KaTRYN, IsABEtLE,YALORICO, FERDINANr, KrISPTW^
De Meid met de Jujfroww op de floep, dt Filojbif nt^ Ferdinant van verre komende.
K A T r;
Een weerglas in je huis is voor de wijfe lien;
weer ’t zal maken, is ligt aan dat hoofd te zien.' ^at'zal ’t nog waaien ! jéé ’t voorfpelt ons zware buien,nbsp;^'njeur is op zijn ergft’, wanneer de bomen ruien.
Hy treedt als fchoppeknegt. zie hoe ons heerfchop ftapt, ^ïelijk een viefe haan, die op een vullis trapt.
Wel jéé dat is een gril! ’t zijn ftuipen als voor dezen», ^ch juffer ’t zullen wis zijn’ oude kuren wezen!nbsp;gt;.^luit toe je zakken 1 vrouw, ik ga wat aan een zy.
Ja by myn’ zolen, ja, dat is wéér fieltery!
I S A B.
^ Zweer, ftaat’t Laasris huis nog voorde gekken open, voor Valerio het borgerrecht zal kopen.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Kat».
u*k Vind’tgoed,en was’tmyn man,zou ik eerfl; onder» liaan,
)iOf hy wel ruim genoeg kon door die deurtjes gaan; ’iZie’t is heel pijnelijk het hoofdcieraad te ftoten,
»Zy zijn ook ouwerwets; men ziet ze meelt vergroten. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Isa b.
«Yat mompel je?
K A T R.
- nbsp;nbsp;nbsp;’k Heb u ganfeh niet verongelijkt;
’gt; Want men daar meê ten hoof meer, dan by boeren prijkt.
At • nbsp;nbsp;nbsp;I S A B.
•altijd vol agterklap. wie raken tog die zaken?
A nbsp;nbsp;nbsp;Katiu
-ocr page 2-a '¦ nbsp;nbsp;nbsp;tgt;e gthmende Filofoof
’t Is voor klap j2agt.
Katrijn, wil *t niet te gortig tnakeU'
Ho Philofophia, ars nobiliffiina !
Eli nevera via, quae tendit ad aüra^
Heel weinig’ hebben in dees’ knnll haar tijd verlieten» En ergo kunnen zy daar van het nut niet weten;
Dog ik niet ongegrond den groten Newton tai’,
Wijl ik de caufa van d’attraéli net ontwar;
Ik weet hoe door dien kragt all’ de planeten lopen.
Zois ’t. mijn Broeder weet dat diep geheim t’ontknopen. Krispijn buur, wat zegtgy. wilt g’ook dien kunll ver-' Haan?
„Men xiet het meefte foort door Gapricornus gaan.
Ik hou me by mijn leeft;dat werk tou ihy verdrieten: Mijn pan valt teer.
V nbsp;nbsp;nbsp;A i; o R,
Sta ruim ;’k iiedadr een ftar verfchieteri. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F E R D.
'De reden?
Valor.
Dat zy v/ordt van tcgeiiwigt beroofd.
Je ziet verkeerd, een vonk fpringt uit dat keien hoofd. Valor.
Uit dit Phaenomenon mijn broeder kunt gy leren. Dat men het vacuum heel bondig kan proberen;nbsp;Defcartes rammelt wat; het is ’er, dat ’s gewis.
Voorzeker, ik ftel ’t vaft, wijl ’t in uw’ harfens is.
F E R D.
Leer my uw’ kunft volmaakt.
V A'
-ocr page 3-V, A L o R.
Wel aan, fchcpt gy behagen In mijne Phyfica, ïal ik de moeite wagen.
Ardua, quae pulchra. o eer voor ons geflagt!
Ik ben tot uwen dienft, wijl gy naar wijsheid tragt.
’k Zal u in korten tijd zo bondig inllrneren,
Dat men zelfs met de kap, u haaft zal promoveren,
F E R D.
In korten tijd ?
Valor.
Ja. ja. ik heb niet ligt abuis.
K R I S 1’.
nZois’t, want met de kap voegt men in’t gekkenhuis. Valor.
Hoor,Ferdinand,’k kan’t klaar uit all’ uw’ trekken lezen, Geleerdheid en verftand blinkt uit uw agtbaar wezen.nbsp;K R I s P.
IVlijn Heer Valorico, wat zoud gy dan vermoén,
Van dit portretje? ja bezie vry mijn viesjoen., Valor.
Een ürak gczigt. je zou net met den graadboog treffen. K R I s P.
Dat hy tans waarheid fpreekt kan ik heel ligt bezeffen; Mijn wijf heeft ’t ook gczeid. zit daar veel vet op Heer?nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Valor.
Die leer loopt ’tmeeft’ om brood.
K R 1 s P.
’k Houw van de lik en’t fineer. Dan heeft Krispijntje buur het in zijn pothuis beter.nbsp;Al lerend’ klok ik vaft, dan wedr haal door je vc.er,’nbsp;Alijn leer pafi ieder een.
Valor.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Kom, laat een ftaeltje zien
maar naauwkeurig op het geen ik u zal vragen Van dit Orakel zal de ganfche wareld wagen!
uwe fchranderheid; ’k zal u mijn bijlland bién.
An
wagen 1
-ocr page 4-Andatnm vacuum in rerum natura?
F E R D.
’k Zou daar voor zijn.
Valor.
Rond uit, zeg maar volkomen ja.
K R I s P.
¦„Dat ’s dievcpraat, te droes! dat dienjy uit te leggen. „Natura zou jy daar altijd het ja opzeggen?
„Jouw ouwe zukkelaar, je zijt te verr’ al heen,
„'t Is voor jouw welzijn vriend; ik antwoord daar op „ neen.
V A L o R.
Zeg ftaat de zon niet ftil.wijl ’t aardrijk moet bewegen? F E R D.
Die vraag is vry al zwaar, maakt my geheel verlegen. Valor.
Daar ’s geen bedenken aan. ’k de zaak u open leg. Zeg altijd jat wen ik altijd de waarheid zeg.
Wat reen, als een komeet zijn damp komt uit te geven, Dat hy dan digter wordt voor by de zon gedreven,
I* ’t niet ?
F E R D.
Voorwaar zo is ’t.
Valor.
O wonder van uw tijd!
Nu merk ik eeril, dat gy een agtile wijsgeer zijt.
Heeft hy de kap nu op gt;
Valor.
Neen. zagt, eerft een dispuutje.
K R I S P.
Ik maakte ’t onlangs ook, ik fpeelde een lanterluutje* Mijn makker zwede neen : had hy by u verkeerd,
’t Dispuut had uit geweeft; hy had haaft ja geleerd.
F E R D.
*k ,Sta zelf verwonderd kom ’k zal mijn vernuft ver-fterken. nbsp;nbsp;nbsp;O
-ocr page 5-O brein gy zult voortaan met Filofofen werken!
K R 1 s P.
Ik groetje Filofoofj’k meen uit uw buurt te gaan,
Uit vrees, dat deze kwaal in my mogt overflaan.
Dan raakte mijn verftaad geheel wel in de maling.
1'e fpringen van den os, op d’ezel, erger dwaling.
K A T R.
Dat is een ftuip! verbruid! ’k wierd gaauw die lluidi moe. Isa b.
Loop, fnapfter, loop, gezwind naar onze boutvrouw toe.
Koop drie kapoenen.
Katryn , Lubbert met een zak vol jolianten.
K A T R.
Ach ! wal zijn de meisjes Haven!
Lt moet geduriglijk , als ’t ouwe poftpaard draven.
Om drie kapuincn ha! waar om juift drie, zeg puis? Ik koop ’er twéé, tut, tut! je vindt ’er een in huis,
L VT B B.
Sta rujm! daar leit den brui.
K A T R.
Ik 11a jouw voor je kaken.
L u B B.
’t Is zeper ftraf genoeg zijn ruggraat half te kraken.
K A T R.
Heb jy een borrel op? dat is een lompe hond.
Hy fmijt mijn fchonc goed op zulk een vuile grond. Kom, ftijve jorde, kom, het is geen tijd van gapen,nbsp;Gelief je met fatzoen mijn mand weer op te rapen?
j nbsp;nbsp;nbsp;L u B n.
atnjntje, geef m’een zoen.
ben van ’t lopen al zo droog gelijk een fprot.
A,3
-ocr page 6-'C. De gehoorendt Filofoof
K A T R.
Weg, Lubbert, ben je zot? L u B n.
Hoor zoete, ’k zeg 't rond uit. ’k zoek alles blood tc leggen.
Ik ben verliefd. Katryn ,derf jy dat woord welzeggen.^ K A T R.
]a tog. ik ook.
1/ u B B.
Is ’t waar!
K A T R.
Gewis, maar niet op u Jouw vuilmurf, zulletje.
L u B B.
Nou, meisje, wees niet fchu.
K A T R.
Weg,weg,jouw boute klaas.
L U B B,
Je wilt myn fchoon niet roemen. Ik derf my, en met recht, het agtfte wonder noemen.
K A T R.
Ja, maar van bottigheid.
L u B B.
Bezie rondom myn leeft.
Is ooit wel netter been by zulk een pens gew'eeft ?
Is niet myn middeltje zo dun, of’k laat me hangen. Dat ’k op een el of twee ’t kan met myn poot omvangen?nbsp;K A T R.
Weg, lompen Olifant, ik ben jouw kallen zat.
L u B B.
Jouw Heers lantierkunft heeft op jouw geen vuur gevat. Wat zegje meisje lief, wil ’k jouw dat loopje leeren?nbsp;K A T R.
Daar is een oortje, loop, laat eerlt jouw vlasbaard fcheren. L u B B.
My^n vlasbaard ! neen, Katryn, die ’s al van zeep door-weekt. nbsp;nbsp;nbsp;Voei *
-ocr page 7-Voel,’t geen gy vlasbaard noemt, hoe vinnig dat het fleekt* K A T R.
Sint feiten! ’t prikt als wol, zo groen! dat ’s Wat bizonder. L u 3 B.
Ja meid ik word heel raar, en het geeft my geen wonder Myn zuikerdoos 5 want zulk een zoete trekkebeknbsp;Kan ’t hart doen jeuken, bloed. • . !
K A T R.
’kloof, dat je met me gek, L U 3 B.
Neen, by myn peetjes kat,’k zou om geen pondkoek liegen.
’k Wed j’in de zomertyd heel goed bent, omdcvliegeu Te jagen van het vlees, daar is een ring op hand.
Aan ’t wyf, öf heel in vlam; dit als een kagchel brandt. Het kittelt me reeds meid.’k wil zulks ook van jou hopen.nbsp;Als ik myn vinger mag in jouw potafi dopen,.
K A T R.
Te trouwen, Lubbertje, dunkt my is wat te vroeg. Wagtnog een jaar tweedrie;’k ben nog piep jonggenoeg.'nbsp;L U B B.
Zo lang ! te pikken! neen, ’k moet reeds myn band uit-K A T R. ^ nbsp;nbsp;nbsp;(zetten;
Ja maar men kan het ftaal te vroeg uit ’t yfer wetten,
L u B B.
Je Folifoofd weer wat. ho! ho! is ’t anders niet.
Me dunkt, dat jy al krols uit bei jouw blikkers; ziet; Myn lammetje kyk ’k zou van liefde haalt verftyven.nbsp;'Ka t r.
