1
|
||||||||
VADERLANDSCHE
HISTORIE.
EERSTE DEEL;
|
||||||||
J.1IIAST, exeitdit.
|
|||
VADER.LANDSCHE
HISTORIE
|
||||||||
VERVATTENDE DE
GESCHIEDENISSEN
D E R N U
VEREENIGDE NEDERLANDEN.
INZONDERHEID DIE VAN
HOLLAND,
VAN DE VROEGSTE TYDEN AF>
Üit de geloofwaardigfte Schryvers en egtc
GedenMukken famengefteld, door.
JAN WAGENAAR.
Met flauten m Kaarten.
EERSTE DEEL, BEGINNENDE MET DE AANKOMST DER
BATAVIEREN HIER. TE LANDE, EN ^<^Z77>^ EINDIGENDE MET HET JAAR 80O. |
||||||||
Te AMSTERDAM, by
JOHANNES ALLART. M D C C X C.
S'Itt Privilegie van de Ed. Cr. Mog. Heeren Staate»
van Holfand en IFestfriesland. |
||||||||
VOORREDE,
|
|||||
Be lust der Nederlandcrcn tot het Ieezen
en nafpooren der oude en laatere Ge- ichiedenisfen huns Vaderlands vyas, federt lang, en is tegenwoordig inzonderheid zo algemeen, dat men byna niemant vindt, dien 't zig niet fehaamen zou, geheel onkundig te zyn, van.'t gene 'er, tot zynen tyd toe, in zyn Land, in zyneStad, onder zyne Voorouders, is voor- gevallen. Beroemde mannen rekenen 't zig tot eer, de Vaderlandfche Gefchiedenisfen, in,'s Lands Hooge Schooien, te onderwyzen. Hun- ne Lesfen worden met fmaak gehoord. E Ven greetiglyk leest men, 't gene 'er, over de Va- derlandfche zaaken ,in 't licht komt. Men houdt het voor eene genoegzaame aanpryzing van een werk, dat 'er de Nederlandfche Oudheden, Ge- woonten , llegeering of Gefchiedenisfen in op- gehelderd of ontvouwd worden, 't Schynt dat de zagte Regeering, onder v/elke wy lee- ven, ons zo veel belang doet neemen by het geene ons Vaderland aangaat t als ófwyagtten, dat al wat wy 'er van hooren, ons zelv', ons eigen Huisgezin betrof De regtfchaapen* kennis van 's Lands aloude
en laatere gefchiedenisfen is egter op verre na zo algemeen niet, als de lust, van welken wy fpreeken: 't welk, grootendeels, we te fchry- ven is aan gebrek van eene algemeens VadeV- * 3 land-
|
|||||
a VOORREDE.
ïandfche Historie, die, van de vroegfte tydeii
beginnende, den Staat en Gefchiedenisfen des Lands door alle eeuwen, vertoont; die niet te kort is, om klaar en naauwkeurig te können zyn, en niet te uitgebreid, om van alle of de meeste Liefhebbers te können gekogt en door- lezen worden. Onze meeste Nederlandfche Historien vervatten flegts een gedeelte van 's Lands Gefchiedenisfen: fommigenalleenlykeen verhaal van weinige jaaren. En 't komt eik niet gelegen, een groot getal van groote boeken te doorleczen, om een algemeen en goed begrip van 's Lands geheelc Historie te vcrkrygen. Wy hebben hierom, al federt vyftien jaaren,onzen arbeid befteed, om aan dit gebrek te voldoen, en onze Landsluiden, in navolging van andere Historiefchry vers, in nabuurige Ryken en Staa- ten, te voorzien van eene algemeene Historie onzes Vaderlands. Tot nadere opening van ons oogmerk, en van de wyze, waarop het ftaatte worden uitgevoerd, hebben wy deeze Voorre* de gefchikt. Door het VADERLAND, welks HISTO-
RIE wy befchryven , verftaan wy het Gewest, thans, onder den naam van VEREEN1GDE NEDERLANDEN, vermaard: vervattende de Provinciën van Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland, Gverys- sel en Groningen; zonogtans, dat wy, ren opzigte der Gefchiedenisfen, voor de vereeni- ging
|
|||||
1
|
|||||
VOOR R E D E. ui
ging deezer zeven Landfchappen , voorgeval*
len, ons byzonderlyk vooriïellen de gefchiede- nisfen van HOLLAND te ontvouwen, en die der andere Landfchappen alleen maar, voorza veel zy gemeénfchap met, of invloed op de Hollandfche Gefchiedenisfen hebben. Wy heb- ben geoordeeld dat ons werk, zo wydien voet niet volgden, bezwaarlyk buiten verwarring zou zyn te houden geweest. Doch inooglyk verbeeldt zigiemant,dathec
nutter ware, de oudfte Gefchiedenisfen, die toch onzekerst en donkerst zyn, daar te laaten, en de Vaderlandsche Historie, met de beroer- ten der zestiende Eeuwe, aan te vangen; te meer, omdat men, weinige jaaren geleeden, eenige Werken over gedeelten der oude Gebeurtenisfen onzes Vaderlands in 't licht gegeeven heeft, 't Zal niet ondienfrig zyn, deeze bedenkingen kortelyk op te losfen. Van de onzekerheid en duisterheid der alou-
de Gefchiedenisfen onzes Vaderlands zyn wy zo zeer als iemant overtuigd. Doch 't heeft al- mede zyne nuttigheid, dat men zeker en klaar weete, wat 'er al onzekers en duisters in zy* Daarenboven is 't niet alles duister en onzeker.. De oude Gefchiedenisfen leeren ons ten inin- ften, van welke geringe beginfels, ons- Land en Volk tot zulk eene aanzienlyke hoogte ge- fteegenj is. Wy merken 'er den wonderen- keer in, .dien de menfehelyke zaaken vaak neem en. * 4 Ons
|
||||
iv VOORREDE.
Ons Land, dit weet men zeker genoeg, was,
voor eenige eeuwen, hier een woeste wilder- nis , daai' een laag moeras, onbefchut van dy- ken, en bloot leggende voor de overfïrooming der Zee en Riviercru Ons Volk was gering, gelyk het Land. De dappere Batavieren, van welken men zo veele doorlugtige daaden te boek gefteld vindt, wat warenze toch, dan een hoop verjaagde zwervers, die zig gelukkig rekenden, dat zy den Roomfchen Keizeren,voor Lyfwagten, dienen, en de Romeinfche Legers volgen mogren. De Franken, die naderhand deeze Landen bezeten hebben, opdat wy van woester volkeren zwygen, zouden nooit groo- ter Luiden dan ervaaren' Zeefchuimers of behen- dige Landroovers geworden zyn, hadden zy geene gelegenheid gevonden j om den grorid- llag hunner Mogendheid op dien van het ge- ijoopt gebouw des Westerfchen Ryks te vesti- gen. Onze Graaven, die federt zo zeer den meester gefpeeld, en 's Lands Vryheid verkragt hebben, wie waren zy, in de oudfle tyden? Dienaars, meer niet, van de Vorsten der Fran- ken. De Steden ook , die thans 's Lands Op- permagt helpen verwonen, waren, onder de Regeering der oudite Graaven, in zo weinig aanzien, dat zy, in zaaken, die 't Landbeftie*? betroffen, zelden of nooit, gekend werden, Dg pude Gefchiedenisfen onz;es Lands ver^ tQQ-*
|
||||
VOORREDE v
toonen ons, met genoegzaame zekerheid,
hoe onze Staat allengskens grooter en groo- ter geworden is. En 't kan niet onnut zyn, hiervan een klaar beeld voor zyne gedagten te hebben. 't Is waar, dat 'er, weinige jaaren geleeden,
eenige Boeken, over een gedeelte der oude Ge- ichiedenisfen onzes Lands/ in 't licht gegeven zyn. Doch om nu niet te zeggen, dat ons oog- merk niet tot een gedeelte, maar tot de gehee- le oude Historie onzes Vaderlands uitgeftrekt is; noch ook dat 'er, over oudeGefchiedenis- fén, en vooral o ver die van ons Vaderland, altyd nog merkelyke naleezingen te doen zyn, en men, in eene woeste zee van oude fchriften,ligtelyk iets vindt, 't welk een ander over 't hoofd hjeeft gezien; zo merken wy alïeenlyk aan, dac ons oogmerk met dat der gemelde Historie-wer- ken verfchilt. Daar vindt men inzonderheid de Historie der Vorsten, die over ons Land ge- regeerd hebben. Wy ftellen ons voor, de Historie van het Volk, niet zo zeer die van den Vorst, te befchryven. Wy bekreunen ons zyner uitheemfche Oorlogen niet, dan wanneer 'er onze Staat 'm gemengd is. Wy maaken ons werk niet van zyne Reizen, huis- felyke bedryven en vecle andere dingen, hem in zynen Perfoon betreiïende. Spreeken wy 'er van; 't is in 't voorbygaan, en zo, dat men * 5 raer-
|
|||||
/
|
|||||
vi VOORREDE,
merken kan, dat wy een ander hoofdoogmerk:
hebben. Al wat daarentegen den ouden Gods- dienst , Regeeringsvorm , Gewoonten, Koop- handel enz. van het Volk betreft, verhandelen wy zo naauwkeurig als ons, naar de bepaald- heid van ons beftek, mogelyk geweest is. De Ge- fehiedenisfen des Volks in 't algemeen zyn de hoofdftof van ons werk. Wy melden dus veele byzonderheden, die andere voorbygegaan zyn, en ftellen, dikwils, de zelfde zaak en, in een geheel ander licht. Onciertusfchen zal ons oog- merk , om inzonderheid de Hiflorie des Volks, niet zo zeer die der Vorsten, te vernaaien, ons werk, ten minften zo verre het de oude tyden betreft, veel beknopter maaken, dan het an- ders zou geweest zyn. Wy hebben ruim zo veel belang by de
Historie van het Volk als by die der Vorsten. De Historie der Vorsten is ons ten deele vreemd: de Historie des Volks is onze eigen' Historie. In deeze, zien wy, hoe onze Vry- heid, van vroeg af aan, belaagd geworden is: wy zien haar nu eens tergen, feilenden, verdrukken; en dan 't hoofd wederom bo- ven haaien en over alle haare vyanden zege- praalen. Men kan onze Historie in vyf byzondere dee-
ïen onderfcheiden enden Staat en Gefchiedenis- fen onzes Lands befchouwen i. voor de aan- komst |
|||||
.
|
|||||
VOORREDE. vir
komst der Romeinen, hier te Lande; 2. gedim-
rende de overmagt of overheerfching der Ro- meinen ; 3. onder het hoog gebied der Franki- fche of Duitfche Vorsten; 4. onder het bev/ind der Graaven, Hertogen, of welken naam on- ze byzondere Lands vorsten ook gedraagen mo- gen hebben; en 5. onder de Regeeringe der Staa- ten, 't Gene onder de vier eerfte Tydperken voorgevallen is kan men onze oude; 't gene on- der het laatfte Tydperk gebeurd is, onze nieu- zve Historie noemen, en dus ook onze gantfche Vaderlandsche Historie , in twee voornaa- me Hoofddeelcn onderfcheiden. Doch waar men, door deeze byzondere
Tydperken heen, zyne oogen wendt, overal vertoont zig 's Volks Vryheid, nu eens be- laagd en verdrukt, dan eens verreezen en op den Troon geplaatst. In de allervroegfte ty- den, ziet men het een Volk bet ander van huis en have berooven, en ten lande uit jaagen. Toen de Romeinen hier voet in 't Land kreegen, heb- ben zy een deel des volks ten minften volkomen- lyk overheerscht, met Krygsvolk bedwongen, met Wetten en Wethouderfcbap voorzien; en een ander deel, met het welk zy in verbond ftonden, door veelerlei kneevelaaryen en gewel- denaaryen, tot eenen opftand getergd, die veel bloeds gekost heeft. De Franken hebben den Romeinen een deel deezes Lands uit de han-
|
|||||
*.
|
|||||
vm VOORREDE.
handen gewrongen, en toen zy naderhand tot
een magtig volk waren aangegroeid, de Frie- zen , onder voorwenfel van 'hen tot den waa- ien Godsdienst te brengen, voor eenen tyd, geheellyk overheerscht. Onder die overheer- iching lagen wy nog, toen onze Graaven klein waren; doch toen zy, grooter geworden, zig van alle uitheemfche onderwerping ontfiaa- gen hadden, waanden zy, ook omtrent het Volk, aan geene wetten verbonden te zyn. En fchoon men 's Volks gedrag jegens de Graaven, in allen deele, niet behoeft te billyken, werden onze Voorouders egter, eerlang, door onze Vor- ftelyke Graaven, of derzelver Staatsdienaars, dermaate verdrukt, dat zy eindelyk den op- ftand ondernamen, die hun de Vryheid ver- wierf, welke wy nog heden genieten. De Na- komelingen van Filips den II. zagen zig ge- noodzaakt, eerst met de Staaten der Vereenigde Nederlanden, als met een vry Gemeenebest, te handelen, en daar na dezelven, by een plegtig Vrede - Verbond, voor onaf hangkelyk te erkennen. Onze Vaderxandsche Historie, die alle
deeze dingen in 't byzonder ontvouwt, kan dus ' als een e Historie der getergde , verdrukte, herleevende en zegepraalende Vryheid des Va- derlands aangemerkt worden. In 't vernaaien der zaaken, die 't wezen van zulk eene Historie uit*
|
||||
'
|
|||||
VOORREDE. ix
üitmaaken, Hellen wy ons de onpartydigheid
als eene Hoofdwet voor: van zins de waarheid der Gebeurtenisfen, en vooral de bedekte oog- merken , die de groote beweegraders der voor- naamfte Gebeurtenisfen zyn, nimmer te ont- veinzen; maar klaarlyk, zo ver zy ons bekend zyn, open te leggen. Ten opzigte deezer ge- heime oogmerken van openbaare bedryven, ag- ten wy 'tegter nutteloos,blootegisfingen voor te lleilen, en vooral zeer nadeelig aan de Ge- loofwaardigheid des Verhaals, die gisfingen als Historifche waarheden op te geeven. Wy gis- fen ook fomtyds: en hoe kan men dit, vooral in 't vernaaien van oude Gefchiedenisïen, ge- heellyk myden? Doch wy doen het den Leezer altoos merken, als wy gisfen, te gelyk met de redenen, op welken onze gisfingen fteunen. Daar wy goede Historifche bewyzen voor ons mcenen te hebben, verhaalen wy de zaaken met meerder verzekering, zonder egter ooit, voorbedagtelyk, te verzuimen naauwkeurig aam te wyzen', uit welke fchryvers en ftukken, wy onze bewyzen gehaald hebben. Onze Eeuw is eindelyk zo wys geworden, dat zy geenen His« toriefchry veren, die zaaken vernaaien, welken, voor hunnen tyd, gebeurd zyn, geloof geeft, ten zy haar blyke, dat de verhaalde zaaken, op geloofwaardige getuigenisfen, fteunen. Wy jjryzen deeze voorzigtigheid, en willen elk; gaar»
|
|||||
% VOORRED E.
gaarne gelegenheid geeven, om onze treden^
voet voor voet, na te gaan, ons te agrerhaa- len, daar \vy v door onkundige leidsluiden, van den regten weg afgebragt zyn, of onze goede voorgangers, door mis verlland, kwalyk gevolgd hebben; of anders, in de waarheid onzer Gefchie- denisfen, bevestigd te worden, als men ziet, op- hoe vaste bewyzen dezelve (teune. Om deon- partydigheid te beter te bewaaren, en den Lee- zer niet voor in te neenien, onthouden wy ons,, doorgaans, van het maaken van aanmerkingen. Vloeit 'er ons, nu en dan, eene uit de pen; wy vertrouwen, dat zy niernant beletten zal, on- zydig te oordcelen; maar elk, in tegendeel, daar toe behulpzaam zyn. Ons voorneemen,om de Historie on zesLands»
op goede bewyzen, te vestigen, maakt ons 't werk veel moeilyker dan het anders geweest zou zyn, vooral ten opzigte der oude tyden. Kon- den wy ons vergenoegen, met het blootelyk' nafchry ven van 't gene laatere Historiefchryvers voor ons gefchreeven hebben; haast ware het werk afgedaart. Doch wy moeten uit onze ei- gene oogen zien, en tot zulke fchriftcn gaan, die, in of naast aan de tyden, gefchreeven zyn, in welken de zaaken zyn voorgevallen: liefst nog tot zulken, die, in of naby het Land, welks Historie wy befchryven, zyn opgefteld; of van zulke Schryvers, 'die, in het Land verkeerd |
||||
'i"«L,.um!,u . ,...... m .. mm^^^mmmmtm^
|
||||||||||
V O Ö R RED E»: -%i
fiebbende, genoegzaame kundigheid van 'sLands
zaaken hebben konden. Doch hier vindenwe ons zeer verlegen. De oudfle Ingezetenen dee- zer Landen, welker geheugenis tot ons ge- komen is, verflonden, naar 't gemeen gevoe- len, noch leezen noch fchryven (a). Immers» hun eenigfle fiag van Jaarboeken waren ze- kere Gezangen, vervattende de dappere daa- clen des Landaarts (b) 9 welken van de Ou- ders aan de Kinderen voortgeleerd en eenig- lyk in 't geheugen bewaard werden, 't Schynt dat deeze of diergelyke gezangen, in laat er' ty- den, toen 't volk befchaafder geworden was, door de Barden, eene foorc van Digters, in fchrifc gefield geworden zyn, Een Schryver der vierde eeuwe zegt, dat de Barden gewoon wa- ren, deeze gezangen, in Heldenverfèn gefield, onder 't fpeelen op de Lier, aan te heffen (c). Karel de Groote nam, volgens. *t getuigenis zynsGeheimfchryversEGiNHART (d) ,de moei- te , om de barbaarfche en overoude Gedïgten, uit welken deDaaden en Oorlogen der oude Ko- ningen gezongen werden, uit te doen fchryven en van buiten te leeren. Doch 't is niet zeer waar«
|
||||||||||
«} Tacit. de Morib. Geno. Cap. XIX.
|
||||||||||
b) Tacit. de Morib. Germ. Cap. II.
. f c) Ammian. Marcellum. Lier. XV. Cap. IX. p. 105. Eäit, falef. Gronov.
■Qd") De Vit» Caroli Magni Cap, XXIX.p.no.VdiuS&minck,
|
||||||||||
xir VOORRED E;
waarfchynlyk, dat deezen de oude gedigtenge*
weest zyn, van welken Tacitus gewaagt. Veel- ligt zyn het de Gothifche gezangen geweest, van welken Jornandes (e) en anderen fpreeken; die, toen dit Volk, in den aanvang'der vyfde eeuwe, deeze Landen overftroomde, herwaards gebragt zullen zyn. Tegenwoordig zyn 'er, onzes weetens, nergens eenige overblyfFels van te vinden, op welken men ftaat zou dur- ven maak en. Want de Gedigten, van wel- ken Joannes Aventinus, die in de vyftiende en zestiende eeuwe gebloeid heeft, op ver- icheiden' plaatfen zyner werken (f), fpreekt, zyn, naar alle waarfchynlykheid, niet boven een of twee honderd jaaren oud geweest; fchoon zy van zaak en gewaagen, die, veele eeuwen vroeger, zouden voorgevallen zyn. Wy mis- fen derhalven het eenigfte flag van Jaarboeken, welk de oudfte Ingezetenen deezer Landen hebben können opftellen. Of wy 'er veel aan verliezen, is twyfelagtig. 't Is niet te denken, dat onze oude Duitfche Digters ons naauw- keurige berigten van den flaat hunner zaak en ge- geven zouden hebben. Ook zou hunne taal be- zwaarlyk verftaan worden. By
f e) De Rebus Geücis Cvp. IV.
■..(-ƒ■)'Aünal. Boior. Libr. I. Cap. V. num. 10. & Cap. VII, tium. 24. Edit. Lipfienf. 1710, |
||||
VOORREDE, xui
By gebrek van oude Schriften van Ingezete-
nen deezer Landen, moecenwe ons toe de Uitlanders keeren; die, of in 't voorbygaan,of opZettèlyk, van den ouden ftaat en gefchiede^ nisfen deezer Landen gewaagd hebben. En hier beklaagt men het verlies der twintig Boeken over de Gernianifche Oorlogen, door Plinius den ouden opgefteld (j-) , van weiken Taci- T u s zig dik wils bediend heeft (b). Ook dat van il en Historiefchry ver AsinivsQüadratus, d i k wils by S T K p H A N u s (Y), • en verrnoedelyk ook, onder den naam van d(inim> by S t r a b o. (/(')»vermeld, die,overdeGemianifcnezaaken,. naauwkeurig gefchreeven hadt, en, nog in de zesde eeuwe, voor handen was. Van veele an-^ dere Schry vers » die, in 't voorbygaan, iets van; onze zaaken aangeroerd hebben, zyu de naa- men naauwlyks; tot ons gekomen. Onder de overgebleevene«, zyn, 'er weinigen, die van de gelegenheid, minde? nog die van degeichiede- riisfen onzesLands geichreevenhebben.SrRABO, Plinius de jonge, PorïponiusMela en, P T o L je M M u s befchry ven ons weinig meer dan de gelegenheid onzes Lands. Eene enkele plaats of twee by S T R A B o, die de Historie, en iets. by
(ß) Plinii Epift. libr. III. Ep, V, num. 4.
(70 Aunal. I. Cap. 69. XV. Cap. 53. Hift. Libr, UI, Cap. 2.8. O') De Urbibus, ƒ>. 271, /^.Edit. Lugd. Batav. 169^ 09 Libr. IV. p. 1,93. Edii. Parifitnf, [?. 294. Edit. Amfld^ **
|
|||||
•;
|
|||||
3UV VOORREDE.
by Plinïus en Mela, dat de Zeden des
Volks opheldert, is al wat men by deezeSchry- vers vindt. Plutarchus, Suetonius, Dïo CAssiusen eenige anderen geeven ook weinig aan dehand,dat onzeoude Historie licht byzet. Doch de ïaatfte, die omftandigst van Druzus Krygstogten gefchreeven heeft, nog wel 't meest. julius Cezar en T a c itus zyn de voornaamften, die ons de Hoffe tot on- ze oudfle Historie aan de hand geeven. Men denke egter niet, dat zy hun werk maaken, om voorbedagtelyk veel van onze zaaleen te fchryven. Immers Cezar doet zulks niet. Maar geiukkiglykl hebben de Romeinen hier te Lan- de geoorloogd. Dit heeft hun aanleiding ge- geven , om iets van den Haat onzer zaaken te melden, en van onze Historie alleenlyk dat deel, waarin de Romeinen gemengd geweest 2yn. Ware deeze Oorlog niet voorgevallen, wy zouden, vermoedelyk, geheel niets van onzen aiouden ftaat geweeten hebben. Ta- citus beichryft, in'tbyzonder, den Kryg, tusfchenKLAUDius Civilis en de Romei- nen, uitvoerig. En fchoon het flot van zyn Verhaal verloorenis; zou men moeite hebben, om, in 't noordelyk gedeelte van Europa,een Land aan te wyzen, van geen grooter omtrek dan dat der Batavieren, waarvan ons zulk een uitvoerig Verhaal van zulk eene oude gefchie* «leiris nagelaaten is. Docb
|
||||
VOORREDE. xv
Doch zodra ons Tag itl/s begeeft, bevin-
den wy ons byna geheel in 't duister. De Ba- tavieren en Friezen en andere Inwooners dee- z~er Landen worden, by uitheemfche Schry- vers, en anderen hebben wy nog niet, in den tyd van twee eeuwen, naauwlyks eens genoemd, Men mag eenïge plaatfen uit Her o di aan» uit Julius Capitolinus, uitTREBEL- lius Pollio, uit Flavius Vopiscus en anderen, met eenigen grond, op ons Land en deszelfs Ingezetenen, toepasfen; doch dit is 't al. Eene aaneengefchakelde gefchiede- nis van deeze tyden op te maaken is ondoen« lyk. Ons Land is waarlyk gering geweest in zig zelf: of de Romeinfche Schryvers hebben geene gelegenheid gehad, om 'er veel van te ipreeken. Na de invallen der Franken, omtrent het ein-»
de der derde eeuwe, begint ons Land het hoofd "wederom een weinig op te beureo, in de oude Schriften. Batavia, de Friezen en de nieuwe In-» wooners des Lands, de Franken en Saxers, wor- den, nu en dan, eens genoemd. Men vindt; eenige dingen aangeroerd, die, hier en hier omtrent, voorgevallen zyn. Doch naareene omllandige Historie zoekt men te vergeefs. Van ,eene reeks van vyftig jaaren, vindt men naauw- lyks eenig ander befcheid, dan 't gene ons, niet braave (Historiefchryvers, maar vleijende Lofredenaars, M a m e r t i n u s , E u m e n i u s, ** 2 Na-
|
||||
xvi VOORREDE.
Nazarius,Latinus Pacatus en ande-
ren van dat flag hebben gelieven te gunnen. En nog moeten hunne berigten, die zelden uaauwkeurige waarheid, veeltyds grootlpraak behelzen,met voorzigtigheid, gelezen worden. Wat laater, licht ons de fraaije Historiefchry- ver Ammianus Marcellinus toe, be- fchryvende Juliaans Krygstogten hier te Lande, van welken Juli aan zelf, in zynen Brief aan die van Athene en elders, ook eenig ver- flag doet. Ook hebben wy hier den Griekfchen •Schryver Z o s i m u s ; in naauwkeurigheid eg- ter , by Ammianus, op geen' eenen dag te noemen. Van de vyfde en zesde eeuwe, hebben wy
genoegzaam geene Historifche Gedenkftukken. De invallen der Gothifche en Skytifche Vol- ken in deeze Landen hebben, ongetwyfeld, den lust tot nutte wetenfchappen t'eenemaal nit- gebluscht. Wy misfen hier deHistoriefchryvers Sulpitius Alexander en Renatus Profuturus FRiGERiDus,die zekerlyk dingen gefchreeven zullen hebben, tot ophelde- ring onzer Historie dienstig.en van welken G re- gorius van Tours ons alleenlyk eenige brokken bewaard heeft. Hier mogen Pro ko- pius, Agathias en Jornandes ons een weinig lichts of een enkel voorval aan de hand geeven; maar buiten deezen, fchiet ons niets over, dan hier en daar een regeltje uit deKro- nykjes
|
||||
VOORREDE, xvu
nykjes van Ïdatiüs, Prosper, Marius
en andere diergelyken. Biedt ons de een of ander Digter, een Klaudiaan, of een Si- DONiüs, iets tot opheldering of bevestiging aan; wy zyn 'er blyde mede, om dat wy niets beters krygen können, en plaatfen hunne bloempjes gaarne, in het levenloos weeffel ee- ner Historie, uit dorre Kronykjes, famengefteld. VanGREGORius van ïouRs, die eene foort van Kerkelyke en Weereldlyke Historie der Franken famengefteld heeft, maakenwyzo veel gebruik, als met ons oogmerk beftaan kan. In de volgende eeuwen, tot aan de dertiende en veertiende toe, verliest men zig zelven ia eene woeste zee van Kloosterfchriften, Jaarboe- ken, Leevens der Heiligen, en veele diergely- ken, die, verfpreid in verre over de honderd Hukken in folio, behalven een goed getal in quarto en in octavo, gelegenheid in overvloed, verfchaffen, tot zoeken, nafpooren, vergely- ken, en maaken van uittrekfels en aantekenin- gen van alles, wat ons een eenigermaate aan- eengefchakeld begrip van de Historie onzes Lands, tot aan de tyden onzer Vorften uit de Huizen van Henegouwe en Beijeren geeven kan. Doch hier moet oordeel gebruikt, gefchifr. en gefcheiden, en niet alles voorgoede munt aan- genomen worden, wat ons de Kerkelyken en Kloosterlingen verhaalen. Daar zy 't belang van den Godsdienst voorftaan willen, moet men ** S hen,
|
||||
xviii VOORREDE.
hen, inzonderheid, verdagthouden. DcLee-
v e N s D e R H e i L i G e. N, die, om dat zy fomtyds tydelyke zaaken aanroeren, met nut, können worden ingezien, hangen aaneen van won- derlyke gezigten, droomen, geneezingen en wat niet al. Men moet dit alles doorzweigen, om, hier en daar, iets te vinden, dat meer gronds heeft. Met één woord, men moet, uit deeze Schriften, alleenlyk leeren, 't gene de Schryvers niet beoogd hebben ons te leeren, en het gene zy ons eigenlyk leeren willen, ongeagt vaaren laaten. De Annales of J a a r b o e- ken zyn veelen in getal. De Schryvers derzel- ven hebben dikwilsmalkanderenuitgefchreeven. Doch fommigen zyn in Frankryk, anderen in Italië, anderen in Duitschland opgefteld. Wan- neer de besten van deezen onderling overeen- ftemmen, wordt de Historie eerst regt geloof- waardig. .Gemeenlyk geeven ons deeze Jaar- boeken, 't is waar, alleenlyk een eenvoudig ver- haal van gevallen, zonder dat zy ons de gehei- me oorzaaken der gevallen ontvouwen, en dan moet men doorgaans, of flegts naar de oorzaa- ken, op waarlchynlyke gronden, gisfcn, of in zyne onkunde van die oorzaaken te vreedezyn. Doch 't gebeurt ook fomtyds, dat een veragt Kronykje ons eenig licht geeft, daar wy 't nim- mer gezogt zouden hebben. . Behalven dat veele oorfprongkelyke ftukken der Middel-eeuwe, Vre äeh an delingen, Oor- |
||||
VOORREDE, xi*
hgsverklaaringen," Pleitgedingen, Handelin-
gen der Kerkvergaderingen, Huwetyksverbind- tenisferi) Uiterfie Willen, Gifthr teven en veele diergetyken, die, in grooten getale, voorhan- den "zyn, veel opheldering geeven können; zd kan men zig inzonderheid met veel nut bedie- nen van de B R i e v e N, door Koningen, eerfte Staatsdienaars, Bisfchoppen en andere voor-» naame Perfonaadjen gefchreeven; die, hier ert daar verfpreid, by een gevoegd, een merkelyk getal uitmaaken. Men heeft nog Brieven van, Theodoiuk, Koning der Gothen in Italië; van Klovis, Theudebert, Kareü Martel,Kaiioloman,Pipyn,Karel d e n G r o o t e n en andere Koningen en Vor* den der Franken, die, hier en daar, eenige opheldering aan de Gefchiedenisfeïl onzes Lands geeven. De Brieven van Si do nïus Apolli- n ar i s, in de vyfde eeuwe gefchreeven, van de PaufenGREGORius DënGrooten,Gre- goriusden1I,Gregorïüs denIII,2a* c h a r i a s, S t e v e n de n III, en eenige ande» ren; van Alcuinus of Alb i nu s,Leermeester van Karel den Grooten, zyn ons ook van dienst geweest. Vooral hebben wy gebruik gemaakt van de Brieven van Bqnifacius, den ver- maarden Geloofsprediker onder de Friezen, en van anderen, ten zynen tyde, gefchreeven. Uit deezen is, vertrouwen wy, het beste berigt te haaien van den ftaat desCbiisterykenGodsdiensts '*'* 4 hier
|
||||
VOORRED
|
||||||||||||
XX
|
||||||||||||
E-
|
||||||||||||
hier te Lande., in de agtfte eeüwe: en wy hebben
te noodiger geoordeeld, deeze Brieven vlyiS K?nera'°mdat 'cronzcNederland.
fcheH storierchryversnogbynageengebruik van gemaakt hebben, gelyk zy zig,* in 't algemeen^ weinig hebben toegelegd, om de oude Historie uit de Brieven op te helderen. Wymaakengeen gewag van veele andere Brieven, voor en na deezen gefchreeven. Uit onze aanhaalingen is gemakkelyker te zien, dan wy 't hier zfggen tonnen, van Welken wy ons bediend hebben. I ot opheldering der zeden en gewoonten deezer tyden, dienen ook zeer de-oude Wet- ten det-Franken, Friezen, Sax ers en ande- re Volken, die, hier of hier omtrent, ge- woond hebben; behalve dat de Historie der agtfte, negende en tiende eeuwe vry wat lichts ontvangt, uirde zogenoemde Capitularta, of Kerketyh en Burgerlyke hfieüingen der Ban- ktj che Vor ft en. Door de tyden onzer eerfte Graven, helpen -
ons, behalve veelfi egte Hukken, verfpreid in de verzamelingen van Martene en Durand Rymer, Du Mönt, Matthäus en anderen! de Rym- Kronyk fchry ver Melis Stok e die ons van de Hollandfche zaaken, ten tvdè van Fiorïs den V, Jan denJ. en Tan den II, den eerften Graaf uit den Huize van Henegouwe, een tamclyk goed verflag geeft. De. Latynfche Kronyk van Willem Pr o- |
||||||||||||
cu-
|
||||||||||||
VOORREDE. xxi
curator, die onze Historiefchryvers niet
genoeg gebruikt hebben, geeft ons de Gefchle- denisfen van Holland, onder Willem den Goeden, aan de hand. De laatstgemelde was Monnik der Abtdye van Egmönd, en men heeft, reeds in de Veertiende eeuwe, begree- pen, dat wy de Historie onzer oudffce Graa- ven alleen aan deeze Kloosterlingen te dan- ken hebben (i). De Historiefchryvers der laatere tyden, tot aart
deTNederlandiche beroerten onder F i L i p s dè n IL, zyn te menigvuldig in getal, om te können opgenoemd worden. De voornaamften zyn, beha!ven onze oude Kronyken, F r o i s s a r■ t , Monstrelet,de laMarc he,Commi- Nes,IIeuTeRus, enz. Ookgeeven, tenóp- zigt der Hollandfche zaaken onder de Regee- ring van Karel den V, vry wat lichts de Regis- iers der Dagvaarten van Holland van Mrs. AertchAdriaan vanderGóes, die met het jaar 1525 aanvangen: twee werken, die, op 's Lands kosten gedrukt zynde, in weinige han- den zyn. Van de Historien en ftukken der vol- gende tyden, tot digt aan de tegenwoordige«, zul«
O) 'Qpid iaudïs, tjute memoria , quis honor' Comitibus.
Ilollandite fuperesfet, nifi fiï/ix Camobittm Sanfti sldclberti in Egmvnda £p mottastica vita pro tempore Ulorutu faftd & dein- de hrevi Compendin Joannes de Beka Presbyter vigiliis ater- tmjet? Pii 11. 4 LïYöis de Curd Rcipiwl. Caf. LX. p, %o6. |
|||||
*5
|
|||||
sxii VOORREDE.
zullen wyhier geen gewag maaken. Denaamen
en Schriften der meeste Historiefehry veren zyn onzen Landsluiden bekend genoeg: de byzonde- re ongedrukte {tukken zullen, uit de aanhaalin- gen, welken wy 'er uit doen, bekend moeten wor- den. Wy hebben 'er een goed gedeelte van ge- bruikt, ook eenigen, door de gunstige mede- deeling van aanzienlyke Liefhebbers onzer Va- derlandfche Gefchiedenisfen, wier naamen wy bier gaarne met lof zouden gedenken, hadt liet hunne zedigheid willen gedoogen. Zie daar, Leezer, een kort vertoog van de
voornaamfteSchriften, welken wy, tot het fa- menltellen deezer Vader Lands che Histo- rie , hebben moeten doorbladeren. Meer zult gy 'er, met eenen opflag van 't oog, in het Werk zelf, van können zien. De aanhaalingen toonen, welke oude en nieuwe Schryvers wy gebruikt hebben: van welken wy, daar't noodig Was,de drukken,en fomtyds verfcheiden'dr ukken van het zelfde Werk aannaaien; op dat de Leezer de plaatfen, uit welken wy onze Historie hebben famengefteld, gemakkelyker zou können vinden. Wy hebben reeds gezeid, dat wy ons, in
het opltellen deezer Historie, van Schriften van Tydgenooten bediend hebben, wanneer dezelven te bekomen waren, 't Welk egter zo niet moet opgevat worden, dat wy altoos zwaarïgheid gemaakt zouden hebben , om Schryvers te volgen, die dingen Vernaaien, wel-
|
||||
VOORREDE, xxiii
welkendang voor hunnen tyd,gebeurd zyn.ZuIke
Schryvers hebben fomtyds ouder' fchriften voor zig gehad, welken wy nu rnisfen. Somtyds toont de naauwkeurigheid van hun Verhaal zelve,dat zy wel onderrigt zyn geweest. Somtyds wordt 'er eenige duisterheid, inde ons bekende fchriften van Tydgenooten, door weggenomen; zon- der dat men merken kan, dat de laatere Schry- vers voorhebben dezelve weg te neemen. Wan- neer wy deeze en diergelyke blyken van Geloof- waardigheid , in laatere Schryvers, ontmoeten* verlaaten wy ons, nu en dan, gerustelyk, op hun getuigenis. Uit de fchriften van Tydgenoo- ten, verneemt men, by voorbeeld, alleenlyk, dat de Alemannen, op 't einde der vyfde eeu- we, tegen Klovis, Koning der Franken, ge- oorloogd hebben. Doch een Schryverder twaalf- de eeuwe (m) zegt ons, dat de Friezen en Saxers met de Alemannen verbonden waren. In zyrï verhaal, is geheel geene onwaarfchynlykheid. Onderftelt mende waarheid van het zelve, de Historie der volgende tyden wordt 'er, meer of min, door opgehelderd, zonder dat blyke,dat hy zulks eenigszins beoogd heeft. Men weet, dat hy zig van ouder' Schriften heeft bediend. Wat zwaarigheid fteekt 'er dan in, dat men hem, en anderen, in diergelyke gevallen, geloof gee-
(/7.0 In Libro de Caftro Ambaflse Cap. IV. Nam. 4. in Ctlkft.
Luc*; d'Achery Tom. III. p, 169.. Edit. in l'olio. |
||||
xxiv VOORREDE.
geeve? Zorgvuldig moet men egter letten, of
het verhaal van laatere Schryvers ook met dat van Tydgenooten flryde. En befpeurt men dit, hun getuigenis moet, ten zy ze byzondere re- denen van wetenfchap geeven, zonder omzien, gewraakt worden. Dat een Marianus Sco- Tus, Monnik der Abtdye van Fulda, in de elfde eeuwe, ons vry verhaale, datKlodio,in de vyfde eeuwe, over een goed gedeelte van Brabant, Vlaanderen, Gelderland en Holland; ja zelfs over het Kamerykfche enArtois, en tot diep in Frankryk toe, 't gebied gevoerd heeft (n); wy wagten ons wel, zyn verhaal aan te neemen, om dat de oudfte Schryvers deezen Klodio naauwlyks eeniggebied, terlinkerzyde desRyns, toefchryven, en duidelyk te kennen geeven , dat een groot deel van 't gewest, welk hy zou bezeten hebben, meer dan ee- ne halve eeuwe laater, door Klovis, eerst bemagtigd is (o ). Wy neemen zelfs fo'mtyds onze toevlugt tot
de overlevering en vertellingen der Kronyk- fchryveren, hoe zeer ook vermengd met ver- digtiels, om 'er de vroegite Verhaalen uit op te helderen; fchoon wy erkennen, dat zulks niet dan fpaarzaanï en voorzigriglyk gefchie- den
(«) Maiuat« Scoti Chron. Lilr. II. /Etat. VI. ad annum
43». (e) Gregor. Turok. Lier. II. Cap. 27, 4c. 41. GestaRe-
g'um Francorum, Cap. XfV. |
||||
VOORREDE, xxv
den moet. Een Historisch Digter, die, vooï?
het einde der negende eeuwe, gebloeid heeft, verhaalt ons, by voorbeeld, de meeste voor- waarden van een verdrag, welk, in den aan- vang dier eeuwe, tusfchen Karel den Grooten en de Saxers, getroffen werdt; onder anderen behelzende „ dat de Saxers voortaan als vrye „ luiden, en één volk met de Franken zouden „ aangemerkt worden; dat zy van alle Schat- „ tingen ontheeven zouden bly ven, de tienden „ aan deGeestelykheïd alleenlyk uitgenomen; „ en dat zy naar hunne Vaderlyke wetten ge- „ regeerd zouden worden"(p). Vroeger Schry- vers hebben verzuimd, ons, hiervan, zo ora- Itandiglyk te onderrigten. Eginhart alleen rept 'er een enkel woord van (q). Doch onze Digter, zelf een Saxer, liet zig meer aan de Saxifche zaaken gelegen leggen. Nu weet men, hoe veel deFriefcheKronykfchryverste vertel- len hebben, van de Vryheden, den Friezen, door Karel den Grooten, vergund. Men weet, wel- ke wanftaltige verzierfels zy voor den dag ge- bragt hebben, om de reden van die gunsten te vinden. Of weet men 't niet, men kan 't ligte- ]ykbyEGGERIlU3ENlNGHA,WjNSEMIUS
en Schotanus, om van vroeger' Schry vers te
zwy-
O) PoëTA Saxo, de Gestis Caroli Magni Lifo: IV, ad an-
tium 803. O) De Vim Caroil Magni Cap, VII. p. 48,
|
||||
xxvi VOORREDE.
zwygen, te weeten komen. Maar onze Saxi-
fche Digter leert ons, dat alles niet verzierd is. Hy fpreekt wel alleen van de Saxers; doch 't is bekend, dat de Friezen dikwils met den naam van Saxers benoemd werden. Ook weet men, uit oude Schry vers, dat de Friezen, in denSaxi- fchen Kryg, die met het Verdrag, van welk wy fpreeken, eindigde, gemengd zyn geweest (r). Vermoedelyk, zullen zy ook in het Ver- drag begreepen geweest zyn. De overlevering der laatere Kronyken fpreeken 'er ons uitdrük- kelyk van: en wy agten, dat wy haar niet te veel gezags toefchryven, wanneer wy, alles in aanmerking neemende, itellen, dat 'er een ver- drag met de Friezen gemaakt is van gelyken in- houd als dat met de Saxers, waarvan ons een oud Schry ver verflag doet: terwyl wy de by- gevoegde verzieringen der Friefche Kronyken, met verontwaardiging, aan een' zydefchuiven. Onze Lands Kronyken zyn vol van veelerlei verdigtfels; doch wy können niet voorby, by deeze gelegenheid, aan te merken, dat 'er, in de meesten, eenig overblyffel ofzweemfel van waarheid tebefpeuren is: en dat men, niet zel- den, iets ? in oude Schry vers, ontdekt, welk gelegenheid, tot het verdigtfel, gegeven heeft. Niets is 'ergemeener, by voorbeeld, in onze oude
(r) Aiinal. Veter, Frau cor. ad antntm yyj. in Marten. &Dü<»
RAJNp. Veter. Monura, Tom. IV. Cel. p6<5. |
||||
VOORREDE. xxvH
oude Kronyken, dan dat men de eerfteBewoo«
ners deezer Landen en de eerfïe Bouwers on- zer Steden, heel van Troje, henvaards brenge. 't Js een plomp verdigtfel, waarin niets min- der dan de waarfchynlykheid bewaard is. Doch veelligt is 'er de oorzaak van te vindenJDeRomei« nen rekenden 'tzïg tot eer, dat zy van de Trojaa- nen afkomstig waren^Msn merkt aan,dat zy,Gal- lie overmeesterd hebbende, de Ingezetenen dee- zes Lands, in aart en zeden, zo veel mogelyk wa- re , naar hen wilden doen gefyken. Om dit te we» ge te brengen, zouden zy bun, onder anderen, ook hebben ingedrukt, dat de Romekien en Galliërs beide van deTrojaanen herkomftig wa- ren. Dit is zeker, dat de Galliërs, in de vier- de en vyfde eeuwe, reeds diep met dien waan. waren ingenomen (s). De Franken, hunne Mogendheid in Gallie gevestigd hebbende 5 moesten, by laatere Schryvers, van geene ge- ringer' herkomst zyn dan de Galliërs, 't Geval wilde zelfs, dat'er, omtrent het midden der vierde eeuwe, zekere Priamus over de Fran- ken , die toen nog niet in Gallie gevallen wa- ren , geregeerd hadt Q). Nooit fchooner ge- legenheid, om de Franken van de Trojaaneq te doen afftammen. OnzeeerfteGraaven worden, niet geheel zonder grond, voor Bloedverwan- ten (O Ammian. Marcellin. lier. XV.Cap. IX. p. io<. Sidon.
Amii. Epift. vil. Epift. 7. (/) Prospeiu Chronicon ad annum Gracitm. & Fakrian. IV,
f dit, Du Chesnb 'Lom. I. p. 196. C, |
||||
xxviii VOORREDE,
ten der Frankifche Koningen gehouden. En
zie daar de reden, waarom de Kronykfchry- vers, onze Graaven, uit Trojaanfchen bloede, doen voortkomen, en van verfcheiden' Stig.ters onzer vStédcn Grieken en Trojaanen maaken. Een ander voorbeeld, waaruit wy zien, dat de verdigtfels, meermaalen, eenïgen grond in de Historie hebben, geeft ons 't gebeurde, tus- fchcn-Karel den Grooten en de Friezen, aan de hand. Anastasius, dePaufelyke Leevens- befchryver, die, in de negendeeeuwe, bloeide, verhaak (u), dat Karel de Groote, te Rome komende, onder anderen, van eene School van Friefche Stud&nten, met Vaandels en Wim- pels uitgerust, werdt ingehaald.. 'tSchyntdat onze Friefche Kronykfchryvers hiervan iets ge- hoord hebben. Maar zy maaken van de Frie- fche Studenten Friefche Soldaaten, en droomen van eene overwinning van den Burgt te Rome, door de Friezen, die de eerften de vlaggen en wimpels van de Toorentranfèn waaijen lieten. Uit deeze (taaltjes,- ziet men, dat de laatere Schryvers met oordeel gelezen en gebruikt moe- ten worden* Onze aanhaalingen zullen een' kundig' Leezer altoos doen zien, hoe veel (taats hy op het gene wy vernaaien maaken kan. Wy hebben ook eenige Aantekeningen by ons
(u) lu Leone, UI, *. 67. FJif. l'aict. [_>>. 125, Edit. Pari,-
jie-tts.'] |
||||
V O O Pv R E D E. xxix
ons werk gevoegd, die in 't eerfte deel meest
voorkomen; doch in 't gevolg allengskens ver- minderen zullen. In dezelven, helderen wy fomtyds iets op, dat, in oude Schryvers,. duifter fcheen, en zoo bekwaam niet in 't lighaam der Historie kon ingevlyd worden. Doch doorgaans dienenze tot opheldering der oude Landbefchryving, waartoe ook van nut zyn de Kaarten, die wy, in 't werk, heb- ben ingevoegd: in het famenftellen van wel- ken , wy van de beste Landbeichryvers ge- bruik gemaakt hebben. Wy hebben noodig geoordeeld de oude naa-
men der Landen en Steden te gebruiken, tot dien tyd toe, van welken ons, met genoeg- zaame zekerheid, bleek, dat de nieuwe naa- men in gebruik geraakt waren. Ten opzigte der Volken inzonderheid, is het niet wel mo- gelyk, de oude naamen altoos te verklaaren met hedendaagfchen, die volkomenlyk aan de- zelven beantwoorden. De grensfcheidingen der oude Volken zyn of naauwlyks bekend, of, in laatere tyden, zoo zeer veranderd, dat zy geheel niet, met die der tegenwoordige Volken, overeenkomen. Wy noemen dan de Kburonen geene Luikenaars; de Mena- piërs geene Brabanders; de Morinen geene Vlaamingen ; de Kaninefaaten geene Renne- iners enz. om dat alle deeze Volken, op zyn best genomen, maar een gedeelte der Lan- *** den,
|
|||||
-_.y
|
|||||
xxx VOORREDE.
den, die, door de hedendaagfche naamen,
uitgedrukt worden, beflaagen, en ook, voor een gedeelte, elders gewoond hebben. Wy behouden liever de oude naamen. Zo zeggen wy ook liever Opper - en Neder - Germanie dan Hoog- en Neder - Duitschland, om dat men, thans, door Hoog- en Neder-Duitsch- land, wat anders verftaat, dan men, oudtyds, door Opper- en Neder -Germanie, verftondt. Opper- en Neder - Germanie was geheellyk ter linkerzyde des Ryns gelegen ; daar Hoog- Duitschland en Neder - Duitschland of de Ne- derlanden, ter wederzyde des Ryns, gelegen zyn. Doch fchoon wy ons van de oude naa- men bedienen, laaten wy den Leezer egter niet onkundig van de wooningen der aloude Volken. Een e korte aantekening dient, ge- meenlyk, om dezelven, met meer of min, waarfchynlykheid , aan te wyzen, en een Naamwyzer, agter het eerfle Deel gevoegd, toont, met een'opflag, waar deeze aanwyzin- gen in 't werk te vinden zyn. Niets maakt de Landbefchryving der Mid-
del • eeuwe moeilyker dan dat de naamen der Volken en Plaatfen zo gebrekkelyk gefchree- ven; of, in laater tyden, zo merkelyk ver- anderd zyn, dat men, veeltyds, geheel niet weet, waar men dezelven vinden zal, en het, fomtyds, alleen uit de omftandigheden, afleidt. Wie zou, by voorbeeld, denken, wist
|
||||
VOORREDE, xxxi
wist men 't niet zeker genoeg, dat Rynsburg^
eertyds, Rotesnashem; Munfler, Mimigarde- ford; en Desfelburg, Thasla geheeten heeft? Somtyds hebben verfcheiden' plaatfen één en denzelfden naam gedraagen; zo dat het, in veele gevallen, moeilyk valt te bepaalen, van welke Plaats gefprooken worde. Utrecht, by voorbeeld, en Maastricht hebben beide, in de Middel - eeuwe, den naam van Trajeclum gedraagen : en zyn daarom, door oude en laatere Schryvers, dikwils, met eikanderen verward geworden. En 't is, fomtyds, moei- lyk te onderfcheiden, op welke van deezetwee Steden, in oude fchriften, gezien worde. Wan- neer men, by voorbeeld, leest (#), dat 'er, iix de jaaren agthonderd zevenenveertig en agt« honderd eenen vyftig, eene Byeenkorast van Keizer Lotharius, Koning Lodewyk den IL en Koning Karel den Kaaien, gehouden is, te Marsna by Trajeclum \_Secus mumcipium Treieétum, in loco feu penes locum qui dicï- tur Marsna]; twyfeltmen, of men door Mars- na, Maar Jen by Utrecht; of Meer [en in 't Land van Valkenburg, by Maastricht, ver- fjtaan moet. Maarfen en Meerfen worden bet- den , in oude fchriften, Marsna genoemd (tv) en
O) Capitul. Caroli Calvi Fdit, Baluz. Tm. II. Coli, 41, 45,
& apud Du Chesne Tom. II. p. 40S, 410. (w) Invent. Bonor. Trajeft. apud Hedam ƒ>. 64.. Diploma
Cerbergaj in MuLau Cod. Donat. Piar. Caj>. XXXV IL Opp. Diplom. *.** ä Tem*
|
||||
xxxii VOORREDE.
en de naam Traje&um is ook aan Utrecht en
Maastricht gemeen. Doch alzo de Frankifche Koningen in de negende eeuwe meer te Maas- tricht dan te Utrecht verkeerd hebben, heelt men, niet zonder reden, geoordeeld, dat dee- ze Byeenkomften te Meerfen by Maastricht gehouden zyn (x). Ook komt het ons voor, dat verfcheiden' geldftukken der Frankifche Ko- ningen van den eerften Stam, met het Op- fchrift Tri e ex o fit, niette Utrecht, ge- lykfommigen willen, maar te Maastricht geflaa* gen zyn. Men dient op deeze en verfcheiden' andere zaaken tevens verdagt te zyn , om de duisterheden der oude en middel-eeu wich e Laiidbefchryving te ontwarren, of 'er, ten minften, niet door misleid te worden. In de oude Tydrekening, volgen wy ge-
meenlyk P e t a v i u s: in. die der Mlddel-eeuwe, doorgaans, de Kronyken der tyden, van wel- ken wy fpreeken. In laater tyden, moet men, in de ondertekening van oude Brieven, voor alle dingen, den ftyl van den Hove, volgens welken, 't jaar met Paafchen begon, van den o-emeenen ftyl, die 't jaar met den eerften van louwmaand aanving, onderfcheiden. Veelen hebben hierop geene behoorlyke agt geflaagen, 't
Tom. I. p. 4S. Regin. Chron. Libr. II. ad annum 85p &
%1°(£) MiRÄi Cod. Donat. piar. Cap. XVII. f« Opp. Diplom.
Tom. I- P- 23. |
||||
VOORREDE, xxxiii
't welk hunne Tydrekening, fomtyds, een
jaar met die van anderen doet verfchillen. 't Ontbreekt zelfs niet aan voorbeelden van be- kwaameSchryveren, die, anderen meenendete können verbeteren, zelven, om datze dit on- derfcheid niet waarnamen, in dooling gevallen zyn. Hoe kan men ook, by voorbeeld, ver- ftaan, dat Hertog Albrecht zig, in Augustus des jaars 1388, nog Ruwaard van Holland noemt, daar zyn Voorzaat, Hertog Willem de V., reeds in April deszelfden jaars, over- leeden, en hy, terftond hierna, voor Graa- ve erkend was; zo men niet aanmerkt, dat toen, voor Paasfchen, die, in 't jaar 1389, op den agttïenden April, viel, nog 1388 gefchree- ven werdt ? En men zou honderden voorbeelden van deeze foort,uit de oudeGefchiedfchriften, können bybrengen. Het nafpooren en verge- lyken van de dagtekeningen veeier oude Brie- ven heeft ons gelegenheid gegeven, om der verwarde Tydrekeninge onzer oudfte Schry ve- ren, hier en daar, eenig licht toe te brengen. Doch dit is maar een gering gedeelte van
de nuttigheid, welke wy, uit het onderzoek van de oude Brieven, Handvesten, Verbonden van Vrede en Vriendfchap en veelerlei ande- re Gedenkfchriften, meenen getrokken te heb- ben. Onze meeste Historiefchryvers hebben te weinig gebruik gemaakt en können maa- ken van egte Stukken, die ons gediend heb- *** 3 ben,
|
||||
xxxiv VOORREDE.
ben, om verfehäden'punten onzer oude His-
torie op te helderen, en derzelver waarheid op vaster gronden te vestigen dan tot nog toe gefchied is. Ook; wyzen wy overal aan, by welke gelegenheid, de voornaamfte Hand- vesten en Privilegien verkreegen zyn: 't welk den Leezer in ftaat Helt, om dezelven beter te verdaan. Men verwondert zig, by voor- beeld , waarom het beroemde Groot-Privilegie van Fr ouwe Maria, in den jaare 1477 gegeven, in laater* tyden, zo weinig gerekend is, dat ecnigen der volgende Graaven het niet heb- ben willen bekragtigen; doch men zal zig hierover minder verwonderen, als men aan- merkt, dat het verleend werdt, door eene minderjaarige, ouderlooze en fchier opgefloo- ten Graavinne, gelyk reeds, voor ons, door de Ridderfchap en Edelen van Holland, in den jaare 1728, getoond is. Andere Privi- legien zyn wederom, voor geld, öfter be- looninge van zekere dienden, den Graave gedaan, verkreegen: van welke oinftandighe- den men kennis moet hebben, om te wce- ten, hoe veel of hoe weinig 'er op Handves- ten en Privilegien te bouwen zy. Doch 't is de onkunde van de gelegenheid,
by welke de voornaamfte Handvesten en Pri- vilegien gegeven zyn, alleen niet, welke ons belet, de Historie en waaren Regeeringsvorm onzes Lands wel te verdaan; 't vooroordeel van
|
||||
5
VOORREDE, xxxv
van veele Historiefchryvers voor de Regeerin-
ge, onder welke zy leeven, heeft hen de Gefchiedenisfen der voorige tyden, ongevoe- lig , doen plooijen en hervormen naar de hunnen: even of een Land juist altoos op eener- lei wyze moest geregeerd zyn geweest, of dat het Oppergezag ten minften, altoos, in den zelfden Perfoon ofPerfoonen, moest huis- vesten. Hier van daan is 't gekomen, dat men, fomtyds, de Regeering der oude Bata- vieren befchreeven heeft, als zeer na komen- de aan de Stadhouderlooze; fomtyds, als ge- noegzaame overeenkomst hebbende met de Stadhouderlyke Regeeringe, naar dat men, onder een Stadhouderlyk of Stadhouclerloos bewind, leefde. Aan dit zelfde vooroordeel moet men ook toefchrvven, dat veelen ftyf en flerk blyven beweeren, dat Holland oud- tyds nooit overheerd, noch van eenige vreem- de Mogendheid afhangkelyk gemaakt is: even of de Vryheid, door de Wapenen en door de Munfierfche Vrede des jaars 1648 ver- kreegen, ons eigen goed niet zou kunnen zyn, om dat wy ze niet altoos bezeten had- den. Veelen, overtuigd, dat 's Lands Op- permagt nu huisvest in 's Lands Staaten, zyn genegen om te denken, dat zulks ook ten tyde onzer oudfte Graaven heeft plaats ge- had , en verzieren hierom, dat de Graaven, ja Dirk de eerfie zelf, al hun gezag van 's Lands *** 4 Staa- |
||||
xxxvi VOO R II E D E.
Staaten ontleend hebben. Men vindt 'er ook,
die de oudfbe Regeeringswys deczes Lands, naar die der Middel-eeuwe; en wederom an- deren, welken de Regeeringswys der Middei- eeuwe, naarde oudfte, willen gefehikt en her- vormd hebben: 't welk aan een diergelyk voor- oordeel voor eene Regeeringswys, met wel- ke men ingenomen is, moet worden toege- fehreeven. Elk, die de menigvuldige veranderingen,
aan welken Ryken en Staaten altoos onder- hevig geweest zyn, met eenige opmerking, gade geflaagen heeft, zal, ondertusfehen, niet können nalaaten te erkennen, dat men, uit de tegenwoordige gefteldheid der Regeeringe, niets altoos, ten opzigte der voorleedene, be- iluiten kan, en dat de Historie der voorige tyden zig niet febikt, naar de bevattingen; die wy maaken mogen van den tegenwoor- digen Staat der Regeeringe, of. van eenigen anderen, met welken wy ingenomen zyn. Wy hebben ons, hierom, in het fämenftellen on* zer Vaderlandsche Historie, van alle deeze vooroordeelen tragten te ontdoen, en den Staat des Lands en der Regeeringe op- genomen, zo als hy legt, niet zo als wy hem gaarne zouden hebben. Hieruit is ontftaan, dat wy, op den eenen
tyd, eene andere wyze van Regeeringe in ons Land gevonden hebben, dan op den anderen; wel
|
||||
VOORREDE, xxxvii
welke wy befchreeven hebben, zo als wy ze, in
de oudfte Schryvers en ftukken, befchreeven vinden, niet zo alsze ons,in laatereSchryvers, wordt afgemaaid. Wy vinden, hierom, onder de Batavieren, alleenlyk Koningen in naam, en dikwils flegts voor eenen tyd; en plaatfen de opperfte magt in de algemeene Vergaderingen van den Adel en het Volk. In laater' tyd, vin- den wy dien zelfden Landaart wel aangemerkt, als Vrienden en Bondgenooten des Roomfchen Volks; maar als zulke Vrienden en Bondge- nooten, die den Romeinen, in den Kryg, ten dienst ftaan moesten, en hunnen magtigen Bondgenooten Volk en Wapenen leveren, ora datze, zo 't fchynt, geene andere Schattingen konden opbrengen. De Friezen, de vryeFriezen, vertoonenwy, als overheerd door de Pvomei- nen, en van Wetten en Wethouderfchap voorzien, zo wel als belast met fchattingcn naar hun vermogen. By het aanftellen on- zer oudfte Graaven, kennen wy geene Staa- ten noch Staatsvergaderingen. Zy ontvan- gen, by ons, al hun gezag van de Franki- fche Vorsten, die ons Land overheerd had- den. En fchoon wy dit niet ftaaven, uit de open' Brieven, by welken den Graaven ee- nige goederen gefchonken werden, en die de meeste Schryvers niet genoeg onderfchei- den hebben van Brieven, by welken, de Vorsten iemant een Graaflyk bewind of Re- *** 5 gec-
|
||||
xxxviii VOORREDE
geering over eenig Land opdraagen; ontbreekt
het ons egter niet aan genoegzaam bewys voor de waarheid deezer ftellinge. Alle 's Lands Ingezetenen, edel en onedel, vinden wy onder de verpligting, om den Graave, in den Kryg, met lyf, met goed, of met bei- de, te helpen, fchoon deeze verpligting, in allen, niet even groot noch uitgebreid ge- weest is. En naar maate dat de Graaven on- af hangkelyker van uitheemfche magten werden, 't welk niet dan met hulp der magtigfle Ii> wooneren gefchieden kon, vertoonen wy het aanwasfend gezag der Edelen, welk, by by- zondere gelegenheden, zo fterk toenam, dat fommige Graaven, gelyk Willem- de I, hun- ne verheffing tot de Graaflyke Waardigheid eeniglyk aan 's Lands Edelen te danken had- den. Den Koophandel, federt, het vermogen der Steden hebbende doen aanwasfen; bedien- den de Graaven zig van de Steden, om't gezag der Edelen paaien te ftellen, en om zig, door uitheemfche Verbindtenisfen, die dikwils lang- duurige Oorlogen naar zig fleepten, gedugt te maaken. Terwyl de Steden den Graave zel- den buitengewoone diensten deeden, zonder zig dezelven, door nieuwe Voorregten en Vryheden, wel te doen betaalen, waardoor haar aanzien, van tyd tot tyd, aanwies. Bo- ris de V. is de eerfte onzer Graaven, die zig, door 't begunftigen der Gemeente, den haat |
||||
VOORREDE, xxxix
der Edelen op den hals gehaald heeft. Doch
de magt der Graaven wies allengskens zozeer, dat zy noch Gemeente, noch Edelen behoef- den te ontzien. Uit de Historie onzer laatfte Graaven, leert men, dat zy 's Lands Ede- len, die oudtyds het meeste zeggens, nevens den Graave, over 's Lands Regeeringe gehad hadden, meer en meer, buiten bewind zogten te houden, de aanzienlykfte Ampten opdraa- gende aan Vreemdelingen, die hun van de hand vloogen, en zig niet ontzagen, de Ge- meente te verdrukken, om 's Graaven gezag hooger op te vyzelen. Doch toen men dit werk onder de knie meende gekreegen te hebben, ten tyde van Filips den III. van dien naam onder de Graaven van Holland, en den IL onder de Koningen van Spanje, opende 't ge- meen de oogen, riep luidkeels over 't verkrag- ten der bezwooren' Voorregten, en greep de wapenen op, om zig van dwinglandy te ver- losfen. De Edelen en Grooten, die men, te- gen de aloude gewoonte, te zeer buiten bewind gehouden hadt,fmeeten olie in 't vuur der bur- gerlyke beroerte. Willem de Eerste, Prins van Oranje, die, door Filips, tot Stad- houder van Holland, Zeeland en Utrecht was aangefteld, plaatfte zig, eerlang, aan 't hoofd der verdrukte Landzaaten, en, van toen af, werdt de weg gebaand, tot eene gantsch an- dere |
|||||
\
|
|||||
XL VOORREDE.
dere wyze van Regeeringe dan men hier, im-
mer te vooren, gezien hadt. Doch 't vooroordeel heeft zig van de Regee-
ringe onzes Lands ten tyde van Willem den I. ook gantsch verkeerde -begrippen gevormd. Maurits, zyn Zoon en; deszelfs Opvolgers zyn Stadhouders van Holland geweest, door aanitellingen der Staaten, in welken, toen, 's Lands Oppermagt huisvestte. Hieruit befluit men, dat ook Willem de I. geen hooger ge- zag gehad heeft, en men telt hem voor den eerften Stadhouder, van wege de Staaten, na 't afwerpen van 't juk der Spaanfche Regee- ringe. Doch men bedriegt zig. Een naauwkeu- riger onderzoek onzer Vaderlandfche Historie zal ons beter onderrigten. Willem de I. was wel Stadhouder uit den naam van Füips den II.; doch nooit is my gebleeken, dat 's Lands Staaten hem, naderhand, ook deeze waardigheid opgedraagen, of hem in dezelve bevestigd heb- ben. Men oordeelde, dat hem meer gezagsdan de Stadhouders toen nog hadden moest wor- den gegeven. De Staaten, gewoon aan de Graaflyke Regeeringe, hadden nog geenen wil, om de opperfte magt aan veelen gemeen te maaken (Jj). Zy erkenden Prins Willen,niet voor Stadhouder uit hunnen naam; maar voor Hooft ende hoogße Overigbeyt, die, geduu- ren-
i (y) Zie Groot-Plakaatb. II. Deel, Kol. 2131,
|
||||
ipwwipip»""^^^^^^^^ ' " wm
|
|||||
VOORREDE. xLi
rende den Oorlog, als Souverain ende Over-
hoofd, gebieden en verbieden mögt. Hyhadt, reeds in 't jaar 1572, tenvyl hy in Duitschland was, op eigen naame, orde gefield op's Lands Regeeringe (s). Naderhand, tot op de af- zweering van Koning Filips, die, op den zes- ent wintigften van Hooimaand des jaars 1581, gefchiedde, gaf hy Plakaaten uit op 'sKonïngs naam, by advis van zig zelven, als 's Konings Stadhouder; ook op den naam van zig en van de Staaten, wordende hy, in de eerfle plaatie, genoemd (a); doch terftond na die afzweering, verklaarde hy zig, in 't hoofd der Plakaaten, als hebbende de hoge Overigheyt en Regeeringe. van Holland, Zeeland en Friesland (//). De algemeene Staaten hadden, zelfs aan den Aarts- hertog Matthias , gelyk naderhand aan den Graave van Leicester, geen' hooger' titel dan dien van Gouverneur generaal gegeven. Doch Prins Willem , fchoon aileenlyk Stedehouder des Aartshertogs over de Vereenigde Landen in 't gemeen, oefende, in Holland en Zeeland in 'tbyzoiider, veel grooter gezag; zelfs na dat de Hertog van Anjou, onder den naam van Befchermcr der Nederlandfche Fryheid, tot Oppervorst over de Nederlanden, beroepen werdt, ten blyke dat men nog niet gezind was, om
(2) Groot-Plakaatb, III. Deel, II. 32.
(a) Groot-Plakaatb. IV. Deel, bL 57.1.0??/, Äö/. 39p. 1098.
£270.
\b) Groot-Plakaatb. II. Deel, Kal. 216a en elders,
|
|||||
XLii VOORREDE.
om de opperfte magt onder veelen te deelerL
Men weet, dat deeze den naam van Graave van Holland en Zeeland heeft aangenomen (c), fchoon hy weinig of geen gezaghadt, in dee- ze twee gewesten. Sedert heeft men den Prins van Oranje tot Graaf willen verheffen. Doch zyn dood heeft de voltrekking van deezen toe- leg verhinderd. En toen eerst oordeelden de Staaten, beide algemeenen en byzonderen, dat hun de opperlle magt toekwam. Nu ter. tyd, zeggen zy zelve, zyn wy de hoogjïe Overig- heid van den Lande (d). Prins Maurits herinner- de de Staaten wel, tot hoe verre men, met den overleeden Prinfe gevorderd was, over 't opdraa- gen der Graaflykheid, en betuigde zyne gezind- heid om zyns Vaders voetftappen na te volgen (e); doch de Staaten, die hem tot Opperheer zouden hebben willen verheffen, ware hy magtig geweest hen te befchermen (ƒ), ftelden hem alleenlyk aan, tot Gouverneur, Kapitein Gene- raal en Admiraal, met bepaald gezag, dat, na 't vertrek van Leicester, in den jaare 1587, merkelyk werdt uitgebreid; terwyl egter de opperite magt bleef huisvesten by 's Lands Staaten. De
je) Groot-Plakaatb. I. Deel, Kol. 395. II. Deel, Kol. 43.
(d) Rcfol. Gener. 3. Aug. 1584. Zie ook Groot-Plakaatb,
IV. Deel, il. 35. (e) Refol. Holl. 25 Septemb. 1584. Bor XIX. Boek, bl. 27,
£488]. " {f) Hooft XXI. Botk, bl. 932,
|
|||||
i
|
|||||
V O O R Pv E D E. xLiii
De gefchiedenisfen der laatere tyden leveren
ons meer bewyzen uit van het vooroordeel, welk ibmmigen verkeerde bevattingen heeft doen maaken van 's Lands Regeeringe. Doch deeze Voorrede niet, maar de volgende Histo- rie is gefchikt, om dezelven voor den befcheï- den' Leezer open te leggen. Wy willen hem dan, nu genoegzaam verflag gedaan hebbende van ons oogmerk en van de wyze, waarop wy het uitvoeren, van het doorbladeren derzelve niet langer afhouden. Mag zy flrekken, om ee- nigen den waaren flaat van 's Lands oude en laatere Regeeringe en Gefchiedenisfen beter te doen verftaan; om anderen eenige nieuwe be- wyzen aan de hand te geeven, voor 't gene zy reeds wel begreepen hebben; en om, in allen, eene regtfchaapen' Liefde tot 's Lands waaren welftand te verwekken of aan te kweeken; wy zullen onzen langduurigen en moeilyken arbeid, boven verwagting, beloond rekenen. |
|||||
BE-
|
|||||
BERIGT voor den BINDER.
|
||||||||||||
De Kaart van het OUDE NEDERLAND moet
geplaatst worden tegen over Bladzyde. 3 NB. De Kaart moet niet op, maar tegen over de-
oneven pagina gezet en aan dezelve zoo veel wit ge- laufen worden, datze voegzaam buiten het Boek kan uitßaan, om te gemaklyker door het gant/che Deel, te können worden ingezien. De Tytelplaat moet niet tegen over, maar op of
vlak voor de Tytel worden geplaatst. |
||||||||||||
De Tegenwoordige Uitgeever bedankt liet Publiecq voor de rul-
me deelneeming in deeze zo gewigtige onderneeming. Dit zal 'hem ook ten flerkflen Jpoore verflrekken, om alles, wat liy kan, aantekenden, ten einde de uitvoering van Hit Werk allezins zo fraai en nauwkeurig te doen zyn, als men, met eenigen grond, verwagten kan- tiy kevert bereids by dit Eerße Deel eene ge- heel nieuwe en zeer keurige Tytelplaat, en heeft bejloten verre het ffootjle getal der plaaten , naamlyk de Historifche Af- beeldingen, geheel op nieuw, door bekwame konstenaars te doen |
||||||||||||
veeren.
|
||||||||||||
Nog bericht hy, by deeze gelegenheid, den Inteckenaaren, wel-
ke zich nog niet voorzien hebben van het VERVOLG deeze f VADERLANDSCHE HISTORIE, welk JVerkins- p-lyki by hem word uitgegeeven, dat gemelde VER V OLG thans wederom herdrukt, en, zo verre de cleelen hier van het licht zien, compleet te bekomen is. |
||||||||||||
NAAM,
|
||||||||||||
ÄMLVST
|
|||||||||
D E ft
|
|||||||||
IN TEEKENAAREN*
|
|||||||||
[Aa (P. van der) Clerk ter Grif»
I fier van Hun Hoog Moog. Albarda (W.) Advocaat te Sti I Anne. IAltena (H.W.) JAIberda.(EL) te Ferwért. Aker (Jan) Schoolmeester tè Heemskerk.
Amiabel (David Nicolaas) Koop» man in 's Hage, Best pap.
Ambée (J.) Avet (Pieter) te Middelburg
A.S... .S.B. V.Z. te Middelt»; Abkeuius (N.) Abkenius (Hendrik) Cateehifeef • meester te Rotterdam.
Abbink (Gerrit) Asbeek (B. G. J. van) Heer vati Lulama te Warlhuizen in Grö*
ningerland.
Ammes (Klaas ) op de Mede in . 't Qldampt.. Alberda vanMenkema(Mr.G.G.)
Admiraal (Lourens) Koopman te Oudewater. . ,
Aberfon (Mr. H. W.) Secretaris der Stad Doesburg.
Asmus.CJ; P.) Equipagiemeester te Helvoetfiuis.
Andel (Mr. H. M. van) Schout en Secretaris van Oostvoorne;
Rugge en klein Oosterland. ,
Aa (E. P. van der) RodmscH Pastoor te Ooäuäafidain...
Ardesch ((.) .Scheepen en Riié der Stad Veere.'
A Mm
|
|||||||||
A.
éndrae (G.) Mne. Dr. te Här-
lingen. Äges (Wm.) te Amft. Beft pap.
Aak en (Gerrit van) te Amft.
Aittoo (H. A.) Predikant te Zwol.
Aken (Abraham van) Boekver-
koper te Amft. Agema (Marten) te Amft.
A. B,
Aalhorst (Johannes van)
Augier (]. D.) V. D. M. te
Wognum en Wetwey. Abrahams (Francois) te Amft.
Best pap. Agé (J. Fi Jacobs d') Boekver-
koper in 's Hage. Ärkel (Pieter van)
Alderwerelt (R. van) lieer van
Rozenburg, 2 Exemp. A. N. D.
Alphen Hendks. (Jan van) Koop-
man en Soiliciteur Militair by 'tEd. Mog. Cotlegie ter Admi- raliteit te Amft. Aldewereld (Carel) Grosfier in
. Tabak, te Amft.
Aalst Jansz. (Gerrit van) in de
Bevenvyk. Aa (C. van der) Boekverkoper
. te Haarlem, 2 Exemp.
Aken (C. van) Clerk ter Secre-
tary der Stad Haarlem. Abrahams (Wed. Johannes)
Boekverkoüpfter te Middel'b. |
|||||||||
NAAMLYSt öèr
|
|||||||||
£
|
|||||||||
Aartfen (Wouter) te Alkmaar,
Appekant (Jons). Boekverkopen te Arnhem.
Aken (Corneiis van) Abeioos (Gerardus) Abrahamfe (Abraham) te Goes. Adama (S.) te Franeker. Albarda (A-) Med. Dodor te Harlingen.
Alphen (Corneiis van) Krankbe* zoeker te Schiedam,
B.
B. , Brender a Brandis (G.) te Amfi,
Hoer (lïrnst Willem) te AmiL Beeckman (D. A.) te Amft. Heetz (Pieter) te Amft. Buis (Jacobus) te Amft. Bruyn (Are Dirks) te Amft. Bosfcha (Herrn.) te Harderwyk. Buuren (Mattheus Jacobus van} Notaris en Procureur te Utr.
Breur (Mr. J.) te Dord. Beest (Pieter van) Koopman te Dord,
Boisfonnier (M.) (e Amft. Bemme! (Franciscus van) Raac! der Stad Amersfoort.
Boetrelaar (Freule C D. J. van) Byüaardt (H. van den) Predikant in de oude Loosdrecht.
Blocquery (Mr. Jan Christiaan) oud Burgemeester te Hoorn.
Bruin (Evert de) Koek- en Ban- ketbakker te Hoorn. Brouwer (Reinier) te Hoorn. Bakker (J.) Boekverkoper te Hoorn, 2 Exempl.
Bekker (Willem) Stads Baas t© Alkmaar.
Bootsman de Jonge (Dirk) Raad in de Vroed fchap der Stad
Alkmaar. Best pap.
Buuren (P. van) Boekverkoper ts Amft, 2 Exemp.
Brink.
|
|||||||||
Adams (H. F.) te Dord. I
Attenhoeven (Mejuffrouw E.'
M. van) Anemaet (P.) Bailjuw der hoo-
ge Heerlykheid Klinkerland, Schout en Secretaris van de Nieuwe Tonge. Arrenberg (Gerard Abraham)
Boekverkoper te Rotterdam. Aipben (Mr. Hieronymus van)
Raad en Penfionaris der Stad Leiden. Aixhoek (Jacobus van)
Alphen (Hk. van) J. U. St. te
Leiden. Akerfioot (Pieter) Best pap.
Andringa (Jan Ruth van) te
Leiden. Aarfen (xllbertus) Predikant te
Hellendoorn. Almaras (K. A. L. Exalto d')
Predikant te Nybroek. Altbuifen (R.) Majoor in de Ar-
tillerie. Achterberg (G,) Zeepzieder te
Utrecht. Alphen (Coenraad van) Advo-
caat voor den Ed. Hove van Utrecht. Annokké (P. J) te Rotterdam.
Abbema (J. C.) te Wageningen.
Arkel CJan van) Koopman te
Maasfluis. Albrecht (J. M.) te Haarlem.
Avrinkfen (Jan) te Vlisfingen.
Alvarez , Advocaat voor de Ed.
Hoven in Holland. Andre (. .) Lit. Hum. Stud. te
Franeker. Altorffer (J. C) Boekverkoper
te Middelburg. Andel (Chiïftoffei van)
Alberda (A.) Raadsman te Bols-
waard. Al (Pieter) Koopman te Alk-
maar. |
|||||||||
NTE E KENAAREN.
|
||||||||||
Irmkhoff CL H.) S.S. Theol.
. Stud.
Bekker (Laurens) te Vlisfingen ',
, Best pap.
Boei' (Willem de) in de Ryp,
Best pap. Borgftede (J. F.) te Amft.
Booms (Bemardus) Koopman te
Enkhuizen.. Bruinier (].) Raad en Oud Sche-
pen te iCnkhuizen. Blesta C Andreas Arnoldus) te
Rotterdam. Broekhuizen (T. van) Roomsen
, Priester te Enkhuizen.
Boonders (Jacob) te Amft.
Beriitz (J. W.) te Amft.
Broekhuizen (Joachim van)
Boer (Willem den) Stads Chirur-
. gyn te Goes.
BiueuS (Ifaac Cornelis) Corhmis-
faris van het Landrecht te Goes. Bert (|acobüs du)
Baasjen (Gerrit) te Schaagen.
Beer (Corn. Joh. de) S. S. Theo!.
Student. Bas (Jan de; Notaris en Make-
, laar in 's Hage.
Beerens (}.) Kastelein der Res-
peftive Hoven. BrakeL (G. van) Lootgieter in
, 's Hage.
Bonnier (Ä.) Commies in 's Hage.
Baerle (C. G. van) Schepen sn
■ Raad der Stad Briele.
Bemmslen (f. van) Kostfcboól-
houder te'Leiden. Boyer (Mr. J. J. D.) te Leiden.
Bodde (D.) Predikant te Elenge-
lo in Overysfel. Bulderen (H. van) Boekverko-
per te Zutphen. Burgvliet (|acob) Boekverkoper
, te Rotterdam.
Barlage (Ns.) als Directeur voor
|
||||||||||
het groote Leesgezelfcfaap iri
Meppel , onder de zinfpreuK Nuttig 'en Leerzaam. Boolens (J. Liera) te Amft. Baay (Gysb.) Cfanurgyn te Amft.
Boort,(Stoffel van) te Amft.
Bosvelt (J. van) Predikant
Bhinkendnal Schut (J.N. van)
M. Stud. te Utrecht. Brinkman (Willem) Yzerkoper
te Thiel. Boullier (Jaqiies Renauld) Predi-
kant van de Waalfche Ge- meente te Amft. Boiquet (J. A.) Preceptor tè
Amft. Boursfe (J.) Advocaat voor den
Ed. Hove van Utrecht. Bank (Abraham van der) te Amft;
Blafius (Abraham Gerardus)
Boekhouder in de Stads Bele- ningkamer te Amft. Best. pap. Bruin (f. Th.) te Amft.
Berck (David) te Amft.
Bormeester (Bieter George) tö
Amft., Box (Nie. Willem) te Amft.
Bredenhuizen (Willem) te Amft;
Baart Junior (Elias) te Amft.
Bourgonje (Nicolaas) Raad in de
Vroed fchap en oud Scheperi . te Medemblik. Barentfe (Jan) te Amft.
Bolhuis. (G.)
Bruin (Joh.) te Amft.
Barneveld (Ts. van) te Amft.
Braakman (Jan) Roomsch Pries-
ter en Pastoor te Hoogmaadej Bogerts (C.) Konstgraveür te
Amft. . Bennet (J. A.) A. L. M. Pb. &
Med. Doftor te Amft. Brusfe Louisz. (Hend. Jan)
Boen (Cornelis) .Schepen ,'eri
Raad der Stad Haarlem. BesC |
||||||||||
pap.
|
||||||||||
Bom1»
|
||||||||||
4 NAAMLYST dès
|
||||||
Braams (Tan) Hoofdgaarder van
des Gem. Lands b; fchreeven middelen , in de Reverwyk. Bruiner man (Pierer) Schout en
Secretaris te Oitgeest. Bresier (Pieter)
Bruin (Hendrik de) eerfte Deur-
waarder van den Move vatj Holland. Baupfay (Elias de) Agent van zy-
ne Allerchristelyke Majefteit. Berkenbos Blok (Simon) te Sehe»
veningen. Broeders (B.) Boekverkoper te
Amft. 2 Exempl. Bloys van Treslong (Jonkb. Jacob
Arnold Bastingius) Luitenant. Collonel en Kapitein ter Zee , ten dienfte der Vereenigde Nederlanden. Bouchere (M. la) in 's Ilage.
Bergen (C. van)
Buyt (Gysbertus Jozia) Clerk
ter Weeskamer van Middel- burg. Bourfe (Johannes Pieter) te Mid-
delburg Bergft (Willem) te Middelburg.
Bi aam (Arnoldus) Predikant ie
Yzendyke. Bourain (Nicolaas) te Vlisfingen,
Baale (Abraham) te Middelburg.
Beyer (W.) te Rotterdam.
Bone'->akker (A.) Litt. Hum. &
Phil Stud. Boeze(Gysberta)
Berkenbosch (A. van den)
Beek (Pieter van der)
Burleus (lacobus)
Brouwer (Lambertus)
Beuningh (M C.ï
Brands (J. Wm )
Bouwmeester (Johannes) te Rot-
terdam. Bnisfel (de Wed. Herms. van)
Boekverkoopfler te Haarlem. Beek |
||||||
Bommel CA. M. C.) Raad in de
Vroedfchap der Stad Haar- lem , Best pap. Brauw (D. M, de) Burgemeester
en Raad te Zierikzee Bouman Mi, (Pieter) te Zierik-
zee. Boom (B ) te Zierkzee.
Boom (Johannes) Landmeeter
van den Lande van Schou- wen, te Zierikzee. Ball (Paulus) Jur. U. Doctor, te
Zierikzee Blaauw (J. G) Notaris en Pro-
cureur der Stad Zierikzee. Blieck (Anth. Jacob) Schepen en
Raad der Stad Zierikzee. Borrtndam (A. J. van) te Zie
rikzee Bommel (H S van) te Zierikzee.
Bosr (Aient) Chirurgyn te Vlaar-
diijgen. Bavius (Franciscus) Notaris en
Raad in de Vroedfchap , te Leeuwaarden Brink (Alb.) Euangeliedienaar
te Leeuwaarden. Breedee (T.) Brouwer te Leeu-
waarden. Bavius Pietersz (Tlede) Fiscaal
van Leeuwaarden. Balk (Harmanrus) Koopman en
Oud Raad in de Vroedfchap der Stad Leeuwaarden. Braaksma (Mr. S-mon) mede
Advocaat voor den Ed. Hove van Vriesland en Secretaris van deS'ad Bolswaard. Beelaarts Adriaan Willem) Oud
Secretaris der Stad Roferdam Blecourt (J. de; Commies van 's
Lands Magazynen te Coeverd. Bloys van Tre^long ( lohan Ar-
nold) Luitenant Collonel en Kapitein ter Zee , ten diende de: Vereenigde Nederlanden. |
||||||
N A A R E Nj s
I gemeefter der S.aa Monni-
kendam. Btesterveld Junior (Hendrik) te Amft.
Brink Gerrits?. (J ten) Birnsfeld (Christiaan) Beck (Johannes van) Predikant te Nispen,
Heest (H. van) te Dordrecht. Braak (G. J. tet) V. D. M. te Wyngaarden.
BornwaterCP. tg Dordrecht. Bouvink (Jacob) Griffier der Stad Sluis in Vlaanderen.
Bell (H. de) Boekverkoper te Berden op Zoom.
Bolmeyer (Fredn'k) Bolte (Hendrik) te Grq.iingen. Blom (Cornelis) Scboolmeesies en Geadmiiteerd Landmeeter
teSt. Maartensdyk.
Btuyjusfe (Jacob van) te Schoon- dyke.
Balfersz (IGiac) in de Ryp. Buisfant 'des Aiaoiie (Ab.) t§ Almelo.
Bucquoi (Abr. de) Bellaar (Gerrit) Berg (J. van den) Chirurgyn te Rheewyk.
Brumnielur (G. ten") Fransch Kostfchooliotider te Gouda,
bergen (Adrianus van) Beyhüm (j. van) Boekverkoper te Doesburg.
Bel (Paulus) Biocquery (Mr. Christiaan Jan van de) Secretaris der Stad
Hoorn-
Benier (A. W.) Predikant te Aardswoude.
Banties (G. L-) Bisfier ( P. J.) Ronehakker (Adrianus)teThieU
Brujnswagrd (R. van) Boesfes (P. O. M.) Kagitei% 4 % ' v.*&
|
||||||
1 N T E E K E
Beeliho/r(Antoni) te Haarlem
Brusfel (Herms. van) Korist
fchilder te Haarlem. Berg (Abraham van den)
Kees ;.Wed N.) Boekverkoop-
fter te Haarlem. Bprgr» ( Cornelis van den) te
Haarlem. Beekman (jan)
Bolties (Jahs.)
Bourgh (Joh van der)
Backcr (M. J ) van Nootdorp.
Hooi Junior (J.) Boekverkoper
in s Hage, a Exempl. Bakhuizen (H.J Boekverkoper in
's Hage. Burch (H. van der) Clerk in de
flollandfche Genetaliteits Re- kenkamer in 's Hage. Burgb (H. van der), Konstfchü-
der in 's Hage. Bleis vyk ( Mr. P. van ) Oud-
Raadp.enïionaris van Holland en Curator van 's Lands Hoo- ge School te Leiden. Best pap. Bruin (Christiaan de)
Boer (Cornelis) Clercq van de
O- 1 Comp ter Kamer Rot- terdam. Best pap Buurman ( Adr ) Mr. Chirurgyn
te Swanewaal Boogaart (vir. P. D, van den)
Be<-t pap. Boe jee {t\ )
Bergen (J van) Koopman in
Wynen te Delft. Bergen (Maria van)
Born (Roelof van)
Berg (Philirpus van den) te
Moordrecht. Bootsman Q. F.)
Eo.terkop.er (Cornelis) te Mon
nikendam. Boterkoper (Pieter) te Monni-
kendam, Bruin (Gerrit) Raad <?n. OudBiu-
|
||||||
H ik A M
|
I'
|
||||||||||||||||
van eene Compagnie , onder Barchman Wuytiers (C). G.
|
|||||||||||||||||
het Regiment van Onderwater.
B. B. te Arnhem. Blaauw (A.) Clark van Haar £d. Mog. de Heeren Gedepu teerde Staaten des Quartiers van Veluwen te Arnhem. Brantfen (Mr. J. E.) Generaal Adminiftraateür der Pennin- gen , ter beneficeering van den Nederryn en Ysfel, mits- gaders Advocaat voor den Hove Provinciaal van Gelder- land , te Arnhem. Boot (Johan Corn.) Predikant te Arnhem.
Bey W'illemsz. (Jan van den) Boll (Ary) Schokus leHeetcren. Binsbergen ( Ts. van ) Koopman in Hout, te Randevvyk.
Bosch (J.) Conrector te Arnhem. Becquer (H. A.) Kapitein by het tweede Battaljon van den Luitenant Generaal Ondeiiva ter. Boe:c (Jurken Hendrik) Bruin (Thomas) Lakenkoper te Hoorn.
Beverly (H.) Med. Doctor te Arnheim.
Brantfen (Mr. W.) Secretaris der Stad Arnhem.
Brender ä Brandig (Mr. C. C.) Raad in de Vroedfchap en Scheepen der Stad Brielle, Bailjuw en Dykgraaf van de Hoge en Vrye Heerlykheid Abbenbroek, Auditeur Mili- tair des Garnizoens van Lei- den. Beukman (Adr.) Boekhouder in de Stads Bank van Leéning, te Brielle. |
Ritmeester te Nymegen.
Beyerinck (i') Landmeeter te. Nymegen.
Bakker (Jacobus) te Nymegen. Bruin Junior (Maurits de) Ont- vanger des Quartiers van Ny- megen. Brandenburg?! (Derkvan) Pre- dikant te P.urlyk en Leeuwen. Bondam (Mr. R.) Auditeur Mi- litair en Commies van 's Lands Magazynen te Campen. Baarflag (Fredericus) Predikant te Campen.
Bergen (W. van) Boekverkoper te Breda, 4 Exempl.
Boeeop (H. J, M. van) Capitein Ingenieur.
Blanken lz. (A.) Opzichter van 's
LandsI'ortificatien, te Muiden.
Brusftl (C. B. van) Boekverko'-
i per te Haarlem , 2 Exempl.
|
||||||||||||||||
Beckering (J,) voor eenLee
|
•sge-
|
||||||||||||||||
nootfehap té Groningen.
Brongeis (A.) te Groningen.
Btuch (M. J.) Med. Doft. en
Stads Pbyficus te Groningen.
Buui (G. van) te Dordrecht. Bi akel (Simon van) te Dordrecht. Bäcker (Sc. Joh.) te Dordrecht. Beird (Francois) te Dordrecht. Bruin de Neve (W. J. de), te. Dordrecht.
Bax Jansz. (Cornelis) Secretaris van den Hove en Hoge Vier- fchaar van Zuidholland, Best papier. Bandt (Johannes den) Vroed- fchap te Dordrecht. Bank(G. van der) Predikant in de Walfche Gemeente te Dordr. |
|||||||||||||||||
Bisdom (Th.) te Streefkerk.
|
|||||||||||||||||
Bruch (J. H.) Comrnisfaris van | Braam (G, A.) te Dordrecht.
deZeevJotenteHéllevoétllnis. JBraam (P. van) Boekverkoper ts
Domme (Jan) Dordrecht, 2 Lxemp. Bakker
|
|||||||||||||||||
ï N T E K E N A A II E N.
|
|||||||
Bakker (Abraham) Stadsdrukker'
te Schiedam. Brouwer (Hendrik) Scheepen en
Raad der Stad Middelburg. Blok Pietersz. (Ambonie) Apo-
thecar te Enkhuizen, Binnevest (|. van) Predikant te
Enkhuizen, Beyerman (J. P) Notaris en Pro.
cureur te Rotterdam. Burinester (A.) Makelaar te Rot-
terdam. Bos (J.)
P.aartz (W.)
Burmania (Julius Hobbe Unie
van) Grietman van Oost- Dongeradeel. Brender (Johannes) te Rotter-
dam, Blesgraaf (Cornelis) te Rotter-
dam. Brul (A ) te Stad aan 't Haring-
vliet. Bothall (Abraham) Boekverko-
per te Rotterdam, 2 Exemp. Bosch (G. J. van den) te Rot-
terdam. Bal (Jofua)
Boers (J. N.)
Beveren (Cornelis van)
Bartelt (J.)
Berkel (B.) Roomsch Priester.
Beek (J. van)
Bosch (Adrianus van den) Bosch (Govert van den) Braet (Mr. Otto) Raad in de Vroedfchap der Stad Schoon- hoven. Brans (Joh. Henricus) Perma- nent Regent van het huiszit- tenhuis en Apothecar te Lei- den. Breederode (Jan) J. U. Sttid, Bereis Brouwer Q.) S. S. Theol. Stud. te Leiden.
Bucaille (Mr. Nicolaas) |
Boer (Cornelis den) Koopman ts
Zier.kzee.
Borrenda-ti (Cornelis van) Koop* man te Zietikzee.
Blooke(Hugo van den) te Zietkz, Bransma (P.) Boekverkoper te
Leeuwaarden, 3 Exemp. Buis (Jacobus) in de Klundert.
Balleur (N. Ie) Heer van Huwe-
nen , Burgemeester der Stad Bommel. Blomhert (Otto)
Brinksma (Hendrik) Pr. Postu-
lant. Blisteng (P.) Commies ter Re-
cherche in 's Bosch. Bisdom (E. C.) Ontfanger van
Hun Hoog Moog. Convoyen en Licenten te Eindhoven. Bonebacker ( Mr. J.) Advocaat
te 's Bosch. Baesten (J. F.) Advocaat te
Tilburg. Besten (P. den) te Nuunen.
Buis (P. H. Martini) Advocaat
te 's Bosch en Kanonik in het Capittel van St. Maria , te Uu-echt. Bereftein (C. van)
Byban (Johan) Burgemeester
van der Ccurps der Stad en Scheependomme van Aarden- burg. Brand (S.) Predikant te Zutphen.
Beufekamp (H. J.) Krankbezoe-
ker te Zutphen Beest (E. J. van) Boekverkoper
te Zutphen, 2 Exempl Bor ( Coro.) Deurwaarder der
Stad Utrecht. Beest (G. W. van) Canonik in 't
Kapittel van St. Pieter, On.'i- naris Clerck van de Policie te Utrecht. Berraard (P.) Koopman te Amfï,
Berg (W. van den)
A 4 Bode,
|
||||||
N A A M L Y■ S T des
|
|||||||
Bruine (Willem del Kapitein de
Burgery te Vlisfingen. Blydenftein (Jan) te Enlchede.
Bentirxk (Derk Baron) Heer-
van den huize Diepenbeim „ Landdrost van Twente. Brouwer (G) Boekverkoper te,
Deventer, 2 Exempl. Brandenburg (Cornelis Jan) op.
Zaandyk. Boutamps (. . ) Boekverkoper,
te Venlo 3 Exempl, Blanket (Willem) te Gouda.
Bell (Pieter) Makelaar te Amft,
Best pap. Boor (Pieter) Koopman te
Huyzen. Borghrtein (H.) te Amft.
Burg en Zoon (J. van der) Boek»
verkoopers te Amft. 3 Exemp, Broes ^ Anthony)
Boon (Albert Jansze)
Breebaart (}.) Boekverkoper te.
Hoorn. Bobbink (B. H ) te Amft.
Boefeken (Anthony)
Borneman (Pieter) re Amft.
Brongers Junior (EL) Boekver-
koper te Amft. s Exemp. Bromftrop (J. F.)
Beiggaard (Sybrand)
Bongardt (Leeridert Daniel )
Koopman te Amft, Brink (Barend ten)
üurgmeyer (jan) te Rotterdam.
Bergb (Nicolaas van den)
Boom (Willem)
Burgerding (Johan Dirk)
Benoist Daniel Eftz. (Danieï.
