HET
VAN
KL UCH T-SPEL. Door A. Leeuw.
Den fcsdcn Druk, ovcrficn en vermeerdert.
V^rtóont op d' Amfterdamfe Schouwburg^
t' AMSTERD AM,
By de Erven van de Wed; Gijsbert de Groot, Boekverkopers op den Nieuwen-Dijk, in de groote By bel. 1725.
-ocr page 2- -ocr page 3-Jonkheer van Zaiderfohbrgek,t amp;e.
MY» Heer, ik weetgytijt een van Apolloos vrind en, Dies offer ik *an u dit Huweli i van Niet;nbsp;Gevalt hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;datgy het door endoor begiet,
Gy %ult'er {fto ik meen ) geenjlahte Niet in vinden.
Dit Klugt-fpei wierdinH Frans van vele Konfige^indeh 2,00 V- ondtrlik gcroemt, dat ik 't myfelven riednbsp;Te brengen in het Duits. Ze» my hu d'eer gefehiednbsp;Mits ik , ’t vertalen my heb derven onderwinden. )
Dat u dit Huwelik van Niet maar iet vermaakt,
Zno heb ik dan mijn wit, daer ik naar doel, geraakt ^ En acht geen tijd verruimd, die ik hier aan belie de» :
Dewijl ’t op ons Toneel meer luijler hebben ital, Wanneer Uw' Achtbaarheit, ter Schouburg, bygev^.nbsp;Het bywóont, en bejlraalt met Uw'genegenthede».
Z eer ootmoedige en gehoorfaamftc Dienaar
¦Den Vl- van Hoy^niMnd.
A. LEEUW.
è
A 2,
IET
-ocr page 4-Iet leed Niet; dus hoord men /preken:
Doch dat is maar yd’le waan Want de Leeuw die wijttons aan,
Dat in Niet-ook let kan fteken.
Dit zal Niet door Iet beweren,
Die, in’tFranscerftopgekweekt,
N u in Duits op maat-zang fpreekt,
’t Geen de Leeuw hem heeft doen IcreUj Is, door Rymen, en Vertalen,
Nu een Lau’ren-kranstc halen?
Zo is’t hier aan Niet gefchied,
Ider oordeel* die Niet ziet.
EL
Izabelle. nbsp;nbsp;nbsp;Schilder.
Beatris. nbsp;nbsp;nbsp;Zanger.
Leander. nbsp;nbsp;nbsp;Krijgsman.
^Dokter. nbsp;nbsp;nbsp;Starrekijker.
Bo'eet. nbsp;nbsp;nbsp;Genees-meejier.
Het Toneel is voor, en in’t huys van den Dokter. Het Klucht-Spcl begint, cn eyndigt in dc tijdtnbsp;daar ’tin Vertoont w«rt,
HET
-ocr page 5-HET
VAN
Leander,
’ Emorgenftond is lang gekomen,
1 En ik en heb noch niet vernomen ' De geen die hiertans'wefen zou;
; Want dere trage btaat-Juflrou ¦ Mijn forgfal einden, ot doen groejen.nbsp;Ik Em die Dicnftmeid fchicr verfoejen,nbsp;Mijn finnen ^ijn heel bnyten fchik;
Sy mopft my, in dit ogenblik,
Berichten, hoe ik my beft nader inkennisbrachteby de Vader:
Om die, wiens grootc fchat en goed My meer behaegt dan ’t lichaon doet.nbsp;Wanneer als ik dit zo gebrouvvi,, heb,nbsp;Dat ik dit cenig kind getrouwe,, heb ,
So word' ik, van behoeftig, rijk;
Want, die geen geldt en heeft, alsllijk ,
In de-Acntifd, daer wy in leven ,
Word nergens lof noch eer gegeyen;
Ja, die dat niet en heeft is mal,
Beatris komt
heand.
Solid gy nu haaftgekgentheden ,
L^ander, Beatris, ' Oe is ’et al ?
Voor my,om in den Echt te treden, Door uw bchuipfaemhcit, vennoén?:nbsp;Beatris. Voorwaer, ik ken u niet meer doen.
M ij i) Juffrouw milt byna haar linnen,
Om dat de Dokter, onder ’i minnen,
Op yder Vryer, tot’er lect,
Siaig dit ol datle xeggen weet.
De grootfte gele, daarz’ aan zdl raken, Geloof ik vaft, is nog te maken :
En dat hy haar , zo lang hy leeft,
Sijn leven aan geen Vryergceft;
Uit vrees, dat dit zijn beurs fou krenken.
Dit ’s d’ oorfaak, moogt gy vry’lik denken, Dat ik voor u niet meer vermag.
Leand. Watben ik ongelukkig? ach!
Salik, door ugeljepezinnen, k Hert noit vabi mijn Beminde winnen ?nbsp;Beatris. Geloof my, 'k weet wel, van nu an,
‘ ' Dat u mijn hulp niet helpen kan.
Ik zie voor u gceli andcr open,
Dan op de Vaders gunlt tc hopen ;
Als die daar in bewilgt, voor al Weet ik, dat zywcl wil left zal.
Ook zou ik wis en teker houwen ,
So hyze niet zeer haalt laat trouwen,
Haar fterven gaat een wilfe gang;
Sy fchreyt gehcelc nachten ialig,
Uit vrecfc dat zy maagt fal fterven,
En noit geen kind’ren zal vetwervén.
So dat die vrees haar, met’ct vaart j Jjicht brcagcHza! ten grave waart.
-ocr page 7-Vaar wel, ik hoot de Dokter komca. Leaiid. Hoe, fondcrdat ik hebvcrnomcnnbsp;Van u een woord van raad of daadt ?nbsp;Beatris, Gae heen,gac by u fclf te raadt*
Bedenk mctloïcliftigheden,
Eer gy hem voor 't gelicht komt treden, Een konft die mangel heeft nog vlek.
So gy hem inct een aafTche trek Vol aartigheden, kunt belezen,
Gewis, gy zult zijn Zwager wezen. Leand. ’k Gae dan vergieren iets ter yl.
Maar hou mijn woord noch inid’lerwijl.
Dokter, hMieüe.
ZO hoor ik, wiltgy dan, m^n Vader, Dat ik mijn fterfdag haaftig nader,
Ên dat ik nimmermeer en trouw ? Dokter, ’k Wil weten, waar ik my aan houw.nbsp;IiMhell. Wat Vryers u hun dien ft opdragen.