Zagt, jonge,’t is myn tyd. wil vanmynkleerenblyven, J*^ gaat 20 ruw té werk.
L X) B B.
Nog al niet net gepaft.
’tisofmen hier in ’t dons, of verfe boter taft’,’
LuB»
¦*-'Oop knikkeren, wat droes!
-ocr page 8-JL U B B. nbsp;nbsp;nbsp;\s
Jeé ! zulke viefe heuncH
Zyn ongcmakkelyk om aan een haan te wennen.
K A T R.
Wat voddens hebje daar.?*
L u B B.
zoet. dat fteekt vol verftand.
Kat r.
Een zak vol: ruime maat. voor wie ?
L u B B,
voor Ferdinand.
K A T R.
Hoognodig, als ’t maar helpt.
L u B B.
kun jy ’t aan my niet merken?
K A T R.
Met al die ezels vragt zult g’haaft’t reftand verwerken-L u B B.
Weg,malle pry ,dat brengt my veel geleerdheid aan.
Ik ken het reeds al zien. is ’t leeg, of volle maan?
Of laatft’, of eerft’ poertier? weet jy van kunne junöie, Of klikfis in de zon?
K A T R.
neen. ik blyf in myn fundie»
De reek’ning van de maan verfta ik alderbeft.
L U B B.
En van Juipyter?
Ei. genoeg, zwyg maar de reft.
L U B B.
l/uine heeft ook klikfis. vat j’et wel, befte maatje.
Dan hangt de warcld meid net aan een zeie draadje.
’k Weet ook wanneer de zon vlak in het pifcen is,
In Ari, Jemeni. voorzeker ’t is niet mis,
K A T R.
Als dat beurt, is ’t wel raaks,
Lu®'
-ocr page 9-door Slagen bevredigd. nbsp;nbsp;nbsp;5
1 nbsp;nbsp;nbsp;nog meer. van oppofysje?
. Ganfchbloed lom dattedoen,’t is zo een goelyk reisje* meer. wanneer een ftar is in de darde fchyt?nbsp;tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;K A T R.
' Dat ftiiikt.
o neen. dat licht; z’is haaft dan ’t duifter kv/yt. Al meer.
K A T R.
Kom hondje help me wat.
¦ nbsp;nbsp;nbsp;K A Tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;R.
hoe word ik flaag gebruld.
’ nbsp;nbsp;nbsp;L U Bnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;B.
Le droeli! ïagt, Katryn, myn kronkeldarm gaat uit. Myn pogchel wordt gekneusd door al die harde kanten.nbsp;K A T R.
' L bokke vel zo teer? loop met je florianten; k Wed Ferdinand jouw wagt.
hadieu, myn engellief,'
^ nbsp;nbsp;nbsp;K A Tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;R.
*^adieu, myn bruidegom.
hadieu, myn honing dief,
DERDE TONEEL.
Q^tRiNus, Klaas, Jochem, Lubbert tirzycfe, hm gt~
durig ten boek entvallendt,
«LM iets beter, dan zig vroeg in ’t huwlyk te befteden.
B nbsp;nbsp;nbsp;Her
-ocr page 10-Het is nu ruim, na’k gis, een ganfch rond jaar geleden, Dat’kben uit’tland geweell. ontmoeten wy malkaar!nbsp;K L A ,A s.
Ha! welkom van de reis. dus opgedrild! maar, maar. Waar wil dat heen myn Heer ? de hoed net op drie haren,nbsp;Als een Marki gepluimd, een rok met zo veel fnaren.nbsp;Me dunkt, dat gy uw lyf in aiidre plooien zet.nbsp;Joch..
Zagt! zo gemeenzaam niet. zynbok jouw vingers vet? Dat laken vlakt heel ligt. kom,kom,houaf je handen;nbsp;In nood zou ’t onzen Heer voor weinig geld verpanden.
L u B B. nuendaneenbockonivaUer.de,
„’t Tovert!
Q U I R I N.
Het reizen nut.
Klaas.
zie daar ! ik 11a verüeld.
Zeg , regent het fomwyl in vremde landen geld.^
Q u I R I Ni
De mode dient gevolgd.
Klaas.
Ila jy ook op je vryen.
Q U I R I N.
Men moet zig niet te vroeg met zulk een zaak verblyen-Het dient gewaagd, maar zeg woont daar nog Ifabel? Hoe vaart zy. weet j’et ook ?
• nbsp;nbsp;nbsp;Klaas.
o als een vlag! heel wel.' Zy heeft haar handen vol in ’t tellen van de duiten.nbsp;Haar vaartje zat heel warm. hy lefdt al in de kluiten.nbsp;Q U I R I,N.
Die femelknoper is dan eind’lyk onder d’aard’!
Dat groot verlies is my verfcheide zakjes waard.
L u B B.
Al weer.
Klaas*
-ocr page 11-Klaas.
’k begryp het niet. verwagt gy een legaatje? Joch.
Leeg gaatje, dat hy haaft . . .
Q U I R I N.
je meent het harte blaadje. Klaas.
’k Verfta die taal niet. wat? of geef je raadsels uit?
Q UI RIN.
’t Scbynd geen bedroefde dood, wyl men geen venfters fluit.
Nou trouwens ’t paft ook niet; zy ftaat haaft op haar trouwen,
Heeft by zyn leven lang die ftatie uit gehouën.
Vaar wel. tot wederxieus.
Klaas.
ho! jonker, waar na toe? Q U I R I N.
Wel, goeie Vriend,’t wordt tyd, dat ik myn’ pligt voldoe. Om weer, gelyk voorheen, kan ik myn lief behagen,nbsp;Lie fchone Ifabel myn’ dienften op te dragen.
JJw Ifabel!
wel ja.
Klaas.
Q UI R IN.
Klaas.
ik lach ’er om. ho ! ho l
-y IS getrouwd.
Q u I R I N, met wien?
. nbsp;nbsp;nbsp;K L A A S.
met een Valorio,
Q U I R I N.
N gekt; dat kan niet zyn.
Klaas.
wat reden zou ik liegen ? B inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Men
-ocr page 12-31 nbsp;nbsp;nbsp;Tie gehoorende Filofoof
Men liet het hedensdaags, dat meisjes ons bedriegen.
Q U I R 1 N.
Ei my ! wat groter finart! dit komt my onverwagt! Getrouwd ! is ’t mogelyk ! wie had ooit zulks gedagt.nbsp;Zult gy myn ted’re min ondankbaar dus vergelden.
’k Agtu niet waardig, zelfs om uwen naam te melden. Aan een Valorio. . . .! wat fpyt! die gryze zot.
,, De koekoek fpeelt daar mtê !
Klaas.
’t was ’t vaderlyk gebod. Je weet, hy was heel ftreng. zy dorll zyn wil niet laken;nbsp;Want anderzins wou hy terftond haar badaard maken.nbsp;Joch.
Verbruid! dat is een neus, als anderhalven el.
Jouw fchenen zyn verceld; want ’t is al uit den te'. Dat komt van talmen! ’k zou ook all’die maats bedanken,nbsp;Die fchroomden, om een fchip terttond aan boord tenbsp;klampen.
Q U I R I N.
Gedwongen! het valt hard. helaas! dit fmart my wedrlt;
Ei,flaak uw droefheid Vriend, wat kan het baten Heerii ’t Is onerroepelyk.
Q U I R I N.
het zal myn’ zinnen krenken! Joch.
Ei, Sjeur ’k bid, eerje derft, wil cerd om Jochem denkeii'
Q U I R I N.
Ach! als ik het herdenk, wat was zy zagt van aart.
Ik dagt’, dat dierbre pand wierd wis voor my bewaard-Joch.
Dat’s pekelzonde, goed. je liet my ook braaf kannen-Had’kkou,je fpeelde paf,om bed myn rugte warmeUt Had’k honger,wagtnog wat, had ’k dord,’t zal o vergaan»nbsp;Sprak jy gedurig, en liet my de mars vad daan.
Qui'
-ocr page 13-door Slagen bevredigd. nbsp;nbsp;nbsp;15
Q u 1 R I N.
my! zal ’k voor altyd haar vriend’lyk aanfchyn derven! Ci een heul, geen troolt ooit meer van Ifabcl verwervcnlnbsp;Klaas.
Hoe ,heerfchop,’k dagt’, dat woord was reeds al uit uw Q u I R I N.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(zin.
J^cen Klaas; want ik beken,dat’k nog haar teder min. H; ar beeld zal menigwerf in myne zinnen zweven.nbsp;Mogt ik in ftilt’ aan haar myn hart te kennen geven!
L u B B.
)gt; Dat ’s ’t laatft’.
Klaas.
My valt iets in. ’t kan mogelyk gefchien. k Zal u in dit geval als vriend myn’ byftaiid biên.
Die Jochem Haat daar juid.
Q u I R I N.
die rekel zal niet hooren. Klaas.
Ja,ja; een ezel is het bell voorzien van oren.
Q U I R I N.
''^om , (la wat aan eeiv zy. kom, lompert ,hoorje wel ? Jouw trage fchildpad.
Joch.
oi! ik ben wat teer van vel. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Klaas.
•veet, dat Valorio is om een knegt verlegen: nidien gy Jonker zyt tot zynen dienll genegen,
Hebt gy gelegenheid, om onder dezen fchyn boinwyl in vryheid by uw Ifabel te zyn.
’t niet de moeite waard, om zulk een kans te wag-n? ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Q u I R I N.
Z'Cgt zo iets. voorwaar. die vond zou my behagen, ’k ook bekend zyn Klaas ?
H meernfiaal ooit gezien ?
heeft die Filofoof Qui-
-ocr page 14-14
De gehoorende Filofoaf
Q_U I R I N.
maar ecns, na ik geloof, Niet wetend wie ik was. my (laat nog voor het wezen;nbsp;Dat hy 't in fouljo was kon ’k uit zyn’ trekken lezen.nbsp;En dat ’s al lang geleên.
Klaas.
tut, tut, wat vrees jy al. Denk,dat verkleding wel een mens verandren zal.
Q^u I R I N.
Fiat dan. bede maat, ik zal het onderwinden. Klaas.
Wyl ’k altyd ben geweeii een van zyn’ bede vrinden, Zal zelf Valorio in ’t mind’ geen kwaad vermoên.
Q_U I R I N.
Zo is ’t. gy zult hier m^ê hem grote vriendfchap doen. K L A A s.
Het ergdcn is, de meid zou ligt ’t bedrog ontdekken-Het zou jou gelden, als dat (trax kwam uit te lekken. Men kan ia dit geval nooit te voorzigtig zyn.
Die meid woont nog by haar.
Q.U I R I N.
geen nood. je meent Katryn-¦Voor dat juweeltje hoef ik niet in’t mind te fchromen» Want judrouw llabel liet my by ’t duider komen;nbsp;Om net te vryen Klaas behoeft men juid geen licht.
L U B B.
„Daar Icit het.
K L A A s.
goed. ’c wordt dus in veiligheid verrigt'
Q_U I R I N.
Hier Jochem. droomjy at ? wil my op ’t ludhuis wagtei^' Ik zal een dag of drie in deze Stad vernagten,
-P nbsp;nbsp;nbsp;Joch.
Een dag, of drie. ach! ach! dan vin je me wis doo^l Daar ’s niet en duivel, wyn, nog bier, nog kaas,nbsp;brood.
