-ocr page 1- -ocr page 2-

*

\ \

-ocr page 3-

^ ^

-ocr page 4- -ocr page 5-

dl9


ARTEMINIA/

T R E U R S P E Li

,—^----t,—..

^ nbsp;nbsp;nbsp;DOOR' mm.lOïlIFElf V

^ nbsp;nbsp;nbsp;u w o i^^ocmo -liijABAiVp.j

i HARMANUS KONING.

IN ’sGRAVENHAGE, Gedrukt voor de LEIDZE en HAAGSCHEnbsp;Schouwburgen.

-ocr page 6-

k T'-:

quot;quot; H




S r?;; ¦ - ;*':'^',:*!,..c-:': ;v';--i;.

.,,:’gt;v,: :!.;v.'.'- ”

-ocr page 7-

BERICHT,

A A N D E

BEMINNAARS

DER

TOONEELSPELLEN.

DEn Heer Harmanus Koning, in z.yn leven een der voortrejfelykfie Toonecljpeelders heeftnbsp;ons dit Treur-Spel nagelaten-, en wyl daarnbsp;meer Ereur-Spellen van Arteminia mder verfcheidenbsp;Liefhebbers zyn bernftende, ja, by na van den z.el~nbsp;ven inhoftd, z,eggen -wy, dat zy alle zyn ontleend vannbsp;het Hoogduitfche Tooneel: en fchoon wy wel ge-legentheid hebben gehad om het iTreur-Spel van Arteminia, door Adriazn Peys berymd, of dat vannbsp;Floris Groen, met den drse^gemeen te maken, isnbsp;onze genegentheid gevallen op dat van den Heernbsp;Harmanus Koning, waarom wy ons z.elven nietnbsp;ontzien hebben, om het Lrenr-Spel van dien voor-trejfelykttt Tooneelifl, te vermeerderen met verfiheidanbsp;vaerzen, om hare deftigheid ontleend, en overgezet^nbsp;uit de Engelfche Taal.

De reden waarom den voornoemdenil. Koning, het Spel niet langer van regels heeft gemaakt, is datnbsp;zyn E. het in het licht heeft gegeven, ten dienfl vannbsp;% znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zynen

-ocr page 8-

B E R I C H T.

zynen Schoonbroeder^ Daniël Admiraal, sLynde^ in zyn leven ^ een vettend Tooneelfpeelder ^ als Jacob Sammers mede is geweefi daar het Kunfige-nootfchap Nil Volentibus Arduum, met eene on~nbsp;Ijdeljkp misachting van [preekt ^ in hunne voorrede»nbsp;voor de Gelukte Lift, en roemen in de zelve voorreden een party Tooneellifien^ waar van dat'er drienbsp;niet waardig zyn geweeji om op een afch o[ vuilnishoop te leggen.

Nu de reden waarom wy dit Treur-Spel met geen grooter getal van regels hebben vermeerderd, is;nbsp;om dat'er verjcheide, en pryswaardige Bly-Spellennbsp;van drie Sedryven zyn, die hier achter tenTooneelenbsp;gevoerd, doch nooit achter een Treur-Spel van vyfnbsp;Bedryven vertoohd kunnen werden, of de ooren werden verdooft door het gefchreeuw der Aanfchouwersnbsp;klagende over des Schouwhurgs laat uitgaan : omnbsp;den Schouwburg, en Aanfchouweren, beide iets tenbsp;gemoed te koomen^ hebben wy het dan niet verdernbsp;gebracht, als tot een groote dat geen Aanfchouwernbsp;zal klagen , noch geen Schouwburggelaflerd werden^nbsp;fchoon daar een Bly-Spel van drie Bedryven achternbsp;werd vertoond.

Diend ook. tot bericht., dat wy dit Treur-Spel zo fhielyk. niet met den druk zouden hebben gemeen ge.nbsp;maakt i ten ivaare een rechtvaardige vrèeze ons hadnbsp;bevangen, dat, wanneer het weder ten Tooneel mochtnbsp;vorfchynen, in de eene of de andere Naamrof doornbsp;cen kunflje de glorie van den Heer Koning mochtnbsp;verminderen., met achter Aitcminia eens andersnbsp;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tiaam

-ocr page 9-

BERICHT.

naant te fiellen ^ gtlyk, nbsp;nbsp;nbsp;z.ien dat door 2tfonpear

Hendrik Bofch, BoeÜ^'verkpper over het Burger Weeshuis y teAmfierdam, gedaan is, inde Naamrol va» de gedrukte Tooneel-Spellen-, namentlj/k Nrazxï^Ses,nbsp;hoard aan den Heer Lingelbacb; Arlekyn in dcnbsp;Elizefche Velden, aan het Kunfigcnootfcbap Con-ftantia amp; Lahore; het Boeren Operaatje, of denbsp;Bruiloft van Kloris en Roosje, aan den Heernbsp;Buy zero; voor al, aan geen van Malfem: en isnbsp;ook^niets verplicht aan de Privilegie daar voor ver~nbsp;leend. Be dood van Philippus, Koning van Ma-cedonien, behoord aan den HeerdeNryer-. Liefdons Tydverdryf, of, de Betrapte Lift, aannbsp;Michiel WillemtZ; en het Voorfpel wor de Ziekenbsp;door Inbeelding, êcc. is mede door den voornoemden Boekverkoper, H. Bofch, met eene benamingnbsp;ten onrechte aangetekend.

Over deze grove fouten en misfagen, had den zo evengenoemdenH. Bofch, wel iets verdiend, maarnbsp;om redenesr zullen niy, ( zo ver het ons raakt, )nbsp;op zyn verzoek, en begeerte, deze misfagen over hetnbsp;hoofd zien, en die, voor deezemaal, verfchoonen,nbsp;met dezelve alleen als drukfeilen aan te merken.

Bit was, gunflige Kunftbeminnaars, dat wy nodig oordeelden 'V E. te berichten, om te beletten dat mans glorie , ( te weten H. Koning, ) niet doornbsp;andere onderkropen wierd, die niet te goed zoudennbsp;zyn, eenige ongeachte grollen, wier gebrek^lykheidnbsp;met den eerflen opflag gezien kan werden , voor zynnbsp;Treur-Spel uit te geven; als mede om den roem, zonbsp;^ ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der

-ocr page 10-

BERICHT*

der overledene^ als noch levendeTeoneelffeelders\ te hefchermen tegen de Jidderfleekfin van het Collegienbsp;N. V. A. Het diend ons ook, tot hoop dat dien lof-feljken Boekverkoper, H. B. eer dat hy weer eennbsp;Naamrol nit geeft, z.ich z.elven van heter onder richtnbsp;z.al voorzien , tvien dat de Spellen en Kluchten,nbsp;als makers, toebehooren, op dat niemant zynen roemnbsp;benoome werde, noch een ander met onverdiendenbsp;Lauweren pronkt-

Wat belangt het Spel, in zyn leden, verdeelingen, en vaerzen, zullen wy niets van zeggen, maar datnbsp;over laten aan het oordeel der Kunjlbeminnaars alleennbsp;met dit verzoek» dat zy denken om het zeggen vannbsp;den Dichter, wie tyd intydcnkend, amp;c. waarnbsp;mede wy blyven,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Onder de Zinfpreuk

Artis Amore Laboramis,

OP

-ocr page 11-

ARTEMINIA,

TREURSPEL,

DOOR DEN HEERE

HARMANÜS KONING.

HOe wulpsheid kan een grootze ziel vervoeren , Door haar bedryf een Keizerryk beroeren;

Een Keizerin, en Veldheer, van hunn’ plicht, Verrukt, ’t verraad doet Vorftenttoonen beven.

Tot men in ’t einde elk zyn ftraf komt geven,

Steld Koning ons hier keurlyk voor ’t gezicht. Hier blinkt de trouw, die zelden aan ’t hof t’huis leid,nbsp;In tegenftelling van de fnoode onkuisheid ,

Uit Clor IM E N E s oog, en heufeh gelaat;

En fchoon haar man haar kwam zo bits te hoonen, Haar goedheid wil zyn misdaad noch verfchoonen,nbsp;Ja, om zyn min, zy Kroon en Troon verfmaad.nbsp;Verdiend hy lof,die, door geleerd berispen,

De vuige dartelheid zo fel komt gispen ,

Dat elk van haar een walg en afkeer heeft;

Wat lof zal Koning, die niet Hechts door fchryven, Adaar door ’t vertoonen die weet weg te dryven,nbsp;Genieten, en dus elk te vooren (ireeft? ^

Een eeuw’gen roem verzelle ’s mans gedenken .

Die nyd,nochtyd, noch lafter ooit kan krenken.

A. V. T H11.

-ocr page 12-

//

VERTOONDERS. ¦'

A R A X E S, Keiztr vm Oriènten. nbsp;nbsp;nbsp;i

Arteminia, Keizem.

AmuratHj Veldheer van Oriènten.

ClorimenEj Gemalin van Amarath.

Co ribaZE, hleef van Araxes , verliefd op Arteminia.

F u L V I A , Slavinne van Arteminia.

O s M A R o T, Vrknd van Amurath. MenaroT, Overjle der Lyfivacht van Araxts'.nbsp;Axis, Kapitein der Lyfmcht van Arsxet. .

Gevolg.

Het Toonecl is het Hof van Araxes^

Het Treurfpel hegind des avonds, cn eindde in den morgen daar aan.

ARTE-

-ocr page 13-

Pag. I

ARTEMINIA.

treurspel.

EERSTE BEDRYF,

EERSTE TOONEEL.

Arte minia, Coribaze.

C o R I B A z E.

j^Ch! Arteminia.

Arteminïa.

Ziet toe, waar zyn uw zinnen ?

Ik ben een Keizerin , wat wiit gy gaan beginnen ?

De Keizer ons befpied, en al het Hofgezin:

Verzoekt een ander tot uwe ongebonden min.

’t Is waar, dat in het eertt van onze jonge dagen.

Ik u genegenheid , en liefde heb gedraagen,

Maar die was uit, zo ras als ik betrad den Troon,

En voerden op myn hoofd de keizcrlyke kroon.

Van Oriénten ; ’k ben nu veel te hoog verheven , Om aan uw loflê min myn groot gehoor te geven.nbsp;Dat ik uw leven fpaar, houd het vry voOr gewis.nbsp;Dat het uit oorzaak van onze eerfte liefde is.

Daarom, ontaarde gaat.

Coribaze.

Hoe zyt gy zo verbolgen? Arteminia.

Ik rade u, tracht niet m.eer myn kuisheid te vervolgen,

A nbsp;nbsp;nbsp;Of,

-ocr page 14-

a nbsp;nbsp;nbsp;A R T E M I N I A.

Of, Prins, gy raakt hier door in de aldergrootfte nood. C O R I B A 2 E.

Uw min, Mevrouw, doet my niet vreezen voor de dood.

A R T E M 1 N I A.

Zo gy myn raad niet volgt, u ftaat veel kwaad te vreezen.

CORISAZE.

Is min dan zonder eer ?

Artemtkia.

De min die werd gepreezen,

Als me in den echten ftaat te zamen is vergaard. Araxes heeft myn trouw; ik leef door hem vermaard.nbsp;De keizerlyke kroon doet nu myn haaren pronken.nbsp;Myn hart dat is verplicht, door trouw, tot ted’relonkeninbsp;Want uwen ftaat en kan niet tegen hem beftaan.nbsp;Dies is die vonk van liefde al uit myn hart vergaan.nbsp;De tabbaard , en den troon , bepronkt met fierlykheden,nbsp;Verbieden u, om my, als minnaar, na tetrecden:nbsp;Want nu ik ’t ryksbeftier bezit, na myn begeer ,nbsp;Gaat alles na myn kift, in liefde, ftaat, in eer.nbsp;CCRIEAZE.

Maar heugd u niet, hoe gy, in ’t hart van my gezeten j My zwoer, dat uwe min , myn min noit zou vergeten.nbsp;En fchoon gy,door ’t gebod u w’s vaders , met veel rouw.nbsp;Zo ’t fcheen .aanvaarden moeft de Vorft Araxes trouw,nbsp;Zo zwoerd gy, evenwel my eeuwig min te dragen.nbsp;En leid nu, naar één jaar, die fterke min verflagen,nbsp;Zo was de min niet groot die gymydroegt. Mevrouw.nbsp;Artemi nia.

Doen gy my minde, ach! leek doen myn min naar trouw gt;

Is u, uit myne min, ooit trouwe min gebleeken ? CORlBAZE.

O Hemel 1 wat is dit ? was dan uw Ziel ontfteeken Met een geveinsde min ? 6 fnoode veinzery 1nbsp;O onverwachte fmaad! hoe overvald gy my.

