-ocr page 1-

t’A M S T E R D A M,

By Pieter Rotterdam, Boekverkooperopde Vygendam, op de hoek van de Beurspoort. 171 f.

Mc* Privilegie. nbsp;nbsp;nbsp;,

-ocr page 2- -ocr page 3-

C o P Y E

Van de

PRIVILEGIE.

De Staten van HoUandt ende Weftvriefland doen te weten, Allo Ons veaoont is by de tegenwoordige Regenten vannbsp;de Schouwburg tot Amfterdam. Dat fy fuppliantcn (cdertnbsp;eenige Jaren herwaarts met hunne goede vrienden hadden ge-maackt en ten Toonele gevoert verfcheide Wereken , foo vannbsp;Treurfpelei?, Blyfpelcn als Kluchten , welke fy lieden nu gcernenbsp;met den druk gemeen wildcat maaken ¦, doch gemerkt dat defenbsp;xverkai door het nadrukken van anderen , veel van haar luyftet,nbsp;foo in Taal als Spclkonft fouden komen re .verlicftnjendealióo fynbsp;Supplianten hen berooft (ouden (ten van limi byl'onder ooghwirnbsp;om de Nederduytfche Taal en de Dklukonft voort te fetten, foonbsp;vonden fy hen genootfaakt, om daar innete voorden,endehen tenbsp;keeren tot Öns, onderdanig verfbekende , dat Wy om me redenen voori'z.dc Supplianten geliefden te verlenen Ocfroy ofte Privilegie,omme alle hunne Wereken rcets gemaakt ende noch in ’tnbsp;¦licht te brengen, den tijt van vyfticn Jaren alleen te mogen druc-ken en verkopen of doen drucken cu verkopen , met verbod vannbsp;alle anderen op (èckcre Irooge peene daar toe by Ons te ftclleii cn-dc voorts in commüni forma. Soo is ’t, dat Wy de Zake cn ’t ver-fock voorfz. overgemetekt hebbende , ende genegen wefende ternbsp;bede van de Supplianten.,uyt Oiilc rechte vvetcnlchap, Souverainenbsp;magt ende authotiteytdefelvc fupplianten gccDnfentccrt.geaccor-deert ende geodtroycert hebben, conlcntcrcn , accorderen endenbsp;Ocfroyerenmitsdefen,dat fvgcduurcnde den tytvan vyhieneerfl:nbsp;achter een volgende Jaren de voorfz. werkcji die reeds gedrucktnbsp;^Zyn, ende die van tyttot tyt door haar gemaakt ciule in ’t ligt gc-btagt fullen werden,binnen den voorfz .Onfen Lande alleen fullcnnbsp;mogen drukken,doen drukken,uytgceven en verkopen. Verbiedende daarom allen ende cenen ygelykende felvc werken naar tenbsp;drukken ofte elders naar gedrukt binnen den lelve On(e Lande tenbsp;brengen, uyt te geven ofte verkopen , op de verbeurte van alle denbsp;naargedrukte , ingebragte ofte verkogte exemplaren , ende eennbsp;boete van drie hondett guldens daarenboven tc verbeuren, te ap-

* 1 nbsp;nbsp;nbsp;plice-

-ocr page 4-

pikeren een derde part voor den Officier die de calangc doen fal, een derde part voor den Armen der Plaatfè daar h« calus voorvallen fal, cnde het refterende derde part voor de Supplianten. Allesnbsp;in dien verftande , dat wy de Supplianten met delen Onlènnbsp;Oftroye alleen willende gratificeren tot verhoedinge van harenbsp;1'chade door het nadrukken van de voorlz. werken,daar door innbsp;geenige deelen verdaan , den inhoude van dien te authoriferenofnbsp;te advoueren.ende veel min de felve onderOnlè protedlie ende be-fcherminae, eenig meerder credit, aanfien ofte reputatie te geven,nbsp;nemaar de Supplianten in cas daar in yets onbehoorlykx foudenbsp;mogen influeren,alle het felvetot haren laftefullen gehouden welen te verantwoorden,tot dien eynde wel expreflèlykbegeerende,nbsp;dat by aldien fy delenOnlcn Odroye voor de lèlve Werken fullcnnbsp;willen dellen , daarvan geene geabrevieerdeoftegecontraheerdenbsp;mentie fullen mogen maken, nemaar gehouden welen hetnbsp;lèlve Cgt;(droy in ’t geheel ende fonder eenige Omillie daar voor tenbsp;drukken ofte doen drukken,endc dat fy gehouden fullen zyn eennbsp;exemplaar van alle de voorfz. Werken , gebonden ende wel ge-conditioneertte brengen indeBibliotheecq van Onlè Univerfiteytnbsp;tot Leyden, ende daar van bchoorlyk te doen blyken. Alles opnbsp;peene van het efteid van dien te verhelen. Ende ten eynde de Sup-

Elianten defen Onfen confente Oclroye mogen genieten als naar ehooren. Laden wy allen ende eenen ygelyken die’t aangaannbsp;magh,dat ly de Supplianten van den inhoude van delen doen, la-rcngt;cn gedogen, rudelyk en volkomentlik genieten en cederendenbsp;alle beletten ter contrarie Gedaan in den Hage onder Onlèn groten Xegele hier aan doen hangen,den xix Septembr.in’t Jaar on-fes Ideeren en Zaligmakers duyfent fes hondert vier entachtig.

G. FAGEL,

Ter Ordonnantie van de Staten SIMON van BEAUMONT.

De tegenwoordigé Regenten van de Schouw-B ü R G H , hebben het recht van de bovendaandc Privilegie, aangaande dit Blyfpel, vergunt aan Albert Magnus,nbsp;Boelcvexkoper tot Amderdam.

In Amjlirdtim den 14 yuly, i é 8 5.

-ocr page 5-

C o P Y E

Van de

privilegie.

De Staten van Holland en Weftvrleslandt gt; doen te weeten gt; aUoo onsvertoont isby de Weduwe vanA Ibcrtus Magnus gt; en deflèlfsnbsp;Erfgename lil woonende tot Amfterdam gt; hoe dat haar Suppljantenbsp;Man in fyn leeven gedrukt hebbende ¦ verfcheydeComedieni ondernbsp;deielvc het Liede Boekie van Pels, en dat de Si^pliante ende Erfgenaa-ttien van haar voorn. Man , veele van de voorfz. Exemplaaren waarennbsp;naergebleeven, en dewyle noch daagelycks verfcheyde Comedien,dootnbsp;Liefhebbers wielden gemaackt, en aan defelve wierden geprefenteerc,

om te drucken, en (fc ' uppliante en de vooriz. Erfgenaamen wel ge-neegen waaren om verfcheyde Nieuwe Comedien te drucken . maar beducht weelende ¦ dat eenige baatfoekende Menfchen defelve fouden naa-drucken . foo keerden lich de Suppliante met de Erfgenaamen van wy-len Albertus Magnus • in alle onderdaanigheyt aan ons i demoedigh verfoekende dat het ons geliefde de Suppliante met de voorfz. Erfgenaamen I te begunftigen met brieven van Oöroy voor den tydt van vyf:nbsp;tien achter een volgende J aaren , om defelve Comedien en L icderen vannbsp;Pels die by de Suppliante voorn, overleede man in fyn leven gedrucktnbsp;waaien, en noch by de Suppliante en Erfgenaamen gedrukt fouden mogen worden, in fodanigen formaat en taal als delèlve (oude goetvinden,nbsp;waar door de Suppliante en de voorn. Erfgenaamen i haarekoflennbsp;en moeyte niet te vergeefs foudemoogen aauleggen, en door het nae-drucken hater Comedien en Liederen van Pels, londerprofyt raoeftennbsp;verkoopen. Z O O I S ’T , dat wy de faake en 't verfoek voorfz. over-gemerckt hebbende, en gcneegen wefende ter beede van de Suppliantennbsp;uyt onfe rechte weetenfcnap . Souveraine macht ende Authorityt, defelve Suppliante geconfenteert. geaccordeett. en geoflroyeerr hebben, conlènteeren, accordeeren . en OftroTeeren defelve mits dele,nbsp;dat fy geduurende den tydt, van vyftien eerft achter een volgende Jaa-ren 1 de Comedien en Liederen van Pels, hier naar genoraineert; alsnbsp;te weeten : Gebruyk en Misbruyk ¦ de bedrooge Mof, Roelandt,nbsp;Pels Minnefangen twee deeltjens, Cinna ¦ Hollandfc Fransman ,nbsp;Ifigenia , Filebout of dofter , gedwonge Huwelyck , Juvinalisnbsp;tiende bcrifptdicht • Otto Vsnius bygedicht, Tiranny van Eygen-baat 1 Andromache , Malle wedding ¦ Agrippa , Spoockent Weeuw-tie . Gelycke tweelingh. Orondatus en statura , Oratius , Bere-niffe, Agamemnon, Baycfet , Federa en Hypolitus , Huwelyc-ken Staat, Conftantyn de Groot , de Debauchant, Arminius,nbsp;Lubbert Lubbertfe , de Vteck , Conradyn , Jodelet, Ingebeeldenbsp;«Ziecke , Temifthokles , Offe , Amadis , Cadmus Opera , Stra-teniffe. Plyters, Heraklius , Crifpyn Medicyn Poeet en OfEcier •nbsp;en Mufikandt ¦ Didoos dood en Julfiis, Crifpyn Juffrouw en Notaris , Scnilder der Liefde, Alchimift, de Vryei: in de kift. Voornbsp;cn Naafpel , Studenten leeven , Betaalt beaioeh , Belaclielycka

Jon-

-ocr page 6-

Jonker I Paris en Helena, Huwelyck fluj^tan, de Goede Vrouw , Ontrouwe Vooght, de Gewaande Advocaat, de Aleydt Jutfi. dcRouw. wanhebbelycke Liefde, Ontrouwe Cantoor Knecht, Romanliekcnbsp;Juffrouw, Verloore Scbiitwacht, de ichynheylige, de Gedichte vannbsp;ïluymer gt; binnen den voom. onicn Lande alleen fill mogen drukken,nbsp;doen flnikken nyt gce ven-eti vbrfcoopen, vcAiiedondedaarommcallenbsp;en een iegelyekén devoorfz. Comedienen f iederen in ’t geheel of tennbsp;deel naar te drukken ofre eldeisnaargedriickt binnen denfelven onlennbsp;Lande te brengen, nvt te geven ofte verkoöpen, op de verbeurte vannbsp;alle'detiaargedmckte, ingArachte ofte verkochte Éxcmplaaren, en eennbsp;boete van dtiehondcr! gulden daar en booven te verbeuren , te applice-ten een derde part voorden Ojftcier die deGalange doen fal , eenderde part voor den Armen ter plaatfe daar het Gates voorvallen fal, ennbsp;het rtfteerende derdepart voor de Stippliante gt; alles in dien verftandenbsp;dat wy'de vooife. Suppliante mei defenonfèn Oflroye alleen willendenbsp;gitttificeren 'tot vefltoedinge van haarc (chakde, door het nadrukkennbsp;van de voorn.-Comedien en Liederen daar door in'geenigen dcelen vci-ftaan , don inhotide van dien , te authorifeeren, ofte te advonexe»,nbsp;én veel min dcfelve ondet-OnlcproteiSlieenbeichermingeeenigmeer-dci credit aanfien ofte reputatie te geeven , nemaar de Suppliante, innbsp;Cas daar in iets ohbehoorlyks fonden influeren, alle het fclve tot harennbsp;lafte ¦fal gehouden weefen te verantwoorden , tot dien eynde wel ex'-preÏÏclyck begecrende ,quot;dat by aldicn ly defea orden Oii toye voor denbsp;voorn. Comedien en Liederen fal willen ftollen , daarvan geen geabie-Viecetde ofte gecontraheerde meiitie lalmoogen naaaken, neen maat

fehouden wefen het felve Oftroye in ’t geheel en lender eenige Omiffie aar voor te drukken, ofte te doen drukken , ende dat fy gehoudennbsp;lullen zyn een ExempLaar van het voorn, boek gebonden ende wel ge-conditioneert te brengen in de Bibliotheeck van Onfe Univediccyt totnbsp;Leyden , ende d-aac vanbehoorlyk te doenblyken. Alle o'ppeenevannbsp;^let efieÖ: van dien teverliefen , en ten eynde de Supplianten defennbsp;Onlen Confente en Ociroye mogen genieteti als naai behooren , lallennbsp;wy allen ende eenen ygelyke die ’t aeiigaaii mach , dat fy de Supplianten van den inlioude van delen , doen, laten en gedogen, riallc-lyk, vredelyk, en volkomentlyk, genieten en gebruyken gt; cefleren-•de alle belet en wederleggen ter contrarie , gegeven in den Hage ondernbsp;onlen groten Zegelihier aan doen hangen.Den achtften Januari,in’tjaarnbsp;onfes Hcerenen Zaligmakers een duylènt fes hondert achtentnegentig.

A. H E Y N S IU S.

TerOrdoftnantievan de Staten.

S 1 M O N van B E A U M ONT.

AAN

-ocr page 7-

Aan den HEERE

PIETER RANST VALKENIER.

Secretaris der Stad Amfterdam;

En MEVROUW

EVA SUZANNA PELLIKORNE.

urf ik dit fpel in duitfche kleeren, Eerbiedig met uw naam 'u er eer en ^

O Pellikorne, Valkenier,

Volmaakte twee, die van één vier XJw beider boezemen voeld blaken;

Kan deeze Zieke u vrolyk maaken,

Zo is myn arbeid ruim betaald;

Myn tyd met woeker ingehaald.

Pieter de la Croix.

Den XI van Grasmaand 1686.

-ocr page 8-

r f* T

t nbsp;nbsp;nbsp;^

r ir

T- ''y

f Cj


.31/l )'I G gt;1 TJ!

'.-Viic.vs^-iiaewQ.

, . t ¦:.'riOateV cOr:; v;;ilbS!.0 *'

.V.'iAüV^^v; 3,iÜtVP «'OilMb nbsp;nbsp;nbsp;Kïi.

vb -h\ ^ nbsp;nbsp;nbsp;U‘;quot;'; • iVrjA t\ öi:'

.bt-b . 'b nbsp;nbsp;nbsp;G A% Vgt;;t V!f\A

.7 ’ ; K fcl ah ;i i 'i j i 'I

¦'9?:

-ocr page 9-

AAN DEN

L E E Z E R.

IK heb met voordacht uyt dit Spel dat MonJ'. Mollieré in ’t Frans gemaaktnbsp;heeft , genaamt de Malade Imaginaife,nbsp;hetTuffchcn-fpeluytgelaaten;; als meedenbsp;de promotie van Mansbart^ om dat hetnbsp;eene tot de Hiftorie in het Spel niet doet ,nbsp;en ’tandere meer moeyten als vermaaknbsp;geeft. Ik hebin’teyndigenvandit Bly-Spelnbsp;iets by gevoegd ; ingevalle het U zoonbsp;veel kan genoegen als ik my daar van inbedde, zal die^^utheid myhaaft vergee-venzyn. Zoo dit Spel te ziqnofteleezennbsp;U zoo voldoe als my het berymen, zalnbsp;myn arbeid ruym betaald' zyii. •gt; - ^

P. d.la Croix.

V E R-

-ocr page 10-

VERTOONERS.

Manshart, de Ingebeelde Zieke.

Tryn, deMeyd.

Anna, de Vrouw van Manshart.

Helena, Voor-Dochter van Manshart.

Pronk, Notaris.

Narticoforus, eenDoQor.

Bartrand, Zoon van Narticoforus, verloofde Vryer van^elena.

Ferpinand, Minnaar van Helena.

Bagotyn, Apteeker.

Florentyn, Doftor.

A L E T, Voor-Kind van Manshart.

Monfr. Petit, KlcynMannetje.

B A G o L Y N, cen Juffer met een bult.

Boudewyn, Broeder van Manshart.

-ocr page 11-

Pag. I

INGEBEELDE ZIEKE.

EERSTE BEDRY F.

EERSTE TOONEEL.

M A N S H A R T.

|Om, kom, die ZOO als ik noch hoop lang Ziek . te weezen,

; Moet voor geen reekening van de Apotecker vreezen.

ÏVlaarvijfen vijf maakt tien , en tien is twintig net. Vooreen klifterydiedoordringentwas, gezetnbsp;t)e vierentwintigfte NSvember ten half achten,

Öm de ingewanden te verkoelen, te verzachten. Aptecker Bagotijn gy Relt dat heel beleefd ,

Al die zoo reed’lijk is toond dat hy wijsheytheeft;

Men moet een zieke niet ten cerfte ’t vel afftroopen.

Cen zelve dito noch voormiddags een klifteer.

P^ats dartig (luy vers; maar ik ben uw dienaar Heer, Hoor Bagotijn , gy fchrccft daar niet meer voor, voornbsp;deezen,

Als twintig, dat zal op zyn Apothekers weczen 1 ien ftuyvers, Bagotijn, daar zijnzeenook nietmeer.nbsp;iJen zelve dito een afdrijvende klifteer,

A nbsp;nbsp;nbsp;Na

-ocr page 12-

2 nbsp;nbsp;nbsp;De Ingebeelde Zieke.

NaDofloraal refept gemaakt van veele zaaken, (ken. Om ’t onder deel van heer Manshart me fchoon te maa-Hoedartig ftuyvers ? Hoor Apteeker, met verlof,

Dats wel de helft te veel, o dit gaat al te grof.

Den ïclvedito een Mixtuur om ruft te geeven, (ven. Twee gulden, ’t is niet vee!, ruftdranken doen my lee-Maar tweemaal tien en tweemaal twintig,’t kan niet misnbsp;Dat is net feftig, ha, ik heb het kunsje wis.

Den vijfentwintigften een drank om tepurgeeren Van verze Kaffia en Scene die lakzeeren,

Om daar door ’t ingewand te ontlaften van veel gal; VierGulden, 13agotijn, dit Paard en vind geen ftal ,nbsp;Leefenlaat leeven, foey, dit gaat te grof Apteeker,nbsp;Dat heeftu Floremijn nietgeordoneertvoorzeeker.nbsp;Schrijf daar dry guldens voor, zoo ’ t u belieft, dats goet;nbsp;Nu toond gy dat gy hebt een oprecht teer gemoed.

Noch op dien zelve dag een drank om te aftringeeren, En te doen ruften j goed, twee guldens, ’tis terceren.nbsp;Den zesentwintigfteecn Carminatiefkliftcer,

Om al de winden van u af te drij ven Heer,

Hoedartig ftuyvers.? hoorda.ar zal ik tien voor ftellen, Des avonds nochmaals u een dito doen beftellen,

Tien ftuyvers ’t is genoeg,ik heb’er van gebraakt. Denzcev’ncntwintigfteneendrankvgereed gemaakt,

Om k wa humeuren ras en vaardig tedoen zakken,

Om heel gemakkelijk en met verfnaak te kakken.

Hop dartig ftuyvers voor die drank f ik denk wel neen, Daar zijnder twintig, ’k ziegy zyt ook wel te vreén.nbsp;Den achtentwintigften gemaakt om te verkoelen,

Een huy-drank, hoe een kroon ? Hola, na mijn gevoelen Isdatteveel, daar zijn tien ftuyvers. Noch voor’t leftnbsp;Een kottelijke drank van I^ezoar, de reftnbsp;Syroop Alkcrmes en Limoen, maar hoe vijf gulden ?

A1 zoctjens B.agotijn, dit hoef ik niet te dulden.

Zoojy zoo voort gaat Apoteker, halte, fta,

Zal’tmy verveelcn langer ziek te zynf O ja. HüorBagotijn, gy moetwatzagterzyain’tfchrijven,

-ocr page 13-

De Ingebeelde Zieke. nbsp;nbsp;nbsp;3

Wildgy Apteeker en zal ik uïiekeblijven,

Daar zijn twee gulden voor, maar vijf en vijfis tien f En tien is twintig en noch dartig, laat eens zien,

Dat maaken vijftig, en noch dartig dat is eeven, Nettachentigi ziedaar, ikzalzeugeeven.

O Bagotijn, gy hebt my dapper geabuzecrd,

’K ben zesmaal minder in vier dagen geklilleerd,

Als in vier dagen diete vooren zijn verftreeken gt;

Nou weet ik de oorzaak van mijn ziektens en gebreekeil, Ik was van deeze week wel eens zo ziek , maar hoor,

’K zegt u Apteeker en u Florentijn, Doftoor,

V erbeeter dat en wilt wat meerder op my letten.

Kom Trijntje, Trijntje kom,om alles weg te zetten, Hoe, kom je niet, jawel, elk laat my hier in nood,

Ik zie die ziek is, odieisal levenddoodj

Elk vlugtmy, o dit komt mijn ziekte noch vergrooten.

itpg.

Trijn, komjeniet, Trijn,Trijn,Karonjerepjepooten. En haal jou hielen zoo wat rasjes najetoe.

Wel hoord dan niemand niet,dit roepen word ik Jou Hoere kind, jou pry, jou vuilfteder Schurkinnen,nbsp;Vergeetjeeen zieke zoo, ditraakt my aan dezinnen.

Dit maakt me al bij (Ier; o het hooft dat draayd my om, Trijn, zeg ik andermaal, Trijn, zegik. quot;

Tryn.

Heer ik kom.

TWEEDE TOONEEL.

Manshart enTRYNXjK.

Manshart.

-Aronje, varreke, kreng,

T R Y N.

Maar Heer, Is dat»ook gillen, Jon on verduldigheid doet al mijn leeden trillen,

Ik liep door haaftigheid mijn hooft daarfchier uyc lit.

