-ocr page 1-

i H. K R U L S a

D I A N

BLY.E YNDE-SPEL.

Ojf den Sin:

^edenckt T£ sterven.

I

r

Hecmaeckt en verbetert in ’t Jaer 16 4 3.

Gefptelt «p eT Amjlerdimfe. SehQuhurg.

''1 nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* ?

Denjoiigften Druck, op niéuws verbétert;

Tot A' M S T E R D A M ,

Wed uvE van Gxsbebt dc GkooI , Boeck-gt; Verkoopltcr op dc Nieuwcfl-dijcl?, tulJehennbsp;bcy dc Hacrlcmmct Slu.yfen.

-ocr page 2-

At bruyft, wat brieft, watraeft, wat blaeft verkeerde **nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wiudcn

Inongeftuymeinact, doordefe groene Linden ? hhMoligedruys, een flerpen van een wind ?

Neen, neen, het is wataerS, *tis^^«gt;»«rdic men vind In fuygen hetFenijn, gctrocken tot de longen,

Die üyt-blaert met een wind, op fchcrp-gefpitfte tongen, Door-fnedenendoor- jaeght, door-drongen met gcwclt,nbsp;Een totjgh die nauw’lijctts had iet quacts by hem vcrfcit;nbsp;Vermeert foo ’i gcflacht, Omgort met flange draden,

Wi ickt by den rechten wc^li, en gaet verkeerde paden; Wech, wech, met uwGefpuys, in laftcraersverbond,nbsp;,, Geen waerheytis foo klcyn j of iy befmoert de mond.nbsp;De Nimdhjes fien airced’ oprecht Herders Ircdrij v en,nbsp;Men agt hier trouheit meer, als hoogheits ronde fchij ven*nbsp;Fenijnigh boofwichrtemt, begrijnft, en gaet vermomt,nbsp;Door argcloosheydt aen, die licht geloof v erftomt,nbsp;’tOogh, L«ri/mgelnnck, Tongen, Plutouiikoorden^nbsp;Schyn waci heit opgepronki,mct gout vcrcierdc woorden.'nbsp;Een fciioon vergulde pil,lchijnt fchooigdic't niet en weet,nbsp;Wclfchoon, mavr die(c proeft, is bitter in de daet.nbsp;Soozijn uw woorden meed’ghy .'T?«»i'f,fvi'icht:Wy ervennbsp;Een die ons beter leert, enieydt: GedcHcktteJierven}nbsp;’tSpijiü/öiMo, 'tfpijtawcl,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-ai’[gewoel.

Ons vriend (lioevrel ’t u fpijt) betreed /ipoloos Itocl;

Een iiralc’ d’hel ie licht, uw flick'righ ooghbcfchecncn j Des morgens üteaen, komt licht van lijn licht leeiien:nbsp;Geen lient uyieygcn aerd, isu, licht verkeertnbsp;lV^acr ’t groote wort voor ’t k leyn by vcclc meeft gc-eert ynbsp;Voort Momrne roept vry t’huys u Ifticchtcn ftijf vermomt.nbsp;Speelt hier geen meer den beeft, die hier geloof verltomt-Lol roepen wy ons ^ riciid, rlcchfcen krans van laurieren,nbsp;Ghy NvHphtes'aX gelijcK, wilt dis wel fchuou vcrcicrcn,nbsp;G V ivlulcn lia-'t uiet (tii belprcngt decs krans met eennbsp;Op’t hoogh Par»ii£i\op nict’r vochtigh Hypocreettinbsp;/lt;yrf/i«gt;»bteccr.top, gaet Wf)»fe»door-kijcken,

KomiCytbtrt treed voort, uw Sooutjea idctniet

-ocr page 3-

Vin dcfeti groeteRey; Sookrooncnwy ons Vrind j Dic Mumum heel veracht, cd warctrouw bclnind*

SIC SOLET AMtCÖS.

Ofhyu^uetjltert^y, uwfautenwat

het ü u bejie Vriend, hoewel^by hem miffr0. A. S.

Hy die oKfchttldi^lijk alsJchtildigliik ols fcbynt te lydeii^ begrovtliefcband enJniaet, jafelfs de bilt're dood.,nbsp;is vrelijck va»gemoed j -veant inJijngroatfle noodnbsp;{Sijn hertep igt;odtgevejl)boopteeumtielie verhlyJeH^nbsp;be deugt en vreeji geen j'maet tet loon alhier te erve»,

¦Alaar tracht na hooger Loteufy Gcdcncut tc Itervcn»

Liefdbloejens OfFerhandé,

Uytgebecid door de navolgende PerfooneaJ

LIEFD-BLOEYFNDE.

RFY van RETHOKICA.

APÜLLO.

PALLAS. ..

OLDT-MAM. .

OU DE VROUW.

TWEE WEESEN.

ÈERSTE UYTKO^IST.

Liefd-bloeyendj met Rey van Rethoritdi

dragende 't bleyfoen, met het Aitaer, en een Mande, èlf met groene liladerc», tzcee IVeefen, met de Oudenbsp;man, én Oud* Vrouw.

Ecft Roma ó^t gcroemt op haer Romcynfchc dadèo y roem ick hedén dan met lof van dijn genaden:

gt;- nbsp;nbsp;nbsp;Ma

-ocr page 4-

Ma goedertieren Go6n! die Roma gaf dat luck En,my tot dus hebt verlolluyt alle druck;

Wanneer de Ichrale Nijd met op gefpalcKte kaken, Haerbitt’re laftcr fpoogh, om daer door dor te makennbsp;I)c bloeyflèls van mijn Itam, en 't weeldrigh Eglenticrnbsp;Dat in fijn groente blijft, trots’t groene Lauwerier:

XJ 7,y dien lof, óGoón! die, als een milde regen, Apollos Hipocreen verleenden daercn tegen;

Dat nöchde fchrand’re Haet, nodh noyt vernoegde Nijd, Meer wonnen op mijn lof, als ingekropte fpjjt,

De Spruyten dn- ick quceck met acngenaem vermaken, Die Y verch met luft tot welftant van mijn faken;

De lent, de lieve lent, de lenten van de gunrt Die voed mijn Eglcntier in ’t bloeyen van de künft.

Diefd bloeyentbloeyd in LiefddoctLiefbloeyent groeyc, Soo dat Licfd-bloeyend fal, en moet in liefde bloeye,nbsp;Midts dien der Goden gunrt, en Burger-Vaders minnbsp;Noch 7ijhtotmywaerts, g’lijckly w-arenin’tbcgin;nbsp;Des wegen fal mijn Rey; ó! driemacldrieGoddinnen!nbsp;Mctalledat'ckbaerheyt dées Offerhand* beginnefi;nbsp;Oiitfatigh mijn t Jffl-t dan met fiugende gebteo,

En fic ten Hemel af, A Goden! hierbcneêa;

Kom, blak er, brand,en fmcul, vang aen dijn ofFcr-vieren ? Enffoock op uw Aifaef deesgrocne Eglentieren ,

Den God Apol ter eer, op dat hy dees mijn ftaet.

Die dus‘angh heeft gedaert, j|-edurigh duren laet;

Begin, Kuntt-mildcRey ( in't midden van het branden) Keu tüi tgcfaiigh vermenght met decs uw Offerbanden ;nbsp;Bewtegh de Goden felfs met fangh en kunll-vermaeck,nbsp;Tot voordeel van mijn wenfeh, en welftaui van de fatck-

Den Hemel (zijnde vol GODEN) werdgeopent; AVOLLOenPALLAS treden af, en komennbsp;voorder, ondertuffehen werd dit navolgende ge-fongen, en daer by gebrand-offert,

KEuriiekrtiydjes, geurige vruchjes

Smeult eufmeeckt.

Of nbsp;nbsp;nbsp;in trandrnetforte ifithjtt

-ocr page 5-

7enHemeIreockt:

OpeJtt de Wolleke», opent UW Sak ft

O Goon ! laet gunft

amp;fi Onderloofe Weefen dak»

Door anfe kunji.

Het Offeren iatfpjJïetgefchiedett O groate Goonl

Vereffcht dijn gunft aen ons te bieden\

Dies ivy u Troon ’ nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ '

Begroeten met de Offerhanden Van onfe fchaer,

DiekruyUeHy en die bloemenhrandets Qp Idefds Ahaer.

Het Goddelijck luyjiert na gebeden En fehilnt voldaen,nbsp;lek jie Apoüo neder treden,

Et! Pail/ts. (iaën

Weliekor» , weliekom Goddifflie ^

Ghy dte uyt Gunfl,

Toont Liefd-bloeyenduwe Minne Door Liefden Kunji-

4pol. Licfd-bloeyend,eed’Ie Maegt. die hondert vijftig j^rca ¦ U jo Spruyten hebt gequee t mcr hu'p van dees u fcharen jnbsp;De VVangunft heeft al lang uw ondergangh getocht,

Het wcrcK daer toe begoft, maer noyt niet uitgewrochti De fchralc Nijd die tocht liw telgen tc verdrogen,

Daji dog door myn beleyt ontbtack haer dat vermogen»

Al waert gy voor een wijl verlchoven en verdruckt,

Gy blijft nog die gy waert, en wort noyt uyt gcruckt, GevtortcltllaetnwStam, geplant door Kareis wetten,.nbsp;Wiens Keyferlijckc macht u in den 'iete! feiten,

Van Hollands hoogilc roem, ’t welk tuygt het oude Hyk, Wacr ineê u heeft vereert de Vortt van'tRoomfcRijck,nbsp;t)cn grüöten Adelaar , cii pronek van alle Ktoonen;

Niet minder fal de macht mijns Godibeydf u betoonen, Lief hloeyend (door mijn gunlt) in liefde blocyCn fal,

A^l wacr’tdathactennijduitfpogenbit'regal,

^ocfatinl uw 5glemict door mijne Zegen groeyen,

-ocr page 6-

Licfd-bloeycnd, cedMeMaegt! gyfult in liefde btoeycn, Gyzijjt, enblyftingunft, van aerdfeh cn Hemels Go6n.nbsp;Psl. J^óyt fterffelyckc Nyd cn fal Licfd-bloeyend doón,nbsp;Dc Wangunfl nimmer fal vernielen noch verdelgennbsp;DcSpruytenvannwStani, de groente van u Telgep,nbsp;De bloeyflcnis van uw Struyck, dc bladers van uw groergt;nbsp;Qhyiytiiefd-blpeycnd, cn je blijft in eêlen doen;

Uw hatershaec is wind, uw nijders nijd macr Iproken, En vruchteloos fy’t vuur vapu verderven ftpken.nbsp;G.iW«».Onfterflyk ly dacr voor óp’t hoogft van ons begroet*nbsp;0. VroH. Vermits Liefd-blocyend ons haer ryckcii offer doet.nbsp;^(ffr-/EyGpdcnJzcgcnddochLiefd-bloeyendaIs V(!Ordi.fennbsp;Weesm. Mits fy hacr inkomft geeft ons Oudcrloofe WecteO»nbsp;EyGoden}zegent gyLiefd-blocychd,d’oudc Maegt*nbsp;lt;?,• vrfl«.Mitsfy voor d’Oudcrdoin getrouw lijk forge draegt-Jfe-}. Ëy Goden! laetLicfd blocyeiis liefde noit vermiHd’rcO'nbsp;Mitsfy als Moeder forgt voor Vaderloofc kind’rehnbsp;0^. mau.Ey Goden!uwe.gunfl Liefd-bloeycnd zeeg’ncn modnbsp;0. vrtu. Vermidis haer zegen ons cn defc Weef. p voed.nbsp;Plt;»//.Vertroviw'Mincrva,die Liefd-bloeycnd liefdlaldrageö»nbsp;Qp dat fy zy een tteun, u in uw oude dagen;

Liefdbloeycnde, myn liefd mijnGoddelijekemacht. Die fuUen ftrcckcn over u, cnuwgeflacht;

Indicn dat iemand tracht uw bpruy ten af te fnoeyen,

Eli door wangunftigheydt uw wort’len uyt te roeyen,

Die fal bevinden, dat fijn arbcydt is als windt,

Doof dien ghy.ecd’le Maegt,vaii 't Godlijck zyt bemindt' lekfal.de Hipokreen, doen uytParnallobrengen,

Eli met een volle vloct uw Egleoticr befprengen,

Op dat Liefd blocycnd bloey, en liefd in kunll vcrmccff *

• Eri kuntl in liefde werekt, 't gun nut met vreugde lecff

Jtiefdb. Wijl dyn ohftcrflijcfchc'ytóns Cfler hééft onifaög^^'’’.

’ bal u Rcthorica met danek van haer lof-fangen Vergelden uwe gunft, ett zegen neêr-gedort,

Pp dees myn telgen, wel ver wf lekt, ’macr noyt vetdot. •

-ocr page 7-

REY van RETHORICA Singende.

STEM: 'k Sic den Hemel vol v»n vrcvjgde.

f^Elauritrde Ktni/i-goddfHHe Rtthorijk,

Offer-vrengdt van Mufijek: Nu dat ufts de Goden minne,nbsp;Die de kunfi

Zegenen met milde gunjl: Lejendanek

Sy den Newel metgefanek.

Cier u foete Rijmeryen Retborijek,

Cier H Rijmpjes, met Mttjijek, Opdatnuindefetyennbsp;0»fe Kunji,

Groei eif kloei door Goden gunjï. Lof en danek,

Sy den Hemel, met gef inek.

Loof den hemel voor Jijn tegen Lieve leught

Offer aen de Gooden vreught, Hoekt baer Godheid te bewegen,nbsp;Dat hungunjlnbsp;Zegen onjeJbete Kufiff:

Lof en danek

Sy den Hemel metgefanek.

Help ons blijde blijjihaptuy-Piuym gediert, nbsp;nbsp;nbsp;(gen

Hoste deuntjes tiereliert i Nu uy voor Itejds altaer buigennbsp;Hierin ’t groen,

Daer wy on fe Offer doen :

\.b.n tot danek

Eeren d' Hemelmetgefanti.

REY v^n RETHORICA.

t^en Toejïendevs.

GyHeercn, Juft’rcn! dicdcknnftenkomtby woonen. Om aen te Ichouvi cu 'i gun de Schouburg fal vertonnen;nbsp;(Toehoorders'iedigheidt, vcrftrccktKijlidluftceiifpoo^),nbsp;t)ic%biddcn wy, verken ons lliltc, en gehoor.

-ocr page 8-

ï N H o U D T.

l^na ^ uyt Konincklijk Ge{laehc , binnen *t 'Hof van Griecken als Balling) wicrdt opnbsp;Trouws - beloften , van F krent tut bellapen»nbsp;^er onteert latende , pleegt vryagic met Cecilia,nbsp;Princes van Griecken.

' Piana '( over hacr ongeval inismoedigh » gaet jot Heydenfe Waetfegftcrs, die haer pntdeckennbsp;(door ccnige helfchc Gcclïen ) die liefde van 'Fk-rentius tot Cectlia , dies Diana haer keerende totnbsp;ècn Kluyferiaer , neemt aan diergelijcken fchijn »nbsp;én treed ten Hove , orh met gelégentheydtnbsp;florentius in fijn fiefde tot de Princes, te flut-ten.

' 'Floriaen , onbekende Broeder van Diana y ont-lioud ficlj in fchijn van Herder , buyten Athec' nen weynigh wécgs van ’t Hof ; de Princes Cechnbsp;ha j ddaer yetfehijnende , ontfteeckt in liefde *nbsp;fóont hem haer genegehtheyt : 'Hy , ten hoogh-ften hiet over verwondert', raed hacr tpt yardetnbsp;ïnficht , edoch , vruchteloos ; de Princes vol'nbsp;BerdenMe , doet hern beiluyten haer fijn liefdenbsp;te offeren , ónder beloften vati eeuwige getrouwig'nbsp;heydt. ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦

Florentim dit hoore^jjP , beklaeght hyn vool. den ^onihgh , die hier op den Prins machtigh,nbsp;Shaeckt den Harder in vetfekering te nemen.

Fkriatit bellotcn fiel?b^nde , met de Princes f

-ocr page 9-

Hardcrinne klecdinge) u|t ’t Hof te vluchten j wcrdt vervolgt en in ’t Bofch achter-haelt , ge-Vaiickclijck ter, Hov^ gebracht , en ter doot veroordeelt , knielende voor ’t fwaerd r wel gennoe-dight om te fterven , vertoont haer Diana in fefaijnnbsp;van Kluyfenaer , doet het recht ophouden, raecktnbsp;llorenÜHS' fijn geweten ; fiy , die fich fclvdn fpic-gelt in ’t getnoedt , herdenekt fijn Eeden , ennbsp;Trouw-belofren aen Diana^ gedaen , beeld fich intnbsp;het fterven » bekent fijn ontrouw ; Diana orrt-deckt haer dén Prins, foeekt haer verfchopningh ,nbsp;Valt den Koningh te voet, bid genade voor hem »nbsp;en den Harder , die fijn perioon , als oock fijnnbsp;afkomft en gedachte bekent macckt , werd vannbsp;Diana in Broederlycke liefde omhelft 5, den Koningh dit fiende » wierd beweegt » toont voornbsp;ftrarfc gunftige mcdogentheydt, gunt den Harde?nbsp;*t leven , neemt hem aan voor Swager , doet hemnbsp;trouwen met fijn Dochter de Princes Cecilia , eiïnbsp;Florentms met Diana , en eyndigt alfo hun droef*nbsp;heyd in vreugde.

-ocr page 10-

PERSOONEN,

DIANA, een verval Ic Princes. FLORENTIUS, eenGriexPrins».nbsp;KÜNINGH vaiiGriecken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

ALLaRDUS, Hovelingh,

HEYDENSE KOL.

R K Y vau Heydcnfe Tovcrc^n.

PLUTO, cn ecoigc Helfche Gceftca.

CCIL l A, Princes van Gtieckcn. FLORiAEN, ecu vervallen Prins, intjardcrsnbsp;' fchyn.

LAURA, Hkrdcrin.

KO RI DON, Harder.

R E Y van Hardcrinncn

RODRIGO, cen Sgacnfc Gcck , dienacr van Florentins.

EREMYT. '

PAGIE.

RECHTERS.

$GHERP-RECHTER, flora.

Hit TONEEL beeld of loet HO F vai»

G Ei EC ken.

HA-

-ocr page 11-

D I A N A

BLY-EYNDENDrSPEL. ^Ej^Sr^ HARDELINGB.nbsp;EERSTE UYTKOMST.nbsp;Diana.

Ot ecnfaemheyddwiiight my ccnfocte kracht des mins,

Qin voeden mijn gedacht op , mijn wacrdc „ J Prins;

Prins, die mynziel gebied, Prins die ik heb gefwooren

Tc houden voor mj n Lief, en zielens uytverkorcn; Steeds flickert voor myn oogh dat licftclyche lichtnbsp;(iVict een verliefde brand ) van u Harend gefi^ht;

Steeds dunekt niy dat ick lie tot tpy wacrts komen tredep, T wee bcenen trots van ftal onder uw brave leden,nbsp;Voltnaccki, en moedighhcld! dentydislangh voorbynbsp;Die ghy bcflötcn had te komen hier by my;

Wacr toefdy dog foo lang, en laetmy cenig wachten, Vol fwarefantafy,bekommert van gedachten,F/erlt;».nbsp;Zytwelicknm myn lief. fier. En ghy Princes gegroet.nbsp;Diana Mctdanckbacrheit ick uwe wenfeh vergelden moet,

' Wacr bleef myn ücf fo lang?F/cr,Hoc lang myn uitgeleien De tijd die dunekt u langh te zyn , Lief,door ’t afwefen,nbsp;Gclyckghymy, Princes , oock vacck getuygcndoet,nbsp;Elck uur een jacr te zy h als ick u der ven moet:

Diana Lief voldoe liefde, minnens liefde lusjes.

Di. Wacr mcé mijn tweede zieH/'/ Maer met u lieve kusjes; Dr. Met kusjes,waerdcPrinsrTlve Met kusjes,achlMcvrouwnbsp;Yan uwe lilpjcs root bcdoui met blcmels doviw,nbsp;piana. T?n aenficn dat de lietd u lult fo hoog doet fleyg’tcmnbsp;‘ Doch onder dwang van eet, f«o kan ik dat niet weygVen

-ocr page 12-

DIANA.