’k Ben met geveinsde min ombelftgeweeft ! ó lydcn!

Ar-

-ocr page 15-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;5

Artemi NI A.

Ik rade u, neem geduld , en zet uw druk ter zyden.’ Dat gy u zelf beroept op uw flaiidvaile min,nbsp;ï*'lyn liefde was, gelyk een groote Ryksvorftin ,

Die uit aantokk’ling mind haar wakk’re Onderdaaneo'; En zoudeuw zin daardoor den wegrot huwen baanen?nbsp;Dat is vermetelheyd: denk ik geen reden geefnbsp;Van zulk een liefde , wyl ik hier al beerfchend leef.nbsp;En zo uw min van my al was verhoord voor deezen,nbsp;'Een gunftige oogwenk moetu tot voldoening weezcn.nbsp;CoRiBAzn;.

Had gy my ooit bemind, gy hate my zo niet-

• nbsp;nbsp;nbsp;A R T E M 1 N T A,

Had gy my ooit bemind, gy deed my geen verdriet. C o R I B A Z E.

Had gy my ooit. . . .

Arte MINIA.

Houd op, en wilt terftond vertrekken.

Of ik zal uw bedryf den Keizer gaan ontdekken.

Myn eer die leid dit niet; verander uwe min,

^ar zyn meer vrouwen van dit machtig hofgezin, Daarom verlaat my, Prins.

CORIBAZE.

„ nbsp;nbsp;nbsp;Helaas! zo moet ik klagen?

o Wrcedc oninenfchlykheid!

Arteminia.

Hoe kan ik dit verdragen?

»k ben zulks niet gewend.

Coribaze.

Ondragelyke pyn! Arteminia.

Verfchuil u,’k hoor gerucht: helaas 1 wat zal dit zyn f ^ Zult door uwcminde Vorft tot gramfchap wekkenjnbsp;“cvryd myn eer, vertrek, of ik zal zelf vertrekken,nbsp;jr,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Coribaze.

Helaas 1

A z

-ocr page 16-

4 A R T E M ï N I A.

A R T E M I N I A.

Vertoef fliet, of uw leyen kgt;opt geyaar. Ach! Coribaze, ylucHt; iit ,U'd u djoch oedaar.

Wilt u, ojïi inyueiit wil, lt;loch voort van hier begeven.

Coribaze.

Minzame yyaixdin 1

A R r E M 1 N ( A.

Ret feoft gewis uw leven, Iildien de mhxfle vau bet liofgezin on« ziet.

Ik twyffeJ niet of wy zyn zame» ai verfpied.

Ik hoor daar iinariis ach! het zal den Keizer wezen, Coribaze,

’tZy zelf dc dood. nbsp;nbsp;nbsp;«

A R T E M I N I A,

He!a;^sl ik ben o.m u vol vreezen. Coribaze.

Indien gy voor ray vreeft , zo haat gy my dan niet.

A R T E M I N I A.

Ik bid verlaat my doch, eer dat ons imant ziet. Coribaze-

Ach ! zo nxyn tong u door myn fpreeken heeft misdreven ,

’t Gezag der liefde moet die misdaad my vergeven. Uw groote fchoonbeid. . .

A R T E M I N I A .-

Ach ik b’d u dat gy gaat gt; Of denk \vat ij voor RW min te wachten Ifaat.

C o R I B A Z g.

O onbeweeglyk hqrt l

tweede tooneel.

«

A R T E Iw 1 N I A , (ii/im,

Prins


laiFenPrins, vol vreezen;

-ocr page 17-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;jr

Prins Amurath alleen kan iny behaaglyk weeren.

Zyn dapp’re oorlogsmoed ontfteekt myn hart ia min» Dies moet ik heden nu gaan maken een beginnbsp;t)ni zyne liefde te verkrygen ! roorc Goden !

Gy die my, buy ten trouw , tot minnen dus komt noddiii Ei, weeft my gunüig, fchoon ik hem ben onbekend.nbsp;I^aak dat myn ted’re zucht werde in zyn hart geprent.nbsp;Op dat hy my bemind gelyk zyn Clorimene,

Egt;aar hem God Hymen zo getrouw mee kwam vereene. Ach ! Amurath fchoon dat ik ben uw Ryksprinfes,nbsp;Gy maakt my , door de min , uw minfte dienares.nbsp;iVlaar tong bedwingt u, want ik heb gerucht vernoomen.

DERDE TOONEEL.

A U T E M I N I A , F U L V I A.

WA R T E M I H r A.

At brengt gy, Fulvia? is Amurath gekoomen?

F u 1 V I A.

O ja, Vordin, maar word voor morgen niet begroet. De Keizer verheugd, nu door de dapp’re moednbsp;Van deczen Veldheer, zulk een glory is verkreegen.nbsp;Het Autaar is bereid , om voor zo ftrydb’ren zeegennbsp;De Goên tc danken, ider wenfcht reeds na den dag.nbsp;Dat men Prins Amurath zyn hoofd bekroonen mag.nbsp;Arteminia.

Goón, gy ziet myne vreugd tot in den top gereezenT Maar of dien braven Prins hier in het Hof zal weezen?nbsp;Fulvia.

K'

Mevrouw, hy nadert vaft; en wyl de nacht genaakt, Zo is zyn ruflplaats hier in deze zaal gemaakt,nbsp;aar hy vernachten zal.

Arteminia.

Wat fpreekt gy van vernachten? A 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zal

-ocr page 18-

6 nbsp;nbsp;nbsp;A R T E M I N I a;

,Zal Clortmeen , zyn Vrouw, hem hier dan niet verwachten ?

F u t V I A.

Die is van zyne komft, Vorllin , noch niet bewuft. Dóór dien hy ftil in Stadt gekoomen is.

A R T E M I N I A.

,, My lull

„ Om deezen held alleen in zyn vertrek te ontmoeten. ,, ’k Ontzie geen ftraf, noch dood, om myne lult tenbsp;boeten.

F u L V I A.

Tc Hoor iraant naderen.

A R T E M I N I A.

Geeft my uw opperkleed.

F U L V IA.

Mevrouw. . . .

A R T E M I N I A.

Ei kom.

F IJ L V I A.

Zie daar, vorftin , ik ben gereed. Artbmini a. .

„ Dus zal myn Ichrandre min hem onbekend gaaiï ftreelen:

,, F.n als flavin in fchyn, godin der liefde fpeelen.

,, O min, wat doetgy onsnietdooruw krachtbeftaan. ,, Geef, Mingod, datdeesdaadtenbeflemagvergaan.nbsp;„ Aanziet doch uw flavin , die op uw minautaaren,nbsp;„ Door hare wellufl: tracht een offer te vergaren.nbsp;Reik my uw hand, en denk dat uwe Keizerin _

U haar geheim vertroud , niet of gv waard flavin , Maar haar in flaat gelyk, en’k zal in’t kort u toonen.nbsp;Dat ik u, voor uw dienfl:, zal met uw vryheid loonen.nbsp;F U E V I A.

Het kleed, dat in dees flaat voor my een fierzel ftrektgt; Onwetende voor my, uw Majefteit bedekt.

Ar-

-ocr page 19-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;7

Arteminia.

’t Gefchied om onbekend myn zeUwat te vermaken, ’k Vetrnuw, als hartvrindin ,.u alle myne zaken:

En zo ’t den tyd toeliet, ik ’t u ontdekken zou.

F u L V I A.

Gy weet hoe dat gy zyt verzekerd van myn trouw. Arteminia.

Gy Zult myn kleed zo voort in myn vertrek gaan dragen; En of de Keizer u na my mocht komen vragen,

2o zegt hem. dat ik my wat ben vermaken gaan By ’t edel Jufferfchap, en ais dat is gedaan,

Zal ’k in myn kamer zyn.

F ü L v J A.

Ik zal u daar verwachten;

En gt;t geen gy my bcveeld met alle vlyt betrachten.

VIERDE TOONEEL.

Arteminia, alleen.

El aan , nu ben ik klaar; ik zal in dezen fchyn, Hem zien, en fpreeken, zonder eens bekend te zyn.

VYFDE TOONEEL.

Araxes, Amurath, Menarot,

A TI s , Gevolg.

Araxes.

DOorluchtenWinnaar, diemetblyde lofgezangen. Van jonge en oude door een teêrheid werd ont-r, vangen ;

Welk my zelver op het aklerhooaft verheugd, ider u zo eerd om uw befaamde deugd.

Q ®3r morgen zal men u, nauw verdiende, inhalen, ^'yk een Veldheer toebehoord, met zegepralen.

A 4 nbsp;nbsp;nbsp;Speurd

-ocr page 20-

8 nbsp;nbsp;nbsp;A R T E M ! N I a:

Speurd hier dan uit hoe zeer dat u een ider eerd^

Nu dat gy voor myn Staat en Ryken triomfeerd.

A M u R A T H.

Gy pryft my meerder, Heer, als immer kwam te vooren, Nugy my jdoor uw mond ,zogrooten lof doet hooren.nbsp;Op ’t hoogde V inde ik my aan u, ó Vorft, verplicht.nbsp;Nu , voor geringen dienft, men zulk een autaar dicht.nbsp;A R A X E s.

Gy ziet den nacht genaakt, ruft uw vermoeide leden , En wilt op myn verzoek hier op uw ruftplaats treden.nbsp;En wyl gy zy t myn ruft, en ’t fteunzel van myn kroon.nbsp;Zult ayop morgen zien hoe ik de deugd beloon.

De Parthen, door uw deugd en dapperheid verflagen. Die voeren u tot pronk op ’s heldenglorywagen.

Ik zal uw gemalin , de fchoone Clorimeen , Verzoeken doen ten hoof, op dat wy onder eennbsp;De liefde en oorlogsdeugd bekranft zien met lauw’rieren,nbsp;Wy) ’t ganfcheland uw lof verbreid met vreugdevieren.nbsp;A M u R A T H.

O Vorft Araxes, die ’t gebied van dezen Staat Zo machtig hebt verbreid, ei! houd doch middelmaat.nbsp;Gy heft myn lof te hoog; al ’t geen’er is bedreven.nbsp;Moet u den lof en prys alleen van zyn gegeven.nbsp;Indien ik waardig ben'myn roem te zien verbreid,

Gy hebt, van myne deugd, den eerften fteen geleid. Araxes.

’k Zie uw beleeftheid wil uw krygsmoed evenaren; Doch ’k Iaat, om uwe ruft, myn tegenreden varen.nbsp;Geeft u te ruft; vaarwel, doorluchten Amurath,

Die ’k voor de fteunpylaar van al myn Ryken fchat.

ZES.

-ocr page 21-

treurspel. ^

ZESDE TOONEEL.'

Hier kfimt Arteininia in de Alkove. Amurath, Arteminia.!

A M U R A T H.

Aeii! Glorimeene, lief’k heb zonderu geen leven', Al worde ik door de gunft des Keizers hoogverheven.

Myn waarde gemalin , mocht ik u dezen nacht Met vreugde omhelzen, daar ik lang na heb getracht.nbsp;Wat min genoot ik niet, het deed iny meerder vreugdennbsp;Als toenik Parthen neer deed bukken, door de deugdennbsp;Van oorlogsheldenmoed: en zo zy was bewufl,

Myn ziel, van mynekomft, zy was ook niet geruft. Een 1'ef, in ’t af zyn zo kan ons gemoed ontfteken.nbsp;Dat men om kroon, noch ftaat, maar om baar minnbsp;zou fmeeken.

Een hart, hoe zeer verbart in d’oorlog, moet de min In als gehoorzaam zyn als die bomt in den zin.

En fchoon ik ruften ga, myn hart is zo bewogen, Dat ik myn Clorimeen zie telkens voor myn oogen.nbsp;Maar wyl d’onmooglykheid her meert ftaat voorden tyd.nbsp;Neem ik geduld, hoezeer de liefde my beftryd.

Breek aati gewenfchtcn dag ! myn afgematte leedeii, Die worden door de fchicht van Morpheus fel beftreeden.nbsp;Dies leg ik my te ruft: wat zie ik? hooge Goón!

Een vrouw in dit vertrek ! al flapende ! zo fchoon ! Ik ben ontfteld. Maar neen, zeg waar voor zoud gjrnbsp;vreezen ?

Gy die in’t veld een fchiik kund van den vyand weezeii„ Ziet wat dit weezen mag,

Arte-

-ocr page 22-

jP a R T E M I N I a.

ArTEMinia, haar droomend veinzende.

Beroemden Amnrath,

Die door uw dapp’rc deugd betreed het beldenpad, Gelukkig is die vrouw voor wien gy zyt gebooren.