Eftienne) te Amft. Battaillon (Het Eerfte) van het
Regiment van den Generaal Majoor Pallardy te Geertrui? deberg. Boom (J. A. G.) S. S. Th. Stud.
by de RemonftraiKert. BpOIB,
|
|||||||
Bode Cl-) Predikant te West'
brocK.
B/uyn Matthysz. (Dirk de) te Kokkengen. Bosch (A. ten) Litt. Hum,. Stud,
te Utrecht. Bosch (J. C ten) Boekverkoper
te Utrecht, 6 Exeinpl. Brink Jansz. (G, van den) Stads
Drukker te Utrecht, 4 Exemp. Burg (PI. van den) J Utr. Cand.
Blekman (J. J.) te Utrecht.
Borski (Natbanaël) te Utrecht.
Bock (J F.) te Utrecht.
Bonebakker (Dirk) Raad in de
Vroed fcbap en Scheepen der Stad Wyk by Duurftede. Bern (Nico'aas van) Raad in de
Vroedfchap en Burgemeester der Stad Wyk by Duurftede. Bruynirck (J.) te Utrecht.
Buys (Corn.) Organist en Klok-
kenist te Carnpen. Bleeker (Pieter Claasfe) te Haar
lern. Boon (Arie van der) Chirurgyn
en Apotbtcar te Veere. Bidisco (Martinus) te Haarlem.
Bonte Verbrugge (Ns.) te Haar-
lem. Breuk Jansz. (Johannes de) te
Haarlem. Bouwmeester (Hendrik) te
Haarlem,. Bohn (Francois) Boekverkoper
te Haarlem, Best pap. Bruine (Jan de)
Baert (Johannes) Apothecar te
Vlisiingen. Bel (E. J. van) Makelaar te
Vlisiingen, Becu (J. 8 ) Scbeepe der Hoge
Heerlykheid, Breskens, en Dylt- firaai der Dykagie van oud en jong Breskens, te Breskens. jgeuzekom (Gerrit) te Vlisiingen,
|
|||||||
INT E KEN AAREN. fl
|
|||||||
Luterlche Gemeente te Zwolle,
Gramer (H.)
Coerman (J. J.) Predikant te
Amft. Cawin (Lodewyk Christiaan)
Caudron (P. Frangois) te Midi
del burg. Capelle (Francois van) Commis^
faris van de Kleine Zaaken te Vlisfingen. Best Pap. Carp (Joh.) te Amft.
Carnier (Dr. Caiolus) Raad in
de Vroedfcbap en Oud Burge- meester der Stad Schoonhoven, Cordes (Jan)
Certon ( . . )
Conrad (C. W.) in 'sHage.
Calis (Lieven)
Claufet (Jacob) Schoolmeester-
en Voorzanger te Bruinisfe, in den Eilande vanDuyveland. Coefe (VVtebe)
Croifet (J. W.) Lieutenant in 't
eerfte Battailjon van den Ge-, neraal Majoor Pa'ardy. Cos (Corneh.-.) Stads- et) Lands-<
Drukker te Medenblik. Cat (Auke Abes) Oud Burge-
meester der Stad Hindelopert, Coster (H. J.) te Amft.
Coster (H. A.) te Amft.
Criicq (P. du) Clerck ter Secre»
tary der Stad Haarlem. Cannenburg (Wilhemmus)
Crynfe (J.) te Middelburg, Best
pap. Cahais (G. M.) Boekverkoper
te Leeuwaarden, 2 Exemp. Cock (G. T. de) Predikant ta
Beetgum. Cannart (Jonkheer E. van) Heer
van Liaukema C. W. S. te Leeuwaarden.
Casfa (F. A.) Vaandrig.
Cabel. (CornelisPoulislöon) Bue.
gemeester te Uitgeest. 4 5. Coli* |
|||||||
Boom (G ) Solliciteur te Amft.
Bosman (Laurens) te Amft. Berendfen (]. A.) Loijer en Koopman in Lier.
Bye (Pieter Jacob de) J. U. & Phil. Cand. te Leyden.
Bauens (J. L.) Roomsch Paftoor te Bunnik.
Bennekom (G. J. van) Roomsch Priester.
Bylevelt (. . van) Brouwer te Vleuten.
Brugge (G. van) Mr. Timmer man in Groningen , voor 't
Leesgezelfohap.
Bruggen (Lambertus ter) Fransch en Duitsch Kost-Schoolhouder
te Hasfelt.
Boklingh (Claas) Beets (Pieter) Koopman te Hoorn.
Breebaard ( P. ) Predikant' te Oud Niedorp, Veenhuizen en
Zydewind.
Beek (Nie 4aas van) Bailjuw en Secretaris der Hoge en Vrye
Heerlykheid Oosthuizen , E-
tershem en Hobreede.
Breebaart Isz. (Claas) Beek (Joaunis van) Brillenburg(Gerardus) Makelaar te Schiedam
Biedero Az (H.) te Schiedam. Bullingen (Johannes van) Chi- ruigyn op Poortugal , Pernis
en Hoogvliet.
Biy (]■ G.)
Baart (A.) te Amft.
C. Carter (R.) Commies ter Thefou-
rie van Zyn Doorl. Eloogheid. Cgminha (Samuel Cohen) Make
laar te Amft. bordes. (L, G.) Predikant by de
|
|||||||
NAAMLYST des
|
|||||||||
ïü
|
|||||||||
Chrystie (Gs.)
Coiognac (Jean Paul) Gezworen
Landmeeter en Mathematicus te Breda Cuylënborch (Mr. N. van) Dros.
fitard der Zuid- en Westkwar- tier des Marquizaats van Ber- gen op Zoom. Corstius (M ) Predikant te Gro-
ningen, Grol (J. B ) Med. Doctor en oud
Ledtor te Dordrecht. Corneil (N.) Boekverkoper te
Rotterdam, 4 Exempl. Canizlaar Jansz. (Hugo) Koop-
man te Breda. Cau (J. M.)
Clarion (Ant.) Predikant in de
Waalfche Gemeente te Delft. Chys (P. van der) Koopman in
Boter , in 't Stads Boterhul: te Delft. Clignet (Hendrik Jacob) te Ley-
den. Clignet (A.) Oud Baiijuw en
Schout van de Hooge en Vrije. Heerlykheid Warmond , te Leyden. Cramsr (A. F.) Generaal Ma-
joor der Infanterie en Gou. verneur van Coeverden en Por» ren, enz. Costerus (Bieter) Oud Burger'
meester te Edain. Coppenolle (Hermanus van)
Callenbach Klenck (R.) Boek-
drukker en Boekverkoper te Enkhuizen Chevallier (A.) Predikant in
's Bosch , Best pap. Coole f Abel de) Raad in de
Vroedfchap en Scfteepen der Stad Wyk by Dumftede. Correlje (Abraham) Pander 's
Hoofs van Utrecht. Gambier (C. W.) Kapitein.
|
|||||||||
Colia Wed. J. Bruyer (J.) te
Rotterdam. Cufinge (jacobus)
Convenant (P. J.) te Middel-
burg. Coimre (W. A. Ie) Apothecar te
Middelburg. Casteel (C. A. van) te Oostburg.
Clercq Sterk (Johannes)
Cremers (j. W.) Roomsch Pries-
ter op den Hoorn, in Gronin- jzerland. Cock (Mr. Coenraad) te Almelo.
Cramer (Mr. H. K.) te Ootmar-
fum. Cate Harmanisz. (Johannes ten)
Coster (de Wed. jan Heiman) te
Almelo. Camining (f.) O'd-Scheepen te
Sneek, Voimagt der Landsda- ge in het Jaar 1790. Carlier (Q ) te Gouda.
Carlicr (Gerard) te Gouda.
Cappelle (C. van) Schout te
Nieuwerkerk aan de Ysfei, Catshoek ( Marinus Anthonie )
Scheepen en Penfionaris Ho- - norair der Stad Tholen.
Catshoek (L.) Predikant te Scher-
penisfe , ia den Eilande van Tholen. Couieman (H. J.) Ontvanger van
de Convoyen en Licenteii te Doesburg. Coeverden (ƒ. J. van) Scheepen
te Terborch. Croifet (A.) Kapitein Ingenieur
in dienst van deezen Staat. Grane (Martinus Jfaäc} Rector
der Latynfche Schoole , te Hborn. Cleyn (A. M.) Raad in de Vroed-
fchap, mitsgaders Oud Burge- meester der Stad Brielle. Crü (}.) Procureur te Tbiei.
Coigné (S. J.)
i» |
|||||||||
I N T E K E 'N A A R E N.
|
|||||||||
ïï
|
|||||||||
Officier der Stad Edam, mits-
gaders Bailjuw en Dykgraaf van de Zeevang , en Oud- Raad der Stad Monnikendam. Co'iegie terzinfpreuk voerende:
Tot min kostbaare aankWee- king van kunde. Craandyk (Dirk)
Cremer (B.) Si S. Th. Stud.
Cavellier (Jan) Toeziender op,
de Gemeene Lands middelen te Amft. Campen Junior (Jacob) Notaris
te Amft Best pap. Camptn (Daniel Binius) Notaris
te Amft. Best pap. Crever.na geb» Dommer (Agatha
Cornelia) Crans (D.) Esfayeur en Cartel-
meester van Hollands Munte te Dordrecht. Carré (Mr. D.) Advocaat voor
de Respeftive Hoven van justitie in Holland. Costerus (Hendrik) Ontvanger-
der Convoyen en Licenten' tf. Muyden. Croix (|.)
Cortol (A. J )
D.
Daey (Mr. Adriaan) Best pap.
Dyk (Roelof van) te Amft.
Duyvené (S.)
Decker (George)
Driesfen (Bernardus) ltoomsch
Pastoor te Amft. . ' Dirkfen (Dirk)
Donker (C.) Koopman te Dord-
recht. Duyf huis (Johan van)
Dieu , Wed. de Heer Daniel
Ras (ridriana Jacoba de) Ditmarsch (Dirk) S. S. Th. Cand,
te Broek, Best pap. Duy
|
|||||||||
Mer(ioan) Penningmeester
's Lands van' Vianen. Coc'i (O. E. da) Predikant te
Bunfchooten. ; Catteau junior (Benjamin) Raad
in de Vroedichap der Stad Vlisflngen. Corbelyn en Zoon (Thomas)
1 Boekverkopers te Vlisfingen ,
i Exemplaaren. Colombon (Andries)
Campbell (R.) Lieutenant der
Baagfcbe Schüttery. Cocq van Nereijen (D. de) Kapi-
tein onder het Corps Ingenieurs in Garnizoen te Deventer. Cattenburch (Mr. J. C. van) Oud
Raad en Oud Scheepen der Stad Gouda , Contrarolleur van de Convoyen enLicenten by de Admiraliteit in West- Vriesland en het Noorder- kwartier. Cannegieter (EL) Profesfor in
de Rechten, te Franeker. Caspary (Carel Hendrik)
Capeilo ( Bartholomeus Pieter
van de) Colthoff (P. C.) Lieutenant der
Arüllery, in Garnizoen te Leeuwaarden. Colff (L. J. van der)
Couperus (Mr. J.) Oud Bailjuw
der Stad Gouda. Coninx (. . van) Cancelier,
Stadhouder der Leenen , en Geheimen Raad van Z. K. M. . van Pruisfen, te Gelder.
Gaspari (J.)
Couwenhoven (Celis) Koopman
te Amft.. v Cluwen (D.) V. D. M.
Curtius (Mr. Pieter [acob) Hee-
re van Nieuwaal , Raad en Burgemeester der Stad Wyk by Duurltede. Costerus (Nicolaas) Oud Hoofd-
|
|||||||||
NAAMLYST der
|
|||||||||
ia
|
|||||||||
Deinfe (Wiliem Bernard van}
Cleick ter Weeskamer van Middelburg. Döring (Leonhard Hendrik)
Denis (D.) te Middelburg.
Deinfe Adrz. (Anthony van)
Dk-n<ha,'en (Johannes van)
Dyk . P. van) Boekverkoper te
Rotterdam. Does (»an der) te Amft.
.Distel (A.)
Domis (Mr Willem Jacob)
Dy! (Mr. I ucas)
Dull (Mr C.j Richter der Heer
lykheid Almelo. Dor!a:ul (Gerrit)
Donker (H ) 1'redik. te Ouder*
kerk en Krimpen aan de Y? fel. Dietz ( E.) Scijctltus des Ampts
van Eist Damen (J. N ) Predikant der
Luterfcne Gemeente te Mid- delburg. Deien (Baron van) tot-Dritten,
Dongen (A. van) Cappellaan.
Diggelen (Hendrik van) School-
meester te Zevenbergen. Delcourt (J F.)
Ddhoff (U. G. B.) Lieutenant
Colonel . en Ingenieur te Woerden. Dam (Jacob) te Oostzaandam.
Duvn Iz. (Adriaan) te Oostzaan-
dam Doekema (P.) Boekverkoper te
Groningen Deugt (P.) Schout, Dykgraaf en
Stcretaris der Stad, aan't Ha- ringvliet. Detmer (H. A.) Kapitein in het
Regiment van den Generaal Onderwater. Duffer Christz. (F,) Koopman
te Dordrecht. Doorn (J, A« van)
Duymelaar(Ary) ond. denHitzert.
Dorp |
|||||||||
Duyvenbode (Ciaas van) te
Broek Die; enheym CNicolaasde Swaan
van) te Amft. Dullinger Cl E.) Kapitein ter
Zee , by c!e Admiraliteit ii, Westvriesland en 't Noorder- kwartier. Duivens (Mr. j. J.i Oud Schee
pen te lonkhuizen. Diepryn (l\)
Dekker (Willem den) Mr. Tim
merman, te Amft Dam (J. van) Litt. Hum. Stu.1
te Utrecht Dorninicus (Mr. Cornelis) Sehe
pen der Stad Goes. Donck (Gerrit) te Goes.
Dorninicus (jan) Scnepen der
Stad Goes Dalem Pz (C. van) te Maasfluis.
Doncker (Gerrit) Boekverkoper
en Boekbinder te Thiel. D. P. E
Dedel (J A.) te Amft.
Dalman (Johannes)
Drost Mz. (AnJries) te Rotter-
dam. Dykjohatnis van) te Rotterdam.
Dries (C. van den) Boekverko-
per te Rotterdam. Ditmar (Johannes) te Velzen.
Dashorst ( viattheus Johannes
van) Roomsen Priester en Pastoor, te Zoest. Dashorst([ohannes Matthys van)
Kalkbrander te Amersfoort. Dylius (Jacob)
Duyfhuis, Biribolomeus van)
Damme (D. H. van)
Dryer Hendk. (Mauri's) op 't
Huis dan Oost, over Rheenen Deinfe ( Willem Gideon van)
Deinfe (Daniel van)
Deinfe (A- van) Predikant te
Oostkapelle. |
|||||||||
INTEEK E
|
13
Dankmeyer Junior (Johannes)
te Haarlem.
Daarna (Leendert) Fabrikeur te Haarlem.
Daams Pietersz. (Joost) Fabri- keur te Haarlem. D. W. V. W. te Haarlem. Desfont (J J.) te Haarlem. Doorn (Mr. Abr. van) Raad in de Vroedfchtp en Oud Schee-» pen der Stad Vlisfingen. Duvelaar van de Spiegel (C.) in 's Hage.
Dannenbargh (Petrus) te Noord- hoorn. Draaisma (Cornelis) te Amfh' Dekker (Pieter) op de Koog. Davids ( U.) Scheepen der Stad Zaltbommel.
Dumouün ( C. ) Capitein by ds Troup s van den Staat
Dreysfigmarck (Carel Christiaan) Dóll Timman(R.) Boekverkoper te Amll
Drayer (Fredrik) Boekverkoper te Amft.
D>rth (Pieter van) Boekverkoper te Amft.
Doorn (Antonie Joan van) Heer van Wa lenoyen.
Diederek (Christiaan) Ooyeweerd (Ahm. van) D lorewaart ( G. ) Genees- en Heelmeester te Nieuwendam. Dóll (Wed. J ) Boekverkoopfter te Amft.
Delden (F. van) Rootnscb Pries- ter te Woerden. Do-om (Mr. Dominicus) Oud Burgemeester en Hoofdofficier der Stad Schiedam. E.
Klderman (Frans) te Amft.
'Engelen (P. van) te Oudewater. Eller- |
||||||||
Dorp ( P. van ) Reftor der La-
tynfche Seh lolen te Dordrecht. Dorrepaal (Johannes) te Schie- dam Dreux (W. H.) te Rotterdam. Dam (K ) Leeranr der Doopsge- zinden, te Rotterdam.
Dykman (Fr.) te Rotterdam. Dyk (A. van) veertig Raad, te Delft.
Dykgraaf (C. V. D.) Delfos en Zoon ( K.) Boekver- kopers te f.eiden, 3 Kxempl. Dam (J. van) Schoolhouder te Noorden.
Dozy (Mr. J.) te f.eiden. Dozy (Abraham Hendrik) Stads Apothecar, te Leiden.
Dorp (M. van) Mr. Timmerman te Voorfchooten.
Delfos (Pieter) Boekverkoper te Leiden, 3 Exempl.
Doornik (L. F ) Druten P W. van) Hum. Lit. Stu ! te Utrecht.
Duruont (A. ]■) Predikant te Polsbroek.
Dam (H. van) Rentmeester van de Ahdye en Convente var Oostbroek Dorsfun f Jacobus van) Koopma: te Utrecht.
Dwars Cj.'in Corneüs) Banket- bakker te Utrecht. Duker (Corneüs Arnoldus) Se- cretaris van den Ed. Hove te Utrecht. Desmarez (Mei. A.) te Utrecht. Dyk (W. van) Apothecar te Utrecht.
Diepenbroek (C.) Chirurgyn te Kuilenburg.
Diemen van Lamzweerde (E. van) Predikant re Campen.
Doyer AiTz. (Hendrik) te Hiarl. Doyer Affk. (Thomas) te Haatl. |
|||||||||
NÄAMLYST B E R
|
|||||||
Elsnerus (A. S. P.) Apoth'ecar
te Gouda.
Eeuwen Senior (C. van) Gaarder der Collectieve Middelen van
Sluipvvyk en Rhecwyk , te
Rheewyk.
Ermerius ( Mr. Francois ) ÖuJ Penfionaris der Stad Middel-
burg. Exalto de Almaras ( M. F. II.) Stud.
Eckolt (Gerardus) Eyk (C. van) in 's Hage, Eys ( M. P. van ) Lieutenant Collonel, by het ade Battail-
jon van het Regiment Orange
Gelderland , en groot Majoor
der Stad Doesburg.
Elsnerus ( J. van) Stads Med. Doctor te Wageningen.
Evers (D.) Mr. Timmerman te Arnhem.
Enfcbut(W.A. van) te Arnhem. Eysden en Comp. (N. van) Boekdrukkers tè Dordrecht,
3 Exemplaaren
Emenes (J. van) Boekverkoper te Amft.
Elsbroek (P. H. van) voor een Leesfocieteit te Nymegen.
Evers (J. Chr.) Procureur te Campen.
Erckelens (Mr. N.) Advocaat te Campen.
Edeliixk (H.) Predikant te Hol- wierda.
Ebmeyer (Johannes) te Oost- zaandam. Es (Cornelis van der) Eelde (Thomas van) te Dordr. Ewyk (Johs. van) te Dordrecht. Ëmaus (Gerharclus) Vroedfchap' te Dordrecht.
Esdré (Mr. Adriaan) Regerend Scheepen en in den Oud Raad
te Dordrecht.
Engels
|
|||||||
Èllerraan (Ifaac) Boekverkoper
te Amft., 2 Exempl. Enden (Johanna Cornelia van
den) Eyfen (Hermanns Perizonius van)
Goud en Zilverkashouder te Arn ft. Eys (Paulus Andries van) Schee-
pen der Stad Amft. Èverard (Mattheus) Roomsch
Priester en Pastoor in de Ryp, Everfen (A.) Koster van de
Oosterkerk. te Amft. Epkema (E.) Rector der Latyn-
fche Schools te Enkhtiizen. Erlach la Motthe (Mr. Cornelis
van) Scheepen der Stad Goes. Ée ( Chr. Nicolaas van ) Predi-
kan't te Vreeswyk de Vaart. Êwyck (J. H. van) Canonik van
het Capittel der Dom te Utrecht. Ee (Johannis van) Mr. Timmer-
man te Thiel. Eyk (N. van)
Ènte (A. E.) in 's Hage.
Eckhardt (Jofias) Raad in de
Vroedfchap en Hoofdofficier der Stad Haarlem. Evers (Pieter) te Middelburg.
Ellinkhuizen (Daniel) Notaris te
Rotterdam. Èstandau (Jacobtis D') Mn. Doft.
en Raad in de Vroedfchap, in 's Hage. Epen (G. van ) Opzichter van
's Lands Magazynen in 's Hage. Erik (Frangois) te Middelburg.
Èps (Ifaac van) Notaris te Mid-
delburg. Es (Leenden van der) te Dord-
recht. Engelen (Cornelis) Best pap.
Everfen (J.) te Amft.
Everaars (A.) Predikant te Ree-
|
|||||||
JtN.TEEKEN AAREN.
|
|||||||||||
i.'ï
|
|||||||||||
Eys ïfaacsz. (J- N. van) Oud
Scheepen te Amft.
Engel (J.' C.) Koostfchoolhoudeï te Amft.
Eil (Jacobus van) Eybergen (Anthony van) Ewald (Gt. J.) Eyl (Hendrik van) Koopman të Dordrecht.
|
|||||||||||
Engels (J. W.) te Rotterdam.
Eyfinga (F.J.).J.HO Griet man van Rauwerderhem.
Elias voor de Heer P. te Ant werpen (E. Ä.)
Eland (Simon) Th. Stud. op '; Lands Univerfiteit te Leiden,
Efpaut (A. G. de 1') Engelberts (Michael) Ëertryck (H. van) Enklaar(C) Praceptor te Breda. Eidyk (A. van) Boekverkoper te Zutphen , 3 Exempl.
Esfenius (Mr. S.) Secretaris dei- Stad Bommel. Eek (C. Franfen van) Predikant te Deventer.
Èlsnerus ( Ä. G.) Scheepen en Raad der Stad Wageningen.
Ewyck (Jan Leonard van) te Utrecht.
Es (Fetrus van) te Mydrechr. Eges (j.) Apotiiacar te Boisward, Eeden (Ary van) Enfchedé (Abraham) te Haarlem. Eliasfen (Coineüs) te Veere. Eykellenberg (Helleman van) Confu! van zyne Pruisdfche
Rlajefteit in Zeeland.
Eliasfen (Abraham) te Vlisfingen. E. K. voor het Collegie van Weldenkende , te Vlisfingen.
Eykendal (Mej.) in 's Hage. Evens (Gerh.) Scholtus des Ampts Voorts.
Eggerinkhuizen (Anna Chris- tina.)
Eysma (A.) Distelateur te Franek. Eten (Jan van) Griffier ter Re- kenkamer van Zeeland. Egmond (j. van) Eysfel (Martinusl Notaris en Procureur in 's Hage.
Èsdre (Pieter) Eveniies en Comp. (Jan) Engelen Stevensz (atephanus) |
|||||||||||
Fokke (fan) te Amft.
Forften (R.) Hootdeeraar iri de
Genees- en Heeikunde te
Harderwyk.
Faro (Jöhan) in de Groede. Floryn (Evert) Geadmitteerdé Landmeeter, by den Ed. Hova
van Holland.
FeyiFer (Dirk de) Raad in de Vroedfchap en Oud Scheepen
der Stad Hoorn.
Feyfrer Geb. Akerlaken (Petro- nella Hillegondade) te Hoorn.
Franx (C.) Oud PreSdent Schee- pen te Enkhuizen. Fizeaux (E. J.) Best pap. Fokke de B!y, te Amft. Faber (L.) Fhas (Christiaan) Fenema (P. J.) Frenfel Oosterdyk (J. A.) Stud. te Utrecht.
Feldman (Hendrik Willem) Freede (Johannes Chr.; Roomsch' Priester , op 't Eiland Wie-
lingen. Franken (B.) Stads Chirurgyr» te Haarlem.
Fouw (Jacobus de) Scheepen ert Secretaris der Baandevheer-
lykheid en Vrydomme van
Haamftede, enz. enz
Freerks (Tjipke) te Dokkum. Feima (J.) Vroedsman der Stad Leeuwaarden. Faro
|
|||||||||||
ie NAAMLYST nu
|
|||||||
Faro (Abraham) in de Groede.
Forden (Mr. IL) in Groningen
Forden Verfchuur ( W. ) Piofes-
for in de Geneeskunde , te Groningen. Francken (J. G.)
Foreest, Heer van Schóori en
Camp (Mr. Cornelis van) Feilke (Caspafus) Leeraar by de
Luth. Gemeente te Hoorn. Forden (Mr. J. B.) Ontvanger
der Geestiyke Goederen , te Campen. Fauchey (. .) Koopman te Rot-
terdam. Flaas jansz. (Hendrik) te Rot-
terdam. Fyldar Q.) Eerfte Clerk ter Se-
cretary der Stad Zutphen. Feriet ( W.) Luitenant Colonel,
te Zutphen. Francken (Mr. A.) Burgemees-
ter te Groenlo. Frykenius (S. H.) Kapitein ter
Zee. Fortmeyer ( J. H.) Predikant by
de Lutheriche Gemeente , te Utrecht. Finjé (f.) Procureur te Utrecht.
Feith (Mr. Fredrik Gysbert)
Conimisfaris en Oud Ontvan- ger van Hun Ed. Mog, de Heere Staaten 's Lands van] Utrecht. Fröichen (J. PI.) Notaris en Pro-
cureur te Haarlem. Fretag (Johan Jacob de) Majoor
Ingenieur te Vlisfingtn. Forier (Jan) derde Preceptor der
Latynfche School te Zwol. Fallot ( . . ) Stads Med. Dod.
in 's Hage.) Fient (B.) Apothecarin 's Hage.
Fokker (Pieter)
Francke (A. P.) Notaris te Mid-
delburg. |
|||||||
Feyter (Jan de) voor ***
Feenftra (T.) Koopman te Dok* kum.
Fontein Jansz. (Willem) Freve (Willem) vierde Commies ten Gemeene Lands Comp-
toire van Alkmaar.
Feenftra (P.) Fontein (Jan) Koopman te Har» lingen.
Fisier (F. A) Chirurgyn teAmïL Ö.
Gouwelus (J.) Mr. Boekdrukke?
te AmfL ;Guichet (Pieter) te Am ft.
Guvounk (Gerardus Jacobus) tö
Amft, Greaoire (P.) Kostfchooiboude*
te'Amft.' Gimmer (Elzabé van Tongeren,,
Wed. de) te Zwol. Gunningh (Jobs. Hernis.)
Grim ( . . )
Groenenber^ (J. van ) Boekvef^
koper ie Groningen. Gevers (Mr. Hugo)
Ganfel_(P.) Mn. Doft. in Groe-
de Eilande van Cadzant. Gillisfen en Zoon (P.) Boekver*
koperste Middelburgs Exeiiip» Groeneveld (Willem) te Noord*
wyk Binnen. Gsllrop (Pieter van) Clerck van
Heeren Gecommitteerde Ra- den in Westvriesland en 't Noorderkwartier, te Hoorn. Groeneyk Jansz. (Olivier) Bode
van den Lande en de groots Water febappe van Woerden. Gorter (Jacob) Apothecar tö
Alkmaar. Goot (Gerrit van der)
Gesfcher (David van) te Amft.
Groen (Cornelis) te Wormerveer.
Gy*« |
|||||||
IN TEEKENAAREN.
|
||||||||||||||
ï?
|
||||||||||||||
Groótes (Pieter) te Oostzaan«
dam.
Gaillard Senior (ƒ.) Boekverko» per in 's Hage.
Gaillard Johsz, (Johannes) Boek« verkoper in 's Hage.
Gulik (J. van) Boekverkoper te Amft. 2i Exempl.
Gardeyn (J. de) Notaris in ds Groede.
Galen (Pieter van) Groenenberg (Levinus) Notaris te Middelburg.
Gaal (F.) te Middelburg. . Gallandat (J. H.) Mn. Doel:, te . Hulst. Geemert (J. van) Boekverkopeï in 's Hage.
Gravenweert ( Mr. A. J. van 's j Auditeur Militair en Praftixéö- rend Vdvocaat te Venio. Geertfema (T. G.) Luitenant ter Zee.
Gorter (Ifaac W. de) Koopmäis in Groningen.
Greup (Wiiiem) Tolbediende.. . Geetifema. (Juffer H.H.) té . Groningen. Gyen (Gerardus) van) .. ,.
Geenen (J. van) Boekverkoper
te Amft. 15 Exempl.
Gorctim (Gerrit Jacob van) Con- rector van 'c Latynfcha School 1 te Alkmaar. Groot (Joan) Gqmrnerbagn (A.) ,..•.. --,
Gevers (Jan) Schout en Secreta^ ris van Dykveid en Raielis.
Gunst (Leendert) SchooimetsteÈ te Uu.1 Vosfemeer.
Greve (F. D.) . , .. . Gervais (P,. J.) Kapitein ter Zeq. |
||||||||||||||
Geisweit van der Netten (C. A.)
JGeelen (Hendrik van) Grootveldt (Dirk van ) te Atïift. ,. Bast pap. Groot (Hugo de) fjaudelius (Gerard) te Amfi:. : Gezelfchap (Het) onder de Spreuk : de Dichtkunst is alkali het doelwit van ons pogen. Gaaswyk (J. F.) Bajljuw en Se- cretaris te Sc. Anneland in den Eilande van.Tholen. Gaaswyk (Mr.M. J.) Arnbachts. heer van Poortvliet in dên Eilande van Tholen. Graven weert (Hendrik van 's) te Amlt.
Gerdes (Diedërich) Goetzee (Willem) Graves Coeiman (AndrieO Mr' Zilverfmit te Schoonhoven.
Guepin (P. J.) Gerdenier (Jan) te MeJenblik.
Groen (Simon) te Amft. Gulcber (Theodor) te Amtt. Gifius (Joannes) te Amlt. Grothe' ( W. E.) Canonik . van ., St.. Jan te. Utrecht, Best pap Glinthuis en Comp, (B.) te , Haarlem. .... Gryp (M. en C, van der) Apo- thecars, te Zierikzee.
Groote (Wolfen de) .. . . . Gqmarus([ohanne,s) Burgemees- ter tg Zwol, Groenia (Johannes) Collecteur te Leeuwaarden.
Gampert (•ƒ, A ) Logémenthou- . der te Leeuwaarden. Gaykema (Dirk) te Velzen. Groeneveld (P.,van) Apothecar te Rotterdam.
Groon (H.) Predikant te Laar. Gyiiels (Cornelis) Koopman in Wyneu, te Araesfoort.
ÖSllois (Paulus) |
||||||||||||||
by bet Ed..Moc
|
Collegie ter
|
|||||||||||||
Admiraliteit te Airift.,
Glashorst,..( F,) Predikant té Doesburg, pf |
||||||||||||||
18 NAAMLYST bek
|
|||||||
Ghyfen (H. A.)
Grendel ( • . ) Predikant te
Sluipwyk.
Graves (Cs.) Schout van Ben. fchop en N. Polsbroek.
Graaf CJ- C. de) Notaris en Makelaar te Utrecht.
Goedenberg (Jacob) Mr. Parui- kemaker tot Ryp.
Glashorst (Albertus) Predikant te Almen.
Guichenon de Chatillon(Z.)Lieu- tenant Collonel in de Artillerie.
Gils (A. van) Priester, Prsefidenc in bet Malderi Collegie te
Leuven.
Gogel (A.) Giefeke (Hendrik) te Haarlem.
Groenewoud ( Simon ) Bloemist en Directeur van Flora te
Haarlem.
Geer (D. H. van) te Haarlem. Greve (Joh. Matth.) Genderen (Aarnout Martinus van) Predikant te Vlisfingen.
Guicherit ( W. S. ) Advocaat int 's Hage.
Goens (Mr. C. J. van) Advocaat in 's Hage, Best pap.
Goederfoon (M. C.) Notaris in 's Hage.
Gobel CL. F.) te Amil. Guiot (Jan George) Goede (W.) Leeraar der Luter- fche Gemeente te Campen.
Grim (Joachim) Gennip (VV. A. van) Schout, Dykgraaf en Stedehouder te
Ooltgensplaat.
Graauwenhaan (J. H. van) Prsc ceptor der Latynfche Schoole
te Delft.
Graauwenhaan (M. van) Boek- verkoper te Delft, 4 Exeinp. Gans (Willem de) Graswinkel (Jan Daniel) Gros«
|
|||||||
Groenewoud (Lourens) Eoek-|
verkoper te Ara ft.
Gaien (Mr, Hendrik Jan van) Ontfanger van den grooten
Gelderfchen ïol te Thiel. Best
pap.
Gouclriaan (Corfthan) Gabry (B.) Predikant te Heenvl. Gramfer (Pieter) Zilverfinit te Alkmaar.
Goor (H. C.) Wynkoper te Alkmaar.
Goor en Zoon (A. van);:Stads- en Quarliersdrukkers te Ny- megen.
Grocsbeek (J.) Chirurgyn te Woubrugge.
Goslinga ( P. T. ) S. S. Theol. Stud. te Groningen.
Groot (Jacob) te Üostzaandam, Best pap.
Goofen (H.) Kerkleeraar te Onderwierum.
Graeuwen (Sib. Cor. 's) Oud Pen- fionaris Honorair te Zierikzee.
GraafF (C. M. van de) Stads- drukker te Veere, 2 Exeinp.
Groot (A. de) in de West-lndiën. Glavimans (W.j te Rotte;dam. Glaviiiians (J.) te Rotterdam. Glavimans (P.) te Rctteidam. Gyzelaar (E. de) Oud Raad der Stad Gornichem,
Groe (Johan Hugo van der) Predikant te Ridderkerk.
Gelder (jacob de) Fransch en Duitsch Kostfchoolhouder en
Mathematicus te Rotterdam.
Grand (|ofeph) Graaf (H. de) Groenendyk (Marinus) School-
meester en Voorzanger te Schipluide.
Groot (H. de) Groot Pz. (J. de) Boekverkoper en Stadsdiukker te Delft,
2 Exemp.
|
|||||||
INTEEKEN AAREN.
|
|||||||||
19
|
|||||||||
Horst (Jacob van der) te Amft.
Hollebeek (J.) te Amft.
Hollenberg (P.)
Hansfen (M.)
Heeckeren (Florentine Baronesfe
van) te Zutphen. Hasfelc ( G van ) Burgemeester
te Arnheim. Holftein (J.)
Hooglandt (Simon) te Amft. Best
pap. Huskus (Albertus) Makelaar t«
Amft. Hurk (Machiel van den) te Amft.
Hattem (Barend van) te Amft.
Hoef hamer (Ysbrand) Predikant
te Amft. Hardsrwyk (Com. Anthony)
Cameraar van de Rivier den Eem te Amersfoort. Heiligers (P.)
Hogendorp, geboren van Haren
(Mevrouwe van) Hinloopen (Dirk van) Koopman
te Amft. Hordyk (Jan) Koopman te Dordr.
Hordyk (P.) Koopman te Dordr.
Heykoop (M.) Bailjuw te Lek-
kerkerk. Hoynck van Papendrecht (Paui
lus Cornelis) Auditeur Mili- tair en Serviesmeësrer des Garnizoens van Heusden , midsgaders Oud Drosfaard en Dyk^raaf over Stad en Landen van Heusden, te Heusden. Haaften (Baron van.) Majoor by
de Kavallery. Honoré (S. F. L')
Hakfteen (Mr. J.) J. U. D. He^r
van Cadier en Blankenburg, Regeerend Burgemeester te Alkmaar , en Bewindhebber der O. I. Compagnie. Holland (Samuel) Oud Scheepen der Stad Medenblik. B 2 Hel« |
|||||||||
Groenemeyer (Bs.) te Maas-
Geelen (P. van) Zilverfmit te
Gouda. G. en S.
Geel (Hendrik)
Groen (M.)
G. B.
Geukatna (Mr. A) te Zaltbom-
mel. Gelinck (]. W.) Lieutenant by
de Artillery te Bommel. Gaignan des Ami CA. A.)
Grant (Johannis)
Geysbeek (P. G.) Boekverkoper
te Amft. Greeven (Jan) te Westzaandam.
Graaff (Cs. de)
Ghefel Jansz. (Mr. Jacob van)
Gravius ( N. T.) Boekverkoper
te Amft. Grever (Hendrik)
Gregoor (N.) te Dordrecht.
Geiten (Thomas van)
Groeping (B.) te Amft.
Grasveld (C. H. van) Mn. Stud.
te Leyden. Geus (DI. de) te Amft.
Gefken (Jacob)
Goudfmit (Sophia) Best pap.
Grootholtman (C. G.) Predikant
te Noordlaren, onder de Cl as- fis van Groningen en het Go- recht. Gruis (Jan Ernst) Stud. te Gro-
ningen. Groenenbergh (J. van) Boekver-
koper te Groningen. Gavanon (Mr. L.S.) Burgemees-
ter der Stad Arnheim. H.
Hofmann (Henricus) Predikant
te Amft.
Haantjes ( . . ) te Amft. |
|||||||||
NAAMLYST dir
|
|||||||||
«..
|
|||||||||
HelIiiuwerfF (Wouter Roelof)
Predikant te Oudendyk. Halm (Volkert van) Oud Prefi-
dent Commisfaris te Hoorn.
Homan ( J. L.) J. U. Dod. en Advocaat in het Landfchsp Drenthe. Haften ( Abraham van ) tweede Commies van het gemeene Landscomptoir te Alkmaar. Hand (Jan) Boekdrukker en Boekverkoper te Alkmaar. Hoogeworst (Abraham) te Mid>
delburg.
Haarst Arz. (Gerrit van) te Amft. Haarst (D. H. van) /
Houtgraaf ( W.) Boekverkoper
te Amft. 2 Exempl. Hooi;rtraaten (Cornelis Adriaan
van) Raad en Oud Scheepen der Stad Leiden , mitsgaders Bewindhebber der O. I. Comp, ter kamer Amflerdam. Hop (Bernardus) te Amft.
Houttuin (Martinus) Med.Doft.
te Amft. Haaften (Gerard van) Best pap.
Hebert (S ) Commies Contraleur
van de Convoijen en Licenten te Schoonhoven. Hebert (Mejuffrouw J.)
Hoedt (L)
Houtum (J. P. van)
Harrevelt Soetens (A. van)Boek-
verkoper te Amft. 2 Exemp. Heyftek (A. L.) te Amft.
Hasfingh (Hendrik) te Amft.
Heusden (J. van)
Huisman (Pieter) Stads Chirur-
gyn te Goes. Huisman (Jacobus) Boekverko-
per te Goes. Houten en Zoon (J. ten) Boek-
verkoopers te Arnft. Muydekoper van Maarsfeveen
Burgemeester der Stad Amft. |
Holshauer (G. C.) te AmftJ
Heimenbergh (jacobus van) Chi-
j rurgyn te Amft.
Himersma (Jan) Chir. Stud. te
Amft. ■ Hoeclum ( H. van ) Jur. Utr. &
j Phil. Stud. te Harderwyk.
Houwer (Hendrik Muloch)
j Honcoop (Abraham)
j Haren (Willem van) te Leiden.
Houwink (Jan)
1 Hochart (Pieter) te Aardenburg.
Ilutfon (A.) Preceptor te Amft.
Hageman (15. W.)
Haas (H. de) Boekverkoper tg
Dordrecht, 2 Exemp. Hofftee (Mattheus) te Amft.
Hallemans (Petrus)
Heineken (A. G.)
Huisfteen (J. van) te Amersfoort.
Haas (H. de) Predikant te Amft,
Houtgraaf (W.) Boekverkoper
te Amft. Hölfcher (Wilhelmus) Pastoor
te Hilverfum. Heezen (Jan)
Hoeuft (Mr. Leötiard) Raad in'
de Vroedfchap en Prefiderend Scheepen der Stad Haarlem Best pap. Huybertz (P.) Clercq ter Secre
tary der Stad Haarlem. Hucht (Adriaan van der)
HockeIz. (Jacob) Schout, Dyk-
graaf en Secretaris te Drei- fchor. Helmcke (Johannes) te Middel-
burg. Hokke (Wilhelmus)
Hackenberg Hz. (Aarnout) Best
pap. Hoogvvinkel ([an) Goud- en Zil-
ver Kashouder te Vlaardingen. Heerbels ( P.) Subft. Procureur
Generaal der Landfchappe va« Vriesland. Una*
|
||||||||
INTEEKENÄAREN. ai
|
||||||
| H )op (Pieter de) ti M'ddelburg.
H.'rklots (Chriaiaan) Huisman (Johannes) H. V. D. M. Haak (Cornelis) Regerend Scha. pen der Stad Hulst.
Hofftee (Pr.) Homan (Mr. H. G.) Advocaat te Groningen.
Hertoghe van Feringa (E. U de.) Gedeputeerde Staat van dé
Provincie Stad en Lande.
Hulshof (A. J.) Koopman te Groningen.
f-Ieyman (J. C.) Heyden (Tennis van der) Bof kes (Egbert) te Almelo. H. J R. te Almelo. Henrichs (M.) Commies ter Re- cherche te Almelo.
Hoven ( P. R. van) Notaris te Gouda.
Herfst (J.) Schout en Secretaris van de Stormpolder te Kriia-
pen aan de Ysfel.
Heydanus (Jacobus) Horst (Jacob van der) Heron ( Fredrik Hendrik ) te St» Maartensdyk, in den Eiland©
van. Tholen.
Hamel (Mr. O.. F.) Heber (J. P.) Hymans (Emanuel) Mn. Dr. te Thiel.
Hout (Pieter van der) Koopman te Enkbuiztn.
Horsfen (S. van) te Thiel. Harencarfpel (Alexander van). Predikant te Thiel, Best pap.
Heuvel ( C. v. d.) Ouderling t® Thiel.
Houdtzagers (Jan Carel Lourens), Litt. Hum. Stud. te Thiel.
Heuvel (Jan Carel van den >, Koopman in Granen te Thiel^
gommes (P.) & a. few*
|
||||||
Hemrica (S.) Koopman te Leeuw.
Haitsraa (Mr. J.) J. ütr. Dod. te
Boisward. Herbig (J. G.) Luitenant in het
Regiment van zyne Vorstlyke Doorl. den Heere Generaal Majoor Prince van Hesfen Darmftad. Hoekftra (Freerk) Leeraar der
Doopsgezinden te Holwerd. Houwink (G.) Predikant te
Bergum. Hoek'ftra (Mr. J.) Commies van
's Lands Middelen van Vries- land, enz. te Dokkum. H. S.
Hamerfter (D. A.) Advocaat
voor den Hoove van Vriesland. Hateren (Jan Hendrik van) Deur-
waarder 's Hofs van Vries- land. Hänfen (Jan Hendrik) Apothecar
in de Beverwyk. Hanou van Arum en Compagnie
(Jacob) Boek- Papier- Konst- en Kaartverkopers in de Be- verwyk. 3 Exemp. Herp (Johannes van der) Med.
Doft. te Rotterdam. Horsma-n (Jan Jacobus) Stads
Apothecar te Deventer. Hoey (A. van) Captein Luitenant
in het Regiment Gardes Dra- gonders in 's Hage. Hilger (J. M. Costerus)
Halteren (H. J. van) Roomscb
Priester en Pastoor te Osdorp. Heller (D. U,)
Hageman (Harmanus)
ÏIuygens(Adriaan) Premier Clerk
ter Secretary van Holland. Hafebroek Danielsz. (Abraham)
Soldaat onder het 2de Battail- jon van het Regiment van de Heer Lieutenant Colonel Ben- y#ok, |
||||||
as WAAMLYST des
|
|||||||
Hooft funior (Hendrik 't) Luite.
nant ter Zee. Haan (J. de) te Dordrecht.
Horst (E. L. van der) te Dord-
recht. Haneke(Balduinus) Predikant te
Oud Vosmeer. Holierboek (Pleunis) Schout en
Rentmeester van Cromftryen. Haniig (W.) Pondgaarder te
Rotterdam. Koppens Pz. (Dirk) Procureur
te Hillegondsberg. Hofftede (Johannes Jacobus)
Predikant te Breda. Hollerts (C. L.)
Haastert (Ifaac van) Kunst-
Schilder te Delft. Hartz (Mr. Joh. Phil.) te Delft.
Holland (T. A.)
Hilst (Anthony van der)
Hogeveen (Mr. ƒ.) Advocaat en
Conreftor te Delft. Hulftein (Anthony)
Hulst (Pieter van der)
Hartevelt (J.) te Leiden.
Hollander (Elias den) te Leiden.
Honkoop (A. en J.) Boekver-
kopers te Leiden , 4 Exenip. Haak en Comp. Boekverkopers
te Leiden. Heyliger (V. A.)
Hartwyk (J.) Predikant te Rand-
wyk. Hoëvell (W, H. van) Ontvanger
van de Convoyen en Licenten te Deventer. Haack (J. B.) Ontvanger te
Vaasfen. Haytink (Mr. J. B.) Advocaat te
Lochern. Houten (Jacob van) Krankbe.
zoeker te Breda. Heringa (Petrus) Mede Raad in
de Vroedfchap en Old Schee- pen te Leeuwaarden. Heec-
|
|||||||
Haas C Abraham ) Fabrikeur in'
Snuyf en Jabak te Arnhem. Henckel CJ. A.) Ritmeester by
het Regiment Cavallerie van den Heere Luitenant Generaal Tuyl van SerO'Skerken, Hoff (J.) Lieutenant en Adju.
dant by het ade Battailjon van den Lieutenant Generaal On- derwater. Holtkamp (H. J.) Koopman te
Arnhem. Hoeck ( .. van ) Predikant te
Aalburgh. Hasfelt (Mr. J. H, van) Ord.
Raad des Furftendoms Gelre en Graafichaps Zutphen. Halffman (Hendrik jan) te
Middelburg. Haveikamp (Mr. Sigeb. Abr.)
Advocaat te Nymegen. Hacfort (O. T. P. P. Baron van)
Heer van Wajeftein. H. R. K,
Hondius (Simon)
Hagens (C.)
Haan (P. J. de)
Hugenholtz (F. W.) Predikant te
Campen. Hoek (Willem van der) Apotbe-
car te Goes. Hafe (Henricus) Predikant te
Zuidwolde. Hutten (Lucas van) Predikant te
Klooster ter ApeL Hupkens (D.) S, S. Theol. Stud.
te Groningen. Halen (A. W. van der) te Som-
roelsdyk. Hogendorp (Pieter) te Rotter-
dam. Halfman (f. S.) Notaris en Pro-
cureur te Veere. Haak Steenhart (P.) Burgemees-
ter en Raad der Stad Veere. Hartig (A. den) te Dordrecht.
|
|||||||
INTEEKENAAR EN. 23
|
|||||||
Ileeckeren (Wygbold Alexander
Baron van) Burgemeester der Stad Ztitphen. Hasfelo (J. P.) te Zutphen
Heeckeren (Ludoiph Baron van)
Keer van de Wierze , Ampt- man der Stad Grave en Lande van Kuyk, te Zutphen. Haak (P. H.) Stud. te Zutphen.
Iieut (Jan van) Koopman te
Zutphen. Hemen (Mr. Georg Baron van)
Hofdyk (W.) te Alkmaar.
H. V.
Hoog (Thomas) Predikant te
Amersfoort Hoogland (W.) Predikant te
Spankeren. Harinxma (E. T. H. Baron van)
Heuvel (D. D.) Predikant te
Boxtel. Horst (L. W. van der) Advocaat
in 's Bosch. Hopman (G.) Apothecar te
's Bosch Halewyn (F.) te 's Bosch.
Heynis (Claas) te Haarlem.
Havick (Quirinus) Raad in de
Vroedfchap en Regerend Sche- pen der Stad Montfoort. Hees (Carel van) Advocaat te
Utrecht. Haeften (A. van)
Houtkamp (M.) Litt. Hum Stud.
Hees (Mr J. van) Burgemeester
te Cuilenburg. Heilydy ( C. J,) Makelaar te
Utrecht. Hoogland (J.H Ab.) S.S. Stud.
te Utrecht. Haack(D.M.)S.S.Theol Stud.
te utrecht.
Ham (T.) Predikant te Hilverz. Helmcke Junior (Johan Godfried) Canunnik in den Capitule ten
Dom, te Utrecht.
|
|||||||
Harren (P.) te Sparendam.
H. (Gerrit te)
tiulfend (Arend van)
Heidanus (G.)
Hofman Comp. (J.)
Hoogeveen ( Mr. G. van ) Oud
Raad en Oud Scheepen der Stad Leiden. Hartman Jansz. (Jacobtis)
Haan (Abraham de) te Haarlem.
Hasten (Bernardus van) Apothe-
car te Haarlem. Horst (Claas van der) Predikant
der Doopsgezinden te Haar!. Hulsbeek (P. A) Luteisch Pre-
dikant te Haarlem. Helmftroom (P. A.) Notaris,
midsgaders Commisfaris van 't klein Recht der Stad Vlisfing. Hasfelt (H. van) Predikant te
Vlisfingen. Hansïen (J. Horthemels) Predi-
kant te Viisfingen. Holfteyn (J.) Vleeschhouwer in
's Hage. Hardenberg (J. H.)
Hemminga (J. H.) Banketbakker
en Coiifiturier te Sneek. Haan (Claas) Koopman te Crom-
menie. Honigh Jansz. (Jacob) op Zaan-
dyk. Honigh Cornelisz. (Jan) op
Zaandyk. Honigh Cornelisz. (Gerrit) op
Zaandyk. Hachenberg (Jan Anthony) Pre-
dikant te Zaandyk. Hulst (L. van) Boekverkoper te
Ainft 2 Exemp. Hicken 'Johan Albrecht)
Haytsma (T ) J. U. Doftor te
Leeuwaarden. Hofman (Pieter) Apothecar te
Gouda. Hoogdalem (Simon van)
ß 4 Haak
|
|||||||
NAAM L Y. S T. d|<
|
|||||||||||
I*
|
|||||||||||
Heulen (J.) Cbirurgyn te Dord-
recht. Hertz (Christiaan Daniel)
'Jole ('Pieter Galenits van) No-
taris te Amft. Houtman (J.) Boekverkoper te
Weerp. Harmfe (G.) te Amft.
Halfwasfenaar (15. J.) Heer der
hooge Heerlykheden Onfen- oort en Nieuwcuyk. Muiten (W. van) Med. Doft. te
Groningen. Hofmann (Abraham)
Häyman (IY) Boekverkoper te
Amft. Hulleman (Willem) te Hoorn.
Hage (Cbrisiiaanj
Hildebrand (joban Cbristoffei;
Hugenholtz (J.)
Hendriks (Bernardus)
Hofftede (Mr. P.) Ontfanger
van Wedde en Westwoldin« gerland , Praftizeerend Advo- caat te Asfen. Hinderks de Jonge (Hinderk) te
Zaandyk. |
|||||||||||
Haak Junior (Abraham)
Havemaker (Jan)
Hoekwater (j. 11.)
Hasfdi (J. van) Notaris en Pro
ctireur te Delft. Helden (N. van)
Ilias (Christoffel de)
H Pr. H. te Rotterdam.
Honingh (Cornelis Adriaansz.)
Best pap. Horst (Willem Hendrik van der)
Hoving (Hendrik)
Humme (Willem)
Holtzman (A.) Oud Vaandrig
der Schuttery te Amft. Hanrath (Gi H )
Horst (Joh. van- der) Med. Dr.
te Alkmaar. Hoogcarfpel (Cornelis)
Harencarfpel (J. A. van) Boek-
verkoper te Alkmaar. Ham CJ. C. ten) V. D. M. te
Monnikendam, Best pap. Hengel (Jacobus van) Capitein
der Bur'gery te Amft. Haght (Jn. Ns.) '
Horst (Gerrit Jan van der)
Horst (Gerrit van der) te Amft.
Heytkaspp, (Harmanus) te Amft.
Huis (D.) Boekverkoper te
' Amft, 5 Exemp. Ha veren (Jan van) Gouddraad-
trekker te Amft, Heus (Ä. Heringa de)
Bauwert (Willem),
Haar (A. J. van der)
Heemskerk (Jacob van)
Hondekoeter (J.) Boekverkoper
'- te Campen. Honen (Mejuffr. J van den)
Besfeling (M.) Leeraar der
' Doopsgezinde Gemeente te Emmerik. IJulfenbos (Dirk)
Sjïengst' (P. den) Boekverkoper
: se Amft. 2 Exemp, |
|||||||||||
Jacobs ( . . ) te Amft.
lmmink (J.) Best pap.
fever (E. van)
Jongh (Charles) Heer van Dry:
fchor.
Janfe (Abrah. Lour.) Clerk der Staaten Griffie te Middelburg.'
long (Sybrand de) Jansz (Pieter) Boekverkoper ts Amft. a Exemp.
Jager ( Jan) Med. Doftor te, Hoorn.
Jo^e ( [acob de ) Commisfaris van de Monftering in liet.
Viie.
Jonge (Dirk de) J. U. Stud. uitte.'
|
|||||||||||
ÏNTEEKKNAARE N.
|
||||||||||||
ss
|
||||||||||||
J. M.
Joosting (Dirk) te Amft.
Ingen (A. L, van) Lieutenant ia
het Rigiment van den Gene- raal iViajoor Graaf van Wei- deren. Jansfen (Jan) Gezworen Clerck
van de Ridderfchap van Overysfel te Deventer. Jordens (Mr. H. J.)
Jonah (P. de) Drosfaard van
Vlierden. Jongh (J. de) Predikant te Wel
en Amerzoden. Jonge (J. J. de) Predikant te
Oud Alblas. Jonkheer (Jan)
Jofée (Jan) Apothecar te Haar-
lem. Jong (Chas de) te Westzaanen.
Jongeling (Gt.) Wynkoper m
Haarlem. J. D. V.
J. R. K. te Rotterdam.
|alink (J.) te Rotterdam.
I V.
Immink (J.) Best pap.
Janfen (Jan) te Amft.
Jongh (C. de) Roomsen Catholyk
Priester te Amft. Jaser (Pieier de) Broodbakker
in Gouda. Jansfen (Jacobus üidericus) Litt.
Stud. in den ouden Bosch Julicher ( . . ) Boekverkoper
te Lingen. J. A.
Jaarsman (EL) Oud Leeraar der
Doopsgezinden te Emmerik, Joostink Junior (D. 't)
Iddekinge (P. R. van) Reken-
meester van Stad en Lande. |
||||||||||||
Iddekinge (T. ]. van) J. U. Dr.
" en Praflifeerend Advocaat in den Oldampte.
Jonge (P. de) J. U. Stud. te Leiden.
Tacobfcn CJ. G.) te Amft. Jürgens (|. C) te Amft Jungius (J. R) Med. Doctor te Enkbuizen.
Jenoteau (Jaques) Fransen Kost- Schoolhoudèr te Goes.
]• J
Imminck (Eern.) Med. Doctor
te Enfchedé. ïmbert (J.) als Directeur voor
het Leesgezelfchap te Meppel, onder de Zinfpreuk : Lmt tot Weetenfchap. Jonge (Warner de) op 't Hoge-
veen. Junijans (Jfï.)
Jacobfon ( Mr. G. J.) Oud Bur-
• gemeester van Deventer.
Jagt (Gysbrecht van der)
Janzen (Wilhelmus)
Jonge (W. A.) Scheepen en
Raad der Stad Zierikzee. Jonge (M. B. de)
Idema (J. A. van) Grietman van
Alrigwirdum. Jenny (W. A.) Extraordinair
Clerck ter Secretary van Hol- land. Jansfen (Dirk)
Janfen ( Benjamin Johan ) te
' Middelburg. Jonge (Mr. F. Q) Penfionaris
der Stad Zierikzee. Jullens(Mr.C. H. T.) te Gro-
ningen. Jorigebreur (A.) te Ouderkerk
aan den Ysfel. Imminlc (C. B.) Koopman te
Berkura. J, B. H.
Jacobfe (Ad.) Raad der Stad
Veere. |
||||||||||||
B
|
||||||||||||
K.
|
||||||||||||
26 NAAM L Y S ï dek
|
|||||||
Kroon (Tymen) Mr. Timmer-
man en Makelaar te Amft. Knemeijer (Godfried) te Amft.
Koning (C. PI.) te Amft.
Koster Iz. (Jan)
Konyn (Mr. Ger. Corn. Harger)
te Rotterdam. Kiers (A.) Jur. Utr. Stud.
Klinkhamer Pietersz. (Jacob) tg
Wormerveer. Kuyper (facobus) te Amft.
Klyn (Cornelis) te Amft.
Krieken (Guerd van) te Thiel.
Kraijeftein (fik.)
Kruyderfcheers (Abraham) te
Amft. Kalf (Paulus) te Medenblik.
Knaap (Jacob)
Kok (J.B.) Horologiemaker te
Amft. Kehrwand (J. R.) Horologiema-
ker te Amft. Kat (Pieter)
Kuyper (Jan) te Wormerveer.
Koymans (H.) te Amft.
Kanter Philipsz. (J. de) Notaris
te Zierikzee. Kiopman (Herman) Hopman te
Zwol. Kaldenbach (Mr. P. C.) J. U.
Doctor en Conrector der Eras- miaanfche Schoole te Rotter- dam. Kromhout (Hendrik) te Velzen.
Kasteele (Mr. Leonard van de)
Koene (Steven)-Boekdrukker te
Amft. Koster (Jan Fr.)
Keel (W. A.) Boekverkoper te
Middelburg, 2 Exemp. Klemme (Harmanus van) Chi-
rurgyn te Middelburg. Ketel (Maria) te Rotterdam.
Koning Willemsz.) (H.)
Kooten (J. van) Secretaris Is
Thamen aan den Uithoorn. Kes- |
|||||||
K.
Karsten Donfelaar (Wed. S.) te
Amft.
Kappenberg (G. j.) te Amft. Kraijenbof (. .) Med. Doft. te Amft.
Klis (J) in 's Hage. Klis (W) in 's Hage. Kuipers (j. Martinet) Predikant te Zrrdam.
Kuiper (Jbs.) Ketel (B. van) te Haarlem.
Koning (facobus) Boekverkoper te Amft. a Exemp.
Kuiper (Jan) te Amft. Kappers (O. E.) te Amft. Krantz (J. B.) Krap Az. (.]•) Boekverkoper te Dordrecht.
Kerkhoven (Conftant van den) Predikant te Lekkerkerk.
Kruifinga (B. M.) S. S. Min. Cnnd. onder de Clasfis van
Groningen.
Keyzer (Jacob) Makelaar en Boekverkoper te Purmerend.
Kits (Abraham; Kleynkens (fan) Hoofdgaarder van de genieene Lands Mid-
delen te Enkhuizen. Knol Baartsz.(Pieter) Mr. Kuiper by de O. I. Comp, te Enkhuiz.
Kramps (A.) Zilver- en Goud- Casnouder te Enkhuizen.
Klerck (A.) Raad in de Vroed- fchap te Rbeenen.
Konynenburg (J.) Remonft. Pre dikant te Utrecht.
Kroefen (Hendrik) Roomsch Priester en Cappellaan in de
Rot'ofaartgens Veen.
Kalkoen ( Mr. Nicolaas) Oud Scheepen en Raad der Stad
Amfterdam.
Koudfyn (Cornelis) Koopman te Middelburg.
|
|||||||
XEEKENAAREN. 27
|
||||||||||||||||
Krap Iz. ( JO Boekverkoper te
Dordrecht, 2 Exemp. Kesfel (P. H. van) Predikant te
Geertruidenberg. Koog Nsz. (M. van der) te
Dordrecht. Koelgras (Wouter) te Schiedam.
Kramps (Dirk) Koopman te
Enkhuizen. |
||||||||||||||||
Kettingh (A.) Koopman teDord-
recht»
Kuipers (G.) S. S. Theol. Prof. te Groningen.
Kuchneman (G. H.) Koning (A. de) te Emmerik. |
||||||||||||||||
te
|
||||||||||||||||
KruyfF (15. de) Med. Doel,
Leyden.
Keyzer (Dirk) te Langendyk. |
||||||||||||||||
te
|
appel hof (Johannes) Med. Doft.
|
|||||||||||||||
Keyzer (J. de) Secretaris
Oudewater.
Kctjen (L.) Keijen (Hendrik) K'vn (.Adrianus) Kiäfl't (Carel) Koolhaas (Casper) Predikant te Ophemert.
Kroops (H. G.) Apothecar te Arnheim.
Ketjes (B.) Auditeur Militair en Commies van 's Lands Maga- zynen te Doesburg. Resteren (J. A. van) Lieutenant Ingenieur in dienst van deezen Staat. Kirchhoff ( J. C. ) Predikant te Gent en Erlecom.
Keyzer (R. B.) Heer van Kla- renbeek, by Arnheim.
Knipfchaar ( C. J.) Koopman te Arnhem.
Keller (Johannes) Kluit Jacobsz. (Cs.) Gaarder van des Gemeenelands Middelen te Nieuwenhoorn. Keer (Johannes Jacobus) Korff(Cornelis) te Oostzaandam Best pap.
Karman (Claas) te Westzaandam. Knops (A.) te Dirksland. Knoch (Paulus) Oud Raad te Dordrecht.
Kuyfer (Ifaac de) te DordrechtKrol (Jan) Schoolmeester en Voorzanger in de Klundert.
Ketelaar (Hendrik). |
te Rotterdam.
Koning (J. de) te Rotterdam.
Kraay Wz. (Pieter) te Rotter-
dam. Kaas (L,) voor het Leefgenoot-
fchap te Rotterdam. Kolling (Hendrik) te Zevenhui-
zen. Koetsve'd (Cornelis van)
Koetsveld (Leonardus van)
Kuyk ( M. van ) Kostfcboolhotj-
I der.
I Koster CG. P.)
! Kamperdyk (Jacobus) te Leiden.
I Kop CChristiaan van der) Koop»
I man te Leiden.
Koning (A.) S. S. Theol. Stud. op 's Landsch Univerfiteit te Leiden. Kuenen (J. P.) , % r .,
Kallewier (Abraham) te Leiden.
Kerkman (W. J) J. U. Cand.
Keyzer CJacob) Boekverkoper
te Purmerend. Keiler CJohan Daniel)
Koyman (Petrus) Profesfor
Antiq. & Poef. en Conrcftor te Zutphen. Kretschmer (J.) te Zutphen.
Kretschmer CU.) te Zutphen.
Koch (Herman Didrich) Provin-
ciaale Copiïst te Deventer. Knoop (Willem Jasper) Predï-
kans te Olst. Karsfenbergh (G.) te Deven-
ter. Kar»
|
|||||||||||||||
28 NAAMLYST »
|
|||||||||||
Karsfenbergh (L. A.) Boekver-
koper te Deventer, 2 Exem. Kist (J. G.) Predikant te Bom- mel- Klos (J. van der) Boekverkoper te Gouda.
Kruysfen (B. van der) Kesteren (A. van) Kemp (J. F. van der) Md. Doft te Middelburg.
Kruisfs Junior CJ- v»n de) te Middelburg.
Iveuchenius (P.) Predikant te Hil varenbeek.
Kouwens ( C.) Secretaris te Druunen.
Kleyn (Mr. J. P.) op de Hoge Swaluw.
Klein ( Leendert) Leeraar der Doopsgezinden te Huizen, in st Gooiland. Kumfius (C.) Predikant te Maar- tensdyk.
Klerk (Abraham de) te Utrecht. |
|||||||||||
Kuiper Dirksz. (Pieter)
Kreps (Anthony) Bloemist te
Haarlem.
Koekebakker (Pieter) te Wess- zaanen. '
Koch (Daniel) te Yzendyke. Koch (Paulus Martinus) te Vlis« fingen.
Keulenaar (Jan de) Griffier ter ïhefaurie te VJisfingen.
Knops (J.) Konynenberg (J. ) Schipper op, 's Bosch.
Kroon (Paulus) te Amft, Kroneman (Jan) Makelaar te Amft.
Kerkwyk (Jan Frederik van) eerde Clercq ter Secretary te
Middelburg.
Kluit (Jonkheer Willem) J. U. Stud.
Kluit (Jonkheer Pieter Willem Provo) in het Latynfche School
te Vlisfingen.
|
|||||||||||
Kruyff(C. de) Predikant te Lo-
pik en Ca,baauw.
Koek (Johannes de) te Utrecht. Klinkenberg van Echten (W-H.) Scheepen en Secretaris der Stad Wageningen. Kragtingh CJ-) te Haarlem. Klooster (A. ten) Litt. Hum. & Phil. Stud. te Utrecht.
Koning CCornelis de) te Haarl. Körnlein (Jean Geofge) Kok (Hk.) Roomsch Priester en Pastoor te Heemskerk.
Koning (J. P.) Gaarder van de
Gemeene Lands Middelen te
Koog.
Koning Leendertsz. (Cornelis de)
Kampman (A.) Boekverkoper te
Haarlem, 2 Exemp.
Kalverboer CSimoti) Leeraar. der Doopsgezinden te Knollen-1 dam en Crommeniedyk. ! |
Korteweg (Antony) te Stellen-
dam , onder Goedereede , Best pap. Kuyp (Gerrit van der) Deur«
waarder ten Comptoire Gene- raal van Holland. Kluyne (Jacob van) Mr. Metze.
laar te Gouda. Korff(Jan) teZardam, Bestpap,
Kaltner (Lucas) ie Amft.
Kamerling (Cornelis)
Kappelhof (Dirk)
Kappelhof (W. B.)
Kate (P. ten)
Kanter (S. de) Med. Doftor te,
Zaltbommel. Koopman (Benjamin) Wynkopeï
te Amft. Kool (Jan) fe Amft.
Keyzer C H' ) Boekverkoper m
Amft. 5 Exempi.
Kroon Jansz. CHendrik} |
||||||||||
INTÊEKENAARBN. a$
|
|||||||
Loo (W. van)
Lotze CJ. A.) Theol. Cand. té
Leiden. Laak (Jan ter)
Lille (H. M. de)
Lelyveki (Mr. B. P. van)
Leesgezelfchap ten Spreuk e heb-
bende : ,, Die de baarheid ■mini, oefent zich in dezelve." te Amft. Leesfocieteit, in da Groede.
Leesgenootfchap, de Esmgezind-
heid. Leesgezelfchap , zo nuttig als
VemaaMyk, te Hoorn. Lobé ( M. J.) Conful van Hun
Hoog Mog. te Kadix. Lüfac en van Damme, Boekver-
kopers ie Leiden , 2 Exemp. Lynden (C. van) Brigadier onder
de Guarde du Corps van Zyn Doorl. Hoogheid. Landman (Floris) Mr. Kuiper te
Enkhuizen. Lyster (Jacobus) te Rotterdam.
Limbeek (J. van)
Leesgezelfchap, Vaderlandsliefde,
te Monnikendam. Lageman(A.) Zilveifmit te Amft.
Lapra (J. ƒ. A.) te Amft.
Lenting ( D. J.) Jut. Utr. Stud,
te Hairderwyk. Lokker (Bartel) Secretaris te
Nóordwelle in den Eilande van Schouwen. Liens (Thomas Ernestus) Bail-
juw' der Hoge Heerlykheid van Oosterland, in den Eilan- den van Duyveland. Leek (Cornelis van der) Bailjuw
én Ambachtsheer in Siavenisfe in den Eilande van Tholen.- Lanaue (Simon de) Notaris te
Zierikzee. Loo (Zeeger van) Gemeensmait
1 te Zwolle.
Lees?
|
|||||||
Itappenbagen (Hermaraus)
Kuhn (Meiuffrcmw A.) I
Kuile (Engelbert ter)
Kuyper (T.) Proponent by de
Mennon. Gemeente te Amft. Kappeihoff (Abm.) Med. Doctor
te Amft. Krieger (J A.) Zilvers. teGrave.
Kramers (Willem) te Dordrecht.
Korthals (J.) Stads Med. Doft»
te Dordrecht. Kliefoot Junior (F.) Voorzanger
in de Gereformeerde Oude Kerk te Amft. Koole (Abraham)
Klerck (Mr. Dirk) Raad in de
Vroedfchap en Oud Burge- meester der Stad Rheenen, Gecommitteerde Raad ter Admiraliteit in Westvriesland en 't Noorderkwartier , enz. te Rheenen. Kremwyk (jj Roomsch Priester
te Utrecht. Kluts (P. F.) Roomsch Pastoor
te Utrecht. Klyn (Comelis) te Hoorn.
Kouvvtn (Johannes van der)
Fransch en Duitsch Kostfchool- houder te Schiedam. Keuchenius (W.M.) Med.Doel.
te Schiedam. Koopman ( G.)
Koopmans (R.) Phii. Stud. te
amft. L.
Latterman (Jacobus) te Amft.
Lande (Jasper van de) te Amft.
Limburg (L. van) te Amft.
Lette (J. A.) te Amft.
Leesgenootfchap te Zevenhuizen
en Moerkapel, onder de Zin- fpreuk ran Sophocles : 't geen •men zoekt is te krygen, maar dat mm verwaarloosd ontfnapt. |
|||||||
3<3 NAAML YST dek
|
|||||||
Leesgezelfchap, Historiekunde te
Monnikendam.
Ligny (Abraham Dirk de) S. S. Theol. Stud. te Utrecht.
Leuning (Jan Jacob) Labberton (PI.) Lange (J. W.) Lindeman (J. N.) Lith (Anthony van) te Amft. Leiden Pz. (Gerrit van) teCrora- menie.
Lentfrinck (G. A.) Raad in de Vroed fchnp der Stad Haarlem.
Best pap.
Lanckamp (C) Mr. Timmerman te Haarlem.
Lughten (Pieter) Secretaris, Stokhouder en Ontvanger, te
Sas van Gend.
Lokhorst (H. W. van) Koopman te Vlaardingen.
Loenen (J. van) Predikant te Dalen.
Liiiuge (M.) Mr. Zilverfmit te Coeverden.
Lits (Arent) in de Santpoort. Leescollegie, onder de Zin- fpreuk: door Friendfchap befien-
dig, te Rotterdam.
Litt (Johannes Franciscus van der) Roomsch Priester te
Cralirgen.
Linden (Dirk van der) Procu- reur voor derespective Hoven van Justitie in Holland.
Lyker (T. M.) Jur. ütr. Stud. te Harderwyk.
Leeman (Sufanna Cornelia); te Middelburg.
Loisbach (Martinus) te Middel- burg. v ■ Lntein (Abraham) Laaibeek (Johannes van) Nota- ris te Middelburg. Leesszenootfcbap ter Spreuk : de Vriendjchap, te Sluis in Vlaan
deren.,
|
|||||||
Leurs (W.)
Leesgezelfchap ('t) de Harmonie.
Laraarque (C. J )
Laar (Mr. Ä. van de) Advocaat
en Koopman te Rotterdam, Best pap. Leef (Christiaan Lodewyk)
Loenen (Corneiis van) laast Pre-
dikant te Twisk. Leewe (Colonel O.) te Gronin-
gen. Lintelo (E. Baron van) Heer
van Oosterwytwert en onder- horige Dorpen. Laar (J. H. van) Predikant te
Vriezenveen, Laar (Mr. W. A. van) Predikant
te Ommen. Lust tot Wetenfchap (J. A. II.)
te Almelo. Langeveldt (Jan)
Lentz (J) Pjsceptor der Latyn«
fche Schoole te Gouda. Leesgezelfchap te Waddingsveen.
LohöfF (D.) Schout en Secreta-
ris te Rheewyk, en Rent- meester van Voshol. Linde (E. van de) Koopman te
Oud Vosfemeer. Lobry (A. M.) Conrector te
Doesburg. Lorbach (J.) Capitein in bet
Regiment van den Colonel Grave van Dam. Lidth de Jeude (Corns. Philip
van) Burgemeester en Ont- vanger van de Convoyen en Licenten te Thiel , Best pap. Langebeek (A.) Predikant by de
Luttvrfche Gemeente te Arn- hem. Leydeckers (J. J.) Procureur te
Arnhem. Leesgezelfchap te Hellevoetfiu's
(Het) Leliaart (Johannes Anthony)
Lcc., •
|
|||||||
INTEEKENAÄSEN. 31
|
||||||||||
Leesgezelfchap onder de Zin-
fpreuk: Onderzoek vermeerderd het verßand, te Middelburg. Lotichius (P. N.) Stads en Quar-
tiers Doftor te Nysnegen. Lom (Baron van) Majoor in het
Regiment van de Colone! Baron van Quadt. Lee (P. van der)
Leesgezelfchap (Het) de Lees-
lust. Lam (Jacob) te Oostzaandam.
Linden van Sprankhuizen (J. van
der) Predikant te Canten. Lotfy (]..) te Dordrecht.
Leescoilegie onder de Zinfpreuk:
Wat ook veranderd in ons Land; dit Coliegie blyft in flanel. Leesgezelfchap de Vriendfchap.
Lentfrink (J.) Notaris en Procu-
reur te Rotterdam. Ligt (Nicolaas de) te Rotterdam.
Linden (W. H. M. van der)
Leeuwen Jansz. (Jan van)
Langeveldt (J.) Secretaris te
Berckel. Lurkus (M.) Pleel- en Vroed-
meester te Colynsplaat. Leesgezelfchap , onder de Zin-
fpreuk : Onderzoek de Schrift, te Rotterdam. Loches (Mr. D F. de)
Leesgezelfchap van Rozendaal,
in de Baronnie van Breda. Lugt (Willem van der)
Luetigheid (Cornelis) te Bent-
huizen. Lelyveld pz. (Mr. Pieter van)
A.L.M.Philos.Dr. teLeidtn, Best pap. Loevefteyn (S.)
Limes (P. C.) J. (J. Dr. Loos (Willem) teBlokzyl, Lamsweerde ( G. W. van ) Zutphen.
Leesgezelfchap (Het) onder |
Zinfpreuk: Tol nut en ver»
maak, te Bommel, 't Leesgezelfchap te Waarden- burg en Neeryneu. Lange (H. J. de) Boekdrukker
te Deventer. Lutteken (Heymerik Hendrik)
Commisfaris wegens het Edel. Mog. Coliegie ter Admiraliteit te Amfierdam , op Vlieland. Lelyveld van Cingelshoek (W.
van) te Heeze. Limburg Stimm (L. Grave van)
Raad en Rentmeester Gene- raal der Episcopale en andere geestelyke Goederen, over de Stad en 't Quartier van Maas- land. Ley (Ä. A. van der) Raad in de
Vroedfchap en Prefident Sche- pen der Stad Alkmaar. Lynden (Balthasar Conftantyn
van) Heer van Lunenburg. Lelyveld van Cingelsdonk (Vrou-
we C. de Sterke , Wed. van wylen den Heer P. van) op 't Kasteel te Seyst. Lanckom (P. van) Stads Chirur-
gyn en Vroedmeester, Lid van het Provinciaal Utrechts Genootfchap van Konsten en Weetenfchappen te Utrecht. Leur ( A. van de ) Bailjuw ,
Schout en Secretaris van de Oude Tonge. Luister (Hendrik Willem van de)
Secretaris en Stokhouder te Ter Heiden. Lomans (J.)
Langrune (R. E.)
Laar (Hendricus van de) Med.
Studiofus. Laan (J. van der)
JLoosjes Az. (P.) Leeraar der I Doopsgezinden te Haarlem.
Lis (Hendrik) te Bioemendaal. |
|||||||||
Lies te
|
||||||||||
P 'NAAMLYST B e R
|
|||||||
Liest? (Hendrik) te Haarlem.
Lip (G. van der)
Leeuwenftein (ƒ. C.) Boekver-
koper in 's Hase, 3 Exemp. Leescolieais te Apeldoorn, on-
der de Zinfpreuk : Tot nut en leerzaam vermaak. Leen C1— ) Stads Schoolmeester
en Voorzanger te Lochern. Loon ( W. van) Advocaat voor
de Hoven van Vriesland. Lochern (Abraham van) Koop-
man te Amft. Liege (Jaques) te Dordrecht..
Lolcama (D.) Koopman te Fra-
neker. Ley C Mr. C. van der ) Veertig
Raad der Siad Delft, Best pap. Loopik (M. van) Boekdrukker
te Gouda. Lange (Adriaan de) te West.
zaanen, Best pap. Leesfocieteit te Élburg.
Laban (Jacobus)
Luttervelt (Cortis. van) Deur-
waarder der Stad Thiel. Lingen (G. C. van) Agent en
Glerck ter Secretary van Hol- land. Lange (N.) Predikant te Brü-
chen). Lammens (J.)
Leesgezélfchap , onder de Zin-
fpreuk: Het kezen ftrekt tot nut vermaak ; bevorderd en verfyml de f maak. Leeneman (G. S.)
Lanoy (Jan de)
Lauer (ti.)
Lubeek (M. V.)
Landman Drukker (Jofias) Best
Lotz (C.)
Lely (Tennis) i
Lageuian (Gerrit)
Loten (]an Adriaan)
|
|||||||
Langeveld Junior CM.) in efg
, Beverwyk, 2 Exemp.
Ling (Ryk van)
Linden (Willem van der)
Luden (George) S. S. Thedl.
Stud. Lans ( . . )
Lindeboom (Gerrit) te Afflil.
Langerhuizen (A.)
Leeuwen (J, Ruis van)
Leek (C. van) Predikant té
Geithoorn. Loots (C.)
Leesgezélfchap te Muyden.
Loeff (vv. G ) te 's Gravenraoet;
Lindeman (J. H.)
Lill (VV. van) te Dordrecht.
Leesaezelfchap, tot Nut en Ver-
maak, te Middelharnas. Lutterveld (N. van)
Langewaaen (Dirk) Procureur
te Hoorn. Leesgezélfchap , , tot meerder
OefFeniiog, te Hoorn. Lier (Mr. J. H. P. van) Rent;
meester der Domeinen op dê Landfcbap Drenthe en Prae« tifeerend Advocaat te Asfen» M.
Menkema (H: Andr.) Makelaaï
te Amft.
Marchand (Carel Anthony) té Amft.
Marchand (Jacob) te Amft. Myne ( G.) Procureur voor het Edel MOg. Collegte van Ge-
commjteerde Raaden.
MentzQ. H.) eerfte Clercq in de Bank van Leening, te Leeuw;
Mareland (Abraham van) té Koog aan da Zaan.
Meyerink (Hermanus) Makelaaï te Amft.
Meeuwfsn (Jan Heinrich} Ge- meen?-' |
|||||||
INTEEKENAAREN. 33
|
|||||||
Mars (Dirk) te Monnikendam.
Maurik Jansz. (Jan van) te Amft.
Mulder (Matthys) Chirurgyn ea
Vroedmeester te Borsfelen. Mekelenburg (Barend van) te
Amft. Meer (van der) te Leiden.
Meerburgh (J.) Boekverkoper
re Leiden. Maarfeveen (Ziewert van) Best
pap. Murray (Gebroeders) Boekver-
kopers te Leiden, 2 Exemp. Meyer Genitsz. (Ifaac) te Lei-
den. Muzelaar (Wed. J. Kiers) te
Meppeid. Menu (Dirk Carel)
Marsch (Barend ter) te Amft.
MelvU (John) te Amft. Beft.
pap. Meule (Jan Frd.) te Amft.
Meelboom ( P. W. ) Notaris en
Procureur te Utrecht. Moens ( Mr. P. J.) Raad in da
Vroedfchap der Stad Haarlem. Best pap. Macquet (J ) Scheepen en Raad
der S'ad Zierikzee. Mosfelmaris (J.) Notaris te Zie-
rikzee. Milly (L. A. de) Capitein in het
eerftè Bataillon van het Regi- ment van den Prince F. van Baden. Moolenburcb (J.) Schout, Se-
cretaris en Rentmeester van' en te Zonnemaire. Middelburg (Hermanus) Hop-
man en Gemeensman te Zwol. Muller (Andties) te Velzen.
Meyer (Geirit) te Velzen.
Munnich (J L\. Baron van) Ka»
pitein in het tweede Bataillon Orange Gelderland. Mulder Jansz. (H. P.) te Amft.
C Meer |
|||||||
meensman en Ontvanger te
Zwol. Mauiitz (Gerard) te Dordrecht.
Meyer (Jacobus) Koopman te
Dordrecht. Methorst (Gysbert Jan) Raad en
Cameraar der Stad Amers- foort. Millingen (Jacobus van) te
Amft Muysfon (___) Colonel in 's
• Hage.
Michmershuizen (Hendrik) te
Amft. Meyer (Jacobus Cornelis)
Meyer (Wiltem) te Amft.
Meuken (Roelof Benjamin van
der) Moll (B.)
Mey (J. G. de) Heere van Streef-
kerk en Souburg te Leiden. Meyer (Albertus) te Leiden.
Maas (B. V. D.)
Meynandier (Anthony Simon)
Merens (Mr. Meynard) Penlio-
naris te Hoorn. Muntingh (Egbertus) Predikant
van de Wieringervaard. Meder (A G.) Predikant te
Hoonhuizen en Kloosterbuu- ren. Muller (C.) S. S. Th. Stud.
Meurs (L. L. van) Med. Doctor
te Amft. Machorn (S. M.) te Amft.
Moulin (C. V.) te Campen.
Maronier (H.) Boekverkoper te
R tterdam. Monfietir (M.) Koopman te
Enkhuizen. Maarfchalk (H.)
Moor ('I de) Notaris en Procu-
reur te Schoonhoven. Miliigen (J. van) te Schoonho-
ven. Moor (C. de) te Schoonhoven.
|
|||||||
34 NAAMLYST der
|
||||||||||||||||||||
Meer (J. van der) Notaris injMey^r (P. J.) Wynkoper te Am«
|
||||||||||||||||||||
's Hage.
Mondt (Adrianus) Methorst ( C. ) Advocaat Amersfoort.
Morin (Louis) te Middelburg, Machielfen (Hendrik) Myter (Jacobus de) |
||||||||||||||||||||
heim.
Moeletnan (J. H.) Boekverkoper
te Arnheim. Moorrees (Mr. J. G. G.) Advo-
caat Fiscaal te Thiel. Middelburg (Steven van)
IMuilman (Henricus) Predikant |
||||||||||||||||||||
te
|
||||||||||||||||||||
MeJe en de Rochemont (Mejuf-
frouwen de) in Compagnie te |
laast te Enkhuizen, beroepen
te Oosterland. |
|||||||||||||||||||
Middelburg, j Monink (V. A. H-)
Matthysfen CMr. D. J.) Raad in) Metselaar (Gerrit) te Oostzaan-
|
||||||||||||||||||||
de Vroedfchap der Stad Vlis
fingen. Michielfen (Gerrit) te Middel-
burg. Maren (Antony van)
Maren (Hubertus van) <
Myné (Adrianus) SollicLeur Mi-I
litair. Best pap. Maas (F. van der)
Metelerkamp ( Mr. E. ) te Gro ,
Hingen. Maneil (Baron van) Heer van
Bierum en onderhorige Dor- pen, Generaal Majoor van de Infanterie, ten dienfte van den Staat, enz. enz. Muntinghe (A. J) Predikant te
üldehove in Groningerland. Mey (Mr. J. G de) Oud Secre-
taris der Stad Gouda. Best pap. Myn ( J. VV. van der) Srjbftituit
Rentmeester van Voshol , te Rheewyk. Marken Cornelisz. (Jacob van)
Meulen (Johannes van der) in
's Hage. Mazel ( L, C.) Predikant in de
Walfche Gemeente, te Tholen Meeieren (Johan van) Seholcus
van Zoelen en de beide Ave- zaaten. Best pap Moll (J. W.) Med. Dort. te Arnh.
Meurs (P. van) Schout des
Ampts [leerde. |
||||||||||||||||||||
lam.
Munnik J z. (Francis de)
Mul iers (A.) te Rotterdam.
Mignon (J. D.) Lid van de Hee-
ren Gecommitteerde Raden der Ommelanden, tusfehen de Eems eu de Lauwers, te Zan- deweer. Martin (ƒ. E.) te Veere.
Mtenen (Hendk. Corns. van)
Moojé (P.)
Moraaz (A, f. de) Notaris ei
Procureur te Schiedam. Martin (E. J. S.) Koopman te
Rotterdam* Maystre (B.) Mr. Beeldhouwer
ta Rotterdam. Manifarges (J.) te Rotterdam.
Meyer (Joh.) te Rotterdam.
Masfrigc (Cornelis) Makelaar te
Rotterdam. Moerkerken (Hendrik) te Rot-
terdam. Molenbroek Isz. (J.) Fransch
Kostfchoolhouder te Delfc. Moerkoert (Bastiaan) Boekver-
koper te Ainft. Mouton CJFaac) Chirurgyn W
Berkhuizen en Zegwaart. Molefchot CJ. A. F.)
Mee (C. M. van der) Candidaac
in de beide Rechten, te Leiden. Maurer (A. R.) ïheol. Stud. te
Leiden. Meye-
|
||||||||||||||||||||
INTEEKENAÄSEN. 3$
|
|||||||
Marie (H. E. van) Ontvanger;
van Zalland, te Zwolle. Muyden (Ant. van) te Zwol.
Moraaz (P. A. de)
Munnich ( J.) Commies op beC
Postcomtoir in 's Hage. Ma'claine (C. A ) Griffier in den
Raade en Leenhove van Bra- band. Magnet CS.) Predikant te Raams-
donk. Meeren ( H. van der ) Gouver-
neur by de jonge Hr. G. Hooft. Maasbergen (Gerrit van)
Munier (Dirk) Boekverkoper iri
's Hage. Maas Pz. (C.) Fabrikeur in La;
kens te Delft. Martveldt Cornelisz. (J.) te
Rotterdam. Mys (Arend) Gezworen ondët
den Bommel in over Flacqué. Mys Arendsz. (David) Gezwo-
ren onder den Bommel in ov-efc Flacqué. Mys johanriesz. (David) Ge-
zworen onder den Bommel iri over Flacqué. Moolen (Jan ter)
Mansveld ().F. Van) Ritmeesten
Mastenbroek (O. P.) Koopman
te Zaltbommel. Mesteecker (H. C.) Burgemees-
ter der Stad Zaltbommel,. Mpll (E.) Predikant te Mali-
fluis. Muelen (Mr. C. E. van der) .
Munfter (Hendrik van) Boek«
drukker te Amft. 2 Exempl. Matthyzen (Matthys)
Meenderink (Willem) ,,
Macqueleyn (Jacob) derde Com,<
mies ten Gemeenen Lands Cjmptoire te Alkmaar. Marie (T. E. van) Raad en Oud
Buw. der Stad Mönriik.ëndtfm.
C 2 Bib'hntë
|
|||||||
Meyerinck (B.) Praceptor der
Latynfche Schóole te Deven- ter. , Monden (Willem van der) Med.
Doet te Leiden. Mtielen (Mr. j. J. van der) Ont-
vanger der Convoyeu en Li- centen te Zutphen. Mobachtus Quaat (D.) Prafti-
feerend Advocaat in 's Hage. Mastenbroek (P.) te Oosterwyk.
ManfcHot (Ary) te Middelburg.
Meyer (J. C.) in de Colonie Rio
Demerary, Maerland (IL van) aan de Blaauw-
kapei. Meyer (T.) Boekverkoper te
Bodegraven.. Martens (Mr. David jan) Raad
in de Vroed.fchap te Utrecht. Monde (Jacob van sier) Pander
in den Ed. Hovevan Utrecht. Moens (A.) L. Hum. Stud.
Marken (Dem. van) Predikant
, te Lienden.
Meeren (A.) Orgelmaker te
Utrecht. Maal (A. IX) te Utrecht.
Menfinga (Petrus) Predikant aan
de Blauwcapei. Monhemius (J. A. F.) Predikant
te Molenaarsgraaf. Maas Wz. (Jan) te Haarlem.
Mtlatz (F. Ä )
Morell (Jan Philip)
Mobachius Quaat (Wilhelmus)
Predikant te Haarlem. Mees (A.) Makelaar te Rotter-
dam. Mortier Ifaaksz. (Jan) te Vlis-
fingen. Munch (Leenden de) Aannee-
mer van 's Lands Werken te . Vlisfingen.
Moens (fan Adriaän) Raad in de '
Vroedfchap te Vlisfingen. I |
|||||||
36 NAAMLYST der.
|
|||||||
Noorthoeve Ifaaksz. (Anthony
's Lands Infpe&eur te Goes. Noording (J. B.) Predikant te
Harderwyk. Nahuis (Pieter Huybert)
Najer (Adrianus) Secretaris en
Notaris der Dorpen Lands• meer. Noemer ( M. C. van ) te Zierils-
zee. Nink (Johannes Pieter)
Nieuwenhuizen (H.)
Kierdt (J. D )
Nousfen (Cornelis) Clerck ter
Provinciale Rekenkamer va» Zeeland. Nyman (Jan)
Nielfe (Leendert) te Oudewater.
Niekerk (J. F. van) Wynkopar
in Tholen, Noorden (Cornelis Jaeobusvan)
Secretaris der Stad en Baron- nie van St. Maartensdyk. Nanning van Foreest ( . . • )
Nobbe (Theodorus Peterfen)
Apothecar en Drogist ie Thiel. Naberman (G.) Koopman in
Tabak te Arnhem. Nortboven (E. van) Koopman te
Arnhem. Nyhof (Paulus) te Arnhem.
Nyhof (tfaac) Scholtus des Ampts
Rekkum, en Procureur te Arnhem. Nieuwlant (Cornelis) Mr. Brood-
bakker te Zwariewaal. Nyrenheim (W. Baron van)Be-
fchreeven in de Ridderfchap des Quartiers van Nymegen. N. N. j. G. Groot pap.
N. N. L. W. S.
Netfchert (F.) Koopman te Rot-
terdam. Neve (As. de &ruyn de) Med.
Doel. te Rotterdam. Nieuwenhuifen (L.)
Noes»
|
|||||||
Monnik (Herman) te Amft
Mouwer (Johannes)
Meyn (W. C.)
Mentes (Arius Johannis) te Amft
Mounier CI>lerre)
Muys (Hendrik) te Amft.
Mercker (!an Daniel)
Muider (Gerrit)
Meeteren (D. W. van) te Dord-
recht Mattemburgh (Fd. van) te Bar-
gen op den Zoom. Moens (J. C) Cbirtirgyn te Zuid
zande. Meyer (J.) te Amft.
Mosch (Jan Hendrik) te Utrecht.
Mosten (H.) Boekverkoper te
Leiden. Mesfcbaart (Nicolaas) Koopman
te Hoorn. Meersch (G. van der) Advocaat
in 's Hage. Meyer (Johannes) Predikant te
Haren , onder de Clasfls van Groningen en 't Gorecht. Mölich (Jan) in Charleston.
N.
N. N. Roomsch Pastoor.
Nes (P. J. van) te Amft.
Nieuwenhuizen (M.) Med. Doet.
te Amft. Noordinck (Johannes) te Amft.
Nop (Cornelis) te Amft.
Nieman Fredrikz. (G. W.)
Nieuwenhuizen (A. V.)
Nipfink fGerrit) Mr. Timmerman
te Amft. Netten Wed. 's Gravezande (B.
G. van der) Nooten Adrz. (Sebastiaan van)
Raad in de Vroedfchap , en Ontvanger des Gemeene Lands Middelen te Schoonhoven. Noot (Gerrit) te Amft.
|
|||||||
I N •■■ T E E K E N Ä A R EN. 37
|
||||||
01 i vier (J,) Courantier te Utrecht.
O. H. T. te Rotterdam. Opten-Noort (W. R ) Jur. Utr. Cand. te Zutphen.
Oosterhout (Gysbert) Ontyd ( Conradus Gerardus ) Philpl. & Philof. Stud.
ÓHvier (Anthony) Onh van Nyenrode (J.) Obbes (D) Obbes (N.) Best pap. Ovenbeek (Gerhardus) Apothe- car te Middelburg.
Ouboter (Coruelis) Gildenknecht van het groot Schippsrsgilde
te Dordrecht.
Oosting (Mr. J. H.) Ontvanger. Generaal en Lid van den Lof*
felyken Etftoel van 't Land»
fchap Drenthe, te Asfen.
Oostbroek (L.van) Ontvanger te Groningen.
Olst (B. van) Koopman te Gro- ningen, Oven (J M. van) Ovink (Jan ElshoiF) Okhuizen (Jacob) Koopman te Moordrecht.
Okhuizen (Willem) Koopman te Moordrecht.
Oinphal (Alexander Diderik van) Viyheer van Yzendoorn, Se'
cretaiis der Stad Thiel, enz.
Best pap.
Oosterhoudt (Dirk van) Konst- Sohilder te Thiel.
Oester (O. C.) Commies ter Recherche te /Arnhem.
Opperdoes (Mr. Pieter) Bürge meester en Raad , mids^aders
Bewindhebber der Oost. Ind.
Compagnie te Hoorn.
Ommeren (W- van) Ordinaiis Landmeeter der Provincie »jn,
Gelderland. ^"
Overbroek (M. G.)
C 3 Ockea-
|
||||||
Noordaa (S. van de) Predikant
te Vuuren en Dalem.
N. N. te Zutphen. N. N te Eokhuizen. Naarpen (P. van) Stud. te 's Bosch. Noordink ( J ) Predikant te Winkel.
N. N. te Utrecht. N. N. te Utrecht. Noest (JO Mr. Paruikemaker te Uirecht.
Nooy (W. de) te Haarlem. Noord wyns (Abraham) Koopman te Rotterdam,
Nachtegaal (Anthonie) Haven- meester te Viisflngen. Nolfon (P. H ) Operateur Heel. en Vioedmeester te Viisflngen.
Nieuwer.huis (Jochem) te En- fchede.
N. S. te Franeker. Najer (Hendrik) Nieman (G. W.) Nesfing (Nicolaas Jan) Nagtglas (l.odewyk) Neck (Mr. Jacob van) Advocaat te Arnft.
Namias (David Abenfur) Nottelman (A.) Schout aan de Schagerbrug.
Nuttig en Vermaaklyk. . .. O.
Ovink (Abraham) Gemeensman
der Stad Zwolle. Olieflager (Jan Babtiste) te Ant-
werpen, liest pap. Oomkens (1.) Boekverkoper te
Groningen. Oly (Jacob) Raad in de Vroed
fchap en Oud Scheepen der Stad Medemblik. Opdam (Jacob) in de bedykte
Schermer. Obyn (Dionyfius) te Rotterdam,
|
||||||
A A M L Y S T
|
|||||||||||
§s
|
|||||||||||
Oort (A. van) Geïheensrnan te
Arnheim.
Otter Tetinisz. (Pieter) Kapitein der Burgery te Ainfterdam.
Oud (Jan) te Uitgeest. Ooidt (fan) Oortman (Jan) te Amft.