Niet een vaail kan u behagen.
Dokter. Maar gy, die dus vol fmert en pijn,
N iet roept als om getrouwt te zij n,
En al gedurig fpreckt van minnen,
Weet gy w el w'at gy wilt beginnen ?
Weet gy wel, als men is gepaart,
Wat vruchten dat het huw’lik baart ?
Die in den Echten-ftaat wil leven.
Gaat zich tot huis twift overgeven. Totkijvery, tot haat en nijd,
Tot wenen, alk eer, twift «n ftrijd:
Want alle Mannen, welervaren la vroom, gelijk als eertijds waren,
A 4 nbsp;nbsp;nbsp;Chri-
-ocr page 8-^hrifippus, Anaxagoras, , nbsp;nbsp;nbsp;,
Dcnoltenes, Pythagoras, nbsp;nbsp;nbsp;!
Killiftratus, Anaxtmandcr, nbsp;nbsp;nbsp;|
Quintiliaaii, cii Pcriandgr,
Verheffen , m4enhoogftcn graad»
Da n reinen.maagdelijkcn ftaat ja, hoordit link, metvalte reden,nbsp;üe wijze Sofirates ontleden, '
Hyzeit, die zich tot Trouwen,, geeft.
Zijn vroeg of la^t berouwen,, beeft.
Ip.'ihdl Neen, Vader, in de plaats van zuchten, Twiit, af-kcer, haat, en ongcnuchten,
Is’i Huw elik al in ’t gemeen Vervult mct.duyfendf.ietighcên.
Dokter. Ik zeg, gy laftert a'lc Wi)fen,‘ McfdushetHuwclik teprijfen,
Ikwceteiok niet by welk een Man Men zoo veel ziiethcêii fmaken kan.
Want ProfclToors zijneigenfinnig,
Prcceprcrs wrevelige!! vinnig.
Hirtoric fchri|versjeugenaars.
All .Advacaten wciffelaars, ......'
, De P rocurcuren zijn meinedig.
Trijgfluiden twiltig cn onvredig.
All‘ Edcllién volfchirnpen frnaad.
De Rechters v6l van ftuurs gelaat.
AlP Oft'icieren on-rncéwarig.
De Rentenieren deun cn karig.
Koopluiden zijn vol woekety.
Poëten vol van raferny.
¦'.De Redenrijekers zijn maarvleyers,
De. Starrekijkers maar vcricycrs.
De Chrirurgijnen kakelaars.
De Mcdici/nen moordenaars.
AU’ Apothekers maar vergitters.
De PhiloRtphcn muggefiflers,-Eïid’Alchimiilen zijn fleebts maar •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Recht
-ocr page 9-Recht! algemiflen allegair.
in’t kort: wat Vrycrs hier genaken,
Ik talie wis al t’faincn wraken.
Maar, ofm’ercind’likfoeenvond, Die gy met recht niet wraken kond,nbsp;Zou hy dan noch u gunft niet winnen ?nbsp;XiokUrnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ik tweer bv mijn geleerde tinnen,
¦ En by de wonder-grooteSchaar,
Van ons Doktooren allegaar, ya, by’t verfland lelfs van die vromen,nbsp;Daar ik mijn oorfpronk heb bekomen,nbsp;Komt heden hier alfiilken ,V1an,
Gy tulr met hem veriamen dan ^
Licht komt hy daar al aangetteden.
Poöet. dokter. l%ahelle.
Poëet,
Ekoort, door lo veel godd’1 ikheden, Als in u Dochter tijri te lien,
Koin ik mijn dicnft u aan tc biên:
Op hoop, dat gy my daar beneven Dcnaam Gilt van uw Zwager geven.nbsp;Dokter.
tegen fijn Dochter.
Zie hier het deel, daar gy naar haakt. ]z,cibelle.
Staat
Die Man is niet heel w'cl gemaakt. Maar om voor erger niet te vtcefen,nbsp;En dat ik graag de Bruid ton wefen,
Staat hy my niet heelkwaUkan,
IXikter. Wat is uw konft ?
Puëct. nbsp;nbsp;nbsp;Ha! zo men kan ,
Met zulx te zeggen , u bewegen,
Dat deze fchoonheit wotd verkregen ,
Sai ik gelukkig zijn voor al.
Dokter. nbsp;nbsp;nbsp;Vaar voort, en zeg’et my.
poëet. nbsp;nbsp;nbsp;Ik Zal.
Die is zo edel, enzotreff'lik •,
So zeer behoorlik, en verhefPlik}
So waardig; zo vol eer en lof j So. vol van herelike (tof.
Dat zelfs in al des werelts wijken Nieisis by beur te vergelijken.
Dokter. Maaruoenaze my.
Poëet. nbsp;nbsp;nbsp;Weet dan, mijn Heer,.
Dat defe konft die ik hanteer.
En daar mijn tijd in word verlieten,
De waarde Dicht-konft is geheten.
Maar nu,om vorder metbefcheid.,
Te roemen heur voortreff'liKheid •'
Ik kan met waarheit u ontleden ,
Hocin de wijdberoemfte Steden Zijn dikwijls opgerecht geweeft»
Met vlijtige arbeidzamen geeft, Gebouwfelender Schouw-Toonden:
Óm y ders ooren daar te ftrderj,
Met defe konft. zo hoog geacht,
Ja, ons van boven toegcbiacht.
So dat de Wereld wijle Icharen ,
Morh Zang, noch Reden-koiiftenaren., Noch Starrekijkers. immermeer,
Genoten hebben zulk een eer.
Als veel Poeren., waart geprezen..
Dej
Door Eercbeelden zijnbewefen. d’ Orakften yoormaals hoog verlicht gt;nbsp;Antwoorden, vaajv mee Rijoirgedicht.
-ocr page 11-Dcblond’ Apollolingt(laag rijmen,
Die na zijn godd’likhedcn zwijmen ;
Ook wel de relt van’t Goden tal.
Dc negen Muzen, overal,
Zijn van 'r geleerde volk, met reden,
Gelijk als heilig aangebeden.
Maar, nadcmaal gy heel wel weet Heur luiltcr, hier van my verbreedt,
Kom ik vergeefsheurgodd’lik roemen,
En heur voortreff’likhcyt u noemen,
En ben verfekert, van nu aan,
Dat gy mijn liefde toe fult liaan.
Mitsgy u konrtdus hebt geprezen,
Schat gy mijn zwager nu te wczi a ?