Op rekning van myn Heer ga ik in d’ordinaris.
-ocr page 15-ï5:
door Slagen hvredigd.
Q^ü I R I N.
Maak als ik tuis kom, fioor, dat alles netjes klaaris. Joch.
¦Laat zien. is’tinde maart, die bui heb ’k lang verwagt.' Ons Heertje, wed ik, gaat wis op de katte jagt.
K 1 A A s.
Myn Heer, ’k zal u gezwind net als een dienftknegt kleeden,
^iet twyf’lend’, of ik zal u in die buur bcfleden. VIERDE TOO NE EL.
JocHEM, Lubbert ter zyde.
DJ o c H.
aar woond’ in deze buurt wél eer een aardig dier.; L U B B.
uquot;Zou dat Katryn ook zyn. wat nikker doet hy hier,'' Joch.
¦‘'quot;^ar myn onthoud is ’t daar. ik denk haar nog te trouwen.
L ü B B. nbsp;nbsp;nbsp;(wen.
¦gt;) Een fchot daar voor. jouw rug zal ik tot flokvis klou-’)Ha maatje ’k ben eCn haan. ruik jy maar aan Katryn, ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Joch.
Ja ’t is het zelfde huis.
L U B B.
„ hoe henker zal ’t hier zyn^
IVl nbsp;nbsp;nbsp;Joch.
zou zyn zondags geld ligt aan die meid vcrfpillcn, Jochempje, laat nu uw netie kuirjes drillen,nbsp;'^alon^ de hoed op zy. Katryn is tuis, na ’k gis.
j nbsp;nbsp;nbsp;L U B B.
’gt;rk zweerje, dat Katryn altans niet happig is,
¦pv nbsp;nbsp;nbsp;Joch.
gaat ’er vlug na toe.
L U B B.
„ Romein met flroole beenen, ’t Gat
-ocr page 16-„’t Gat is Vernageld, fiiaak, je loopt wis blaauwe fchcnen. Jock.
Koerali! ’t is regt tyd te vryen by de kaars.
L u B B.
Zeg, Vent, hoe loop je zo?
Joch.
heb ’k Ogen in myn aars ? L u B B.
Wel fchofthoe weet ikdat.’t kan zyn;ik wil ’t nietkyker.
Joch. nbsp;nbsp;nbsp;(drykcn-
’t Is anders tot jouw dienft; ’k zal wel myn broek af-Dat is een brokje, o! hy fchynt voor al niet pluis! Kompeer, waar woonje?hier,of is bet in dat huis?nbsp;lien jy de bol van die kabanis , zeg cens, maatje?
L U B B.
Loop, krolfe kater, loop, daar is het hoere ftraatje. Hier wonen maar alleen all’ de eerelykfte lui.
Joch.
„ Jy van dat zoort- wat is de reft, wel zo den brui! jouw vuilneus, ’k vraag dat niet.
L u B B.
een dap’re moet niet dralen 5 Als jy jouw fnater roert, zal ’k j ouw tot moftaard malen-Ja kik maar eens.
Joch.
ei, ei, je denkt, dat ik niet durf» Ik geef je ftrax een veeg vlak in je fcheve murf.
L u B B.
Ik gooi je flaprement zo hoog,dat moet je weten, Dat, eer jy ncdervalt, jouw romp de muggens vreten-Jouw loeris, tart gy nog het ad’lyk Lubbers bloed,nbsp;üuik eerft aan deze punt, met wien gy vegten moet.
J o C K.
Ei, baasje.
Lobs.
ja ik ben een haan met ftale fporen.
j o c ft*
-ocr page 17-Joch.
Ik meen het niet.
L u B B.
ik zal je neus en ooren booreni Joch.
Neen zeper, ei, bedaar,
L U B B.
kom, fcheerjy uit myn buurt. Joch.
Nou. Lubbertje, ei zeg, is die Katryn verhuurd? Nou.'brcurtje, wordt niet kwaad.
L u B B.
ik meen daar mee te trouwen.
Vertrek.
J o C K.
Zal jy de buurt allenig onderhollen ?
¦L u B B.
Ik zie, ’t moet llagdag zyn. ’kben met de gek gebruid.’
rv nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Joch.
baasje, oil myn kop!
L u B B.
ik fla de kei ’er uit.'
tj. . nbsp;nbsp;nbsp;Joch.
Jiier leg ik nu geveld, moet dit een held verdragen!
I e henker! hy heeft ’er een party dood gèflagen.
^ heb den brui van jouw Katryn! niet meer zo zot,' Dat ik een hen wéér zoek, daar’k vind een haan op’t kot.
Maak benen, of ik zweer, je zult in alle hoeken, Qewis een halven dag, nog na jouw doodshoofd zoeken.nbsp;Jouv/ hangebaft, flux voort: je maakt het reeds te bont.nbsp;^en haan durft kraaien en is ’t ftoutfte op zyn grond.,nbsp;¦leen reuen hoeven oooit wedr aan die poft te zeiken^
VAtoRiOj Qüirinüs, Klaas.
IV A L o R.
y ook niet. voel je dat. ik kan wel verder reiken. Kom, fcheerje kakelaai, die al uw tyd verfnapt.nbsp;Waar henker blyft de meid: ’k wed z’in de buurt tanfnbsp;Q u I R I N.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(klapt.
Hebt gy ’t begrepen?
Klaas.
ik kan ligt uw naam verbloemen-’k Zal geen Quirinus, maar u Valentyn ftaag noemen-Van pas. daar is de man. wil wat ter zyde gaan.
Q UI RIN.
Het huikje naar de wind.
Klaas.
goed- laat dat op my liaan-Myn Heer Valorio, ’k moet u een woordje fpreken. Valor.
Kom morgen liever Klaas; ik wil myn hoofd niet breken-Klaas.
Een woord, Myn Heer.
Valor.
ei, ïus. gy ïyt een aardig man J Je weet, dat men het Haal altyd niet wetten kan.nbsp;Klaas.
Maar Heer , . .!
Valor,
ik bidje, zwyg: ik kan ’t altans niet velen? Als ’t hoofd van wysheid fcheurt,wie zal de wonde helen?nbsp;Klaas.
Alleen een enkcld woord.
V a L o R.’
wat maakje voor gedruif'
-ocr page 19-Zie daar! ’t verveel me, zelfs ’t geritzel van een muis. Klaas.
Een half woord.
V A L o RÜ geen kwart. zwyg.
Klaas.
’k fmeek met gevouwe handen . . .! Valor.
’k Wou j’ op de Mokerhei braaf zat te klappertanden. »üartaan mynooris doof voor’dgeen gy verder vraagt.
Klaas.
5)’t Is weêr de tyd, dat hy den ganfchen Atlas draagt. 1) Ik zal dien kwibus op een fynder kam beft fcheren,nbsp;ijDoor flil te zwygen zal ik hem het fpreken leren.
Valor, ziende Klaas verfcheide .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gebaardens maken.
Wat ziet hy. Klaas, wat is ’t}
Klaas.
„ dat ’s een verbruide nar. ! zus ï myn hoofd valt teer.
Valor.
wat hoogte ftaat die ftar?
t Zou fcheuren, ïpreek tog niet.
Valor.
ei, ei, wat vremder grillen! ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Klaas
k Wou j’ op de wip zat. nou, ik bidje, hou je ftille.
Tv nbsp;nbsp;nbsp;Valor.
komt je fchielyk aan.
Klaas.
Y, nbsp;nbsp;nbsp;omtrent zo als jouw kwaal,
°'dje, wemel niet; ons hoofd is van geen ftaal.
2ar fchict het pak van ’t hart!
Valor.
dat ’s fchielyk weg geweken, C 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jf LA AS,
-ocr page 20-K I A A S.
Of’tweg geveegd was !want nu kan ik wederfprckcn. Is ’t ook antipati, zo wordt gy weder ftom.
Zeer Hooggeleerden Heer, de reen v^iaarom ik kom, Is dit. ik weet een knegt, hy zal u welgevallen:
Daar ’s veelderhande zoort, dog ’t lykent u niet allen-Valor.
Zois’t. een knegt,dat’sbraaf:’kheblang’ereen gezogt, Je weet het.
Klaas.
ik beki-n ’t, ’k heb lang om u gcdogt. Valor.
Waarom hielt gy die zaak in ’t eerft voor my verborgen.^ Klaas.
Qmdat gy ’t beter dagt’ te wagten naar den morgen. Valor.
Ik! ik! foei, fchaam je niet.
Klaas,
ik lieg het niet. myn Heer, ’k Moeft morgen komen, wyl uw hoofje was te teer-Val q.r,
’t Is onvergeeflyk dom. ik wil nu van geen’ zaken In ’t minft niet fpreken, die de Filofofen raken.
Gy fprak my van geen knegt, die heel veel dingen weet-Klaas.
’t Is waar. je hebt gelyk. ’k ben Klaas en geenProfeet^ Dog zonder fpreken kond’ ik ’t u niet régt beduiden.nbsp;Valor.
Ja wel!hoe klaar men fpreekt,’tis gricks voor borgct Waar is die knegt?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(luiden-
K L A A s nbsp;nbsp;nbsp;,
digt by. daar ftaat hy. Valentyn' Valor.
Hier, jongman, nader wat. zoud gy genegen zyn Om my te dienen ?
Q^O I R I N.
ja. Myn Heer. voor dartig kronen*
MiP
-ocr page 21-Mits kleding, drank en fpys, wil ’k gaarne by uwonen. Valor.
^oor dartig, zagt, voor tien.
Klaas.
^ nbsp;nbsp;nbsp;je biet ook al te liegt,
^enk, Heer Valorio, het is een trouwe knegt,
, nbsp;nbsp;nbsp;Valor.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
* 2y zo : het is ook geld.
bcdenbje. namaals ’t zwygen : Je zult ’er voor dat geld, voorwaar, geen beter krygcn.nbsp;Valor.
^iet beter; dog milTchien zogoed.
Klaas.
. nbsp;nbsp;nbsp;neen. goeie vrind,
Weet, dat men rotte ftront veel onder peper vindt: l^aar zyn ’er weinige, die zig heej trouw gedragen,
% ’s vlytig,zeer geleerd, hy zal u wis behagen.
. nbsp;nbsp;nbsp;Valor.
‘k heb een milde bui. ik bied u vyftien dan.
. nbsp;nbsp;nbsp;Klaas.
Je moet wat rekk’lyk zyn. nou, neem de koop maar an, ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Q_uirin.
k Ben tot uw dienft, Myn Heer.
Valor.
. nbsp;nbsp;nbsp;daar. wil uw’ pligt bctragten,
zal van avond nog u in uw huur verwagten. ¦
. nbsp;nbsp;nbsp;Q.Ü I R I N.
^gt;en penning komt u toe.
Klaas.
». nbsp;nbsp;nbsp;verpligt. kom ,’t wordt al laa*:
kruiken zyn befteld; het is hier guur op ftraat.
p nbsp;nbsp;nbsp;Q.O I R I N.
-¦oed. als je wilt,’k beh klaar.’k laat nu den moed niet j, Zinken,
k Zal op ’t goed fortuin met u een glaasje drinken.
Cj
zz nbsp;nbsp;nbsp;De gehoorénde Filofoof
Valorio, Lubbert, Ferdinand.