O onbekenden held, ik heb u uitverkooren :

Uwnaamleeft in myn hart, fchoon iku niinmerzag. O grooten winnaar! ach! . . .

A M u R A T H.

Zy droomd, en baar gcklag Datfchynd om mynentwil j wat zal hier noch gebeuren?nbsp;Zy noemt my Amurath!

Arteminia.

Ach 1 ik moet eeuwig treuren,

Zo ik u niet aanfchouw , ’t gehalte van uw beeld, Dat ftadig voor myn oog, en in myn zinnen fpceld,-Omhein my, Amurath !

Amurath.

Ach ! haar volmaakte trekken.

Die zouden ’t koelde hart tot wedermin verwekken. Haar aangenaam gelaat, daar ’t inkarnaat doorfpeeld.nbsp;Getuigen dat zy is een Ciprus minnebeeld.

Haar boezem.dieftaag jaagd.komt my genoeg te toonen. Dat ik met wedermin haar diende te beloonen.

Maar, na 't gewaad, en kleed, is zy wis een flavin.' Zou ik zo ver my gaan vergeeten in de min,

Met eene oned’le vroouw f neen, neen, dat mag niet weezeii.

Maar weêr uit haar gelaat, enwinkbrauw is teleezen. Dat zy is een prinfes , uit koninglyken flaat,

Schoon dat zy een flavin vertoond door haar gewaad. Jupyn zou zelver zich gaan door de min verlulfen,nbsp;Als hy zo fchoonen vrouw in zyn geweld zag ruften.nbsp;Wel aan dan Amurath, nu de gelegentheidnbsp;U hier heeft, op dit bed, dees grooie vreugd bereid.nbsp;Neemt dezen tyd dan waar.Maar trouw dieftaat’ertegenjnbsp;Zoude ik, zo onbedacht, alhier onkuisheid plegen.

Waar

-ocr page 23-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;i*

Waardoor ik , voor de Goón, een echtbreuk zou begaan. Maar ach / wie kan de kracht der min doch wederftaan?nbsp;Vergeeft my gt; Clorimeen , doch myn vervoerdezinnen;nbsp;Maar zy ontwaakt: ó Goón 1 wie zou haar niet beminnen ?

Arteminïa,

Een man in dit vertrek ! helaas! waar berg ik my!

A M u R A T H.

Mevrouw, ei, weed gerud; kom, voegt u aan myn zy: LJzal geen leetgefchiên, dies wilt in’t minll niet vreezet).

Begaafde fchoonheid, ach ! uw lof blyft onvolpreezen. Hoe komt gy onverwacht doch op dit ledikant.^

Ar teminia.

Myn heer, vergeeft het my indien het llrekt tot fchand: De' flaap had my bevaan ik heb myn tyd vergeeten,nbsp;Die ik al ruftend hier onweetend heb verfleeten.

JVlyn Heer, ei, fta doch toe, zo ’k iet op u vermag. Dat ik van hier vertrek voor ’t komen van den dag ,nbsp;Myn eer die liep gevaar zo imant kwam te ontwaken.nbsp;A M u R A T H,

Ik bid dat gy u eerft aan my bekend wilt maken. Want gy fchynd een godin.

Arteminia.

O neen, ’k ben een flavin.

A M ü K A T H.

Slavin, die flaven maakt door krachten van de min. Wilt met uw blinkend oog uw dienaar doch beftralen.nbsp;En toond uw minzaam,

Arteminia.

Ei, wilt doch uw min bepalen.

De ftaat die ik bezit, dat is alleen myn eer,

Met uw verlof dan dat ik mag vertrekken, Heer.

A M u R A T H.

Ik was geen Amurath zo ik u iets zou deeren, tes kuud gy, heel geruft, na uw vertrekplaats keeren.

Ar-

-ocr page 24-

A R T E M I N I A.'

ArTEMinia, kitielende.

Zyt gy dien Amurath, dien wydberocmden held.

Die meenigmaal zyn lyf gewaagt heeft in het veld,' En tot des Keizers eer de ftandaarts weg gedragen ,nbsp;En ineenig duizenden in ’t harnas hebt verflagen ?

G/ zyt gewis wel waard de keizerlyke kroon. Amurath

Uitmuntende flavin, gefprooten uit de Goon,

Zeg, word de Keizerin in uwen zin gevonden Zo fchoon, als ons de faam aloinme gaat verkondendnbsp;Want zo het waar is als men zegt, ik zweer, zy zouwnbsp;Dan overtreffen. in het rond , de fchoonfte vrouw.

ArtkminIa,

Hebt gy baar nooit gezien igt;

Amurath.

O neen , nooit van myn leven}

Ik was in ’t veld doen zy ten huuwl- kwierd gegeven Aan vorft Araxes , wandt der Parthen hoogen moednbsp;Dis meenden 't ganfche Ryk te fmooren in het bloedjnbsp;Maar door der Goden hulp heb ik haar macht verflagen.nbsp;Zeg , kon de Keizerin haar glans aan u behagen ^nbsp;Arteminia.

Zy is een pronkbeeld , want de parelryke kroon Die paft op hare kruin, volmaakt en wonderfehoonTnbsp;En in begaaftheid hoeft zy niemant niet te wyken.

Zo haaft als gy haar ziet zo zal de daad u blyken. Vaar wel.

Amurath.

Ik ga te ruft.

Arteminia.' j, Niet eens een kus, o pyn!nbsp;y, Zyn hart dat moet gewis heel ongevoelig zyn.

5, 6 Aangenaam geftalt, maar voor de min bevrooreni A M U R A T H.

Hoe nu, vertrekt gy niet ?

Ar-

-ocr page 25-

TREURSPEL. 15

A R T F. M I N I A.

Myii Reer , hrh mocht my hooren ,

Laat ik hier op dees lloel verwachten dezen nacht gt; Tot dat AurxT;ra heeft het daglicht aangebracht-Ik w-eet uw heldenmoed myn eer niet aan zal raketunbsp;Ik zal, terwyl gy flaapt, u moediglyk bewaken ,

Als de overwinnaar van de Parthcn toebeboord. Geeft. op myn kleene beê, my doch een gunflig woord.nbsp;Ik zal uw ruft, myn Prins, iti ’t minfte deel niet öooren.nbsp;Ach! zo my imant zag, tnyn eerdie ging verlooren.nbsp;A M u amp; A T H.

„ ’k Was Amurath niet meer,voorwaar,ik was geen inan. 5, Zo hare min myn hart met min niet raken kan.

,, Maar d’ongcbonde min leid meenig tot bederven, ’t Is een vergiftig vuur dat leven doet en fterven.

„ Hoe, zyt gy dan eenfteen lach 1 kan u dat gezicht „ Dan niet ontfteeken ? Goon! ik breek myn huuwlyksnbsp;plicht,

j, En volg de wet der min; zyzoumy zelver hoonen, ,, Dat ik haar weg liet gaan, en zonder min te toonen.nbsp;Godin gy my verzoekt te ruften op een ftoel,

Ei, denk niet dat myn hart is zonder minsgevoel, Hoe, zoud gy waken, wyl ik leg geruft te llapcn?nbsp;Neen, neen, laat ons tezaam gewenfdhte vruchten rapen.nbsp;Uw oog ontftak myn oog; myn min beminduw'min.nbsp;Laat ons te zamen dan gaan fmelten ziel en zin.

Gy zoud hier blyven zonder myne ruft te ftooren ! Dan was ik wis’lyk van een yspilaar gebooren.

Neen, fchoone, wyl wy hier te zamen eenig zyn, Laat ons de min voldoen tot flifting onzer pyn :

De nacht zal ons bedryf met hare vleug’len dekken.

. A R T E M I N I A.

De Mingod tokkeld om myn kuisheid te bevlekken. Of ik uw wil voldeed, zoud gy niet door het Hofnbsp;Uw roem verbreiden , dat men liiervond zulken Hof?nbsp;En dat de Keizerin by haar hield zulke vrouwen,

Die

-ocr page 26-

-t4. A R T E M I N I A.

Die zich uit dartelheid in uw vertrek onthouwen ? Mynhart bemind u, maar, ik liep gevaar aan de eer.’nbsp;A M u R A T H.

’k Wenfch dat my ’thclfch gefpuis verpletterd; ja , ik Eer ik u . . .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( zweer

Arteminia.

Stil, houd op; ik zal uw woord vertrouwen, En door uw heus gemoed myn eer verzekerd houwen.nbsp;Uw dapp’re krygsdeugd, die de waereld door mag gaan.nbsp;Die doet my, om uw min alleenig dit beftaan;

Dies zal ik, onbefchroomd, my na uw wil vervoegen. A M u R A T H.

De min heeft ons getergd, laat ons de min vernoegen.

Uïuic van het eerjle Eedryf.

TWEEDE

-ocr page 27-

TREURSPEL.

TWEEDE BEDRYF,

EERSTE TOONEEL.

I Osmarot, Clorimene, Atis, Gevolgd O s M A u o T.

PRinnfes, wy naderen het autaar, en den- troon , Daar nw doorluchten man ontvangen za) de kroon.nbsp;En tekenen van eer, benevens uwe liefde,

Die in het felft der ftryd 2yn ted’re ziel doorgriefde. Den groeten oorlogsvorft , en uw bemind gelaat,nbsp;Verzelden in den ftryd, of in een vryen ftaat,

Zyn vorftelyk gemoed, en de alderfelfte Hagen,

Die hebben geen meer prysvan lauw’reu weg gedragen. Als uw bemind gedacht; daar men in’twreedft geval.nbsp;Tot uwer beider lof van openbaren zal,

Hoe dat in oorlogstyd, in min, en gruuwlyk haten, En felle ftormen , wierde in zyn gedacht gelaten,nbsp;Den naam van Clorimeen: ó zoete razerny!

Gy maakt in Amurath het hart en zinnen bly. Wanneer hy denkt om het beminde te genieten.

^ Dit hoorcnde, zo zag men weer zyn verf verfchic-ten:

O waarde vrouw, ftaafmet uw verliefd gemoed, Wy moeten onze kling doen baden in het bloednbsp;Des fnooden vyands, laatterftond deftormramftellenrnbsp;In ’t fclft der ftryd zo moeft uw naam hemfieeds verzeilen.

Arts.

En op het hoog gebod, zo hebben wy, Mevronw, ^ot dus ver u geleid, op dat uw oog ook zonnbsp;^ Peel hebben aan de eer waar meé dat men op ibedeonbsp;grooten Amurath, uw man, zal gaan bekleedcn.

Cj-o-

-ocr page 28-

i6 A R T E M I N ï A.

Clorimene.

Ia, Atis , ik beken, als ik elk oogenblrk ¦Zy II naam hoor melden, dat ik hoog ben in myn fchfk,nbsp;Aly dunkt dat het gebloemt doet zyne kleur verblyen,nbsp;Als ik myn Amurath na het autaar zie lyen.

Zie de Cipreffen, bun gedaante fchynd verheugd;

De bladren der laurier, die ritzelen van vreugd.

De mirthe,en roozenbooin, van vreugde zyn aan’t fchaa-t’ren.

Tadefonteindie maakt,in ’tfpringen.zelft een klaat’ren. De ftroomen zyn verheugd,en ’t lommer van ’j geboomt.nbsp;Nu dat men Amurath aldus verwellckoomd.

Atis.

Gy zult hem meê in luft en glorie uit doen blaken, Als ik uw komft ,Prin!es ,aan hem magkenbaar maken.nbsp;Die eer zou ik die wel verwerven, dat ik dannbsp;Die blvde tyding draag aen Amurath, uw man.^

C L o R t M E E.

Neen, Atis, neen; noch niet: ’k moet eciii myn vreugd betomen.

Eer ik myn Amurath dus zou verwellekomen.

Hy die de Parthen, door zyn dapigt;’re oorlogshand JMet glorie heeft geveld ; verflagen in bet zand,nbsp;Haar,die maar zochten om onze eermaam te verflrooyen.nbsp;Met welk een zegen zal ik myn geluk voltooycn,

En hem ontmoeten.^ roet wat ftatelyke les. . . . Atis.

’k Zie Menarot, Mevrouw, ons naderen.

TWEEDE

-ocr page 29-

17

treurspel:

TWEEDE TOONEEL.

M ENA rot , ClOR T MENE , OsMAROT, A T I s , Gevolg.

M E N A R P T.

P Rinfes,

’t ,Is Ce7ars hoogen wil, om u voort op te halen In 's Keizers groote zaal, eer dat gy met de ftralennbsp;Van uwe oogen zult befchouwen uwen man.nbsp;HetfchyndweldatdeVorll, Mevrouw, deeer bier vannbsp;Zelfs wil genieten, dat uw man u zal aunfchouwen.