Jics boet vilicfdci^s tuft in cerlijckcvrcught. , or. ’c isniydegrootüevrcugt, diegy my geven meugt^,

Priuccs Diana Lief, die kus geen kus vcrllreckt, *----

Midjsghydelipjesm.y, tnijnLief, tehacftontreckt. Diaifli. Wclzijt gliy niettevreén?

Soo rtce.mt’cr twee voor een,

VGevogelt in dc Boodien,

Noch domme watcr.ötoomeu Verkiicken nimmer’tfoetnbsp;Dat liefde liever doet.

FloTcntius. ’k Voel door myn ingewand Een minnelijeke brand,

Die ick alleen door ’t kullen Diena, niet kan bluffen.

Die niet ten cyndc raeckt Voor ^in mins lullen fmacckt.

Diina. Mijn Prins, hoor mijn gebeden,

Ey! dwinghüw lullm«reden,

Dc V larrimc die u quelt • Door reêr. ter neder delt,

Tot u mijn linnen n^gen ,

’t Lichaem fil zijn u eygen,

Maertijden wilnoch nie?

Dat u de gunlt gcfchiet.

Shrenüus. Mijn Enge! w at voor wetten Zijn’t, die ons lüd beletten?

Zijl) (door verloofde trou iv )

Wy niet als M-an en V rouw ?

Disnu. Wel door beloften, macr niet wettelijk verbonden,, Soo vvy de lull voldoen vervallen wy in londen.nbsp;flor. Soo lull de foiKlen teelt, wat baet dan echte trouw ?nbsp;Di. Om dat dopt trouw de lult vry llaet aen Man en Vrouw.nbsp;jF4 Kan lull door tron, den mens bevryen van fonds-piagen ?nbsp;Diana. Üchja! foohy lijn lult voldoet na Gods behagen.nbsp;flor. 0|gt;’ wat manier kan lull na Gods behagen gacn ?nbsp;pian, D^rmengcen minne pleegt voor'fitouwén isgodaen.nbsp;ƒ7. Hoe! kan dan'iroü dc mdns ^gt;ot mtns mffdoen bevryen ?•nbsp;.pia». Dentiüwdicftdtdeftm' vanroiniic-laftterzyctt;-

-ocr page 13-

. ’ïiERSTEHANDELINr;. flar. En isons trouw-verbond nietvaft gcnocgh ^c'.cli’et ?nbsp;l^ianA. Wel tuffcbcn u en my, macr voor dc wcrck niet.nbsp;flor. Wai tuflchcnoDSgefchicdt, dcwerelt niet fal weten;nbsp;Diana’ Voor Ciöd tc veynlen, is macr onnut tijd verlieten,nbsp;flor. Wy lijn voor God gctrouwt,dics mach het wel bcitacn.nbsp;Diana Niet eer mijn lief, voordat de wereld: is voldoen.nbsp;flor. Diana, fict men’s niet gebeuren alle dagen?

Diana. Om dai’er fonden zijn vermeerderen dc plagen. flor. ’t Is ingenomen waen die mijn Dianaquelt,

Diana.'i Isgracgtedicinijn Prins door minne-tocht ontflclt. flor. 't Is tchijn van iet, maer niet,dat my Princes wil peyen.nbsp;Diana. Ach Prins! foccktgymy dan tot oneer aeuiclcysn?nbsp;Te fchenden door de lud van uw onrpync min,

Bedaer, ey Prins bedacr! en trcckt uw' lullen in. flor. Souwmijn Dianamy die valfchcydt toevertrouwen,nbsp;Dat iCkjna mins gcnor,aen hacr geen woord fou houwen ?nbsp;Dat ick de lull van min fouw plegen acn Mevrouw,

En fchenden hare jeught, cp breeken mijne trouw ?

Dat ick haer kuyshcydt fouvv met vay Ie min bcfmctlcn ?

O neen Diana! neen, oprechte liefdcns wetten Verbinden my foovaft, ïchoonmin haer wil genoot,nbsp;lek blijf (dat l^weer ick u) getrouw tot in der door.

Diana. Deminbelooft wel veel, op hope van genieten,

De min is too van acrdtCy laet haer niet verdrieten,

Hoe fvvarcn lall fy draegt, wat ongeval fy lijd,

Wat moeyelijek fy doet, wat llrijdcn dat fy (Irijd,

Wat eeden dat fy fweerd omtot hacf wil tc komen j Flotentius, ach Prins! wat hebt ghy voor genomen ?nbsp;Diana tot uw wil te.brengen ? ruft, ey ruft !nbsp;flor. Niet cer mijl) lief, voor dat myn vlam is uytgebluft.nbsp;Diana Uw vlaniFiorcntius, moet ghy door reden doven.nbsp;flor. Diana, lief, dc min gaet reden ver te boven.

Wact min gaet boven rcên dacr ftreckt de min tot quact, flor. Dan niet, wanneer dc min op trouws beloften gaer.nbsp;Diana. Wie min pleegt op bcloft van Echtclijck tetfouvv'cn,nbsp;Die vind in plaeis van trouw, heiaes! wel na berouwen-E/or, ’t Berouw kooit door bedrog,maer door de minne niet:nbsp;^w/lBerou komt door dc min,door mins luft komt verdriet,,

Ver.

-ocr page 14-

*4 nbsp;nbsp;nbsp;Diana.

Verdrièt datbacrtbcrou; dies komt beroiidooi^ininneri. Wanneer men buy ten Echt mins luit niet wil verwinnen.nbsp;JAr-Niet wil? hoe wilIenLief mya wil heeft hier geen rhagtnbsp;Ten aenfico dat mijn luit is van te grootc kracht.

Diana. Ag hcrt-iteeler’t ichijntgv herten weettel-akcn, tn al myn tegcnitel gantfcii krachteloos te maken;

Suit gy my tijn getrouw ? F^r. Ag! twijffelt gy dacr aen? Soo ik niet getrouw co biijf, moet my de inoort wel ilaen.nbsp;Dia. ’k Vertrouw myn wacrde Prins die ebden niet te breken.nbsp;Flor. Defprakeloofc iteenen fullen eerder fpreken ,

Eer door myn ontrouw mijn Princes raeckt in verdriet. Dia. Solaetonsgaendacrmendielicv'eluflgcnict. Bin.

K O N [ N G H met ai hei Hof-geji»,

Wiewoont’crtuinllopaerddieGodemcèftbchdcght 7 Die, die in lief en leed hem even danckbacr draeght,nbsp;Endiedegaven j (van des Hemels macht gefonden)nbsp;Behoörelijck gcbruyckt, die werd’cr minit gevonden jnbsp;Watfchcpfcl heeft Natuurter wereltoytgcteelt;

Wat gaven het gelück de menlchcn uit-gedcelt ?

Wat gunft heeft het geluk den menfe toe kunnen voegen ? Dacr hy fich dankbacrlijck heeft laten mcé genoegen ?

’tZy Keyfer,Koning,Prins, Monarch,en Vorft of Hccr^ Hoe honger in ’t geluck, hoe groeitcr in begeer}

Beiic hy Rijck en Kroon, beheerfchi hy Laad en Lieden, Heeft hy lijn wil tot wet, doet wellufr h^m gebiedennbsp;Noch is het niet gciiocgh, foo ick bewijs betracht.nbsp;Behoef ick anders niet als Alexanders macht;

Wiens dverheeriingh van deonverfade luiten,

Hemnoyc (hoe veel hyhad) volkomen lieten ruften j O! dwafcfotterny, gctuygen, datbeftaetnbsp;De Rijckdotn iti ’c vernoegen, niet in d’ overdaet.

Mijn Scepter en myn Kroon, myn Rijk en myn Gebiedeö Befwaren my ved moermetforgenen verdriet,

Als’t fobet leven van gcineenc flcchtc lieden,

Wiens arbeydt geeft de koft, cn forgen verder niet, h Genoegon is haer fchat, dacr xijn fy mcé tc vreden, ,nbsp;Na d^ acbeyd volgt dc ralt ,dcD d^h die brengt dc nagt.

-ocr page 15-

•EËRSTEHANDELIfJG. if

Om lulten door den flacp haer daeghs vermoeyde leder ;

Wanneer cenPrinsmet vreeslijn vyants komÖ verwagt Wiens forgen d’hongcr ftcelt, wiens Padiglijek genietennbsp;Verlicfcndoctin’teynd, doorovervlocd, definaeck.nbsp;Want dtxtr gewoonte lijn dc iuflen myn verdrieten,

Midts ick door 'uft tot lult in dieper onluft racek. ,

Wel waer toe dit verhad ? een Vorttdieis jjeboreu Tot dicnlk van fijn volk, foowel, alstot haer Heer;nbsp;Hoe, lüftinyn moedig hert, hcbickdemoedtverk/rcn,nbsp;Betracht inijti heus gemoedt dan na geen hoogcr eer ?nbsp;Mijn roem die fleygert op, ^t geiack verheit mijn daden,nbsp;En klimt van dagh tot dagh vaft na den Hemel toe;

Myn vyand leydtgcvcldt, en ririeecttmy om genaden; Helden, bw vroomheydtickdaer vanbedauckcudoc.

U daiick ick Hcmelvooght voor u geriadighede'«

Dat ick myn Ryck bdii io llillc tuil en vrede;

•Eridatick vryligh fvveyden Scepter in de handt, ja hebben tot myn dienft dc Vorltcn van het Latsdt;

In langh gewenfchtc vreed’ zyn a 1 myn Onderlaten,

Die met de vrede haer (eer wel genoegen laieii.

A1 Icrde J ’Idben geliot te rydcu op de Jaght,

. Spoedt u ten Hof, en fchick dat alles lyvolbraght,

Wat noüdigh is om ’t wild uyt’t Bofch te veld te jagen, En dat op morgen voor het kriccken van den dage.

Alk Groot mogend’ Majeftcyi! ick maeckten ’t al gcKcd, Soo haeft dc Pagic my dace van de kennis deednbsp;Het Jagh-tuygh is by een, ick heb de belle Hondennbsp;Gekoppeld, eudacr by de Bracken t'laem gebonden,

En wai’er meerder tot dc Jaght vercyfdit, dat ley t Ali’famenvacrdig, myngcnaed’ge Majcfteyt. Bimeit,nbsp;Tremfetttrblaed y hetdagettn den Uojie»..

FLORENTIU Streedvan’tLedektintjiaetD 1 A N A Jlapen , en neemtfijn affeheyd.

I A Urora, pronkt op’tfchoonft de bloofcn vsn haerkakengt; !*¦* En flikkcit met haer glans over dcbtuyne dakennbsp;' -ftiolus blaell met kracht «tn ftijve voor de windynbsp;met een fnclle loop de vloed van ’t Y begint,

Toé

-ocr page 16-

i6 nbsp;nbsp;nbsp;DIANA.

Tüt gunftcndicnftvauniy: adieu AthcenfcheBormeBi • Metalurijck gewtcft, enfoet-vloeyciidfliroomen;nbsp;Aditu mijn Lief, adien, p-pnek Fccric in de dcuglu ¦nbsp;Adieu Diana, puyck van ald’Athcenfchc jeught,

Icïi ben door noot gepartt, vati u mijn Lief, tc feneyen, Des behepen zijn gej-ect, m. i lie de üaleycn,

Om heden ^’zeyltcgacn. Hocfrinsvcrliictghydan Uw eedt, uw Lief, uwirouwi' welja, wat leytdaeran;nbsp;Oneeu! 6 ja !6 neen! ick mach van hier niet vlieden;

Hoe Prins! wie is’er die u’t vluchten kati verbieden j My n eed, tnyn trou, myti minjmyn min myn trou myu eednbsp;Die zijn my , Minnegod, ten aldtrhoogften leed:nbsp;Hocdaii? vluchtick vanhier, vervloccktcminne-luftcnnbsp;Die my’tgcdachi’verftroyt, ,wat bacrdtgy my onlülten!nbsp;lek weetniet wat iele wil, ik heb Diaen onteert,

Mijn hert ( dobr nieuwe lull) Cecilia begeert,

Dies ick mijn rcyfe itacck, en foeclt Princes te minnen,

En ban Diana, uyt het diepfte van mijn linneu,

Hacr liefdé waliightmy, en voedaffcerighcyd,

Soodatlnijn liefdenu, vauu, Diunafchcyd. Binnen,

¦ nbsp;nbsp;nbsp;ti

DIANA ontwakend*.

WAt fchrickt beknelt my't hért door bange,nare dromenr Waertoe, óHcmcl! isDianalacs! gekomen?

Mijn eerbaerhcydt onteert, myn 1'uyvcrheydt gefchend i Oghy mcyn-cedigen Verrader! alsghy bentjnbsp;Paft gyop eernercheed? O Hemel! kan’tgefchiedennbsp;Metfulckbedroghmijneerteftcelcn, en tc vlieden?nbsp;Deplactfeleegh? cylacs! eylacs! bedroefd gefucht!nbsp;Verheft mijn nare ftem tot boven in de lucht jnbsp;¦ OMacgden-fchcnnei! die Diana hebt bedrogen,

Soo dat fy ttaen op tracn moet ftorten uyt bacr oogen j Oroóver vanmijn cer! Ofcbendcrvanmijii jetight! .

O moorder van mijn hert I Ü dief van al mijn vreught J Zijn dit beloften die ghy fwoert acn my te houwen?

O valfche eeden! VVat mocht ie-: op u betrouwen,

Opu, ickfeghopu, diemylacs! hebt vervoert, ,

En tot de lult gebrack ais ghy my ttouwheydi Iwocrt; „

O ecte-

-ocr page 17-

HANDELING. if

O eercloole guit! die door mcyu-ecdigh liegen In ruyle minneluft Diauamocft bedriegen ?

My dunekt dat haerdeaerd van mijnent wegenfchsemt^ Vermits gy hebt gcdaert’t geen dat geen Priti sbctacmtjnbsp;Wacr doof idk my de fpreuck nü fïellc mach voor oogen,nbsp;M'ielühulijckgdaoft, 'osardtUchtelijck bedrogen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

lek knicUer eerde» ntcr, nu van mijneer ontbloot,

Ey Hem.:l! gun my doch uw byhaiuin mijn noot,

Ach my onteerde Maegiit.' gt; criatcnca vetfehoven, Wraeck roep ik over hemaen d’Hemd-voogtdacr boveii.nbsp;Saclu finneloofe Maeghr, befadigh uw gemoedt.

En toon gcdiildighéidt in uwe tegenfpoedt;

T en is geen kunft cen maegt met fciiijn-deugt te bedriegen Maer ’t is een kunii de ftrat des Hemels te ontvliegen,nbsp;Ontvlieden moogt gy my,maernimmer’s Hemels wraeclr,'nbsp;Die ik de ftiaf beveel van dees vervlocckte faecR.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bi».

R E Y van Kollen eH Heydinncn fingendcoftelpreekcndci

Gelige kruyde» ,gt; tierige Boomen,

* » Ghy die dees luwe lommergroen^

Ruvfihende éeecke», vlietendejiroomen^

'-1*'

i't

Hoe beftgh zijtghy in u doen,

£» fchui hit loof van Eyck, 7*4» Eljl, én Linde.

Als de Noor de winden ia de nare nacht, Diana Üit-TJflarn enJlruyck Verdelgen en verjlinde', koiuende , Uaetgy onS ttoetvindemerrig,pit énkragt, luiftcrt nanbsp;Om 't wonder-werek van onje prophecy hun lingcii^nbsp;7‘e geven klem, in jluck vanhaer waerdy.

Als uweflruycken bladeren drjtge», fn't eeljte van hun groente Jiaen ,

En dat defnellé dondervlagen Met brand van blixeni neder Jlaen,

En branden afcb (uyt bladert vets ontloken)

Da» heeft eerji hetJpooken lij» volkome» aeré,

Als wy maer decsgcfmulde kruyden (loken,

'iSwerte alt aer roken, dat het vrejebaert, Enjczrickitt't hert van a.rgih’alliie tien ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\,y

indien/y maer ons offer'-gt;u»de tien.

-ocr page 18-

ï8 nbsp;nbsp;nbsp;DIANA.

Dian. lek fpeur uyt u gefangh, als dat ghy rijt genegen,

Met dit gebloetïipt en kruyd de fwaue kunll te plegen, Wacr in het Heydendom C als hocïgh cn wel geleert)nbsp;Vnordefenis, enwortophuydcnnochgc-cert;

¦ Ilejacrde Moeder, dien dagen hebt verf] eten In defe kunften, om veel vreemdigheyt te weten,

Soud u ervarentheyt wel brengen aen den dagh Iets, dat ick nauwelijeks doorfchaemtemeldenmagh?nbsp;Mijn hert met fmert bclacn , foeckt fich wat te ontlafle,nbsp;Maervreefehoudmy laes! geboeyt, want noytJiet paftenbsp;( Door eerbaerheyt) een Macght met duy veis fpokcry,

Tc trachten na het geen dat bacr tot nadeel 7,y RampfaligeDiaen, ellendigftalleerMaegden,

Dat ick mijn fiaet verloor, euballinghken, mishaegden ' My nimmer nolt;;h lbo leer, als wel dit ongeval,

Dat m^ mijn hoogde roem, en waerdfte l'chattcn ftal,

Ey diepe afgrond i’plijt, cnfwelghtmy inu kaken,

Wüt in u duyfter rijck Dianaes ruit placts maken;

Baent my de laelte wtgli waer langhs ick treden magh,

Tot dat ick koom daer noyt verlchijnt den k laren dagh* Gydiedckuyshcytmind, ’tryhooghofiaeghgeborennbsp;Leert doch aen my, nalufldcrminaersniettchooren! inbsp;Grijpfchopcnfpaierhandt, Diana, tot eenItraf,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I

Soo opent ielfs de aerd, en maceku hier een graf!

Een graf, cylacsl een graf, daer ick mijn eygen felvd ( AlSfcbuldighaendedoor,) begravcenbedclvc.

Tot ftraffe van mijn fchand, cn aller Maegdcn Ifcer,

Te fchu wen gcy Ie min, te llrijden voor de eer,

Kol. Bedroefde jonge Macgt, u ramp bacri my medogen,

U treurigh treuren ftaeck, droogh u bctracnde oogen; Indien de wetenfehap van ware prophecynbsp;Nu, oft tot cen’gertijdt gebleken is in my,

‘Soo fal s’ in dit geval, niet minder zijn bevonden j Ick fal ondccken u, deplaets, perfoon en (tonden,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

Waer, wie, cn oock wanneer hy by een ander q^uam, Die, dooreen vals bedrogh, ueercnkuysheydtnam,

Om op gelegen tijd fijn minBC na te fpeuren, jjEnheujinfijngevry, te en te fteucen.

-ocr page 19-

E E R S t E HANDELING. 19 Diau.Waer vind ick hem,eylaes!om dit in’twcrck te leggen?nbsp;A»/. Ick hebfc, die ick dat door dwang wel kan docnfcggen,nbsp;Macr is in defe faeck, achicydcr/ oockgcvacr?

H-ol. In’t minftcniet, vertüef, ick macck mijn toeftel klacr* Houd gy u acn ccn 7,y, cn wilt in’t minft niet fchroomcn,nbsp;'Ick fal op txiijn bevel, den helfchen Prins doen komen,nbsp;Dat 's Pluto, die verfcit fal zijn met helfchc ttoct,

Enmy vcrklaringhdoen van’t geen u is ontmoet, d}' onjleeckt een weynigh vuur op het Tooneel, daernbsp;vêor knielende, jpreeckt;

Dit merg ( uyt menichen been geüoten)moct ick branden j Dit fwart en gliiilltcnd hayr uyt rucken met mijn handen,nbsp;En Imculend bcyd tot afch; noch dientVr by gedaeanbsp;Een bloedigh hert, gefcheurt uy t een pickfwarten haen,nbsp;Die ’t lijffuü levend opgeftroopt is met mijn klaeüwcn;nbsp;Grijp moed, Diana, laetuhcrtcnietvcfflacuwcn.nbsp;SyrpJ}^ engaetrontfomhetvuur,

Alcéto, Hccatc, Tifipon, cnMcgcet,

Gy Pluto, Hcigüdfclfs, dijn machten ick bèfwccr,

En wil, dat ghytcrüontvcrfchijiuuytuafgronden, ¦

Gy fult my datelijck ccn nieuwe macr verkonden;

Rijs eunjers, rys gCfwind, gefwind , feghick, cnras, Of komt hét (dcuck ick,) nocb u Hooghcyc niet te pas ?nbsp;Rijs onder atrdsgcfpuys inwonderen'dcr Helien,

Oft zi jt ghy beiigh om ’t v erdoemd gedrogh te quellca ? Lact die voor ditmacl ruft in hare llaverny,

Verfchijn'van ftonden aen (op mijn gebod) voor my,

Rijs Pluto, vaerdigh rijs, ghy hcUchcn god de góden. ¦P/.Door wiensmagt werd ik uyt mijn duyller rijk ontbodennbsp;¦ Daer wy nu op het drockfl in ’t UrafFcn beligh zijn,

En plagen fondaers met onlijdclijekepijn; '

Wat is u wilt Kol. omcphctkorltvanuteweten,

Wi elich ongoddelijek heeft acn.dcfeMacgtgequetcn, Waer .hy fich houd, en hoe hy verder isgeliiit,

En oft hy elders vrijd, oft oock een ander mint,

Is dit ’t geen gy begeert?A»/. Dit fult gy iny verklaren, Vöor eer ft fal jek acn u de name openbaren

Ba nbsp;nbsp;nbsp;Van

-ocr page 20-

ao nbsp;nbsp;nbsp;Diana.