A a nbsp;nbsp;nbsp;Mans-

-ocr page 14-

4 nbsp;nbsp;nbsp;De Ingebeelde Zieke.

Manshart.

]ou Aapebakkes, ïiejy niet dat ik hier zit.

Ik ben fchierdoodjou zwijn,daar is een uurverftreeken, Dat ik dus zit alleen, verzeld met myn gebreeken.

T R Y N.

Och, och !

Manshart.

Zwijg Varken, zwijg gt; op dat ik jou bekijf. Trïn.

Doet dat toch niet mijn Heer, ik heb mijn heele lijf, Door ras te loopen, fchier aan fpaanderen geftooten.

Manshart.

Ik riep en niemand kwam. •

Try N.

Ik liep metHaaze pooten. Manshart.

Mijn keel is fchor en hees van ’t roepen. O jou pry.

Tr Y N.

Mijn kop is heel gefcheurd. HoorHeer,kom fchelden wy Malkaar dat kwyt.

Manshart.

Jou Zwijn, jou lijf uyt.

Try N.

Laat dat blijven,

Want ik zal huylen Heer, wilt gy noch langer kijven. Manshart.

Verraderes, my hier alleen te laaten, noch De vreugd van ’t kijven te beletten. O jou Zog.

T R Y N.

Hoevindjyjou vermaak in’t kijven,’k magt wel lijen, Begin maar, want ik fchep noch meer vermaak innbsp;fchrijen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zy huild,

Manshart.

Hoor laat dat blijven Trijn, ikkijfnict, doemijnwil. Zij t my gehoorzaam, zet dat alles weg, zwijg ftil.nbsp;Heeft mijn klifteergewerkt ?

Tryn.

-ocr page 15-

De Ingebeelde Zieke. nbsp;nbsp;nbsp;j-

T R Y N.

Maar wat klifteer ? van heeden ? M A N S H A R T.

Ja, is my daar door ook van daag veel Gal ontglecden. Tr Y N.

Hoor dat is Bagotijnde Apteeker maar bevvuft,

Die laat ik met zijn Neus dat roeren zoo ’t hem lult.

Hy heeft daar voordeel van.

Manshart.

Ga Kalffop prepareeren, Men zal van daag my voor de tweede maal klifteeren,.nbsp;T R Y N.

De Apteeker en Dodlooi^iie fpeelen met u.

Manshart.

Hoe?

Wat zegje Tryn?

T R Y N.

'i

Ik zeg gy zijt haar melk Koe. Manshart.

HoorTryn, het voegd u niet hier van te raizonneeren. RoepjymijuDochter, laatdeDodtorsordonneereii.nbsp;T R Y N.

Daar komt uw Dochter,zyverllaat uw meening ras. Manshart.

Helena, Dochter hoor, gy komt hier recht van pas. DERDE TOONEEL.

T R yn.

Manshart, Helena,

Manshart.

—-^aiaanuw Vader, uw Papa, aandachtige ooren. pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Helena.

PapaLief, fpreek, zoo’tu belieft, ik zal hethooren. Manshart.

Maar zacht, mijn ftok,mijn ftok, wat is die klifteer fterk.

A 3 nbsp;nbsp;nbsp;Tryn.

-ocr page 16-

f,


6 nbsp;nbsp;nbsp;De Ingebéelpe Zieke.

T R YN.

Wat geeft ons Florentyn en Bagotyn al werk.

Loop loop, myn Heer,loop ras, hetmogtuaarsont-Naa’tKakbuysaljebeft. nbsp;nbsp;nbsp;(glyen,

M ANSHART.

o Tryn wat moet ik lyen.

VIERDE TOONEEL.

H E L E N A en T R Y N. Helena.

Tr y N.

T' Ryntj

Juffrouw.

Helena.

Tryntje.

Tryn.

Juffrouw.

Helena.

Zie my eens aan,

Tryn.

Ik doe ’t al.

Helena.

Kund gy, wat ik zeggen,wil niet raan ?

Tr yn.

’t Zal van die Jongman zyn die u voor weynig dagen, Met weynig woorden kon bekooren en behaagen.

Daar gy zes dagen lang van maalde, die gy mind.

He LENA.

’t Is wonder daar gy ’t weet dat gy niet eerft begint,

Van hen) te fpreeken, zo koft ik die moeyte fpaaren. Tryn.

Gy geeft geen tyd dat ik my voor u kan verklaaren. Helena.

Die tyd, die tyd alleen word van my maar betreurd, Pat niemant van hem fpreekt.

Tryn,

-ocr page 17-

De Ingebeelde Zieke. nbsp;nbsp;nbsp;7

T R y N.

Wel Juöroaw, wacht uw beurd, Helena.

Kunt gy de Liefde,die ’k hem toedraag,ook verachten, I3enyd gyonze Min?

Tr y N.

Dat zal ik my wel wachten. Helena.

Dat ik zoo diep deel in al zyn belioorlykheên,

Mishaagd udat ook, fpreek ?

T R y N.

Dat zeg ik niet, oneen. Helena.

Zoudgy my raan dat ik ganfch roereloos van binnen Bleef als gevoeloos van zyn bekoorelyk minnen.

Ziet gy het nootlot niet in deeze Vryery ? Hoedathydoor’tgevaleerfl kennis kreeg aan my ?

Tr Y N.

O ja,

Helena.

Is dat geen proef recht van een man met eeren Daar hy my niet en kon, myn zaak te diftendecren.

• nbsp;nbsp;nbsp;Tr'/n.

Verzeeker.

Helena.

Is dat niet recht cedelmoedig, goed:

Met welk een gratie doet hy alles ’t geep hy doet.

Is hy niet wel gemaakt, en is hem niet gegeven,

’t Air van wel fpreeken en de gaaf van wel te leeven ? De tochten van zyn hert, zyn woorden, zyn gebaarnbsp;Die komen over een, zoo wonder net.

Tr y N.

Dats waar.

Helena. nbsp;nbsp;nbsp;(ken?

Maar zonder aan zyn trouw of liefde ook ietsontbree-EyTryntjezegeenshoehetbyuleid, wilfpreeken. -Zou hy my niet oprecht beminnen ?

A 4 nbsp;nbsp;nbsp;Tryn-

-ocr page 18-

8 nbsp;nbsp;nbsp;De Ingebeelde Zieke.

T R Y N.

Het kon iyn,

Een Minnaar fpeeld een rol in waarheit cn in Ichyn.

Helena.

Hoe zou een Minnaar, die zoo fpreekt als hy bedriegen? T R y N.

De bede Minnaar is die maar het beft kan liegen.

Zy hebben dikinaals rny met eedert dier en zwaar,

Hun trouw gezwooren, maar ze liegen allegaar,

quot;Zoo menigmaal als ik geloof doeg aan hun loogen, Bevond ik, maar te laat, my jammerlykbedroogen,nbsp;Met zy verkrygen daar zy brandende na ftaan,

Vervlitgd hun liefde en al ’t vry en is gedaan.

Myn lieve Juffer, laat u door de hoop niet vlyen ,

Maar laat uw Minnaar tot op ’t echte bed u vryen.

Op morgen zult gy zien’t begin van zyne trouw, Wanneer zijn vrinden u verzoeken tot zyn Vrouw,nbsp;Gclyk hy in de brief belooft aan u gefchreeven.

Tot op de Trouwdag moet gy in bedenken leeven.

He LENA.

Zoo deeze my bedriegt in zyne vryery,

Geloof ik nieinant meer, hy zy ook wie hy zy.

T R y N.

Daar komt uw Vader aan.

VYFDE TOONEEL.

Manshart, Helena, Tryn,

M A N s H A R T.

Nu zult gy. Dochter, hooren, Iets dat u aangenaam zal klinken in uw ooren :

Gy word ten echt verzocht, komt dat niet onverwacht? Wel Dochter, wel,my dunktdat gy van blydfchap lacht,nbsp;O dat ten echtverzocht kan rechtuw hert verfraaijen.nbsp;Die jonge meysjes kan men maar met trouwen paaijen:nbsp;IS^atuur! Natuura! Ha hoe is zy in haar fchik..

Hele-

-ocr page 19-

De I NGEBEELDE Zieke, nbsp;nbsp;nbsp;p

Helena, ’k ïie het zal niet noodig zijn dat ik,

Of gy geneegen zijt te trouwen, u zal vraagen.

Helena,

Het is myn plicht Papa in alles te behaagen.

Manshart.

Kind uw gehoorzaam zij n geeft my een groot vermaak. GyzijtdeBruyd, datisnueengedaanezaak.

Helena.

Papa, ’k wilblindelingsmy aanuovergecven. Manshart.

Uw Stiefmoer wilde dat gy zoud in ’t Kloofter leeven, Met uw kleynZuftertje Alet: maar dat is mis.

T R ï N.

Dat ftuk oud Koe-vlees weef wel wat haar intreft is. Manshart.

Zy meende u huwelijk met kracht.om ver te ftooten, Maar ik gaf hem mijn woord,uwHuw’lijk isgeflooten,nbsp;Gy zijtdeBruyd en zult ook trouwen, en al dra.

Helena. nbsp;nbsp;nbsp;^

Ik zal zoo lang ik leef u dankbaar zijn Papa.

Trvn.

Ik ook myn Heer, gy hebt een wijze daad bedreeven, Aan een braaf eerlijk Man uw Kind ten echt te geeven.nbsp;Gy hebt uw leeven noch geen beeter zaak gedaan.nbsp;Manshart.

Ik heb hem nooit gezien , maar echter ’t zal wel gaan,

Ik twijfel niet of hy zal my en u behaagen.

Helena.

Hu gy my door uw woord aan hem hebt opgedragen, Zal ik niet veynzen, maar u zeggen, hoe dat hynbsp;Voor weynigdaagen hier eerft kennis kreeg aanmy.nbsp;Door zeeker voorval, dat ons heeft aan een verbonden.nbsp;Zoo vaft ,dat hy daar om zijn Vrinden heeft gezonden,nbsp;By u, die my voor hem verzoeken ook ten echt.

M a n s h a r t.

poet, dat gevalt my, maar dat was my niet gezegt:

’t Is echter beft dat hy ons beydekan behaagen :

A y nbsp;nbsp;nbsp;21e

-ocr page 20-

10 nbsp;nbsp;nbsp;De ÏNGEBEEtDE ZiEKE.

Ze zeggen hy is groot en wel gemaakt.

Helena.

Vol flagen.

Manshart.

Bevallig.

Helena.

Zeekerlyk.

Manshart.

Die een vroom aanzigt heeft. Helena.

Zeer vroom.

Manshart.

Ookwyflèlyk, wel opgebragt, beleeft. Helena.

Volkomelyk, ója.

Manshart.

Hy heeft een deugdzaam weezen ? Helena.

Papa elk kandedeugd klaar in zynaanzigt leezen.

Manshart.

Hy fpreekt Latyn en Grieks.

Helena.

Dat weet ik niet Papa. Manshart.

Hy zal ook in het kort al Doctor zyn, o ja!

Helena.

Hy Vaderlief?

M ANSHART.

Wel hoe? Dit komt myvreemt tevooren, Dat gy dat niet en weet.

Helena.

Wie heeft u dat doen hooren,

ficer Vader?

Manshart.

Welk een vraag. Wel Dodtor Florentyn, Dat is zyn Oom.

He-

-ocr page 21-

De InGëbeelöe Zieke, nbsp;nbsp;nbsp;if

Helena.

ZynOom, lynOom! hoekandatzyn? Hoe is Heer Ferdinand zyn Neef? wiehetzynieevennbsp;Daar van gehoord, Papa? dat moet gymyvergeeven.nbsp;Heer Ferdinand,die heeft een Oom,die hiet de Groot,

’t Is een befturvezoon, zynOuders die zyn dood.

M anshart.

Wat Ferdinand wat leyd u in het hooft te zv?eeven ?

Ik fpreek van die ik u ten huw’lyk heb gegeeven. Helena.

Daar fpreek ik ook van.

Manshart.

Wel, zoo weet gy ook dat hy De Broeders zoon is van Heer Horentyn, diegynbsp;Verkooren hebt. En dat hy word Bartrand geheeten.nbsp;Maar hoe, gy ftaat verzet ’k moet daar van de oorzaaknbsp;Ik heb op giftren met den Doftor Florentyn (weeten.nbsp;Zyn Oom en met zyn Vrind de Apteeker Bagotynnbsp;Uwhuwelyk, mynKind ,geflooten, en zyn Vader,nbsp;Verwacht ik hier van daag, Helena kan het nader?nbsp;Helena.

Gy fpreekt Papa lief van een ander als ik dacht.

Tr Y N.

Daar gy zoo ryk zyt Heer, zond gy nu uw geflacht, Befmetten dat bet met een Dodor werd geteekend,

De Doftors worden maar by Ambachts-luy gereekend ; Die door haar veelheit nu verdienen pas droog brood.

Een die een Doöor trouwd, die is al levend dood;

Het zyn meert beulen ofmoordadige tirannen.

Een Do(9;or,Heer ? wel foey, wil die gedachten bannen. Manshart.

Wel waarmoeyjyjou me? jou konkel, houdje bek. Slorel, Karonje, zwyg^, ofik breek jou denek.nbsp;Tryn.

Ontftel u niet, myn Heer, want gy zyt ziek.

Manshart.

Waarachtig,

’tWas

-ocr page 22-

iz De Ingebeelde Zieke,

’t Was my vergeeten, gy maakt my dat weer indachtig. Tryn.

Zoo ’t u beliefd, ey fpreek met een bedaard gemoed. Om welk eenreede keurd gy doch een Doöor goednbsp;Te trouwen met uw Kind?

M A N S H A R T.

Wel Tryntje, hoordereeden, Mijn lichaam ziek en zwak doet my haar uyt befteeden,nbsp;Aanzulk een die my kan verlichten al mijn pijn,

Die de remedien weet die my noodig zij n.

Tryn.

Is dat de reede, hoor, ga eensjii uw geweeten.

Zijt gy wel ziek, mijn Heer?

M A N s H A R T.

Hoe is u dat vergeeten ?

Karonje, wel ik zweer.

Tryn.

Mijn Heer bedaar, bedaar, Ontftel u niet, want gy zijt ziek.

M AN SHART.

Dat is welwaar.

Tryn.

Ja gy zijt ziek mijn Heer, noch zieker, laat dat weezen. Maar denk u Dochterkuntgy zonder kunll geneezen:nbsp;Zy is niet ziek, zy hoeft geen Doéior.

M A N s H A R T,

Jy fpreek t flout,

Het is om mijnent wil dat zy een Doöor trouwd :

O een goedaardig kind behoord met vreugd te trouwen, Een die haat Vader lang kan in gezondheit houwen.nbsp;Tryn.

Mag ik u raden?

Manshart.

Wel wat zoud gy raaii ?

T R V N.

Maar hoor.

Geef aan Helena, aan uw Dochter geene Dodoor.

Mans-

-ocr page 23-

»3

De Ingebeelde Zieke. Manshart.

; Waarom?

Tryn.

Geen Dodtor kan Helena toch behaagen. Zy hoord u alle daag niet als van Doctors klaagen.

Zy lacht met Florentijn en met zijn neefBartrand,

En alleDodors die’er zijn in ’t gautlche Land.

Manshart.

Lachzy’erme, ik niet, hy zal alleenig erven Van zijn Heer Vader, en komt Florentijn te derven,nbsp;Dan erft hy ook alleen, en die heeft, dat is waar,

T wee duizend guldens aan inkomÜe jaar op jaar. Tryn.

Dan heeft hy meenig onder’t Paard zijn buik doen leggen.

Manshart.

Twee duizend gulden ’sjaers, ha dat is wat te zeggen, Tryn.

Twee duizend gulden ’s jaars is dat ook zoo veel geld ? Zouw daar uw Kind om met een Doöor zijn gekweld.nbsp;Zoo lang zy leefd, weg, weg, de Dodtors zijn meednbsp;vrekken.

En daar der dry zijn, zijnde meede part wel gekken.

Al wieeen Doftor uit zijn huis houd heeft geen nood, Die leefd gelukkig en die derft zijn eygendoöd.

De Doöors trouwen maar alleenig om te leeren ,

Om haar vergiften en haar pillen te propeeren.

Manshart.

Wanneer mijn Dochter trouwd de Neefvan Florentijn, Dan zal ik door zijn hulp wel haad genezen :^jn.

Tryn.

Datswaar, maar door de dood zal hy uhaad geneezen, Dooreen klein poejertje zal uw goed zijn goed weezen.nbsp;Manshart.

ïk heb hem haar belooft, ik wil ook datze ’t doet. Tryn.

Hoe tegens haaren dank ? mijn Heer, gy zijt te goed.

Mans-

-ocr page 24-

J4 nbsp;nbsp;nbsp;Ingebeelde Ziekê^

M ¦' NSHART.

Goed ben ilc, maar ook kwaad, wanneer ik kwaad wil worden.

]ou Apebakkus, ’k wou dat jy me niet meer porden.

T R y N.

Al zacht, mijn Heer, al zacht gedenk u ziekte. Helena.

Ja.

Bedaar, ontfteluniet. Vergramuniet Papa.

M A N s H A R T.

Helena hoor, ik wil, ik ly geen wederle8;gen,

Dat yder wieu noemt, Juffrouw Bartrand zal zeggen.

T R. y N.

Dat zal heel anders gaan , mijn Heer, gyhebtabuys. Manshart.

Dan zal het Kloofter haar verftrekken tot een Kluys. Tryn.

Gy hebt het hart niet om in ’t Kloofter haar te fteeken.

Manshart. nbsp;nbsp;nbsp;(ken.

Het zal my niet aan kragt, veel min aan hart ontbree-Tr y N.

Dats in u macht niet Heer, al wierd gy fchoon getard.

Manshart.

Wie zou ’t beletten ?

Tryn.

Gy, uw Vaderlijke hart. Manshart.

Mynhartisftaal en fteen , ik laat my niet beWeegen. Tryn.

Daar ftcl ife niet meer als van haar een traantje teegen. Manshart.

Haartraanen, haar beklag, die acht ik niet een beet. Helena van nu af zoo maak u vry gereet,

Om met de Heer Bartrand, u Bruydegom, te trouwen-Tryn.

En ik begeer dat gy uw w'oord hem niet zult houwen,

Ja ik verbie haar hem te trouwen.

M A N S'

-ocr page 25-

De Ingebeelde Zieke. nbsp;nbsp;nbsp;ij»

M ANSHAR T.

Stoute pry ,

Wat komt my over, jy verbied haar trouwen, jy.

Tryn.

Ja ik verbie het haar, de meyden, daar de Heeren Niet wyzer zijn als gy , die mogen wel regeeren.

Als ik nu doe.

M A N s H A R T.

Wel Tryn, welTryu, hoe zal’t hier gaan ? Tryn.

Het is mijn plichtom de eer van ’f hpys wel voor te ftaaii. MANSHATjfLT.

Helena geef mijn üok gt; karonje, ’k zal jou lee.ren,

Zo (lout en onbefchaamt mijn achtbaarheit trotfeeren. Helena houw haar valt.

Tryn.

Ja ik verbie het haar. Helena.

Ontftel u zoo niet, gy zij t ziek

Manshart'

Och! dat is waar.

De moeyelykheden zijn genoeg om my te doodejj. ZESDE TOONEEL.

ManSH.ART, Helena, Anna, Tryn.

AMans'hart.

Gh, lieve Huysvrou ! ach! uw komft washier van Anna.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' (nooden!

Monceur wat fchort u ? och l

M A N S H A R T.

Kom help, kom help me voort. Anna.

Wat let u. Kindje lief?

M A N S H A R T.

Zy hebben my verlloord.

-ocr page 26-

De

i6

Ingebeelde Zieke.

Anna.

Mijn zoete lieve Man, wie derft u dus ontroeren ?

Ma NS HART.

Die ongebondc pry , die wil haar tong niet fnoeren. Anna.

Zijt doch zoo haaftig niet.

M A N S H A P. T.

S’heeft my fchier dol gemaakt. . Anna.

Uw herzentjenszijn teer, gy zijt wat lichtgeraakt. Spreekt doch zoo hard niet Kind, al zachjes zoete Vader.

M A N s H A R T. nbsp;nbsp;nbsp;(der.

Zy fpreekt my teegen, en dat maakt my noch veel kwaa-A N N A.

Nu, nu, zijt wel tevreen, zijt wel te vreen Papa.

M A N S H A R T.

Dieonbefchaamde, zcyd dat ik niet ziek ben. Ha, Karonje.

Anna.

O die pry is altijd ftout in ’t fprecken.

M A N s H a R T.

Gy weet mijn ziekte Kind, ja gy kend mijn gebreken. Anna.

Gy hebt gelijk mijn Lief, o Trijn watvaljeonsaf.

M A N S H A R T.

Zoo zy haar ^ong niet fnoerd zoo helpt ze my in ’t graf. Anna.

Och! och!

M A N S H A R T.

^ ¦ Zy maakt dat ik kom zoo veel gal te loozen, Ontflauvan dieMeyd, de booden aller boozen.nbsp;Anna.

¦MijnuitverkoorenMan, de Meydenallegaar,

Schceld vry wat aan, wy zijn gelukkig lieve Vaar; (gen. Men moet, gedwongen om hare deugden, wat verdraa-Daar zijnder weynig die veel dengen deezer daagen,

En onze Tryntje is trouw, zorgvuldig, naarftig, net,

De

-ocr page 27-

DèIngèBéêlïjèZieicé. nbsp;nbsp;nbsp;17

l)c poort-klok trekt haar alle dagen van het bed.