KV A L o R.
om , Ferdinand, ’t verltand dient verder voort te gaan. Ik heb u uitgeleid d’eclipfis van de maan:
Op die hypothefis ïal ik nu verder bouwen Ons ganfch fyftema vsn ’t Planetendom ontfouwen,
De vraag is en met recht, wat van het geheel al Het vafte middelpunt, of *t centrum wezen zal.
Dit fchynt onmogelyk : dog ik heb onderwonden Dit valt te (lellen, wyl ik heb ’t geheim gevonden,nbsp;Het is de zon, gewis die is het en niet d’aard’,
Want dat gevoelen is altans geen oortje waard.
Nu om dat middelpunt moet een planeta zweven.
De reden is hier van, dat hy wordt rond gedreven Door vi centripeta, die zynen loop bepaalt.
Zodat hy nimmermeer uit zynen cirkel dwaalt;
Want hy zou ligt door vi centrifuga afwyken.
Wel aan, dit zal aan u heel klaar en bondig blykcn. Kom, pofito, hy is Merkuur en gy de Zon.
L u B B.
Ach ! Folifoofje, *k wouw, dat jy dat niet begon. Valor.
’k Stel Phoebus een’ magneet,als gylMerkuur moet trek' ken,
Keik hem uW hand, dus zult gy beft ’t geheim ontdekken-; L u B B.
Ei, Frebusje,’k verzoek ’t, ei, laat Malkuurtje (laan-F E R D.
Voort, vuilik, kom , gezwind, hoe henker zal ’t hier gaan-
L u»'
-ocr page 23-t. nbsp;nbsp;nbsp;L U B R.
£i,baasje,laat ik eerft myn teftament , F E R D.
wil zwygetu
V A E o R,
|Jit ïyn natuur 7ou hy een regte lienie krygen:
•^og uw’ magneete kragt hem in dien loop bedwingt, ^Is gy zyn regte lyn vlak in een cirkel wringt,
L u B B.
pi !oi! 2y iullen my nog als een vinkje plukkend Myn kop hangt uit het lid,myn armenzynaanftukken.nbsp;p ben tot gruis ai my J als dit nog eens gebeurt,
Myn poftrianusje wordt vlak van een gefcheurd. ftnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F E R ».
proêr,gy beduidtdit klaar.’k ben met dien proef te vredem k Verfta ’t, als of ik lelf had op een’ ftar gereden :nbsp;^og zeg my door wat kragt hy in beweging blyft.
, nbsp;nbsp;nbsp;Valor.
k Ben de voornaamlle, die dit groot gevoele ftyft, pat air, wat boven lucht en wolken is verheven,
M ’t ruime Vacuum allenig is gebleven, ^ podat ’t geftarrente hun fnellen loop verrigtnbsp;M ’t ledig ruim, ganfch vry van alle tegenwigt.
Myn Adverfarium moet g’ in dit Huk doorbladen.
^a. Lubbert, krom je rug.
L t) B B.
^ nbsp;nbsp;nbsp;dat op myn pogchel ladenï
droes rydt door het huis. dat ’s wéér een liegt begin. ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F E R ».
^la, Lobbes.
Lub#.
de naat beril! zoetjes, de bok valt in 1 Kt .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F E R D.
^aar dit gevoelen fchynt gy ’t aldermeeft te hellen,
. at aélu ’t corpus men kan divifibel Hellen,
^ infinitum zelfs, hoe! is dit dogma waar,
Waar blyft dan ’tvacauiii. ja: ’t ftaat ’er net en klaat' Valor.
Ik bidje deftingneert. wil eerft wat verder lezen;
Was ’t anders, ’t vacuum zou'daar dan duplex wezen-Ik Hel ’t ’er fimplex; want al wat de Maan bedekt, Dat is zo verr’ als ’t rond der atmosphera llrekt,
Zyn d’ interftitia, wil dit wel in u prenten, öeheel en al vervuld met fynder elementen,
Zodat per confequens geen intermedium By ons te vinden is, ’t geen is een vacuum.
, nbsp;nbsp;nbsp;F E R !gt;.
Sic.eft: maar hoe zult gy nu dit beft wederleggen?
Dit fchynt heel ftrydig.
Valor.
fchoon het al de wysgcers zeggen» Dat een corpufculum ad motum iners zy inbsp;Ik zeg ’t contrarium, dit ftel ik vaft by my.
F E R D.
Ei, broeder, gy zult wis de Filofofea honen.' Valor.
’t Fxperimentum zal dit zonneklaar u toonen.
Dit corpus groot en log valt wonder fnel en ras:
Dog ’t moeft hier blyven, zo ’t ad motum iners waS'
L U B B.
Ei my ! nu ben ik dood. is dit myn corphuis bruien ! Laat vry van dezen nagt all’ onze klokken luien!nbsp;Valor.
.Wat fchortjt?
L u B B. ik ben dood.
F E R D.
i nbsp;nbsp;nbsp;haar op.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j
L u B B.
ei, laat me ftil.'
’k Heb twee blaauw’ ogen vlak el my ! op ieder bil* Myn ftuitje reeds verlluikt. ai ! ai!ik zal wis binken.
Valo?'
-ocr page 25-Valor,
Haloii, daar wordt gefcheld.
F e r d.
foei, bunzem, is dat ftinkenj L u B B.
l^at ’s myn geluk, Sinjeur;’t neemt vaft een goeie keer; Ik was de wind al kwyt, nu fchep ik adem weêr.
Wie of dat wexcn lal.
Valor;
’k verwagt to laat geen menfem F E R o.
Eilieve, 7.ie dat boek. ’k zou Lubbert wel verwenfen, Al gaf ik hem de kort, hy Hond my nog te duur.nbsp;Valor.
Wie is ’t?
L U B B.
ik weet het niet. hy komt hier in zyn huur, V A L O; R.
Ha. het is Valentyn. laat hem maar binne komen.
Ik hei) een’ braven knegt in mynen dienft genomen.
Valorio, Qoirinus, Ferdinand, Lubbert.
Ho,)
Valor.
,jongman,zyt gy daar. g’hebt op uw tydgepaft,!
Lr . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Q U I R I N.
*^et is myn pligt, myn Heer, wyl gy ’t my hebt gelall,. j.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Valor.
W ’s hoflyk opgevoed, hy kan fraai lezen, fchryven, 7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F E R p.
-o iiioeft de myne zyn ; dog die Zal Lubbert blyven. ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Valor.
Tryer, wcetjy ook wat d’Aritihctica ?
Q U I R I N.
Wat in ’t gebroken.
Valor.
to! en ook wat d’Algcbra ? L u B B.
Wat algebraad. je zult meeft pompernigchel vreten.
Q U I R I N.
*k Heb door een krenkte ’t meelt van deze kunft vergeten-Valor.
Dat ’s jammer, fpreekje Grieks?
Q U I R I N.
o. als een papegaai, Zelfs in de kakftoel, fprak ik ’t Grieks al wonderfraai:nbsp;Dog’tong’luk wild’ ik viel en kwam myn been te zwikken.'
’k Kan’tnu niet fpreken, of ik zou my zelf verflikken. Veel Artzen geven daar een wondre reden van.
Het peesje, dat daar legt, heeft hier gemecnfchap an. In haar barbaarfe taal heb ik nu zulks vergeten;
Iets diergelyks dunk’tmy, dat zy É-o»rf»/«r heten. Daarom is nu myn tong in ’t minde niet in daat,
Dat die, gelyk voorheen , heel glad het graecum flaat. Valor,
Dat ’s droevig, het Latyn zult gy ligt mceder wezen-Q u 1 R I N.
Ik Ifueék het tamelyk: zo goed niet, als voor dezen; Toen fprak ik ’t in de wieg al wonder elegant:
Dog ’k heb van hete pap eens derk myn tong gebrand. En door dit toeval fmolt ik dikwils myne woorden,nbsp;Zodat men naaawelyk ’t een uit het ander hoorden.nbsp;Valor.
Dat ’s ongelukkig!
F E R D.
ja. fpreekt gy ook vreemder taal-Q U I R I N.
’t Arrabis, Mallabaars en uit ’t verkeerd kanaal,
W:d
-ocr page 27-Wallagies, goed Mallys, net Sieries, dat der Moren, t Chinees, en ’t Japonecs, het Mexikaans.
F E K. o.
laat horen.
Valor.
Daar hebben wy niets aan.
L u B B.
hier jy, wat fpraak is dat ? ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Q u r R I N.
¦l^at ’s uit 't verkeerd kanaal.
L u B B.
neen, mis; uit ’t regte gat. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Valor.
Hoe is het mogelyk van zo veel taal t’onthoüen!
^^om, Ferdinand,’t wordt tyd, om nu dien ftar t’aan-fchoüwen,
¦Haar ’k u van heb gezeid.
. F E R D.
daar dryft te dikken zwerk; S-'s laat ons liever gaan. naar Fallas worllelperk.
,^2al in myn boekvertrek dit wéér op order zetten. Zoek myn groot vernuft nog meer en meer te wetten,nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Valor,
^ Beveel u mynen laft. draag zorg voor dezen knegt, hy iets nodig beeft, help dad’lyk hem te recht, •
oe biet je?
Valentyn.
Q U I R I N.
L U B B.
wil my ’lt;¦ nog eens verklaren j D 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kom-
De gehoorende Filofoof
^oinpecrtje, 20 ik ’t weet moet niy de nikker halen j ÏDat oor is jujlt wat doof. hoe zeg jc.^
Q U I R I N.
Valentyif.
L U B B.
Watdioes! ’k verftadat niet. is ’t Spaans, of is ’t Maltyn?
Q U I R I N.
Gans niet; het is myn naam.
L u B B.
maar dat zal iets beduien. Waar ben je geprok’reert, in’t Wellen, of in’t zuieni'nbsp;Q U I R I N.
Men heeft in virgine my g’inmatriculeerd.
L u B B.
Ja, dat verfta ik niet; ik heb niet geftaudeerd.
Ben j’ook een Folifoof? ik zou ’t wel half geloven. Spreek zonder franjens, die gaan myn begrip tc boven*nbsp;Q u I R t N.
Hoe hiet je?
L u B B.
Hubbert.
Q U I R I N. en waarom?
B u 8 B. .
dat myn gellagt
Die naam draagt, want ik ben van Lubbert voortgc' bragt,
Q u I R I N.
En om die zelfde reêa heb ’k ook myn naam gekregen* 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;L u B B.
Hoe, ben j e dan myn breur ?
Q u I R I N.
leg my het uit ter degen-
Ik uw broer!
L ü B a.
voorzeker,
QuF
-ocr page 29-^oor Slagen hevreêigd. nbsp;nbsp;nbsp;ztf
gt; nbsp;nbsp;nbsp;Q U 1 R I N.
gy zyt de wind wis kwyt. ly u n B.
Omdat je van myn vaar een baftaard zeuntje zyt.
Q u I R t N.
‘ Wat 7,eg je daar ?
L U B B,
je 7egt het zelf. dat ’s mooi! loop koten, je leikent buurmans bul, die ieder dreigt te ftoten.
’’ nbsp;nbsp;nbsp;Q U I R I N. ^
^ Is lang genoeg gegekt, wde heeft u dat gezeid ? .
L u B B.
Wat botter vraag! je hebt dat zelf zo uitgeleid»
Q U t R I K,
^ie daar! gy zyt zo dom, als ’tagterft’ van een verken» L u B B.
