetten,

Zoo heeft dit doen gewceft van zulk een’ kragt, dat hy Daar nametrud gevoert heeft de opper heerfchappy.nbsp;Des laat een voorbeeld, zoo doorlugtig u beweegen:nbsp;Slaak zyne ketenen.

Se VERUS.

Het regt kant zich hier tegen. Plautilla.

In aller Goden naam.

Severus.

Die vorderen de draf. Plautilla.

Dan om zyn’ zorg.

Se vER'us.

Die is voldaan door ’t geen ik gaf. Plautilla.

Is alle hoop dan van genade, Goón! vervloogen.^ En moet ik zyne dood befchouwenvoor mync oo-gen?

Aen

-ocr page 81-

TREURSPEL. 75*

Aan welke rampfpoed fteltgy vinnig lotmy blood?

Des keer ik my voor ’t laaft tot u, myn bedgenoot.

Ach! wees myn voorfpraak tot behouding van het

Mynïvïders!

Bassianus. nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;--

Zoo gy wordt als vrou hier toe gedreeven,

Zoo eifch tot wraak uws mans de ftraf, want hy door haat

Vervoerd, nazynenval, en dien tynsvaders ftaat. Plautilla.

Hy is myn vader.

Bassianus.

Doch ftondt na myns vaders leven, Ondankbaar voor al ’t geen zoo mild hem was ge-gceven,

Volhardt hy tot het eind’ in dit befluit, des moet Zyne ontrou zyn geftraft ten kofte van zyn bloed,nbsp;Plautilla.

Nochtans ik bid. . .

Plautianus.

Houd op: ik heb te lang geleeden Dit fmeeken voor myn heil, en uwe tederhedennbsp;Om myn’ verloffing zyn gebleeken dochter, fpaar,

Spaar uwe traanen, noch en fmeekt by geen barbaar:

Want hem, die mynen val voor lang door zyne laagen Betragt heeft, is ’t vergeefs om by ftand hier tc vraagen.

Bassianus.

Men breng’ hem aanftonds weg.

Plautianus.

Kom volg, hebt gy den moed,

Wees ooggetuigen van ’t vergieten van myn bloed.

Plautilla.

Verbeid... hou ftand! . . .

Severus.

Neen gaat, volvoert myns zoons bevelen.

VIER-

-ocr page 82-

PLAUTIANUS.

VIERDE TOO NEE L-

Sevsrus, Bassianus, Plautilla, Saturninus.

Plautilla.

HY ’s weg ó Hemel! ja. dit ’s ’t eind’ dier hof-krakeelen,

Dit de uitkomft! nu het lot (van mync vrees voor-fpcld)

Woedt tegens onzen ftam met toomeloos geweld. Des nadem-aal gy hebt hem zyne dood befchooren,nbsp;Nochmyne klagten meêr gewaardigt aantehooren,nbsp;Maar dat gy, wars van myn’ gebeden, die verftoot;nbsp;Zoo maak van al myn leed een einde door myn’ dood.nbsp;Op dat ik na dien flag niet eeuwiglyk mag klagen,nbsp;My bloot gefield 7.ien aan een’ reeks van jammer*nbsp;plaagen.

En heeft het regtzyn bloed zooftreng geelfcht, wel aan

Laat my als ’t overfchot ook nevens hem vergaan. Zoo zal ’k de gramfehap van de Goón te vrede ücllen,nbsp;Met mynen ondergang myn lydcn neder vellen:nbsp;Betigten zelfs de Goón van onregtvaardigheên,

Als myn onnozel bloed geplengd wordt, en vertreên. Severus.

Staakdeezeklagten, dievermeerd’ren uwequaalen , Wil door bezaadigtheid den lafl; dier rouw bepaalen:nbsp;De grootheid van ’t gemoed wordt nooit zoo klaarnbsp;geleerd,

Dan als het in zyn leed getroofl, hei: lot braveert. Gy Saturninus, doe aanlioiids den raad vergaaren,nbsp;Op dat men hen ’t verraad ondekke,en ’t wedervaarennbsp;Van Plautianus; dat hen kenn’lyk zy, hoe iknbsp;De ftraf na ’t regt, en niet na mvne wraakluft fchik.