W at zijnder Vrouwen van haar Meyden al bedroegen, Schoon zy haar doen befpien gelyk met honderd oogen.nbsp;De Meyden rijn meelt loos, arglillig,trouwloos, licht.nbsp;Klapachtig, zorgeloos, vals, Ichoon voor’t aangezigt.nbsp;En van dat alles valt van Tryntjc niet te zeggen.

Zy is llijfzinnlg, zy wil altijd wederleggen.

Zy zal’t wat mye Vaar, komTryntjekom, hiervoort. Tr YN.

Hier ben ik.

Anna.

Maar waarom heb jy myn Man verlloord ? Tr YN.

Hoe ik Mevrouw, hoe ik? dat zal ik my wel wachten. Al wat myn Heer en u behaagt, zal ik betrachte».

M A N S II A R T.

Ontkenje dat joupry, dit raakt my.aan’tverftand. Tryn.

Hy zey Levyntj e was de Bruyd met Heer Bartrand,

Ik zy hem dat hy haargeen rykerHcer kon geeven, Maar dat haar nutter was voor de egt het k looller leven.nbsp;Anna.

Wel daar fteektzoo veel kwaad niet in,mijn lieve Man. Ma NS hart.

’k Weet niet hoe mijn geduld het langer lijen kan.

Anna. nbsp;nbsp;nbsp;*

Gy hebt gelyk Monceur, jy Tryntje, jy zult z wygen, Ofjy zult in het kort van my jou paspoort krijgen.

Geef my de mantel, die gevoert is met rood Baay. Kouwbeddekuflenszoo, ziedaarnouwzitjefraay.nbsp;Trek nude muts ter deeg in de oogen over de ooren.nbsp;Ma nsh art.

Dat’sgoet, myn Engel. Maar nouwkan ik zien noch hooren.

Anna.

Daar’s niet dat meer verkoud als wint ontrent het hoofd.

Mans-

-ocr page 28-

i8 nbsp;nbsp;nbsp;De Ingebeelde Zieke.

Manshart.

Wat ben ik u verplicht, ik was al lang berooft Van’t leeven, had gy zoo op my niet willen letten.nbsp;Anna.

Licht u Papa, ik zal u op dit kulTen zetten.

Laat my dit leggen, omu te onderfteunen, want Gy zyt zoo zwak. En dat mijn Kind aande ander kant.nbsp;En dat Papa lief,om uw hoofd wat op te houwen.

T R Y N.

En dat mijn Heer, op dat uw herzens niet verkouwen.

Manshart.

Ojy verfmoord my, o Karonje.

Anna.

Doetze u zeer ?

Zy dagtu wd te doen.

Manshart,

Och, och! ik kan niet meer. Anna.

Waarom verftoort ge u zoo ras, mijnuytverkooren.

M rt N s H A R T.

Daar is geen boozer noch geen vuy Ider Meyd gebooren Als dat kwaadaardig Kreng, xjch! och! zyhullipmynbsp;Daar van mijn zelve, zy vermoord my noch die Pry.nbsp;Wel tien Purgatien en ook wel tien Klifteeren,

Heb ik van doen, om weer tereconvajezeeren.

• nbsp;nbsp;nbsp;An n a.

Zagt, zagt, mijn Boutjelief,'ey hou u wat geruft. Manshart.

Mijn zoete Tortelduyf, gy zijt mijn trooft ,mijn luft. Anna.

Mijn Maatje lief, och ! och !

Manshart.

Ik zal uw liefde loonen, Dat u mijn Teftement op deze dag zal toonen.

Anna.

Ochfpreekt daar toch niet van, want datontftelt my weer.

Het

-ocr page 29-

De Ingebeelpe Zieke. nbsp;nbsp;nbsp;19

Het woord van Teftement benaut my ’t hert noch meer. Mans HART.

Notaris Pronk ïal hier en met ten eerden koomen. Anna.

‘k Heb hem, eer ik hierkwani, in’tvoorhuysalvernoo-men.

Manshart.

Kind laat hem binnen daan.

Anna.

Notaris Pronk kom in.

ZEVENDE TOONEEL.

Manshart, Anna, en Pronk.

HPr o NK.

Eer Manshart ïij t gegroet.

Manshart.

tiet gaat niet na mij n zin.

Ik ben zoo ziek.

Anna. nbsp;nbsp;nbsp;.

Och! och ! nbsp;nbsp;nbsp;^

Manshart.

Dies wonde ik voor mij n derven , Klijn Vrouw byTedament doen al mijn goedren erven.nbsp;Ik wil mijn Kinderen uyt duyten.

Pronk.

Maar dat kan

Onmooglijk niet gefchien.

Manshart.

Geef my daar reeden van. Pronk.

1-7 Tcdament mag hier een Man zijn Vrouw maar .pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;maaken

:^cn Kindsdeel en niet meer, voor al, ten waare zaaken :|^tdaar geen Kinders zijn, ziedaar moet op gelet.nbsp;Want dat is hier ’t gebruyk , dats vollegens de Wet.

Ba nbsp;nbsp;nbsp;Mans-

-ocr page 30-

20 nbsp;nbsp;nbsp;De Ingebeelde Zieke.

Manshart.

Dat kan niet mooglyk zijn, de Wetten en deReeden Die komen overeen. Hoe word dat dan gcleeden;

Dat my verbooden word, myn Vrouw die ik zoo eer» Die ik zoo Liefheb als my zelve, ja noch meer,nbsp;Diealmijnwelluftis, dieommy tebehaagennbsp;Alle ongemakken en veel lalt met luft wil draagen ,

Dat ik die goeje Vrouw, die my bemind zo teer,

Een Kinds gedeelte maar zou maaken en niet meer ?

’k Moet met mijn Advocaat daar over Gonfuleeren. Pronk.

Geen Advocaat kan u van die Wetten abfolveeren.

Al hun advyzen zijn gegroudveft op de Wet,

Op de Confcientie daar tvord niet eens op gelet.

Dat is ons Werk, want wy Notarifen wy letten, Opdebetaam’lykheid veel meer als op de Wetten.

Geef uw gereed Geld by uw leevendige Lijf, MetObligatien , Transpoorten aan uw Wyf.

Maak Obligatien op u aan uw Vrouws Vrindcn,

Met Riirepilfen dat zy ’t nauw dood zal vinden. Manshart,

Gy zijt een eerlyk Man, mijn Heer gy fprcekt oprecht, Mijn Huysvrouw had my dat van u ook al gczegt.

Daar’s in de Alkoove en in de Koffer aan Kruzaaten Tien düuzend gu Idens en zo veel noch aan Ducaateii.

’k Zal u de fleutel daarvan Hellen voort ter hand.

Twee Obligatien ten lallen van het Land,

Waar van de een zes is, endedeaar vierduuzend Ponden ,

Met haar Transpoorten zijn zy aan malkaar gebonden, ’k Zal ze u ook geeven.

Anna.

Och fpreek daar toch nimmer van. Gy doet my derven, och! van vrees, mijn lieve Man.nbsp;Hoe veel Ducaaten en Kruyzaaten, zey Papaatje ?nbsp;Manshart.

Tien duuzent guldens elk gt; daar is niet meer Mamaatje.

An-

-ocr page 31-

2T

De Ingebeelde Zieke.

Anna.

Al ’s Waerelds goed acht ik by u als niet inijn Lief.

Wat Oblig atieii zy n’t ?

Manshart.

Monceurhoor d’ecne Brief

Is Zes en de aar is vier.

Anna.

Maar Paatje Lief.zyn ’t Ponden, AlsZeeuwzePondenVlaamSjofSteerlings als teLon-den ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

Manshart.

’t Zyn Ponden,Kindje Lief,van veer, van veertiggroot. Anna.

Van utefcheyden ach myn Lief, ik fchrey me dood-Wanneer gy dood zyt,ach! dan wenfchik niet te leeven, Mijn uytverkoore Man wil my doch niet begeeven.nbsp;Pronk.

Ey fpaar uw traanen tot het tyt is, want de zaak Is noch niet difperaad.

Ann a.

Mijn Man, al mijn vermaak. Mijn hoop, myn trooft, myn heil, van u te moetennbsp;fcheyen,

Dat kan onmogelijk zyn,ik wil my dood gaan fchreyen. ,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Pronk.

I^^daar, Mevrouw,bedaar, cy ftelt u wat te vreen.

\T nbsp;nbsp;nbsp;Anna.

i^otaris Pronk, och! och! gy weet het niet, oneen, Doe bitter dat het valt van zulk een Man der Mannen,nbsp;Die ik 200 Liefheb, doordcdood, te zyn gebannen.nbsp;Manshart.

jJat my 20 zeer bedroeft en ook het meeft verveeld , ^dat ik by u niet een kindje heb geteeld.

D^ Doétoor Florentijnhad dat wel moogen z wygen, Dat ik door hem , by u mijn Kind, zou Kinders krygen.nbsp;Pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Pronk.

13.


Mans-

^^hcft u dat wy nu beginnen gt;

-ocr page 32-

De I NGEBEELDE ZiEKE. Manshart.

21

Ja, maar hoor,

Anna.

Kom, kom, mijn zoete Man, wil op mijn Schouder

leunen.

’t Is beeter dat wy gaan hier naad in mijn Kantoor, Daar zijn wy Vryer Kind , ey wilt my onderlleunen.nbsp;Anna.

agtste tooneel.

Helena en T r y n.

T R Y N.

HElena hoor, ik ben heel ongeruft van geeft,

U Stiefmoer is hier met Notaris Pronk geweeft, ’kHeb van eenTeftement gehoord,’kvrees voor u Vader ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(der.

Die hadden wy vergramt, dat maakt de zaak veel kwa-U w Stiefmoer zal haar van ’t geval bedienen. Helena.

Stil,

Datfcheeld my niet, hy mag zoo leevenalshy wil, Metal mijn Goed, indien hymy maar laat behouwen,nbsp;Mijn vrye keur, dat ik, met die ’t my 1 uft, mag trouwen.nbsp;En dat hy my maar van die Doöor wil ontflaan,

Wat dat zijn goed belangt, daar leydmy weinig aan. Tr YN.

Uw Stiefmoer tracht my tot haar hulp u af tetroonen, Klaar ik zal tot mijn dood u trouwe dienftbetoonen.nbsp;Dies zal het noodig zijn, dat wy wel onderftaannbsp;Wat hier gebeurd, opdat men ons niet kan verraan,nbsp;Hoor, ik zal veynzen, en ik zal uw Stiefmoer zeggen,nbsp;Dat ik met haar gelijk de zaaken aan wil leggen.

Zy die daar na verlangt zal my haar hert terftond,

Van alle zaaken voort ontdekken tot de grond,

Helena. nbsp;nbsp;nbsp;(ken,

Hoe Zal men’t voort g.aan van mijn Vaders wil beft kren-Dat fchriklijk opzet, ach .' ik llerfdaar aan te denken:

'Tryn.

-ocr page 33-

De Ingebeelde Zteke. nbsp;nbsp;nbsp;23

T K Y N.

Uw Minnaar Ferdinand die moetmedoen verdaan,

U w Vaders wil, en ook wat darter dient gedaan.

Hy moet in ’t zenden van zij n V rinden niet vertraagen, L' w doen verzoeken.

Helena.

Wie zal hem die bootfehap draagen ?

Tr Y N.

Mijn ouwe Vryer die zal veel doen om mijn gunfl,

Hy zal ons deeze zaak uytvoeren na de kunft.

Hy zal my daar voor weer wat kufrcn,ftrooken,(lrcelen, En om u dienft te doen, zal my dat niet vcrveclcn,nbsp;Verlaat u op my, flaap geruft, ik hou de wacht,

Eu flaa op alles, wat hier omgaat, naarftig acht.

TWEEDE B E D R Y F.

EERSTE TOONEEL.

Tryntje en Ferdinand.

Tr y N.

Aar is dat fchellen ? wel de fchel die zouw wej breeken,

w at ’s uw begeeren Heer ?

Ferdinand.

Ik moet uJufFcrfpreeken. jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tryn.

^k fchrik dat ik u zie, zijt gy het Ferdinand I ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ferdina'nd.

k Zoek hier mijn nootlot, en daar ik door Liefde om ^ brand,

fchoon Helena, want ik kom om haar te vraagen, j^oezy haar, by Bartrand, die zot, van daag zal draagen,nbsp;^bengewaarfchout dat haar Huw’lijk noch van daagnbsp;^eflooten worden zal, ey roep haar eens om laag.

B 4 nbsp;nbsp;nbsp;Tryn.

-ocr page 34-

24 nbsp;nbsp;nbsp;Ingebeelde Zieke.

Tr YN.

O zy is zoo, mijn Heer, ten eerflen niet te fpreeken, Wieby haar zijn wil moet gebruyken lift, enftreeken,nbsp;Zy word zorgvuldig, als ge weet, bewaart, zygaatnbsp;Niet van haar Kamer, en komt nimmer op de ftraat.nbsp;Datgy haar onlangs op de Schouburg zaagt, had reedcn,nbsp;Daar had haar oude min, haar Vader om gebeeden.nbsp;Maar dat daar voorviel, is aan niemand noch gezeid,nbsp;Ferdinand.

Dat is voorzigtig. Maar hoor Trijntje, trouwe Meyd, Ik kom hier niet in fchyii van Minnaar, myn begeercn,nbsp;Is om als Meefter haar de France Taal te leercn.

Ik ben haar Meeüers Vriend .

Try n.

Dan hcbje wel gedaan.

Daar komt haar Vader, ftajyftil, ikfprcekhetnaaii. TWEEDE TOONEEL.

MaNSHART, FeR DINAND eil T R Y N.

Manshart.

Moet daag’lijks deeze Zaal met myne flappen meeten,

Ruym tien maal, maar oft in de lengte of inde breetea Moet wee,zen,, weet ik niet, dat prykel is te groot,nbsp;Ging ik verkeert, gewis ik flapte inmijnedood.

Hoe achteloos zou ik myn zelve zoo verliezen,

T R Y N,.

Mij u Heer daar is een Man.

Manshart,

jawel, xyfcheurddevliezca Van bei mijne ooren, och! mijn hert dat klopt en flaat.nbsp;Vergeetje, dat men met geen Zieken zoo hart praat ?nbsp;Try n,

MijnHeer, daar is een Heer.

Mans-

-ocr page 35-

De IngebeeldE Zieke. nbsp;nbsp;nbsp;ay

Manshart,

Is dat mij n hoofd weer brecken, Als jy wat zeggen wilt, zoo zeg het zonder Ipreeken.nbsp;Schreeuw toch zoo hart niet Try n.

Try N.

Myn Heer. Manshart.

Wel dat gaat goet.

Tryn.

Ik zeg.

Manshart.

Wat zegje?

Tryn.

Dat die Heer u fpreeken moet, Manshart.

Laat hem hier komen, maar hy moet my niet veel vraa-gen, nbsp;nbsp;nbsp;(draagen.

Hy maak het kort en klaar, myn hoofd kan’t niet ver-Tr Y N.

Spreek zagjes, op dat gy dees zwakke en zieke Heer, Niet moeilijk maakt, want ziet zyn Herfenen zyn teer,nbsp;Ferdinand.

Mijn Heer gt; 't is my een vreugd u op de heen te vinden. Gy zytveelbeeter, als ik hoorde van uw Vrinden.nbsp;Tryn.

Hoe zou hy beeter zyn, wel dat komt niet tepas,

Hy is veel zieker als hy van te vooren was.

Ferdinand.

Zijnaangezigtftaatwel, hy hoeft nog niet te klaagen. Tryn.

Zijnaanzigt fmeltals Was voor ’t vuur nog alle dagen, Het zyn maar Buffels die dat zeggen, kleyn van geelt.nbsp;Myn Heer is zieker als hy immer is geweeft.

Manshart.

Dat is wel zeeker Tryn, uw oordeel moet ik achten* Tryn.

Hy eet en drinkt met fmaak, hy flaapt geheele nachten B ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ge-

-ocr page 36-

i6 nbsp;nbsp;nbsp;De Ingebeelde Zieke.

Geruft, hy gaat en ftaat, en heeft gezonde leên;

Maar dat belet zijn Ziekte en Krankheit niet, ó neen. M ANSHART.

Zoo is’t ook.

Ferbinawd,

Dat ’smy leed, maar’t geen my hier doetkoomen; DeFrance Meefter, Heer, die gy hebt aangenoomen,nbsp;Om uw Helena te onderwijzen in die Taal,

Is Ziek , hy zend my hier, op dat niet t’eenemaal,

’t Geenzy geleerd had,door zijn afzijn, word vergeeten. Manshart.

Gy doet zeer wel mijn Vriend , maar Tryntje laat haar tveeten,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘

Dat hier haar Meefter is, zeg datze koomen moet.

T R Y N.

Dat ik hem by haar bragt mijn Heer, was wel zo goet. Manshart,

Garoep mijnDochterhier, en doet voort mijn begec-ren,

Tryn.

Hy zal uw Dochter Heer, in eenzaamheit beft keren.

Manshart.

’k Zeg doe mijn zin en ga.

Tryn.

Het brabbelen van die Taal, Die gy toch niet verftaat, vermeerdert wis uw kwaal.nbsp;’k Zal als het vijlen van een zaag zijn in uw ooremnbsp;Manshart.

Schoon ik ze niet verftaa, ’Ir mag ’t echter noch wel hooien.

Daar komt mijn Dochter, mijn Helena. Trijntje gaa, En zieteens ofmijn Vrouw gekleed is, repjedraa.nbsp;Helena iioor, mijn Kind, die u het Frans komt keren,nbsp;Is Ziek, dit is zijn Vriend, endie zou wel begeeren ,nbsp;Dat hy u mid’kr wijl in ’t Frans voort onderwees.

DER-

-ocr page 37-

De InGEBEELDE Zieke. nbsp;nbsp;nbsp;a7

DERDE TOONEEL.

Manshart , Ferdinand en Helena.

O nbsp;nbsp;nbsp;Helena.

Hemel!

Mansh AR T.

Hoe mijn Kind, wel gy word bleek van vrees. Waarom ontftclt gy u ?

Helena.

Ach V ader!

Manshart.

Wilt nietbeevcn.

Watfcheeldu?

Helena.

Vreemder zaak en zag ik van myn leeven. Manshart,

Hoe dat ?

Helena.

Ik zag te nacht, Heer Vader, in mijn droom, Daar ik ter dood toe was benard,vol angft en Ichroom,nbsp;Dat zeeker Heer, die daar by toeval was gekoomen,nbsp;Myreddedeuyt gevaar in ’t midden van myndroomen,nbsp;En dat geleek, dees Heer, hymaald my indegeeft,nbsp;De gantlche nacht is hy niet uyt myn zin geweelt.nbsp;Ferdinand.

Aan wien gy immer denkt in ’t flaapen of in ’t waaken, Die is gelukkig, ofgy kunt het hem licht maaken.

Ik zal gelukkig zijn dat moogt gy vaft vermoen,

Keurd gy my, om u ooit of hulp ofdienfttedoen. Helena.

Hoe heeft nw Beeltenis my deeze nacht doen zweeten. Waar van 't gedenken my onmooglijk kan vergeeten.

VIER.

-ocr page 38-

De Ingebeelde Zieke.

V I E R DE T O O N E E L.

Manshart, Ferdinand, Helena en Tryntje.

T R YN.

Al wat ik van den Heer Bartrand zei,dat is vals,

Ik heb’tgeloogen en ik haal het in mynhals.

Zyn Vader zal met hem u de Vifitegeeven ;

Watzal uw Dochter met een Man der Mannen leeven! Wat is’t een Kaerel, wel gemaakt, wel’t is te ondieft!nbsp;Ik heb hem ecns gezien , ik ben op hem verlieft.

Zyn aangenaame Taal kwam naauwlyks in myn ooren, Of’k wenfchte dat ik hem altyt had mogen hoorcn.

Zoo dra uw Dochter hem zal zien, al was ’t haar leet, Zal zy verlieft zyn, en de Bruyd eer dat ze ’t weet.nbsp;Manshart.

Mijn Heer, ay ga niet weg, maarblyf, ’khebvoorge-noomen, nbsp;nbsp;nbsp;(men,

Haat uyt te trouwen en haarBruygom zal (Iraks koo-Met zyn Heer Vader, maar zy heeft hem nooit gezien. Ferdinand.

Myn Heer ik bid u, my zal te veel eer gefchien Van zulk een zaak vol vreugd,zelf ooggetuyg te wezeiDnbsp;Manshart.

Het is de Zoon van een wys Doöor, waard gcprcczcn. Wy fluytent Huwlyk noch van deeze week.

Ferdinand.

Heel goct.

Manshart.

Zeg dat de meefter, die haar Frans leerd, komen moet. Hy word ter Feefl genood.

Ferdinand.

Uw lad word waargenoomen. M ANSH ART.

En ik verzoek dat gy dan ook zult met hem koomen.

Feu-

-ocr page 39-

De IlfGEBEEtDE ZiEKÈ, nbsp;nbsp;nbsp;29

Ferdinamd.

’k Zal niet mankeeren, wyl my werd groote eer gedaan. Tr Y N.

Sta bréet, maak plaats, daar komt, daar komt de Bruy-gom aan.

VYFDE TOONEEli.

N/^RT1COFORUS,Ba »tr and,M ansh art, Ferdinanp, Helena, cn TryntJE.

ManSH. tajl aan zynmuts, maar neemt die niet af.

MYn Doétor Florentyn heeft my welftrengver-booden,

Alyn hoofd te ontdekken.

N ARTICOFORU9

Heer dat is ook niet van nooden. Wy Doélors ïyn om elk te redden uyt de nood,

’t Zy ver dan, dat door ons hun Ziekten wierd vergroot. Manshart.

