-ocr page 1-

\ DE quot;

MINNENYDIGE

van haar zelve,

Vertoond op de Amflerdamfohe

SCHOUWBURG.

By de Erven van de Wed: Gysbert de Groot, Boe/i-vfifkoopers op Nieuwen«dijk. 1725.

-ocr page 2-

VERTOONERS.

F A B R I c E , Edelman van Parijs.

Philip pyn , Zijn Dienaar.

Angelika, Haa^fche Juffer.

Ma R 1 N E T T E , Haar Kamenier.

Valentyn, Hader van Angelika. Ferdinand, Broeder van Angelika.

Ma u R I c E, Edelman van Parijs.

IzA BELLE, Zujler van Maurice.

L o u I z E, Kamenier vm Izabelle.

Pinabel, Dienaar van Angelika.

Het fpeelt in den Haag, in en omtrent het Huys van Angelyka.

Aan den Le^er,

DOor liefde en leerzucht tot de dicht-kunft aangedreeven ,

Heb ik dit Minne-fpel. in taal, en plaats verinaakc j

Ook hier wat ingelecht, en daar wat uit gewraakt.

Indien ’c re ftout is, Iaat de liefde ’t my vergeeven.

EER-

-ocr page 3-

Pol; J

EERSTE BEDYF. EERSTE TOONEEL.

Fabrice, Phillpy».

F A B R I C E.

U 2al ik ’t echte volk in’sGravenhaag verrijkeii In aantal.

P H l L r P Y N.

Of al die Aifteon-ircl gelijken. F A B R I C E.

3Z.vvijg, Philipijn-, of fpreek, ’tgeen aangenamer luidi Want rijk, en kuifch, en fchoon is mijn vetkóoreil BruiJ tnbsp;P I L I P Y K

Ja kuifch, gelijkzc zijn die aan het Hof vetkeéren.

F A B R l C E.

Zwijg, onbedachte, of ftok, en honger zal’t u leereti,

P H I L [ P Y N.

Ik fpreek niet van uw Bruid, maar van de deugd en lof Die '[ Haagje heeft mijn Heet, en in den Haag het Hof.

Maar wat ü Bruid belangt, die dient te zijn gepreezen,

Want zonder dat, wat zou een Haagze Juffer wcezen !

F A B R I C É

Haat goede naam heeft my uit Vrankrijk hier gebracht. philipVn

Ik denk de naam van rijk , want die heefr groote kracht. Men trouwt niet meer om deugd , die eeuw is lang vcffleÈ*nbsp;ten;

Een Vrijflet zonder geld , och , och* die werdvetgcctcn,

Al blonkie in deugd gelijk de Moet van Sinter Klaas,

Om ’t geld, om ’t geld alleen vangt nu de hond de haas.

F A B R r C E.

Ik laat, al wie ook luft , om ’t geld eéh Ega trouwen ,

De deugd is ’t hoofd ^icraad , en rijkdom aller Vrouwen» Dat is haar pronkjuweel •, want at des Waetelds goednbsp;fs voor het lijf, de deugd ailcefii^voor ’t gemoed,nbsp;tis waar mijn Vader is niet kragtig van vermogen ,

A i nbsp;nbsp;nbsp;' Door

-ocr page 4-

4 DEMENNENYDIGE

Door dien’t geval hem niet gedient heeft, maat bedrogen: Zoo dat mijn lichaem , mijn geftalte, mijn gezicht,

En mijn beproefde deugd , alleen mijn Bruid verpligt,

Om my te minnen , dies de deugd met eigen handen,

In ’t kort ons binden zal met Echte minne banden,

Geen rijkdom zielen bind.

P H I L I P Y N.

Mijn Heer , maat met verlof.

Wat is dat voor een Huis ?

F A B R t C E.

Dat is het Hollands Hof.

Daar zijne Hoogheid woont , en daar de vrye Staaten Het Land beveiligen , voor al haar onderzaaten:

Daar wort in dat gebouw , waar voor ’t een ieder eert,

Door wijze dapperheid de Waereld geregeert.

PHILIPYN.

Maar Heet, hoe weet gy dat ? hoe kent gys’Gravenhagen} F A B R I C E.

Wat breekt gy my het hoofd , dooruw flouttBoedigvraagen; Ik heb ruim zeven jaar tot Leiden geftudeerd,

Toen heb ik meenigmaal hier in den Haag verkeerd. PHILIPYN.

Zoo weet mijn Heer ook wel, waet zy het Spit hier draajeri ? Om eens mijn holle maag , en darmen me te paajen ?

F A B R I C E.

Ja zeer wel Philipyn; maar weet ook dat ik weet,

Dat gy niet ceten zult , voor dat uw Meefter eet.

PHILIPYN.

O! mogt ik dat eens zien , zo zoude ik ook wat krijgen.

F A B R I C E.

Ik wenfchte.

PHILIPYN.

Wat mijn Heer ?

F A B R I C E.

Dat gy wat leerde zwijgen. Ik zeg , gaanwc in de Kerk , kom volgme , ’k ga-u veur,nbsp;Hier in de wooning van de France Ambaifadeur,

My dunkt ik zie’er twee op onze hielen (lappen.

P H I-

-ocr page 5-

VAN HAAR ZELVE.

PHIUPYN.

Jagaanwc, eeiwydetijd, mal aptopo verklappen , Kom , fpoei u vaardig Heer, zy zyn ons digte by gt;nbsp;Was nu de Kerk een kroeg, gelukkig waaten wy.

TWEEDE TOONEEI

Maurice, Terdinand.

MAURICE.

GEen dankbaarheid, en kan de weldaad evenaaren,

Die ik genooten héb.

FERDINAND.

Wilt die beleeftheid fpaaren,

Gy maakt het veel te Hooffeh, gy zijtteheufchvantaal,

Gy doet het Maagfehap eer, ’tismaarcen vriendenmaaJ,

Om dat Angelika, ind’cchte ftaat gaat Iceven Met HeerFabrice, die, nadathy heeftgefchreeven.

Meent voor het middagmaal noch heden hier te zyn.

MAURICE.

Fabrice, uw groot geluk ftrekt my tot minne pijn.

Helaas, Angelika 1 hoe kan ik het verdraagen ?

Dat u een minder, meeralsik, u kanbehaagen,

Maat heeft zy zelfs de trouw als Bruid ook toegeftaan J FERDINAND.

oja, zy heeft met vreugd na Vaders zin gedaan.

MAURICE,

Pit woord, oja, maakt my het hart vol angft en vreezen, Wanneer toch zal de tijd van haare trouwdag weezenl-FER DINAND.

In 't korte zal ’t gefchien , en gy moet deelgenoot Zijn op dat vreugde-feeft.

MAURICE.

Die eet is veel te groot.

FERDINAND.

Het moet nochtans ZO zijn.

MAURICE.

Zal ik het puik der Yiouwcn, De fchoonc Angelika, zien met Fabrice trouwen ?

^ nbsp;nbsp;nbsp;A jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Odül-

-ocr page 6-

f DEMINNËNYDIGE

O duldelooze fiuert , die my doe^ duizend doónl 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;FERDINAND.

Myn Heer , dat koftelijk beeld , u zufter draagt meer fchoan, Dan alle Juffers , die met heure fchoonheid pronken,

Wiens glans een yzig hart ondooit en doet ontvonken.

Toen ik haer in tnijn hoi? op gifteren ontfing,

Wierd ik als weg gerukt door een verwondering Yan haat volmaaktheid , die het alles gaat te boven.nbsp;MAURICE.

Mijn Heer , ik vrees dat wy Fabticc licht berooven Van zijne vryheid ; want de plaets , die wy bekleen gt;

Is mogelijk voor hem bereid.

FERDINAND.

Maurice, neen,

Fabricc zal ons tot zijn trouwdag wel vcrlchoonen ,

Daer na mag hy 'er met zijn Bruid wel eeuwig vvoonen: Misgun my doch de vreugd van uw gezelfchap niet.

Voor zulk een kleine tijd , dewijl ons eet gefchiet,

Door uw verblijf, mijn Heer , otrshuis, en hart ftaa,t open, Voor uw en Izabel, ach ! mogt ik op haer hoopen ,nbsp;MAURICE.

Zy is noch jong , en teer , niet meerder dan een kind.

FERDINAND.

Een kind als Venus Zoon ,» die alle harten wint.

De dry bcvalligheen zijn haar alleen gegeven ,

Zy wierd op ’t eerft gezigt het leven van mijn leeven.

Ach ! wat aenminnigheid ftraalt haat ten oogen uitl MAURICE.

Zwijg van mijn zufter , Heer , zoo zwijg ik van de Bruid. Zy flaan ons wederzijds , maar ongeneesbre wonden:

Mijn zufter is te jong , uw zufter is verbonden.

Dies is het noodeloos te trachten na het geen

Men niet «erkiygen kan. Kom gaanwe detwactts heen,

Of ons Fabtice gins mogt op h«t Spui ontmoeten,

Om hem in ’s Gravenhaag als Bruidegom te gtoeteft. FERDINAND.

Daar ben ik me te vreen , en treftraen hem niet aan,

Zoo, laet DDs na Bel, of nieuwe Doelen gaan.

ï)AR,v

-ocr page 7-

VAN HAAR ZELVE. nbsp;nbsp;nbsp;f

DARDE T O O N E £ L.

Tahrke , Philijiyfi.

FABRICS.

O Snedige natuur I gy toond’ aan lt;leez’ mijn’ oogen

Nooit aangenaaroer hand, zoo kragtig van vermogen} O zachcc zilvre hand , of Icenig Matmor-fteto!

O hant van lelyen , en roozen onder een

Gemengeld ! 'tgeen een vuur doet in deez hoezein blaakenj

O hand 1 bekwaam al 'twn des waerelds zwart te maaken.

P H I I. I P Y N

Waar droes heeft ooit eet» hand in iemand min verwekt?

F A p R I C E

Hier : want de Juffer was gemaskerd , en bedekt.

Haar hand , alleen haar hand verwon my door haar krachten. En draagt mijn liefde alom op dryvende gedachten ,

Z’is van een Engel in een menfehebiken fchijn,

P H i I- I P Y N.

Een Engel met een grijns , dat zal de Iwoze zij».

F A P R 1 C E

’kZag, Phylipyn , hoe in het midden der Gebeden,

Daar zy in aandacht zat, met neergeflaagen zeden,

Dat haar een Inoze fiel , toen zy haar aangezicht Ten Hemel hief, de beurs heeft met een greep gcligt;

Hy meende met de buit behendig weg te vlieden,

Maar 'k greep hem aan, en zeide, eer ik aan alle lieden U voor een bcurlè dief bekend maak, geefme voortnbsp;‘tGeen gy gcftolen hebt; waar op hy niet een woordnbsp;En kikte, maar heeft my de beurs ftraks toegefteeken,

P H I L I P Y N

Was dat een beutfe dief, die. ik u aan zag fpreeken?,

Een man zo wel gekleed , ö fn'oo bedriegery !

Maat , Heet , is in de beurs veel geld, zo geefze ray !

F A B R I C E

Neen , Phili.pyn, ik zal hem aan de Juffer gceven ,

A 4

-ocr page 8-

DE MINNENYDIGE

En zeggen , hoe haar hand my heeft tot min gedreeven. Paar kovirt dat fehoonc beeld , veel blanker dan een Zwaan.'

VIERDE TOONEEL.

Angelika ¦gt; Marinette ¦, Fabrice, Phllifyn. MARINETTE,

ME-Vrouw , het fchijiit Matrijs heeft my niet wel verftaan, Want hy is met de Koets aan d’andrp deur gereeden.

ANGELIKA.

quot;Wel ik zal derwaarts gaan.

MARINETTE.

Ja ’t gaan verquikt de leeden. E ABRICE.

MetuverlofMe-vrouw, uw minftedienaartracht Nad’eervaiiuw gelei, tot daar de Koets u wacht.

Eigt; tcikmeuw handgt; Me-vrouw , 'khebu mynhartgegeevcn, ANGELIKA.

Hoe kanmen zonder hart ook in de Wacreld leeven ?

FABRICE.

Gy hebt my ’t hart ontroofd door uw volmaakte hand.

ANGELIKA.

DitMasker, Heer, heeftubeneveld hetvetftand.

Ontdekte ik my, gyzöudhaaftwifTelen van zinnen.

Gy zoud my lichtlijk eer verachten dan beminnen,

Wie onbekend iets roemt, doet enkle vleyery;

Of tooht door licht geloof, dat hy niet fclirandct zy.

FABRICE.

Schoon dikke ofduiftredamp de zon bederft voor d’óogen; Nochtans de minfte draal vertoont zijn groot vermoogen.

En is uw hand zoo fthoon, Me vrouw dat eene deel,

Wat moet uw fthoonheid zijn een fchoonheid in ’t geheel ?

O Onwaardeetlijk beeld in fchoonheid nooit volpreezen.

Gy hebt mijn hart, mógt my uw hart ook eigen wczeij. ANGELIKA.

Al wie zijn harte fchenkt, eer hy een ander heeft, yerdiend door losheid, dat hy zonder harteleeft.

-ocr page 9-

VAN HAAR ZELVE.

F ABRICE.

Zoo als ik zag uw hand, een van uw fchone leeden, Zagiknaaftueendief, die metbchcndigheeden ,

Wanneet gy waart verrukt door viertge gebeên,

Met een gezwinde greep uw zak beeft afgefneen.

ANGELIKA.

ö Marinette j zie mijn zakismyontftoolen,

Dceze Edelman, fpreektwaar.

EABRICE,

Me-vrouw zy zal niet doolén In een verkeerde, want zy is nu in mijn hand.

MARINETTE.

Me-vrouw dat is de beurs, daar wy de Goudekant gt;

En zilvre Franje, laaft zoo geeftig aan verzetten,

Zijn daar Juweelen in ?

ANGELIKA.

Neen , niet dan Piftoletten , Die ik op gifteren heb gewonnen met de Kaart.

FA'BRICE.

Me-vrouw, uw beurs met Goud is wonder wel bewaart.

Ik greep den Dief by’t lijf, hy zonder tegen-ftreeven.

Heeft voort op mijn bedwang, uw beurs aan my gegeeven, En, nu hy zo verkeerd in vryheid is geraakt,

Is’t recht, dat gy hem weet tot uw gevangen maakt, , ANGELIKA.

óNcen, mijnHeet, ik zag die beurs nooit met mijne oogen, F ABRICE.

Zo heeft verbaaftheid dien bedrieger danbedtoogen;

W ant deze gaf hy my , dus heeft dien loozen gaft,

Van decze morgen noch een ander ook vertaft.

PHILIPYN.

Mijn Heer, wat zal dat zijn , wiligy u zooontlaften.

Van al ons kapitaal! zo moet ik eeuwig vaften.

ANGELIKA.

Mijn Heer met uw verlof, ik derf niet langer (laan,

FA-

In ’t uitgaan van de Kerk ziet ons een ieder aan,

A 5

-ocr page 10-

to

DE MINNENYDIGE

F A B R I C E

Me-vroow , neem toch de beurs , wilt my niet wederftreeven, Ik kreeg hem maar alleen , om weer aan iiw te geeven;nbsp;aNCELYKA-

Om uw beleefd verzoek nier meer te wedeiftaan,

Geef my de beurs , mijn Heer, zo raak ik hier van daan, Fa b r I C e.