Van hem, diedefe Maeghc (door Nickcrlijckc kunft) Verleyt beeft, en bewceght te toonen hem haer gunlt tnbsp;Het was Florcntius die dees bedroogh in ’t minnen,

En na fijn mins genot veranderde van finnen,

Metwalginghvanhacr liefd, nadatfy wasgefchend, Begaf hem weer ten Hoof, en houd fich dacr omtrent,nbsp;Met liefd bevangen om Cecilia te vryen,

Het wclck hem in heteynd heel qualijck fal gedyen.

Kol ’k Heb nu genoegh vertreck, mijn bevaert is gedacn, Kom ga met my, ik fal u meerder doen verftaen. B»»»lt;

TWEEDE HANDELING.

Flor IAËN.

tj Oe vinnig is ‘t geluck op Floriacn gebeten,

^ * Wat heeft de Nijd altijd op mijn verderf geflcten, Watheeftdehaetalquaedop my te wceghgcbrodht,

Hoe heeft de wangunll, lacs! mijnonderganghgcfochtj Hoe quijnt en dort de bloem van mijn ontlokc leven,

Hoe heeft my 't ongeluck vepbaunen en verdreven, Gefloten uit het Rijck, en Konineklijeken Troon,

En macckt my Herder, dacr ick ben een Konineks Soon ,4 Wiens Princclijck gemoed gecnfiiis cn kangedogen,

Dat ik (nu dus verklcynt) verfchijucn fouw voor d’oogcfi Van hoogcr Majefieyt, midts moed mijn cer-fucht liijft,nbsp;Waer door dat Floriaen in fchijn van Herder blijft,nbsp;Oramp.' óongcvalj ówangunll! 6benijden 1nbsp;Hoe komt gy dus, eylacs! een Konineks itindbeftrijden?nbsp;Olallcr, achterklap! ófchennis! fnelcuvlugh;

Wat gaetgy wijd en breed my gees’len achter tugh j Oboofe, loofeNijd! tothaetcnqaaadgenegen,

O flaet-fucht J cygen-bact, wat gaetgy kromme wegen! Hoe ftyftde lilt de lull, om ’t ongeluckigh hertnbsp;Tcplagenin lijn ramp, met meer en meerder fmert;

Een ongeluckigen wett alles op geladen,

Men trcckt fijn minftcfaut in d’aldermeefte quaden;

Men feit wel,noot breecst w ct,macr fo noot misflag too»t Sy wert niet minder als de moet wil felfs verfchoont;

Ach J aU 't tielucK jjiifinckt, fo kan in«n haeft verbeuren gt;

-ocr page 21-

TWEEDE HAND E L I N G. 3,s-

Een ODgeluckigen is al fijn winningh, treuren;

’t Millncken macckt hem arm, en d’ armocd’ wcrt gehaet, Ach! als ’t geluek niet wil, hoe vroom, nog is wen quact}nbsp;Wanneer een vroom gemocc met onluck wen geflagdn;nbsp;So moet het dog de naem van guy t en deug-uict dragen {nbsp;’t Millucken macckt de deugt (door layering) tot fchand,nbsp;En fchand is aen de deught, ecu beul en dwingeland,nbsp;Dic’t dcugdclijck gemoet mctgecflels flaet van binnen,nbsp;Om dat dc lalteringh de deught ichynt t’ overwinnen:

O.' ongeluclrighzyn, wattrooltghyfwarelalti O.' ongeluckighïijn, wat ilTcr alacnvalt jnbsp;0,J. ongeiuckigh zijn, wat fkeptgby ongelucken,nbsp;Dicd’ongeluckigen (alsdtugdeloos (verdrucken;

Ó! ongeiuckigh zijn, vyat qiacght ghy fmert cn lect,

Als uden beuekelaer met harde Hagen fmcet. lek meen de achtet^klap, op laltcrlijcke tongen,

Wacrd’ ODgeluckigen meelt werden meed’befpiongcn; Mijn ziel! fchoon ’t ougeiuck dit arme lichaem llaec,

En ghy verfchoven bier dc Schaepjcs vi'cyden gaci,

Hogd niet te min u moed, en wilt Itandvattheii keren, En dcnckt als ’t luck belieft, fo kan quot;t met u verkeeren,

Al is 'i dat ghy ’t hert veel fmaed cn uulucK draeght) Watfchaedhet, wicubact, als’tvromemaerbehaeght.nbsp;Hoor ickdaer geen gefaughf 'k fieginder door dcboomcijnbsp;Een foetgefelfchap van verliefde herders koomen.

KORI DON, L AU R A, met meerder gefclfohap vgg Herders cn tierderinen, fuigendc,

WAnneer de guide üageraet

In 't Uofieu j'morgens vroegh op ga et,

Soojehep ick myn behagen In ’r keuken van den dagen-üe galde glans des Hemels Sen,

Defiroompjes vttnfuyvre Bron,

Het ruyfchen door de bladen M-et Koele douw beladen.

Verheugen menigh Harders hert Wanneer het treurt in minne fmert,

Ba

-ocr page 22-

ai nbsp;nbsp;nbsp;DIA N A^

yf/j ’/ Sonftetge komt riffen Synjtoedtheytanshewyfen.

Als danhetflHimigegedkrf Metfo0t verheugen tiereliert,

Als queelende van minne,

Verheugt het hert en fmne'’,

En'ttierigh Veetjegrafengaet,

Daer 't Beeckjens ruyffchend ivater (iae(,

De tacleiens van de Linden Door 't fchommek» van de Winden.

Har. ’t Gctfclfchap zy van my ecrbiedetijck gegroet,

De vrengtuws Jeugdsickeer (nawacrd),bcwijfcn moet, OfoctcLaura! Laura. Ik verdiende noyt dit prijlen,nbsp;Dc eer ben ick niet waerd die ghy my komt bewijfen.nbsp;Fkriaen. Ach Laura! my ontbreekt ’t vermogen cn de macht,nbsp;U w eer te prijfen, na dat ick die waerdigh acht.nbsp;i/tar,?. Daer tegen, Floriaen, komt u de Spreuck re voren,

Menprijjlgemeenelyckdtgecke» datfy^thooren.

Fl. ï^cen,Laura neen,6 neen! dat Ipreek woon gaet niet wis, Dan doch ? het ty hoe’tzy, en wat dat daer van is,

Dat laet ick, voor het geen het is in cygen wefen,

Soo u mijn lofmishacght, ick laetuongeprelcn Met woorden,macr in 't hert doen ick foo ’t my behaeght.nbsp;Kor. HctfchijntdatFloriacntotLauralicfdedraeght,nbsp;Vermits hy hem altijd by Laura foeckl te voegen,

Die ii’ fijn by zijn toont te hebben goed genoegen, fy. Wat fpcclcn wy nubcfi?L«*r.Mijos oordeels,hantje flag,nbsp;Of yet wat anders, dat ons belt behagen m.agh;

Lact ons wat fitten gaen hier onder defe Linde,

Op dat ick, Flotiacn, mctucensgracsjesbindc.

JAMet my}La. Metu.f/.Met my?wcl Laura,'k ben te vrcén, ’fc oal u met Koridon gaen binden. Laura, Neen, ó neen!nbsp;Bind cent u felfs met haer, die 'k weet, en gy wel kent.nbsp;//.Ik weet niet wie gy meent.L«, Hoe flegt dat gy noch bem,nbsp;Gy weetniet wie ik racen, én doet gy Floriaen ? Cecilia.nbsp;’tIsSilviadic'kineen, cn flus met u 1'agh gaen, uyt.nbsp;Fkri. Is ’t Silvia? foo moogt ghy Laura vry vertrouwen,nbsp;aSoo f binden daer in weet, cn lal de knoop niet houwen.

¦ nbsp;nbsp;nbsp;\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' La. Fiict

-ocr page 23-

Za.Niet houwen Floriaen?/7.Ncen Laura.Zd.Wacrom dat? Flori. Vermits ick noytmethaercenigh vryagiehad.

Si? daer ick ty’cr aan, ghy fvilt het foo bevinden,

’k Sal Koridon met u. La. Ik u met Silvia binden.

CECILIA.

IS dit dien FJoriaen daer clck foo veel van feydt ?

Is dit dien Jongelingh vol aller gecliigheydt ? IsditdienFloriaeninkunftfoo welervaren?

Is dit dien Herder, die hem in fijn johge jaren Soomannelijckedraegiit, in deught (ijn jeught bcftect,nbsp;Dat yder niet genoegh v an hem te leggen weet ?

Siji! wefen wijft het uyt, lijn aerdigheden toonen,

Dat in lijn heus gemoed veel fchoonc gaven vvoonen Ern Herder na het kleed, maer na’t gemoed een Prins;nbsp;lkfchuylcwattcT^y, ickfiehem, dunektmy, ginsnbsp;Al herwaerts komen gaen, gelijck de Son in’t rijfennbsp;De heele werdt door lijn fchoonhcydt komt bewijfen.

F L O R I A E N.

GHy, diePalcyfenfticht; en hoogc huyfen bouwt,

Ghy, die u pp 't geluck en aerdfeue fchat vertrouwt; Ghy, die met macht gebied veel Steeden cn veel Landen;nbsp;Ghy, die de Kroonedraege, en Scepters voert in handen,nbsp;Wat is't? wat 'iijtghy meer als dcalderminftemcnich.nbsp;Die in het minllc deel kan leven op lijn wenfeh?nbsp;HaPrincen! diemluftbcwoontderijckcHovcn,

En Zalen opgepronekt van ouderen tot boven, MetgoudcLakenrehoon, watisaluwcicracc,

Dat door de tijd verdwijnt, enmetdedood vergact?

Wat fal de goude Kroon , wat lal de Scepter baten, Wanneer dc ziele moet des iichaams kluys verlaten ?

’t Geen vaeck door d' overvloed bcgccrteus lult geniet Sottfecr, dat fell’s Natuur de overvloed verdriet;,

Gy Gever ai les goeds, dijn milde rijeke gaven,

( Üoor’t misbruykjmenig ziel derPtincen maekt tot fl^vep ja, 't Princeii leven meer met fware forgen placght,

Als die, die Riick en Kroon, niin dan het Vec behaeght, B 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dit

-ocr page 24-

:^4 nbsp;nbsp;nbsp;D I A N A.

Die *t leven na haer wü in rullen vroüjck leydcn,

Zijn niet, die in haer hand een gouden Scepter fweyden, Hoewel dat meenigh menfeh dat oordoel in den fchijn,

Dees moet bedrogen in fijn eygen oordeel zijn:

Want een rechtvaerdigh Prins die is de wacht bevolen,

Teforgen dat fijn Onderfaten niet en dooIcn;

Hier is vry veel aen valt, veel meerder hangt hier an.

Als meenigh menfeh met fijn gedacht begrijpen kan. pec.Schaep-hcrder, goeden dag, de (loutigheydt verfchoon,nbsp;Die icU vrymoedclijck op heden ubetoon,

% Heb in mijn eenigheyt alhier een wijl gefiacn,

En my u redenen ter herten laten gaen,

’k Verwonder , datghy foode wcreltkuntinifprijfcn,

’t welck uwe jeugt niet voegt, macr beter oude grijfeo. Dicgantfcbzijnaf-geleeft, heel moedeioosen lat'.

En (fo hetfpreekwoortfcytj meteen been gaen in ’t graf. Fieri. Juftrouw, de fekerheyt van ’t Iterffelijckc leven,

£n heeft ons niet een uur verfekcringh gegeven,

DiehyonwijOijkdoet, dicopfijnjtugtvertroud; Dedoodfpaert k ley n of groot, rijk,arrcm,jonk nog oudnbsp;Juffrouw, leescensdiefpreuk, gydacrfictgclchrcven lt;nbsp;Ickmcenedatmy die, met recht gelijekfal geven;nbsp;Gelefen zijnde, maeckdacr nevens een befluyt,

Op wélckeB fin, Mevrouw, dit fprecck-woon is geduyt, C#ff. Dacrftaet, cnislcerwelgcfcyt: Gedenkt te fiirveti,nbsp;Hwaer’i dat rnen’t meer bcdagt,men foud’mcer fondg dervdnbsp;’t Gact langer niet als't hoort, als longer wet men leeft,

En quac begeerlijekheyt incii niymcn teugel geeft:

Het vlees leeft fonder dwang, de deugde leyt vcrltootcn, l3e kleynen maecken fich nu groot er dan de Grooten :nbsp;DcKray wil Arcnt zijn, een Dienacr langer Heer, 'nbsp;Decs huydctidacgfchen tijts geli jek fag men noy t meer;nbsp;Noyttijdfoo loosen boos, noyt eeuw was fo verdurven jnbsp;Noyt liefde foo verkoud, noytmecly foo verllurven;nbsp;Noyt gierigheyt foo graeg, noyt llaetfucht foo genteen}nbsp;Noyt njekdom foo getocht (als nu) by yder een;

Noyt ontrouw foo ih fwang, noyt lift fo ingedrongen; i^oyt valfchey t fo gcplcegt door dubbelhcyt der tongen

-ocr page 25-

TWEEDE HANDELING. 25 Als nu, cylaes! als nu, waer door men recht beken»

Dat het niet vreemt en is, den Hemel plagen fent.

Cec. ’tis, Herder, foogyfeght, uredenmoet.ickprijfen, Want ick geen tegendeel met reden kan hewijfen,

Maer hcufelick vcrfocck, dat ghy die reden ftaeckt j Enopinijnvoorftel, docheens nieu we reden maecktjnbsp;Een ingenomen luit beweeghc mijn wcl-bchagen,

Süoicic verfchoont mocht zijn, Ibugaerncu iets vragen, Fluri. Gebruyek my als uw flacf, wat gy begeert gefchict.nbsp;Cec. Iknecmudicnüindaiick,7.ijtgy getrouwt, of niet.nbsp;flor. O iiecn'Mcvrouw, ’t geluk was my ftcedsdacr in tegen,nbsp;Ten anderen, ick was tot trouwen noyt genegen,

Cec. Wel Herder, datisvremt, ten aenlien dat ghy zijt In'tbloeyen vanu jeught, en’tbedcvandetijt,

Dat ghy u niet begeeft om echtclijck te paren ,

Dcwijledat ghy zijt in ’t rijplte van u jaren, WatisdefchortingdochP feghtny, daerd’oorfaek van.nbsp;Fier. lek, die u niet en ken, dat niet wel feggen kan.

Ce.Gy kunt indien gy wilt,maet’t fchcelt u acn’t vertrouwen Fier. Heb ik een misverftant, wilt my ten goeden houwen.nbsp;Cee. Dit redelijk beleit drijft mijn bedeneken verder,

Dat onder ^ herders klcdt wat meet fchuild als een herder, Het veynfen on» ontdeckt vaek 't geen wy gare weten.

Fl hoe feit Mcjufvroti wr Ce. niet,’k vraeg hoe gy zyt geheiea Flor. Hoe ik geheten ben, dat fal Mevrouw verfiaen,nbsp;Mcnnucmt my hier op't Landt den Herder Floriaen.

Cec, Wel Floriaen, feg my waer dat ghy zijt geboren ?

Flor. In Vranekrijk, dacr ik lang mijn ouders heb verloren, Soodat, alsballingh, ik in vremde Landenfwerf,

Daer ik rriijri Moeders liefd, en Vaders forge derf.

Cec. Mydccrtuongeval, nuikin’tboockuws wefeti,

Dc droefheit van u hert volkomen heb geicfen,

Beleefde Jongdingh, begeert ghy iets op my,

Ick wil u dienltigh zijn, het zy opek Woe het zy,

(Indicn het u belieft) ten Hove van mijn Vader.

Flor. Eerwaerdige Princes, ick koomuhoogheitnader,

En kniele nader voor den altaer van u deught,

lij al je danckbaetheit, foo gy acnfehouwen nicoght.

ö J nbsp;nbsp;nbsp;El

-ocr page 26-

Eo offer voor de gunft van uw gopdaerdigheden,

Een danckbaer hert, en heb niet anders tc hefteden;

Dat my gebeuren mocht de hoogfte llact in ’t Hof, lek floegh ’t met danckbaerheydt, a; waerdc Juffrouw,of jnbsp;'k Ben met mijn itact vertioeght, en ’t onervaren kvennbsp;Soud fich in Hooffche dienft niet wel kunnen begeven,nbsp;Veel foeter is voor my dees ongedachte ruft,

Alsaile Hooffche weeld , volquellinghen onluft.

Cecil, Teoprdcclennarecht, foo wel als welbehagen?

U w wijsheydt die verdient een goude Croon te dragen, Eu uw manhaft gemoed dat acht ick neffeus dien,

Soo heus, dat het behoord veel volk’rcn tc gebién.

FhriteH. Wel eedelePrinces, is’tfpottenubehagen? Uwonderdacncnllaefis’t willighte verdragen)

Of foo uw Hooghcydt vcynft,. en door het veynffn tracht Tc weten mijn begeert*, te kennen mijn gedacht’,

Door uytterlijckc fchijn het binnenft' tc bewijfen, Gelijck de fotten doen, als men haer fotheydt prijfen;nbsp;De lof en prijs, Ptinccs, dicghyaenmy verlicnt,

' Die ken ick my niet wacrd , noch hebfc noyt verdient; Princes, mijntijd verloopt, en eyfcht my te vcrtreckciHinbsp;Dicslaet mij ndatickbaei hcydtu voor vergelding ftrecken.

Cecil. VaerweldanFloriaen, den Piemel u gelcyd.

Fl. U wenfehiug werd beloont, Princes, met dankbacrheyd.

Binneu.

Cecil.Viev wel beleefd gcmoicd,dat my veel doet bcdcnckcn. En waert gy niet te ver, ick load’ u weder weneken;,

’k Draeg nog iets in mijn hcrt’tgeen ik door fchaemt ves^ Vermits ick (om de eer) een nabedeneken kreeg; (fw ecgnbsp;U ftrengGebod,ó fchaemt! valt voor defwacke vrouwennbsp;Te lalligh en tc fwaer, gehoorfacm t’ onderhouwen.nbsp;Wacrom, achl wrccdefcnacmt wacroincn linne wynbsp;Soo wel niet als de mans-, in liefds verkicfiogh vry ?nbsp;Macr doet ons meer, als haer, onfe begeerte fta» en,nbsp;Staet’t wetten breek en vry, ’t ftaet vry die oock te maken ¦nbsp;ick make in de liefd mijn ftnlijckheid oen wet, 'nbsp;p.'cmydc keur gebied, endicdehwfdcfct. Binne»gt;

F L Q'

-ocr page 27-

quot;W

FLORENTIUS. RODRIGO.

Flor. Tgt; Odrigo. Red. Ha! Flor. Kom hier.

Rod. Wel Heer, wat’suwbcUeven?

Flor. Ga heen na de Princes, en brengt hacr defe Brieven, Groet baer uyt mijne naem.iKai^. WclHcer het lal gcfchiénnbsp;Macr fegh mijn Heer, fel ick’er jougeluck mcê biên fnbsp;O/is het hylick nocluiiet klaer?

Flvrent. Rodrigo, fwijgh.

liodr. wclhcy, enmcugjcdatnictlyen?

Die hem fijnnecringfchaemt, fal nimmermeerbedyenj Om de warrit te feggen, ftaet het al niet op een goc voet ?nbsp;Flor. Dit vragen paliu niet, gby onbcleefdcn bloct,nbsp;Rodrigo, gact en doet dat icicu heb belaft.