VYF-

-ocr page 83-

TREURSPEL. 77

VYFDE TOONEEL.

A nbsp;nbsp;nbsp;Plautii.la.

OWifTelvallig rad! waar door de ftand der gréoten Gcllingerd cn gefold, nu op, im neer gclrooten,nbsp;Wordt’t Ipeeltuig van’t geval cn’s noodlots grimmigheid ;

Zelfs als den ftcrveling dc dart’Ie voorfpoed vleit. Ik llaa alleen , ondaan van heul van trooft , vaanbsp;vrienden,

In ’t midden van het hof ontblood van hofsbedienden: Die vleijers dienen om te vorderen in Haatnbsp;Verlaten u, zoo dra u het geluk verlaat.

Ach! my ellendige! wien uyttc ik myne klagten? Van wien Haat my ooit trooll in al myn leed te wachten ?

Myn man ? neen: hy verhard door haat ziet zync dood Met vreugde, en zynen vaP, dien hy voor langbeflopt.nbsp;Noch van Severus, die door wraakzugtaangedreevennbsp;Beroept den raad, cnwil door hen het vonnis geven.nbsp;Goón! zoo hun hart noch van meêdoogenwierdbe-ftierd.

Hem om de zorg van’t ryk ’t verraad vergeven wierdt. Wat zou myn hart ontdaan... ach ydclc gedagten!nbsp;Kan ik van hunnen haat zoo goed’ eene uytkomllnbsp;wachten ?

Neen ’t is de raad waar door de vorft ’t gemeen ver-blint,

Zyn quaaddocn wettigt, cn zich vry van opipraak vindt.

SESDE TOONEEL.

P L A U T I L L A, F L .A V l A.

Fl. AVIA,

Elaas mevrouw wat druk!

Pi. AU-

-ocr page 84-

K» P L A U T I A N U S.

P LAUTILLA.

Hoe dus ontfteld van Wezon ?

Wat is ’er gaans ?

F LA V JA.

6 Slag!

Plautilla.

Staat my nog meer te vreezen Van ’t löt ? zeg, is bereids myn vader omgebragt *nbsp;Of myne dood beflemd.^ die ’k wel getrooft verwacht,nbsp;Als’t zekcritmiddel omte onduiken mynequaalen.nbsp;F LAVIA.

Beef, beef mevrouop’t geen myn mond u komt ver-haalen,

Waar door myn hart befwykt. uw vader .. .

P LAUTILLA.

Ach! gewis

Hy is reets dood, ik merk ’t uyt decze onikltenis. F LAVIA.

Ik trad op een gerugt, het geen ik had vernoomen, Na ’t plein van ’t hof, alwaar ik eene drom zag komennbsp;Van lyfllaffiers, waar van uw vader ftreng gekneldnbsp;Wierdt na den kerker toe geleid, blood aan ’t geweldnbsp;Van deeze dienaars; doch in ’c gaan klonk in onzenbsp;ooren

Een overluid geroep, ’tgeen zich alom liet hooren. Houdt fiand, houdt ft and de vorft die fchyut bevjoogen, hynbsp;IVtl hem vergeven 't quaad van zyn’ verradery.