Ontfang die dan , Me-vrouw ; met ecn'mijn ziel en leevengt; ANGELIKA.

Op morgen zal ik u de beurs hier weder geeven,

Of wadit myna een uur , gins in 't voothout , zo 'k wis Dan noch niet weet van wie de beurs geftolen is ,

Zal ik hem wedetoni in uwe handen langen.

FABRICS,

Laat mijn begeerighart , en oog dan d'eetontfangen,

Dat ik ontmaskerd zie uw gadeloos gezigt,

Daar , buiten twijffel al wat fchoonheid heet , voor zwigt. ANGELIKA

Mijo Heer , vergeef my dat, gy ziet ik moet vertrekken,

In ’t voorhout zal ik my op uw verzoek ontdekken.

Vaat wel , ik ga , en blijf verzekerd op mijn woord.

VYFDE TOONEEL.

Fairite Phylipyn.

p H j L i p y N.

At heb ik al gevreeft , zy bruit’er maar me voort, JLynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F A B R I C E

karwei, Mevrouw, 'kzaluw, daarhetgezegtis, wachten. P H I L I P Y N

Maar Heet , ik barft van fpijt, vvien bracht uw in gedachten. Die zotte mildheid i dat gy zo gehrel, en alnbsp;Uw Goudbeurs overgeeft , en houd zelfs niet met al;

Dus zal mijn honger en uw kaalheid blijven duuten;

Maar zoo gy geeven wilt , geef weg u zotte kuuren.

F A B R I C E

O noodelooze zorg , zy brengt het my haaft weer. p H I L I p y N

Ja, zoo gy by haar komt, ik wed zy vraagt om meer,

Mijn

-ocr page 11-

VANHAARZELVE It

Mijn y Heer , weet dat zy hier gelijk in Vtankrijk leven,

't Is hier al me trek , trek , en niemand houd van geven. Den Haag is om die fpreuk de Waeteld door vermaart,

Staat Haagje , daerje ftaat, gy zijc de koft wel waard:

Maat Heet , hoe zal ’t dog gaan met uwe ziels beminde Angelika , uw Bruid ?

F A B R I C E.

Die zal haat deel wel vinden, Breekt gy uw hoofd maat niet , maar zie eens Philipyn ,nbsp;Wat fcfiitten datter al in deeze Goud beurs zijn.

PHILIPYN.

Ik denk , als in 't gemeen de Haagze Juffers draagen.

F A B R I e E.

Ik zeg n andermaal gt; fmaal niet op *s Graaven-kaagen,

Gy raaft van kaalheid , en zijt zelfs een fchraalen beeft ,

Gy hebt u dagen noit in rijker plaats geweeft.

PHILIPYN.

Maar Heer , war meent gy dan , dat in die beurs zal wezen ?

FABRICS.

Daar is voor cerft een brief.

PHILIPYN.

Ja wierdmen rijk met leczen. FABRIC E.

En noch twee Baggcn,

philipyn.

Maar , wat zijnze vals ot njn.

F A B R I C e.

Die fchoon omhangen met veel Diamanten zyn.

PHILIPYN.

Och 1 was’er maar wat geld , dat zou de fchaa verzetten,

F A B R I C E.

Wel ) philipyn , ik vind hier vty wat Piftoletten»

PHILIPYN. nbsp;nbsp;nbsp;,

Noch Piftoletten , Heer , dat ’s na mijn zin gt; dat ’s braafj Kom geef die maar aan my , zoo leef ik als een Graaf.

F A B R I C É.

Ik fluitze in deeze beurs , daar blijft van haar niet buiten» Och ! datze my zo vaft wou in haat boezem fluiten!nbsp;Aanbiddelijke maagd , nw paerlemoerc hand

-ocr page 12-

Hi DEMINNENYDIGE

Verligt mijn oogen, es verduiftert mijn vetftand. nbsp;nbsp;nbsp;,

P H I L I P Y N.

Dat’swaar» wantanders was uw Goud beurs noch in’t keven» Die g’aau die zwarte dicen dac hebt weg gegeeven.

ZESDE TOONEEL.

Fabrke, Philipijn, Maurice, 'Ferdinand. MAURICE.

D/Var ftaat, Eabrice, Hcei, mijn waarde en trouwe Ncef.

Vergun dat ik u met mijn hart mijn handen geef»

Om zo als Bruidegom u in den Haag t’ontfangen.

FERDINAND.

Zijt wel gekomen, Heer. Mijn zufter met verlangen Verwacht haar Bruidegom.

ï A B R I C E.

Ik ben u dankbaar, en

¦Ik twijfel gamfchlijk niet, dat ik haar welkom ben. FERDINAND.

Temeer, omdatzy metzo fchoon een Heer zalrrouwen.

F A B R I C E.

Het lof der fehoonheid , Heer, klinkt wel in 't oor der Vrouwen.

FERDINAND.

Nu , ’k dien mijn Zufter aan dat ik u heb gezien,

¦Met u verlof ik ga.-

F A B R I C E.

My zal groote eer gcfchien.

Z E V E N D E T O O N E E L.

Maurice , Fabrice , Phili^n,

_MAURICE,

TT7-^t zegtme tot Parijs toch al van mijne zaaken ?

Vy nbsp;nbsp;nbsp;FABRICE.

Een ieder wenfcht dat gy hier moogt veel vrienden maaken;

Op hoop datgc u Proces in't korte winnen zult.

MAURICE.

Ik ben uw vyand» Neef, maat buiten mijne fehuld.

Dc

-ocr page 13-

VAN HAAR ZELVE. if

D^lkfde, een dwingeland, heeft rny zoo wreed bcfprongca. En ais zijn flaaf, helaas! tot, ach ik zwijg, gedwongen.nbsp;FABRICE.

Uw duiftre reden. Neef en kan iknietverftaan, MAURICE.

Ik fprak wel klaarder, maar ik ftak u gramfehap aan. FABRICE.

Spreek maar vryrooedig uit, gy zult my niet verftooren; MAURICE.

Ik zal. Neef, maar ik vrees, dat gy het aan zuk hooien.

Uw Schoone Bruid die hier met duizend gaven pronkt,

Heefttot haat deze botft in kuifche min ontvonkt.

Schoon dat ik heb befpeurt al over vcele daagen,

Dat zy haar heeft aan my af kcetiglijk gedraagen,

Gclijkze ook heeft gedaan by alle d’Edellien,

Omu, haat deelgenood, noch wou mijn min niet vlien, Maatblecfftandvaftig, ’t geen ik haar nooit heb doen blijken;nbsp;Om dat mijn gaaven voor uw gtoote gaaven wijken,

Gyzyt, getrouwe vriend, gegrondveft in mijn hart.

Dies fmoorde ik mijne min, al dooJe my de {mart,

Om uwe vriendfehap, die ik nimmer hoop te derven, FABRICE.

Gemak, mijn waarde Neef, men laat geen vrinden fterven » Omtrouwemin, ik heb di? fchoone nooitgezien ;

Dies is't onzeker, Neef, hoe ik u hiernoch dien:

Het los gerucht alleen veroorzaak mijne liefde,

Enuhaatfchooiic , en glans, dies zy u dieper griefde, ietoon daal uw cedult, tot ik haar maar aanfenou w gt;nbsp;MAURICE.

Aflh.'komtgy haatte zien, gy keurt haar tot uw Vrouw gt; FABRICE.

Gy weet bet niet, een band roert my al d’inge wanden, geefu ruft.

MAURICE.

Wat tuft? ik zie mijn liefde ftranden.-

twee,;

-ocr page 14-

14 DE MinnenyDICE

Tweede bedryf.

EERSTE TOONEEL.

^Angelika, en Marineite, in de Kamer daar fy haar palleert. A N O E L I K A.

ZO is Fabrice hier gekomen :

MARINETTE.

Ja Me-vrouwi

Nu zult gy haaft de vreugd, de vrugten in de trouw Genieten , met een Heer, die door zijn fiere leedennbsp;Niet minder uitmunt, als in zijn bevallighcedcn ,nbsp;ANGELIKA.

Hebt gy hem dan gezien gt;

MaRINétte.

Uw Broeder Ferdinand

Zeit, dat hy is volmaakt van lichaam en verftand;

Dies hoeft gy niet te zijn bekommerd , noch te Z'ichten, Want al uw vrees zal op zjjn aankomfl: van u vluchten.nbsp;ANGELtKA.

Maar zijn mijn lokken wel gekruld ; mijn haat ir’t niet Oprecht zandre? Kom geef de moesjes hier; want ziet,

Hy komt cerft van J’arijs, hy weet hoe t hoort te weczen. Is my het lijf niet dun 3 de boezem wel gereezen ?

Geeft ook mijn adem niet een liefFclijke geut 3 En heeft mijn aangezigt geen aangenaame kleur 3nbsp;Zijn’mijne lippen niet fchoon rood, en mijne tanden ,

Zo wit als hagel 3 en als zuiver fiieeuw mijn handen 3 De Paarlcn , die ik draag om banden , hals en hoofd ,nbsp;Deez’ Diamanteboot , wiens flonker 't al verdoofd ,

En vorder al 'tcicraad , gelijk gy 'tmy ziet draagen ,

Is ’t niet bekwaam om Heer Fabrics te behaagen 3 Marinette.

O ja Me vrouw , gy zijt dien braaveti Heer we! waard , t)ie om zijn deugden door heel Vrankrijk is vermaard.

A N G E L I K A.

Maar Mariner , wat kan mijn zijn vermaardheid baten 3

’tts

-ocr page 15-

I?

VAN HAAR ZELVE.

'tjs maar een blood gerugc waar van ik u hoor praaten,

Ik leen u, in zijn lot te fprecken, geen gehoor,

Ach! was mijn keur macr vry , ik weet wietv ik verkoor. Maar nu moet ik de ftaat van vryigheid verliezen ,

En keuren goed al 't geen mijn ouders voor my kiezen.

O Juffers, (chrei met my, dit is een wreede wet}

Een Turk of een Barbaar heeft die eerft inzezet.

Hoe! moet ik trouwen een, die nooit mijn oogen zaagen} Een , die roy licht verveelt , hoe! moet my die beha'agen}nbsp;Och, is dat vrye keur! o neen! ’tis flaverny}

Och, was ik dood, of had ik mijn verkiezing vryj Of raoch; ik ongetroud het duiftrc grat be-erven.

Eer dat ik met een leef, die my altijd doet fterven.

MARINETTE

Ei klaag niet, want als gy Fabnce maar zult zien,

Zal die bedroefiheid door die blydfchap van u vlien.

Zijn wel begaafde geelt, is van zeer groot vermogen. ANGELIKA

Maat die de beurs my gaf, diens beeld fpeeld voor mijn oogea.

Ach , dat Fabrice had van zijn bcvallighêen

Het tiende deel , ik was vernoegd, en wel te vt^en.

Mijn geeft getuigd dat hy my geenzins zal behaagen,

Hies zal mijn treurig lot my doen teo grave draageu.

MARINETTE^

Gy zijt gelukkig, dat Fabrice voor u leeft.

^ nbsp;nbsp;nbsp;ANGELIKA.

Gelukkig is hy die mijn hart geftookn heeft.

Die wel gefchaapen Heei kan my alleen bekooren.

M A R I N E T T É,

Me-vtouw daar word geklopt.

ANGELIKA.

Ga zie, en wilt eens fioore»» Of'tHeer Fabrico is, fahoon dat ik voor hem beef.nbsp;Marinette.

Me-vrouw de zufter van mijn Heer Maurice uw bJeef Zoude uitgaan, maar zy wenft u eetft te mogen fprekent.nbsp;ANGELIKA.

Dit zy maat binnen koQsa, mijn angft is wat geweken.

TWEE-

-ocr page 16-

DE MINNENYDIGE

TWEEDE TOONEEL;

jingedika , Izabelle gt; Marinette, j

I Z A B E L L E.

NU ik de komft verfta van uw Fabricc alhier,

Zoo wenfch ik u geluk van ’t opperde heftier,

quot;Van een wiens lof de Faam zo klaar heeft uit gekreeteii gt;

Hy vvett aan ’t Franfche Hof de fchoone Adoon geheeten:

Den Hcerael kroonc uw keur, en gun u zijne vtê,

En decle in overvloed u vreugd en voorfpoed mê.

ANGELIKA.

Gy roemt Fabiice hoog, dies zoude ik denken moogen, Ofgy hem ook bemint ?

'IZABECLE.

Nooit zagen hem mijne oogen. Weeft dan om mijnent wil niet ongeruft van geeft;

In zijn gezelfchap ben ik nimmermeer gewceft;

Maar ’t is ’t gerucht alleen dat my doet van hem fpreekcn, ANGELIKA.

'k Vrees echter , of het zal hem aan ’t verftand ontbreeken Of komt hy u te zien, hy zal uw zoete beeldnbsp;Voot my beminnen; want in uw fchoone oogen fpeelcnbsp;Een overgroote kracht, vol van aanminnigheeden,

Gelijk gy weet, datgy van elk word aangebeeden.

M.ARINETT E.

Me-vrouw, uw Vader komt met uwe Bruigom in.

ANGELIKA.

Is dat Fabrice i ’t is de zelve die ik min.

darde TOONEEL.

.Angelikat Ix.ahelle, Marinette., Valenlyn, Fairtce, Maurice, Fhilipjn, Louiz.:.nbsp;VALENTYN.

ANgelika , kan mijn verkiezing u bekooren 1

Ofzal ik als voor heen, ’t verwijt noch moeten hoorei), Dat ik juift van Parijs uw bruigom heb gehaal:

Uw

Als of’ct hier geen was te krijgen, zegeens dwaalt

-ocr page 17-

VAN HAARZELVE; ÜZ

üw Vader, weet ik'er geen i1a uvr zin te vinden ;

Wat zijn de Kinders meer in’tkiezcn als de blinden,

Zy neemen fchijn voor deugd , en keuren kwaad voor goet,

Als ‘t haar beneveld oog, en zotte zin voldoet,

Daard’oaders keur , naijnkind, ftaatvaftgegtondop reden. Wat zegt Angelika ?

IZABELLÉ.

Wat wel gefchaapen leden l LOUIZE.

Me-vouw j 5s dat u Neef Fabrice? wel ik fta Verwonderd, zulk een Heer!

IZABELLE.

O Ja, Loulzc, jaj

Wat dankt ü, zóu by aan mijn zy niet beter paffen J LOUIZE.

Me-vrouw i dien braaven Heer fchijnt voor ü opgewaflèn,

Angelika.

o wonderlijk geval, mijn oogen zijn te zwak Hem aan te zien, die ik van deeze morgen fprakjnbsp;Het is dien Edelman mijn opperfte behaagen.

MARINETTE.

O ja, hy is’t Me-vrouw , zou hy noch kennis draagenï Of is ’tu Masker, of dit kleed dat hem bedriegt?

ANGELIKA. ,

Och Marinette! voel hoe my bet harte vliegt.

En jaagt, en klopt, ik kan hyna geen adem krygen;

Mijn vreugd h al te grootik moet door blydrchapzwijgéili MARINETTE

Hy zwygt als gy, 't fchijnt dat uw fchoonheid hem verzet. FABRICE.

Mijn Bruid is fchobn, Philippijn maat zog’et wel op let j Zy kan in fchoonheid by die andere liiet haaien.

_PHÏLIPYN.