Oostenryk (J.) te Amft. Oosterwyk Bruyn (Jacob van) Opftal (G, van) Commies Van 's Lands Magazyn en Servies.
meester te Geertruidenberg.
Oortgyzen ( Gysbert Ferdinand ) |
|||||||||||
pckenburg (Cornelis)
Opftal (H. van)
Oostdyek (J. H.) Bouwman in de
Fynäart. p.05tdyck (L. H.) Bouwman in
de Fynäart. pukoop" (Willem) Boekverkoper
te Breda. puwejan (Cornelis) te Oost-
zaandam. Posterhoorn en Zoon (Adriaan)
te Westzaandam. Outgaarden (Dirk van) Boek-
verkoper te Dordrecht. piivier Dirksz. (Gilles) te Dord-
recht. Oldenborgh (P. van) Secretaris,
Penningmeester en Tbefaurier der Stede en Lande van de Willemftad, Obyn (Abraham)
Oudraad (Jacob) te Charlois.
Outheusden (Thomas van)
O.osterdyk (N. G.) Profesfor in
de Geneeskunde te Leiden. Otterlo (H. van) Boekverkoper
te Utrecht. 3 Exemp. Oever (Li. H. ten) Predikant te
: 's Bosch. Ommeren ('C. van) Rentmeester
te Bemert. plyphant (J) Profesfor Lingua-
rum en Rector te 's Bosch. Örme (Gerhardus de) Landmee-
ter te Wyk by Duurftede. Oskamp (Dirk Leonard) Phil.
Doft &Med.Stud. te Utrecht, Odé (Mr. Joachim Fredrik) Raad
in de Vroedfchap te Utrecht. OudenaUen (Mr. A. P. van)
O verbeek (Lambert) te Haartem.
Onfelen (Hendrik van) Chïrur-I
gyn. te Charlois.' i P.eervelt (Carel Lodewyk van),
"Notaris en Clerck'ter'Comp-1
toirs van Holland, " ! |
|||||||||||
Posthumus (J. M.) Predikant tss
Barfingerborn. Planter (M.) te Amft.
Philips (Johannes) Mr. Boek-
drukker te Amft. Post (Evert Johan) Predikant te.
Arnheim. Pinto (Ifaac de) Best pap.
Poppelman (W. H.) te Amft.
Pauw (Tacob) te Amft.
Ponfe (J. C.)
Paddenburg Óo.sdenraad (Gerrit
van) Panneboeter (Mr. Pieter) Advo-
caat en Notaris te Alkmaar. Pompe van Meerdervoort (J. P.)
Putten (Dirk van) te Rotterdam.
Pomeren (Jacobus van),
Peirolet (Jacob) te Amft.
Polderman Cornelisz. (Dirk) ate
Secretaris van het Leesge- nootfebap te Vlaardingen. Pluygers (P.) Boekverkoper te.
Leiden. 4 Exemp. Pauw (Maarten) te Moordrecht,
Pek (Jan)
Paddenburg (A. van) Boekver»,
koper te Utrecht. Pages (Didericus) te Amft.
Pull Cornelisz. < W,) Scheepeij,
' 'erj, |
|||||||||||
I N T E EKEN AARE N.
|
|||||||||
:,;,'
|
|||||||||
Pleder (Mr. Theodorus Johan)
Oud Scheepen en Penfionaris Honorair der Stad Tholen. Peel ( Mr.. . .) Beekricb:er van
de Heerlykheid in Doom. Peesch (EgbertusGerardus) Pre-
dikant te Drumpt. Pelgrom (Mr. J. W.) te Sevenaar.
Pré (Jacobus du) Chirurgyn en
Apothecar te Oostzaandarn. Papet (Francis) Ontvanger der
Convoyen en Licenten ts Dordrecht. Pieké (P.) Fabryck te Dordrecht.
Pasman (Bartholomeus) Chirur-
gyn te Hendrik ldo Ambacht. Pavia ( P. van) Ontvanger en
Secretaris van BeestenRenaay. Post (Jacobus) te Schiedam.
Pais (J. P. van Eden van der)
Notaris te Rotterdam. Preuit (L. A.) Koopman te Rot-
terdam. Pols (J.) Boekverkoper te Rot-
terdam. Putten Dirksz. (Jacob van)
Poola (Samuel !e)
Putkammer (Mr. Leopold Petrus
Adrianus van) Peert (Jan)
Pol (Claas van der)
Plegher (B. Gutterletli) Raad-
Secretaris der Stad en Graaf« fchap Zutphen. Pannevis (z\.)
Palestein (Gt.)
Palier (f. en H.) Boekverkopers
te 's Bosch. Paravicini de Capelli ( C. )
Kapitein in de Artillerie. Paddenburg en Zoon (G. T. van)
■ Boekverkopers te Utrecht. \
Es*jmplaaren. Piohn (H. C.)
Pot (Jacob) Kaareeaakeï te
Kokkengen. € 4 3?as,- |
|||||||||
en Raad der Stad Amers-
foort. Parvé (Mr. A. II.) Oud Raad in
de Vro jdfchap en Oud Schee- pen der Siad Haarlem. Pauw (Win.) te Amft.
Pic:rd (J.) Gemeensman der
Stad Arnheirn- Plevier (W. J.) Scheepen en
Raad der Stad Zierikzee. Potter ( P. de ) Vroedmeester te
Zierikzee. Posthumus (C.) Kasfier in de
Baak van Leening, te Leeu- waarden. Peereboom (Mr. Martin Copius)
Raad in de Vroedfchap der Stad Furnierend. Pertat(P. M.) Makelaar te Amft,
Posthuma (Jan) derde Predikant
en tweede Rector te Threl. Piepers (Marinus) te Middel
burg. Piepersberg (E. H.) te Middel-
burg. Piepers (Huibert) te Middelburg.
Pon (A. A. du) Lieutenant Inge-
nieur te Philippine. Pret C B. ) Boekverkoper te
Leiden. 2 Exemp. , Philipfe (A. W.) J. U, Cand. aan
's Lands Univerfiteit te Leiden. Petit (Jacobus)
Paauw (Pr.)
Pabst (W. A. van) Lieutenant
Colonel van de Eskwadrons Carabiniers van het Lyfregi- ment te Paard, vanZyn Doorl. Hoogheid den Heere Prince van Orange en Nasfauw, enz. Prins (Pieter)
Plas (Mr. J. van der) Bouw-
meester en Scholtus van Hel- lendoorn. Perk ( f.) Chirurgyn te Moor-
brecht. |
|||||||||
,40 NAÄM'LYST der
|
|||||||||||
Pasfius (J, de) Mufiekmeester
te Utrecht.
Pare (Jobs.) Zilverfmil teHaarl. Pluim (Jacobus) te Haarlem. Pannebakker (Jan) Peronneau van Leiden (Bemar- diis Jacobus) te Airift.
Pieters (Carl, te Vlisfingen. Pruist (Jobs) Equipagiemeesfer der Admiralität van Zseland
te Vlisfingen.
Plaat (E. G van der) Lieutenant Ingenieur te Huist.
Petit Junior (Abraham) Polak (Theod )Mr. Broodbakker in 's Hage
Po fe (A.) Notaris en Clerck in de Provinciaa'e Rekenkamer.
Best pap.
Pol (B. ten) Advocaat te En- fchedé.
Plettenberg (. . van) Collonel by de Guardes te voet.
rembroek (Willem van) Pauwelfe van Stevenink Lz. (Jan) Pril (Abraham de) Best pap. Putte (Arend Jansz. van) Ge- zworen te Ooltgensplaat. Polyn (Hennanus) Koopman in Gouda.
Peyt (l'ieter)te Zaand. Bestpap. Peyt Junior (Pieter) te Zaandam. Best pap.
Prilleritz (P.) Scheepen der Stad Zakbommel.
Piek ( Stepbanus ) Mr-, Timmer- man te Tienhoven. P. B. Pieters (Anthony Fred.)Bestpap.
Prasfe (J. W.) Poll (T- van de) Burgemeester
■ der Stad Amflerdam. Po'l (J. S. van de) Peekbuizen ( . . ) Ploeg ( H. W. van der) Leeraar der Doopsgezinden te Kleef.
|
Poll de Jonge (Mr. Jan van de)
Ou 1 Scheepen der Stad Amft.
Pet (Gerrit Agricola) Pichot 1'Espinagfe (S. P.) te Schiedam.
Poolman (J, G. ) Boekverkoper te Schiedam.
Poliius (H.) Predikant te Wans- wert.
Poelman (Geertruy) Poel (W.) Koopman te Gouda. |
||||||||||
Quay (L. E. A.) Lieutenant In-
genieur in de N. Schans. Quaestius(Mento) Chirurgyn te
Groningen. Quarles (Mr. P. N.) te Haarlem.
Qiiesne (Gillis du) Scheepen en
Raad der Stad Amflerdam. Quak (Willem) Mr. Chirurgyn
in de Wieringerwaard. Quast (N. C.) Schout van Vlic
land. |
|||||||||||
Ruyter (-A, de) Chirurgyn te
Stohvvk.
Ritter (j. M.) te Amft. Raan (Jan van) te Amft. Romp (Jan) te Amft. Ragin (Jan) te Amft. Romp (Bronger) te Amft. Ruytenfchildt (Siverdt Janfe) Glazemak. en Schilder te Amft.
Rovers (Nicolaas) Med. Doctor te Dordrecht.
Rovere van Breugel (J. de) te Utrecht.
Raan (Hendrik Gerrit van) Mr. Timmerman , Makelaar en
Landmeeter te Amft.
Reitz (Mr. Carel Coenraad) Griffier in den Edelen ilove
van |
|||||||||||
NAAR E N. 4i,
|
|||||||
I N T E E K E
van Vlaanderen , te Middel
burg. Reefima (Willem van) te Leider..
Ris (jan) Oud Scheepen te Enk
huizen. Ronthout (NO Goud- en Zilver-
kashouder te Enkhuizen. Roubos (Johannes) te Rotterdam.
Ravekes (Hendrik)
Rolandus ( D. W.) Opziende;
van 's Lands Colleclive Mid- delen te Schoonhoven. Roofenburg (Jan) te Scboonho
ven. Rymer (Anthonius) Boekdrukker
■ te Amft.
Rofier (J.) Predikant te Lop i-
kerkapel. Reefeman ('Will, van) te Leiden.
Ruyter (P. C de) .
Reinbach (G. C W.) Commis
faris van hetEd. Mog Collegie ter Admiraliteit van Ainfter- dam , op Texel. Ryn (Louwrens van) Kostfchool-
houder te Amft. Roever Junior (Wynand de)
Roever (Andries de) .
Remmers Aswerusz. (Henricus)
te Amft. Röbol (J.)Med.Doftor te Amft.
Roskam (Johannes)
Rost van lonningen (J.) Notaris
en Procureur te Zierikzee. Roskam (Jeremias)
Rosfum (Ä. van) Roomsen Pries-
ter te Amersfoort. Rypernian (Jan) te Velzen.
Richt (Joes) Roomsen Priester
en Kapellaan te Uitgeest Rhyn (G. van) Schout en Secre-
taris in de Beverwyk. Best pap. Rechteren. geboren Le Chaste-
Jein (deGravinnevan) Riemsdyk (J. van) Secretaris der
Stad Hardenberg. |
|||||||
I Roefraer ( Arnoldus ) te Rotter-
dam. Rodenakker (Jacobus van) te
Rotterdam. Rynfchoün (Walraven) te Rot-
terdam. Rousfeau du Croisfi (J. B. C.)
Fransch Kostfchoolhouder in 's Hage. Roebers" (Anna)
Roofe (Jan) , .•
Rooijen (G van)
Roskam (Jacobus)
Redelinghuis (PÏ.)
Regier (Dirk) Stads Bode ta
Alkmaar. Relotius (Everard) Med. Doflor
te Sneek- Radersma (S.) Apothecar te
Sneek. Ruimingh (R.) te Rotterdam.
Rykaart (Corneüs) Schout en
Secretaris van Waarder. Rouwenoort (il. A- W. Baron
van) Heer van Ulenpas, Bê- fchreeven ir> de Ridderfchap des Graaffehaps Zutphen , mitsgaders Burgemeester dei. Stad Doesburg. Rasch (Mr. B. J.) Burgemeester
der Stad Doesburg. Roufe Palairet(W.È.) Luitenant
ter Zee. Rol'er(H. J. de) Predikant te.
Doesburg. Reini (Christianus Norbertus)
Pastoor in Standaarbuiten. [tamhorst (Mr Jacob van der)
Secretaris van het Edel Mo>:„ Collegie ter Admiraliteit 'm Westvriesland en bet Noorder- kwartier. Roo (Willem de) Predikant te
Thiel. Best pap. Rootbeen (P. j.) Prccureur te
Thiel- C 5 Roo- |
|||||||
42 NÄÄMLYST dek
|
|||||||
Roclant fjacobus) Koopman te
Zutphen. Rink (Steven) Auditeur Militair
en Praftifeerend Advocaat te Thiel. Riemsdyk (G van) te Thiel.
lloodbeen (W.) Vaandrig onder
't Regiment van den Heere Generaal Majoor van Pabst. Ruiter (P. C. de)
Ruyven (Hermanus Tan) teArn-
heim. Roelofs Az. (J.) Koopman te
Arnheim. Ruyven (Rutger van)
Raay (Anihony van) Roeidrager
der Stad Arnheim. Ruwen (Mr. D- van) Burgemees-
ter der Stad Arnheim. Rosfen (J. van) Aanneemer van
's Lands Werken te Helle- voetfluis. Rappard (H. W.) J. U. Doftor.
Reyen (H. M.)
Riemsdyk (Rembout van)
Rooy ( Egbert de) Lid der Ge-
zworen Gemeente te Campen. Ramhorst ( Mr. W. A. van der )
Ontvanghebbende Commies van de Convoyen en Licenten te Westzaandam. Rigters (F.) Roomsch Priester.
Reepmaker (F. W.) te Dordrecht.
Rees (W. J.) te Dordrecht.
Romyn (A.) te Dordrecht.
Reynink (Jan Hendrik) Predi-
kant te Bergen op Zoom. Roever (Nicolaas de) te Amft.
Roo(D. de) Koopman in Wynen
te Rotterdam. Reus (C. de) te Rotterdam.
Roode (J. de) Koopman in Wy-
nen te Rotterdam. Ravenek (Lodewyk)
Roos (Dirk de)
Röder (Antonie) te Rotterdam.
|
|||||||
Reghter (Ä.)
Rooy (J- de) Mn. St. te Leide»..
Rom (N.) Secretaris van de
vrije Heerlykheid Dalem. I Rnock (Mr. A. de) Burgemeester
I der Stad Bommel, Ordinaris
Gedeputeerde des Kwartiers van Nymegen, Gecommitterd wegens de Provincie Gelder« land tot de revifie der Provin- ciale Quotes. Riemersma (G.) te Dockutn.
Riet velt (J, A.) te Heusden.
Runckel (J.) Commies ter Re-
cherche te 's Bosch. Renier (Jacob) V. D. M. te
Aardenburg. Renier (Jacob) Apothecar te
Sluis in Vlaanderen. Rosfem ( C. van) V. D. M. te
Muiden. Romondt (Mr. S. L. van) Advo-
caat 's Hoofs van Utrecht. Reede van Sandenbur^ (P. H.
van) Geëligeerd Raad te Ut. recht. Reygers ( A. L. J ) Advocaat voor
den Edelen Hove van Utrecht. Renfen (janus) S.S. Min. Can.
didatus. Rynninks (Henricus) Predikant
te Kokkengen. Ridder ( C. de ) Notaris en Pro-
cureur te Kuilenburg. Rofevelt ( Cornelis Antony) J.
U. Stud. te Utrecht. Reguleth (D ) Advocaat te Ut-
recht. Rosfum (J. van) Boekverkopec
te Utrecht. Ris van Haffen (G. J.) voor 't
Leesgenootfchap , onder de Zinfpreuk : Nuttig en Fermaak- lyk, te Heemftede. Rosfen ( W. van) Leeraar der
Remonftranten te Haarlem. Roest
|
|||||||
I N T E E K E
B.oest (J. van der) Predikant te
Haarlem. Rosfnm (Gerrit van) Leeraar der
Rjemonftrantei) te Haarlem. Rufius (Jan Conftantin) te Haar-
lem. Rees (J. W. van) te Haarlem.
Racieker (f.) te Haarlem.
Ruyfer (Cornelis de) Lieutenant
Coionel der Burgery te Viis- iingen. Rie (Daniel du) Mr.Timmerman
in de Groede. Reers (Jan) Scheepen en Raad
der Stad Vlisfingen. Ricard ( . . ) Collonel Com-
mandant van 't Regiment van Pabst en Commandeur der Stad Vlisfingen. Rofevelt Cateau (RA. van) Oud
Scheepen en Raad der Stad Vlisfingen. Rietveld (Hermanus) Predikant
te Vlisfingen. Raesfelt (Baron van) Heer van
Heemze , ßefchreeven in de Ridderfcbap van Overysfcl. Roven (Henricus van) Secretaris
van en voor het Zeeuwsch Genootfchap te Vlisfingen. Rahufen Remansz. (II.)
Roedig (J. W.)
Rengers (L.) Gecommitteerde
ter Generaliteits Rekenkamer wegens. Vriesland. RuurdsVeenftra (Jacob) Leeraar
der Doopsgezinden te Blokzyl. Rumst (Petrus Hendricus van)
te Utrecht. Rode (Jan) te Schiedam.
Rypperda (Mr. R.) Raad en
Rentmeester der Domeinen en Ontvanger Generaal der Middelen van Comfumtiën van Vriesland te Leeuwaar- den:. |
N A A R E N. 43
Romar (P.) Lit. Hum. Stud. te
Franeker.
Romar ( p. ) Boekverkoper te Franeker.
llomeny (Hendrik) Eerde CJercq ter Comptoire Generaal van
Holland,
Raak (Dirk van) te Amft. Ris (Claas) te Wormerveer. Ridder (Hendrik de) Heer van Almkerk.
Ruuk (Mr. R. P, de) Dykfchry- ver te Zaltbommel.
Rompelman (Hendrik) Rosfen (Daniel van) Roos (Pierer) Ruyven (Lubertüs Johannis van)
Rolff (Hk.) Boekverkoper te Edam.
Rethmeyer (D W.) Riem (J. H. W.) Roering (Mr. J.) Advocaat by den Edelen Hove van Holland.
Roofendaal (As.) Ristenpatt (Jan) Makelaar te Amft.
Ristenpatt (Hendrik) te Amft. Raabe (N. C.) Rouwenboff (ƒ. Jacob) Roos (G) Boekverkoper te Amft. 2 Exemp.
Redelaar (Hermanus) Recker (S.) Predikant by de Mennonieten Gemeente te
Middelburg.
Roos (J.) Boekverkoper te Amft. 2 Exemp.
Ruygrok van de Werve (C.) Apothecar te Amft.
Ragay (P. A.) Auditeur Militair te Grave.
Rietveld (Mr. Arnold) Landdrost en Stadhouder der Leenen des
Graaffchaps 's Heerenberg.
Retemeier (Meinhard) |
|||||||
Rompelman (Jan)
Rol«
|
||||||||
NAAMLYST de
|
|||||||||
44
|
|||||||||
Uollerus (Johannes) Predikant
te Durgendam,
Remmers (Gerrit) te Amft. Roelofswaart(M.) Boekverkoper te Delft.
Royen (E. van) Huisman te Werkhoven.
Rensfelaar Wm. (Anthony van) S.
Sontag (...) Advocaat te Kui-
lenburg. Smit Cf- A.) Predikant te Gouda,
Smits (Johannes) Predikant te
Am ft. Smit (Manen) Predikant te Vel-
zen. Schutte (H. A.) Predikant te
Schoondyke. Sluiter (J. A.) Commies van
's Lands Posteryen te Amft. Stadelaar (Jan) Tabakskoper te
Amft. Scherenberg Jansz. (R.) te Amft.
Snyders (Hendrik) te Amft.
Schmidt (Joannes) te Amft.
Scheffer (Leonardus) te Amft.
Sibelius (Mej.)
Sanderus (Pieter) te Amft.
Smit Hsz. (Fredrik) te Amft.
Switzer (Jan ) Geadmitteerd
■■', Landmeeter te Purmerend,
Stolfcert (J.) te Zwolle.'
Salon (Jan)
Steenbergen (N. J. van) Majoor
der Stad Dordrecht. Santheuvel (Mr. Willem Bartho-
lomeus van den) Oud Burge- meester der Stad Dordrecht. Smits (Jan) Heer van Ouwerkerk
aan den Ysfel en Hoogheem- raad van de Krimpenfcbe- waard. Stotz (Johan Ekhard) Vaandrig
onder de Compagnie van de |
|||||||||
Wel Ede! Geftr. Heer Luite>
nant Colonel Ruysch.
Sinderam CM f. N.) te Amft. Schmidtmann (Jan Julius) Oud Raad in de Vroedfchap der
Stad Schoonhoven.
Swarthoff (J. W. ) Organist t© Hoorn.
Sol (Fredrik) te Utrecht. Stroink (Joan) Fabrikeur in En« fchedé.
S waters (Daniel) te Amft. Sickest (W.) te Amft. Best pap. Schenk jansz. (Leonard) Let» terfnyder te Amft.
Snyderhansz (Paulus) Rustend Predikant van Suriname.
Schut (Claas) Koopman te Enk- huizen. Schuurman Helroichsz. ( Jan ) Oud Schetpen te Hoorn.
Stiebat ( F.) Kok en Banketbak- ker te Enkhuizen. Stralen Monfieur ( H. van ) Oud Scheepen te Enkhuizen.
Stipriaan (J. van) Siebes (Hendrik) te Amft. Steenman (Simon) te Amft. Soetens (Ifaac Antoni) te Amft. Stoelendrayer (Johannes) Slyp (N.) te Kuilenburg. Sepp (J. C.) Boekverkoper ts Amft. 3 Exemp,
Schutftal (Stephanus) te Amft. Stoppendaal Jansï. (Lambertus) te Amft.
Samet (Tbenis) Still (Maria en Angenietje) ta Amft.
Schimmelpenninek (J.) te Har- derwyk.
Scheltus (Mr f.) Advocaat voor den Edeien Hove in 's Hctge.
Spoormaker (Th.) te Groningen. Schmidt (Fredrik Hendrik) Stumph (C. C.) Sands
|
|||||||||
ï N • ï E E K E N A Ä R E N. 45
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Sande (ß. W. van de) Med. Dr.' Swieten (Johannes van) te Rot-
te Meppel. ! terdam. Stnjdt (H ) Koopman te Blokzyl.. Servatius (P.) Ondermajoor der |
|||||||||||||||||||||||||||||
Stad Coeverden.
Snethlage (J.) Predikant te Coe^
verden. Slingenberg ( H.) Secretaris dei-
Stad Coeverden. Sorgen (C. V.) Extra Ordinairis
Ingenieur te Coeverden. Scheer (Jac. van der) Boekver-
koper te Coeverden. |
|||||||||||||||||||||||||||||
Sielen (|. C.)
Speijdrs (Luymbartus)
Schoonhoven (Hendrik) te 's
Graveland. Stapert (INanne)
Stam (Gysbertj Goud- en Zilver-
Kashouder te Schoonhoven, Schieke (j.) Boekverkoper te
Schoonhoven |
|||||||||||||||||||||||||||||
Sprenckel (J. P. Berkelbach van Scheer (F.A. van der) Predikant
|
|||||||||||||||||||||||||||||
der) in 's Hage.
|
|||||||||||||||||||||||||||||
'\mft.
|
|||||||||||||||||||||||||||||
te
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Schreaardus(Gualtherus Hendrik) Sasfs d'Ysfelt (Ignatius 't) Edel-
|
|||||||||||||||||||||||||||||
man te Amersfoord.
Ssitfinger (J. N. ) Boekverkoper
te Deventer. Swellengrebel (Mr. J. H.) Raads-
heer by de Leenhoven van Braband en Landenvan Over- maze Sanden (Albertus van der) Pro-
cureur voor den Gerechte van 's Hage, Stroink ( . . ) in 's Hage.
Sander (C. S.) Best pap.
Steenwyk de Raad ( J. G. ) Prac-
tizerend Advocaat te Middel- burg. Spaan (Ifaac) te Middelburg.
Siedenburg (Christoffel) Leeraar
der Lutherfche Gemeente t« Middelburg. Steenbergen (N. van)
Sleutelenburg (Pieter) Chirurgy«
te Middelburg. Sprang (C. A. van)
Soerraans (Hendrik) Azynmaker
te Middelburg. S. P. (Mejuffr.) te Middelburg.
Stemme (Antonie)
|
|||||||||||||||||||||||||||||
te Amft.
Stevens (Anthony) te Amft.
Sweers (Dirk) Wynkoper te
Amft. Schaay (Jan Joost) te Amft.
Swinden (P. 11.)
Sandoz (Emanuel) Raad in de
Vroedfcbap en Oud Scheepen der Stad Haarlem. Best pap. Schelven Cz. (ifaac van)
Sevenhuifen (C. M>) Notaris te
Zierikzee. Steveninck (Nies. van)
.Setten ( Adriaan van) Boekver-
koper te Zierikzee. Straalzond (Sibartus van) Ouder-
ling te Amersfoort. Storm (Joh.) Oud Burgerhopman
en Kamerbewaarder van de Edel Mog. Heeren Staten van Vriesland. Smeding (H.) Burgerhopman en
Mr. Zilverfinitte Leeuwaarden. Smeer (Frans) te Schiedam.
Schallenberg (Mr. H J.) Prascep-
tor te Rotterdam.
Sturenberg (|.) te Rotterdam |
|||||||||||||||||||||||||||||
Rotterdam.
Scheffer (J.F.) Predikant der Luterfche Gemeente te Rotter- dam, |
Schinkel Gzï (Abraham) te Mid
|
||||||||||||||||||||||||||||
delburg.
Schansman (Jobannes) Notaris
en Procureur te Sluis in Vlaand.
Sons-
|
|||||||||||||||||||||||||||||
4& NAAMLYS'T dJe'r
|
|||||||
en Regeerend Burgemeester
der Stad 'fholen. Stapele (Johan Cornelis van)
Secretaris en Penfionaris Ho- norair der Stad Tholen. Seboutens (Johan) Kastelein irj
Tholen. Slogteren (J. van) Predikant te
Keppel. Schagen (Mr. Sybrand) Oud
Prefident Scheepen der Stad Hoorn. Schagen (Anthony)
Schuurman (Willem) Oud Schee-
pen der Stad Hoorn. Schaap (Cornelis)
Schuil (David Hendricus) Secre-
taris der Stad ïhiel. Stronck (Carel Wilhelm) Litt,
Hum. Stud. te Thiel. Smit (J. W.) Boekverkoper tê
Amft. 2 Exemp. Stigt (J. F.)Stangemaker teArn-
heim. Spiering (W.) Lieutenant Col«
lonel in 't Regiment van deii Lieutenant Generaal Onder, water. Schiphorst (J.) Capitein van heê
tweede Battailjon van den Lieu- tenant Generaal Onderwater. Stahl van Holftain (G. W. Baron)
Lieutenant in het tweede Bat- tailjon van Onderwater. Sluis CJ« van der) Burgemeester
der Stad Hattem. Schomaker (Mr. Henrik Jan)
Advocaat. Speelman (Melchior)
Spaen ( P. P. C. Baron van ) tot
Hulshorst. Spaen (G. C. Baron van) Heer
van Voorftonde. Schelkes (Michiel) te Lenth-
Smak (Pieter) Rykdom en Oud-
Vredemaker te Oudendyk. Straleö
|
|||||||
Sonsbeek ( L. C. van) Gecom-
mitteerd wegens Vlisfingen ,
ter Provinciaale Rekenkamer
van Zeeland,
Scheurleer (T. A ) Segeike (Z.) Boekverkoper te Amft,
Schelvisvanger (Lambregt) Boek- houder en Reder te Maasfluis. Steege ( Jacobus van der) Med. Doét te Groningen. Best pap,
Smidt (G.) Schoemaker (Hs.) Smit (Jan) Swilleus (Johannes) Sluyter CJan) Seckebolle (Johannes) te Oost* burg.
Smit (Dirk) te Alkmaar. Stuurman Bucerus (Cbristiaan) Spaan (Abram) te Alkmaar. Schimmelpennink Wz. (Gerrit) te Almelo.
Sv/anenburgh Pietersz. (Feyte) te Sneek.
Schouten (Egbertus) Stigman (JO Boekverkoper te Weesp. 2 Exemp.
SwarC (Johannes) V. D. M. Eccl. Luth. Vefp.
Schimmel (Hendrik) Swaving (Christianus) Bürge» meester te Weesp.
Swanenburg (Mr. B.) Raad in de Vroedfchap en Regeerend
Burgemeester der Stad Gouda.
Smits (J.) te Gouda. Steel (J. van) Stads Heelmeester te Gouda.
Swellengrebel (Mr. W. M.) Raad in de Vroedfchap en
Regeerend Scheepen der Stad
Gouda.
Schulst Pesfer ( Casper Fredrik ) te Breda.
Stapele (Jacob Johan van) Raad |
|||||||
N T E E K E N A A R E N. 4?
|
|||||||||||||
Stralen (Mr. H. van) Secretaris Slyper (Andries Jan) Oud Bur
|
|||||||||||||
jiemee^ter en Raad der Stad
|
|||||||||||||
vanHunEdelMog.de Heeren
|
|||||||||||||
Gecommitteerde Raaden van
de Staaten van Holland en Westvriesland, in Westvries- land en het Noorderkwartier te Hoorn. Stavre (Hendrik) Horlogiemaker te HoorH.
Swaers (Abraham) Predikant in de Reinonftranfche Gemeente te Hoorn Swaving (A. E.) Predikant te Medemblik.
Sinclair (A, J.) Schansman (Cornelis Dirk) Sola (De) Medicin. Schoubach (W. ü.) Secretaris te Gfoesbeek en Procureur te Nymegen. Schwarem (G. U. van) Streleyn (G.) Strubberg ( Mr. L. C. II.) Ad • vocaat te Campen.
Saanen (Matthys van) Koopman te Campen.
Son (T. S. van) Sintanneland (C. van; Mr. Met-
■ zelaar in de Fynasrt. Stadt (Enge! van de) te Oost zaaridam.
Sonitis (B.) Predikant te Adu- wert.
SandeIz. (Hendrik van de) Koop man te Dordrecht.
Schadden (J. J.) Scheepen en Raad der Stad Veere.
Spyk (P. van der) Commies ter Recherche te Dordrecht.
Schalk Iz. (Jacob van der) Schoor (Frank van der) Schee pen en in den Oudraad te Dordrecht. Schalk (Cornelis van der) Schalk Jansz, (Hendrik van der) |
|||||||||||||
Enkhuizen.
Schelle van Zegwaart (Johannes van )
Stuart ( M. ) Leeraar by de Re.
moüftranten te Dókkum in
Vriesland.
Spieringshoek (J.) te Rotterdam.
Swart (J. de) GecoinmittJtrdsS
Saat ten Landsdage van Vtits-
Iand.
Spruit (Jan) Solllciteur te Ret. terdam.
Schinnen (J. van) Sutter (Frans de) te Rotterdam; Best pap.
Staal ( Mr. C. van der) Burge- meester der Stad Rotterdam. Sude (Johan Christoph.) Koop- man te AmiT. Schmerling (J.) voor een Gezel- fchap te Delft.
Spruyt Junior (Anthony) Sandifoit (Eduard) Med. Anat» Chir. Prof. te Leiden.
Stennekes (Pilgrom) J. U. S. Spoors (J.) Bailjuw van Koude4 kerk. Best pap.
Schouten (Pieter) Kostfchool« houder te Leiden.
Schneithner (J. J. ) Fransc'.i Kostfchoolhotider te Leiden.
Struyk (Hendrik van) te Leiden. Sluyterman (B.) Procureur voor den Edelen Hove van Utrecht.
Schregardus (H. J.) Litt. Hum. Stud.
Snethlage (R.F.) Predikant ts Breedevoort.
Streistfe (Johannes) Negociant te Amft.
Stubbe (A.) Boekverkoper te Utrecht. 2 Exemp.
Siccama (Abel Willem) Li«. Hum. Studiofus te'Franeker.
SchuJ.
|
|||||||||||||
A8 NÄÄMLYST DEit
|
|||||||
Schultingh (Willem) te Terwolde.
Schaeck (Henrik van) Praelldent
Burgemeester en Raad der Stad Knkhuizen. Schut (WO te Alkmaar.
Stolkert (j. te Zwolle.
Seydei (Joh-) Boekverkoper te
Leeuwaarden. Slingeland (D.)
S.
Schenk (Cornelis) te Wormer-
veer. Schimmelpenninck van der Oye
lot Watergoor (Baron) te Wa- tergoor , by Nykerk op de Veluwe. Steenbakker (Johannes) V.D.M,
te Axel. Sille van Zejenwerp (L. de)
Storm (BO Advocaat ie 's Bosch
Snethlage (Mr. P. J.) Advocaat
ie 's Bosch. Sluys ( . . van der) Wynkoper
te Amft. Schaik ( L. van) Raad en Secre-
taris der Stad Wyk by Duur- ftede. Sluys (Jan van der) Koopman te
Campen, Schertzer en Zoonen (...)
Bloemisten en Zaadkopers te Haarlem. Scbwegman (Hendrik) Konstfchil-
der te Haarlem. Slykbuyzen (Cornelis) te Haar-
lem. Servat (Adrianus)
Storm (C.)
Sluis (Jan) in de Beverwyk.
Sluis (Simon) te Westzaane.
Schrocff Gerritsz. (Johannes van
der) Sterk (J. C.) Oud Kapitein van
de Schuttery te Haarlem. Stelt (Wed. Louwrens) in de
JJeverwyk. |
Swem (Jacobus van der) Mr.
Timmeiman te Roiterdam. Smits (Huyg) Infpecteur van
Stads Kabricatiën te DeJfc. Sanders (rtarnout) te VliEiingen.
Swalme (Simon van dev) Schout
van 's Landsch Vierfchaar en Griffier te Vlisfingen. Schedet (j. H.) M. en Ch. D.
enz te Vlisfingen. Siaatman (W.) Boekverkoper in
's Hage. 3 Ëxemp. Spyk Vermeulen (j. van) Lieu-
tenant van de Infanterie. Schmid (J C. G.) Collonel en
Majoor onder het Regiment Hollandfche Gardes te Voet. Scbimmeipïtnnhgb (S. J.) Koop-
man in 's Hage. Speek (H van der) Koopman ip
's Ha;;e. Schimmelpenning Gz. (Gerrit) (e
Deventer. Schepper (J. de) Generaal Ma-
joor en Chef van een Regi- ment Infanterie. Schutte (Jan Wesfel) Koopman
te Deventer. Sluis (Mr. Gerhard van der) tot
Westervlier. Sterke (J) J. ü. Dr. en Rector
te Deventer. Sypkens (W.) S. S. Theol. Stud.
te Groningen. Siegenbeek (M.) Student te Amft.
Stroek (Jan) te Amft.
Steenftra (H,) Chirurgyn en
Vroedmeester te Sneek. School (Jan Dirks) op Zaandyk.
School (Frans Dirks) op Zaan-
dyk. Scheitema (P.) Koopman te Fra«
neker. Schaap (Petrus) te Rotterdam.
.Snyders (W. H.) Med. Doctor
| te Rotterdam.
! Schokt
|
||||||
INTËËKÊNAARBN. '4P
|
||||||||
Stoop (A, B.) Oud Raad en Oud
Scheepen der Stad Dordrecht,
Stomers (S. H.) Scheepen en Raad te Bergen op den Zoom.
Stérk (Jan) V. D. M. te Swyn- drecht.
Smits (Mattheus Theodoras) te Dordrecht.
Smit Ottosz, (Jan) te Amft. Spyk (j- van der) voor 't Lees1« gezelfchap nuttig en aangë*
naam te Leiden.
Sabloniere (Mr. J. J. C. de Ia) te Canipen.
Staveren CC- P. vän) te Leidens Stoltsz (P. R.) te Utrecht. Smoorenburg (Ü. ) Roomsch Priester te Utrecht.
Stevens (ƒ.) Roomsch Pastoor të Utrecht.
Somhoff (J.) Rentmeester te Schiedam.
Söonle (Melchior) Koster eri Voorzanger by de Euangeüfcha
Luterfche Gemeente te Schiede
Smits (Jacobus) Steenveld (H.) Stolte (Et.) Schukking (L.) Juris Utriustjuë Candidaat té Groningen.
Snethlage (F.) Predikant te Lesns in de Ommelanden.
Sythoff (Jacob) Suppoost in dö Bank van Leening.
Schouten (Win;) Schutter (G. H ) Predikant, ifl !è Waal en Houdswykw
Stoll (Camper) Sontag ( . . * ) Stolte (Anthonie Chriätiaati) A* A. L. L. Stud.
Suyderhoff (Pietef AtriOs) Stalman (Hendk.) |
||||||||
geholte (Lodewyk)
Simons CT. MO „r .
Schweifer (J. M.) te Wasfenaar
StifFry (W.)
Siepkamp (J. V. D.) Boekver
koper te Utrecht. Sigwiedt (Pieter)
Swart (Louwrens)
Sligtenhorst van Rees (Bartholo-i
meus) Schmeck (Hermaii)
Sligtenhorst en P. van Rees (Er-
ve H.) Doekverkopers te Amft. Sohlet (W. H.)
Schoewert (Win.)
Sibmacher Clacobus Cornelis) -
Smit Jansz. C^endrik) Koopman
te Asfendelft. Schuur CJacob) te Amft.
Stoflenberg Junior (J. H.) Pro-
cureur te ZaltbommeL Sloot CMr. A. J)
Snoek (A.)
Swart (Jacob)
Stam (Floris van der)
Straten (Tbom.Corn. dejöng vän)
Salm (Ary van der)
Spall (A. van)
Santen CHs. van) Boekverkoper
te Amft. Sitter (G. Reincke de)
Stierling (Jean George) Secreta-
ris van den Lande en de groo- te Waterfchappen van Woer- den, en Auditeur Militair van de Steeden Woerden en Ou* dewatar. Hast pap. Schalekamp (M.) Boekverkoper
te Amft. Smit (Hendrik)
Sievers (Hendrik)
Schoon (Cornelis) te Amft.
Smit (Gerrit)
Ssldam (Jan van)
|
||||||||
i) T,
|
||||||||
NAAMLYST
|
||||||||||
t> K S
|
||||||||||
5©
|
||||||||||
Trier J. D. Z. (Rynbart) One
vanger van de Convoyen en Licenten te Delfshaven. Thiery en C. Menzing (J.) Boek-
verkopers in 'sHage. 3 Exemp. Thomeeze (Mejufir. Am. H.) in
's Hage. Thehoff (Jacobus)
Tonckens de Westerrelde (Mr,
J. L.) in 'tLandfchap Drenthe. Teitsma (J. K.) Koopman te
Dokkum. Ten Cate en Compagnie (Jacob)
in Groningen. Timmerman (Johs. Anths.)
Taufcher (Fredrik)
Trop ( J. H.) Boekverkoper te
Amft. Tatnmes (Egge) te Huifinge in
Groningerland. Ten Kate (Jan) Leeraar der
Doopsgezinden te Alkmaar. Troost (G. J.) Procureur te Al-
melo. Thuret (Ifaac)
1'asman (facobus) Predikant te
Knollendam en Marken Binnen. Tabingh (L.) Gezworen der Stad
Groningen. Taay (W. H. L.) Landsfchryver
des Ambs Nederbetuwe te Thiel. Best pap. Taay (Corns.) Schout en Secre-
taris van Geidermaifem en Me- teren , en Procureur (e Thiel. Tichler (Jacobus) Predikant t»
Campen. Troost (J. A.) te Arnbeim.
Troost en Zoon (W.) Boekver-
kopers te Arnheim. 2 Exemp« Tiddens (H.) Lieutenant Inge«
nieur ten dienfte van deezen Staat. Ter Hoeven (T. R.) Negocianï
te Rotterdam. Turr
|
||||||||||
Tendall (Didericus) Predikant te
Amft.
Tongeren (ß. H. van) te Amft. Toelaer (R. S.) Advocaat te Amft.
Tigman (Hendrik) te Amft. Tyl CM.) Boekverkoper te Zwol. 4 Exemp.
Tetroode (F. J. van) Boekverko- per te Amft. 3 Exemp. Temme (Jan) Makelaar te Hoorn. Twisk (Jan van) te Hoogcarfpel. Trip (H. R.) Ontvanger te Gro- ningen.
Tholen (O. N.) J. ü. Cand. te Leiden.
Tiffelen (Johan van) 's Lands Chirurgyn en Vroedmeester te
Veere.
Timmerman CJan) te Amft. Thiel (Theodorus van) te Amft. Taapkens (Theodorus) Apothe- car te Amft.
Thoofc (Jacobus) Predikant te Vollenhoven.
Tonneboeyer (Jacob) Wynkoper te Enkhuizen.
Tonderen (Janus Petri) Themmen (Willem) Tilburgh Mz. (Arnoldus van) Scheepen en Raad der Stad
Goes.
Tilanus (J. N.) Predikant te Har- •. derwyk. Triebt (Ädrianus van) Mr. Chi' rurgyn te Dordrecht.
Tromp (Job) Oud Scheepen en ;Raad te Zierikzee-
Twisk Junior (Cornelis) Trapp (Jan Hendrik) te Auift. Thomas (Carel Christiaan) t< Amft.
Tak (Jaa Hemeryk) |
||||||||||
inteekenäaren.
|
|||||||
Thiel (Simon van) Predikant te
Heemftede.
Triest (Arend van) Horologie- maktr te Haarlem.
Tetmans (J.) Boekverkoper te Haarlem.
TronkhoiT (J. W.) Roomsch Pastoor in de Beverwyk.
Tyl (M.) Boekverkoper te Zwol. Tyl (H.) Boekverkoper te Zv»o!. Tyl (Z.) Theol. Stud. te Gro- ningen. Teelinck Ie Grand (J.) Scheepen en Penfionaris Honorair te
Vlisfingen.
Tamé (Tieleman) Med. Doctor in 's Hage.
TenhaafF(G.C.)in'sHage. Tinne (J. A.) Commies ter Grif- fie van Hun Hoog Mog. ia 's Hage.
Thomasfon (H.J.) Ontvangeren Koopman te Lochern.
Teeuwfen (Hendrik) te Amft. l'holen (J. J'.)Rec1:or te Franek. Taan (Cornelis) Thooft (J. P.) Ontvanger te Zaltbommel.
Themmen (Willem) Koopman te Amft.
Tromp (Piecer) Tol (D. en J.) Boekverkopers te Amft. 2 Exemp.
Tieleman (Hendrik) Teengs ((acob) Oud Raad der Stad Monnikendam.
Tangen, ( . . van) Telting (Casper Hendrik) Tesias (Pieter Hendrik) Tets (A. J. van) Bailjuw van de Merwede, enz. te Dordrecht,
Terfteeg (Dirk) Makelaar te Amft.
Troon (Johan Jacobus) Koop- 1 man te Schiedam. |
|||||||
Turr (F. E.) te Arnheim.
Tak (Abraham) te Middelburg.
Toorn (Derk van den) Custos
van de Broederen en Reguliere kerken te Nymegen. Tooren (P. J. van) Negociant in
de Fynäart. Tuüeken (Mr. R.) Schout van
Ysfelmuiden. Tonkens (H) Predikant te Leeg-
en Hoogkerk. Tollé (H. A.) Predikant te
Veere. Tricht (A, van) voor 't Leesge-
zellchap te Dordrecht. Timmerman (J.) Stads Fransch
Kost-Schoolhouder te Bergen op Zoom. Tresling (G.) V. D. M. te Leeu-
waarden. Tieie (J.) Boekverkoper te Rot-
terdam. Test (A. W. N. van)
Thysfens (J. J.) Boekverkoper
te Leiden. 5 Exemp. Thiebout (J.) Lit. Hum. Stud.
Tuyl van Serooskerken (J. D.
van) Heer van Heeze enLeend. Toewater (Mr. H. W.) Secretaris
der Stad , en Landfchryver van 't Land Drosampt des Graaffchaps Zutphen. T. J. V. L.
Thieleman Grothe (Mr. Jacob
Engelbarth) Thierens (P.) Chirurgyn en
Vroedmeester te St. Anne- land. Tolk ( Aris ) Boekverkoper te
Westzaandam. 2 Exemp. Toeheegh ( . . ) Heer van On-
fteyn. Tex (C. den) te Tüborg.
Toll (A. van) s
Themans (Mr. P.)
|
|||||||
NAAMLYST des
|
|||||||
Vader (Abraham) Secretaris te
Cortgeen. LJdemans (Gofardus) Secretaris!
te Capelle. Veelwaard (Daniel) Konslgra-
veur te Amft. Vleuten (Adr. van) te Zaandyk.
Valk (Cornelis van der)
Vedderink (J. A.)
Vos vas Steemvyk (J. A. de)
Heere van Nyerwal, Weiland en Serooskerke , Lid van ds Ridderfcbap van Overysfel. Vis (Cornelis) Schout dei Baan-
derheerlykheid van Haamftee" de in den Eilande van Schou- wen- Vygh (Hester)
Verveer (Jacob)
Vogt (Fredrik Willem)
Voorst (W. A. van)
Vroom ( Dirk) Med. Doftor te
Amersfoort. Voet (C) Med. Doctor te Amft,
Veem (Pieter van) te Amft.
Verfchuur (Wourerus) te Amft»
Verhamme (Govert) te Amft.
Visfer (Dirk) te Amft.
Vos (Gerrit)
Vos (G. J.)
Vliet Hendriksz. (J. van der)
Verploeg van Hellouw (H )
Verpoorten (C) Clerck ter Se«
cretary der Stad Haarlem. Vos ( J. W.) Koopman en Frs.
brikeur te Haarlem. Visfer Iz. (Coenraad) te Zie-
Vliet (Ä. van) V. D. M. te
Waaxens en Brantjtum.
Voormeulen (R.) Deurwaarder der Ed. Mog. Heeren Staaten
van Vriesland.
Vries (E. de) Ontvanger enz. in den Dorne Ackrum.
Veen
|
|||||||
V.
Verwey (W.) te Amft.
Voorst Moeriaans (Hendrik van)
te Amft. V (R.) te Amft.
Vrydag (D.)
Verburgh (Abfalom) Predikant
te Amft. Vollenhoven (Hk. van)
Vos (Jan Hendrik) te Amft.
Vinkei (Arent) te Amft,
Veye (F J de) Colonel, Direc-
teur der Fortificatien te Mas- tricht. V. R. C„
Ve^n (Hendrik) Schoolmeester
te Wieringen. Vos Cz. (Dirk) Koopman te
Dordrecht. Velden (J L. van der) te Amft.
Vinkeles (Hermanus) te Amft.
Valck (Härmen)
Vogel (G.)
Vereul (Nicolaas Johannes) Best
pap. Vietor (Cornelius) Oud Ge
zworen te Groningen. Verboom (M. O.) Raad in de
Vroedfchap en Oud Scheepen der Stad Hoorn. Vermande (Lodevryk) Boekver-
koper te Hoorn. 2 Exemplaa ren. Verfluis (Ifaac) Koopman te
Vlisfingen. Valkenburg (Gerrit)
Vliet (W. van) Boekverkoper te
Amft. Vaillant (Mr F. A.) Oud Schee-
pen te Enkhuizen, Velden (Simon van der) Oud
Commisfaris te Enkhuizen. Vergoes (|an) te Rotterdam.
Vonck CA.)
|
|||||||
INTEEKENAARIN. 53
|
|||||||
Vleugels (Diderik) Raad en Re-
eeerend Burgemeester derScad Tholen. Visfer (Mr. A.) Burgemeester
der Stad Doesburg. Visfcher (M.) Ontvanger van de
Verponding over de Stad Thiel. Ven (Christiaan de) te Thiel.
Vicq (Mr. Jacob Jofias) Oud
Scheepen der Stad Hoorn. Vel (Cornelis de) te Hoorn.
Vinkenburg (J.) Roomsch Pas-
toor in den Briel. Veelouw (Wemmer van de)
Vermeulen (P. L.)
Verwey (Bernardus) Lit. Hum.
Stud. te Franeker. Vishoek (Adr ) Secretaris, Stok-
houder en Penningmeester van Fyn en Reyninge. Vis Heimesz. (Jan) te Oostzaan«
dam. Voorst (Dirk van) Chirurgyn te
Qosuaandam. Via Ha; (Claas) te Oostzaandam.
Verhoeven ( Willem) te Dord-
recht. Verbeek (A. J.) te Dordrecht.
Vriefendorp (Jacob.) te Dord«
recht. V.onek (Cornelis) Schout en Se-
cretaris te Streefkerk. Veth (Jan) te Dordrecht.
Verlouw (Jan) te Schiedam.
Velden Abrahamsz. (Johannes)
te Schiedam. Visfer (Cornelis) te Schiedam.
Vermande (Cornelis)
Voute (...) Predikant der
Walfche Gemeente te Rotter^ dam. Vermande (J.) te Dordrecht:.
Vollenhoven (C.) Koopman te
Rotterdam. £»3 Vis |
|||||||
Veen (Arent Albertus van der)
te Hogeveen. Verheul (Pieter) Azynmaker in
de Beverwyk. Verhoef (A. J.) te Lekkerkerk.
Vink (Petrus) te Rotterdam.
Vo^elefang (Gerrit) te Amers
foort. Verlern (Jan) Boekverkoper te
Amft. ■ Viveen (Johannes) Zilverfmit in
's Hage. Verdooren (Gerrit) Ordinair
Lieutenant ter Z*e, by de Admiraliteit van Zeeland. Valkenburg Iz. (J. van) Make-
laar in VVynen, te Middelburg. Ulrich (Bernardus Johannes)
Veere (Conielis Pieter van der)
Volkryk Lieben (M.) te Mid-
delburg, liest pap. Viiiju Az. (Cprnelisj Landmee-
ter. Voitman (Jan Hendrik)
Vester (Hendi ik)
Viervant (L )
Veerkyk (Phüippus)
Verflee.tr (Gysbert) te Alkmaar.
Visier (Nicolaas) eerfte Commies
ten Gemeenen Lands comptoii ■ te Alkmaar.
V. R. ie Almelo.
Vatebender (G. C. C.) Reftoi
derLatynfche fchoolen te Gou- da. Vroornbrouck (J.) te Moordrecht.
Verfchoor(J.) schout te Krimpen aan den Ysfel.
Visfcher (J. de) Predikant te Gouda.
Verblaauw ( W.) Boekverkopei te Gouda. Best pap.
Volkamp (Simon) Ylammersveldt (J.) Clerck tei GriSJie van H-un Hoog. Mog.
|
|||||||
54 N Ä A M L
|
||||||||
Y S T Der
Virieu (W. C. de) Kapitein in *ï
Regiment van den Generaal Majoor Baron van Nyvenheim. Vladderach (Jonkheer G. C. van)
te Alkmaar. Verheven (J. B.) Drosfaard van
het vrye Graatïchap Bokho- ven. Verfteege (Mevrouw E. M. J.
Taree Wed ) te Zutphen. Velthoven (Jacobus van) te U-
trecht. Vos (J. L ) Regeerend Scbeepe«
te Kuilenburg. Vollenhoven (Willem Jan van)
te Haarlem. Best pap. Veen (Simon) Bloemist te Haar-
lem. Vries (Cornelis de) Rustend
Leeraar der Doopsgezinden ts Haarlem. Vos (Abraham)
Vaker (Jan)
Vaarde (Margaratha ten ) te
Haarlem. Veltrup (Johs. te)
Vervooren (Jan)
Vink (Jacobus) te Vlisfingen.
Vey (Johan de) Banketbakker
en Confiturier te Vlisfingen. Verplanke Leendertsz. (Jan) ia
de Groede. Vin (Hendrik de) te Vlisfingen.
Vink (B.) Kleermaker in'sHage.
Vlek (Dirk) te Amft.
Ungerland (Jacob Christiaan)
Vleuten (Jan van} op Zaandyk.
Velde (J. van de) Gerei-; ter Se-
cretary der Stad Middelburg. Vlietus ( . . )
Vermeere (Adrianus) Regent van
het Dis- en St. Janshuis te Aardenburg. Vleuten (J. van)
Veizyl (Abraham)
Vry-
|
||||||||
Vis (Dirk) Boekverkoper te Rot- j
terdam. 2 lixemp. j Vis (A.) Boekverkoper te Rot.
terdam. 6 lixemp. Voombergh (J.) te Wyhe.
Vlaardingerwoud ( Wil[em)Koop-
man te Rotterdam. Vroefon (Jacob) Goudfmit te
Rotterdam. Vermeer (D. A. Engelbert)
Commies tot het opneemen der Complatible Rekening by de Admiraliteit op de Maaze te Rotterdam. Veur (P. F. van der)
Vlierboom (Dirk;
Vos (Michiel Christiaan) Predi-
kant te Pynaker. Viruly (Ifaac)
Vetter ( . . ) Predikant te Zoe-
terwoude. Visch ( Theodorus Adrian i )
Predikant te Hoornaar. Voorthuizen (Jan)Jioopman te
Huizen in 't Gooiland. Verftolk (A.) Advocaat voor den
Edelen Hove van Utrecht. Vaal (Jacobus de) Koopman te
Utrecht. Vlisfingen (Coraelis van) Koop-
man te Utrecht. Vos (J. L.) Med. Doftor te
Utrecht. Vries ( . . de ) te Maarzen. 2
Exemp. Veye (J. P. de) te Zutphen.
Vlooten (Huybertvan) Secretaris
des Kapittels van St. Maria te Utrecht. Vogelenzank (L) te Utrecht.
Velfen (P.) Advocaat te Haax-
bergen. Vineu (Mr. O. de) Burgemees-
ter der Stad Bommel, Richter van den Boemelreweerd. |
||||||||
I N T E E K E N A A R E N. 55
|
|||||||
Viasman (Gysbert) Koopman te
Hoorn. Valk (jan van der) Raad in de
Vroedfchap der Stad Schie- dam. Vermandel (W.) Boekverkopsr
ie Amft. Vecht (L. van der) Juris Utriuf-
que Stud. te Groningen. Verbeek (Johanna Alberta) te
Alkmaar. Ulenberg (P. J.) Notaris en Pro*
cureur te Schiedam. Visfer (H. W.C. A.) LH. Hift.
Stud. Visfcher (Mr. W. P.) Raad itt
den Hove van Policie en Crimi- neele Justitie derColonie Suri- name , wonende te Paramaribo, Vasfy (Jacob johan de)
Vries (T. N, de) Med. Doel. tf
Dordrecht. W.
Wasfenbergh (A. L.) te Amft.
Wasfenfeergh (Ev.) Hoogleeraar
ie Franeker. Weppelman (Johannes) Boekver-
koper te Amft. 5 Exemp. Warmelo (R. A. van) te Amft.
Wyk (A. }. Dk. van) Makelaar
te Amft. Wagner (J. C.) Notaris te Amft.
Best pap. Westerlaken (G. G.) Intrestreke-
naar van de Bank van Leening te Amft. Wevering (G. van) te Amft.
Wit (W. C. de) Notaris en Pro-
cureur te Tholen. Wynkcs (Hendrik) Fabrikeur te
Zwolle. Wolters (Jan Jacob) Boekver-
koper te Amft. 2. Exemp. D 4 Warn. |
|||||||
Vrydag (H.) te Rotterdam.
Vercluin (Äry) tot Pennis.
Vroom (A. de) Geadmitteerd
Landmeeter. Veening Willemsz. (].)
Veeckens (Johan Andreas)
Velfen (A. van) J. Utr. Siud. te
Bolswaard. Vermeulen (H.) Richter en
Schout der Stad Zaltbommel. Verploegh (Mr. H.)
Vyvyan (J.) Secretaris der Stad
Zaltbommel. Vroome (Fleudrik)
Vroome (W. H.)
Vos (Jan)
Voomberg (D. J.)
Viervant (Henricus Husly) Pre-
dikant te Rotterdam. Veldhuis (Claas)
Vries (Corneli's de) Boekverkoper
te Amft. 2 Exemp. Verfter (Hendrik)
Upwich (ƒ. C. van der) Best pap.
Visfer (Wiebe J.)
Vlie (W. D. van 't)
Voort (Albertus van der) Toe-
ziender van de gemeene Lands- midsielen. Vogel (Marten de) te Amft.
Veritraaten (P.) te Amft.
Venvit (Hermanns)
Voltman (Jan Hendrik)
Vogel (A. de) te Dordrecht.
Verhoeff (H ) Schout te Ridder-
kerk. Vos (Johannis) te Rotterdam.
Visfer (Nathanaël)
Vermeer (H. W. A.) te Zeve-
naar. Vorm (Hendrik van der)
Voorman (Jan) Konstfchilder te
Amft. Verkerk (Hendrik) te Utrecht.
Best pap. |
|||||||
NAAMLTST bes
|
|||||||||
5<5
|
|||||||||
Warnfinck (Bernardus) te Amft.
WilUens (J. F.) Koopman te Dordrecht.
Wagemaker (Petrus Johannes) te Hoorn.
Wit (Pister Witsmeer de) te Alkmaar.
Wezel (Hendrik van) te Amft. 2 Exemp.
Water (Jacob) in de Ryp. Best pap.
Weege (J.) Boekverkoper te Amft. Best pap.'
Wit (Pieter de) Koopman te Enkhuizen.
Willige (Olphort) van der) Waarem Iz. (Arnout de) te Rotterdam.
Wyt (Cornelis) Boekverkoper te Rotterdam. 4 Exemp.
Waller (Nicolaas) Boekverkoper te Amft. 3 Exemp.
Winter (Rr. *>•) te Edam. Wegland (H.) te Amft. Wipperman (G. F.) Water (V» allem de) Westervelt van Salenteyn (Mr. H. V.)
Woldringh (H. J.) Lit. Hum. Stud. te Harderwyk,
Wey (Gerard de) Witteveen (Fredrjk) in de Lem- mer. Willink (Wilbem) Wins (Cornelis) te Amft. Wilde (V. de) Predikant te Bla> vikurn.
W. S. te Oostzaandam, Waert (f. van) Burgemeester en Raad te Edam. 2 Exemp,
Willink Jurriaansz.. (Hendrik) te Winter&wyk,
Winklaar (Carel) Wienius (Hendrik) te Amft. Walled (Pieter) te Amft, |
|||||||||
Weerden (F. van) Schipper op
den Haag. Wit (Aldert de) in de Ryp.
Wild en J. Altheer ( B.) Boek-
verkopers te Utrecht. 3 Exemp, Wuytiers (S- J. B. Barcbman)
Raad en Rentmeester Gene- raal der Domeinen 's Lands van Utrecht, Wall (J. F. van de)
Wynen (Pieter) Koopman te
Vlaardingen. Wesfelius (Pieter) Mr. Timiner-
man te Leeuwaarden. Walop de Jonge (Jacob) te Rot-
terdam. Wiltfchut (Jefaias) Predikant te
Amersfoort. Wins (Hendrik) Commies ten
Comptoire Generaal van Hot- ïand. Wetfteyn (Fredrik Hendrik)
Koopman te Amft. Westplate (Johannis) Clerck ter
GrifBie van de Rekenkamer van Zeeland. Wiltfchut (Willem)
Willeboords ( Cornelis) te KIe«
verkerlce in Walchren.- Wesföls (Anthony)
Wcsterojien van Me.eteren (M.)
te Dordrecht. Best pap. Wys (Govert de) te Dordrecht.
Wickers (Hendrik) Med. Prafo
en Chirurgyn te Onderdendara in Groningerland. Wetfelsz (Dirk.) te Amft. ,
Wageman (Pieter)
Woert (W. V. D.)
Westingh Junior (Pieter) Secre-
taris van Barzingerhorn e» Colhorn. Wiide (Petrus de) Predikant te
Alkmaar. Wilde (Johannes de).
|
|||||||||
NAAREN. 57
Water (Johannis van de) Secte*
taris te Charlois.
Weggeman Iz. (C.) te Ouderkerk aan den Ysfel.
Wyt (H.) Boekverkoper te Rot- terdam. Wagenaar (J. H.) Schryf- en
Cyffermeester te Rotterdam. Westakker (C.) Notaris te Delft*
Weeninck (Gerard) Drosfaard
der Hoge en Vrye Heerlykheid Leerfum. Wicherlink (B. R.) J. U. D. era
Clerck van de Provincie vart Overysfel. Wegbel (Jan Righ. te) te De-
venter. Weddelink (H.) Beroepen Pre-
dikant te Nieuvrand onder de Clasfis van Gorincbem. VVildrik (B.) Advocaat te Nyerr1
huis.
; Wieringen (Maarten van) Waltman (Maarten)
Walckren (van) Predikant té
Ter Heide. Wielandt (Mr. Thomas) Mede
oudfte Advocaat voor den Hove van Vriesland en Pen- fionaris der Stad Leeuwaarden. Wyck (H. J. Baron van der)
Extraordinairis Ingenieur, Wentholt (Mr. J. S.) Secretaris
der Stad Zutpben. Wall (R. W. van de) Capitein
en Ondermajoor te Zutphen, Weytingh (Henrrcus) Prasceptor
der Latynfche Schooien te Deventer. Weerts (Mr. A. J.)
Westwoude (Lucas) Oud Raad
en Oud Burgemeester der Stad Enkhuizen. ; Warmelo (W. van) Procureur te
Zwol. 1 War-
|
||||||
I N T E E K 1
Wetter (F. L.) Boekverkoper te
Middelburg. 2 Exemp. Weyaer (Johannes Justus)
Weetering (C. van) Btnnevader
in 't Aalmoesfetiiershuis te Gou- da, Willet (A.) Predikant in de
Walfche Gemeente te Gouda. Wagtho CCornelis) Scheepen
der Stad Tholen. Wit (W. C. de) Schout, Secre-
taris en Rentmeester van Nieuw Stryen, midsgaders No. taris en Procureur te Tholen. Wasfington (J.)
Wolff (Jan van der) Oud Schee-
pen der Stad Hoorn. Waten (Jacobus)
Wyck (G. van) Secretaris der
Hoge en Vrye Heerlykheid Loenen. Wyck (J. van) Stads Rentmees-
ter te Wageningen. Weeninck (H. J.) te Nymegen.
Well (J. E. Sanders van) Rent-
meester van verfcheiden illus- tre Kapittels te Nymegen. Walen (Mr. Jan) Advocaat te
Campen. Wall f E. van de) te Dordrecht.
Witt (R. dej te Dordrecht.
Weening (Hendrik) te Dord-
recht. Walpot Thoraasz. (Hendrik) in
den Achten te Dordrecht. Waasdyk (D.) te Rotterdam.
Wylacker (Theodorus) te Rot-
terdam. Wynams (Abraham) 's Lands
eerfte Boekhouder van de Waag, en Beftuuvder van het Dicht- en Letterlievend Ge- nootfchap, onder de Spreuk: Studium Scientiamm Genttrix ïs Rotterdam. |
||||||
58 NAAMLYST DBS
|
|||||||
Warmelo (W. L.van) Predikant
te Wyhe. Willemfen (Huybertus) te Meurs.
Westerhout (L.)
Westerenen (Nicolaas van) tot
Lauwenrecht, Raad in de Vroedfchap en Scheepen der Stad Utrecht. Waal en Zoon (Wed. de) Boek-
verkopers te Utrecht. 3 Exemp, Werkhoven (P. van) te Utrecht.
Werckhoven (f. A. van) Roomsch
Pastoor te Utrecht. Wittert (Mr. Adriaan) Heer van
Bloemendaal, Art. Lib. Mag Phil. & Jur. Utr. Doftor , Lid van de Holl. Maatfchappy der Wetenfchappen te Haarlem, R. P. en Past.indeBeverwyk. Wall (Jan Gerard van der)
Walré en Comp. (J. van) Boek-
verkopers te Haarlem. Willemle Gz. (Johannes) Stads
Med. Doctor te Haarlem. Witt (Johannes de)
Westerkappel Jr. (J.) te Haar-
lem. Wit (Gaas de) te Westzaanen.
Weeken (G.)
Wanrooy (Adriaan) Apothecar
te Haarlem. Wegman (Fredrik Willem)
Wolfsbergen (E. van) Boekver-
koper te Rotterdam. 7 Exemp. Waas (Pieter) Mr. Züverfmit te
Rotterdam. Wedts (Ary) te Middelburg.
Weyde (C. L. van der)
Welie (F. van)
Wynands (J. P.) Boekverkoper
in 's Hage. Weymar (F. W.) Mr. Chirurgyn
in 's Hage. Watering (J. van de) Notaris in
's Hage. |
|||||||
Waal (ƒ. de) Mr. Tiinmermffl
in 's Haue. Wegman (H, J ) in 's Hage.
Wolterbeek (Jacob Derk) Pre«
dikant in 's Hage. Weber (Hendrik) te Amft.
Weel (Anthony van) Geadmft-
teerd Landmeeter op den Bom- mel in Overrlacqué. Best pap. Wolters (G.) Koopman in Wy-
nen te Delft. Wapperom (Jacobus Johannes)
Notaris en Clerck ten Comp- toire Generaal van Holland. Willinge (L.J) te Oudeberkoop.
Wyland (Adrianus) Tinnegieter
in Gouda. Weede (Herman Matthias)
Wolff (Cornelis van der)
Werkhoven (F. van) Koopmaa
te Zaltbommel. Wynands (Casparus)
Wage en Hendrik Amfa en
Comp. (Jan) Wildeboer (Simon) te Bergen.
Wallendal (Albertus van) Oud
Burgemeester der Stad Mun- nikendam, Collonei Kapitein ter Zee, ten dienfte der Veree.-. nigde Nederlanden. Waterhond Eleveldt (Corns.)
Wesfelsz (Dirk)
Wilt (J. F. Faure van der) Pr«.
ponent te Amft. Wesfeling (Johannes)
Wetje (Hendrik) te Amft.
Weddelink (Gerrit)
Waerma (P.)
Weldaa (Hs.)
Wallrab (Jan) Toeziender der
1 Gemeene Landsmiddelen te
i Amft.
I Werven (Jacob van) Boekverko«
per te Amft. 3 Exemp. Wesfeling (L. W.) te Bentheim.
Wyk- |
|||||||
J. N T E E K É N A A R Ê N. ft
|
||||||||||
Zandyk (Jacob van)
Zande (Johannes Wiekers van
der) te Middelburg.
Zeemel (Pieter) te Oostzaan- dam. Zwart (Hendrik Zecourt) Zeewolt (A.) te Gouda. Zuydhoek (P.) Zande (G. van den) Scholtus van het Bovenkwartier des Rhyns
in Nederbetuwe te Thiel.
Zande (J. van der) Zuidema Lz. (W.) te Groningen. Zyp (Jan van) Mr. Timmerman te Amft.
Zwicht (J. van) Heel- en Vroed- meester te Berkel.
Zadelhoff (H. van) Predikant te Houten.
Zaanen (Cornelis van) te West- zaanen.
Zaanen (Jacob van) Leeraar der Doopsgezinden te Oost- en
Westgraftdyk.
Zandleven (G.) Banketbakker en Confiturier te Vlisfingen.
Zweerisz (J.) Zael (Frans) Zythoff ( . . van ten) Zeege Lagerwerff (M. van der) Schout te Krimpen.
Zyll de Jonge (Hendrik Willem van) Adjunct Schout en Secre-
taris van Poortugaal, Pennis
en Hoogvliet.
|
||||||||||
Wykman (Ferdinand).
Wynands (W.) Boekverkoper te
Amft. Wanders ( A.) V. D. M. te Veere.
Wapperom (Jan) Dykopzichter
van de Alblasferwaard en gead- mitteerd Landmeeter van Pa- pendrecht. Weeningen (J. P. van), Ferle-
man te Sluis in Vlaanderen. Woutnian (Fredrik)
Wulp (Jan Thyfe) Secretaris op
Westerfchelling. Wal (Johannes de) Mede-Raad
in de Vroedfchap en Oud Bur- gemeester te Leeuwaarden. Waard (M. van) Chirurgyn te
Wormerveer. Waalwyk (W. van) Regeerend
Burgemeester der Stad Schied. Wolbrink (Lucas) te Amft.
Y.
Yzendyk (E. van) te Amft.
Yzerman (Hendrik Muloen) Ysfelftein (W. R. van) S. S. Theol. Stud. te Leiden.
Ysfelftein (Gillis van) Bailjuw der Stad Zierikzee.
|
||||||||||
Zeeman (Hendrik) te Amft.
Ziele (Christiaan) Pakhuismees- ter te Amft. |
||||||||||
OVERGESLAGEN NAMEN.
|
||||||||||
Andrae (G.) Med. Doctor telBaarfel (C. van) Lettergraveer-
Harlingen der te Amft.
Arnoe (Paulus) te Amft. Buurma en Comp. (R. Y.) te
Baart (A.) 1 Groningen.
' ' Coi-
|
||||||||||
NAÄMLYST KBRSKZ,-
|
||||||||||
60
|
||||||||||
Coster (J. de) Boekverkoper te
Amft. ßyck (H.) [Gezworen der Stad
Groningen. Gaarlandt (Louwrens) te Äroft.
Groll CG. van) Heere van Kra-
nenburg. Haak (Petrus) Predikant ts Amft.
Harderwyk (R< van) in de
Schrans by Leeuwarden. Hoogenftraaten (Dirk)
|
||||||||||
Hoogop (H.) Boekverkoper ttt
Zwolle^
Jaha (Thomas) V. D. M. t@ Reitzum.
Isbrands (Dirk) Dorprichter en Colle&eur te St. Jacob.
Karfeboom Q. W.) Perizonius (A. J.) Predikantté Ainftelveen.
Petrseus (J. B.) Rep (A. A,) te Westzaanda». |
||||||||||
V&
|
||||||||||
VÄDERLANDSCHE
HISTORIE.
EERSTE BOEK,
|
|||||
INHOUD.
L Onzekere Oorsprong der Germaanen. II. Ge-
legenheid van het Eiland der Batavieren. HL Kimberfche Oorlog. IV. Tweefpalt tusfchen ds Katten en Batavieren. Deezen neemen het Ei- land des Ryns in bezit. V. Aart en zeden der Batavieren. VI. Hun Godsdienst en Regee- ringsvorm. VIL Julius Cezar komt over den Ryn. Verbond der Batavieren met de Romeinen. VIII. Krygsbedryven der Batavieren in Cezars Leger. IX. Zy worden tot Lyfwagten van Kei- zer Augustus aamenomen. X. Druzus Graft en Dyk. XI. De Sikambren, Ftnezen en Rau- chen van de Romeinen beoorloogd. XII. Tibe* rius temt de Kaninefaaten. XIII. Augustus dankt zyne Batavijche Lyfwagt af; doch her- fielt dezelve kort daaraan. XIV. Germanikus togten tegen de Germaanen. XV. Agrippi- na's Hof. XVI. Gevaarlyke togt der Romei- nen langs de Zuiderzee. Floot in het Eiland der Batavieren verzameld. XVII. Batavifche Zwemmers verdrinken in de Eems. Karioval- cla, Legerhoofd der Batavieren, gefiaagen. XVIII. De Romein/the Vloot lydt veel dooreen] fiorm. V Britannisch Kruid den Romeinen ver- * ï. Deel. A toond. |
|||||
fe VADERLANDSCHE I. Boek.;
ioond. XIX. Opftand der Friezen. XX. Ka*
Uvula1 $ bedrff op en omtrent het Eiland der Ba- tavieren. XXI. De Romeinen, tegen de Britten, door de Batavieren bygefiaan. XXII. De Ka- ninefaater Zeefchuïmer Gannaskus verdreeven en gedood. XXIII. De Friezen door Korbulo everheerd. XXIV. Korbulo's Graft. Paulwut Pompejus voltooit den Dyk van Druzus. XXV, Kenige akkers door de Friezen ingenomen. Be' dry f van hunne Opperhoofden, Verritus en Ma- lor ix, in den Schouwburg te Rome. XXVI. De Batavieren-helpen het Eiland Mona winnen. XXVII. De Batavier Klaudius Civilis gevan- gen en zyn Broeder omgebragt. XXVIil. Op- ftand in Gallie, met hulp der Batavieren, ge- dempt. XXIX. Civilis geßaakt. De Batavi- jche Lyfwagt afgedankt. XXX. De Batavie- ren helpen Viteltius aan V Roomfche Ryk. Ju- lius Brigantikus, Zusters zoon van Civilis, valt- Viteltius toe. XXXI. Muit ery van agtBata- vif'che benden geftild. XXXlï.PVaterflryd der Batavieren en Romeinfche Schermers. De Ba- tavieren keeren naar hun land. I. |^ elyk de Oorfprong der meeste aloude
VJT Volken onzeker is; zo i,s 't ook even- eens gelegen met dien der oude Germaanen Ger- of Duiifchers ; een volk , welk , door veele "• naanien onderfcheiden (#), een groot deel van Europa bewoond heeft. Zy zelven heb- ben oudtyds geloofd, dat zy de afkomelin- gen waren van zekeren God Tuisto, die uit de aar-
C<0 Tacit, de Morib. Gera» C»ß. XXIX. Si figmiu
|
||||
HISTORIE.
|
|||||||||||||||
1. Boek.
|
|||||||||||||||
'A
|
|||||||||||||||
aarde voortgekomen was, en wiens Zoon en
Zoom Zoonen Stamvaders des Volks geweest zouden zyn (£). Doch de ydelheid deezes Verdigtfels toont hoe weinig dit Volk van zyne eigene herkomst gewecten nebbe. De Europilche Volken en dus ook de Germaa- nen , met veelen, van eenen van Noachs Zoonen of Zoons Zoonen af te leiden, fchynt ons de herkomst van een Volk van nieuwer' naam dan veele anderen (c) wat te hoog ge- zogt te weezen. Nader komt men aan de tyden der Germaanen ^ wanneer men dezeU Ven, met fommigen, van de Kelten of Kel- iifche Skythen doet afdaalen (V), naardien zy, by oude Sehryvers (<?), ook den naam van Skythen draagen. Het Gewest, van de Germaanen bewoond, II.
Werde, door de ftroomen den Ryn en den Do- fj^'t nau, van de Gallien, Rheticn en Pannoniën, y™'1]^ door het gebergte, van de Sarmaaten en Da- Eiland ciërs afgefcheiden; en voorts omvangen door der Bata- den Oceaan of Noordzee (f"). J.n dit ruim vieren, gewest; is het thans ondoenlyk de nette grenzen van de Landen clor Kauehen, Tenk- teren, Uzipeeten, Bruktcren, Cheruscen , Katten, Hermonduuren en veele andere Ger~ rnanifche volken aan te wyzen. Allecn- lyk weet men, met genoegzaame zekerheid , en dit komt tot ons tegenwoordig oogmerk voornaamlyk ce pas, dat de Ryn uit de |
|||||||||||||||
Rhe*
. Edit,
|
|||||||||||||||
f?') Tacit. de Morib. Cerm.' Cap. TT.
Cc) Mem, ibid. Conf. Strakon. Lil»: VII. Amji. 1707. OH Ci.uvf.ru Germ. Antiq. Lit/r. I. Cap, II. Cf) Pi.iNius IJbr. IV. Cap. 12. 00 Totï, de Morib. Gcrm. Cap. I. A 3
|
|||||||||||||||
4M
17' |
|||||||||||||||
4 VADERLANDSCHE I. Boek,
Rhetifche of Zwitferfche Alpen ontfpringende,
na 't doorloopen van verfcheiden' gewesten, allengskens Westwaards zwaait, en zig eertyds niet verre van zynen uitloop in den Noorder Oceaan, in twee armen deelde, met welken hy een maatelyk Eiland omving, van fommigcn (g) gehouden voor 't grootftc, dat door Rivieren gemaakt wordt, en welks lengte van ouds op tagtigduizend fchreeden, dat is omtrent zeven en twintig uuren gaans, begroot werdt (/z). De rcgter arm des Ryns, die den naam van Ryn behieldt, plagt oudtyds, naar 't gemeen ge- voelen , ter plaatfc daar nu Katwyk is, in Zee te loopen: de linker arm, die den naam van Waak hack, en tot heden toe behouden heeft, itroomde voort langs den Gallifchcn oever, en ïiortte, de Maas ontvangen en derzelver' naam aangenomen hebbende , met dezelve , door eenen geweldig breeden mond , in de zelfde Noordzee (i). De grootfte breedte des Ei- lands, van den mond der Waale en Maaze af, tot aan de plaats toe, alwaar de Ryn eertyds in zee viel, wordt van laatere Schryvers op twee en twintig duizend fchrecden, of ruim zeven uuren gaans gerekend (/c). Twyfielagtigishet, of men dit Eiland, op de grenzen van Germa- nie en Gailie gelegen, van ouds tot Germanie of tot Gallic betrokken hebbc. 't Is zeker ge- noeg, dat de Ryn oudtyds aangemerkt werdt, als Germanie van Gailie fcheidende ( /_); doch niet
CO Zosimus Dhr. Hf. Cap. 6.
OO C/ESAR de Bello Gall. Libr. IV. Cap. 10. Tacit. deMo^
Gcrni. Cap. I. C i ) Tacit. Ann. II. Cap. 6.
t*) M. Altino. Notit. Genn. Inferior. P. l.p. 17.
. ( /1 Tacit. de Morib. Gcrni. Cap, I, DiQ Cassiüs, lAWl XXXK. MJ3. E, Mt. ItWilm |
||||
HISTORIE.
|
|||||||||
ï. Boek.
|
|||||||||
5
|
|||||||||
niet zo klaar by allen, of men door den Ryn,
daar hy dcezc icheiding langs het Eiland maakt, den rcgter of den linker arm des Ryns, doorgaans de Waal genoemd , te verdaan hebbc. Ons komt het. egter voor, dat de reg- ter arm des Ryns Germanie van Gallie ge- fcheiden heeft , en derhalven , dat men oudtyds het Eiland tot Gallie heeft betrok- ken ( i ) ; ichoon het, des onaangezien, zeer wel zyn kan, dat de oudfte Bewooners des Eilands Germaanen van herkomst geweest zyn; want ook, in verfchciden' andere dee- len van Gallie, hebben zig al vroeg Germa- nifche volken nedergezet ( m ). Het Eiland, van welk wy fpreekcn , lag tusfchen de Moerasfen in, of beftondt grootendeels uit laag en mocrig Land (»). Dikwils werde het door de Rivieren overitroomd, en voor eenen tyd onbewoonbaar gemaakt (o'). Zo dras lag het veeltyds , dat het naauwlyks betreden werdt, zonder dat 'er de voetftappen in ijaan blceven, en daar de grond een weinig vaster fchcen,
C»0 Casau (te Bello Gallieo, LiSr. II. Cap. IV. num. I, 2.
C«) Tacit. Hifi. Libr. IV. Cap. 12. (,0 ) Idem, Libr. V. Cap. 23. (1) Hierom worden de Bewooners deezes Eilands,,
èe Batavieren,nis, ten opzigte der Romeinen, aan dee- ze, dat is aan de linker zyde des Ryns woonendc, by Tacitus dikwils van de Overrynfche Volkeren onder- fcheiden. Hiß. Libr. II. Cap. 17. Libr. IV. Cap. 73. Libr. V. Cap. 16. Somtyds niet duifteriyk tot de Gal- lien betrokken. Hifi. Libr. IV. Cap. 17 en 32. Vu- Nius (Lib. IV. Cap. 17.) en Ptolomeus (Libr. II. Cap. 9.) plaatfen de Batavieren ook in liet Belgisch Gal- lie, en de eerfte fielt (Libr. IV. Cap. 15,) zelfs het; Eilaad in den Gallifchen Oceaan-. A o
|
|||||||||
5 VADERLANDS CHE I. Bcek.
fcheen, gaf hy egter een hol gedreun, als'er
op gedampt werdt; zo dat fommigen (p ) gc-
twyffeld hebben, of zy decze ftreek Land of
geen Land noemen moesten. De oudlte Be-
wooners deezes Eilands, 't zy men ze tot de
Galliërs of Germaanenbetrekken wil, zynons,
by hunnen byzonderen naam, in de oude Ge-
denkfehriften , niet duidelyk bekend gemaakt
('2). Aileenlyk vindt men, dat het Eiland,
door hen veriaaten zynde, van de Batavie-
een, een zeker Germanisch Volk, ingenomen
is, naar welken het den naam van het zeer
edel o?zeer vermaard Eiland der Batavieren ge-
krecgen heeft (q"). By welke gelegenheid zulks
gefehied zy, Haat ons hier wat omlkndiger te
ontvouwen.
III, Beneden den mond der Elvc, in de Noord-
Kimber- zec }crT ecn jrroot half Eiland, thans Jutland
f ehe 7- i<
Oorlog en van ouds het Kimbrisch Half -eiland, naar
deszclfs Bewooners de Kimbre.ii genaamd (r).
Nog noordelyker, in Zweeden, Noorwegen, de Deenfehe Eilanden, of 't gene men, ai 'van ouds, Scandinavia genoemd heeft, woon- den de Teutonen ( s), Deeze twee Volken , |
||||||
(jO Eomenii. Panes>yr. Conftant. C:efari Cap. VIIÏ.
(?) Plixlvs Libr. IV. Cap. 15. (?) Cluvek. Genn. Aiitiq. Libr. III. Cap. XXII. 7» 59^. ,
{s~\ Pomp. Mela Libr. III. Cap. 3. & o'. Cluver. Genn. Ant. Libr. III. Cap. XL. p. 661. (a) Dio Cassiüs getuigt (Xibr, XXXIX. p. 114. A.)
„ dat de Keken oiukyds de beide Oevers desllyns be~ ,, woond hebben: ook zelfs daar die flrooin, Gallie ,., ter linker zyde hatende, in den Oceaan valt". Hier uit hebben fommigen opgemaakt, dat de oiidftc Bewoor ners deezes Eilands Kelten genaamd geweest zyn. Zie M. van der HouVE Handvest-Chmtyk II. Deel, 11% Boek, IV. Cap. bl. 10, |
||||||
I. Boek. HISTORIE. f
de Kimbren en Teutonen, 't zy datze hun ei-
gen Land moede of naar de Landen en bezit- tingen van anderen begeerig waren, fpannen, omtrent honderd en tien jaaren voor de gemee- ne tydrekening der Christenen (; t ~), fämen, om hunne eigen' gewesten te verlaaten, en vreem- den op te zoeken. Zy flaan op weg, en be- weegen' verfcheiden' volken, welken zy aan- treffen , om deel te neemen in hunnen woes- ten toeleg ( p )• Over den Ryn (w), aan de uiterfte grenzen van Gallie (V) gekomen, vin- den zy , volgends 't gemeen gevoelen ("jf), de Bcwooners van het Eiland , -federt naar de Batavieren genoemd , overboodig» om hun op den togt te verzeilen. Men wil , dat ze 'er zig te ligtcr toe beweegen lie- ten, om dat hunne Landftreek, in 't najaar, terwyl de vrugten nog op de boomen waren y van zulk eenen zwaaren watervloed over*- ftroomd was (z"), dat de wooningen alomme om verre gefpocld, en de dildïe boomen nie den grond gcflaagen waren; zo datze zig van huis en have en van de verwagte wintertee- ring ongelukkiglyk beroofd zagen (V). In groo- ten getale, verlaaten zy dan 't verdronken , land, en bcgceven zig, met de Kimbren,Teu* ionen en andere Volken op weg, om veili- ger wooningen op te zoeken. Gallie en Spanje- af-
(O Tacit. rfe Mor. Genn. Cap. XXXVII. coH. cum ExcerpSi,
Cbronolog. ad Flmüm, p. 578. (_v~) P. Orosii Lil/r. V. Cup. 16. O) Vell. Patercui. Libr. II. Gap. 8. (.*■) Florus Libr. III. Cap. Hl. mm. 1. Cy) G. v. Loon, Aloude Holl. Hitt. I. Deel, bU 5». <z) Florus Libr. III. Cap. III. num. I. ia) G vm Loon Aloude Holl. Hiftoria» I. Dat, HS.&. A 4. |
||||
8 VADERLANDS CHE 1. Boeiï.
aigeloopen hebbende, fchoon overal niet met
even gelukkigen uitflag (b~), komt deeze woes- te hoop aan de grenzen van Italië. De Romei- nen hadden hier den zet,el hunner heerfchap- pye gevestigd , en men rekende nu zeshon- derdenveertig jaaren na de bouwinge van Ro- me. De Burgemeefterlyke waardigheid werdt door Cecilius Metellus en Papirius Carbo be- kleed. (V). De Kimbren en hunne medgezel- len, hier ftal houdende, vaardigden eenigen uit den hoop af naar de Legerplaats van. Mar- kus Junius Silanus, opdegrenzen,zo'tfchynt, te velde leggende, en daar na aan den Room- fchen Raad met verzoek, dat htm eenigeLan- den in deezen oord mogten afgeßaan worden,' zy wilden, in vergelding, den Romeinen met de wa- penen ten dienße ßaan. Doch toen hun dit ge- weigerd werdt , poogdenze met geweld te bekomen, 't gene hun door gebeden ondoen- lyk geweest was (//). Fel was de eerfte aanval der woeste Volken. Vyf of zes Romeiniche Legerhoofden werden, de een na den ander', gèikagen of op de vlugt gedreeven (e). En fommigen verhaalen , dat 'er wel tagtigdui- zend Romeinen en Bondgenooten der Romei- nen fneuvelden (f}. Zelfs liet 'er de Burge- meester Markus Manlius nevens zyne twee zoo- nenhetleeven (g). En Markus Aurelius Skau- rus,.
Cf") Caesar de Bello GalJ. Libr. I. Cap* 33. & Libr.Il. Cap. 4.
t O Tacit. de Morib. Gcrm. Cap. XXXVII.
C «O Fi.oRns Libr. III. Cap. ?.
(«) Livii Kpitotn. Cap. LXV. LXVII. Tacit. de Jlórib.
Ccrra. Cap. XXXVII. CO Orosiiw Libr. V. Cap. ifi.
igj Pauli Piaconi Iliftoria Mifc. Libr. V. C*p, X. ['/>■• $U
Sdst. i(ura(er, Tom I, hal. Script.^ |
||||
HISTORIE.
|
|||||||||
}. Boek.
|
|||||||||
lJ
|
|||||||||
ras, van de Kimbren gevangen genomen en
voor hunnen Raad gebragt zynde , werdt, terwyl hy , om den Vyand te verfchrikken , zig ontydig beroemde, dat de Romeinen on- yerwinlyk waren, vanBojoRix, Koning of Veldheer der Kimbren, eenen forfen Jonge- ling, met eigen' handen omgebragt (7z). Hoog rees hun de moed, door zo luisterryke over- winningen. En 't Roomsch Gemeenebest zou eenen onherftelbaaren krak -gekreegen heb- ben , was men niet te raade geworden , 't gebied over Gallie aan Kajus Marius op te draagen (J). Deez' egter agt het ongeraaden, den vyand terftond flag te leveren ; maar zyne woede ontziende, liet hy 't Krygsvolk in de Legerfleden , tot dat dezelve wat be- daard en gefleeten zou zyn. Twee of drie jaaren, houdt hy dus den oorlog fieepende, terwyl hem, jaar op jaar, de'Burgemeesterly- ke waardigheid werdt opgedraagen (J€). De Barbaaren eindelyk , zig vleiende met de zegepraal over Rome zelve , rukken aan drie hoopen naar de Alpen, die Gallie van Italië feheiden. Doch Marius, hier van ver- ftendigd, bezet in aller yl de toegangen, en treft de Teutonen , die vooruit gefpat wa- ren, tegen den voet van 't gebergte aan. Zy ftonden in eene vlakte, van eenen ftroom doorfneeden. Hy, wat hooger,. daar gebrek aan water was. En, 't zy dat hy voorbedag- telyk of uit onkunde deeze plaats verkooren hadt; zeker is 't, dat de nood, de dapperheid, wet-
(O Livii Epitoni. Cap. LXVJI. Flori'S Liir. III. Cup. 3.
CO Sallust. de Bello Jugurth. Cttp. GXIV. (/O Eutrupi,«, Liir. V. Cap. 1. A 5
|
|||||||||
ïo VADERLANDS CHE I. Boeit;
wettende, oorzaak van zyne overwinning was*
Want den Soldaat, om drank verleegen, dreef' hy toe: Zo gy mannen zyt, daar is water; wy- zende met eenen naar de Legerplaats der Teu- tonen. Hevig was de aanval der Romeinen» De Teutonen werden wel haast ontfehaard en geflaagen. Teut ob och, hun Koning, in de vlugt gegreepen zynde, werdt naderhand te Rome in triomf omgevoerd, daar hy, ter oorzaake zyner ongemeene grootte, boven de zegetek'ens uitfek. Marius, de Teutonen o- verwonnen hebbende, hieldt het oog op de Kimbren, die reeds over 't gebergte getrok- ken, op den Italiaanfchen bodem gekomen,en zekeren ftroom, die hun (tuitte, by digte drom- men, overgezwommen waren. Hadden ze 't toen terftond op Rome aangezet, de ftad hadt, zo men wil (T), gevaar geloopen; doch door de aangenaafne Landsdouwe van Venetië be- koord, en door 't gebruik van gekookt Vleesch * Brood en Wyn weeker geworden , bleeveti ze hier-, zonder verder te trekken, den ge- heelen winter over, leggen. In 't voorjaar, zo 't fchynt, werden ze van Marius overval- len en zo fel geflaagen , dat 'er wel hon- derdenveertig of honderdenzestig duizend zou- den gefneuveld en zestigduizend gevangen genomen zyn. Bojorix, die zig in 't fpits van 't gevegt-gefield hadt, liet 'er, hoewel niet ongewrooken, het'leeven. Van de Ro- meinen wil men dat niet meer dan driehon- derd omkwamen (tti)* Na zulk eene deerlykc flag-
(l~) Fr.or.us Uhr. III. Cap. III. nam. 13.
( m") ÈyTROPius Uhr. V. Cap. 2. Fi.ouus I,<h: IM. Cap. 3^ xAii & Pmjtaschüm in Mario, p. 410-431. Kdü. Fraxcoj". i6ap» |
||||
I. Boek. HISTORIE. iï
flagting, was deeze geweldige hoop volks der-
maate gefmolten , dat 'er maar weinige Kimbren naar de voorheen verbaten' Lan- den te rug zyn gekeerd; alwaar zy, om hun- nen fronten toet teo;en de Romeinen , lang vermaard gebleeven zyn («•). Een gedeelte deezer zwerveren is vermocdelyk hier en daar verilrooid en dus onkenbaar geworden, rerwyl hunne Landen, voor eenen tyd, fom- migen ten dcelc, anderen geheel onbewoond blcevcn. Onder deeze laatften,' was ook het reeds iv.
befchreeven Eiland tusfehen de uitwaterin- Twee- een des Rvnftrooms. Nofftans ichynen 'er {J'fx U.!S" °. , . , ° J „ , ichende niet veele jaarcn verloopen te zyn, ot het^anenfcI
zag zig wederom van nieuwe. Bewocners in- Batavie-
genomen. De Landftreek, die van 't //er-ren. jinlsch Woud ( 3 ) aanvangt, en droogcr en bergaguger is dan de overige ctecl.cn, van Gennanie, werdt oudtyds bewoond van de K ATTEN, een volk, dat, in oordeel en fchran- derheid, boven de andere Germaanen uitftce- kende, zig, onder gekooren' Opperhoofden , doorgaans bekwaamlyk bellieren liet. Waar- toe, buiten twyfel, veel geholpen heeft, dat zy ons voorkomen, als bekwaam om zig naar den tyd te fchikken, daar 't pas gaf te bui- gen , en de opwellende hevigheden in te too- rnen (0). Doch zo diep geworteld was egter deeze prysfelyke aart in de Katten niet, of . zy
O?} Tacït. de Mor. Germ. Ci:p. XXXVII.
!,o.) Mem, Cup. XXX, (3) Men meent dat de Bosfchcii in Frankenland en
je Paltz nog öyerblyffels van dit Woud. zyn. Vide M* Alt^ig. Not. Certit. Inf. P. I. p. 21, 6%. |
||||
*» VADERLANDSCHE I. Boek.
«y hebben zig, t'eenigen tyde, in eene zwaa-
re onderlinge verdeeldheid, ingewikkeld ge- vonden ; want fchoon men den netten tyd noch de gelegenheid van hunnen tweefpak niet weet (4); zeker genoeg fchynt het egter, dat de meeste Katten , zig met hunne na- buuren de Cherufcen en Hermonduuren verbonden hebbende, ondernamen, een deel hunner Landsluiden, die omtrent de Rivier de Adrema £5) woonden, en toen met den byzonderen naam van Batten of Batavieren (Jf) onderfcheiden waren, geweldiger hand ten
(4) Tacitus maakt elders (Ann. XIII. Cap. 57.} ge-
wag van eenen tweefpak en Kryg, tusfehen de Katten en Hermonduuren, wegens eene Rivier, die zeer veel zouts uitleverde, en van welke beide deeze Volken zig't gebruik wilden toe-eigenen. De geleerde Hadriaan Junius heeft de komst der Batavieren in deeze Landen- op den tyd, waar in deeze Oorlog voorviel, bepaald (Batav. Cap. I. p. 25.) Doch hier heeft hem zyn ge- heugen bedroogen. De twist om de Zout-rivier is ou- der Nero's Regeering voorgevallen; en de Batavieren hebben, al ten tyde van Julius Cezar, in het Eiland, dat na hen genoemd is, gewoond. Anderen hebben dit reeds lang voor ons aangeweezen. Zie J. Douzje Fil. Batavia p. 6, (5) De Adrana, nu de Eder, loopt door het Graaf-
fchap Waldek en Hesfenland, vereenigt zig boven Kas- fel met de Fulda, en beneden Minden met de Werre, die daar den naam van Wezer aanneemt. Men befluit dat de Batavieren omtrent deeze Rivier gewoond heb- ben , om dat men daar nog overblyffels van hunnen ai- ouden naam vindt in Battenberg en Battenhauzen. Zie JVI. Alting. Not. Genn. Inf. P. I. p. 15. QS) Batten fehynt de oude naam van dit Volk te zyn
geweest. Naderhand zyn ze van de Landeryen of <1~ wen, die ze in bezit namen, Battawen en Batavieren genoemd geworden. Zie Alting. Not. Germ. Inf. P. k P< 15, 16", |
||||
HISTORIE.
|
|||||||||
ï„ Boek.
|
|||||||||
13
|
|||||||||
ten lande uit te dryven. De Batavieren nog-
tans, hoe gering van getal en magt, zouden Waarfchynlyk, als dapper uit den aart,. de wapenen tegen hunne verbitterde Landsge- nooten opgevat hebben , warenze , gelyk fommigen willen, nie't wederhouden gewor- den, door hunne Priesters, met welken zy, volgens gewoonte , geraadpleegd hadden. Deezen vertoonden hun , ,, hoe ongeraa- „ den het ware, zig, in kleinen getale, „ tegen zo magtige vyanden te velde te be- „ geven. Was het hun om Land te doen; „ daar lag 'er een onbewoond, tusfehen de „ uitwaterinffen des Rvns tot aan den oever „ der Noordzee, dat, bosch- en vischryk, „ hun en hunnen Kinderen overvloedig on- „ derhoud verfchafFcn zou (p). " De Batavieren,, finaak in dien voorflag kry- De Bafs^
gende, zonden terflond eenigen af, om deviere'i gelegenheid van 't onbekend gewest nader "eei2,e.n op te fpeuren, die 'er, te rug gekeerd, zulk iancj des' een verllag van deeden, dat elk zig gereed Ryns ia,! toonde, om zyn Vaderland, voor deeze on-bezit» bewoonde ïtreek, te verwisfelen (q). Straks was men in de weer, om fchepen of fchui- ten, die men toen, onder anderen, van uit- geholde boomen plag te maaken , en wel- ker fommigen wel dertig menfehen voeren konden (V), te water te brengen, met vee en andere tilbaare have te bekaden, en dus, met Vrouwen en Kinderen, den Ryn af te zak-
Cp) G. van Loon, Aloude Holl. Hift. I. Deel, il. 4.