Maar, maakt my defe fpreukeens los:
* Dcledantcarmmafiultos, nbsp;nbsp;nbsp;•Gtkken
Want defe woorden moet gy SeVfs voortgekomen van Poëten,
Verwijten uw vcrmetclheit.
Poëet. Dc konit daar ik van heb gefeit.... iJokter. Is uitgevonden om te liegen ,
En tot verfchalken én bedriegen.
Sydoct, waar darmen hcurgchengt , Mcerfchade, danzy nutaanbrengt.
Daar is, al febatgy heur van waarden,
Geen fchandelikerkonft op aarden.
Poëet. Weet.....
Dokter. nbsp;nbsp;nbsp;Z’ is ook al, van ouden tijd,
Doorn,Poëten t’ aanfieu kwijt,
Die Leugcn-dichtcrs zijt geheten,
Naar dien menzeit van u Poëten,
Gy waart, cn zijt tot defer öond:
Pdf'et.Maar laat my toe, dat ik mag Icggê Dokter. Gy hocti ons dat niet uit tc Icggé.
’t Kwam door uw zotheit by, gewis,
Dat defe Iprcuk iu wcfca is:
t
-ocr page 12-PiBorihusatque Poetii nbsp;nbsp;nbsp;*D«Schil-
Qftidltbet audendifemferfuit aqmpotejlas. ders en
Poèet. Maar Heer..... nbsp;nbsp;nbsp;Poëten,
jiokur. nbsp;nbsp;nbsp;Dievan Athcnen, en
Die vanLacedeinoniën. nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;witiewiquot;
Voor henen defe peil verbranden len.
Als doodelik voor alle Landen ;
By brengende mctgrootcrcén,
Hoe d’ondeugt niet behoort gelcên,
Daar eenvoud, vromigheit, cnwaarheit, Vertonen haar volmaakte klaarheit.
Want defe woorden brengen’t méé :
* Veritm non indiget arte. nbsp;nbsp;nbsp;* pe tvaatheic
Poèet, Gy wort in ’t horen langs hoe trager Dokter. Ik neem geen gek aantOt mijn Zwagernbsp;Poee't. Mits defe Man zp bij lier fmaalt
Pp defe kond, daar niets aan faalt, li^hy onwaardig ook, mitsdefen,
Dat hy mijn fchoon-vaar zonde welen, biam,
Dokter, regtn fijn Dochttt.
Ja wel!
habell. nbsp;nbsp;nbsp;Eilaas! ikmeende, dat
Ik die al tot een Bruigom had.
Maar, fo gy ’t eens wilt overleggen,
Mits defe Vryer af te zeggen.
Het raakt u meerder, dan ’t my raakt;
Hy hadde t’uwen dienllgemaakt,
Op levenden, als ook op doden,
$onnetten, Graf-.dichten, en Oden ; Op-fchriften, Anagrammen, ennbsp;Noch meer dat ik niet noemen ken.
Ook had hyons voor allefaken,
Een Bruilofts-dicht nu konnen maken.
Dat zy daar mee zo ’t wil, zo ’t kan.
Hier nadert ons een ander Man,
Die is voor u, dan moogt gy trouwen. tuihell. Ik vrees gy zult uw woord niet houwen.
V. TOQ-
-ocr page 13-DUrf ik wel hopen, en vermoln.
Dat gy Hiy zo veel ccr fult doen,
Dat gy my fult u Dochter langen,
En in u huysgezin ontfangen ?
Xiokter. ’tKanwefen, watzijtgyvooreen? Schilder, Ik ben de vinder van al ’t geen
De naam draagt van vercierde werken,
Te fien in Huifen, Hoven, Kerken.
Daar is niets of ik aap het na, InmijnSehild’ryen, fondergS,
Zo ik het alles kon doen leven,
Wat tkgcftalte heb gegeven,
’k Wed ik Natuur de loefafftak.
quot;Ziokter, Dan kon gebeuren, met gemak.
Ik meen zo makk’lik als ik reken Datgyzijtin eenfles tefleken.
Schilder. Van zo veel dingen, fondertal,
Alsfich vertonen over al,
En zijn'er geen, hoe raer, te vinden,
Die’k niet zou durven onderwinden,
Tc ftellcn kondig op ’t Panncel.
’k Maal aangezichten, door’t Pinceel,
Die voor de Wcrelt zijn een wonder. Ikmaaldeblixem, en den donder;nbsp;DcJ3eellen, Planten, Berg, en Dal;
Den Hemel, Wolken, Stat, en Wal; DeVreê, den Oorlog. Roven, Branden;nbsp;De Kruiden, Bloemen,, cn Waranden ,nbsp;Vuur, Water, Aarde, Zon, enMaan;nbsp;Fonteinen, Hoven, Pad en Laan;
ben dag, de nacht, de wind, de vruchten, Steen, buurten, dorpen, en geruchten.
In ’tkort; om mijn beworp heel klaar t’ Ontioflen, ch met een woord maarnbsp;Mijnzaak volkomenuitte leggen,
Behoet ik u (lechs maar te feggea,
Dat ik ben Schilder Arondel,
Af-komftig van de Griekfeh* Apel,
Die van den gróocen Alexander,
Om zijn vermaardheit boven ander,
Geilde wierdop fp höogcntrap.
Dies mijn geboott’, en wetenfchap, Verbinden u, op ftaandc voeten,
Mv voor u Schoon Zoon te begroeten.
Xgt;oker. Al zacht vvpt, Schilder Arondel, Af-komltig van de Griekfeh' Apel,
En weet, dat ik zulk tlecht gevoelen , Wenfeh in dehclfcbezwavcl-poelcn,
*t Geenmy zou willen fchatten voor Een meerals een geleerd Doöoor;nbsp;f)m dat mijn Voor vaSrs wetenlchappen,nbsp;Van oudsher, ftegen langsheen trappÊilnbsp;Van hoogc waardigheit en lof.
Dcrhalven, op dat ik geen (lof Aan iemand kome te vrewekken ,
Van my le tellen by de gekken,
Zo ik mijn Dochter gal aan uw’
Ben ik voor fuiken Zwager fchuw’.
^'aut die (ich zei ven Schilders noemen, Zich zei ven eigenlinnig roemen ;
Vermits ald’opgcblafendheit,
Die doorgaans in de Schil ders leit.