Die andte met de grijns ? wat mag uw hooft al maaien gt;

Dat was een droeskop, deeze is als een Engel Heet, FABRICE.

Zwijg, zotskap.

B nbsp;nbsp;nbsp;ÏHl*

-ocr page 18-

DE MINNENYDIGE

P H I L 1 P Y N.

'k Zal zo doen, maar vraag my dan geen meer. MAURICE.

Wel} 'Neef, nu gyliier ziet uw Bruid en uitverkooren,

Zijtgy nu fprakeloos, of is uw tong vctlooren F A B R I C E.

Mijn fcboone, datikliebgez'wcegen, isdooidien Mijne ooge hadden nooit volmaakter beeld gezien.

Gy zyt zo rijk bedeeld met Goddelijke gaaven,

Dat mijn verftand, in die volmaaktheid , als begraaven,

Door een verwondering, die uit uw fchoonheid fproot gt;

Geheel verrukt wordt, en ik ftom gelijk, ja dood ;

Dies blijfik, door gebrek van krachten in gebteeken, VetfehooB mydan, dat ik alleen mijn ooglaatfprceksn.

P H 1 L I p Y N.

Wat zo, dit gaat nu wel, dus raakt de grijns van kant,

Ik vreesde dat gy waart geflagen in ’t verftand.

A N GE LI K^A.

Mijn Heer, zowel befpraakte onfchaldigingen ftrekken,

Tot uw befchuldiging, wijlze u verftand ontdekken; Gyzijtwelfpreekend, fchoon van lijf, en gaauw van geeft,nbsp;Dies zijtgy veelte lang zo fpraakeloosgeweeft:

Ik dacht maar, dat gy waart te zien, en niet te booten,

F A B R I C E,

Zodra, als ik u vond, heb ik mijn zelfs verlooren, VALENTYN.

’t Gaat wel, mijn keur is goed , zy fpreeken eenc taal, tabrice laat ons gaan hier in mijn gtoote zaal,

Alwaar gy hooren zult in 't midden van mijn vrinden ,

Wat fchatten dat gy by Angelika zult vinden,

'k Wil, dat gy hierin huys gelyk mynzoon gebict.

F A B R I c E.

Uw goedheid is te groot, en ik verdienze niet.

Met wat voor dankbaarheid zal ik u gonft beloonen 5 VALENTYN.

Wilt aan Angelika, ftahdvafte min betoonen,

Hoe meer uw liefde groeit, hoe meer g.y my verplicht.

ÏAr

-ocr page 19-

VANHAARZELVE. ij

F A B R I C E.

6 Aangenaame wet 1 wat zijn uw laften licht,

Mijn liefde zal geftaag met mijne daagen groeyen.

VALENTYN.

Wel Bruid, en Bruidegom laat ons na binnen fpoeyen.

Op dat men vorder fpteek van ’t geen ’er dient gedaan.

Komt met my kindcts,

ANGELIKA.

Al, zo ’t Vader zal verftaan j VALENTYN.

Ik zal de vrienden by malkander doen ontbieden,

Zo fpocit men werk.

F A B R I c E.

Zo ’c u gevalt y zo 2al ’t gefchieden* VALENTYN.

Wel trc dan binnen Heer,

FABRIC E.

ó Goddelijke hand!

Uw krachten anders geen ontroert my ’t ingewand.

ANGELIKAi

Mevrouw , ik zal mijn liefen Bruidegom geleiden Ter kamer, ik verzoek wilt my zo lang verbeiden.

VIERDE TOONEEL.

Iz,abeUe, Louize.

izabelle.

MYn geeften zijn vethuift, ik ben mijn krachten kwijt.

Louize, ba! wat hoon! ik zwel, ik barft van fpijt.

Hoe zal Fabrice met Angelika gaan trouwen J ója, óneen., ik zal haar dat geluk onthouwen.

Ik kan niet dulden dat zy zulk een fchat bezit.

Ach! wteedc broeder, ach! watwasuwooge-wit j Dat gy u w vryen na Angelika liet vaaren ,

Een zotte heusheyd! ja, gy wilde de eer bewaaren,

Gy dacht om d’ecr en denkt, laas! om ons leeven niet.

Had gy haar aangezocht, wie weet wat waar gelchiet.

Licht had Fabrice my tot zijne Bruid verkooren,

Had ik hem nooitgezien, of waar ik niet geboorcn gt;

B ^ nbsp;nbsp;nbsp;Hoe

-ocr page 20-

to DEMINNENYDIGE T

Hoe kan ik leevsn, nuiktnilTenmoet, ofmart!

Hct voedzel van raijn vreugd de welluft van mijn haft.

L o u I z E.

Geduld, Me-vrouw, detijdhrengtroozenopdeftruikeni,

izabelle,

En doornen, die my voot Angelika doen duiken.

E o U I Z E.

Daar komt Angelika.

y y F D E T O O N E E L.

Angelika y tiabelle. Louw , MarinettCt IZABELLE.

Me-vrouw weeft vry verheugd} Wat» uw Heer Bruigom is de pcerel van de jeugd,

’(Gerucht heeft hem noch niet na zijn waardy gepteezen,

Gy zult met hem , en hy met u gelukkig wcezen.

ANGELIKA.

Ik dank u voor u wenfch, en wenfch u ook zulk een,

Daar,mêe gy meerder noch, als ik, moogtzijntevreen. IZABELLE.

Me-vrouw, verfchoonme, dat ik vanufchey, omzaaken Die’k moet verrichten, endieraytenhoogftenraakcn.nbsp;ANGELIKA.

Vair wel, uw wedetkomft zien wy dan haaft te moet.

ZESDE TOONEEL.

Angelika , Marinette,

W At dunkt u van Eabrice gt;

MARINETTE.

Al wat ik zie is goed 3

Mc- vrouw, ’t geluk vereert u zekerboven allen,

Uw oogen keur is u na wenfch te beurt gevallen, Jad’ecrfteminnaer, dieu immer heeft bekoord,

Krijgt gy tot Bruidegom , is die u toebehoort.

Dat is Eabrice, die gy liefhad zonder weeten,

Wie dat hy was, noii moet gy dat geluk vergeeten,

Ol Hoe bekiaaglijk zijn de Maagden, die zo vaak

Zien

-ocr page 21-

VAN HAAR zelve; 4^

Zien joiigtnans na hun zin met innerlijk vermaak,

Maar door de Maagdc-fchaamt haar wel behaagen derven,

En trouwen regens wil, oftrooftloos Maegden ftetven:

Weeft nu verblijd het is u wonder wel gelukt,

Maar hoe hangt u het hoofd ? my dunkt gy ziet bedrukt,

O dit komt niet te pas, wat fpeelt u in de zinnen ?

Kuntge in de waereld een volmaakter Heet beminnen 1 Ofisby u telaag, en al te flecht van ftaat ?

ANGELIKA.

Daar raat-gy’t niet, oneen, my treft een groorer kwaad» , Ach ongelukkige ! wat zal my noch gebeuren ?

Nu ik verheugd moft zijn, paft my veel eet het treuren,

Die dubble minnaar is al d’oorzaak van mijn fmart;

Hy mint my met de mond als Bruid, en met zijn hart Gemaskerd; welke van die liefdens zal ik loonen inbsp;Zal ik als Bruid geveinft hem lippen liefde roonen»

Als hy ? of met mijn hart zijn ware liefde voên Gemaskerd ? wat zal ik in dit geval beft doen 3nbsp;In wat geftaltenis zal ik hem doch verkiezen 3nbsp;Neem ik hem aan als Bruid , zo zal ik hem verliezennbsp;Als minnares, hoewel ik hem, hymy bemint,

De liefde maakt mijn geeft ganfeh radeloos en blind.

Want wil ik hem getrouw gemaskerd na my trekken,

Zo vlugtzyn liefde weg als ik my kom’tondekken.

En wil ik hem , zo ’t voegt als Bruid beminnen, dan Bezit ik nooit zijn hen , want hy zal eeuwig vannbsp;Die cerft geziende hand in zijne zinnen maaien ,

Het geen my voor mijn dood zou in het graf doen daalen,

O onftandvafte min! wat baart gy my verdriet.

Eabrice, ik min, en helaas! ik min u niet.

Wat is de minnekcur in decze boezem ftrijdig.

MARLNETTE.

Gy zyt voorzeker van u zelve Minnenydig.

Me-vrouw, gy dwaalt, o ja, gy heb: groot misverftaiid.

Of u Fabtice mint, om uwe fchoone hand,

Of als Angelika, wat hebt gy veel te vrcczen 3 Hy mint u dus of zo , gy zult doch zijne weezen ,

Hy heef: u droefheid lief: gemaskerd, en ontbloot»

B j nbsp;nbsp;nbsp;Dies

-ocr page 22-

1% DE MINNEN YDIGE

Dies klaag ik me: over hem geluk is al tc groot,

\Vou my Kupido maar zo een galant vcrecreii,

Het zy dat hy my naakt beminde , of in de kleercn gt;

Dat was my evenveel , mits dat ik wietd de Bruid.

Want na het trouwen , 6dan is het veinzen uit,

Dan zal ’t gemaskerd beeld zich nimmer van u nekken, Maar na .het valt zal hy u met het masker dekken,

£n ftreelen u om uw znseuwitte en fchoone hand; d’Eetfte oorzaak van mijn Heer Fabtices minnebrand.

Die gy dan in disn fchijn in hem zult kunnen b'luflen.

En trekt hy ’t masker af, zo zal hy u weer kullen.

Voor zijn Angelika , vernoegd , en wel te vréen-Zo krijgt gy dubbel deel van kusjens , twc voor een,

Ei , weeft dan in de plaats van kwaalijk wel te vtcden.

angelyka

Dat trcpften is gegrond cp ongegronde reden,

Ik vrees dat grootét kwaad my in de irouw ontmoet; Want hy , die als de wind zijn liefde draajen doetnbsp;Zal tienmaal op een dag veranderen van zinnen ,

Die zal hy om een hand . dees om een voet beminnen, My zal hy , die hy voor zijn oogen daaglijks zietnbsp;Haaft moe zijn Marinette , en licht tot mijn verdrietnbsp;Gedurig .bezig zijn , en roemen van veel fchooncn.

Waar by zijn liefde en zijn gedachten zullen woonen.

Al ben ik by hem op de koets of aan den difch;

Ach ! dat ik een bemin , die zo lichtzinnig is;

Kon ik hem ook , als hy , Angelika vergectciiv Fabrice , fla eens op het boek van uw geweeten.

Lees daar de brieven die gy aan my fchrccft , waar in Gy zo veel tekens gaaft van uw ftandv.ifte min.

En dat het eer de Zon ontbreeken zoude aan betten,

Eer gy de min zoude op Angelika verzetten,

Gy waart het proefftuk van de minnaars , geen zo groot Die onveranderlijk beminde tot de dood.

Maat gy in tegendeel kunt al de ontrouwe t’ zaamcn In een gefmolten , door uw ontrouw wel bcfchaam.en.

Ach ! waar ik uit de mis , hy uit zijn misvetftand Yan daag gebleevqa , maar , belaas 1 m’ .seiteenhand

-ocr page 23-

2|

VAN HAAR ZELVE.

Zijn gccften om , en rooft de tuft van mijne zinnen. MARINETTE.

De minne god gt; op dat uw liefu trouw zou minnen. Heeft hem het oog op u doen vallen onbekend jnbsp;Om als hy wordt gewaar , dat gy de zijne bent,

Dan in een grooter brand van liefde noch t’ontfteeken. Zo werkt die kleine God, al hoortmen hem niet fpreeken,nbsp;’t Is zeker , hoger hand heeft u tot min beroert 5nbsp;Dies volgt gewillig na , daar hy u trekt en voeit.

A N G E E I K A.

Schoon gy de minnenijd tracht uit mijn hart te jaagen , Zo wil ik zien , hoe dat ïrabice hem zal dtaagen,

Als ik my weet vertoon gemaskerd j ga nu fnel En haal de kamerling de huut-knaap Pinabel,

Om ter beftemdet plaats te komen , ik wil hooren.

Of my Fabtice heeft gevonden , of verlootcn y MARINETTE.

’k Zal zonder tijdverzuim volvoeren uwe laft En haaien Pinabél : het is een fchrandet gaft.

ANGELIKA.

Ik ga in d’ andrc zaal , bezien mijn welbehaagen,

En dan , hoe hy z-ich voorts in ‘t voorhout zal gedragen.

DARDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL.

Falrice , Philipyn.

P H I L I P Y N.

EI geef die Baviaan of vaften avond Pop,

Met haare zwarte Grijns van nu af maat de fchop, Angelika, die is alleen voor u gebooren;

Ten waar Heer, dat gy luft had in ’t geflagt der Mooren.

Gy meent licht dat haat lijf is als haar handen, neen;

Want die zyn geblanket of van ivoor gefneên.

En is haat lijf haar hand gelyk in alle deelen ,

Zo is zy wel begaafd om menfchen hier teftcelen ,

Haat hand heeft reets uw beurs 6 al te los bedrijf!

Zo gy weet by haat komtzy fteelt uw ganfchc lijf.

B 4

-ocr page 24-

u tgt; E M ï N N E N y D I G E

PieskendieDonder-katuweoogeii, nochijwe ooren,

Zyis daquot;» moiiftermeteen Varkens fnuLt gebooren,

Waar van men lietjes zingt, ik wed zy heeft een anond,

Gelijk een kerrikdeut, of als een bleikers hond,

Verban doch dat gedrogt voor eeuwig uit uwe oogen,

Wy ïijn likr in den Haag gt; men word hier ligt bedroogen.

F A B R I C E.

petfmaaden, Philipyn, van diegy nieten kent,

Iszot, en maakt my gram ; dies zwijg, gyzyt geprent,

In ’t diepfl: van mijn gedacht: o hand i die my kan geeven,

De doodfteek door uw haat, en door uw gunfl: het leeven , Wanneer zal i k u zien ? ó net befneede hand,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

Gy dooft mijn oude vlam , en fticht een nieuwe brand.

Daar rijft mijn morgenzon.

P H I £, I p Y N

Was dat de zon, ó Goden S

Zo had men wel een toorts zelfs by den dag van nooden ;

Hy gaat haar te gemoct ik fchrik voor die Morin;

Ik vrees, hy haalt voor hem het Paard van Trooyen in .

TWEEDE TOQNEEL,

Angelika , Gemaskerd , Marinette,, Pinabel,

pabrice , Philipyn.

F A B R I C E.

Myn fchoone , zijt gegroet; gw zuivre witte handen

Als fnceuw, zo zacht en koel, doen my in liefde branden. ANGELIKA.

Maar kentgy die noch we 1!

F A B R I c E.

o Ja Mevrou, met pijn, pm datze wonder fchoon, en niet de mijne zijn.nbsp;Ikdcrfmaarnaauwelijksdaar eigendom aan hoopen.

P H I L I P Y N.

Washy een handelaar, die vent zou handen koopen.

ANGELIKA.

Zijn mijn beloften nu in plaats en tijd voldaan l quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;FA-

-ocr page 25-

VANHAAR ZELVE.

F A B R I C E.

O ja Mevrouw , noch een belofte fcheelt ’er aan; nbsp;nbsp;nbsp;'

Dat ik ontmaskerd moog’uw aanfchijn eens aanfchouwen» Waar dopt gy na u woord zult uw beloften houwen.nbsp;ANGELIKA.