Rod. Wat was dat, Heer r ick weet, fie cr. reys Heerfchop, hoe fraty dat mijn dit wammes paft.

Fior.Dst ’s webgaet gy macr voort,waer toe dit lange kijkco? Rod. Wel als ick voor Ambafladeur gacn fal, foo moet hetnbsp;immers wat lijken:

Watdunekt jou van mijn Br(5ck,mijnHecr,isdital goedt fetfoen ?

Flor. DcBroeck; Rodrigo! ja,die kan’them heel weldoen. Red. Laet fien, wat is ’er meer tot dees mijn reys van noodc.^nbsp;Mijn Laerfen, Herfchop, ftacndicfooalopdemoodc.nbsp;Flor. Rodrigo’t is genoegh, uw Laerfen die 7.ijn goed.nbsp;Ro.Wsx. dunkt JOU van mijn kraeg en van mijnSpaenfe hoed?nbsp;Fl. Ook vic\.Kod. Wat dunkt utög van defe mijn ponjetten?nbsp;Fi.'t hquot;wc\ ga voorr./ia^.IVlijn Hecr je inoct'cr wat opletten:

Is'thoedtjeniettcplat, en wattebriedtvanrand?

F/or.’t Is op de SpaenfeiK'wys, mengaetfooinuw Land. Rod. Als ick mijn recht bedcnck,ick ben hier niet in Spanjen,nbsp;'t WatT beft dat ick acn trock een gricckfe rok men fran jen,nbsp;Enopd’Atheenfchewys, mytiHcer, my kleedcB gingh^'nbsp;Licht dat my de Princes te beter dan ontfingh;

Wat dunekt jou datr van Heer ? flor. Ünnoodigh, 't is genoegh met al dit lange lellen,nbsp;Rodrigo,ga macr voort. Rod. Ick falder my na ftellcn;nbsp;Sic dacr myn Heer, maer hoor, hoe dient dit acngeleyd h

’tisi;

-ocr page 28-

't Is my vergeten Heer, wat hgt;. bjc mijn gefeyd ?

Flor. Dat gy decs Brieven fult gaen brengen mijn Beminde. A. Wat meet?/7.En groeten haer.A.Maer wacr ial ikfe vindenbsp;Woont fy noch tot beurent ? fpo weet ick wel vvaer’tis.nbsp;f7»r.Rodrigp,ja,ga heen, Hfd. tVlaer eer icli mijn vergis,

Sai ikfe grocte Heer J/'7,'k; Seg yi,S.od.\ was mijn vergeten, Maec Heer, foo ’t vi belieft, foo lact my doch eerli weten»nbsp;Of ickfe groeten fal met termen op fen Spaces,nbsp;OfopdeFranfchew'ijs, of op feu Italiaens!

Gekult, ofongekuft, alilacndcorgebugen,

Wat is de mode hïerflhr. Vertrcck voort uyi mijn oogen, Ga hier, Janghmy de Brief.

Itoa. WelHeerfchop,waeromdat? watis’er, fegt,eyfegt.' F/or. [ck acht u niet b!tquaem,maer vind u yeel te flegt.

A’.Te flegtf/V. Ja,al te liegt.Atx^.Hoe trots zijn grootcHeeren Dat dat ecu ander fey, ick fuu hem ponjaerdceren.

F/or. Wat preutelt gy ga voort, geef my den Brief weerom, lek acht u tpt dit vverek te grof, te bot, en dom.nbsp;Aflfl.Aciu my wacr voorgy wilt,ik wildetiBricfbeftellen,nbsp;Dit bpaensgemoed laet fich foo van geen Gtiekcn queUeninbsp;Sic dacr mijn Heer, icK ga, ick weet hoe 'r welen moet,nbsp;IJ w wil is, dat ick de Princes cerbiedigh groet,nbsp;Endatuytuwenaem, niet foo? en dacr believennbsp;Sal ick hacr defen Brief van uwent wegen geven;

Is dit niet rechtmi jn Heer, en fal ick lbo niet doen?

Flor. ja, niacr het moet gefchiên met eer en met fatfoen-Aod, pjee! wel, heel wel,al recht,ick fal ’t jou foo welk laren. /’/.Rodrigo,ga voort heen. Rod.iicy lacht,ccrll wat bedaren;nbsp;Daerismijn Ponjaert, Heer, houw die foo lang by jounbsp;WaiuofhaerdePrinces watqualicktoonen wou,

E'nmy, in inijne eer iets wat tena mocht fprecken,

Ick fü,uw het lichtelijdt dan met den Ponjnert wrecken,

Voorlichtigheydt mijn Heer, verhindert alle quact. flor. Rodrigo, fchickt dat ghy in all's mannierlijckgact,nbsp;Tooiif hacr Princes gchcvirt, offchijiit ly te misnoegen,nbsp;Ghy fult u niet te min beleefd daer regens voegen;

Ga heen. A. Ik fal daer mcé,dat ’s gang,dacr ga ik heen mijn iTBr.Ënhieropdefeplaeisfqltgy my vindenweCr, (Heer.

Ha

-ocr page 29-

TWEDE HANDELING. 29

Ha foctc vyandin! ick bid wilt u erbarmen,

Ontfluit uw oorcu voor mijn al te drocvigh Ir armen,

Hoe langefultghymy, Lief, my, enmijngcbcén Verwinnen, óPrinces J meteen te wreedeneen ?

Cecilia, fal min mijn trouwe hoop doen liegen ?

En fal de hoop mijn wenfeh, door uw ftrafheit bedriegen ï Dat laetghy nimmer, èghy Minne-godtl niet toe.nbsp;Want ick te trouwen dienft om dc Frinceffe doe:

Princes, ik voel mij n iiertontlleekcn met de minne, Door’t lieve oogh-gelonck; ófuyveteGoddinne!nbsp;Wiens oogjens op een nieuw (door heldre glans en fchijn)nbsp;Macr eerder (foomy dunekt) f^eemorgcn-llerrenzijn,nbsp;¦quot;r Sneeuwwitte vel gemenght met lieffelijeke bloofcn,nbsp;Dracght op hacr kacekjes puyck van inkernare roofen,nbsp;Die 't minnciid hertc voêa met grage minne-lurt,

O min! ófoete brand! mocht ghy censzyn gebluft! Princes Cecilia, pronck-pccrle aller vrouwenJnbsp;Iii’tdicpfte van mijn hertliiltgyuw woonplacts houwen gt;nbsp;Jn 't koor van mijn gedacht, voor 'taltaer van de min,

Wordt ghy (tceds aengebeên alleen voor mijn Godin, Daer rijlt mijn morgen-fter metopgepronekte leden,nbsp;Gelijck Aurora komt ten Hemel afgetreden, Cecil uyt.nbsp;Het fchijui fy heeft hacr gang tot my wacrts aengclcyt;nbsp;Een Prins voor’taltaer knielt voor uwe Majcftcyt,

Ij itmuiitende Princes, van afkomft dn van Itaten,

Soo gy u vergenoeght met mijne dienft woud laten, lek raackten my uw (lacf, en trouwen or.dcrdaen,

Cecil. U w meningh, Prins, heb ik uit uwen Bricfverftacn, Dieghymy heden, door Rodrigo, hebt gefonden,

Hebt ghy voor defen niet foo vaek in my gevonden Afkccngheidt? waer toe my op een nieuw verfocht?

Fior. Uyt noüp, dat ick Princes noch eens bewegen mocht. Cecil, Wanneer't hcrtucckigpacrt den ry’erniet wil hooren.nbsp;Noch luyli’ren naden toom,fo dwingt hy’tmctdcfporeti.nbsp;Voor defen heb ick u met alle goedighcydt,

U w aengebüden dienft foo dickmaels afgefeydt;

En fiende dat het my tot voordeel niet kan ftrecken,

Doet ghy inct redep, my tQt terornigheidt verwecken!

Fkr. Ver-

-ocr page 30-

5© nbsp;nbsp;nbsp;Ö i A N A.

fhr. Verrchoontmy, ach Princes! fooickuictsmifdced, lek kniel voorn, enfweer, ‘t is iny van herten leed,nbsp;Denek dat de kragt des mins heeft krachcclijck vermogen,nbsp;Waer door den minnaer werdt fijn redens kragt onttogen:nbsp;Ofchoonheitllicfdens vrcugtjö ftrafheit! minnaersfmartjnbsp;Princes is ’t dan u wil te pijnigen nfijn hart ?

Tc plagen myne ^icl met onverdiende plagen ?

Ey fchoonc,doodu flaefiCert/. Waer toe dit fotte klagen? Waer toe van mijn begeert het geen de h'efd verbiet ?nbsp;Florent. Uwflaeftedooden, achlvermachnw liefd dat niet?

Princes gy fpreekt gevcinft.Ceir.En gy fpreekt tegen reden. Florent. Met weicke reden kan Princtlle dat bekleden ?nbsp;Cw.’tlsbot cnplompgevraegtjjanauwlijx antwoord waerdnbsp;Wat waent ghy, dat ick ben onmcnfchelijck van actd,nbsp;Dat ick op uw begeert, cn eyfehen foader meenen,nbsp;(Uytwracck-!uft)acnufouw foo wreede ftraf vtrlcenen,nbsp;,Èn zijn een moorderes door ’t dooden van de geennbsp;Diemyom wecr-min bid, ftrijd tegen alle reen?

Flor. ’tEndoet, vermitsPtiucts,'wildatfck lieffalderven. Cec. Dat wil ik.f/.’kKan niet zijn,ten zy gy my doet fierven.nbsp;Cec. Ik udocB fterven? Fi. ja. Cec. Dat niet, macr wil dat gy,nbsp;Uw lieven llacckt, en noyt weer liefd verfocckt acnmy.nbsp;f/.Dii’s oorfack van myn doot.Ce-Wie doet u d’ootfack an?nbsp;FL Mach ik het leggen PCer. ja D;Gy zijt’eroorfacck van.nbsp;Cecil. Gy fprcec.'.t als onbedacht, cn oordeelt ('onder reden,nbsp;Mits ghv geen mceficr zijt van uw genegentheden;nbsp;Deoorfacck -anuwqucl, cndoodclijcü verdriet,nbsp;Onftaetuytuwcmin j want minden gny my niet,

Soo koft jek immer u myn weer min nieconifcggen,

In wclck ontleggingh al uw quellingh (chynt to leggen} Schoon ik n weyg’righ ben, cn gy geen wcêr- liefd vind,nbsp;Niet tegehftacndc ghy oprechtelycit bemind,

Soo hebt gy regt noch re^n ommy voor wreed te fchelde’, Maer wel u felfs, vermits dat ghy uw liefde ffeldc,

Op een die uwe liefd geen wedcr-licfde draeght,

Om dat die liefde haer in’tminftcniet behaeghf, Florentius, vaer wel, cn leef ca wet van reden, ylterel. uyt.nbsp;En toom, door reed’lickheydt, «w liefds gencgeniheden,

Dis^

-ocr page 31-

G. 3c

TWEEDE HANDELIN Die vruchteloos sen my na weder- litfde ilatn.

Vacrwcl, hctisvoormyophedeittijdvangaen. Binnen. Al.V'mA ick fijnHoogheyt hier gefeheyoen van dc mcnfcheii?nbsp;’15 Wcufch u gc!uk,cn al wat men een vrind mag wenfehen,nbsp;Hoe dus verfuft mijn Heer ? u w welen my betoont,

Dat droeve fantafy in uw geüachten woont,

Dit ben ick ongewoon, boe dus verfuft van finne! flor. i Allcrde vrind, ick fwerf in ’t dool-hof van dc minnejnbsp;Ick dwacl van redens fpoor, ick loop ick w eet niet hoe ,nbsp;Ick ben niet die ick waer, ick weetniet wat ick doe:

’t Gedacht’ is op de hol, dc limien zijn aen ’t rennen ,

Ick fchijn met Phaeton der Sonnen Jagbt te mcnncrij Allerde, lieve vrind.’ waer dat ick kom, of ga,

' De droefheydt volghtmy ftacg,gclijck mijn fchaduw na, En btenght my in gedacht’ haer wreedc ongenade,nbsp;lek heb op hoop gemind,dies voc-d de hoop mijn fchade,nbsp;Genade was mijn hoop, macrongen^ betoontnbsp;Hacr (laef foo wreed, dat hoop in my geen meer en woont.nbsp;Al. Gemoedigd Prins,en vrind,van regte vtindfehaps wegennbsp;Ben ick met u veel meer, als met mijn fclfs verlegen,nbsp;Ach ! mijn verliefde hert drijft is eenwoeltezce.

En ’t geen uw Hoogheyt fchott, dat fchort Allerdusmclj Het geenedat uquelt, dalfelfdedoetroy plagen ,

Ick kan 't niet melden wat ick al in ’t hert moet dragen. flor. Wie’sd’ootfaeck uwsgcquelr wiehindettu,u wens?nbsp;Atlerd. P'lorentins, eylacs! eylacs! 'tisEmmerens,

Die met een foet onthscl van minriclijcke reden in minne vlam ontdack all’ mijn genegentheeden,

’t Antrcckelijcke loet van hacr korale mond Heeft met de pijlen«in mijns kusjes, my gewond :

Haergunllop mijn vcrfcKflc, foominiijckfy betoonde. Dat ick iioyt dagt dat dacr bevey nfthcyt onder woonde jnbsp;O minnelijek bedrogh! ó vrouwen tover kunil!

Hoe veynü ghy in uw min, hoe fptclt ghy met de gnnll ?

' AchPrinslmen mag voortacn op menfen nier vertrouwen. flor. Allerde, wacrde vrind ! vouriiauientlijck op vrouwennbsp;Diemctecnfchoonefchijtificn wat dc minne pcynitjnbsp;£n wetende fyn grond, is al haer l'chijn geveynil.

nbsp;nbsp;nbsp;Fy

-ocr page 32-

3i nbsp;nbsp;nbsp;DIANA.

Fy valfchedübbelheidt, gemeen in vcele vrouwen, IsmynPrinccffevaUch, wiefal men dan vertrouwen?nbsp;Alkrd. Nu ik die velfcheidr heb befpeurt in Emmerens,

Nu kan ik nimmermeer vertrouwen op een mens,

Ik treek mijn min van hacr, en heb nu voorgenomen, Datick (nadercnd3gb)niet mcerby liaer wii komen,

En voor het beft fcud ick (geiijck een vrind) u raco,

U w liefd t’ ontrccken baer, eer dat het u mocht fchaên. Flor. Allerdehoc! wat’sditj my kan geen dienftgefchiederinbsp;Van die, die't minnen my tot mijn Princes af-rieden;

Ik min, jaminhactfoo, dat eer ik’t minnen üacck,

Ick my een vyand van degantfehe wereldt macck:

Cecilia die moet, en fal met my ooek trouwen.

Of’t fal ganlfch-Griecken, of mijn eygen felfs berouwetv Allerd. Befadigh, Heer j en Prins! heb ick udoor myu raednbsp;In’tminftedeel verkort, cnduyddatnictfooquacd.nbsp;florent. Allerde, neen, ö neen.'het oprecht ware teekennbsp;Van uwe vrindfehap, is gcnoegfacm my geblcckcn jnbsp;En van uw gunll tot my, ick wel verfcckcrt ben,

Soodat ick dat, myn vrind, niet quaiijck nemen ken.

Al. Lofwaetdigisdeiimens, en meelt dien mens tc roemen Die felfs dc rced’likheit ceii rced’lik mens mag noemen,

’t En waerdcreed’iickheid in 't Princclijck gemoed Huis- verten, dickmael loonden hy met qnacd het goed ^nbsp;Derced’lickhcidt is foo, fy kan inquadefaken.

Door oprecht ondcrfcheidt cen feeker oordeel maken; Of'tquaed, met reden magj voorquacd doen zijn geduid:nbsp;Vermits de rccd’lickheit merekt uit wat grond her fpruit.nbsp;Indiicn’t fijn Hooghcitlurtmeimynogwatte wancl’lcn^nbsp;Wy fullen breder van dit rtuck te f^en haud’lcn. Bt»gt;

DERDE HANDELING H.

F L o R I A E N.

1 K (lacht vart by myn felfs, alfooik herwacrtsging,

't Vcrand’ren van de tijd verandert alle ding;

Tot wat geluk (foo 'efeheen) bad my de tijd verkoren j Het geen de tijd mijn gaf is door dc tijd vetlooren;

Wacr

-ocr page 33-

. t)ÉRDF. HANDELING.

Wdcr was doch mijn gedacht’ ? ha! doen ik heb veröllaes Een aengebuden gunll, om optc treén lot llact Jnbsp;Wacrwaertgydt'mmegeeft, toen gyu iictontvlicdertnbsp;Dc gunli die ccii Princes u gunftig qu^m aenbieden«nbsp;Wiens aeng, boden dienft, en vricudclijeke reen ^

Icktot b . loöninggaf', een-bot en plompe neen j Berouw, eylacs berouw! hoe plaegtgy mijn gedachten ^nbsp;Die, door ’t geheugen mijn verlooren iuck betrachten,

’tGeheugen, ach! Princes, hoewenfchtverloopenluft, Mijn ongerüit gcmocü voed op verfmade rüft,

Mijn wetifchingis vergeefs, gclegéntheid verloopenj Vcrfuymenis belet my eenig trooft te hoopen,

De kans is al verfien, ervareutheid ons leerd j Dat de verloopen tijd noyt wederom cii kécrd ^

Doch Cicero teyd recht, en ’t mag ooek w i jsheid hcteti i ’tVèrto.-ipen te heriuetjfcben, » maer tijd verjlete»:

Onnut IS ’tddticK kiatgvan mijn verlooren luck^

Onnut is't dat iü nu beween t verlies met druck. Cecil üiL Daer kointfy lelveracn, hier moet ik noch wat wachtenjinbsp;Om lien of ik ook kan yets van haer gf.ond betrachten:

Ik fenuil my wat ter 7.y ,hier ander’t 1 chaêuw van 't groen» Om lich wat mijn Princes hier op het Land wil docu.

Cecil. Mijn hertje brand van (octc min •

•Sooleer, datickdiehetten Niet uit myniietje, nog myn ftnnbsp;In ’i rninilc deel kan letten.

•'gro erj diemyn vryheitl fteelt^

Gy macckt my een llavinnc,

!!; gu, nbsp;nbsp;nbsp;geftadig fpcelt

O w heusheid in ndja liune’.

biavin , door vviü'ge llavernjf Ben ick van licfdens wetten ,

AchrJerderf ikkanuwwaerdf N iet uvt mijn linnen fetteii.

Hoefoetismmne, als men mind,

Daer lici en linnen nctygen,

Als liefde haergenoeging vind,

Soo krijgt men haeft een eygen.

-ocr page 34-

54 nbsp;nbsp;nbsp;D I A N A

O fptakeloós geboomt! ghy die mijn treurigh klagen Na üp een korten tijd gehoort hebt alle dagen,

Hoefeer dat ick, eylaes! in liefde ben bedrtén,

En tot de Echt verfocht, van Princen aengebtên,

Van Vortkn trouw geliefd, met fmekende gebeden,

Die ick, op hun yerfocck, (leeds toonden tegenheden j Mits ick Landts-douwe kies voor een vergulden troon,nbsp;En min de Herders (laf, meer dan een Konineks kroon:nbsp;Dies drijft de liefde my verfcit met mijn gedachten,

Na 't geen dc liefde my meer a IS het Hof doet achten,

Soo dat ick (als verliefd) mijn vreugde focck in’tvvoud , Om dat mijn liefdens Sun hem daar verborgen houd.

Ach boompjes,bloempjes,vee, ten klavcr-rijcke weyden, Vernieuwers van mijn vreugd, en focte vroolijekheyden:nbsp;O heugelijeke plaets! wacr mijn verliefde ooghnbsp;Ziels vocdfcl ayt dc deught van cenen Herders toogh;nbsp;Een Herder, dien ick lief en eenigh liefd fa! dragen,

Een Herücr, dic mijn doet van rechte liefde klagen, SachtfiiineloofeMaegd, verkies foo lichtlijck niet,nbsp;Wam onbedachte liefd bracht menigh in’t verdiret,nbsp;Pleegh raed met achterdocht, watfouw my defe raden?nbsp;Myn liefd te (taken; neen! veel eer wil ick verfmadennbsp;Een Scepter en een kroon, ja Konitickiyck bevel,

Eer ick myn trouwe liefd uyt myn gedachten (lel;

Hoe! fal ick dan een ftock, in plaets van Scepter, fweyen, Verfehoven in het velddc Hechte Schapen weyen ?