1' Myn vaar was Lubbert.-
Q U I R I N,
L U B B»
hier uit kon ik bemerken,
Oat j’ om die zelfde reên ook hebt uw naam gehad, Omdat hy was uw vaar. heb ik ’t niet recht bevat ?nbsp;j.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Q u I R I N.
I^yn ouders hebben , zul, hoor toe, wil’t niet .vergeten, ''leeft aan myn vaders zy juift Valentyn geheterv.
, nbsp;nbsp;nbsp;Lub b.
nou bcgryp Ut het, gerekent aan uw kant.
V nbsp;nbsp;nbsp;Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Q' U I R I N.
''oorzeker!
Lube,
t ,. nbsp;nbsp;nbsp;ik vatje. dat was een misverftand.
gt; nbsp;nbsp;nbsp;hierom bietje Val.... de droes mogt ditonthoüen !nbsp;Is Zo een llingcrflag. wie heeft die naam gebrou-
j, wen gt;
yn bol is anders goed: ’k weet niet waar’taan fchort. 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;D 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Quit
-ocr page 30-53
Ik wel ’t fchort aan jouw kruin, ’t geheugen valt wat kort» L u B B,
Valitryn.
Q U t R I N.
Valentyn.
L U B B.
• _ nbsp;nbsp;nbsp;ik weet ’t. wil verder ïwygen.
Men kan ligt in zyn lerf een kwaaie piskreuk krygen. Dat agterfte, dat yn, waarom moeit dat jui’lt lyn.
Of is ’t, omdat gy hebt mee zin in myn Katryn ? Want yn fluit op Katryn. heb jy %' ook agtér d’oren?nbsp;Wou jy valt de lantant vlak door my neusgat boren.nbsp;Ik zou uit roeien gaan! ook leep.
Q u I R I N.
wat of ’t beduid !
L U B B.
Eiüeve, weet j’et niet, ’er hangen hoornen uit, Gaiifch bloed! ik zweer..
Q u IR I N. ei, zie.
L U B B.
ja, ja, je bent yan loenen, Zo jy je ftaart maar roert, ik zal je wis kapoenen.
Isabelle, Katrïn, Quirinus, Lubbert.
Dl S A B. nbsp;nbsp;nbsp;,
e trouw is flaverny ; cerll was ’k in de vryheid,
K A T R.
Waar Heekje? men roept u,
1 s A B.,
bezie eens, hoe ’t hier lei^' Hier een Itoel, daar een Hoof: ik moet all’ ogenblikkl^i’»
-ocr page 31-door Slagen levrecllgd.
^an ’s morg'ens vroeg al af, tot ’s avonds Iaat nog fchik-, ken.
f Is waar, ik heb een meid, een tettige Katryn :
^og dat ’s alleen voor ’t oog, want ’t is een morszig z vvyn.
Eilieve, wat je zegt!
1 s A B.
. nbsp;nbsp;nbsp;die floeri mint het kallen,
wat te lagchen, en ltaag met de knegts te mallen, ziet zo graag een hoed 1
, nbsp;nbsp;nbsp;ik kom hier net van pas;
^ Is of( myn Juffertje myn regt doopzeel las.
, nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 S A B.
} Is een gemene plaag, want kom ik by myn’vrinden, j^Is ’t zelfde; daar ’s altans geen goeie meid te vinden.nbsp;**Oe haal jy ’t overhoop.’kloofjouw de nagtmeer rydt.nbsp;K A T R.
Pat’s Lubberts fchuld, die heelt my half al malgevryd. Juffer, denk jy niet,dat ’k ben uit vlees geboren,nbsp;j’,als een doofpot, vrouw het vuur flrax in je finoreu.nbsp;Cedeer I een menlè hart is van geen keie flcen.nbsp;ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I S A B.
^^yg, kruidje roer my niet.
)| nbsp;nbsp;nbsp;dat ben ik niet, o neen;
Ben kruidje roerme,’k zoek nog voor myn dood te y trouwen.
y iullen nooit Katryn voor fiemclaarllcr houën.
1) . nbsp;nbsp;nbsp;I s A n. _nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_
Jo^ ^'^t)ppen botten wc ér: ’t zal niet ligt overgaan, luien vlegel, wat doe jy hier leeg te üaan?
. nbsp;nbsp;nbsp;Q U I R I N.
’ y IS het zelf, o vreugd’! ik kan myn oog verklaren.'
Wee nbsp;nbsp;nbsp;i s A E,
s Welkom, jongman, ’k noop, dat gv een rcex van
i nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Voor.
-ocr page 32-Voorfpoedig en gezond en trouw ons dienen Zulti y Q U I R I N.
Myn beft zal ’k doen. Mevrouw, ’k zie haaft uw wen0 gt; vervuld.
„ Een opflag van haar oog myn ingewand ontroeren ‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kat r.
O fchone kan een woord terftond myn ziel vervoeren y
tl nbsp;nbsp;nbsp;irgt; rro^Tr«ir»/4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ *•.
Je dienares, ik hou m’ aan ’t zelfde komplekrcnt.
L U B B.
Die pikbtock trekt al gaauw, zo digt niet daaromtrent I s A B.
Is ’t heilig dag. zoek jy geen handen uit te fteken. 1 K A T R.
Ik haal myn kaper eerft, als jy begint te preken. c Zet ook jouw huik vaft op. ^t is Sint Kulpaters dag. \nbsp;je weet wel juffer, dat men dan niet werken mag. jnbsp;Myn reüfel fmolt gewis door ’t fcldermentfe draven»nbsp;Em die zig over werkt wordt by de galg begraven. , pnbsp;Zie. ’k heb nog eer in ^t lyf.
is een bedurve laolt;i'
I S A B.
'Dat volkje is hier voogd.
K A T R.
’k fpreek immers met verftanquot;'
I s A B. nbsp;nbsp;nbsp;¦
Ja 1 maar het zit wat diep.
K A T R. nbsp;nbsp;nbsp;t
„jouw man heeft ’t Zonder liegt^,
„ Een graad nog dieper, goed; dan kan ’t niet ligt v^t : vliegen.
Vat j’et vrouw? eilieve, je weet niet wat ’k bezit: ’ Ik flag de ftroop tón, daar het Zoet van binnen zit. *nbsp;I s A B.
Je voert het hoogfte v/oord. ik moet aan’tkyvenrak^ ' K A T R.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
’k zal zwygcn» mits dat jy met my de peis zultmak^, '
Is-^
-ocr page 33-Isa b.
quot;oort na de keuke toe, doe daar jouw werk ter deeg^ ;Il .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;K A T B.
maakt’ ook anderïins, dat ik de tering kreegj ol^yn lievertje zou fnot en kwyl van droefheid huiIeB4nbsp;I Jy mee;’k ben niet van zins, om daar alleen tepruilcu,
it nbsp;nbsp;nbsp;ISABEiLE, Qji I R I N ü S.
Kc
I S A B.
om, vryer,vecg dat vuil wat zagjes van de grond^ Q_U I R I tJ.
¦J held’re dagenraad ! o-friffe rozemond!
^ierd’ my ’t vergund, het blos van uwe malfe kaken I, ^ plukkerir’k ben vol vrees, om my bekend te makend
U nbsp;nbsp;nbsp;I S A B,
^be is uw naam ?
I R IN.
d’ eerfle.
Mevrouw, ik hob ’er twee, Quiryn
I S A B.
ei, Quiryn!
Q.Ó I R I N.
de tweede, Valentyli.'
JN nbsp;nbsp;nbsp;IS A B.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
^,1 nbsp;nbsp;nbsp;® luatft’ is Avattelang; Quiryn kan ’kbeft onthoiien.
M nbsp;nbsp;nbsp;Q^uirin.
- Neen, ’t ligtll’ vergeten, ach! ontaard’! ach ontrouwe*
) nbsp;nbsp;nbsp;I S A B.
^ aangename klank het oor nog Heflyk ftreelt,
’ '^yl een Quiryn geftaag in myne zinnen fpeelt.
¦ •gt; Wat draal ik! ’k ben alleen, om my aan kaar t’ont-
¦d’ sï ’! V nbsp;nbsp;nbsp;(wekken,
^al eer haar teer gemoed tot min, dan wraak ver-
‘ nbsp;nbsp;nbsp;Enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ My
-ocr page 34-„ My voegde’t laatften cerft. ’k voel dat myn hart bt' jidyn Ifabelletje» heb ik dit fchoon geveegd? (weeg'nbsp;I S A B.
yraag gy ’t aan my ?
Q_UI R I N.
ja. U , fchone*
I S A B. nbsp;nbsp;nbsp;^
zytgy befchonken-
Peins eerft, cer dat gy fpreek.
Q.Ü I R I N.
ik ben van liefde dronken-Het is geen drank, neen, neen j die niy dit 2eggen doet' Ondankbre, die veragt myn zuivre minnegloed.
Gy gaatjUtv lief, o fmaad! xo cereloos vergeten.
IS A B.
Zyt gy het xelf. ei my!
Q_U I R I M.
hier aan kunt gy het weten-Dit fchrift verwyt uw’ pligt wat was uw liefde teer! Helaas! ’t is vrugteloos *, ’k ben niet uw minnaar meet
I S A B.
i)it komt my onverwagtl noe kloppen all’myn’ ledei’
Q U I R I N.
¦’k Misgun’t geluk u nict,xyt g’ in uw ftaat te vredequot;' Hoe fterk myn liefd’ al is, hoe groot myn minnepyquot;»nbsp;Blykt, wyl dat ik om u nog wil gedienltbaar xyn.
I S A B.‘
In knegts gewaad!
Q.U I RIN.
wat raad. dit xal my niet verdrietequot; tVyl ik begerig ben uw aanfehyn te genieten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
’k Beloon geen kwaad met kwaad: dog gy het kwaquot; voor goed.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Ik vraag’t u, xyt gy ’t waard, dat men ud’ eer aan do‘'
1 S A B.
£i my!Quirinus,och ’t gemoed moet fchaamrood fpreke”'* ’k Beken ’t, het is myn fchuld, gy kunt het op my wrek^jjj!
-ocr page 35-ben uw min niet waard, gy blyft getrouw, ik niet: t^og weet, dat dit ook is nooit met myn wil gefchied.nbsp;Hoe ftreng myn Vader was is menigmaal gebleken.nbsp;ItMoeft trouwen met dien gryns, daar hielp geklag nognbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fmeken j
k Wierd opgefloten, ïag by na nog 7on, nog maan , ^oor dat ik nam, o fpyt! dit ong’Iyk huw’lyk aan. 'nbsp;Had gy voor uw vertrek dit onheil kunnen dromen,nbsp;^aar ’t veiliger geweeft in ftilt’ my mcd genomen.nbsp;Ht^lukkig was hy, die vooruit veel zaken zag.nbsp;i!^oen ik dit'werk vernam, ik teld’ ach uur en dag,nbsp;eerft u nog te zien: maar ach! het kon niet baten»nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Q U I R I N.
Pit is de reden, lief, dat ik u niet zal haten.
Heen, waarde Ifabel, die my tot liefde dryft,
^eet, dat myn zuivre min te diep geworteld blyft. ^chïmogtikeenstotheul..! Wat hoefik meer te melden,nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I S A E.
ial uw’ trouwendienft door wederdienfl vergeldend ?t:hoon by my ruft myn Man, ik haat hem alseenfpiiUnbsp;denkbeeld o Quiryn ! blyft hier geftadig in.