C L o R I M E N E.

We! aan, ’k zal ’s Keizers wil in ’t minft niet tegen-' houwen.

DERDE TOONEEL.

A M U R ATH, alkfn.

A,

----1 Ch ! wat gevoeld myn hart al fcband.

Dat ik een ander heb myn liefde opgedragen}

Ik zal gewillelyk myn dwaze daad biklagen}

Ik heb gefchonden, ach ! myn echte huuw’lyksband.’ Myn waarde Clorimeen, wilt het my doch vergevenjnbsp;Of ik tracht niet te leven.

Maar, ach! hoe zoet en minzaam was ’t gelaat.

Ik moefl: my na haar voegen,

De min verlokte iTiy tot deeze daad,

Daarom mort ik de min hier door vernoegen.

Het fchynd den alJerkoelften menfeh, Hetvrouwelyk gelonk zyn kracht kon overheeren,

B nbsp;nbsp;nbsp;Zyn

-ocr page 30-

i8 A R T E M I N I A.

Zyn koelheid weet geen raad haar vlammen af te keeren, Maar moet zich buigen, en navolgen haren wenfch.nbsp;Al eifchten zy zyn bloed, hy moet bet overgeven,nbsp;Hy kan ’t niet wederftreven.

Als hy een lonk van haar genieten mag,

Hy moet’er zich na voegen.

En, door ’t gezucht en mionelyk geklag,

Moet hy, door min getergt, de min vernoegen.

Ai myn beroemde oorlogsdeugd ,

Heeft, door dees daad, zyn glans en grootenroem ver-looren.

Ach! was ik nimmermer tot zulken ftaat gebooren, Dat ik niet kon weêrftaan de prikkels van de jeugd.nbsp;Maar wyl ik my niet kon van haren glans onthouwen,nbsp;Zo komt te laat berouwen.

Hela-as! zy zou den alderkoelhen menfch Doen na haar liefde voegen ;

Haar minlyk oog ontilak myn hart naar wenfch. Ik moeit, door min getergt, de min vernoegen.

VIERDE TOONEEL.

Amurath, Fulvia.

F U L V I A. nbsp;nbsp;nbsp;/

MYn Heer, v^fchoon my zo mynkomft u moeilyk waar;

’K breng u een brief, die ik ontvangen heb van haar Die gy wel weet, zy was laaft in flavinne kleeren.nbsp;Met uw verlof, ik ga.

Amurath.

Wilt niet zo haaftig keeren. ïk bid verklaart my doch hoe hoog zy is van ftaat.

F U L' V l A.

’K verzoek, o Vorft! dat gy my doch vertrekken laat j *nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Myn

-ocr page 31-

*9

TREURSPEL.

Myn tyd die is voorby,

A M U R A T H.

’k Za} u fteeds dankbaar wceïea.'

VYFDE TOONEEL.

Amurath, allten.

*k TTErlangeom ’tgeheim , van dezen briefte Icczen.

V Aan Araurath,ó Goon! dit heeft een vreemde zin; En nevens dien het beeld daar by van myn flavin.

O aangenaam gelaat, ’k begin op nieuw te herleven. Maar, Goón! zoikmisdoe, wilt het de min vergeven.

Brief,

Wat leid myn hart om u al pyn ,

Doordien il^ u zo lang moei derven.

Zo ik, niet haafl mag hy n zyn,

Zal ik door het verlangen fterven.

Het pynd my dat de nacht, zo dra Den dageraad kwam op te wel^ken;

Waadt doen gy moejl van my vertrekjten ,

De lufl der liefde leê doen fchd.

Laat nu het doode Beeltenis, nbsp;nbsp;nbsp;.

Aan u gedenken doen ons minne.

’K hen haajl by u-, houd voor gewis Dat ik. altyd hlyf.

Uw Slavinnï.

En ik uw flaaf, b beeld ; ’t gebloemt zo niet verlangt ï^a Febus morgenftraal, waar door het luft ontvangtnbsp;^aardauwennevelvocht; gy moet my ook befchynen,nbsp;*ïidien de nevel van myn echtbreuk zal verdwyncn.nbsp;zyt wel krachtig, maar zo ik u levend zag,nbsp;u omhelsde met een lieffelyk gelach,

B 2 nbsp;nbsp;nbsp;My»
-ocr page 32-

ao A R T E M I N I A.

Myü vreugd zou des te meer uitfchaat’ren , ja 3 ’t aan-fchouwen

Van’t levend weezen, zou myn min veel hoger bouwen, Als nu ik met bet beeld my moet genoegen; ach !nbsp;h Is ftom voor myn gezucht, en doof voor myn geklag.

ZESDE TOONEEL.

Amurath, Ait^XES, Imflerende,

A M U R A T H.

MAar gy ,0 brieflgykund my aangenamer weezen. Terwyl gy fprsekt j ik moet u noch eens wéér hcr-leezen.

Helaas! . . .

A R A X E s.

Prins Amurath; maar zacht, hyhoordmy niet; Wat is ’t dat hem verrukt ? hoe (Iaat hy zo en ziet inbsp;Hy leeft een brief / wat’s dit ?

Amurath.

O Goon ! ik ben vol vreezcn.

A R A X E S.

Wel, Amurath.

Amurath.

•Myn Vorft!

' nbsp;nbsp;nbsp;A R A X E S.

Wat’s dit ?

Amurath.

Niet:

A R A X E S.

Laat my leezen.

Waarom verlleekt gy doch ? . . . .

A M u R A Th.

Wat, Keizer?

A R A X E s.

Uwdn brief. » Of

-ocr page 33-

TREURSPEL. ar

Of komt hy, dat men hem niet zien mag, van uw lief?

A M u R A T H.

Myn Heer ! . . .

A R A X E S,

Nu, laat my zien. Hoe! zult gy my dit weig’tcn?

A M U R A T H. nbsp;nbsp;nbsp;,

Uw wil fs my een wet, wie durft daar tegen fteig’ren.

¦ Zie daar.

A R A X E S.

Wel hoe, wat’s dit?

A M U R A T H.

Myn Vorft , geJyk gy ziet.

A R A X E s.

Zo hebt gy een in ’t Hof, wiens liefde gy geniet? Wat is ’t voor een ?'

A M Ü R A T H.

’t Is waar, ik heb haar min genoten , Maer gun dat ik ’tgeheimhoudein myn hart geflooten,

A R A X E S.

’t Afbeeldzel.

A M u R A T H.

Hoe!

A K A X E S.

Wel aan, laat my ’t afbeeldzel zien.

A M u R A T H.

Verfchoon my, Heer.

A R A X E S.

Hoe nu!

A M u R A T H.

Ach ! het mag niet gefchiên. Gyzytmvn Keizer, maar, ikbid, aanhoort myn reden,nbsp;t)ie u gebieden van het zien te rug te treden.

Het is niet wel gedaan dat imant, van zo een Uie kwaad doet, ’t kwaad aanfchouwt ; noch erger,nbsp;zonder reen

Te fpreeken kwalyk van zo een, die in elks oordeel B 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Word

-ocr page 34-

%% A R T E M I N I A.

¦Word goedgekeurd: het beeld te zien geeft u geen voordeel.

Het kwaat aanfchout men uit de kenni/Te, ’t vertoond Gebrek van liefde, dat de grootfte fout verfchoondnbsp;Uit ’t k^vaad tcaanfchouwen. Op te halen de gebreekennbsp;Zyns evennaaftcn, en daar fchemper af te fpreeken,nbsp;Vertoond een groote font, en weinig eerbaarheid.

Al ’t kwaad,’t gcenimantweet,diend daarom niet gezeid. Gyzoud, alsgy het zaagt. haardoenuit’thofverjagen,-A R A X E s.

Zou het my tegenftaan, het geen u kan behaagen? Laat zien.

A M U R A T H.

Ik bid u dan. . . .

A R A X E S.

En zyt niet eens in pyn.

A M u R A T H.

Zie daar, terwyl gy ’t wilt.

A R ,A X E s.

„ O Goón! wat zal dit zyti,

«, Myn Keizerin.' ....

A M U R A T H.

,, DeVorft die ftaatganfeh in gepeinzen !

A R A X E S.

O fpyt! waar wi! dit heen i

A M u R A T H,

Wat deerdmyn Vorft?

A R A X E s.

5, ’k Zal veinzen.

A M U R A T H.

Kend gy haar.?

A R A X E S.

Neen. gt;, Had ik dat monfter nooit gekend, j. Zo' was door deze daad myn glorie nooit gefchend,nbsp;}} Myn moet loopt over,Go6n!hoe kan ik het verdragen.

Amu-

-ocr page 35-

TREURSPEL. 25

A M U R A T H.

Gy zyt ontfteld, myn Heer.

A R A X B S.

’K en doe, ik fchep behagen In uw geluJc, en zie hoe dat gy zegepraald.

En in de min , zo wel, als d’oorlog prys behaald. 2y fchynd behendig, en in ’t minnen wel ervaren.

A M u A T H.

De Minnegod, myn Vorft, kan niemand evenaren; Hy fchiet zyn fchichten voor die ongevoelig zyn,

Die nicinant kan weêrftaan.

A R A X E S.

,, O duldeloze pyn !

,1 Ik moet hier ’t eind van zien: hoe zweef ik in het midden

,, Van fchande.en wraak .óGoonlik kom uaan te bidden; „ Sterkt my in myn verdriet: het een , en ’t ander isnbsp;,, Vergift met helfch fenyn. Daar ’s ’t fchoonebeeltenis,nbsp;En daar den brief. ,, Myn oog zal zelf haar overtuigen ,nbsp;,. En haar gehate min zal ik voor’tftaal doen buigen.nbsp;Maar hoe, wat zal dit zyn? zeg op eens, Menarot,nbsp;Wat jaagt u hier?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

zevende tooneel.

Araxes, Amurath, Menarot.

Menarot.

Ml

_En wacht na ’t Keizerlyk gebod;

Om na het eerautaar den Winnaar op te halen.

De jeugd uws Kcizerryks blinkt heerlyk met ftralen, Gelyk men ziet de zon in volle majelleit,nbsp;Wortkomen uit het Ooft, die haren glans verfpreid,nbsp;Tot aan het Weften, en met zulken grooten waarde,nbsp;, B 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Haar

-ocr page 36-

a4 A R T E M I N I A.

Haar dagreis aanvangt om den ommetrek der aarde. . Ja, al cie koftelykheid verbeeld een zonnebaan,

Waar langs men heen kan tot het hooge autaar gaan; Waar na dat ider wenfcht Prins Amurath te leiden:

¦ En iVlavors autaar. ....

A R A X E S.

Ga, en zeg hun dat zy fcheiden.

M E N A R o T.

Myn Vörft! . . . .

A K A X E s.

Doet dat ik zeg, en volg myn laft, ga heen. De feeft zal morgen, by geval. . . .

M E N A R o T.

Het volk ter been. . . .

A R A X E s.

Gy hoord wat ik u zeg.

¦ M E N A R o T,

Myn Vorft, wil my verfchoonen,

Ut volg uw lalt, en ga.

A R A X E s*

Wilt U gehoorzaam toonen.

achtste t o o n e e l.

Amurath, alleen.

D’E Vorft die gaat, en fchyntgeheel te zyn verftoord, Ziet m/ niet aan, noch geeft niet eens een gunftignbsp;woord !

Ach! Amurath, helaas! waar waren uwe,zinnen. Om imant, onbekend , hierin dit Hof te minnen.

De brief, en beeltenis, heeft aan den Vorft ontdekt, Hoe fchand'lyk ik myn eer met hare heb bevlekt.nbsp;Mvn deugd en roem verfterfc. O Hof, en Hovelingen,nbsp;Hoe weet gy op den toon van de Sireens te zingen.nbsp;Niets kan men door de min, en’t fchadelyk minnezoet

Ver-

-ocr page 37-

TREÜRSPELi zf

Verkrygen, ach! en door de zelve min geen goed Verliezen, als maar min: hoe. zou men doorzyn oordeelnbsp;Misleid, dan trachten na een liefde die geen voordeelnbsp;Kan geven? ofhy die gelfoolen min geniet,

Moet denken dat men nooit de minde vonken ziet. En de geftoplen min , met alle haar genuchten,

Moet men, als fchaciuwendes droomgods, weg doen vluchten.

Als ik myn fchaduw volg, zo vlied z.y van my weg, En als ik van haar vlie, zo Volgt zy my; ik zegnbsp;Door de ondervinding dan , al ’s waereldze genuchten,nbsp;Zyn niet als fchaduwen die voor het lichchaam vluchten.nbsp;Niet langer duuren/e als de zon van het geluk.nbsp;Maar, ’k ziedaar myn llavin. zy doet myn droeve druk,nbsp;Doör haar bemind gezicht uit myn gedacht verdwynen.

negende tooneel.