Heer ik ontfang.

Narïicoforus.

Ik kom my voor u needer buygen. Manshart.

Met vreugde de eer die gy my doet.

Narticoforus.

Omutebetuygcn.

Manshart.

Ik weiifehte wel dat ik.

Narticoforos.

De vreugde ons aangedaan.

. nbsp;nbsp;nbsp;Manshart.

Myn Heer tot uwent met myn Vrou had koniien gaan.

Narticoforus.

I^oor deeze Vrindfehap.

Manshart.

Om verzeekering te geeven.

Nar-

-ocr page 40-

30 De Ingebeelde Zieke.

N AR TICOFOR US.

Van u 200 wenfchte ik wel.

Manshart.

Gy weet hoe Zieke leevcn. Narlicoforus.

Onder het getal.

M A N S H A R T.

En hoe die zijn gefield. Narticoforus.

Vannaaftuw Vrinden Heer, voortaan te zijn geteld.

Manshart.

Ik kan niet anders doen.

Narticoforus.

En u indeezezaaken. Manshart.

Als u te zeggen.

Narticoforus.

DiedeKunfi alleenig raakcn. Manshart.

Dat ik het al zal doen.

Narticoforus.

Zal doen meer als gemeen. Manshart.

Om u te doen verftaan.

Narticoforus. ^

Ik dien u voor elk een. Manshart.

Dat ik u Dienaar ben.

Narticoforus.

Zoon met bedaarde zinnen,

Maar wiltu Kompliment wat gralieus begiarieu,

Tre toe 4nyn Zoon, betoon uw yver.

BatztrAnd.

Wel ik ga,

Wil ik de Vader ook nieteerfi aanfpreeken } Narticoforus.

Ja,

-ocr page 41-

Leg af uw Kompliment vryborftig, nu tree nader.

Bartrand. -Mijn Heer, ik groet, ik eer u als mijn tweede Vader.'

’k Bemin, ’kerken ,ja’k derft ook zeggen dat ik eer U moet bewijzen als mijn Vader, janochmeer,

’k Ben u meer fchuldig als van wien ik ben gebooren, Want de eerde teelde my gt; en gy hebt my verkooren.nbsp;Door ’t vafte nootlot wierde ik myn HeerV aders K ind,nbsp;Maar-gy maakt my uw Zoon, om dat gy my bemind.

’k Ben daar gedwongen; hier vry willig aangenoomen, Otweede Vader! gy zijtdeeerfte voorgekoomen.

Dat ik zijn Zoon ben, is door ’t lichaam maar geweell, Maar gy maakt my uw Zoon door krachten vanuwnbsp;geeft.

Zoo veel de gaaven van de geeft zijn meer bevonden, Dan die van ’t Lichaam, zoo ben ik meer verbonden,nbsp;Dan deeze Vader, ’k houw dit Zoonfchap meerdernbsp;waard,

Ik offer u mijn zelfs, zoo lang ik leef op Aard.

Tryn.

Die hooge Schooien zijn hoognodig tot veel zaaken', Daar ziet men wijzen gek, en gekken wijzen maaken.

Bartranü.

Maar Vader ging dat wel ?

Nartjcoforus.

Optime.

Manshart.

Laat ons dra

Mijn Heer begroeten.

B A R T R A N D.

Maar moetik ook zoenen ?

Na RTtCOFORUS.

Ja.

Bart RAND.

Schoonmoeder, zulk een uaam werd u met recht gege-

dat de Schoonheid fchynt in uw gelaat te leeven.

Mans-

-ocr page 42-

5i nbsp;nbsp;nbsp;De I NGRBEEtDE Zieke.

Ma NS HART.

Het is myn Wyfniet, ’t is myh Dochter dat je’t vat. B.artrand.

Waar ifTe dan ?

M A N S H A R T.

Ze komt terftond, vertoef noch wat. Narticoforus.

Zoon maak u Kompliment.

Bart RAND.

Mejuffrouw ik ben eeven

Als ’t beeld van Memnon, ’tgeen wierd ftem en fpraak gegeeven,

Wanneer ’tdealxicndezon, fterk draaiendebefcheen, Zoo voel ik ook een kracht doorkruypen al myn leen,nbsp;Nudatuwoogen, die twee zonnen, my beftraalen,nbsp;Myn tong word los, ik kan onmoog’lyk die bepaalen,nbsp;De zonneblom ziet (laag dezon in ’t aangezicht»

Zoo keert myn hert alleen, naar u myn zon, myn licht. De Leidftar van myn heil. Ontfangmyn offerhanden •nbsp;Myn hert zal op ’t Altaar uwes Schoonheids eeuwignbsp;branden.

Dat hert, dat dan zyn roem cn glory vinden kan,

Als ik my noemen mag, uw Minnaar en uw Man.

T R y N.

Dat’s kennelyk en klaar, en niet te wederleggen,

Al wie Studeert, die leert moy denken en moy zeggen.

MansHart, tegensFerdinand.

Wat dunkt u daar van Heer!

Ferdinand.

’t Is een verftandig man j Zoo hy zoo Doöoreerd gelyk hy fpreeken kan,

Zal ’t vreugden zyn, zyn Pasjent te zyn.

Tr YN.

Bovc maaten»

Zoo hy zyn Zieken zoo geneed als hy kan praaten.

M A N s H A R T.

Kom,kom,geen tyd vcrzuymt, geeft doelen by der hand.

Heer

-ocr page 43-

DeIngebeeldeZieke. nbsp;nbsp;nbsp;33

Heer Narticoforus, en gy mijn Heer Bartrand,

Zetu, zet u ter neer. Heer Doöor een goetteeken, Elk (laat verwondert die uw Zoon heeft hooren fprec*nbsp;ken,

Mij n Dochter zelfs (laat (lom,gelijk een roerloos beeld, ’t Is UW'geluk, dat gy die Jongen hebt getcelt,nbsp;NARTICOFORtfS.

Dat ik zijn Vader ben,mijn Heer, dat kan niet raaken. Hy heeft wat anders dat rny kan gelukkig maaken.

Al wie hem kent,kent hem geenlints voor zot of mal, Maar vry van alle kwaad, volgoethcid, zonder gal.nbsp;Daar is geen vuur in als in veele jonge bloemen,

Noch zijn verdant is ooknietvlug om van teroemen: Maar ’t is een Jongman,die bepaald is van verlland,

Hy draagt zijn luden en zijn wijsheid in zijn hand.

Toen hy een Kind was will ik dat te Profeteeren,

Hy liep ruym twaalef Jaar om ’t A, B, C. te leercn. Hadachtik,datisgüet,een Boom die langfaam wad,nbsp;Draagt vaak de bede vrucht, dat maakt de wortel vad.nbsp;Daar is meer tijt van doen,om in het Staal te fchrij ven ,nbsp;Als in het zachte zand, maar ’t zal weer langer blijven.nbsp;Hy heeft tot Leyden gedudeerd by dagen nacht,

Helijk het Yzer dat tot buygen word gebragt,

Door daadig fmeeden, zoo heeft hy hem door dudee-

«ekwaam gemaakt,om hem te laaten Promoveeren.

De Medicijnen zijn hem reedelijk wel gelukt.

De reegels van de Kundzijnhemin ’t hoofd gedrukt.

Hy diljjuteerd zoo fnel, en redeneerd zoo krachtig,

Dat wie’croponeerd.die maakt hy leugenachtig.

De reeden waar door hy verdiend noch meerder gund, I?' dat hy de oude volgt, als ik doe, in de Kunll.

P’e de ommeloop van ’i bloed nu anders willen leeren, Daar lacht hy me, en dcrft daar tegen difputeeren.

omloopers met het bloed die heb ik vad gezet, MetdeezeTcezes, ha ! die toont het wonderquot;net.

B .A R T K A N D.

kZal

-ocr page 44-

54 nbsp;nbsp;nbsp;, gt;t)E Ingebeelde ZiEKF.

’k Zal die met uw verlof uw Dochter ofFereereti,

Als de cerflelingvan myn verftand, enmyn tludcereii» Die ik haarfchuldig ben.

Helena.

Dathuysraad is, myn Heer,

My heel onnodig, ik verrtaa ’t niet, daar is ’t weer. Trïn.

Kom,kom,geef hier, geef hier, ik zal het printje plakken Daar elk het zien zal, die gemakkelyk wil kakken.nbsp;Bartrand.

’t Verzoek Mejuffer doe my de eeraan,kau’tgefchien, Kom , hoe ik rnenfchen kan ontleeden, toch eens zien.nbsp;Een Vrouwe lichaam zal ik Anatomizeeren.

Gy moet het zien, ik zal daar over Harangueeren. Tryn.

Dat zal vermaakelyk te zien zyn, fchoon en raar,

Daar ’s de Komedie maar een kreng by, is’t niet waar ?

M A N s H'AR T. nbsp;nbsp;nbsp;(ren,

Myn Heer,meentgy uw Zoon ook naar het Hof te ftuu- ^ By Prins ofKoning.waut daar leert mengroote kuuren»

^^RTICOFORUS.

Neen, onze Kuhlf gelukt by grootezdden wel, nbsp;nbsp;nbsp;f

Want groote willen voort als op een fprong en fiel Geneezenzyn, maar hoor,den Burger die kan geeven, •nbsp;Waardoor een Doflor vry kan zonder opfpraak leven»nbsp;Ik volg de flenter by den Burger en niet meer,

Gelaaten, gepurgeert, gezweet, daar hebj et Heer.

En volgt de dood dan, ’t word het nootlot toegcfchree-ven, nbsp;nbsp;nbsp;,

Een Koning wil dat hem de Doflor lengt het leevcn,

Of anders fchrceuwt men hem uytvoor een moorde-Manshart. nbsp;nbsp;nbsp;(naar-

Weldatisonbelecft, hoe zond gy Heeren haar Het leeven rekken ofgeneezen, watte gekken,

Gy gaat by Zieken, om Vifitens, loon te trekken,

Haar raad te geven en dan heb j y ’t al gedaan.

’t Mag met de Zinken dan, zoo als het wil, vergaan-

N.asi'

-ocr page 45-

De Ingebeelde Zieke. gj-Narti coforüs.

Dat isioo,hoor, ik volg de fleur by al myn Kranken, Die fterft verwyt het nooit, die op komt mag bedanken.nbsp;Manshart.

TaaNmeefter toon wat aan mijn Dochter is geleerd. Ferdinand.

DitPaftorcl heeft zy van daaggetranflatecrd,

Dyt F rans in Duy ts, men hoord’er t wee te zamenfpree.-ken.

Het is een Herders Spel, vol fijne Minne-flreeken. Manshart.

Zeg ons den inhoud, op dat elk het beeter vat.

, nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.

1 fs van een Herder die in diepen aandacht tat.

Hy iageen Herders Spel, dat hem zeer koft behaagen,. Maar wierd geftoord,door dien hy deerlijk hoorde klaar-,

Hykeerdzichom, en ziet een Herderin inlaft,

Door vuyle woorden, van een ongebonden gad.

Hy neemt het voor haar op, gelijk ook alle mannen: ^crplicht zijn over al haar krachten in te fpannen,

Dtn’t Vrouwelijk geflacht, uyt allerhande noot Te redden, jaal waar’t met prijkel van de dood.

Ms hy de booswicht had verjaagd en rtrafgegeeven, ^Prak hy de Herderin, die door die Imaat gedreeveii,nbsp;.^afltraanen uyt haar oogen perfte, die vol glans,

De Zon verbeelden aan des Hemels Opper-trans.

zey hy, met een zucht, zoude ik u niet verdedigen? Ha booswicht, ha Barbaar,dorft gy dit beeld beleedigen ?nbsp;Waar vind men zulk een hert ontmenfcht en zoo ver-j, fteent,

Dy ftuy te voort dedoop dier traanen op haar kaaken.

¦^y die aan dankbaarheid haar niet wou fchuldig maaken, cr7.uymt geen tijt om hem te danken, wyl een gloed,nbsp;jDythaar bekoorlijk oogdoorftraald zijn teer gemoed:nbsp;y lag als in een becmt, door zuchten, minnelonken.

Dat deezetraanen ziet, zich niet tot traanenweend.

? v;

Vaa

-ocr page 46-

36 nbsp;nbsp;nbsp;Dje Ingebeelde Zieke.

Van dat aaiiDiiunig beeld, vo) welluft, als verdronken. Elk vi'oordjedatze fprak, en yder tedere zucht,nbsp;Doorgriefde hem het hert, hy vong die zoete lucht,

En fprak, volmaakte beeld, bevallig en aanminnig, Daar ’s geen gevaar zoo groot, noch geen geweld zoonbsp;vinnig,

Dat ik ontzie, ik leevoor u dezwaarftepijn ,

Om van u dankbaar beeld maar eensbelonkt tezijn, Zy nam haar affeheid, zy vertrok op deeze klagten,

En liet hem toen alleen verzeld met zijn gedachten.

Hy draagt door de cerftemaal van haar te zien, meer fmert,

Als meenig Minnaar door veel Jaaren in zijn hert.

Op haar vertrek , fchijnt hem haar afzijn al tedooden, Haar weer te fpreeken wierd hem fcherpelijk verboo-den,

Hyzuchte, fprak, helaas! die ik zoo weinig tijd. Gezien heb, met vermaak, raak ik voor eeuwig kwijt.nbsp;Hy fpant zijn krachten in, om haar maar eenstefpree-ken,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ken,

Maar haarekluyflers zijn met lift, noch kracht te bree-Dies port zijn Minnevlam hem aan tot dit bcfluyt,

De Herderin te doen verzoeken tot zijn Bruyd ,

Dat zy hem toe ftaat, in een brief,aan hemgefchreeveti; Maar in die zelve brief, doet zy hem kennis geeven,nbsp;Hoe dat haar Vader had beflooten , vaft gezet.

Haar, aan een ander, na de Vaderlijke Wet,

Die zelve dag,haar in haar weerwil tedoen trouwen. Bedenk eens in wat angft, wat hertzeer, wat benouwennbsp;Die Herder was, hoe hy vol fchrik gepijuigt werd,nbsp;Elem drukt een heelc berg vol rampen op zijn hert.

Hy kan dat denkbeeld nooit uyt zijn gedachten krijgen, Van dat een ander maakt zijn Herderin zich eygen.

De

Dat hy gedoogen zal , hoe dat bekoorlijk beeld Omhel ft word en gekuft, gevleyt word en geftreeld;nbsp;Zijn tochtig hert geftelt om geen gevaar te vreezen,nbsp;Befluyt, die zelve dag, by haarinhuys te weezen.

ïi


-ocr page 47-

De Ingebeelde Zieke. nbsp;nbsp;nbsp;37

De Minneluft ontdekt voor hem gelegentheid,

Die hem de toegang tot zijn Herderin bereid,

Dm in dit noodgeval, zelf uyt haar mout te hooren Haar nytfpr3ak,en wat lot zy voor hem had befchoorcn.nbsp;Hygaat daar, en bevind, al wathy iiad gevreell,

Hal de toeftel wierd bereid van ’t i^ruyloftsF^eli;

Hy zag de on waardige zijn Medc-Vreijer komèji,

Die door haar Vaders drift, wierd waardig aaugenoo-men.

:*Jie zeegepraalendreets de zachte zy bekleed ,

^an ’t fchoonfte Schepzel, dat hy op de waereld weet, Die hy als winnaar met een nijdig oog begluurde,

”ol bitt’re haat, ’t was vrecmt dat hy hem noch beltuur-

Ts.

Dit Schouwfpcl deed zijn borft opzwellen, die de Min , j^atiprikkeldetot wraak, hy kon zijn Herderinnbsp;j^aar met zijn oogeii, zijn gedachten laatcn weeten.

. Doordien haar Vader was dient aan haar zy gezeeten : jDoch eynd’lijk (lapt hy ftout verby die hinderpaal,nbsp;fpreekt zijn hert uyt in dtez’ minnelijke Taal.

Ach! Filisach! ontdek my uw gedachten,

Al lang genoeg, mijn fmert is veel te groot,

U Tirfisbid, wil zijn lijden verzachten ,

Maak dat ik leef, ofgeefmecen kortedöod. is ’t u beurd, nu moet gy antwoord gceven ,

^saris ’tTranflaat, ’k hebt voor uuytgefchreeven. ^'Fgy nuPiiis^ ik zal Tirliszijn , begin.

^^cr let aandachtig opdeftreeken van de Min.

Helena.

Ach Tirfis! ziet mijn lijden uyt mijn oogen.

Ik zit als gy met een zoo wrcev’le zin.

Ik heb om meer te zeggen, geen vermoogen ,

Als Tirlis, zijt verzeekert van mijn min

Jy _ _ nbsp;nbsp;nbsp;M A N SH A RT.

vv ill ik niet, kan zy zoo '1’ranflalcercn Frans in Duyts.

C 5 nbsp;nbsp;nbsp;Fer-

-ocr page 48-

3S nbsp;nbsp;nbsp;De Ingebeelde Zieke.

Ferdinand.

Ja, dat kom ik haar leercji, ’k Leerbaar noch meer ,gelyk gy hooren Tult.

Hebt met vermaak een weinig maar geduld.

Helaas, nu my het al fchynt te verdrukken,

Derf ik to veel niet hoopen, ïonder fmert?

Van dat het my, mijnSchoone, ïal gelukken,

Dat gy my geeft een Woonplaats in uw hert.

Helena.

AchTirfis! weet, ik moet u eeuwig minnen,

Of anders ïou mijn mond mijn hert verraan.

Ferdinand.

O woorden vol, vol Honingraad van binnen, MaarTirfis zacht, heb ik ze ook wel verdaan?

Ach Filis! laat uw Tirfis noch eens hooren Die woorden, daar gy my het hert me grieft.

Helena.

Zijt doch geruft, ’k heb u alleenverkooren,

Uw Filisis op u alleen verlieft,

Ferdinand.

HaFilis! wilt die woorden noch eens fpreeken, Helena.

Hoor Tirfis, ik bemin u maar alleen.

Ferdi n and.

O woorden ! die mijnminnenyd verbreek en,

Ey Filis fpreek, ey Ipreeker anders geen.

Helena.

’t Is Filis vreugd, haar herte blood te leggen,

En hondert maal te melden haare trouw.

Ik wenfch myn tong nu anders niet kon zeggen,

Als Filis blyft van nu afTirlis Vrouw.

Ferdi nand.

Regeerders van Aard, Hemel ende Baaren.

¦Gy Koningen, zoo machtig en vermaard, Aluwgelukisnietomtc eevenaaren,

O neen,

Naaft mijn geluk , want dat is meerder waard.

-ocr page 49-

De Ingebeelde Zieke. nbsp;nbsp;nbsp;59

Oneen, ’tgezigtvandieftaattevrcezen Het byzijn van mijn Mede-Minnaar hier,

Belet my de gelukkigfte te weezen.

Hies brande ik noch in een verllindent vier.

Helena.

AchTirfis, ach! zult gy mijn trouw verdenken, l^aakt u ontrufl: een Minnaar, die ik haat ?nbsp;k Verzeeker u, ik zal aan niemant fchenkkcn,

Hat hert, dat voor mijn Tirfis open ftaat.

Ferdinand.

Henk Filis aan uw Vader en zijn krachten, weerwil zal hy u doen minnen.

Helena.

Neen,

Neen Tirfis, ’k wil de dood veel eer verwachten,

¦^Is dat befluyt toe Hemmen, zijt te vreen.

Manshart.

Wat zey de Vader toen ?

Ferdinand.

Die deed niet als wat vraagen.

.j. nbsp;nbsp;nbsp;Manshart.

Haii was ’t een grootegek, ik zou my andersdraagen.

r. nbsp;nbsp;nbsp;F ERDINAND.

H Liefde!

Helena.

O trouwe Min!

Manshart.

GeefdieComediehier.^

Paar fteekt geen (lichting in, kom geef my dat papier, Pgt;e Herder Tirfis is wel onbcfchoft in ’t V ryen,

Filis is een Pry, ik zou haar (traf doen lijen,

Ndien’t myn Kind was, maar wat (laater op dit blad, is dit fchrift het is bekrabbeld en beklad.

''Vaar zyn die woorden hier ?

Ferdinand.

y _ nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hoor, dat was haar begecren.

¦^y wil de France Taal kort door karakters leeren.

C 4 nbsp;nbsp;nbsp;Mans*

-ocr page 50-

•4» nbsp;nbsp;nbsp;De Ingebeelde Zieke.

M A N S H A R T.

Vertrek, dat Herders Spel is ftrij dig met de deugd,

't Geeft buytenfpoorig , een kwaad voorbeeld aan de Jeugd.

Ferdi nand.

Ik dacht dat Bly-fpel ïou u ftof tot blijdfchap fchaffen.

Ma NS HART.

Hefmocht de booze, ik zou eer zulke dingen ftraffen. Daar komt mij n Huy svrouw aan.

ZESDETOONEEL.

Manshart, Nabticofoaus , Bartrand, Helena, Anna, Tr.yn.

Manshart.

Monceur, dat is de Zoon

VanNarticoforus.

Bar trand.

Mevrouw, watzijtgyfchoon! Schoonmoeder, zulk een naam is u met recht gefchon-ken.

Elk ziet de Schoonheid op u roode kaaken pronken. Anna.

Mijn Heer, ik ben verheugd dat ik u zie.

Bartrand.

Maar hoor,

Gy zijt gelijk een beeld,uw voorhoofd zonder voor.. ¦ • Maarzagt, uw komft, Mevrouw, heeft mijn konfeptnbsp;verbrooken,

’t Is my vergeeten, waar van heb ik daar gefprooken ? NaRticoforus.