Toen ik dat heb belooft , geloofde ik ook met een,

Dat gy my trouw bemind, en naaft ray anders geen ;

Maar ’k weet nu beter, Heer , dies moet gy ’t my vergecven ^ Dat ik gemaskerd blijf, uw keur word omgedreevennbsp;Gelijk de lichte v;ind, die gy de laatfte zietnbsp;Gevalt ukmeeft, maarweet, die Min gevalt my niet,

F A B R 1 C E.

Ik kan geen Lief, alsu, dieshebikniettefchroomen. ANGELIKA.

Zwijg, zwijg, Fabrice, ik heb al u bedrijf vernoomeii. Weet , darmen uwe Bruid Angelika wel kent.

Waar mc gy trouwt, zoo gy uw. eer en eed niet fchendt.

P H I ‘L I P Y N.

Zy is een Toveres, dies laat dit vryen fteeken.

MARINETTE.

Mevrouw, hy ftaat verbaad:, hy derft geen woordenfpteekeft, ANGELIKA.

Fabrice, loochen, nochonkenniet, ’tistefpa,

Gy zijt te wel bekent met uwe Angelika.

FABRICE,

Een valfche tong, gewis Icit my hier looze laagen,

Gy zijt en blijft alleen mijn oppetfte behaageo.

Dat zweet ik uw Me-vrouw.

ANGELIKA.

Fabrice, maar ik we«

Aan. wjen gy nevens my uw vl.eycty befteet;

Of zo gy my alleen bemint , zo laat ray hooren.

Waarom dat gy my hebt voor uwe Bruid veiKoor^u, p H I L I P y N

Waarom : de vend is blind, de g'-k heeft geen waarom. fabrice.

Heb ik een Bruid, zy heeft aan my geen Bruidegom,

Onze Oudqts maar alleen, die hebtjcn ons Yeil?lt;*d8n ¦,

Bs nbsp;nbsp;nbsp;Daar-

-ocr page 26-

Zt DEMINNENYDIGE

Daarom ftond mijne min op wankelbaare gronden.

En is van haar op uw verwilTelt; want zo dra Als ik uw hand maar zag, verdween Angelikanbsp;Uit mijn gedachten : niets als gy kan my bekooren,

Toen ik u vond, heeft my Angelika vetlooien.

ANGELIKA.

Het is minnedigheid dat gy u w Bruid verlaat.

F A a R X C E.

’t Is wreede dwinglandy met eene die ik haat Te moeten leeven. Ach! ik kan mijn Bruid niet achten.nbsp;Zo fpcelt u w fchoonheid in mijn minnende gedachten,nbsp;Ach! bid ik, Jaatmy zien uw gadeloos gezigt;

Want gy my ’t leeven geeft, als gy uw masker licht.

ANGELIKA.

Zozegtge, Angelika geen liefdetoetedragen.-F A 8 R I C E.

Mevrouw, ’k verzeker u, zy kan my niet behaagen.

Zy fchijnt my lelijk, daar uw fchoonheid min verwekt: Dies bid ik andermaal, dat gy u eens ontdekt ,

En mek my uwen naam. ó Roem van alle vrouwen.

ANGELIKA.

ó Neen, ik kan my op de woorden niet vertrouwen Van een, die in de min (laag draait gelijk de wind,

En zijn behaagen in veranderingen vint.

En als gy zaagt dat ik doe met dat masker dekken ,

Zoud gy afkeeriglijk van my we! haart vertrekken;

Als van Angelika , zoud gy ook van my vlien.

Enzeggen, foei, alweer Angelika gezien.

F A B R t C E

Ik zweer u fchoone vrouw, en fal u eeuwig houwen, Standvafte min , mag ik uw aanfehijn maar aanfehou wen.nbsp;ANGELIKA.

Wilt gy my zien ? zo boor; ik ben vernoegd, en rijk, Tn mijne fchatten met Angelika gelijk.

' Gelijk van jaaren, vangeftahe, en van vermoogen :

En eeven eens befnêen van neus, van mond, enoogen; Gelijk in klcdinge, ficraaden, en in pracht:

Dies

Gelijk haat raaagfehap is, zo is ook mijn geflacht.

-ocr page 27-

VAN HAAR ZELVE. 27

T)k'' fouJ gy lekei lijk, als gy my zaagt, vcitrekketi, t‘lt;aroin kikgy my zien , zo moet ik my bedekken.

lABRICE.

k ben 70I liefde op haa- ge weeft gt; tot op die tijd Dat ik haar zag, maat toen raakte ik mijn liefde kwijt.

Daargy het minnevuur fticht in deezeingewanden,

Hetwelk, zo gy’t niet bluft my zal tot afchvetbranden. ANGELIKA.

Zo't hart, gelijk de tong Angelika verfmaadt,

En my oprecht beminde, zo toon het metter daad.

Gazoeku vryheid , en onflau vanuweeeden ;

Verfcheut het huwlijks fchiift, als gy met vrye leden Moogt minnen, die’tuluft, zal ik ontmaskerd zijn,

En melden u mijn naam gt; tot mindring van uw pijn.

F ABRICE.

Ditzalterftond gefchien, ik ga metluchtezinnen.

Na die ik eeuwig haat, om u alleen te minnen.

ANGELIKA.

Vetwachtnoch^nft, nochtrou, nochhetgewenfchtcja, Vatimy, voor gy verlaat, uw Bruid Angelika.

P H I L 1 P y N.

Maar goed hart, zegmyeens, hoe wort dat beeld geheten} PINABEL.

Dat weet ik niet, mijn vrind.

P H I L i P Y N.

Zo zult gy ’t niet vetgeetea.

Ha, ha, dat weet ik niet, zy heeft het hem verboon.

Ik wed zy is zo kaal, gelijk mijn vaders zoon.

PINABEL.

Ik moet voor deeze nar wat wonderlijks vetzicten:

Het is een mark-gravin.

P H I L I P Y N.

Waar van toch.

PINABEL.

Van Ortieren.


Ofticr, Orticren, Inlaag Brittanjc.

P H I L I P Y N. ja waar Duivel ofdatlcit}nbsp;PINABEL.

J?HI-

-ocr page 28-

DE MENN ENYDIGE

P H I L I P Y N

Goed, dat ’s itiy genoeg gezeid. F A B R I C E

Ikzal Me-vronw, voor wien ikeeuwig wenfeh teleeven, Wel haaft de zekerheid van nrijn veciofling geeven;

'k Ly nier, dat door bedwang mijn vryheid wor^ geroofd.

Ik werp die banden weg.

ANGELIKA.

* Dan word aan u beloofd j Dat gy me aanfehou wen zult, en zonder masker hoorep ,nbsp;Hoe dat mijn naam is, en van wien ik i en gebooren.

Maar als Angelika, u niet en wil omflaan ,

Tcrwijlze u zeer bemiqt, Fabrice, hoe zal ’t gaan ?

F A B R I C E

Ik zal haat ftreng bepaald voorfchri jven zulke wetten, Waarna, zo zy my trouwt, zy zich zal moeten zetten,

Dus breekt zy haaft aan t ween ons vaftc HuwUjks band; Heem, Philipyn, wel acht op haat volmaakte hand.

p H I L i p y N.

o hand, wat waart gyfehoon , woud gy u maar oiitfluiten, En Ichonkt aan Philipyn een beurs met goudc duiten.

Nilis haat fchoonheid waan, en wind , wielcefedaar van J ANGELIKA.

Ziet gy die fchoonheid niet, ziedaar, gcvocltzedan:

Die beurs met goud word o van deze hand gegceven.

PHILIPYN.

Mevrouw, u fchooue hand zou dooden doen herleevep,

De Bergep van Peru, de goudmijn ui Guine',

Zijn arm by uwe hand , z’is beter dan dier wc,

Jk lach de handen uit van alle Koninginnen,

En roem de handen van alzulke Mark gravinnen.

Fabrice.

Zijtgy een Matk-gravin, is my ’t geluk zo goed.

ANGELIKA.

Of

Dat word u wel bericht, alsgy het weeten moet. GaEaaluwvtygelei, en wiltzoby my komen ;nbsp;Maardaatisuwebeuts, ik heb noch nietvetnoomennbsp;Wiedaac van d’eigenaar mag weezen, daarom ziet

-ocr page 29-

VANHAARZELVE. a#

Ofgy die vinden tnoogt, voor my , ’k bewaar die niet.

Ik wenfch geen andre fchat, ais die my is befchooten Van mijn Vootouderen, en wettig aangebooren.

F A B R 1 C E.

Uw wil gehoorzaam ik vol minnelijk ontzag,

Maat ik verzoek, Me-vrouw, ofgy noch maat een dag^

Zo ’t u gevalt, de laft van deze beurs wilt d raagcn,

Terwijl ik midlerwijl naar d' eigenaar zal vraagcn.

ANGELIKA.

Üw zacht verzoek zal ik niet langer wederftaan ;

Ik doe, zo gy begeert, vaar wel mijn Heet, ’k moet gaan.

F A B R I c E.

Vaar wel, Me-vrouw , in ’t kOrt fpreck iku ongebonden.

F H I L I P Y N.

Vaat wel, mijn Honing-by , breng noch meer zulke tonden,’ MARINETTE

Zo wort de fchildknaap haaft van knecht een grooten Heer.

P H I L I P Y N.

Dat zal niet miflên, breng hier zulke handen weef.

DARDE TOONEEL.

P H I L I P Y N.

EHaagzehattjens doen my voordien goud-beurs fchromea , En mift mijn oog niet, 6 ik zie’galeen komen,

Zy treed recht op my aan , gewis is *t om mijn Geld,

Wat lijden Rijken hier al liften , en geweld.

VIERDE TOONEEL.

Izahelle, Louize, PhiUpyn.

izacelle.

H Oor Jongman, waar na toe, ofmag men dat niet weatcB? P H I L l P Y N.

Ja, weet ik’t zelfs wel, och, de plaats is rnyvergecteii^

Maar’k volg mijn Heet, Mevrouw, die my voor alle ding Bevolen heeft.......

I Z. A B E L L E

Maat hoor, daai is een Goudc Ring

Dia

-ocr page 30-

Jd: nbsp;nbsp;nbsp;D E M I N N E N Y D I G E

Die ik aan u vereer, wilt nu niets binnen houwen, Zeg» meent Fabrice met Angelika te trouwen?

L O ü I Z E.

Nu jongman fpreek gt; gy weet het dat uw Heer al doet j P H I L I P Y N.

Ja j maar ik weet ook wel, dat ik niet klappen moet.

L O U I Z E.

Laatu dit fchoon juweel en ons verzoek verwinnen j Zeg gt; blijft Fabrice noch Angelika beminnen ?

P H i L I P y N.

Wel, ik geloof van neen, daariseen Matk-gravin, Dietoonthy, zohetfchijnt, alleen getrouwe nsin,nbsp;Doch z’ is gemaskerd , en hy ziet niet als haat handen,nbsp;En dat ’s genoeg om hem in liefde te doen branden.nbsp;Hier zijt gy in het kort geantwoord op uw vraag.

Wat opent zulk een goed al monden in den Haag.

IZABELLE.

Maat ik vertrek, ik zie Angelika daar komen.

p H 'l LI P Y N

O, nu zal ik van Goud en Diamanten droomen.

VYFDE TOONEEL. ANGELIKA, MARINETTE.nbsp;ANGELIKA.

FAbtice, gy verkeert al mijne liefde in haat,

Gy keurt my om de hand, daar gy my om verlaat. Mijn masker doetmy zelfs verwerpenen verliezen.nbsp;Fabrice, gyzultmy, en ik zal u verliezen,nbsp;ïk neem u nimmermeer voor mijne minnaar aan,

Uw onftandvaftemin heeft uby my vetraan.

MARIKETTE.

Gedenk Mevroutv, gedenk om wie hy u verfmaade, Het is om u alleen» dies toont hem eer genade.

ANGELIKA.

Zijn wiflèlbaare keur verband hem uit mijn zin,

Ik haat zijn losheid, fchoon dat ik hem noch bemin.

MARINETTE

Maar

iDic u ftandvaftig mint, hoe wilt gy die noch haaten i

-ocr page 31-

VANHAAR ZELVE. Jt

Maar 'k zie uw Vader, laat ons daar niet meer van praten.

ZESDE TOONEEL.

Vakntijn, Izabelle, MauriceTerdirtant, Louinet Angelika, Marinette.

ISABELLE.

'tTS waan noch zottery, zijn dienaar zegt zijn zin Xls heel veranderd , want hy vrijt een Mark-gravin.nbsp;VALENTYN.

Een Mark-gravin?

L O u I z E.,

O Ja, zy kan hem meet befcoorcn Als uw Angelika, die heeft.haar lief verloeren;

Fabrice mint en vleit een ander tot uw fchand ,

En dat alleenig maar door ’t aanzien van een hand.

MAURICE.

Dit weetik mede, engy dientdit vooral te weeten,

Dat hy Angelika, uw dochter heeft vergeeicn.

En minteenandte.

VALENTVN.

Hy een and’re, o wat hoon!

Maar kan het mooglijk zijn, gelooft gy dat, mijn zoon; Fabrice, zou die ons zo vals en (fout bedriegen ?

MAURICE.

Zelfs heeft hy’tmygezegt, mijn Heer, dat kan niet liegen. VALENTYN.

Zo dat de waarheid is, zo ben ik nimmermeer Zo(èerbedroogen, óFabrice! wclikfweernbsp;Flien loskop, dat ik hem dat zal zo duur vergelden.

ANGELIKA.

Maar zacht Heer Vader, zacht, wilt hem daar om nietfcheldenv Zijn widèlingisbaat, hy wint by zijn verlif^,

M^ant doorzijn Mark-gravin zo wordthy een Markies. VALENTYN.

«oe weet gy ook dat hy veranderd is van zinnen 3 .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ANGELIKA.

® Ja j hy mint her puik ran alle Maik-gravinncn.

-ocr page 32-

Ji deminnenydige

ïu my vcrfmaat hy, als te laag en flecht van ftaat.

VALENTYN.

Wel hy is waardig dat hy hem eeuwig haat.

A N G E L t K A.

Mijn boezem bard van fpijt, hoe kan mi jn eer dat lyeil} Dat ik de Mark-gravin moet zien, enhoorenvryennbsp;Van hem ftiijn Bruidegom, ó duldelooze fmart!

Dit onverwacht verlies valt my, uw kind, te hart.

VALENTYN.

Wat voor een Mark-gtavin zou hy hier willen trouwen ? angelika.

Dat heb ik haat beloofd, zo lang bedekt te houwen ï Tot hy zijn vryery ten einden heeft gebracht.

FERDINAND.

Staat dit te lijden, dat Fabrice u nu verwacht ?

Oneen, ik zeg, en zweer hy zal haaft bitter fmaakért Het loon van zijn beftaan , van dat hy u derft wraaken.

V A L E N T Y N.

Ontftel u niet mijn zoon, hy hoont u zuftcr , maar Zijn eigen eer loopt hier meet prijkel en gevaar,

Zy blijft noch die zy was, maar hy vetlicd zijn waardé, Hy giat vóór troli wéloös, zo lajig hy leeft op aarde;nbsp;Maar kuht gy zulk een min aanhooren wel gemoed)nbsp;angelika.

De min, die hy haat toont, deed my zelfs zoo veel goed Of hyze aan my bewees; maat ik moet heni verachten,nbsp;Om dat hy rijker vrou bemind in zijn gedachten.