^MÜRATH, ArtEMINIA.

A R T E M I N I A.

ACh!Amurath,myn lief-wat baarduwmin mypynen. Als ik gedenk dat ik uw min. en minnegloed ,nbsp;Na deezen dag. helaas! voor eeuavig derven moet.nbsp;Hoe lang heb ik verlangt u weder aan te fchouwen.nbsp;Dat uur, wat heeft het my gebracht al naberouwen.nbsp;Dat ik zo onverwacht moeft uit uw kamer gaan.

Wel zeid men , ach ! de tyd die kan altyd niet liaan. Doch niet te min, in uw afweezen ondertuiïcben,nbsp;Heb ik gedacht, door het herdenken min tebluftchen.nbsp;A M \j R A T H.

Mevrouw, een zelve ramp my ’t harte heeft getreft; Het fchynd d.at uw gelaat my van de dood verheft.nbsp;Uw ftraalen doen my op een nieuw weerom herleven.nbsp;Gy brengt de geeft weêrom die my al had begeven.

’k Denk niet meer aan deramp diemy te waciueii ftaat, Mya druk verdwynd,duor ’t zien van uw bemind gelaat.

B ƒ nbsp;nbsp;nbsp;Ar-

-ocr page 38-

2.5 A R T E M I N I A.

Arteminia.

AVat is het voor verdriet datu,myn heer , komt dreigen? A M u R A T H.

Waarom moet gy myn min verlaten ?

Arteminia.

Ach ! wilt zweigen ,

En laat ons om geen druk meer denken , want uw min Schynd my te maken tot de opperïle Vorftin.

A M U R A T H.

Waarom komt gy my dan met een verlating tergen? Arteminia.

Om dat ik niet en kan voor u myn ftaat verbergen.

A M U R A T H.

Die my bemind, en ik bemin, wat hoeft die haar T e veinzen? ei, Mevrouw, vreeft doch voor geen gevaar.nbsp;Arteminia.

Schoon ik niet anders wenfch als u te onderhouwen, Zo vrees ik echter u myn ftaaten te vertrowen.

TIENDE TOONEEL.

Amurath, Arteminia, aan de eenz.yde des Tooneelsj Ar axes, achter in het Tooneel.

A R A X E S.

WAtzieik! grooteGoön! is’tdroom, oftovery? Zy is het.'

Arteminia.

Ach! myn lief.

A R A X E S.

O dolle razerny! Arteminia.

Mocht ik met u, myn Heer ,docheens in vryheid leven. Amurath.

Zo lang ik adem fchep zal ik u niet begeven.

Ar;

-ocr page 39-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;27

Arteminia.

Zo zal myn hart en ziel nooit van het uwe gaan.

I nbsp;nbsp;nbsp;A R A X E s.

In een flavinne fchyn, hoe zal ik dit verdaan ?

Ik werd van razcrny, en dolle wraak bezeten.

A M U R A T H.

MevrouWjikhebmyn plicht niet na deneifch gekweeten, Gun dat uw band voldoe ’t koraal van uwen mond.nbsp;b Hand, gy flaat aan my zo diepen liefdenswond,

Dat myn voogdes, en d’uw die weder moet geneezen. Godin! , . . .

Arteminia.

Neen, ik moet deeds van u flavinne weezen.

Wat eifcht gy ?

A M U R A T H,

Maar een lonk van uw bemind gelaat. Arteminia.

Verwinnaar van myn hart.

Ara X e S.

Dat u de donder flaat;

O fnoode, en geile vrouw 1 hoe kan ik het verdragen^ Geduld , ach 1 daat my by.

A M u R a T H.

De alderfchoonfle dagen,

En Zyn my niet zo lief als den voorleden nacht,

Die ik, zo aangenaam , met min heb doorgebracht. Wat godheid zou dc vreugd diermin nier willen fmaken?

A R A X E S.

Wat zeid hy?

Arteminia.

Op uw beê zal ik my vaardig maken,

Om in uw kamer te verfchynen, doch geen Jicht, Opdat wy ’t zaam,naar wenfeh,voldoen de minneplicht.nbsp;Dies geeft het aan den tyd,

A R A X K S.

o Goön! myn leden beven.

Ver-

-ocr page 40-

A R T E M I N I A.'

Vervloekte l'Irokodil!

A M U U A T H.

Ach ! voedzel van myn leven. Arteminia.

Die naam boord u, ik ben voor ’t lieve levenslicht. Op deze aarde, alleen maar aan uw min verplichtnbsp;Want zonder u zoude ik myn eigen zelven haten,nbsp;De grootde eer, en al het boog gebied der ftaten.nbsp;Speurd hier uit, hoe ik tracht naar uwe wedermin.

A M U R A T H.

Mevrouw, uw weezen dat getuigt my geen flavin.

Ei, z^t my. . . .

Arteminia.

Stil, myn Heer, men mocht ons hier befpiedeft.

A M U R A T H,

Ik heb de toegang door de lyfwacht doen verbieden. Arteminia.

Neen , neen, ik weet te wel, dat idcr een van flaat, In’sKeizerslufthof, door verzoek, Haag binnengaat.nbsp;A R A x''e s.

•O groote trouwloosheid ! hoe kan ik my betoomen. ^W'at houd my dat ik niet uw bloed op de aard doe ftroo-men.

Maarneen,’ k moet verder noch haar onbefchaamtheid zien.

A M u R A T H.

Ik bid u , ach ! Mevrouw, indien het kan gefchiên t Dat gy uw naam , cn flaat, doch wilt te kennen geven.nbsp;Aan zulk een hartvrindisin’tminft daaraan bedreven,nbsp;A R A X E S.

Wat heeftz’hem wys gemaakt ? zon hy onfchuldigzyn! A M U R A T H.

Of zyt gy een Godin, in menfehelyken fchyn?

A R A X E s,

Hy is door haar misleid, zyn zinnen zyn aan’t dwalen.

Ar.

-ocr page 41-

29

TREURSPEL.'

Arteminia.

’k Beloofu, ’k zal deez’ nacbt myn afkomft u verhalen: Weeft dan geruft, en gun my noch die korten tyd,nbsp;Die ik, al zuchtende, met wenfc'h op wenfch verflyt.

ELFDE TOONEEL.

Clorimene, Am de e ene z,jde van het Tooneel, Amurath, Arteminia, aan de anderenbsp;z.)de, A R A X r. s , achter aan het Tooneel.

CtORIMENE,

IK dacht myn waarde mail hierin den Hofzou weezen:

Wat zie ik! Hemel! ach! ik fta in duizend vreezen,' Hoe, by de Keizerin, die hy de handen kufcht.nbsp;Arteminia.

Ik zal uw wil voldoen, myn lief, ei, zyt geruft.

En u, met volle vreugde op ’t ledikant onthalen.

Clorimene.

O Goden! wat ik hoor! nbsp;nbsp;nbsp;*

,A R A X E s-Wat zie ik daar voor ftralen Verfchynen in den Hof? wel aan, ’t is Clorimeen,nbsp;Noch wat vertoeft om t’ zaam te luiftren nahunreén.nbsp;Amurath.

Door uwe aanminnigheên, en lieftelyke lonken,

Zoud gy het hartftc hart, ja, zelfs de Gobn ontvonken.* Wie kan u weigeren , b Cyprus Koningin!

U te vernoegen op uw hoffelyke min ’k Wenfeh dat Jupyn ons kwam een duifternis meê deden,nbsp;Gelyk als doen hy ging zyn waarde Alkmene ftreélen.nbsp;Al dobberende in de min, verlang ik na den nacht.,nbsp;Artemin ia.

D Febus.' was uw reis der zonnevaart volbracht,

En dat ik onbefchroomd mocht ia de armen vatten ,

Myn

-ocr page 42-

50 A R T E M I N I A.

Myn welbeminden held, ik offerde u fchatten,

Veel meer als Mulciber u immer heeft gedaan.

.A R A X E s.

Zal dan baar fnood gevlei hem nimmer tegen ftaan f Clorimëne.

Verbyt uw tong,en zwyg, om meerder noch te aan» 'fchouwen.

Wie zou de Keizerin voor zo lichtvaardig houwen ?

A M u R A T H.

Myn waarde Engelin, noch eens een lieve kus.

Laat ik myn lull voldoen.

Arteminia.

Vertoeft daar meê tot flus ,

Als wy allcenig zyn dan zal ons niemant ftooren.

A M U R A T H.

Ach.' laat ik in uw arm. ...

C L o R I M E N E.

Wat moet ik zien en hooren. Ondragclyke fpyt! noch eens een lieve kus:

Ach! laat ik in uw arm. . . .

A R A X E s.

Vertoeft daar meê tot flus ,

Als gy allecnig zyt, dan zal u niemant ftooren. |

A M u R A T H.

De Keizer, en myn vrouw.' óGoótr! ik benvcilooren. C L o R I M E N E.

O fnooden man^ verraar, ftreeld gy de Keizerin? »en ik alreê zo wars in uw verleiden zin;

Alaar nu gy de Vorftin kund voor flavin gebruiken. Nu moet een minder ftaat wel voor een meerder duiken.nbsp;Ontrouwe, hoe zyt gy in 't korte zo vervoerd ?

Zyn dit de eeden die gy zo dier aan mv zwoerd.^ Verbreeker van uw echt, dat u de blikzemllralennbsp;Het hoofd verzengde, en in d’afgrond u deên dalen,nbsp;Had gynietnaverdienrteuwloon ? uw deugd, uw eer,nbsp;-Die leid gedompeld, i» rerfmoord, en leeft niet meer.

Is

-ocr page 43-

TREURSPEL. 51

Is dit de feeft, vaarom ik wierd ten hoof ontboden Om u na ’t ecrautaar te leiden, en de Goden,.

Tc danken dat gy hebt de Parthen t’onderbracht ? Achlwasuw hoofdt,door hen, voordozen ftaat geflacht.nbsp;En waart gygt; in’t gedrang der fpietzen, daar gebleven,nbsp;’kMoeft u den naam dan van een trouwloos man nietnbsp;geven:

U w lauw’ren bleven groen j de faam zwol uit u graft* Daar u den donderaar nu met zyn blikzemf^lraft.nbsp;Verwacht dit tot een loon van uw onkuis beminnen.nbsp;En gy ,Vorftin, waar toe vervielen uwe zinnen.

Dat gy held Cezars min om eenen Veldheer Iaat? Ach! Vorfl:,ach! watgefchiedaanu,en my,alfmaad.nbsp;Ik haat myu zelve dat ik die moet zien en hooren.

A R A X E s.

Mevrouw, ik bid u, wilt hen in hun min niet ftooren, Maar gaan wy hiervan daan, beft laat men hen alleen,nbsp;Zy zyn befchroomd voor ons te uiten hunne reen.

CnORIMENE.

Myn Heer. . . .

A R A X E S.

Reik my uw hand.

Clorimene,

’k Zal na uw wil my voegen.

A R A X E S.

Vernoegt u met myn vrouw , uw vrouw zal my ver-

twaalfde tooneel.

A R T I! M1N I A , A M u R A T H.

‘ A M U R A T H.

S ’t waarheid 't geen ik hoor, en voor myn oogen zie? Waar nu myn toevlucht doch genoomea ? Goón! totnbsp;wie ?

Ar-

-ocr page 44-

A R T E M I N I A*

Asteminia.

Tot my, myn ziel, totjny, ik zal u voor de vladen •Befchutten, daar gy vreeft te werden van verflagen,

A M u R A T H.

Ach! al myn eer verdwynd, gelykhettcêrgeblomt, ï)at door een warme lucht in’teerft te voorfchyn komt;nbsp;Gelykme een fchoone bloem in vruchtbare aard gaatnbsp;planten

Zo ziet men dat natuur, terftond aan alle kanten, Vee^fcherpe diftelcn, en heete netelen, doetnbsp;Te voorfchyn komen, en veel onkruid uitgebroednbsp;Dooc hitte van de zon , en vochtigheid der aarde .nbsp;Het welkzoteêren fpruit, van zulk een grooten waarde.nbsp;Beletten zal de kracht der zon en doen vergaannbsp;De reuk, de verf. met een de (ierelyke blaan.

En die de oorzaak is van alles te verflenfehen,

Wat zou die uit zyn hart voor goed doch kunnen wen-fchen ?

Ach ! gy, Vorflin , gy hebt zo vals in dezen fchyn JVly doen verdwalen , met dus een flavin te zyn.