Zoon, wilt dat fpaaren tot gy ruymer zijt van geeft. Manshart.

Ik wenfchmijnHuysvrouwdat gy flus hier had geweeft» Gy had‘een Cicero gehoord.

T R Y N.

Na dat ik reeken,

Gy

-ocr page 51-

'De Insebeelde Zieke.

Gj had het fteene Beeld van Mcmnon hooren fpreeken De tweede Vader en de Zonneblom gezien.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’

Manshart.

Hoor Dochter,geef uw hand, want i!c kom u gebieden. Dat gy de Heer Bartrand zult voor uw Man verkiezen.

^ nbsp;nbsp;nbsp;Helena.

Vader?

Manshart,

Ja, kom voort, men moet geen tijd verliezen. Helena.

Hoe, zoo ten eerden ? ey, zoo haadig niet Papa,

Geen eerbre Juffrouw zeid zoo licht ten eerden Ja; Maar door verkeering leert men eerd elkaar recht kennen.

Manshart.

Eerd trouwen, dan zal ’t veel vermaakelijker wennen. Helena.

Een wederzijdzemin moet voorgaan, ofde trouw Is onvolmaakt,dat baard veel ramp aan Man en Vrouw.nbsp;Bartrand.

\Vat my belangt, het is onnoodig meer te wachten. Helena.

Zijt gy zoo haadig Heer ? ik niet, 'k wil niet verachten Uwegoe genegentheid tot my, maar weet, mijn minnbsp;Heeft tot u noch in ’t mindgenomen geen begin.

Manshart. nbsp;nbsp;nbsp;(men.

Een Juffers liefde moet nooit voor hettrouwenkoo-Helen A.

Ik bid u geef my tij d ?

Manshart.

Dctijd dient waargenoomen. Helena.

Hoe Vaderlief, wiltgy dat ik uw oudde Kind, ^

In Weerwil van mijnhert, myaande boejens bind Vandeonverbreekb’re trouw, indien mijn Heer wilnbsp;weezennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(vreezen.

Die

Een eerlijk Man, moet hy voor zulk een Huysvrouw

C y

-ocr page 52-

41 nbsp;nbsp;nbsp;De Ingebeelde Zieke.

Die tegens haaren dank hem tot haar Bruygom nam,

Is dat niet waar ?

Bart RAND.

Nego confequentiam.

MejufFer hoor, ik kan wel eerlyk zijnen leeven, MetuindeEcht, alsu, uwVadermywilgeeven.nbsp;Helena.

Te dwingen tot de min, heeft de alderminfte fchyn, De Liefde lyd geen dwang, die moet vry willig zyn.nbsp;Bartrand.

Veel oude lieten met haar wil haar Dochters fchaaken, Omhaare kuysheid dan daar door bekent te maaken.nbsp;Helena.

Laatdeoude, deoudezyn, wy zijn hier niet van’t oud. ’t Is nu geen oneer dat een jonge Juffer trouwtnbsp;Met een die haar behaagt, al laat zy haar niet fchaaken.nbsp;Geen oudheid,maar ’t gebruyk, maakt wettig veele zaa-ken.

Zoo gy oprechte trouw en liefde tot my draagd,

Zoo wil, als ik wil, endoeal wat my behaagd. Bartrand.

Ik zal, behalve dat my n liefde zoude krenken. Helena.

Een Minnaar die oprecht bemind , doet niet als denken, Hoe hy zijn wil beft in de handen ftelt van haar.

Die hy bemind.

Bartrand.

Maar hoor, diftinguo, het is waar, Zoo veel zijn eygendom niet aangaat, vat de zaaken,nbsp;Quod cedo , maar wat dat zyn eygendom mag raak en,nbsp;Nego.

T R Y N.

jy bent het kwyt, hy komt van ’t hooge School, Hyzal ’tmet woorden van u winnen,of ik dool.

Maar waarom laat jy jou ook zoo onrek’lijk vinden, Daarhyu door de trouw aan’tDoéloors Gild wil binden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

An-

-ocr page 53-

De Ingebeelde Zieke.

Anna.

Een and’re Vrijer maalt haar moog’lijk ia de zin. Helena.

Als dat zo was,Mevrouw,wat kwaat fteekt daar toch iu? Anna.

Papa Lief, ik zouhaar niet dwingen om te paaren,

Maar ikzou haar,in ’t kort,het Kloofterdoen bewaaren, He LENA.

Ik kan de goedheid, die gy voor my hebt, verdaan.

Maar’t geen gy Vader raad, word altijd niet gedaan. Anna.

Al wat de Vader wil ,dat moet het Kind behaagcn. Helena.

De laden zijn bepaald, die Kinders moeten draagen. Anna.

U w meening is dat gy wilt trouwen, maar met een Die u behaagt, niet waar ?

Helena.

O ja, met anders geen.

Zoo Vader, na mijn zin, my meent geen man te geeven. Zoo hoop ik dat hy my niet zal in de Echt doen keven.nbsp;Met zulk eendieikganfchonmoog’lijk minnen kan ;nbsp;^jeen Vader mach zyn Kind,zoo dwingen aan een Man.nbsp;Mansh.art.

MijnHeeren, ik verzoek, wilt my dit doch vergeeven.

. nbsp;nbsp;nbsp;Narticoforus.

Dat is onnoodig, want daar is noch niets misdreeven. Helena.

Ik wil een man oprecht beminnen, niet in fchijn.

En eer ik trouw, wil ik daar van verzeekertzyn.

Daar trouwender om maar alleen te zyn ontflagen Van de Ouders wetten, die haar ladig zyn te draagen.nbsp;Ook zynder die alleen maar trou wen om het goed,

Om rijk te worden, maar ik zeg al wie dat doet,

Verkoopt zyn lijf om geld ; daar zynder ook die trouwen ,

Om prachtiger tegaan, en grooter Staat te houw'en.

Ook

-ocr page 54-

44 nbsp;nbsp;nbsp;De IkgebeELDE Zieke.

Ookiijnder diealleen maar trouwen om de zwier, Om dies te vrijer zonder opfpraak het pleiziernbsp;Van al de waereld te genieten, zulke vrouwennbsp;Verfcheeld het weinig aan wat mannen datze trouwen.nbsp;Anna.

Gy valt nu fpraakzaam, maar wat hebje daar me voor ? Helena.

Ik geef maar antwoord op het geen ik zie en hoor. Anna.

Uw onbeleeftheid is onmoog’lijk te verdraagen. Helena.

Gy zoüd wel wenfchen dat ik flout fprak, om te klaa-gen,

Maar dat geluk zal u Mevrouw nu nietgefchien. Anna.

Ik heb geen (louter noch geen boozer Kind gezien , Alsgyzijt.

Helena.

Hoor Mevrouw,gy komt u zelf maar kwellen. Zeg wat u lull, gy kunt my daar door niet ontftellen.nbsp;Anna.

*k Zeg door u ftoute bek, gy onverdraaglijk zijt. Helena.

Dat’s vruchteloos, ik wil nu wijs zijn, totufpijt.

Maar om u verder tot geen gramfchap te verwekken, Zal ik met dat gy hier gehoopt had gaan vertrekken.

'Binnen.

Manshart.

Helena, ’k geef u noch vier daagen, en niet meer,

Om te verkiezen of gy trouwen wilt dien Heer,

Ofdatgein ’t Kloofter wilt voleyndigcn uw daagen.

Stel u geruft,mijn Heer, gy zult haar haaft behaagen. Anna.

Het valt my moey’lijk Lief van u ook weg te gaan. Maar’k hebeenboodfchapdienoodfaak’lijk diendgedaan.

Maar zijt verzekert dat ik fpoedig weer zal koomen.

Mans-

-ocr page 55-

De Ingebeelde Zieke, Manshart.

Zeg aan Notaris Pronk ,’t geen hy heeft me genomen, Dat hy dat opmaakt.

Anna.

Wel Monceur, dat zal gefchien. ^ aar wel Papa Lief,ik hoop u haaft weer te zien.B/»»?».nbsp;Manshart.

Vaarwel ,mijn Schoone , ha! dat is een Vrouw der Vrouwen,

Haar trouwe liefde doet my ’t leven noch behouwen.

Narticoforus.

Wy iullen ook,mijn Heer, vertrekken.

Manshart.


^ nbsp;nbsp;nbsp;, Eergygaat,

^00 zeg my,hoehetmet mijn ziekte nu doch (laat ? Narticoforus

Bartrand neem de and’re hand,ik leen aandagtige ooren, Om uw wijs oordeel van mijnHeer zijn pols tehooren.nbsp;Quiddicis.

Bartrand.

Dico. Datdiepols, het kan niet mis,

De pols is van een man , die niet gezonden is. Narticoforus.

Heel goet.

B R T R A N D. ’

Se (laat, feflaatalvry, alvry ftijfachtig , Om niet te zeggen (lijf.

Narticoforus.

Dat raadje wel waarachtig. Bartrand.

Ze (loot weerom.

Narticoforus.

Zoo is’t.

Ze huppelt heen en weer. Narticoforus.

Bartrand.

B.ar*

-ocr page 56-

De Ingebeelde Zieke.

Bar T RAND.

Pareuchyma, de mild die doet u zeer. N A R T ICOF OKUS.

Optime.

Man SMART.

Flprentijnzey dat al mijn gebreeken Niet in de mild, oneen, maarindeleeverfteeken.

Nar tic of or us.

Pareuchyma dat is het een zo wel als ’t aar,

De lever en de mild’ die leggen by elkaar,

En zijn door buurfchap zoo medogcnt met elkander, Dat zoo der een lyd, voor zoo lijd ook ftraks den ander.nbsp;Beveeld den Dodor u niet dagelijks gebraadnbsp;Om te eeten ?

Mans HART.

Neen, mijn Heer, als ik doe na zijn raad. Eet ik gekookte koft.

Narticoforus.

Gezonden of gebraaden,

Dat is al eeven veel, hy komt u ’t belle raaden.

Manshart.

Maar hoeveel korlen zout vereyft een Ey, mijnHeer ? N A R T t C o F o R U S.

Maar zes, of acht, of tien, of twalefen niet meer.

’t Getal moet even zijn, of’t zou kwaad voetzel geeven. Maar met de pillen moet het altijd zijn oneven.

MrtNSHART.

Tot weder ziens mijn Heer, gy hebt hier nu gedaan.

Ba rtr and.

V aar tweede Vader wel.

Narticoforus.

Yaar wel, mijn Heer, wy gaan.

ZE-

-ocr page 57-

De Ingebeelde Zieke. 47 ZEVENDE TOONEEL.

M AN SHA R T en Anna.

Anna.

PApa, Helena ftond daar met een man te praaten, Maar toen hyiny zag, heefthy haar terftond ver lallen.

Manshart.

Een man,een man,is ’c waarPMama Lief kan ’t gefchien? Anna.

Alct, uw Dochter, heeft hem neevens my gezien.

Die was ook by haar, gy kund haar eens oiidervraagen.

Bime-

Manshart.

Zend haar by my. Heeft zy haar daarom zoo ged raagen ? Ha, dat zal de oorzaak zijn van dat zyhaare hand,

Hiet uyt wou fteeken om te trouwen met Bartrand.

ACHTSTE TOONEEL. Manshart en Alet.

Al ET.

KAn ik Papa Lief nu in ’t een of’t aar behaagen ? Mamazy dat Papamy yets haddeafte vraagen gt;

Manshart.

Kom hier en flaa uw oog eens op my, zie my aan,

Kunt gy Alet, wat gy my zeggen moet, niet raan ?

Alet.

Jk wil Papa Lief omuw ziekte te verlichten,

Zoo wel watfprookjensof watraadzeltjens verdichten. . Manshart.

Daar vraag ik u niet na, weet jy niet anders ?

Alet.

Neen.

M A .S 3-

-ocr page 58-

De Ingebeelde Zieke.

M A N SlI AR T.

Ojouflimprijtje , ojy, jy weet wel wat ik meen. Zie dat klein pinkje, dat en kan je niet bedriegen.

Zeg op al watje weet, maar maakme niet te liegen. Alet.

V ergeef het my Papa.

Manshart.

Gehoorzaamt dan.

Alet. nbsp;nbsp;nbsp;Ikzal.

M A NS HA R T.

Heb ik u niet belaft, datgy my al en al,

Wat gy maar zaagt,aan my voort kennis zoude geeven. Alet.

Oja.

Manshart.

Bedenkje wel, hebjy dan niet misdreeven ? Alet.

O neen Papa, ik zeide u altijd wat ik zag.

M.A.NSHART.

Kom zeg, wat zagje van je Zufter deze dag.

Alet.

Ik zag niet.

Manshart.

Niet.


Alet.

O neen!

Manshart.

Kom, kom,ik wil u zweeren, Dat deeze gard van daag u noch zal klappen leeren.nbsp;Alet.

Och! och! Papa Lief, och!

Manshart.

Kom jou geveinfde pry. Alet.

Mijn iieffte Paatje Lief.

Manshart.

Zaljy zooli«gen, jy,

AleT'

-ocr page 59-

49

De Ingebeelde Zieke,

A LET.

Ik bid u PaatjeLief, ey wilt het my vergeeven ,

Ik Zal ’t niet weer doen,’k zal ’t niet weer doen van mijn leeven.

^enaPapa, Mafeurdie had het my verboon.

Mansh A a T.

Alet, de gard alleen maakt deeze misdaad fcho.on-Al ET.

Qena, gena, gyzult, gy zult het alles weeteu. Manshart.

I^cen.eerft gegeczelt, want dat mocht ik aars vergeeten.

A LE T.

Mijn zoete PaatjeLief, gena, gena, gena.

^ANSHART.

Ik zal genadig zijn , maar voel eerft hoe ik 11a.

A LET.

Oiny! ómy! ik fterf, ey my. Zylegdah duod.

M.^ NS HART.

Wat wil dit weezen }

StaopAlet, (la op, och ik begin te vreezen.

Metje Lief, mijn Kind, kund gy my niet verdaan.

Ik ongelukkige, ik, ach! wat heb ik gedaan.

^ervlockte gard moellgy mijn jongfteDochter dooden. Ilarbaar, wreedaardige, ’k heb u niet meer van nooden.nbsp;pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A LET.

^apa, ey fchrey niet meer, ik ben pas hallef dood, IJefchrikis over, uw Aletje heeft geen nood.

^ nbsp;nbsp;nbsp;Manshart.

¦^om, myn kleyn kleutertje, ’k zal u dat nu vergeeven, ¦'-üojemy alles zegt, watdatteris bedreeven.

,, nbsp;nbsp;nbsp;A L E T.

k Beloof het u Papa.

Manshart.

Dat jy jou niet bedriegt, pinkje weet het al, maak datje maar niet liegt.

^aar zeg het tog niet aan mijn Zuder.

D nbsp;nbsp;nbsp;Ma NS-

-ocr page 60-

so

De Ingebeelde Zieke. MansHart.

Wil beginnen:

Ik tal’t niet zeggen.

A L E r.

Hoof Papa, hoor, ik kwam binnen In ’t kamertje van ons Heleen,daar was een Heer,

Ik vraagde wie hy was, hy zey my, kind ik leer Uw Suiter Frans.

M A N S H A R T.

Hier leyd den haas. Laathooren.

A t. E T.

Toen kwam mijn Suiter in volgramfchap en vol too-ren.

Zy zey, ga heen, ga heen, vertrek , ik bid u ga,

Of by myn Vader raak ik heel in ongena.

M A N S H A R T.

W el ging hy ?

A LET.

Neen, zy kon hem zoo niet kwijt geraken* Manshart.

Wat zey hy ?

A LET.

,0 hy fprak van honderd fraijc zaaken. Manshart.

Wel wat nog meer .ïquot;

A LET.

Maar hoor, hy zey haar dit en dat, Ja dat hy haar zoo lief, gelijk zijn zelve had.

Ook zey hy ,dat zy was de fchoonlte van den landen. Manshart

En toen ?

A LET.

Toen knielde hy en kulte haare handen. Manshart.

Wat meer .5

A L E T.

Toen kwam Mama vlak voor de kamer fta»’’'

ManS'

-ocr page 61-

De Ingebeelpe Zieke.

Manshart.

Wat deed hytoen?

A L E T,

Papa, toen is hy weg gegaan.

M A N S H A R T.

Maar zag jy anders niet ?

A LET.

üneeii, ter goeder trouwen.

M ANSH A R T.

Jy hebt noch wat gezien, dat heb jy digt gehouw'en.

Myn pinkje weet het, maak dat jy my niet bedriegt.

A LET.

t^aiizcgik Paatje Lief, dat jou kleyn pinkje liegt.

Ma NS HART.

Pasop, ikwaarfchouu.

Ale T.

Papa,''k heb niet verfweegen Al wat ik wiftjdaarhebjy kennis varigekreegen. B;»«e«.nbsp;M ATgt;I SH A R T-

Wel, wel,wy zullen zien , pasop, gy inot)gt wel gaan. Wat wortme al moeilijkheit en onruft aangedaan,nbsp;tiaar elk geltadigmy deherzensmekomt krenkeu.

Jk heb geen tijd om aan mijn kwaaien ecus tedenkea.

negende TOONEEL.

Hc

ManSHART en Boudewyn. Boudevyn.

LOe gaat het Broeder u}

M ANSH ART.

Ach Broeder Boudewij-n!

Gch ik ben heel niet wel, vol ziekte, fnaertenpijn.

. nbsp;nbsp;nbsp;Bouoewyn.

^oe Broeder, heel nilt;it wel ?

Manshart.

Ik ben zoo vol gebrecken. Danbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ik

-ocr page 62-

SI nbsp;nbsp;nbsp;De Ingebeelde Zieke.

Ik ben too flauw,zoo fwak, ja ik kan nauwlijks fpreken-B o U DE WY N.

O dat is moeyelijk, ik kwam hier omeens van Een Huwelijk met u te fpreeken, ’k weet een Mannbsp;Voor Nicht Helena.

Ma NS II ART.

Broer, ik wil van haar niet hooren, Dat floute flukkc vlees verdient mijn haat en tooren ,

Die Voddemocr, die Pry , die Hoer na allen fchijn ,

Zy zal in’t Kloofler, of ik zal geen Manshart zijn. Boudewyn.

’t Gaat wel , ik ben verheugd, gy neemt weer toe in kragten.

Mijnaanfpraak komt uw pijn en lijden wat verzagten. Wy fullen flus daar van wel fpreeken met meer klem.

Ik breng die Juffer mede, om door haar zoete Item,

Al uw melankoli 7.00 wat te diverteeren ,

’k Zal u meer goet doen als dry Bagotijns klifteeren. Manshart.

Ik moet op mijn gemak, ik ben watteer vanoori Hctzal ook beft zijn, dat ik haar van verre hoor.nbsp;ZANG.

IK zing van de Liefde, die 't al heeft hewoogen.

En zijn groot vermogen.

Ik Zing

Zijn vermogen,

Hetbefie of aarde is Liefde, en ook haar zoete vreugd., Geen eer, hoe verheven,

Noch Rijkdommen, geven Dat de Liefde geeft,

Daar het al doorleeft.

Ouwe kouwe Gryfaards, denk eens aan uw jonge tijd, Gunt uw Kinders ook de vreugd,

Die Zoo zoet was in uw jeugd.

Ouwe Gryfaards, wie gy zjt,

Denk eens aan uw jonge tijd.

Eer de Liefde « verwijt.

DER'

-ocr page 63-

De Ingebeelde Zieke.

DERDE BEDRYF.

EERSTE TOONEEL. MansIIART, Boudewyn en Tryntje.nbsp;Boudewyn.

Die Zang, Heer Broeder, zal u meerder refrifleeren , Als tien Purgatien of kladdige Kliüeeren.nbsp;Manshart.

EengoePurgatie, Broer, is goed, die maakt my fris. Boudewyn.

En my dunkt dat de Zang voor u veel beeter is.

Laat ons nu fpreeken van ’t geen ik had voorgenomen. Manshart.

Ik bid u wacht wat, Broer, ik zal haaft weder komen.

T R Y N.

Mijn Heer, wel gy vergeet uw (tok, wat gaat u aan, Lerwijl gy zonder ftok ónmogelijk kunt gaan.

M A N S H A R T.

Ly hebt gelijk, kom ras, dat had ik fchoon vergeeten, jymoetgeftadig, dat ik Ziek ben, my doen weeten.

TWEEDE TOONEEL.

Boudewyn en Tryntje.

HT R Y N.

¦ haar met die zy haat wil in den Echt doen leevcn. Boudewyn

Eer Boudewijn, hebt gy geen deernis noch fmett Met uw liefNichje,zult gy dat jong jeugdig hertnbsp;^oo aan de driften van haar Vader overgeeven ?

^*e haar mer die z.v haat wil in den Echt doen leevc

Ik

A naoet bekennen toen my eerft ter ooren kwam , at malle Hawlijk,wierde ik moeilijk, vaUch en gram.nbsp;ial niet ruften, maar met lift en kracht voortzetten,nbsp;D 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De

-ocr page 64-

^4 nbsp;nbsp;nbsp;De Ingebeelde Zieke.

De hinderpaal die haar dat Huwlijk zal beletten.

’k Heb hem van Ferdinand ook rcets gefprooken,Trijn, Hy leend geen ooren, daarom zal het noodig zijn,

Dat wy Bartrand.die gek,eerfl; haatlijk by hem maaken. Ma^rdaar is werk aan vaft eer wy daar toe geraaken.nbsp;Try N.

’t Is waar, uw Broer blijft vaft op zij n gevoelen ftaan; Maar ik heb y ets bedacht en daar door zal het gaan,nbsp;Indien het wel gelakt.