En 't is my nut, in dezen wandel,
Dat ik met zorg en kennis handel:
Al eerdat ik in (Icê van iet, pntfang een grootc Hechte Ni _’t;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
' Éen Man vervult met koppighodtn-i
Vól
-ocr page 15-Voi waanivicht,rocmgt;,ucht, fonder reden, lu’tkort; het syutot een les,nbsp;t Proffer ifias ratiunes,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, t Aengaeti-
Dat gy mijn guuft nictfult oinfangé. nbsp;nbsp;nbsp;quot;
Schilder. Maar.....
Dokter. nbsp;nbsp;nbsp;Maar^ gaat heen en laat u hangen.
Schilder. Hoc l dcfe Man is gek of dol;
Ofbuiten twijfttl boven vol. bimem Dokter. Een Schilder fou mijn huis bederven.nbsp;habelL ’t Moet zijn dan dat ik Maagt fal fterven.nbsp;Wie zal fich nu meer bieden an ?
Nochtans, zie daar, ik wil een Man. Dokter. Mijn Dochter, laat die voorforg varen;
’k Wil zeggen uwe vrees van paren. iMiell. Wanneer ’t m ijn Vader toe fal Haan.nbsp;Dokter. Haalt bied fich wcêr een ander aan.nbsp;iMbell, Uw keurigheden, zorg, en fchromenjnbsp;Sou my tot Ouderdom doen komen:
En dan kreeg ik toch rtiemant nier.
Dokter. Sic hier uw deel, ttaak uw verdriet.
Zetnger, Dokter, h^ebelle,
Zanger,
ZUltgyuw dochter wedcr-llrcven, d’ Arion vandefe eeuw’ te geven ?
JzabelU. Stil.
Die Man l^reckt met een goed verftand. Zanger. Ik ben een’ Orpheus van dit Land.
'k Weet met mijn zoet gezang, de zinnen Soo wel tc lokken, en te winnen,
Dan zelfs Francifcus,of Robijn.
In't kort; ik ben een Muzi^ijn,
Bemind van zangers, en zang’reflcu»
My hc3en d’cer geeft, boven hem,
Te luytt’rcu naar mijn vcêl cn ftem,
Mits ik het keel-geluit en fnaren,
Veel beter, dan hy zelf kan paren.
Ikweet hoe’tmct deZang-konftlcyt;
’k Weet van heurgoêwelluidcntheit;
Van tonen, die om’t hert te raken.
Een brave t’zaïnenllemming maken.
Daar willen (ich fomtijdsookal Meé mengen onder ons getal,
Gelijk jaap Hol, enSymenSchraper, PietRottenert, cn Floor de Gaper;
Maar defe luiden zijn voorwaar,
Bymy maar gekken allegaar.
Enotnudad’ ik naar het leven ,
Hier van verfekcring te geven,
Zal ik, behoudens uwe'gonft,
Dit gaan bevellen metmijn konft.
Dies luifter toe , met open’ oren ^
Bla’t wonderwerk datgy zult horen.
üukter, byzjchrelfe.
Dees fno vervloekte konftenaars,
Zijn al gemecn’lik bedelaars,
By die, die hun geraas by woonen,
Twee uren lang, eerzy’erlooncn:
En heb, by lieden van vcrltand ,
Hen geld lien geven in deliand,
Op datfc maar aan ’t zwijgen raakte.
Zamer. Het is een wi js die ’k (elver maakt*.
Hy nbsp;nbsp;nbsp;en gez,mgen hebbende fpreekt hf voert.
Welnu, Docioor, hebtgyudagen Wel oyt gehoort, met meer behagen,nbsp;Zoordcnt’lik, zofoetenraar,
De ftem gchuw’likt aan de faaar!
Uw ziel behoort, door dit veriKogen, Tezijn gelijk'als opgetogen.
Hoenu, ay(preektniet! zijtgydoof?
Hal
-ocr page 17-Ha.' Ha! gyhebt, 70ik geloof,
Met defe foeten zang te horen,
Uw zinnen en verftand verloren.
Dcrhalven, mits ik door mij nkunft Verovert heb uw hert en gunlt,
Zowil ik nu niet langer wachten.
Met u te brengen in gedachten,
Dat ik gewis van liefde llerf,
Zo ik uw Dochter niet verwerf.
Wel hoe ! ik zie uw kleur verfchieten ? Dokter, ’t Zijn min vermaken dan verdrieten,
Te zien, dat dcfcn lompen bloed,
Met fuiken trots en hooge moed,
Mijn Dochter komt tot Bruid begeren. quot;Zanger. Gy weet met wat uw huis kan cerennbsp;Dokter, Ik weet wel, dat de Zangers maarnbsp;Zijn lanterfanten allegair,
Vol van verwijfde goddeloosheit,
En deugenietery, cnboosheit;
Dat zy ook altijd by’tgeweld,
Van potfemakers zijn getelt;
By handbekijkersfableryen;
By koordedanfcrszottcrnyen;
By lafterlijke guichelaars I En afgerechte leugenaars,;
Ja, dieuwkonft, tot allen ftonden,
Is aller nodclooft bevonden Derhal ven dan, met kort befluit,
Zoek elders uw befchoorc Bruid.
Zanger. Hoe ! weigert gy my aan te nemen ? Dokter, Uytmijngelicht, niet mecrtetemGn,nbsp;Zanger', Jkga, op’t geen hier is gcfchicd.
Voort maken een nieuw kluchtig Lied. binne, Ir,abell. Dit weig’ren fmert my fonderlingen.nbsp;Hyhad my maat-zang leren fingen,
Hy had my ook met een beduit ^ Gebruik van cyter, harp, cn luit.
B nbsp;nbsp;nbsp;Hy
-ocr page 18-Hy had dc noten my doen kennen,
D6 mafitte flaan meé doen gewennen. Maar, tot mijn onluk, fie ik wtlnbsp;Dat ik nu noyt yet leren fel.
Dokter. Ik wil, al is ’t dat gy wilt houwen ,
U geen oncerlik Rliin doen trouwen,
*k Wil weten cerrt , aan wie ik raak,
Voor dat ik hem mijn Zwager maak. I«ell. Menzeid: dat keur meelt doet vcrliefep,nbsp;En kiezer vaak het kwaatfte kiefen.
Dokter.
Voorwaar zy heeft gelijk, Zie^nu Sal d’aller eerftc zijn voor u.
Izabelle.
Gelijk als d’tnd’rc.