’t Heel al valt my tekleen; waar zal ik my noch wenden? O GoAn! mocht op dees plaats myn droevig leven enden.nbsp;De fchande en wraak dievolgtwaarik myn voeten zet.nbsp;Ach ! ik heb te onbedacht des Keizers bed befmet,

En heb de trouw met myn beminde vrouw gefchonden. Waar zyn meer gruwelen ter waereld ooit gevonden ?

DERTIENDE TOONEEL.

Arteminia, Amurath, MenaRot, Gevolg'.

M E N A R o T.

De vrindfehap en de trouw , wykt nooit zo lang tnen leeft,

IVIaar ’k bid dat, gy myn plicht op heden niet weê*rftreeft; De Keizer doet gebiên, öPrins gt; dat zonder beiden.

Op

-ocr page 45-

TREURSPEL. 55

Op ftraf van ongena gy voort uit ’t Hof zult fcheiden. A M U R A T H.

Dit zyti de vruchten van uwe ongebonden min.

Ik inoet in ballingfchap om u , ó Keizerin.

Had ik uw ftaat, en ook uw valsheid eer bevonden, De eer des Keizers zou door my nooit zyn gefchonden.nbsp;^aar wel, gy ziet voor’t laaft my in dees droeven ftaat;nbsp;Vorftin , ’k veracht uw min, doch ik draag u geen haat.

VEERTIENDE TOONEEL.

ARtemiNia, Menarot, Gevolg.

Arte MINIA.

O Held, ’t is onrecht dat men u dees fmaat doet lyen. Ik heb de fout begaan, ikzaluook bevryen.

\Oy draagt my noch geen haajt! ,, Ik zal u ook, tot loon, »gt; Doen ftellen opuwhoofdt de Keizerlyke Kroon,nbsp;jj Araxes moet van kant, al zou ik zelf zyn levennbsp;j. Beroven, en myn bloed daar voor ten offer geven.

3, Zo groot myn min was, is myn haat in tegendeel:

5, Gehate mm zal hv befchreien. Ja, de keel 3, Is als een open graf. de lippen zyn beftreekennbsp;3, Met adderen fenyn, vol doodelyke fteeken.

Gy, Menarot, vertrekt, en laat my hier alleen. MenaRot.

Mevrouw ,gy moogt van ht^r niet eenen voetvertreén, ’tEnzy metmy, de Vorll beeft mydit zelfs geboden.nbsp;Arteminia.

Volbreng uw laft, welaan. Ontzaggelyke Goden, kend myn hart, en wat ik voorneem, laat myn haatnbsp;Dp hem vermeeren, en myn hart noch meer in ’t kwaad.

G/jde van het tweede Bedryf.

DERDE

-ocr page 46-

54 A R T E M I N I a: DERDE BEDRYF,nbsp;EEÏlSTE TOQNEEL.nbsp;Clorimene, Amur a TH.

A M u R A Th.

HElaaslmyn Clorimeen’, waar ial ik my nu wenden?

’k Moet u verlaten, en in druk inyn leven enden. Den yd’len menfch, die zich in üaat en eer verheugd,nbsp;Koopt ydel aanzien voor ’t verkopen van zyn deugd.nbsp;En deeze glorie moet hy , met gevaar van ’t leven,nbsp;Zo droef verlaten , en neerftorten hoog verheven.

Ach ! door de onknifche min zo mis ik llaat en eer; Ik ben misleid, cn kryg myn glorie nimmer weer.nbsp;CnORIMENE.

^kHeb liever, zonder lof, te doen roem waarde daden , Dan kwaad te doen, als.my de menfehen daar toe raden.nbsp;A M u R A T H.

Vergeeft het my . Mevrouw, zo ik uw min genoot Onwaardig, ’k zal rnyn fchuld betalen met de dood.nbsp;De Vorlt die heeft belaft, ik moet dit Hof verlaten,nbsp;En gaan in ballingfchap; dit is een eeuwig haten.

O Keizerin, ik ben door uwe lift misleid,

En ben door uw bedrog bedrogen. Fy ! 6 fpyt!

'’k Vervloek dat uur doeD ik met u myn luft eerft pleegde.

„ Maar, ach.'- baarfchoonheidwel eenm^mer beeld beweegde.

Vaarwel, myn Clorimeen, ik zal met groot geduld Araxes wil voldoen; helaas I vergeef myn fchuld.

Of moet myn bloed by u die zwarte vlek afwiJfchen ? ’kWil om uw gunft en min, het leven willigmilTchen.nbsp;Hoe iydïaam gaat bet mak en ganfeh onnozel lam

Ter

-ocr page 47-

TREURSPEL. 5^

Ter flachtbank heen, hoe ftil, verduldig , ftomentamj Schier zonder tegenweer, met weinig tegenftreveninbsp;En hoe vrymoedig laat het arme dier zyn leven.

^o willig zal ik meê uitftorten gaan myn bloed.

Tot bet’ring van myn fchdnd, geruft en wel gemoed; En Zegt den Vorft, wyl ik dus in verdriet ga zwerven ,nbsp;pat ik, inzynen dicnft, gemocdigtzal gaan ftervenjnbsp;ik zal nooit tegen hem een oorlog onderftaan,nbsp;i'iaar met uw min vernoegt, beroemd ten grave gaan.nbsp;Ach! dit’s myn laafte zucht, gv weet de drift der manneninbsp;ik ga, blyfmy getrouw, al leef ik als gebannen.nbsp;Clorimene.

Elyf, Amurath, ikzal, alwaardgymy niet trouw, Üw fchuld vergeven, want ik zie uw groot berouw,nbsp;pe Keizer toondmy gunft, ikzal door lieflyk fmeekennbsp;pw onfchuld toonen, om zyn felle haat te breeken :nbsp;po diep ftaat gy noch in het hart van Clorimeen.

Maar of de Keizer my door fmeeken en gebeên ¦^ocht te verwinnen ?

Amurath.

Ach 1 ik ken uw trouwe daden. Clorimene.

Maar wie zou durven zoeenVorft zyn gunft verfmaden?

. nbsp;nbsp;nbsp;Amurath.

Neen, gaat; beweegt hem dat hy my vergeeft dees hoon. Clorimene.

Maar hy heeft my alleen inzyn vertrek ontboön. Amurath.

'^y ïyt ftandvaftig, des hoef ik geen kwaad te vreezen., Clorimene.nbsp;of ik mede wierd gelyk gy plagt te weezen ?

^ oen geen hout ,noch fteen, weet dat ik ben een Vrouw.

¦j nbsp;nbsp;nbsp;Amurath.

gt; als Lucretia in deugden,

Cto-

-ocr page 48-

30 A R T E M ï N I A.

Clorimene.

Hy mocht, als een Tarquin, my door geweld verkrachten.

A M U R A T H,

Van uw doorluchten aart heB ikgeen fchand te wachten.

Clorimene.

Of by my gaf een kus ?

A M Ü R A T H.

Een kus doet niemant leed. Clorimene.

Gy weet wel dat de min van’t een tot ’t ander treed. Wat zal ik doen s’

A M U R A T H.

Gaat heen : ach ! was ik nooit gebooren^ Om myne vryheid, Goon 1 gaat al myn eer verlooren,nbsp;Clorimene.

Zo zal ik blyven?

A M u R A T H,

Neen, myn lief, wilt heenen gaan.-Clorimene.

Zal ik dan zyn verzoek en minnedrift toeftaan?

’kGa dan; vaar wel.

• A M u R A T H.

Helaas! ik moet door dwang verkiezen , En moet hier vrouweneer, ofalmyn ftaat verliezen.nbsp;Ckor imene.

Wat zegt gy, Amurath.? baard u myn gang verdriet .J A M u R A T H.

Neen, gaat myn waarde vrouw, maar op de deugd fteeds ziet.

Ach! was ik nooit misleid door lift der Keizerinne, ,, De Vprftdiezou mynoch gelyk voorheen beminnen.nbsp;Zo gy op deugd ziet, zal de deugd u in uw trouwnbsp;Noch meer vecfterken met een ware deugd, Mevrouw.nbsp;Gaat, gaatdap heen, myn ziel, en zietmy te bevryennbsp;Vandezeballingfchap, die my de min doet lyen.

Ik

-ocr page 49-

TREURSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;37

Clorimbne,

Ik zal, op’t fpoedigftc dan na den Keizer gaan.

En zo veel als ik kan zyn driften wederftaan.

TWEEDE TOONEEL.

A M u R A T H, alleen.

2Y zal, zoo veel zy kan ! waar zwieren myn gedachten ?

D i. Iorimene, ’k heb nu niet als fchand te'wachten. Myn eer die daald ten grond. Zyzal zo veel zy kan !

O Goon ! zo dit gefchied, wel aan, kom, llraft my dan IMet uw vergramde vuift, en wilt met my verdelgennbsp;De boom van al myn ramp, met zyn vervloekte telgen.

DERDE TOONEEL.

Akteminia, Coribaze.

C o R I B A Z E,

HOud Ojp , wandt uwe clend die raakt my aan het hert;

Mynziel.omuwentwil,met eenerrinn’ringwerd Gepynigt. Wreede daad!

Arteminia.

Ei, laat u danbeweegen.

En zegt myn ramp. nbsp;nbsp;nbsp;,

Coribaze.

Helaas! myn wil die ftryd daar tegen. Arteminia. .

, Coribaas! wat ’s dit ? zyt gy vanprinfelyk bloed, door dit geheim, myzo veel lyden doet?

^at reden komtu totdees’ vyandichap verrukken, m uw Vorllin, ontaard, ellendig te onderdrukken ?

T. nbsp;nbsp;nbsp;C O.R I B A z E.

^ Oen uw vriend , Mevrouw.

C 3 nbsp;nbsp;nbsp;Ar-

-ocr page 50-

A R T E M I N 1 A.

Arteminia.

Weeft my dan toegedaan Gelyk een vriend, zo kan ik wederom dan ,aannbsp;JVlyn vriend zyn trouwigheid , myn hulp en byftandnbsp;toonen.

Het is den beften vriend, die by zyn vriend wil woonen Intydvannood ; en wat voor vriendfchap hy ons doet.nbsp;Bevind men beft, wanneer men is in tegenfpoed.

G o R I B A 2 E.

Myn hulp, en vriendfchap , zal u in dees nood ook blyken:

Maar ach ! myn laft ! . . .

A R T Ë M I N I A.

Hoe! wil die my verongelyken ? Wat hebt gy met my voor ?

C o R 1 ? A Z E.

Kan ik ’t u zeggen, ach !

Die u veel meer bemin, als’t lichten van den dag?

,0 wreedcn Keizer ?

Arteminia.

Goón! wat heefthyu geboden?

C o R I B A Z E.

Dat ik, met deeze hand, Zyn Keizerin moet dooden. Arteminia.

PrinsCoribaze, zeg, waar in heb ik misdaan.?

C o R I B A z E.

, Hy is gehoond, zo ’tfchynd, Vorftin , en fprak my aan, Ofikeen grooten dienft wilde aan myn Vorft betoenen,nbsp;Enzwoermy, byzynkroon , dees dienft zeer hoog tenbsp;loonejr.

Dies ik hem, na myn plicht, beloofden aan zyn voet •Te dienen, fchoon het was ten kofte van myn bloed.nbsp;Maar, ach! hoe weinig kon ik denken dat dien wreedennbsp;Aan zulk een Hcmelsbeeld , zyn wraakluft wou be-fteeden.

Ar-

-ocr page 51-

TREURSPEL.

A R T E M 1 N l A.

Ach! Coribaze , was de zaak u recht bewuft,

Gy trachten ’t leven van den Vorft te zien geblufchr. En of gy, uit zynftamuweoorfprong hebt genoomen,nbsp;Zyn bloed zoude echter! door uw hand, op de aardenbsp;ftroomen.

Het oomfchap zou zyn dood niet hoeden kunnen; inaati Waarom onnodig dit verhaald ? geduld : bedaar.nbsp;Kom, wilt onweetende myn leven vry verkorten.nbsp;Coribaze.

Wat reden heeft hy om zo waarden bloed te ftortcn ? Arteminia.

Om dat ik u bemin. dat baard my deze ftraf ;

’k Schreef u een brief, die het geval juift aan hem gaf, Waar in ik u myn min volkomen kwam verklaren,nbsp;Hoe al myn tegenftand maar vejnzeryen waren:nbsp;Defchaamtebintmyn tong, gy zoud de voogtheer zynnbsp;Van Arteminia. Dit, dit’s geen valfehc fchyn,nbsp;Want daarom wil de Vorft zyn leet zo vinnig wreeken,nbsp;Om met de hand die ik bemin my te doorfteeken.nbsp;Coribaze.