Boudewyn.

Maar zeg wat zal dat weezen ? Tryn.

’k Zal van die zotterny hem in het kort geneezen ?

Ik heb bedagt daar moet een and’reDodor zijn ,

Die fttijdigin de Konftis met Heer Florentijn,

Die ik het alles zal ontdekken, die zal maaken,

Dat Dodor Florentijn haaft uit zijn gunft zal raaken. Als hy als Dodor hier zal dienen, dan zal ’t gaan ,

Wie weet of het geluk onszelfnietby zal ftaan.

Maar eer hy hier komt, die ’k daar toe heb gekooren, Zal ik my zelf voor eerft als Dodor laaten hooren.nbsp;’tZal zulk een pots zijn.

Boudewyn.

Maar, hoe durfje dat beftaan ?

T a Y N.

’k Durf wel wat anders doen. Maar daar komt uw Broeder aan.

DERDE TOONEEL. Manshart en Boudewyn,nbsp;Boudewyn.

• Nochfpreeken.

(ken

JEer Broeder, ’k heb eenbeede,ecr wy van onze zaa-

Büü'

M /i N s H A R T. Wat is dat ?

-ocr page 65-

' De Ingebeelde Zjeke. nbsp;nbsp;nbsp;-fy

Bo u D e «quot;y N.

’t Zal uw geduld meeft raaken. gt;**Hoor met geduld toch wat ik yeggen lal.

M AN S H A R T.

Heel goet.

. nbsp;nbsp;nbsp;BouDEgt;*quot;yN.

^liegook niet op als gy gemeenlijk wel doet.

Man SH ART.

Wel dat beloof ik u.

B o u D E w Y N.

Ook dat gy op mijn vraageii,

O heel zagtmoedig en gemaatigtzultgedraasien; tti ook ordentelijk antwoorden op mijn reen.nbsp;Manshart-

Waar toedievoorwaarde,ikbendaarwelmeete vreên. Boude WYN.

Van welk een booze geeft word Broeder tochgedrce-

Uie hem zijn kind dwingt aan een Doéloruit te geven. Manshart.

^an zulk een geeft, die my verklaaren komt, hoe dat tik in mijn Huis moet doen ,zoo als ik alles vat.nbsp;Boudewyn.

ten Doflor, dat zal zijn een moorder van uw leeven, t^'e u om al u goed haaft te erven zal vergeeven.

. nbsp;nbsp;nbsp;M.aNSHART.

^iet beter voegt my als een Do6lor onder dak.

^yn Dochter hoorde ook , om haar Vaders ongemak » V tywillig Heer Bartrand te kiezen , ja verzeeker.nbsp;Boudewyn.

'^W tweede Dochter geeft gy dan licht een Aptecker. wnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Manshart.

Ik

'^el waarom niet, ik meen dan had ik welgedaan. Boudewyn.

iweer u Broer, ik kan de grillen niet verftaan,

hoord voorDoöorsen Aptcekers fleets te vreezetr. '^y tracht in fpijt van u gezontheit Ziek te weezen.

D 4 nbsp;nbsp;nbsp;Mans-

-ocr page 66-

jó nbsp;nbsp;nbsp;DeIngebef. ldeZieke.

Manshart.

Wat wil dat zeggen Broer.

Boudewyn.

Dat gy niet-Ziek zi jt Heer. Gy zijt gezond en fris, ik wenlle nimmermeer,

Om meer gezondheit als gy hebt. En tot een teeken,

’k Laat uw Kliftecren en Purgeeren voor my fpreeken. Waar van je een laading van een heel Ooltindifchnbsp;Schip

Draagd in uw buyk , gy zijt zoo hart gelijk Klip Of anders waart gy lang geborften, ’k wil u fweeren,nbsp;Dat gyhaaft derven zult door al dat Dodloreeren.nbsp;Manshart.

Heel anders fpreekt mijn Heer denDodlorFlorentijn, ’k Zou zonder zijne hulp al langgefturven zijn.

Ha dat Purgeeren en Klifteeren doet my leeven. Boudewyn.

Tot hy in ’t kort u zal voor eeuwig gaan begceven,

Jou DoQors Martelaar.

Manshart.

Hoe , fla jy geen geloof

DanindeDoöory.

Boudewyn.

Ik ben aan dat oor doof.

Al wiedaar in gelooft derft daagelijks duyzend doodcn-Manshart.

Ik zeg de Dodtory heeft ydcr een van nooden.

Een Kond voortredelijk, die 't alles doet bedaan; Indien diedood was, welde Wacrcld zou vergaan.

B o u DE V Y N.

GeenGogelaar doet uytde maatzak zulke greepen,

Als veel Dofloren , o zy hebben looze kneepen.

Die zotterny gaat ver, dat iemand onderneemd Een Ziekedoor de Kund te helpen, ’t is te vreemd.nbsp;Manshart.

Hoe Broer, kan de eene menfeh dan de and’re niet ge-neezen ?

Bou'

-ocr page 67-

De Ingebeelde Zieke.

BouDEwy N.

IndieM het mooglijk was, Heer Broeder, dan mocht weezen.

Maar ’t maakzel van ons lijf en zijn beweegen is ,

Tot noch toe onbekent, zy raaden alle mis. DeDoftorszijnzoo blind als Mollen,en zy wenfchennbsp;Niet anders,als maar om het licht geloof der menfchen.

' nbsp;nbsp;nbsp;MANSH.'iRT.

Maar als me Ziek is Broer, wat dient’er dan gedaan. Boudewyn.

Tan laat men de Natuur in alle ding begaan.

Want kan ons de Natuur ontftellen,’t kan ook weezen, Dat de Natuur weer kan herftellen engeneezen.nbsp;Manshart.

Maarkande Kunft Natuur zomtijds niet helpen

BO UDEW Y N.

TT . nbsp;nbsp;nbsp;Neen.

Het is daar ver van daan, de Doftors in ’t gemeen , Beletten door haar Konft de werking der Natuuren.

N hebber veel gekent, die (lurven door haar kuuren. Die nu noch leefde fris gezond, en wel gedaan,

^00 zy het op Natuur maar hadden laaten (taan. Manshart,

Hoe derfjy zeggen dat de Doélors niet veel weeten? Boudewyn.

D neen, zy worden meed voor fchrandere verfleeten.

Zy kennen meellepart haar Waereld, zy zijn fijn,

Zy zijn geleerd en loos, zyfpreekengoet Latijn.

De Ziektens noemen zy in’t Grieks als wijze Grieken , Haar oorfpronk en haar eind voorzeggen zy de Zieken.nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Manshart.

Hoe komt dan Broeder, dat meed alle menfchen zijn quot; anmijn verftand gt;

Boudewyn.

_ nbsp;nbsp;nbsp;Datkomt de meefledoordefchijn

De

waarheit laten haar graag van’t verlland berooven. Wat men gaaren hoord, dat kanme licht geloovennbsp;D y

-ocr page 68-

yS De Ingebeelde Zieke.

De Doöory is vry pleyficn'g, die gevalt:

Wanneer een Doöor zoo wat kooield, zoo wat kalti Van ’t bloed tezuyvcren, van ’t herte te verllerken,nbsp;Van de ingewanden te verkoelen, dan te werken,

Om al de hitte die dc Leever licht verteert,

Te maatigen, op dat die word geconferveert.

De Borft verzagt, de Mild verlicht van vinnig fteeken. Die dat dan vleyent en lieftaalig uyt kan fpreeken.

V ermaakt zoo de ooren van deZieken, daar zy vaak, Vertellingen by doen, elk Doöor is een fnaak.

'Doch dit is anders niet als maar vermaaklijk droomen , Alwaar de Zieken geen meer voordeel van bekoomen,nbsp;Als het berouw van wat gedroomt te hebben paft,

Daar ’s aan geen Doélor ofzijnDodtory meer vaft. Manshart.

Gy Broeder zijt in ’t kort al heel geleerd geworden.

B o u D E w y N.

De Doélors zijn tweezans.al zijn zy in een orde;

In ’t zeggen en in ’t doen, in ’t zeggen, ik ga rond. Wanneer zy fpreeken,fpreekt de wijsheit uit haar mond.nbsp;’t Zijn gaauwe mannen en doorluchtige verftanden;nbsp;Maar in het doen,helaas! zijn ’t kinderen,’t is fchanden.nbsp;Haar weetenfehap is maar een opgefmukte praat,

Of een gerabbel dat geen denkbeeld nazig laat.

M ANSHAR^T.

’tZijn vuyle menfehen die de Medicijnen krenken. Boudewyn.

Daar zijn ook Doftors die zoo bot zijn datze denken Niet anders of haar Kunft is waarheit en geen fchijn :nbsp;Maar daar zijn Doöors, die wel weeten watzezijn.nbsp;Die onder fchijn van hulp, met Zieken raad te geeven,nbsp;Maar denken hoe zy zelf,daar door gemakkelij k leven.nbsp;Maar Doélor Florentijn, Heer Broeder, die is goed,nbsp;picis van buytcn en van binnen Doftor bloed,

Het is al Dodtof, maar met weinig weetenfehappen. By al de onnoozelen magby vooraan wel flappen.

Ill reegels van zijn Kunft fteld hy meer zeekerheit,

AiS

-ocr page 69-

De Ingebeelde Zieke.

Als ia de Wiskunft, deuk aan lulk een befcheit. HyLaat, Purgeert, Klifteert en doet al zulke grillen ;nbsp;Maar weet niet watze zijn of watze zeggen willen,nbsp;^yzijteen Lijk in’t kort ,zoogy hem Iaat begaan;

Maar zoo heeft hy zyn Vrouw en Kinderen gedaan,

En Zal zig zelf ook doen, als hy het goed zal keuren.

Daar zijnder veele die zijn Doéfory betreuren.

M ANSHAR T.

Gy fpreektuyt loutre baat, Heer Broeder, dat is mis. Boudewyn.

Daar is het ver van daan, ik fpreekgelijkhetis. Manshart.

Was hier een Do6Ior,gy zoud wel haart anders fprekeii. Gy zoud dat larteren en fmaaden laaten fteeken.nbsp;Boudewyn.

*k fpreek maar tufTchen ons, ’k heb met deDo61:orfchap Qeenkweftie, verdaaraf, dielaatik inde kap.nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Manshart.

bid u Broeder wil u met geen Dodtors moeijen ,

Want u te hooren doet mijnKrankheit grooter groeijen. jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Boudewyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(maak

ben te vreen , maar ’k wenfeh dat gy eens met verdaagd een Komedie van Moljeeren, daar dees zaak ”an de Dodloren word verhandelt, ’t zou u baaten.nbsp;Manshart.

|aoor Broer, Moljeere had dat ook wel moogen laaten, Det voegd niet dat men voert die Heeren, elk ten fpot,nbsp;DphetTooneel als op een eerlijk Schavot.

Boudewyn.

Men ziet op het Tooneel van alderhande zoorten ,

Men ziet’cr Koningen en Princen, wiens geboorten Zoo goed en van zoogoeyehuyze zijn, alszy.

^ nbsp;nbsp;nbsp;Manshart.

Was ik een Doftor Broer, zy raakten zoo niet vry;

Want wierden zy eens Ziek, ik zou het hun verkeren. kZou hen niet helpen, maar metblijdfehap uit ziennbsp;leeren.

Ja

-ocr page 70-

6o nbsp;nbsp;nbsp;De Ingebeelde Zieke.

Ja zeker, geen Klifteer wierd van my geordonneert.

’k Zou zeggen barft en fterf on waardig geklifteert.

Ik zou my over hen, en hunne ftoutheit wreeken. Dat geen Comediant zou namaals van my fpreeken.nbsp;Boudewyn.

Comedianten, Broer, die fchouwen dat gevaar.

Zy zien een Dodtor aan maar voor een moordenaar.

En zoo zy zomtijds aan een Kelderkoors geraak en ,

Zy weeten heel goet koop haar weer gezont te maaken, Met vallen, dat haar beurs en lijf maakt goet en groot.nbsp;Enzoozy derven wel, elk derftzijn eigen dood.

VIERDE TOONEEL. Manshart, Boudewyn en Bagotyn.

BAG oT Y N. Meteen Kjijieer.

HEer Manshart, maak u ree, ik moet u voort Klidee-ren,

Den Doöor Florentijn komt u dit ordonneercn.

Berey u metter haad, ’t is maar een kleyn Klillecr.

Het is van pade warm, komrepje, repje Heer.

Boudewyn.

Hoe,Broer, watwiljedoen?

M ANSH.'t RT.

Ik bid u wil vertoeven.

’tis datelijk gedaan.

Boudewyn.

Dat zal zoo net niet hoeven.

Is ’t ei nd, hoor Bagotijn, vertrek met uwKlideer. Manshart.

Apteeker Bagotijn kom t’avond liever weer.

Bagotyn.

Ziet voor u wat gy doet, willhy toch niet beletten. Laat onverhindert die Klideer u Broeder zetten.nbsp;Boudewyn.

’t Is uw gewoonte niet, dat kan ik wel.vermoen.

-ocr page 71-

De Ingebeelde Zieke. nbsp;nbsp;nbsp;6ï

In ’t aangezicht met een te fpreeken van fatfoen.

B AG o T y N.

Wat vv'il jy zeggen met dat aangezicht, laat hooren.

Wy Apoteekers liaan gelyk met de Doéioren.

Alwaar wy komen, gaan wy nimmermeer te loor..

Hier laatgy op uw hals de haat van iiwDoöoor.^

Ik. gaat hem zeggen, hoor. Heer Manshart, wiltver-trouwen,

Het zal u in het kort maar al te laat berouwen.

Gyzult, gy zult het zien wat dat gy nu beftaat. Binnen-

VYFDE TOONEEL.

BoudeWYN en.MAKSH.'t rt. Manshart.

ACh! Broeder, gy alleen zijt oorzaak van dit kwaad, Dat Doéior Florentijn tot gramfchap zal verwekken,

Wanneer hy hoord dat ik de Apteeker deed vertrekken.

Boudewyn.

Heer, welk een fwarigheit, wel Broer wat gaat u aan ? Heer F1 oren tij n wort boos, wat heb jy al misdaan.nbsp;Hyhadhetgeordonneert. Maar zal’t nooit mooglijknbsp;weezen,

^e Dodtor Ziekten in uw Broeder te geneezen.

Hy maakt uw lichaam tot een Doftors vulliskar Met dat Purgeeren en Klifteeren, ’tgaat te var.nbsp;j.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;M.snshart.

Mijn lieve Broer, gy praat als de gezonde,menfehen.

laar Waard gy in mijn plaats, gy zoud niet anders wen-, nbsp;nbsp;nbsp;fchen,

^graagerzijn alsik, om geklifleert tezijn :

'^ant het Purgeeren en Klifteeren mindert pijn.

. nbsp;nbsp;nbsp;Boudewyn.

''vil u zotterny, Heer Broeder , niet meer laaken;

Maar

-ocr page 72-

6i nbsp;nbsp;nbsp;De Ingebeelde ZiEKE-

Maar apropo, om op myn oude text te raakeii,

Uw Dochter is vry meer als alle Doélors waard,

’k Spreek voor een die haar (laat in alles evenaard,

Die haar veel beeter als Bartrand zal vergenoegen.

M A N s H A R T.

My niet, ’k heb haarverlooft, daar mo«t zy haar na voe* gen.

OftothetKIooder.

Broer.

Broer dat komt uw Wijfuraan.

M A N S H ,A R T.

Ik docht wei dat mijn Wijf ’t al weeder had gedaan,

’t Is vreemd datgy zoo lang van haar hebt üilgezwce-gen.

Boudewyn-

’k Heb ongelijk , zy is u Kinders heel geneegen.

Maar om als Nonnen liaar in ’t Kloofter te doen gaan.

ZESDE TOONEEL. Florentyn, Manshart en Boudewyn.

F lorenty n.

WE! Man shart,is het waar, wat doetme my verftaan, Zijt gy onwillig, om dat ik kom ordonneerennbsp;Voort tegebruyken, enverachtgybet Kliftceren.

’t Was een Klilteer die ik zorgvuldig had gemaakt,

En metpleizier, o fmaat, word die van u gewraakt,

M .AN SH A R T.

O neen, maar van mijn Broer.

Florentyn.

Zult gy my w'-ederftreeveu-Datiseenboosheit, die’ku nimmer zalvergeeven. Hoe,een K lilieer weerom te zenden, ha wat hoon,nbsp;Wel deeze misdaaddie verdiend welduuzend doon.

T R. y N-

Dat is wel zeeker Heer,;

-ocr page 73-

De iNGEBEEtüE Zieke. nbsp;nbsp;nbsp;63

F LOREN T YN.

Wat zijt gy een ontaarde.

Zoo dierbaar een KHfteer van zulk een grooce waarde, Weerom te zenden, ha dat is een ftout beftaan,

Züo ’t nietgcibratt word, zal de Waereldfaaaft vergaan,

T R Y N.

I^atis waarachtig.

F I. o R E N T Y N.

’tfs de Doöory verraden, ’tisonvergeefciijir, al badje om lijfsgenaden.

’t Is Crimeleyes Majeltratus, land verraad,

Is op geen duuzend pond zoo zwaar,nog ook zo kwaad. Tr Y N.

Gyhebt gelijk.

F LORENTYK.

Gy zond in ’t kort van u gebreekcn Gezuyvertzijn geweeft, nu blijf jy daarin fteeken.nbsp;I'Jochtien Purgatien. Klifteeren tweemaal tiennbsp;Had gy noch maar van nooden,om u gezond te zien.

Tr Y N.

Hy is zoo veel niet waard.

Florentyn.

Nunaad’renuwelenden. Wat onbeleeftheit een Klifteerweer om te zenden.nbsp;Manshart.

Heer Florentijn het is mijn fchuldniet.

Florentyn.

Hawatfpijt,

Hoe de gchoorzaamhcit die gy my fchuldig zij t,

•'als Doöor, zult gy die zoo als met de voet trecden? Manshart.

Het is mij n fchuld niet, hoor, ey luyfter toch na reeJen.

, nbsp;nbsp;nbsp;Florentyn.

k Wil geen gemeenfchap meer met u nu houden,bloed! ^aar isliet fchrift, waar in ik aan mijn Neef mijn goednbsp;Gemaakt had, als hy met Helena zoude trouwen,

¦Haar zijn de ftukken,ik wil umijn woord niet houwen-

Tkyn:.

-ocr page 74-

Ó4

De Ingebeelde Zieke.

Tr y N.

Daar doe jy wel aan Heer.

Mans II ART.

Broer dat heb jy gedaan,

Hier ïijt gy de oorzaak van, hoe zal ’t nu met my gaan ? Fl. ORENTYN.

’k Abandonneer u, ik verlaat u, ’k acht geen klagen.

Ik wil in ’t minft of meelt voor u geen zorg meer dra-Manshart. nbsp;nbsp;nbsp;(gen.

Vergeef het my, ey fpreekt met een bedaart gemoed. Florentyn.

Ikgeefuoveraan deboosheit van uw bloed,

Aan de baldadigheit van uw bedurve kragten,

Zoo moet uw pijn en fmert vermeerd’ren, nooit ver-zagten.

M A N S H A R T.

Ey Doélor Florentijn, gaa doch niet toornig heen, Laat komen de Kliltcer, al was ’er meer als een.nbsp;Florentyn.

Ik wil dat gy in ’t kort zult ongeneellijk weezen.

M ANSHART.

Ik fterf, ikFen om hals, ey wilt my eerftgeneezen. Florentyn.

Vallendeziekten zal u vallen doen in ’t bed,

Daiikrijgje een teeringdieu in’t geraamte zet. Manshart.

Mijn Heer.

F LORENTYN.

Van teering dan een krimping in de darmen-Manshart.

MijnHeergena, gena, ikvoclhetal, ocharmen. Florentyn.

En van de krimping krijgje een buykloop.

Manshart.

Nochal incÊ'^'

Florentyn.

Van buykloop roodeloop.

-ocr page 75-

De Ingebeelde Zieke. nbsp;nbsp;nbsp;óf

M anshart.

Gena, mijn lieve Heer, Florentyn.

Fnv iidcRoodeloopdeWaterzugt.

Manshart.

Ochlacy l F LORENTYN.

Fn dan de pop’lezy, een eeuwige temtatie.

M A N s H A R T.

HeerFlorcntijn!

Florentyn.

Dan een geraaktheit, die u moord , pat Zal de laatfte zijn, daar moetje dan me voort,nbsp;Daargy u zelf in ftort door deezezotternyen.

ZEVENDE TOONEEL. Boudewyn en Manshart.nbsp;Manshart.

ACh! ’t is met my gedaan, wat moet ik nu al lyerl.

Ik ben verloeren, kan ’t ontrijden noch ontgaan. •f^eDodory begint zijn handen al te flaannbsp;¦^an my, om op hetfelftzigvandiefmaattewreekemnbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Boudewyn.

Bedaar toch Broeder, dat uiemant hoordefpreeken,

Zou gelooven dat gy gek waard.

Manshart.

- nbsp;nbsp;nbsp;’k Wordalftijf;

^ Voel een Magazijn vol Ziektens in mijn lijf,

P’e ryen vaft te poft, dan boven, danbeneeden,

¦tJoor ’t heele lijf, ey zie hoe beeven al mijn leeden. Boudewyn.

pnnooz’le man, meent gy dat ineen Dodors hand leeven ftaat, ey Broer, ey opent uw verftand,nbsp;P'^hjdaar hy u me dreigt,zal hy zoo macht’loos weezen,nbsp;hl uyt te voeren als hy zijn zou in’t geneezen.

E nbsp;nbsp;nbsp;Mans

-ocr page 76-

66 De Ingebeelde Zieke.

Manshart.