Alsmy , die minnefpijt verteert mijn jeugdig hart.

VALENTYN.

Mijn dochter zijt getrooft, verzet, verzet die fmart: Die fpotter van zijn trou zoude u niet doen als plaagen ,nbsp;Ik ben verheugd , dat wy nu zijn van hem ontflaagen inbsp;En ook van onze trouwbeloften , weeft te vtêcn ,nbsp;ïk word zo vaak om u van grooter aan gebèen,nbsp;Alshy is, jagewis, gy wint door u verliezen ,

MAU'

Gy mnogr nu in den Haag voor u de befte kiezen , ïk maak uw keur nu vry, raiju dochter weeft verblijd,

-ocr page 33-

VAN HAARZELVEi ?

MAURICE.

Nu openbaar ik ook mijn hart, nu is het tijd ^

Angelika, zo dra als u deze oogen zaagen ,

2,ijt gy alleen gewceft mijn opperde behaagen,

VerwifTel ook, en neemmy tot U minnacr aan.

Daar een Eabrice dond laat daar Maurice daari.

anceuka

Dat gy zo keufch verzoekt om my temogen vryen, Vergundeik u, maar 'tis ver boven mijn tvaardyen jnbsp;Mauricegeefrby tijd, op dat wy ons beraiönbsp;Op zulk een groot verzoek, Eabrice komt daar aan.

ZEVENDE T O O N E E L.

Valenten j F^hrice j jin^elikai Isiabelle y Maurice y ^erdi-* nand, Marinette, Louizc, philip'^ii-

É A 6 R t C È.

HEèr Valentyn, ikhebvanhuisecnbtiefontfangen. Waar in mijn Vader fchrijft, hoezy na my verlangen,nbsp;Alzo mijn Zuder trouwt, 'k vind daarom goed, mijn Heer jnbsp;Dat ikmijnaficheid neem , in 'c korte kom ik weer.

Valentyn.

Ja gad maar heen Eabrice, u word verlofgegeeveti,

Niet voor een korte tijd, maar voor ü ganfchc leevetv,

Alto mijn Dochter trouwt met een van meerder gaed.v_

Alsgy zijt, dn daar by datidvadig van gemoed.

Die niet j zo licht als gy , verandert met de gekken,

Dies gaat uit mijn gezigt, cèr ik n doe Vettrekken.

ACHTSTE T O O N E È L.

FERDINAND.

FAbrice, ’tis uw tijd, blijft hier niet marren, ga Eer mijire Wtaakzugt draks de handen aan u da.

negende tOONEELv’

MAURICE.

IK zal, 70 lang ik teef, 'Ncefu ten diende teeven,

M A'.-

Gy beb: mija herién lud het fchoonde dcCl gegceveti.

C

-ocr page 34-

34 DE M TNNEN Y D I GE

MARINETT E.

Maurice, mee verlof.

MAURICE.

Waar wiltsy met my heen} MARINETTE '

Ei laar Fabricc by Angelika alleen,

Zo zegt zy noch voor t laatft de toeftand liaarer zaaken j Hoe zijn verandering haat zal gelukk ig maaken.

TIENDE TOONEEL.

' ISABELLE.

IK wenfeh u in de trouw te vaaren eeuwig wel,

En wifleli gy noch cens zoo denk aan Izabel.

ELFDE TOONEEL.

F A B R I C E.

IS ’c droom of fdookery j wat moet ik zien en houten ? ANGELIKA.

Fabrice, zijt gy ook al droomende ge'^ooren ,

Zoo word doch eens ont waakr, weet dar de Markgravin,

Uw Bruid, uw liefde loont mer haat e wedermin.

Maar zy .heef my geklaagr, ja’tbart fcheen haarte breekeUj Om datzeu nimmer weer zal zien , of hooren fpreeken,

Al zoo zy voort vertrekt na laag Brittanje , en daar Zal trouwen regens dai k, alzoohaar Vaaderhaatnbsp;Ten Huvvlijk heeft beloofd ,

F A 8 B I C E

6 nooit gehoofde zaaken j A N r, E I. 1 K A

Dit heef zy my verzogr u zo bekend te maaken,

Dus Kjkzyweg, engaf al (chreiend my de hand,

Een hand , die t al befchaamr.

FABRICE.

Dit raakt my aan’t verftandi

ANGELIKA.

Ik wenfeh dat u’t geluk een bectei lo wilgeeven,

Voor my ik heb mijn deel om na mijn zin te keven.

TWAALF-

-ocr page 35-

VAN HAAR ZELVË. ' TWAALF D E 'T-^O O N E E L;

Fahrlce ¦


PHIL -IgP Y N.

IS ’t nu niet wel verbruid, twee Bruiden had gy ftrak,

En nu 20 geven zy u alle bei de zak.

F A B R I C E. .

Ga huur twee Paarden, wantik wilden Haag verlaten, o WifTelziekegeeft, rk zal ueeuwig haatcn!

Voort Philippyn, och! was ik vyftig tnijl van hier.

P H I L l P if N.

O Blinde waeteld! o! wat tapje bitter biet.

VIERDE BEDRYP: EERSTE TOONEEL.

ïzjilélle, Louiz-e,

I Z A B E L L E.

LOuizezechthèbtgy nu Mariner gefprookea?

LOUIZE.

O ja Mevrouw, zy zegt het huvvlijk is gebrooken i ’t Is zekft en gewis, de Markgravin vertrekt,

Op morgen vroeg na huis, Fabrice wort begekr,

Hy ftaac als radeloos.

IZABELLE.

Dat is zeer licht te gilïèn.'

, nbsp;nbsp;nbsp;LOUIZE.

Nu is ’tuw tijd Mevrouw dat watcaie bcvifTcn, indeze dwarrel-(Itoom vangt gy noch die gy mint.

Ik ben hier in , helaas, gelijk de liefde blind , kouize, hoe zal ik belt tot mijn oogwit raaken,

LOUIZE. nbsp;nbsp;nbsp;,,

Standvaftemin., Mevrouw, zalugelukkigmaakeit Neem, Marinette tot u hulp in dit geval;

k Weet dat haar loosheid en baat lift u dienen zal; nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Wantzy weet al’r geheim , en heefteen fchrandet oordeel. Zo gy haat gunft krijgt, keertzy alles tot uw voordeel.nbsp;IZABELLE.

Louize, maar hoe krijg ik haat beft op mijn zyj , nbsp;nbsp;nbsp;.

Ca.

-ocr page 36-

DEMIN N^ENYÜlGE

.tpüïZE.

Door geW gt; dat maakt de weg tot alle plaatzen vry;

Versu ld haar tong, zyzal’tverbbfgenhaaftontdckl en.'

“ nbsp;nbsp;nbsp;I z A'fe^E L L E.

Ik vrees Fabricc zal zo datelijk vertrekken.

L O U I Z E.

Zijt niet bekommerd, want ik zie hem ginder (laan MetPhilipyn I laat ons by Marinette gaan,

TWEEDE TOüNEEL;

Tabrice Philipyn.

F A B R I C E.

WEI hebt gy na mijn laft en order alle zaaken

Onsnoodigtotdereis, gereed en klaar doen rnaaketi J En zijtrde Paarden goed, diegy ons hebt befteld 1

philipyn

De Paarden zijn zo goed, mijn Heer, gelijk ons geld,

Het Paard, dat ik my tot mijn reis broer heb verkooten , HeeftlaaftvootCharleroy zijn vet, oi vlees verlooren.

En ’t ander is wel fchoon van lichaera, maar zo (lijf,

Dat het zijn beenen niet kan buygen onder ’t lijf.

F A B R I C E.

Maat zeg my, hoe bedelt gy ons zo lompe krengen !

PHILIPYN.

Op dat zy zonder fpraak alom de tijding brengen,

Dat wy twee Kapers zijn, die met de kous op ’t hoofd j Van een verlooren reis t’huis komen, ’t werd geloofd ,

Van ider die ons kent; maar of wy noch wat bleeven,

En wachten of de tijd ons beter lot wou geeven ;

F A B R I C É.

Neen, Philipyn, oneen! k verlaat den Haag, ikga ’k Verlaat de Markgravin , ’k verlaat Angelika.

PHI L I P Y N.

Ik wed gy te Parijs uw hoofd niet heel zult houwen j Want ider weet dat gy vertrekt om hier te trouwen,

Wat reden, wat verzet, wat onfchuld brengt gy by,

Die u bevrijden zal van al die fpottcrny ?

Gy daac noch in een klucht op 't Franfch Tooneel te raken gt;

-ocr page 37-

VAN HAAR ZELVE. 37

DePranfchen, als gy weet, zijn ftaaken , ja’czijn dtaaken,

Igt;ics jaagt de Markgravin , gelijk dedroeszofwart,

Ofals een nachtfpook toch voor eeuwig uituwhart.

En haal vry met berouw Angelika weer binnen,

Niet draait’er eerder om als jonge Juffers zinnen. Eabricekeer, ei keer, en red u eenmaal uitnbsp;Het Dool- hof van dc min, ei denk doch dat u w-Bruidnbsp;U nimmer reden gaf, offtofomhaartehaaten jnbsp;Datgyhaarfmaadlijk, alsonwaardig, wiltveriaaten.

F A B R I C ‘e.

Neen, Philipyn, óneen, mijn wegh geworpen goed Neem ik niet weder aan, te groots is mijn gemoed.

Ik zal om haatent wil niet blijven; maar vertrekken,

Al zou my ’s Gravenhaag, en ook Parijs begekken.

DARDE TOONEEL;

Pinabel, Tairice, Philipyn,

PHILIPYN.

WIc komt daar op ons aan, wie daar, wie daar?

PINABEL.

Goed vrind.

Eijt gy Fabrice, die de Markgravin bemint!

Ontfang dan deze briefop datgy diemoogtleezen.

FABRICE.

Hoe van de Markgravin, dit wil wat wonders weezen i Maar is de Markgravin noch niet vertrokken, zeg.

Wat heeft’et reis belet, wat is ’et in de weg ?

PINABEL.

Uat weet ik niet, mijuHeer, dat moet gy myvergeeven. Maar in de brief, vind gy het lichtelijk gefchreeven gt;

Waar nevens zy u zend noch deze beurs met goud.

FABRICE.

quot;'waardic; Philippyn.

PHILIPYN.

^ nbsp;nbsp;nbsp;MijuHeer, nuftaanwyftout.

riuinteflènrie Heer, is dit van alle zaaken,

“ie Zou van doode liên wel levendige maaken:

En

^ Phibzophen; onderzoekers der nituur,

C }

-ocr page 38-

|8 D E MINN EN Y D IG E-

En Alchimiften gy die dooi de kracht van ’t vuui,

De meneraalen méént de geefteu uit.te trekken,

Tot zy verwiiïélen in zulke blinde gekken :

Doe alle bei je beft j want als gy't laatftevind Van uw verbrande beur, zo houd gy niet als wind.

Maar ik heb Bartolus en Baldus by zijn ooren,

Ditis Juftiniaande Vaadcr der Dokiooren,

O Imperator! gy verduurt door lift en kracht,

Heer Guft-enrGeldeipos met al hun kaal geflacht.

Dit is dien Hipokreen , waar door dat veel Poëten,

Zo ftout alsonbefchaamd meet fchrijven dan zy weeten gt; Hier is dé Tempel gt; en hier in het Godendom ,

En zonder haar men fpeelt de waercld door voor ftom. Weg met Ovidius, en Zyn Veranderingen,

Deez’goudcGodcn doen meet wondetlijke dingen.

FABRICEtói?.

Om heel getuft te zijn van uwe liefde en ttou ,

Hebik geveinft, mijn Heer dat ik vertrekken zouw.

’t Geen van-Angelika , gezegt is, en daar neven gt;

Dat my mijn Vader had ten Huwelijk gegeven Aaneen, diemy mishaagd, ’k had dit alleen verdicht,nbsp;Omeenstezien, of gy Angelika, mijn Nichtnbsp;Zoud trachten wederom tot nieuwe min te wekken ;nbsp;Maarnuikhebverftaan, mijn Heett dat uw vertrekkennbsp;Dit uwe wanhoop fpruit, zo houde ik voor gewis,nbsp;Datuweminvolftrekt, en zeer beftendig is,

Uw Goudbeus zal my doen voor eeuwig aanu denken 5 En om die zelve reen kam iku ookbefcheiikennbsp;Met zulk een klcen gefchenk-, op d at gy , waar gy gaat ,nbsp;My in gedachten houdt, fchoon gy my nu verlaat:

Maar zo gy my noch eens wilt fpreken voor uw fcheiden, Zo volg mijn Dienaar na, die zal ü by my lijden,

Daargy my onbefthroomd moqgr fpreken van u mm;

Vaarwel, mijn Heer, ik blijfuw trouwe Mark-gravin. Waar voert my het geluk nu heenen!

Ik woon niet langer op det aard.

My dunkt, ik vlieg al Heemel waart.

Mijn voeten laakcu ftöfcodi fteenen.

-ocr page 39-

SSt

VAN HAAR ZELVR.

Wat welluft is my nu befchooren !

Wat rijkdom vlocii my in de fchoot •

Wat worden mijn gelukken groot!

Een Markgravin voor my geboortn !

Een Markgravin, zou t waarheid weczen! Of zouden r droomenzijn of fpook !

O neen! de Goudbeurs zeit het ook gt;

En ’t ftaat iu deze brief te leezen.

Hy leeft noch eens.

Maar, zo gy my noch eens wilt fpreeken voer u fcheiden,

Zo volg mijn Dienaar na, die zal u by my 'eidcn Daar gy my ombefchroomd moogi fpreeken van uw min,nbsp;Vaarwel, mijnHeer, ik blijf n rroo wc Markgravin ,

P H I L I P Y N

Drie honderd zijn'er net, driehonderd Piftolerten!

Mijn Heer, wilt nu Parijs vty uit u zinnen zetten.

F A B R I C E-Ga zeg de Paarden af, en dat ik heb belet Gekteegen , ’t geen mijn reis een dag of twee verzet,

P H I L l P Y N

Ik zal de Paerdeman hier geld voor moeien dokken,

Hy s maager als zijn Paard , ’t is Gerrct mei de lokken. FABRIC E.

Geef Philipyn aan hem een rijklijk Bodeloon.

P H I L I P Y N

Ei, neen, mijnHeer, ei neen , dans hem wis vcrbóoii.

PIN ABEL

MijnHeer, ik moet de beurs ngeeven, niets ontfengen;

Maar weet, de Markgravin u wacht met groot verlangen. FABRICS

Wacht my de Markgravin, verlangende; wie maakt My by haar doch zo groot, dai zy , als na my haakt,

Die hier een vremd lingzy , di'fchijnen wonderheeden.

P I N A i E L.

]^'jn Heer, uw vlugge geeft , en we' gefchape Iccden Zijn d'oorzaak van uw heil, ga fpi eek de Mark gravinnbsp;I^icu verwacht.

C 4 nbsp;nbsp;nbsp;TA-

-ocr page 40-

quot;0^ DE MINNENYÜIGE

F A B R I C E.

My dunkt, ik ttêe ten H'.mel in.

Y I E R D E T p O N E E L.

iMbelte, Marinette , Lottize. MARINETTE.