Sal icK een Herder dan verkiefen voor een Prins ?

Souw dat myn Vader wtl gedogen ? neen, geenfins : Nochtans wil ick het Ryck veel liever noch verhelen,

Als haten hem, die’k min, en dien ick hactverkleien} Ditoorlaecktmygeween, cnbittcrlyckeüncrt,nbsp;Deoogen vol geiraen, met fuchten in het hert!

De keur vorll van myn iicl dic ick heb uytverkooren,

Is van een kleyneflact, cnlagellamgcbooreiij j Hoe ftaet hci uan met vry dat Hoogheyt (ich verneert,

I En uyt oprechte liefd dekleynigheydt begeert ?

Daer rylt de Son myns liels cu dwingt my nog te vcynfen, Ick lal met dele Uriefoatdecken myn gepeynfen ,*

Wel herder Fioriaen! ick weDfehugoedea dach.

-ocr page 35-

. DERDE HANDÈLiNÖ. af Hor. En ick u al het geen men iemant wenfehen mach;

Princes dus éenigh hict' ? Cec Soud ey my tenignachteii ï flor. Mits ick ucenig vont.Ci?r. Verfelt met mijn pedachteönbsp;Hor. Gedachicii, die miflehienopugeliefdewoéii.

Cer. Soo acht ick Floriaen, dat dickwilsd’uwe doen. i^i^sr.Hicr denekt menom geen min,wy arme Herders knapèiénbsp;Zyn iteeds bekommert met veel forgen, voor de Schapen jnbsp;Om houden oogh in ’t fey 1 ( gelyck uhs plicht gebiedt)

Of men de wolf bock na de Schaepcn kómen iieti Cec. De Schapen die gy meent,dat acht ick zijn dcMaegdeftnbsp;Wiensfinnen dat u liefd, wiens wccrliefdu behaegderi,*'nbsp;Dat ghy bekommert zyt met forge voor het vee ^

'k Verltae allccnig u getrouwe min daer mcê.

Flor. Vcrgcefmy dat Princes, ’k ben fob gelückigh niet i Datmy vancenigh Maegd ccnigegunftgetchiet;

Oock heb ick noen mijn tijd in 't minnen niet verllctctii'''' Cec. Soo moet ghy, Floriaen, dan op u leggen weten,'- 'nbsp;Dat ghy niet oord’lcn meugt, dat u gcèn gunft gefchicf jnbsp;Dan of ghy ’t fchoon al feght, ick kan ’t gelooven niet.nbsp;Flor. Hetll-ggcnllactaenmy, acnu, Princes, ’tgclovemnbsp;Cec. Ick meen dat myn gclöofufeggen gaet te boven»

Flor. Dat niet, ukloccKhcytfny verwind in aitwcffchil, Dcwyicghy, Princes, utonghhebtictuvyii:

Had my natuur begaeftmet kiinft van wel telpreken, '¦

’k Vcrftoutc my wel ligt een Macgd om gunft te Imckcn, ’k Sonvv fmeken metgevry om lieve wcdcr-fnin,

AlwaerdigcPrinces, diedacrick flacfvanbin,

Cec. ’t Itn Ichort u dacr nictacn, dies rteh u door dc reden’ Jnalles vry vernoegd , en rcdelijck tevreden;

’t Is wonder Floriaen. jac wonder geeft het my,

Dat foo een braven Held leeftlbndcr vryery ; VolmaecktefchoonhCyt, dieujonge'jfcughtvcrciert,

En lieftalige tongh met reden gemaniert,

Zijn machtig om een Maegd tot minne cd bewegen j Indien ghy, Floriaen, daer toe macr waert gencgcrijnbsp;Flor. Gcnegcnthcyt, Princes, isweltotmingcllnt,nbsp;Macr, midts genegentheyt gelegcnthCyt niet vint5nbsp;Is mins begcctj teniet, dies moet ick’t minnen ttaketljnbsp;jcncgeHthcy t gelegentheyt kan raken

-ocr page 36-

36 nbsp;nbsp;nbsp;DIANA.

En foo ik cenigh Maegd tot my gcneygd, mocht ficn,

’t V ertröu w dat ik haer fou w mijn licfdcns dienrt acnbiéri. Ce€. rktwijlFel, Floriacn, o.fgyuwoordfoudhouwen.

Tl. Mijn woort mijn zegel is, daer mag men op vertrouwen. Ce(. Wie al te licht vertrouwd, wel licht bedrogen wert.nbsp;Flor. Bedriegen kan hy niet die vroom is in lijn hert.

Cec. Eylaes! een vroom gemoed is heden quacd te vinden. Flor. Princes i voor andere kan ik my niet verbinden.

Ik fpreek alleen van ’t myn. Cec.Dz woorden die zijn goet Flor. Ën’t hert niet minder, als'tdetongcfpreekcndoet.nbsp;Cre. Waer’tfo, ik foud u licht dan vry wat toe vertrouwen.nbsp;Flor. Van myn getrouwighcidmoogtgyufekcr houwen.nbsp;Cec. WatfekerheidUanikvanugetrouwheitzieni’

Flor, Mijn tong getuygd het hert, ik fpreek gelyk ik miên. Cec. ’t Zijn woorden Floriaen, en woorden kunnen liegen.nbsp;F/.Dacr Waerheitblyktdacr kunnen woorden niet bedriegen.nbsp;C^c.Dcwaerheid, Floriaen, gactdick wils macr in fchijn.

Fl. Dacr fchijn van vvaerheit is, dacr kan geen wacrheit rijn Cec. Watracd danals de fchijn de wacrheit wil vertoonen?nbsp;Flor. In defe facek,Princes, fal ik my fclfs vcrfchoonen;

Jek haet de dubbelheid, en fchuw bcdricgery ;

Vertrouwd Princes my niet, s’ontdeck dan niet acn my, Ik vergh haer Hoogheid niet dat fy my fal vertrouwen.nbsp;Cec. AchFloriaen, ick kan my langer niet onthouwen,nbsp;Want u oprechtigheid vertrouw ick foo vee! toe,

Dat gy 't vcrfchoonen fult, in 't facck, dat ick misdoe j Indien ick u ontdcck mijn lin cn vvclbehagen,

Mishagen s’u, ikbid, wilt dan geen roem gacn dragen ; Datgycci) Koiiinckskind tot liefde hebt bekoord,

Maer toond u heus, gelijk een vróomen toebehoord. Flor. Princes, den Hemel fal eer op het aerdrijek dakii,nbsp;Eer ik u foecken foud met valfcheydt t’ achterhalen ;

Eer fal tiet Zee- gediert fich hdielcii in ’t woud,

Eer ik u onircu w ben in ’t geen gy mijn vertroud ;

Eer fal ’t gcvogelt lich generen in de ftroomen;

Eer falmcn bergen lien veranderen in boomen j Eer falmen ’t water lien veranderen in land;

De golven van de Zee fien ftaen in lichten brand j

Eer fal luebtin vuur ett’t vuur io lucht vetkeereQ,

-ocr page 37-

derde handeling. 37

Eer ick niet doen en fouw al watgy moogtbcgceretj;

Al wacrt 't dat gy gebood my in mijn dood tegaen, Soofal’t om uwentwil, Princefle, 7.yngedaen.

Cecil. Onmogclyck dat ick miju liefde kan verfwijgen,

Mij n hallef dotkleiicl moet uytu leven kry gen j Gy zijc het Floriacn, gy zijt het die mijn doetnbsp;VcrfmadcnRijcK, kroon, en minnen na’t gemoed.

Sic hier een Konings kint van licfdcoverwonncn, Floruit, Hoe foud ick langer voor mijn Herder veynfcri konneii ?nbsp;Mijn Herder, die ick min, en minnen fal füo lang,

Tot dat ic,i Floriaen voor Fruydegom ontfang. flori. Prince!,! Princes! wat’s dit? ick bid, wild overwegennbsp;VVatfwarigheyddat hier voorn is in gelegen ;nbsp;lek bid, Princes, ik bid, zijt wijllijcK onderrecht,

En dat gy doch dit ftucS wat beter overleght,

Op dai gy in liefds keur niet al te ver moogt dolen.

Cecil, ty Floriaen ! lact my die forge zijn bevolen;

Mishaegd myn li,.fdcu, de wacrom my verklaerd.

Flori. Mishagur? neen Princes! ick kniel voorn ter aerd, En acht tot dt \gduck onwaerdig my te wefen.

Cec. Ontfangtü^A'S Brief, daer in fait gy mijn menig lefen; Mijn wil en oc^rk mijn wenfeh lult gy nyt dien verllacn:nbsp;Vacr wel totavTnd toe, vaer wel myn Floriaen, Bia.nbsp;Flori. Vaer wel Pf-tices, vaer wel, uw heuffdijek gebiederynbsp;Sal van uw onderdaen goedwilliglijck gefchiéden.B/»»^»nbsp;Floren. Wat lact dcii Hemel toe? ach Goden! kan ’t gcfchiêanbsp;Dat ick dietrois en'fpijt, moet roet mijn o.ogcii tien ?

Fy u Cecilia, ick fwcér het fal u rouwen,

Dat gy ,ach Konings Kind! een Herder facekt te trouwen^ Cecilia dus fot? dusgey), dus heet dus ligt ?

Is ’t oog betüoverd, of bcgogeld mijn geiigt ? lek weet niet wat het is, 't vcroorfaeckt my veel klagtcn,nbsp;lek twidc met mijn felfs, ick kijf op mijn gedagten,nbsp;Is’tdroom? is'tbcufcling? ofduyvclsfpokery,

Soud fy hem minnen ? dat geloof is ver van my : Gdooveii moet ick immers 't geen mijn oogen fagen,

O Hemd! moet ick dan die finaed cu fpi jt verdragen ^

. ’*¦ Waermy tcfeergetroll; hagt;! cedelKorringskind, gy ceu Boer, een Boer mecï als ecu Prins bemjnd,

-ocr page 38-

DIANA.

Bis.

Dat ongelijck;en fal geen Prinflijck hert gedogen, Is anders mijne haet niet minder als 't vermogen,

DIANA.

Droeve tiel / beween udruck,

Klaegh de Goón u ongeluck,

Aluramp, enalulijen,

AluqucJling, alufmert,

Al dedroefheit van u hert ,

Al uongcluckigltrijen.

Hemel-vooght, die’tal gcbict.

En verborgen dingen fier,

Hcrtc*kcnner alle menlchcn;

Gun, in alles wal gy voegt,

Mynwil, met u wil vernoegt,

Watu wille wiltte wenfehen,

Valtmijn lyden my watTwact,

Js mijq zieltje vol gevaer,

Augit, en vrees, door valdcrfondeït,

®t Berouw in my, weetgy, is groot ,r Ghy wilt deen niet desfondaers doogfnbsp;Als’t hertherouwigh wertbevondea.

Met walgingh iele de fondea haett En al haer lullen, boos,, en quaet,vnbsp;De ziel tot grootc fchadén,

• Dewijl fy niet dan llriekeu zijn Wacr in men, door ceu fchoone fchyn,

Kan werden liftelijck verraden.

’ Devfcreltisgelijckcenklip.

Den menfeh niet anders als cen fchip Gedreven door de woeïte wintkn,nbsp;HclfcHipdrijttdacrde wjnt hemtreckt,.:

, De klip met water overdenkt,

Het Schip cn Schipper doet verfl inden,

Soo gaet het Icyder met den menfeh,

Die al fijn lult heet'tnafijn wenlch,

Veel prtjcü cl loopt fijn ziel te wonden j Sijnwellull, acHl .datis lijn windt.

Die drijlt hem daerby ’t ptijckcl vindt,

-ocr page 39-

39

DERDE HANDELING.

Op klippen; ’twelckzijnonfefonden.

Demcnfchdiedoor’t geluck verhoogt,

En het veranderen niet beoogt,

Maer op't geluck (telt (ijn betrouwen ?

Treft daer na de tegenfpoet,

Terftont ontvalt heiB al de moet,

Hy kan in ramp geen mate houwend ’t Zy geluck den menfeh verheft,

Het zy de tegenfpoet hem treft,

Hy toont in beyd vaeck vremde kuren,

Verkeert 't geluck. dan i s 't wel hoe, fn weelde zijnde, fie wel toe,

Licht drayt het rad van avonturen.

Hier ben ick by de plaets, en arme Cel, alwacr Geruft en God’lijk leeft dien ouden Kluyfenaer,nbsp;Wiensoeftcningheii luft', is vaften en gebeden,

Wiens ri jekdom is dc deugd', in klcynheit wel te vreden Wiens huis-raet is een boeck, waerin hy dagelijks leeft..nbsp;Tot troolt van fijn gemoedt, en wellult voor de geeft,nbsp;Ogeeftelijk vermacck ! u vreugd gaet ver te bovennbsp;De welluft die min vintin Konincklijckg Hoven?

O wel beraden man! gerufte Eremyt,

Die hier in eenfaemheit, mciGodt, u leven üyt,

En cyndight in de deugd den loop van uwe dagen,

Om (b u ziel aen Godt ten Hemel op te dragen,

Waef zydy, Godes vrind? koom, Vader, voor den dag, Ick svenfch u al het geen men icrnaijdt meufehen mag.nbsp;Erem. God loon u wenfebing, en wil u voor onheyl bpeden,nbsp;Dia». Ick bid u Vader, houd mijn ftoutigheyd ten goeden.nbsp;Erem. Watftüutigheid hebt gy,lVlc-juöfouw, my betoond?nbsp;Dia», 't fpreek gaerne iets met u, dies. bid ik, my verfctioonctnbsp;Ere.Spreek wat u luft Di. lek Ibud u Vaderiets watvragen.nbsp;Ere. vraeg my wat u gebeft. Di. hoc moet de mens lig dragennbsp;Die, door berouw van fond, fogrooten.droefhcitrnaekt.nbsp;Dat hy (door droefheit) tot wanhoop (oy na) gi-raekt ?nbsp;Erem. So ver cn moer den menfeh lich fclven niet verlopen,nbsp;Dat hy uyt droefheid foud van Gods genaed wanhopen,nbsp;God wil berouw, dodi geen die meerder Ibnde lecld,nbsp;MaerGüd wilfulk berouw,’t welk fondens wondeheeldj

-ocr page 40-

D I A N A.lt;

En dat berouw beftaet in Goddelijcke vruchten,

’t Welck is berouw , gcmcngt met tranen en met fuchten, Leetwcfcn over 't geen waer in men heefe mifdaen,nbsp;pus verdc moet de ziel inrouw derfondengaen,;

Wie verder gact, diedoold, en caeckt in meerder dwalen, Gods goedheit (in 't berouw) Üclt voor den fondagt palen.nbsp;Dat hy niet verder gact als God acn hem gebiedt,

. Mifmocdigzijii, dat is het recht berouwen niet,

Maer’t neemt berouwewcch; djt is oprecht berouwen^ Dat men leetwefen toont mctvallclijk betrouwen ,

Pp Gods genadigheyd, wiens goedheyd is foo groot,

Dat hy bekeering wil, en niet des fondaers doodf;

Geen fonden zijn foogrof van ’t londigh hert bedreven, % worden by den Heer vergeten en vergeven:

Vergeven om dies wil, dat Chridus heeft betaelt,

En alle fondacts laft op lijnen hals gchalt:

Hy wil, dat niemand zy om fonden uyt-gedoten,

Mi ds hy fij-idierbaer bloed acn’t Krnys hepft pyt-gegoten; En met fijn dood verloli het fondigcgeflacln,

Het welcke door fijn dood in 't leven werd gebracht ; Wanneer den racnfch gedenkt op Chritti dood cn llcrven,nbsp;Metvaftbtfluyt, voonaen de fond’te willen derven,

Djt is It dat God vcrcyfcht, hier men mt £• voldoen , QGodlijk onderrecht! ofli ’t hert met trooll tc yoêti,nbsp;Hoe falig is die les, d ie gymy hebt gegeven,

Hoe falig , Vader I flijtgy bier uw jterflijek leven Hoc wel geruit zijt gy die u’aecdfche lult vctlmact.

En noyt boven natuur de luft tc buy ten gact;

Hoe faligh leeft gy van de menfeben af gcfchcyden, Daergcen bedriegers u tot quaed doen aen en leyden;nbsp;Daercet) gelcgcnthcyd tot fonden u bekoord,

Dacr gy noyt ydclbcyd of gcy te reden hoord:

Ach! had ick foo geleefd, foo haa ick niet bevonden Dien fchender, die mijn heeft ge bracht tot vyy Ie fonden,nbsp;Verleyd, onteerd, gefchend, opecdenvan’fijntrouw,

; Q goddeloos bedrag 1 b.ewefen acb een V'ruuw , ïckborrelcraenoptraen, cylaes! uytdefeoogen,nbsp;PmdatFlorei.'iius, den Frjns, my licefi bedrogen,nbsp;is laec fijn b^drogh Diana nu ontv juchi,

-ocr page 41-

TrETKDE H A bTD'nrTN G. 4* Pic om haer eerc fchrey d, en om haer kuysheyd fucht;nbsp;Ach Vader! -kbengcfintmynvyandnatcgaen,

In onbekende fchijn by hem te ondetdacn,

Oftick, door mijn bcleyd, hem niet en fal bewegen Tot waer beroviw, van ’t geen hy heeft l)cft?cn tc plegen,nbsp;Dies iek op uw vcrfoeck, dat gy my doch vergund ,

Een faeck, wacr meed’gy rny ten hoogden dienen kund^ £rfwr. VVaer ick udiend kan doen, fult gy niy willig vinden.nbsp;Dian ’k Sal my rnet dankbacrheit wéér inudienft verbinden.nbsp;EVew/kDoegaerne t’uwcndienllM'cvrouw,watik vermag.nbsp;Dian, ’t Is dienftig om lijn quaedte brengen aen den dagh.nbsp;E.rem. Segtmypwwil, die’Kiuetdcm.ijnewilverecnen.nbsp;Diau. Wiltgy my defcKap, hepr Kiuyipnacr, w^t feeBcninbsp;Èr. ’tZy deesofdiergelij!'. Dia?», wel Vader,’k neemfeaen,nbsp;EnfalinKluylcnaers fchynna’t Hofvan Griecken gaep.nbsp;Om onbekend den Prins Florcntius te fpreeken,

Die pnderftoud acn giyn lijn eed en trouw tc bteeken j lek fal (in delen fchijn ) hem raken in het hert,

En melden hem myn icet, cu onverdiende fmert;

’k Sal ongeval, nog fniart, nog ramp, nog onhey 1 vreefen, Het zy hoe God het voc^d, ick fal hcm.danckbaer wefen,nbsp;Wanneer myn ziel op God een vaft vertrouwen fet.

En hy nayn hulpcr is, wie ilïer die mijn let?

Erèr». Uwhoop, cnuwgcloof, gw Goddelijke reden, Getuigen, dat gyzijt vol deugd, en goede zeden,

Het IS een deugdfaem hert, dat al het onrecht lijd,

Sich op een valk hoop, van Godes hulp verblijd;

. ’tGeloofinu is groot, op God (taei u vertrou we’.

Jaick vcrvyonder my, dargy, óaerdfchc Vrouwe I In dit uwe ongeval, ufclvcrtroolt door reen,

Ènmctde wille Gods, uw willclleldtevricii;

Uw wereken die zijn goed, beleyd met Godes vreefen, En wie dat foo begint fal God ijenulplaeiTi w elen;

Macr wie met domme kracht op cygen wijsheyd kund Met ingenorpen haet op telle wtacck lult Itegnd,nbsp;Diedoold al waent hy’i niet. üi.'i Is Vader regt gefproken.nbsp;Wie Goddewraeck beveelt, die vind lig belt gewroken.nbsp;Erem. Gcluckigh is de tnenfch die foo op God betroud.nbsp;Drw, Geluckig is hy dienen van demenfehen houd,

¦'' '.....Eüi

-ocr page 42-

41 nbsp;nbsp;nbsp;DIANA-

En niet en acht noch pracht, noch wereKifche fieraden, Noch fteunt op menfchen hulp, macr al op Godsgenadcnjnbsp;Ghy, dien jaren kort, en diep dagen flijt,

U Schepper te geval, de menfchen tot een fpijt;

Die in de wellult, laes! ’ het wecligh vlecfch foo ftreelep, Dit fyhaer ziel, daerdoor, de rechte lull ontftcelen jnbsp;Ghy die tot dranek en fpijs van levens onderhoud,

De gcur’ge kraydjes keurt uyt dit begraefde woud,

In fchralc water-beeck u drooge tongh doet laven:

Ach V'ader! dat acn my , aen my Godt foo veel gave’, Dat ick foo leven koft, geJijck ghy Vader, doet,nbsp;vSoo dnnekt my dat ick foud geruit zijn van gemoed.