A nbsp;nbsp;nbsp;Q UIR IN.
Heh! lief, mogt ik by u geruft een’ nagt vernagten ! '^yn waarde, zal ik haaft van u die gunft verwagten?nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I s A B.
annecr?
v's ’t mog’lyk is, ’k belooft ’t; ’k zal zien, of ik myn man. Oor d’ een’, of d’ aiidren fchyn, heel fy n verblinden kan.nbsp;Q U I R I N.
I S A B.
niiflTchien van nagt.
Q U I R 1 N.
van nagt ? 1 S A B.
Q.UI-
-ocr page 36-Q U I R I N.
Vef'gun tTiy,dat ’k mijn mond vry mag op d’ uwe drukken quot;Van iiagtl wat groter vreugd’!zal ’k naait mijn xyd’ u zieii'nbsp;1 S A R.
Te haaltig. ’t is niet valt; ik voeg daar by miiïchien. i'i Uil. iny valt iets in. die vonk zou hy ligt ruiken;nbsp;Idy heeft zyn reuk nog. ’k moet een aiid’re vond ge'nbsp;bruiken.
H)at ’s weer niet wel bedagt; ik ben alweder mis.
Op dien boegt, meen ik, dat de regte vinding is.
Dus is hy goed. ha, ha, zo krijgt hy goeie luimen: Myn egigenoot zal haalt voor u zijn rullplaats ruimeO*nbsp;Voor u, dat zweer ik u, en zelfs van dezen nagt.
Q U 1 R I N.
Dat kan niet zijn.
1 s A B.
ja tog; ik heb dit flim bedagt. 'Ga heen:het wordt ai laat;want ik begin te fchromcf»nbsp;Dat hy ligt onverwagt mogt in de kanjer komen.
Q u 1 R I N.
Ontdek my uwe lifl.
I s A B.
het fpel is wis verbruid. Indien gy langer toeft, ci, ga de deur valt uit.
Blijf daar flil agter ftaan, als gy my hem hoort zegge*” Sluip zoetjes in, en ga flux op de dekens leggen:nbsp;Veins eerft naar bed te gaan ,haal by de meid hetlich*’nbsp;Kom dan behendig af. maak , dat gy ’t wel verrigt.nbsp;'I'e drommel! loop, Quiryn.
Q u I R I N. nbsp;nbsp;nbsp;I
was reeds het uur gebort**'
Hadieu,
I S A B.
ja’t is mijn Man; kan ’tjian zijn rogehien hoor^*^
ZE.
Isabelle, Valorió.
H,
I S A B.
.oevaarie, hartje liet'?
Valor,
ik ben niet a! te wel.
I S A B.
Oat jy de moord maar ftnk : hy is te taai van vel. Valor.
Het fcheelt iny in de ruR, myu’ lendenen verüyvcil,
1 S A B.
Vie^, manlief, wil ik die met warme doeken viijveu? I'Iet zalje deugd doen.
Valor,
neen.
I s A B. ei, kom.
¦Valor.
«¦. nbsp;nbsp;nbsp;wie is hier baas?
I S A B. nbsp;nbsp;nbsp;•
hidje; ’t is een wind die dwars zjt ia ie blaas.
, nbsp;nbsp;nbsp;V'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;L o R.
kVerila’t niet, of de droes zal hier de waskaers hoüell. ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A B.
¦^o fpijtig J elk zijn beurt: je kunt jezelf dan klouwcu. Valor.
Wat word - ik ftaag gebruid, en meed’ nog van mijn . wijf.
rt nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A B.
Wrr.dat gy zelde geeft aan haar een tijd verdrijf.
Wanneer ik w'ecuwnaarword,'zal’keenbejaarde troü-
W'en i
Die
-ocr page 38-I
I
ïS
Die is niet wulps, lij^t met een prantje t’ onderhoücn, Die weet hoedat het hoort, wijl 7.’allesnaauw bedingt.nbsp;I s A B.
Die weet voorzeker mcé,waar haar de fchoenbelt wringt.
V nbsp;nbsp;nbsp;A L o R.
Die zal niet rukeloos onnodig geld verfpillen,
Die kan men mcnigwerf met zagte kusjes (lillen, l s A B.
Hoe,wensje naar inyn’ dood: heb ’k dat verdiend.wel zöl
V nbsp;nbsp;nbsp;A L o K.
Di, vrouw, dat zeg ik niet: ik (lel het, pofito,
’t Is niet onmogelijk, zulks kwam sens te gebeuren' Dog egter xou ’k uw’ dood nog langen tijd betreuren-Neen, wyfje, ’k heb u lief.
I S A B.
wat henker of hem fchort! My dunkt ik voel het al, dat gy wat beter wordt.nbsp;Valor.
Gil oi 1 ik krijg daar wéér een krimping in myn’ darmen* I S A B,
Gy hebt ligt kou gevat, wil uwe voetjes warmen. Kom, zet u zoetjes neer, gy vergt uw brein te veel.
//cfn , /jeffi.
Valor.
wat is *£ ?
1 S A B.
ziedaar! een mug vliegt in mij n keek
Va lorio, Isabel le, Q_ü i r. i n u s.
DV A L o R. nbsp;nbsp;nbsp;lt;
^ink eens.
r
I S A E.
hy is al door;het zal haaft verder gly^'’',
M'J*’
-ocr page 39-^lijn hertje, kond’ ik u van uwe kwaal bevryen.
^ak het wat.
Valor.
. vrouwtje, ’k word’ weór fris, gelijk cen hoen.’ jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I S A E.
ben verblijd; gy dient iets voor uW vrouw te doen^ Valor.
Voor U !
I S A B.
voor my. gewis: daar is niet rncê te gekken.' ^et is van groot gewigt; men moet den tijd niet rekken*nbsp;Valor.
^ie daar! ’k onftel ’er af. wat of’t mag zijn.
I s A B.
, ^ nbsp;nbsp;nbsp;ja man^’
t Zijn Laken die g’ alleen, ik niet verrïgten kan, niet;want’traakt mijn eer,’kv/il die in’tminft nietnbsp;krenken.
Ei my! ’k ontroer, als ik begin die Laak ’t herdenken» j^ijnWaarde,fchoon ik ben met u heel kuis verknogtjnbsp;^en heeft tot oneer my van dc7,en nagt verLogt.
Q u I R I N.
»gt; Karonje!
V A L o R.
. nbsp;nbsp;nbsp;help ! ’k bev.wijk. wiedorfluLuik togVragen?
^at komt my over! ach ! dat in mijn’ oude dagen 1
^ct komt u fchielijk voor. *t verrvondert my ooknietj’ ant door mijn toedoen is dit met ’er haal! gefchied.nbsp;Was in ’t eerft befchroolnd, en was ’t ook vremd,nbsp;t’ontdekkcn
ijat hy in ’t hart droeg,dat Lulksbeter uit 7,ou lekken ’kvriend’lijk van gelaat,dit gafhem meerder voet,nbsp;. gt;Ji ongeveinsd aan my t’ontdekken Lijn gemoednbsp;'^P hoop van wedermin.
wie is ’t ? wil my ’t verklaren* I S A B.
•k Beloof’t.
Zagt. zweer eerft,dat gy hem zult in het leven fparen-Valor..
I S A B.
UW hand. „ geen nood.
Valor.
ik zweer het u oprecht'
Wie is ’t? ei, maak het kort.
1 s A B.
*t is Valentyn uw knegt Q U I R I N.
»»
Ontrouwe!
I S A B.
„ ban uw vrees.
Q U I R I N.
,, ’k zal u tot gruis verpletten' Valor.
ö fnode! meent gy my dien kroon op’t hoofd te zetten* Ik kan niet fprckcii! ach ! ik voel my heel ontroerd.nbsp;Isa !!.
„ Hou jy je leuk. bedaar; de zaak dient uitgevoerd. Valor.
Ontbie hem hier tCrftond.
1 S A B.
hy zou ’t my hieten liegen! Tk weet een betre vond. -wil hem door lilt bedriegen»nbsp;Hy wild’ in onzen tuin met my allenig gaannbsp;Van dezen nagtt ik heb ’t verzoek hem toegeflaan, inbsp;Opdat door dezen fchijn de zaak beid uit zou Iekkcf;|nbsp;Om zonder tegenfpraak zijn’fiiodcn daad t’ontdekket''inbsp;*k ZaVmaken, dat hy zelf zyn eige vonnis velt,nbsp;d\ls hy vrijwillig u al zijn geheim vertelt.
Qn!'
-ocr page 41-dm SUgm lgt;ewdi0i
Q U I R, I N.
Dat luwt.
Valor.
hoe, zonder dwang , zou ik hem overredelï t
Ja man! dog gy moet eerft in mijn gewaad u kleden^ Dus opgetooid, ga hem dan zonder vrees te moet.
Q U I R I N.
gt;) Doortrapte! wat een vond!
Valor.
^ nbsp;nbsp;nbsp;voorwaarl bedrog is goed.’
tk Zal dien kwant voorvaft zijn’ arm en benen breken.
I S A B.
^ie toe, wil in ’t begin ganfeh niet, of weinig fpreken^ ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Valor.
peen nood, ban uwe zorg, ’t zal alles wel gefchien j t Is duifter, hy zal my gewis voor u aanzien.
zal myn rol voor af heel net en handig fpelen,
En tot befluit zijn’ rug met lange haver ftrelen.
zie ik eerft , dat ^k heb een kuifte vrouw getrouwde Mijn Ifabelletje, ’k fchat u ver boven ’t goud.nbsp;rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. J i S A Bi
'ïa heen, mijn lief; ’t wordt laat: wil uwe Zaak verrlgteh; hyi-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V A L o Ri
Mijn Waarde, dat ’k u drukk’ ’k voel fterk de minnek fchigten.
» Ei, zie dien ouwenram,die zeverbaard wordt jong: Niet vremd} hoe oud’,’t doet graag by’tooi een’boK^nbsp;ke fprong,
j. nbsp;nbsp;nbsp;1 S A B.
ginter in’t vertrek zult gy mijn’kleren vinden *''il ik uw kuifmuts Man net op uw hoof je binden^nbsp;Xinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Valor.
¦“^sen, blij'f; ’k verfta dat werk.
F I S A Dj
-ocr page 42-4»
I S A B.
het ftrekttot geen verwijt» '
Ganfch niet; ik wcetihet wél, dat gy zeer handig zijl'
«¦
Q.tJ I K. i‘N ü 8 , Is A BI taE.
DQ U I R I N.
at ’s waarlijk fupérfyn; in ’t eerft’ deet gy my fchro' ¦ Dat ik op knippelkoek hier zou ten eten komen, (mehtnbsp;I S A B.
Quirinus is die vond niet wonder goed gedraaid ?
Q U I R I N.
Gy hebt uw ouden Man, ’k beken ’t, heel mooi gepaaid ¦ Dog’t komt hier op mijn kap,dat künsjezou iklakeö'nbsp;1 S A B.
Geen nood; gykunt'u zelf by hem,ook eerlijk makeii' Q u I R‘I N.
.Dat ’s groter meeftcrfluk, -zo gy u niet vergift,
I s A B. '
’t Is rijpelijk bedagt; de nood zoekt,.immers lift: JCent.gy my niet-van oüds ?