(?) ÏACiT. Hiih Libr. IV. Cap. 12. & de Morib.. Gern« Cap. XXIX. C r ) Pcjkws Uit. XVI. Cap. ,40.. |
|||||||||
ï4 VADERLANDSCHE I. Boek,
zakken. Voet aan Land gezet 'hebbende ,
maakte men zig, zonder flag of floot, meester van het Eiland CO; we^c federe, naar dce- ze Batavifche Katten (7), het Eiland der Batavieren , en naderhand B a t a v i a ge- noemd is. Het bcfloeg een groot deel van het tegenwoordig Gelderland, van Holland en van de Provincie van Utrecht; geïyk uit eene vergelyking der oude en nieuwe Landkaar- ten , ligtelyk te befpeuren is. Men vindt daar- enboven aangetekend CO' dat de Batavie- ren een klein gedeelte der vaste Kust van het Belgisch Gallie in bezit gehad hebben ; 't welk, naar.waarfchyfilykheid, in de leng- te, langs het Eiland uitgeflrekt, en in de breedte, die ten meesten geene zesduizend fchreeden of twee uuren gaans haaien mögt Cv), tusfehen de Waale en Maaze bepaald was: beflaande dus een klein gedeelte van het tegenwoordig Kleefsland , Gelderland en Holland. Doch 't is twyfekgtig, cf zy dit vaste land, terilond op hunne aankomst, of naderhand, by zekere byzondere ■ gelegen- heid, eerst hebben ingenomen. Het Land der Batavieren legt op de hoogte van om- trent twce-envyftig eraadén Noorder breed- te. De tyd, op welken zy 't Eiland in bezit namen , mag, niet zonder g-ond, tusfehen de
f,O Tacit. Hifi. Uhr. IV. Cap. tl.
CO Tacit. Hill. Libr. IV. Cap. '12. & de Morib. Gera.
Clip. XXIX. lv~) Ai.tinc Germ. Inf. P. 1. p. 16, 17.
(7) Men gelooft ia 't algemeen, dat, van deeze Ba-
tavifche Katten, de volgende plaatfen haaren naäm be- komen hebben; als Kapwyk aan tien Ryn-, Katwyk aan Zee', Kattendrecbt by Rotterdam-, de Kattgnpoldcr ie Zevenhuizen, IQjiienèrosk by Woerden e_a yerfejjödeu* anderen. |
||||
ï. Boek. -HISTORIE. t$
de zestig en honderd jaaren voor de gemee-
ne tydrekening der Christenen bepaald wor- den (8). Van hun neemt onze Vaderland- s c ii e Historie haaren eigenlyken aan- vang; waarom het niet ondienftig zal zyn , onzen Leezeren van hunnen aart en leevens- wyze, Godsdienst en llegeeringsvorm eenig omflandig verflag te geeven. De Batavieren , gelyk zy Gcrmaancn van V.
herkomst waren, en daarom dikwils Germaa- Aart en nen genoemd worden , hebben , in aart en ^61'^1 _ gewoonten, veel met de overige Bewooners vieren.' van Germanie gemeen gehad; waarom hun- ne zeden, by de Schryvers, die gewag van hun maaken, gemeenlyk onder die der Ger- maanen in 't algemeen befchreeven worden. Zy waren dan, gelyk het gros der Germaa- nen, harde en rouwe menfchen, groot, grof, en fierk van lighaam (V), opgewasfen tegen de ongemakken van lugt en weder (y), be- kwaam tot de jagt van wilde dieren , waar mede zy zig veel ophielden (2), en gehard ten oorloge, dien zy zelden ongetergd aan- vingen; maar waarin zy, eerst aangevallen» zig
<,-;') Tacit. deMorib. Germ. Cab.IV. & XXX. Hift. Lil/r.
IV. Cc.p. 14. Pomp. Mela , Libr. III. Cap. 30. C}0 Tacit. de Monb. Germ. Cap. IV.
(.£? C/ESar de Bello Gall. Libr. VI. Cc.p. ai. Tacit.
■DB Morib. Germ. Cap. XV. GO Julius Cezar heeft zig , omtrent vierenvyftig
jaaren voor de gemeene tydrekening der Christenen,op of omtrent het Eiland der Batavieren bevonden QCm- SAR de Bello Gallko, Libr. IV. Cap. 1 & 10. verg. met PiTAViUs Rationar. Temporum, P. II. p. 79.) Het was hem toen reeds met dien naam bekend, Lib. IV. Cap. xo. Doch hy fpreekt 'er niet van, als onlangs bevolkt. Mooglyk is het, al eenige jaaren voor zyne aankoäJSt,» "s'aqr dg Bataviere», ingenomen geweest*. |
||||
16 VAD E RL AN DS CHE I. Boek;
gig altoos moedig kweeten (V). Voor 't overi-
ge , onder de Germaanen, uititeekend in oor- deel en fchranderheid (b~), en in 't algemeen openhertig (V), trouw (>/), herbergzaam (e), en zo kuisch, dat men byna van geene Iioe- rery onder hen hoorde. De Gehuwden be- waarden de Huvvlykstroiiw ook doorgaans ongefchonden (ƒ}, en de Veclwyvery was, onder dit Volk, zeer ongemeen: allcenlyk hadden eenigen van de aanzienlykflen fom- tyds twee Vrouwen (g~). Van Drinklust dur- ven wy de Batavieren, zo min als de overige Germaanen, vry pleiten: ten ware zy zekere foort van Sueven gelyk waren geweest; van welken men gemeld vindt, dat zy den invoer van Wyn verbooden, als welke de menfchen te week en onbekwaam tot den arbeid maak- te (/z). En zy, die, met fommigcn (z), deeze Sueven voor het zelfde Volk met de Katten houden, zullen zelfs de Batavieren, als eene foort van Sueven, moeten aanmerken. Voorts waren de Germaanen in 't algemeen ook zo geweldig op het dobbelen verilin- gerd, dat zy zig niet ontzagen, fomtyds al- les wat zy hadden, zelfs tot hunne eigene vryheid toe, te veripeelen (/). De
Ctf") Caesar de Bello Gal!. Lihr. IV. Cap, 7.
O) Tacit. de Morib. Genn. Cap. XXX.
O") Idem, Cap. XXII.
\cO. Tacit. Ann. Libr, XIII. Cap. <;o-.
\e) C/Esar de Bell. Gall. Libr. VI. Cap. 23. Tacït. de
Mor. Germ. Cap. XXJ. Cf) Gesar de Bell. Gall. Libr. VI. Cap. 22 Tacit. de
Mai'. Germ. Cap. XVIII. XiX. Cg) Cäsar de Bell. Gall Libr. h Cap. 53. Tacit. de
Mor. Germ. Cap. XVIfl. (//) Tacit. de Morib. Germ. Cap. XXII. ver.":. Hifi-, üb,
ÏV- Cap. 14. Gesar de Bell. Gall. Libr. IV. Cap. 2. (i) Cluver. Germ. ant. Libr. III. Cap. V. p. 523.
U) TaciT. de Morib. Gerai. Cap. XXIV.
|
||||
i. BèE*. HISTORIE. ïjr
, De Batavieren gingen, zo lang ze nog in
hunne kindfche Jaaren waren, en de kinds- heid duurde vry lang by die volk, zelfs in ■de fehle koude, moedernaakt (_ k ). Ouder ge- worden , kleedden ze zig met eenen rok van beestenvellen (/), dien zy met een gekleurd vogt, welk de uitheemfche zeegedrogten uitleverden, op hunne Wyze, belprenkelden. De rok werdt met eenen gesp, of by ge- brek daarvan, met eenen doorn, om den hals vastgemaakt. Voor 't overige ongedekt, lagen- •ze geheele dagen om den haard. De rykften werden onderfcheiden , door eene kleeding, die hun niet, op de wyze der Sarmaatenen Parthen, om 't lyf flodderde (o); maar zo naauw floot, dat men 'er alle de ledemaaten door zien kon. De dragt der vrouwen was geenszins van die der mannen onderfcheiden^ Alleenlyk gebruiktenze doorgaans een linnen hoofddekfel * 't welk zy met purperverwe bc- fchilderden. Ook gingenze met blooten hals en armen ( m ). De Batavieren hadden doorgaans rosagtig
of
(*) Pomp. Mei.a Uk: III. Cc.p. ?,.
(V) C/ESAR <-ie Beil. Gailie. Libr. VI. Cap. 21.
C«0 Tacit. de Morib. Germ. Cap. XVI.
^9) Sommigen meenen, dat de Batavieren ook wyde
broeken, op de wyze der Sarmaaten,gedraagenhebben. Zy beüuiten het uit eene plaats van Lukanus QDe Bel- le 'Civili Lïb. I. '?'■'. 430). Doch 't gene daar van de wy- de broeken gezeid wordt, fchynt alleen op de Vangio-> nen, en niet op de Batavieren te moeten gepast wordene Zie hier de woorden: Et qui te laxis imitantur, Sannata, braccis
Pangiones, Batavique tracés, qïios <sre reairvo Stridentes acuere tubte. |
|||||
I» Deel. R
|
|||||
I. Boë&,
|
|||||||||||
VADERLANDSCHE
|
|||||||||||
ïS
|
|||||||||||
of goudgeel hair ( n ), welk zy met eenen knoop
in den nek, of boven op 't hoofd (o), op welk de mans een kapje of hoedje (ƒ>) droegen, vastbonden. Veel roems fteldenze in deeze rosfe hairlokken, van welken de mannen nog meer werks maakten, dan de vrouwen (</); komende de natuur zelfs, door eene van kalk gemaakte loog, te hulp, om hun hair die geliefde verw te geeven (V). 't Sieraad bekoorde zelfs den dartelen Romeinen, by welken het goudgeel hair der Batavieren, Baard en door den tyd, zeer vermaard werdt (s). ^en Knevels. ßaard lieten fommigcn onder de Gerraaa- nen glad affchrappen; anderen lang groei- jen: en dit fchynt de gewoonte der Batavie- ren geweest te zyn (t). Eenigen droegen groo- te Knevels, die in de breedte opgezet wer- den, of over den bovenden lip naar bene- den afhingen (v). Somtyds lietenze hair en baard zo lang wasfen, tot datze eenen vyand Huizen, verflaagen hadden (w). Van bemuurde Ste- den fchynen de Batavieren, voor de aankomst der Romeinen hier te Lande, niet geweeten te
|
|||||||||||
00 Tacit. de Morib. Genn. Cap. IV. Sueton. in Calig.
Cap. XI/VII. Mart. Epigr. Lil»: XIV. lipigr. 176. <o) SenisCa de Ira Lil/r. III. Cap. 26. Idem Epift. 124,
Makt. Spectac. Epigr. 3. (p) ]. Smetii Antiq. Neoma:;. p. 70.
< <?) Phnius Libr. XXVIÜ. Cap. 12.
( »•) D10D. Sicul. Libr. V. Cap. zo- Mart. Epigr. Libr.
XIV. Epigr. 26. (O Mart. Epigr. Libr. VIII. Epigr. 33. Herobian. Liir.
IV. Cap. 7. f'i') j. SiiETii Antiq. Ncomng. p. 70.
(v") r.ioD. Sicul. Liir. V. Cap. 21.
(w~) Tacit. de Morib. Genn. Cap. XXXI. Verg. Bilt. Likr,
IX. Cup. 61. ' |
|||||||||||
HISTORIE.
|
|||||||||
ï: BoEfc
|
|||||||||
ip
|
|||||||||
te hebben-( i ). Zy bouwden houten hutten,
weiken niet digt nevens eikanderen ge- plaatst; maar van elk opgeflaagen werden , daar hem de gejegenneid des oords allerbest behaagde. Ook was ieder Huis van eene ruime werf omringd; 't zy dat de bouwers voor ongeval van brand vreesden, of van al- le geregelde bouwordening t'eenemaal on- kundig waren ( x). Voorts waren decze Hui- zen doorgaans flegts van ftroo-daken voorzien (y ). Ook rtondenze veeltyds op opgeworpen' hoogten ( a ) >, Terpen oïTorpen geheeten ( z ), waardoor de bewooners zig voor de over- ftroomingen des watei's beveiligden (*?). Wei- nig fraais was 'er aan deeze Huizen: even- wel beüxeeken zy fommige plaatfen van de- zelven, tot fieraad, met zekere zuivereen blin- kende aarde: hierin, het fchilderwerk naboót- fende (£)> Van
O') Tacit. de Morib. Germ. Cap. XVI.
(_y CiESAR. de Rqllo Gall. Libr. V. Cap. 43. (z~) Ubb Em.mios Rcr. Füf. Lib. I. p. 6. (. <ó Pi.iNius Libr. XVI. Cap. 1. (b 5 Tacit. de Morib. Germ. Cap. XVI.. ( i ) Na de aankomst der Romeinen:, hebben de Ba-
tavieren Steden gebouwd. By Tacitus ( Hifi. Lib. "V. Cap. 19.) wordt van eene Stad der Batavieren gefpro- ken, en Ptolemeüs plaatst (Libr. IL Cap. 9. p. 48, 49. Edit, Mcrcat.^) ook Steden in het Land der Bata- vieren. ( 2 ) Deeze hoogten ga'f men, in laatere tyden, ook den
naam van Fliebergen. En deeze is de, oudfte wyze van zeeweerirtg geweest, welke, hier te Lande, voor dat men 't bedyken uitgevonden hadt, in gebruik was. Sommigen van deeze Vliebergen zyn nog heden ten dage te vinden. Zie Zachar. L'Epie Onderzoek over de oude en tegenwoordige gefleldheid van Hollanden West- vrietiand* Bladz. 50, B a
|
|||||||||
so VADERLANDSCIIE I. Boek;
Onkunde Van leezen en lchryven waren, naar 't gemeetï
in 't lee- gevoelen, de mannen zo wel als de vrouwen fchryvcn. t'eeneniaal onkundig (c). De Romeinen hebben hun naderhand in't eenen't ander onderweezen. Ervaaren- Veel ervaarener waren de mannen in 'c heid in 't zwemmen Qd~) cn te paardryden (e). Als't op zwem- cen ve~cen ging, ontzagenze zie niet, in vol-
uien en te paardry-^e rusting, en te paarde, wyde ftroomen, den. ' die hun den pas naar ■ den vyand affneeden ,
over te zwemmen, en, na zulk eenen hagche- lyken togt, den ftryd, met gelyke onver- tlaagdheid, te vervolgen (ƒ)• Wapenen Zelden gebruiktenze zwaarden of groote en wyze fpietfen 'in 't gevegt. Zy bedienden zig van van ftry- eene foorc Van fpeeren, Frameën genoemd , |
|||||||||
den
|
|||||||||
met welken zy, van naby en van verre, wisten
te vegten. De Ruiters vergenoegden zig met zulk een Frameë en een fchild (g); 't welk van teenen gevlogten (Ä) en langwerpig vierkant van gedaante was; doorgaans mee verfchillende verwen befchilderd, en, vol- gens de afbeeldingen, die men op de pennin- gen vindt, met beestenkoppen , pyleri , blikfems, krygsklaroenen en andere beeldte- nisfen verfierd (z). 't Voetvolk bediende zig., behalve van. deeze wapenen, van werp- fchigten, welken zy een geweldig eind hee- nen wisten te zvvaaijen. Weinigen waren 'er ? die harnasfen hadden. Hier en daar zag men 'er
CO Tacit. de Jtlorib. Geim. Cap. XIX.
00 Pomp. Mela Lihr. III. Cap. 3»
(e) Plutarcii.'in Oth. -,\ 1072 B.
(/') Tacit. Hill. Ubr. IV. Cap. 12. Zie ook hier voorB
il. i.e.- - ; •• •••(# Tacit. de Morib. Gerni. Cap. VI.
(, Ä) Tacit. Ami.1l. Cap. 14.
(i) Oudaan Roouii'che Mogendheid fetó, 133. Verg. Dlt%j
SlüVU. I.ih: V. Cav. 30, |
|||||||||
HISTORIE.
|
|||||||||
I. Boek.
|
|||||||||
2!
|
|||||||||
'er een', mee eenen ftormhoed of helm. De;
grootfïe kragt deezes Landaarcs beilondt in het voetvolk; waarom zy gewoon waren ver- mengd te ftryden. Hunne paarden waren noch fchoon noch fnel , en daar by onge- leerd te wenden en te keeren. Zy dreeven- ze voorwaards of met eenen zwaai regtsom \ wanneerze de gelederen digt wisten gefioo- ten te houden ( k ). Tot den ftryd werdenze Tegen- aangemoedigd, door hunne liefde panden , woordig-- de vrouwen en kinderen, die 't eevegt vanheuider
*~> & vrouwen
verre aanfchouwden, en welker gehuil , als cn kinde-
de nood aan den man kwam, den ftrydenden ren by 't
in de ooren klonk, en met eene woede driftGevegt. naar de overwinning vervulde. Die gekwetst waren, werden by hunne moeders en vrou- wen gebragt; welken zig niet ontzagen, de wonden te tellen, en met haare eigen' lippen uittezuigen: ook waren zy gewoon de aarze- lenden aan te zetten, om met alle kragt voor huisgezin en vryheid te dryden (/). Weinig lieten zig de Batavifche mannen Spyze
aan het huisbellier en den landbouw,, waar-, der Pota- in zy zeer .onbedrecven waren, gelegen leg- vreicIU gen. Al de zorg daarover werdt den vrou- wen en ouden mannen aanbevolen ( m ). De. fpys der Batavieren was ten hoogden een- voudig. . Zy aten wilde appelen, melk, bo- ter en kaas («)• Uit wilden haver.en gar.it. kooktenze pappen (o). Ook gebruiktenze- hun.
(/:) Tacit. de Murib. fierm. Cap. VI. XXX.
(/) Tacit. de Morib. Gcrra. Cap. VII. t in) Tacit. (ie Morib. Germ. Cap. XV. («) Tacit. de Morib.. Germ. Cap. XXIII; CfcSAV. de Bfiüb: eall. Lil,: VI. Cap. 22. Cs; 1'UMi» Lih; XVIII. Gap, 1?, |
|||||||||
22 VADERLANDSCHE I, Boek.
hun eigen tam vee. en het wild, welk zy in
Hunne de bosfchen opvingen, tot voedfel Q0-' Hun- Drank. ne drank beftondt uit een kookfel van garst of ander graan en water, welk in fniaak ee- nigszins naar wyn zweemde (q). De meesten Zyn van gedagten, dat deeze drank ons he- dendaags bier gelyk geweest zy. Anderen oordeclen, dat hy meer overeenkomst met onzen moutwyn gehad hebbe (r). Huwely- Jong te huwen werdt onder de Germaa- ken, nen jn 't aigemeen veroordeeld. 't Was fchandelyk voor eenen jongeling, beneden de twintig jaaren, trouwverbindtenis aan te gaan (s). Met de maagden werd ook lang gewagt. Men paarde jongelingen en maag- den van gelyke jaaren en grootte. Het Huvve- lyk werdt, in de tegenwoordigheid der weder- zydfche bloedvrienden, geflooten: het hin- wel yksgoed niet van de huisvrouw aan den man; maar van den man aan de huisvrouw Braids gebragt. De giften waren geene uitgekip- giften, te pronij^ieraadjen; maar de bruid ontving een koppel osïen, een getoomd paard, een zwaard, werpfpeer en fchild; en gaf daar- entegen aan den bruidegom ook eenig wa- pentuig; waar mede het Huwelyk voltrok- ken was. Deeze zonderlinge bruidsgiften. beduidden, gelyk men der bruid, by 't aan- gaan der trouwverbindtenis, wel uitdrukke- ]yk, vermaande, dat zy met haaren man, in vrede en oorlog, het zelfde lyden en on- de r- . 00 Tacit. de Morib. Germ. Cap. XXXIli. C/esar de BaU
h Galüco Libr. VI. Cap. 23. Pomp. Mf.la Uhr. III. Cap. ^» C$0 Tacit. de Morib. Germ. Cap. XXIII. 00 De Langjï Verband, van de oude Batav. U. 25, enz^ isj C.-E3AR. cie Bello Gs!l. Li'jr, VI, Cap. 21, |
||||
ï. Boek. HISTORIE. *3
derneemen moest, en hem in lief en leed
getrouw blyven. 't Werdt voor eene groo- te fchendaad gehouden, dat men 't getal dei- kinderen bepaalen, - of de jonggehoorenen ombrengen durfde. Ook werden de zuige- lingen aan geene voedfters betrouwd. Elke moeder zoogde haar eigen kroost (O* Onder de gehuwden fchynen de goederen gemeen gebleeven te zyn: een regt, welk, nog in onzen tyd, in verfcheiden'oorden onzes Lands, Hand houdt ( v ). Weinig werks maakten de Germaanen in Begraafe-
't algemeen, en dus ook de Batavieren, vanp5sfen' het begraaven der doode lyken. De lighaa-" men van vermaarde mannen alleenlyk plag ten zy op eenen hoogen houtftapel te ver- branden. De wapenen, en fomtyds het paard van den overleeden' werden, te gelyk met hem, in 't vuur geworpen. Voor de vrou- wen werdt het betreuren, en voor de man- nen het gedenken van eenen dooden loffelyk gehouden, 't Gekerm hielde fpoedig op; doch het hertenleed Heet langzaam (w). Diep lagen de Batavieren, zo wel als de an- VI.
dere Noordfche Volken, ia de Afgodery godenea des Heidendoms gedompeld. De Zon en dienst. de Maan waren twee voornaame Godheden der Germaanen (#). Het vuur werdt insge- lyks by de Germaanen, en waarfchynlyk ook by de Batavieren, met Goddelyken eerbied ge- diend. (O Tacit. de Morib. Germ. Zap. XVIII. XIX. XX.
(iO nE Groot Inl. tot de Holl. Regtsgel. II. Boek ,U. Weet 8. 8. bh 102. (v.<) Tacit. de Morib. Germ. Cap. XXVII. (*5 Cäsar.'de Bello Gallico. Uir. VI. Cag*. 21 B 4
|
||||
«4 VADERLANDS CHE I. Boei«
diend (y ). Zy hadden , behalve deezen, nog
verfcheiden' mindere Godheden, welker ge- tal , door hunne geraeenfchap met de Ro-: meinen, niet afgenomen zal zyn. Men vindt dat Merkurius , hier te Lande , onder den, naam van IVoden of ïVodan, gediend geweest is (z}, naar wien, de Woensdag, vermoede- lyk, zynen naam gekreegen heeft. Ook heeft men hier, of wat vroeger of wat laater, aan, Herkules, dien men hieldt dat onder de Ger- maanen verkeerd hadt (ö), Goddelyke eer? beweezen: waarvan de oude opfehriften, in den aanvang der zestiende eeuwe, by Wcst- Jkapelle, in 't Eiland Walcheren, gevonden,, getuigenis "draagen; behaive dat oude Schry- vers ons verzekeren, dat beide Herkules en Mars, onder de Gernmanen, met beesten-,, Merkurius ook met menlchen - offer geëerd zyn geweest ( b ). De bynaain Magufamis en Macufamis, dien Herkules, in de gemelde opfehriften , en op eenige penningen van. Posthumus, draagt, wordt., op veelerlei wy- ze, verklaard. Sommigen willen, dat Maga-. zokuis, in 't oud Duitsch, zo veel als Voed- fierheer betekende. Hiervan zou men dan ,, haar de Latynfche taaibuiging , Magufanus, gemaakt hebben (c). Anderen, vindende dat Maccuvi, in 't oud Keltisch, eet? gewapend -man betekent, leiden hiervan den naam Ma~ cuja~>
Cv) Cjéüak de Bello. G*1I;, Libr. VI. Gap. 2t,
C's) Tacit. de Morib. Genn. Cap. IX. Kl. Kolyn hl» 25^^
(ß-) Tacit. de Morib. Gerra. Cup. II.
(&) Tacit. (ie Morib. Genn. Cap. IX.
%cj H. Cannegieter de Britcenburgo v-, 147«.
|
||||
I Boek, HISTORIE. «5
cufanus af ( d ). Ook past deeze naam, in dien
zin, zeer wel op de penningen van Posthu- mus , die , gelyk ons 't vervolg deezer Historie leeren zal, hier te Lande, lang ver- keerd en geoorloogd heeft. In 't zelfde Ei- land Walcheren, werdt, omtrent het midden der zeventiende eeuwe (e), een groot getal van fteenen met beeldtenisfen en opfchrif- ten gevonden, uit welken men ontdekt heeft, dat men, oudtyds, hier te Lande, ook aan zekere Godinne Nehaknnia Godsdienftige eere bevveezen heeft. Aanmerkelyk is, dat men, onzes weetens, totnogtoe, op geene andere plaats, ccnig gedenkteken deezer Go- dinne heeft gevonden; ten ware veelligt ze- kere beeldtcnis, te Nimes in Neder-Langue- doc ontdekt, en een oud opfehrift met den naam der Godinne Neha, gelyk fommigen beweeren (ƒ'), op Nehalennia moesten t'huis gebragt worden, De betekenis van den naam Nehalennia is geheel onzeker. Eenigen willen, dat zekere nieuwe haven, of afvaart, by 'c Eiland Walcheren , alwaar de vereenigde Maas en Waal, door eenen breeden mond, by oude Schryvers (,§), Helium genoemd,, in zee vielen, nieuw Helium of'nieuweHel en by verkorting Ni-hel genoemd' geworden is. De Stroom-Godin deezer nieuwe haven of af- vaart heeft, huns oordeels, den naam van OH Foiez la Religion des Gaulois Tom. II. Livr. lil. p,
* 29. ' O) ,T- G. Keyslerus de Dca. Nehalennia § II. p. 2",6.
(ƒ) 'Foiez la Religion des Gaulois Toni. II. Lirr. IV. p. CiO Plinius Liir, IV. Cr.p. 15,
E 5
|
||||
so VADERLANDSCIIE I. Boek*
NihclUnnia of Nehalennia gedfaagen (h )*
Anderen agten, met geenen minderen grond, dat men de Maan, en'byzonderlyk de nieuwe Maan, onder den naam van Nehalennia, ge« ëerd heeft (*")• W-y hebben reeds aangemerkt, dat de Germaanen Godsdienilige eer aan de Maan beweezen, en elk weet, dat de Grie- ken de Maan Helene genoemd hebben. Ook droeg zeker Meer in Gallie, alwaar, zo men wil, de Maan geëerd Werdt, den naam van Helanisch Meer (&). By den naam Helene, kan men dan het woord ni of ne, dat is nieuw, gevoegd, en uit deeze twee woorden, Ne- halennia gemaakt hebben. De nieuwe Maan werdt van de ouden juist zo verbeeld als Nehalennia. Men vertoonde haar, in witte kleederen, met gouden fchoenen, brandende toortfen, en eene korf met vrugtcn (/). Ne- halennia vertoont zig insgelyks gekleed en gefchoeid, met eene korf met vrügten by zig: ook, zo 't fchynt, met brandende toort- fen, die fommigen voor hoornen van over- vloed hebben aangezien. Gemcenlyk heeft zy een' hond by zig, een gewoon kenteken van de Maan of Diane onder de ouden (?;0» 't Is niet onwaarfchynlyk, dat men de Maan, in één der Zeeuwfche Eilanden gediend heb- be, alzo fommigen onder de ouden getuigen, dat
|
||||||
(7; ) G. van Loon Aloude Iloll. Hift. I. Deel, H. 394,29=;.
(«') Foiez la Religion des Gaulois 'lom. II. Livre IV. p. Ho.
( k") La Religion des Gaulois Tom. II. Livre IV. p. 57.
(IJ Porfhyrius apud Eusee. Pra;p. Evang. Libr. III. Cup.
Si. p. 113. C. D. f »O Porphyr, apud. Eusee. Prsep. E van. Lil/r. IV. Cup*
XXIII. ?. 173. ü« |
||||||
I. Boek. HISTORIE. 27
dat 'er, niet verre van Britannie, versheiden'
Eilanden waren, aan zekere byzondere God- heden toegewyd ( n). Doch na dit alles, be- kennen wy, dat ons, omtrent de naamsbete- kenis en dienst van Nehalennia, niets zekers voorgekomen is. Te gelyk met de beeldtenis- fen van Nehalennia, zyn 'er ook eenige beel^ den van Jupiter en Neptunus, in 't Eiland Walcheren , gevonden : waaruit men ver-1 moeden mag, dat deeze Goden , insgelyks, hier te Lande, geëerd geweest zyn. De Ro- meinen, die de Ingezetenen deezer Landen , buiten twyfel, verfcheiden' nieuwe Godhe- den hebben leeren kennen, hebben hun, zo 't fchynt, ook tempels, altaaren en beel- den , ter eere van de Goden, leeren opregten. Want van ouds hieldt men 't hier voor onbe- taamlyk, de Godheid in mcnfchelyke gedaan- te te verbeelden, of binnen de wanden van Tempelen te befluiten. Hierom heiligde men haar bosfchen en weiden toe: waarin de dienst, die, gelyk wy reeds hebben aange- merkt, in 't opofferen van dieren, en fom- tyds zelfs van menfchen beftondt, verrigt werdt ( o ). De Priesters, die »den offerdienst waarnamen, hadden daarenboven veel gezags in de beftiering van 't Volk (ƒ>). Veel eerbieds bewees men ook, onder de Batavieren (</), Waarzeg- aan zeker flag van Waarzeggers, welken men'ftcrs. in de gewigtigfte gevallen raadpleegde, en wel-
("«) Pi.utarciibs de Defeiït. Oracul. apud Euseb. Pr&p.,
Evang. Lib. IV. Cup. 'XVII. p. 207. 13. C. (o) Taoit. de Mottb. Gerra. Cup. ÏKi & XL. O") Tacit. de Slorib. Germ. tap. VIU. & XU t50 Tapix. Hiit. Uit. V, Ca?. 2. |
||||
«8 VADERLAND SC HE I. Boek,
|
|||||||||||||||
welker antwoorden
aanmerkte (V}. |
|||||||||||||||
men als Godsfpraaken
|
|||||||||||||||
Barden Ook, badt men hier eenefoort van Zangers of
en hunne i)jgCers ^ Barden geheeten (s), die de dappe- |
|||||||||||||||
gezan
gen, |
|||||||||||||||
re daaden der Oorlogshelden, op hunne wy-
|
|||||||||||||||
ze, den nakomeling in gezangen overlever-
den (t), welken, in 't geheugen bewaard zyn > de (3), het eenigst flag van Jaarboeken on- der dit Volk waren (j>). Uit deeze gezangen, wistenze, voor het aangaan van den ftryd» ook goede, en kwaade voorbeduidfels te haa- ien (v). Andere voortekenen fpeurde men op uit
het geluid en de vlugt der vogelen,' en uit het gebriesch van paarden, die, op genieene kosten, in de Heilige Bosfchen onderhouden,, - • • en |
|||||||||||||||
Lotraa-
mingen der Bata- vieren* |
|||||||||||||||
O) Tacit. de Morib. Genn. Cap. VIII.
(sj Ammian. Marceli.. V.br. XV. Cap. IX. p. lof>. (O I.ucan. de ISello Civil. Lil/r. I. verf. 449. Tacit. Ann» II. Ca?,. 88. ... (_v~) Tacit. de Morib. Genn. Cap. II'. (•»O Tacit. de Morib. Germ. Cap. IIL >. (3) 't Schynt dat deeze Bardzangen, naderhand, toea
de fchryf künft onder de Batavieren in gebruik geraakt was, in fchrift g'efteld zyn geworden. En verinoedelyk is hieraan toe te fchryven dat onze oude Lands Kro- nyken, dikwils, in ryra, zyn opgefteld. Ook warea <ie Noordfche Volken, die deeze Landen overftroomd hebben, zonderling gefield op het bewaaren van de ge- heugenis der dappere daaden hunner helden, in berymde gezangen, van welken Saxo Grammaticus zig in zyne Deenfche Historie bediend heeft. Vide S. J. Stephan,, ad Pritfat* Saxon. Grammat, p» 11. Olaus Wok- mius heeft zulk een Noordsc.h gedigt uitgegeven: 't: welk men ook by~ ten Kate (Annl. tot de Neder d*. taal I. Deel, bl. 79..) leezeri kan, |
|||||||||||||||
ï. Boek, HISTORIE, aj»
en als men over zaaleen van Staat raadpleeg»
de, voor eenen gewyden wagen gefpannen werden; terwyl de Priester, de Koning, of de voornaamfte der Burgerye óp hun briesfehen en hinniken agt gaf. Dikwils werdt ook het Lot geworpen; welk, door de Priesters, op eene zeer plegtige wyze, en onder 't uitftor» ten van gebeden, gefchiedde. Eene zonder- linge Wichelaary was 'er onder hen in gebruik, uit welke zy, overden uitflag van zwaare oor- logen, oordeelden. Zy lieten eenen gevan- gen van den vyand tegen eenen van de hun- nen vegten, en namen de overwinning van den eenen of den anderen voor een voorte- ken (x). " - . M Van Schouwfpelen, naar de wyze der Ro- Schouw*
meinen, aanteregten , waren de Germaanen *Pe1, zeer onkundig. Een is 'er nogtans by allen, en dus ook onder de Batavieren, in gebruik ge- weest. Eenige jongelingen fprongen naakt tus- fchen zwaarden en fpeeren in; met zulk eene behendigheid, dat zy doorgaans onbefchadigd bleeven. 't Vermaak der aanfehouweren was het eenig loon van deeze gevaarlyke dartel- heid (y% De ichets van de Regeeringsvorm der oude Regee*
Batavieren hebben wy tot op 't laait gefpaard. rings- Lang heeft men, immers hier te Lande,, ge- vorm* oordeeld, dat dit Volk, op de wyze van een Gemeenebest , door de voornaamften met toeftemminge van 't gemeen, geregeerd ge- weest is; doch fommigen hebben onlangs be- ■ • - wèerd,
O) Tacit. do Morib. Germ. Caf. X.
ij-) ÏACiT, slsMer^. Getut. Ca?.. XXIV. |
||||
32 VADERLANDSCHE f. BbEife
Legers beftierden (#.); en zo ze in Vredes*
tyden hunne waardigheid behielden ( 4}, rc- geerdenze het Volk, zo ver als de Germaa- nen zig lieten regeeren (0). Want 't was 'er zo verre van af, dat de Koningen eene on- bepaalde en vrye magt gehad zouden hebben (ƒ>),• dat, zo dra zy zig maar een weinig te veel gezags aanmaatigden, zelfs den naam van Koning by 't Volk gehaat was (q ). Ja die Volken onder de Germaanen, welken ftren- ger dan de anderen van hunne Koningen be» heerscht werden, verlooren 'er nogtans hun- ne Vryheid niet by (r). Met één woord, 't was met deeze Koningen zo gelegen, dat het Volk zo veel regt over hen hadt, als zy over het Volk (.y}. In hunne verkiezing, zag men meest
(») Amm. MarcELL. Lwr. XVI. Cap. JOi
(_°) Tacit. Ann. XIH. Cap. 54. (/O Tacit. de Morib. Germ. Cap. VII. C?) Tacit. Ann. II. Cap. 44. Cäsar de Bello Gallicot V.br. VII Cap. 4. CO Tacit. de Morib. Germ. Cap. XLIII. {s) G'issak. de Bello Callico. War. V. Cap. 27. (4) Dit gebeurde niet altyd. Cezar, fpreekeude ,
zo'tfchynt, van 't gene doorgaans plaats hadt, zegt (//e Bello Galileo Libr. VI. Cap. 23) ,, dat de Gerraaa- „ neh , in Vredestyden, geene getneene Overheid „ [Magiftratus] hadden". En uit eene andere plaats (dé Bello Galileo Libr. VII. Cap. 32) blykt, dat hy, door Overheid, iemant verftaat, die Koninglyke magt \_re- giam poteflatem ] heeft, 't Is waar, dat fommigen hier door Overheid Krygsgezaghebber verltaan willen. Zie G. van Loon Aloude Holl. Hifi. I. Deel, bl. 13, Aant- ( 8 ). Doch 't was niets byzonders, dat men ,1 in Vre- destyden, geenen gemeenén Krygsgezaghebber hadt: behalve dat het gevolg toont, dat Cezar op eene Over- heid ziet, die 't Regt handhaaft en de gefchillen be- ilegt. |
||||
t Boek. HISTORIE. §?£
meest :op hunnen Adeldom (?). Dikwils be-
heilden zy hunne Waardigheid maar een jaar* (v), of zo lang als de Krygstogt duurde. Som- migen willen ( w ), dacze ook fomtyds voor eenen langer' tyd, of ook wel voor hun gant- fche leeven verkooren werden; Of nu de K r yg s o v e r s t e n , die óbk iri de Krygsdä
algemeene Vergaderingen gekooren Werden, verft6^ en van fommigen Hertogen genoemd worden (#), akyd van de gemelde Koningen öndéf >: fcheiden geweest zyn, mag men met fedeii in twyfel trekken. Zeker is 't* dat dé Ko- ningen aan 't hoofd van 't Volk plagten ten. ftryde te trekken (y), en dat de naam vatt Koning en Krygsoverflè dikwils door el- kanderen gebruikt, en op een' en denzelfdcri Perfoon gepast werdt (z). Aan den anderen kant, fchyneu 'ei', behalve de Koningen ,t ook fomtyds Krygsoveriïen te zyn geweest; die om hunne dapperheid verkooren ( a ) wer~ den ( 4 ): en wanne erze dezelve, in 't hevigst vari' '8 ge-
(O Tacit. de Morib. Gerffl. Cap. VII. Hift. Libri IV.Capi
12.
(y) C/ESAR de Cello Gal1. Libr. VII. Cap. <&i .
. fw) De Lange Verb, van de oude Batav. hl. 104, 105, O'JG. v. Loon Aloude Foll. Hift. I. Deel, U 13. (y) Cesap: de Uello Gall. Libr I. Cap. 43, 44. AMUi Marcei.i.. Libr. XVI. Cö/>. 30"; (z) Verg. Tacit. Ann. II. Cap, 26. & 44. en zie Matth«
de Nobilitate Libr. 1. C7;/>. V. p.,27. Jfcä j Tacit. <fe .Morib. Germ. Eä/>. VII. ( 4 ) De woorden Van TacituS , uit welken wy dit
ifneemen, zyn dubbelzinnig. Reges, zegt hy , «? nobilitate; Duces ex virtute fmiw'lt. » In 't. kiezen def „• Koningen, zien zy op den Adeldom; in't kiezerf ,« der Krygspverften, op de dapperheid." De Morib. Ger- man. Cap. VII. Met dié woorden,fchynt welts ken-. |
||||
34 VADERLANDSCHE L Boek;
\ gevegt, betoonden, niet zo zeef om hun-
ne waardigheid, als uit verwondering over hunnen heldenmoed, werden gehoorzaamd (b). De Krygsoverfle, verkooren zynde , werdt op een fchild gezet, en daar mede , op de fchouders der verkiezeren, om hoog geheeven (c). Ojper- De algemeene Volksvergadering Helde nog hoofden eene minder foort van Krygsbevelhebbers ™ eg" aan, die te gelyk Opperhoofden over de byzondere Landfrreeken waren, en by de Romein fche Hiftoriefchryvers den naam van [ Principes ], Eer.fien of'Foortreffblykßen, draa- gen. Deezen fpraken regt uit in de byzon- dere Samenwooningen en Gehugten (<sQ. Zy weezen het volk jaarlyks Landeryen aan, om te bezaaijen; die elk, ten einde van het jaar, wederom afftaan moest, en zig met de Ak- kers vergenoegen, die hem, door de op nieuws verkooren' Regters, werden toegedeeld (<?). Honderd-Ieder' van deeze Hoofdregters werden Hon- mannen. derd mannen, uit het gemeen verkoo- ren, toegevoegd, die hem tot Raaden ver- ftrekten, en zynen verrigtingen gezag by- zetteden (ƒ). Deezen fchynen den naam van Hon-
O) Tacit. de Morib. Germ. Cap. VII.
CO Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 15. (_d~\ Tacit. de Morib. Germ. Cäp XII. Qe) Cssar de Bello Galhdo Libr. VI. Cap. 21, 23. Tacit. de Morib. Germ. Cap. XXVI. (f) Tacit. de Morib. Genn. Cap. XII. nen gegeven te worden, dat de Krygsoverften van de
Koningen onderfclieiden waren; doch zy zouden ook onderilellen können, dat de Krygsoverften uit de Kotihe- gen gefeooren werden, |
||||
f. Boek. H ISTORI E. 35
Honderdman, onder de hunnen, gedraägen të
hebben, die, in 'c eerst een getal betekenen- de, naderhand een eernaam werdt (g)'. Zy dienden den Opperhoofden in Vredestyden tot luifter, en in tyden van Oorlog, tot be- fcherming. Elk van deeze Honderdmannen yverde om 't naast by zynen Overfte te zyn, als 't op een ftryden ging, en hem in man- haftigheid te evenaaren, of te overtreffen (Ä). Uit deeze Schets ziet men, dat de Regee- rfng der Batavieren met den naam alleen Ko- ningklyk,en in der daad vry geweest zy. Hec Oppergezag was by de groote Vergadering, die uit den Adel, en uit de waardigften der Gemeente bcftoiïdt. De Koningen en Krygs- overften, 't zyze voor eenen tyd of voor al- toos hunne waardigheid behielden , waren bepaald en gebonden. De opperhoofden deeden, nevens de Koningen, de gemeene zaaken af, wanneer de groote Vergadering daarin niet voorzien kon. Mindere dingen bleeven deezcn zelfden opperhoofden en den honderdmannen, uit het Gemeen hun toe- gevoegd, aanbevolen. Dus werdt de Staat door de VoortrefFelyklïen, met toeftemming van het Gemeen, geregeerd, niet naar be- fchreeven wetten; maar älleenlyk naar die der natuure en der gewoonte, die by deeze volken van meer kragt waren, dan de be- fchreeven' regten, in andere Landen («}• Doch' de Romeinen, een deel deezer volken over-
tg~) Tacit. de Morib. Gcrm. Cap. VI.
C'Ü Tacit de Morib Gcrm. Cap. XIII. CO Tacit. de Morib. Germ. C-p. XIX, C 2
|
||||
S4 VADERLANDSCHE L Boek;
Ygevegt, betoonden, niet zo zeer om hun-
ne waardigheid, als uit verwondering over hunnen heldenmoed, werden gehoorzaamd (b). De Krygsoverfte, verkooren zynde , werdt op een fchild gezet, en daar mede , op de fchouders der verkiezeren, om hoog geheeven (c). 0?per- De algemeene Volksvergadering ftelde nog hoofden eene minder foort van KrygsbevelhebberS «ere. eS" aan' ^e te Seh^- Opperhoofden over
de byzondere Landfixeeken waren, en by de Romeinfche Hiftoriefchryvers den naam van [ Principes ], Eerßen oïFoortrefelykfien, draa- gen. Deezen fpraken regt uit in de byzon- dere Samenwooningen en Gehugten (V). Zy weezen het voik jaarlyks Landeryen aan, om te bezaaijen; die elk, ten einde van het jaar, wederom afltaan moest," en zig met de Ak- kers vergenoegen, die hem, door de op nieuws verkooren' Regters, werden toegedeeld (e ). Honderd- Ieder' van deeze Hoofdregters werden H o n- mannen, derd mannen, uit het gemeen verkoo- ren, toegbvoegd, die hem tot Raaden ver- ftrekten, en zynen verrigtingen gezag by« zetteden (ƒ). Deezen fchynen den naam van (i) Tacit. da Morib. Germ. Ca}/. VII.
CO Tacit. Hifi. Ufo: IV. Cap. 15. Cd 1 Tacit. de Morib. Gcrm. Cap XII. («) C/ESAR de Bello Galhdo Libr. VI. Cap> 21, 23. Tacit, rfe Morib. Genn. Cap. XXVI. (f) Tacit. de Morib. Germ. Cap. XII. nen gegeven te worden, dat de Krygsoverften van de
Koningen onderfcheiden waren; doch zy zouden ook onderftellen können,dat de Krygsoverften uit deKonw* gen gekoorcn werdeii, |
||||
t. Boek. HISTORIE. $$
Honderdman, onder de bunnen, gedraagen te
hebben, die, in 't eerst een getal betekenen- de, naderhand een eernaam werdt (g). ^y dienden den Opperhoofden in Vredestyden tot luider, en in tyden van Oorlog, tot be- fcherming. Elk van deeze Honderdmannen yverde om 't naast by zynen Overfte te zyn, als 't op een ftryden ging, en hem in man- haftigheid te evenaaren, of te overtreffen ( h ). Uit deeze Schets ziet men, dat de Regee- ring der Batavieren met den naam alleen Ko- nïngklyk, en in der daad vry geweest zy. Het Oppergezag was by de groote Vergadering, die uit den Adel, en uit de waardigffen der Gemeente beftondt. De Koningen en Krygs- overften, 't zyze voor eenen tyd of voor al- toos hunne waardigheid behielden , waren bepaald en gebonden. De opperhoofden deeden, nevens de Koningen, de gemeene zaaken af, wanneer de groote Vergadering daarin niet voorzien kon. Mindere dingen blcevén deezen zelfden opperhoofden en den honderdmannen, uit het Gemeen hun toe- gevoegd, aanbevolen. Dus werdt de Staat door de Voortreffelykften, met toeftemming van het Gemeen, geregeerd, niet naar be- fchreeven wetten; maar alleenlyk naar die der natuure en der gewoonte, die by deeze volken van meer kragt waren, dan de be- fchreeven' regten, in andere Landen («')* Doch de Romeinen, een deel deezer volken ovex-
(ff ") Tacit. de Morib. Germ. Cap. VI.
CO Tacit de Morib Gcrm. Cap. XIII. CO Tacit. de Morib. Germ. C:./t. XIX, C 2
|
||||
%6 VADERLANDSCHE I, Boek.
overheerd hebbende, hebben hun federt be-
fchreeven' Wetten gegeven (£). Wy flap- pen van het befchryven der zeden van de Ba- tavieren af, met alleenlyk aan te merken , dat het gene wy van hun in 't byzonder ge- zeid hebben, ook, naar reden, dient gepast te worden op de Friezen, Kaninefaaten, iVla- rezaaten, en andere bewooners der Landen, welken thans, onder den naam van Veree- Nigde Neberlanden, bekend zyn. Onder deeze drie laatstgenoemde Volken,
zullen ons de Friezen, in 't gevolg, meest voorkomen. Zy bewoonden een groot deel deezer Landen. Oude Schryvers, die naauw- keurigst van hen gefchreeven hebben, plaat« fenze over den Ryn (/), langs de Zee, in een gewest, doorbroken van groote Meeren (_ m }. Zy onderfcheidenze, in Groote en kleine Frie- zen C70- De eerften, in 't gemeen blootelyk Friezen genoemd, woonden beoosten de Zuiderzee, in het tegenwoordig Friesland en Groningerland. De anderen, die fommigen, zo 't fchynt, Frifiabonen genoemd hebben, woonden tuflehen den regter, by veclen den middelften Rynmond, en het Vlie (o ), in het te* genwoordig Holland en Weftfriesland. Nader- hand hebben zyzig, ten Zuidwesten en ten Oos- ten, nog meer uitgebreid; gelyk ons 't ver- volg (£) Tacit. Ann. XI. Cap. 18.
Cl) Tacit. Annal. IV. Cap. 71. Hifi. lib'r. IV. Cap. tgk
(»O Tacit. de Morib. Genn. Cap. XXXIV. Agricol. Cap-r XXVHI. C») Tacit. de Morib. Germ. Cap. XXXIV» £a) Sumus lil/r. IV. Cap* 15. |
||||
ï. Boek. HISTORIE. 37
volg deezer Hiftorie leeren zal. Wy hervatten
den daad van ons Verhaal. De Batavieren hadden, gelyk wy reeds heb- VIL
ben aangemerkt, het Eiland des Ryns waar- Gelegen. fchynlyk al eenige jaaren in bezit gehad, toen iiet yer_ ZY) gelyk men, uit het gevolg der gefchiede- bond der nisfe, kan afneemen ( ƒ> ), met de Romeinen ïn Batavie- verbond traden. Gelegenheid hiertoe gaf de j6"^1" aankomst van het Leger der Romeinen, on- meinen, der 't bevel van Kajus Julius Cezar, omtrent en over den Rynftroom, zig bezig houdende om Gallie te overmeesteren en te- gen de Germaanen te beveiligen. De Romei- nen hadden van Gallie, welk, oudtyds, in Gallie aan deeze en Galüe aan gene zyde der Alpen, verdeeld werdt, het eerfte deel, al voor vecle ecuwen, bemagtigd (q~). Van een goed gedeelte van het Over-Alpisch Gallie hadden zy zig, naderhand, ook meester gemaakt (V), en het federt in de gedaante van een Ro- meinfeh Wingewest veranderd; waarom het, al vroeg, den naam van Provincia kreeg, ge- < lyk het nog Provence genoemd wordt. Voorts ftonden zy in verbond met de Eduén ( 5 ) en eenige andere Volkeren van het eigen-r lyk Gallie: in welks overig gedeelte, zy tot nog
C p ) Zie hier na, il. 47.
('#) Florus l.ibr. 1. Cap 13. tïbr. II. Cap. 4.
(_r) Livii Epkoin. Cap. LX. Florus Lil/r. UI. Cap. 2,
( 5 ) De Edueti woonden tusfehen de Loire en do
Sapne, alwaar thans het Bisdom Autun is. Vide No- menci. Geograph, ad J. Cesar. Comment. & Cellarii &?ogt\ Libr. II. Cap. II. p. 136. Cs' )
|
||||
38 VADERLANDS CHE I, Bosk.
nog toe geen gezag altoos gehad hadden ( s ) ;
zo min als in de twee andere dcclen van het Over-Alpifch Gallie, Aquitanie en België. De Helvetiers, die een gedeelte van het eigen- lyk Gallie of het tegenwoordig Zwitferland bewoonden, in den zin gekreegen hebben- de, gantfeh Gallie, zo ver het nog niet onder de Romeinen ftondt, te bemagtigen, waren vanvoorneemen geweest, door Provence, der- waards te trekken (t). Doch de Romeinen, hiervan de lugt krygende, hadden hun den doortogt geweigerd, en te gelyk een magtig Leger te velde gebragt, over 't welk aan Ka- jus Julius Cezar het Opperbevel, door raads- ffeZaL befluit, opgedraagen was (v). De Helveticrs, Helve- van voonieemen veranderd, üoegen op weg tiers. naar de Landftrcek der Eduert ; doch hier werden zy van Cezar gefluit, en tweemaal ge- flaagen (w); waar mede hun de luit om Gal- lie te overmeesteren benomen was. Hy over- 't Gezag der Romeinen dus, hand óver wint de jjand 5 toeneemende, werdt Cezar van de E- nenonäerduen gebeden, om Gallie te befchermen te- Ariovis- gen de Germaaucn, die, aangezogt van de tus. Arvernen ( 6 ) en Sequaanen (7), weiken nydig wa-
(j) Cïsar de Bello Galüco 'Libr.l. Ca;i. XLIV. nu::t. 14.
(!) C/ïsar de Bello Gallico Libr. I. Cup. 7.
Cv) P.uTRoi'. Libr. VI. Ca?. 17.
(\v) CiiiSAR de Bello Gallico Libr. I. Cap. u.
(6) Uit den naam der Arvernen alleen, is af te lei-
den , dat zy liet Landfchap Auvergne bewoond hebben. Nomencl. Gcogr. ad Cjesarem & Cellarii Geogr. Lib. II. Cap. II. p. 122. (7) De Sequaanen woonden aan de grenzen der
Helveciers ten westen, alwaar nu het Franche Comtê- is. JosEPiii Scaligeri Notitia Gatt, ad calcem Caïsar. Cotnment. |
||||
I. Boek. HISTORIE. 39
waren over 't aanzien der Eduen, onder 't
beleid van Ariovistus, ten getale van honderdentwintigduizend , over den Ryn en in Gallie gekomen waren (x). Te fchoon was deeze kans, tot uitbreiding van 't gezag der Romeinen, om verkeeken te worden. Cezar dan, eerst te vergeefs bezogt hebben- de, Ariovistus, in. een mondgefprek, te be-> weegen, om den Eduen genoegen te geeven, trekt tegen de Germaanen te velde, flaat hen op de vlugt, en noodzaakt Ariovistus, met een gedeelte der zynen, over den Ryn, te rug te keeren (y ). De Sueven ( 8 ), die reeds aan den regter oever des Ryns gekomen waren, gereed om over te trekken, keerden, op 't verneemen der nederlaage van Ariovistus, fehielyk naar hunne verlaaten' woonfteden te rug (zj. Ondertusfen waren de Belgen, die, in-De Bel-
verfcheiden' * Burgerfchappen onderfcheiden, Sen door de Cezar
over-
heerd.
f x~) C/KSAR de Bello Gallico Liir. I. Cap. 31. * Civt'ta- fr) C/esar de Bello Gallico l.ibr. I. Cap. 53. .
<>) C/ESAR de Bello Gallico Liir. I. Cup. 37. & 54. r"*
(8) De Sueven, van welken Cezar gewaagt, zyn,
naar alle waarfchynlykiieid, een ander volk geweest dan de Sueven, van welken Tacitus (Ann. II. Cap. 62, 63. XII. Cap. 19. de Morib. Germ. Cap. XXXVIII. & XLIII. Agrkola Cap. XXVIII.) fpreekt. Cluve- Kius heeft (Germ. /Int. Libr III. Cap. V. p. 523.) met vry aannecraelyke redenen getoond, dat de Sueven , by Cezar bekend, het zelfde volk raet de Katten geweest zyn, en dus in en omtrent Hcsfenland gewoond hebben. Men moet het niet vreemd vinden, dat de Katten Sue- ven genoemd worden; alzo de naam van Sueven ook anderen Germanifchen volken gemeen geweest is. Zie Tacitus de Morib. Germ. Cap. II. C 4 |
||||
4<s VADERLANDS CHE I. Boek,
4e noordelykfte deelen van Galiie bewoon-
den , over den voortgang der Ronieinfche \yapenen ongerust geworden, en hadden zig :illen, de Remen (9) alleenlyk uitgenomen, tegen de Romeinen verbonden. Zy waren» door de eigenlyke Galliërs zelven, opgemaakt. Sommigen van deezen zagen de Romeinen zo noode in Gallie vertoeven, als de Ger- inaanen. Anderen waren uit den aart vcran- derlyk, en jookerig naar nieuw gebied. De Belgen zelven vreesden, dat de raagt der Ro^ meinen, na 't bevredigen of overheercn van het eigenlyk Gallie, tegen hen mögt gewend vyorden (^)- Te velde getrokken, vallen zy eerst op hunne landsluiden de Remen aan. Doch Cezar, deezen te hulp. komende, nood- zaakte de Belgen af te trekken, en op het be- fchermen hunner eigene grenzen te denken ■ ( b ). De Suesfones ( 1 ), Bellovaken ( 2 ) en Ambïamn ( 3 ), werden gedwongen zig te on- derwerpen ( c ). De Nervien ( 4 ) en Aduati- keti
O) O^ati de üeUo Gaüico Uhr. \\. Cap. j.
Q) Cjesj^k de Bello Gallico Libr. II. Cap. io.
(O Cäsar de Bello G;l!;'co Libr. II. Cup. 12, 13, 14, 15.
(9) De Renen, gclyk uit hunnen naam, onder an-
deren , af te leiden is , bewoonden de Landftreek, om-" uent de Stad Reim!., in Champagne. Cellarius Geogi\ Atit. Libr. IL Cap. III. p. 247. (2) De Suesfones woonden in deLandftrcck omtrent
Sohfon$,'m L'kle de Frahce. Cellaiuüs Libr. II. Cap. III. p. 249. ' (2) De Bellovaken plaatst men in de Landftreek,
ïhans Le Reauvaifis genoemd. Doch zie'onder Aarit. ( 4 ), (3) De Ambianen woonden omtrent de Bïsfchoppe-
ïyke Stad Amiens, in Pikardye. Cellariüs Libr. II. Cap. III. p. 244, "' £4) ße Nervien worden van veelen in bet Doornik*
|
||||
I. Boek. HISTORIE. 41
ken (5)5 die zig, tot het uiterfte toe verweerd
hadden, werden byna uitgerooid. Deeze laatften waren afkomftig uit de Kimbren en Teutonen, die zesduizend man van de hun- nen aan den Ryn, in Gallie, gelaaten hadden C*sQ, De Menapurs (6) en Mor'men (7), die
(<0 CLesar de Bello Gallico Liir. II. Cap. \6. ikfeqq.Cap.
fehe geplaatft. Doch Cezar zegt (de Bello Gallico Libr.
IL- Cap, 15.) dat zy aan de Bellovaken grensden; zq dat zy zuidelyker fchynen gewoond te hébben. On- dertusfchen getuigt hy elders (DeBello GallicolAhr.il, Cap. 4.), dat de Bellovaken van de magtigften onder de Belgen Varen; dat de Nervien hun gelyk waren ir» imgt, en zeer verre van de Ilemen of van Champagne af woonden. Vëelligt hebben de Bellovaken zig vee! noordelykcr dan de Landftreek Beauvaifis uitgeftrekt $ m dan zouden de Nervien ook wel in Artois of in het Doornikfche können gewoond hebben. ( 5 ) De Adnatiken worden gemeenlyk in Luikerland
geplaatst. Doch uit het gene Cezar (de Bello Gallico Libr. II. Cap." 29.) van hen fchryft, mag men, met grond, befluiten, dat zy tusfchen den Ryn en de Maaze, vermoedelyk in Kleefsland of Gulikerland, ge- woond hebben. (6) De Menapiêrs worden in het noordelykfte van
Brabant of Vlaanderen geplaatft. CLuverii Gcrm. Ant, Ljbr. II. Cap. XVI. p. 393. 't Blykt uit Cesar (de Bello Gallico Libr. IV. Cap. 4.), dat zy ook benoorden de Maaze, en zelfs gedeeltelyk benoorden den Ryn of *aale, en dus pp of omtrent het Eiland der Bata- vieren, gewoond hebben. (") De Marinen, die by Virgilius (Alneid. Libr,
VIII. vers. 72/.) de laatften of uiterften der menfehert [éxfreu/i Ixiininum'] genoemd warden, fchynen langs oe Zeekuft van Vlaanderen gewoond te hebben. In laater' tyden, werdt de Bisfchop van Terouanne in Ar* tuis Bisfchop der Morinen genoemd. Supphmentum Minei P. II. Cap. CXLII. p. 1102. & J. F. Foppehs Nov. Diplom, Colleft. Cap. CCXXXIV. & CCXXXV, p» S8J2, 233", |
||||
42 VAD ERLANDS CHE I. Boek.
|
|||||
die de grenzen van Gallie, omtrent den uit-
loop desRyns, bewoonden, Waren de eenig- ften onder de Beigen, die nog in de wapenen gebleeven waren. Wel haast egter werden zy van Cezar, tot diep in de bosfchen enmoe- rasfen hunner Landftreeke, verjaagd, terwyl hy den brand in hunne gehugten ftak, en hen eerlang geheel voor de overmagt der Romei- nen bukken deedt ( e ). De Uzi- Dus hadt men de Romeinen tot digt aan peeten en j-jgj. Ei^nd der Batavieren gezien. Eerlang ren maa- kwamen zy over den Ryn of Waale, en misfchien ken zig op het Eiland zelf. De Uzipeeten ( 8 ) en Tenk- van de teren (9), Germanifche Volken, van hunne woomn- magtige nabuurcn, de Sueven, uit hun Va- Mena- herland verdreeven zynde, waren, in het vier- piërs envyftigfte jaar voor de gemeene tydreke- meescer. ning der Christenen, in aanzienlyken getale, omtrent den Rynftroom, niet verre van de Zee, en dus op of naby het Eiland der Bata- vieren, gekomen (ƒ). De Menapië'rs hadden liier, ter wederzyde van den Ryn of Waale , hunne Gehugten en Landeryen; doch dooi- de aankomst der twee Volken verfchrikt , had-
CO CtvSar de ReKo Galüco TMr. Hl. Cnp. 28, 25. (Y) Cesar do !5allo Gallico Liir. IV. Cttp. 1. & 4, ( 8 ) De Uzipeeten hebben , zo men wil, een gedeelte
Tan Kleefsland en Munfterland bewoond gehad. Zie P. Cluverii Cerm. Ant. Libr. III. Cap. X. p. 543. Zy worden van Dio Cassius (Libr. LIV. p. 544. A.) ne- vens het Eiland der Batavieren geplaatst. (9) De Tenkieten worden dikwils nevens de Uzipee-
ten genoemd, en waren hunne nabuuren. Cluverius plaatst hen QGerm. /Int. Libr. III. Cap. X. p. 545.} te jegt in Westfaale, aan de Rivier de Lippe. |
|||||
\
|
|||||
I, Boek. HISTORIE. 43
hadden zy hunne wooningen, aan de reg-
ier zyde des Ryns, verlauten, en waren over den ftroom geweeken, van waar zy den Vy- and den overtogt beletteden. De Uzipee- ten en Tenkteren, veinzende te willen af- trekken., lokten de Menapiërs wederom te rug over den ftroom, waarna zy hun on- verhoeds op 't lyf vielen, verfloegen , en eer de Menapiërs, die aan de linker zyde der riviere gebleeven waren, tyding van deezen ramp krygen' konden, met de bemagtigde Vaartuigen, over den ftroom toogen, en zig van alle de Gehugten der Menapiërs, ter lin- kerzyde des Ryns, meester maakten (g). Zelfs breiddenze zig nog dieper in Gallie uit, ftroo- pende, wyd en zyd, tot aan de grenzen der ( 1 ) Eburonen en ( 2) Kondrufen, \ Bond- + Clien- ■ genooten der ( 3 ) Treviren (Ä). Ce-
Or) C.t.sab. de Bello Gallico" tihr. IV. Cap. 4.
(7*5 CjEsar d; Bello Gallico Libr. IV. Cap, 6. ( 1) Cezar plaatfthet grootfte gedeelte der Eburonen
tusfchen den Ryn en de Maaze. De Bello Call. Libr. V. Cap. 24. & Libr. VI. Cap. 35. Zy befloegen derhal- ven een gedeelte van het tegenwoordig Kleefs-Gelder- of Guükerland. Elders (Libr. V. Cap. 38.) geeft hy te kennen, dat de Eburonen aan de Aduatiken grensden; waaruit beveiligd wordt 't gene wy boven (BI. 41. Aant. (5)) wegens de Landftreek deezer laatften, aan- merkten. (2) De Kondrufett, die, zowel als de Eburonen,
Germaanen van herkomft waren, worden by Cezar. tusfchen de Eburonen en Treviren geplaatft. De Bello Gallico Libr. II. Cap. 4. & Libr. VI. Cap. 32. Weshal- ve zy een gedeelte van Luikerland fchynen bewoond te hebben. Ook vindt men hier iiog eene Landftreek, Kondrotz genoemd. (3) De Treviren, die aan de Kondrufcn grensden,
heb-
|
|||||
44 VADÉRLANDSCHE I. Boek,
|
|||||
gy wor- Cezar kreeg hier zo dra geene kennis van,
Cezar°°rof hy brak op mat zyn Leger, om de Uzi- omtrent pee ten en Tenkteren flag te leveren. En degren- fchoon hunne ruitery, in 't eerst, merkelyke zender voordeelen op de Romeinen behaalde, wcr- ren^g'e- ^en z^ eScer eerlang t'eenemaal geflaagen en flaagen, over den Ryn gejaagd: 't welk niet toeging, en nevens zonder dat 'er veelen, door de handen der deSikam- Romeinen, en een goed getal, door het ge- ïgrae"dJer" weid der famenvloeijende ftroomen , om- kwamen. Want deeze flag viel voor, ter plaatfe daar de Waal en Maas zig met eikan- deren vermengen (/), en dus, vermoedelyk, of omtrent de plaats, alwaar nu Woudrichem is, of in dat gedeelte der Meijerye van 's Her- togenbosch, welk thans Maasland genoemd wordt; zo dat 'er de Batavieren van naby ken- nis van konden krygen. Een deel der Üzipee- ten en Tenkteren, voor 't aangaan van den flag, om Paardenvoeder, naar de Ambivariten ( 4 ), over de Maas getoogen zynde (k), was, de neêrlaag der overigen verneemende, naar de grenzen der Sikambren (5) geweeken, mee wel-
(O C.BSAR de Bello Galiico tihr. IV. Cap. 15.
(£0 C.ESAR de Bello Gallico Lier. VI. Cap. 9. hebben ongetwyfeld gewoond in 't Aartsbisdom Trier 5
welks hoofdftad in 't Latyn nog Treviris heet. Ook wordenze in de Reistafel van Antonyn (ƒ>. 371. Edit. Wesseling.) geplaatst tusfeben Noviomagum of Neu- magen aan de Moezel en Divodonim of Mets. (4) De ambivariten, die Cezar (/>«■ Bello Gallico
Libr. IV. Cap. 9.) over de Maas plaatst, hebben ver- moedelyk gewoond, in het gedeelte van Gelderland, welk men nu het Land van tusfehen IVaal en Maazé noemt. , £5) De Sikambren waren nabuuren van de Uzip.oe-
|
|||||
t. Boek, HISTORIE, 4tf
welken zy zig verbonden hadden. Cezar,
hiervan verwittigd, liet de gevlugte Uzi- peeten en Tenkteren van de Sikambren opei- fchen. Doch deezen gaven zynen afgezonde- nen ten antwoord, dat de Ryn de fcheidpaal des Roomfchen gebieds was. Vondt het Cezar onredelyk, dat de Germnanen, zyns ondanks, in Gal/ie kwamen; op wat grond dan, kon hy zig eenig gezag aan de overzyde des Ryns aanmaa- tigen? Dit antwoord deedtCezar belluiten, zelf met zyn Leger over den Ryn te trekken. Hier kwam nog by, dat de Ubiën ( 6 ), die, onlangs, nevens andere Overrynfche Volken , een verbond van vriendfchap met Cezar gemaakt hadden, hem nu verzogten, dat hy hen te- gen de Sucven , groote verdrukkers hunner nabuuren, wilde befchermen. Doch voor- naamlyk werdt hy tot den togt over den Ryn foewoogen, om de Germaanen, die zo ligt in :",";., .Gal-
ten en Tenkteren, en bewoonden een groot deel tart Weftfaale, eer zy van Tiberius aan deeze zyde des Ryns in Gallie gevoerd wierden. , Zie Sueton. in Aug. Cap. XXI. en Cluveiui Germ. "Antig.- Lib. III» Capi IX.-p. 536.
(6) De Ubiën -worden by Cezak {de Bello Gallie»
Libr. IV. Cap. 3 & 19.) langs den Ryn,.op de gren- zen der Sikambren geplaatst. Naderhand zynze door Markus Agrippa aan deeze zyde des Ryns in Gällie o- "vergevoerd(STRABO Li'ör. IV. p; 295.):' en, ria dat 'er Julia Agrippina, Dogtqr van' Germanilcüs, onder de Ubiën gebooren, eene Volkplanting heenen gezondea liadt, onder den naam van de Volkplanting van Agrip- fina [Coloiiia, Agrippjna ], nu Keulen, vermaard gewor- den. Zie Tacitus Atmal. XII. Cap. 27. & de Mórïb. Genn. Cap. XXVIII. Ubicb, in 't Land van Gul'ik, ïie- waart veeligt den naam nog van de oude wooningen def Ubiën. . - |
||||
46 VADERLANDSCHE I. Boek.
Gallie vielen, voor de behoudenis van hun ei-
gen land en have te doen zorgen, als zy zien zouden, dat de Romeinen ook moeds ge- noeg hadden, om hun, met een Leger, over den Ryn, te komen bezoeken. Hy fTaat dan eene brug over den ftroom, en trekt , dezelve ter wederzyde wel bezet laatende , naar de grenzen der Sikambren. Binnen agt- tien dagen hadt hy zyn oogmerk volvoerd , de Sikambren, Uzipeeten en Tenkteren ver- jaagd, de Ubiè'n verlost en de overige Ger- maancn bevreesd gemaakt; waarna hy in Gal- lie te rug keerde, doende de gemaakte brug terftond daarop af breeken (7). Naderhand is hy den ftroom nog eens overgetrokken (?»), en deeze twee togten worden ouder zynê voornaamfte heldendaaden gerekend. Doch terwyl hy nog op den eerilcn togt
tegen de Sikambren was, werden hem van verfcheiden' Burgerfchappen gezanten toege- zonden, die, vrede en vriendfchap begeer rende, beleefdelyk van hem ontvangen wer- den , en last kreegen, om hem Pandsluiden toe te fchikken ( n ); gelyk men, ten dien tyde, ter verzekeringe van de trouwe der Bondgenóo- ten, ook onder der Germanifche en Gallifchè Volken, te doen gewoon was £ o ). Onder dee- ze Burgerfchappen, wil men (p ), dat ook de Ba- tavieren geweest zyn; die, zo wel als anderen, zig
(/") C/SSAR de Bello Gallico Libr. IV. Cap. 16, 175 18 & 19»
" Cm~) Caesar de Bello Gallico Libr. VI. Cap. 9. " C'0 Gesar de Bello Gallico Libr. IV. Cap. 18 ï.C°3 Tacit. de Morib. Germ. Cap. VIII. Hifi. Libr. IV Cap. 28. Gesar de Bell. Gallico Libr. II. Cap. 1. (>} Zie Cluveribs de tribus Rheni Alveis, Cap, XVII«
|
||||
I. Boek. HISTORIE. 47
zig onmagtig vindende, om den Romeinen
't hoofd te bieden, een verbond met hen zogten aan te gaan. Zeker is 't, dat zy, 't eenigen tyde, zulk een verbond gemaakt hebben (#)• Sommigen willen (r), fchoon, onzes oordeels, op geenen genoegzaamen grond , dat dit verbond , door zekeren Kattenwald, veelligt, eenen der Bata- vieren C?0? bewerkt werdt. De voorwaar- den van het zelve fchynen hier op uitgekomen te zyn. De Batavieren beloofden, van hunnen kant,
den Romeinen, met gewapende manfchap, ten dienst te zullen ftaan (s^. De Romeinen ver- bonden zig, de Batavieren als Vrienden en Broeders des Roomfchen Volks te zullen aan- merken en behandelen, zonder hun eenige fchatting af te vorderen (if) *, gelyk van de an- dere deelen van Gallie gefchiedde (v). En fchoon men, in Schryvers, die in, of omtrent deezen tyd geleefd hebben, van geen byzonder Verbond met de Batavieren gewaagd vindt ; is 't egter ten hoogde waarfchynlyk, dat zy zig»
C?) Tacit. Hifi Libr. IV. Cup. 14- & 31. deMorib. Germ-
Cap. XXIX. Cr) G. van Loon Al. Hol). Hill;, I. Deel, bl. 24. CO Tacit. Hift. Libr. IV. Ccp. 12. C t ) Tacit. de Mprib. Germ. Cap. XXIX. C jO Eütrop. libr. VI. Cup. l?. (7) In deezen tyd, leefde zekere Cativulcus, Koning
over de helft van de Landftreek der Eburonen.. En fom- migen hebben gemeend, dat deeze dezelfde als Katten* wald zou geweeft zyn. Wat hier van zyn moge; Cati- vulcus is naderhand van de Romeinen afgevallen, ea ichynt, tot zynen dood toe, in de vyandfchap tegefl^ hen, volhard te hebben. Zie CLesar de Bello Gal/ico Libr. V, Cap. 24 &; 26. & Libr. VI. Cap, 3.1. |
||||
48 VADERLANDSCH'E I. BatKi
zig, omtrent deezen tyd, met de Romeinen
verbonden hebben. Weinige jaaren hier na, zal men de Batavieren in Cezars Legers ont- moeten.^); waartoe zy zig', meent men, by 't Verbond, verpligt hadden. Voor dien tyd, moet derhalve 't Verbond gemaakt zyn. En zo men 't$ in deezen tyd, plaatst, kan men te ligter begrypen, waarom het,' omtrent honderdenvyftig jaaren hierna, een zeer oud Verbond genoemd kon worden (x): Welke de andere Burgerfchappen geweest, zyn, die, ten zelfden tyde met de Batavie- ren, in 't Verbond der Romeinen zyn over-1 gegaan, is met geene zekerheid te zeg- gen. Vermoedelyk zyn 'er de Kaninefaa- tet ( 8 ) en Marezaaten ( 9 ) ,• die in en naby het Eiland der Batavieren woonden , onder begreepen geweest. Misfchien ook de Mat- tiaken ( 1 ), van welken men gemeld vindt , dan
" tD») Lucan. de Bello Civili Libr. ï. Fers. 430.
- (.v) Tacit. de Morib. Germ. Cap. XX1X. C 8 ) De Kaninefaaten bewoonden een klein gedeelt?
ïgn het Eiland der Batavieren ( Tagitüs Hifi. Libr. IV, Cap. 15.) zo 't fchynt naar den Zeekant toe. Zie Ta-* ciïüs Hifi. Libr* IV. Cap. 79. en Alting; Germ. Inf. P. I. P. 25-
(9) De Marezaaten fchynen ook omtrent het Eiland
der Batavieren, digt by de Kaninefaaten, gewoond te Hebben. Zie Tacitus Hifi. Libr. IV. Cap. 56. Ook Reeft men hier nog eên water, de Mare genaamd; 't' welk door Leiden loopt. (I )' De Mattiaken, die den Batavieren in alles ge-
lyk waren, behalveri dat zy ftrenger Lugtftreek be- woonden (Tacit. de Morib. Genn. Cap. XXIX.), worden van fommigen voor Inwooners van het tegen- woordig Zeeland gehouden. Doch elders keft men^ |
||||
m
|
|||||
l Boek, HISTORIE» ■$$
dat zy, op gelyk wyze als de Batavieren, met
de Romeinen verbonden waren (3»). Doch deeze dingen zyn onzeker. En even zo min blykt het, of de Batavieren, door dit Ver- bond, gelyk het overige deel van Gallie „ onder 't gebied der Romeinen geraakt zyn» Hunne kleine magt maakt het vermoedelyk, dat zy zig, zo wel als veel grooter Burger- fchappen, aan de Romeinen hebben moeten on- derwerpen. Ook worden zy, by oude Schry- vers, als een deel des Roomfchen gebieds •> aangemerkt ( 2 ). Ondertusfen waren zy zc- kerlyk niet zo volkomen aan de Romeinen on- derworpen, als andere Inwooners van Gal- lie. (y ) Tacit. de Morib. Gcnn. Cap. XXIX»
dat iemant Zilver-aderen in 't Land der Mattlaken gezogt
heeft. Tacit. Anna/. XI. Cap. 20. Nog, dat men 'ef warme brotinen heeft. Plinjus Libr. XXXI. Cap. 2. 't Welk niet op Zeeland pasfen kan. Sommigen pkatfeti hierom de Mattiaken op de grenzen der Katten, over den Ryn, omtrent de Stad Marpurg. Zie Clüverius Genn. Arit. Libr. III. Cap. VII. p. 533. (2) Tacitus getuigt, tlat de Batavieren, uit liet Land
der Katten zynde verdrecven, een deel des Roomfchen. gebieds zyn geworden. De Morib. GeriKimorum Cap. XXIX. En ZosiMus, die in. den nanvang der vyfdè eeüwe gefchreeven heeft, zegt, dat het Eiland der Ba* lavieren den Romeinen eertyds volkomen onderdaanig was. Libr. III. Cap. 6. Cezar zelfheeft hetoogwaar- fchyn'yk onder anderen op de Batavieren, als hy ( Libr» VIL Cap. 65.) van Burgerfchappen gewaagt, die hy te vooren bevredigt badt \_pacaverat~\, en welken hy iiu Krygsvolk afvorderde. Men weet dat bevredigen, by de Romeinfche Schryvers, zo veel als overmeesteren betekent. Zie Cäzar zelf de Bello Gallico Libr. I. Cap. VI. tium. 2. Libr. II. Cap. XXXV. nnm. 1. Libr. III. Cap. XXVIII. num. 1. Libr. VI. Cap. V. num, 1. Conf. Libr», ¥111. Cap. I. num. 1. k' L Deel. D
|
|||||
50 VADERLANDSCI-IE I. Boek;
He. Hun toeftand kwam het naast aan eené
volkomene Vryheid (z), en daar de Galliërs naderhand om de Vryheid ftreeden, deederi zy 't voornaamlyk om de eer (a). Wyders is 't bedenkclyk, of niet wel de
Batavieren, by gelegenheid van hun ver- bond met Cezar, het gedeelte der vaste Kust van het Belgisch Gallie bekomen heb- ben, welk wy, te vooren (/7}, hebben aan- gemerkt, dat zy in bezit hadden, 't Is be- kend, dat de Germaanen, met de Romeinen in onderhandeling treedende, gewoon waren hun eenige landen, om te bebouwen al* te vorderen. Zo hadden de Kmibren en Teu- tonen gedaan, toenze op de grenzen van Italië kwamen (c). Zo deeden federt de U- zipeeten en Tenkteren (0?): en in laater' tyd» ook andere Volken; gelyk ons 't gevolg" deezer Historie leeren zal (e), 't Is, der- halve, niet ongeloollyk, dat hun by deeze gelegenheid, een onbewoond gedeelte der vaste kust van Gallie zy afgedaan. Waar- fchynlyker wordt dit, als men zig herinnert, dat de Menapiërs, voor deezen tyd , ter wederzyde van den Ryn of Waale ( ƒ), niet verre van de Zee (g), en dus juist in dat gedeelte van het Belgisch Gallie, alwaar men
|
||||||
O} Tacit. Hift. Libr. V. Cap. 2;.
(. a) Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 78.
Ol) BI. 14.
(c~) Zie hier voor, l/l. 8.
O/) C/ESAR de Bello Galiico. Libr. IV. Cap y.
CO -£'e hierna in 'ï III. Boek..
00 Cesar de Bello Gailico Libr. IV. Cap. 4.
V.(g) C/esar de Bello Galiico Libr. VI Cak 33. coli, cum $Sbr. IV, Cap. 1 & 4, |
||||||
f. Boek.' HISTORIE,
|
|||||||
5*
|
|||||||
men naderhand de Batavieren ontmoet, ge-
woond hebben. Doch van daar onlangs * door de Uzipee ten en Tenkteren, en deezen wederom, door Cezar, verdreeven zynde , is 't gelooflyk, dat hy dit ledig land aan de Batavieren ,• by verdrag , heeft overgelaa- ten. Men vindt, 't is waar, by oude Schry- vers ( h), aangetekend, dat de Batavieren de vaste* kust van Galiie, tevens met het Ei- land, in bezit genomen hebben. Doch hun- ne woorden geeven niet noodzaakelyk te kennen, dat zulks op een' en den zelfden tyd gebeurd zy. De Batavieren, om, zo 't fchynt, van hun- VUL
nen kant, aan de voorwaarden des opgereg- Krygsbe* ten Verbonds te voldoen, lieten tcrflond ee- ^Bata* nigeii van hunne bekwaamde Krygsbenden vieren in in Cezars Leger overgaan. Men kon hen liet Leget hier toe Iigtelyk beweegen, alzo de Germaan vanjuli® nen, in Vredestyden, de gewoonte'hadden, ex3ï* van zig in dienst van oorloogende Volken te begeeven (2). Met hulp van deeze Ba- tavifche benden , behaalde Cezar eerlang meer dan éëne overwinning over de Brit- ten, welken hy eene jaarlykfche fchatting opleide (k). De Eburonen, Eduen en Arvernen, naderhand, onder 't bevel vaa Ambiorix, Vercingetorix en anderen, de wa- penen tegen de Romeinen opgevat hebben- de, werdt deeze opftand, voornaamlyk door tos»
«
t*) Tacitus Hifi. Uhr. IV. Cap. li-
(.0 Taciï. de Morib. Genn. Cap. XIV.
U) Caesar de ßejjg Qillico Libr. IV, Ct$, 23» &> R '•*'*
D a
|
|||||||
52 VADERLANDSCHE I, Boek;
toedoen der Batavifche Ruiteren gedempt, en
dus de Gallifche oorlog ten einde gebragt (/). Ja toen Cezar, daarna, met den Burger- kryg tegen Pompejus, wederom nieuw werk kreeg, liet hy niet na, de Batavifche Hulp- benden ( m ), die hem nu reeds zo veel dienst gedaan hadden, met zig te voeren naar Span- je, alwaar het tooneel des oorlogs was. 't Leger van Pompejus, Cezars mededinger naar 't opperst gezag, was aan de Rivier de Segro in Valentia. zeer naauw bezet, en be- gon te bezoeken of de Stroom waadbaar ware j wanneer Cezar de ligtgcwapende Batavieren, en. een gedeelte der Ruiteren over de Rivier zwemmen, en den overzydfchen oever be- zetten liet. De vyand, dus aan alle kanten bekneld, werdt genoodzaakt tot een ver- drag te komen, waarby gantsch Spanje aan Cezar werdt afgeftaan (n). Doch Pompejus, eerlang met zyn leger naar Griekenland ge- •weeken zynde, noodzaakte Cezar, hem der-
vvaards te volgen: die, op deczen togt, we- derom van de Germanifche of Batavifche hulpbenden verzeld werdt; welken hem, in eenige ontmoetingen met den vyand, nieE verre van de Stad Durazzo in Albanië, mer- kelyken dienst deeden ( o ). Terwyl de weder- -zydfche legers hier lagen, ontftondt 'er, by
gebrek van Kooren, eene gevaarlyke ziekte onder
CO C-flSSAR. de Bell. GalJico Libr. VII, Cap. 67, 63, 80. Dros.
Cass. Lil . XL. p. 122, 134,135. Tacit. Hift. Libr.IV,Cap. 17* («O Lucan. de Bello Civili Libr. I. vers. 430.
(m) C/ESap. de Bello Civili Libr. I. Cap 83, 8ö. FlomKJ
jLibr. IV. Cap. 2. (<0 Caesar de Bello Civ. LU-r. III. Cap. 52,
|
||||
ï. Boek. -HISTORIE. 53
onder Cezars benden, zo dat hy de eerfte
was, die beiloot, af te trekken. In zyn en af* togt, veroverde hyde Thesfalifche Stad Gomfi% die hy van zyne Krygsknegten pionderen liet, Deezen, verheugd met den verkreegen buit, vulden hunne verhongerden maagen zoo gul- zig met fpyze en griekfehen wyn, dat zy , en de Germaanen en Batavieren in 't byzon- der, als uitzinnigen, langs de ftraaten hol' den, en zig, met danfen en fpringen, ten hoogftc belagchelyk aanftelden. Wonder was 't ondertusfehen, dat zy na die uitgelaaten- heid, zig van hunne ziekten herfteld gevoel- den, en de voorige kragten wedergekreegeti hadden Qp ). Die hun wel haast te pas kwamen, toen zy, op nieuws, bevel kreegen, om op het magtig Leger van Pompejus, in de Far- zalifche vlakte, aan te vallen: 't welk zy , fchoon te voet, met zoo veel vaardigheid deeden, dat Pompejus Ruiters Voetelingen, en zy Ruiters geleeken (q). 't Gevolg hier van was, dat eerst 's vyands Paardenvolk, en naderhand zyn gantfche Leger t'eenemaal geflaagen werdt (V). Pompejus vrugtte naar Laris/a, en vandaar naar Egipte, alwaar hy, op bevel van den Koning Ptolemcus, dooi?. het zwaard van den overlooper Septimius., omgebragt werdt (s). Cezar was ondertus- fehen, met zyn byhebbend Leger, den vyand op»
|
||||||
' O} Apman. de Bello Civil. Li5r. II. p. 767. Ed. Sleph. 1670..
Plutarch. in Crefar. p. 721. A. Ij. (<7~) Florus Libr. IV. Cap. 2.
Cr) C/ESARde B£Üo Civili. Libr. III. Cap. 95..
(O C/ESAR de Bello Civili Uhr. Hl. Cap. yo, 103,104, Fwj»-
W lil/f,. iY. Cap. s» ß a
|
||||||
54 VADERLANDSCHE I. Boek»
op de hielen gevolgd; doch leedt, in. Egipte
gekomen, geenen kleinen tegenftand van hun, die Pompejus vermoord hadden (<?). Zig door eenen vloed gefluit ziende, gingen de Bata- vifche of andere Germanifche benden, vol- gens hunne gewoonte, hef overig Leger voor, in het overzwemmen van den Stroom (v), en baanden dus den weg tot eene overwin- ning, door welke, met Alexandrie, gantsch Egipte aan Cezars heerfchappy gehegt werdt: welke Vorst, twee jaaren hierna, en vier- enveertig voor de genieene tydrckening der Christenen, eenigè merkwaardige overwin- ningen in Azië, Afrika en Spanje behaald hebbende, een einde van den Moedigen Bur- gerkryg maakte («')• IX. De Batavieren, in zo veele oorlogen be- De Bata- proefd, werden, toen naderhand Aügus-
L™-1 T u s het hooS beffier over 'r Roomfche Ryk
ten van in handen gekreegen hadt, van hem, tot zyne Keizer Lyfwagten, gebruikt. Hy begon zig allereerst Augustus van hun te bedienen, toen hy de oude Krygs- jienSen0" k^011 van Cezar , onder welken , buiten twyfel, de Batavieren waren» tegen Antonius?, zynen mededinger naar 't Ryk, te velde bragt (x), 't welk omtrent dertig jaaren voor de gemeene tydrekening der Christenen ge- weest is. Naderhand heeft hy dezelven by zig' behouden. Voornee» Deeze Vorst, gezind de paaien zyns ge-
»lens van 4 - y^ C O Florüs Libr. IV. Cap. 2.
<r) Hirthis de Bcüo Alexandr. Cap. XXIX»
'(w) Fi.ouus IJbr. IV. Cap. 1.
(•O Djon,. C4SS. UJir. LV. ». 5654 4. B«,
|
||||
I. Boek. HISTORIE. 55
bieds meer en meer uittebreiden , was te raa- dienVorsl
de geworden Germanie, alwaar de Vryhcid ^S'ra noc; bewaard en boven 't leeven gewaardeerd n~je> werde (}')-, van zig afhangkelyk en tot een Wingewest te maaken. Zo veel eer moest , dagt by, den vergooden Cezar, die hem tot zynen Zoon aangenomen hadt ( z ), aangedaan worden. Deeze was te vooren tweemaal den Ryn overgetrokken. Men kon zyne voet- ftappen navolgen. Zo grootsch een voornee- men werdt egter niet naar. genoegen uitge- voerd. Dat deel van Germanie, welk voor de Romeinfche wapenen bukken moest, is met meer fchande verlooren, dan 'er roem in de overwinning verkreegen was. De Gcr- maarien, hoe zeer met hunne Vryheid inge- nomen , konden de gebreken der Romeinen minder dan hun gebied verciraagen ( 3 ). Doch laat ons zien, hoedanig de uitflag van Augus- tus onderneemingen geweest zy. Aan K lau diu s Druzus, Zoon van's x»
Keizers Huisvrouw, Livia Druzilla, en van ^UjUS' Tiberius Klaudius Nero, eenen Jongeling uit- met eeiï. ftee- Leger
tegen de* Overryn- C.O Tacit. Ann. IT. Cäp. 15. fche Voï* C~.) Süeton. in Julio Ccefar. Cäp. LXXXIII. , kcn <re_
zonden«.
(3) Ik gebruik hier byna de eigen' woorden van den
Romeinfchen Historiefchryver Florus , die aldus lui- den : Germaniam quoque utinam vincere tanti non putas- fet [Augustus] \ magis turpiter amisfa efl, quam glorio- fe acquifita: fed quatenus f debat Patrem fuum Cafa- r,em, bis traje&o ponte Rbcno, qttteßsfe bellum ,. in Ulms 'honorem cupiit facere Provinciam : 6? factum erat, ß- barbari tarn vitia noflra tquam imperia ferre potttisfeuio. Ubi, IV. Cap. 12. ' ' |
||||
$6 VA DER LANDS CHE I. Boek.
fteekend in beleid en dapperheid (a), wercft
het beflier over het leger, welk"tot den togt tegen de Germaancn gefchikt was, op- gedraagen; en eerlang zag men hem, met zy- ne onderhoorige benden, ofte lande, of mis- khien wel ter zee, langs de Gallifche Kusten (b), naar alle waarfchynlykheid, in het Ei- land der Batavieren, aankomen. Zyne over- komst wordt in het tiende jaar voor de o-e- raeene tydrekening der Christenen geplaatst Hy was van zins de Overrynfche Germaancn te beoorloogen, en kon derhalve nergens be- ter over den Ryn trekken, of, zo hy ter zee gekomen is, voet aan land zetten, dan by een Volk, welk met de Romeinen in verbond ftonde. Ook heeft het Batavisch Eiland doorlugtige gedenktekenen van Dru- Boet ee- zus overkomst behouden. Niet verre boven vAÏ heC teSe"WoordigZ^fen, liep, van ouds een Ysfelta ?aaClg R,viertJe' nu onder den naam van den Ryn den nieuwen is/el bekend; welk, noordwaards. giaaven,, nroomendc , en door het ontvangen van verfcheiden' mindere Riviertjes allengskens wyder wordende, zig, beneden de plaats alwaar federt de Stad Kampen gebouwd is in eenen grooten binnenboezem, toen hec MeerFlevo (c'),<m nu de Zuiderzee geheeten ontlastte. Dit Riviertje befloot Druzus, meent' men, te verwyden, en, door ten'gegraaven' <n-aft te vercenigen met de Rivier den Ysfel;bdie' te-
(./> ). Suetkw. hi Clatid. c/p. I.
U')?0MJ>. Mela Liïr. Ül. C^,,nt |
||||||
I. Boek. HISTORIE. 57
tegenwoordig met den naam van ouden Tsfel
onderfcheiden, zig, :er plaatfe van de verval- len' Schans Ysfeloord, al van ouds, met den Ryn vercenigde. Dit werk, voltooid zyri- de, zou hem den oorlog tegen de Overryn- fche Gcrinaanen, en de Friezen, die langs de Zuiderzee woonden, gemakk'elyker maa- ken; alzo hy dan de Noordzee, die toen daa* nog door niemant der Romeinen bevaareri was (i), niet behoefde om te ilevenen; maar uit het Eiland der Batavieren den Ryn op- vaaren , en door de nieuwe Graft en het vcrwyderd Riviertje tot in de Zuiderzee toe komen kon. Gelegenheid om zyn ontwerp te voltrekken gaf hem, zo 't fchynt, de ledig- heid zyner krygsknegten, die, terwyl hy op de Uzipeer.cn en Sikambren te loeren lag (e), geen weerwerk hadden. Hy fteltze dan te werk, en werdt de gemaakte Graft, naai- hem,. federt, de Graft van Druzus gcheeten ( f"). Zy was, meent men, agtduizend fchreeden lang, be- gon een weinig boven Zutfen, en liep Zuidwaards in de bogt van den Ysfel, niet verre van de Stad .Doesburg, welker naam eene verbastering fchynt van Druzusburg: 't zy dat hy zelf (4) hier een' Btirgt of Kasteel gebouwd, of dat men de Stad flegts naar de nabygelegen' Dru- ziaan-
(<0 Süeton in Claudio Cap. I.
(e) DlON. Cass. Lihr. LIV. p. 543. E. (ƒ) Tacit. Ann. il. Cap. 8. Sueton. in Claudio Cap. I. Vum. 3. (4) Dit knn niet vreemd fchynen,als men aanmerk?.,
dat Druzus, om de Romeinfche Wingewesten tegen ds invallen der Germaanen te befchermen, een merkelyfe getal van Sterkten, Florus zegt (Libr. IV. Cap. 12.}. 'mex, dan vyftig, langs den Ryn gebouwd heeft. |
||||
58 VADERLANDSCHE I. Boes,
Keert het ziaanfche Graft dus genoemd hebbe. Ook
te/door ^ee^c öruzus, om het Eiland der Batavieren het leg- van h--c overftroomend winterwater te be- |
|||||||||||||||||
gen van
eenen
Öyk.
|
vryden, en den Ryn, die naar Gallie hel-
de , binnen zynen ouden kil te houden, eenen |
||||||||||||||||
Dyk C g ), tegen den linker oever van den reg-
ier of middelften Rynarm gelegd ( 5 ). Zelfs zyn fommigen van gedagten, dat Druzus nog twee andere Graften over den Ryn gemaakt hebbe, naamlyk de Does boven, en de Vliet beneden Leiden, tot aan Vlaardingen toe ( h ). |
|||||||||||||||||
XI.
Druzus
beoor |
|||||||||||||||||
Wat hier van zyn moge ; Druzus , zyn
werk ten deele of geheel voltrokken hebben- |
|||||||||||||||||
foogt de de, toog tegen de Sueven, Uzipeeten en
Sneven, Sikainbren te velde (/')•> welker landen hy t'ee- üzipee- nernaa/j verwoestte. Naderhand, waarfchyn- kam'bren ^'^ ^00r zyne nieuwe vaart en het Meer Fle-
Friezcncnvo, in de Noordzee gekomen zynde, ovcr- Kauchen. won hy de Friezen, die beoosten de Zuider- zee woonden, en maaktcze aan het Room- fche
|
|||||||||||||||||
(.?) Tacit. Hill. Uhr. V. Cap. 19.