’kBenongeneeielijk, zoozeyhy, 6 verdriet. Boudewvn.

Dat ’s waar» maar’t is maar in vooroordeel,anders niet. Manshart.

Ikbenverlaaten, och! wat zal ik nu beginnen ?

Die Doöor kent mijn lijf van buyten en van binnen, Daar is’er in de Stad voor my niet een zoogoed.nbsp;Boudew y N.

Maar is ’t noodzaaklijk datge een DoQor hebben moet? Wy zullen u’er een die beeter is befchikken ,

Een die zoo fots niet fprcckt, die u niet zal vcrfchrikkcn Met dreygementen, een daar gy in geen gevaarnbsp;Door zijn zult, eendieu voorzigtig, konltig, raarnbsp;Zal handelen, uw gebrek tot in de grond uytdel vc.nbsp;Manshart.

Hy kende mijn natuur veel beeter als ik zelve.

ACHTSTE TOONEEL. Manshart, Boudewyn en Tryntje.

Try N. ¦

My.’

Aar is een Doüor Heer, die wou u fpreeken. M anshar T.

TVatDoöoris’t?

Try N.

Het is een van de Doöory.

En hy gelijkt my, zoo ik fchijn, het zelf te weezen, Indien mijn moeder niet was eerlijk, ik zou vreezennbsp;Dat het mijn Broeder was, die zy na Vaders doodnbsp;Gekreegen had, maar hy ’s niet wel als ik zoo groot.

Manshart.

Zeg dat hy binnenkomt. Heer Broeder, ik zou glflen Dat Dodor Florentijn hem zend, dat zal niet nriiren-

-ocr page 77-

De Ingebeelde Zlêke.

Dp dat hy ons op nieuw vereenigt t ’t is ook beft:

Want oorlog, haat en nijd is flimmer als de peft.

^ Zal die gelegentheic my niet ontglyen laaten, niemand xal my dat beletten door fchoon praaten,

NEGENDE TOONEEL.

^Ianshart, Boudewïn en Tryntje ah

DoSlorge\

T R Y n, nbsp;nbsp;nbsp;(kend,

Schoon ik ’t geluk niet heb, mijn Heer, dat gy my Zoo is het my gexegt van lieden hier ontrent,nbsp;^IsdatgyZiekzijt, dieskomikmijndienftolFreerea.

zy met Laaten, met Purgeeren ofKlilteeren,

Als Doélor, of al wat u zou van noodenzijn.

^ nbsp;nbsp;nbsp;Manshart.

“edriegt mijn oog my niet, waarachtig het is Trijn.

A/f nbsp;nbsp;nbsp;T R Y N.

j'nj n knegt ftaat aan uw deur, ik ga hem order geven,

”at hy de Zieken, die ik hier heb opgefchreeyen,

'^aat zeggen dat zy wat vertoeven. Met verlof.

,, nbsp;nbsp;nbsp;Manshart.

Zeg dat het Trijn is, Broer, watdunkt’erutochof?

Boude WYN. nbsp;nbsp;nbsp;(ftrijken.

gt;yaarom zou het Trijn zijn, hoe durft gy dat vonnis ^3arzijn veel menfehendie malkanderen gelijken,nbsp;gebeurd dagelijks en dikmaals, ’t is gemeen,nbsp;vwnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tryn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ah Meid.'

'at ’s uw believen, ben ik hier van nooden ? Manshart.

Neen.

Mepgy

myniet.^

Tryn.

Manshart.

Wel neen.

Tryn.

Dan fchort het aan mijn ooten. E 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mijn

-ocr page 78-

68 nbsp;nbsp;nbsp;De Ingebeelde Zieke.

Mijn oorentuy een, en dan kan ik niet welhooren.

M A NSH A RT.

Blijf, zietdeDoftor, die u zoo gelijkt, eensaan.

Tr YN.

Juffrouw, ik kom. Mijn Heer, ik moet na binnen gaan

Bimett-

M ANSH art.

Dat is een wond’rezaak, ’t gaat mijn verftand te boven! Had ik ze niet gelijk gezien, ’k zou’t nietgelooven.nbsp;Boudewyn.

Dat’szulkieen wonder niet, ziet het Verwarde Hof, OpdeComedie; want daar zieje’t zelfde, ofnbsp;Het Blyfpel, datze de Gelijke Tweeling heeten.

Manshart.

’k Docht’t waare fprookjens,of verdigtfels van Poëten, Maar nu geloof ik het.

Tryn. nbsp;nbsp;nbsp;/JsDoéiof-

Vergeef het my, mynHeer,

Het is wat onbeleeft.

Manshart.

Ja wel nou dunkt me weer, ’tIsonzeTrijn, ója.

T R Y K.

Mijn Heer in alle hoeken Des Waerelts ga ik na vermaarde Zieke zoeken,

Als Doétor reis ik door veel Koninkrijken heen,

En doe veel wonderen in dorpen en in fteén.

’k Ben van die Doflors niet, die hunne tijd verfpillen » Met fcheele Hooftpijn, of verkoutheid, dat zijn grilled’nbsp;Ofbinnekoortfen,die ik my onwaardig ken.

*t Zijn and’re Ziektens Heer, waar van ik Doélor beO. ’tZijn fwaare Koorifen die door kou doen klappertaO'nbsp;den,

En dan het lichaam, als een helfche gloed, verbranden-’c Zijn dappere benauwde borden, zijdewee,

’ tZijn Peeperkoortfen, Jigt, daar triomfeer ik mee.

’t ZijnSpaanfe Kogels, die de neuzen weg doen ftekei^

-ocr page 79-

De Ingebeelde ZrEKE. nbsp;nbsp;nbsp;69

Mijn Heer,ik-wenfch wel dat gy alle die gebreekeii Alleen had, en dat gy ^^an alle Doftors hier,nbsp;y erlaaten waard, wat zou’tmy zijn een groot pleifier,nbsp;Mogt ik u van al dat vervloekte kwaad geneezen.

, nbsp;nbsp;nbsp;M A N S H A R T.

K Ben uverpligt,mijn Heer,dat zal niet noodig weezen. T R y N.

Wiiet myftijf aan, zeg hoe oud ziet gy my aan? Manshart,

quot;oor acht en twintigjaar, gy zijt noch wel gedaan.

Ikh nbsp;nbsp;nbsp;.Trvh.

oenruym tneegcntig.

Manshart.

’ Dat zou me niet vertrouwen, iijt een mooy oud Man.

T R y N.

Ik weet my jong te houwen. :^oor kracht van Kruyden,ja ik maak my zei ve fris.

zal iku welkureeren.

? y moet geh oorzaam z ij n, is u Dodlor He:r ?


^omgeeft u pols, ’k zeg dat hy onverftandig is. y Wpols die kent my niet, dat moet ik hem verlceren.

MaNSHART.

Die

’t Is Doftor Florentijn. Tryn.

yie naamdiekenik niet, ’t zal geen wijs Doélor zijn.

^ vind hem hier niet (laan daar deftige Doétoren ^^teekentzijn, men zou, menzou wel vanhemhoo»

^dien hy wijs was, hoor laat voort dieDoéfor gaan, ^y heeft u zeek erlijk meer kwaad als goed gedaan-,nbsp;zijnder beeier.

Manshart.

Hy ’s vermaarden word gepreezen. T\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;T R y N.

ftond zijn naam daar ook, het kan niet moog’lijk weezen.

E 3 nbsp;nbsp;nbsp;Wat

-ocr page 80-

70 nbsp;nbsp;nbsp;De Ingebeelde Zieke.

WatzeydhydatuletP’khebhaaft, ey maakt het kort/ Manshar T.

Veel feggen dat het my hier in de Leever fchort;

Maar hy zeyd in de Milt.

Try K.

Ik zegje , dat is geloogen,

Het fchort u in de Long, al ftond hy voor mijn oogefl* Wat botten bok is dat.

Manshart.

’k Ben bly dat ik dat weet.

Tr ï M.

Smaakt het u ook niet wel, mijn Heer, al wat gy eet ? MaNShaRT,

Welja,

Tr ï N.

Uw Long is Ziek, wat mag die reek el praatsn-Smaakt u de Wijn ook wel ?

Manshart,

Verzeeker, uytermaaten-

Tryn.

De Long, maar droomt gy niet ?

Manshart.

Ja dikwils tot mijn plaag» Tr Y N.

De Long, maar flaapje ook na den eeten ?

Manshart.

11e daag.

Tryn.

De Long, de Long, de Long, de Long zal u bederven. Mansh.ar T.

Och ! Broeder, och i de Long, de Long zal my doen Tryn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(fterven*

Wat Zeyd hy dat gy meert moet eeten ?

Manshart.

Maar geftooft.

Tryn.

DicDoöor is een gek en van’t verrtand berooft


-ocr page 81-

De Ingebeelde Zieke»

M anshart.

Veel Vlccszop.

T R Y M.

Wat een gek.

ManShart. nbsp;nbsp;nbsp;®

Pottagie alle daagen:

Veel Kalfsvlees, Hoenderen.

Tryn.

Hoe kanje dat verdraagen ?

Wel wat een gek.

Manshart.

En dan alle avond, Tonder fout, Veel ronde Pruymen, ’t geen mijn Lichaam open houd.nbsp;Tr YN.

Die Doöor, denk ik, is in ’t Laiarus hnys gebooren. ] Wat gek is dat, my lull van hem niet meer te hooren.nbsp;ik ordonneer u , en gebruykt het Tonder vrees,

Heel goegraauw Erreten, gebrade runder vlees, Èdammer Kaas, en ook Kaftanien zonder fchroomennbsp;Die floppen, om daar door het roch’len te voorkoomen.nbsp;Manshart.

ikbidu, luyflerBroer, wathy al ordonneert.

Trvn.

DatTal u beeter Tijn als dat gy weer Purgeert.

Wat worde ik daar gewaar, wat zie ik, welke plaagen ? Wat is dat ?

Manshart.

Dat ’smijn arm.

T R Y N.

Waar moet jy die omdraagcu ? ..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Manshart.

Wel dat ’s een vreemde vraag.

Tr IN.

Ik zeg dat gy hem moet

Afzetten, wordvereift, endatopftaandevoet.

_ nbsp;nbsp;nbsp;Manshart,

Wel waarom dat.? tk fchrik.

E 4 nbsp;nbsp;nbsp;Tryn.

-ocr page 82-

7i' De Ingebeelde Zieke.

'Tryn.

Ik zeg, gy moetufpoeyen.

Hy maakt dat de and’rearm onmoog’lijk niet kan groe-jen.

Hy trekt artvoetiel.

Manshart.

Maar, dat doe ik niet, óneen! Het fcheeld de heele helft, twee armen of maar een.

T R Y N.

Gy moet op ftaande voet uw een oog uit doen fteeken.

Mansh ART. nbsp;nbsp;nbsp;(ken?

Maar waarom dat ,ey zeg, watkomt’eraanteontbrec' T R Y n.

Gy zoud uyt ’t-ander oog dan eens zoo helder zien. Manshart.

Ik dank u voor die raad, dat zal noch niet gefchiên.

T R Y N.

Verfchoon my Heer,ik ga,’k zal wel eens wederkecren • ’k Moet met veel Doöors gaan een doode vifiteeren.nbsp;Manshart.

Hoe, by een doode, welvvatzalikhiervermoên.!'

T B Y N.

Om maar te zien wat dat men wel had konnen doen , Toen hy noch leefde, om zijneZiekte te geneezen.

Zie in toekomende kan ons dat dienftig weezen. Bime»-Manshart.

Maar ik ley u niet uyt, een Zieke is vry daar van. Boudewyn,

Wat dunkt u , Broeder ,van die Doftot? dat’s een Man! Manshart.

Hy gaat’er (lout me deur, hy laat hem lullig hooren, Boudewvn.

Zoo fpreeken grooten en doorlugtige Doclooren.

Het is een Dodlor, wis van de aldereerfte rang. Manshart.

Hy ’s niet pleizierig., ik wierd op het laatfl heel bang-Een arm afzetten, en daar na een oog uytfteeken,

’kDachï

-ocr page 83-

, nbsp;nbsp;nbsp;De Ingebeelde Zieke.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;73

kDacht dat Medicament dat heeft my nooit gekeken. Ik wil geen een oog noch geen een arm zijn, dat’s vals.nbsp;Ik dacht die Doélor brengt ter meenig om den hals.nbsp;Boude wYN.

Dat zijn de rechte en ook prijswaardige Doéloren,

Die geen geveinftheit, maar de waarheit laaten hooren. Ik heb hemaangehoort metaandagt en met lull.

T R Y N. nbsp;nbsp;nbsp;Van binmn.

AlzoetjensDoöor, zagt, ik bid u houd u ruft, Beteugeld uwelüften wil diemoeyten fpaaren.'nbsp;Manshart.

WatfchortkrTrijn,watis’t ? nbsp;nbsp;nbsp;'

T ft y N.

Ik moet mijn eer bewaaren. De Do£Ior greep my nadeborften.

Manshart.

Is het waar?'

Wel dat is vrcmt, een Man ontrent de hondert jaar,

Dat die noch denken durft aan zulke geyle nukken. Boudewyn.

Wel nu de vrientfchaps band is t’eenemaal aan ftukken Met Doéior Florentij n, en ’t fchrift gefcheurd is, datnbsp;Hy in het voordeel van zyn Neefgeteekend had,

^00 geef dieHeer gehoor daar ik u voor kwam fprekeu. Manshart.

Ik meen Heken in het Kloofter te doen fteeken.

Dies fpreekt daar nimmer van.

B o o D E W Y N.

Ja,ja,ikdochthetwel,

Dat is op haar verzoek.

Manshart.

Komt weer mijn Vrouw in ’t fpel Boudewyn.

Ja Broer, ik meen haar, enikkanhctnietverdraagen, Gy tracht uw Wyf meer als uw Dochterte behaagen.nbsp;Manshart.

Gy kent mijnWijfniet,Broer,het is eenvrouwzoogoet, E fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Laat

-ocr page 84-

74- nbsp;nbsp;nbsp;D E Ingebeelde Zieke.

LaatTrijntje 7,eggen wat al vrindfchapzy my doet. Geen goedheit van een Vrouw is immer zoo befchre-

ven.

Zy fturf, zoo ik durf, ja mijn leeven doet haar leven.

Zy vleid, zy ftreeld my, en ons gantfche huysgczin Maakt ze op mijn wenken vlug, door haar getrouwenbsp;Min.

Datgy haar liefde zaagt, gy zoud het naauw gelooven.

T R YN.

Heer Boudewijn,haar trouw gaatalletrouw te booven. Laat ik uw Broeder daar een ftaaltjevan doen zien.nbsp;Geef my daar vryheit toe.

ManSH A RT.

Wat zou’er dan gefchien.

T R y N.

Laat my geworden, hy zal haalt heel and ers praaten. Hyzaluw Vrouw, als gy, liefhebben en niet haaten.

Manshart.

Maar Trij n, wat wouj e doen ?

T B y N.

U w Vrouw kwam daat’lijk in. Kom hier, Heer Boudewijn, kom ras, en doe mijn zin.nbsp;Verlleek ii in die hoek , cn gy mijn Heer ga leggennbsp;Op deeze doel, als of gy dood waart, ik zal zeggen,nbsp;Dat gy g‘ durven zijt, dan zult gy zien de rouw,

En liefde van die goe beminnelijke Vrouw.

Manshart.

WelTrijn,dathebjewel, hoe kanjet zoo verzinnen. TR Y N.

Legdil, daar komt u Vrouw.

Manshart.

Wat zal ik nu beginnen ? Ach! ongelukkige, helaas! wat gaat my aan.

Ofchriklijkongeluk! och! och! hoe zal ’thiergaan. Hoe zal die tijding in mijn Vrouw haar ooren klinken*nbsp;Ik zal elendig in mijn traanen noch t^rdrinken.

Och! och! och! och! och! och! nbsp;nbsp;nbsp;_

tien-

-ocr page 85-

De iMGEBEEtDE Zieke, TIENDE T O O N E E L,nbsp;Anka, Boudevyn, Manshart en Tryn,nbsp;Anna.

Wel, wat is hiergefchied i T R Y N.

Och ! uw verlies is groot, ó hertzeer! 6 verdriet!

Alijn Heer, uw goeje Man, och i och! die is gefturvcn. Ik was alleen by hem; helaas! wy zijn bedurvcn-A N NA.

Is bygefturven?

T R Y M.

Ja, och; uw verlies is groot,

Ow overlede Man, Mevrouw, och! die is dood, Anna.

De Hemel zy gedankt, nu ben ik eens ontflaagen Vanzulkenlall, diemy telaliig viel omdraagen.

Wel benjy malTrijn, datje huyld,jou zottemeyd.

^ nbsp;nbsp;nbsp;T R y N,

’tis ommers de manier dat men dedoón bcfchrcyd. Anna.

Is ’t malligheit, weg, weg, dat zal zoo net niet hoeven'. Om zulk een Kaljebaard zal ik my niet bedroeven.

Om zulk een Rochelaar en Herfenlooze bloed, Omzulkeen MoIik,dieik trouwdeomal zijn goed.nbsp;Die anders niet deed als dat hy maar kwij Iden, knorden,nbsp;Die ouwe kou we gek , ik zalderjongvan worden.

Ik lachmelchier aan ’tend,hoe’s mijn geluk zoo groot, Benikdiezagg’laarkwrjtjha! ha! ha’ is hy dood?

Die reeds verrotten door t Purgeeren en Klilleeren,

Hy ftonk als een privaat, ik zal de dood vereercn,

Een lofgezang, zoo lang ik keven zal op aard,

Gy zijt my Manshart nu, meer als in ’cleeven waard. Dat outlluk llinkent vlees wasmy maar tot temcatie,nbsp;Zijn keven was mijn dood-

Tryx.

-ocr page 86-

76 nbsp;nbsp;nbsp;De Ing EBEELDE ZiEKE.

Try N.

Dat is een Predikatie. Anna.

Ik had het fleurtje van mijn jeugd , en friffe tijd Met hemalleenig maar verfleeten om profijt.

Gy moet my helpen Trij n, ik zal u wel beloonen.

T R y N.

Zij t vry geruft,ik zal mijn gunfhu wel haaft toonen. Anna.

Nu niemantvan zijn doodbewuft is, laat ons voort Al ’t geld en ’t befte goed verfteeken daar ’t behoord.

Als dat geburgen is, laat ons dan 't lichaam leggen Op ’t bed, en van zijn dood noch teegens niemant zeggen.

Maar maaken dat hém daar een ander vind, dan is ’t Verborgen dat wy doen. De fleutel van zijn kift.

Steekt in de rechter zak..

M ANSHART.

Dat’ s flings,ik zalze u geeven, Karonje, loozeHoer, jyhebtmy braafbefchreeven.nbsp;Anna.

Ochlwaar. verberg ik my.

Manshart.

Is dit jou liefde Hoer,

Geveinsde en valfcheTeef.

Boodewyn.

Watzcgje daar van Broer ? Anna.

Och Man!

M an shart.

Jou duivelin,ik zal het zoo beftellen,

Dat jy jou vingers aan mijn geld niet blaauw zult tellen. Vertrek.

Tr Y N.

Is de overleden Heer niet dood, 6 dat is flegt. Boudewyn.

Bevind jy ’t zoo niet Broer, als ik ’t u had gezegt.

Mans-

-ocr page 87-

De Ingebeelde Zieke,

, Manshart.

Och ja, verzeeker Broer, ’k weet anders niet te zeggen, Zijn Hoere parten, dat is niet te wederleggen.

Tr Y N.

Dat hadde ik nooit gelooft, ik ben bedrogen Heer. Daar komt uw Dochter ,kom, kom, leg u vaardig neer,nbsp;Daat ons eens zien of zy haar plicht ook heeft vergeeten.nbsp;Dus zult gy het gemoed van uw gezin haaft weeten.

Manshart.

Gy hebt gelijk,’t is goet.

ELFDE TOONEEL. Helena, Try N',M ANSHARxenBouDEWYN,nbsp;Tryn.

O droevig ongeval!

O rampfpoet al te groot, die raakt my boven al!

Mijn goeje Heer is dood, wie helpt, wie helpt my klagen.

Was hy een-and’re dood gefturven, ’t was te draagen. Ik fmelt in traanen i ach! ach! ons verlies is gróót.nbsp;Helena.

Och! wat is hier gefchied ?

Tryn.

U w Vader die is d,ood.

H E L E NA .

Hoe, is mijn Vader dood? och! danbenikbedurveh-Tryn.

Hy’s aan een flaaute in dees mij n armen zoo gefturven. Daarleydhyuytgeftrekt, zoodoodelijk, zoonaar.nbsp;Helena.

Ach! is mijn Vader dood, ó Hemel! is het waar ? Ach , ongelukkige! dit zal my eeuwig rouwen,

Hy Was op my vergramt, om dat ik niet wou trouwen Met hem, aan wie hymyreets had ten Echt belooft.nbsp;Mij n ongehoorzaamheit alleen heeft hem berooft

Van’t

-ocr page 88-

78 nbsp;nbsp;nbsp;t)È InGE«F.ELÏ5E 2iekf.

Van ’t lieve keven , ja mijn Vader ,’k heb pnisdreeven , Ja ik ben ftraf baar j dat ik u dorft wederftreèven,

Ik ïal 't verbeteren. De Wet ^ diegymygaf By’tleeven, zal ik na uw dood doen, tot mijn ftraf.

Ik zal in ’t Kloofter voort voleindigen mijn daagen, Mijnongehoorzaamheit en üwedood beklaagen.