Is ’t mooglyk, groote Goon! wat zegt gy ons? Mevrouw, Ben-ik die gy bemind, en die u dooden zou?

Py my 1 ondankbare; zou ik door wreede zinnen Het licht verdooven , ’tgeen ik ben verplichtte minnen?nbsp;’k Verlaat myn opzet , en dien hoog geftaafden eed,nbsp;Dien ik Araxes zwoer; myn voorneem is my leet,nbsp;Nu dat gy eindelyk laat een ftraal van meclei dalennbsp;In myn verliefde borft; hoe kan ik dit betalen?

Niet, als dat ik den Vorft myn leven off’ren ga.

En myn geftorte bloed u dienè lot gena.

En dat. . . .

Arteminia.

Hoe, Coribaas, zoude ik dien hopn gedogen. Dat hy myn min tot u zag fchitt’ren uit myn oogèn?nbsp;De Vorft moet fterven , en gy zult hier Keizer zyn.^

C 4 nbsp;nbsp;nbsp;Zo

-ocr page 52-

40 A R T E M I N I A.

Zo kan ik cens voldoen met u inyn minnepyn.

U, die ’k allenig ken voor hoeder van myn leven. Aan wien ’k myn hart, bedekt, ten offer heb gegeven.nbsp;Die ik bemind heb in het heimelyk. zonder datnbsp;Hy heeft geweeten welk een min dat hy bezat.

,, Ik meen myn Amurath- Wilt opuw hoede weezen. Alsgy my recht bemind,moet gyden Vorft niet vreezen.nbsp;Zo gy 'UW liefde wilt bekroond zien , en uw ftaat.nbsp;Dan zal het nodig zyn dat gy den Vorft verflaat.

C o R I B A z e:

Wat zoude ik niet beftaan, ter liefde van myn fchoonc? Artemi nia.

Breng my Araxes hoofd, ik zal uw haaren fcroonen. C o R t B A z E. '

Indien dat myn Godin myn liefde ktoonen zal,

Ik zweer dat ik den Vorft eer morgen breng ten val, Nu dat myn zielsvorftrn haar min my meê zal deelen.nbsp;JVlaar kan ’t wel moog’lyk zyn} zal ik uw leden ftreelenl

A. kquot; T E M 1 N I A.

Zo twyfFeld Coribaas aan myn getrouwe min?

Kom, kom, verklaard my dan voor uwe vyandin; En Iaat my , tot een loon van u re lieven, fterven.nbsp;Van uwe hand zal ik met vreugd de dood verwerven,nbsp;En denken dat het is de hand , die waarde hand;

Aan wie ’k myn leven en myn liefde hield verpand. V'at, aarzeld gy-noch nu ’k myn hart u aan kom bieden?nbsp;Wat hartstocht moet niet voor des liefdens hartstochtnbsp;vlieden ?

C oribaze.

Ik heb geen reên meer om te twyff len , want het woord Van trouw , en liefde, heeft myn hart en ziel bekoord.nbsp;Arteminia.

’t Geen ik u heb belooft, wil ik met eeden zweeren.

CORlBAZE.

JVIevrouw, ikblyfuw flaaf. Hoekandeminverkeeren. Nu wys’lyk maar bezorgt myn voorgenomen zaak.

Ar-

-ocr page 53-

4t

TREURSPEL.

Arteminia.

Uw moed zal aan den Vorft voldoen myn bitze wraak, Hy moet door Coribaas, en gy door myn wéér, fterven,nbsp;,, Dan zal myn Amurath de kroon en’tryk verwerven.

C o R I B A Z E.

Hoe zegt, Mevrouw gt;

Arteminia.

Myn lief, dat gy my door de trouw Moet vryden van de dood , en maken tot uw vrouw.nbsp;Zag Arteminia dat vrolyk uur verfchynen,

Waar in het leven van Araxes mocht verdwynen.

En ’k u omhelzen voor God Hymens minautaar,

Zo vreesden ik op ’t rond des waerelds geen gevaar. C o R I I! A Z E.

Daar is de Vorfl;;Mevrou w,wilt voor myn fabel vlieden: Veins om uw leven doch.

Arteminia.

Ach ! wat zal my gefchieden.

VIERDE TOONEEL;

, AraX E S , CoRIBAZE, M EN A ROT, Gtvolgi

Ha R A X E S.

Oe ! is zy ’tnoch ontvlucht ?

C o R I E A Z E.

Vorft, ik zal op myn tyd.. Araxes.

Vervolgt, en dood haar voort.

Coribaze.

' nbsp;nbsp;nbsp;, Vertrouwt het aan.myn vlyt.

VYFDE

-ocr page 54-

A R T Ë M I N I A.

VYFDE TOONËEL.

Araxes, MenaRot, Gevolg.

A R A X E s. nbsp;nbsp;nbsp;(dalen

'k 1^ Acht hy die fnoode al ui den afgrond had doen ff J Maar myn gebod zal haar in ’t kort wel achterhalen.

Gy, Menarot, op uwe trouw ik my verlaat.

Maar draag wel zorge doch in dees verwarden ftaat. Gy weet tnvn oogwit, en wat ik hebvoorgenoomen.nbsp;Maar laat hier niemant niet ontrent ter plaatze komen,nbsp;Dan Amurath alleen, al ziende zonder zien.

Hebt gy myn wil vcrftaan?

Menarot.

Ja, Vorll, het zal gefchiên. Araxes.

Ik zie daar Clorimeen, wel aan gaat voort ter zyden. En houd ons wel in’ ’t oog, of ons ook cenig lydennbsp;Ten hals viel j draag wel zorg.

Menarot.

Wy blyven u getrouw.

ZESDE TOONEEL.

Araxes, Clortmsne. Araxes.

Oe lang heb ik verlangt nauw gezicht, Mevrouw. Zal na een droeven nacht, den daag’raad zich ver-toonen ?

Komt gy iny trooften in myn lyden ? *zeg , ö fchoone! Clorimene.

Wat wil zyn Majefteit van een , die door ’t verdriet Geen trooll, geen vreugde voor haar eigen zelven ziet.

Araxes

-ocr page 55-

TREURSPEL. 4?

A R A X E s.

Al UW verdriet verdwynd, lo dra gy op de trappen VanCezarsrykstroon, met utv min,my toe komt flappen.

ClorImene.

Als men in ’t opgaan van een fchoone morgenftond , Den leeuwcrkvanger ziet zyn netten Haan in ’t rond ,nbsp;En hem ziet draaien na de kunfl, en’t net beweegen.nbsp;En ziet, hoe door de glans der zonne iieêrgezegennbsp;Üp ’t draaiend werktuig, niet alleen het zoete beeft,nbsp;’t Luchthaitige gediert, verftrikt, heel blyvan geeft,nbsp;Zich zelfs verwarren , van vcrwond’ringopgenoomen.nbsp;En ziet geen uitkomft om de ftrikken te ontkomennbsp;Zo dunkt my dat de min voor my ook netten fpreid.nbsp;En my verftrikken wil door uwe almogentheid.

Ja, zoekt my door den glans der Koninklyke hoven, In ’t alderbefte van myn leven te verdoven.

My is geraden om uw reen te ontvliên . zy zyti Verzeld met netten, en de netten vol fenyn.

A R A X E S.

Kan ik u meerder, als doen op den ry kstroon klimmen. CLOR IMENE.

Die glans fchynd flcchten in het oog zeer fchoon te glimmen.

Maar ach! helaas! . . . .

A R A X E S.

Mevrouw , wat is’er dat u fmart j

C L o R I M E N E.

Wat wil de Vorft van my ?

A R A X E s.

quot;quot;k Wil niet, als dat uw hart.

Uit medelyden ,my wil plaatzen in uw zinnen.

ZEVEN-

-ocr page 56-

44 A R T E M I N I A.

zevende tooneel.

Araxes,Clorimene,Amürath,

MenaRot.

A M U R A T H.

O Hemel! ’k zie de Vorft daar bymyngemalinne! Hier naakt myn fchande, ach 1 myn eer die werdnbsp;oiiteerd!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

A K A X E S.

Myn waarde, fpreektgy niet ? word gy nooit overheerd? ' ’k Zal u de goude kroon, ais Keizerin, doen dragen.nbsp;En kan u myne kroon, of ryksftaf, niet behagen,nbsp;Die ik u offer.?

Clorimbne.

Vorft, ik ben op ’t hoogft vcrblyd.

Dat gy uw dienares zo zeer genegen zyr.

A M U R A T H.

Helaas! ik zie myn hoop nu t’ eenemaalverdweenen.-Myn oneer roept my hier.

A R A X E s.

Minzame Clorimene.,

Dat ik uw handen kus.

Clorimene.

Al dat den Vorft behaagt,

Moet die behagen , die voor u het alles waagd.

A M u R A T H,

Ik moet hier zelve van myn oneer zyn getuigen. Vergund myn dood, ó Goon !nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

A R A X E s.

Gy ziet uw Keizer buigen ¦

Voor ’t Autaar vanuwfehoonte, uitmuntende Godin! Clorimene.

Myn Vorft, behoudens d’eer, draag ik u wedermin.

Uw

-ocr page 57-

TREURSPEL. 4gt;-

Uw zoete reden doen my meê in liefde blakenr

A R A X E s. nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Ach! uw bemind gezicht.

A M u R A T H.

Kan hy zo ver geraken! . 2 Clorimene.

Myn Heer, ik bid , ei ftaakt. . . .

A M U R A T H.

Dan is ’t met my gedaan.

A R A X E s.

Decs fchoone mond, die my. . .

A M U K A T ll.

, nbsp;nbsp;nbsp;Wat hebik toegellaan/

A nbsp;nbsp;nbsp;Rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A X E s

Door uw nbsp;nbsp;nbsp;verliefde réén noch meer in min doet branden.

ClörimenE.

Aanziet myn nbsp;nbsp;nbsp;ftaat.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

M u R A T H.

Ik» beef.

A RAXES.

Laat my uw fchoone handen Omhelzen, voor de gunft die my van u gefchied. •nbsp;Clor imene.

Ik ben verfchuldigt, Vorft, te doen ’tgeen gy gebied: Dies zal ik trachten u in alles te bekooren.

En hierom zal ik fteeds ....

A M u R A T H. nbsp;nbsp;nbsp;,

Helaas 1 wat moet ik booten»

Goon! mocht ik deze fchand ontkomen door de pyn Van duizend dooden, ach! het zou geen fterven zyn.nbsp;’k Zou dan niet beiden ....

A R A X E s.

Ach 1 wie kan den glans verdragen Van zulke oogen. die den dageraad doen dagen,

En worden niet verblind ? het minnelyk g»bloüS, Op zulk een lelyveld, van d’aaiigename roos,

En

-ocr page 58-

46 A R T E M I N T A.

Èn ’t purper van dees mortd , kan hart en iielontfleken, • C L o R I N M E N E.

Gy vleid my veel te veel door uw verliefde treeken » IVlyn Keizer.

A R A X E s.

Myn Godin gt; ik ftel u op tnyn troon.’

A M U R A T H.

Waar ben ik toegebracht!

A R A X E s.

Wie kan dat wonder fchoon Aanfehouwen, van natuur zo mild aan u gefchonkennbsp;Die niet terftond zyh hart in liefde voeld ontvonken?nbsp;In eene onblusbre min. O mond , daar ambrozynnbsp;Van ’s hemels nektar vloeid.

A M u R A T H.

Ik f^erf, helaas! van pyn En droefheid. Hemel!

A R A X E s.

Goón.' die zo k»mt aan te fchouwen, ’tBeeld eens Pigmalions, wie kan zich dan weêrhouwennbsp;Van Venus minnegloed ? ó glans vol fchoonheid, kannbsp;Een fterflyk menfeh de gloed en held’re dralen vannbsp;Uw oogen zien. Godin, en niet in liefde blaken.

Clorimene.

’k Gun u myn liefde.

A R A X E s.

Die ik wenfeh.

A M U R A T H.

Die ik moet wraken. A R A X E s.

Die my doet leven.

A M U U A T H.

Ach 1 die my doen fterven zal.

A R A X E S.

O lang gcwenfcht geluk.

A^o-

-ocr page 59-

TREURSPEL. 47

A M U R A T H.

Nu naakt nayn wiflè val. A R A X E s.

Gun my ceüs, op myn kus, een weérkus mag het weezen.

A M U R A T H. Ha,Keizer,hoogerniet..

A R A X E s.

£en kus kan my geneezen. Clorimene.

Myn Vorft , of gy een kus van Clorimeen genoot, ’tis uyt die ipeeiiiiig niet dat gy u% Vrouw verrtoot.nbsp;¦Wyl ’t noch geheim is,laat uw groote haat doch fmooren,nbsp;A K A X E s.