FAbricc gaat, en ik heb laft hem na te fpooren,

Wat hy bedrijft. Mevrouw; dies leen ik u geen ooren j Houd my nictlanger ftaan, ik moet vertrekken, zietnbsp;Uw trouweloos vetfoek op my gevalt mynia.

Getrouwheid is veel meer dan dierbaar Goud te fchatten. IZABELLE.

Ontfang tjiaar dit gefchenk, gy zult het anders vatten.

Wy zijn hier in den Haag, daar iders pronk gewaad Alleen is een gefchenk, niet anders in der daad.

Al wie hier geen gefchenk zou derven na zich trekken, Diezoumen openbaar, als zinneloos begekken. .

M A R I N E T T E.

Zoude ik dan orn het geld Angelika verraanl IZABELLE.

Neen Marinette, gy hebt my niet wel verdaan ,

Weet dat ik ben verliefd op Heer Fabrices gaven;

Zijn afzijn houd mijn ziel als levendig begraven , ïabrice, alleenis’t, d'e-indezebpezera leeft,nbsp;in ng Angelika aan my belecden heeft,

Datzy fabrice, alshaarniet waardigdenktte wraaken,

Zo tracht ik door u konft in zijne gonft te raaken.

¦ nbsp;nbsp;nbsp;MARINETTE.

Me-vrouw, maat weet gy wel, hy 's los, en licht van zin,

Hy haat Angelika, en mint een Markgravin,

En dat alleen door ’t zien van haar fneeu witte handen,

Die, zegthy, bipdenhem met vafteminnebanden.

L o y I z. e; , . nbsp;nbsp;nbsp;I

Ei» Marinette, help Mevrouw uit hare pijn ,

Woud oy in zulken zaak niet graag geholpen zijn ;

Ik denk wel, ja, gy moet medoogendheid betoenen,

^ zj haar mildhsid 5 waut zy aal a w rijklijk loonen.

-ocr page 41-

4t

VAN HAAR ZELVE.

Angelika is nu haar Bruidegom toch kwijt.

Én nu de Markgravin van hier, zoveren wijd Vertrokken is; nu gaat Fabrice op vrye voeten,nbsp;Hymagnu, wie hy wil, verzoeken, en begroeten.

En gy moogt, onbefchroomd nu helpen wie'tuluft.

Zeg dan aan Izabel al wat u is bewuli:.

Geen menfeh ter waereld zal 't van ons te wceten krijgen, Wecll vry verzekerd, dat wy’teeuwig zullen zwijgei*nbsp;I2ABELLE

Wat waart my een geluk, dat ik Fabtice kon Bekooreu tot mijn min, dat ik zijn hart verwon;

MARINETTE.

Lieft gy Fabrice noch met alle zijn gebreeken ?

Indien ik waar, als gy , ’k zou hem noo-it hooren fpreei:e% IZABELLE.

Helaas 1 de liefde heeft my onder zyn geweld.

Dies wil ik dat gy nu outfangen zult dit geld;

Ai, red my door uw raad; eer dat ik ga verlporen.

MARINETTE.

Op dat niet verder ga u droefheid , en u tooren,

Neem ik het goud, mevrouw, op u begeerten aan i Uw lijden is mijn pijn. Ik hebu doen verdaannbsp;Hoe dat die minnaar op een markgravin zijn zintennbsp;Geveft heeft, maar hy moet haat noch gemaskerd minnen inbsp;Dies moet gy, na mijn raad, u dienen van 't gevalnbsp;Dat u nu toelacht, en ook welbehaagen zal;

Want hier zal in’t Voorhout, omtrent kwartier voor achten Fabrice wcezen , en zijn mark gravin verwachten.

Dies moetgc u derwaarts gaan vervoegen, vcot die tijd Gemaskerd, lichtlijk zal hy waanen dat gy zijtnbsp;Zijn eigen markgravin, en ik zal in gewaadennbsp;U haat gelijken doen , zo ook in hals ijieraaden.

IZABELLE nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Maar, Marinette, ik vrees mijn fpraak zal myvettaan. Marinette

S.prcck weinig, en niet hard, dan zal’tu wel vergaan.

Vraag of u dienaar hem de Goud-beurs heeft gegeeven,

Zei

Eo of hj hce|c de biicf door uwe hand gefchiceveii,

Cf

-ocr page 42-

4Z D E M I N N E N Y D I G E

Zeg, loe u vaderland u niet bchaagcn kan,

Voor cat Fabticc zy u Markgraat, en u man.

Vcrtoen hem ook die beurs; wam hy zal fti aks door deezen Geloo'en dat gy moet zijn Markg avinne wetzeu:

Eiialsjy t masker dan opzijn begccne licht,

Zobhjihy eeuwigdoorzijncige woord verplicht.

IZAbüLLE.

O Maiiiicttc 1 komt mijn liefde dit te boven ,

Gy zuligenieten meer als ik u kanbelooven ,

O min gelei my, en begunftig mijn beftaan,

Laat d.'ze liefde lift na mijne wcnfcli vergaan

Zet u w krachien by , op da ik zonder fchrikken,

ïabrievang, enbindmetuwezachteftrikken.

Marinette.

Mevroiw, vertrek, 't is tijd, voort, gy moet vaardig gaan Jk ziclabricc met Mauticekomen aan.

VYFüE TOONEEL.

Fabrice, Maurice , Philifyn. MAURICE.

WY dachten, neef, dar gy de reis had aangenoomen, ï A il RIC E.

’tZon ook gefchiei zijn, maat daat is wat voorgekoomen, De Matkgravinues reis en is n ci voortgegaan ;

Dies blijf ik ocks te meer nu zy my doei veiftaan Hoezy my wacht, om haat. meiiny in d'echi te binden ,

Wie kan op aaide door de mi» meer voordeel vinden ,

Als ik! dichaarefchat, haat fchoonheid , cnhaeigoed Deelachtigzijnzal, fchoon zo hoog niei opgevoed.

Waar vinde ik woorden , of waar krijg ik zo vee! krachten. Dat iknaeifch verbeeld mijn vrolijke cedachicn.

MAURICE,

Zo is Angelika tiu uit u hart en zin;

F A B R r C E.

Mau-

Neef, die vergnn iku , wijlik'ereenbemin Die ’t alles overtrefr, het zal my wel behaagennbsp;Dat u Angelika wil trouwelieldedtaagen,nbsp;gelijk ik merke dat, de Markgravin my doet.

-ocr page 43-

VAN HAAR ZELVE. 45

Maurice, dacht gy wel dat ik wierd opgevoet Om met een Markgravin als Echr-genoot te keven.

MAURICE.

O neen, maar n geluk maakt u zo hoog verheevcn,

Dat ik door uw geluk ook m y gelukkig maak.

F A B R I C ‘e.

AI wat ik, waarde neef, kan vord'ren in u zaak,

Zal ik bevlijtigen, jazelfszngy moogtvreezen Of in Angelika een vonkje noch zou weczennbsp;Vanoudeminiotmy haar Bruigom , we! ik zalnbsp;Haar fchry ven, datze my verplicht heeft boven al,

Indienze my vergeet, alsikhaarhsbvcrgcetcn.

Want zy ftaat uitgefchrapt in ’t bock van mijn gewceten ,

Op datze in mijn gedacht doch nimmer weer vetfehijn! MAURICE.

Ik zal zo lang ik lecfu daar voor dankbaar zijn.

ZESDE TOONEEL.

Fahricei Philifiyn,

F A B R I C E.

W Aar of mi jnfehoone blijft? wat mag haat komft beletten} P H I L I P Y N.

Het heeft veeltijd van doen haar handen te blanketten,

Want onder zijnze zwart, en maaktze’t bakkes wit.

Ik wed de witkwaft daareenhcelcdagop zit.

Zy komt daar ginder aan, hier eindigt al u vreezen-

ZEVENDE TOONEEL.’

Izahelle, Gemaskerd , Fahrke, Philifyn. EABRIGE.

ZOu het de Markgravin -----

IZABELLE.

Zou dat Fabtice weezen I F A B R I C E.

O ja Mevrouw hy is ’t, die u getrouw betnind ,

Ik twijfel niet, nugy my zo ftandvaftig vind,

Ofgy zultcindcn myn verlangen, cn mijn hoopen.

IZ Ar

-ocr page 44-

4* IJE MINNENYUIGE

izabelle.

Uw ongcveiifsdc min, komtmy op heden noopen Tot waace wedermin •, zelfs tot den echten ftaat,

Islu gy Angelika om My te minnen haat.

F A B R I C E.

Ik bid vergun my ook, o pronk-juwecl der vrouwen,

Dat ik uw aangeiiet ntagonbedekt aanfehouwtn, IZABELLE.

Datzalgefchiên ; maarlief, geloofde gy ïo ras ,

Dat ik vau daag al vroeg na huis vertrokken was ?

F A B R I C E.

6 Ja Mevrouw.

IZABELLE,

Fabrice, óneen, want ik zou derven, ^oudeiku, mijn Markies, mijn Bruigom moeten derven.nbsp;Ik leef niet daar ik ben j maar daar ik lief, watvreugdnbsp;Geniet ik in uw zie!, vol wijsheid en vol deugd ,

Daar ik oudctfTeüjk voor eeuwig meen te woonen.

F A B R 1 C E,

Met wat voor liefde zal ik deeze liefde Iconen, izabelle

Praag ray tot in het grafgeftadig ttou wc min.

philipyn.

Mijn Heer, al weet wat nieuws, een tweede Markgravin,

ACHTSTE TOONEEL.

Jahrhe, phUi^yn, IzaPelle, uin^elika. Gemaskerd,

F A B R I C E.

EEn tweede Markgravin, wat zal my noch genaken! ANGEIKA.

Ontrouwe, gy moogtnoch wel den verbaasde maken,

Als zijnde onkundig dan dat ik hier by u kom.

Pabrice u w liefde draait gelyk de weerhaan om ,

Na dat gy gifteren zijt in ’s Gravenhaag gekomen,

Als

Hebt gy na dat ik zie. uw darde Bruid genoomen Ang?!ika was u te laag, te flocht van ftaat,

-ocr page 45-

VAN HAAR ZELVE.

Als ook de Matkgrav in, die gy zo licht verlaat,

Om deze die u vleit, ’k dacht dat alleen mijn handen U konden kluifteren met trouwe minnebanden,

Of heeft haar fchoonc voet mijn fchoonc hand vertrecn! Ofis’tecnprans gebruik te m i nnen d ry voor een ?

Of geeft vergetelheid u zulke lodc toornen i PHILIPYN.

Mevrouw, gy komt te laat uw plaats is ingenoofnCn.

ANGELIKA.

Die nu mijn plaats bekleedt vergun die ook uw hart.

Schep in verandting vreugd, maar weet dat niet dan fmatt U na zal volgen, o lichtvaardige ! ai uw dagen,

Zultey uwtrouwelooze , enloflcminbcklaagew.

Gy oordeelt veel te vroeg, van ’t geen gy weet noch zie;, Dies bid ik. Markgravin, dies bid ik lader niet ;

Maar wilt mijn onfcbuld, op gegronde reden , hooren. ANGELIKA.

Ik meende dat ik was alleen uw uitverkaoren,

Maar ’t is als ik gevoel, uw min is niet gegrond,

En zonder hart vrijt gy allcenig met de mond.

IZ ABELLE.

Uw toomeloozc tong zal ik u haaftdoen binden ,

Maargy, Fabriee , zeg, weet gy hier noch te vinden EcnanJrc Markgravin, dieuin'taatigezigtnbsp;Verwijt, hoedatgy zijtmeincedig, valfch en licht.

Daar gy als overtuigd geen woord derft tegen fpreeken,

Ik zal van deze hoon my aanftonds aan u wreeken.

Mits ik vertrek, en Iaat uw met uw Bruid begaan, nbsp;nbsp;nbsp;'

FABRICE.

Ik bid u Markgravin , ik bid u lief blijf ftaan ,

Weeft vry geruft, want gv alleen kunt my behaagen, ANGELIKA.

Zijtgyeen Markgravin! wat moet ik al verdragen!

IZABELLE.

Fabriee, ben ik nietuw Bruid en markgravin ?

FA-,


. Is dat de beurs niet, zeg, diegy my gifttcn in Het uitgaan van de Kerk, heb: voor mijn beues gegceven J

-ocr page 46-

4^ DËMINNENYDIGE

F A B R I C E.

O ja, het is die beurs, dat zweer ik my mijn keven.

P H I L i P Y N.

Waarachtig ’t is de beurs, mijn Heer ik ken hem wel.

A N G E L Y IC A

't Geen ik hier hoor, euzie, fchijnt droom en guigelfpel, IZ ABELLE.

Gp dat gy my nooit zoude uit u gedachten zetten,

2,0 zoude ik u van daag dry honderd Piftoletteu.

P H 1 L I P Y N.

Dit is de Markgravin ik heb gevoel daar van.

ANGELIKA.

Zy is een Toveres, die zwarte kunften kan.

IZABELLE

ïabtice heeft mijn knecht van daag geen briefgégeeveri Aan u, die ik zelvet had met mijne hand gefchteeveil.

F A BRlCEreje«r ANGELIKA.

Oja, ik ben voldaan, maar gy die’t al verdicht,

Wat dat 2Y zegt, vertrekt, vertrekt uit ons gezicht.

A N G £ L i K A.

Fabrice hoe kan’t zijn , datzo uwootenoogen Door liften valfche fthijn geftopt zijn en bedroogen ?

Kunt gy, wie dat ik ben niet uit mijn fpraak vetftaan ? Uw min, ominnaat! moet u nietter harten gaan,

’t Is nu de derdemaal, dat gy my hebt gefprooken ,

Noch by niyzijn?

F A B RIC E levins IZABELLE. Mevrouw, die linten, en uw fpraaknbsp;Getuigen, dat gyzijt mijn bruid, mijn ziels vermaak.nbsp;Mevrouw, zogvuhand, de handfehoen wilt ontrekken.nbsp;Zo zal de Markgravin haarzelven haaft ontdekken.

IZABELLE

Zoude ik om haarent wil mijn hand ontdekken, neen, ik niaak mijn hand nooit meteen andic hand gemeen,

Nu gy my op de rang ftelt van dé Haagfche vrouwen.

Zult gy na dceze dag my nimmer weer aanfch#uwcn.

Kent gy die linten niet, die van u beurs gebiookcn, liJnrV» Kv mv Tiin ?

NE-

-ocr page 47-

VAN HAAR ZELVE. 47 NEGENDE 1' O O N E E L.

Arfgelika, Fa-rice, Philij,yn.

ANGELIKA.

W vryery . mijn Heer j gel;)k'rnaar fpoten fpel

'Diesblijl 'kgii enz g voor eeuwig u, vaacrel.

T I E N D E T O O N E E L.

Fabrice Philifyn,

P H I L I P Y N

Dit ZOU de gaauftc man doen in her Dolhuis zetten,'

'iet tOoft my , als alleen de beurs met Piftoletto.

Ik fta »et won ierd Heer, da', gy dit fpul verheft ,

TioefAas, rroefHeer. daar by diy Vrouwen, ennehbieCL Zy hebben valfcb gelpedt. her 'vaaren looze prycii,

Ik heb Zulks meer gezien in and’ie monimcryen.

r ABRICE.

Dit maakt m\ raadeloo.s, ik weetin dit geval Niet wat my ftaar 'c doen , of wat ik laten zal.