Q U I R'I N. .
'ZOU’k niet* ja', mijn bemind^' I S A B. ¦
De vrouwen zijn heel vlug om iets wel uit te vinden» Dat op zijn benen ftaat, zelfs zonder dat de man, _nbsp;Een kwaad vermoeden krijgt ^of't mintle merken kah»nbsp;Het moeft een doeze zijn, dat niet te kunnen leren,nbsp;Om met een’ zagten toom haar huisvoggd te regeren.^nbsp;Een fyn doorlTepe vrouw is nooit geen mans verdrj^*»nbsp;Want’t geen men niet en weet, fmart ons in’tminftem^ 'nbsp;Is zulks u opgeleid, trouwt egter geen gekkinne.
Of’t wordt een lopend vuur, nu blijft hetheimlijk binh®’
-ocr page 43-43.
Q U I R I N.
» Wat vinding heb j’er op, maakt my het eerft bekend.
I' nbsp;nbsp;nbsp;I S A B.
Oat ’s tijds genoeg, als ’k u by hem uit vryen zend,
Q U I R I N.
Als’t uit kwam,’k wis geen raad, kom,’k zalmijnirict meer kwellen,
I s A B.
pedwonge trouw doet ons daar toe ligt overhellen. Wel aan, ik ben voor u, wie had dit ooit vcrwagt!nbsp;komt met recht voor my een tweede bruilofs nagt,nbsp;Q ut R IN.
Ho, Filofoof, die kroon zal u heel cierlijk pafTen, Als uit uw harden bol twee netten hoornen waflen.
V A !• o R I O.
V A I, o R.
. VV ed dit fmeerlendium digt op den buidzak kleeft y Want ’t nagtegaaltje lang daarop gezongen heeft.
*^om, goeie metgezel, wil hier een wijl vertoeven, Hie Monfieur Valentyn zal uw*' kragten proeven;,
•1 Allooi is wonder goed, indien die flag gelukt,
^laat gy mijn Serviteur gewis een rib aanltuk,
^ijn vurige Galant zal ’t vryen zo behagen,
hy ten tweedemaal geen blaauwe fcheen fal wagen. Als ieder voor zijn vrouw dus waakte net van pas,nbsp;fraai getakte kroon haaft uit de mode was;
J^n rappe venus galt zou meer op onluft loeren, jAn Zwakke vrouwtjes door hun ogen te vervoeren,nbsp;^aat ’k zien, of ’k neigen kan en fpcleii hempje Heep.nbsp;¦^Idus het wajcrtje, dat was te lompe greep,
F X nbsp;nbsp;nbsp;Met
-ocr page 44-Metvingerenduim.goed.dat maakt een aardig 7,wiertje. Des pasjes niet wyd, twee net in een 7ociertje.
Deftig, het halsje regt, een drillinkje daar by, nbsp;nbsp;nbsp;N
De fchoertjes agterwaars, dat maakt de bord meer vry. Een ingetrokke kin, ’t vertoont een aardig kropje, Anbsp;Een gewronge mondje, ’t ftaat als een roze knopje.
Het voegt my, ja me dunkt, dat ’k ’t manuaal wel ken.
*t Is zonde van me, dat ik maar geen meisje ben*
’t Vermoeije nog al i het zou my niet daag’lyks luften, Ik trieen op myn gemak wat in ’t prieel te ruften.
Katryn, Lubbert, Valoriq.
NK A T R.
OU, Lubbert, Iaat me los. dat is een henkers werk !
L U B B.
Sa, vveer je nou Katryn, te droes! wat ben je fterk! Ei, zie, ik kan haar net,gelyk een zweeptol, dryven.
K A T R.
Ik zal jouw ooren wis met zout en peper vryvcn.
Voor k laatft-, laat los; ’k word boos,
L U B B.
dat meenje niet,
K A T R.
fchavuit,
Laat los, veqt, of ik krab jouw uile kykers uit,
L u B B.
Ei, poezelige meid.
K A T R. nbsp;nbsp;nbsp;I
loop na de noordfe klippen. 1, L U B B.
’k2^weer by myn Peetooms kraag,je?uU me niet out*: flippen,
Stel eerft ipyn hart geruft.
KatR'
-ocr page 45-ioor Slagen bevredigd.
K A T R.
loop, jouw janfloerfe gek , ^een, vlerkmuis, je ruikt niet aan Katryntjes fpek.
L u B B,
^ch! hondje lief.
K A T R.
Vertrek.
L u B B.
ik ga me zelf verzuipen.
. nbsp;nbsp;nbsp;K A T R.
kortfte weg,regt uit i ik lach wat met jouw ftuipen, L u B n.
raeen’t, Katryn,
K A T R. fpring toe.
L U B B.
en als ik dan verdronk. . w -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;K A T R.
’s goed; ’k wou dat jy gelyk een bakfleen zonk. .
. nbsp;nbsp;nbsp;L u B B.
^at zou je kreitenl
K A T R. nbsp;nbsp;nbsp;,
^ nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ja. ik zal van droefheid zingen.’
, gek; jc dreigt te lang , om in de graft te fpringen.
L u B B. nbsp;nbsp;nbsp;'
eens ja;
^dank'je; t’is te koud. ei, is ’er geen genae? i'^at ftaat het mondje pruim, nou,meisje,zeg eenbsp;gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;K A T R.
ly ie murf niet fnoert; ’k vertlageen enkel woord^.. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V A L o B.
’’ is hier een berebeit.
L U B B.
hoe beu je dus verftoord^
^®gt, handen van de bank;’k laat my met koek niet paaien, .aar zal, ik zweer hetu , voor jouw een oorvyg zwaaien.,
iv ip mnrf nipt tnnprt t ’It vpr(l-a«Tpen piikel wnnrd-
Katr.
-ocr page 46-Jc vraagt dat pog.
K A T R.
L tl B B. wel ja; ik wou de reden weten*
K A T R.
2te daarl’k had haart van fpyt niynvingren opgegeten jj'V Dat my verboden wierd, als of ik Was zyn vrouw , j»nbsp;Dat ik met Valentyn geen woord meer fpreken zou,nbsp;Doe hy mv’tnagt licht vroeg, mogt'ik hem ’t bed niet „nbsp;vyy|en,
jouw vrome zakkelaar, ik zal jouw wysheid pryzen'-Dog ’t ergrte nog van al, toen *k wilde na myn bed. Dat mogt nietzyn,hola, myn voet wierd dwars gezet»
’k Moert in zvn neft beneên , en Hy zou boven flapen» quot;Uit vrees dat Valentyn zig mogt aan my vergapen.
En om die reden moert ik in jouw vlooie kot,
Daar’c ftinkt en morszig is, als in een varkenfehot.
’t Is jouw geluk, dat j.y my hier kon buiten trekken J Ik was gewis van zins ons Juffer op te wekken.
Wat henker meen je wel.' Katryn is niet zo mal, Datjy haar, als een hond, ftaag rïngelooren zal.
Begjn die kuur nog eens. te droes ! ik wilje zweren, *k^l met een befemftok jouw haart die ftuip verlereö'nbsp;Valor.
y, ’£ Gaat wel
L Ü B B.
nou ,zoen my af.
K A T R.
nog fchoonder ! weg, laat lot'
L U B B.
El, luirtet meid, die knegtis wis een loze vos;
Want zulk een zoort heb ’k nooit zien vliegen, vele
Die vogel is voorwaar nooit voor een gat te vangen*
Hy ziet ’er fnoepig uit ach! ach ! myn zoete lam.
Je was bedurven, ach! wanneer hy by jouw kw^J
-ocr page 47-^ie fnaken weten juift zo bondig kort te vryen,
Oat jy het hagje flux liet door jouw vingers glyen»
V A t o R.
»r Steekt dat in jouw! nbsp;nbsp;nbsp;:
L V k 5.‘
’t gevaar is u riooit ingeprent,
I Wyl gy geen reutje nog recht uit een teefje kent,
Myn duif, daar zou in jouw nog zo veel erg niet ftekcn. Valor.
5) Wat dutikje!
K A T k. nbsp;nbsp;nbsp;,
de droes wil in monniks kleren preken; 'k lagcher om. jongens! bloedbeuling keuzelt zoet.
Je leert dit kleutertje, voorzeper, dat is goed.
L u k s.
;Ei, ei, Katryntje Hef, wil alle twiften flaken^
Kom, reik uw lipjes toe; ik zal de peis weêr maken: Ja zet ze in de plooi.
k A T R.
te rug; ’k ben niet gereed.
P^nk jy, dat ik die fmaad met ene zoen vergeet ?
^og met geen duzenddat zal in jouw ogen druipen;
t-. nbsp;nbsp;nbsp;L Unbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;B.
Ki my ] zal Lubbertje dan nbsp;nbsp;nbsp;nimmer by jouw kruipen?
¦Kch! was gy tondel, meid, of was uw hart van ftro! Valor.
» ’t Is jouw niet aan te zien. gaat dat by ons alzo.
5) ’kWyk wat ierzyde;men zoufomwylmy beloerend ’k Moet zwygen tegen dank ,om ditftil uit te voeren.
titr nbsp;nbsp;nbsp;L unbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;B.
at fleepvoet daar van verr’. Katryn, ’t is wis een fpook?
y. _ nbsp;nbsp;nbsp;K Anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;R.
lejyweêr fchimmen. neen ;jehebtgelyk ,’k zie’took. ^‘^Êjonze Juffer hier.
Lobe.
t, . nbsp;nbsp;nbsp;ganfch bloed! ik wil je zweren,
is een heintje pik in mooie vrouwe kleren;
K ATR.
-ocr page 48-Kat r.
L90P, jiilfusf ’t is de vrouw.
L U B B.
blyft jy. verfta je dat;
*t Is beter blo, als dood, ik kies het haze pad.
Ka t k.
Weg fchytebroek.
Lob b.
‘ nbsp;nbsp;nbsp;de droes zoek ik niet aan te rand«gt;’
. Raakt by jouw aan ,jé zult terïlond tot pulver brande** Myn besje heeft van jongs my dit wel ingeprent,
,Dat men de nikker nooit recht aan de kleren kent.
‘ nbsp;nbsp;nbsp;k A T R.
Agt j’ouwe wyve klap. altyd vol malle kuren, , Zou z’ aan dien zwartkop haar parade kleed verhurel*'
L o B B. . nbsp;nbsp;nbsp;,1
, ’t Is mog'lyk maagdfchap kind; want al de groten
• nbsp;nbsp;nbsp;!^yn neven en nigten.
K A T R.
ZO is ’t. wel. uitgeleid.
Wie lyn myn peet meus man’s zwagers verfta ?jy ’t k’nen gt;
' Uil, die haar portie meé by meutje al oudertek’tien-L U B B.
Ho ! ho! kom, gaan wy maar; want zag men ons Katrygt;''
• nbsp;nbsp;nbsp;’tZy Juffrouvv, of de droes, het Zou hier homlis %'j^'
Lubbert, Katryn, Valorio, (Quirinus.
Oi
L U B B.
K A T R.
dat is mis.’k wykaf.
Y A 1. o R.
daar komt myn minnar |1[
-ocr page 49-door Slagen hvredigi. nbsp;nbsp;nbsp;49
Sint jago! wat lal hy van nagt te kermis gaan.