C/i) O. van Loon Aloude Holl. Hift. I. Deel. il. 46. 47-
(_;) lJüDON. Albinovani E'eg. I. de Mortc Drufi vers 17.
(5) De watire plaats en lengte vandcezen Dyk is niet
■Wel te zeggen. De Meer Al tin o, zeer ervaaren in- de oude en hedendaagfehe gefleldheid van ons Vader- land, Helt de plaats omtrent een uur gaans beneden 'Reenen, alwaar tegenwoordig Remmerten legt. De regter Rynsoevsr is, van Arnhem af tot aan Amerongcii toe, byna overal met heuveltjes beflooten, die zig, by Remmerten, noordw/aards en- kort daar aan noordwest- waards wenden, De Stroom neemt daar zynen loop meer naar den Gallifchen bodem: waartoe het laag Ei- land der Batavieren en de ongemakkelyke keer naar 't Hoorden gelegenheid gaf; zo dat het vry waarfehynlyk is,.dat Druzus Dyk daaromtrentzy opgeworpengewegS» 'Nsttiu Germ, infct\ P. I» p. 5^,, |
|||||||||||||||||
I. Boek. HISTORIE, g$
{che Ryk fynsbaar (k). Van daar trok hy
over de moerasftm, naar de landen/ der Kau- chen, die Oostfriesland en vericheiden' aan- gelegen' gewesten . in bezit hadden (6), ' " .... :: .--. On- (£) Tacit. Ann.-IV. Ccp. 73. ... - /, .,
(6) Tacitus ze'gt,dat de Kauchen naast aandeFrie-
zen lagen, eeu gedeelte,van het Strand befloegeu, ets aan de Angrivarien.,„Chatnaven, Dulgibinen en ande- re volken, die minder'vermaard waren , grensden; zig verder Zuidwaards wtPtrékkend'e tot aan het Land der Katten toe. de Morib, Genn. Cap. XXXVII. Pto- lemeus verdeelt (Li.br. II. ,Cap. 4. -) 'de. Kauchen in grooten en kleinen, en piaatstze tusfehen de.Eemsendp Eive. Men moet zig dan cenigszin's' verwonderen hoe vermaarde Landbefchryvers, de Kauchen bezuiden de Zuiderzee in het tegenwoordig Gooiland geplaatst heb- ben ; doch hiertoe heeft hen buiten twyfel bewoogeii eene kwalyk begreepen' plaats van Pliniüs, die den Uitleggeren veel werks verfchaft heeft. Dus luidze: In PJjetto ipfo, prope centum M, P. in Lmigitudinem , no- biliffima Batavorum infula & Cannenufatum, & alice Frijiorum , Cauchqrum , Frijiabmum , Sttmorum , Mar- fatiorum, qua fiernuntur int er Helium ac Fkvum. Ita appellantnr oftia, in quts cffufm Rhenus, ab Septentrw- ne in Laeus, ab Occidente in amnem Mofam fc )pargit: medio inter hcec ore, modicum eußodiens nomini fuo al- veiim. d.i. „ In den Ryn zelven,legt het zeer vermaar- „ de Eiland der Batavieren en Kauinefaaten, 't welk „ omtrent honderd duizend fchreedètrlang is. Tusfehen „ Helium en Flevum (zo worden de'monden genoemd, „ door welken de Ryn zig ten Noorden in een Meer „ en ten Westen in de Maas ontlast-, behoudende den „ middelden mond eenen taamelyken kil en den naam 5, van Ryn) leggen [de Eilanden] der Friezen, Kau- 5, CHEN, Friziabonen, Sturicn en Marezaaten." Libr. IV. Cap. 15. Alle de volken, die Plinius hier tusfehen de twee uiterfte Rynmonden fielt, vindenwe daar, uit- genomen de Kauchen, die verre van den Ryn gewoond hebben. Ci.uveiuus heeft daarom gefield, dat 'er een fflisflag der uitfehryverqn van, Plin'ms ifl decze plaats zy |
||||
€o VADERLANDSCHE I. Boek.
Ondertnsfchen naderde de winter, wanneer
Druzus naar Rome te rug Keerde (/), van zins, het volgende jaar, den togt tegen de Ger- maanen te hervatten. Dit gefchiedde, en toen bragt hy de Uzipeeten t'eenemaal on- der 't juk. Vervolgens trok hy andermaal tegen de Sikambren, en door hun land tegen de Cherufcen, een volk dat tusfchen de We- zer en Elve woonde. In eenen derden togt, de Wezcr overgetrokken zynde, poogde hy ook over de Elve te trekken; doch hy ver- anderde van gedagten. Sommigen vernaa- ien («), dat hem eene uitbeemfche vrouw van meer dan menfchelyke grootte vcrfche.cn , die hem beval zyne heerschzugc te be- paalen, te gelyk verklaarende, dat zyn lee- ven ten einde liep. Doch men vindt hier van by Schryvers, die kort na Druzus dood gefchreeven hebben, geert gewag altoos ge- maakt Cn)' Druzus dan, aan den kant der Elve , een zegeteken opgeregt, hebbende , keerde weder naar den Ryn te rug. Op weg werdt
(7) Dion. Cass. Liir. LIV. p. 544. A. B.
O) Dion. Cass. Vér. LV.p. 548 D. C. (») Vide not. Th. Goralli i. e. J. Clerici ad Eedon. Albinov. Elc-g. I. dq Morte Driifi vers. 409. ingefloopen. De Rheni Alveis Cap. XXI. Alting maakt
van Cauchorum, Auchartttn ,welk Volk hy in Gooiland plaatst. Germ. inf, P. I. p. 12. Doch van deeze Auchl vindt men nergens gewag gemaakt. Indien men dan niet ftellen wil, dat Plinius , in het befehryven van de woo- jiing der Kauchen, gedoold hebb.e, moet men agten dat dit groot volk ook een of meer Eilanden omtrent het Vlie hebbe in bezit gehad. Dit laatfte, welk my 't waar» fchynlykst voorkomt, wordt bevestigd door de TabuU I'cutingeriante, in welken, de Chaci of Caucbi benoor»- itxx den eigenlyken Ryn geplaatst worden. |
||||
t BOEKi HISTORIE. 'ét
werdt hy van eene ziekte aangetast, die hem,Zytt
in het dertigfte jaar zyns ouderdoms, zeven dood« jaaren voor de gemeene tydrekening, weg- nam (o). Andere (ƒ>) ïchryven, dat hy, door eenen val van zyn Paard, zyn been ge- broken hebbende, op den dertigften dag daarna, aan de ontvangen' wonde overleedt. De Krygsknegten regtten, niet verre van den Ryn, by Ments, een Praalgraf ter zyner ge-* dagtenisfe op; welk, in een opfchrift, zy- ne Heldendaaden den aanfchouweren vertoon- de -( q ). Ook werdt 'er een Altaar ( j ) voor hem by Elzen geftigt (r), alwaar hy te voo- ren eene fterkte gebouwd hadt (j). Zyn lig— haam werdt gebalfemd naar Rome gebragt, en deszelfs asfche, na 't verbranden, aldaar , met veel ftaatfie, in 't veld van Mars, begraa- ven (t). Dit was het einde van hem, die, om zyne overwinningen op de Germaa- nen behaald, Germanicus bygenoemd is (v)* Wy hebben alle de Volken, door hem in Ger-
O) Dion. Cassii Ltör. LV. p. 548. Vellej. Patbrc. Uh:
II. Cap. 97. (p~) Livii Epitome Cap. CXL-
Cf) Eutrop. Lifo: VII. Cap. io. Sueton. in Claudio Cap.
ï. ibid. Not. Interpr. CO Tacit. Ann. II. Cap. 7.
(O Dion. Cass. Uh: LIV. p. 544. D.
CO Sueton. in Claudio Cap. I. Dion. Cass, LMn. LV. pi
549- o- CO Sueton. in Claudio Cap. I.
( 7 ) Sommigen willen, dat Druzus zelf deezen Altaar
geftigt zou hebben. G. van Loon Aloude Holl: Hifi. I. Deel,bladz. 45. De woorden vanTacitus AramDru~ fo fitam (Ann. II. Cap. 7.) zyn dubbelzinnig. Zier Freinsii. Not. in hunc Locum & in Indke Floriane vo- c« ponere. Evenwel is de natuurlykfte betekenis der- zelven, dat de Altaar, door anderen s voor Druzus zy- ypgeregt. |
||||
ff* VADERLANDSCHË L BöEir.
|
|||||
■:.. Germanie beteugeld of t'ondergebragt, niet
opgeteld: doch dac, onder deezen, ook de Kaninefaaten geweest zouden zyn, gelyk ecni- gen geoordeeld hebben ( w ), is ons uit oude Schryvers niet gebleeken. XIT. Sedert werdt, door Augustus, het hoogbe- fibentis wjncj c|es Germanifchen Krygs aan Druzus Broe- teny?e^en"^er Tiberius y omtrent ten tyde van Christus tic Ger- geboorte, opgedraagen. Deeze beftierde zy* »aanen. ne zaaken zo gelukkiglyk, dat, indien men fommïge Historiefchryvers (x) gelooven mag, hy eerlang alle de deelen van Germanie zo zeer onder bedwang bragt, dat hy 'er byna een fchatting geevend Wingewest des Roomfchen Ryks van maakte. Tiberius zelf fprak nader- hand egtei met meer zedigheid van zyne Ger- manifche Krygstogten, en verklaarde (_y),dac hy 'er, meer door beleid dan door geweld, in verrigr hadt. De Kani- Ondertusfchen kreeg Tiberius gelegenheid, nefiiaten om 00j, jiet ]7jiancj der Batavieren met eene berius " Romeinfche Vloot te bezoeken. De Kani» overwon-nefaaten, een volk van gelyken oorfprong, He«- taal en dapperheid als de Batavieren; doch merkelyk kleiner in getal (. z), hadden zig , waardoor, weet men niet (8), de ongenade der
f w) Cr van Loon Aloude Hol!. Hifi. I. Du!, il. 44.
C#5 Vellej. Païerc. Lil/r, II. Cap. 97.
OO Tacit. Ann. II. Cap. 26.
(z) Tacit. Hill. Uhr. IV. Cap. 15 -
(8 ) Men heef:, in de grondilagen van het Huis te
Britten, eenen (teen gevonden, in welks opfclirift van een' Altaar fchynt gewaagd te worden. Zie Junu Ba- tavia Cap. X. p. 207. Sciuveiui Antiquit. Batav. p. ï8i. en anderen. Sommigen gisten, dat deeze Altaar, door Drujüuj opgerot, m ftde}^ door de Kanine- faa-»
|
|||||
ï. Boek. HISTORIE," #§
der Romeinen op den hals gehaald. Tiberius
beiloot zyne benden tegen hen aan te voeren: 't welk van dien uitflag was, daf'hy dit dapper volk t'eenemaal overwon (tf). De kryg en de overwinning zyn zeker genoeg, fchoon de oorzaak'des krygs onzeker is. Een oud geaenkft.uk, voor e'enige jaaren ,
merkelyk verbeterd, in 't licht gegeven, maakt gewag van eenen Scheepstogt der Romeinen, ten tyde van Keizer Augustus, van den mond des Ryns af, oostwaards aan, tot aan de gren- zen der Kimbren en andere Germanifche Volken ; die , door hunne Gezanten , de vriendfehap des Keizers en des Roomfchcn Volks zogten ( b ), en ook fchynen verkree- gen te hebben (c). 't Is ten hoogile waar- ichynlyk, dat men deezen Scheepstogt, tot den tyd, van welken wy fpreeken, brengen moet (//}. Niet zo wel flaagde de Krygstogt van Ti- Neder-
berius opvolger, QumtUius Varus. Deeze laa? va!.J hadt zig, door zyne geilheid en trotsheid, by „Yy""^" de
(a~) Vei.lej. Paterc. JJhr. II. Cap. 105.
C*) Monum. Ancyran. apud Cmsnuu. Antiquität. Afiatic. p.
175. Ta . I!. a dextra. Lin. 14. Cc) StrAbo lilr- Vll.p. 449.
(<Ó Foiez MR. Barüeyrac Hift. des Anciens Traitcz, Pari-
II. Art. II. p. 2. faaten om verre geworpen was; 't welk de toorn van
Tiberius tegen hen ontfteken zou hebben. Vide Can- negieter. Disfert- de Brittenburgo Cap. IX. p. 98. Dit weet men, dat een andere Altaar, by Elzen voor Druzus opgeregt, naderhand door de Katten vernield geworden is. Tacit. Ann. II. Cap. 7. Doch 't blylcf niet, dat 'er iets diergelyks, onderde Kaninefaatcn ,, gebeurd zy. |
||||
$4 VADERLANDS CHE L Boek;
de Germaanen gehaat gemaakt, en zy, die,
volgens 't getuigenis van geloofwaardige His- torie ie hry vers, wel bevogten; maar geens- zins onder 't juk gebragt waren, hadden, on- der 't bevel van Arminius, Legerhoofd der Cherufcen, de wapenen tegen hem op- gevat, 't Kwam tot eenen veldflag, waar in Varus de nederlaag kreeg. Drie Romein* fche Keurbenden fneuvelden 'er, nevens alle de hulpbenden en derzelver Bevelhebbers. Varus zelf benam zig uit wanhoop het leeven 8. ( e ). Dit gebéurde, in 't agtfte jaar van de ge- •-------~* meene Tydrekening der Christenen, welke wy
voortaan volgen zullen.
XIII. Toen de tyding van dit verlies te Rome Augustus kwam, liep Augustus, maanden agtcreen, dnnktdc js zjnne]oos <joor Zyne Paleizen, geduurig- Batavie- i rr rr jP ren af. OlC roepende: Varus, Varus, geef my myne
Keurbenden weder (ƒ} Zo diep trof hem
dit ongeluk, dat hy, zo 't fchynt, bedugt, dat de Germaanen, die zig binnen Rome bevon- den, door het voordeel, welk hunne Lands- luiden op de Romeinen behaald hadden aan- gemoedigd, iet euvels tegen den Staat on- derneemen mogtcn, bevel gaf, dat de on- gewapenden uit de Stad gaan, en de gewa- penden naar hunne Eilanden te rug keeren zouden (g). Onder deeze laatsten zyn, bui- ten twyfel, ook 's Keizers eigen' lyfwag- ten (/?), de Batavieren, geweest,diecgter of niet
|
||||
I Boek. HISTORIE. 65
|
||||||||
niet vertrokken, óf nog voor Augustus dood Zy wor-
wederom te rug ontbooden, en in hunne 'jen,we'
waardigheid herteld zyn. Want naauwlyks ftejd
was deeze Vorst overleeden, en den reeds-
gemelden Tiberius 't hooggezag in han- 15.
den gekomen; of hy zondt, onder anderen , 't----------
puik der Germanifche, waarfchynlyk Eatavi-: en helpen
fche Lyfwag'ren naar Pannonie of Hongarye, ^an(j fn
alwaar zyn zoon, Dntzus, eenen gevaarlyken Pannonie
opitand ging füllen : 't welk eerlang gelukte (i). dempen.
Omtrent dien zelfden tyd, was 'er eene„XIV".
, , . J ' . . Germani- even gevaarlyke mmtery, gereezcn, onder de ^lls i,e_
krygsbenden, die, onder 't bevel van Silius; vredige
aan den boven-, en van Cécina aan den bene- liet, R°- den-Ryn (k), gelaaten waren. Germ an i- j^"^' KUS; Zoon van Klaudius Druzus (/), wiens denRy'n. bedryven en dood wy boven verhaald hebben, bevondt zig toen in Gallie, en trok terftond naar den Rynkant, om de rust in 't Leger te herftellen; 't welk hy ook fpoedig genoeg uit- voerde (?w ). Naderhand heeft hy verfcheiden' togten tegen de Germaanen, met merkeiyken voorspoed, ondernomen. Eenig volk, aan deeze zyde des Ryns, vermoedelyk ook on- der de Batavieren, gelige hebbende, heeft hy de Slaat de Katten geflaagen, en hunne Hoofdftad Mat- Katten. tiutn'verbrand («). Ook behaalde hy eenig voordeel op Arminius Qo~). Doch deeze, de Cheruscen op nieuws opgeftook, en zynen Vaderlyken Oom I n g u i o m e r , die van |
||||||||
oucts
|
||||||||
(*') Tacit. Ann. I. Cap. 24-29.
C£) Tacit. Ann. I. Cap. ?,r. (J.") Tacit. Ann. I. Cap. 33. f ot) Tacit. Ann. I. Cap. 34-45. £h) Tacit. Ann. I. Cap. 56. £0) Tacit. Ami, I. Cap. 56. 57. ' I. Deel, ë
|
||||||||
66 VADERLANDSCHE I. Boe*.
ouds onder de Romeinen in aanzien geweest'
was, in zyne belangen gebragt hebbende, dreigde Germanikus met eenen feilen oor- log: die, om den last des krygs niet op éé- ne plaats tevens te hebben, Cécina, met veer- ïig regimenten , naar de Eems , over de» bodem der Brukteren ( 9 ), zondt. De Ruitery werdt, door den Overite Pedo, langs de grenzen der Friezen, ook derwaards geleid. Germanikus zelf volgde te fchepe, met vier Keurbenden, welken hy, over de Meeren, naar de algemeene zamelplaats, aan de Eems bragt. Van hier, trok het Leger wederom naar de Lippe, in zynen weg alles verwoestende, Bezoek wat tusfchen die Rivieren de Eems lag. Doch de Leger-(je Kauchen , die byfïand beloofden, -wer- piaatsvan (jen -m fcrygsgemeenfchap aangenomen. Ger- manikus , eindelyk, aan 't Bosch Teutoburg (1), alwaar, zes jaaren geleeden, de flag tusfchen Varus en Arminkis voorgevallen was, ge- komen zynde, werdt van de begeerte be- kroopen , om den laatften Lykpligt aan de gefneuvelden, die daar nog onbegraaven la- gen , te bewyzen. Cécina dan, vooruit ge- zonden, (9) De Landen der Brukteren lagen langs den Ryn
©f Druziaanfche Graft en Ysfel. Zy waren in grooten en kleinen verdeeld. Zie Tacit. Anna!. I. Cap. 60» Ptolem. Lib. II. Cap. 2. 't Is waarfchynlyk, dat zy Brukteren, Broekteren of Broeken genoemd zyn ge-r wórden van de broekagtigi Landen , welken zy be- woonden. Zie Eümenii Panegyr. Conflantini. Cap. XII. (1) 't Bosclr Teutoburg wordt van Tacitus niet
verre van de Lippe geplaatst. Annaï. I. Cap. 60. Cmj- VERius befluit, dat het aan de grenzen van het Bisdom Paderborn gelegen heeft, alwaar hy een overblyffel va» den naam, in het Steedje Dietmelle, vindt. Germ.Ast, Lib, lil. Cap. XIX. p. 5S0, |
||||
X. Bd&k. HISTORIE.' ty
|
|||||
zonden zyhde^ werde ^an 't ganefche Leget*
gevolgd. Men kwaiti aan Vams Legerplaats\ alwaar zig een deerlyk fchouwfpel vertoon- de. Hier lagen de witte doodsbeenderen op een gehoopt of verfpreid, naar dat de krygs» knegten, elk afzonderlyk, of by gantfche hoo- pen, afgemaakt waren: daar zag men 't ge- broken geweer en de päardsleden onder een gemengd, en 't gene het gruwelykst was, voor de Romeinen, in de naastebösfchen$ waren Ai- .' taaren opgeregt, voor welken de Germaanen de voornaamfte Legerhoofden en Honderdman- nen gefiagt hadden* Germanikus deedt alle Ëri bè> deeze doodsbeenderen verzamelen $ en zon- S^ft «ö der onderfcheid begraavem Hy zelf fneedt verfaoof. de eerile zoöde* om 'er eetie graftombe vändedoods- opteregten $ waaritl hy van het gantfche Beende- Leger, vol droefenis en verbittering tegenren# den Vyand, gevolgd werdt (ƒ>). Germani- Arminius kus kwam , kort daaraan , met het Leger ^eger van Arminius, in een hevig gevegt 5 welk ^J^ met even groot voordeel van weerskanten ten einde gebragt werdt (</)« Grooter1 ge-' vaar liep Céciiia, die, längs de lange Dyken, eertyds door L. ï)omitlus, in de moerasfen der Landflfeeken $ die1 men thaiis Twente en Dren- te noemt, en nog nieer öostwaards gelegd, van den Rynkant naat- de Eemsen Wezef■terug trok. Hief gekomen * ftöridt het gefchääpen \ dat de benden onder zyn bevel geflaagetl zou* den geworden zyrt, hadden de Germaanen «ig van het voordeel, welk zy -in 't eerst J' feehaalden, wel wee ten te bedienen* Maaf wa&>
O") TAcÏt. Ann. I. Q<tp. 6°, 61, 62.
- ( ?.) TawT. Ann. U Cap- 65. |
|||||
m VADERLANDSCHE I, Boek.
waanende, dat zy de overwinning reeds in
hunne hand hadden , warenze , tegen Ar- minius raad, op de verfchanfing der Romei- nen aangevallen ; doch van deezen zo dap- per afgekeerd, dat Arminius onbefchadigd, en inguiomer zwaarlyk gewond ter naauwer nood ontkwamen. De flagtir.g onder ,de Germaanen duurde zo lang als de dag .en 's. vyands woede ( r ). XV. Terwyl de uitflag des gevegts nog onzeker Bedryf was, ging de roep aan deeze zyde des Ryns, van..Gcr"omtrent het Eiland der Batavieren, dat het Gemaa- Eeger bezet, en de Germaanen in aantogt JiflAgnp- waren, om gewapenderhand in Gallie te vaï- piria.' ]en. Dit; trof fommigen zo diep, datze van zins werden, de brug, die, zo men wil (O', door Druzus, by ( 2 ) Gelduba, over den Ryn geflaagen was, aftebreeken. Maar Agrippi- na, Gemaalin van Germanikus, Vrouw van weergaloozen moed en kuischheid (/), en zync trouwe medgezellin in zyne uitheemfche krygs- togten, itremde dit fchandelyk voorneemen. Het-... ampt van Veldheer waarneemende , > ■'.. j'i deelde . :Q~) Tacit. Ann. I. Cup,, 68. i
{s) G. van Loon Aloude Moll. I-lift. I. "Deel, hl. 54. (O Tacit. Ann. I. Ctip. 33. 41. » * ( 2 ) Van Gelduba zal' in 't vervolg deezer Historie
ïrieermaalen, moeten gefproken worden, 't Was eene Legerplaats der Romeinen ( Tacit. Hiß. Li.br. IV. C.ap. •261-35) Plinr'.s noemt het (Libr. XIX. Cap. \$.*)eeti Ktifteel op den Ryn. De Reistafelen van Antonyn plaat- ï'en het-tusfeTien Ndvefium [Nuis] en Calone [ Kalenhu- fen]. Zie p. 255. Edit. fVèrfel. Sommigen hebben ge- meend, dat de Stad Gelder het oud Gelduba is: doch dit.komt met de Standplaats niet overeen. Veel waar- fchynlyker is het, dat men in Gelb of Geldub, aan den Ryn, een weinig boven Urdingen gelegen, de oude Standplaats van Gelduba zoeken moet. |
||||
I. Boek. HISTORIE. 69
deelde zy den berooiden en gekwetften krygs-
knegten kleederen en ververfchingen uit. Die overwinnaars uit den ftryd keerden, ont- ving zy zelve, aan de brug ftaande, en hoop- teze op met loftuitingen. Dit haar gedrag vverdt ondertusfchen by Tiberius misduid. Zy behoefde, zeide hy, de Krygsknegten niet naar haare hand te gewennen. V Gezag des Feldheers hadt uit, als eene Vrouw de rotten ging bezoeken, en die door gejchenken poogde, te winnen. Even als of zy \t Krygsvolk nog niet genoeg aanhaalde, door haaren jongen zoon Ka- jus , in flegte Soldaats-kleederen, door V Leger te laat en loopen, hem, om het draagen van ( 3 ) Soldaaten fchoenen ( v ), Cezar Kaligula willende genoemd hebben (w ). Wy maaken hier te liever van deeze Vrou- Waar het
we en haar bedryf gewag, om dat men, in H°f va.n oude Gedenkftukken (x), melding vindt vannas"e?l~ een Vorstelyk Hof hier te lande, welk, vol- weestzy. gens fommiger gedagten , naar haar, Prae- torium Agrippinte of het Hof van Agrip- pina genoemd is (y). Anderen zyn 'er cg- ter, die dit gebouw aan Agrippina, de Ge- maalin van Klaudius , toefchryven. En 't ontbreekt ook aan zulken niet, die ftellen, dat 'er Nero s Gemaalin, welke dien zelfden naam
C»0 Tacit. Ann. T. Cnp. 41. Sueton. in Calig. Cap. IX.
Cw) Tacit. Ann. I. Cup, 6o.
C.r) Tabula Pcuiingeriaiia.
(y) G. van Loon Aloude IIoll. Hift. 1. Deel, Uadz. 55.
(3) De Romeinen noemden de Soldaaten Schoenen
of Laarzen Cal'pa. Caügula is hier eene verkleining van, en betekent zoo veel als Laarsje of Laarsman- netje. E 3
|
||||
fo VADERLANDS CHE 1. Boek,
flaara droeg, de Stigteres van geweest zy ( z ).
De plaats, alwaar dit gebouw geftaan heeft, aan te wyzen, is rpirn zo moeilyk. 't Ge- meen gevoelen fielt het te Roomburg by Leiden (#); alwaar men, in 't omfpitten der aarde, Gedenktekenen der Romeinen ge- vonden heeft: doch fommigen (F) hebben, on- langs , met vry fchynbaare redenen, beweerd, dat het Huis te Britten, van welk men de överhlyffels, nu en dan, by laag water, te» noordwesten van Katwyk, diep in zee, be- fchouwd heeft, voor het Hof van Agrippina moet gehouden worden. Hoewel anderen vermoed hebben C O > dat dit Huis eene van de flerkten geweest zy, die Druzus langs den Ryn gebouwd heeft ( 4 ), Gelegen- ?t Huis te Britten, 't zy dan het Hof van ïieid van Agrjppina 0f piet, was vierkant van geilalte, Britten. en *ec*er zy^e tweehonderden veertig voe- ten lang , hebbende ter wederzyde van den ingang eenen dubbelen hoektooren (<s?). De fteenen van den grondflag waren vier voeten breed
O) Ci.uvkrius de tribus Rheni Alveis, Cap. XVI.
i'«j Cluverhis tibi fiipra. Altimg. Germ, infer P. I. p.III«
(_e) G. van Loon Aloude Hbll' Hifi. I. Heel, Madz. 55.
(c} Cluvérius de tribus Rheni Alveis. Cap. XIV.
(rfj ScRivERius Tab. Ant. Batav. p. 176.
(4) In het omgraaven der Grqndflagen van dit over-
oud Kasteel, hecfc men veelerlei llomcinfphe oudheden gevonden, onder andere Kareelfteenen van gebakken" aarde, die ieder eenen vierkanten voet groot waren , en op welken deeze Letters llonden EX. G. I. dat ïs, pit Neder-Germanie, Vaatwerk met'deeze Letters EX. GEllM. INF, Afgodsbeelden, Lampen ■> Sleutels en cenige Keizerlyke Penningen van Septimius Severus $ Antoninus Pitts enz. Zie Scriver. Antiqnii. Batavi p. 180, en Pars Katwykfcbe Oudb(den% bl. 95, enz, |
||||
I. Boek. HISTORIE, 71
breed en drie voeten hoog. Meer weet men van
dit grootsch gebGuw, welk de Zee, al voor veele eeuwen, heeft ingezwolgen, niet te zeggen. Alleenlyk verdient het onze opmer- king, dat 'er, agter de overblyffels van 'c Huis te Britten, fomtyds oude (truiken en ftronken van boomen befpeurd worden; aan welken de Visfehers hunne netten feheuren (e). Hieruit mag men befluiten, dat het Huis in geenen onvruchtbaaren oord geftaan heeft, en mogelyk wel, dat 'er een Boomgaard ag- ter geweest is. Doch deeze buitentred moet ons Germani- XVI.
kus en zyn Leger niet doen vergeeten. Napevaar- de overwinning, op Arminius behaald, be- Xntwee floot hy, naar den Eemsftroom terug te keeren. Keurben- Doch, op dat zyne Scheepsvloot te ligter op den uit de waddige Zuider-Zee vlotten mog,t, zondt Germani- hy twee Keurbenden, onder 't beleid van Vi- J^ la^" fettius, te lande derwaards. Deeze hadt een de Zui- gedeeke van den weg veilig afgelegd; wan- derzee. neer de noordenwind, geweldiglyk opfr-e- kende , de ongeftuime zeegolven onvoor- ziens op ?t land joeg. Hier kv/am het jaar- getyde by, welk den Oceaan op 't hoogst zwellen deedt, zynde het omtrent de Herfst- dag-en nagts-evening (3 ).• Wel haast ftondt alles
{«) OunAAN Roomfclio Mogentli, hladz. 19.
( 5 ) Meer zegt Tacitus niet van de gelegenheid des
jryds. Doch men moet aanmerken, dat deeze togt zal voorgevallen zyn, omtrent de eerfte nieuwe Maan na de Herfst-dag-en nagts-evening;wanneer men het hoog« fte water van het ganfche jaar in de Noordzee heeft, welk daarom van onze Schippers de Herfst- o$ groots 'Sering genoemd wordt. E 4 *
|
||||
72 VADERLANDSCHE I. Roek,
alles blank, gelyk een e baare Zee. De Voet-
knegten, die nu de harde van de weeke, en de ondiepe van de diepe plaatfen niet onder- fcheiden konden, werden van het water om- ver geflaagen, of in maalftroomen wegge- rukt. Somtyds ftondenze tot aan de borst, fomtyds tot aan de keel onder, en fomtyds verloorenze grond, en werden onder de gol- ven begraaven. Vitellius, eindelyk eene hoog- te (6) gevonden hebbende, deedt den gant- fchen troep daarop klauteren, die daar eenen droevigen nagt, in de koude, zonder vuur, én met naakten en bezeerden lighaame door- |
||||||||||||
Met den dag, ftreefden zy naar den
|
||||||||||||
bragt.
|
||||||||||||
ftroom, alwaar zy Germanikus met.de Vloot
vonden, die ook niet weinig door den dorm zal geleeden gehad hebben. Hy fcheepte hier de afgematte benden, en bragtze, waar- fchynlyk , naar de eene of de andere Legerplaats in het Eiland der Batavieren, alwaar het ge- rügt van hunnen dood reeds geloopen hadt, behouden terug (/'). Den Winter voorby zynde, maakte hy zig
tegen 't voorjaar gereed, om den Germani- fchen
(ƒ) Tacit. Ann. I. Cap. 70.
|
||||||||||||
German
kus ver- zamelt ©ene |
||||||||||||
(6) De Heer Alting is van gedagten , dat dee-
ze hoogte in Groningerland, in het kwartier Ilun- fingo, gezogt moet worden, en wel ter plaatfe, al- waar nu het Dorp Leem, ligt. Hy merkt aan, dat liet woord Loe of Lee, eene hoogte betekent , waarvan men nog zegt, op 't Loo, en op de Leen, voor op de hoogte, en op de hoogten. Het Dorp Leens, nu, legt op eenen grond, die rondfom hoog verheeren is, en fchynt van die hoogte zynen naam ontleend te hebbei). Germ. infer, P. I. p. 56. |
||||||||||||
L Boek. HISTORIE. " 73
fchen Oorlog ten einde te brengen. Hy liet Vloot in
ten dien einde, onder 't opzigt van ^ntejus, hett*lmd Silius en Cécina, eene Vloot van omtrent Vieren"3' duizend Schepen bouwen, behalven verfchei- 16." den' andere korte Vaartuigen, die, om de--------—
Zee te beter te können klieven, fmal van
voor- en agterlteven en breed van buik ge- maakt, werden. Sommige hadden platte bo- dems , op datze, aan den grond raakende, te minder i'chade mogten iyden. Daar wa- ren 'er ook met roers ten wedereinde, om, by 't fchielyk wenden van 't geroei aan deezen of aan geenen kant te können aanleggen. Vee- len waren met bruggen gevloerd, om Schiet- gevaarten , Paarden en Lyfcogt te können draagen. Tot de algemeene Zamelplaats dee- zer Vloote, werdt, volgens gewoonte, het Eiland der Batavieren beftemd, daar men ge? makkelyk aankomen kon, en dat welgelegen was, om het Leger te ontvangen (g). Ter- wyl de Vloot verzameld werde, zondt Ger- manikus Silius met eenen hoop Volks tegen de Katten. Hy zelf, verneemende, dat de fterkte, door zynen Vader Druzus op de Lip- pe gebouwd , belegerd was , voerde zes Keurbenden derwaards; doch de Belegeraars, zynen aantogt verneemende, braken de be- legering op, en trokken af; na dat zy den Al- taar, die, daar omtrent, voor Druzus opgeregt was, en de Graftombe, voor Varus Keur- benden geftigt , omver geworpen hadden. Germanikus herbouwde den Altaar'; doch de Tombe te vernieuwen vondt hy ongeraaden. Silius
Cc) Tacit. Ann. IL Caf. 6.
E 5
|
||||
?4 VADERLANDSCHE I. Boek.
Silius voerde, vermids de aanhoudende flag-
regens, niet anders uit, dan dat hy, bene- vens de Gemaalin en Dogter van Arpus, Koning der Katten, een' maatelyken buit be- kwam (/z). XVII. Ondertusfchen was de Vloot vervaardigd, Hy vaart en aan het Eiland der Batavieren, nevens den door de vooruitgezonden lyftogt , aangekomen. De Druzus Schepen werden daar onder de Keurbenden en naar de Bondgenooten verdeeld; waarna de Vloot den Noord- Ryn opvoer. De Graft van Druzus bereikt *ee* hebbende , badt Germanikus zynen afgeftor- ven' Vader, dat hy hem, die nu zyn fpoor volgde, met de herdenkenis van zynen raad en Komt aan heldendaaden, onderfteunen wilde. Hierop zeilt den hy voort, door de Zuiderzee en Oceaan, tot ffroonï aan ^en Eemsftroom toe. Hy ontfcheepte 't Kfygsvolk, aan deeze zy de van die Rivier, 'é welk geen kleine misflag was; naardien hem dit naderhand noodzaakte, verfcheiden' dagen met het maaken van Bruggen te fpillen. De ruitery egter en de Keurbenden geraakten, eer de Vloed nog aanwies, gelukkiglyk, over In wel- de eerfte ondiepten. De agterhoede, onder ken ver-^ welke de hulpbenden waren, werdt, vermids fcheiden ^e Batavieren hunne zwemkonst toonen, en ren^h'uiv- den baas in 't water fpeelen wilden, t'eenemaal ne zwem- ontfchaard; 't welk fommigen van deeze mee- konst fterlyke zwemmers duur te ftaan kwam, alzo t0°ne" zy in den Eemsftroom ongelukkiglyk omkwa- vaèA*' men CO- _
ken. Terwyl Germanikus zyn Leger hier ter
nedeï-
(A) Tacit. Ann. II. Cup. y.
(i} Tacit. Ann. H. Cup. 8. ' |
||||
f. Boek. HISTORIE, TS
|
|||||
jiederfloeg, vernam hy, hoe de Angrivarien
( j ), een Volk, welk te vooren door de Ro- meinen onder 't juk gebragt was, weder afge- vallen waren. Stertinius werdt 'er in der yl met eenige ruiters en ligtgewapenden op afgezon- den, die van de begaape trouwloosheid met moorden en blaaken wraak namen. Nu was Germanikus met zyn Leger aan Germani-
den Wezerftroom gekomen, Aan de over- kus trekt Kyde dier riviere, ftonden de Chenjscen, on- °P. "^e" der 't bevel van Arminius, in flagorde (&). cherus- Germanikus vondt ongeraaden, de Keurben- een aan, den te waagen, zonder bruggen te flaan en wagten te ftellen. Hy liet dan de ruite- ry, onder 't bevel van Stertinius en Emlüus, den ftroom doorwaaden, en, om de magr. des Vyands te verdeden, op verfcheiden' plaatfen van deszelfs Leger, aanvallen, Daar de rivier op 't fnelst afliep, brak Kario- Karioval- VALD4, Opperhoofd der Batavieren, door; dlJ'°P" en viel met de zynen terftond op de Cherus- ^ g°taT een aan, Deezen, yeinzende te vlugten, vieren, lokten hem in eene vlakte, met bosfehen om- wordt heind , waarin zy zig verborgen hadden. Y?" ^e Toen te gelyk opryzende en van alle kanten cen in '^ uitfpattende , vallenze met veel lievigheid ne hin- op derlaag
(*) Tacit. Ann. II. Cap. 9. §el° '^
C 7) Uit Tacitus verhaal blykt, dat de Angrivarien ,
tusfehen de Eems en We?er, gewoond hebben. Hy zegt dat Germanikus, die nu tot aan de laatstgemclde. Rivier genaderd was, vernam dat de Angrivarien, ag- ter hem, afgevallen waren. Ann. II. Cap. 8. Clove-. Rtus vindt overb'yffels van hunnen naam, in de Stad en het Dorp Engeren. Germ. Anciq. Lib. III. Cap. X!>Y« p. 553. |
|||||
76 VA DER LANDS CHE I. Boek.
öp Kariovalda en de Batavieren aan. Som-
migen booden wederftand, eenigen vlooden, veelen hadden zig in 't ronde digt op een ver- voegd; die van de Cheruscen, van verre en van naby, getroffen werden, en eindelyk ver- ftuiven moesten. Lang fhu'tte Kariovalda de woede der Vyanden , den zynen alom- me moed infpreekende en vermaanende om de Alwaar kragt der aanftreevende benden te breeken, hy, ne- door zig in 't rond digt in een te fluiten. Zelfs vens een einde]yk inbarstende, daar de ftryd hevigst: van den was' fnorren er zulk eene geweldige menig- Batavi- te van fchigten op hem af, dat hem eerst het fchen A- Paard onder 't lyf geveld, en toen zyn eigen del, om- jeeven benomen vverdt. Een goed deel des ;"° ' Batavifchen Adels, trof dit zelfde lot. Deo- verigen werden, door hunne eigene dapper- heid, of door de ruiters, die hun, met Ster- tinius en Emilius, te hulp kwamen, uit het gevaar gered (/). Doch als 'er, weinige da- gen daarna, een hevig gevegt tusfchen bei- de de Legers voorviel, begunstigde het Krygs- Armïnius lot de Romeinen Arminius Leger werde Leger geflaagen, en de nederlaag van Varus op 't felst wordt ge- gewroo]<cn. Onder de gevangenen, bevondc Sezitha'g, z'g °°k Sez i TH A G,Zoon van E gimir , Le- Schoon- gerhoofd der Cheruscen , en zyne Vrouw zoon van Rh am e, Dogter van Uk r om ir, Leger- Ukromir, h fd dßr ß f Baravieren /• m \ Na dcn hoofd der Aag» dcedt Germanikus, aan den Oever der
Batavie- Elve, een zegeteken van wapenen opregten,
ren.wordt raet dit trots byfehrift;
gevan- Het
gen.
(O Tacit. Arm. II. Cap. n.
{m) Straiso Libr. VII. p. 447, |
||||
I. Boek. HISTORI E. 77
|
|||||
Het Heir van Tiberius Cezar,de
Volken tusschenden Ryn en Elve AFGEOORLOOGD HEBBENDE, HEEFT
DEEZE Gedenktekenen aan Mars,
Jupiter en Augustus toegehei- LIGD (»).
't Was nu midden in den Zomer: evenwel XVIir.
zondt Germanikus eenige Keurbenden te lan- ^Jf™'^ de naar de Winterlegeringen; het overig Le- wordt,op ger fcheepte hy op de Vloot, en voerde het deNoord- door de Eems in de Noordzee; alwaar zy eerr zee' vaa lang door eene geweldige Hagel vlaag over- ^ec!)j"J^ vallen werden. Ook beliep hun een zwaare ftorm be- Itormbui, die, van alle kanten opfteekende, loopea, de Schepen wel haast in verwarring bragt^ terwyl d-e Soldaat het bootsvolk in den weg liep, of verkeerden dienst deedt. Hierop, den wind naar 't noorden zwaaijende, wer- den de Schepen, of in volle Zee wegge- rukt,- of gefmeeten tegen de naaste Frie- fche of Oostfriefche Eilanden , die , ver- mids de blinde banken , gevaarlyk waren. Die nog zee hielden , wierpen paarden 9 vee, pakken, wapenen zelven overboord, om 't hol der Schepen te verligten, welken vast ter zyde water fchepten. Verfcheiden* Schepen zyn in Zee gezonken; anderen aan verder gelegen' onbewoonde Eilanden ge- ltend, alwaar de Krygsknegten van honger en kommer vergingen,, uitgenomen die ge- nen,, welken by de aan land gedreeven'Paar- den het lyf gehouden hadden.. De drierie,- mige Galei van Germanikus kwam in hét Land der Kauchen aan. Hy, voet aan land gezet;
C») Tacit. Ann. II. Cap, 22. , <:.
|
|||||
y§ VADERLANDSCHE I. Boè*,
gezet hebbende, was zoo mistroostig over de
geleeden' fchade, dathy, dag en nagt, langs de ftranden en uithoeken liep, zig zelv' de fchuld van deezen ramp geevende. Zyne vrienden konden hem ter naamver nood we- derhouden, dat hy zig niet in die zelfde Zee tvierp, in welke zoo veelen van de zynen ge- fneuveld waren. Eindelyk ging de wind leg- gen. Ettelyk Schepen kwamen, met het ver- anderen van wind en ftroom, reddeloos terug; die Germanikus, in aller yl, herftellen deedt, en heenen zondt, om de Eilanden te doorzoe- ken; vanwaar zy eenige Schepen en Volk te rug bragten. De Angrivarien, die onlangs wederom met de Romeinen bevredigd waren, hebben 'er ook eettigen van dieper gelegen' Volken gelost, en aan Germanikus overge- leverd. Sommigen, die inBritannie aangedrec- Ven waren, werden van de Koningkjes van dit Eiland te rug gezonden. Elk, naar dat hy van verre kwam, vertelde wonderen van de kragt der dwarrelwinden ; van vogels , daar men Hooit van gehoofd hadt, en van zeegedrog- ten, die eene gemengde gedaante van beesten en menfehen hadden ( 8 ): 't zyze die waarlyk gezien hadden, of liever uit vreeze gewaand hadden te zien (o). 't Gerügt van de zeefchade der Romeinen
hadt
Co) Taciï. Ann. II. Cap. 23, 24. ferg. de Morib. Gerra.
Cap. XLVI. (8) Pedo Albinovanus heeft deezen togt in digt-
ïnaat befchreeven, en zwygt niet van de vreemde Zee» gedrogten en andere zeldzaamheden, die op den zei" Ven zouden zyn gezien geweest. Doch men fchynt al^ ■ie deeze vertellingen voor digtkundige verzierfels te "moeten houden. Vide Cleric. ad Fragw. jp. Albint* »«?/- vers,, tf. ' |
||||
I. Boek. HISTORIE. ft
hadt, ondertusfchen, de Germaanen de wa-
penen wederom doen opvacten. Germani- kus zondt Silius met de dertigduizend kneg- ten en drieduizend Ruiters tegen de Katten; terwyl hy zelf, met grooter magt, de Marfen overviel. In deezen togt, werden de Landen deezer Volken, wyd en zyd, verwoest, en een Leger - arend der Keurbende van Varus, die in dien oord, van zyne nederlaag af, begraa- ven geweest was, wedergekreegen. HetKrygs- volk, federt, wel gemoed in de Winterlege- ringen geleid zynde, ontving van Germanikus rykelyke vergoeding voor het geleeden onge- mak op zee (ƒ>). Op eenen van Germanikus togtert over De Frie^
den Friefchen bodem, moet hem gebeurd zen ^* zen CwCr*»
zyn, 't gene men by fommige Schryvers vindt manikus
aangetekend. Men verhaalt ( q ), naamlyk, het Brï- dat hy, het Leger over den Ryn gebragt tannisch hebbende, aan den Zeekant eene bron vondt ^daaa* van zoet water, welk, gedronken zynde , de kragt hadt , van , binnen twee jaaren , de tanden te doen uitvallen, en de gewrig- ten der knieën los te maaken. De Genees- kundigen , zo 't fchynt de Griekfche, die on- der de Romeinen woonden, noemden dee-* ze kwaal * Mondeuvel en f Schinekeflmert. * Stm& De Friezen weezen Germanikus een kruid «"««v aan, het Britannisch Kruid geheeten, welk,| ***" tegen deeze kwaaie gebruikt werdt; en niet alleen tegen de ongemakken des monds en der zenuwen ; maar zelfs tegen de fteeken van
00 Tacit. Ann. II. Cap. 25, a6.
C«} Pumus Lür. XXV. Qaf. »♦ |
||||
8o VADERLANDSCIIE L. Boek.'
van adders en Hangen zeer heilzaam was. Men
is 't,' onder de Kruidkenners, gantsch niet eens, welk dit Britannisch Kruid geweest zy. 't Ge- meen wil 'er Lepelbladen van maaken. Ande- ren hebben 'er de Betonie; anderen wederom een ander gewas doovyerihsurt-^J' ■), Germani- Tiberius ondertusfehen, Germanikus Krygs- ïiaar Ro- roem benydende, ontboodt hem te Rome, ora, mè en zo 'c heette, de eer der Zegepiaal te genieten fterft. (.r). Hy verliet dan deeze Gewesten, na dat l7> hy, zo men vyil (t), hier te Lande, en wel ' 'niet verre van Leiden, te Roomburg of in het Huis.te Britten, eene School opgeregt had, in
welke de Batavifche jeugd in de Romeinfche > ' Taal en Zeden onderweezen werdt. Eerlang werdt hy naar 't Oosten gezonden(y);alwaar,
hy, door beitel van Tiberius, met vergif werdt omgebragt (w). XIX. Eenige jaaren hierna, ftonden de Friezen Opftand teo-en de Romeinen op: meer door derzelver
ricr i*iTC~ ^ zen tegen gierigheid getergd, dan uit ongeduld in de ge-
de Ro- hoorzaamhejd. . Druzus, die dit Volk aan 't meinen. Roomfche Ryk fynsbaar hadt gemaakt, hadt |
||||||||||||||
28.
|
||||||||||||||
.het,' de geringheid van hun vermogen in
aanmerking , neeme^ide , eene gemaatigde fchatting .van Osfenhuiden, ten behoeve van 't Krygsvolk, opgelegd; zonder dat iemant liaauw agt gaf* wat vastigheid of grootte dezelven hadden. Naderhand kreeg Ulenmiis -.,.:::;; ;:. ■ < de 1 (>") Zie ir. Cannegiet. DilTett. de Hcrba Britaimica &c.
|
||||||||||||||
ZCs').Tacit.' Ann".Tl." Cr.p. 16.
(p Corn. / |
||||||||||||||
. 106. G. van Loon Aloude
|
||||||||||||||
Holi. Hill. I. Deel, il. 61.
(y~) Tacit. Ann. II. Capväß. • ■
(w) Tacit. Aunal. II. Capaóg, 71. ..'- . -■... . - ,(
|
||||||||||||||
l. Boek. HISTORIE. 8 f
de regeering over de Friezen in handen, die
fcherper toezag, en ruggen van wilde Osfen uitlas, «aar welke hy wilde, dat de Friezen de huiden leveren zouden. Deezen viel die geweldig hard, alzo hun Land wel van Bos- fchen, vol van zeer groote Dieren; maar % hunne Weiden flegts van maatelyk Vee voor- zien waren. Eerst leverden zy dan de Osfen zelve, toen de Akkers, en eindelyk Vrouwen en Kinderen ter flavemye over. Hieruit ont- ftondt verbittering en klagten. Doch deezen onverhoord blyvende, liep men te wapen. De Soldaaten, die met het innen der Schatting bezig waren, werden allereerst aangepakt, en zonder genade opgeknoopt. Olennius ont- week 's Volks woede, in eene fterkte, Fle- vum geheeten, die, volgens fommiger gedag- ten (x), op het thans verlaaten Eiland Grind, tusfehen Flieland en ter Schelling, gebouwd was, en in welke een goed getal van Romeinen en Bondgenooten , ter beveiliging van de Noord-Zee, in bezetting lag (y). De Frie- Aproniu? zen belegerden dit flot; doch den aantogt van v'oert'er Apronius verneemende, braken zy 't beleg den^egea weder op, en trokken af, om hun eigen land aan, en te befchermen. Want deeze, wien nu het ge- onder bied in Neder-Germanie (o) aanvertrouwd dezelven,
v y ' de Kaïn-
Was , nefaateil
f>) Z. L'Epie Onderz. over de GefteJdh. vat) Holland^/. 12,13. C" BaU"
iyS Tac.it. Ann. IV. Cap. yz. ' Vierea, (9) Door Neder-Germanie verftondt men, ten dee-
zen tyde, dut deel van het Belgisch Gallie, 't welk men naderhand het tweede Germanie genoemd heeft, zig {trekkende, langs den Ryn, van de Rivieren de Moezel of Aar af, tot ver beneden Keulen toe. 't Zat hier na te pas komen, hier over nog iets aan te tekenen, L Deel. F
|
||||
m VADERLANDSCHE I. BóejG
|
|||||
was, hadt.de Standaards der Keurbenden, uit
het bovenlïe Wingewest, en de Keurlingen
der Hulptroepen, zo Voetvolk als Ruitery,
by zig ontbooden, en beide de Heiren den
Ryn afgevoerd, en in Friesland geworpen.
De naaste ondiepten ltevigdc hy toen met
dammen en bruggen, om den zwaarften hoop
daarover te zetten. Ondertusfchen, den grond
ergens waadbaar gevonden hebbende, beval
hy aan ééne van de twee (z) thans in dienst
zynde Vleugels der Kaninefaaten, aan al het
Germanisch Voetvolk, 't welk zig toen in het
Romeinsch Leger bevondt, en gevolgelyk ook
aan de Batavieren ( a ), den Vyand van agteren
De Ro- te omringen. De Friezen, zig in dagorde
meinen gefteld hebbende, dreeven de Ruitery der
Bondge-2 Bondgenooten, en die der Keurbenden , wel-
nooten ke hun te hulp gekomen was, op de vlugt.
worden Naderhand kwamen 'er drie, en toen nog
geflaa- twee jjgte Regementen op de Friezen af, die
£en' ■ veel verrigt zouden hebben, haddenze een-
paarig aangevallen. Nu, het een na het
ander aantrekkende, gavenze den ontorden-i
den niet alleen geenen moed; maar verloo-
ren dien zelven, door de verbaasdheid der
vlugtenden. Apronius fchikte de overige
hulpbenden, onder Cethegus Labeo, naar den
ftryd; die, 't gevaar der zynen bemerkende,
om de hulp der Keurbenden zondt. De Krygs-
knegten der vyfde Keurbende fpatten voor
uit, verjaagen de Friezen, na een hevig ge-
vegt, en redden de regementen en vleugels*
die reeds mat van wonden waren. Veele O
veritea.
C^O Lirsn not. in TaC.it. Ann. II. Cef, 73.
t*) Tacit. Hill. Li'ji-.W. Cap, 12. |
|||||
I. Boek. HISTORI E, 8$
verften en Honderdmannen der Romeinen
waren in deezen ftryd gefneuveld. Men vernam, uit de Oveiioopers, dat 'er, by het Woud van Baduhenna ( i ), door het rekken van den ftryd tot 's anderen daags, negen honderd Romeinen waren -afgemaakt. Vier honderd anderen, die de hoeve van Krupto- rix C 2 ), welke eertyds fynsbaar geweest was i ingenomen hadden, voor verraad vreezen- de, waren op eikanderen aangevallen, en hadden de een den ander' omgebragt. Apro- nius vondt niet geraaden, wraak over dit be- dryf der Friezen te gaan vorderen, noch de gcfneuvelde Lyken te begraaven (£). Onder- tusfehen wcrdt, door dit voorval, de Friefche naam, onder alle de Germaanen, vermaard. Tiberius ontveinsde te Rome de geleeden' fchade, om dat hy niemant den Oorlog tegen de Friezen aanbeveelen wijden en de Raad bekreunde 't zig ook weinig, of de uiterfte gren- zen des Ryks te fchande gemaakt werden ( c ). Tiberius oveiiecdcn zynde, kreeg Ka- jus, Zoon van Germanikus, het hoog ge- zag O) TACIT. Ann. IV. Cup. 73
(c) ÏACIT. Ann. IV. Cup. 74. (i) Baduhenna is, naar allen fchyn, de naam eener
Godinne ge\Veest, aan welke dit Woud toegeheiligd was. Men wil, dat het, in de Zevenwolden, niet meer dan drie uuren van de Zuiderzee, gelegen n.ebbe, en wel in een Dorp, 't welk nog den naam van Holtpade«, dat is Pader-, of Baderbout of Bosch > draagt. Altino Notit. Germ. inf. P. I. p. 14. (2) Cruptoricis Villa of de Hoeve van KruptorLx:
fthynt niet verre van het Baduheaner Woud gelegen te hebben j doch de eigenlyke plaats is onbekend, FV |
||||
S4 VADERLANDSCHE- I. Boek,
|
||||||||
zag in handen (d~). Deeze, hier te Lande,
onder de Soldaaten verheerende, hadt, ge- lyk wy te vooren reeds aantekenden, den naam van Kaligula aangenomen, dien hy federt behieldt. Hy was, in zyne jeugd (e), met de vallende ziekte gekweld geweest, en hadt daar uit, of, zo anderen willen, uit ee- nen Minnedrank (ƒ), hem, federt, door zyne Gemaalin Cezonia gegeeven, éene foort van gcraaktheid in de hersfenen behouden, die hem, by vlaagen, overviel, en fomtyds tot de belagchelykfte buitenfpoorigheden aan- dreef; waarvan ook het Eiland der Batavie- ren getuigenis heeft gedraagen. XX. 't Liep nu jn |iet derde jaar van zyne Regee- cherfke "no' cn ^ was u'c R°me getrokken, om het
togt van bosch en den ftroom Levene, gelegen omtrent Kaligula het tegenwoordig Hertogdom Ferrare, te be- naar het zigtigen. Doch op reis vermaand zynde, om de'/ßata- zyne Batavifche Lyfwagt voltallig te maaken, vieren, beiloot hy ylings eenen togt hcrwaards te 40- doen. De Keur- en hulpbenden werden, zon- *"— der uitftel, van alle kanten, by een getrok- ken, de nieuwelingen met veel ftrengheid te hoop gerukt, cn overvloed van allerlei Lyf- togt verzameld. Kaligula maakte dikwils zo Herken ipoed, dat de Lyffchutbenden, wil- denze hem byhouden, genoodzaakt waren , de Legertekens, tegen alle gewoonte aan, op Lastbeesten te leggen, cn zo den trein te volgen. Somtyds trok hy wederom zo lang- zaam |
||||||||
:</) Tacit. Ann. VI. Cup. 50. Eutrop. Liif. VU. Ccm. ra,
(_ j Sueton. in Cilligul. Cr.p. L. |
||||||||
(/) Juven. Sat. VI. verf. 615
|
||||||||
I. Boek. HISTORIE.
|
|||||||
85
|
|||||||
zaam voort, dat hy zig, in eenen draagzetel ,
van agt mannen op de fchouderen torsfen liet; en beval, dat het gemeène Volk, uit de Ste- den, welken hy voorby of doortrok, de wé- gen gelyk veegen en voor 't ftuiven met wa- ter befproeijen zou (g). Dus kwam hy, ver- zeld van eenen dartelen hoop Schermers , Danfers en Vrouwvolk, omtrent den Ryn aan den Zeekant, en dus waarfchynlyk in 'het Eiland der Batavieren aan (/?)■> voorgeevende de Germaanen te willen beoorlogen.. Niet lang Hy neemt hadt hy hier geweest, of Adminius, Zoon den Bri- van Cl NO bel Linus, eene der Koningen ta?'?rAd~
-n . ■ T T 1 - , T? 1 Humus ia
van Britanje, van zynen Vader uit het Kyk zyne be.
gejaagd zynde, kwam, met eenen kleinenfcher-
aanhang, tot hem over. Kaligula nam dee- mi"S- zen Jongeling terftond in zyne befcherming , en fchreef weidfche brieven naar Rome, als of men hem het gantfche Eiland was komen opdraagen (z). Men wil, dat Kaligula, dec- zen Adminius, en zynen byhebbenden Brit- ten, het Mof van Agrippina, 't welk aan de uitwatering des Ryns by Katvvyk gebouwd was, tot hun verblyf zou afgedaan hebben , en dat het, .naar hen, federt, het Huis te Brit- Oor- ten zou zyn genoemd 'geweest (/?). En waar-fPr°nS lyk , men heeft , onder de overblyffels van naa,uw het Huis te Britten, een geldftuk gevonden, van het* op het welk men de vier eerde Letteren van Huis te den naam C un o b e l l i n u s , en van de Stad ßr'lttere» C.AaiU'-
CäO SuETON in Catigul. Cap. XLIIT.
C'0 Dm»- Cass. IJbr. LIX. pag. 6<-ö. B. C.
CO Smeton. in Caüg. Cep. XLIV.
ik) G. w» Ltow Aloude Hoil.'Uifl. I. Deelxttgd». «v
|
|||||||
S6 VAD ER LAN DSC ME .1. Böe&
C A M u L o D u N u M, nu Walden gchceten ,
fpelt (O- Kaligula's Kaiigula onderrasfchcn geen moeds genoeg gewaan- hebbende y om dtn togt tegen de Gennaanen winning" te ondemeemen , had: dwaasheids' t' over,. der Ger- om 'er zig, door eene gewaande ovenvin- aiaiiuen. ning, de eer v&n toe te fchryven. Op ze- keren dag, beveelt hy eenigen zyner Genua- nifche of Batavifche Lyftrauwanten, over den Ryn te trekken, en zig aldaar in de Bosfchen te verbergen. .Na het middagmaal, komen zy hem, volgens ontvangen last, met groo- te verbaasdheid boodfchappcn , dat de Vy'and in aantogt Was. Hy loopt te wapen, ■ en rent, van zyne boezemvrienden en eenige Ruiters verzeld, naar het naaste Bosch; al- .waar zig de voorgemelde Germanifche Lyf- trauwanten, die de rol van Verfpieders fpcel- den, verftecken hadden. Kaiigula beval hier den zynen, eenige boomen om te houwen, en van dezelven Zeegetekens op.te regten. By toortslicht wederom gekeerd, befïxafte hy die geenen, welken hem, op zynen roemry?- ken'togt, niet verzeld hadden, óver hunne blooheid en vuidighèid. De anderen bc- fchonk' hy met Kroon en vau een zonderling raaakfel, welken, door de afbeeldingen der Zorine, Maane en Sterren, onderfeheidön waï- ren.f« Hy nöemdeze Ferfphkransfen, om dat zy'* tot eene bclooning voor het verfpieden des vyands, uitgedeeld werden (/»). Kaiigula Terwyl Kaiigula zig hier te Lande ophieldt, docteeni- ' , . ' , &csi
ge Jonge- '";■.'.
lingen, CO Oud/van Roomrefie Mogemb. ttaiz. 14*^-•
(rn) Sueton, in Cafig, Cap XLV. |
||||
. ï. Boek. HISTORIE. g?
|
|||||
liet hy eenige Jongelingen , die aan de Ro- uit ver-
meinen voor Gyzelaars overgeleverd waren, maak,ga* en, zo men wil 00» in een door Germani-^"^jf kus opgcregt School, in de Romeinfche ze- den onderweezen werden, van daar ligten en heimelyk verzenden. Doch kort daar- aan, over maaltyd zittende, ftondt hy fchie- lyk op, en gaf eenigen Ruiteren bevel, om de Jongelingen, die hy voorgaf uit hunne Gy- zeling öntvlooden te zyn, na te jaagen. Dit gefchieddé, en de arme knaapen werden in boeijen gefmeeten. Kaligula liet de Hop- luiden, als of 'er eene gevaarlyke ondernee- niing in til geweest was, gewapend by zig' ter tafel komen, en vermaande hen, met een bekend vers uit Virgilius( 3): Zy zouden maar vioed houden, en op gemakkelyker tyden wag~ ten. Ook liet hy niet na, op den Raad en't Volk, in eenen brief, te fchempen, dal zy,. ter- ■wyl de Forst in V oorloogen was ,. en voor vee~ Ie gevaar en bloot ßondt, zig in Gastmaalen*. Ren- en Schouwfpelen,. en andere vermaake- lykheden verlustigden O)- Hier na liet hy, voorgeevende eenen, togt Zyn Buf-
Raar Britanje te willen doen (ƒ>)» het leger ten'poo. op ftrand in flagorde Hellen, en begaf zig , "ggevcgt op eene dricriemige Galei., in Zee., D'och,^^ en kort daar na, te rug kcerende, klom hy opbuitvam den Veldheei-s Zetel, deedc het- ftormtuig hoorens-
en fchek.
(») G. van Loon Aloud. Holl. Hifi, I. Deel, lladz..C^
O) Sueton. in Cilig. Ca/i. XLV. <^0 DlON. Cass. Libr. LIX. p. Ö59. (3) Men. vkidt het in JEneid*. Llbr. F. vers* sr-i», DttSs
fcti4l het: B.ui'ai3 & vosmet reÈtts fervate fccundi&e.
F 4
|
|||||
88 VADERLANDSCHE I. Boek;
aanvoeren en de krygsklaroenen fteeken y
even als of men cene Stad belegeren ging, Eindelyk beval hy, den gefchaarden Krygs- knegten, die geen van allen wisten wat de Veldheer in 't zin hadt, hunne fchooten en frormboeden met hoorens en fchelpen te vul- leni Dit was, zeide hy, de buit, dien zy op den Oceaan bevogten hadde-t, en die waardig was Hy naar Rome gevoerd te worden Qq~). Zobelagehe- wordt, ]yk kwam elk dit bedryf voor, dat 'er van
griUen'12 zckeren Kaninefaat, Vader van eenen Bri- van zeke- N i o, waarfchynlyk daar omtrent woonagtig, ren Kani- openlyk en ongeftraft, de fpot mede gedre* ftatbe- ven werdt (r\ Kaliffiila üifftte, onderras- gti,rt'eene fchen, zo t fchynt, ter gedagtenis van hei vuurbaak overwinnen der Zee, eenen hoogen Tooren, opflrand. dien fommigen aan de Vlaamfche kust, by de cerfte uitwatering des Ryns, geplaatst heb- ben ( s *): maar die, naar alle waarfchynlyk- heid, nergens anders geifoan heeft, dan om- trent het Huis te Britten. De plaats wordt nog van de Visfchcrs de Tooren van Kala, of «ïkelyk Kalla of Kaillart genoemd (?), 'c welk eene baarblykelyke verkorting van Ka- ligula is. Deeze Tooren diende ook tot ee- ne Vuurbaak, naar welke de- Schepen, by nagt, hunnen koers rigtteden. Kaligula deel- de, na dit alles, aan ieder' Soldaat, honderd - Denarïên ( 4 ) uit, en even als of deeze mild- daadig-
(q') Sueton, in. Caüs;. Cup. XLVI.
(r) Tacit. HM. Dbr. IV. Cay. 15. ( O CmvfR. Ginn. Ant. Libr. II. Cap. XXXVI. p. 490. (/) O (.'DAAN Roomt'cho Mogcntli. Uadz. 19. A. Mir-.e-ï Ann. Belg. & Burg. //.12. (4) Men rekent eenen Denarius, in 't gemeen * of
ruim zes Holiandfche ftuivers;zo dat dit geichenkwek »ig meet dan dertig guldens beloopsn heeft. |
||||
ï. Boek. HISTORIE. 8#
daadighcid alle paaien te boven ging, gaat
heenen, zeide hy, en weest blyde met deezen overvloed (y). Omtrent deezen tyd, deedt hy de pragtige Verkoopt
kleederen en huisfieraaden van zyne ter bal- p Hl|ls" lingfchap veroordeelde zusters, benevens der- enz vaQ zelver flaaven en vrye bedienden, aan den Ryn ZyUe Zns- omtrent den Oceaan ( w ), en dus waarfchyn- ters, om- Iyk in het Eiland der Batavieren , opveilen en "ent dctl verkoopen. Daar was, hier te Lande, immers -u' in Gallie, toen reeds zo veel overvloed, dat'er, voor dit alles, geweldige fommen geldshefteed werden. Kaligula, die winziek en verkwis- tend van aart was, werdt hier door aange- . moedigd, om alle de huisfieraaden van het oude Hdf zytter Voorzaaten uit Rome her- waards te ontbieden, op dat hy dezelven hier ook te gelde zou können raaaken Tot het vervoeren van dit alles , werden de huurwagens en Bakkers-Molcnpaarden in be- ilag genomen : 't welk, zegt men , van zo veel gevolg was, dat men te Rome dikwils gebrek aan brood hadt, en dat veelcn hun pleitgeding verlooren, om dat ze, by mangel van Ry- tuigen, ten beftemden dage, niet voor de Regters verfchynen konden (.r)- Kaligula maakte, voor zyn vertrek naar Dost zig
Rome, alles tot ccne grootfche ZeegepraalteRome gereed. Sommige gevangenen , misfehien ^brall^ wel de voorgemelde Jongelingen, en eenigebereideh» ovcrgeloopen' Germaanen zouden de ftaatfie helpen vermeerderen. Ook moesten eelti- ge« (v) Suetqn. in Call!?. Cap. XLVI.
(w) Dior». Cassh Libr. UX p. 65^. C. D. E.
vO SufiToN. in Caligula- Cep. XXXIX.
1?5
|
||||
$o VADERLANDS CUE I. Bgm.
gen van de kloekfte en nanzienlykfte Galliërs,
de Perfonaadje van Germaancn fpeelen.. Ten dien einde, beval liy hun, Germanifche. naamen aan te neemen, de Germanifche rad te leeren, en hun hair, op de wyze der Ger- maancn, lang te Jaaten groeijen en geel.te ver- wen. De drieriemige Galei, mee welke hy in Zee gefteken was, werdt, een goed ft'ufc wegs te lande, naar Rome gevoerd. Hy fchreef aan de Verzorgers, dat men hem, met de minste kosten, eene Zeegepraal bereiden moest, die egter zoo luisterryk moest zyn, als of zy regt gehad hadden, om 'er de goederen Vertrekt'van a^e menfchèn toe te befteeden (y). Dus mit deeze verliet Kaligula deeze Landen. Te Rome ge- Landen-komen, vondt hy 't Volk, om zyne cuvel- o^^°r tfdaaden tegen hem dermaate verbitterd*, dat bragt. hy, niet lang na 'zyne aankomst, door het 41. Vlockverwantfchap, van welk Kasfius Ché- "~ " 'rea het hoofd was, ömsjebragt werdt (z\ I /f C PT"
manifchë ^e Germanifche of Batavifche Lyfwagten,
Lyfwagt den moord van hunnen Heer vernomen heb- wreekt bende, vatteden de wapenen tegen zyne ?ynen jnoorders op, en bragtcn niet ' alleen vér- fcheiden' van dczelven; maar ook eenige on- fchuldige Raadsheeren, die hun in 't oog lie- pen, om 't leeven (<2).. XXI. Klaudius , Zoon van den berugteiï Klaudius J)rimis en Broeder van Germanikus, kreeg, Prulus lla Kaligula, 't Ryks beitier ia handen (b). ^Jtartr. Hy Cr" Sueton. in Cali'g. Gap. Xr.Vfïi
1 'z) Sueton. in Cnüg. Cap. LVIII. O 5 ld. ibifi. .Joseph. Antiq. Jnci. Libr, XIX,, Cap. I..?».
527. Tom. I. fcd'.t. Haverkamp. (,l>2 S.UE.T.QN.. in Qiaudio. Cap.. X*. |
||||
I. Boek. HISTORIE. 91,
Hy was nog onlangs hier te Lande by zynen - "r-
Neeve Kaiigula geweest, niet zonder gevaar zyns leevens, alzo Kaiigula 't' zeer euvel op-' nam, dat men hem zynen bedaagden Oom ' toezondt, als of 't ware om hem, eenen Jon- •••• geling, te regecrcn (c). En fommigen zyn van gedagten, dat hy, kort na zyne verhef- fing tot de' Keizerlykc Waardigheid, zekeren Altaar 4 van welken men een overblyffel, met een gebrekkelyk opfehrift, in de grondflagen van het Huis te Britten, gevonden heeft, her- bouwd zou hebben ( dj. Sedert ondernam hy De Eata* eenen togt tegen de Britten,in welken hemde VI<:ren Batavieren ,-en onder deezen ook ( 5 ) K l a u- ]iei^ tc. Bius Civilis ,~Overflc cener Bende Bata- gen de vifche hulpelingcn (e), byfionden; en door Britten, het vaardig overzwemmen der ftroomen, de .. overwinning hielpen behaalen, over welke hy---------■
naderhand'te Rome zeegepraalde (ƒ). '
Weinige jaaren hier na, ondernamen de XXTI.;
Kauchen, met hunne Rooffchcpen, de Kusten De Kam-
. „ nefaat '.
van Gannas. Ca) Sueton. in ClhudiQ Cup. IX. , , , - -
O.Q Scriv. Tab Antin. Bat. p. iKo. *"* .
CO Tacit. Hifi Ijlm IY>. Cap. 12. 32. fcluumtj,
£ f) DiON. Cass. Lil/;: LX. ;>. 6781 679« .
(5) Dat Civilis onder deezc hulpfiüngen geweest zy,
blykt hier uit, dat hy zelf verklaart (Tacit. Hiß. Libr. IV. Cap. 32.) vyf en twintig jaaren in de Romeinfehe Legers gediend te hebben- En deeze verklaaring deedt hy onder 't Burgcmeesterfchap van Galba en Vinius, h welk op 't jaar 69 van de gemecne Tydrekening valt. " Van hier 25 jaaren tc rug rekenende, komen wy op het tegenwoordig jaar 44, Civilis f'chynt, in deezen Oor- log, ook vriendfehap met Vefpaédaan gemaakt te heb- ben; alzo hy, zes en twintig jaaren na deezen tyd,, betuigde dat hy Vefpaziaan als Onderdaan gekend hadt, cn dat zyne eerbiedenis voor dien Vom zeer oud was,, ?ie Tacit. Hifi, Libr. V. Cap. 36, |
||||
92 VADERLANDSCHE I. Boek;
wet fche- van Gallie onveilig te maaken. Zy werdeft
Kauchen ^eftierd door den Overften Gannaskus, langs de'die, een Kaninefaat van geboorte, en lang Gallifche voor hulpfoldaat onder de Romeinen gediend kusten, hebbende, federt tot de Kauchen overgeloo- pen was, en zig nu, door zyne Zeefchuime- ryen, begon berugt te maaken. Hy wist dat de Galliërs rvk, doch magteloos ter Zee wa- ren, en ftroópte daarom, met ligte Vaartui- gen , langs hunne Kusten. Aan Domiïius Korbulo was midlerwyl 't beftier over Ne- der-Germanie opgedraagen, en hy reeds her- waards op weg, toen de vyandelykheden der Kauchen (6) bekend werden. Zo dra was hy niet, op of omtrent het Eiland der Bata- vieren , aangekomen, of hy voerde de drie<- riemige Galeijen, door den Kil des Ryns, en de overige Schepen , door de Wadden en Wordt Stroomgaten, in Zee. Wel haast werden de van kor- Rooffchepen van Gannaskus in den grond ge- ïiiiio ver—
• ,,.j boord, hv zelf met fchande naar huis gejaagd
en alles wederom bevredigd.
XXIH. De Friezen zelve, hoe moedig zy ook, federt Korbulo de nederlaag van Apronius, geweest waren, overheert ZQ 't fchYnt ? verzet over het verlies, 't welk hun- zen." " ne (6) Tacitus noemt de Kauchen {de Morib. Germ,
Cap. XXXV.) de edelften der Gérmaanen, en hy zegt, dat zy, vry van rovery en van yerongelyking hunner babuuren, hunne grootheid door regtvaardigheid hand- haafden. Hier pntmoetenze ons als Zeefchuimers. Zouden ze dan van Gannaskus bedorven zyn ? of heb- ben ze eerst naderhand den roem van regtvaardigheid verkreegen? of moet men agten, dat de'grootfte hoop goed, eu een klein gedeelte van 't Volk kwaad geweest |
||||
ï. Boek. HISTORIE. 9$.
ne Nabuuren, de Kauchen, geleeden hadden,
kwamen nu by, eb handelden met Korbuio, aan wien zy Gyzelaars overleverden. Hy, wees hun Akkers aan, om te bebouwen, gaf hun Wetten en voorzag hun van Vroedichap en Majeftraaten; en om hen te beter te be- teugelen , bouwde hy eene ilerkte in hun Land ( 7 )• Ook zondt hy eenige Luiden af, om de En doet, Kauchen tot onderwerping te lokken, en Gannas- Gannaskus, door list, van kant te helpen. Dit ^"sn°r^T laatfte gelukte hem; doch hierdoor werden " ' de gemoeden der Kauchen te meer ontroerd, en 't zaad van wederlpannigheid op nieuws onder hen gezaaid. Te Rome, werdt Korbu- lo's bedryf van fommigen gepreezen, van an- deren misduid. JVaarom, morde men, haalde hy zig eenen Vyand op den hals ? Verloor hy 'er by; de Staat zou de.fchade draagen moeten; en zo hem de overwinning te beurt viel, zou hy, in Vredestyden, al te gedug*» en den vuidigen Vorst zelfs over de hand zyn. ïvlau- dius vaardigde daarom brieven aan Korbuio- af, by welken hem 't geweld tegen de Ger- maanen vevbooden , en bevolen werdt de bezettingen wederom aan deeze zyde des Ryns te
(7) Men wil, dat deeze Sterkte geftigt werdt ter
plaatfe, alwaay federt de Stad Groningen gebouwdis ge- Worden. De goede gelegenheid, die hier tot het bou« wen eener Sterkte gevonden wordt, maakt dit waar- fchynlyker. 't Is zelfs ten hoogften opmerkelyk, dat'er, in de Regeering van Groningen en in de Groninger- laiidswetten, veel overeenkomst metdeRomeinfcheRe- geeringsvorm en Wetten befpeurd wordt, 't welk mea voor een gevolg houdt van de wetten, die Korbuio, hier omtrent, gemaakt heelt. Zie, M, Al/ratp Netit. Qerm- ii'fer. P. I. p. 48. |
||||
j# VADERLANDSCHE ï. Boes*
te brengen. Hy deedt dit niet zonder on-
genoegen , en werden dus de Friezen weder* om van het Romeinsch Krygsvolk ontflaa- èen<g>
XXIV. Korb ulo, die eenen ftrengen Krygstuge.
Hy graaft gewoon was te onderhouden (/*)? beval, op Graft ^e Soldaat door ledigheid niet ontaarden waar' zou , naar 't voorbeeld van Druzus, eene
doorRyn graft uit den Ryn in de Maas te maaken, die en Maas een. 0f jrje en twintig duizend fchreeden lang nif>dwor-zyn' en dienen zou, zo om de gevaarlyker om- èen. reis, door de Noordzee te ontwyken, als om te maaken, dat de twee gemelde Rivieren, by 't wasfen van 't water, zo ligt niet over hunne oevers zouden vloeijen; maar zig in de nieuwe Graft ontlasten können (z). Sommi- gen willen ook, dat Korbulo van de aarde der gegraaven' Graft eenen Dyk tegen de Noord- zee opgeworpen hebbe(&). Doch dit is onze- ker; als mede, in wat gedeelte van dit Land, de Graft van Korbulo gemaakt zy geweest. Daar zyn 'er, die gewild hebben, dat men 'er de Vliet, die van Leiden, door Delft, naar Maasland loopt, voor houden moest (/). Anderen egter hebben, met meer grond, be- weerd, dat de Lek van Wyk te Duurftcde af, tot aan het Dorp Leksmonde toe, de Graft van Korbulo zy (?«). Wederom an- deren (g~) Tacit. Ann. XI. Cap. 18 & 19. Dion. Cass. Libf.
LX. p. 685. D. (k) Tacit. Ann. XI. Cap. 18.
(O Tacit. Ann. XI. Cap. 20. Dion. Cass. Liir. LX. p.
685. E. (£) Alting Gcrni. ir.f. P I. p. 47.
CO P> Cluverius de tribus Rheni'Alv. Cap. VI.
• (.»») J. Ftun A. Gim.Du Aanm. op tien vertaalden Cluvö rius iJoofdJt. VI. bh irö. |
||||
MMMMMMMBM
|
||||||
l Boek. HISTORIE. pi
deren ftrekken die Graft van Krimpen tot aan
Leksmonde uit (/z). I'1 deeze onzekerheid, kieze elk 't gene hem best aanllaat, of ftelle anders, met (ömmigen, dat de Graft van Kor- bulo, al voor veeie eeuwen, wederom met aar- de gevuld, en dus tegenwoordig nergens meer te vinden is (o). Korbulo, dit gewigtig werk voltrokken
hebbende, keerde naar Rome te rug, alwaar. hem de eer der zeegepraal, over het beteu- gelen der Kauchen, werdt toegedaan Qö ). Na 50. zyn vertrek, ontftonden 'er, in Brkanje, al- waar Ofiorius toen het bevel hadt, nieuwe beroerten, die, by gebrek van Pvomeinfche Keurbenden, alleenlyk door behulp der Bond- genooten, onder welken buiten twyfel de Batavieren zullen geweest zyn, tydig gefHld werden (#). Klaudius federt, door zyne eigene Ge-
maalin, vergeeven zynde, werdt van Nero, haaren voorzoon, in 't Ryksbeftier, opge- volgd. By deezen Vorst, bleeven de Germa- nifche of Batavifche Lyfwagten hunne waar-, digheid behouden (V),gelykze ook die zelfde gedienlHgheid aan zyne Moeder Agrippina beweezen (s). . Nero hadt eenige maanden geregeerd, Paulimilf
toen Paulinus Po m pejus, die van zy-.Pomp^" nent wege 't bevel hadt over 't Leger aan^iTde« den dyk van
CO C. van Loon Aloude Holl. Hill. I. Dtd, i.UHz, ?8a iangS dei»
(o) Ar.TiNG Germ. inf. P. I. pi 4». Ryn«
(/>) Tacit. Ann. XI. Cnp. 20. " '
• f<7l Tacit. Ann. XII. Cap. 32.
()■) Tacit. Ann. XV. Cati. 58. (O Tacit. Ajm. XIII. Cup- iSj . ■ • , |
||||||
I
|
||||||
$6 VADERLANDSCHE I. Boek;
5$. den beneden-Ryn, een zwaarwigtig werk,
in het Eiland der Batavieren , ondernam. De Dyk, dien Druzus, drieën zestigjaarenge- leeden, laugs den linker' oever van den middel - kil des Ryns, gelegd hadt, was niet lang ge- noeg, om het Batavisch Eiland overal van de overltroomingen des Rynwaters te bevry- den. Paulinus Helt dan zyne Soldaaten te werk, en doet den begonnen Dyk, zo 't fchynt, tot aan de ukwatermg des Ryns by Katvvyk toe, voltrekken (t). ' xxv. Ondertusfchen morde men in 't Leger, dat De Frie- den Stedehouderen 't regt benomen .was, ora znnee- tegen den vyand te velde te trekken. Dies ge akkers neDDen de Friezen, hiervan niet onbewust , in. de jeugd, door de Bosfchen en Poelen, en den onftrydbaaren ouderdom, door de Mee-
ren , tot aan den oever des Ryns gevoerd, en de Akkers, die men, ten behoeve der Sol- daaten, hadt laaten ledig leggen, in bezit ge- nomen. Hier toe werdenze aangezet, door Verritus en Malorix, die toen over dit Volk het gebied voerden, voor zo ver de Germaanen zig lieten regeeren. Pas had- den ze de Landen ingenomen, of ze bouw- den 'er Huizen, wierpen 't zaad in de aarde en bearbeidden die, als hunnen Vaderlyken grond. Maar Dubius Avitus, die, na Pau- linus, met de regeering over Neder -Ger- manie belast was, dreigde de Friezen met de Romeinfche wapenen, zo zy niet naar hun- ne oude wooningen te rug keerden, of nieuwe akkers van den Keizer verwierven. Verri- tus |
|||||
CO Tacit. Ann. XIJI. Ce». £3-
|
|||||
f, Boek* HISTORIE. 9f
tus en Malorix, hierdoor in verlegenheid Verrïttis
, gebragt, trokken naar Rome; om hun beklag e."MQ10'*
by den Keizer te doen* Daar gekomen, perh0of-
werden zy , terwyl Nero ander werk hadt, den der
in den Schouwburg van Pompcjus geleid, Friezen^
om daar eene vertoonins; van de Roomfche trekke"
o nnnr Ivo**
grootheid te aartfehouwem Hier zaten de me.
Friezen ledig rondsomme te zien; want in 't
fpeelen, waarvan zy geen verftand hadden ^ vondenze ook geen vermaak. Zy Vraagden Hdnzott« ondertusfehen die genen, welken hen geleid- derling^ den, naar de perfoonen, die in 't ruim za- scdragiii ten> naar het onderfebeid des rangs, wie de schouw*« Ridderfchap, en waar de Raad ware ? ein- burg* delyk, zagenze eenige , in uitheemsch ge- waad, in de zötels der Raadsperfoonen zitten * en gevraagd hebbende, wie dezelven waren,•,•"■' kreegenze tot antwoord, dat men deeze eer bewees aan Gezanten van Volken, die, in dapperheid en vriendfehap jegens de Romei- nen , uitftaken. Geenerki menfehen, riepch- ze daar op uit, gaan de Germaanen in wa* penen of trouwe te boven. Met treedenze van hunne plaatfen af, en gaan onder de Raads- heeren zitten, 't Welk, fmaakende haar ee- ne aloude brusklieid en prysfelyken naaryver^ van nieniant euvel werdt opgenomen. Ne- De Prk- ro zelf befchonk hen beide federt met het zen moe^ Roomsch Burgerregt: doch beval, dat hun- ,ten,dein ne Landsgenooten de ingenomen' akkers we- noraen' derom ruimen moesten. De Friezen, op akkers dit bevel weinig pasfendö, werden door; weder af* de hulpruiters , misfehien de Batavifche .>ftaan* die de hardnekkigften verlloegefi, of gevan- gen namen, genoodzaakt zrg naar 's Keizers I. Deel, G " wü |
||||
cß VADERLANDSCHE I. Boek.
wil te voegen (v). De ontruimde akkers wer-
den federt door de Anzibar'ten (_ 8 ), die door de Kauchen uit hun Land gcdreeven waren, s ingenomen; doch Avitus, dit niet gedoogen willende, jaagde 'er hen met geweld weder uit («O-
XXVI. Niet lang hierna, werdt 'er wederom eene
De Bata- overwinning op de Britten behaald. Pauli'
vieren nus Suetonius, beflooten hebbende het Eiland
hetPEi- Mona ( 9 ), welk de gewoone fchuilplaats der
land Mo-overlooperen was, te overmeesteren, werdt
na over- daarin van de hulpruiters, onder welken
meeste- Waarfchynlyk Batavieren waren (x), zo trou-
ten* wclyk bygeffrian, dat de vyand gcflaagen, en
het gantiche Eiland onder zyqe magt gebragt
werdt (j).
Nero, diezig, door allerlei gruwcldaaden,
onder de Romeinen gehaat maakte, was nu tot
O) Tacit. Am. XIII. Cap. 54.
Cv/) Tacit. Ann. XIII. Cap. 55, 5Ö. lx") Tacit. Hill. Libr. IV. Cap. 12. fy") Tacit« Ann. XIV. Cap. 29, 3c. ( 8 ) De Anzibariën of'Amzibarien , dat is, zo men wil,
Eeimbauren, fchynen over de Boertange in de Friefcbe Moerasfèii aan den oever van de Eems gewoond te heb- ben,alwaar nog eene lange en finalle ftreek Lands legt,wel- ker Bewooners Eemslanders en Eemsboeren genoemd worden: doch, door de Kauchen verdreeven, hebben zy de Landen, langs den regeer oever der Druziaanfehe Graft, gelegen, in bezit genomen. Alting Genn. infer. P. I. p. 6. (9) Cezar plaatst het Eiland Mona tnsfehen Enge-
land en Ierland. De Bello GnUico Libr. V. Cap. 12. '& Is twyfelagtig, of men 'er het Eiland Anglefey, dat by de Imvooners Mon heet, dan of men 'er het Eiland Man, dat de Imvooners Mer.au noemen, voor hebbe te houden, 't Eerfte is my waarfchynlykst. Sommigen zyn van gedagten, dat Tacitus van een ander Mon» fpreekt dan Cezar. Zie Cellaiuus Libr. II. Cap. IV. p. 282. |
||||
I. Boek, IM S T Q R | % • ,.9,9
tot die uitfpQorigheid gefteegen, dat hy zyne
Moeder eerst haare Genrianifche of Batavifche Lyfwagt benam (2;), en naderhand, door ze- ( keren Anicetus, nioorddaadig ombrengen liet <$g.
(#)• Dit verbitterde veelen dermaate tegen den Keizer, dat 'er eene famenzweering tegen zyn leeven gefmeed werdt. Doch dien aanflag ontdekt zynde, werden 'er verfcheiden' mede- pligtigen gevat. Nero hadt ondertusfchen de Stad met zyne En den
Batavifche en andere Lyffchutbenden bezet, toeleg op als op welke vreemden hy zig nu meer dan op yeros de Romeinen verliet: en deezen betoonden wreeken, ook hunnen yver in zynen dienst, met door de ftraaten en wyken der Stad, en vervolgens langs 't platte land, en door de naaste Steden te rennen, om elk, die men verdagt hieldt, ter, ftraffe te fleepen (£). Fontejus Kapiio hadt federt het Stedehou- XXVII.
derfchap van Neder-Germanie bekomen, en, Kkudius 't zy om Nero in zyne wreedheid te believen, W1VÏS of om cenige andere reden, den Batavier Ju- vangke- Lius Paulus, Broeder van Klaudius Civi- lyk naar lis, eerst valfchelyk van muitery befchuldigd , Rome ge- en toen laaten ombrengen. Civilis zelf, die, ^nbroe^ voor eenige jaaren, in Britannie, blyken van derfulius zyne trouwe, in dienst der Romeinen, gege- Paulus ven hadt, werdt nu in boeijen geflaagen, en omge- naar Rome aan Nero gezonden, alwaar hy, ra£t" geduurende de regeerirt"; van dien wreeden vorst, gevangen bleef (c). Daar
Cz) Tacit. Ann. XIII. Cap. 18.
(Ó Tacit Ann. XIV. Cap. 9. (*) Tacit. Ann. XV. Cap. 58. (O Tacit. Hill. Zur. IV. Cap. 13. G s
|
||||
toe VADËRLANDSCHE
|
|||||||
I. Boek;
|
|||||||
XXVIII. Daar zulke euveldaaden aan Bondgenoot«!
ppftand <jes R_yks gepleegd werden, kan men ligte- onder 't ^ vermoe^en ■> dat het, in de Wingewesten, beleid niet beter hebbe toegegaan. De Galliërs in van Vin- 't byzonder hadden al overlang veel geleeden dex. van Nero's ftrenge kneveleryen, die nog , zonder eenige hoop van verbetering, bleeven duwen. Aan Ka jus Julius Vind ex, eenen Galliër van Koninglyke afkomst, wiens Vader van Raadsheerlyken rang was ge- weest, was, uit hoofde van zyne aanzien- lyke geboorte, de regeering in Gallie toe- vertrouwd. Sterk was hy van lighaam > fchrander, voorzigtig, ervaaren in krygszaa- ken, en ftout van onderneemingen. Deezen verdrooten de verdrukkingen, die zyne Lands- luiden van de Romeinen leeden, zo zeer, dat hy befloot, hun 't Roomfche juk van den hals te fchuiven, en Nero zelv' van kant te helpen. Hy roept' dan de menigte byeen , en fielt, op den Regterftoel gezeten, hun den aanflag voor, met breede uitmeeting van Nero's wreedheden en afperfingen. Kortom, hy beweegtze allen tot toeftem- ming, en de afval wordt beflooten (^). Nero hadt hiervan zo dra geene kennis gekree- gen, of hy ontbiedt de veertiende Keurben- de en de Batavifche hulptroepen uit Britan- nie ( e ), alwaar zy tot nog toe geweest waren; om den afval van Vindex te wreeken. Ver- ginïus Riifus ook, die van Nero's we- ge over het Leger in Gcrmanie geboodt, rukt
CO r>-o\'. Excerpt. Libr. LXIII. p. »24., 725,
CO Tacit. Hirt. Uhr. U< Cef, 06. |
|||||||
I. Boek. HISTORIE. ioi
rukt zyne Romomen, de Batavifche Ruiters
en andere Germanifche hulpbenden (ƒ} te hoop, om Vindex en den Galliërs den oorlog aan te doen. Hy flaat zyn Leger voor Ve- zontio of Bezangon; welke Stad Vindex par- ty gekoozen en de poorten voor Rufüs ge- flooten hadt. Vindex begaf zig wel haasc op weg, om Vezontio te ontzetten, en floeg zyn Leger neder in het gezigt van die Stad. Ondertusfchen nodigde hy Rufus, door brie- ven , tot een heimelyk mondgefprek, en men meent dat beide de Legerhoofden, federt by- een gekomen zynde, Nero's ondergang ge- zwooren hebben. Vindex doet daarop zyn Leger voorttrekken, even als of hy voor- hadt, de belegeraars van voor Vezontio te verdry ven. En deezen, waan en de dat Vin- dex hen waarlyk bevegten kwam, vatten , buiten bevel van Rufüs, de wapenen tegen hem op, en ftorten met zoo veel geweld op de Galliërs in, dat zy, die deezen tegenftand geenszins verwagt hadden, wyken moesten , en in grooten getale afgemaakt werden. De Met hulp Batavifche Ruiters betoonden, by deeze ge- d?r Bata" vieren
legenheid, wederom hunne gewoonlyke dap- gedempto perheid. Vindex, raadeloos en wanhoopig ,
over dit onvoorzien toeval, benam zig met eigen' handen het lecven (g). Nero's zaak werdt hier door egter niet
veel bevoordeeld. Galba was reeds, door de Krygsknegten in Spanje, voor Keizer uitge- roepen , Verginius Rufus afgevallen ( h ), eri agt
• (ƒ) Tacit. Rift. libr. IV. Qc.p. ir.'
(.SO Dion. Excerpt. Libr. LX11J. p. 725. D. E. C'0 Dwmi Excerpt, Libr. LXIII. p. 726, G3
|
||||
loa VA DER LAND SC HE I. Boek.
|
|||||||||
agt Batavifche Ruiterbenden, die uit Britan-
nie ontbooden, en nu in Italië aangekomen waren, hadden zig ook, in zo verre, tegen Die de Nero verklaard, dat zy de veertiende keur- veertien- bende, die iets ten zyncn behoeve onder- bendeeUr" neemen wilde, daarin gedwarsboomd, en veel helpen toegebragt badden, om gantsch Italië van tegen- Nero te vervreemden (i). Dit alles trof den flaan,en rampzaligen wreedaard zo diep, dat hy, vol
Italië van r b • 1 -j o j • i j Nero ver-vreeze en mistroostighcid, ter ötad uit vloodt,
vreem- en zig naar de Landhoeve van zekeren Faon den. begaf. Daar verneemende, hóe de Raad hem voor Vyand des Vaderlands verklaard, en Ruiters uitgezonden hadt, om hem te vat- ten, ftak hy zig zelv', alzo zyne gunstelin- gen hem dien wreeden dienst weigerden, uit Wanhoop den ftrot af, wordende zyne bee- Vcnde hand door den fchandjongen Sporo be- 'ilicrd (&). XXIX. Galba, Nero's opvolger, was zo dra niet Civilis te Rome gekomen , of de gevangen Bata- wordt in vjer Civilis ( i ), werdt door lierri in vry- heid
|
|||||||||
v
|
|||||||||
gelteld»
|
|||||||||
CO Tacit. Hift. Libr. II, Cap. 27.
<*5 Pion- Excerpt. Libr. LXIII. p. jad, 727. AuREl.
Vier. Epit. Cap. V, (1) Dien Tacitüs altoos Klaudius Civilis noemt,
geeft hy hier {Hift. Libr. I. Cap. 59,) den naam van Julius. Civilis, 't Zy dat hem zyn geheugen bedroogen, en hy den voornaam van Klaudius Broeder, dien hy elders (Hift. Libr. IV. Cap. 13. coli, cum Cap. 32.) Ju- ttas Paulus noemt, aan Klaudius gegeven hebbe; 't zy dat Civilis naam waarlyk Julius geweest zy. Ten min- ften heeft men een oud opfehrift .ontdekt, in welk de imam van Junus Civilis gefpeld wordt. Zie Vossius de fdololatria Libr. II. in Notis Gronovh ad Tacit. Hift. Lib. I. Cap. 59. |
|||||||||
I. Boek. HISTORIE.
|
|||||||
Ï03
|
|||||||
heid gefteld (/). De Keizer vreesde dat de
Batavieren, een forsfe Landaart , door het ftraffen van eenen hunner Edelen, van't Room- fche volk vervreemden mogten. Ook zonde hy de voorgemelde Batavifche hulptroepen, die met de veertiende Keurbende nu onee- nig geworden waren, door hun Land, naar Britarmie te rug ( m ). Deezen, in Germanie aangekomen, vernamen daar, hoe misnoegd de Germaanen in 't algemeen, en ook hun- - ~~ ne Landsgenooten waren, om dat dezel- ven zig, door Galba's gierigheid , van de vrugt der ovcrwinninge, op Vindex en de Galliërs behaald, verliehen zagen. Dit trof hun zo diep, dat zy de eerden waren, die, met den aanvang des volgenden jaars, den 6$\ eed, anders dan in den naam des Romein-----------
fchen Raads, weigerden te doen. .Zelfs vaar-
digdenze, aan de Batavifche en andere Lyf- _■- ;, fchutbenden te Rome, boden af, die uit hun- nen naam verklaarden, dat hun een Keizer, in Spanje gemaakt, mishaagde , en dat" 'zy zelven eenen anderen (tonden te kiezen, dien alle de heircn zouden goedkeuren («)• Welk De Bata- ftout bedryf waarichynlyk oorzaak geweest vifche is, dat Gal ba de Gcrmanifche en Batavi- .JLüffr 1 YVUlUl al-
fche Lyflchutbenden, die, jaaren agtereen, gedankt,
proeven van hunne onverbreekelyke trouwe in Keizerlyken dienst gegeven hadden, van die waardigheid afzette, en, zonder eeni- ge bclooning, naar hunne Landen, te rug zondjt
(/) Tacit. Hift Libr. I. Cap. 59. & Libr. ÏV. Cap. 13.