Dit dremd’ den voortgang der foldaaten, opgetoogen Door deeze maar’: maar zie, uw man komt aange-vloogen

Met een verwoed gelaat, en roept, waar toe gewacht ? Id^aarora niet. den verradr zoo daaddlyk omgebragt ?nbsp;Ach! kan ik melden met wat wreedheid de foldaatennbsp;Hier op, door deezen laft gefpoord, en uytgelaaten,nbsp;Omftryd aandrongenen hem geven doot opdoot.nbsp;Door deeze woede vait hy overweldigd doodt

Ter

-ocr page 85-

TREURSPEL. 79 Tcraarden. en, ÓGoón, watbuyteiifpoonghedcn!’nbsp;Het lichaam werdt vertrapt,mishandeld,en vertreden.nbsp;Waar na ty als in praal en teeken hunner moednbsp;Uws vaders lyk, ondaan van kleéren, en bebloed.nbsp;Gebonden ileeptcn langs den grond der galeryen.nbsp;Ten fchoufpel van’t gemeen, des om de raïernyeanbsp;Des volks temcêr tevoên C’t geen in ryn’dood ver-blyd,

Den aanflag vloekte met een lafterlyk verwyt,) Wierdt ’t eind’lyk van den trap van ’t hof op ilraatnbsp;gefmeeten,

En door den moedwil van het graeu van een g,ereeten. Doch Firmus ftreng geboeid wierdt, na uws vadersnbsp;dood,

In den beroepen raad geleid als deelgenoot,

Zoo dra ik herwaars quam.

Plautilla.

Hy is dan omgekomen ? Het vonnis nitgevoerd, wiens uitipraalc my deedlnbsp;fchroomen ?

Wel aan, myn’ Flavia, niets en ontbreekt’er, dan Dat ik het lot braveer, en in het aanzien vannbsp;Die beuls myn bloed vergiet, hierdoor my mag vannbsp;’t lyden .

En bits onthaal,daar ik aan blood 2ou ftaan, bevryden: Op dat hun haat, op my geveö, getuige zy,

Hoe ik door myne dood my van dien laö bevry.

S E V' E N D E w laatjle T O O N E E L. Plautilla, Flavia, Saxurninus.nbsp;Saturninus.

MEvrou, ik kom ’t bevel uws mans aan u ontdekken :

Die u verbant, en wil dat ge aanftonds zult vertrekken

Uyt

-ocr page 86-

8o- P L A U T I A N U S, amp;c.

Uyt ’t hof: verklaart uw goed vervallen aan den ftaat, En dat uws vaders : die voor’t aangaan van den raadnbsp;Door zynen laft gedood is, des wil u bereidennbsp;Wyl ik u aanftonds moet na Lipara geleiden.nbsp;Plautilla.

Ha Hemel! ’k waande my door een’verwachte dood Reets ’t leed te boven, doch nu hy zyn’ vrou verftoot,nbsp;IVl y llegs verbant, 20o wilt hy middelen te ondekken,nbsp;Om. met myn leven ook myn lyden uyt te rekken.nbsp;Doch ’t geen in mynen druk vermeerdert myne fmart,nbsp;Is, dat door u zyn wil aan my geboodfchapt werdt,nbsp;Gyiu myn’ ballingfchap myderwaarsmoct geleijen.nbsp;F LAVIA.

Helaas! mevrou, ach,ach! ikmoetuwlotbefchrcijen. Plautilla.

Vaar wel myn vaderland, en alle pragt van ’t hof, We] eer myn welluft, doch vergaan tot rook, en ftof:nbsp;En gy , 6 wereldttad ! vaarwel ó pragtig Romen,nbsp;Waar in ons ftaat verhoogd was,om ten val te komen:nbsp;Niets ov’rig van al de eer, na deezen jongden dagnbsp;Als ’t haat’lyk denkbeeld van ons neêrgeftort gezag.nbsp;Vaar wel myn’ Flavia.

F LAVIA.

Hoe zou ik u bcgeeven, Mevrou?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Plautilla.-^^^

Gy moet.

Flavia. '

A Neen! ik volg u heel myn leven: «Een’ waarc vriendfchap fcheldt noch tcgenfpoed,nbsp;noch druk,

Maar blyft bcltandig zelfs na’t wyken van’t geluk. Einde van het vyfde en laatjle bedryf.

-ocr page 87- -ocr page 88- -ocr page 89- -ocr page 90- -ocr page 91- -ocr page 92-