Dokter,
By mijn fierheit.
Krijgsman. Dokter. Isabelle.
Krijgsman.
Oöoor, weet gy wel wat my hier leid ? Dokter.
Krijgsman.
Wel, zo hoor dan toe; 'tisom Te zijn uw Dochters Bruidegom.
De Liefde heeft my hier gedreven,
Op datmeii hierin vreugd zou leven,
Maar in geen ramp, di'zicl verdriet;
Want warclik, ik wilgantfeh niet.
Dat d’ccr, waar mcé ik u wil ecren, Mijnfehoonva^r eenigSnsfou deren.
Dokter.
-ocr page 19-Dokter. Wlc?ijxgy?
Krijgsm. nbsp;nbsp;nbsp;Wie ik ben ? gaiifch kracht
Do£t:oor, let wei met al uw macht,
’tZal wonder klinken in uw ooren.
Dokter, t'g'quot; Bochter.
Eenand’re gek.
habell. nbsp;nbsp;nbsp;Men itiocthem horen,
Eerdat men vonnis van hem veld.
Krijgsm. Ik bend’opvoeder van’t Geweld ;
Het wcrk-tuyg v^n de.tnoordcryen.
Jk breng, door mijne ticrannyen,
De wereld over al in nood,
’k Ben Stedehouder van de Doot.
Jupijn , in mijne kindfehe dagen ,
Scontal, voor mijn geweid, verflagen:
En vreefden, dat ik zijn gebouw Eensnaar mijn wil hcnleltcn zouw ;nbsp;pies wierdc ik flapeudc geworpen,
Daar ik de hclfche vocht mort llorpen :
Maar hebbende die fmaad gcicen ,
Kwam ik vergramtde Hel in tredn ;
Daar maakte ik Cerb’rus vol verbaten ,
De Duivels allegaar an’t rafen.
Zelfs Pl uto tot een Kockernoc,
En gaf hc.m honden flagen toe.
’k Brak Charousboot, en dté hem zuchten;» Ik maakte Radamant aan ’t vluchten:nbsp;Enkreegzo door mijn blixem kracht,nbsp;DcgantfcheHel voort in mijn macht;
Van daar kwam ik op d’aarde klav’rcti,
Daar ik ’t al dreunen dee cn dav’rcn ;
Daar ik alleen, de hclfche kolk.
Bevolkt heb met meer flervend volk,
Dan zelfs de Parken na ’t beramen Van ’t Noodlot, alle drie te zamen.
Want 20 hier in hun ftout beflaan My censte boven had gegaan,
13 » nbsp;nbsp;nbsp;’kHad
-ocr page 20-Hi Had teUs de Parken, otn die redan,
Haar noodlots draden afgefneden.
’k Ben d'ikwils overwinnaar, eer Ik noch eens tall na mijn geweer;
Want met eén opflag van mijn blikken, tloe ’k heele Legers voor my fchnkkcn,
Wat boeken cjaBér iijn, zy (laan At ’t zaam op mijn manhafic dain:
Zy fijn Ib wat een glimp gegeven,
E andVe namen tóc-gefchrcvcn;
Om dat mijn doen , daer ’t al voor fwicht. Elk Pjudc (chijiien als verdicht.
’k Ben Jafon , die uit Colchos wijken Ging met et guide Vlies heen ftrijken.
’k BenPerfcus, die al'wonder vroeg M. duza, ’t wrede hooft afllócg.
’kben Hercules, die in veel'tochten t)e Wereld fchu'mde van gedrochten.
’k Ben Thezeus, die met hel den kracht Heeft Minotaurusomgebracht.
Ik ben Achilles, die den vromen Held Heöor kleven heeft bcnomcH.
*k Ben Aiesander, die noph jong Buccphalusbctcmd’en dvyong.
’k Ben Romulus , dc broeder-(lagter.
En vrouwe dief, en’maagt-verkrachtcr.
Ik ben d’omfwcrvcnde aarts tiran,
En wcrcld-plagcr, Taincrlan.
Al wat de Schrijvers van hen fchrijven,
Is mecfl allenig mijn bedrijven ,
Daarom de Goden altefaain Ook fchrikken voor mjjn grootc naam,nbsp;¦yVaar dat ikkom , in alle vyijken,nbsp;k Moet al voor my de vlagge Ürijken,
En vluchten voor mijn groot geweld ;
Doch datdc Liefde my verfcld.
En maaralleen tot mijn geliht, gt;is,
Dat
-ocr page 21-Dat is dcrhalvcn dat hy blind, ,is. Doftoor, dcnkeensop fu kciilof.
Ik laat dc Kuningen haar hof,
Ik iaat dc Burgers d’andere huifen j'
Ik laat dc Boeren hare kluifen,
Ik laat de Bccften, wild van aard,
De diepe kuilen onder d’aard;
Ik heb de hel tot hold’re bolder, _
Den Hemel tot mijn Kooren-foldcr,
En d’aardetot mijn bedde-vacht.
De vleugels van dc fwarte nacht,
Wanneer fy land en ïec bedekken, Voorbed-gordijnen my verftrckkcn.
Dc lucht, men fterren dicht beplant,
Is’t bovenft van mijn ledikant, d’Afpunten zijn mijnkoets-pilarcn.
De holte van de water-baren.
Strekt my cchpifpot.
liekur. nbsp;nbsp;nbsp;Di t ’s voor waar
De grootftc gek van allegtir.
Krijgsm. Mijn zacht oerkuffens fijn dcrotlèn,
Die met hèur hooit dc wolken botfen, Mijnbeddc-lakens fijn dc blaan.
Mijn uacht-kaarsis dc klare Maan.
Wel hoe ! gy lacht fchoon Izabclle l Ik loof dat ü, ’tgjeenik vcrtcUe,
In ’t allerminde niet verbaafi.
Nïi Dokter, fegmy, inettcrhaafl:
Zal ik u Zwager niet vcrltrekken ?
T^ikter. ’k Geef, aan dc Koning van de Gekken, Mijn dochter tot geen weder paar.
Krijgsm. Gantfch kracht, Doöoor, wat zegt gy daar? Tegen Izabellt.
Gy hebt, moogt gy inijn Briiid niet w’efcn, GelijkLucretiate vtefen.
Iz.ahelt. Wat doch ?
Krifgsm, nbsp;nbsp;nbsp;Dat ik u by geval,
Opzijn Tarquijns ecus hand’len zal.