Wat zal hy aan zyn lief een mooi inuzyk vcrccren,
En als een blode das flux naar zyn l'chuilplaats kcre;i.
Q UI R IN.
}, Van pas. kom maakje klaar, 7,0 wordt ’t bedrog ge-„ roemd,
j, En deze laatlle vond een mcefterftuk genoemd,
„Als gy my ccrlyk kent, fchoon’k u doe hoornen „dragen,
„En nog te vrede zyt met al die rotting (lagen. Mevrouw, ik nader u met diepe eerbiedigheid.nbsp;iMu zie ik, dat ’k my zelf niet heb vergeefs gevleid,nbsp;l)at ’k met myu’ frilTe ic^n en helle minnelonken,
Zo gy welludig waart, haart zou uw hart ontfoniceu, Mu zie ik, dat die drift by u heeft d’ovcrhand,
Wyl uw minlieke hart geftaag in geilheid brandt,
Zo rterk, dat gy altans voor my zoud’ nederbuikken, En laten u o ichand! van uwen knegt gebruiken.
Is uwe fchaamte weg? o eerelofe vrouw!
(ly meende, dat ik u hier lieElyk flreleu zou.
Neen, neen, op deze wys tragi’ ik u niet te nad’ren;
Al ben ik flegts een knegt, ’k heb eerlyk bloed in d’a-d’rcn.
Ik zelf ontroer ’er van en word’ van fchaamte roodi Onkuiffe! zou uw man uw dierbare egt genoot,
Eie brave Heer, met een befpotlyk eiered prykem K A T R.
sjHoe vinje dat.
Valor.
daar vriend,ei, laat ’er niet van blykcn. Eom, neem het zonder fchroom ; het wordt uaangcboön.nbsp;L u B B.
gt;1 Ee koekoek!
Q U t R I N,
wat meen je?’k ontfang geen hocre loon. Gy zyt Mevrouw, ik knegt: dog egter zal ik tooiieu,
G nbsp;nbsp;nbsp;biet
-ocr page 50-0 nbsp;nbsp;nbsp;De gehomnde Filofoof
Het geen gy liicr verdiend: dus moet men hoeren Ionen! L U IS B,
„Geen zin in.
Valor.
Valentyn, ik ben van ii voldaan.
L U B B.
„’kV rees voor me rug.
K A T R.
.,maak plaats.
Q U I R I N.
ik móet nog beter Haan. L u J? B.
„’k Bevuil me fchier van anglh Valor.
je zult de refl my geven!
L U B B.
„ Oi! oi! myn poepertje!
K A T r.
7,ic daar! myn’ benen beven !
Q U I R I N.
jouw rltfe teef!
K A T R.
„ waar heen!
Valor.
moord ! brand ! help ’k ben llrax doodt
Zo lang gy zowel fchreeuwt, hebt gy in’t minft geen nood.
Dit noem ik fpelcn, om den tyd vafl te verfpillen ; Maar als uw Imisvoogd komt, die zal jouw andersnbsp;L u B B.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(villen»
Weg gane wc’.’k word mee tot frikkedil gekapt.
K A ï R.
’t Lilt alles aan myn'lyü ’k had ook haalt mis gcltapt* L u B g.
Waar vind’ ik belt myn kop!
K A T R-
-ocr page 51-K A T R.
, nbsp;nbsp;nbsp;la, wil je benen lekken'
ïk ial een buurman, jy Sinjeur en Juffer wekken»
^ïRdinanb, Lubbert, Isabelle, VALoRio,QuiRir!lt;i*.
'rj nbsp;nbsp;nbsp;F E R D.
-tli my ! wat ben ’k onffeld!
1- u B Jl,
Sinjeur, heb jy ’t gehoord^
el zou ik niet l wat is ’t ?
Li u B n.
daar Icit ’er een vermoord.
I S A E.
kan niet meer! ei my! ik zal van fchrik beiwyken ¦
gt; Lubbert, hou de kaars, laat ons ter degen kykcü-« nbsp;nbsp;nbsp;1 s A B.
ch! broeder, (la me by !
F E R P.
1 S A B.
^Las! wat groter fmart 1 het is myn man lief! ach!
)gt; . nbsp;nbsp;nbsp;L VJ B B.
Jy ’t,myn Heertje lief? ik bidje blyf niet leggen, °enje dood,dien jy het ons by tyds te zeggen.
F ,E R D.
broederi’k ftaverbaafd. hoe kom j’in dit gewaad?
^een nbsp;nbsp;nbsp;L u b b.
« iiood; ons heerfchop leeft, ’k voel ,dat zyn adem \y. gaat.
Zwavel ;’t vat dat werkt.de droes mogt ’t M'aaigat Hoppenlnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
G % nbsp;nbsp;nbsp;quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Waar
ik dagt’, dat ik iets zagi
-ocr page 52-Waar ïit jc pols? 'k voel ’t hart, als vuil broeds’ eirei* Valor.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(kloppen
Ach ! vrouw, ter goeder uur; je komt hier net van paS' Lube.
4k dagt wcrentig eerft,dat j’om een luchje was.
F K R u.
Wat of dit werk beduidt 1 wil my’t geheim ontfouwen' Q inR I N.
Mijn goeie Heer, ’lyt gy ’t! wil ’t my ten befte houen* L u B B.
Nou loof ik, dat het wis meelt kinderpraatjes 7,ijn Jin nooit de drommel waart in ware menfe fchijn.
Katryn, Krispyn, Lubbert, Isabelle , VAtoRiO’ Ierdinand , Quirinus.
Kat r.
’k nbsp;nbsp;nbsp;einde bot!
cH
K RI s P vooruit, je lult mijn wolfak weznbsp;Of palicade ;kom ’c op 't vegten, mag je vreïen.
Jw u B B.
N,
Ik
Verbruid, wat ftoot is dat !is ’t ook een Itier. geWgt;’ Len teken, dat de koe al vry wat togtig is.
1 s A B.
Krispyntje!
V A L o R.
Buurman'.
1' E K 1gt;.
ach'. mijn Vriend.
K AT R.
ik zal bezwyken' K R I s P. !
ïk inQ»t dat fraai portret eerft van naby bekykenj^^jil
-ocr page 53-F E R D.
Het is mijn broeder..
ei, wie droes zou dat venno^ty K AT R.
Ha l ha 1 ziedaar! ik zal niy zelf van 1'ach bedoen. Krist.
Vermomd en dus bedrukt!
L u B B.
hy is digt af^eflagen^
Q U I R I N.
Ei, Heer, vergun uw’ kiiegt, u om genaê te vragen.
Hoe fchurk hebt gy mijn broer.?
L u li B
toe,baasje,vlooi maar toe, F E R u.
Jouw fchelm, ik zweer...:
' L U B B.
befiig. wil j'y, dat ik het doe.
Hang op maar zulk gefpuis i
J-lt; U B Bgt;
, nbsp;nbsp;nbsp;je moet de tyd niet rekken,
k Verfta het kunsje. wil ilc hem vaft handig nekkeni* Valor.
i^agt, broeder, zyt gerülUal wat hier is gefchied,
¦Heem ’k voor myn rekening ;zie,hy is d’oorza-ak niet. ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;K R I S P.
lykent apefpel. ga jy my hier om wekken? jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kat r.
zie myn ogen uit i het fchynt een kooi vol gekken?
\]tT nbsp;nbsp;nbsp;Ij U B B.
jVel feldreweken l Heer, hoe benje zo verkeerd, bent te vrefin, wyl hy u digt heeft afgclmecrd,
H nbsp;nbsp;nbsp;Fek.»*
-ocr page 54-Een infami! laat g’u, dan van een dienftknegt, honen?
Vapor.
1 S A B.
V nbsp;nbsp;nbsp;A L o K.,
^tagt! f' E R
’k denk niet, dat gy ontaai t‘ L U B B.
Hy heeft qo^ by Katryn milïchien gekvvispelftaard.
V nbsp;nbsp;nbsp;A L o .
Ik zal ü morgen broêr de zaak heel pet ontleden.
’k Loof, dat die Filofoof voorzeker is ontzind,
Men onder dezen naam de mcefte gekken vindt, llv wouw, dat jy nog cens digt proefde van die handed»nbsp;Dat ik qm uwen wü hier fta te klappertanden.
* nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V A L t» R.
om,Vrouwtje, laat ons gaan ik heb al langgcwaak»' I S A B.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.,
fseen man ’k ben niet te vrtên, wyl hgt myn eerna^h
afeg , om Wat reden, hebt gy dit ftuk onderwonden ?
F E R 1).
Myn Süftérheeft gelyk; hy heeft haar naam gèfchonden. Q U I R I N.
Om t’ohderftaan, of gy ten onrecht wierd beklad,
Allo de roep tans gaat door onze Wareldftad MevrbüW,dat uw geihaal haaft zoude hoornen drag?n,nbsp;Oing ik op dit gerugt dit aardig klugje wagen,
Of ik door tninncfchyn zou kunnen onderdaan,
Of k waarheid was,of maar verfpreid door falfeWaan, niet, om als een vriend uw man’t bekend te maken.nbsp;Was ’t mogelyk jn ftilt’ al ’t kwaad gevolg te daken:nbsp;Oog ’k ondervind’, dat ’k Zelf door lid bedrogen ben,nbsp;Oeloof vry,dat ’k Meyrouw voqr kuisen eer’lyk kernnbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;l s A B,
Tc Ben over u Voldaan.
f E R p. nbsp;nbsp;nbsp;, _
ik zal uw vroomheid pryze^. V A X o R.
V oor uw getrouwheid zal ik u meer gund bewyzen.
K A T R.
Oeld toe nog voof de foor. ik lach my zelve flap J L U B B.
Oie fchalke praatte wis een munnik uit de kap.
K R I S F.
fliofofia ! is dat nou promoveren ?
Oet kan wel '• nou het zy, om anderen te lerend ten fpeld daar by i ’t gebeurt aan w^yzer in de buurt.
* as op je hen, wanneer men jonger haan uitduurt, vj .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Valor.
kinderen naar bed} my lud hier niet te gapen.
•j^aat yder wéér gerud, gelyk te vqren, dapen. trispyn buur,’k zeg u dank voor uwe zorg en vlyt,nbsp;|jen preuf, dat gy bv nood een trouwe buurman zyt.nbsp;k Zal u morgen vriend de zaak heel net bel'chryven;nbsp;ijaatj’t geen bier js gefchied, in d'ltc by u blyvep.
Ik groetje ;want ik meen terftond naar kooi te gaan. O eerelyke knegt! gy hebt my wel voldaan.
Jin gy, myn lief, gy zyt een fpiegel voor de vrouwcii' Q U I R I N.
Nagtjfchone. laat uw man by u de navreugd hoüen.
K A T R;
Jouw ouwe fukkelaar, hoe, wor je meê al ftyf ?
L u B B.
Wel waarom niet ? Katryn, ik heb het ook aan 't lyf. Q U I R I N.
Als ’t einde kroont het werk, is men ’t gewoon te roe' men.
Zwyg hier, fchoon velen dit alleen galantheid noemeH'
Ik laat het over aan het oordeel van een man,
Of fpys bedoven mag, als men ’t niet kaauwen kar. K R I s p.
Wift ieder ’t geen gefchiedt in huifelyke taken,
Men zoude dagelyks een nieuw tooneelftuk maken.