Waar voert my dit gefpook, waar zal ik noch belandiilr O zoete Toveres! met u fneeuwitte handen ,

Hoe (lingert gy mijn ziel, hoe buigt gy my de wil gt;

Ik ben als roereloos, mijn zinnen zijn dood (lil.

Mijn rol isuitgcfpeeld, war doe ik noch in 't leeven * PHILIPYN.

Den Haag hoeft in bedrog Parijs nicttociegeevcn,

H t los en licht geval draait hier wel haaftig rond, ïlus zat gy als lu top, nu legt gy in de grond.

F A BRICE.

Aeh! Philipyn, wie zal mydi-bedrog ontdekken!

. nbsp;nbsp;nbsp;philipyn.

¦^e Baas in’t Gaft Huis, Heer, van de verliefde gekkeiï.-F4BR1CE

Maar, waar word ik gered van al mi jnlaftig kruis?

..j, nbsp;nbsp;nbsp;Philipyn

¦‘Ot Delft hier dich'eby in bet verbeterhuis.-F A B R I C K.

quot; « ial my het geheim van dit bedrogh doen blijken ?

?Hï.

-ocr page 48-

4? DË MINNENYDÏGE

P H I L I P Y N.

UwKoningsbril j mijn Heer, daar kan men klaar doot kijkeril F A B R I C E.

quot;Wat of de fchoouheid is, die my de ziel vermant ?

PHILIPYN

Zysna'iüis, mijn Heer, dat is na t Mooren-land lt;

Daatzy 'ebooren is i ik wedzy,word gebeeten Aaetzonlcr ziel, ei wilt dat vreemd Figuur vergeeten;nbsp;FABRIC e“

Vergcetei, neen, 6 neen, zo lang ik adem fchep»

En dat il eenig lid van deze leden rep,

Zal ik die'êhoöne, trouwe, en vaft liefde dragen ;

Want zyin ’s waerclds rond kan my alleen behaagen , PHILIPYN,

Gy weet haar naam; haar van , noch haar geflacht, ’t is tiils Te zoden na een nienfeh die niet te vinden is.

Aanwif, ofinwatland, meent gy haar te bevraagen?

Verlaat lat nacht-gefpook, eer gy't u zult beklaagenj Keert n; Angelika, zo raakt gy buiten nood.

F A B R I C E.

Ik blijf nijn Margravin j getrouw tot in de dood.

Ik zal hiat zoeken, en ook zonder haat niet kecren'i PHILIPYN

Wift dt pasquyn, ik wed hy zou nu pasqilleeren lt;

En nocnen u de geeft of aap van Don Quifiot.

Die Dikiüea zogt, en wietd een idets fpot.

F A B R I C E.

Geen lifter tong zal my mijn Markgravin ontrekken.

F H I L I P Y N.

Watb ocit de minne-moct al vreemde foort van gekken.

VYFDE BEDRYF.

EERSTE TOONEEL.

¦Angelika, Pinabel.

V A L E N T y N.

Vet'

¦'A. Pinabel, verzuim geen tijd, bevraag, beziet

TWaat gy Fabtice yim j op dat mijn mins veidriet

-ocr page 49-

VAN HAAR ZELVE.

Verkeeren maj» in vreugd’, achheb ik hem verlooren 2.0 is my alle ramp j en minne-fmart beichooren ;

Waht leef ik zonder hem , zo ftetf ik duizend doon,

Ga Pinabel , volvoer ’tgeeii ik u heb gehoon.

My luft noch fpijs noch drank , geen flaap bekruip mijn oogcn quot;Voot dat ik hem verkrijg, die ’knier zou derven mogen.nbsp;pinabel

¦Wel aan, Mevrouw, ik ga, ftel vty uw hart te vrecn gt;

En geef uw zinnen ruft.

ANGELIKA.

Neen Pinabel , o neen.

Een die getrouw bcmirit, kan ruft noch vree verkrijgen, Als in de wedermin.

pinabel.

’ck noodig dat wy zwijgen j Daar gaat Fabrice, gaanw’, vertrek, ik zal bezien,

Van verre zijn bedrijf, en al zijn doen befpien.

ANG-ELIKA.

Ik ga, volvoet mijn laft, ’kzal fpoedig antwoord wachteöJ

TWEE Ü'E T O O N E E L.

Fairice, Phitipyn, nbsp;nbsp;nbsp;in een ftherm.

FABRICE.


WAat dwaal ik heen, helaas Imijii vliegende gedachten Vervoeren my, ik weet haau waar ik ben , of ga ,

Hoe wroegt my het gemoed om mijn Angelika, Wienstrouw, ik trouwloos brak : nu kómen inmijnzinneanbsp;Gelijk als nacht gefpook twee fchoone Markgravinnen jnbsp;iVaar van ik een bemin die my de zie! vetmaind,

En kluifterd alsecnflaaf door haat volmaakte hand,

Dan boot ik Valentyn, Angelika haar Vader,

Myfcbeldenvoor ontrouw , eedbreekcr, enverrader.

Daar komt mijn Vader zelfs j vergramd vol ongena,

Lty zo verwijten dat ik zijne wil verfina.

Earns en ’s Gravenhaag hoe ruim zy zich vettoonen,

Die zijn my veel te klcen om daar getuft te woonyt i po wijde Waereld daar in 't alles adem haalt,

Valt my te bang, en is my al re eng bepaald;

“ nbsp;nbsp;nbsp;^ Dnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;PHÏ-

-ocr page 50-

^50 DEMINNENYDIGE

P H I L I P Y N.

Laat ons vertrekken , Heer, eer wy hier meet verdwaalen , Ik vrees de Markgravin zal van ons weer doen haaiennbsp;De beurs met Goud , en dan, dan waaren wy ui nood:

Want wie geen geld heeft is veel flimracr als mors dood.

De Paarden ftaau gezaaid, hier zal ’c ons niet gelukken gt;

En krijgt u Ferdinand, hy breekt u vlak aan Aukken.

Oin datgyzoverfmaadzijnZuftcrenuw Bruid,

Ik vrees voor ongemak; ik vrees zy onze huid Noch zullen beuken dat ons al de ribben kraaken.

F A B R r C E

U w vrees is vruchteloos, ik zal daar wel voor waaken.

P H I L I P Y N.

Maar, als’tgebeurt.

F ABRICE.

Wel dan, bekleed u met geduld.

P H I L l P Y N.

Dat’s recht zei Krom-neus, en zy floegcii hem om fchuld.

Dat prijkel is te groot, 'k ben vol gevaar en vreezen •,

Gelijk een Koopmans Schip moet ik verzekerd wcezen. FAfiRICE.

Laf- hartiee, cv zult noch door uw vrees vergaan.

^ nbsp;nbsp;nbsp;p H I r. I P Y N.

Vergaan , o mogt dat zijn , ik was hier haafl: van daan,

Maar Heer, wie komt daar gints zo zachtjens op ons zakken J Och! och! het is haar knecht, ik ga mijn biezen pakken;nbsp;Want komt hy om de beurs , zo weet ik nimmer raad.

F A B R I C E.

Wat tijding, brengt gy vrind , fpreekishetgoedof kwaat? PINABEL.

De Markgravin uw bruid , laat u haat bruigom wceten,

Als datzy t’avondby Angelika zal eeten

En u dan daar vet wachtomttcnt de klokke tien.

Gy zuk haat op dien tijd in ‘i vootfte vender zien ;

Maar gy moet hemmen , en zo dra zy u hoort fpreeketi,

Zal zy opuw geluid het hóófd na buiten ftcekeu.

PHILIPYN.

Haat hoofd na buiten, ja zo ftaan wy ysü cn pal,

-ocr page 51-

ys

VAN HAAR ZELVE.

Dat ons milTchien een pot met drek begroeten zal.

Ik fchtik voor dit onthaal; want dat zijn vrcmdc vonden. FABRICE.

Maar welke Markgravin heeft u aan my gezonden t PINABEL.

Die u de brief fchrcef, dien zond de beurs met goud.

P H 1 L I P V N.

Dit woordje beurs maakt my gelijk als ys zo koud.

FABRICE.

'K zal ter beftemder uur, en plaats my laaten hooren. pinabel.

De Matkgravinne docht dat gy haar had verloeren:

Want waar haar wooning was hadzeaan u nooit verklaard. FABRICE.

Oneen! zy wordt te vaft in deze bord bewaart.

Ga doet haar trou bericht aan haar mijn antwoord weten.

P H I L I P Y N.

En ik zou wel uit angft mijn Goud-beuis op gaan eten. PINABEL.

Ik zal de Markgravin uw meening doen verdaan.

PHILIPYN.

Hoezaldit apen-fpel, noch in hetend vergaan.

DARDE TOONEEL.

Pinabel, Klopt aan de deur van Angelika. ANGELIKA.

ZYt gy daar Pinabel J ik hen vol hoop en vreezen,

Of my Fabrice zalvooreeuwig eigen weezen,

Of dat ik derven zal door hem niet meer te zien, PINABEL.

Ily zal op u verzoek, Mevrouw» de klokke tien 0 komen fpreeken, duszaluw bekomtingduitem

ANGELIKA.

Oabinnen» Pinabel, roept Matinettebuiten,

Waarzeg, hoe laat is’t nu, een die verlangt heeft pi^rli

pinabel.

Wel na de Klooder klok zal ’t dicht by tienen zijn.

. nbsp;nbsp;nbsp;ANGELIKA.

Eer

' Is wel roep Marinette, ik moet haat noch wat vraagen, D z

Éi

-ocr page 52-

ÜEMINNENYDIGE

Eet ik Fabricc, fprcek, om tny daar na te dragen,

Het geeft in huys geen pas.

VIERDE TOONEEL,

Angelika, Marimtte.

MARINETTE.

Mevrouw, wat zal ik doen 1 ANGELIKA.

Hoor Marinette, weet, ik heb een kwaad verrooên,

Op U j boe komt de beurs, die gy moft trouw bewaaren In and’re handen kom, dit moet gy my verklaaren.

MARINETTE.

Mevrouw, gy lacht met my, of ik verfta u niet.

Heb ik de beats niet trouw bewaart, gelijk gy ziet.

Of zou Mevrouw op my wel eenig ontrouw vreezcn? ANGELIKA.

De waarheid die ik zag, kan ook geen logen weezen.

Ik zie die zelfde beurs, maar in ecu and’re hand, Marinette.

Gewis een Toveres verblindet uw verftand.

ANGELIKA,

Geen fpook noch too very heeft my dat kwaad gebrouwen. Marinette.

¦‘Ik hoop. Mevrouw zal my daar aan onfchuldig houwen, ANGELIKA.

Ik heb u in,mijn dienft nooit trouweloos gezien ,

Maar daarom.is ’t niet wis, of’t kan noch wel gefchicn ,

De Kameniertjens zijn meeft kaal en opgcblaazen ;

En die gemeenlijk op haar Juffers minnaars aazen j Waar door zy vaak beftaan iets tegens eer en eed ,

Zodat ik ftabeducht, ik weetniet wat ik weet,

Geen valfche Toovet-kunft noch fpook bedriegt iiiy d’oogen,

O neen, ik ben door u ofu w bedrijf bed roogen, MARINETTE

Wat voor verzekering begeert gy dat ik geef,

Van miin getrou wigheid , zo waarlijk als ik leef Ik ben onfchuldig, wik gy mijn goe naam berooyfen 5nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;AN'

-ocr page 53-

I nbsp;nbsp;nbsp;VANHAARZEL V E.

A N C. E 1. 1 K A.

Droog uwe tranen af, ik zal u woord gelooven gt;

Om dat ik u altijd bevonden heb getrouw , nbsp;nbsp;nbsp;^

Daar ik uit medely u heden noch voor houw j Maar ’t geen jk hoorde en zag gt; hpe zal ik dat verzetten ïnbsp;Zy die de beurs had, fprak dry hondert Piftolettcnnbsp;Zende ik Fabrice aan u, en daar benevens nochnbsp;Een brief, dieiknfchreef, 6 grondeloos bedrog 1

MARINETTE. nbsp;nbsp;nbsp;, -

Mevrouw, ik fta verbaat!:, hoe zal ik dit doorgronden?

Gewis een Toovergeeft heeft haar by hem gezonden.

Of't kon wel mooglijk zijn, dat hy’t maat had verdicht,

Om censtezien, Mevrouw, ofge ook in minne plicht En zulk een vretnd geval u zou ftandvaftig dragen gt;

De Minnaars leggen vaak de Juffers looze lagen ,

En fchoon hy trouweloos een aindcr Iiefverkoor,

En u verliet, watlcha, danhadgy ftoop, om voor Een lofle minnaar aaneen trouwer u te binden,

Keurt voor Fabrice vry Maurice tot beminden,

Die u ftandvaftiglijk bemint, eilanders geen.

Ei gun hem uw genaa.

ANGELIKA.

Neen, Marinette, neen,'

Geen Minnaar zal in my een nieuwe vlam doenblaaken,

Zo lang Fabrice leeft, zal ik Maurice wraaken.

MARINETTE.

Staat dan uw liefde vafl: op een die los verkeerd, ANGELIKA

Wat kracht de üefd’ al heeft, hebt gy noch niet geleerd.

Al had Fabrice noch in ’t minnen meer gebreeken,

Noch zoude ik maar met hem alleen van liefde fprcckcn,

Zijn Cer aanminnig oog alleen mijn ziel verblijd.

Maar is het niet haalt tien ?

MARINETTE.^

ója Mevrouw.

ANGELIKA.

’ris tijd gt;

En ik verlang met fraart na d’ oorzaak van mijn luiten,

Vader na my vraagt, zeg d^t ik kg te tuften, Datniemantonsvetfpied.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;MA-

-ocr page 54-

DE MINN en •? D IG E

Marinette.

Mevrouw gt; wilt Kinnen gaan ;

Want zo ik wel kan zien I Eabrice komt daar aan.

V Y FDE TOONEEL.

Tahricc, Fhilipyn.

F A B R 1 C E

Hier is de plaats, daarikmiin ïvlarkiezin zal fprcekcu. FHILIl’YN.

En ik vind hier de plaats, daar ik my zal verfteeken,

MijnHecr, de kloek aan't Hof fliat tien, vcrhefullem.

Ik hoor haar vender kraakt, nu is het tijd.

F A B R 1 C E.

Hem, hem,

Angelika, Gemaskerd, doet de vender op. ANGELIKA.

Zijt gy ’t Eabrice ?

F A B R .1 C E.

o]i, dielaarhembyuhoorcn,

Zijt gy de markiezin ’ zijt gy m’ju uitveikooreu i ANGELIKA.

Die beu jk, maar fpreck zacht, op dat ons niemand hoor.

Die onszoftoud als flus nu wederom vciftoor,

F A B R I C E.

Maar, wanneer zal ik u ontmaskerd cens aanfehouwen ï ANGELIKA.

Als ik my meer als nu Eabrice derf vertrouwen :

Maar zegt my, wie het was, die ginder in't voorhout,

Mijn rol kwam fpeelen alzoohibekliaamd, als ftout. EABRICE.

Mevrouw, ik ken haar nier, dat zweer ik by mijn leeveti. ANGELIKA.

Ik acht'u w eeden als de winden die daar zweeven,

EABRICE.

Zo ik haat ken, zo moet ik nooit hier blijde dag Bclccven, wantik haat met kennis nimmer zag.

ANGEI. IKA

Wel, ik vergeefu al wat gy my hebt misdreven,

1*Aquot;

-ocr page 55-

VAN HAAR ZELVE.