Tegen den Doktei.
Wilt gy u Dochter my niet langen ,
Om my zo in u huys t’ontfangen,
Ik zal, ik zweer ’t u by mijn woort Dokter, Wat ?
Krijgsm. Doorgaan, toornigcnVerftoort. Dokter, ’t Is beftwant ik uw zoitetnycnnbsp;, Ook langer niet zou kunnen lyennbsp;Krijgsm. Hoe nu! ontfegt gy my dan ook ?
Dokter. Paktu van hier, geen meer gefpook.... Krijgsm. Bylo ! den Dokter fchijnt te grimmen,nbsp;Hy ziet gelijk de boofc fimmen.
Zie daar Doéloor, ik ga, en zweer Dat ik’cr maar de gek meé fchccr. binnen.nbsp;Itaheü. ’tisydel, dat ik in mijn lyen
Gehoopt heb in een lo'ci verblyen,
Dewijl ik al mijn hoop verlies Dokter. Wilt gy dat ik de gekken kies?
Jünbell. Gy gaat van alle gekken maken,
Gy zijt te haaftig in de zaken,
Had gy verftooten niet foo ras,
Die, die hier (Iraxdc lede w'as,
Hy had u, door fijn flcrke handen, fcen Vorli gemaakt van veele landen,
En opgetrokken met gezag.
Dokter. Maak my van hem geen meer gewag. It,abell. Wanne, r zal ik de Bruit dan heten?nbsp;Dokter. Veel eer als gy het zeUszult weten.
Hier bied zich weer een ander aa^i.
I’X.ahell. Die fult gy toch al meé veifrnain.
Dokter. Neen, deze zal uw druk genefen.
Ji,abell. Mits hy uw Zwager hoort te welen.
En is dat zul x de reden leerd,
Zoo Haat hem toe ’tgeen hy begeert.
Licht worthy anders meé vcrimceten. Dokter. Neen, neen, ik wil zijn handel weten,
Eer
-ocr page 23-Eer hy noch wert uw Bruidegom.
Iz,abelle. flil.
Zoo raakt hy tned in 't gckkendoni,
Maar horen wy hetn t’lamenfprekcn.
Stsrrekijker, Dokter, Imbelle. Surrekijker.
ZO uw dereden niet ontbreken, '
Zo fu!t gy my wis nemen an
Tot uwe eerwaarde DochtersMan, ,
•k Weet dat gy my haar toe fult fchrijycn i Zo dra gy hoort van mijn bedrijven.nbsp;Mijnkonft, die’cal te boven ftreeft»
De hem ’len tot beur oogmerk heeft;
Daar kan ik lefenen verklaren, d’ Uitvallen deraanftaande jaren \
’t Geftarnte my voor Godfpraak ftrekt.
En mijn begeerde wil ontdekt,
De Hemelfche invloed licit de trappen Van mijn beroemde wetenfehappen.
Dokter. De Startekonll is, ja gewis.
Een kond die hoog te fchatten is.
Maar in den tijd, daar wy in leven,
Vinde ik’cr weinig zp bedreven,
Die hier in hebben luiken fchijn ; Gelijkalsdieteprijfenxijn ,
Die naar de waarheit klaar becoonen,
Wat wetenfehappen in haar woonen,
IzaMl. Ha 1 deze Man tnoetzijn mijn ga, Wanneer trouw ik met hem ?
Dokter. nbsp;nbsp;nbsp;Daar na.
htbeU. Waarom toch lang beraad genomen, Wanneer men voordeel kan bekomen ?
B 4 nbsp;nbsp;nbsp;’tis
-ocr page 24-’t Is k waat, te wachtc op het left;
Het eerde luk is altijd belt.
Sturrtk. Ik heb door mijne konft ervaren Des menfehen noodlot t’opcnbarcn.
Ik kan van elk vereenigt Land,
Daar yder d’Eeiidracht bied de hand, Voorzeggen: heil, geluk, en zegen.nbsp;En macht, en voorfpoct allerwegen,nbsp;Lang leven, heerlijkheit, cneer,nbsp;Gezondheit, overvloed, en meer.
De Landen , die na onruft hellen, Weet ik veel onheil voor te fpellen.nbsp;Kort: ik voorzeg, opftaande voer,nbsp;Een yders voor of tegenipoed.
En hier toe vraag ik maar de darren, Die my terftont die knoop ontwarren.nbsp;Ik wil hier maken geen vermaan,nbsp;HficCsefar, Nero, Joviaan,
En Karei Crallüs, onderallen Ook Decius, cn d’ afgevallennbsp;Vorll Julianus, al te za^mnbsp;De Starrekonlt met lof en faamnbsp;Vereerden, en groote eer aan deden,nbsp;Al die hun vlijt hier in hefteden.
Want eindelik, heurroemruehtighcit, Is van te veel doorluchtigheit,
Om ZO volmaakt, cn hogen luiftcr Te willen werpen alsin ’t duider:
En dat ik door die glans niet zou Uw dochter krijgen tot een Vrouw ?nbsp;Dokter. Invoegen gy u durft vermetennbsp;Ecnyders noodgeval te weten,
Betoon ons hier tens, raet’er daad, Hoe verr’ uw konft cn kennis gaat,nbsp;Starrek. Wel aan, zeg op, ik ben tevreden.nbsp;Hoe duifterder dat hier de reden,
Hoe
Hoe grooter hier dc vragc zy.
-ocr page 25-Hoc’t antwoort f,vaarder is voor my.
Ik zal U.W laten ficn en horen,
Wat Zwager dat gy hebt verkoren.
Winneer gy my uw dochter geeft.
Dekter. Daar ’s niemant die daar tegen heeft. Maarnademaal uwkonltighedcnnbsp;Tot zulken hogen kennis treden.
Ik zou, in dez’ onfekerheit,
Wel willen weten klaar bcfcheit,
Ofgy zult zijnfo hoog verbeven Dat ik mijn dochter u zal geven ?
Starrtk. Dit duiftcr vraag-ftuk gaat te varr’;
Dit leerde my noit een’ge ftarr’:
Geen Starrekijkcr zo ervaren,
Die’s menfehen wil kan openbaren ,
\)ekur. nbsp;nbsp;nbsp;Is u dit voordel al te hoog,
Zo paktu dat’lik uytmijn oog:
Gaat elders vlijtig henen ftappen,
Met uwe kond en wetenlchappcn;
Gy zijt niet waardig dat ik jou Een Dokters Zwager maken zou.