£r?tw. Wie ruil inwgndig foekt, die moet uitwendig Itryden^ Wie Icefterfüo geruft, die niet en heeft te lijden?

Daer is geen ftaet op aerd die rulle geven kan,

Want yder ftaet die brenght fijn eygen onruft an ;

Geen ftaet (het zy hoe ’t zy) doet iemand rultigh leven, Geen ftaet kan aen den menfeh volkomen rulle geven :nbsp;Geen menfeh (ft zy in vyat ftaetjkan leven fo volmaeckt,nbsp;Dat een volmacckte ruft in Ijjn gemoed geraeckt.nbsp;Mevrouw daer is mijn kap, al iflc kleyn in wacrde,

Ghy moetfenict nawaerd , maer nadegunftaenvacrde , ’k Gaf beter, fo ’kfe had. Di. ’t Is meer dan ik kan lonen,nbsp;Ehmetgclcgenthcitfalicku, Vader, tonen,

Wat aengcuamc dientt dat my van u gefchiet,

Ik toon een dankbaar hert. Elfmeer begeer ik niet. Dia», d’Algevermildclijck u goedheid wil bcloonen.nbsp;£r.Sccr nodig fal dit zijn,om acn de Prins te tonen, geeft haernbsp;Di. Watisdit Vader? £r-. Doe het open en befiet, eendoots-Hoe datditaerdfehevleesverdwijnttotllofcu niet. hooftnbsp;Di. cykacs! écn beckenccl. Kr een fptcgcl om t‘aenfchouwennbsp;Hoe weynig dat een menfeh op ’t leven mag vertrlt; mwen;nbsp;Een boeck, wker in men leert, hoe’t met de menlchcn gaetnbsp;Een middel,waer door't hert berouw krijgt van fijn quaed;nbsp;Draegt die met u Mevrouw, en ftcit het hem voor oogen,nbsp;Dié tl ont-eert heeft, en door valfch belcyd bedroogen,nbsp;Het kan u dienftigh zijn in dit u ongeval,

Licht het inwendigh hem fijn fchuld getuygen fal.

Dsaif. O! üoddelijckbcilicr, eu middel uitgevonden;

-ocr page 43-

V I F ITD E H A N D EX I N G. ^ Om’s meutchen hcrteal te trecken vau de fonden:nbsp;Oraed! 6 wijfenraedf 6 middefwel bedacht!

God loon u Vader! die door u betoond fijn macht,

In defe kap gekleed lal ick ten hove treden. . nbsp;nbsp;nbsp;'

Erem. Bedeckt met dell: kap u ¦ rouwelijeke leden.

Dian. Wiefoud vetmoeden, aisdatik Diana ben ?

Erem. Oninogeiijck, datiemandt nu Diana ken.

Dees middel is bequacm pm tot u wenfeh te raken,

Godt vvii u voorllei ecn geiuckigheyndenjiaken.

Dia. Godt loon u wenfehing. Erem.Die wil u in defefehijn Behoeden, en voortaenina suhulperzijn,

En in u voorneem ecn getrouw bdorger wefen; Vertroow op God, lb llgct u geen gevaer te vrefen, B»».

VIERDE HANDELING.

FtOKiAENe» Cecilia. f/sr.p Rinccs, na dat ick heb u lieve Brief door Icfen,

¦*- Heb ikniyn hoop gevocfmet hondertduifentvrefcni En kniel Ootmoetlelyck vooruwe Hoogheyd neer,

Ach* is’t lot proef Mevrouw, ofcrnllighu begeer?

Csc- Kolt ik met hert en ziel mijn meningh u getuygcn, lek fouw gewilliglijcK te.raerden neder buygen,

En offeren aen u myn innerlyck gemoed,

't Wclck uwe deugden heeft in myne ztei gevoed;

Waer door dat ick u lief, en lieven lal op aerden,

Tot dat dc,dood my brengt, van daer my ’t leven bierdeOj Geteeld van niet tot iet, iet ben ick inde fdiijn,

Waer door ick op ecn kort weêtom tot niet fal zijn. fkr. Princes,’t is my genoeg, deoorfaek van myn vrefen,nbsp;Sal d’oorfaek (fo iny dunektj ook van myn llerven vt'clen;nbsp;Ten aenfien het gebied, en Konincklijcke macht,

Uws Vaders hcerfchappy, en Konincklijci gellacht, Van grootéStam en flaet, in hecreiyck vcihoógen,nbsp;Sullen in gecuerwys, een cedel Prins gedoogen,nbsp;Datccnon-ecdel hert (de heusheid ongewend)

U hoogh-geboren Vrouw, door dele liefde,fchend;

Dat ghy verlaten foud dit Konineklyeke leven ,

En om een Herders liefd, bet Roiuackryck begeven j

-ocr page 44-

44 nbsp;nbsp;nbsp;DIANA,

Te waerd isu waerdyu vocgd geen Herders rock,

U paft geen roofen-hoed, geen hafclaren ftock; lek hebbe niets Princes, dat ick u kan betoonen,

Wacr mede fal ick u getrouwe trouheyd looncn ?

Een arreiu Herders Soon van ft echt en lage ftacr, Diemeteenkleyn getal vanSchacpkensonimcgaet,

Een vreemd verfcliovelingh, die nictigh is van machten, Niet Waerdigh dat men hem foo waerdigh foude achten;nbsp;U ytmostende Princes, ick hebbe macht noch goed,nbsp;Maer ben in kleynigheyd, by Herders opgevoed ;

Ick bid u, wild de faeck wat beter overwegen, Watfwarighcyddatdaer, voeru, is in gelegen,nbsp;Millchicn Princes, dat u de reden foo veel leerd,

Dat ghy om beters wil u liefde van my kcerd.

Cec M-ijnonverkeerlijek hert kan nimmermeer verkeeren, Maer is en blijft ftantvaft by’t ecrlykft begceren:

Kend ghy liefds aerd te recht, foo weet ick wel, dgt ghy Niet fonder reden fult hier in vcrfchoiicn my,

Mits ick niet wuUc'ps, maer miet voordachte (innen,

En rijpelijck bcracd, my ftcl om u te minnen,

Ick hact dc Hoogheyd overm'dis my meer behaegd U deugd-lievendcziel, die ghy in't lichacmdraegd,

U trouwe ncdrigheydmy teelden, boven allen Een gunftiglt(hcrt tot u, dat met een wel-gcvallennbsp;Van'tHbïdersleven, invetmaeck eenkleyneluft,nbsp;Socht een tc zyn met u, in onbenydc ruft ;

Ick kies voor ’t Hof het veld, om dat ick dacr myn leven Tot dille ruft en lult, mocht vcyliglijck begeven;

Het ftact mijn Vadcr.vry, 'ti$waer, mytegcbiên, EBnagehoorfacmhcyd, foo moet fijn wil gdchien,nbsp;Maer’k ben in liefde vrynbsp;Van V aders hccrfchappy,

Liefd wil na liefds behagen,

't Gebieden zyn outflagen,

En acht voor (tact en goed Dc rijckdom van 't gemoed.

Dat !S een goed genoegen V^aer n» i ck my w i 1 voegen ^

En foo mijn’s Vaders Vvc^

-ocr page 45-

VIERDE HANDELING. 4; Het fcifdemy belet,

Wi! ik door bofch cn hcyden MctudcSchaepjes weyden jnbsp;Dies macckt dcjiei'd u Heernbsp;Vaniiiy, door mijn begeer;

Dies, Floriaen, iact varen U forgen vtd befwaren.

Flor, Princes, ik leg, Princes, enwaetomnictGodinne; Gy dwingtmyn flechte 7,icl u Hoogheid te beminne’,

Het aldcrincett dat my rnct inoey lick heid befwaerd j Dat is, dat ick u deugd na hacr verdienfl en wacrd,nbsp;Gecniias bclooncn mag, doch foo ick kan betreften,nbsp;Mijn vorige geluck, falumijnüactverhcftennbsp;In eer, in trouw, iiiliefd, verlietdc Konineks kind:nbsp;Door dien gy uwe flact'foo trouwelijck bemind.

Cec. üpugctrouwigheidl'al zich mijn lief Vertrouwen.

Flor. Van mijn getrou'ftigheid moogt gyufekcr hou wem Cec. Hoe Toet is liefde, als fy licfdaat.l'y begeerd.

Fhr. ’t Is'tacngenaemlk dat natuur den mcnl'ch vereerd. ' Cec. ’t Is licfdens rechte aerd te lieven na liefds wette’n.nbsp;Flor'i Is rechte liefd, dacr’t keur gebied de liefd tefetten.nbsp;Ccc. Ach !• daer men fo vereend pait liefden op geen hact.nbsp;Flor. Vcrmidts oprechte liefd het al te boven gaet.

Cec. Delietd veriiiag hetal, dies lief ik fonder fchromen. Flor. Dcliefdvcrfocthetal, wat imand op mach komen.nbsp;Cec. Dies fweer ick U, dat my u liefde wel behaegd.

Flor. Princes aenlict üflacf, die in zijn handen draegd,

Een hafelaren fiaf, en flech'ten hoed by defen,

Niet met gellcentcn, noch met pccrlen uiigeleTcn, Omi^ingeltnochgc^iett, geen gaven meer by my,

Dit lichaem (overdeckt met dele Herders Py) -Dracgd iets dat ik u tot yerfckeringh wil gunnen, ;

Is ’i faeck, dat ik daer meed ü fal vernoegen kunnen,

Al hoewel dat het mijn aidctbcllepand,

Omdat te offeren u, Prinecs, rcycktmyuhand;

Het is mijn ziel, mijn ziel tot uwe liefdgeboren,

Die (foo’k ii niet en lief) moet eeuwig gaen verloren; Princes, het is mi'ti ziel, mijn ziel die u in nood,

Door rechte liefde, trouw lül blij veu rotter dood;

-ocr page 46-

¦ Diana.

Princei, de liefde, doet my voor u neder bliygenj Mocht ick bet met een kus uw lieve lipjes tuygcn,

Die tot geluyge gy mooght drucken acii de mijn,

En laten die 't verbond van onfc trouwe 7.ijn.

Cteth Bcfcgel dan uw trouw met offerhand van kusjes En boot de graeghte vry van mijn verliefde lusjes,

Niet met een geylhcyd, dieuyt hcete wcluü rijft,

Macr die in cerbaerhcyd uw rechte trouw bewijft.

Flori. lek kus uw lieve mond , en offer dacr mijn trouwe, CeciY. Cccilla die fweert tetijn uw echte Vrouwe.

F/ari. EnFloriacn belooft getroüwheyd tot ter doodt.

Cecil. Cecilia om hellthaer Herder, in hacr fchoot. fiori. En Floriaen omhcKt Ccciliauyt minne,

Cecil. Cccilia verbind aen u, hacr ziel j enzinne',

Flori. En Floriaen, geeft u, Princes, lijn lievend’hert. Cecil. Cecilliadie wil dat gy haercygen w'crt.

Flori. En Floriaen die wil zyn hert aen ’t uwe geven.

Cecil. Cecilia die Wil eenhertigh met u leven,

INulaetonswijflijck, mijn Herder, onsbcraénj Met watbcleydtdat wy bclltrcekcn hier vandacn jnbsp;Ick wcnfchte aatghy willeen middel te ondecken,

Waer door wy uyt het Hofin (lilligheyd vertrcckcn,

En waet wy onfe reys heft nemen , geef my raed.

Flor, Princes wat fal ick raên ^ ick fchroom voor defe dacd. Cec. Wacr is u w litfd', mijn Licff lact liefde racd verlinnc:nbsp;Flor. lek weet. Princes die moet in fchyn van Herdcrinnenbsp;Hacrklceden, cnalfuörnri my, door bofch cn dalnbsp;Gacnreyfcn, toidcplaets, daer’t hacr believen fal.

Cec Decs middel duncki ihy goet,dng wacr Wy fullcn kecrcn Dat ftel ick, Floriaen, alleen aen uw begeeren ;

Voor my , w-acr’iu beliefde en mijn liefde cn mijn hert Die volgen Floriaen, al gingh hy ’t zy hoe verd;

Mijn liefde cn mijn trouwfull en mijn Dicfvcrfcllen. /Vor. Achjofons’t hemels luk eens wcêr ter plaets wou Itellei»nbsp;Daer ick geboren beti, foo wenfchte ick geen meer,

Vcrmidts ick u daer kon bewijfen alle eer,

Ja meerder als Princes vertrouwt dat ic; fal kunnen;

Ach! wou den Hemel ons foo veel gluck vergunnen, Soofottd ons luck, Princes, totaepdefterrenga^

-ocr page 47-

VIERDE HANDELING. 47 Cec. Indien uhy ’i racdfaem vind, wyTullen’tonderflaen»nbsp;fVtir». Ghyfultfoo’tugclieft, in Hcrdcrinnekleedeii,

Op morgen voor den dag, na ’t cyckcn Jiofch g.ccn treden, Acn geen lyd kan de Been , digt dy des Kluyfnacrs Cel,nbsp;Alwaer, ick uniyn Lief dan volgen fal CfoV. 't Is wel,nbsp;lek fal van nooddruft iny, tot onfe reys verfurgen,

En komen dacr ter plaets, gelijek gy feght op morgen,

En by de Kluys ick u inyn Herder wachten (al.

Flar. Den Hemel wil mijn Lief-behoên vobrongeval. Bin.

KONINGH, FLORENTIUS, eneemge Hovelingen.

Ka. V7 Frtreck.Florcntius watfchuylt’er? zijnuwfinne; V Verwert in ’t doolhof van de iinncloofc minne jnbsp;Hoe Prins! wat is’tr? fpreeckt, hoe üaet gy dus en treurt!nbsp;Watlciu^ is u iets bejegent, ofgebcurt?

Is’tornCecillia? doetfy utreurighleven? lek loof, dat ick hacr fal aen u ten Echte geven.

Florent. Syn Majcltcyt beloofd meer als hy geven kan.

Kon. Wel dat is vreemd gefeyd! gcefmydaer reden van. Florent. Ccciliadic heefteen ander trouw gefwooren,

Wacr van uw Majefteyt de fcckcrhcyd fal hooten.

Kon. Florcntiusdicdoold, en heeftcenquaed vcrmoên. Florent. Ick kan 7.ijn Majelleyt dacr goede blyck van doennbsp;Kon Ick weet, ’tismisvcrllacndontdacnuytjaloufyc.nbsp;Florent. ’t En is noch jaloufy, noch liefden rafernye.

Kon. Ey Prins! ten kan niet zyn, ’t fal nimmei meer gefchiéni Florent Grootmogend Majelleyt , ofickhethadgclicn!nbsp;Kon. Gclkn! dat hacr Princes verbonden heeft ic trouwen?nbsp;F,We»r.GrootmogcndeManarch! ik (al het Itacndc houwen,nbsp;/fo». Wel droomt Florentiasi/’/sr. Neen,mogent Majelleyt,nbsp;Maer'tis wacrachtighfeto, gelijek ick hebgefeytnbsp;ifow.WacragtiglPrinsIwat blijk kund gy dacr van verklaren?nbsp;Flor. Het geen ick fegh, fal ick foo naeckt’lyck openbaren.

Dat fijne Majefteyt geen blijck meer eyfehen (al.

Ken, F iorentius, wat blijck gctuyght uw ongeval ?

Aen wie heeft haer Princes verlooft, buytcnmijn weten ? Fleren. Het is my onbekend, hoe dat hy word geheten:nbsp;Grootmogend MajcÜéyt, dc oaem ca kca ick uier.

-ocr page 48-

4« nbsp;nbsp;nbsp;DIANA.

Ken. Is’t iemand in mijn Hof, diedefegunftgcfchlèt? Ilor. ’t En is geen Hoveling, nog Hovcliiigsgeiijcken.

Kon. Wel laet my van die 't is, dan ecnigh tccken blijcken, fhr. lek fchroomdat icfc ontdcck de fake Iigt;o(è leyt,nbsp;Midtfdicn fy quetll de eer van uwe MajcfUyt,

Kon. Mijn eer? thr. U eet. Kdn. Hoe is ’t da^ ÉrinS' F/ar Èy/ vraeg niet verder.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/

Kon. Ikwildatgy'tmy fegt F/or. Eylae$!het iS ecu Herder. Eea Herder j die up ’t Land de Schapen, hoed eri weid,nbsp;Dees mind Cecilia grootmogend Majdlcit.

Ken. Nu houd ik fcckcr, Prins, datgf u vind iiedrogen ;

Daer ghy dat hebt geiten, dacr heeft het uogtl gelogen,

F tori Gelogen? wacr het macr gelogen. A's», tnfoift, Florentius die heeft fich in het lien vcrgilhnbsp;F(or. Vergiit? óneen! óneen! 't is verre van vergificri,nbsp;Grootmogend Majciieit mijnfeggenfal nietmilfcn,

Ik heb het acngeiien, en ook van woord tot woord,

Wel duideiijes cn Iclaer met opmerek aengehoord, Cecilia die heeft een Brief.acn hem gegeven,

Waer in-fy (fo fy feid) hacr mcnmgh han gcfchrevcti.

Kon Wel wacr isditgefchiep Fl. Ontrem dc beek iu’t woöt Ten nicilen by dacr (ich den Klnyfcnaer oniboud.

A. wanneer was’t? F.na van daeg. A.En toonde fy hem tekefi Van fiefdeoft van min ? Flor. Daer is foo veel gebleken,nbsp;Is dat geen blijk genoegh ? dus fprack fy, Herder kom,nbsp;Omhels my, die u mind voor haren Bruydegom.

Kon. P'lorentius, is ’t wacr ? Flor. Soo waer, dat ik met cede, Grootmogend M.ijellcit, wil fwetren dat fy’rdede,

Ja leven, goeden bloed, lid ick daer voor te pand.

Kon. Ceeiha, doet ghy mijn Krottncdefcfchand,

Dar gy cen Herder foeckt voor Bruydegom te trouwen, Veel liever liet ick ude kop van’i lichatm bouwen^

Ja hacr van lid tot lid vernielen, eer ick wonw Gedo.gcn, dat fy hacr foo ver vcrloopen fouw jnbsp;Mijnduuckt hoe eer hoe beft, dit vuurlijn vjamtedoven»nbsp;Flor, Dit vuur brand verder als lijn Majcfteit fal lovea.

Ken. Hoe! is ’er dan by liaer oncerbaerbeidt gefchict ?

Flor. Wie fich in twijftcl vind, die heeft het fijne nicL Ken. Hek gy dan iets gefpeurd? ik wilgyfult het feggen^

-ocr page 49-

VIERDE HANDELING. 49 Flor. Ik wi! hacr Majctteit dit niette Iade leggen,nbsp;Watnictgefchiedcnis, wel licht gelckieden kaa, ,

Kon. Hetisgclijckgyfcgt, daer is al vry wal an ^

Men moet dan,Prins,het quaet(om meerder quaet tefchat^^ In ’t cerll. met alle vlyt, den loop i au’t quaeü doenftutten|nbsp;Wanneer men in ’t begin dc liecktc wcoerllact,nbsp;üoo werdfc mcnigmacl verhoed met klcyne ract;

Het nacll is, dat men tracht dit voorneem om tc (loten,

En dat den Herder zy in hechtenis gefloten i nbsp;nbsp;nbsp;^

Vervolg hem, Prins, en maek dat gy geen tyd en fpilt. Bilsgt; Fier. Grootlt;nogend Majclleit, ick doe het geen gy wildi

- ALLERDUS, FLORENTIUSI

AÜ.TSJ Oc dus vcrbacft? wat is’er Prins! u wedervaren?, Fl. let wonders,'! geen ik u,mynvrint,moet openbaren.nbsp;Allerd. Hetmoctal vry watiyn, nadatuw wefen duyd. ,nbsp;Flor. ’t Is niet wat vreemds, mijn Heer, Cccilia de Bruyd!nbsp;Aller. En met u Hoogheid. jF/or. Neen Allerdüs. Aller.’t Kannbsp;nietmifTcn.