FABRICS.

Ikbenonfchuldig, Lief, dies wacht ik geen vcrgeevcn.

A N G E L Y K A. ïabricc ons beider treft een treurig ongeval,

Zo gy oprecht bemind , maar ’t raakt my boven al.

Wy moeten allebey, die wy beminnen, laaien Een ander tot vermaak, owetl dieikmocthaaten.

Waar door mijn Vader my verbonden heeft, wat pijn Gevoel ik ; want eer ’t daagt moet ik vertrokken zijn,

Nahuis; maarzo’tuluftgy moogt diefman verzachten ,

Met u w Angelika , die u nooit zal verachten,

Om uw verandering, zy blijft u tot de dood In liefde zeer getrouw , fchoon dat gy haar vetftoot.

Ik rade u ook mijn Lief, wilt haar voor my beminnen.

P H I L I P Y N,

Die Nacht-uil na ik hoor, wi! fpookeude beginnen.

A NGELIKA

Zo gy voor my verkieft mijn nicht Angelika Vertrek ik wel vernoegd, en gy verzet u fcha.

F A B R 1 C E

Zoude ik uw zuivre glans voor eeuwig moeren derven ,

Het doelwit van mijn vreugd, ik wou veel liever fterven.

angeli ka.

Ei matig uwe drift, en vlei u taai geduld ,

Nu gy my nimmermcet noch zien noch fpreeken zult,

’t Geen my wet prangt, maat wilt gy d’ oude liefd’ opwekken, In nicht Angelika, ’kzal dan metvreugt vettrekkken.

F A B R I C E

Helaas 1

A N G E E I K A.

Lieft gy my dan getrouw tot aan mijn end

F asr'ice.

Wat vraag' den Heemel is mijn trouwe minbekend.

Wel, zo uw liefde ftaat onwrikbaar zonder wijken.

Zo moet baar kracht voor 't laaft aan deze proeven blijken. Belooft gy ’t al te doen wat ik op u begeer ?

D 4 nbsp;nbsp;nbsp;f A-

-ocr page 56-

DE MINNE NYDIGE

F A B R I C E,

p Ja Mevrouw met luft dat ik u dierbaar zweet.

ANGELIKA.

Alzo ik trouwen moet na Vaders ftrenge wetten ,

Meteen, niy onbekend , ’t geen ik niet kan beletten,

Zo is ’c dat ik begeer op ftraf van ongena Dat gy tot bruid verkiert mijn nicht Angelika.

F A B R 1 c t.

Uw wil is mijn een Wet, ik liet veeleer mijn Iceven ,

Dan ongehoorzaam uw verzoek te wederftreeven.

A N O K r. I K A.

Gevalt u , dat.ik nu Angelika mijn nicht Eensroep, opdatgyuaan haar in mijn gezichtnbsp;Verbinden moogt; dus zijn wy van onseedontflagen.

’ nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F A B R I C E.

Mevrouw, zo 't u gevalt, het moet my wel behagen.

ANGELIKA.

p^Ongclukkige! door onftandvafte trouw.

Beroovcr van mijn vreugd, bedtoever van een vrouw.

Gy dwingt my nu de keur mijns Vaders tc verkiezen •, ó Onftandvartige u te vinden, is verliezen,

Hoe dubbek gy mijn fmatt, ik moet nu regens zin Beminnen die ik haat, en haaten die ik min.

Verrader van uw liefd had gy my trouw gebieeven,

Ik had mijneed volvoert, in met ueens te Iceven. Ontrouwe trek van hier ; want gy hebtroy verraan.

F A B R I C E

Verwijt my niet, maar wilt mi in onfchuld eetft vetftaan.

ANGELIKA.

Wie zal uw wiffcling, en iorte keur vetfehoonen.

. nbsp;nbsp;nbsp;F A B R I C E.

De liefde die me aan u gehoorzaamheid doet roonen,' Zo lang ik leef Mevrouw door minnelijke ontzag ,nbsp;ïk garotindedood , zo't u behaagen mag.

’,fc Beloofde u het is waar, Angelika te minnen ,

Maar niet om datzy is het oogwit van mijn zinneB.

Het was om dat ik u daar door behaagen zou;

,Want gy zijt maar alleen het proefftuk van tiaijntceB v,;,

-ocr page 57-

57

VAN haarzelvï;;

Is dit een misdaad die gy my niet wilt vergeven,

Zo neem vry met uw gunft van my het lieve leeven.’

’k Wil liever fterven door uw baat in ongena ,

Als leeven in uw gunft hier met Angelika.

P H I L I P ï H.

Hoort dit Angelika, wat mag hy nochal droomen. Mijn Heer, pasop, de pot zal u noch overkómen,nbsp;ANGELIKA.

U w licht berouw kqmt met uw fmeeken veel te laat;

FABRICS

Ik bid u andermaal vergeef ray deze daad.

ANGELIKA.

Uw minne-keur heeft my nu dtiewerfgaanbegeeven ,

F A B R I C E.

Schenk my dan ook Mevrouw de derdemaal het leeven, ANGELIKA,

Gy hebt barmhertigheid in deze borft vcrirecn ,

F A B R I C E,

Neen.''

Ach ongelukkige! vind ik genade?

ANGELIKA,

F A B R I C E.

Al was uw hart van fteen, en als van ftaal uw zinnen, Noch zoude ik u alleenonftetffelijk beminnen.

Ik blijfu tot de dood getrouw, mijn Markgravin.

Ik haat Angelika om dat ik u bemin.

Al had ik haar getrou wt ’t geen nimmer zal gefchieden Gy zopd nochtans mijn hart geheel alleen gebieden.

A NOS LIK A.

Angelika uw glans klimt hier in top van d’eer,

Kom fta eens in mijn plaats Fabtice roemt u eer.

Jmeliha, keert haar om, en doet de masker af. Hoe ftreelde my 't geluk zo ik u kon behaagen,

De roem was overgroot die ik daar op zou dragen.

Dies eindigt zeer bedroefd voor my dit minne-fpcl,

' De Markgravin en ik verlaten u , vaar wel.

Zv haalt bet Venfter wegh.

F H I L I P y N

Mijti

Hictdat hier vtvery, dat zou de droes verdyieteo.

D S

-ocr page 58-

5» deminnenydige

lilijn Heer gt; kom vaardig hier y gewis zy zullen gieten..

ÏABRICE.

Wathelfchetuimelgeeft vervoerd my door een hand,

Wat naare duifternis benevelt my ’t vetftand.

Mijn ongebonde keur , heb ik op lolTe gronden,

Te licht verbrooken, en dan weer te los verbonden.

ZESDE TOONEEL.

Tabrice , Philipyn, Valentyn» Perdimnt, Maurice y meteen Fakkel in de hand.nbsp;YA.tENTYN.

TRe met de Fakkel vOor, maar hebt gy ’t wel gehoord, Maurice ?

MAURICE.

oJa, mijnHcer, zeer wel van woord tot woord, 2y hadden in de min zo ’t fcheen gcfchil gekregen.

PHILIPYN,

Myn Heet, vertrek, vertrek; ik zie een blootc degen. FABRICE.

Neen, Philippyn, ik blijl al doode my ’t geweld,

Een vierig minnaar acht noch lec ven , lijf noch geld.

VALENTYN.

Daar Raat een man, gaat ziet, ofgy hem wel zoud kennen. MAURICE.

Het is FaTtrice, Goón!

ï ER DIN AN D. Dat hem de bliksem fchennen. Die eer vergeten guit, die zp vol waan en windnbsp;Gefmaad heeft en gehoond mynzufter cuuw kind,nbsp;VALENTYN.

Ontfte! u niet mijn zoon, laat m y uw grainfchap breeken, Steek op u zijdgeweer, ik moet Fabrice fpreeken.

Fabricc, meent gy hier te vinden in de nacht,

Het geen uw dart’le min heeft by den dag veracht 1 Dat ik by’t Zonnen-licht uit gunft u mcê wou deden,

Zoekt gy dat by de maan my als een dicft’ontdcclen gt;

Daar

Neen, loskop, ik verdraag urainnejankerey Omtrent mijn woouing ni«, ik zweer het u zo gy

-ocr page 59-

V A N H A A R z E L V E. lt;,

Daar van nie: aflaat, ’k doe u al de beencu breeken.

FABRICE.

Heer Valentijn, ik kom niet met u dochter fpreeksfi gt; VALENTYN.

Wie fptak dan met u uit het vender van de min}

FABRICE.

Mijn Heer, dat was uw Nicht, mijn Bruid, de Markiezin. VALENTYN.

Dat was een Markiezin die gy ons komt verzicten.

FABRICE.

ó Neen zy is gewis, markgravin van Ortieren.

VALENTYN.

Vertrek uit mijn gezicht met a! u zoete praat.

ZEVENDE TOONEEL,

Fabrics y Maurice, Valent yn , Ferdinand, Phdipyn, Ixatbelkf Angelika , Marinette, Pinabel.

IZ A BELLE.

GYHeeren roer verlof, dat gymyfpreeken laat,

De naam van markgravin d'e hebb'ik aangenomen ,

Om door dat middel in Fabriccsgnnlltekoomen.

Twee reden maaken myiot dit vol voeren graag,

Den eerden is de zugt die ik -ot broeder draag.

Op dat hy dan gerud Angelika zou trouwen ,

Het tweede is liefde.

MAURICE.

Zwijg, wilt dit doch binnen houwen. ISABELLE.

Het tweede is liefde, die ik niet kan wedetdaati,

Dies worde ik haad verfchoont, indien ik heb misdaan, ïabtice, hebtgy my niet tot uw bruid verkooren?

ANGELIKA.

Mijn taai geduld ver fmeld, ik kan ’t niet langer hooreii. ik ben het maar alleen, diedootraijn witte handnbsp;7abrice won, ikdakzijn bord vol minnebrand.

'k heb geveindtezijneen markgravin gebooren , nin dien febijn heeft my Fabrics trouw gezwooten ?

-ocr page 60-

io VE MINNENYDIGE

Zo dat ik waarlijk ben alleen zijn deelj^enood.

VALENTYN.

Daar liefdeheetft helaas! daar is de fchaamte dood.

ANGELIKA.

Hoe dorft gy Izabel, met vallch verdichte ftreeken, Tabricc met mijn naam , en mijn bedrijfaanfpreeken,

Of daciir gy hem daar door te trekken tot u man.

6 Eiabcl! ik weet nu w.it Dvv losheid kan.

P H I L I P Y N

Mijn Heer, dit kan noch roe, dit ftaat my aan ten leften » De zaaken zijn gedraait, zy buitelen ten beften ,

Zy ftaan u beide fchoon , tart toe gt; ]gy moogt nietmis.

F A B R I C E.

Ik weet niet of het droom , en ofhet waarheid is.

A N r. E L I K A.

Kom nader, Pinabel, Eabricekentgydezen?

F A B R I c E.

6 Ja Mevrouw, by heeft my vaak verheugd doen wezen, Ook Philippyn, die hy verrijken deed zijn kas.

r H I L 1 P Y N

MijnEJeer, zwijghiervanftil, het komt hier niet te pas. EABRICE.

’kOntlïiiguw briefen beurs van vafte minne panden.

PINABEL.

Die bracht ik u mijn Heer, ontfangen uit haat handen.

A N o E L I K A

Kent gy die handen wel ?

IZABELLE.

Ik fterfdoor minne fmart. EABRICE.

ó Ja Mevrouw , dat zijn de roovers van mijn hart.

Die moeten door berouw in mijne traanen baden.

A N G E L FK A

Rijs op Eabrice, rijs, ik geef u mijn genaden ,

Wat gy my hebt raisdawi vergcefikn, rijs op.

MARINETTE.

Maurice dit gaat Hecht.

M A Ü R I C E.

Ik krijg, heUasdefchop.

E

-ocr page 61-

VAN HAAR ZELVE. a

F A B R 1 C E.

Vetfchoontgy fcliootie Vrouw, al mijn uitfpoorigdwalen»

Zo zal ik dankbaar uw ftandvafte min betaalcn ,

Met ware wedermin, ik zwcer'zo lang ik leefgt;

Dat ik aan uw alleen getrouwe liefde geef V A L E N T Y N.

Nu gy Angelika, noch met uw lolTe zinnen Gevalt, haal ik u als mijn zoon ook weder binnen.

fabrics.

’k Zal mijn bedreeven kwaad vergoeden, en voortaan Door onverzetb’tc min , op vafter beenen gaan.

IZABELLÈ.

Angelika gt; verfcboon ’tgeenikuhebraisdreeYen.

ANGELIKA.

De liefde heeft u al vergiffenis gegeeven.

Maar ik verzoek datgy mijn Broeder Ferdinand

Niet meer verfmaad-, maar trek, maat trek hem uit de brand»

Eer uw afkeetigheid hem doet tot afch verllinden,

Neemt voor Fabrice nu mijn Broeder tot beminden.

I'abtice, zietgy, is mijn Bruidegom , dieskectc U w liefde haallig om , eer uwe jeugd verteert.

1 Z A B E i. L E

Mijn wonden zijn te diep, te var fch om ras te heelcri.

FERDINAND.

Ik zal uw minne-fmart in 't korte zo verdeden,

Dat ey wè! haaft vergaat, ik zal uw minne-pi)n Vetduimeu, en in plaats doen.waate wclluft zijn.

Ach 1 fchoone Iaat mijn m in u w m inne-keur behaagen. IZABELLE.

Daar van moet gy het woord aan mijn Heet Broeder vraagcu V A L E N T Y N.

Maurice, gy hebt vaak mijn guuGig hart gezien,

Tor uwaarts, dies verzoek ik zo bet kan gefchien,

Vergun mijn zoon dat hv mag Izabclle trouwen,

MAURICE.

Ik zal Heer Ferdinand mijn ZuGer niet oothou wen ,

Schoon dar ik derven moet mijn fchoone Angdika,

Het is mijn fchuld, mijnminycrklaardenikicfpa.

F E R-

-ocr page 62-

M INNEN Y DICE

F E R D I N A N D.

Watzeidnulzabelj mijnfchoone, mijn beminden »

izA belle.

Dat ik na broeders raad my aan u zal verbinden,

Ik heb zijn wille keur ook nimmer wederftaan.

Dies neem ik u tot Lief,

MAURICE.

En ik tot broeder aan. FERDINAND.

Ik zal vol dankbaarheid uw gunft en goedheid lootten,

Zo lang ik leef, en uw ftandvafte liefde toonen.

V A L K N T Y N

Den Hemel krooad uw keur miju Rinders meet en meer, En ftort op u het heil der Echt-genooten neer.

PHILIPYN.

Niemand gedenkt aan my.

ANGELIKA.

Ik fcbenk u Marinette. FABRICS.

En ik Ichen k u de beurs met al de Piftoletten.

PHILIPYN.

Wel, Marinette, wel geen rijker paar in’t land, MARINETT E.

ïs ’t ernft ?

PHILIPYN.

ója, ziedaar, ziedaar, daar is mijn hand. En zeg ook ja, ik zou ’t niet eraae u tweemaal vraagcn.

MARINETTE.

Nu het Angelika, zo wil zal ’t my behaagen.

PHILIPYN.

Dat 's korte vryery, ik lachme flap en ftijf,

Maritje het een man ,

MARINETTE.

En Phlipje het een wijf.

UIT.