Starr ek. Ter wereld is geenmenfeh tc vinden,
Die defe knoop u kan ontwinden;
Want dat gy my hebt voorgewent,
Is niet als hy de Go6n bekent. lz,abell. Ai l hoor toch met gcdult naar dezen.nbsp;Dokter. Wat kan fij n wetenfehap toch wezen ?nbsp;Mits hy begrijpt, noch recht verftaat,
Hoe varr’ zijn eigen voordeel gaat.
Hy zeid ons: dat fijn konftigheden Herh doen tot in de kennis tredennbsp;Van’s menfehen noodlot, dat hy weetnbsp;Vanyderslief, enyderslcet.
Van yders luk en yders lycn;
En ’t zijn niet als bedriegeryen.
Wat weet hy vaneen ander man.
Die van zich zelfs niet weten kan,
13 ƒ nbsp;nbsp;nbsp;Starre-
-ocr page 26-Surrek Nadien gy wcygert my t’ontfangen,
Üw kind een eerlijk Man te langen:
We! aendan , let met opmerk vry Op mijne konft waarfeggery.
Gy 2ult een grootc kwaal beërven,
Die op een jaar u zal lt;joen (lerycn.
\Jw kind’omdat zy my niet kan Verkrijgen tot haar echte Man,
Behoett te hopen, noch te vrclên,
Van immermeer de Bruid te wefen.
It/tiell. Eylaas!
Starrek. nbsp;nbsp;nbsp;En zo zy trouwt, voorwaar:
Haar volgt een over groot gevaar:
Want, om dat gy dard tegehftreven,
Haar een vcritandig Man te geven ,
Zoo fal Zy, tot Haar ongeval,
Dan hebben
Dokter. nbsp;nbsp;nbsp;Wie doch ?
Starrek. nbsp;nbsp;nbsp;Niemendal. Imtje»
Dokter. Hoe! defe Icften is vol zothcyt.
Jtabell. Hy zei ons hoe ons beider lot,, leyt. Dokter. Het is een dwaas, die niet een beet,
Van alles wat hyzcide, weet. l-uabtll. Wacrom moet zijn waarfeggeryennbsp;My fuiken wreden pijn doen lycn !
Die geen, diefeggen: dat die wet De kinderen is voor gezet,
Dat zy’t onbillik wel-behagcn
Haar's Vader, billik moeten dragen, Diezeggen zuicx met grootc reêu.
Dokter. Ik wilgccnStarrekijker, neen!
Dat mijn verdriet nu niced’ren zal.
'k Heb daarcen ander weer vcrnonien.
!X. TOO-
-ocr page 27-GeeueestneefUr. D»kter.
Geneesweefler.
DO£ioor, gy hebt ieer wel gedaan,
Met 200 veel Vrvers af te flaan,
Mils gyzc ait’zaam hebt willen wraken, Om my uw Dochters Man tc maken,
En ’t heeft tijn réén en vaftc wet.
W ant * doiior dodoren decet. ^
Die Man heeft wonder kwade mijnen. Gtnetsm. ’k Ben Dokter in de Medicijnen ,
Een die de brave ktmlfaanklceft,
Die Efculaap gevonden heeft.
De wetenfehappen van Cardalus, VanFaraceKis, Trallianus,
Van Aviceon’, Hippocrates,
Galeen’, en Diofcorides,
By mijne wijsheit geenlins halen;
Ik kan gcnc2en alle kwalen.
’kGenees, doorkennisvan’tgewas,
’t Root meliiocn, ’t kolikompas,
De koorts met heur toevalligheden,
De lammigheit in alle leden,
De doof heit, en in aondcrling De kanker, dat vervaarlik ding,
De hooft-en tand pijn, kwaat te lijden.
De pijn voor’t hert, en in de zijden. Inbenen, rugge, en’tlijfrondom;
Voor al, het Mvrbum Gallunm.
In’t kort....
D»her. nbsp;nbsp;nbsp;Ey ! «egmy, mag’ctwcfeni,
Kunt gy de zotheyt ook genefen ?
Cincam. Neen, daar is geen genelen aan.
Doh«r%
-ocr page 28-Dokter. Zo ben ik 7,cer om u begaan,
Dat gy van dat gebrek v,blt (terven.
Geneesm. Die kwade waan fal u bederven,
Waar mede gy, tot uw verwijt,
7.0 fchandigingenomeniijt;
Laat uw verdant wat meer verlichten,
Dat iny met zotheit durft betichten,
£n leert van defc Medicijn,
Dat d’allcrminfté kwalen 7ijn Genoeg om ons na’t graf te zenden,
Indien men defe kond niet kenden Men Ichat heur, als men eertijds deé,
* nbsp;nbsp;nbsp;Ohmifrajlantior arte.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* d’AlIeibnIe
Ja, fo men defe hulp mod derven
Van krui den,wortelen,konferven Syropen, Dranken, Mumia,
Thym, Nardus, Malve, Angelica, MclilTc, Speer-kruid, Violette,nbsp;Mariolein, Rcinvaar, Rcincitc,nbsp;Ruit,Myrtus, Ballcm, Tamaris,
* nbsp;nbsp;nbsp;Totns fuceumberetorhis,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* De heel?
•P , / nbsp;nbsp;nbsp;Wereld viel
Ln, dat, ¦ .. nbsp;nbsp;nbsp;¦ . in duisan,
Houop, houop, onwijlcn Dokter. Verwaten Dokter, dustepnjfcnnbsp;Uwkond, zo hoog bekent by my,
Alsik’et laag vermaledy ;
Zy is, ’t zy wat van heur mag wefen,
Meer als de hongers-noodtevrefen ;
Meer als de ped, ot krijg, ofbrand, Ofhooge watervloedin’tland;
Want zy meer volx in ’t graf doen vallen, Als defe plagen met’er alien :
Daarom die Dokter zeit, vonrwaar,
Zeid ook rnct cenen moordenaar, Doodllagcr, wrede beul, daar nevennbsp;Bederver van des menfehen leven ,
Ook vriend van derde, envyandvan
Ge-
-ocr page 29-Gezondheyd, ja bloedgierig map:
Én mits iSc luftheb en begeren My tret een Zwager te veréren ,
Die eerlik ï wi)sgt; en vroom zal zijn.
Wil ik vooral geen Medicijn.