Flor. Herkan, engactonSveeroockbovenonfcgiflèn.

Al. Ik agt fijn Hoogheid boert. //. Neen,’t is geen boertcry. Allerd. Hoe is het dan myn Heer? ickbid vcrklaerthctmy.nbsp;Flor. A Hbo ick my op u, alsopmijnielfsvcrtrouwe,

Soo kan ick ook geen laeck voor u verborgen hou wc’ ^ Devvijl ick van uw trouw mijn vrind verCeekerd ben,

Soo is’et niets dat ick voor u vet (wi)gcn ken ;

Dies let mctacndachtecns, Allcrdusop mijn woorden,' Ick weet, uw leven gy noyt vremdet liuck en hoorden!nbsp;Alfoo ick by geval, al leen door ’t üofch quam gaen,nbsp;Vond ick daer de Princes, by hsren muniaer Itaen, ’nbsp;Gelief-kooltengevleyd, ófotte! (bttefinnen J .

Hoe (bt lijn Maegdcn, als de lull hacr tergd tot minnen j Wat doen de Maegdcn niet, als min hacrgaende maeckt?nbsp;AU. Gclijck hetvlasop’tvuurfeerhaeftin brand gcraeckt,nbsp;Soo licht ver valt een Macgd in on- eer cn te fchaude,nbsp;Wanneet fy in haer hert de minne-lult doet brande’ tnbsp;Een Macgd die min-ficck is, loopt ^rijckel aen hacr ccr,nbsp;Doch dit vertrouw ick bp PrinccflTc nimmcrinecr.

-ocr page 50-

16 nbsp;nbsp;nbsp;DIANA,

f J. Vertroild niet al tc veel. M Hoc.' nict tc vecl vertronweij ?

Sijn Hoogheid wil Princes niet voor I igtvacrdig houwen. fier. Ligtvaerdig, Heer, ofniet, ickhebfooveelgefien,nbsp;Dat met Princes wcl mogt onneerbaerheid gcfchiên,

So’t niet gclchied cn is. A/ Princes.' F/«. En nog a! verder, by is verliefd, enmind, voor Bruydegom, cen Herder.nbsp;jf/l. ’t SchijntongelootFclyk. F/or Nochtans fo is hetwaer,’nbsp;En heb’t fijn Majeftcit ontdeekt foo nackt en klacr,

Dat hy daer over my wel hoogelijek belaften,

(Eer’t verder komen mogt) den Herder acn te taften, yfiSf. OHemel! watiithoor, datnuecnKoniftj'skindnbsp;Soofecr in min vervalt, dat fy een Herder mind jnbsp;Wat kan dc min niet doen ? wat werekt de min al kuren ?nbsp;Dog defe min,mi jn Prins! en fal niet lange duren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;u/t.

Pag. Genadig Prinsen Heer, het Hofis volgerugt,

Dat de Princes nu is geweeken, en gevlugt;

Ais ’t Hofis vol onruft; fijn Majefteit verlegen, Dicwildatmcnhacrfocck, en volg op alle wegen jnbsp;Oock heeft fijn Majefteit my ftricktclijck belaft,

Om uw Genaden aen tc feggen, dat gy vaft En ftereke wachten ftcld, om’t vlugten voor te komen.nbsp;F/ar. GaPagie, fcgdcfacck is by der hand genomen.

Allerdus, vrind! .gaetgy de Noot der hoecken door.

M- Ik fal, enbenontlteldvan't geenikfie, en hoor j lek fal op ‘t fpoedigh my begeven hacr tc foecken,

En rennen mettet haeft door al dc Noorder hoeken, lek fal in H Eyckcn Bofch de wegen foo vcrficn ,

Dat dacr geen doortocht (al, vaneenmenfeh, gcfchiên. ’k Sal al dc paften doen met trouwe wagt befetten,

Die op het v luckten van Princes wel fullcn letten.

Flor. F.yga, Allerdus.'ga, op dat geen tijden fpilt.

AU. lkga,endoemijnPrins, al’tgenedatgy wilt, Ein.

CECILIA in Hctdcrinne klccding.

A Oku verheven Treen,

Van -wel Scepter en Kr aen t

Jek Jaetfe tiie haer minne j Wat ijjer meer aen vaji.

-ocr page 51-

Vierde HANDÈLiNG.

/f/x meeyU»fwgh , en i/fft :

V hbeji een Herderinne,

Wie kend nty in dit kleed)

Ey ! vlugge voetjes, treed,

E.er 't daghje neer kornt dalen j Eer iemand het verffied,

Of door de telghjei vlied,

Om mste achterhalen.

Wat neem ik voor een ff oor f Ickga dit vceghje door,

'Tot ginder bj het Beeckjen;

Staf voetjes, fiaf'toataeni

Waer toeftgy tloriaen, nbsp;nbsp;nbsp;.

Kosm volgh my of dit jireeckjeti.

Hier is de Bcèck, en Kluys, alwaer mi|n Licfd my fcilt;Jè ^ Datick, indclcfchijn, fyn komftefemd verbeyde’;nbsp;lek treed in’i Kluysjen, by den ouden Kluyfctiaer j ,

Al wacr ick ben bevrijd voor onhcyl en gevaer

Hou lig, waer zijt gy hiet?EV. Ik koom, wat ’s u bcgecren?

ik fouw wei garen iets van u; Heer Vader, leereUj Waerom datgy den loop van uwe levens tijd ,

In Woclte wildernis foo armelijck verfljt ?

Erem. 't Is daerom. Herderin, dat ik door rouw der fonden, indicnftacn Godc, al mijn leven heb verbonden,

Oin fonds verdiende Itraf door boeten wcêr t’ontgaen. Cec. Waerom dat, Vader! in de wildernis gedaen ?

Erem. Om door de wildernis my ftadig in te beelden,

De woclte wildernis van myn verloopcn wedden ;

De ccnfacmhcld , om dat fy geen beictfcl geeft, Wanneer de geelt fijn lult in Uod te dienen heeft;nbsp;Dcarmocd’dieick lijd, ismy een williglijden,

Vermids de arinoed is een middel, om tc mijden . Dcwellult, die in’t hertdc meefte fonden voed;

Het arrem leven llreckt een wet voor het gemoed,

Om overdaeu en wecid ter zielen uyt tc jagen,

Mids weeld, en oveedaedden oorfprong Zijn van plagen, Cec. Soofpeur ick dan dat udearremoed verheugd,nbsp;Omdat de armoed is een voedfter van dedeugd.

-ocr page 52-

^^^^mmrnÊÊÊÊÊÊmÊmmÊmmm

Diana.

ii-em De drmoet voed ^cen deugd, veel armen hacr begeven Meer tot deboosheid, als wc' tot een dcui;diacm leecn;nbsp;Soo armoed voede deugd, foo mol! men d’ arme liéanbsp;( Soo menig alffer zijn) dan altijd dt uglaem lien;

Neen Herderin, dser llrijd de reden dapper tegen,

Als dat de deugd fou w in de armoed 7 ijn gelegen j Dedéugd ontUaet alleen uit een oprecht gemued,

En werd door reden in des menfehen heit gevoed;

De armoed is bcquacm om wel lult u U te vinden, Dcredendoct den menfch aeti deugdens wet verbinden.nbsp;Cm7. ’fisredelijkgefcid, doch’kbidu, rcdcnged't,nbsp;Waerem dat gy dan hier dus atreinlijcke leeft ?

Erem. Om door de atremoed gceti overdacd te plegen, tielijck denvervloed het herte kan bewegennbsp;Tot fchaudelijck tnisbruyck, daerom is armoed goed.nbsp;Cecil Soo houdt ik ftaendenog, dat armoed deugde voed:nbsp;Want kan men misbruydt door een arrein leven mijden,nbsp;Soo voed de.armoed deugd, daer kan niet tegen thijden.nbsp;Er. ’t En heeft gecti kragt van deugt, dat ymand mishruyk lactnbsp;Omdat hynietenvinddcmid’lcn totdedact:

Maer dat is rechte deugd, het misbruyck af te keeren,

Als lull en overvloed *t misbruyck acn ons begeeren,

Daer toe port reed’lickhtid (en niet de armoed) an,

Maer armoed iseen’faesk die daer toedienen kan j En rede voed de deugt, fo dat de deugt uit redcti, AUerJvinbsp;De armoed w illig k ieft, uit deugds gcncgcnihcden. ttyt.nbsp;Cecil. Daer fien ik iets, eylacs! dat my een oorfacck geeft,nbsp;Waerommijn hert in vrees en droeve forgen leeft;nbsp;Vacrwcl, ik ga. EVew.Enikommijngetyiclcfcn,

Cecil. Isdat Alicidusniet? eymy! watmach’cr wefen lek brnontllcld, eylaes! ca op het hoogll bedroefd,

Ach! Floriacn mijn Lief, dai gy foo lang vertoefd: lek Iprecck Allcrdüsacn, die van my niet en weet.

Noch my niet kennen fal in ’t Herdentme kleed ;

Orn weten wat hy wil, heb ick een groot verlangen j Wel Heer, hoe dus vermoeyd! hebt gy nog niet gevangen?nbsp;Noch eenig wild op ’t fpoor, vervolgt in defen hoeck ?nbsp;Allerd. Neen Herderin, ’t en is geen Wild dat ik nu focck, .

-ocr page 53-

VYFDE HANEDLiNq, 5-3 En hebtgy dc Princes hier niet by u vernomen ?

Princes Cccilia.' Naharevangftickhacek.' Me. Waer in heeft fymilüaen? ditfehijndeen vremdefaek,nbsp;^acrom fouw de Princes doch v!uchten?door wat reden?nbsp;Heeft fy in cenig deel dc wetten overtreden ?

Of iets verbeurd, wacromfy vluchten fouw? cyzcgt! .Mijn vrind,ik agtgyiijt heelqualickonderregt.//or»,»yr,nbsp;Wat karmen hoor ick dacr ? cy iny ] ick ben in vreefen.nbsp;F/eri'.Waer nsag myn Herderin,waer mag mijn Engel wefen?nbsp;Waer zijt gy myn Princes ? komt E'lotiacn te bact,

Die nieten weft, eylacs! waer dat gy hcenen gaet.

Cee.Hier ben ick,hier mijnLicf,mynzrel,mijn tweede leven, Cecilia cn lal haer Herder niet begeven.

FLORENTIUS met ee»ige HoveUngen,

Floten nbsp;nbsp;nbsp;Eefu gevangen,voort. //. waer in heb ik mifdgen?

/.Wf». VJ pjit fuit qy Qp j-cn kort wel hooren cn verftacn. Aller. Princts een P]erdcfin?dccsfchijn heeft my beOroogen,nbsp;En die ick heb gefocht, Hond lelv er voor myn oogen,nbsp;Floren. Princes, vcrfchoon myn pligt, het is uw ’t Vaders laft.nbsp;Cee.Getrouwe liefdeopgeen dvvangnog Itrafhcyd pad. üia?.

VYFDF HANDELING H,

KoniNg, Florentius, met al het Hufgejitt.

Kon. O Et fchijnd ick ben tot ramp cnongcluck geborens * O Hemel! wat komt niy al fwarigheyd te voren •nbsp;*t Gedacht’mijn rampfpoct, lacs! naetiw aalucrhalen kennbsp;’t Schijnd ick aen ’t ongcluck gelijek gebonden ben ;

OHcmcl'VoogdI hebtgyvooriienditRijcktcplagcn? Ey ! legt het geen meer op, als het vcrmachte dragen;nbsp;Gcfchandvleckt van mijn kirtd, 6 noyt gehoorde daet!nbsp;Gezegen is de Stam vati al.myn eer en daet;

Myn kroon leydin de as, mijn eer weidt pleeg te brallfin,_ Diclcydnat’ccncmael, eylacs! ter neer gevallen jnbsp;*k Wil darden Herder vopiodit Rechter zy gefield,

Op dat hem vonnis (na verdteijften) werd geveld.

J^loren. lek fal fijn Majedeytekn Brief cerft overgeven, nbsp;nbsp;nbsp;.

quot; gt;ie dc Piinccüe acaclcn Herder hedft gefehreyen

-ocr page 54-

Si nbsp;nbsp;nbsp;DIANA.

Daer vindmen proef en blijck van haer verloofde trouw^ Dit isbevyijs, indien men Mtuckonikennen wouw.

FLORIAENi» de ^evan^eniffe.

Wichinderd haet, wie fchaed dc logen ?

Die door de nyd meyn-eedig liegt;

Den inenfeh werd van den menfeh bedrogen j Maer niemand ’§ Hemels oog bedriegt.

Inu, ÖLiefd! ftaetmyn vertrouwen, lek vrees geen ftrafte, pyn, hochdood,nbsp;lek fal myn hoop verfeekerd houwen,

Dat ey geen v romen laet in nood.

Mynboeyens vaft om myne handen , Gelyckmifdadig, nietmifdaen!

O liefd ! verlicht mijn fyvare banden j Laet my van u gcnacd ontfaên.

Is’tda'tickmoet, doorliefde, lyen Ecnftracfdic’k niet en heb verdiend;

Mag haer mijn ziel in deugd verblycn,

Tot flraffe my dc dood vefliend.

Salige Sielijes, die hier boven In vrede kefd , en vrolijck zyt,

Daer ick hier noch veracht, vcrfqhoven,

Hacck na dien aengenacin tyd.

ÏCPNINGH, FLORENTIUS,eemgeRatds-kferem vier Keek ters, ett aPt Hofgejin.

Kou. T Aet den mifdadigen hier voor Rechters komen. Ylari. «-'Wat heDt gy dog met my,gyHccrcn voorgenomen?nbsp;i Rech.Om uyt uw mond de fchuld uw’s mifdaed te verllaen.nbsp;Ylori. Wat leyd men my tc lalt ? waer heb ick in mifdacn ?

1 Rech. Gy hebt dc wetten van dit Koniiickrijck gebroken, Ytori. ’t Is tegen recht en reen, ja valfchdyck gefproKen \nbsp;Laet my de wetten van dit Koninekrijek ccrlt zien,nbsp;Wacrzijnde vvettendicoprechte liefd vetbién ?nbsp;zRech-Die vind gy in het boèck van uw gemoed'gefchreven.nbsp;Yiori. Wie fal van mijn gemoed gctuyge kunnen geven ?nbsp;i Rsch. U w mifdaed,oie uw dacdoprcchtelijck verwyt,

Als dat gy Üerdet, fwat» fttaffe t'cbuldig zijt.

-ocr page 55-

VYFDE HANDELING ff

•F/. Ik kan in myn gemoed, nog fchuld, nogmifdaed vinde’, Indien ickfchuldigben, dat is, dat ickbeminde.

En noch beminnen fal, Princefle’s Koningskind,

Die ick beminde, omdat fy my heeft bemind;

Sooditeen mifdaed is, foo lactmyftraf ver werven,

Eer ick myn liefde brceck, fal liefde my doen fierven,

\ keek Gy wylVijw vonnis iclfs, het Hcrvcn komt utoe. F/orj. Soo 't Recht bewijfen kan dat ick foo veel mifdoe.

I keeh. Het is genoeg mildacn,aen Koningseer IC fchennen. F/«r,'.Niét minder fchacm ik my,6Rcgters!fu!x t’ontkenuen,nbsp;ikeek Ontkennen is geen recht, uw wereken dic zijn klaec«nbsp;fiori. Dat’sll^htgdeyd, daerom is mijn ontkennen wacr.nbsp;iKcch.’i is wacr,dat gy het recht,en wetten hebt gdchonden,nbsp;/?«ri.’tSal waer zyn.f gt; wanneer dit wacrlyk werd bevonden.

X Keek Is dit een Herder ? hy is meerder dan gemeen,

Ko». Hy toond een kloeck gcmoed,mct deftigheyd van rt^n

1 nbsp;nbsp;nbsp;kech is ’t wacr,dat gy Princes beloften deed van trouwen ?nbsp;Fkri. Dat is gcfchicd, en my in’tminft noch niet berouwen,

2 nbsp;nbsp;nbsp;keeh. Wie heeft u met Princes het trouwen tocgciiacn ?nbsp;Vlori. Is hier in iets verbeurd? foo heeft het liefdgedacn,

2. keeh. De liefd ftotidu niet vry, noch kan u niet bevryen

Van draf, dicgy, door haer, verdiend hebtomte lycn, F/»r/.Straft myfnadatu dunkrjalwacr’tfchoon met dedoot.

1 nbsp;nbsp;nbsp;keeh. Acht gy u die verdiendikend gy uw fchuld foo groot?nbsp;Fler.in’tminfte itict.z^Rrflr.Waerom dit vonnis dan gegeven?nbsp;¥lori En waerom niet, foo gy my komen kund aen ’t Icveiil

2 nbsp;nbsp;nbsp;keeh Met recht hebt gy de dood tot uwe draf verdient,nbsp;¥lori. Omdat ick aen Princes myn liefde hobyerlicnt ?

t keeh üm. dat gy de Prinecs fogt uyt het Rijck te brengen ^ En uw vervloeckte lud met Konings bloed te mengen.nbsp;Flor;', Menfeggewatmenwil, 'tisverredacrvatidaeii,nbsp;Dat ick in onneer focht myn luden re verlaén,

En ’t koninglijeke bloed te fchenden door ontrouwe;

O neen J myn fyuv'tc liefd my fal otifchuldig houwe*, GyRcchtcts! oordeel recht, wanneer mcTfdai befpeurd,nbsp;§oo wenfeh ick d at men my, van lid tot lid verfcheurd ^nbsp;Ja, is'cr in mijn hert oyt lulck gedacht gekropen,

éiU


Soo inacn mcnFloriaen het vel van \ lichaem dropen j rabraccKt. biaud en v ild, oEtloctiojialR'san,

-ocr page 56-

fö nbsp;nbsp;nbsp;DIANA.

Wat men tot ftraf ofpijn voor my bedeneken kan.

%Reth. Na wetten van dit Land heb gy verdiend IC tlervcn,

• Enfultuwvonnisnadewetvan’trechtverwerveu,

En van uw tnifdaed cytcht het Recht geen meerder blijck , Als dat gy Ibcht Princes te voeren uy t het Rijck:

Dit is den hals verbeurd, diesmoogd gyubereyen,

En ’t Recht ca laet fich nu met Peggen geen meer pcyen.

P^aningme^alie de anderebiunta,

FLORIAEN( btwaerd van eenige Dienaers ) blijft op't 'Taneel.

P fiiyvre liefd! al mijn linnen en gedacht* JZijnt’cenemaelverftrayd met wondcrlycra krachten;

De wereld loos cn boos, de menfehen valfch en quaet, Die paflen op geen recht, maer oordcelen üyt hactnbsp;De vromen dickwils vuyl, cn tielen vacck voor vromen,nbsp;D.och die ’t gemoed voldoet,hoeft laftcr niet te Ichtomcu;nbsp;Ver wefen totter dood, Cecilia! Godin,

Om dat ick eerlijck u mijn liefde draeg cn min I Erjgymy weder mind, vercenigdmetóns bcyden,

Ju fuy verlijeke liefd moet ick mijn liefde fcheyden;

O fcheyden! al te wreed, niet wfced door dood en pijn, Macr wreed , om dat ick moet van u gefchcyden zijn;nbsp;Cecilia vacr wel, vaer wel mijn uitverkoren,nbsp;ïck ben tot uwen dienft mijn Engel, niet geboren,nbsp;Princes', wanneer mijn ziel dit lichaeni, laesverlaet!nbsp;Soo draeg om mijnent 'Sf il, uit liefd’ een rouw-gewact,nbsp;Ter liefde van uw flaef, wiens trouwigheid fal blijcken ,nbsp;Nog dood,nog vuur,nog fwaert,nog geen tormenten w ij-Prouck uw Altaren op, ófuyvreLicf-Godin! (kennbsp;Óntfang de Oberhand van üw getrouwe min jnbsp;Breng my van dacr ick quara, op datick my bereydc,

Om wel gcirooll tcrltoud van defer aerd le feheyde.

p E C i Ij \ K^klkyfierd %,ijnde, Komt met eenige Dienaer! ' ' 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ ' voor dé Gevangenis.

Oe kan het Hemels Recht, fookragtig van vermogen, I Ditongelijck, eylaesj verdragen cn gedoogen!