Tot teeken van mijn liefde, ó droevig ongeluk l Gedoog dat ik u kus en in mij n armen druk.

Manshart,

Mijn Dochter.

Helena.

Vader leeft, 6 Hemel! welk een zecgen.

De blijdfehap fluyt mijn mond.

M ANSH ART.

Zijt om my niet verleegen. Ik ben niet dood, ik leef, kom nader my, mijn Kind,nbsp;Dat ik u kus, ik zie, dat gy my teer bemind ;

Dat my zoo lief is, ik wil u niet meer weerhouwen.

*k Geef u uw vrye keur, trouw die u luft te trouwen , Indien ’t een Doflor is.

He’lena.

Die my ten echt begeerd,

En die ik lief heb, is van daag gepromo veert nbsp;nbsp;nbsp;(ven^

TotDoöor, zulk een kracht heeft hem de Mi n gege-Hy heeft alsDoélor reetsal wonderen bedreeven.

Hy zal, Heer Vader, u geneezendeeze dag.

*k Verwacht hem al.

M ANSHART.

Wel Kind, ik wou dat ik hem zag. Bo UDE W YN.

Broer, kan de Minne-God een fmit de kragtengeeveu, Om mot penceel, vol kunft, tefchilderen na’tleeven,nbsp;Zoo is ’t min wonder, dat hy aan een Ichrand’re leerdnbsp;De kunft en ook de kracht, waar door hy Doöoreert.nbsp;Helena.

Daar word gefcheld,loop Tj ij n, wilt hem voort binnen laaten.

MaïJS'

-ocr page 89-

79

De Ingebeelpe Zieke.

_ nbsp;nbsp;nbsp;Ma NS HART.

iet als ccn Do(aor Kind, zal my voor u bepraaten.

T O O N E E L.

TWAALFDE

Boudewyn, Ferdinand,

^^anshart

Helena en Trvntje,

B o c D e w y N.

LEt doch met aandacht Broer, zet alle zotterny,

Met uw vooroordeel, nu eens teftens aan een zj. Ferdinand.

Ue liefde totuw Kind en u, heeft my gedreeven,

Tot de Eed’le artzeny, om te doen herleevcn,

De liefde heeft van daag my zelf gedoöoreert,

Ut ben ook dóór zijn kracht zoo ver al geavanceert,

Dat ik kan wond’ren doen, dat zal ik u klaar toonen, Datin my kunft en kracht der Docforyen woonen.

Dies heb ik hier ontboón Mejuffrouw Baggaleyn,

Met haare boggel, die de Dodor Florentijn Tienjaaren vrugteloosrefepten heeft gegeven,nbsp;f Zal haar geneezen in uw byzijn. Daar beneeveunbsp;Kpmthier Monfieur Petiet, die om wat grootte zijn,nbsp;Tien duyzend guldens heeft belooft aan Florentijn ,

Ms hy hem maar een voet deed groeyen, ’k zou hem prijzen,

^ad hy in twintig jaar hem maar een duym doen rijzen. Manshart.

lufFerBaggalijn en van MonfieurPetiet,

^Prak Dodor Florentijn al dikmaals, ’tis gefchied.

. nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.

*k Zal Monfieur Petiet doen groeyen.

Manshart,

Kan dat weczen ?

P nbsp;nbsp;nbsp;Ferdin.and.

dat Heer Manshart u op flaande voet geneezen,

Z'jn reets aan udeur, men laatze binnen (laan

DER-

-ocr page 90-

So De Ingebeelde Zieke.

DERTIENDE TOONEEL Ma n sha rt ,Boudewyn,Helena,Ferdi*

NAND, TrÏNTJEjBaG GALYN CnPETIET.

Hf ERDINAND.

Oe lang heeft Florentijn wel over u gegaan ?

Pet IET.

Hy deed my twintig jaar niet anders als Klifteeren.

B A G G A L Y N.

En ik heb tien jaar lang gedaan niet als Purgeeren. Ferdinand.

’tis om te lachen, dat de bogchel zou vergaan Door het Purgeeren,neen, zy neemt daar meer door aan.nbsp;M A N s H A R T.

Zoo Juffrouw Baggalijn word door u konft geneezen , En dat Monfieur Petiet word grooter al s voor deezen,nbsp;Zult gy mijn Doftor zijn en ook mijn Dochters Maanbsp;F ERDINAND.

Wel let dan naarftig op, en zie eens wat ik kan. Mundusvult decipi, zoo fpreeken de Doctoren.

Boudewyn.

Hoor Broer,hy fpreekt Latijn.

Manshart.

Dat kan ik ook wel hoorefl. Ferdinand.

Heer Manshart, zetuneer, en zie aandachtig, hoe, Enwathierzalgefchien. MonfieurPetiet, tretoe.

Gy moet de kamer metmy eerft eens overftappen,

Eer gy de kracht gevoeld van mijne weetenfehappen. Spreek my dees woorden na, heel langzaam, klaar ennbsp;zagt:

Want in die woorden heeft de Doftory veel kracht. Accidit in pnnöonbsp;Quodnonfptraturinanno. ,

-ocr page 91-

De Ingebeelde Zieke. nbsp;nbsp;nbsp;8r

Petiet.

Acciditinpunöo Qund non fperatur in anno.

Zal ik haart groot ïijn Heer, dat zou my ’t hert verkwik* ken.

F ERDINANB

Maar dit Conferrifje, dat zult gy moeten flikken, zult haart groot zijn ,doe mijn zin,en volg mijn raad.nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Petiet.

Waar van is dat gemaakt gt;

Ferdinand.

Van veelderhande zaad,

Maar meert Kawoerde zaad, gegroeytby Allikanten, Doormengeld met het bloed van vreez’lijke Olyfanten ,nbsp;Mi ViTalleviflen vet, met as van Reuze been,

Reuze reuzel, wel gemengeld onder een,

^faftil, verroer geen lid, gy moet voor al niet denken, j^eel minder fpreeken ;wantdatzouu konnen krenken.nbsp;Ziedaar, hy groeyt zoo ras gelijk een Paddertoel.

» nbsp;nbsp;nbsp;Manshart.

My dunkt dat ik het zie.

Petiet.

My dunkt dat ik het voel.

Yj nbsp;nbsp;nbsp;B O U D E w y N.

Wel Broer, watdunkjer van ?

Manshart.

Ik zie hier wond’re dingen.

O • . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;T R y N.

'quot;idius is prul met zijn veranderingen.

¦gt;, nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.

x/eenueensvoort, enzegmy naopydertree ,

Muudusvultdelipi. ° ^ nbsp;nbsp;nbsp;’

Petiet. iMundus vultdefipi.nbsp;Ferdinand.

lUndns vultdefipi. Nou wakker, wilt ufpocycn.

F nbsp;nbsp;nbsp;P E-

-ocr page 92-

8a De Ingebeelde Zieke.

Petiet.

Mundus vult defipi.

Ferdinand.

Gyïult nochgrootergroeycn.

Petiet.

Mundus vult defipi.

Ferdinand.

Groeyaan, groeyaan, groeyaan. Petiet.

Mundus vult defipi.

Ferdinand.

Nu heeft mijnkunft gedaan. Petiet.

Mundus vult defipi. Ik zal u braaf betaalen,

En als de faam alom uw daaden gaan verhaalen. Mundus vult defipi.

Ferdinand.

Kom Juffrouw Baggalijn«

Gy zult op ftaande voet, nu ook geholpen zij n. Boudewyn.

My dunkt,Heer Broeder,dat Conferfis wonder kragtig» Het doet een groote kuur.

Manshart.

Dat doet het toch waarachtig' Ferdinand.

Ga nu de kamer tweemaal over, zoö als ik.

Heer Manshart, voel die bult.

Manshart.

Wel die is groot en dik. Die Bogchel Doflor zal u vry veel moeyten geeven.nbsp;Hebjy die lang gehad ?

Baggalyn.

Oja, mijnganfcheleeveh ?

En hy groeit dagelijks noch grooter tot mijn leet. Ferdinand.

Ik zal de groei hem eer beneemenals hy ’t weet.

De Bogchel moet van my tot driemaal zijn geftreeke^-

-ocr page 93-

_ De Ingebeelde Zieke. nbsp;nbsp;nbsp;83

En wijl ik flrijk moet jy dandeeze woorden fpreeken. Mundus vult defipi. Hebt gyze wel verdaan ?

- nbsp;nbsp;nbsp;Baggalyn.

Mundus vult defipi.

Ferdinand.

N u zal het heel we! gaan. Baggalyn.

Mundus vult defipi.

Ferdinand.

Dat zijn nu twee ftrijkaaden. Baggalyn.

Mundus vult defipi.

Ferdinand.

De Bogchel is verraaden. Baggalyn.

Maar Doftor Ferdinand, gy ftreekt my vry wat (lijf Ferdinand.

beenwonder; want de bult zit midden in je lijf. jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Baggalyn.

‘k zal u dankbaar zijn, en rijkelijk beloonen. wnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.

Rechtop uw hooft en hals, en wil u zoo vetroonen.

^at dunkt u van die kuur, is die niet kort en dra?

'^ilt gy u aan my ook niet overgeeven ?

Manshart.

Ja.

Ferdinand.

gy dit Poejertje driemaal hebt opgefnooven,

^00 zij tgy uw gebrek en ziekte ver te booven :

Maar gy moet yder maal, Wanneer gyfnuyft, als die, 'Jok fpreeken dit Latyn. Mundus vult defipi.

, nbsp;nbsp;nbsp;Manshart.

Mundus v uit defipi.

Ferdinand.

- nbsp;nbsp;nbsp;Die Poejerzalugeeven,

leeven.

bw ganfche lichaam door nieuw bloed en ook nieuw

Mans-*

-ocr page 94-

S4 nbsp;nbsp;nbsp;De Ingebeelde Zieke.

Manshart. Alfmezet/de. Mundusvultdefipi.

Ferdinand.

Des Poejers kracht begint,

Gy zult haaft fris zij n als een j onggebooren kind. Manshart.

Mundusvultdefipi. Ik zou, ik zouwel wenfchen ,

Te weeten wat het is.

Ferdinand.

Mijn Heer, ’tis as van menfche, Die altijd fris, gezond en nooit zijn ziek geweeft.

Het is momie, die op ftaande voet geneeft.

Uw Dodtor Florentijn zy dat al uwgebreeken Huis hielden in uw buyk, hy heeft hem flegt verkeeken.nbsp;En daarom heeft hy u geftaadig geklifteerd,

En na’t Klifteerhebt gy dagelijks gepurgeerd:

Maar ’t fchort niet in uw buyk, dat durf ik uw wel zeggen,

Het fchort u in het hoofd, zie daar, daar zal ’t u leggen.

Tr YN.

Hy raad het zeeker recht, hy ’s met de kop gcbruyd. Ferdinand.

Daar zit dien Radix en die wortel moet ’er uyt.

Die Poeder Kapitus zal reinigen uw leeden,

En zuy veren uw bloed van boven tot beneeden. Manshart,

Maar by die menfchen as is daar wat by gedaan ?

Ferdinand.

J a aqua vita in de zomerzon gebraln.

Manshart.

Ja aqua vita Heer, hoe kanje’tzoo verzinnen.

Ferdinand.

Mundusvultdefipi.

Manshart.

Ik voel het al van binnen. Ferdinand.

Steek uyt uw bord en heft uw hooft recht in de lucht.

MaHS'

-ocr page 95-

De Ingebeelde Zieke.' nbsp;nbsp;nbsp;Sf

Manshart. k Voei mij n gezondheit komt.

Ferdinand.

’k Zie dat uw ziekte ylugt, I^ie Poejer ruft niet of het moet al ’tkwaad verwinnen.

Manshart. /Jfniezende. pat voel, dat voel, dat voel, dat voel ik al beginnen.nbsp;Mijn borft, mijn buyk, mijn bil, mijn hart, mijn hand,nbsp;mijn hooft,

Veranderen, wel Broer, dat had ik nooit gelooft, ïk ftap ioo luchtig, ik kan helder zien en Ipreeken.nbsp;Helena.

apa, my dunkt gy ftapt verby al uw gebreeken. Manshart.

Heer Dodhor, ’k neem u aan tot Zwaager, daar ’s mijn hand.

Ferdinand.

’k Ben dankbaar.

Helen a.

Dank Papa.

Boudewtn,

Broer, dat is Ferdinand, Hie ik u raade dat gy zoud uw Dochter geeven.nbsp;Manshart.

‘k Bedank u Broer, gy zijt behouder van mijn leeven. Hu weet ik welk een kracht’er fteekt in de mominbsp;Met aqua vita.

Ferdinand.

En Mundus vult deftpi.

E Y N D E.

-ocr page 96-

C0P7E vantU PRIVILEGIE,'

De Staten van Holland en Weftvrlefland, Detnu iteettn. Allo oas is vertoont by de Erfgenamen van Albertus Magnus,dat zy Supplianten verkregen hebbende het reK van de Copye.ofte Odtojnbsp;van de Weduwe van Albertus Magnus en deflelfs Erfgenamen, by On*nbsp;opdenagtften January iSsS.aan haar Supplianten verleeut,ora alleen,nbsp;met uytiïuytinge van allen andere, te mogen drucken de Comedien ennbsp;Liederen van Pels, breder blykende by Copyc van het Ofltoy aan On*

feëxhibeert, en alfo die tyd nu geëxpiteert was , en zy Supplianten heugt waren^dat eenigebaatfoekende menrchen,dieComedien en Liede ¦ len van Pels foudcn mogen nadrucken, tot groot nadeel van de Supplianten, fo keerden zy Supplianten haar tot Ons, vetfoekende dat Wy denbsp;goetheyt geliefden te hebben, om de Supplianten by continuatie te oc-troyeren.vooigelyken tyd van vyftien Jaren,de Comedien en Liederennbsp;van PeIs,namentlyk,Gebruyk en Misbruyk,de bedrogenMof,Roeland,nbsp;ïelsMinnefangen,twee Dee.tjens,Cinna,HollantfeFransman,Ifigenia,nbsp;Filebout of Dofter, Gedwongen Huwelyk, | uvenalis tiende Berifptdigt,nbsp;Otto Vainius Bygedigt, Tiranny van Eygenbaat, Andromache , Mallenbsp;Wedding, Agrippa, Spookent Weeuwtie, Gelyke Tweeling, Orondatusnbsp;en Statura, Oratius, Bereniflè, Agamemnon, Bayefêt, Fedra en Hipo-litus, Huwelyken Staat, Conftantyn de Groot, de Debauchant, Armi»nbsp;nius, Lubbert Lubbertfe, de Vreck, Conradyn, Jodelet, Ingebeelde Zieke, Temiftokles, Offe, Araadis, Cadmus Opera, Strateniffe, Plytersvnbsp;Fletaklius, Crifpyn Medicyn,Poëct,Officier en MulIkant,Didoos Doodnbsp;en Julfus,Crifpyn Juffrouw en Notaris, Schilder der Liefde, Alchimift,nbsp;de Vryer in de kift, Voor- en Nafpel, S tudente Leven, betaald Bedrog,nbsp;belaghelyke Jonker,Paris en Helena,Kuwelyk fluyten,de goede Vrouw,nbsp;ontrouwe Voogd, de Gewaande Advocaat, de Meyd JufFrouw,de Rouw,nbsp;Wanhebbelyke Liefde, ontrouwe Kantoor-knegt, Romanfieke Juffer ,nbsp;Verloote Schildwagt, de Schynheylige, de Gedigten van Pluymer, alleen te mogen drucken, doen drucken , uytgeven ofte verknopen , metnbsp;verbod aan allen anderen, om de voorgemelde Comedien ofte Liedë-len gt; in ’t geheel ofte ten deelen, naar te drucken , ofte elders naarge-drukt zynde . binnen defe Landen te brengen , ofte ook te doen drucken . uyt te geven, ofte te verkopen, op de verbeurte van de nagedrukte , ingebragte ofte verkofte exemplaren, ende verder foodanige groo-tc poene als wy zouden gelieven daar tegens te ftatueten. ZO 1$ ’T.datnbsp;wy de zaake en ’t verzoek voorfchreeven overgemerkt hebbende, endenbsp;genegen wezende ter beede van de Supplianten, uit onze rechte weten-fchap, Souvereine magt ende Aurhoriteit dezelve Supplianten gecon-fenteert, geaccordeert ende geoéfroyeert hebben, conlcnteercn, ac-cordeeren, ende oëfroyeeren haar mits deezen, dat zy by continuatie,nbsp;gedurende den tyd van vyftien eerft agtereenvolgende jaten de voorlz-Comedien en Liederen, genaamt Gebtuyk en Misbruyk , de bedroogenbsp;Mof, Roefand, Pels Minnezangen, twee Deeltiens, Cinna, HoUandfenbsp;Fransman, Ingenia, Filebout ofDofter, Gedwonge Huwelyk, Juvenalis tiende Berifptdigt, Otto Vsnius Bygedigt, Tiranny van Eygenbaat,nbsp;Andromache, Malle Wedding, Agrippa, Spookent Weeuwtie, Gelykenbsp;Tweeling, Orondatus en Statura, Oratius, Bereniffe, Agamemnon,nbsp;Bayefet, Fedra en Hipolitus, Huwelyken Staat, Conftantyn de G root,

tic Debauchant, Amüuius, Lubben Lubbenfc, ds gt; Conrady»,

Jode-

-ocr page 97-

Jodelet,Ingebeelde Zieke,Temiftokles,Olie,Amadis, Cadmus Open.' wateniffe, Plyters, Heraklius , Crifpyn Medicyn, Poeëet, OflSciet ennbsp;Muukant, Didoos Dood en Julfus, Ciifpyn Juffrouw en Notaris,nbsp;Schilder der Liefde, Aichimift, de Vtyer in de Kift, Voor- en Nafpel,nbsp;Studente leven, betaald Bedrog, belaghelyke Jonker,Paris en Helena,nbsp;Huwelyk fluyten,de goedeVrouw,ontrouweVoogt,de gewaande Advo-caat, de Meyd Juffrouw , de Rouw, Wanhebbelyke Liefde, ontrouwenbsp;Kantoot-knegtjRomanfieke Juflrouw,Verloote SchUdwagt,de Schyn-«eylige,en de Gedigten van Pluymer, binnen den voorfz.onzen Landenbsp;®Ueen zullen mogen drukken,doen drukken,uitgeeven ende verkopen,nbsp;Verbiedende daarom alle ende eenen iegelykende voorfz. Comediennbsp;•n Liederen , in ’t geheel ofte deel naar te drukken, ofte elders naar-amp;drukt, binnen den zelven onzen Lande te brengen, uit te geven ofte

verknopen; op de verbeurte van alle de naargedrukte, ingebra«e, ®fte verkochte Exemplaaren, en een boete van drie hondett guldensnbsp;“Sar en boven te verbeuren , te appliceeren een derde part voor dennbsp;Officier, die de calangie doen zal, een derde part voor den Armen dernbsp;plaatfe daar ’ t cafus voorvallen zal, en ’t refterende derde part voor denbsp;Supplianten j alles in dien verftande,dat wy de Supplianten met dezennbsp;Onze Oöroye alleen willende gratificeeren tot verhoedinge van haaiCnbsp;ffihade, door ’t nadrukken van de voorfz. Comedien en Liederen,nbsp;daar door in geenigen deele verftaan den inhouden van dien te au-thorizeeren ofte te advoueren , ende veel min defelve Onder onze pro-'eftie endebelcherminge,eenig meerder credit, aanaen, ofte reputatienbsp;*e geeven , nemaar de Supplianten, in cas daar inne iets onbehoorlyksnbsp;*oude infiueeren, alle het zelve tot haren laften zullen gehouden we-*vn te verantwoorden, tot dien einde wel expreffelyk begeerende ,nbsp;dat by aldien zy dezen onzen Oftroye voor de voorfz. Comedien ennbsp;*-iedeten zullen willen ftellen, daar van geen gcabbrevieetde ofte gecontraheerde mentie zullen mogen maaken, nemaar gehouden welennbsp;oet zelve Oftroy in ’t geheel ende zonder eenige omillie daar voor tenbsp;drukken, ofte te doen drukken, ende dat zy gehouden zullen zyn eennbsp;Lxemplaar van de voorfz. Comedien en Liederen, gebonden ende welnbsp;^econditioneert, te brengen in de Bibliotheek van onze Univerfiteytnbsp;tot Leiden, ende daar van behoorlyk re doen blyken; alles op ptsncnbsp;t'an’t effëa van dien te verliezen; Ende ten einde de Supplianten dezennbsp;Onzen Confente en Oftroye mogen genieten als naar behooren,laftennbsp;'*'y allen ende een icgelyken dien\ aangaan mag, dat zy de Su^lian-ten van den inhoude van dezen doen, laten, ende gedoogen, tuftelyk,nbsp;vredelyk ende volkomentlyk genieten en gebruyken, ceffeiende allenbsp;belet ter contrarie. Gedaan in den Hage onder onzen grooten Zegele,nbsp;hier aan doen hangen, den negentienden oaober,in ’t Jaar onzesnbsp;“teren, en Saligmakers zeventien hondert en dertien.

A. H E 1 N S 1 U S. Vt.

Ter Ordonnantie van de Staten,

SIMON VAN BEAUMONT.

De Erfgenamen van de Weduwe Aibert Magnus, hebben het Regt vau debovenftaande Ptivilegie,aangaandedit S P E L, afgeftaannbsp;o getranfporteert aan,en ten behoeve van FiKTSKRorisKOAM,nbsp;°™ttkooper tot Amfterdam.'

Aftiun in Amfteidam deu t8 September lyi'fc

-ocr page 98-