OO Tacit. Hift. Libr. II. Cap. 27. (,») Süetön. in Galba Cep. XVI. G 4
|
|||||||
104 VADERLANDSCHE l Boek.
|
||||||||
zonde (0). Kort hierna werde Gaiba, om
zynen ouderdom en gierigheid, by 'c volk in. veragting geraakt zynde, van de Krygskneg* ten omgebragc tpy Otho , die den aanflag tegen Galba's lee-
ven beftierd hadt (</), werdt tot zynen op- volger verklaard. Doch aan den Nederryn was Aulus Vitellius, die daar van Galba's wege 't gebied voerde, al by des- zelfs leeven, voor Keizer uitgeroepen (V). Ondertusfchen waren de voorgemelde agt Ba- tavifche Ruiterbenden, in de Landen der Lingoonen (2), aangekomen. Elk hadt het oog op hen geilaagen, om te zien, wat zyde dit ervaaren Krygsvolk, in doezen omme- zwaai der dingen, kiezen zou. Zy vallen, gelyk hunne Landsgenooten gedaan hadden , Vitellius toe, die, zig door zulk een magtig Bondgenootfchap gefterkt vindende, alles ge- reed maakte, om Otho in Italic te beoorloo- gen (O- ' Hy bragt twee Legers op de been. Het
één, welk omtrent dertigduizend man flerk was , werdt onder 't beleid van Cécina gefield. Over het ander, welk uit veer- tigduizend man beltondt, kreeg Fabius Va- lens het bevel. Beide deeze Legers waren van
Co") St!ETON> m Galba Cap. XII.
t» Tacit. Hift. Lil/r- I. Cap. 5, Suprax, in Galba Ca?,
XXI11. (</) AüREL. Vict. Cap. VJ. {r} Sueton. in Vitellio Cap. VII. Tacit. Hill. Liir.lt C'.'P-'S7-
C O Tacit. Hift. Liir. I. Cap, 57 & 59. (2) Men is 't eens, dat de Lingoonen in 't Bisdom
jUngres in Champagne gewoond hebben, Zie CellaiuM£ £,ib, il, Cap, III, p. 184, |
||||||||
Otho en
Vitellius byna op eenen tyd voor Keizer uitgeroe- pen. |
||||||||
Be Bata-
vieren verklaa- ren zig voor Vi- lellius. |
||||||||
ï. Boek. HISTORIE. 105
van Germanifche hulpbenden voorzien. En
onder dat van Valens, bevonden zig de ge- dagte Batavifche Ruiterbenden. Valens moest den weg langs (3) Lugdunum neenien, de Galliërs, in 't doortekken, met verdrag of geweld, in Vitellius belang brengen, en door Savoye en Piemont, in Italië dringen. Cécina zou nader' weg opflaan, en door Ger- manie en het Peniner gebergte in Italië ko- ' men (?). Op den togt van Valens, rees on- Oneenïg- eenigheid tusfchen de Batavieren, en de vyf- heid tus- de Keurbende. Wat 'er de oorzaak van ge- ^-ien .de vveest zy, wordt niet gemeld; maar wel, dat re'„ g^j men van kyven haast tot vegten kwam, 't vyfde gene, vermids 'er de Soldaaten onder roei-Keurben- den , op een' volflaagen flryd zou uitgeloo-de* pen zyn, ten ware Valens, door het ftraf- fen van eenige weinigen, de Batavieren hadc doen denken aan zyn oppergezag, welk zy fcheenen vergeeten te hebben (^). Cécina, met zyn Leger in Zwitferland aangekomen,, ontving daar de blyde tyding uit Italië, dat zig eenige benden, die omtrent de Padus of Po gelegerd waren, onder den eed van Vitel- lius begeven hadden. Hunne eigen' Honderd- mannen, die Otho niet kenden en aan Vitel- lius verpligt waren, hadden, van de kragt der aankomende Keurbenden en den roem des Germanifchen heirs zo breed by hen opge- geven , |
||||||||||
O Tacit- Ilift. IJl/r. I. Cap. 6l & 64.
y) Tacit. Hill. Libr. I. Cap, 64. |
||||||||||
(3) Lugdunum ofLions inFrankryk is eeiie overou-
de Stad, en, zo men wil, tweeënveertig jaaren voor de geraeene Tydrekening, door de Romeinen, gebouwd^ %\% Ceuawvs liibj, II, Cap. II. p. 138, I3£>, 9 5
|
||||||||||
VADERLANDSCIIE
|
|||||||||
I. Boek.
|
|||||||||
io6
|
|||||||||
geven, dat zy tot de party van Vitellius over-
gingen, en verfcheiden' aanzienlyke Steden , over de Po.gelegen,aan Cécina afftonden (V). Dus viel alles wat tusfcben de Po en het Al- pisch gebergte gelegen was, het bloeijendfte deel van Italië, Vitellius in handen. Zyile benden onderfchepten, tusfehen Placentie en Pavie, honderd Ruiters en duizend Vlootelin- gen, en behaalden nog eenige andere voordee- len op Otho's aanhangers; 't welk hen zo zeer aanmoedigde, datzc zig langer door ftroomen noch oevers keeren lieten XXX. -De Batavieren en de andere Overrynfche De Bata- Germaancn, die onder Cécinas benden waren, vieren wan£ Valens bevondt zig toen in 't Narbonen« zwem- Gallie, werden zoo heet op 't vesten ,
men over * ö ™
de Po en dat '&Y ondernamen de Po, tegen over Plaeen-
verwek- tie, over te zwemmen. Omtrent Welke Stad, ken Zy eenige verfpieders van Otho's party opvin- ftnder £cn' en ^en anderen ;zulk eenen fobrik aanjoe- Otho's gen ■> dat dezelven den hunnen al bevende benden, boodfchapten, hoe Cécina met het gantfche heir in aantogt was (#). 't Leedt ook niet lang, of hy toog met zy-
ne benden over de Po, en floeg het beleg voor Placentie (.y). De ronde Schouwburg, die buiten de Stad ftondt, en het grootfte gebouw van gantsch Italië was, werdt ter- ftond in brand gefteken ( z ). 's Daags daar- aan, zag men, met den morgenftond, de ves- ten vol van voorvegters, terwyl de velden van
C"0 Tacit. Hifi. Libr. I. Cap. 70. '
(.r j Tacit. Hift. Libr. U-Cap. 17.
Cy) Tacit. Hift. Libr. II. Cap. 20. £z) Tacit. Hift. Libr. II. Cap. 21. |
|||||||||
I. Boek. HISTORIE. 107
|
|||||
van gewapende mannen blonken. De Keur-
benden ftonden in eenen digten drom; de hulptroepen waren verfpreid. Men fchoot en wierp 'er, met pylen en fteenen, naar 't hoog- ftë der muuren. De belegerden troffen, van De Ger- otn hooge, de Germanifche en Batavifche Re- maanen gem'enten; die, naar de wyze hunnes Landsvierenlv- ifiet naakte lighaaraen en de fchilden boven den veel de fchouders, onder 't aanheffen van een nors in 'tbe- Krygsgezang, en 't rammelen der fchilden, "onnen roekelooslyk toeliepen. De Keurbendelin- centie.^ gen, met berden en horden gedekt, poog- den de muuren te ondermynen, en de poor- ten te overweldigen. Doch van binnen hieldt men zwaare 'molenfïeencn gereed, die men op de aanvallers van boven neder ploffen liet, waardoor veelen verpletterd werden. Men boodt zo dappere tegenweer van de ves- ten, dat Cécina zig genoodzaakt vondt, het beleg op te breeken, en over de Po naar Kre- mone te rug te keeren. In 't aftrekken, ga-JuliusBri- ven zig aan hem over Terallius Cerialis met gantikus, veele Vlooteüingen, en Julius Brigan-f^van- TiKUs, met een klein getal van Ruiteren. De civilis', laatfte was een Batavier van geboorte, Zus-gaat tot ters Zoon van Klaudius Civilis, en hadt, fe-de Mrty dert eenigen tyd, het bevel over een vleugel j?" 0"^ der hulpbtnden gehad (0). Valens, federt met zyn Leger te Pavie ge- XXXI.
komen, kreeg daar de handen vol werks aan Tl'°tfe het ftillen eener muiterye, die lang onder zyne a„t Bata. benden gefmeuld hadt, en nu op 't hevigst vtfche was uitgeborften. De agt Batavifche Rege-ReSe- mèn- menten'
t<0 Tacit. Hill. Vir. II. Cap, aa. & Lip/- IV. Cap. 70.
|
|||||
io8 VADERLANDS CHE I. Boek.
|
|||||
menten, die zig, van 't Land der Lingoonen
af, by Valens Leger gevoegd hadden, begon- den zig hoe langer hoe trotfer aan te Hel- len. Langs de Tenten der Keurbenien lie- penze Hoffen, hoe zetwaren, die de Veertien- delingen ingetoomd, Nero van Italië beroofd en V gantsch geluk des Oor logs in hunne hand had- den. Hard viel dit (maaien den Soldaat en den Veldheer, terwyl de tugt, door kyven en twis- ten, bedorven werdt. Valens begon zelfs te vermoeden, dat 'er, onder deeze ongebon- denheid, heimelyke ontrouw fchoo! (b). Wel te pas werdt hem geboodfchipt, hoe Otho's Vloot eene Vleugel der Treviren en ( 4 ) Ton- geren verjaagd hadt, en hoe 't Narbonenzer Valens Gallie vast omringd werdt. Hier heenen be^ hunVeld-veelt hy'een gedeelte der onrustige Batavieren hei°r k ce trekken, zo 't heette, om deeze Volken, het Leger die met Vitellius verbonden waren, by te verzen- fpringen; doch inderdaad, om de oproerige den. Regementen te verfpreiden en hunne magt Daar zig dus te verdeelen. Doch naauwlyks was dit de Keur- bevel rugtbaar geworden , of hunne Medge- benden ze}jen beaonden te klaagen: en de Keurben-
tegen ö °
kanten, den zelven floegen aan 't morren , dat men
hen van den byfiand dier allerdapperße Man-
nen beroofde; dat die oude Krygsluiden, over- winnaars in zo veele Oorlogen, nê men den Vyand, voor zig zag, gelyk als uit de [pits weg- geleid werden. Zo het Gallisch Wingewest van meer
(_b~) Tacit. Hifi. Libr. IL Cap. 27.
(4) De naam der Tongeren geeft genoeg te kennen,
dat zy omtrent de Stad Tongeren, in Luikerland, ge- woond hebben. Zie Ceüarius Libr. II. Cap. III. p, ai6, 217, 233. |
|||||
I. Boek. HISTORIE, io|
|
|||||
meer belang was, dan Rome en de behoudenis
des Ryks; men mögt hen allen derwaards zen* den: doch zo de ziel der zeege aan V overmees- teren van Italië hing, dan moest men deßerkße leden niet van het lighaam des Legers afjeheu- ren (c). Valens, die hen dit forsfelyk hoorde uitflaan , beval zynen trau wan ten , op hen loste gaan, en het gemor te ftillen. Doch hierdoor nog meer ontfteken, randenze hem aan, en fmyten met fteenen. Hy neemt de vlugt; doch Zy ran*: zy zetten hem agtcr na; roepende, dat Äy den hua* den roof der Galliën, en V loon van al hun- "enVe1"- nen arbeid agter de hand hieldt. In zyne Le- en ^00I^ gertent gekomen, rukkenze de pakken los , wroeten en doorwroeten de aarde met fchigten en zYne La. fpietfen. Valens hadt zjg ondertusfehen, in Senenc' 't gewaad van eenen Slaave, by eenen Tien- deman der ruiteren verborgen. De Leger- Zy wor- meester Alfenus Varus, ziende dat de mui- d.en doo«s tery een weinig begon te bedaaren, bedien- flj[^j de zig van deeze list, om dezelve nog ver- gebragt, der te ftillen. Hy verboodt den Honderd- mannen ronde te doen, en deedt de trom- petten zwygen. De muiters, die dit niet ge- woon waren, ftonden als verfuft, en zagen eikanderen met verbaasdheid aan, merken- de dat hen nu niemant regeerde, 't Leedc niet lang, of zy verzogten, eerst met zwy- gen en berouw, en eindelyk met bidden en traanen om vergiffenis van den gepleegde» moedwil. Toen kwam Valens, dien zy ver- looren waanden , wanhavenig en ïchrijen- de te voorfchyn, en verwekte zo veel erbar- raing,
(O Tacit. Hift, Likr. IX. Cap, zl.
|
|||||
iio VADERLANDSCHE I. Boek.
ming, gunst en vreugde in de gemöeden der
Krygsknegten, dat zy hem, omringd van A-
renden en Legertekenen, al juichende naar
den Spreekzetel voerden. Hy gedroeg zigzeer
gemaatigd, en heeft 'er flegts weinige be-
fchuldigd en niemant ter ilraffe gevorderd:
waarmede deeze gevaarlyke oproer gelukkig-
lyk geftild werdt (V).
XXXII. Terwyl Valens zyn Leger by Pavie nc-
Zonder- derfloeg , ontving hy de tyding van Céci-
iingeWa-na's onsrClukkig gevegt. 't Scheelde weinip-,
terftryd c . ö PSö. . . , & * tusfchen 0* de pas gedempte muitery was by deeze
de Bata- gelegenheid wederom ontfteken, want de Sol-
vieren en daaten begonden te morren, dat zy, door devyan- >t |,ecjr0n- en fukkelen van Valens, uit den Schwer- ^rY^ gebleeven waren. Nu haddenze rust noch mers. duur, maar rukken , zonder den Veldheer af te wagten, voor de Legertekens heenen , en vervoegen zig by Cécina's heir (e). De vereenigde Legers beflooten den kryg tegen Otho's aanhang met alle kragt voort te zetten (ƒ). Men ilaat eene brug over de Po, ter pkatfe daar, in 't midden van dien ftroom, een Eiland was. De Schermers van Otho's Leger wenden al hunnen vlyt aan, om zig, metfchuiten, van dit Eiland meester te maa- ken, en van daar het bouwen der brugge te verydelen. Maar de Batavifche en andere Germanifche Hulpbenden waren hun te gaauw, en kwamen zwemmende op het Eiland. De Schermers, met hunne fchuiten naderende , poog-
C<0 Tacit. Hift. Libr. II. Ca?. 29.
(e) Tacit. Hill. Libr. II. Qap, 30.
(f) Tacit. Hift. Libr. II. Cap. 31.
|
||||
I. Boek. HISTORIE. iir
poogden de Germaanan wel wederom 'te ver-
dry ven; doch deezen, die 't Land onder de voeten hadden, ftrecden met meer voordeel dan de aanvallers uit hunne fchuitjes, en trof- fen hen met hunne pylen veel wisfer van den oever. De beteuterde Schermers deeden vast hunne fchuiten hellen, doordien zy eikande- ren, om de pylen te ontwyken, naar eenen kant drongen, 't Welk geene kleine verwar- ring onder de roeijers veroorzaakte. De Ger- maancn en Batavieren , hierdoor aangemoe- digd, hadden de ftoutheid van tot den mid- del toe in 't water te fpringen, de fchuiten by de agterftevens te grypen, te beklimmen, en fommigen geheel onder water te haaien. Dit zeldzaam gevegt gefchiedde in 't gezigt van de wederzydfche Legers, en naar maate dat de Vitclliaanen zig meer over den gelukkigen uitflag daarvan verblydden ,• fcholden die van Otho's aanhang te vinniger op den uitvinder van deeze mislukte onderneeming. De fchui- ten werden eindelyk t'eenemaal ontfnoerd , en de vlugt der aanvalleren maakte een einde van deezen waterftryd (g')> Niet lang hier na werden de Legers, om- Neder-
trent Bedriakum ( 5 ), handgemeen (/*). Ot-laagvaii ho's benden behaalden in 't eerst ecnig voor- otho's deel, doch Alfenus Varus, federt, de Batavi- eser' fche
Cg) Tacit. Hift Ubr. II. Cap. 35.
OO Tacit. Hift. Ubr. II. Cap. 39 & 41. (5) Anderen fchryven Bebriacwa of Betriacum.
Men wil, dat de plaats tusfclien Kremona en Verona gelegen hebbe. Vide Eutropii Libr. VII. Cap. 17. ibitkmque Nat. Annjei Tana^uilh Fabri F. |
||||
lis VADERLANDSCIIE I. Boek,
|
|||||||
fche Ruiters op de Schermers van Otho, die
over den ftroom geraakt waren, afgezonden hebbende (*'), werden deezen niet alleen in den ftroom te rug gejaagd en daar afgemaakt; maar de gantfche magt van Vitellius 'svyands Leger van ter zyde aangevallen zynde , vlooden de Othoniaanen, van alle kanten , naar Bedriakum. Zy werden van de overwin- naars vervolgd, die eene geweldige flagting onder hen maakten, en den weg flopten mee doode lighaamen (k). Otho, de nederlaag der zynen verneemende, benam zig met eigen" handen het leeven ; waardoor Vitellius het Ryksgebied alleen in zyne magt kreeg, en van den Raad en 't Volk voor Keizer erkend werdt (/). De Ger- De Germanifclie heiren, die zo veel deel maanen [n deeze overwinning gehad hadden , wer- vsmwe- ^en' van we§e ^en ^aac^5 door eene ^aa"
ge den telyke bezending, met lof en dankzegging Raad be-begroet (m). Vitellius was ondenusfchen niec dankt zonder vreezc voor den moed der Keurben- bewee-6 ^en' ^e we* gekneusd, maar geenszins ver- zen' oor-broken was. Veripreid door Italië, en on» logsdien-der de verwinnaars gemengd, floegen zy vy- **a- andelyke taal uit. De Veertiendelingen in 'c byzonder loochenden openlyk overwonnen te zyn; beweerende, dat de Keurbenden, in den ftryd by Bedriakum, niet tegenwoordig geweest, en de togtpligtige Soldaaten alleen uit
|
|||||||
Cr") Pt-UTARCH. in OtllOtie p. 1.-172. ]),
(k) Tacit. Hift. lilr. !!. Cap. 43. (O Sitetön. hl Oilioni; Cap. XI. X*0 Tacit. Hift. Liir. II. Cap. 55. |
|||||||
t &OEK, HISTORIE. 03
wit het veld gedrecven waren. Hierom vondt Vitelliu*
Vitellius goed, hen wederom naar Britannie zendt de te zenden, vanwaar hen Nero opontbooden re'navne>. hadt. De Batavifche Regementen, die, on- vens de der Nero, reeds tweedragtig tegen hen ge- veertien* weest waren, moesten zig, om derzelver o- J: ^eur" vermoed in te toornen, op Vitellius last, ne- naar r/r;_ vens hen legeren (n). En de vrede duurde tannie. niet lang, onder zulke af keerige benden, 't rj0ch Gebeurde, te Augusta Taurinorum ( 6 ), dat deezen zeker Batavier eenen Ambagtsman , dien hy °P we.& voor eenen bedrieger hielde, najaagde, terwyl °v^er™^. dezelve van eenen Keurbendeling, die by hem de, t'huis lag, befchermd wierdt. De fpitsbroe- fcheidt ders van weerskanten liepen daarop toe. Men "y ^e Ba* kwam van fchelden tot doodflaan, en daar v'an him zou een felle ftryd ©ntftaan zyn, ten wa* af, en re twee Hofregementen, zig de zaak der zendtze Veertiendelingen aantrekkende , deezen een naar.Ger- hert onder den riem gefteken, en den Bata- vieren fehrik aangejaagd hadden. Vitellius , dien tweefpalt verneemende, beval den Veer- tiendelingen alleen naar Britannie te trekken , en voegde de Batavieren, om hunne beproef- de trouwe, eerst by zyn eigen Leger (o); doch vreezende, dat zy iet geweldigs tegen de Keurbenden onderneejinen mogten, zondt hyze, niet lang daarna, naar Germanie (ƒ>)> al«
■ ( ») Tacit. Hill. UW. II. Cap. 66.
(o) Tacit. Hift. Libr. II. Cap. 66. (?) Tacit. Hift. Libr. II. Cap. 69. (6) Niemant twyfelt, of Atipnta Taurinorum heet
thans Turin, zynde de Hoofdftad van Piemont, C«L» Ï.ARIUS Libr. II, Cap. IX. p. 410. I. DfiEL, " IJ
|
||||
VADERL. HIST.
|
|||||||||||
ï. BoEtf.'
|
|||||||||||
r*4
|
|||||||||||
alwaar zy den Romeinen, die nog met den
burgerkryg belemmerd waren, eerlang, ook eenen uitheemfchen Oorlog hielpen berok* kenen. |
|||||||||||
©
|
|||||||||||
VADER-
|
|||||||||||
Ölädz. ïi|
VÄDERLANDSCHE
HISTORIE.
TWEEDE BOEK.
|
|||||
INHOUD.
ï. Oorlog tusfchen de Batavieren, onder Klau-
dius Civilis, en de Romeinen. II. Verbond, der Batavieren en Kaninefaaten. Briftio, door de laatflen, tot Leger hoofd verheeven^, Twee Romeinfche Legerplaatfen verbrand. III. De Romeinen, door de Batavieren, Ka~ ninefaaten en Friezen, geflaagen. IV. An- dermaal verjaagd. V, Bataviefche benden verlaatm den dienst der Romeinen. Slag bp Bonna. VI. Civilis beßormt Fetera, en be- legert het naderhand. VII. Zonderling florm- ttiig der Batavieren. Civilis dringt de Tr&- vieren tot den afval. VIII. Hy overmeestert Afciburgium; en wordt van Vak-ulo's heir overvallen. IX» Gevegt met de Romeinfche Koorenhaalers. Civilis neemt Geldtiba in. X* Verklaart zig vyand der Romeinen, en be- weegt de Galliërs tot den afval. XI. De Ka- ninefaaten en Marezaaten, door Klaudius Labeo, overvallen. XII. Hongersnood te Ve- ter a; welk ingenomen wordt. Ontrouw de f Germaamn. Velleda, Germanifche IVaar- |
|||||
u6 VADERLANDSCHE IL Boes;
zegßer. XIII. Onderhandeling met de A->
gnppiners. Civilis, door Labëo, gefluit. XIV. De Tongeren gaan tot Civilis over. Sabinus ongelukkige togt. XV. Krygstoerustingen air Romeinen. De Trcviren geflaagen. XVI. Cerialis komt in Germanle. Valentïnus ge- vangen en gedood. XVII. Cerialis verftnaadt het gebied over de Galliën. De Romeinen o- vervallen. XVIII. Slag tus fchen de Romeinen en de verbonden Volken. De Ubiën vallen Civilis af. XIX. Britannifche Vloot, door de Kaninefaaten, b'evogten. XX. Gevegt op V verdronken Land. Nederlaag van Civilis. XXI. Stad der Batavieren verbrand. Dra- zus Dyk geflegt. XXII. De Legerplaatfen te Arenakum, Batavodurum, Gritines en Va- da overvallen. XXIII. Aanflagop de Romein- feite Ploot. XXIV. Het Eiland der Batavie- • ren geplonderd. XXV. Vrede tus fchen de Ro- meinen en Batavieren. XXVI. De Romeinen overmeesteren eerst Mona, daar na Britan- riie, met hulp der Batavieren. Stout beflaan yan eene bende Uzipeeten. XXVII. Domi- tiaans belagchelyke zegepraal over de Ger- maanen en Batavieren. |
||||||
I. r §|& e Batavieren, die nu, langer dan cene
Beginfels j^Jß eeuw, met het Roomfche Volk ver- lor tus". bonden geweest waren, en deszelfs raagt fchen de dikwils in hun Land gezien hadden, waren, Batavie- door het Bondgenootfcliap met hun magti- ren, on- _er geenszins gelleeten: maar hadden den
tier tbe- R &. ° ' ,
leid van Komeinen, tot nog toe, volgens cte voor-
Klaudius waarden des Verbonds, mannen en wapenen
Civilis, . gele-
|
||||||
mmmmmm
|
||||||||
II. Boek. HISTORIE.
|
||||||||
TIJ
|
||||||||
geleverd, die lang in de Germanifche oor- endeRa-
logen geoefend waren, en volgens de oude meinen- inftcliing , ten minften doorgaans, door de 6g' edelften hunner Landsluiden, beftierd werden (a). Kl audi us Civilis, één dier Ba- tavifche Krygsoveriten, en van Koningklyke afkomst, ftak boven zynen Landaart en bo- ven veele uitheemfchen in fchranderheid en krygskunde uit, en was gewoon, zig by Sertorius en llannibal te vergelyken, om dat hy, even als deeze Krygshelden, maar één oog hadt (£). Hy was wel door Gal- ba uit zyne gevangenis ontflaagen, en naar zyn Vaderland te rug gekeerd;, maar onder Vitellius wederom in gevaar geraakt ; alzo hem 't verbitterd Leger ter lyfflraffe vor- derde. Euvel werdt dit by zyne Landslui- den opgenomen. Hy zelf fchiep hoop, om zig te wreeken, uit de rampen, die de Ro- meinen door den Burgerkryg leeden (<?). Dug- civilis tende nogtans, dat men hem als eenen vy- veinst and tegengaan zou, indien hy het Bondge- Vespa- nootfehap met de Romeinen openlvk ver- ziaans
Ti • i i j ^T party te» brak, veinscie hy de party van Vespaziaan,. gen Vi-
die nu, in Palestina, alwaar hy den oorlog;tellius ta?
toerde, voor Keizer uitgeroepen was (i), kiezeru toegedaan te zyn. Hiertoe werdt hy aan- gezet, door brieven van Antonius Primus ^ man vaa Burgemeesterlyke waardigheid en ca
O) Tacit. Hirt. Vhr. IV. Cap. 12.
Cj>) Plutarch. in Sertorio. p. 569. E. (c) Joseph, de Bello Jud. Lier. VII, Ct>p. IV. p. 40^Edit^ lliiverkamp. Tom. II. fd) Eutrpp. Libr. VII, Cap. 19. H a
|
||||||||
Ii8 VADERLANDSCHE 11. Boek»
|
||||||||
te Rome in veel aanzien (e); die hem ver-
maande, hy zou de hulptroepen, die Vitelliui 'uit Germanie ontbooden hadt, en, onder fchyii van eenen gevreesden oproer onder de Germaa- nen de Keurbenden zelven te rug houden. Hor- deonius Flakkus, Bevelhebber over 't Leger aan den Nederryn (f), die naar Vefpaziaan helde, hadt Civilis ook, in perfoon, hiertoe opge- hitst (g). Midlerwyl hielde Civilis het geheim van zynen aanflag verborgen; doch kreeg eer- lang gelegenheid, om dien in 't werk te {lellen. Vitellhis hadt bevolen eene werving;, tot
het voltallig maaken zyner Troepen, onder de Batavieren, te doen. Gaarne zou dit oorlogszugtig Volk dien last gedraagen heb- ben, was dczelven niet merkelyk verzwaard geworden, door de gierigheid en overdaad der werveren. Deezen genoegden zig niet,, met kloeke jongelingen tot den Krygsdienst te vorderen; maar zy perlten 'er ook oude en magtelooze luiden toe, op dat zyze na- derhand , om geld, wederom ontdaan mogten. De onbejaarden zelven, als zy maar van ee- ne fchoone ei; ryzige gefeilte waren, gelyk de Batavifche jeugd doorgaans was, werden tot onkuischheid weggefleept. Dit wangedrag verwekte wrevel en afkeer onder de Land- zaaten. En de aanffigters van den opftand tegen de Romeinen bragten 't daar toe, dar, de begonnen'' werving alomme verbooder^ werdt. Civilis bediende zig van deeze gunltige ge-
lep'-ett*'
(e~) Tacit. Hifi. Uhr. IV. Gap. z, 4.
C/5 Tacit. Hift. lier. II. Cap. 57. Ig) Tacit. llift. Liii\ IV. Cap. 13, |
||||||||
Vitellhis
beveelt eene wer- ving te doen in het Ei- land der Batavie- ren, |
||||||||
Staat van
de krygs- magt der |
||||||||
II. Boek. HISTORIE. iip
legenheid. Hy kende den zwakken (laat derRomei-
Romeinfche krygsmagt, hier te Lande. Hy"en''a"g* wist, dat de Keurbenden, thans langs den en yUl linker' oever des Ryns gelegerd, niet voltal- lig waren (Ä)- ^a:ir lagen 'er? naamlyk, zes in 't geheel; twee te Maguntiakum (z), eene te Bonna (/f), en eene te Novefium (f). De twee overigen (loegen zig eerlang te (jii) Vetera neder ( i }. Ieder Keurbende beftondt, voltallig zynde, uit zesduizend man («)« Doch de Keurbende, te Bonna gelegerd, fchynt maar uit weinig meer dan drieduizend man beflaan te hebben ( o ); en die te Vetera kwamen, waren ieder niet boven de twee- duizend vy f honderd man fterk(j>). De Ro- meinen hadden, daarenboven, nog agt Ba- tavifche * Ruiterbenden in dienst ( q ); die, * CoBsr*- met eikanderen, op verre na, geene drie-tes* duizend man konden uitmaaken (V). Ook hadt Civilis hoop, om hen van de zyde der Romeinen af te trekken. De gantfehe Krygs- magt der Romeinen, langs den Rynkant ,. zal dus , vermoedelyk , ten deezen tyde V want
O) Tacit. Hifi:. Lihr.. IV. Cap. 56.
(O Tacit. Hifi:. Lier. I. Cap. 9. Libr. IV. Cap* 18, 24*
33, 59» 71-
(k~) Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 19, 25
<0 Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 26, 33.
O) Tacit. Hift. Lifo. IV. Cap- 18, 35.
C») Vegetius de Ro militari Libr. II. Cap. 2 & 6.
(o) Tacit. Hift. Libr. IV, Cap 20
(.^3 Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 22.
(_q ) Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 15. verg» Libr. I. Cap, 53».
en Libr. IV. Cap. 17 & 10. (rj Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 20.
- (i ) Wy zullen in 't vervolg aaiiwyzen, waar deeza
vier Lcgerplaatfen der Romeinen gelegen hebben*. H 4
|
||||
ïao VADERLANDSCHË Ifc Boek.1
want tegen het einde des Krygs, is zy nog.
met vier Kcurbenden en eenig Paardenvolk. verfterkt geworden (.?), geene twintigduk zend man hebben können uitmaaken. Dit Krygsvolk lag, in verfcheiden' Legerplaat- fen, van tegen over den Meinftrooni af, toe in het Eiland der Batavieren, aan den Zee- kant, toe-, verfprefd; en was, dus verdeeld, te onbekwaamer, om behoorlyken tegenftand te bieden. Civilis Civilis, van dit alles niet onbewust, roept > hitst de on<jer fchyn van een Gastmaal, de aanzienlyk«. ren^otf" ^en ^es Landaarts en de wakkerften der Ge- ten oor- meente, in een Heilig Woud (2), by een. En hen» 'log. door den nagt en vrolykheid, verhit ziende, heft hy aan van den krygsroem des volks, en telt op, tot den einde toe, het onregt, de roove-. ryen en de andere ongemakken der dienstbaar-! |
|||||||||||
beid, die hun nu van de Romeinen fcheen
|
&
|
||||||||||
^
|
|||||||||||
dreigd
(O Tacit. Hirt. LiSr. V. Cup. 14 & 19.
*
( 2 ) Welk dit Heilig mud geweest zy, is. geheel on-
Zeker. Sommigen verftaan 'er bet Haagfcbe todoor, Anderen het Schaakenbosch , tusfehen den Haag eu Leiden, welk na het midden der zestiende eevwe uitgerooid zynde, thans niets meer van zyne oude ee' daante heeft overbehouden. Zie G. van Loon M oude Hall Hiß. I. Deel, bl. 99. Andere^ZetZn oot deelen, dat men dit Woud met in het Eiland der Bata- XXXVT n ,£ Clü™S G^^^,Libr. II. CaP.
XXXVI. p. 49,6. en M, Alting Notit. Germ.infer. P I p. 103. Tacitus befchryft het niet nader, dan met dea «aam van Heilig mud, en Heilige Wouden, a wir« Offerdieren gefchiedden, waren 'er, ten deezên tyde m overvloed, h.er te Lande. Zie Tact. Hifi.. LfcJw* |
|||||||||||
II. Boek. HISTORIE. 12».
drcigd te worden. Zy werden, fprakhy, nu nies
langer als Bondgenaoten,"gelyk eertyds; maar als Slaaven gehandeld. Zelden kwamen ds Ster dehouders om kennis te neemen van de ro'-f- en bloedgierigheid der Overflen en Honderdman- nen, aan welken men hen overleverde. Nu was Vr wederom eene werving be/hmd, door welke, de ouders van de kinderen, en de broeders van <h broeders, als voor V laatst, werden afgefcheiden* Nimmer was de Romeinfche' Staat kranker ,?e- veest, en 'm de wint erlegeringen niets dan buit en oude luiden. Zy _ moesten jlegts de oogen op-. flaan, en zig, door de ydele naattien der Keur- benden , niet verfchrikken laaten. Hun fcJioof puik van Voetvolk en Ruiters over; de Germaa- nen waren hunne Bloedverwanten, de Galliërs- hadden eenen zin met hen. Zelfs was de Oorlog den Romeinen niet onaangenaam, van welken- de ongelukkige uitßag aan Vespaziaan gewee- ten zou worden; ierwyl men van de overwin- ning niemant re'kenfchap verfchuldigd was (?}. Civilis rede met volkomen' toeftemming H-
van de vergaderde Batavieren aangehoord '.k-2"17 zynde, beëedigde hy hen al te fiim.en, naar verbin- 't Lands gewoonte, met den voorouderlyken den zig vloek. Men zondt vcrvolgqns naar dc^ Ka- metcivk ninefaaten, om dezelven ook in 't verbond ^{^ te brengen. Civilis nodigde daarenboven, Brinio door heimelyke boden, de agt Batavifche tot hun Ruiterbenden, die door Vitellius naar Ger- /J'egeJ"' manie gezonden en nu te Maguntiakmn (3) a°° aan
CO TaciT. Hift. Libi; IV. Cap. I.J.
(3) Maguntiakmn is zekerlyk Ments , ecne over-
oude Stad, aan den linker' oever des Ryns, tegen or II 5 vej
|
||||
ï22 VADERLANDSCIÏE IL Boek,
aangekomen waren, om ééne lyn met hem te-
trekken. Onder de Kaninefaacen, bevondt zig zekere Brinio, die Hout van inborst, en daar by van eene aanzienlyke afkomst was. Zyn Vader hadt veel vyandelyklieids durven «ndernecmen, en, gelyk wy boven (>) ver- haalden , Kaligula's belagchelyke togten onge- ftraft befpot. Deeze Brinio geviel zynen Lands- luiden te meer, om de weêrfpannigheid zyns. Vaders tegen de Romeinen. Ook werde hy, volgens 't gebrink dier tyden, in een fchild Die, ne- gezet, op de fchouders der draagerengezwenkt,, vens de cn tot Hoofdman over 't Kaninefaats Krygs- Friezen, voi]c verkooren. Brinio ontboodt terftondt de Winter- Friezen, die over den Ryn, welke door het legerin- tegenwoordig Leiden loopt, woonden, en gen der valt, niet verre van de Noordzee, op de naast- llomei- jrewen' twee Romeinfchc Winterlegeringert
iicn ver- o o zd <j brandt. atul •> welken men meent in't ïluis te Britten
cn te Roomburg geweest te zyn. (w). De Sol- daatcn, die deezen overval niet verwagt had- den , verlieten de Legers, die van de Kanine- * Castel- faatcn en Friezen geplonderd werden. De * **• Bürgten der Romeinen werden met gelyke ver- delging gedreigd; doch, als niet te verdedi-
gen, door de Romeinfche Overlten zelven, in brand geltcken. Deeze Burgten dienden, gelyk men, uit
de-
Cv~) I. Boek, Uadz. 88.
O0 G. van Loom Aloude IIoll. I-lift. I. Deel, il. ioi.
ver de plaats, daar de Mein in den zelven valt, gele-
gen. De Stad is vermaard by de oude Landbefchry- vers. Zie Cellarius Geogr, Ant, LJbr. II. Caj>. HL. f' >99' |
|||
tl. Boek. HISTORIE. 123
de woorden eens Digters'der vierde eeuwe («)«
afneemt, den Romeinen, in tyderi van oor- log, voor Wapenhuizen, in tyden van Vre- de, voor Koorenfchuuren of Pakhuizen. Men hadt 'er verfcheiden' hier te Lande (3!). En 't is niet onvvaarfchynlyk, dat zy ook tot Bewaarplaatfen van de goederen der Ro~ raeinfche Koopluiden geftrekt hebben. Ten deezen tyde, bevonden zig, behalve de Zoetelaars, een goed getal van Pvomeinfche Koopluiden, in het Eiland der Batavieren. De gelegenheid des Lands heeft 'er hen, bui- ten twvfcl, heenen gelokt, en den grond ge- legt van den alouden Koophandel hier te Lande. Het Batavisch Eiland lag tusfehen Gallic, een ryk Roomsch Wingewest, en Germanie, welk ten deele verwonnen was, ten deele geduuriglyk beoorloogd werde. Het werdt, van tyd tot tyd, bezogt van Romein- fche Legers en Vlooten, die, by 't afgaan en aankomen, merkelyke vertiering in het Eiland bragten. Een goed deel Romeinfche Krygsknegten lag 'er altoos in bezetting. De Veldoverften hielden 'er zig dikwils op. Dee- ze en andere redenen hebben, waarfchynlyk, de Romeinfche Koopluiden bewoogen, om zig hier neder te flaan. Zy waren, in dee- zen vredestyd, door het gantfche Eiland , verfpreid \ en 't zy men wist, dat 'er goe- de buit by hen te behaalen was, 't zy men zulks waande; de Kaninefaaten en Friezen vallen op de onweerbaare Zoetelaars en Koop- lui-
C.tO AiisoNius in Mofell. vers. 457. p. 433. Eillt. TJli!.
QO Ouivvan R,oomfche RJogentl). l>l. 17, 1S4 |
||||
124 VADERLANDS CHE IL Boek;
luiden aan, die of omgebragt of geplonderd
werden. Ondertusfchen hadt Aquilius de krygs- têkens en vendels, en 't gene 'er van Soldaa- ten was, aan het bovenfle gedeelte des Ei- lands, byeen verzameld. Meer hadt dit volk egter den naam van een heir, dan de kragt; alzo Vitellius de beste benden weggevoerd» en eenen luien hoop uit de naaste gehugten der Germaanen en Nervien van wapenen voor- zien hadt (z). Civilis, oordcelende, dat hem nog ge-
naden was te veinzen, hieldt zig als of hy geene kennis van Brinio's aanflag gehad hadt, en berispte zelfs de Qverften, dat zy de Burg- ten verlaaten hadden. Elk moest, zeide hy» maar wederom naar zyn winterleger kee- ren, terwylhy, met de bende, die onder hem ßondt, den oproer der Kßninefaaten dem- pen zou. Hy hadt, naamlyk, voor, de Ro- meinfehe benden, dus vaneen verfpreid en in Civilis hunne winterlegeringen, af te maaken. Doch veinzery alzo Civilis aanhang, blyde met den begon- wor^tk nen kryg, geen groot geheim van zynen toc- *nt e ' leg maakte, bleek wel haast, dat niet Brinio, maar Civilis de Hoofdaanleider van deezen opftan'd was» V^' Civilis dan, ziende dat zyne list niet gelukken vieren "" w''c^e' nam zvne toevlugt tot het geweld. Hy Kanine- rukt de benden der Kaninefaaten, Friezen en faaten en Batavieren by een,, en voertze, behoorlyk ver- Fnezen ^eeld, tegen de Romeinen aan. Deezen waren Romei-. n'et verre van ^en Rynftroom gelegerd, op seu. welken zy zig, tegen den vyand, bedienen wil-- d.ea
G) Xacit. ma,. Lik IV. C^< 15. |
||||
H. Boek. HISTORIE. las
den van eenige Schepen, aldaar, na 't ver-*
branden der Burgten, aangekomen. Niet lang hadt men gevogten, of het Regemenc der Tongren droeg de krygstekens tot Civi- lis over, en de bedremmelde Romeinen wer- den beide van vyanden en bondgenooten gc- flaagen. Die zelfde trouwloosheid, naar 't oordeel der Romeinen, beweezen ook de Ro- ïneinfche fchepen, die op Civilis benden af- gezonden waren. Een deel van de rocijers beftondt uit Batavieren, die, als ware 't uit onervaarenheid, in 't eerst, de dienften van 't Bootsvolk en de voorvegters verhinderden, en toen, zig tegen dezelven aankantende, de ag- terftevens tegen den Germanifchen oever aan« wierpen. Ten laatften, vermoorden zy de Stuurlieden en Honderdmans, uitgezeid de genen, die eenen wil met hen hadden, tot dat de gantfche vloot van vierentwintig fchepen of van zelve tot Civilis overkwam, of geno- men werdt (a). Doorlugtig was deeze over- winning voor Civilis en de zynen, die daar door wapenen en fchepen bekwamen, en, on- der de Germaanen en Galliërs, voor oorzaa- kën der PVyheid, met lof gemeld werden. De Germaanen fchikten, daarop, Civilis civilis
Gezanten toe, met aanbod van hulpe." Hy poogt de zelf ftondt naar het bondgenootfchap der Gal- pal!i2rs liërs,1 door treeken en gaaven. De Hoofd-"1 fy". luiden van dien Landaart, die in dienst derovcrte Romeinen geweest en zyne krygsgevange- haaien. nen geworden waren, zondt hy, zonder los- geld te eifchen, naar hun Vaderland te rug. Hun«
(«O Tacit. Hifi. Liir, IV. Cc:?. .1*. .
|
||||
ia* VADËRLANDSCHE II. Boek.
Hunne benden gaf hy keur van blyven of ver*
trekken. Den blyvenden boodt hy eenen eer* lyken krygsdienst onder de zynen aan: en die vertrokken beloofde hy zelfs zeker aandeel in den buit van de Romeinen. Deezeh nog- tans,- ftelde hy, in een geheim gefprek, de elenden voor oogen, die zy zo veele jaaren geleeden hadden, en p oogdeze over te haa- ien, om 't juk der Romeinen van hunnen hals te fchuiven, en nevens zyne benden , welker dapperheid hy hemelhoog verhief, de wapenen tegen hunne gemeene beheerfchers op te vatten ( b ). Doch, terwyl hy dus de gemeene vryheid fcheen te zoeken, vlamde hy, zo men wil, zelf op 't gebied over de Gallien en Germanien, ryke en magtige ge westen. tv. Hordeonius Flakkus hadt het eerfle beflaan De Ru- van Civilis met oogluikinge aangezien; doch weir.cn n verneemende, hoe 't Leger veroverd, eenden ' o »
eenLe^cr de benden verflaagen, en de naam der Ro-
op de Ba-meinen uit het Eiland der Batavieren ver* tavieren dreeven ware, beval hy den Stedehouder Mumius Luperkus-, Overfte van twee Keur- benden, die reeds in de winterlegeringen la- gen, op den vyand aan te trekken. Deeze zondt de Keurbendelingen, die tegenwoor- dig waren, terftond af, nevens de Ubiën, de Trevirfche Ruiters, en cene (4) Vleugel van
(5) Tacit. Hifi. lilt. tv. Cap. 17.
£4) Fleuge/s waren Kompagnien Paardenvolk , zo
genoemd, om dat zy ter regter- en ter linker zyde des Legers geplaatst, de Keurbenden, gelyk vleugels 't ge- vogelte doen, dekten en befchennden. Aul. Gell. Neä. Attic. Libr. XVI. Cap. 4. Vegetius de Re miU-% tari Libr. II. Cap. 1, |
||||
!ï. Boek. HISTORIE. n?
van Batavieren, die, reeds door Civilis van
de zyde der Romeinen afgetroond , zig nog getrouw veinsden, op dat zy, hen in 't bc gin van den iïryd verlaatende, met meerder voordeel, tot hunnen Landsman zouden kön- nen overgaan. Met decze benden, trekt Lu- perkus tegen Civilis op, die, tot aanmoedi- ging van zyne en tot verbaazing der vyande- lyke Soldaaten, van de veroverde Legertekens omringd, zync Moeder en Zusters, en aller Huisvrouwen en kleine Kinderen beval agter 't Leger te (laan, op dat zy de ilrydende tot de zege aanfpooren, en de vliedenden be- fchaamd maaken zouden. Straks heffen de mannen het gewoone krygsgezang aan, daar 't gehuil der vrouwen onder giert: 't welk van de Romeinen en hunne hulptroepen geens- zins met gelyk gekrys beantwoord werdt. De Een Ba- Batavifche vleugel , daarop overloopende , ^vifche wendt het geweer tegen de Romeinen. De j^pf^ Keurbenden hielden Mal. Doch de Ubicn en het Ro- Treviren werden, wyd en zyd, over 't veld meinfche gedreeven. Eindelvk, deinsden ook de Keur-Ji^sertoe bendelingen af, en wceken naar de Leger- 0y^_ls plaats (5) Vetera. Klaudius Labeo, Overfte der over- De Ro~
geloopen' Batavifche vleugel, in een bur-niei"ea gerlyk gefchil met Civilis geraakt zynde, ^L^ werdt
( 5") De gelegenheid deezer Plaatfe, zo. als dezelve
door Tacitus (Hiß. Libr. IV. Cap. 22.) befehreeven Wordt, maakt het waarfchynlyk, dat men haar, in of omtrent de Stad Zante, aan de linkerzyde des Ryns „ in Kleefsland, gelegen, zoeken moet. Zie Cluverii V,erm. Ant. Libr. II. Cap. XVIII. p. 412. Cellarii, Qeogr^ Libr. II. Cap. III. p. 214. |
|||||
__^
|
|||||
Ï2B VADERLANDSCHE II. Boek;
werde, op dat hy, omgebragt, geenen haat
by zyne Landsluiden, of in 't Leger behou- den , geene tweedragt verwekken zou, naar de Friezen weggevoerd (c). V. Ten dien zelfden tyde, agterhaalde de *-^'^a" bode , door Civilis afgevaardigd, de agc
benden benden der Batavieren, by welken Taci- in Ro- Tus, die dit verhaalt, nu ook van Kanine- meiu- faaten gewaagt, die te vooren niet genoemd ïrhen waren. Deeze benden, eerst van Vitellius verlaaten naar Germanie gezonden, hadden nu, op dien en zyn bevel, hunnen weg wederom naar Ro- flaan op n1e genomen. Naauwlyks haddenze Civilis ^| "aar ooodichap gehoord, of de moed zwol hun Genua- dermaate, dat zy, oorzaak tot gefchil zoe* »ie. kende j den loon voor hunnen togt, gefchen- ken, dubbele IbJdye en vermeerdering van 't getal der paarden, al het welk hun door Vi- tellius beloofd was, vrymoediglyk eifchen durf- den. Uordeonius Flakkus, die over hen ge- boodt, maakte, met hun veel toeteftaan, dat zy eindelyk begeerden 't gene zy wisten, dat hy weigeren zou. Eerlang verlietenze hem, en floegen naar Neder-Germanie (6) cp
CO Tacït. Hifi. Liir. IV. Cap. 18.
(6) Sedert dat zig verfcheiden' Germanifche Vol-
ken, over den Ryn, in Galiie begeven hadden, heeft een gedeelte van Galiie, langs den linker' Ryns-oe- ver, den naam van Germanie aan deeze zyde des Ry/is, of Germania Cisrbeiiana, gely'k de Romeinen fpra- ken (CyESAR de Bell. Gall. Libr. II. Cap. 3. & Libi'. VI. Cap. 2.) aangenomen. Dio Cassius Lib. LUI. p< 503. E. Dit Gallisch Germanie werdt in Opper- en Ne' der Germanie onderfcheiden. Ammian. Marcell. Libr. XV. Cap. 9. Volgens Ptolemeus (Libr. II. Cap. 9.) fteikte Neder-Gemanie zig langs den Ryukant uit, van de
|
||||
II. BoEte. HISTORIE. 12p
op weg. Flakkus befloot eerst hun den af-
togt niet te beletten; doch hiervan haast be- rouw krygende, fchreef.hy aan Herenmus Gal' lus, Bevelhebber over de eerfte Keurbende, die te Bonna (7) in bezetting lag;dat mende Batavieren daar tegen houden moest, terwylhy zelf hen van agteren op de hielen zou zitten. En zy waren, meent men, verdelgd geweest, zo Flakkus en Gallus,elk van zynen kant,hen ingeflooten hadden; maar de eerfte liet zyn voorneemen vaaren, en vermaande Gallus, by nadere brieven, dat hy de weggaanden niet houden zou. Hieruit rees vermoeden, dat de Hoofdluiden zelven deel aan den op- ftand hadden, en dat hunne ontrouw oorzaak ware van alles wat 'er gebeurd was of gevreesd werdt (i). On-
OO Tacit. Hifi. Vér. IV. tap. l$.
de Zee, tot aan de Rivier Obringa, waar door men de
Aar fchynt te moeten verdaan, die, by Rynmagen , tusfehen Bon en Andernach, in den Ryn vak. Van da gemelde Rivier af, zuidvVaafds, ftrekte zig Opper-Ger- inanie, en wel, volgens Dio, op de aangehaalde plaat- ie, tot digt aan den oorfprong des Rynftrooms. Wy zeggen liever Opper- en Neder-Germanie, dan, wet ïommigen, Hoog- en Neder-Duitschland', om dat rftgn , door Hoog- en Neder-Duitschland'-, thans ook Landen Verftaat, die ter regter Zyde des Ryns gelegen zyn, eii van ouds in 't geheel niet tot Opper- oïN«der-Germanie behoorden. Germanie ter regterzyde des Ryns werdt Overrynscb Germänie [Germania Tramrbenänä~\ en ook wel groot Germanie genoemd. Caesar, de Bello Gallica Lib. t. Cap. 1. & Libr. V. Cap. 2. Ptolemäus Libr. II. Cap. 11. in Cod. Palat, (7) Bonna lag, buiten tegenfpraak * ter plaatfe, al-
waar nu de Stad Bon is; volgens de bovengemelde ver» deeling, in Neder-Gerwanie. thans, in het Aartsftigt Keu- jten. I. Deeu I
|
||||
i3o VADERLANDS CHE II. Boek.
Onderuisfchen waren deeze Batavifche ben-
den tot digt by Bonna gekomen, wanneer zy eenigen uit hen afvaardigden, om Herennius Gallus aan te zeggen, dat zy geenen oorlog 'm den zin hadden tegen de Romeinen, voor wel- ken zy zodikwils hadden geoorloogd; maar, door langen en verhoren Krygsdienst afgemat, had- den zy begeerte naar Vaderland en rust. We- der ßondt hun niemant; zy zouden vredig voorby trekken; doch indien hun de wegmet geweld be- twist wierdt; zouden zy zig dien, door 'tßaal; openen. Gallus, bedugt wat hem te docsi ftondt, werdt door zyne Soldaaten overge- haald, om 't geluk van den ftryd te verzoe- ken. Drieduizend Keurbendelingen , eeni- ge fchielyk geworven' Regementen van ( 8 ) Belgen, nevens eenen hoop boeren en zoete- laars barsten tot alle poorten uit, en poogen de Batavieren, eenen veel kleiner' hoop, te Zy ver- omringen. Deezen fluiten zig beitciswyze flaan de jn een, en breeken door de dunne fpirs der "ï?1" vyanderi. De Belgen vvyken, de Keürbcn- Bouna. de volgt hen, en de bedremmelden worden naar den wal en poorten gejaagd. Groot was daar de nederlaag der Romeinen. De graf- ten werden opgehoopt met lyken. Veelen fneuvelden'er door vyandelyke wonden; vee- len door den val in de graften en hun ei- gen geweer. De verwinnaars, de (9) A- grip-
•(•8) De Betgen of Inwooners van het Belgisch Gallie,
die met de Romeinen in verbond (tonden, waren de Ubié'n, Treviren, Nervié'11 en anderen. (9) Colonia -Agtïppinenfium of de Agrippiner Bouw-
ftad heet-thans Keulen. Zie hier voor I. Boek, bl. 45» Aam. (6). |
|||||
•
|
|||||
II. Boek. -HISTORIE.
|
|||||||
13*
|
|||||||
gripplner 'Bomvfiaé voorby trekkende, onder?
namen niets vyande.lyks op hunnen verderen togt, en verfchoo.nden <den ftryd by Bonna met te zeggen, dat, hun de Vrede, welke,zy verzogten, geweigerd zynde, zy zig genood- zaakt hadden gevonden, hun eigen lyf te be- fchermen (g)'»:: ....'., Civilis vondt zig nu, federt de aankomst; Civilis
deezer ervaaren' Krygsbenden,. aan 't hoofd hren&
■ 1 1 T r> j zyneben
van een aanzienlyk Leger. Bedugt nogtans den on.
voor de magt der Romeinen, bragt hy al zyn der den
Volk . onder den eed van V.espaziaan, en eet' van
Zondt Gezanten aan de twee Keurbenden, die, . pa"
. , . „, j , '. /' ziaan. m :t voong gevegt. verdrecven zynde, zig in
de Legerplaats te Vetera vervoegd hadden,
op dat zy dien zelfden eed aannamen. Doch zy antwoordden, dat zy geenen raad van eenen yerraader, noch van vyanden behoefden. ViteU .... lius was hun Forst, wien zy, tot den uiterfien adem toe, getrouw wilden blyven. Een Bata- vifche overlooper hadzig niet in de Romein f che zaaken te fleeken; maar de firaf zyner j'chel- merye te wagten. . -, Civilis,.,,dit' fmaadelyk' befcheid ontvangen
hebbende, rukt, ziedende van gramfchap, het gantfche Volk der Batavieren in de wape-. nen, en doet den Germaanen, door boden, begeerte naar buit en Krygsroem inboezemen, terwyl de Brukteren en Tenkteren zig by hem. vervoegen ■(ƒ). Midlerwyl deeden de Bevel- hebbers der Keurbenden, die nu te Vetera lagen, den wal en muuren der Legerplaatfe ver-
CO TaciT. Hifi. Liir. IV. 'Cc;,. zo. (.ƒ; Tacit. BUI. Lier. IV. Cap. ai. I a
|
|||||||
i33 VADERLANDSCHE II. Boek,
verflerken. Niet verre van daar, hadt men?
geduurende de vrede, eene foort van Bouw- ftad, ten dienste, zo 't fchynt, der kooplui- den en zoetelaars, die 't leger volgden (g), begonnen te ftigten. Deeze werde nu ten gronde toe geflegt, op dat 'er de Batavieren en derzelver Bondgenooten niet in zouden nestelen. Den Lyftogt, van welken de Ro- meinen hunne Legerplaats hadden behooren te voorzien, lieten zy van elk, die wilde, als ware 't roofgoed geweest, weghaalen, waardoor in weinige dagen verteerd werdt, 't gene voor eenen geruimen tyd hadt können Beftormt ftrekken. Civilis, nu beflooten hebbende de.^.°" Vetera te beltonnen, ftelde zig aan 't hoofd Leger- ^er Batavieren, in 't midden des Legers, De plaats te hulpbenden der Germaanen liet hy langs de Vetera. beide oevers des Ryns trekken, draavende den Ruiter daarnevens door de velden. Te gelyk doet hy de Schepen tegen den ftroom op- voeren. Geen kleine fchrik werdt 'er in de Keurbenden verwekt, aan de eene zyde, door de Krygstekens der overgeloopen' Batavieren, en: aan de andere, door de beelden van wilde beesten, die elk Volk, volgens zyn byzon- der gebruik, uit de heilige Bosfchen hervoort gehaald hadt: eene vertooning van burger- lyken en uitheemfchen oorlog tevens. De Legerplaats rees, ten deele, zagtelyk langs eenen heuvel, en hadt, ten deele, eenen ef- fen toegang. Zy was voor twee Keurbenden of twaalfduizend mannen gefchikt, en werde nu flegts van vyfduizend befchermd. Doch ...... de
<£) Lwsus Cs Miïit, Roman. Lihr. V. Dial. u
|
||||
II. Boek. HISTORIE. 133
de menigte der zoetelaaren hadt zig daar by
een vervoegd, en ftondt den kryg ten dienste ( h ). De vestingen waren ook niet behoor- lyk voorzien, alzo Augustus, voorhebben- de dit winterleger flegts tot eene beteugeling der Germaanen te doen dienen, nimmer ge- dagt hadt, dat de Germaanen zelven de Ro- meinfche Keurbenden daar zouden komen aanvallen. Dit alles deedt midlerwyl den moed der beftormerenniet weinig wakkeren. De Ba- tavieren en Overrynfche Germaanen Helden zig, op dat elks dapperheid openlyker aan- fchouwd wierdt, ieder Volk afzonderlyk, voor de Legerplaats. Eerst fpilden zy, vergeefs, een groot deel werpfehigten, die in de too- rens en kanteelen der vesten hangen bleeven, terwyl zy, van boven, met fteenen gewond werden. Toen vielen zy, met een geweldig gekrys, op den wal aan. De ladders werden opgeregt, langs welken, fommigen opklom- men ; anderen klauterden over de langwerpige fchilden; met welke hunne Spitsbroeders, digt byeen gebukt, zig den rug bedekt hadden. Doch rnen ging hun, van de vesten, zo fors mer. zwaarden en ander wapentuig te keer, dat zy, van boven neder tuimelende, van ftokken en pylen overftelpt werden. Daarna beitonden zy een ongewoon werk, het maaken van een Stormgevaarte, op de wyze der Romeinen. De overloopers en gevangenen leerden hun eene brug toeftellen, die op wielen voortgefchooven werdt, en van welke eenigen, als van eenen dyk, ftreeden, terwyl anderen, daar onder ge-
O) Tacit. IHR. liïr. IV. Cap. 22,
ï 3
|
||||
i34 VADERLANDS CHE II. Boek.
geplaatst, de muur'en der Vescinge zouden üf-
breckcn. Doch 't wérk was zo gebrekkelyk
gemaakt, dat het wel haast door de iteenen,
*Balitu. welken die van binnen uit hunne * Blyden
.wierpen, geveld werde'. De aanvallers voerden
öok horden en rysbosfen aan, die hun voor
borstweeringen dienden ; doch deezeu werden,
door de brandende ipietien, die men hurt feilt
Wordt de fchietgevaarten toedreet", verteerd. Einde-
afgeflaa- jyj. Wanhoopendc van de Vestinc met geweld
«•£11 jii-j J *■ o o
keen zie 'n te neemen, en weetende dat 'er weinig voor-
totbclcg. raad en veel onllrydbaar volk in was, keerden zy zig tot beleg (/).
Vokula Flakkus, hiervan tyding gekreegen heb- wordtaf- bende, vaardigde eenige luiden af, die in Gal- gezon- ]je jiujp zoci.;cn zouden, en leverde aan Dil- Vete'ra°te ^"s ^^ula, Bevelhebber der agttiende Keur- ontzet- bende, de uitgelezériltè ICeurbendeliugen o- ten. ver, om aan 't hoofd derzelven, met grocte dagreizen, langs den Ryns-oever, naar Ve-
tera te fpoeijën. Flakkus zelf was vreesagtig van aart, en deswegen, van overlang, in den haat der Soldaaten (£),die merkelyk toenam, wanneer verfeheiden' liurgerfchappen der Gal- lien, die cersc den Romeinen waren toege- daan geweest, zig nu, mids het aanwasten van de magt der Germaanen, tegen hen wa- penden. Zy vorderen dan ecnflemmclyk Vo- kula tot hunnen Hoofdman, dien Flakkus terltónd het hoogbevvind der zaaken over- gaf C/> Den Romeinen liep het lot: midierwy! al-
lenzins CO; Tacit. Hul. Litr. IV. Cup. 23.
C»0 TaOit. H il. Uhr. IV. Cep 24. Qi) Tacit. Hill. LÜr. IV, Cup. 25. |
||||
II. Boek. HISTORIE.
|
|||||||
«35
|
|||||||
lenzins tegen. De Galliën hadden fchatting
on werving geweigerd. De Ryn was, ver- mids de droogte, op verfcheiden' plaatfen, niet te bevaaren. Men moest wagten langs den gantfehen oever ftellen, om te beletten, dat de Germaanen niet over de ondiepten kwamen. Daar was gebrek aan geld en graa- nen, en overvloed van behoeftige eeters. Vokula flaut ondertusfehen op weg. Tc ( i ) Novefium voegt zig de dertiende Keurbende by hem. Herennius Gallus was hem ook by- gezet, om den last des krygs te helpen draa- gen. De Romeinen, den vyand niet dur-Legert vende tegentrekken, floegen zig by Gelduba zig te ter neder, vanwaar Vokula een gedeelte des ueiauDa« Legers,in de naaste genügten der (2) Guger- nen, die met Civilis verbonden waren, om buit zondt. Hy zelf trok mede ( m ), en liet het ander deel des Legers daar 't was, onder 't opzigt van Herennius Gallus, 't Gebeurde, rje Ger- ondertusfehen, dat een fchip der Romeinen, mannen zwaar met Kooren gelaaden, in den ondiepen keepen Ryn fteeken bleef, en van de Overrynfche S^ Germaanen, naar hunnen oever toe, gefleept Kooren- werdt. Gallus leedt dit niet, en zondt eenefchip bende te hulpe. 't Getal der Germaanen weS* wies
O) Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. z6-
(i) Novefium is nog de Latynfche naam van het Steed-
je Neus of Nuys in 't Aartsbisdom Keulen, tegen over D'jsfeldorp, gelegen. (2) De Gugernen, Cugernen of Gubernenworden,by
Plinius (Libr. IV. Cap. i;r.),tusfchen de Ubiè'n en Ba- tavieren, langs den Ryn, geplaatst. En uit het genewy hier van Vokula's togt, uit Tacitus , aannaaien, wordt dit duidelyk genoeg bevestigd. I 4
|
|||||||
i36 VADERLANDSCHE IL Boer;
wies ook aan; de hulptroepen fchooten toe»
en daar werdt hevig, van weerskanten,geftree- den. Doch de Romeinen de nederlaag kry- gende, werdt het Schip van de Germaanen weggerukt. Gallus kreeg van de zynen de fchuld van 't verlies. Men trok hem uit zy- ne tent, floeg hem en fmeet hem in boeijen „ terwyl men hem geboodt te zeggen, v-oor welk loon, en met wiens medeweeten hy V heir ver- raaclen hadt. Hordeonius werdt, by deeze gelegenheid, de aanfligter, hy de uitvoerder vau 't fchelmfluk genoemd. Doch Vokula, federt te rug gekeerd, deedt Gallus los maa- keh, en de hoofden der muiterye met de dood flraffen ( n ). VU. Gancsch Germanie hadt zig nu met Civilis Civilis verbonden, en ter bevestiging des Bondge- zet het nootfehaps, de edelilen des Lands tot gyze- voor Ve- *aars overgeleverd. Des beval hy den Ger- tera maanen, de Ubiê'n en Treviren, naar dat voort. ]iet ieder naast was, te verwoesten, en mee eenen anderen troep over de Maaze te zet- ten, om de uiterfte grenzen der Gallien, de Menapiërs en Morinen , te doen daveren. De Ubiê'n leeden 't meest, door deeze in- vallen , en hun tegenfpoed maakte Civilis moediger. Hy zette dan 't beleg voor Ve- tera dapper voort, en liet fcherpe wagt hou- den, op dat de belegerden geene kondfehap der komende hulpe kreegen. Den Batavie-* ren beval hy het frormtuig te vervaardigen. De Overrynfchen, heet op 't vegtcn, liet hy den wal beklimmen, en, na dat zy afgewcezen. warea%
(,») Tacit. Hill. Liir. IV. Cup. 37,
|
||||
IL Boek. HISTORIE. i3?
waren, den ftryd vernieuwen , alzo hem
volk overfchoot, en de fchade klein was. De nagt maakte geen einde van 't gevegt (ö). De Germaanen droegen hoopen houts famen, itaken 'er den brand in, en hielden "er hun- ne flempmaalen by; waarna zy, door den wyn verhit, den ftryd roekelooslyk hervatte- den. Doch hunne werpfchigten misten 't doel, gemerkt de duisternis. De Romei- nen daarentegen troffen hen, die van 't licht der brandende houthoopen befcheenen wer- den, te wisfer, en mikten op zulken, die, door ftoutheid of eertekens, boven anderen uitftaken. Civilis, dit verneemende, liet de vuuren
blusfchen, en 't gevegt in 't donker zynen gang gaan. Toen goldt 'er geene dapper- heid. De moedigden werden dikwils door 't geweer van bloodaarts geveld. Daar 't ge- krys van daan kwam, keerde men zig hee- nen. De Germaanen vogten met onberaaden' .gramfchap. De Romeinen, zig beter cp de gevaarlykheden verfhande, wierpen met y- zerpuntige ftaven en zwaare fteenen : en daar zy den naderenden vyand, uit het ge- fchreeuw van de aanvoerders der (lormge- vaarten , of uit de aangezette ladders ver- namen , (lieten zy hem met de fchildpen naar om laag, en wierpen hem eene fchigc agter na. Veelen, die reeds op de vesten geklommen waren, werden met daggen door- reegen. Met den dag, ontdekte zig een nieuw
(o) Tacit. IM. Lilr. IV, Cap. 28,
15
|
|||||
:4
|
|||||
138 VADERLANDSCHE II. Boek.
|
|||||||
Zonder- nieuw ftormgevaarte (^). De Batavieren had-
Hng _ <jen eenen tooren van twee verdiepingen op- daS-S^&i dien zy teSen de CS) Hofpoort, daar
vieren, de grond vlakst was, aanvoerden. Doch hy werdt haast doorbroken, door fterke berden en balken, die men 'er tegen aanitiet, tot be- derf der genen, die 'er op ftonden. Daarop deeden de Romeinen eenen fchielyken uitval, die veelen van de belegeraars het leeven kost- te. De belegerden daarentegen, die hun ia konst en nyverheid te boven gingen, (lelden veele fchadelyke krygsgevaarten toe: en on- der deezen, een zeker hangend en wippend oorlogstuig, dat, fchielyk nedergelaaten, één of meer vyanden om hoog rukte, en, door 't omflaan des gewigts, binnen de leger- plaats nederfmeet. Hierdoor werdt den be- legeraaren de meeste fchrik aangejaagd; des Civilis de hoop, om de vesting door beftor- men te overweldigen, wederom zakken liet, tragtende ondertusfehen de trouw der Keur- bendelingen, door boden en beloften, te doen wankelen (#). De (lag by Kremona (4), eene Stad aan
de
O) Tacit. Hift. Uhr. IV. Cap. 19.
( j) Tacit. Hift. Liir. IV. Cap. 30. (3) Dc Hofpoort [Porta pratoria~\ was de Poort,
door welke het krygsvolk ten itryde gevoerd werdt; of, zo anderen willen, de Poort van de Tent of verblyf- plaats des Veldheers. Vide Not. Interpr. ad Tacit. Hiß. Libr. IV. Cap. 30. Vjeget. de Re militari Libr. I. Cap. 23. (4) Deeze was op den laatften van Wynmaand van
dit zelfde jaar 69. voorgevallen. Vida Not. Interpret, ad Tacit. Hiß. Lib. IV. Cap. 31» |
|||||||
It. Boek. HISTORIE.
|
|||||||
139
|
|||||||
de Po, in 't Milaneefehe, tusfchen de
aanhangers van Vitellius en Vespaziaan, was voor den eerften ongelukkig uitgevallen (f). De tyding hiervan baarde verfcheiden' be- weegingen, in de Romeinfehe Legers, hier te Lande. De GalJiiche hulptroepen vielen, op aamnaaning der Overften , terftond van Vitellius af. De oude Romeinfche Soldaa- tcn marden; doch ais hun van Hordeonius Flakkus de eed voorgehouden werde, deeden zy dien met een wankelend gemoed, welk ten aangezigte uitblonk, en floegen, al fta- raelende, of met een zagc gemommel, en dik- wils met zvvygen, den naam van Vcspazianm over (5). Antonius Primus, Bevelhebber in Vespaziaans Leger, hadt brieven aan Civilis geichreeven; die Flakkus benden voorgele- zen , doch van hun met verdriet gehoord werden; alzo Civilis in dezelven als Bondge- noot, de Germaanen als vyanden werden aangemerkt. Thans kwam de tyding van Vitellius onfpoed in 't leger te Gelduba, al- waar men Flakkus voorbeeld volgde, en dó Soldaaten onder den eed van Vespaziaan bragt. Alpinus Montanus, die over eene ben- De Ro- de van Vitellius 't bevel gevoerd, en de ty- meinen ding van zyne nederlaag uit Italië herwaards pasf?, overgebragt hadt, werdt nu aan Civilis gezon- wapener? den, om hem aan te zeggen, dat hy den oorlog te. doen hadt te flaaken, en de iiitheemjche wapenen nederleg* 'niet langer met eenen valfchen fchyn te be- ^en" wimpelen. Zo hy beflaan hadt Vespaziaan te hel-
ere Tacit. Hift. Litt. III. Cap. 29, 30, 31. tO Tacit. Hift. Liir. IV. Cef. 31. |
|||||||
140 VADERLANDSCHE II. Boek.
|
||||||||||
Civilis helpen; nu was zyn oogmerk bereikt. Civilis
|
||||||||||
zoekt de
|
antwoordde in 't eerst bedektelyk; doch, be-
fpeurende, dat Montanus zeer fors van aart, en jookerig mar nieuwigheid was, hief hy aan met klaagcn over zynen lastigen vyfen- twintigjaarigen dienst, in de Legers der Ro« meinen. En wat loon, vervolgde hy, heb ik voor mynen arbeid ontvangen ? Den dood myns broeders, eigen gevangenis, en V wreed roepen deezes Leegers, by V welk ik ter lyffiraffe ge- vorderd ben; waarvan ik nu, volgens V regt der Volken, wraak eisch. O gy Treviren, zei- de hy voorts, zig tot Montanus, een' Trevir (7), keerende, en andereflaavende zielen, wat loon verwagt gy voor uw zo dikwils vergooien bloed, anders dan ondank, geduurige[chattin- gen, roeden, bylen en den last igen aart uwer Beheerfcheren? Ik, Oyerjle ééner bende, en de Kaninefaaten en Batavieren, een klein ge- deelte der Galliën, hebben de Romeinfche Legers uitgerooid, of prangenze hier met honger en wapenen. Hebt gy dan nevens ons moed, vry- heid zal ons geworden ; en zo wy al verwonnen worden, we zullen nog dezelfde zyn. Monta- nus dus tot handhaving der vryheid aangezet hebbende, liet hy hem te rug gaan, met be- vel nogtans van de zaaken ten zagdten over te drangen. Deeze veinst, onverrigter boodfehap te rug te keeren, en zwygt het overige; 'e welk federt genoeg uitlekte (v). Civilis, daarna, een deel zyner troepen
by zig houdende, zondt de oude Batavifche ben-?
(t") T.Acrr. Hirt. /Jh. IU. Oap. 35.
(_y) ÏAca'. Hill. Lik: IV, Cap. 3,5, . . .
|
|||||||||
Treviren
tot den afval ie bewee- gen. |
||||||||||
Vilt.
Civilis-
cver-
meestert
|
||||||||||
■■
|
|||||
IL Boek. HISTORIE; * 141
benden en 't gene hy van Germaanen.by der deLeger-
hand hadt, onder de Hoofdluiden Julius Plaj"? ^ Maximus en Klaudius Viktor, den giuja> Zoon zyner Zuster , tegen Vokula en zyn heir, welk te Gelduba lag. In 't doortrek- ken, fieepten zy de winterlegering weg van eene Vleugel, die te (5) Asciburgiumgelegerd was. Zo fchielyk vloogenze toen ten Leger Overvate in, dat Vokuk de zynen niet aanfprceken, Vokula's noch in flagorde ftellen kon. Alleenlyk; plaat- ~f*fül- lte hy de Soldaaten, die onder de krygstekens behoorden, in 't midden; de hulptroepen aan alle kanten rondsom. De Romeinfche Ruite- ry, allereerst uitgeborilen, werdt van de ge- regelde ordeningen der vyanden zo wel om- vangen , dat zy wel haast te rug keerde. Toen was 't doodflaan, geen vegten. De hulptroe- pen der Nervien verlieten, uit vreeze of on- trouw, de zyde der Romeinen en Helden 't op een vlugten. Eerlang verlooren ook de Keurbenden hunne krygstekens, en wer- den, by menigten, binnen den wal afgemaakt. Onvoorziens keerde toen de kans, door de Doeh aankomst der (6) Vaskonftfie Hulpbendcn,worcft,
jjje door het
bykorneii der Vas- (5) Civilis volk trekt van Veter a ofZante naar Gelduha ?fS
of Gelb, alwaar Vokula gelegerd was. Afciburgium ■ " " moet derhalve op den weg, tnsfchen Zante en Gelb, ge- jree'ven" legen geweest zyn. Ook ontmoet men hier nog een overblyffel deezes naams, in het Dorpje Asburg. . (6) De Fascones bewoonden een gedeelte van het
Koningryk Navarre, in Spanje. Ptolemjeus Libr. II Cap. "VI. p. m. 39 & 44. Galba hadt, onder anderen, die gedeelte van Spanje tot een Wingewest gemaakt, en, in zyn agtjaarig verblyf aldaar, eenig Krygsvolk uit.'s Lands Ingezetenen geworven. Suëtomüs in Galba Cap. VIII»
|
|||||
ï4a VADERLANDS CHE XL BoeiC;
die van Galba geworven en toeri opontboo-
,, den waren. Deezcn naderen 't Leger, hoo- ren 't gekrys der 'ftryd^nden, en vallen.daar- op den Batavieren en def'zelver helperea van agteren aan. Gering van getal, verwekten zy grootc vreeze. Men dagt, dat alle de benden van Novefium of Maguntiakum aangekomen waren. Deez' dooling gaf den Romeinen moed, en terwyl zy op de kragten van ande- ; ren vertrouwden, kreegen zy dé hunnen we- der. De dapperften der Batavieren, alle de Voetknegten , werden geveld ; doch hunne 'Ruiters ontkwamen 't roet de'Legertekens en gevangenen, welken zy, in den eerllen aan- val, bekomen hadden. Aan de zyde der Ro- meinen, was, ten dien dage, het grootst en 'onftrydbaarst getal; by de aanvallers 't puik der benden verflaagen (_w~). ;Beide de Hoofd- luiden hadden zig vergreepen, en verdienden den tegenfpoed. Vokula haat verzuimd den "vyand te befpieden, en zo Civilis- den 'ftryd met meer volks aangevangen hadt, zou hy van weinige benden zo ligt niet hebben können omringd worden. ■ > Civiüs 'Daarentusfchen hadt Civilis getragt de keur-
poogt de benden te Vetera om te zetten, door hun Keurben- ^eK te maaken, dat het met -de zaaken der den te r> Vetera • K0"
tot afval 00 Tacit. Hifi. Ui. II. Caf. 33.
te bren-
gen. VIII. IX. & X. Buiten twyfel, zyn hier deeze Vaskon- fche hulpbenden een gedeelte van geweest. De Vasko- nes, of een gedeelte der zelvcn, zyn, in deyyfdeeeu- we, over het Pyreneesch gebergte, metter woon, in A~ quitanie, gekomen, welk Landfchap,federt, naar hen, de naam van Gascogne by gebleeven is. Cellarii Geogr. dnt. Libr. II. Cap. II. p. 124. |
||||
II. Boek. HISTORIE. 143
Romeinen omgekomen, en hem de zege te
beurt gevallen was. De veroverde krygs- tekens en vendels werden omher gevoerd, en de gevangenen ten toon gefteld. Een der welken de koenheid hadt van met luider femme te opentearen, hoe de ftryd afgeloo- ■.".,"! pen ware. 't Welk de Germaanen dermaa- te verbitterde, dat zy hem, op ltaande voet, •van 'c leeven bcjoofden, waardoor zyn zeg- gen nog te meer geloofd vverdt. Te gelyk Hywonjj vernam men, uit de opgaande vlam der van Vo- brandende hoeven, dat het leger'van Voku-h^0s la aankwam; want deeze, eenige dagen'ge-vauen, •mard hebbende, was eindelyk te raade:ge- worden, tegen den vyand op te trekken, en hem by Vetera te overvallen. Hier aange- komen, beval hy de krygstekens in 't gezigt . . der belegerden te ftéllen', en graft en wal om dezelvert te liaan. - Toen ging -de kreet onder ] zyne benden -op', 'dat men den ftryd hadc .; v aan te vangen. En zonder 'te wagten, dac zy -gefchaard werden,..vallen zy in 't wild en met vermoeide leden op den vyand aan. Ci- _: vilis was by der hand , en fteünde niet min op de gebreken dervyanden, dan op de deugd der zynen. Daar werdt hevig gevogten. On- der de Romeinen, waren de grootfte mui- ters de grootfte bloodaarts. Sommigen, der verfche overwinningé gedagtig, hielden post, troffen óp den vyand, moedigden zig zelven en hunne fpitsbroeders geduuriglyk aan, en ftaken, zig in flagorde gefteld hebbende,'de handen op naar de belegerden, om- hun het teken van uitvallen te geeven. Deezen, al- les van de muuren, zien • könnende, berften daar
|
||||
*44 VADERLANDS CHE II. Boek,
daarop ter poorten uit, en mengen zig in 't
gevegt. Wel haast werden toen de Germaa- nen op de vlugt gedreeven. |
|||||||
Geraakt Civilis was, by geval, door 't ftruikelen zyn
|
s
|
||||||
in groot paar(js ^ ter aanJe geworpen ; de roep ging door
dooThet beide de legers, dat hy gewond of dood was; ftruike- en 't is niet te zeggen, welk een fchrik onder len van de zynen, en welk een moed onderde vyan- |yn , den, hierdoor veroorzaakt werde (#). Vo- ."v'e'tera kula bekreunde zig niet met het vervolgen der wordt ylugtenden; maar verfterkte den wal en too- •iitzet. rens der Legerplaatfe, even of 'er wederom '. . beleg op handen geweest ware; zulks men, niet zonder, grond, vermoedde, dat hy, die zo dikwils de zege verwaarloosde, liefst oorlog hadt. -, IX. In de Romeinfche Legers, was nog gebrek De Koo»aan lyftogt. Des werden de legerwagens der is der Keurbenden met den onftrydbaaren hoop naar llomei- Novefium gezonden, om van daar te kin- nen wor- de Jropren aan te voeren; alzo de Geram- den van ^eii t]en ftroom bezet hielden. Zy kwamen overval- voor ^e eer^emaal veilig te rug, mids Civi-
.len, lis,-van zynen val nog niet volkomen herfteld was. Doch toen hy federt vernam, dat de Koorenhaalers wederom naar Novefium ge- zonden waren; dat de benden, die hen ge- leidden, de wapenen op de wagens gefmee- ten hadden, en lui en onagtzaam nevens de- zelven voortflenterden, en dat 'er maar wei- nige Soldaaten by de krygstekens waren; be- ftondt hy hun, in goede orde, aan te ran- den i hebbende volk vooruit gezonden, om 'de
00 T.^cir. Hift. £ün IV. Cup. 34.
|
|||||||
II. Boek. HISTORIE. r^
de bruggen en engten te bezetten. Men vogt
niet den hoop in 't lange uitgeiïrekt, en met twyfelagtigen uitflag, tot dat de nagt den ftryd fcheiddc. De Romeinfche benden trok- ken naar Gelduba; welke Legerplaats, met de Soldaatcn, die 'ergebleeven waren, nog bezet gehouden werdt. Vokula, federt, duizend Keurbendelingen Civilis
uit Vetera gcligt en by zyn heir gevoegd heb- omringt bende (y), gaf dit Civilis wederom gelegen- ne"^tae heid, om deeze Legerplaats te omfingelen. Gelduba Daar na nam hy Ge lduba in; alwaar Vokula in. geweest, doch federt van daan en naar No- vefium getrokken was. Derwaards van Civilis Zyne gevolgd zynde, vak 'er, niet verre van de ^U]tery Stad, een gevcgt tusfehen de Ruitery voor, Romejn. welk ten nadeele der Romeinen afliep, die fche. toen weder aan 't muiten floegen, geld eiseh- ten, en als hun dat gegeven was, nog niet be- daard, by nagt in de Legertent van Hordeo- nius Flakkus vielen, hem ten bedde uitrukten, en wreedelyk vermoordden. Vokula zou dit zelfde lot getroffen hebben, ware hy niet, in een Slaafs kleed en door de duisternis, onbe- kend, ontkomen« Met het bedaaren der hevigheid, keerde
de vrees. Het hoofdeloos Leger zondt naar de Gallifche Burgerfchappen, om hulp en foldye (2). Civilis aankomst joeg de Romeinen in de Wapenen, welken zy, ftraks daaraan, al vlug- tende verlieten. Sedert hebben'zig de Ro- meinen, die tot het Leger onder Vokula be- hoor-
(v) Tacit. Hill. Uhr. IV. Ca?. 35.
(z) Tacit, Hill. Libr. IV. Cap. 36, I. Deel. K
|
||||
s4G VADERLANDSCHE II. Bceö
hoorden, van de anderen afgefcheiden, en,
zyn berouw wonende, hunnen te rug ge- keerden Bevelhebber gevolgd, van wien zy, den eed aan Vespaziaan op nieuws afgelegd hebbende, heen geleid werden, om Maguntia- kum, dat van een heir van Katten, Uzipee- ten en Mattiaken belegerd was, te ontzetten. De Belegeraars waren, op hunne aankomst, reeds met buit vertrokken; doch niet zonder dat het hun bloed gekost hadt, alzo zy, door de Romeinen, in 't aftrekken, onvoorziens waren aangevallen geweest. De Trevïren ook, den Romeinen tot nog toe getrouw blyvende, hadden, langs hunne grenzen, eenen legerwai opgeworpen, en verfcheiden' reizen, met mer ■ kelyk verlies van weerskanten, tegen de Ger- maanen geflreeden (#). En hier mede liep het negenenzestigfte jaar van de gemeene tydre- kening ten einde. X. In 't volgende jaar, hadt men zo dra de Civilis - tyding van Vitellius dood hier te Lande niec
verklaart vernomen, zynde hy, door'cwoedend graauw, der Ro- te Rome, op eene fmaadelyke wyze, omge- meinen. bragt (£); of Civilis ligtte 't momtuig af, en 70# verklaarde zig openlyk vyand der Romei- iv—,—-heft. De Vitelliaanfche Keurbenden hadden de uitheemfche flaaverny liever, dan Vespa- ziaan tot hunnen Veldheer. De Galliërs lie- ten zig ook, door verfcheiden' losfe gerüg- ten , diets maaken, dat het Roomfche Ryk domme gevaarlyk ftondt. De brand van 't Kapitpol, onzeker of hy door Vespaziaans of
( a~) Tacit. Hill. Uhr. IV. Cup. 37.
l>) Tacit. Hift. Lilr. UI. Ca». 85. |
||||
II. Boek. HISTORIE. 147
of Vitellius aanhang verwekt ware (f), werde
hier te Lande voor een zigtbaer bewys der He- mei (che gramfchap genomen, en men beflooc 'er uit, dat het einde des Ryks voor handen was. De Gallifche Druiden, eene foort van Priesterlyke Digters (<sT), zongen, dat de heer- fchappy der menfchüyke dingen den Volken aan deeze zyde der Alpen werdè töegefchikt. Ook lie- pen 'er gerügten, dat de voornaamften der Galliërs, die van O tho tegen Vitellius gezo»» den Waren, voor hun vertrek, zig verbonden hadden, dat zy niet verzuimen zouden, hun- ne vryheid te herneemen, indien de kragten des Roomfchen Ryks eens, door geduurige Burgeroorlogen en inwendige elenden, ver- broken werden (e). Evenwel was, voor het Smeedt ombrengen van Hordeonius Flakkus,nog niets cen ce'-^ van eenitr cedverwantfehap uitgelekt. Doch Xirwant"
o . 1 b lchapmet
teritond daarna, gingen de boden over en Kiasfikusi
weder, tusfchen Civilis en Klasfikus■■, Overfle Tutor en
van eene vleugel Tïevireri. Klasfikus was Sablnus. van cen Koningklyk geflagt, welk zig, in vre- de en oorlog, altyd vermaard gemaakt hadr; en overtrof alle zyne landsluiden, in adel en rykdom. Hy beroemde zig, met opzigt op zyne voorouders, meer Vyand dan Bongdc- noot des Roomfchen Volks te zyn. In den geheimen handel tusfchen hem en Civilis, fta- ken zig ook Julius Tutor en Julius Sablnus. De eerite, mede een Trevir, was van Vitellius over den oever des Ryns geileld. De laatfte, een
(O Tacit. Hifi:. Uhr. III. Cup. ?r.
C<0 C/esar da Beilo Gallico. Ubr. VL Cty- IJ, 44\ CO Tacit. Ilifc Lifr. IV. Cap. 54. K s
|
||||
148 VADERLANDSCHE II. Boek.
een Lingoon, was, trots uit den aart, nog
opgeblaazener geworden , doordien by zig beroemde, dat zyne Overgrootmoeder den Veldheer Julius Cezar, toen deeze in Gallie oor- loogde, door overfpel behaagd hadt. Deezen peilden in 't heimelyk de gemoeden der ande- ren. En eenigen van de bek waaraften aan zig verbonden hebbende, kwamen zy in de Agrip- piner Bouwftad, in eens Burgers huis, by een. Hier verfcheenen eenige Ubiën en Tongren onder hen; doch de Treviren en Lingoonen waren de grootften van getal en magt. Men hitfte eikanderen op tot den afval (ƒ'), die kort daarna beflooten werde 't Overl'chot van 't Vkelliaaniche heir,welk fommigen afmaaken wilden, beflcot men, met meerderheid van Hemmen, te fpaaren:, agtende genoeg verrigt te hebben, als de HoofdluidenderKeurbendea van kant geholpen waren. De Gal- 't Befluit deezer vergaderingen werde geheim licrswor-gehouden, en vaardigde men ondertusichen den nf' 1 koden af, om de Galliërs tot den afval te aangê- ' bewecgen, rerwyl men veinsde, Vokula ge- 2ogt. hoorzaam te willen blyven. Deeze kreeg wel kennis van 't opgeflemd verraad; doch vondt zig onmagtig om bet zelve met geweld te flui- ten , alzo de Keurbenden niet voltallig en on- \ getrouw waren. Hy ontmoet dan de weife- lende Soldaaten. en verborgen' vyanden met
gelyke ontveinzing, 't best dat hy doen kon, en begeeft zig, met zyne benden, naar de Agrippiner Bouwftad. XI. Derwaards was Klaudius Lebco, gewee-
Klaudius zen' Cf) Tacit. Hift. Libr. IV. Ca?. 55.
|
||||
tl. Boek.^ HISTORIE. 149
zen' Overfte eener overgeloopen' Batavifche Labeo,
Vleugel, k-omen vlugten. Hy, gelykwe te valtin de vooren (g) verhaalden, by de Friezen gevan ^gr eni- |
|||||||||||||
h
|
en gezet, hadt zyne wagters weeten om te nefaaten
|
||||||||||||
koopen; en was dus uit de gevangenis ontko- en Mare-
men. Nu fioeg hy Vokula voor, dat, zo zaaten. men hem byftand gave, hy naar de Batavic ren gaan, en het grootfte deel derzelvcn we- derom tot het Bondgenootfchap der Romeinen brengen zou. Men ftelde dan een maatelyk getal Voetknegtcn en Ruitercn onder zyn be- vel. Hy rukt daar benevens eenige Nerviën en (7) Betaßen in de wapenen: doch niets tegens de Batavieren onderneemen durven- de, doorliep hy, meer fteelswyze dan met oorlog, de landen der Kauinefaaten en Ma- rezaaten. Vokula ondertusfehen, door de ontrouwe Klasfikus
Galliërs, die in zyn leger waren, aangelokt, en Tutor toog naar den vyand toe («). En hy was niet deTrevi- verre van Vetera, wanneer Klasfikus en Tu- ren en tor, nevens hunne landsluiden, vooruit trok- Lmgoo- ken, in ichyn, om den vyand te verfpieden ^ c?vili°r doch inderdaad, om 't Verbond tusfehen hen over> en Civilis te bevestigen. Van toen aan, zon- derden zy zig af van de Romeinen, en om- |
|||||||||||||
ringden
|
|||||||||||||
Cg ■) Bladz. 12*-.
(jij ïacit. Hifi. I.lbi: IV, Cap.
|
|||||||||||||
(7) De Betafiën fcliynen,iiiet verre van de Nerviën,
in het tegenwoordig Brabant of Vlaanderen, gewoond te hebben. "PliMUs Libr. IV. Cap. 17. Tacit. Hifi. Libr. IV. Gap. 66. Sommigen vermoeden, dat zy van C/esak Jduatiken genoemd zyn. Cluverii Germ. ««/.Libr.IT. Cap. XXI. p. 429. Wy hebben I. Boek. bl. 41. Aam..(5) At Aduatiken een weinig oostelyker geplaatst. K 3
|
|||||||||||||
150 VADERLANDS CHE IL Boek.
ringden hun Leger met een' wal. op zig zel-
vcn. Yokula hadt wel gepoogd, door eene forfe aanfpraak, hunnen afval te voorkomen; doch 'te vergeefs. Des keerde hy met zyne O' " "" _ - -
benden naar Novcfium te rug. De afrewcc-
ken' Galliërs fioegen zig, tweeduizend lchree- den van daar, in zekere velden ter neder. Daar werden de over- en wedcrgaan.de Hon- derdmannen en Soldaaten der Romeinen oni- gekogt; op dat het heir zig onder den eed van uïtheemfchen begave, en ten onderpand hun- ner nieuwe verbindtenisfe de Bevelhebbers om- bragte, of in boeijen fmeete. VokuJa,'t gevaar, waarin hy was, vèrneemende,konegternietbe- woogen worden tot vlugten (T); maar deedt, om den Soldaaten hunnen pligt voorts houden, ee- ne deftige redevoering; waarin hy, begin- nende van den aiouden en verlenen roem, dien de Romeinen, onder Hoofdluiden van hunnen eigen landaart, beyogten hadden; de fchandelykheid van eenen Batavier of ïrevir ten dienst te (laan, op 't leevendigst vertoon- de, fluitende met eene bede, dat de Goden, den Romeinfcben Soldaat in zyne onnozelheid haudhaaven, of een tyclig berouw verkenen wilden (/e). Zyne aanfpraak werdt van elk niet eveneens opgenomen. De Soldaat dob- berde tusfehen hoop en vrees en fchaamte. Hy ondertusfehen, van daar gegaan, werdt, door zyne Vryelingen en Slaaven, belet de handen aan zig zei ven te flaan, en eerlang door E- milhts
CO Tacit. Hifr. Ui-r. IV. Ccp. 57.
<*) ÏAfJï. llift. Libr. IV. Cw\&- |
||||
IL Boek. II I S T O R I E.
|
|||||||||||||
15t
|
|||||||||||||
milius Longinus, verlaater der eerfle Keurben-
de, die van Klasfikus ten dien einde afgezon- den was, raoorddaadig' omgebragt. De Be- velhebbers Herennius en Nurüifius werden geboeid. Klasfikus, de tekens der Roomfche Veld-
hecrfchappy aangenomen hebbende , kwam, in eigener pcrfoon, in 't Leger, en las den Romeinen den eed voor; waar by hy egter, hoe afgeregt 00k, geene aanfpraak voegen kon. De Soldaaten, die tegenwoordig wa- ren, zwoeren voor 't Ryk der Gallien. Elk, werde beloond, naar dat hy zig in 't bewer- ken van den afval gekweeten hadt, en cle ombrenger van Vokula tot een aanzienlyk krygsampt verheeven. Daarna werde de zorg des oorlogs tusfelien Tutor en Klasfikus ver- deeld. De Agrippiners, eene Romeinfche Volkplanting, en al wat 'er van Soldaaten aan den Bovcnryn was, werde door Tutor ook onder den zelfden eed gebragt. En Klasfi- kus, de Legerhoofden te Maguntïakum, die weigerden te zweeren, omgebragt hebbende, beval den wankelbaarften onder 't krygsvoilj naar Vetera te trekken, en de Keurbenden, met beloften, bedreigingen en hun eigen voor- beeld, tot onderwerping te bcweegen (/). De belegerden werden, aan de eene zy-
dc, door eerlykheid, aan de andere, door elende en armoede getrokken. De langduu- righeid van 't beleg was oorzaak geweest, dat hun nu gewoon en ongewoon voedfel be- gon |
|||||||||||||
De Ksurï
benden
worden onder den eed der Gallien gebragt* |
|||||||||||||
X1L
Hongers- nood in de Ieger- plaatsVe- ter<u dia |
|||||||||||||
CO TaCiï. Hift. Liir. IV. Oap. 59..