’OTfafims[Fiijy’ieMaegd, ayvnjachieniekue^

-ocr page 57-

V Y F D E H A N D E L I N q. S7

Verloft mijn tweede ziel die hier gevangen fit,

Hy lijd, e» icK heb fchuid; ó onverdiende plagen i Volmaccktcr jongeling mijn oogcij npyt cn fagen:nbsp;Geknield ter aerden ncêr leid uw b^js^efdc Bruit,nbsp;KpooiFloriaen mijn Lief, en llecck: uw hoqfdcens m't,nbsp;5ic wie hier voor u leid, met hert en ziel gebogen,

De armen opgerecht, de tranen fn de oogen,

Pe handen toegevoegd, en uitgcreckt tot dy,

Alfoo ick fchüidig b.n, mijn Lief vergcefhetmy.

Flon. Siaop, Frinces, llaop, gy hebt my nietmiCdrcvQns Het knielen komtmy toe, aen uw kant het vergeven ,nbsp;Midts gy om mijnent wil, 6 KoninglijckcMaegd!

Dees ys’rc boeyens om u tedre handen draegd;

Ey] droog Ceeiha, de iracmjensopuw wangen,

Die my befwaren, hier dus fwarcli jek gevangen;

Ey! ftaeckt uw fuchten , droog u wangen nat berracnt, ’.tBefwaert mijn hert te meer; ’c ontsiert u fchcon gcdaeiit.nbsp;Princes, mijiiLictJ ick bid (geboéys in yfre banden)nbsp;Laet af van febreyea, cn het wringen in dc handen,nbsp;Want ieder tracntjen dat’er uit uw öogies parit,

Benauwd my ’t hette foo, dat het van droefheid barft;

De fuchjes, die daer uit uw tecre boefem fwellcn,

Doen mijn benaut gemoed met meerder fmert beknellen, Ick voel door uw verdriet in my te riiecrder fmert,

Die als een ballaltleyd op mijn benauwde hert.

Indien icku mijn Lief, mocht vaiialc lalt bevryen, Daer is geen dood fo w reed , ick woafc om u lycn,

Dc traciujcs dien ick w'cCri, cn biglcnd neder giet,

Zigi niet urn mijn elicnd, macr meer om uw verdriet; Uw lijden valt my fwacrmw droefheytdtuckt ngiija herte,nbsp;Üm dat ick ben gewecll dc oorfaecit van uw fmerte;nbsp;Hoeishetmogciijc|(, dat fonder Ichrcytn, ick,nbsp;Geduren kan, den lijd van ecHcn oogenblick-?

Eylaes.' het ts vérgcefs, dit hert geperil in rouwe,

En kan de oqgen van ae tranen niet onthou wc’,

’t Lijfisdezié! tehauw , ds wereld mytebang,

Stio laiigalsicli met'umijiiiicrven niccontfang,

Om met mijü Lief,door licfd,vjn’t werelds af tc fcheidcB, Op dauni Hl ziel icu Hemel raaa iielcvdeu


-ocr page 58-

jS nbsp;nbsp;nbsp;DIANA.

Flori, Princes, nochcensPrinces} PrinccflèvooraUijt, Soo bid icku mijn Lief, dat gy gedachtig zijtnbsp;Decs reden, dacr ick foeck mijn Engel ineê te peyen:nbsp;WatcC Hemelt' fai^» voegd.ddtfal Jets menjch niet fcheyett inbsp;Is ’t dat de dood mijn ziel doet fchcyden van de aerd jnbsp;Trooftu, cndench, tfrinces, ickbcnuveliefdnict wacrd.nbsp;Troofltimet's tdemelsvil, die nieter, is’t ontvlieden,nbsp;Wat’tNoodlot wil,mijn Lief,dat fal en moetgcfchicden.nbsp;Ceiil. Mocht, totverlichtenis, uw onverdiende pyn,

Myn herten Ljcf, metd’ o in een geftnuUenzijn ,

Dat ick udefe lalt, Cn onverdiende plagen,

Getrouw tot in der doot mijn Liet mocht helpen dragen, Soo waer myn hertje dan ten declc wat verlicht.

/7er». Hoe toondgyu dus droef. Princes, voormyngcfïcht? Ickbid, fooveelict kan-, wiltuv edrocffieyditaken,nbsp;Den Hemel, hoop ick, fal cengoede uytkomftmaken;nbsp;Myn Lief, mijn lieve Lief, waer toe lóogrootcnrouw^.nbsp;Devijl den Hemel fclf decs faeck foo hebben wouw;

Mi jn Lief, ick bid ft doch, houd op houd cp v an fchreyen^ Cecil. Het valt myn ziel te fwaci van d’uwc at te fchcyennbsp;Flori. Myn Noodlot wil het foo , ach! zyt dacr in te vrcén,nbsp;Myn Engel, het word tyd dat ick my tot gebeén,

En fterven voegen ga, voor’t aerdfeh het Hemels kiefe. Cecil, Ach! fal ick dan myn Lief, uw liefde foo vcrliefc’fnbsp;Flori. Princes Ais geen verlies, wanneer men beter mind,nbsp;Waer iflèr meerder vreugd als men ten Hemel vind ^nbsp;Mijn ziel den Hemel foeck t, en wil een beter cpvcn,

Nu dat de ziel my leerd de Spreuck, Gedeuckttejlerve», Alsmydedoot, van'tlijfontbloot,

Soo laet dit op myn Graf (leen houwen;

Een Herderƒicht, ( maer onvolhrocht)

Een Konings kind als Bruydte trouwen,

Cecillia. IcK ho( gt;p u dra, te volgen na,

Myn Lief! doorlicfd, entrouw'e j ’k Sal na uw doot, myn Ma. gden-fchopt,

Sop laugh oock fuyver hoaweu.

-ocr page 59-

VYFDE HANEDLING.

KONINGH, RECHTER S^metaüeswatten Hoef is.

•K.DReng haer tcrftont van hier,cn d’ Herder voot ’t gcregt.

C. tJlkwceg u vader. K.‘k wil gy niet eepwoortmeerfegt.

Flori. Grootmogend Majcfteyti myuftcrven, ofmijnlevea Stact in het Boeck alleen van uwe wil gefchreven?

En wat fijn Majeftcytniijnwaerdigacht verdiend,

'tZy’tlevqiofdcdood, nadat by myvcrliend, lek fchuldig dragen fal, en trooften my door redennbsp;Moet ick nu derven ? ’k ben metfterven wel te vreden:nbsp;Niet dat ick ( na verdiend ) de dood my fchuldig ken,nbsp;Macrdatick, doordcliefd, dacr toe genegen ben.

% R«ch Uytwijfendc het recht, bevind menu verdiend Te hebben,’t fwacrd des doots.T/.Indien gy’t dan fo mientnbsp;.Groot mogend Majcdey t, foo fal ick na uw wettennbsp;( Als’t doch niet anders mag) goedwillig my gaenfettcn»nbsp;lek die moet derven, alsmifdadig, nictmifdaen,nbsp;Onnofel als een Lam ter Hredcr dacht banek gaen,

Ter liefde van mijn Liefden dood gewillig derven j Adieu myn Lief, adieu! adieu, nu moet ick dervennbsp;Dewcl gewenlchtc vreugd uw’s liefdens op der aerd jnbsp;Ad icu, tot dat uw zie 1 met my ten Hemel paerd Jnbsp;Alfoomyn levenstijd tencynde is geloopen,

En datter geen geni voor my CQ is te hoopen,

Bereyd ick my ter dood, en kniele voor het fwacrd, Enofferdusinijnzicl, hetliciiaeinaendcaerd;nbsp;lc:lt;kniel, adieu Princes, met my vereend geweeft,

Jn’s Hemels recht en gunlt beveel ick mynengeeft.

DIANA in Kluyfenaers kleedingh.

i. CT OuopScherp-rcchtcr, hou, ick dieals Amballadc ^ Et rd wat te Iprckcn heb uw Hoogbeyd, en genade,nbsp;Naed hculchc groctenis aen (ijnc Majcdeyt,

En ’t gantfche Hofgt dn j foo werd u acngefcyt Ha VGriexfc Vocli, en Prins dees gifte aen te vaerden.

F/.WeIKluyfcnacr)W.it’sdit?D MynHeer,dc grootewaerdc Van dit Juweel, by u te wegc breugen fal.

Dat gy herroepen fult dit droevig ongeval;

dis eea atidet ttraft, draft cergmf boofe daden

-ocr page 60-

6e nbsp;nbsp;nbsp;DIANA,

Opcnddit Boeck, en Icerddacruytuwcygenquadcn,' Omdcck dees Tpiegcl, ’k fcg decs fpicgel! waer in gynbsp;Suit klareiijeken iien uw fnoó bcdriegcry.

Floren, Sie toe, niet al te hoog, of ’t mocht u \rel berouwen.

Dia». Het geen ick heb gcfcyd, dat fal ick (tacndc houwen, Koom, doedcesfpiegclop, uwfclvcndaerbclict,

Gy, diemifdadigzijt, veroordeeldand'renniet: Acnfehouwd het g«cn ick brocht, gy fult daer in bevindennbsp;Dat uwe daden u aeu defe fttaf verbinden:

Doeop, doe op dit Boeck, vracr in gy vinden fult, Wacrachtigegctuyg’van uw godlcofefcbuld.

F L C5 R E N T I U S o»td*ckthet DooJs-hfofd.

Floren. O Hemel! wat is dit? watwilditKluys’naerwcfcn?

Dian Een Bock, waer in gylcund uw eigen mifdaed leien.

Floren. Wiciircr, die cen Prins van initdacdovcriuygd!

Dian. Een armen Kluyfcnacr, die hier ter aerden buygd, En Held dit Bcckeneel, tot tuyge, u voor oogen,nbsp;Ditgy, op eed van trouw, Diana hebt bedrogen;

Dit fprecckt in u gemoed,hoc’c met den mcnl'ch verkeerd Ey Prins! ick bid, hier acn neigen fel ven Icerd,nbsp;Eudenek, watmctrdedoodudccsgelijck falmaken,nbsp;Hoe 't met de ziel fal gaen, door uw' vervloeckte faken,nbsp;Datgyutrouw, uweed, uwacrdcLiefvcilict,

Dicmy, tot u te gaen, beweegden om’t verdriet.

Dat gy hacr hebt gcdacn, uw Hoogheid voor tc houwen, Enisu, UW'ontrouw, ó Prins! noch niet berouwen ?

Floren. lek llagelijck verfuft, verwonnen in't gemoed !• Met een bcrouw'ig hert mijn ziel hacr klachten doet;nbsp;Berouw, hoe fclhciyk komt gy my 't gemoed ontroeren,nbsp;lek ben niet wacrdig om de naem van Prins te voeren,nbsp;ünwaerdigbcnicknu, onwaerdig ken ick my ,

Dit Piiücelyk geweer te dragen acn niyn zy Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ach! 'ofdch Hemel gaf, dat ick hacr eens mocht fpreken,

kk fouw voor hacr gelicht my op myn (elven wreken,

' lek ken't, ick hcbmiidaen, myn hcrtcvocld berouw, lek heb myn trouw verloofd, Diana is myn Vrouw,

Ick wil en fal myn Lief Dianaechi’lyk trouwen.,

Diojtt Florcmiusamp;lt gy oock uvy beloften houwen ?

-ocr page 61-

V Y F D E HANDELING. 6t

^lor. lijfal, dat fwecriku, maeck dat ty hier vcrfchijn’.

DiitK- Soo gyfc IpreekcB wilt, fy kan hier daei’ii jkzijn.

flor. Ik fal nacr liefd cii trouw gelijk mijn Bmvd betonnen, En bidden, dat fy doch mijn fanten wil vcrlchooiu n.

Diiin- Diezijn vcrl'choond, i'o gy u macckt haer fcbte man.

'Flor, Wat blijck of lekerhefd betoond gy iny dacr van ?

Dian. 'k Heb volle inagt van haer,darr van tnct u tc fpreeken.

Flor. Sodatfois, toondnay, HeerKluifcpacr, ccntcekcn.

Dia», Gceiltccken hebik meer, als’t geen ik u verklacc.

Flor. Had ik Diana fclfs. Ot'ik Diana wacr.

Flor. Hoe,gy Diana? Di»n, ja Diana./7or. ’t Schynt gelogen.

Dm», 't Is niet, vermidsgy liet Diana voor uw oogenj Doch t Icnijnt Florentius Diana niet en kent.

Flor. Diana, Lief! zijtgy't? Florentius, ikbcti’t, Sic hier Diana lelfsv in dele Kloys'naers kiccren.

Flor. Flcbik Diacnonteerd, ik 1'alfcvoederceren.

Dian. Wat werekt desliefdc niet in defo Kluis’nacrs fchyn ? Gedenkt tefterven, .'Prins, gy (hit te vreden zijn.

Kon. Wat wonder wcrktdemin,fo wy hier fien vooroogen, Florentius getrouwd, hoe vind ik my bedrogen ?

Flor. Grootmogend jVIajcfteir, voor wien ik nederbuig, En mijne mifdaed u rechtvaerdiglijck betuig’ jnbsp;Eu bid genade, inhetgeen ickbebmifdreven,

Gcnacd’ge Majeftcit, lek bid zeilt my vergeven ,

Dat ik Diana heb getrouwd , en boven dien,

My heb vcrllout, mya trouw uw dochter aen tc bidn: ’tlsmifdaed, ilcbckcn’r, ey ! wi It genade tuonen,

En al mijnfauten door uw goedigheid, vetlcliopnen ; Ey! toon genaed aen my, end'Herder die hier (lactnbsp;Verwefen lotierdood, veroordeeld van uw Racd:

Ey'. loon geen liofdfoo wreed, cylaes!’t is my berouwe’, Dat ick decs Herder hebbcfchuldigd van ontrouwe,nbsp;Ofccrcloofc min gepleegd aen ’s Konings kind,nbsp;Diehemccrit, eer hy hatrgeliefd heeft, heeft gemind.

Kon. Segt, Herder, vvicgyzijt, en waergy bent geboren.

Flori. In Viancfcrijk,daer ik, lats! mijn Ouders heb verloren j Mijn Vader, van gellacht uit Koninglijeke (ta^,

Door rampen ongcluck tot nederlagen quam,

Soo dat ik heb gedoold in Ichiju van Schapen-hoeder;

-ocr page 62-

«2 DIANA, Vijfde HAMDELiNG.

Cyrus tnijn Vader was, en iïabcl mijnMocdcr;

Dit draeg ik tot getuig; myn Vader, infijnleveai Heeft fel ver my dees Ring aen mijne hand gegeven.

Dia. DieNatiien, en dien Ring tijn my fecr wel bekent}

’t Wartn mijn Ouders meed', dies gy mijn Broeder bentj Mijn Broeder Floriaen! wat wonder leerd den tijt.nbsp;AchHcmel! watikfie. Diana, boel zijtgy’t?nbsp;Dia. Ik bent. fl. Mijn Suftcr! hoe fal ik u trouwheit prijfen ?

’k Moet Broederlycke liefd met defe kus bcwijlen.

Kon. 6 Hemel voogt! hoe vremd lliert gy der menfehen loop; Gy helpt den vromen menfeh vaeck tegen alle hoop jnbsp;Gy zijt een helper aen de geen, die u vertrouwen,

Sy dooien nimmer, die deugds wetten onderImuwen. Wie dat de deugd omhelft, in tegenfpoed en nood,

Die werd door haer verloft, al wacr ’t ook in de dood: Dit blijekt aen defe Spreuck, diefegt, Gedenkt te flervên^nbsp;Wie’t fterven we! bedenkt, fal’i Hemels hulp verwerven^nbsp;’k Vergeef den Herder al het geen hy heeft mifdacu,

En boven dat, neem ick hem voor mijn Swager aen, Erken hem voor een Prins, hy fal tnijn dogicr trouwen.nbsp;Ylor. Hier cyndigdrouv met vreugd, fo idcr kan aanfehou-vren.

Hier leerd men, wal de liefd niet al te wege brengt,

Hier leerd men, hoe dat God vaeck ongclijk gehengt; Hier leert men, dat de deugt wel dickniaelswcrtverl'cho-

Maer dat fy (op haer tijd) het onrecht gact te boven ;

Hier leerd men,hoe een Macgd moet in het minnen gaeri. Hier leerd men; geyle min (in 't vryen) tcgenÜacn ;

Hier leerd men, in de liefd getrouw igheid betoonen; Hier leerd men, hoe men tnoet fijn nadien mens ver-fchoonen,

Hier leerd men voor het laetft, de rechte liefdens vreugd: Dat is getrouwigheid, gegrondvett op de deugd.

J. H. KRUL.

-ocr page 63-

VERTOONiNGEK. C3

Eerste Vertooningh.

Dacr Cccilia voor het gantfche Hofgefin vcrfchijnd* cn inct grootc verwondering Floriaen acnfict.

TtVEEOE VeTOONINGH.

Daer Floriaen en Ceciliamalkandercnotnhelfen, in het bywefen, en met welgenoegen van’t gantfche Hofgefin,

Derde VERXooNiNGHé

DaerFloriaen omhangen went met cenKoninglyckeTab-baerd, en van den Koning den Scepter toegereyckt.

Vierde Vertooningh.

Daer Floriaen met Cccilia, cn Florentius met Diana, getrouwd werdca van den Biflcliop.

STELLING der VERTOONINGEN.

Floriaen (geknield) kuil desKoriings hand Florentius cn Diana omhellen malkandcrjalle deRa^ cnHovelingcn hebben het oog opdat werk; Cccilia heel bcfweckcn, werdyannbsp;twee Stact- Juft touwen onder hacr armen gefchoort, cn fietnbsp;met gtootc verwondering op Floriaen, die voor haer vadernbsp;geknield leyd; neffens Cccilia lliict Allerdus, wijfciideopnbsp;het werek van Floriaen aen den Koning.

T-teede Vertooningh.

Dc Koning ftaéndc ter hoogcr, cnFlorcntius ter lager hand van Diana, cn alle den Racd ende Hovelingen daer üeneften*nbsp;in order, tiende al tefamen na Cccilia, die van Floriaen om-hclft werd.

Derde Verïooningh.

Den Koning rcycktden Scepter aen Floriaen en Cecilia, die da ;r hacr rechter hand op leggende, van al Ie den Raed ennbsp;hovelingen, voor Erfgcnacm van de Kroon erkend werden , door het opftceken der vingeren,

ViEDE Vertooningh.

Foriaen cn Florentius, met Diana cn Cccilia, kruis-wijs overmalkaoderen ftaende, mei hao’d-flaytinge, werden vannbsp;.denBiffehop getrouwd.

-ocr page 64-

OP DE VERTOONINGÊN.


Liefde.


^euvB.


O

Liefde.


‘t/ouw.


Liefde.

Irouv:,

Liefde.

Trouw,

Liefde.

Trom»,


Eerst\e VertoonikgM.

Cccilia (tnctrouw bcfangcn)

Stort tranen op beftut ven v arigcn, Cïcpijuigd van een bang verdriet,

En tchijnd met fuchten uit te dondVen;

De grootheid van hacr groot vcrwond’reti, Midts fy hacr Licfiri ’t leven liet.

Het leven Ichijnd Princes i’ontglipfjcn,

Dc dood lit op hacr bleeckb lippen,

Midts fy hacr Licfal zielloos acht;

Hacr Lief (als van de dood vcrrcfeii)

Sal noch hacr lieve Braygom wefen, Schoon liefde dat niet had verwacht.

Tweede Vertoonjngh.

De hatt en fmaed zyn overwonnen,

Een nicüv^ omhclfen werd begonnen, Nudat'Jecilia bevind,

Daidie, die fy had uitverkoren,

Van Konings Stamme is geboren,

Geboren Pfins, cu Kopings kind.

¦Derde V e t o o n i n g h-Hoe kan de tijd den menfeh verkceren j Gelijeh w ƒ door de tijden iceren,

Wat vind -menluur, wat vinimcnfoet; Hy, die veroordeeld was re fterven,

Sal Scepter, Kroon, en Rijk verwerven Na lang geleden tegenfpoed.

Vierde Vertooningh.

De Liefd fal Hefdens regt behouwen. Florentius Diana trouwen.

CeciliaPrins Floriaen.

Een ieder fal dc fijne erven.

Dit lecrd dc Spreück, Gedench te ft erven, Dos fict men’tin de wereld gaen.

U Y T.