Geneesm. Wel hoe----
itokter. nbsp;nbsp;nbsp;Vertrek, gauytmijnoogen.
Ik kan uw byzijn niet gedogen.
Geneesm. Mits gy fo ftout en onbeda. ht Decs prijlTelike konft veracht,
En my dus bot derft wedei dreven ,
Zo Wcnfch ik, dat de Goden geven.
Dat in het kort, een Medicijn Uw beul en Moordenaar mag zijn.
Doher.' Opzoeenwenfch. aan my gegeven , Wenfehik weêr, dat de Goónuw lévennbsp;Uytbludenfonder Medicijn,
En mijn begeren gunlligzdjn. Geneesmeeftei It,abeU. Zomoetikdan, hoe’tmagfpijten, binnennbsp;Mijn jonge leven dus verllijten.
En fmaken noit de zoete trouw ?
\)okter: Eerik uw maken wil een vrouw ,
Wenfeh ik de man , d\e’k uw wil geven:
Zo naar behoren, zo verheven,
Zo feer bekoorlik , fo volmaakt,
D,it hyinals, heel wel befpraakr.
Zijn zaak met reênfo kan beleggen ;
Dat ik niets weet op hem re zeggen. liahell Laas! had hy die graag mogen den,
Die zich daar led kwam aan tebiên,
Hy had door kracht van kruid en bloemen j En alles war hy weet te noemen,
My wederom gefond gemaakt,
Alsik in dekte was geraakt. ^
Tiokter. Hier komt een ander, niet te treuren.' Jfabelh Indien my defe mochr gebeuren j
Hyzou, gemakk'Hk maken . dat Ik d’ andre Vryer haaft vergat.
Maar ach! ik heb’er voor re vreefcn^
Lcaftd^r, Dokttr. It,ahclle,
Leander,
Zultgy mijn Schoon vair willen wefen ?
lz,aMl. Beatris. ha! die llcelt my ’t hert. Zo deze ook afgeflagen werdt,...nbsp;Dokter. Watzijtgy?nbsp;lt,abeU,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zo Verlies ik ’t leven,
Leand, Om uw vernoeginge te geven,
Zo weet dan ; dat ik geen Soldaat,
Noch Amptmanben , noch Advocaat, Noch Koopman, Schilder, Rederijker,nbsp;Noch Alchimilt, noch Starrekijker,
Noch Zanger, Dichter, FrofFeffoor, Waarfegger , Leeraar, nochDodloor.nbsp;Want wat Soldaat is fonder wrevel ?
Wat Amptman fonder kwaden evel?
Wat Advocaat die niet bedriegt i Wai Starrekijker die niet liegt gt;
Wat Proffeffoor is nimmer twiftig ?
Wat Alchimift niet geld verkwiftig»
Wat Koopman is geen Woekeraar ?
Wat Dokter is geen moordenaar ?
Wat Redenrijker fa! niet vleyen ?
Wat Muzicijn fal niet verleyen?
JJt^at Dichter is’eroit ge weeft ,
Of Schilder fonder mallegeeft 1 WatLceraaris’crfonderdwalen ?
Oft wat waarzegger fonder falen ?
Be-
Geen menfeh ter wereld, fomen zeid,
-ocr page 31-Bevrijd van onberifp’likhcid;
Maar ik, ik ben noch noyt mifprezen.
Dokter, trgen fijn Dochter.
Wat Duivel of hy dan niach wezen.
Lemd. Weet, datik heel ben funder fout. ttahell. Ha 1 zie hier die u dient. Hyfuu’tnbsp;Zo’tanders was, niet willen zeggen.
Dokter, Ik zal ’t eens by my overleggen ,
Wat ik’er tegen hebben zal.
Watzijtgy dan ?
Leand. nbsp;nbsp;nbsp;’k Ben Niemendal.
Enis’ernietsopNict te finalen,
Zo kan’cr ook aan Niet niet falen.
Dokter. Wat Duivel zeid men toch van Niet.^ Leand. Indien ik haddc’tgrooft’gebied,
Dat op de wereld is te noemen,
Ik kon my felven zo niet roemen,
Als ik my nu gaan roemen zul :
Weet, dat de otichtcr van ’t Hcel-al!
In Niet een Icthecit uytgevonden, Beftaandc in zulke duilike gronden ,
Dat nicmantoyt yet, van een Maa Die Niemendal is, zeggen kaïi.
Dokter. Dees Niet maak t my al s opgetogen. Izabell, Vóotwaar fijn woort is van vermogen,nbsp;Mits niemandt oit iet, van een Mannbsp;Die Niemendal is, zeggen kan,
Leand. Gevraagt, wie kan'er grooter wefen Als Alc-vandcr was voor defen }
Mijn antwoort is, met vaardigheit:
Niet, grontcrals dewaardigheit;
Niet, veel vcrflandigeralsCato;
Niet, veel alwcft^deralsPlato';
Niet, veel lofwaarticr als een Troon ; Niet, veel voJmaaktèHan de Goon.nbsp;lAahell. Niet, zoeter dan de zoete luiten.
Die inhet heilzaam Hu w’1 ik ruften.
Niet,
-ocr page 32-^ nbsp;nbsp;nbsp;1 / Niet, isgewiseen wonder ding,
Niel, isgewis wat zonderling.
Niet, heeft gemaakt, datnuiu waarheit. Het woord des Starrekijkers klaar, , icit,nbsp;Yipher. En ik en weet noch niemendalnbsp;Wat ik van Niet gaan zeggen zal.
Ik zie hier gantfchs niet door te komen, Al Ie antwoord is my hier benomen ;nbsp;Nadien Virgil’, Euripides,
Homerus, Efchil’, Sophocles, Apollodorus, Thucidides,
Phililtus, Baldus, Pherccidcs, Gelproken hebben t’Iaain van Iet,
Maar niemant fprak’cr oyt van Niet,
Het (luk is niet te wederleggen ;
Niet boven iet, ’k heb niet tefeggen. Ziedaar, ontrang, door reine trouw.nbsp;Mijn dochtertotuwcchte vrouw.
Want, om de waarheit te verkonden, Mijn woord heeft my hier toe verbotidca.nbsp;Leand. Gy hebt de befte toch aen my.
Maar Izabellc wat zegt gy ?
Verenigen wy dan te gader f It^abell. Ik volg de wille van mijn Vader.
X)tkter. Eet gy die altijd fei van Iet,
Watgy nufcggenfultop Niet.