K 4
|
|||||||||||||
152 VADERLANDSCHE II. Boek.
einddyk gon te ontbreeken. De lastbeesten verteerd zyn-
overge- fe ? ]ia(jt men de paarden en andere onreine wordt. dieren te lyf geflaagen, en eindelyk fpruiten, Irruiken en kruiden, die tusfchen de fleenen groeiden, greetiglyk uitgepluist. Zo lang gaven de belegerde Keurbenden merkwaardige proe- ven van geduld en flandvascigheid, tot dat zy den behaalden lof, door eene cindelyke over- gaave, uitwischten. Zy zonden gezanten aan Ci- vilis , die, uit aller naam, om lyfsgena baden. Hun verzoek werdt niet verhoord, voor dat zy den eed der Galliën gezwooren hadden. Toen, den buit der legerplaatfe voor de zynen be- dongen hebbende, gaf hy hun wagters, die 't geld, de zoetelaars en pakken aanhouden, en hen, die ligt gelaaden wegtrokken, ge- leiden zouden. Doch als zy omtrent ( 8 ) vyf my-
( 8 ) Ad quintum fere Lapidcm, dat is, omtrent aan
den vyf dm Steen, zegt Tacitus. De Romeinen wa- ren gewoon, langs de Straatwegen , op den afftand van ieder duizend fchreeden, zynde eene myl, eenen flee- nen Mylpaal op te regten, op welken , men zien kon, hoe verre zulk eene Stad van Rome aflag. Dit nuttig, werk was door Kajus Gracchus uitgevonden (Plu- tarchus in Graccbis p. 837. E. 838. A.), endoor Au- gustus voltooid, die, op de Markt te Rome, een' gul- den kolom deedt (tellen, op wei ken, alle de Italiaati- fche wegen uitliepen. Pi.utau.chus in Gr/ha. p. 1064. B. C. In de Provinciën, waren ook zulke wegen en mylpaalen. Misfchien ook hier te Lande: hoewel 't an- ders bekend is, dat de Romeinen gewoon waren te zeggen, by voorbeeld, dat zy aan den -erfden mylpaal, of biootelyk aan den vyflen , met uitlaating van 't woord, mylpaal gekomen waren, om alleenlyk te kennen te geeven, dat zy vyf mylen zvegs hadden afgelegd. T>- cjïus Hiß. Libr. 'II. Cr.p, 24. Lib. III. Cap. 15. Vide |
||||
II. Boek. HISTORIE. 153
mylen wegs afgelegd hadden, ryzeri de Ger-Ontrouw
mannen fchielyk op, en vallen den onver-der Ger- hoedfchen hoop aan. De ftrydbaarften wer-maanen omtrent
den, daar zy ftonden, veele anderen in de ^e bele. vlugt, geveld. De overigen fnelden te rug naar gerden.
de legerplaats, die uitgeplonderd en in brand geliehen werde; waardoor de elendige Keur- bendelingen, die van den ftryd overge- fehooten waren , verteerd werden. Civilis befchuldigde, van zyne zyde, de Germaa- nen, als of zy, uit fchelmery, 't gegeven woord gebroken hadden. Doch of dit ge- veinsd werk geweest zy, dan of hy de woe- denden, niet hebbe können wederhouden, blyft onzeker (»?). By 't opvatten der wapenen tegen de Ro- Civilis
meinen, hadt Civilis, volgens eene gebruike- fê\ zïa lyke gelofte, zyn hair, uitgckemd en ópge- ten tg^n kruid, gedraagen: welk hy nu, na het uit- der be- rooijen der Keurbenden te Verera .eerst aflei- haalde de. Men gaf hem na, dat hy zyn klein zoont- °Y^mn' je eenigen der gevangenen voorgemeld hadt, ö' om dezelven met kin'derpylen en fchigtcn te doorgrieven. Wyders heeft hy, noch zig zelven, noch iemant der Batavieren onder den eed der Gallien gebragt, (leunende op de magt der Germaanen en zyue eigen' ver- maardheid, waarin hy en de zynen de Gal- liërs ChOTacit. Hilc. Dhr. IV. Op. Co.
& Alting. Gimi. hfer.V.l.p. i. Voc. Ad Duodecimum»
Ën in geenen anderen zin, können de woorden hier geno- men worden; om dat, uit eene andere plaats van Tacitus {Annal. I. Cap. 45.) blykt, dat Vetera aan den zestigften roylpaal lag. K"5
|
||||
154 VADERLANDSCIIE II. Boek.
Jiërs, zoemen met hen om 't oppergebid te
ftryden hadt, overtroffen. Mumius Luperkus, Bevelhebber over (9)
eene of twee Keurbenden, vverdt, onder an- dere eefchenken, pczondcn aan Velleda, ee- nc Maagd, van de Brukteren afkomffig, die veel s'ezags onder de Batavieren en Gei- ■O O
niaancn hadt, en by hen voor eene waar-
zegger gehouden werdt: gelyk de Germaa- nen van ouds veelc vrouwen voor verklaar- ders van 't noodlot, en by 't aanwasfen des bygeioofs, voor Godinnen plagten aan te zien. Veilcda hadt nu den Germaanen hunnen voorfpoed, en 't uitrooijen der Keurbenden vüorfpcld, en hier door was de agting voor haar merkelyk toegenomen. Des fchonk men |
||||||||||||||||||||
Velleda,
«ene Maagd by de Ba- tavieren en Ger- maanen in hooge sgting. |
||||||||||||||||||||
haar Luperkus; die egter, eer
|
hy ,.,
|
haar
|
||||||||||||||||||
kwam, omgebragt' werdt. Eenig
|
wein;
|
|||||||||||||||||||
Honderdmannen en Hoofdluiden, in Gallie
gebooren, (paarde men, ten onderpand des Bondgenootfchaps. Alle de winterlegers der Romeinen , uitgenomen Maguntiakum en ( 1 ) Vindonisfa, werden uitgerooid en ver- brand Qn~). De
( o ) Tacit. Hifr'. IJh: IV. Cap. 6u
|
||||||||||||||||||||
(9) Hier (Br/?. Libr. IV. Cap. 61 ) noemt Tacitus
Luperkus Bevelhebber van ééne; elders (/lij?. Libr. IVo 'Cap. 18.) van twee Keurbenden. Doch ïnisfchicit moet men, uit een derde plaats (////?. Libr. IV. Cap. 22.) befluitcn, dat het bevel over eene deczer twee Keurbenden, federt) aan Numifius Rufus opgedraagea was. (1) Vindonisfa wordt in Zwitferland, in 't Kanton
van Bern, gefield. Hier vindt men nog een Plaatsje, Winéiicb genoemd. Cluyübü Qcnti. Ar.t, Libr. II» CïKV
|
||||||||||||||||||||
IL Boek. HISTORIE. 155
De dertiende Keurbende, die te Novefiiini
lag, zig, nevens de hulptroepen, overgegeven hebbende, kreeg bevel, om van daar naar de (2} Bouwfiad der Treviren te vertrekken. Een fchandelyke togt voor de Romeinen, die, ont- bloot van de beelden hunner voorige Vcldhee- ren, en met ergefierde krygstekens, voort moe- den, terwyl de vendels der Galliërs aan alle kan- ten gezwaaid wierden. Zy werden geleid door Klaudius Santlus; wien een oog uitgefteken, en die daardoor gruwzaam van aanfehyn; dechnog zwakker van inborst was. De eerile Keurbende, haare legerplaats te Bonna (0) verlaaten heb- bende,, hadt zig by hen vervoegd. In't voorttrek- ken, werden zy van 't nieuwsgierig graamv,uic alle hoeken faaraengevloeid, met vermaak en terging, aanfehouwd. Zekere * vleugel Ruiters, *Ala dit niet veelen konnende, ging door, en trok C€Ut"' naar Maguntiakum. Op weg, ontmoette hun , by geval, Longinus,deoiiibrenger vanVokula, dien zy, als wildenze een begin maaken, van zig voortaan van hunnen pligc omtrent hunne voorige Bevelhebbers te kwyten, met hunne werpfehigten, van 't leeven beroofden. De Keurbenden ondertusfehen wegfpoedende, floegen zig voor de Trevirfche vesten neder (ƒ>). Ci-
f o") Tacit. I-Iift. Uhr, IV. Cap 25.
QO Tacit. liii't. Uhr. IV. Cap. 62. Cap.IV. p. 349. De afgelegenheid deezer Legerplaatfe zal,
onder anderen , oorzaak geweest zyn, dat zy van de Ger- maanen verfchoond werdt. ( 2 ) 'ö.loma Trevirorum , of de Bouwfiad der Trevi-
ren , by Pomp. Mela (Libr. III. Cap. 2.) enbyPïOLE- jiiels (Libr. II. Cap. 9.) slugitsta, wordt, van allen, voor 4e Stad Trier, op de Moezel, gehouden. |
||||
156 VADERLANDSCHE II. Boek
|
||||||
XIII. Civilis en Klasfikiis, trots op hunnen voor-
Overleg fpoed, namen in beraad, of zy hunne benden Civili^en zout^en toelaaten de Agrippiner Bouwftad te Klasfikiis pionderen. Hunne ingeaarde ftrengheid en om de A-de begeerte naar buit drongen hen tot het grippiner uitrooijen dier ftad. Dan de overweeging, Lolf^!!ad dat hieruit wederom oorlog zou ontftaan,
te pion- » . . 7 deren.' e» dat de naam van zagtmoedigheid nuttig
was voor de aanvangers eener nieuwe heer- fchappye, neeg hen tot verfehooning. Civi- lis was ook der weldaad gedagtig, door de Agrippiners aan zynen Zoon beweezen, die in den aanvang der beroerten, in hunne ftad agter- haald zynde, van hun eerlyk bewaard was. Doch de Bouwftad werdt om haaren rykdom en aanwas benyd van de Overrynfche vol- ken, die waanden, dat de oorlog niet eindi- gen kon, ten ware die ftad, welke nu alleen van Ubiën en Romeinen bewoond werdt, al- len Germaanen wierdt open gezet; of anders dat dezelve om verre geworpen, en de U- Hande- biën verdreeven wierden (jf). De Tenkte- fdrrTd" ren zonc^en ^an gezanten aan de Agrippiners, Tenkte- begeerende, dat de muuren der bouwftad af' ren en geworpen; de Romeinen, die binnen hunne gren- Agrippi- zen waren, om hals eebraét, en derzelver aoe- '"'"''" deren verbeurd verklaard zouden worden; als mede, dat men, v/ederzyds, gelyk van ouds, vry- ' heidhadde, om elkanders oevers te bebouwen (r~). De Agrippiners, tyd tot beraad genomen hebbende, antwoordden voorzigtiglyk, dat het voor hunne veiligheidnoodiger was, hunne muH'
C^ Tacit. Hifi:. Dhr. IV. Cnp. 63.
CO Tacit. Hif't. Ubr. IV. Cup. 64. |
||||||
•
|
||||||
HISTORIE.
|
|||||||||
II. Boek.
|
|||||||||
15?
|
|||||||||
muur en te ßerken, dan dezelven aftebreeken,
mids het verzamelen des Room/eken Legers; dat de Romeinen, die binnen hunne grenzen waren geweest, of door den. oorlog verteerd of door hu- welyk met hen vermengd waren, en dat men hun niet zou willen vergen, hunne bloedverwanten omtebrengen: vryelyk mögt inen over en weder trekken; doch by dag en zonder wapenen. Wy- ders, verkoorenze Civilis en Velleda tot 'midde- laars , door welkend verdrag zou bevestigd wor- den. De Tcnkteren dus zagter gemaakt zynde; zo hebben de Agrippiner'gezanten,die metgc- fchenken aan Civilis en Velleda gezonden werden, alles tot genoegen der Agiïppiners verrigt. 't Hadt hun egter niet vry geftaan, by Velleda in perfoon te komen, of haar aan te fpreeken. Dit was zy gewoon te weigeren, om 't volk in te dieper eerbiedenis te houden. Zy onthieldt zig op eenen hoogen tooren, en iemant uit haare nabeflaanden, droeg, als tusfehenbode der Godinne, .de raadvraagen en antwoorden over en weder (,$•). Civilis, nu met het bondgenootfehap der Civilis
Agrippiners geiterkt, nam voor, de naaste wordt,in Landlchappen, ook overtehaalen, of ander.-, zynOT te bcoorloogen. Hy overmeesterde de (3) 5«- rr>oed.i- nicen-, en vlydde hunne jonge manfehap aan gen togt, benden. Verder had hy getrokken, was hyvanKlau-
nietdius La-
beo ge- CO Tacit. Hift. Liir. IV. Cap. Ö5. ftüit, ( 3) Uit liet gene Tacitus hier (Hifi. Lib. IV. Cap.
65.) wegens de Sunicen, en het gevegt, tusfehen Ci- vilis en Labeo, fchryft, mag men afneemen, dat zy, boven Keulen, tusfehen den Ryn en de Maaze, ge- woond hebben. |
|||||||||
158 VADER L AN DS CUE II. Boes.
niet wederffaan geweest van Klaudius Labeo,
die over een' fchielyk opgeftommelden troep van Betafiê'n, Tongren en Newiërt ge- boodt. Deez'hadt eenc (4) brug, die over de Maaze lag, ingenomen, en verliet zig op de voordcelige gelegenheid der plaatfe. Ook werde 'er, in de engten, eenen geruimen tyd, twyfclagdg gevogten; tot dat de Germaancn, over den itroom gezwommen, Labeo's leger van agteren aanvielen, Met werpt zig Civi- lis, 't zy dat het koenheid of belleken werk ware, tusfehen den troep der Tongren in, lüidikeels roepende, dat zy den oorlog niet begonnen hadden, op dat de Batavieren en Trevi- ren over de volken heerfchen zouden. Verre,\zx- volgt hy, is vanonsdstze verwaandheid. Neemt het bond genootfchap aan. Ik kom tot u over, ''t zy gy my tot Veldheer, of liever tot Soldaat lo- geere. XIV. Hierdoor werdt het graauw bewoogen. De 'ion- Zy ffoken de zwaarden in de fchè, en Kam- f,™ tot Panus en Jttvenalis, de edelflen des landaarts, Civilis gaven het gantfche volk der Tongren aan Ci- over. vilis over. Labeo vloode weg, vreezende om- ringd te worden. Vervolgens voegden zvx de voorgemelde Nerviën en Betafiê'n ook by Ci- vilis benden. De Volken waren alommc ontzet door zyne dapperheid, of neigden van zelve tot het Bondgenootfchap met hem (/). Midlerwyl Het Julius Sabinus, veragtende het
CO Tacit. Ilifc. Uur.IV. Cap. 66.
(4) Sommigen vermoeden', dat dceze brug gelegen
'heeft ter plaatfe, alwaar federt de Had Maaflricht ge- bouwd is. Altikq Germ, infer, P. I, p, 106, |
||||
II. Boek. HISTORIE. ^9
bet verbond, welk zyne landsluiden, de Lin- Sabinui
goonen, met de Romeinen gemaakt hadden, ongeluk- 7VJ uit verwaandheid Cezar noemen, en rukte 1<lge t0,gc o * t6£C611 lic
met een' grooten en wanichikkelyken hoop zy- sequaa-
ner landsluiden tegen de Sequaanen, die de nen. belangen der Romeinen aankleefden. Zy boo- den dapperen tegenftand, en droeven Sabinus en de zynen op de vlugt. Deez' verborg zig eerst op zekere hoeve, die hy, eerlang, om 'c gerügt van zynen dood te verfpreiden, in den 'brand ftak. Men geloofde, in 't gemeen, dat hy zig zei ven hadt omgebragt. Evenwel heeft hy zyn leeven, door de llandvastigheid zyner vrienden en de trouwe zyner Gemaalinne Epponine of Peponile, nog negen jaaren lang, weeten.te rekken. Waarna zy beide, gevang- kelyk naar Pvome gevoerd zynde, op bevel van Vespaziaan, gedood zyn ( v ). De vooffpoedrge uitflag van 't gevegt der
Sequaanen brast de Galliërs niet weiniff aan 'c bedaaren. Men gedagt der voorige verbonden met de Romeinen. De Rcmen vermaanden de Galliërs alomme, dat men afgevaardigden moest laaten byeenkomen, om te beraadflaa- gen, of men vryheid of vrede te kiezen had- de O) Te Rome, alwaar de ftaat der zaaken ten^ XV.'■
erdtcn overgebragt werdt, rustte men zig toeKl7§stoe* ten ftryde. 't Opperbevel over 't Leger werdt <jer Ro- aan Gallus Annïus en Petilius Cerlalis toever- meinen* trouwd. Vier Keurbenden werden over 't gebergte herwaards gevoerd. De veertiende Keur-
fv) Diox. Excerpt. Lik: LXVI. ƒ>. 745. D. E. 752. I). &<
Tacit. HiK. LV.k. T\r. (V/>. 67. C»'.) 'i.Vvcn'. U.iii, l,\it. IV. Cut/, S7, |
||||
16o VADERLANDSCIIE II. Boek.
Keurbende ontboodt men nie Britannie, de zes-
de en tiende uit Spanje. De Galliërs, de aan- komst deezes legers verneemende, kwamen in 't gewest der Remen by een. Mier wer- den zy van de afgevaardigden der Treviren ingewagt, onder welken, Titlttus Vaientinus de Galliërs, met eene voorbedagte rede, tot den oorlog ophitfte (x). Zy werden daaren- tegen van Julius• Aiifpex, eenen der edeiften onder de Remen, in toom gehouden, en tot de vrede vermaand. De Galliërs preezen den moed van Vaientinus; doch volgden den •raad van Julius. Men fchrcef brieven aan de Treviren, om hen de wapenen te doen ne- derleggen; 't welk Vaientinus met alle kragt belette (j). Ondertusfchen , droegen zig de Treviren en Lingoonen geenszins zo voor- zigtig , als het hun , in dien gevaarlyken toeiland, betaamd hadt, houdende de Hoofd- luiden zelven geene gemeenfehap van raad. De Keur- Civilis y verde fterker, en trok langs de bui- benden_ tenwegeu der Belgen, om Klaudius Labeo te komen in vangen 5 0f re verdry ven. Klasflkus Heet zy- nje> nen tyd in ledigheid, en nam zo goede da- gen van de heerfchappye, als wareze reeds gewonnen geweest. Ook Tutor haastte zig niet, om den Bovenryn en het Alpisch ge- bergte te bezetten. Ondertusfchen was de eenentwintigde Keurbende, door Vindonisfa, alwaar nog Romeinfche bezetting lag (z), en Sex-
C-ï) Tacit. Hift. LiBr. IV. C-p. 68.
Cv ; Tacit. HKt.Libr. IV. Cap. 69. (z) Tacit. Hift. Lm-. IV. tvj>. &i. |
||||
II. Boek. HISTORIE« . 161
|
|||||
Sextilius Felix met de hulpbenden, door (5)
Rhette, tot in Germanie doorgebroken. By „. deezen hadt zig eene * vleugel Ruiteren ge- £m ,n" voegd, die, eertyds door Vitellius opontboo- rium. den, federt tot Vefpaziaans party was overge- gaan. De Overfte derzelve was de meergemel- Iu!ms de Julius Brigantikus, Zufters Zoon van Civi- kusfbe-* lis, en,gelyk gemeenlyk de haat tusfchen Bloed- vindt 'er verwanten de heftigfte is, benyd van zynen zigon- Oom, en gebeeten op denzelven. De Trevir- ^er* fche benden waren door de hulptroepen der (6) v;ren Fangionen, (7) Karakaaten en (8) Triboken, worden vermeerderd, en zelfs door eenige Keurbende- geflaa- lingen, die van Sextilius Felix vooruitgezonden gen" waren, gefterkt. Doch als de Romeinfche hei- ren nu genaakten , liepen deezen wederom tot de hunnen over; wordende van de gemel - de hulpbenden der Treviren gevolgd. Tu- tor en zyne landsluiden weeken naar Bingium of Bing, over den ftroom Nave. Hier meen- de Q 5 ) Voor Rhetie wordt het tegenwoordig Graauwbun-
derland gehouden. (6) ~Dq Fangionen hebben, buiten twyfel, langs den
linker Rynsoever, omtrent den ftroom Nave, gewoond. De Stad Worms, hier gelegen, draagt, zelfs in fchriften der middeleeuwe, den naam nog van de Stad der Fan- gionen. Zie Afironomi Fita Ludov. PU ad Annum 835. NiTHARDi Hiß. Libr. I. ad Ann. 840. (7) De karakaaten fchynen omtrent de Triboken
gewoond te hebben. Doch alzo zy nergens, dan hier by Tacitus , gemeld worden, is hunne Landftreek niet net aan te wyzen. (o ) De Triboken zyn, naar het getuigenis van Strabo
(Libr. IV. p. 295. Ed. Amft. p. 193. 194. Edit. Paris.) van over denllyn, in het land der Mediomatriken, ko- men woonen. Volgens Ptolemeus plaatfing (Libr. II. Cap. 9.), hebben zy in de Elfas gewoond, I. Deel« L
|
|||||
ifo VADERLANDSCHE II. Boek.
de hy veilig te zyn, vermids hy de brug, die
'er over lag, afgebroken hadt. Doch Sextilius geraakte met eenige vendels over een e ondiep- te, en dreef de Treviren op de vlugt. De Keurbenden, die uit Novèfium en Bonna by hen gevoegd waren, bragten zig zelv' onder den eed vanVespaziaan, en trokken, niet lan$ daarna, naar de (9) Mediomatriken, die me; de Romeinen in een verbond flonden (V). On- dertusfehen was Valcntinus by de zynen aan- gekomen , raazendc van fpyt over 't verlies, en van begeerte naar den ftryd. Hy rukt, ne- vens Tutor, de Treviren wederom in de wa- penen, en doet de Romeinfche Bevelhebbers, Herennius en Numifius, ombrengen; opdat, door minder hoop van vergiffenis, de benden te- taurtie'er tot het volharden in den begon- XVI nen oprïand, zouden aangezet worden (£). De Ro- Zo ftondt de Staat des oorlogs als Petiüus meinfche Cerialis te Maguntiakum kwam. Graag naar Bevel- den ftryd, en bekwaamer om den vyand te CerhüL verfrnaaden, dan om zig van hem te wagten, komt in oritftak hy den Soldaat met forsheid van woor- Germa- den. Het volk, welk in de Gallien trewor- me. ven was, zondt hy naar hunne Landfchappeii te rui!;, zeggende: dat het.Kyk genoeg hadt aan de Keuwenden. Maar Civilis en Klasfikus, verneetnende dat Tutor verjaagd en de Trevi- ren
Ca'! Tacit. Kift. Uhr. I. Cap. 63.
(b~) Tacit. Hifi. L/h: IV. Cap. 70.' (o) Tacitus gewaagt (Hifi. Libr. I. Cap. 63.) van
eene ltad der Mediomatriken, Divodurum genaamd. En uit de Kaart van Peutingcr en de Reistafelcn van Anto- nvi blykt, dat deeze Stad de zelfde is, die thans Mets heet; zo dat men de Mediomatriken, ui het Bisdüia IMets j moet plaatfeu. ^ |
||||
^mmm^mmmm^fim^mim^.
|
|||||
IL Bork; HISTORIE. i63
ren geflaagen waren, vonden zig niet weinig
verlegen. Zy vermaanden Valentinus, dat hy i 't uiterfle der zaaken niet in de waagfchaal zou Hellen, en rukten $ in alleryl, hunne ver- fpreïde benden te hoop. Terwyl Gallus An* nius aan den Bovenryn bleef (c), was Ceria- lis, met zo veel te meer fpoed, te Rigoduhim gekomen, alwaar Valentinus, met eenengroo- ten hoop Treviren , zig ter neder geflaagen. hadt. De plaats, thans, zo men wil, Rigol genaamd, werdt ten deele door 't gebergte, ten deele door de Rivier de Moezel gedekt. Valentinus hadt 'er daarenboven graften om- gegraaven , en de toegangen met fteenhoo- pen belemmerd. Cerialis hadt ecnigen naar de Mediomatriken gezonden, om de Keur- benden, van daar, langs eenen korter'weg;, naar den vyand te doen trekken. Voorts hadc hy alle de Soldaaten, die te Maguntiakum la- gen , en allen, die hy met zig gevoerd hadt, byeen getrokken. Hy viel dan, met een aan- Verdryfi zienlyk Leger, op de Treviren aan, die wel recH haalt uit hunne verfchanling verdreeven wer- den. Ecnigen van de edelften der Belgen wer- den gevangen(77). Ook Valentinus, die naar Italië gevoerd, en eerlang ter dood veroordeeld werdt (c). De Romcinfche Soldaaten, vlam- mende op Jict uitrooijen van de Bouwftad der Treviren, daar Cerialis 's anderendaags bin- nen kwam , werden door hem met redenen beteugeld. De eërfte en dertiende Keurben- den, uit het geweft der Mediomatriken op- ont-
f O Tacit. Hiß. Uhr. V. Cap. 19
00 Tacit. Hill. Libr. IV. Cap. 71. CO Tacit. Hill. Lm. IV. Cap. 85. h '2 |
|||||
i<?4 VADERLANDSCHE II. Boek.
|
|||||
ontbooden, waren nog zoo befchaamd over
hunnen afval, datze zig in hunne tenten ver- borgen hielden, of met neêrgeflaagen' oogen voor den dag kwamen. Evenwel werdenze in genade aangenomen van Cerialis; die door 't Leger liet uitroepen, dat niemant, in twist ofgekyf, zynen fpitsbroeder de muit ery ofneêr- laag verwyten moest (ƒ). Daarna de Trevi- ren en Lingoonen byeen geroepen hebbende, vermaande hyze zagtelyk tot vrede en ge- hoorzaamheid (g), 't welk hen, die zwaar- der vreesden, verkwikte en tot bedaaren bragt ( h ). XVII. Civilis en Klasfikus, nu vernomen hebbende, Civilis en ^ t Cerialis het land der Treviren inhadt, zon-
Klasükus .... . .iir willen den hem brieven toe van deezen inhoud: dat
Cerialis Fespaziaan, of men Jchoon de tyding verborgen
de heer- }i'ieldt, uit het leeven gefcheiden, en Rome en
de^Ga^ gantf°h Italië, door inwendige oorlogen, verteerd.
liën op- was; en dat, zo Cerialis de heerfchappy over da
draagen ; Galliën aanneetnen wilde, zy zig binnen da
die hun- grenzen hunner landen te vrede houden zouden;
biedinp- ^och ver^oos A)' l'tever teflryden; daar hadden zy
ftilzwy- ook niet tegen. Cerialis antwoordde niets altoos
gens ver- op deeze brieven, en zond zelfs de bren-
finaadt. gers aan Domitiaan, Zoon van Vespaziaan,
die te Rome zyn deel droeg van den lalt der
regeeringe (T). liet Leger der Romeinen hatte
zig, op eene onveilige plaats , nedergeflaa-
{ gen ; doch werdt nu met graft en wal om«
ringd en veriterkt. Civilis en zyne Bondge-
noocen,
f/') Tacit. Hift. Uhr. IV. Cap 7a.
(g ) Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 73. (A) Tacit. Hift. Libr. IV. Cup,-/4. tO Taciï, Hift. lik. IV, Cap. 395 öSj 8<J, |
|||||
IL Boek. HISTORIE. 1Ó5
|
|||||
nooten, hunne magt verdeeld hebbende, trok- civilis
ken, van alle kanten, op de Romeinen aan. trekt te- Veel en befchuldigden Cerialis, dat hy hun 't gen Ce- verzamelen hadt toegelaaten \ daar hy henmlls °P* anders ligtelyk hadt können onderfcheppen. Ondertusfchen was men in 't Germanifche Le- ser oneens(k\ Civilis, oordeelende dat men t>„„ ,, j r> 11— o 1 j- • T Raadt tot
op de Galliërs en Belgen, die in zyn Leger j,et uk-
waren , geenen ftaat maaken kon; alzo zy, Hellen of openlyk of heimelyk , betoonden tot de van,t ge- Romeinen genegen te zyn, beweerde, datve^t* men den ftryd uitftellen moest, tot de aan- komst der Overrynfche Germaanen , die de gekneusde kragten des Roomfchen volks ver- treeden zouden. Tutor riedt tot haaften, voor Tutorwil reden geevende, dat het Romeinfche Leger, daaren- cerlang,. door ervaarene Keurbenden, opont- f„^ej „ booden uit Spanje, Britannie en Italië, ftondtmaakt verfterkt te worden , en dat de Overrynfche hebben 5 Germaanen, op welken men flcunde, zig nietwiens 1*33tl £TC^
lieten regeeren; maar alles naar hun welge- voigj[
vallen deeden. Hy bevestigde zyn gevoelen wordt, nog door andere redenen, en werdt van Klas- li'kus toegeftemd; waarop men terltond ge- reedheid maakte, om de'Romeinen te over- vallen (/). De Ubiën en Lingoonen werden in 't mid- De Ro- den des legers geplaatst: de Ruiterbenden der meinen
ij . ° ö, . . 1 T worden liatavieren voegden zig in de regter, en die oyervaj.
der Tenkteren en Brukteren in de linker vleu- jen.
gel. Een deel trok langs 't gebergte,- een
ander tusfehen den weg en den Moezelftroom;
en.
OO Tacit. Hift. Uhr, IV. Cap 75.
CO Tacit. Hill. Libr. IVÏQap. 76. L 3
|
|||||
VADERLANDSCIÏE
|
|||||||||
II. Boek.
|
|||||||||
1-66
|
|||||||||
en men viel zo onverhoeds in 't Romeinfche
leger, dat Cerialis, die zig des-nagts niet in 't leger onthieldt, maar zo 't fchynt, in de Bouvv- ftad der Treviren; in zyne flaapkamer en bed, te gelyk hoorde, dat men vogt, en dat de zy- nen overwonnen werden.. Zo lang begraauw- de hy de verfaagdheid der boodfehapperen, tot hy de gantfehc neêrlaag voor zyne oogen zag. De Legerplaats der Keurbenden werde doorbroken ; de ruiters verflrooid, en de brug over de Moezel, die het eene gedeelte der Bouw- ftad aan het andere hegt, van den yyandbezet. ' XVIII. • Cerialis, onbeteuterd in die verwarring der Voor-^ dingen, rukt de vlugtenden met de hand te jpoedig rug^ vjieg^ met ongedekten lyve, onder 't en on'ge-wcrPgeweer5 Gn %ft gelukkiglyk, met eenen
lukkige uitgelezen hoop , de wedergewonnen' brug. uitflag Toen, in 't leger te rug gekeerd, beilraft hy ftrvd ^e Soldaaten, die de arenden en krygstekens voor Ci- a* begonden te verlaaten, met zo veel ftout- vilisen moedigheid («), dat zy ftal houden, en by de zynen regementen en rotten zamendrommen. Tutor, Civilis en Klaffikus ilookten ook, ieder op zy- ne plaats, 't gevegt aan. De Batavieren wer- den vermaand, om den krygsrocm, de Galliërs om de vryheid, de Germaanen om den buit te ftryden. Alles liep hun mede, totdat de een- entwintigde Keurbende, in eene ruimte fa- mengefchoold, de aanvallers eerft ftuitte, en toen op de vlugt dreef. Cerialis, de zege vervolgende , heeft, ten zelfden dage, de Legerplaats der vyanden veroverd en uitge- rooid Qi). Na
(»O Tacit. Hifi. Libri IV. Cnp. 77.
r») Taciï. lïiü. Lih: IV. Cap. '78. |
|||||||||
ïé?
|
|||||||
II. Boek. HISTORIE.
|
|||||||
Na deeze overwinning, .werdt Cerialis- vanDeUbiëa
de Agrippiners om hulpe tegen Civilis- %an-£f.rl??te!* gczogt. Zy booden hem de Gemaalin enpai.ty# Zuster van Civilis en de Dogter van Klasfikus, aan, die hun tot onderpanden des Bondge- , nootfchaps, tusfchen hen en Civilis, overge- geven waren. Ook hadden zy de Germaa- nen, die, hier en daar, in de huizen ver- fpreid waren, om hals gebragt; over welk- bedryf zy de wraak van Civilis vreesden. Deez' hadt zig reeds derwaards op weg bë-. geven, met eenen magtigen troep van Kau- chen en Friezen, en hieldt zig te ( i ) Tolhid-, kum-, op de grenzen der Agrippiners. Doch verneemende, hoe de bende Germaanen, bin- nen de Agrippiner-Bouwftad, gelegerd, van. de ïledclingen, tcrwyl zy, door gulzig brasten; ■'■"■' en zuipen, in flaap gevallen waren, met ge- '/ flopten' deuren, waren verbrand; werdt.hy- van verder te trekken afgeichrikt. Cerialis kwam de Agrippiners ook fchielyk met eenen hoop volks te hulpe. Daarenboven prangde Civilis eene "andere XIX.
vrees. Hy was bedugt, dat de veertiende Keur- De J'r'-
T i • T! • • i 1 j i i , taniiilche bende,uitBntanmeopontbooden, en de daaroy v]oot
gevoegde Britannifche vloot, die dezelve over-', komt om. bragt, de Batavieren, langs den zeekant, be-trembet fchadigen mogte. Doch deeze vrees verdween, kj1;1:^1 alzo de Keurbende waarfchynlyk aan den mond y^reljt' der Maaze pntfeheept, langs den landweg,.ge- leid werdt naar 't gewest der Nervicn en Ton- ' 1 - grepv (i) Uit deeze Plaatsbcfchryving van Tolbiaknm,YQï-
geleeken met de Rei'tafelen van Antonyi, is ai" te nee- mep , dat Zu!j?Ub hei oud Toibißkum is. L 4.
|
|||||||
i<58 VADERLANDS CHE IL Boek.
|
|||||||||||
gren; welke volken van de Romeinen in ge-
Wordt nade werden aangenomen. De Kaninefaaten van de ransten, van zelve, de vloot aan, en 't grootfle f^atelT" ^ee* "er *'cnePen werdt gezonken of geno- métvoor- men- De Nerviën, die de wapenen voor de deel aan- Romeinen opgevat hadden, werden, door de- gevallen, zelfde Kaninefaaten, op de vlugt gedreeven. Klasfikus heeft ook tegen te Ruiters, die van Cerialis voor uit naar Novefium gezonden wa- ren, met voorfpoed, gevogten. Door welke kleine nadeelen, den Romeinen toegebragt, om dat zy de eenen op de anderen kwamen, de luister der onlangs behaalde zege niet wei- nig bezwalkt werdt (o). XX. " Civilis, de Agrippiner-Bouwftad verlaaten- Gevegt de, trok, na dat hy zyn heir met Germani- in t wa- ^.jjg benden vermeerderd hadt, naar Vetera fchende « rug, en floeg zig, zo men wil Q>), ter benden plaatfe , daar federt het Klooster Furflenbach van Ce- gebouwd is, ter neder; zo om de veiligheid |
|||||||||||
rialis en
Cjvilis |
|||||||||||
dier ftede, als om den zynen den moed te
|
|||||||||||
doen wasfen, door het herdenken der zege,
hier te vooren behaald. Cerialis volgde hem op de hielen, hebbende zyn leger gefterkt met drie Keurbenden en verfcheiden' opont- booden' regementen en vleugels. Beide de Hoofdluiden haakten naar 't gevegt. Doch werden, door wyde velden, die, vogtig uit den aart, van Civilis, door het leggen van eenen dwarsdam in den Ryn, onder water gezet waren, van eikanderen gefcheiden. Zig over 't verdronken land te begeeven was ge-
Co 3 Tacit. Hifi. Jjbr. TV. Cap. 79. (j ) G. van Loon Aloude Holi. Hiß. I Deel, hl. 143. •, |
|||||||||||
II. Boek. HISTORIE. 16p
gevaarlyk voor de Romeinfche Soldaaten,
die zwaar gewapend, en befchroomd om te zwemmen waren, en nu de ondiepe van de diepe plaatfen niet onderfcheiden konden. De Germaanen daarentegen, afgeregt op 't doorwaaden der ftroomen, werden door de ügtheid hunner wapenen en de ryzige geflal- te hunner lighaamen boven gehouden (#). Terwyl de legers dus, ter wcderzyde van 't overftroomde land, gefchaard liaan, tergen de Batavieren de Romeinen tot vegten; en vangen daar op de forften onder hen den (ïryd aan. Die niet lang geduurd hadt, of de Romeinen raakten in verwarring, door- dien paarden en wapenen van de diepe poe- len ingeflorpt werden. De Germaanen fpron- gen over de bekende ondiepten, en overvie- len den bedremmelden vyand van agteren en van ter zyde. Men vogt 'er niet als in flag- orde te voet, maar gelyk als in eenen fcheeps- ftryd. Hier Mondt de foldaat tot den mid- del toe onder; daar met het gantfche lyf boven de golven, op eene droogte. Ge- kwetsten en ongekwetsten, zwemmers en onkundigen in die konst werden in een en het zelfde verderf weggefleept. De moord nogtans was minder dan 't gewoel, om dat de Germaanen, niet durvende ten poele uit treeden, naar hunne Legerplaats te rug keer-. den. Hier op volgde de nagt, die by de Ger- maanen met gezang of gekrys, en by de Ro- meinen met grimmen en dreigen werdt over- gebragt. De
(?) Tacit. Hift. Lür. V. Cap 14.
L 5
|
||||
17o VADERLANDSCHE II. Boek;
De wc- De uitkomst van dit gevegt ontftak beide
dcrzyd- de Hoofdluiden met vcrlcheidcn' bcvvccgin- fche Ie- n van o-emoed,. tot. het voortzetten van den gerswor-y" /?• -i- -i i ' <- • i den op kryg. Civilis wilde, zyne {ortum; vervolgen;
nieuws in Cerialis de behaalde fchande. afwisfehen, l)i>
flagorde Germaanen werden door den voorlpoed; de geiteld. j^omemen door de fchaainte aangemoedigd (r). Met den dag dan, ftek Cerialis zyn le- ger in flagorde. Vooraan plaatst hy de rui- ters en hulptroepen; daar na de Keurbenden. Eenige uitgelezen' mannen hielde hy onder zig, tegen een' onvoorziencn toeval. In de aan- fpraak, die hy deedt, om zyn leger rot, den ilryd aan te zetten, prikkelde hy ieder Keur- bende, door het optellen en, roemen haarer krygsbedryven. Civilis, daarentegen, flclde zyne benden niet in eene uitgeÜrekte orde, maar by hoopen: de Batavieren en Gugernen aan de regter, en de Overrynfche aan de lin- ker zyde, en dus naast aan den Rynsoever (.?). Civilis Ook ichaarde hy zyn leger niet ililzwygends; moedigt maar roepende de plaats zelve tot- getuige van zyn leger ^g manhaftigheid der zynen, zeide hy: Hier nau ten „ ° r>'~'- i • n ^ t
flryde. Germaanen en Batavieren, titer naat gy op den
grond, alwaar gy onlangs glorie hevegten hebt; de ascli en V gebeente.der .Keiirbendcn,treedt gy hier met voeten. Waar de Romeinen hunne oogen wenden, overal zienze de overblyfjêls der gevan- genis, neêrlaag enelende hunner J'pitsbroederen. Schrikt niet, om den ongelukkigen uitflag van den Trevirfchen flryd. Uwe overwinning zelve is u daar in den weg geweest ,naar dien gy, V ge- vegt »CO Tactt. riifl. litr. V. Cap. 15.
CO Taut. Hill, lil'i; V. Q:j>. iö, |
||||
II. Boek. HISTORIE. ijri, ,
yegt nalaatende, u met den roof ophieldi. Thans
is u alles mee, enden vyand'tegen geloopen. V Gene door Iloofdmans list verzorgd moest wor- den, heb ik verzorgd, verdronken velden, u •wel bekend, diepe poelen, fchadelyk voor da vyanden. Gy hebt den Ryn en de Goden van Ger manie in "tgezigt. Fangt den flryd, onder hunne bejcherming, aan: en gedenkt aan uwe egtgenoo'ten, ouders en vaderland; zo zal deeze dag lofiyker dan al de voorigen, of verf naad by den nakomeling zyn. Als men, door het rammelen der wapc- Aanvang
nen en huppelen, getoond hadt, dat de woor- des ge den behaagden , werdt de ftryd met ftee-vests* nen, kogels, en ander werpgeweer aangevan- gen. De Romeinen, fchoon van de Ger- maanen daar toe getergd, traden niet in 't water (<?). Toen 't werpgeweer verbezigd was, werdt de ftryd op zyn hevigst. De Ger- maanen met hunne groote lighaamen en lan- ge fpietfen ftieten geweldiglyk op de Romei- nen , en troffen den vlottenden en zwigten- den Soldaat van verre. Met zwom de hoop Brukteren over van den dam, die in den Ryn gelegd was , en dreef de Romcinfche hulp- benden van haare plaats. Doch deezen wer- den van de Keurbenden ingevolgd, door wel- ken de forshcid der Germaanen ge (lui t, en de kans wederzyds evenfehoon gemaakt werdt. Ondertusfchen kwam 'er een Batavifehc, over- ^"^0* loopcr by Cerialis, voorgcevende dat men de verloo- vyanden van agteren overvallen kón, indien per ver- men de Ruiters door 't uiterile des poelsraadt ''e zondr zyne" by
/onut, Ccria!iSj CO Tacit. Hifi. Llbr. V. Cap. 17. - en is
|
||||
iji VAD ERLANDS CHE IL Boek.
|
|||||||||||
oorzaak zondt, alwaar de grond hardft was. Hy voeg-
vau hun-de 'er by, dat de Gugernen, die de wagt
ne neder- hielden, weinig op hun ftuk pasten. Twee
laag. vleugels", met den overlooper afgezonden,
omringen- toen den onverhoedfchen vyand;
't welk uit het gefchreeuw vernomen zynde,
zo vielen 'er de Keurbenden van vooren op in,
en deeden de verdreeven' Germaanen de vlugt
naar den Ryn neemen. 't Was ten dien da-
a;e met den oorlog uit geweest, zo de Ro-
meinfche vloot gcipoeid hadt met volgen. Ook
vervolgden de Ruiters den vyand niet, mids
een fcïïielyk opkomen den piasregen, en het
vallen van den nagt (V). Des anderendaags
vverdt de veertiende Keurbende naar den Bo-
venryn aan Gallus Annius gezonden; alzo de
tiende Keurbende uit Spanje, in het leger van
Cerialis, aangekomen was.
-%XI. Civilis kreeg ook hulptroepen van de Kau-
Civilis chen. Durvende egter de (2) Stad der Ba-
ver- TAviEREN niet met de wapenen verdedigen,
brand de ' nikte
»Stad der
Batavie- (_,,.) Tacit. I-lift. Lier. V. Cap. 18.
ren en
wykt op ( 2 ) De Stad der Batavieren, zo men anders, met
|
|||||||||||
land.
|
" ^e nleesten' by Tacitus (Hiß. Libr. V. Cap. 19.)
|
||||||||||
Opidmn, Stad, en niet Opida, Steden, leezen wil,
f'chynt. de eenigfte Stad geweest te zyn, die de Bata- vieren toen hadden , en daarom de Stad der Batavie- ren , by uitfteekendheid, genoemd te worden. Onze- ker is 't, waar men dezelve plaatfen moet. Sommi- gen verftaan 'er Wyk te Duurftede aan den Ryn door: anderen Nieuwmegen aan de Waal: anderen Baten- burg aan de Maaze: allen drie, buiten twyfel, oude Plaatfen. Doch als men aanmerkt, dat Civilis, de Stad der Batavieren verbrand hebbende , op het Eiland week, zo volgt, dat zy niet ter plaatfe van Wyk te, Duurflede moet gezogt'worden, welk in het Eiland» aan
|
|||||||||||
IL Boek: HISTORIE. 173
rukte hy mee al wat tilbaar was, ftak den
brand in het overige, en week op het Eiland: vverwaarde hy wel wist, dat het Romeinfche leger hem zo fpoedig niet volgen zou; alzo 'er fchepen ontbraken, om eene brug te maa- lden, en 'er voor de Romeinen geen andere kans was, om over den Ryn te geraaken (3). Daar brak hy den Dyk af, die door Druzus, Siegt den langs den linker' oever van den middelkil des ^5'k vaa Ryns, gelegd was, en heeft dus de Rivier, gnr"g"s* die reeds naarGallie helde,door 't wcgneemen oorzaakt van 't geenc haar fruitte, nog meer daarheenen daardoor afgeleid. Waardoor gebeurd is, dat de mid-,,etdro°- delfte Ier wor"
aan den linkeroever des Ryns legt. Ongetwyfeld lagzy, *r?ftm'<*'
in het gedeelte der vafle kust van Gallie, welkdeBata- ™™ vieren bezaten, en dat tusichen de Maaze enWaaleuit- "-Y11*"« geftrekt was. Tacit. de Morib. Genn. Cap. XXIX. Hiß, Libr. IV. Cap. 12. Ann. II. Cap. ó. Nieuwmegen, •aan den linker oever der Waale gelegen, komt derhal- ve nader in aanmerking. Nog waarfchynlyker is het ons egter, dat Batenburg de Stad der Batavieren is. Ptoi.emeus fielt hier (Libr. II. Cap. o. & Europa Ta- bula lil.) eene Stad, welke hy Batctvodurum noemt, en welke waarfchynlyk de verbrande Stad der Batavieren ■van Taciïus is, die men dan, binnen weinige jaaren, wederom herbouwd moet gehad hebben. Zie Cluverii Germ. Ant. Libr. II. Cap. XXXV. p. 481. en Alting Germ. infer. P. I. p. 18. (3) Men vindt deeze reden van Civilis wykenophet
Eiland by Taciïus. Doch hier doet zig eene zwaarigheid op. Immers lagen 'er thans meer dan twee Keurbenden, ia het Eiland, in bezetting. (Tacit. Hifi. Libr. V. Cap. 20.) Liep, mag men vraagen, Civilis dit Krygsvolk niet in den mond? Doch als men ondertlelt, dat hy, naaj het benedendeel des Eilands, geweeken is, en dat de Romeinen zig in het bovenfle gedeelte onthielden, heeft hy hen van zig afgefneeden, door bet wegneemen van Druzus Dyk, waardoor hot middelfte gedeelte des Ei- lands zal ondcrgeloopen zyu. |
||||
I
|
|||||
'174 VAD E RL AND SC HE il. Boek,
delfte Rynkil, van Wyk te Duurftede af tot
aan Katwyk toe, hoe langer hoe meer van wa- ter beroofd geworden zynde, de gemeenfchap tusfchen de Batavieren en Overrynfche Volken veel nader gemaakt heeft. Tutor en Klaffikus weeken ook over den Ryn, nevens honderd- endertien Raadsmannen der Treviren; onder welken zig de voorgemelde Alpinus Montanus ook bevondt (V). XXII. Civilis, wederom cenige benden by een ge- d -uen ru^t hebbende, deedt eenen aanval op de Ro- overval- meinfche bezettingen, die in vier byzonde- ïen de re Legerplaatfen lagen. Te (4) Arenakum Romein- OVer-
gerplaat*-" <» Tacit. Hifi. Libr. V. Cap. ip.
i'en te ( 4 ) Van deeze vier plaatfen, Arenakum, Batavodu- Arena- f urn, Griimes en Facla, worden 'er, in de Peutingeri-
kum, Ba- /che Rciskaart, twee in het Land der Batavieren, daar tavodu- P ata via genoemd, geplaatst; te weeten Arenacum rum, "Of Arenatio, en Grinnes of' Grinnibus. Arenatio is Grinnes de eerfte plaats beneden Burginatio; alwaar men, in en Vada. de Reistafel van Antonyn, ook een Harenacium gefield vindt. Men kan, uit de Peutingerifche Reiskaart, niet opmaaken, of deeze plaatfen in het Eiland of in het vaste Land der Batavieren gefield worden, alzo daar, langs den zuidkant van Batavia, maar eene Rivier geplaatst wordt, met den naam van Patabus, zonder dat blyke, of 'er de Waal of de Maas door verflaan worde. Doch als men agt geeft op het verhaal van Tacitus, die te vooren {Hiß. Libr. IV. Cap. 15.) gezeid hadt, dat Anquilius, aan het bovenfle deel des Batavifcben Ei- lands, eenig Krygsvolk by een hadt verzameld, en die hier (Libr. V. Cap. 20.) zegt, dat Civilis op deeze Le- gerplaatfen aanviel, na dat hy (Cap. 19.) in het Ei- land geweekenwas, wordt het waarfchynlyk, dat men deeze Legerplaatfen, in het bovenfle deel des Eilands, zoeken moeit. De eigenlyke plaats is thans niet aan te wyzen: doch 't is zeker, dat Arenacum Arnhem niet 7.y, alzo deeze Stad, aan den regter oever des Ryns, buiteij
|
|||||
«II. Boek. HISTORIE. 175
overviel hy de fciefidè; te (5) Batavodurum
dö tweede Keurbende, en-te (6) Grinnes en te (7) Vacla, een ige regémenten en vleugels (8). Hy hadt zync magt zo verdeeld , dat hy
buiten het Eiland, legt: en men vindt zo veel overeen-
komst tusfehen Arenacmn en Aart, een Dorp in de O- verbetuwe, en dus in het Eiland, als tusfehen Arcna- cum en- Arnhem.: Zië Alting Germ. infer. P. 1. p. 8. (5) Batavodurum, welk niemant dan Tacitus in
liet Eiland plaatst, wordt gemeenlyk voor IFyk te'Duur- flede, ,zekerlyk eene overoude Stad, gehouden. Het Batavodurum van Ptolémeus (zie hoven Aam. ( 2 ) bl. 173.) heeft niet in het Eiland gelegen. Ook geeft Ta- citus, aan ieder deezer vierLegerpIa-ufen, en dus ook aan Batavodurum den naam van- IVjk \Ficus]; welke naam men iusgclyks op penningen vindt, die, in de negende eeuwe, te Duurftéde gemunt zyn. Voiez Bou- TEK.011E Recberch. des Mann, de France p.' 351. Zie ook Epifl. II. Albiki fïvc Alcbini npud Du Chesne Tom. II. p. 669. (6) Grinnes wordt van fommigen voor Rbeenen ge-
houden; van anderen voor Gorincbem. Anderen plaat- Ten het, tegen over de Buurt Remmerten , een weinig beneden Rheenen gelegen. Zie M. Alting Germ. in- fer. P. I. p. 80. Cluveru Germ. Art. Libr. IJ. Cap. 'XXXVJ. p. 484, G. van Loon Aloude Holl. Hifi. I.Dccl. bl. 147 en 181. Te Rbeenen, als buiten het Eiland ge- legen, kan de plaats van Grinnes nietzyn; waarom Cluverius gist, dat Grinnes, uit het Eiland,derwaards verplaatst is. Het zelfde vermoedt hy ook, wegens Arenacum en Fada. (j) Immers zo onzeker is de plaats van Fada, die
fommigen te IFageningen, ook al buiten het Eiland; anderen te Waardenburg , in de Tielerwaard; ande- ren een weinig beneden Arnhem, doch in het Eiland, omtrent Meyerik (tellen. Cluveru Germ. Ant. Libr. II. Cap. XXXVI. p. 482, 484. Alting. Germ. infer. P. I. p. 127. Van Loon Aloude Holl. Hifi. I. Deel, bl. 149. 182. (8) Dit Krygsvolk, immers het grootfte gedeelte des-
zclfsjis hier, in het begin des ooriogs, niet gelegerd ge- weest. |
||||
ï;6' VADERLANDSCHE IL Boek?
hy en Verax, die uic zyne Zuster geboo-
ren was, nevens Tutor en Klasfikus, elk ee- ne bende geleidden; op hoop dat hun 't ge- luk ergens mede loopen, en Cerialis, dieon- voorzigtig genoeg herwaards en derwaards liep, in hunne handen vallen mögt. Die op de Legerplaats der tiendelingen , te Arena- luim, aanvielen, bragten den Soldaat, bezig met hout te houwen, in verwarring, ver- floegen den Bevelhebber, vyf der voornaam- fte Honderdmannen en eenige weinige Sol- daaten. De overigen befchermden zig binnen de veilen. Ondertusfchen poogde een hoop Germaanen, te Batavodurum, de brug, die de Romeinen daar hadden begonnen te maa- ken, te overweldigen. Doch, terwyl 't ge- vegt nog in de waagfchaal hing , werdt het door den nagt gefcheiden Qx~). Grooter was 't gevaar by Grinnes en Vada. Civilis tastte Vada, Klasfikus Grinnes aan. Zy waren niet te fluiten. De dapperften der Romeinen werden verflaagen, en onder deezen ook Tulius Julius Brigantikus , Overfle eener vleugel Briganti- Ruiteren, die, gelyk wy te vooren verhaal- kusi'ueu-den, den Romeinen getrouw gebleeven, en Velt' °P O) Tacit. Hift. Libr. V. Cap. 20.
wcest. De tweede en tiende Keurbende waren, na
Cerialis komst hier te Lande, eerst herwaards gekomen. Ook eenige Ruiterbenden en Vleugels. Tacit. Hiß. Libr. V. Cap. 14 & 19. Waarfchynlyk is het, terftoud na de nederlaag' van Civilis by Vetera, hier gelegd ge- worden , ten zelfden tyde, als de veertiende Keurben- de naar den Bovenryn gefchikt werdt. Tacit. Hifi» Libr. V. Cap. ip. |
||||
II. Boek. HISTORIE. 177
op Civilis, zynen moederlyken Oom, zeer
verbitterd was. Doch toen Cerialis, met
eene bende Ruiteren, aankwam, keerde de
kans. De Germaanen werden, hals over hoofd, Neder-
in den ftroom gedreeven. Civilis, de vlugten- laag van
den wederhondende, werde bekend by denCml15,
vyand, die, met werpgeweer, op hem mikte:
des fprong hy van 't paard, en zwom over
den Ryn. Tutor en Klaslikus werden in ge"
reed leggende fchuiten overgevoerd. De Ro-
meinfche vloot was toen niet by der hand,
gelyk bevolen was, wordende, door vreeze,
en om dat men den roeijeren ander werk
gegeeven hadt, wcderhouden (3* )•
Cerialis, weinige dagen hierna, naar No- XXIIL
vefium en Bonna gereisd zynde, om de Leger- Ceriahs
fteden te bezigtigen, die aldaar, tot overwin- me;nfciie
tering der Keurbendeh, opgefegt werden, vloot
keerde te fchepe wederom, begeleid van een' worden,
Verfpreiden hoon volks, die langs den oever X?"
1 1 * 1 • 1 ] T-v /-i Germaa-
trok, en zorgelooze wagt hielde De Germaa- nen ? by
nen, dit verneemende, kpozen eenen pekdon- nagt,
keren nagt uit, en kwamen den ftroom af, overval- zonder iemants belet, tot binnen den vyande- len* lyken Legerwal. De touwen der tenten af- gefneeden hebbende, lieten zy dezelven op de flaapende Soldaaten nedervallen; welken, in de uiterlle bedremmeldheid wakker gewor- den, ligtelyk afgemaakt werden. Een ande- re hoop overviel de vloot, en wierp touwen uit, om de fchepen op 't drooge te ileepen. In 't eerst hadden zy zig ftil gehouden; doch toen de flagting begonnen was, Helden zy alles
(>■) Tacit. Hill. Libr. V. Cup. ai.
I. Deel. M
|
||||
'ï-3 VADERLANDSCHE II. B<&xi
alles met fchreeuwen in rep en roer. De Ro-
meinen, door de bekomen'wonden opgewekt, liepen te wapen, en ftreefden de wegen langs, de meesten ongeharnast, met het kleed om den arm geflingerd, en bloote zwaarden in de hand. Cerialis, half flaap en de, en byna naakt, werde door eene dooling der aanvalleren be- Öe houden. Want zy, waanende dat hy zig op noofdga- Zync hoofdgalei bevondt, die door haare vlag Cerialis u'c^a'c' Aeepten die weg. Ondertusfchen hadt wordt ge-hy den nagt elders, en, zo de meesten geloof- ïiomcn. den, by Claudia Sacrata, een Ubiër wyf, door- gebragt. De waakers verfchoonden hunne on- agtzaamheid met defchando des Bevelhebbers; want om zyne rust niet te llooren, was 't hun bevolen geweest te zwygen, en zy, mids nu 't geeven der leuze en *t roepen ophielde, zelven En tot in flaap gevaiicn. Hoe 't zy, toen 't hoog dag ^e.n g.e" was, voeren de Gennaanen met de genomen' naar Vel- fchepen te rug. De galei van Cerialis fleepten leda ge- zy, langs de Lippe, tot een gefchenk aan Vel- voerd. Jcda (2). XXIV". Civilis werdt midlerwyl van de begeerte be*
Civüis kroopen, om eene Krygsvloot tegen de Ro- rust eene mejnen u\t tc 3-USten. Al wat 'er van twee-en tegen de enkelriemige Galeien voorhanden was, vult Romei- hy met manfchap. Daar werdt eene groote nen, die menigte van rocifchuiten bygevoegd. Der- mots uu- tjg of veertig hadt hy 'er, op de (y) Liburni- |
||||||||
regt.
|
||||||||
fc/is
O) Tacit. Hill:. Libt. V. Cap. 2;..
(9) De Liburnen,die een gedeelte van Dalmatiebe-
woonden, bedienden zig van een foortvan ligte vaartui- gen, die, onder de Romeinen, in gebruik raakten , nadat Augustus, in den llag by Aktium, met hulp der zelven, Ml
|
||||||||
!ï. Boek. HISTORIE. \y$
[che wyze, toegerust. De genomen' fcliuiten
behielpen zig met veelkleurige wapenrokjes, in plaats van zeilen, 't welk niet onaartig ftondt. "Civilis bragt deeze vloot ter plaatfe, daar de Ryn den flroom der Maazc ontvangt, en in zee ftort, alwaar ruimte ffenoesr tot eenen Scheepsftryd was. Ook hadt hy voor, den toevoer, dien de Romeinen uit Gallie kreegen, te onderscheppen. Cerialis zendt 'er cene vloot tegen , die kleiner van getal; doch van ervaa-- rener roeijers en ftuurluiden voorzien was, en ook uit grooter fchepen beftondt. Civilis vloot hadt voor wind; die der Romeinen voor Aroom. Men dreef eikanderen eenig werpgeweer toe ; waarna de vlooten van een fcheidden. Civilis week over den Ryn naar Gérmanie, zonder iet te durven onderneemen. Cerialis viel in Cerialis liet Eiland der Batavieren, welk hy vyandelyk plondert, pionderde, laatende egter, volgens eene be- hetLilaiid kende list der Legerhoofden, de hoeven en vieren', akkers van Civilis ongeroerd. Doch, terwyl hy hier vertoefde, werdt het laag en moer- asfig Eiland, met den keer van den Herfst, door het vallen van flagregens, en voor- al door den overftreomenden Ryn met wa- ter bedekt, en gclyk als tot een' poel ge- maakt. De Romeinen, die iii de vlakte ge- legerd waren, werden herwaards en -der- Waards verfpreid, terwyl het hun ontbrak 'aan toevoer en fchepen (a). Toen hadden de
O) Tacit. Hirt. Libr. V. Cap. 03
Antonius overwonnen hadt. Vegetius befchryft &&1'£\-
ver gedaante omftandiglyk. De Re militari Uhxv !V> ^ 32. 33 j 34. 35; 3« > 3.7; M a
|
||||
ï3o VADERLANDSCHE II. Boek,
|
||||||
de Germaanen de Keurbenden können ver-
delgen. Ook waren zy 't van zins geweest; doch door Civils omgezet. Ten minsten zogt hy zelf dit, federt, den Romeinen te doen gelooven. XXV. Ondertusfehen liet Cerialis, door heimelyke */ty laat boden, den Batavieren vrede, en Civilis ver- vieren '" giffenis aanbieden. Ook vermaande hy Velleda vrede en en haare vrienden, dat zy hunne neêrlaagen Civilis met de yriendj'chap des Koomfchen volks behoor- vergiffe- ^en te ver,wisjelen. De Treviren waren geßaa- bied'en." gen->de Ubïèn wedergekreegen; den Batavieren V vaderland ontroofd. Van V verbond met Ci- vilis hadden zy geen ander genot gehad, dan wonden, vlugt en fmert. Hy , die nu balling 's lands zworf, was een last voor hun, die hem ontvingen. Zy hadden genoeg misdaan, met zo menigmaal over den Ryn te komen. Zo zy zig verder iets onderwonden; by hen zou de fchuld, hy de Romeinen de wraak en de gunst "der Go~ den wezen (b). Met deeze bedreigingen wist Gemor Cerialis beloften te mengen, en als nu de O ver- der Bata- rynfchen begonden te wankelen, reezen 'er ook vierelltii°" onder de Batavieren overleggingen: Dat men oorlogen den val niet verder moest lauten komen. Een tegen Ci- Landaart kon de flaaverny niet van den gant- vilis. fchen aardbodem dryven. Wat was ''er uit geregt, met het vermoor den en verbranden der Keurben- den : dan dat men 'er meer en mantlser ontbooden .hadt. Hadden zy den oorlog, om Vespaziaans wille gevoerd; hy was nu meester van V Ryk: maar zo zy 't Roomfche volk hadden willen over- veU
|
||||||
O) Tacit. Hifi. Lihr, V. Ccp. 241
|
||||||
II. Boek. HISTORIE. 181
■weidigen; V hoemenigße gedeelte van V *»£«-
fchelyk gefügt waren toch de Batavieren?Men moest ßegts het oog flaan op de lasten der Rhe- ten, ( i ) Noricen, en andere Bondgenooten. Daarentegen werden van hun geen fchattingen ,* maar alleen manfchap en wapenen gevorderd- Dit kwam V naast aan eene volflaagen' vryheid. En zo men keur tusfchen Heeren moest maaken; dan was V nog eerlyker de Vorflen der Romei- nen dan de Waarzegßers der Germaanen te verdraagen. Zo fprak het genieene volk: doch de edel f ten zeiden , dat zy door de raazernyvan Civilis in de wapenen waren gerukt-^ dat hy de ongevallen van zyn kuis, door het uitrooijendes Landaarts, hadt poogen te weeren. Toen de ' Keurbenden belegerd, de Bevelhebbers omge- bragt werden, en toen een oorlog, voor hem al- leen noodig, voor hun verderfelyk, aanvaard, werdt, waren de Goden op de Batavieren ge- fioord geweest. V JVas nu tot het uiterfie geko- men , ten ware zy zig bezinden, en door het fira/fen van Civilis hun berouw beleeden (c). Zo dra kreeg Civilis geene tyding, dat de De vrede
Batavieren zulke voorneemens tegen hem tusfchcn fineedden, of hy verzogt, verdriet in de ge- j^j^" leeden' elenden, en liefde tot zyn leeven heb- cn ßata. bende, met Cerialis tot een mondgefprek te vieren komen. De brug dan over de ( 2 ) Naauwaa- wordt ge-
^e troffen.
O) Tacit. Hiß. Uhr. V. Cap. 25.
(i ) Noricum befloeg oudtyds een groot deel van Oos- tenryk, het Aartsbisdom Saltsburg, Stiermark enKarin- thie. Cluverii Findel. & Noricum. Cap. V. ( 2 ) Zo noemden,vermoedelyk, onze Landsluiden, den
ftroom, dien Tacitus Nahalia heet. Ptolemeus plaatst
(Libt.ïI.Cap.XMEmropaTab. III.)nevens den Ysfel, daar
de zelve, Hoordwaari's, naar de Zuiderzee ftroonu, eene
M % Stad
|
||||
i.Ss VADERLANDSCHE II. Boek.
Ie, in 't midden doorgéfneeden zynde (d), tra-
den Civilis en Cerialis, ter wcderzydc, tot aan de af breuken. Hier werdt over de voorwaar-, den des verdrags gehandeld. Civilis beweerde, dat hy tegen Vitellius, niet tegen 't Ryk ge- oorloogd hadt; dat hy, hier toe, fchriftelyk en by monde, door Primus Antonius en Hor- deonius Flakkus, was aan gezogt, en dat hy meer niet in Germanie gedaan hadt, dan an- dere Legerhaofden, in Syrië, in Myzie en in Pannonie (e). Ook zal hy, by deeze gelegen- heid , Cerialis hebben voorgehouden, dat men \ hein danken moest, dat de Germaanen de Keurbenden, onlangs, in 't overilroomd Ei- land der .Batavieren, niet overvallen en ver- delgd hadden (ƒ). Doch het overige van dit mondgefprek is ons, by gebrek van oude Ge*. denkfehriften, onbekend gebleeven. Dit weet men, dat het van een onderling verdrag ge- volgd is (g), by welk Civilis zig verbondt, de wapenen neder te leggen (/2). Buiten twy- fel, heeft hem Cerialis de beloofde vergirre* nis (/) toegedaan. De verdere inhoud des verdrags is niet tot onze kennis gekomen. Nogtans blykt het , dat de Batavieren ,, wien te vooren reeds vrede aangebooden was (£), by het zelve, niet van hunne 011^ de waardigheid van Vrienden eji Bondgenoo- tcn
Cd) Tacit. Hifi. Libr. V. Cap. 26.
(e) Tacit. Hift. Libr. V, Cap. 2.6.
(f) Tacit. Hift. Libr. V. Cap. 24.
(g ) Tacit. Hift. Libr. V. Cap. 24. (,/») Joseph, de Bello Jud. Libr. VII, Cap IV. p. 401. Eälh,
Haverkamp. Tom. 11. Ci) Tacit. Hift. Libr. V. Cap. 24. (*) TA.CIT. Hift. Libr. V. Cap. 24. Stad Naualia. Veelligt^lieeft dceze Strooin. ook, Nßtm-
üa y dat is, Naauvs-IVaale a gebeete». |
||||||||
I
ttS&s |
||||||||
--^fc-^
|
||||||||
IL Boek. HISTORIE. 183
ten des Roomfchen Ryks zyn beroofd gewor-
den. De eer des aiouden Bondgenootfchaps is hun federe bygebleeven, en zy werden al zo min als tc vooren verpligt, eenige fchatting te betaalen aan de Romeinen, die zig" genoe- gen lieten, met den dienst, dien zy van hun- ne ftrydbaare Manfchap in den oorlog hadden (/). In het verdrag, met de Batavieren getroffen, zyn hunne Germanifche Bondgenooten, naar alle waarfchynlykheid, ookbegreepen geweest. Het leedt, ondertusfehen, niet veele jaaren, XXVI..
of de Batavieren bevonden zig wederom on-*.e. ta*' der de hulpbenden des Romeinfchen Legers, helpen da Zy waren, naar alle waarfchynlykheid, datRomei- puik der hulpelingen, ervaaren in 't zwern-neH cerst men, en kundig van de ondiepten , welk, on - l°™£n der 't beleid van Julias Agrikola, het Eiland Britannie Mona in Britannie andermaal hielp overmee- over- fteren (fit"). Doch daar waren ook andere Gcr- me*-'sK- maanen in Britannie in Romeinfchen dienst. En1' n*0 onderdeezen, bevondt zig eene bende Uzipiërs,___."„"__.
of Uzipeeten ; van welken men ietgedenkwaar- Stout be-
digs verhaald vindt. Den Honderdman en de ßaan van Romeinfche Soldaaten, die, om hun de krygs- <je" uz"j~ kunde te leeren, onder de rotten vermengd peeten. waren, omgehragt hebbende, maakten zy zig 84. meester van drie Liburnifche vaartuigen, en ~ *~ dwongen de Sururluiden, met hen van land
ie fteeken. Doch eenen van. de drie zig t' zoek maakendc, krygen zy agterdenken op- de twee anderen, die terflond van kant geholpen wer« den. 't Was midden in den zomer, des wan- gen zy 't, zee te kiezen, eer 't fchelrnftufe. mgt- :
CO Tacit. de Morili. Germ. Gap. XXIX.
tó.W, Agi'ic. Cat: XVII. & XV'iE, M a
|
||||
i84 VADERLANDSCHE II. Boek.
rngtbaar wierdt; en fchuimende langs de kus-
ten van Britannie, raakten zy dikwils in ge- vegt met de Britannen, nu met voor- dan met tegenfpocd. Eerlang vervielen zy tot zulk ee- ne armoede, dat zy eerst de zwakflen onder hen, toen de genen, op welken 't lot viel, van 't leeven beroofden, en opaten. Britannie om- gelievend zynde, 't welk, ten dien tyde, voor eenen gevaarlyken togt gehouden werdt, en de Schepen, door onkunde van 't ïtuuren, ver' looren hebbende, werden zy, eerst van de Sueven (3), toen van de Friezen onderfchepc en als zeeroovers opgebragt. Eenigen voor flaa- ven verkogt, en by wisfeling van koopers, aan den Rynkant gekomen zynde, hebben hun zonderling geval, onder de Romeinen, bekend gemaakt (n). Niet lang hierna, onder de regeeringe van
. DoMiTiAAN, wien, na de dood van Vespa- ziaan zynen Vaderen Titus zynen Broeder, het Ryk in handen vervallen was, hebben de Batavieren de volkomenen' nederlaag der Bri-* tannen helpen bevorderen. Deezen waren, met veel hevigheid, op het Leger van Agrir kola aangevallen, en hy hadt, daarop, drie benden Batavieren en twee benden Tongren afgezonden, om hun 't hoofd te bieden, en 't werk tot handgemeenfehap te brengen : waar in zy, door langen krygsdiciist, zonderling ge« oefend waren. De vyanden daarentegen, die klei-
O) TaCit- Agricol. Gap. XXVII!. HU. Not. B. Wienern.
(3) Deeze Sueven, ondericheiden van die, aan wel-
ken wy te vooren I. Boek, bl. 39. Aam.(8).hebben ge- rfagt, hebben tusfehen de Elveen den Weisfel gewoond* Clüvesui Qerm. 4nt. Libr. II. Cap. XXfV. p, 5J?r. |
||||
II. Boek. HISTORIE.
|
|||||||||
185
|
|||||||||
kleine fchilden en groote zwaarden zonder
punt voerden , waren onbekwaam, om, in een gedrongen gevegt, te ftryden. De Batavieren vorigen dan den ftryd aan, ftieten met de ichildpennen en fchonden de aangezigten der Britannen. Eerst verdreeven zy die genen, welken hun in de vlakte tegen geftaan hadden , daarna beurdenze de fpits tegen de heuvels op: wanneer de andere benden, hun byfprin- gende, eerlang eene geweldige flagting on- der de Britannen hielpen veroorzaaken (0)» De nagt maakte een einde van 't gevegt, en men telde tienduizend verflaagenen van 's Vy- ands zyde, terwyl 'er van de Romeinen of derzelver Bondgenooten maar driehonderd en veertig bleeven (/>)• Agrikola, ledert door Domitiaan t'huis ontbooden, werden, om dceze overwinning, alle de eertckens der ze- gepraal toegekeurd, Pragtiger wel, doch op verre na zoy we-
zendlyk niet, was de zegepraal, die Domi- tiaan, korts te vooren, over de Germaanen en Batavieren, vertoond hadt. In 't zelfde jaar, in welk Cerialis de vrede met de Batavie- ren getroffen hadt, doch voor dat de tyding daarvan te Rome kwam, was Domitiaan met een leger na Germanie gereisd Qf), voorgee- vende dien Landaart, zo wel als de Galliërs, te willen t'onderbrengen. Doch niet verder, zo 't fchynt, dan te Lugdunum of Lions ge- komen zynde, was hy, vandaar, zonder den vyanci
Co) Tacit. As>rico1. Cap. XXXVI.
. O) Tacit. AriïcoI. Cap. XXXVII. (?) Tacit. Hift. Libr. IV. Cap. 86. Sueton. in Domitä
P«». H. M 5
|
|||||||||
XXVII.
Domi- tiaansbe- lagchely- ke zege- praal over de Germaa- nen en Batavie- ren. |
|||||||||
1Ê6 VADERLANDSCHE IL Boek,
Vyand eens gezien re hebben, te rug gekeerd
(V). Eënige jaaren hierna, wanneer men Wem de Keizerïyke waardigheid reeds opgc- draagen hadt, trok hy wederom op tegen eë- nige Gerinanifche Volken, én onder anderen tegen de Katten en (4) Daders (s). Doch 't is geheel onzeker, of hy met de Katten geflree- den hebbe: maar de Daders heeft hy, door de (5) Markomannen geflaagen zynde, zelf om de vrede aangezogt; en die ook van hun- nen Koning Decebalus, door magt van eefchen- ken, verkreegen (f). Na zulke fchandelyke Krygstogten, was hy verwaand genoeg, om zig de eer der zegepraal toe te eigenen. Eë- nige gekogte luiden moesten hun gewaad en- hair op de wyze van gevangenen fchikken, en de flaatfie bywoonen, die niet weinig belagt werdt (ii). Domitiaan egter liet zig federt den bynaam van Daciè'r en Germani- kus geeven, en wilde de maanden September en Oktober Germanikus of Duitfcher en Domi- iianus vernoemd hebben (yy. Doch zyne uit- fpoorigheid, in welke hy Kaligula gelyk was, werde van uiemant gepreezen , dan van Schry- vers, die van de waarc gefchapenheid dev zaa-
f>) DroNis Excerpt. Ui;: LXVII. p. 760. B.
(>) Sueton. in rjomit. Cap. VI. Eoxrop. Lihr. VIII. Cap,. 34. CO Oionis Excerpt. Lihr. LXVII. p. 762. (u) Tacit. Ai-ricol. Cap. XXXIX. (>) Sueton. in Domit. Cap. VI & XIII. (3) De Daciërs bewoonden delandftreeken,dietliatta
Moldavië en Wallachye heeten. Cellariüs Libr. II. Cap» YIII. p. 377- (4) De Markomannen bewoonden een ge4eelte vaß.
i.obeeme,. Cüulaiuus Libr. II.. Cap. V. j>. 30.8^ |
||||
IL Boes. HISTORIE. i8f
zaaken onkundig waren of fchynen wilden (w),
en van eenige vleijende Digters, die hem den fchrik (#) en temmer der Batavieren (3?) en andere Bewooneren van den Ryn (.z) genoemd hebben.
(w) Joseph, do Bdio Judaico Libr.Vll. Cap.lV.p. 4,10,
(x~) Sn-itis Italic. Lih'r. JIJ. vers. 607.
O') Ji'venal. Satvv. Vilt. \ers. 51.
(2) 'Maetial. Ep'igr. UW. VU. Epigr. <3;;
|
||||||
©
|
||||||
VADER-
|
||||||
ï88 -" ' -5
VADERLANDSCHE
HISTORIE.
DERDE BOEK.
|
|||||
INHOUD.
I. Trajaans bedryf in Germanie. II. Batavie-
ren zwemmen over den Donauw. Soranus. Markt van Adrianus. III. Friezen of'Ger- maanen door Kommodus befireeden. Albinia- tia. IV. Voorregten der Batavieren, onder Septimius Severus. Wapenhuis. Oude Op- fchriften. V. Germanifche Lyfwagt doodt A- lexander Severus. VI. Maximyns togten over den Ryn. VII. Franken in Batavia. VIII. Posthumus bedryf omtrent den Ryn. IX. Au- rettaan overwint de Franken. X. Zy vestigen zig in Batavia. Probus Brief. XI. Verdrag tusfchen de Romeinen en Franken. XII. Ro- meinfche fchepen, door de Franken, in brand gefteken. XIII. Krygstogten van Maximiaan Herkulius. XIV. Karaufius gedrag omtrent de Zcefchuimers. Konfiantius Chlorus ftaat de Franken in Batavia en verjaagt dezelven. XV. Be Franken, door Konftantyn, geßaa- gen. XVI. De Rynßroom met fchepen en be- zetting voorzien. XVII. Juliaans Krygstog- ten tegen de Germaanen, XVIII. De Saüërs^ in
|
|||||
III. Boek. HISTORIE. tty
in Batavia, door Juliaan, bedwongen. XIX.
De Chamaven beteugeld. XX. Graanen uit Britannie herwaards gevoerd. XXI. De Qua~ den ver dryven de Saliërs uit Batavia, en (laan zig omtrent den Ryn neder. XXII. De. BataviJ'che benden weigeren over de Alpen te trekken. De Attuarien overwonnen. XXIII. Verbond der Qermaanen tegen de Romeinen. Wederzydfche overwinningen. XXIV. Ba- tavia tot-een tooneel des oorlogs gemaakt. XXV. Franken en Saxers door Valentiniaan beteugeld. XXVI. Skythen in Gallië. JVest- gothen in Gallië. XXVII. Susven, Sclaaven^ Wilten enz. hier te Lande. XXVIII. De Ar- morichen regten eene Vrye - Staats - Regee- ring op. XXlX. Zy onderwerpen zig, voor een gedeelte, aan 'tRoomfche Ryk. XXX. Be- weegingen in Gallië, door Aëtius geftild. XXXI. De Armorichen gedreigd. Verdrag der Romeinen met hen en de ir anken. XXXIL De Saxers en Friezen fieeken over naar Brit- tannie. Avitus bedwingt de zeefchuimende Saxers. XXXIII. Laatst Berigt van de- Batavieren. Na Domiüaan en Nerva, werdt het i.
Ryksbewind aan Ulpius Traja-Trajanus Nus opgedraagen, terwyl hy, aan den Ryn,*"^^ in Gallië, 't gebied voerde (a). In zynenn"^11™" tyd, zyn de Batavieren nog in de oude ag- 97. tinge geweest, genietende alle de voordee------—•*■
len van hun Verbond rnet de Romeinen,
ter-
C<0 Eütroï. Liir. Vffl. Ca$. 2, |
||||
|pó VAD.ERLANDSCHE III. Boek»
terwyl zy alleenlyk verpligt bleeven , hei
ilyk met de.wapenen ten dienst'te ftaan (&). Van 'frajaan vindt men aangetekend, dathy, ilaande zyne regeeringe, de lieden in Germa- üie, over den Ryn, herftcld heeft (V); zon- der dat ons met naame gemeld wordt, welken deeze fteden geweest zyn. Alleenlyk vindt men van een Kasteel van Trajanus, volgens fom- •migen, tegen over Maguntiakum gelegen, ge- wag gemaakt (V). Ook van eene Volkplanting y.an Trajanus [Colonia 2'rajana] aan den Ryn (e); hoewel het twyfelagtig zy, of men dezelve in het land der Batavieren of in het Land der Gugernen plaatfen moet (ƒ)* II. Onder Trajaans opvolger Adriaan,vindt ï)s Bata-men de Batavifche Ruitery wederom in de
vifchc Legers der Romeinen. Ook verzelde zy den zwemt Rcizer, in zyne Rcistogten, naar het Oos- overden ten. Men vindt, in 't byzonder, aangetekend, Donamv..dat Adriaan, omtrent den Donauw , zynen I3°' byhebbenden Batavifchen Ruiterbenden beval, die Rivier gewapend en te paarde over te «wemmen; 't welk zo vaardiglyk verrigt vverdt, dat 'er de woeste Invvooners dier ge- westen zelven over verbaasd ftonden (g)* Bclicn- Zekere Batavier, Soranus genoemd (A)? digheid kon zo behendiglyk met den boog omgaan, pin d,etI clat hy eenen pyl, door hem eerst opgefchoo- t™ ren, in 't nederdaalen, met eenen anderen * zo
(70 TAcit. de Morib. tferman. Cap. XXIX.
(e.) Eutrop. Libr. VIII. Cap. 2.
(j) Ahm. Marcellinus Libr. XVII. Cap. 3.
(; I Anïonini Itinerarium & Tabula Peutingeiiana»
f) Altikg. Genn. ini'cr. P. I. p. 45.
,. ) Dion. Excerpt. Libr LX1X. p. 792. B. S,'i) Sujuas apud Juni uu ßatav. Cap. VI. ƒ»• 9it |
||||
lïï. Bosfc. HISTORIE. ïp-tf.
zo wis wist te treffen, dat hy hem aan tweè'n
fchoot. De Keizer zelf, die 'er aanfchouwef van was, verwonderde zig over de behendig- heid van Soranus. En men wil, dat hy ds gedagtcnis van Soranus bedryf, in een om- Handig Graffchrift, welk nog voor handen is, bewaard heeft (?'). Adriaan, federt Germanie bezoekende (/e), heeft zig, vermoedelyk, ook eenigen tyd, in het Eiland der Batavie« ren, opgehouden; en alzo hier de Koophan- del reeds merkelyk aan 't bloeijen was (/), is 't niet onwaarfchynlyk, dat hy, om den Han- delaaren te begunftigen, ten deezen tyde, in dit Eiland, eene ruime Markt gefügt heeft. Immers men vindt, in oude Reiskaarten ( m ), eene Markt van Adrianus [ Forum Adriani ] Markt gefield niet verre van de plaats, alwaar thans vanAdri- het Dorp Voorburg is; welk den naam vananus* Forum of Markt nog eenigzins fchynt be- houden te hebben. Ónder hem, en zyne Romein- opvolgers, Markus Aurelius en Lu-fcheWe" cius Verus, fchynen 'er ook openbaare gen' wegen hier te Lande aangelegd te zyn ge- weest: of misfchien zyn de ouden toen al- leenlyk verbeterd geworden. Immers men heeft, omtrent den aanvang der zestiende eeuwe, in een moeras, by het Dorp Naald- wyk, eenen Myl- of Grenspaal gevonden («), in welks opfchrift, van de Keizers Mar- kus Aurelius en Lucius Verus gewaagd wordt, ten
<j) Ger. Novio.magi Batav- p. 12.
(/;) JKlu Spautianj Adrian. Csiar Cab. X.
(7) Tacit. Hifi:. ÏJbr. IV. Cr.p, 15. en liier voor Bh 3g«
(_»i Pbutin'oeri Tabula.
CO VV. IUo* »ift. Uliraj. f. 13.
|
||||
192 VADERLANDSCHE III. Boek.
ten blyke, dat dezelven, voor de openbaa-
re wegen, zorg gedragen hadden. Het op« fchrifc zelf worde verfcheidenlyk verklaard. Ook worde de loop der openbaare wegen door decze landen zo verfchillend befchree- vcn, dac wy niet onderneemen durven, on- zen Leezeren van 't een of van 't ander eenig gegrond berigt te gecven. Ten tyde van Markus Aurelius, werden de
Katten en Kauchen, die over den Ryn ge- trokken, en onder anderen, in België geval- len waren, onder 't bevel van Aufidius Fi&o* riims en van Didiüs Julianus, ge (kla- gen. De laatfte voerde, federt, het gebied, wegens de Romeinen, in Neder-Gennanie (o), en werdt, eerlang, tot de Keizerlyke waardigheid verheeven. Indien men op de genieene leezing eens
ouden Historiefchryvers kon aangaan , zou- den de Overrynfche Friezen, onder de regee- ringe van Lucius Antonius Kommo- d u s, door Klodius Albums, geflaagen en ver- jaagd zyn (p). Doch fommigen merken aan, dat de naam van Friezen, in de oude Hand- fchriften, niet gefpeld wordt (q). Dit is ze- ker, dat Kom modus, door afgezonden' Be- velhebbers , of wel door Albinus, gelukkiglyk tegen de Germaanen geftreeden (r ), en het Roomsch gebied, in weerwil van de Bewoo- ners der Wingewesten, met geweld bevestigd heeft
|
|||||||
III.
Friezen
of Ger- maanen, onder Komrao- dus be- ftreeden. 183. |
|||||||
(0) Julius Capitoun. in Marco Anton. Plülof. Cup VIII»
^Elius Spartjan. in Didio Julian. Cap. 1. (ƒ;) Jül. Capitolini Ci. Albinus Cap VI. (jj~) Cl. Salmasius ad locum citat. CO Eutrop. Lier. VIII. Cap. 15. |
|||||||
III. Boek. HISTORIE. 193
heeft (V). Doch welke Gerraaanen deezen ge-
wces: zyn, blykt niet klaar: veel min nog, waarom hun de oorlog werde aangedaan; want dat zy de Batavieren zouden ontrust heb-r ben, en daarom van derzelver Bondgenooten, de Romeinen, aangetast geworden zyn, gelyk fommigen verhaalcn , is ons uit gecne oude Schryvers gebleeken. De gemeene reden voor de Gerraaanen, om in Gallie te vallen, was de vrugtbaarheid dier Landftrceke (7). 't Kan zyn, dat deeze hen nu ook bewogen heeft, om deezen inval te doen. Zo Albiniana, welk men, in oude Reista- Alfcn, of
f 1 ir r 1 • • j naar Ai M-
felen en kaarten, lchoon een wemig anders„,.„_..
gefpeld, aan den Ryn, in het Eiland der Ba- nennaara
tavieren, daar nu Alfen is, geplaatst vindt,zy- heefc. nen naam naar Klodius Albinus, van welken wy fpreeken, gekreegen heeft (v~), 't welk eg- ter onzeker is; zou hy, onder de Batavieren, eene Legerplaats fchynen gehad te hebben. Dit weet men, dat te Alfcn veele Romeinfche penningen gevonden-zyn: ook, in de voor- gaande eeuwe, by 't opdelven van den grond des Burgts aldaar, half verbrande en hard ge- zengde tarw; waaruit fommigen hebben af- geleid , dat hier oudtyds eene Voorraadfchuur voor de Romeinen of voor de Iandzaaten in 't algemeen geweest zy (w ). De Batavifche Lyfwagt was, onder de iv.
Re- Voorreg-
ten der (.1) /Eui Lampiudii Cominodus Cef. 13.
In Tacit. Hill. Libr. IV. Cap.73, ?r) Alting Gorm. inf. P. 1. p. 1. (w) Oüdaan Roumfche Mogenth. iL 18» |
|||||
I. Deel. N
|
|||||
»94 VAD E RL AND SC HE III. Boek;
Batavie- Regeeringe van Lucius S e. p t i m i u s S e-
ren onder y e R u s, by den Keizer in merkelyke agting: iniusTse- '* ZY om ^atze nem ^e moorders van zynen
vems. voorzaat Pertiuax hadden helpen ontwa-
ip7. penen (V); 't zy om eenige andere reden, " ~—' Immers men vindt aangetekend, dat de Bata- vieren , ten deezen tyde eene byzondere Keur- bende uitmaakende, het voorregt hadden, ons Wyngaardftokken, even als de Honderdman- nen der Romeinen, in de hand te mogen draa- gen (30; of om 'er de traage Krygsknegten mede voort te dryven, of om dezelven, als de Krygsknegten geftraft werden, ten teken van Regterlyk gezag, vast te houden. Wapen- Severus , fchoon fpaarzaam uit den aart, huis van heeft egter, in vcrfcheiden' fteden, een aan- S'ePt's S'Cii nierkelyk getal nieuwe gebouwen geftigt, of het Ei- ouden herfteld (sr). Waarom men het geens- landder zins vreemd vinden moet, dat hy, zig by de Batavie- volken , die langs den Ryn woonden , op- houdende (V), in het Eiland der Batavieren, een Wapenhuis voor de vyftiende. Keurben- de der Vrywilligen (i), welk door ouder- dom f.v) Merodian. lil/r. VIII. Cap VIII. p. z?g.Edlt. Schsidii,
i y) DiON. Cassii Libr, LV. p. 565. B, iz~) Djon. Excerpt. libr. LXXVI. p. 869. B. Zosim. Lihrj I. Cap. 9. /Elii Si'ARTian, Se^tim. Sever. Cap. IV. p. 595. (tfj Zcisiii. Libr, 1. Cap. 13. ( 1) Vohmtarü ofVrywilligcn waren , onder de Ro-
meinen , Krygsknegten, die, noch uit hoofde van hunnen ouderdom, noch uit kragte van bedongen' foldye, tor, den Krygsdienst konnende gedwongen worden, egtef vry willig dienden. Zulken waren, onder anderen, eenige Germanifche hulpbenden. Zie Ammian. Mar- VEU.* Libr. XX. Cap. IV. p. 260. Edit. Valef. Crotiov, m*.
|
||||
HISTORIE.
|
|||||||||
III. Boek.
|
|||||||||
x9S
|
|||||||||
dom vervallen was, onder 't beleid van den
O verde Cecilii/s Bato, heelt doen her- f tellen. Immers men heef 't, in den jaare vyf- OudeOp- tienhonderd en twee, teRoomburg byLeiden, fchriftea eenen fteen gevonden, in de gronflagen van 1Tlier,te een ruim vierkant gebouw, welks Opfehrift al ^von- het gemelde aan Lucius Septimius Severus en den, deszelfs Zoon, Markus Äurelius An- toninus, toefchryfc (/7). De fteen, die vermoedelyk in den voorgevel van 't ge- bouw geftaan heeft, moet 'er, na het jaar honderd zesennegentig, geplaatst zyn; alzo de Raad, eerft in dat jaar, den bynaam van Antonïnus , dien Severus Zoon, in het op- fchrift , draagt, aan hem gegeven hadt (c). Meer andere fteenen, hier te Lande gevon- den , bewyzen, dat Severus zig hier opgehou- den heeft. In het opfehrift van eenen deczer fteenen, fchynt gewaagd te worden van ee- nen Altaar, door hem herfteld (d). Een an- der opfehrift fpreekt van de geloften , door de Batavifche Burgers, Broeders en Fr lenden ées'Roomfchen Volks, gedaan, voor de behouden heen
C V) Corn. Aurelii Batav. Litr. I. p. 97. 98.
Cc)Eutrop. Libr. VIII. Cup. 17. (ß) P. Scrivbrii Antiq. p. 180, 184, Markus Anrelius hadt ook flaaven tot den Krygsdienst
bekwaam gemaakt, welken hy insgelyks den naam vna F"rywilUgen gaf, en die ondérfcheiden waren van zekere ten krygsdienst aangenomen' zwaardfehermers, welken hy übfequentes of Geboorzaamenden, noemde. Vide Jum Capitolini M. Antovin. Phihfoph, Cap. XXI. p. 396. tbidemque Not. Casauboni. Welke van deeze twee foorten van Vrywilligen, hier te Lande, in bezetting gelegen hebben, beken ik niet te westen. Na |
|||||||||
log VADERLANDSCHE III. Boek,
|
|||||
heen- en wéér-reize van hunne Heeren, M ar-
kus Aur-elius Anïoninus Pius Au-
gustusenP ublius SeptimiusGeta Ca-
208. far •> beide Zoonen van Severus. 't Is ten hoog-
,-------—ften waarfchynlyk, dat hier gezien worde op
den togt naar Britannie, door Severus, eeni-
ge jaaren laater, ondernomen: op welken hy, door zyne Zoonen fchynt verzeld te zyn ge- weest : 't zy dat zy van het Eiland der Bata- vieren uit den Ryn, of uit den mond der Maa- ze, van ouds Helium genoemd (e), of van el- ders (2) overgefteken zyn. V. Anïoninus of Bas si anus en Geta, Germani- ^e twee reec[s gemelde Zoonen van Severus,
wagt on- hebben, na de dood huns Vaders, aan c der Bas- Ryksbeilier geraakt zyn de, ieder eene af- fianus en zonderlyke Lyfvvagt gehad. Anïoninus was Geta. jn 't b.yZonc}er geiteld op eene Lyfvvagt van Germaaneri, mogelyk wel van Batavieren. Zelfs kleedde hy zig fomtyds in een Ger- maanfch gewaad, zyn hoofd hullende met de goudgeele hairlokken deezes Landaarts; door welk gedrag , hy zig zonderling bemind by hen wist te maaken (ƒ'_). Gok heeft hy zig, in zyne
(.O Plinius' Libr. IV. CV/"- 15.
(f) Heuouian. Libr. IV. Cup. 7. (2) Strabo zegt (Libr. IV. p.-305. Eclit. Amfl^) (p.
•19«). Edit. Paris.~) „dat 'er vier gewoonlyke overvaar- „ ten naar Britannie waren, te weeten uit den mond „ der Rivieren den Ryn, de Seine, de Loire endeGa- j, ronne. Doch hy voegt 'er by, dat zy, die van de „ kuft, omtrent den Ryn gelegen, overftaken, niet „ gewoon waren uit den Rynmond zelven, maar van " „ de kust der Morineu [zie hier voor I. Boek, bh 41J 5, aft evaaren," . |
|||||
IH. Boek. HISTORIE. 19;
zyne Krygstogten aan den Donauw, van Ger-
maanen bediend (g). Sommigen befluiten, uit zeker oud opfchrift (Ä), dat 'er, ten zynen tyde, een Regement van Batavieren in 't Huis te Britten gelegen heeft. Ook zou hy, vol- gens een ander gebrekkelyk oud opfchrift, den Altaar, door zynen Vader, in het Eiland der Batavieren, herfteld, plegtiglyk hebben inge- wyd(0-
Omtrent deezen tyd, heeft hy met de (3)
Alemannen en Katten geoorloogd., op welken hy, omtrent den Meinftroom, eenige voor- deden behaalde (F); doch die hem naderhand noodzaakten, de vrede met geld van hun te, koopen. Eenige volken, die, langs de zee, omtrend den mond der Elve, woonden, zon- den hem federt gezanten toe, om op gelyken voet met hem te handelen, 't Gelukte. Hy gaf hun het geld, welk zy begeerden, in goe- de munt, daar hy gewoon was de Romeinen ki verzilverd lood en verguld koper te betaa- len (/). On-
£g~) IÏERODJAN. LlïlT. IV. Cep. 7.
<7;) H. Cannegieter de Brittenhurgo. p. 15.
Qi~) van Loon Aloude HoII. Min;. I. Deel bl. 193. fk) Aurel. Vict. de Csihrib. Cap. XXI. /Elii Spartiam Caracalla Qctp. X. (7) Valesii Exceipta ex Dione p. 749, 750. (3) De Alemannen woonden tusfehen den Mein,
den Ryn, en den Donauw; doch hebben zig nader- hand wyder uitgeftrekt. Cluverii Germ. Ant. Libr. III. Cap. IV. p. 515. Een oud Schryver zegt ons, dat zy uit allerlei volken zyn famengevloeid; 't welk ook hun naanj te kennen zou geeven. Asinius Quadra- tus apud Agatbiam Libr. I. p. 13. Edit. Fcnet. (p. ij, Edit. Paiif.) N 3
|
||||
io8 VADERLANDSCHE III. Boek,
Alexan- Onder de Rcgeeringe van Alexander
der Scve- S e v e R u s, was 'er nog eene Lyfwagt va» de Ge" Germaanen, waarfchynlyk van Batavieren. manifche Men leest, dat deeze Vorst, zig by 'c Krygs-, Lyfwagt volk gehaat gemaakt hebbende, van de Ger- omge- inanifche Lyfvvagten , terwyl by in Gallië, Ifi' welk door de Germaanen afgeloopcn werdt, —Z—1_ oorloogde (m), is orngebragt geworden. Een- hunner kwam, kort na de middag - maaltyd, in 's Keizers Legertent, meenende den Vorst in den flaap om te brengen. Doch hem wakker vindende, tradt hy , verbaasd , te rug, ISy zync medgezellèn gekomen, hitite hy hen aan tot het vermoorden van den Keizer; waarop ?,y, gelykerhaild toefchietende, eerst een ige ongewapenden, die hun tegenïlonden, en na- derhand den Vorst zelven^ met verfcheiden'' fteeken, van 't leeven beroofden (V). Maxi- Minus werdt, daarop, door het Leger in Gallië, tot de Keizerlyke waardigheid verhee- ven (o). Hy heeft tegen de Overrynfche Ger- maanen gelukkiglyk geoorloogd (/>), zrg, ia den kryg bedienende niet alleen van zulke Germaanen, met welken hy een verbond van vriendfehap gemaakt hadt; maar ook van Mau- ren gn Parthen en andere Ooflerfche hulpben- den; alzo hy beweerde, dat men, tegen Ger- maanen , geen beter volk dan handige Boog- fchutters gebruiken kon (#); gelyk deeze Ooftcrlingen waren. Met
(»■) Herodian. Ulf. VI. Cfp. 7» xEj.ii Lampridii Alexaïici»
Sèverils. Cup. LIX. p. to2j. (n')ÄLhn Lampridii Aiêxartd. Sev'enis Caß. LXI. p. 103e»
•ib/r'emqii'j Not. Salmasii. (_o~) ']. Cawtoliwi Masimiiii duo Cep. Vil„
(p ) Eutrop. lui: IX. C/ip. 1.