’k Wil van geen and’re reên als van uw liefde hooren. Clorimene.

Uw wil is my een wet, uw wet aan my genoegt.

A R A X E s.

Voldoet myn wil.

CXORIMENE.

üwwil, daar ider zich na voegt.

A R A X E S.

Myn zigl leeft door uw ziel.

A M U. R A T H.

Had ik u dat bevoplen?

A R. A X E S-

Myn lief, reik my uw hand, gaat met my,doch verhoolen. Clorixiene.

’k Verplicht my wel, ó Vorft, aan uw genegenheid. Indien myn eer, helaas ! by u geen fchipbreuk leid.

A R A X E s.

Wy zullen verder van ons min en liefde fpreeken.

ACHT-

-ocr page 60-

A R T E M I N I A. ACHTSTE T O O N E E L.

Am ü RATH , alleen.

BArft aarde,nu my klaarhaar ontrouw is gebleeken , Verflindmy, want ik kan dees hoon niet wederftaan.nbsp;Komt Atrops met uw fchicht, het is met ons gedaan.nbsp;En wilt door uwe kracht het leven doch verkorten.nbsp;Maar’tfchynd gy aarzeldom myn eerloosbloed te Horten.nbsp;Komt gy dan trouwe zwaard, dat my nooit liet in nood,nbsp;Verdelgt uw Heer, en helpt hem aan een baaHc dood.nbsp;Ach! Artemioia , vaar wel, ’k moet om u lydennbsp;Wel aan myn arm,wel aan,wilt my van fchand bevryden.

NEGENDE TOONEEL.

Arte MINIA, Amurath.

A R T E M I N I A.

HOudop,wat wilt gy doen; ons lyden raaktten end: Des Keizers dood genaakt: myn lift heeft aangewend

Om door een Hoveling zyn leven te verkorten,

Dan zal ik weer het bloed van zynen moorder ftortent Zo zullen wy ons zien gewroken van dees fmaad ,

Eu doen betalen den verrader met verraad.

Dus zult gy op den troon des Keizers zyn verheven. Gebieden uw flavin.

Amurath.

Helaas! gy geeft het leven Weer aan myn droeve ziel, terwyl gy met uw minnbsp;My als Godin bcftraald.

Arteminta.

Neen Heer, ’k ben uw flavin.

V nbsp;nbsp;nbsp;TIEN-

-ocr page 61-

49

TREURSPEL.

TIENDE TOONEEL.

ArtEMINIAjAmURATH, Coribaze. C o R I B A 2 E.

De ftaatzucht, cn de min ,beftuuren myn gedachten;

’k Zal, Arteininia , nu haaft uw vyand ilachten, Df., .Ach ! wat zal dit zyii/ ’k zie Atnurath by haar;nbsp;Ik fta verfteld.

Arteminia.

Myn lief, daar is ganfeh geen gevaar.

A M U R A T H.

Araxes?

Arte MINIA.

^ Ja, de Vorft, gy zult zyn kroon noch dragen , En haar verdelgen die u zoeken -te belagen.

Amurath. wie zal den moorder zyn ?

Arteminia.

’t Is Coribaas, myn Heer,

Die my uit welluIV , lang vervolgt heeft aan myn eer. Nu heb ik deezen Prins geveinsde min geboden,

Op die belofte dat hy zal den Keizer dooden,

Dan moet hy meê van kant.

C o R I B A 2 E.

Is ’t waarheid, ’t geen ik hoor.

gt; Arteminia.

^iet hier, een vrouw die ftelt u mannendaden voor. Als Coribaze nu zyn oom heeft neêrgellagen .

^Blt gy, als ’t hoofd van ’t Kyk, hem aan het Ryk be-klagen

doen hem door uw arm neêrftorten: ja! hy moet Verdelgt zyn, wandt hy is Araxes naafte bloed,nbsp;ok zoa Jby poogen van myn min te zegepralen,nbsp;'sar’k zal hem voor zyn loon naar Acheron doen dalen.

D nbsp;nbsp;nbsp;Amü'

-ocr page 62-

A R T E M 1 N I A.

A M U R A T H.

Helaas! Mevrouw,ikfchrikvoorïulk een wreede daad. CORIBAZE.

„ Vervloekte Krokodil,ik merk uw loos verraad.

3, Ik zal uw fnood verraad ook met verraad betalen. _A M Ü R A T H.

Myii geeft voorzeid my ramp.

Artemi N IA.

Wilt gy niet zegepralen ?

Schep moed,myn Amurath, hy die den Vorft beroofd Van’t leven,moet gy weer opoff’ren doen zyn hoofd»nbsp;Myn wraak is aangehitft.

C o R I B A Z E.

’k Zal u die daad beletten.

• nbsp;nbsp;nbsp;Corihaze loopt toe, en grieft Artemima»

Arte MINIA, al fervende.

Ei my! ik ben vcrrain.

CoRIBAZE.

Ik volg Araxes wetten.’ Amurath.

Gy zult haar volgen.

C o R I B A Z E.

Ach ! helaas! ik ben gewond. Amurath.

Ziet,moprder, hoe verbleekt haar aangenamen mond. CoRIBAZE,

Help, Goden!

Amurath.

Neen,gy zult den dood geenzints ontvluchten. CoRIBAZE.

Araxes... ach! ik fterf

elfde

-ocr page 63-

TREURSPEL. yfi ELFDE TOONEELi

¦A.RAXES, ClOR I M ENE , A M U R A TH, Fulvia, Mhnarot, Atis, Gevolgdnbsp;de ljk,en van Aneminiay en Coribaz.e.

A R A X E s.

Wi


Ie hoord men dus verzuchten ?

, nbsp;nbsp;nbsp;A M u R A T H.

t Is Coribaas, dien fchelm; dien ik den doodfteck gaf, Om dat hy de Vorftin deê dalen na het grafjnbsp;Het geen waar uwen laft : myn leven doet u vreezen ,nbsp;Oewyl ik maar alleen u hinderlyk kan weezen.

Den ban, diegy my gaaft, zal ik voldoen; ik ga,

En laat, voor ’t laaft, in ’t Ryk dees droeve zuchten na.' Ach! Arteminia, rampzaligfte aller vrouwen.

Dit zal het laaft zyndac ik zal uw beeld aanfchouwen.’ tiswaar, ó Vorft, dat ik haar onbekend genoot;

heeft haar fchuld voldaan door haar te droeve dood. Wel aan, ik zal geruft my balling ’s lands vervoegen:nbsp;Dw vrouw heeft my vernoegt, wilt u met haar vernoegen.

A R A X E s.

Oa, Atis, volghemna, ophemweldeoogcnhoud,

Op dat zyn onluk geen meer droeve rampen brouwde

TWAALF-

-ocr page 64-

52r A R T E M I N I A. TWAALFDE T O O N E E L.

Araxes, ClorimbnEjFulvia , Mena R o T, Gevolg, de lyken van Arteminia, en Coribaz.t.

Araxes.

WAar ik my keer, ’k zie niet als droeve ongelukken. Die myvan alle kant hier dreigen te verdrukken.nbsp;Ik , die gelyk Auguft inyn vyanden verwon.

Waar ik het ftryden met myn wapenen begon;

En die verwinnen kon op Kroonen noch meer Kroonen, Ziet gy, van allen kant ,dus bits en fmaad’lyk hoonen.nbsp;Engy, 6 Ega! die, in’t bloeiende uwer jeugd,nbsp;Verfmoord legt door uw geile en dartele ongeneugt,nbsp;Gy hebt uw loon wel volgens mynen laft,maar ’t denkennbsp;Aan uw vervloekte hoon, komt fchier myn zinnennbsp;krenken.

CiORlMENE.

Staakt uwe droefheid, want haar dood die heeft voldaan Voor haar misdryf, laat doch uw toorn niet hooger gaan;nbsp;Enwytden romp niet dat de geeft wel heeft misdreven.nbsp;Betoomd uw gramfehap , en wilt u tot ruft begeven.nbsp;M E N A R o T.

De raad van Clorimeen, Jat die uw pyn verzacht. Araxes.

Hoe kan het weezen dat myn geeft na ruftc tracjit ? Het bloed, het fnoodc bloed, dat my zo wreed dorllnbsp;hoonen,

Schoon het geplengt is, kan het wel dees fout verfchoo-nen ?

Neen, ik moeft Amurath niet in den ban doen gaan;

’k Moeft hem, op ’t wraaktooncel, ’t hoofdt doen ter neder flaan.

Zyn

-ocr page 65-

TREURSPEL. ^^5

Zyn droefheid komt my, in myn fchande, noch bra-veeren;

Myn onruftdiebarft uit, wat komt gyruft begecrcn! Kan ik wel leven in decs duldeloozen nood?

Clorimene.

Maar, wat jaagt Atis?

DERTIENDE TOONEEL.

Araxes, Clorimene, Fulvia , Me-NAROT, Atis, Gevolg , de lyken van jiirtemimay en Coribaxje.

Atis.

Ch ! Prins Amurath is dood.

A R A X E s.

Hy leeft niet meer ! kwam hy zich zelven dan vcikorten? Atis.

Als ik hem volgde, zag ik hem ter neder ftorteii. Recht voor het Autaar, hem ter eere opgerecht.nbsp;Corimbus tuigd, dat hy heeft voor zyn val gezegt,nbsp;glan$ it opgerecht voor mynt heldendaden,

O Autaar ! maar de min heeft my ontrouw verraden: ik. ga in hailingfchap i en ... . Zo als hy dit fprak,nbsp;Schynd dat een droev.e fpyt zyn borftin Hukken brak,nbsp;Hn ’thartdeê barften,want men zagin’tminfl: geen leven.nbsp;Eer dat ik by hem kwam had hy den geeft gegeven.

A R A X E S.

O Goon ! wat droever dag.

Clorimene.

Helaas / hy is dan dood!

Komt aarde, fpalkt u op,.en rukt my in uw fchoot,' *Jat ik verlaten mag dit myn ellendig leven,

^u dat myn Amurath zyn geeften hem begeven.

D 3 nbsp;nbsp;nbsp;Ramp-

-ocr page 66-

54 A R T E M I N I A.

Ratnpïalige, helaas! wat mocht gy gaan beftaan ? De min des Keizerins heeft u te loos verraan,

Waar door gy gt; zonder trooft, Bedroeft laat Clorimene.’ A R A X E s.

Mevrouw zyt dochgetrooft, wy mogen nu vereenen. De kuisheid, en de trouw, aan uw gemaal betoond,nbsp;Zal worden met myn trouw en Keizersglans beloond.nbsp;Wandt zo doorluchten vrouw moet Kroon en Scepternbsp;dragen,

Om haar getrouwigheid; die my zo kan behagen Dat ik myn Kroon en Staf leg voor uw voeten néér:nbsp;Aanvaard die, met myn hart.

Clorimene.

Ik bid, laat af, myn Heer.

Ei, fpreek niet van de min.

A R A X E s.

Wilt deze plaats verlaten.

Die u te zeer ontfteld.

Clorimene.

Ik moet myn zelven haten;

Ach ! tranen , zyt myn trooft: ofchrikkelykemoord! Wie heeft ter waereld van meer gruwelen gehoord ?

Ik heb een fchrik om hier noch langer meer te leven. Vaar wel, ó Vorft! vaar wel, ik ga dit Hofbegeven,nbsp;Daar alles my verveeld.

A R A 1 E s.

Terwyl ik u bemin ,

En u uitroepen zal voor myne Keizerin ,

Zal u myn ganfche Ryk ontzag en eerbied dragen. Maar gaat in myn vertrek,verzacht u ,v fmart met klagen,nbsp;’k Zal daar op ’t fpoedigfte, myn Engel, by u zyn.nbsp;F u L v I A.

Het febryen zal de finart verlichten van haar pyn.

VEER-

-ocr page 67-

TREURSPEL. 57

VEERTIENDE TOONEEL.

Araxes, Menarot, Atis, Gevolg, de l^ken van Arteminia , en Coriha^e.

Araxes.

Schoon of de Keizerin my op het hoogft ging hoonen, Zo zal ik. niettemin haar Vorft’lyke eer betoonen ,nbsp;Dp dat haar lichchaam met veel heerlykheid en pracht,nbsp;Qelyk haar ftaat vereifcht, ten grave zy gebracht,

De doode Prinfen zal men meê ten grave voeren. Doe kan het ongeval een Keizerryk beroeren Jnbsp;^rins Amurath daald van de zegekoets in ’t graft,

De onkuiicfae en dart’le min haar eigen zelven ftraft.

Einde van het derde en laajle Bedryf.

-ocr page 68- -ocr page 69- -ocr page 70-