('/) listvUWAN. lih. Vil, 6'4». ü, |
|||||
i
|
|||||
til, Boek. HISTORIE. 19$
|
|||||
Met zulk eene magt gefterkt, over den Ry~n VT,
gekomen, heeft hy een geweldig getal van Maxi- Germanifche gehugten afgebrand. Veele Ger-™^1" maanen fneuvelden: veele anderen werden ge- gen de vangen genomen. De Krygsknegten keerden Overryn- rykelyk met buit bekaden. te rug. Men wil,Jche Ger- dat Maxirayn geheel Gcrmanie aan het Room- vermoe* fche Ryk onderworpen zou gehad hebben; had- delyk den de Germaanen zig niet over hunne ltroo- omtrent men begeven, en zig verileken in de poelen jiet ki- en boslchcn, van welken hnn Land vol was. j^"^ Hy zelf, hen derwaards volgende, liep groot ren. gevaar van door hen omfingeld te worden, ter- wyl hy, met zyn paard, in een moerasblyveil- de fteeken, ter naauwer nood, van de zynen gered werdt. Naderhand waagde hy nog ee- ne foort van fcheepsftryd tegen de Germaa- nen, in welken hy veelcn van hun ombragt. Eindelyk herftelde hy de rust in Germanie (r). Wy maaken hier te liever van Maximyns Krygs- togten tegen de Germaanen gewag; zo om das 'er vermoedelyk Batavieren in zyn Leger ge - wecst zullen zyn, als ook om dat, uit de be- ichryving van de gelegenheid der plaatfc des gevegts, niet zonder grond, af te neemen is,. dat hetzelve, niet verre van het Eiland dei- Batavieren is voorgevallen: hoewel wy niee ontkennen willen, dat diergelyke Landftreeken, ook hooger op, omtrent den Rynitroom, te vinden zyn. Maximyn is, terwyl hy Aqui- leja, in 'tLandfchap Friuli, thans onder 't ge- bied der Venetiaanen, belegerd hielde, vat! het Krygsvolk , welk hy tegen Pupiënus em
(r) J, CASSTotoj. MÏximlm dno Cap.Xll. & XIIÏÊ
|
|||||
isoö VADERLANDSCHE III. Boek.
|
|||||||||||
en Balbinus aanvoerde, nevens den jongen
M A x i M Y N, zynen Zoon en Ryksgenoot, omgebragt Q). De Ger- Deezen twee waren van den Raad tot Keizers manifche verklaard. En Pupiönus, wien het Leger Lyfwagt yan jviaxïmyn terilond toeviel, voerde het, haars'on- met Z1S? naar Rome. Hy en Balbinus ver- danks, koorcn, uit de Gerinanifche hulpbenden, als het om' 0p welken zy zig voornaamlyk verlaaten durf- der"SKei- ^en' eene Éyfwagt. Egter niet zonder dat zerenPu- 'er de gewoonlyke Lyfwagten op fmaalden, piënus en die reeds ongaarne gezien hadden, dat de |
|||||||||||
gedüQ.
gen, |
US ^aacU zonder hen te kennen, Pupiënus en
Balbinus tot de Keizcriyke waardigheid hadt |
||||||||||
verheeven (/). Zy befluiten dan de Vorlteh
van kant te helpen. Doch in eenen gcruirnen tyd , deedt zig hiertoe geene gelegenheid ■voor, zynde zy geduurig van hunne Gerraa- nifche Lyfwagten verzeld. De eenentwintigde van Zomermaand, dag op welken men de Ka- pitolynfche fpelen te Rome hielde, werdt ein- delyk, tot uitvoering van 't fchenftuk, be- ftemd. De mcefte Hovelingen waren el- ders onledig, de Vorften alleen in 't Paleis, bewaard van hunne getrouwe Germaanen, die zig egter , ten deezen tyde , of allen, of voor 't grootfte gedeelte , by Balbinus bevonden, 't Romeinsch KrygsvoJk was zo dra niet omtrent het Paleis famengefchoold, of Pupiënus kreeg 'er kennis van, en zandt, iet args vermoedende, aan Balbinus, om de Germaanen, zonder welker hulp, hy zag, dat het oproer niet te füllen was. Doch Bal- binus, C t") EöTROP. Llor. IX. Ci:'X 5.
f O IIkrodiAK. CiCr. VII. C:.p, IC. & /.>(>;• Xïll. Off'
|
|||||||||||
III. Boek. HISTORIE. aor
binus, zynen Ryksgenoot zelven mistrouwen-
de , hieldt de Germaanen by zig. En terwyl de Vorften hier over aan 't twisten raaken, wor- denze, onverhoeds, van 't Romeinsch Krygs- volk overvallen, naakt uitgefchud en midden door de ftad naar de Legerplaats gefleept. De Germaanen waren ondertusfchen in aantogt, om hunne Vorften te ontzetten. Doch zy von- den hen reeds vermoord, en den jongen Gor- diaan tot Keizer uitgeroepen, eer zy iets tot hunne redding konden toebrengen : waarop zy, geen nutteloos gevegt willende aanregten, zig ter ftad uit en by de hulpbenden hunner landsluiden begaven (y). Het ombrengen der Vorften door hetKrygs- VIL
volk, en het opwerpen van nieuwen, naarden pelegen- , T 1 i . , r> ri heiu tot
zm tier Legeren, begon nu, in t Roomtche den inval
Ryk, ilerk in zwang te gaan. Zelfs werdt, der Fran- door de byzondere Legers, in de byzondere ken in deelen des Roomfchen jrebieds, de een Kei- Batavia. Ker tegen den anderen opgeworpen ; tot zo , veelen in getal, dat 'er, onder de Regee-
ring van Valeriaan en Gallieen, meer dan dertig van deeze Keizers, gemeen- lyk by den naam van de dertig Dwingelanden bekend (V) , opgefïaan, en de een vroe- ger, de ander laater wederom verdweenen zyn. De meeften ondertusfchen werden, eenen ge- ruimen tyd, van de Legers, over welken zy 't gebied voerden , gedraagen , en hebbon niet dan door geweld bedwongen können worden. Ligtelyk is het te denken, dat de krag-
Cr) Hf.R-Odian. IJür. VIII. Cap 8. Julii Capitouim Wa-
simus & Balbiniis Cap. XIV. p. 156. i w) Trebeu, Poluo.n. Trigint. .Tyrann, itiilio. N5
|
||||
coa VADERLANDS CHE IH.Boe»
kragten des Ryks hier door geweldig geknakt
geworden zyn. Ook gaf het verfcheiden' onbefchaafdeii volken, by de Romeinen mee den naam van Barbaaren betekend, aanlei- ding, om de grenzen des Ryks, aan ver- fcheiden' oorden, te ontrusten. De Room- fche Wingewesten leeden den eerllen aanval, en in 't byzottder Gallië , welk door de Cermaanen overftroomd en deerlyk verwoest werdt. By deeze gelegenheid, zyn ook, naar Veeier gedagten (x), de Fr anken (4) in het Eiland der Batavieren gevallen. Zeker is het, ten
O) MoïiTFAUCON Moniini. de la Monarchie Francoifc. Ton.
I. p. 4. (4) Onzeker is, onzes oordeels, of en van Waar
de Franken zig omtrent den Ryn hebben komen neder- flaan. Sommige Frankifehe Schryvers haaien den oor- sprong deezes volks van de Trojaanen af. Aimoin. de Ce/i. Francor. Libr. I. Cap. i & 2. Anderen willen, met meer fchyn, dat de Franken, uit Pannonie ofHon- jgarye, henvaards gekomen zyn. Gregor. Turon. Libr. II. Cap. o. Daniel Hifi. de France Pref. I lift- Art. I. p.LXXXV. Doch hier opvraagt men, hoe't mag tygekomen zyn, dat Strabo, Pukius, Pomponius Mela, Tacitus en Ptolemeus, in hunne befchry- vingen der oude Germanifche volken, van de Fran- ken geen woord gerept hebben? En om deeze vraag •op te losfen, hebben fommigen gegist, dat zy, ten ty- de deezer Schryveren, onder eenen of meer andere ■naamen, bekend geweest zyn. Sommigen meenen, dat de Franken oudtyds Hauchen genoemd zyn geweest. UJBONt Emmii Rerum Frifk. Libr. I. p. 10. Anderen houden de Franken voor de oude Kani'nefaa- fcn. Wederom anderen voor de oude Sikambren« Ook vindt men, zelfs in Schryvers der vierde en vyfde Eeuwe, de Sa/iërs, de Sikambren, de Brukteren, de Attuaricn en andere oude volken, a!s byzondcre foor- te« van Flanken, aangemerkt. Ammia^. ÄIarcejj,. Lil»,
|
||||
III. Boek. HISTORIE. 203
ten minden, dat het Eiland, omtrent dertig
jaaren laater, reeds van vericheiden' Franki- fche volken bezeten werdt (x). Zy hebben het veele jaaren lang in bezit gehad. Enfchoon. men den netten tyd, noch omftandighceden van hunnen inval niet weet, kan men egter, uit het gene men, hier en daar, aangetekend vindt, opmaaken, by welke gelegenheid,zulks gefchied zy. Zie hier, wat wy 'er van heb- ben können oplpooren. Valeriaan, in eenen flag tegen Sapor, Ko- Gallieem
ning der Perfen , gevangen genomen zyn- ]°^tc^te" de, bleef het Ryksbewind in handen van zy- Germaa- nen Zoon Gallieen, die, verzoopen in wellust-nen. en vadzig uit den aart, tot niets minder dan 260. tot *
(#} EuMEKil Pancgyr. Conftantii^o Aug.. Cap. V. xtim. ,■;.
Libr.XVII. Cap. VIII. p. 186. Libr. XX.Cap.X.p.277.
SuLi'iTius Alexander apud Gregor. Turon. Libx.
II. Cap. 9. Claudian. in I. Conf. Stilicbon. Libr. I. verf. 221. Sa feqq. Ons komt derhalve gegrondst voor liet gevoelen der zulken, die oordeelen, dat de Fran- ken een volk zyn, uit verfch.eiden' Germnnifche vol- ken, famengevloeid. Deczen, in de vroegite tyden, inliet Overrynfch Germanie, gewoond hebbende, fchy- nen zig, in de derde eeuwe, zamen verbonden te heb- ben, en van toen af den algemeenen naam van Franken of vryen te hebben gekreegen, onder welken zy, federt, in Galliê' gevallen zyn. 't Vervolg deezer Ililtoric zal den Leezer, vertrouw ik, in deeze gedagten, beveili- gen. Men zie ondertusfehen, wegens dit alles, Ci.u- verii Gerrit. Antiq. Libr. III. Cap. XX. p. 533, Nie. ViGNERit de Origine Veter. Franco-ruw. p. 135. 13J. Edit. au Cbesne Tom. I. Hermanni Com. Noenarii ds- Origine & fedib. prifc. Francorum. p. 172. Edit. cjusJ*. Alting Gern:, ir,f er. P. I. p. 68. L'Aßße Du;;os Hiß«, Criiique de L'Etablisfem. de I-a Mpaarci. Fraiipi/l\ livr. L Cap. 16. en anderes. |
||||
ao4 VADERLANDSCHE III.Boet
tot regeeren bekwaam was. Geen wonder,
dat 'er, aan alle oorden, Keizers tegen hem opgeworpen werden, en dat het een Winge- west na het ander van hem afviel : rampen egtcr, van welken hy de eerfte tyding (pot- tende plag aantehooren (y~); zo weinig werks maakte hy van 's Ryks weitend. Toen Va- leriaan na 't Oosten trok, hadt Gallieen on- dernomen, de Gallifche Volken, die langs den Ryn woonden, onder weiken men de Ba- tavieren ook fchynt te moeten rekenen, voor de kwellingen der Overrynfcbe Germaanen, die gcduurig in hunne landen vielen, te be- veiligen. Zelf omtrent den Ryn gekomen, was het hum ook (bmtyds gelukt, den Ger- maanen den overtogt met geweld te belet- ten. Doch alzo hy zyne magt te klein vondt, om tegen de geweldige menigte der Germaa- nen eenen (lag te waagen, hadt hy zig ge- noodzaakt gezien, om met fommigen hunner Koningen een verbond aan te gaan ; terwyl hy de anderen, door bedreigingen, v-an het trek- ken over den Rynflxoom poogde af te fchrik- ken Qz). Vermoedelyk is het, dat den Ger- maanen, by dit Verbond, eenige landen in Gallië, moogclyk wel in het Eiland der Bata- vieren, of in her gedeelte der vaste kust van Gallië, welk deezen bezaten, zyn afgeftaan. Zy zuilen zig, daartegen, verpligt hebben, om geene verdere invallen in de Romeinfche Wingewesten te doen, en om de Romeinen met de wapenen by te (laan. Zo veel nog hadt;
OO-TiittEELL. Por.LTONis Gallieni duo. Cc*. VT. p. 2éo,
£:~) Zoshil's Libr. I. Lap,- 30. |
||||
III. Boek. HISTORIE. 205'
hadc Gailieen können doen, in den aanvang
zyner Regeeringe. Minder deedt hy , toen hem 't Ryksbewind alleen in handen gekomen was. Het Stedehouderfchap over Gallië en de Oyerrynfche grenzen des Ryks was al door Valeriaan opgedraagen aan Junius Posthumus, man van geringe afkomst, doch van eenen ftandvastigen en kloekmoedigen aart, en def- tig van gedrag (V). Gailieen, met zyn Leger uit Gallië vertrekkende , om een Leger van Barbaaren, die in aantogt naar Rome waren, te keer te gaan, liet zynen jongen Zoon Salo- nmus in het Wingewest, om, onder 't cpzigt van Posthumus, de Regeering, uit zynen naam, waar te neemen (£). De Galliërs ondertusfchen, te onvrede dat VUL
een kind over hen 't gebied voeren zou, en Bcdryf o ' Vtlll 1OS&*
daarom, of om andere redenen, met haat te- jjUmus
gen Gailieen ingenomen , droegen Posthu- omtrent raus, die alles naar hun genoegen beftierde, den Ryn., des te meer liefde toe. Byzonderlyk wist hy hunne gunst te winnen, door het verdryven der Germanifche volken , die , kort na 't vertrek van Gailieen , wederom in Gallië fchy- nen gevallen te zyn geweest. Doch Posthumus, dezeïven allen verjaagd hebbende, hadt de voorige veiligheid en rust in 't rykherfteld (V). Steunende dan op de gunst des volks, en op het leger, over welk hy geboodt, onder- neemt hy, den jongenSalonyn, binnen Agrip- pine, eene groote Stad aan den Ryn, thans Keulen genoemd, te belegeren; verklaaren- de
(a) Trebellii Pollion. Triginta Tyranni m Posthumio p.
»5S1 259. Eutrop. hibr. IX. Cap. 9. CO ZOSIMUS Libr. I. Cap. XXXVü. p. €1, 62. CO ÏW8BEU. Poll, Trigint, Tyranni in Vosüramio. p. 258.
|
||||
ßo(5 VAÖERLANDSCHE III. Boek;
de, het beleg niet te zullen opbreeken, dan
na dat hem de jongeling zou overgeleverd zyn. De bezetting werdt hier eerlang toe gedwongen. Salonyn en de Hoofdman zy- ner Lyfwagt, Silvaan, werden den Belegeraar in handen gefield, en beide, op zyn bevel, ter dood gebragt (V). Hoewel anderen wil- len , dat de Galliërs Salonyn hebben doen doo- den (V). Toen werdt Posthumus voor -Keizer uitge-
roepen en door gantsch Gallië erkend. Men bragt Gallieen zo dra geene tyding, dat Galiië verlooren was, of hy dreef 'er, volgens zy- ne gewoonte, den fpot mede, zeggende, al lagchende, Kan dan de Staat, zonder de Atre- '* Saga. batifche * rokken, niet flaande blyven (f) ? 't
Welk hier inzonderheid aangemerkt zy, om te doen zien, dat de weeveryen van wollen- ftoffen toen, hier te Lande, al in zwang gin- gen (5): en dat de Atrebaten, die omtrent Atrecht in Artois gewoond hebben, rokken verfchaften, welken te Rome vermaard waren. Men leest ook elders van eene andere foort f Birri. van Atrebatifche f rokken, die, in deTooneel-
fpelen, gebruikt werden (s;~). Gal-
(d~) ZosiMus Li&i; I. Cap. 38.
CO Tredell. Poll. in Posthumio. p. 259.
(f) Trebei-L. Poll. Gallieni duo. Cup. VI. p. 200.
^g) Flav. Vopisci Carimis. Cap. XX. p, 861.
(5) Men hadt, al veel vroeger, te Rome kennis aan
de Gallifche wollen -ftoffen. Strabo heeft (Libr. IV. p. 301. B.) reeds aangetekend, dat men, in Gallië,zo veele Schaapen hadt, dat Rome niet alleen •, maar een goed deel van Italië Y3H Gallifche Saga of Rokke* voorzien werdt. |
||||
fir. Boek. HISTORIE. ai>?
Gallieen bragt egter terftond een leger te-
gen Posthumus te velde; doch deeze werdt van de Kelten of Galliërs, en van de Fran- ken, die, vermoedelyk, nu reeds het Eiland der Batavieren of meer in bezit hadden, zo trouwelyk bygeftaan, dat hy wel met voor- deel bevogten Qi~) ; doch niet overmeesterd werdt. Zelfs wist hy zig, 't welk in deezen tyd iet vreemds was , zeven, anderen (?) fchryven tien jaaren lang, in de aangenomen' waardigheid, te handhaaven. In welken tyd, hy, op den Barbarifchen, dat is, op den Overrynfchen grond, verfcheiden' Legerfleden gebouwd heeft (£'). Eindelyk werdt hem, na dit alles , door Lollianus de voet gelige. Deeze wist zig van de jookerigheid naar ver- andering, den Galliërs meer dan anderen ei- gen CO' zo we* te bedienen, dat Posthumus, door zekeren Viktoryn , van kant geholpen, en hem de Keizerlyke waardigheid opgedraa- pen werdt. Doch zo dra hadden de Overrynfche Ger-
maancn het ombrengen van Posthumus niet vernomen , of zy beftonden niet alleen de fterkten, door hem, op hunnen bodem, ge- iligt, om verre te haaien en te verbranden (jii); maar fchielyk over den Ryn getrokken, val- lenze in Gallië en maaken zig wel van zestig iteden meefler (V). Lollianus herftelde 'federe % eeni- C'0 Trebell. Poll. Gallieni duo Cap. VII. f» 201. Si
l'iftorin. p. 264. O ") EüTROP.. Lïbr. IX. Cap. 9. C-i) Trebell. Poll. Trigint. Tyranni in Lolliano. p. 2.614
£Ó Trebell, Poll. in Posthumio. p. 259. f »O Trebell. Poï.l. in Lolliano. p. 251. «£'0 PW« VQpijiy PiftbHs top. Cap. Xlü. f. 66j, |
||||
2o8 VADER LAND SC HE III. Boei?.
eenigen deezer Steden in den voorigcn rtanr,
'Ook herbouwde hy de Renkten, eertyds door Posthumus gefügt. Doch niet lang hierna, door het Krygsvolk, omgebragt zynde, wenk hy van Viktoryn, die Posthumus omgebragt hadt, daarna van Tetrikus, en eenige ande- ren opgevolgd. En ten ware deeze opgewor- pen' Keizers de vervallen' zaaken der Romei- nen in Gallië' meer of min gered luidden. de Gcrmaanen zouden al wat de Romeinen hier bezaten bemagtigd, en van hun gedugt gebied, in deezen oord, nog veel vroeger dan zy dee- den, een einde gemaakt hebben («j. IX. Omtrent deezen tyd, moet het gebeurd Aureli- zyn, dat Aurelia an, die naderhand Kei-
aan over- zer werc[t:7 en nu n0g maar Bevelhebber over Franken. ^e zesde Gallikaanfche Keurbende was , de
Franken , die gantsch Gallië afliepen, by Maguntiakum, zo fel floeg, dat 'er zeven- honderd fneuvelden en driehonderd gevangen genomen werden, welken hy openlyk tot (laa- ven verkoopen liet (/>). Hy heelt ook, fe- dert, tegen de Sueven, Sarmaten en andere volken voorfpoediglyk geoorloogd (</) : op welke zyne Krygsbedryven, dit deuntje gezon- gen werdt: ■Mille Fr ancos^mille Sar mat as fem el occidimus,
Mille, mille, mille, mille, mille Per f as qua- rimus (V). 't Welk
(o ) Trebell. Poll. 'm Lölliano. p. 2C1, £62. ia Viftoiin»
f, 264. (p) Fl. Voi'iscus in Aurelinno. Cap. VII. ƒ>. 432.
C?) ld. Cap. XVIII. p. 455. Cap. XXXIII. p. 494« W-
XXXV. p. 509. (O Ia. Cflp, VII. p. 433>
|
||||
III. Boek. HISTORIE. teoy
't Welk wy ergens (.?) dus vertaald vinden:
„ Duyzend Franken, en Sarmaten duyzend,
,, hebbenvy' eens verflagen,
„ Die na duyzend, duyzend, duyzend, duy- „ zend, duyzend Perfen vragen.
Toen men Tacitus de Keizerlyke waar- ^5-
digheid opdroeg, waren de Germaanen we--------
derom over den Ryn, de grensfcheiding des
Roomfchen Ryks, gekomen, en hadden zig van iïetke, vermaarde, ryke en magtige Me- den in Gallië meester gemaakt (t). En men vindt verhaald, dat, deezen Vorst en zynen Broeder en Opvolger Floriaan overleedcn zynde, de Wichelaars voorfpeld zouden heb- ben, dat'er, na duizend jaaren, een Vorst uit hun geflagt zou voortkomen, die, over de Fran- ken en Alemannen, welken waarfchynlyk dè voorgemelde invallen gedaan hadden, volgens de Romcinfche wetten, gebieden zou.( u ). 't Welk hier alleenlyk aangehaald zy, om te toonen, hoe verre het 'er nog van af ware s dat men de Germaanen thans onder 't Romein- fche juk zou gebragt hebben. Wy hebben reeds aangemerkt, dat zy, ter-
ftond na de dood van Posthumus, een goed deel van Gallië bemagtigd hadden; welk hun, door Lolliaan, alleenlyk voor een ge- deelte, wederom afhandig gemaakt was. Pro- b u s dan, het Ryksbcwind in handen gekree- gen hebbende, ondernam terftond den togc tegen
CO Oudaan Roomfchc Mogentlieid. hl. 137.
. (O Ft« Voi'iscus in Tacito Cap. III. p. 591). f«) Fl. Vowscos 'm Floriaiw Cap. II. j>. 6zii t Deel* O
|
||||
aio VADERLANDSCHE III. Boek;
|
|||||
tegen de Germaanen, en trok, in eigener per-
foon, naar den Rynkant (V). En zo zeer diende hem 't geluk, dat hy wel zestig vermaarde Me- den , die door de Germaanen in bezit genomen waren, bemagtigde. Te gelyk ontweldigde hy hun den buit, dien zy op de Galliërs be- haald hadden, en door welken, zy ryk en trots geworden waren. Men wil, dat 'er, in verfcheiden' ontmoetingen, byna viermaal hon- derdduizend Germaanen, die zig, op den Ro- meinfchen bodem, langs den oever des Ryns, ja door gantsch Gallië, neder gezet hadden, zouden gefneuveld zyn (V): 't welk genoegzaam ongelooflyk voorkomt. Het overfchot werdt, ten deele, over de Elve en Nekkar gedreeven; ten deele, met verlof des Keizers, in Gallië, of langs de beide oevers des Ryns, geplaatst O).
X. Dit iaatfte was het lot der Franken, die, ten
De Fran* mmsten van deezen tyd af, als vaste Bewoo-
genvaste ners ^er Landen, omtrent den Ryn, naar den verblyf- Zeekant, gelegen, en ook als Bewooners van plaats, Batavia moeten aangemerkt worden (6). Of langs den ' Zy Ryn en
in het Ei- OO'ZosiMDs TJbr. I..atp. 67. i„„ j i„, ("O F'-Avii VopibCi i'robus imp. Cap. XIII.
land dei -> w> lbkl> Batavie-
( 6 ) In de Reiéaart van Peuthiger, een werk, zo
men agt, van de vyfde eeuwe, worden, de Franken, langs den regter oever des Ryns, naar de zee toe, geplaatst. De Lofredenaar Eumekius , fpreekende van 't gene in zynen tyd hadt plaats gehad, getuigt (Pane- jryr. Conflantino Äug. Cap. V. mim". 3.) dat Batavia, voor het einde der derde eeuwe, van verfcheiden' Frankifche volken bezeten werdt. Naderhand zyn- ze wel eens wederom verdreeven geweest; doch zy hebben de voori'ge wooningen, meer dan eens, we- derom |
|||||
III. Boek. HISTORIE. au
zy zig hier, te vooren, met bewilliging der
Batavieren, nedergeilaagen hadden, dan of zy deezen Landaart met geweld hadden gedwon- gen , om hun wooningen en akkers af te ftaan, blykt, onzes weetens, nergens. Dit weet men, dat de Franken, doorProbus,
in hunne moerasfen, overvallen en geflaagen zynde ($), genoodzaakt werden om vrede te fmeeken, en te gelyk, dat hun een deel des Lands, door hen ingenomen, ter wooninge mögt afgeftaan worden, 't Een en 't ander 277. werdt hun van den Keizer vergund (2): die,"—~ daarenboven, volgens de gewoonte der Ro- meinen, bedong, dat hy zig van hunne hulp, in den oorlog, zou mogen bedienen. Sommi- gen verhaalen, dat hy hun fcherpelyk beval, zig tegen hunne byzondere vyanden van gee- ne wapenen te bedienen; maar alleenlyk op de belcherming der Romeinen te vertrouwen, wanneer zy aangevallen werden. Doch dit fchynt, volgens anderen, niet te hebben können gefchieden, dan na dat men de Ryksgrenzen ver- der uitgezet, en gantsch Germanie, in de ge- daante van een Wingewest, gebragt zou heb- ben ( a ), 't welk 'er, gelyk wy terflond aan- merkten , ten deezen tyde, nog wel verre van af was. De Franken dan, akkers, en fchuu- ren,
fV} Zosim. Uhr- I. Cap. LXVIII. p. 109. Flav. Vopiscï
!>robus Imp. Cap. XII. p. 658. O) ZosiM. Libr- I. Cap. LXXI. p. 116. (_ßj Ft.. Vopiscï Probus Cap. XIV. p. 663, 665. derom ingenomen, gelyk ons 't vervolg deezer HistO'
rie leeren zal. Men zie onderrasfehen Zosimus Libr. III. Cap. 6. en Procopiüs de Bello Gottbko Libr. I. Cap. 12. O 5
|
||||
na VADERLANDSCHE III. Boek,
|
||||||
ren, en wooningen, zo in als omtrent het Ei-
land der Batavieren, bekomen hebbende, fchik- ten zig tot rust. Probus ftigtte Romeinfchc üeden en Merkten op den Barbaarifchen of 0- verrynfchen bodem, in welken hy Krygsvolk pïaatile, aan hetzelve ook eenige landeryen, ten onderhoud, afitaande. Dit Krygsvolk be- llondt wel grootendeels uit Romeinen; doch Probus verdeelde, onder elke Keurbende, die ter befcherminge der Ryksgrenzen gebruikt werdt, vyf of zeshonderd Germanifche Hul- pelingcn, die zig, ten getale van zestiendui- zend, in zynen dienst begeven hadden (£). De Batavieren hebben zig moeten lauten ge- noegen met de befchikking, die zig de Ro- meinen , hunne oude Bondgenoaten, over hunne Landen aaniiiaatigden, vermoedelyk uit vreeze voor zwaarer overlast, dien zy anders van de Franken zouden de dugcen gehad heb- ben. Probus, de zaaken in Gallië herfteld hebbende, deedt den Raad van zyne verrig- tingen verrlag, in eenen Brief, dien wy, ais behelzende verfcheiden' merkwaardige zaaken, den Leezer, vertaald, mededeelen. „ Ik dank de onfterflyke Goden, B e~
, schreeven' Vaders, om dat zy tuf , gunïïig oordeel over my hebben goedge- , keurd. Gantsch Germanie, zo wyd als liet , zig uititrekt, is te onder gebragt. Negen , Koningen van onderfcheiden' volken heb-. , ben zig deemoediglyk voor myne voeren, , of liever voor de uwen, nedergeworpen» <, Alle de Barbaaren ploegen nu voor U, zaai» £&) Ft. Veris« Probus Iflip. Cai>. XIV. f. Cd, ÖG3,
|
||||||
Brief van
Probus, over zy- n en Krygs- togt te- gen de G erman- nen. |
||||||
III. Boek. HISTORIE. ar3,
„ jen voor U, &11 ftryden ten uwen behoe-
„ ve, tegen de binncnlandfche volken. Geelt „ dan, volgens uwe gewoonte, bevel tot het „ houden van openbaare Bedelionden. Vier- „ maal honderd duizend vyanden zyn 'er ver- „ flaagen. Men heeft ons zestienduizend ge- „ wapenden aangebooden. Zeventig ver- „ maarde fteden zyn den vyand uit de han- „ den gewrongen. Gantsch Gallië is vry ge- „ maakt. De gouden Kroonen, welken my, A door alle de Gallifche lieden, aangeboo- „ den zyn, heb ik Uwer doorlugtigheid wiï- „ len opdraagen. Gy wydtze den besten en „ grootlten Jupiter en den anderen onfterffe- „ lyken Goden en Godinnen,uwen befcherm- „ geesten, toe. De buit is weêrgekreegen, en „ nog een andere en grootcr dan ons ontno- j, men was daarenboven. De Gallifche akkers „ worden met Barbaarifche osicn beploegd, ,, en onze Bouwluiden bedienen zig van de „ Jokbeesten der Gennaanen. Het vee van „ verfcheiden' volken wordt om ons te voe- „ den aangcfokt. Onze Ruitery wordt ry- „ kelyk van Paarden uit de Germanifche wei- „ den voorzien. Onze fchuuren zyn vol uit- ,5 heemsch Graan (7). V/at wik gy n>eer? » wy
(7) Zeer waren 'er de Romeinen op gefield, dat de
Germanifche volken, ten hunnen behoeve, vee aaa- fokten eu akkers bezaaiden, en zy (lelden 'er veel roems is, wanneer zy eenig volk hier toe hadden kön- nen noodzaaken. Vide Claudian. in i. Conful.Siilich«. Libr. 1. vers. 220. Duidelyk blykt dit ook, uit de aC- beeldfels, op cene pragtige Gedenkzuil, omtrent eene eeuw hierna, door Keizer Arkadius,ter eere vaa zynest Vader, Theodofius den Grooten, te Kouftr.r.tinopola- O % ®9- |
||||
214 VAD ER LAN DS CHE III. Boek.
|
|||||||||
,, wy bezitten al het hunne, en hebben hun
„ niet meer dan den blooten grond laaten be- „ houden. Wy hadden voorgenomen, eenen „ nieuwen Landvoogd over Germanie aan te „ Hellen; doch hebben het uitgefteld, tot dat „ wy onzen verderen wensch zullen verkree- „ gen hebben; 't welk, meenen wy, zyn zal „ als de Goddelyke voorzienigheid onzen „ Krygstogt verder zal hebben gezegend (c)." XI. Schoon niemant der ouden ons een affchrift Redenen nagelaaten heeft van het verdrag, welk, by
v°°drh" deeze gelegenheid, met de Franken en andere tusfehen Germaanen gemaakt werdt; het affchrift van «ie Ro- deezen brief, vergeleek en met het gene men meinen verder by de Hiftoriefchryvers vindt aangete- £gU ran" kend, leert ons, wat 'er de Staatkunde der Romeinen mede beoogde. De grenzen des Ryks liepen min gevaar van ontrust te wor* den, wanneer de Franken, in hun eigen land, mids het behoorlyk bebouwd wierdt , vin-» den konden, 't gene zy tot hun onderhoud behoefden: behalve dat de landbouw hun gc- duurïg werk verfchaffen en dus ongenegencr maaken zou, om de nabuurige landen, door invallen en ftrooperyen, te beroeren. De Ro- meinen , die op de grenzen in bezetunge la- |
|||||||||
gen
|
|||||||||
(O rL» Vopisci Probus Imp. Cap, XIV. ƒ>.. 665.
|
|||||||||
opgeregt. De geleerde Monnik Anselmus Eandurii's
heeft 'er Comment. in Antiquität, Confiantin. Libr, 1, p. 380. Edit, Venet. [p. 508. Edit. Paris,] in agttkn Tafels, eene aftekening van in 't licht gegeven. Hier ?iet men, inzonderheid Tab, V, VIII, en XVI. de Skythen en andere Germaanen, in 't veld, by hetffiWr vee, de paarden en geiten, afgebeeld, |
|||||||||
III. Boek. HISTORIE. 215
gen, werden ook, met gemak en tot eenen
maatigen prys, uit de akkers der Franken, van kooren, uit hunne weiden, van paarden en andere vee voorzien. In de Legers, be- dienden de Romeinen zig van Frankifche en andere Germanifche hulpbenden, waarfchyn- lyk, om deeze oorlogszugtige volken van hun- ne ftrydbaarfte manfchap te ontblooten, en dus allengskens buiten Maat te Hellen, om iet euvels tegen de onderdaanen des Roomfchen Ryks te onderneemen. Ten zelfden einde, gavenze ook aan verfcheiden' Volkplantingen van Germaanen, hier en daar, Landen op den Romeinfchcn bodem in bezitting. Van de verdeelde kragten eens Volks was minder dan van de vereenigden te dugten. Somtyds ont- zagenze zig niet, 't welk oudtyds ook reeds ge- 1'chied was (J), de rust des Ryks van de Ger- maanen, en in 't byzonder van de Franken, door gefchenken, te koopen (e~), ten bewyze, dat zy geene middelen onbezogt wilden laaten, om de Wingewesten, tegen de invallen der Germaanen, te beveiligen De Franken en andere Germaanen hadden ondertusfehen ook hunne redenen, om een verdrag met de Ro- meinen , op billyke voorwaarden, aan te gaan. De vrugtbaarheid van Gallië was, gelykwe reeds by eene andere gelegenheid, hebben aan- gemerkt, al vroeg, de voornaamfce reden , waarom de Germaanen zo dikwils hunne bos-
CO C^sar de Bello Gall. IJbr. I. Cap. 43. Zie ook biet
voor, II. ÏJoek il. \',',6. (O Claudian. in I. Conful. Stilichonis IJbr. I. vers. 20% O 4
|
||||
si<5 VADERLANDSCHE HL Boer
bosfchen en poelen (/),daar het hun veekydä
aan kooren, altoos aan wyn ontbrak (g), ver- lieten, om, aan ócn anderen kant des Ryn- flrooms, overvloed van beide te vinden. De moeite en 't gevaar, welk hier noodzaakelyk aan vast was, ontgingen zy, wanneeme, zig met de Romeinen verdraagende, in het land, dat hun afgeftaan werdt, veelerlei noodbe- hoeften bekomen konden. En konden 'er fonimigen niet aangekweekt worden; dezel- ven zouden hun, gelyk men weet, dat ten opzigt van den wyn gefchied is (7z), door hun- ne nabuuren, worden toegevoerd. Moestenze, in de Romeinfche legers, dienen; zy kreegen 'er gelegenheid door, om tot aanzienlyke en voordeelige ampten bevorderd te worden. 'Kortom, was het verdrag wel onderhouden geworden; 't zou beide den Franken en Ro- meinen voordeelig geweest zyn. Probus genoot ''er al vroeg de vrugten van.
Want Prokulus,die voor eenen Frank van her- komst gaan wilde, door de Lugdunenzen, toe Keizer opgeworpen, en van Probus, tot aan de uiterfte grenzen van Gailië, verjaagd zyn- 5e, werdt, toen hy daar hulp by de Franken zogt, door hen verraaden, en vervolgens, door Probus, omgebragt (i). Naderhand werdt Bonofus tot Keizer op-
geworpen. Doch men vindt aangetekend , dut
(f) Tacit. Ilift. IJbr. IV. Cap. 73.
Cg SiDOXH Apollin. Carm II. feu Pancgyr. Antli. rirs*
$1%. Edit Sirmoiidi. p. S98,
|
||||||||
i
|
/O God. Justin. IJbr. IV. Tit. XLh Lc:. I.
i) Fl. Vowsci Proculus^ 7^2, |
|||||||
III. Boek. HISTORIE. ar?
dat alle de Germaanen Probus liever dan Prok u-
3us of Bonofus dienen wilden. Ook won Pro- bus de gunst der Galliërs, door hun het plan- ten van den wynflok toe te ftaan (7e); 't welk, •door Domitiaan verbooden zynde (/), noch in Italië, noch in de wingewesten, zonder by- zonder verlof, gefchieden mögt. Ondertusfchen hielden de Franken, die, zo xil.
men getuigd vindt, het breeken der beloofde De Frau- trouwe voor fpel aanzagen (jn), het gemaakt ^fa itee; verdrag niet lang. De gelegenheid des Lands, " fcjie_" alwaar zy hun verblyf hielden, maakt het ver- pen der moedelyk , dat zy de Germaanen geweest zyn, Romei- die èenige Romeinfche (8) Schepen, in den Ryn j1™ *n leggende, nog onder de Regeeringe van Pro- Hunne bus, in den brand geftcken hebben (/?)• Dit fcheep»- was 't minst. Zy maakten zig meester van een togteu», goed getal van Schepen, met welken zy in zee Haken, zeilende, door het naauw van d"e Straat, naar de Stad Tarragone en Spanje, die met geweld overmeesterd en geheel uitge- plonderd werdt &)• Vervolgens den Heven naar
(£) Fr.. Vopisci Probus Ce.p. XVIII. p, 671 , itidcmqai Netii
Casauboki. (/) Suetonius in Domitiano. Cap. VII.
C»0 Fl. Vopisci Prociiliis p. 7Ö2.
(») Fl. Vopisci Bonofus p. 7Ó7.
(0) EuïROP. Lïbr. IX. Cap. Si. Aureüus Victor de Ca;ft-
rib. Cap. XXXIX. (8) Luforia zegt Vopiscus in Botiofo p.yóy. De Ro-
meinen hadden tweeërlei foort van Óorlogfchepen, Li- burna en Luforia. Van de eerfte foort, hebben wy bo- ven (II. boek, bl. 178.) met een woord, gewag gemaakt» Van de andere foort, fpreekt Vegetius (de Re militari, Libr. II, Cap. 1, Sr Libr. IV. Cap. 46.) zeggende, dat. zy veel op den Donauw gebruikt werden: doch liy geeft 'er geene befchryving van, om dat 'er do ouden, voqi* hem, van gezweegen hadden. O 5
|
||||
ai8 VAD ER LANDS CHE III. Boek.
|
|||||
naar Sicilië gewend hebbende, vallenze in de
Stad Sirakuze, en regten 'er eene geweldige verwoesting aan. Van hier zeilenze naar A- frika, ftroopende, fchoon niet ongeflraft, langs de kusten van Lybie. Zy hadden 't oog inzonderheid op Karthago; doch werden afge- weezen. Na 't aandoen van verfcheiden' kus- ten, kwamenze, van zulk eenen langen en gevaarlykcn togt, zonder eenig merkelyk ver- lies geleeden te hebben, behouden aan hun Eiland Batavia te rug (ƒ>). Het zeefchuimen was hun ondertusfchen zo wel bevallen, dat zy, van dien tyd af, met de (o) Saxers famenfpannende, de Gallifche kusten alomme onveilig maakten (^). XIII. In deezen tyd, werdt Diokletiaan, Togten (Jqqj. jiec Leger, tor Keizer verklaard, die ïmiaan Maximiaan Ilerkulius, welken hy tot Cezar Herku- benoemd hadt, met een leger, naar Gallië linste Zondt, gen eeni-
ge Ger- (ƒ0 Eijmenit Panegyr. Conltont. C:erari. Ccp, XII. p, 99.
mai]ifche'^'''cf"?"s ^ot" Zosimus Lil»-. I. Cup. 71. volken. ^ EtJTR0P- Liir' IX- CaP' 2I- 2S4. (9) De Saxers worden van Ptolemeus (Libr. II.
"■----------Cap. 11.) over de Elve, langs de Noordzee, geplaatst.
Naderhand hebben zy ook digter naar den Rynkant,
op de grenzen der Franken gewoond. Zie Cluver. Cot», Ant. Libr. III. Cap. XXI. p. 588. En nog laater zullenze ons, in het Land beneden Nieuwmegen,voor- komen. Zy waren, in de vierde en vyfde eeuwe in- zonderheid, vermaard, wegens hunne zeefchuimeryen, in welken zy zig bedienden van ligte vaartuigen, ten deele van hout, ten deele van leer toegefteld, met wel- ken zy de Britaimii'che zee, zonder weer of wind te ont- zien, doorkruisten. Sidoniüs Apollin. Epifl. Libr. VIII. Ep. 6. & Carm. VII. feu Panegyr. Aviti ven. 369. In 't volgende Boek, zullen wy de Saxers nog na- der leeren kennen. |
|||||
III. Boek. HISTORIE. 219
zondt, om den opftand der landluiden, die
zig (1) Bagauden noemden, te dempen; waar- in hy zo wel flaagde, dat dit Volk overwon- nen, en de rust in een gedeelte van Gallië herïleld werdt (r). Daarna den Ryn over- getrokken, wilde hy doen zien, dat deeze ftroom, niet langer tot eene grensfcheiding des Ryks zou ftrekken; maar dat, gelyk het een oud Lofredenaar uitdrukte, het Ryk gee- ne paaien hadt dan die van zyne wapenen (ƒ). Zeker genoeg is het, dat hy verl'chei- den' Overryniche Volken overwonnen heeft: de (2) Burgondiërs en Alemannen door uit- hongering, de (3) Chaibonen of Cavionen, en
O) Eutrop. Libr. IX. Cap. 20,
(s ) Cl. Mamertini Panegyr. Maximiano Heic. Cap. VII.
num. 3. (i ) Du Cange leidt het woordt Bagauden af vau het
oud Gallisch woord Bagat of Bagad', 't welk eene Ver- gadering dei Volks betekent. Glosfarium media & infi- in<e Latinitatis. Voc. Bagauda:. Voiez ausfi L'Ansïé Dubos Hifi. Crit. de la Monarchie Franc. Livre II. Ch. II. p. 282. Edit. d'Atnfl. ( 2 ) De Burgondiërs worden van Plinius ( Libr. IV.
Cap. 14.) een gedeelte der Vindilen of IVandaalen ge- noemd , en zouden dus, gelyk deezen, in Poolen fchy- nen gewoond te hebben. Zeker is 't ondertusfehen, dat zy, naderhand, eer zy nog in Gallië gevallen waren, digter aan den Ryn,omtrent den Meinftroom,gewoond hebben. Orosius zegt zelfs (Libr. VIL Cap. 19.)dat zy hier,door Druzus en Tiberius,zouden geplaatstzyn geweest, en, langs de grenzen, Burgten geftigt heb- ben , naar welken zy den naam van Burgondiërs, als- of men zeide Burgtwoonders, zouden gekreegen heb- ben. Sokrates plaatst (/ƒ//?. Eccl. Libr, VIL Cap. 30,) de Burgondiërs ook over den Ryn, en zegt, dat zy zig meest met het timmeren, of het maaken van hout- werk geneerden. (3) Tacitüs plaatst {de Morib, Germ, Cap, XL.)
|
||||
*2ö VADERLANDSCHE III, Boek
en (4) Hernien in een fel gevegt; waaruit 'er
zelfs, zegt men, niet een eenige ontkwam, om tyding van de nederlaag te brengen Q'). 't Schynt, dat deeze volken, by eenen droo- gen Zomer, over den Ryn getrokken en in Gallië gevallen waren; alzo men gemeld vindt, dat de Galliërs, na de overwinningen, door Maximiaan behaald, hunne veiligheid niet meer in het iterk waslën van het Rynwate? zouden behoeven te Hellen, of bevreesd te 7,yn, als de liroom, door de Zomer-hitte by- na uitgedroogd, zo traaglyk liep, dat 'er de kleinlle keijen, die, door de heldere golfjes heelieil, op den grond ligtelyk te zien waren r niet door konden voortgedreeven worden, 't Gene men 'er bygevoegd vindt, dat Maxi- miaan al het Overrynsch gewest aan het Ro- meinsch gebied onderworpen hadt (v),fchynt voor grootfpraak te moeten gehouden wor- den. En is dit geenszins te verwonderen, .daar hem de oude Lofredenaars zelfs hebben dur-
(t~) Cl. Mamertini Panegyr. Maxim. Hcrcut. Cap. V. ê?
tjtisdem Genetliiiacus Cap. VII. nuv.i- 1. (-/) ld. Panegyr. Maximiane» Hcrc. Cap. VIT. num. 4, 7. /.'-
jusdemque Genetliiiacus cidem Cap. VI. nam. 6. |
||||||
een volk over de Elve, 't welk hy Avionen noemt. Of
rieezen de Chaibonen of Cavionen zyn, van welken Ma- mertikus fpreekt, beken ik niet te weeten. (4) De Hernien hebben, oudtyds, naar 't getuige-
nis van Prokopius (de BetloGattbico Libr. II. Cap. 14.), ten noorden van den Donauw gewoond; en zyn, eersE in de zesde eeuwe, ten zuiden dier Riviere geplantss geworden. Wy zullen deezeu Landaart, eerlang, ne- vens de Batavieren gevoegd, in deRomeiufcheLeger?% ontmoeten, |
||||||
UI. Boek. HISTORIE. asï
durven toefchryven, dat hy de eerile zou ge-
weest zyn, die de Romeinfche Legertekens over den Ryn gevoerd hadt (w): even of men de oude Overrynfche togten van Cezar, van Druzus, van Germ.anikus, van Trajaan en van anderen voor loutere verdigtfels moest houden. Doch 't gaat wat zekerer, dat hy de Franken, in deezen togt, overwonnen, ender- zelver zeefchuimeryen belet heeft (.r). Zelfs noodzaakte hy hen om, verzeld van hunnen Koning, hem om de vrede te komen fmee- ken (y). Vermoedelyk is deeze Koning toeii van hem in zyn gebied bevestigd■> geworden. Ten minften vindt men duidelyk genoeg ge- tuigd , dat Maximiaan, over deeze en- gene overwonnen' of bevredigde volken, Konin- gen aangefleld;, of de reeds aangeftelden, in Hun ..gezag, bevestigd heeft: onder welken, ze« k-ere Ezatecii jof;.Atech en Genobon- of Geno ba UD.E s mgt naame genoemd wor- den -(s). Van welken laatften, de Trierfche jaarboekfchry-ver aantekent, dat hy over de Franken, die zig in Batavia neder gezet had- den, het gebied voerde (V). Maximiaan plaat-- fte wyders eenige Franken, in de ledige lan- den der Nerviën en Trevireu, alwaar hun akkers om te bebouwen werden afgedaan, ,...,,• , /: ..,., mids: |
||||||
(>!') Incerti Epithalamius Maximiano & Conftantino» Cafi
Vlil. anm. 4. (x) Cl. Mamertini Genethliacus Masimiaoo Herculeo»
Cep. VII. num. 2. . (y ~) Cu Mambrtini Genethliacus Maximiano Herculeo 1
Cup. V. nun. 4. (z)Id, Panegyr. Maximian. Hercul. Cap. X. num. 3.,
Qfj Bröwsw Amial, Tre'vit. Tm, 1. f. ipät
|
||||||
«sa VADERLANDSCHE III. Boek.
mids zy zig verbonden, naar de Romeinfche
wetten, te leeven (7>). Te gelyk werde den
gantfehen Landaart verzekering gedaan van
de vriendfehap der Romeinen, wanneer men
zig in rust hielde, en naliet de ftroomeu o-
ver te trekken, om de Wingewesten des
Ryk's te beroeren Cc).
XIV. Zo weinig ftaats maakten egter de Romei-
Karaufi- nen, op het verdrag, met de Franken ge-
lljn^g,^g troffen, dat zy niet nalieten geduuriglyk een
de Fran- waakend oog te houden over de Frankifche en
kifche enSaxifche zeefchuimers, die haast wederom zee
Saxifche koozen. De zorg voor de zeekust van Gallië,
ffchui- ^ie '£ meest van nunne ftrooperyen te ly-
mers. den hadt, werdt toevertrouwd aan Karaufius, een' iVIenapifchen Burger (d), van geringe af- komst CO 'i doch die Voedfterheer geweest was was van Konflantius Chlorus (f), naderhand tot Cezar verklaard, en zig in den oorlog zeer beroemd gemaakt hadt. Deez' begeeft zig naar Bologne, en past, van daar, met"de vloot, over welke hy 't gebied hadt, 'zo wel op de Vrybuiters, dat hy, van tyd tot tyd, veelen van hunne Schepen wegneemt en buit op buit behaalt (g). Doch in plaats vän-den buit den Galliërs, dien zy ontroofd was, wederom ter hand te ftellen, of den Keizeren toe te zenden, verrykt hy 'er zig zelven
f b~) Eumenii Panegyr. foiiftantio Cxfari Cap. XXI. imm. 1%
\c) Iiicerti Epithalainius Maxirhiario & Conliaiitmo, .Gaff VIII. nv.m. 5. (O Auii. Victor de C.ffar. Cap. XXXIX.
(_c) Euthop. J.ibr. IX. Cap. 21.
f/5 Eumenii Panegyr- Conftanfinö Cap. V. num. 3«
CiO AuRi Victor de Casfar. Cap, XXXIX.
|
||||
III. Boek. HISTORIE. £»23
zelven mede. Zelfs hielde men hem verdagt,
dat hy de Zeefchuimers, onverhinderd, op. buit liet uitvaaren, om hen, alsze wel voor- zien wederkeerden, te onderfcheppen, en zig den roof uit de Wingewesten des Ryks toe te eigenen (/z). Zulk een gedrag, gelyk het den Inwooneren van Gallië ten hoogften nadeelig was, kon niet nalaaten Maximiaan, die de zorg voor dit deel des Ryks op zig genomen hadt, zeer in 't oog te loopen. Ook gaf hy bevel, om Karaufius van kant te helpen (tj: die hier van zo dra de lugt niec kreeg, of hy bewoog Genobon, die, gelyk wy zeiden, naar fommiger aantekening, thans het gebied voerde over de Franken in Bata- via, om het verbond, met Maximiaan ge- maakt, te fchenden, en hem, met volk en andere noodwendigheden, by te fpringen (ky Met deeze hulp gefterkt, en zig van alle de voor handen zynde fchepen meester gemaakt hebbende, fteekt hy van Bologne naar Bri- tannië over, alwaar hy zig wel haast tot Kei- zer liet verklaaren (7), doende, ten teken zy- ner nieuwe waardigheid, terftond eenige geld- fbukken munten (?»)• Na dat men hiervan te Rome tyding gekree-
gen hadt, vondt Diokletiaan goed, Maxi- miaan , die tot nog toe alleenlyk de waardig- heid van Cezar gehadt hadt, totzynenRyksge-- noot te verklaaren, en te gelyk Konftantius Chlo-
(Ä) Eutrop. Vér. IX. tap. si.
< i) Idem ibid. 'CO Broweri Ann. Trevir. Tom. I. p. 198; (O HUT.ROP. Llbr. IX. Cap. 21) lm") OübaAN Rooml'che Mogeuth. BI. 93, |
||||
'224 VAD ERLANDS CHE III. Boek
Chlorus en Kajus Galerius Maximlanus tot
Cezars te verheffen. Terftond hierna, nam Konftantius Chlorus den last op zig, om Ka- raufius en de Franken, die met hem in ver- bond ffonden , tot reden te brengen (»). Onder Zeil gegaan, maakt hy zig eerst meester van Bologne, wetke Stad Karaufius, voor zyn ver- trek , met Krygsvolk van zynen aanhang De Iüau-fterk bezet gelaaten hadt (o). En tervvyl hy, ften, in tot }iet vervaardigen eener magtige fcheeps • foorKon-yl°ote> or(*e ^e^' wendt hy den lieven naar
ïlantius Batavia, dat toen van verfcheiden' Franki- Chlorus fche volken bezeten werdt (_p), .die daaren- gefha- boven nog andere Landen, aan den linker "!" oever des Ryns gelegen, bewoonden £</). Het verbond van hunnen Koning Genobon met Karaufius was redens genoeg, om hun den oorlog aan te doen. De gelegenheid des Lands, welk van meeren en poelen om- ringd en vervuld, en van de wyde ftroomen, den Ryn en de Waak, doöriheqden was, fchcen naauwlyks eenigeh anderen ftryd daa te fchepe toetelaaten. Doch de digce bos ■ fchen, in welken de Franken, alleenlyk te water aangetast , zig terftond verfchoolen. zouden hebben, gaven wederom reden:aan de hand, om 't gevegt te lande te onder- neemen (V). Konftantius dan, voet.aan land gezet hebbende, 'valt den Franken, :■■ :_ met
In") Eotrop. Lihr. IX. Cap, 22.
fol lii menu Panegyr. Coiiftantip Cxüiti Cap. VI. ip) (d. Panegyr- ConÜaiitinó Aua. Cap. V »a/s. 3. (q) Incerti Epithalam. Maximiaiib & Conltaiumo Cap. IV. mm- 2. i,.r) EuMENH Panegyrk. Conftantino CKfari, Cap. VIII.
|
||||
HL Boek. HISTORIE. 225
met zyne geregelde Krygsmagt, zo onzagc
op 't lyf, dat 'er veele duizenden gedood, ver- jaagd , gevangen genomen en weggevoerd werden (i1). Waarfchynlyk is het, dat hy, omtrent deezen tyd, dieper in Gallië getrok- ken zynde, de zonderlinge ontmoeting hadt, welke men , by fommige Hiftoriefchryvers, geboekt vindt. Omtrent de Stad der Lingoo- nen, thans Langres genaamd, tegen de Ale- mannen ftrydende, liep hem, op eenen dag, 't geluk eerst tegen, toen mede. Hy bevondt zig binnen de gemelde Stad, toen 'er de Ale- mannen, op 't onvoorziens!, inrukten, en hem, door het fluiten der Poorten, zo zeer benaauwden, dat hy, niet zonder zigtbaar ge- vaar, ter naauwernood, met een touw over den muur gelaaten, naar buiten en by zyn Le- ger kwam; welk, in minder dan vyf uuren, de Stad genaderd zynde , op de Alemannen aanviel, en 'er omtrent zestigduizend van ver- floeg (O- 't Schynt dat Konftantius, met al dit werk, De Fran-
tot in den winter, bezig geweest is. Immers ken groo- men vindt aangetekend, dat 'er eene gewei- te.ndeeis dïge menigte van Germaanen, misfehien van via vea^" de korts te vooren verdreeven' Franken, ter- jaagd. wyl de Ryn toegevrooren lag, te voet, over 't ys, in het Eiland der Batavieren, gevallen zyn; doch met het ontlaaten van 't weder, by gebrek van Schepen , dermaate bezet raakten, dat zy gedwongen werden, zig aan Kon?
(s~) Incerti Epitlialam. Maximiano & ConflantinOjCsi'. 'IV.
Xw:i- 2. (<) ëutromus Lik. IX. Cup. 23. I. Deel. . £
|
||||
sa6 VADERLANDSCHE III. Boes
Konftantius, die hun te fchepe aanviel, over
te geeven. Hy noodzaakte hen vervolgens, eenigen uit den hoop by hem gevangen te ha- ten blyven, doende de overigen, met de fchan« de van de overlevering hunner Spitsbroederen, t' huiswaards keeren (V). Doch volgens fommi- ger gedagten, zou dit drie of vier jaarenlaater gebeurd zyn (w). Wat hiervan zyn moge; Batavia werdt eerlang van den overvloed der Franken gezuiverd (V), en mögt nu, op dat wy ons van de digtkundige uitdrukkingen eens ouden Lofredenaars bedienen, door Konftan- tius befchermd, den bemosten kruin, midden uit zyne bosfehen en ftroomen, blymoediglyk, om hoog heffen (y). De voorige verbonden met de Franken,
die niet allen verdreeven waren, werden ver- nieuwd. Een goed deel hunner werdt, met Vrouwen en Kinderen en al wat zy hadden, verplaatst, in de onbewoonde ftreeken der Ambiaauen, Bellovaken, (5) Trkasjinen, Lin-
Qy~) Eumenii Panegyr. Conflantino, Cap. VI. num. 4.
(w) G van Loon Aloude Hol!. Hill. I. lied, bl. 1205. (.r) Eumenii Panegyricus Conftantiiio Aug. Cap V. num. j. locern Panegyr. Conftautino , Cap. XXV. nunu 2. Cy~) EuMEN.Pauegyr.pro reftauraudisScholis ,&?ƒ>. XXI.num. 2. (5) De Tricasfinen, die EuMenius, hier, nevens ee-
tiige audere volken van het Beigisch Gallië, optelt, moeten, naar 'tfchynt, onderfcheiden worden van de Tricaftinen, van welken Livius (Libr. III. Cap. 31. j, SiLius Italicus (Libr. III. verf. 466.) en anderen gewaa- gen. Men plaatst deezen, in hetNarbonenzer Gallié', of in het Dauphiné, aan de Rivier de Rhone. Doch onze Tri- casfinen woonden in Champagne. DeStadT/w/M, hier ge- legen, draagt, in fchriften der Middel eeuwe, den naam van CivitasTricmfma. Zie AnnaLBertinian- acTannuin 861. Men uoeaitze nog, in 'tLatyn, Trete en Tricasf** |
||||
Hl. Boek. HISTORIE. 227
Lingoonen en andere inwoonercn van Gal-
lië (2), om daar, als onderdaanen des Room- fchen Ryks, te leeven (V), de ledige akkers te bebouwen, en, in plaats van de zee, door rooveryen, onveilig te maaken, den Romein« fchcn Krygsknegten leeftogt te verfchaffen, en hun vet geweid vee, in de naafte Steden, ter markt te brengen. Ook zag men, eerlang, de (6) Chamaven, en Friezen, en andere vol- ken, (z) Eumenii Panogyr. Conflant, Csfan, Ccp. VIII. nu:n. 2.
Cup. XXI. mmi. 1. (a) ld. Panegyr. Conftantino Aug. Cap. V. mm. 3. (6) Onder Trajaans Regeeringe, woonden de Cha-
maven in eene Laiidftreek, die eertyds door de Bruk- teren bezeten (Zie Tacitus de Morib. Gertn. Cap. XXXIJI.), en dus een (luk wegs van den regter oever des Ryns en Ysfelftrooms gelegen was. Nog vroeger, hadden zy eenige akkers ingehad, die digter aan den Ryn lagen, en naderhand van de Tubanten, Uzipeeten en Anzibarien, na eikanderen, ingenomen werden. Ta« cit. Anti. XIII. Cap. 54, 55. 't Schynt,, dat zy zig» federt, meer langs den regter Rynsoever, tot aan de 2ee toe, hebben uitgebreid. In de Reishaart van Peu- tinger, leest men, onmiddelyk nevens den regter Ryns- oever, aan den zeekant, Chamavi. qui elpranci
waar voor men, oiigetwyfeld, leezen moet
Chamavi, qui et Franc u
dat is:
Chamaven, die ook Franken [genoemd worden.']
Want, dat de Chamaven eene byzondere foort van Fran-
ken geweest zyn, zal, uit het gevolg deezer Hiftorie, blyken. Men zie midlerwyl Incerti Panegyr. Confian- ti/io, Cap. XXII. ntim. 3. vergeleeken met Nazak.ii i'*-; negjr. Cwßantitio,C?.p. XVIII. |
||||
aa8 VADERLANDSCHE III. Boek.
ken, die in en omtrent Batavia gewoond had-
den , ten behoeve der Romeinen, ploegen en eaaijen (£). En gelyk de verfcheiden' Franki- fche en andere Germanifche volken den Room- fchen Ryke in vredestyd met den Landbouw dienftig waren; zo werden 'er, in tyden van oorlog, ook nog, gelyk eertyds, Krygsben- den, uit hunne ftrydbaarfte manfchap, gekoo- ren (c). Konftantius, de Franken dus genoodzaakt
hebbende, tot het afleggen der wapenen, en hun gelegenheid hebbende gegeven, om tevens hunne woestheid af te leggen (d) , llak, waar- fchynlyk van het Eiland der Batavieren of uit den mond der Maaze, over naar Britannie, om Karaufius op te zoeken. Met wïen hy, een en andermaal vrugteloos geilreeden heb- bende , eindelyk een verdrag aanging, by welk het Eiland Britannie aan Karaufius werdt afge- ftaan. Nog zeven jaaren, hieldt deeze het in, wanneer hy van Ak&us omgebragt werdt, die, drie jaaren geregeerd hebbende, insge- lyks van kant werdt geholpen; waarna Britan- nie zig wederom den Roomfchen Keizer on- derwierp (<?). XV. De rust onder de Franken bleef ondertns- pe tran- fcjien niaar eenen korten tyd diiuren. Nog len in by 't leeven van Konflantius, of kort na zy- Gallië. nen dood, die in 't jaar driehonderd en zes |
|||||||||||
I
|
|||||||||||
506.
|
|||||||||||
voor-
|
|||||||||||
(£) Fumenh Panegyr. Conftanr. Ofari, Cup- IX num. 3;
(c ) Id. ibid. num. 4, Vide & ejusdtm Panegyr. Conltamino
Aug. ( dp. VI. num. a Qd~) ld. Panegyr. Conflantino Aug. Cup. V. num. 3.
(>) Aurel. Vict. de Cieftr. tVo. XXXIX. Exjtrop. Lih\
IX. Cup, a.2. |
|||||||||||
III. Eoek. HISTORIE. 229
voorviel, ondernamen zy wederom het gemaakt
Verbond te fchenden, en, even als by 'tafzyn of affterven van andere Vorften, die hen be- vredigd hadden, over den Ryn te trekken, en in Gallië te vallen (ƒ). De byzondere Frankifche (g) en misfchien
ook andere Germanifche Volken waren in een onderling Verbond getreden. Men vindt ten miniten aangetekend, dat de Brukteren, Cha- maven, Cherufcen, Vangionen, Alemannen en (7) Tubanten famenfpanden, om, metver- eenigde kragten, de Romeinfche Wingewes- ten te overvallen (Ji). Zy hadden zig, vol- gens de aloude gewoonte der Germaanen, voor het onderncemen van deezen togt, twee Koningen of Veldoverften , Askarikus en R e G A1 z u s, verkooren : onder welker geleide , zy, tot aan den oever des Ryns, ge- komen waren(7), toen zy van Konstan- tyn, Zoon van Konftantms, die, na zyns Vaders dood, in Britannie, tot Keizer ver- klaard (£), en, ongetwyfeld al vroeg van de beweegingen der Franken kennis bekomen heb"
C f ~) Incerti Panegyr. Conilantino, Cap. XXII. niim. 3. Eu-
»ienii Panegyr. Conftiintino, Cap. XI. mtm. 3. £.■?) Lactant. de Mortib. Perfecut. Cap. XXIX.
(A) Nazaru Panegyr. Conflantino, Cup. XVIII.
(i) EüMENii Panegyr. Conilantino, Cap. XI. mm* 6. Incerti
Panegyr. Conilantino, Cap. XXII. num. 3, C*j EuTiiop. Vér. X. Cap. 2 & 3.
(7) De Tubanten worden, dikwils, nevens de Cha-
maven, Brukteren en Uzipecten genoemd. Tacit. Ai:n, I. Cap. 51. & XIII. Cap. 55. Zy worden, van fommi- gen, in Twente; van anderen, wat zuideiyker, geplaatst. M. Alting Genn. infer. P. I. p. 125. Cluverii (uerm. mt. Libr. III. Cap. XII, p. 549. P 3
|
||||
s3o VADERLANDSCIÏE III. Boek.
hebbende, hervvaards getrokken was, voor den
ftroom geftuït, en dermaate met fchrik geilaa- gen werden, dat zy den overtogt niet waagen durfden (7). Vervolgens heeft hy, oordeelen- de, dat hy niet kon gerekend worden de Fran- ken overwonnen te hebben, wanneer hy hun flegts den overtogt belet hadt, en veinzende af te trekken, terwyl hy een gedeelte des Le- gers', in ecne hinderlaage, leggen liet,deFran- Worden ken, aan den Bovenryn, over den itroora ge- door lokt: waarna hy hen, die nergens minder op Konftan- verdagt waren, fchielyk overviel (m). Vecle ftaagern Franken fneuvelden in den ftryd (»). Veele anderen vielen Konftantyn leevende in handen, en onder deezen de twee Koningen, Askarikus en Regaizus(ö), die hy, zo wel als een goed getal hunner onderzaaten, den wilden beesten voorwerpen, en dus, op eene allerfmertelykfte wyze, van 't leeven berooven liet Q>~). Eene zonderlinge vertooning van wreedheid, en een bewys, dat Konftantyn, die naderhand bely- denis van den Christelyken Godsdienst deedt, toen ten minften nog weinig Christelyks bezat, -en den naam van bloeddorflig , die hem van fommigen gegeven werdt (q), niet ten onregte gedraagen heeft (8). Want deeze ftraf'werdt, vol"
C O Incerti Paticjryr. Conflantino, Cap XXIII. num. 3.
(;/>) Id. ibid. num. 4,5. (») Eutrop. Libr. X. Cap. 3. (o) Nazarii Panegyr Gonftantiiio , Cap. XVI. £<0 ËUMEMI Panegyr. Conitantino Aug. Cap. XI. y. Eutrop. Libr. X. Cap. 3. Ca) Juuani C*far. p. 336. Eni'. Spanhemïï.
(V) DeBefchryver van Konftantyns Leeven, of liever
zyn Lofredenaar Euzebius, verhaalt „dat deeze „ Vorst
|
||||
III. Boek. HISTORIE. 231
volgens de wreede gewoonte der Romeinen,
by wyze van Schouwfpel, uitgevoerd. En vindc men aangetekend, dat de elendige Franken, het fterven zelf min fmertelyk agtende, dan dat zy dus fpottelyk ten toon gefteld werden, zig terftond van 't raazend gedierte zulke won- den lieten geeven, die hun eenen gewisfen dood aanbragten (V). Konïïancyn, te fchepe over den Ryn gekomen, vak vervolgens in de wyken der Franken, alwaar hy eenen weerloozen hoop, over de neêrlaag hunner Landsluiden bedrukt en neêrflagtig , onver- hoeds op 't lyf komt, en byna t'eenemaal uitrooit (s). De Brukteren in 't byzonder wer- den zo fchielyk overvallen, dat zy geenen tyd hadden, om zig, in hunne moerasfen en bosfchen, te verfteeken. Een groot deel hun- ner werdt omgebragt: een groot deel gevan- gen genomen. Al hun vee werdt weggevoerd of gedood: alle hunne genügten in den brand ge-
(O Incerti Panegyr. Confbrm'no, Cap. XXITT. num. 3, 4.
'^tj Incerti Panegyr. Conftantino, Cup. XXII. num. 6. vide & Euseb. de Vita Conilant. Libr. I. Cap. 25. „ Vorst zwaarigheid maakte, om een groot getaal van
s, menfeben om te brengen; dat hy, zo wel voor den „ welftand zyner vyanden, als voor dien van zyn eigen „ krygsvolk bezorgd was; dat hy, de zege behaald 'heb- „ bende, den zynen beval,de overwonnelingen te fpaa- „ ren, en dat hy hun geld gaf, om hen hier toe te bc- „ weegen: zo dat, voegt hy 'er by, veele Barbaaren, „ door's Keizers goud vry gekogt, by 't leevenbehou- „ den zyn geworden." De Vita Conflantini Libr. II. Cap, 13 Elders ^Libr. I. Cap. 46.) noemt hy hem den zagt- moedigften en goedaartigften van alle inenfehen. Men toone ons de blyken van Konftantyns goedaartighèid eens in zyn bedryf hier te Lande. P 4 |
||||
i32 VADERLANDSCI-IE ITT. Boek.
gefteken. En die men, onder hen, te trouw-
Joos tot den Krygsdienst, en te ftug tot de flaavernye hielde, werden, even gelyk de an- dere Franken, den verflindenden beesten ter fpyze gegeven (ƒ). XVT. Konfhintyn hielde, na dit alles, om zig te De Ryn- beter tegen de invallen der Germaanen te ver-
itroora, bekeren, den Rynflroom, vermoedelyk naar Konihn- den zeekant toe, en dus langs het Eiland der tyii met Batavieren, vervuld met Sehepen. Hooger iihepen 0p ? by Agrippina of Keulen, begon hy eene en bezet- ß ovcr fe Rivier te lesTcren, als ware hy,
ting ver- °. . «» ' . •" zorgd. °P nieuws, van zins geweest, de hier woo-
nende Overrynfchc volken te beoorloogen. Doch deezen zonden hem, eer nog 't werk voltooid ware, eenige aanzienlyke Pandsluiden toe, die vreede begeerden en verkreegen. Hy dcedt meer. De fterkten, die, langs den Ryn- kant, tot aan de Noordzee toe, en dus ook in of nevens het Eiland der Batavieren, geftigc waren, voorzag hy allen van talryke bezettin- gen (>'). Kortom, hy ftelde de grenzen des Ryks eerlang in zo goeden Haat van tegen- weer, dat men, noch des zomers by 't uit- droogen, noch des winters by 't toevriezen des Rynltrooms, voor geenen vyandelyken in- val meer fcheen te dugten te hebben (V). Te minder nog, na dat de Franken, door
KonfTantyns Zoon, Krispus, kort na dat de- zelve tot Cezar verklaard was, in 't felst van den winter, nog eens overvallen,'en geflaa- gen
( O Eumenii Panegyr. Conftantino, Cflp. XII. mmi. i, 2> 3,
OO Id. ibid. Cap.'Xllh («O Id. ibid. Cirp. XI m:m, 1. |
||||
III. Boek. HISTORIE. 233
gen waren (V). De vyandfchap van Konftan-
tyn tegen de Franken verdween ook allengs- kens; tot zo verre, dat hy, eerlang, in eene openbaare Wet, den Romeinen het trouwen met alle ongeloovige Barbaaren verbiedende, hun egter het Huwelyk met de Franken vry liet, alzo deezen thans veel met de Romeinen omgingen en handelden (j). En uit deeze by- zondere agting van Konftantyn voor de Fran- ken, mag men vermoeden, dat zy de Barbaa- ren geweest zyn, welker Tempels, in de fte- den, dorpen, velden en wocftenyen, hy Go- de toegewyd en in Christelyke Kerken veran- derd heeft (V). Doch of deeze verandering ook plaats gehad hebbe, in de Landen der Franken, welken digt aan den Ryn en de Noordzee gelegen waren, is met geene ze- kerheid te zeggen. De Broederkryg, die, na Konftantyns dood,
voorgevallen in het jaar driehonderdenveer- tig, tusfchen zyne Zoonen,ontftondt, gaf mo- gelyk aanleiding, dat de grenzen des Ryks van Krygsvolk ontbloot werden. Immers de Fran- ken, 't zy hier door of om andere redenen, itouter geworden, ondernamen, in 't volgende jaar, wederom eenen inval in Gallië (V). Zy 34'• werden eerlang vanKonstans,eenendeezer~~ Zoonen, beoorloogd. De vyandelykheden ein- digden met een vredesverdrag Q), volgens welk
- <\v) Nazarii Panegyric. Conflancirio, Cap. XVI! & XXXVI.
(j) Constant. Porphyrogkn. de adiiimiftrando Imp. Part.
II. p. 54. Edit. Ven», lp. Ö5. Edit. Parißetif.] (z) Eusebh Orat. de Land, Cjiiftant. Cap. XVII.
(<?) Socrat. Hill. Eed. Lifo: 11. Cap. 10. SOZOMEN. Litr.
ÏII. Cap. 6. OO MiERON. Chronic. Lilir. II. cd anmim 342. p. i<fc. Edit.
Scalig, P 5
|
||||
VADERLANDSCHE III. Boek.
|
|||||||
*34
|
|||||||
welk de Franken tot het Bondgenootfchap des
Roomfchcn Volks overgingen (c). Men wil, dat Konftans zelf de Franken, door aanzien- lyke gefchenken, in zyne belangen hadt over- gehaald, om zig, door middel van hen, te- gen zekeren opgeworpen Keizer, Magnentius, te verfterken (<f). XVII. Doch de vrede duurde maar weinige jaa- Jnhaans ren_ jvja 't ornkomen van Konstan tyn ten Tegen den jongen en van Konftans (O, en toea de Ger- nu bun Broeder, Konstantius, alleen rnaanen. \ gebied in handen gekreegen hadt, on- dernamen de Franken, Alemannen en Saxers, onder bevel van verfcheiden' Koningen (ƒ), wederom hunne voorige togten over den Ryn , zig meester maakende van wel vyf- enveertig oude en bloeijende fteden , die langs den ftroom gelegen waren, en allen uitgeplonderd en verwoest werden, waarna zy den behaalden buit, benevens een groot getal der Ingezetenen, over den ftrooni, met zig, te rug voerden (g~). De beste Gallifche Adel wcrdt omgebragt, of genoodzaakt ftrenge Heeren te dienen. De verwoeste fteden lagen onbewoond (/z), of waren van de Germaanen in bezit genomen. En die wat te afgelegen waren, om verwoest te können wor-
{c) SocnAT. I.ihr. II. Cap. 13.
£ ƒ) ZosiM. Libr. II. Cap. 13.
f«) Eutrop- IJl/r. X. Cap. 9.
(ƒ") Amm. MaRCEll. Libr. XIV. Cap. X. p 52. libr. XVï
Cap. XII. p. 151. (g) Zosiatus Libr. III. Cap. 1. Mamrrtini Panegyriciis
Juliane, Cap. IV. num. 1. Jui.iani Orat. I. in Laudcm Con- ftantii p. 34. ejusdemque Epill. ad Ariienienf. p. 279. Eet, Spanh. (70 JüLiANi Epift. ad Atkcnicnfcs. p. 279.
|
|||||||
III. Boek. HISTORIE. 235
worden, lieten zy in de magt van knevelag-
tige Regters, door hen derwaards afgezonden ; die de arme Inwooners, tot op het gebeente toe, uitmergelden , zelfs tot zo verre, dat vee- lea liever wenschten, door de Barbaaren ge- dood, of gevangelyk weggevoerd te mogen worden (f). Het Land, door hen, aan den linker' oever des Ryns, bezeten, ftrekte zig, van den oorfprong dier Riviere, tot aan de zee toe, uit; en die zig digtst aan de grenzen van Italië nedergeflaagen hadden, lagen driehon- derd ftadiën van den Rynflroom af. Driemaal zo veel lands nog was 'er door deeze volken afgeloopen en verwoest, welk men den Gal- liërs niet toelaaten wilde op nieuws te bebou- wen (&). Konftantius, die dit alles geenszins verwagt hadt, ontbiedt, zo dra hy 'er tyding van bekomt, zynen Neef Juliaan van Athe- ne , dien hy eerst tot Cezar verklaart, en daar- na, met een Leger, ter beteugeling der Ger- manifche volken, naar Gallië zendt (/). Juliaan, in Gallië gekomen, vondt de zaakcn 356.
aldaar in eenen hagchelyken toeftand. In 't-------
kort'egter, maakte hy zig, zonder flag of floot,
meester van (9) Augustodunum, (1) Brocoma- gum
XO Mamertini Panegyr- Juliane, Cap. IV. num. i, 2»
(£) Julian! Epilt. ad Atlienienfes , p. 279.
(O Ëutrop. Libr. X. Cap. 14. Zosimus IJir. III. Cap. 2.
(9) Auguitodumim, de Hoofdftad der Eduen, vol-
gens Tacitus {Ann. III."Cap. 43.) is de Stad Jutun, in het Bisdom van dien naam, in Bourgogne gelegen. (1) Brocomagum wordt, in de Reiskaart van Peu-
tinger, zevenduizend fchreeden beneden Straatsburg ge- field, alwaar men eene Plaats ontmoet, tegenwoordig Brumt of Brumat genaamd. Vide Qeixarii Getgr, ant, Libr. II. Cap, III. p, 191. |
||||
126 VADERLANDS CHE III. Boek.
gum en eenige andere Meden, voorheen door de
Barbaaren bemagcigd (tn). Daarna trekt hy naar Agrippine, eene lterke ftad, die, om- trent'tien maanden geleeden, door de Fran- ken overmeesterd, de eerfte was, welke, ceni- gen tyd belegerd geweest zynde, van hem, na 't maaken van een verdrag met hunne Ko- ningen, ingenomen werdt (V). ' Vervolgens zig naar de (2) Stad der Senonen begeven heb- bende , om aldaar te overwinteren, werdt hy daar van de Barbaaren belegerd ; die egter, na den dertigflen dag, vrugteloos moesten af- trekken (0). Sedert werdt hy te raade, de overal herom zwervende Alemannen, met een verfpreid Leger, in te fluiten, om dezelven, dus in 't naauw geraakt, te zekerer op de fiagtbank te brengen (p). Zy hadden zig, langs den linker oever des Ryns, ter neder ge. flaagen; en vernamen de aankomst des Romein- fchen Legers zo dra niet, of een gedeelte maakt de enge en moeilykc wegen , door het omver houwen van zwaare boomen, t'ec- nemaal onbruikbaar, terwyl een ander ge- deelte, zig op de Eilandjes begeven hebben- de , welken, hier en daar in den Ryn, en zo men wil (#), niet verre van Bazel, verfpreid la- gen, O) Amm. Marcell. Libr. XVI. Cap. 2. Juuani Epift,
ad yulietiicnf. p. 279. (») Amm. Marceli. Vibr. XVI. Cap. 3.
(0) Id. Libr. XVJ. Cap- 10
' Cz>3 Id- Libr. XVI. Cap. XI. p. 146. (7) Cluveim Genn. am. Libr. II. Cap. XII. p. 371.
(2) De Stad der Senonen is, buiten twyfel, Sem,
in Champagne, aan de Rivier de Yonne, die, eenige mylen beneden de Stad, in de Seine valt, Cellaiuus Libr. II. Cap, II. p. 133. . |
||||
HL Boek. HISTORIE. 237
gen; den Romeinen en Juiiaan zelven; van
daar onder een bitter gehuil, de fchamperfte fcheldwoorden toedreef. Juiiaan, hierdoor nog meer in toorn ontfteken, en verneemen- de, uit eenige gevangenen, dat de ftroom, in zulk heet weder als men toen hadt, ligte- lyk doorwaad kon worden, beveelt eenige ligtgewapende hulpbenden , mogelyk Bata- vieren , over de riviere te trekken, die, nu al waadende over de ondiepten, dan al zwem- mende, met de fchilden onder 't lyf, aan het naaste Eiland kwamen (V). Ysfelyk was toen de flagting onder de Alemannen. Jong en oud, vrouwen zo wel als mannen, wer- den, zonder onderfcheid, omgebragt. De Romeinen , eenige ledige Schuitjes magtig geworden zynde, fchooven'er, al hobbelen- de, mede van het één Eiland naar het ander: en toen zy zat van doodflaan waren, keerden zy allen, rykelyk met buit belaaden, waarvan hun egter een gedeelte, door den fterk afloo- penden ftroom, ontvoerdt werdt, aan den lin- ker oever des Ryns te rug (*). In 't volgende jaar, trok Juiiaan af op eenen siag by
geweldigen hoop van Alemannen, die by (3) Argento- Argentoratum gelegerd waren. Deezen weder-ratum- ftonden kloekmoediglyk den eerften aanval - der Romeinen; welker Ruitery reeds begon
te
|
||||||||||
'c
|
r^ AstM. Marcell. Uir. XVI. Cap. XI. p. 140.
O Id. ibid. |
|||||||||
(3) Argentoratum ,by de meeste oude Landbefchry-
vers bekend, is Straatsburg in de Neder-Elfas, welk ia 't JLatyn, nog deezen naam voert. |
||||||||||
238 VADERLANDS CHE III. Boek,
te deinzen, toen de Alemannen, hunnen yver
verdubbelende , met zo fel eene woede, op het Voetvolk aanvielen, dat de overwin- ning volkomen aan hunne zyde fcheen te ftaan (V). Doch, in dit uiterfte, komen de Batavie-
ren, die tot hier toe buiten den ftryd ge- bleeven waren, onder 't geleide hunner Ko- ningen, als in welker gezigt zy van ouds dap- perst plagten te ftryden, fnellyk aanrennen, om de Romeinfche Ruitery by te fpringen. Toen werdt 'er met verdubbelde kragten geftree- den. De fchigten en 't werpgeweer werden van weerskanten rykelyk gefpild. En daar men eikanderen naast was, vogt men met korte opfteekers. De gekwetsten ftonden, eerze nog bloed geftort hadden, wederom op ten ftryde. Men fcheen eikanderen te eve- naaren in dapperheid. De Alemannen ftree- den wel woest en ongeregeld; maar waren wederom fterker en grooter van lighaam dan de Romeinen. En deezen, in geregel- de Krygskonst dooroefend, vogten bedaard en voorzigdg. Zy vertrouwden op hunnen moed, de Alemannen op hunne grove lighaa- men. Dikwils herftelden zig de Romeinen we- derom, nadatze, doorliet geweld der wape- nen , uit hunne plaats gedrongen waren. De Barbaaren, van vermoeidheid niet konnende ftaande blyven, zag men, met de linker knie op den grond, den vyand ten ftryde uitdaa- gen; een bewys,voorwaar, van de uiterfte ver- twyfeldheid. Schielyk daar op, doet zig een drom
(.') Am». Marceli, liir. XVI. Cr.p. XII. p. 151, 159.
|
||||
ÏIÏ. Boek. HISTORIE. 239
drom voor van de voornaamfte Alemannen,
onder welken ook de Koningen waren, die, van den gemcenen hoop gevolgd, op de Ro- meinen inbreekeu, en tot in 't midden des Le- gers doordringen. Hier ftondt de Soldaat diffC Ejcfchaard, en trof daarom de Aleman- nen, die zig te veel bloot gaven om de orde der Romeinen te breeken, te wisfer in de zyden. Wel haast werdt de groote hoop, na 't ombrengen van veelen, op de vlugt ge- dreeven. En 't viel meer naar wensch daa naar verwagting uit, dat hun, van alle kan- ten langs den lbroom, vaartuigen te gemoec kwamen, die veele vlugtenden ontvingen. Zy werden ondertusfehen van de Romeinen, tot aan het Herfinifche woud toe (V), op de hielen gevolgd, en by gebrek van fcherpe zwaarden, met hunne eigene pylen gegriefd. Veelen, doodelyk gewond, fmeekten om een fchielyk einde. Anderen, reeds zieltoogen- de, baden, met ftervende oogen, om her leeven. Eenigen, die, ongevvond, langs den glibberigen kleigrond, vlooden, ftortten ia het bloed hunner fpitsbroederen, en werden, de een door den anderen, verpletterd. An- deren, die, den ftroom bereikt hebbende, poogden over te zwemmen, verdronken, eer zy de ovcrzyde behaalen konden, of wer- den, door de Romeinen, van den oever, met pylen doorfchooten. Sommigen, in 't. zwemmen onervaaren, hielden zig vast aan ervaarener, of lagen eene poos te dobberen, als zy van hunne fpitsbroeders los gelaa- tea
(>0 Zosisjus L'ibr.. III. Cap. 4,
|
||||
s4o VADERLANDSCHE III. BoekS
ten werden; tot dat zy, worAelende met da
golven, of van de zelven ingezwolgen wer- den , of op een fchild, onder 't moeilyk ar- beiden tegen den afloopenden Aroom, allengs- kens, in de fchuinte voort, ter naauwer nood behouden aan den overzydfchen oever geraakten. Koning Chnodomer, zyn aan- gezigt bedekt hebbende, om onbekend te bly- ven, vloodt te paard naar de Rivier, alwaar vaartuigen befteld waren, om hem over te voeren: doch in de moerasfen blyvende flee- ken, werdt hy genoodzaakt, den weg langs eene hoogte te neemen, alwaar hy, door de Romeinen, van verre gezien, gekend, ag- terhaald en gevangen genomen werdt. Men vondt hem van tweehonderd mannen en drie boezemvrienden verzeld, die 't allen voor een fchelmftuk hielden, na den Koning te leeven, of niet voor hem te flerven: weshalve zy zig met hem binden lieten. Hy werdt, federt, door Juliaan, aan den Keizer gezonden, om ten zigtbaaren blyke van de behaalde over- winning der Romeinen te ftrekken (V). Dus eindigde dit bloedig gevegt. Men vindt aan- getekend, dat 'er van de Romeinen niet meer dan tweehonderd drieënveertig man en drie Hoofdluiden fneuvelden. Van de Aleman- nen zouden zesduizend lyken (4) op het flag- veld
(or) JuLiANi Epift. ad Athenienfes, p. 279. Zosjmus Libf.
lU.Cap'. 4. (4) ZosiMus fchryft (Libr. III. Cap. 3.), gantsch
teu onregte, dat 'er zestigduizend in 't gevegt, en even, zoveel, door het water, omkwamen. Want Ammia- nus Marcelukus, die deeacn gantfehen krygstogt om- ftandtg
|
||||
Hl. Boek. HISTORI E. £4ï
veld geteld zyn; behalvcn eene groote menig-
te, die in den ftroom omkwam Qx'). Wy hebben deezen ftryd, fehoon buiten ons
Vaderland voorgevallen, wat omftandiger te bock gefield, om dat 'er de Batavieren in ge- mengd geweest zyn. Haast zullenwe de Romei- nen aan onze grenzen zien. Juliaan, over den Ryn getrokken, en wederom eenen hoop Ale- mannen geflaagen hebbende , herilclde de fterkte, die, door Trajaan, gelykwytevooren Qy) aanweczen; zo 't fchynt, tegen over Ma- guntiakum,geib:gtwasf2\ Daar na beteugelde hy eenen hoop van byna zeshonderd Franken, die omtrent Agrippine en (5) JuUakum ftroop- ten (V). Den winter te Pary» overgebragt heb- bende, befloot hy, den vyand, vroeg in 't voorjaar, en eer dezelve zyne magt zou byeen gebragt hebben, op 'c lyf te vallen. Onder- tusfehen fcheen hy niet te velde te können trekken, dan na dat het wintergraan ingeza- meld , en uit Aquitaine of Gascogn-e, in 't Le - ger
(>) Anm. Marceli.. Libr. XVI. Cnp. XII. ƒ>. 159-164.
(y) JU. igo. O) Amm. Marcell. Libr. XVII Cap. Lp. 169.
(_a~) IA. lM>r. XVII. Cnp. II. p. i70. ftandig te boek gefield heeft, verklaart uitdrukkelyk,
dat het gantfche Leger der Alemannen uit niet meer dan vyfendertigduizend mannen beftondt. Libr. XVI. Cap. XII. p. 156. Doch 't zy eens voor al aangemerkt, dac men op 't getal der gefneuvelden in eenen ftryd door- gaans geenen ftar.t maaken kan. (5) Juliakmn, veelligt zo genoemd naarJuliaAgrip-
pina, (zie Cluverji Genn. ant. Libr. II. Cap. XVII. p. 408.J en in de Rei-rafelen van Antonyn en in de Haart van Peutiitger bekend, is, buiten twyfel, de Stad Gttlik, in 't Hertogdom van dien naam gelegen., I. Deej.. Q
|
||||
I.
|
|||||||
242 VADERLAND SC ME III. Boek.
ger gebragt zou zyn; 't welk eerst diep in 'c
voorjaar zou können gefchieden. Doch Juliaan overwon deeze zwaarigheid, doende van het graan, dat anders in de Winterlegeringen zou verteerd zyn geworden, hard brood bakken; welk den willigen Soldaat op de fchouders 358. gclaaden werdt. Dus voor vyf of zes maanden ■---------voorzien (b~), brak hy op, trekkende naarde
ui te rite grenzen van Gallië, aan den zeekant,
alwaar de Ryn uitliep (Y), van zins om eerst de S A L1 ë R s, daar na de Chamaven tot re- den te brengen. XVIII. De Saliërs waren eene byzondcre foort van DeSaliërs Franken, die eertyds omtrent de Rivier deSa- ïnBatavia /^ jn Frankenland, fchynen gewoond te heb- liaan be" ^cn W' vanwaar zy, door hunne nabuuren, dwon- deSaxers, verdrecvenzynde, zig, al voor lang, gen. in het Eiland Batavia nedergeflaagen hadden (e). Zy waren, daarenboven, eenen ge- ruimen tyd geleeden, over de Maaze, op den Romeinfchen bodem, gekomen, en had- den zig ook in (6) Toxandrie, niet der woon ne-
|
|||||||
(O Amm. Marceel. UB'. XVIT. Cap. VIII. p. r85.
(_e) ZosiMUS Ijbr. III. Cap 5 & 6. Ol') CtuvF.Rii Genn. anr, Litr, Hl. Cap. XVII. p. 563. (<?) ZosiMus Libr. III. Gap. 6< . (6) Vermaarde Landbefchryvers agten dat Toxandrie
tiet tegenwoordig Zeeland is. ClüveRius Germ. ant. Libr. II. Cap. XXIX. p. 449. Ai.ting.Germ. infer.Y.l- p. 121. Doch in 't volgende Boek, zullen wy zien, dat men , in de zevende of agtfte eeuwe. deezen naam aan een gedeelte der Meijerye van 's Hertogenbosch gegsven heeft. En daar is niets, in de woorden van Ammiamus Marcellinüs , 't welk men ook niet of deeze Landftreek pasfen kan» , . |
|||||||
lil. Boek. HISTORIE. 243
liedergezet (ƒ). Begecrig om deeze hunne
wooningen te behouden, zonden zy gezanten aan Juliaan, dien zy nog in de winterlegering meenden aan te treffen; doch wiens Leger reeds omtrent Tongeren genaderd was. 't Ver- zoek was, dac zy, zig gerust houdende, ook door nicmant, in hunne bezittingen, mogtcn gefloord worden: 't welk van Juliaan en zy- hen Raad te dubbelzinnig gekeurd werdt, om niet met gelyke munt betaald te worden. Hy vaardigt dan de gezanten af met onwisfe hoop en gefchenken, doch zendt hun eenig volk, onder 't geleide van Severus, langs den oever des Ryns, agterna, tervvyl hy, met eene vloot tan zeshonderd Schepen, van welken hy'er vierhonderd^ in minder dan tien maanden ,- hadt doen timmeren, den Ryn afzakte, om den vyand, in zyn eigen land, by te komen (g). De Saliers werden, eerlang, 't zy door hem, door Scverus, of door beide, zo-on- verhoeds overvallen, dat zy, van verbaasd- heid raadeloos, eer fmeekende dan wederfland biedende, zig met Vrouwen en Kinderen, en al wat zy hadden, overgaven (Ji). Juliaan heeft hun daarna eenige Landen afgeftaan (T), waarfchynlyk dezelfden, die zy reeds beza- ten, en onder deezen oök een gedeelte tert minsten van Batavia, gelyk uit het vervolg deezer gefchiederiis nader zal können afgeno- men worden. Toeri
(ƒ) Amm. Marci-llin. tih\ XVIt. tap. Vlïl. p. 18Ö.
(£•) jui.iANi Kpift. ad Atlmiienfes, p. 279. .{/;) Amm. Marcell. Liir. XVII O/v VIII. p. 186. (O LiBANius de Laudil). Juliani, in Notis Valesii ad AMM KiARCEtL. Liir. XVII Cc/. VI11- p. 186. Q »
|
||||
WPWPW^<19B"
|
|||||
244 VADERLANDS CUE m. Boeiï*
_ XIX. Toen lagen de Chamaven aan de beurt»
?l!lm"„,t Deezen waren ook eene foorc van Franken (&). de Cha- ^n ouc'c Reiskaarten, wordenze geplaatst langs mavcn. den rcgter oever des Ryns, tot digt aan de Noordzee (7). Endatzy hieromtrent gewoond hebben, wordt bevestigd, doordien zy fom- tyds nevens de Friezen, die de Gallifche ak- kers bebouwden, en die men derhalve hier zekerlyk plaatfen moet,genoemd worden (irï). De Chamaven hadden, even als de Saliërs, ongevraagd, een .gedeelte van den Romein- fchen bodem durven betrekken (;z). Redens genoeg om hen met de wapenen aan te tasten. Doch hier kwam nog by, dat de Chamaven den overtogt der Romeinen, uit het Eiland der Batavieren naar Britannic, als zy wilden, beletten, en dus den toevoer van graanen, uit dit Wingewest, naar de Romeinfche Volk- plantingen , ftremmen konden (0). Juliaan dan overvalt hen, even onverwagt, in hun- ne ingenomene Landen. Zy worden ten deele verflaagen, ten deele gevangen geno- men ; terwyl een gedeelte zig met de vlugt over den Rynftroom redt (p~). De Chamaven» zig dus overwonnen ziende, zenden Juliaan, kort hierna, gezanten toe, beloovende den Romeinen getrouw te willen blyven, ntids men hen in hunne bezittingen ongeiloord liet, juliaan Haat hun de vrede toe, op dien voet; doch
fk~) .Zie liier voor, hl. 227.
( O Tabula Peutinc.eri. (ui) Bumenh Pmiegvr. Conftsm. Ca:fiiri, Cnp. IX. r.tint. J»
<.«) Amm. Mar.cei.un. Libr. XV[I. Cnp. VUT p. 18Ö. (o") Excerpt, de Legntionibus ex Eunapii. Hill, p. 11. Esii Vènet. i~ao. Q) Amm. Mab.cei.un. Lifo, äYI|. Cap. VIII. p. i8ói„,
|
|||||
"III- Boek. HISTORIE. 245
doch eischt vooraf, dac hun Koning, voor
hein verfchyne. Deez', tot aan den overzyd- fchen oever des Rynitrooms gekomen zynde, terwyl Juliaan, van den anderen kant, hem, op een wel gewapend fchip, genaderd was, wordt de onderhandeling, door tolken, aange- vangen. Haast was men 't eens over de voor- waarde der vrede; doch Juliaan begeerde des Konings ecnigen Zoon tot pandsman, dien de Koning verklaarde, in 't gevegt, gefneu- veld te zyn. Doch als juliaan voorgaf, de vre- de op geenen anderen voet te willen fluiten, ontftondt 'er een naar gehuil onder alle de 'Chamavcn, die zig, langs den oever, op de knieën nederwierpen, fmeekende, dat hun niets onmogelyks mögt afgevergd worden. De Koning zelf fmolt in traanen, betuigen- de nu eerst te ondervinden, hoc veel hem 't verlies zyns Zoons kosten zou. Toen wer- den Juliaan zei ven de traanen uit de oogera geperst. De jongeling, dien men dood waan- de , doch die duor Juliaan gevangen genomen.', en naar zynen llaac behandeld geworden was, werde leevende te voorfchyn gebragt, niet zonder verwondering en vreugde van alle de Chamaven, en van den bedrukten Vader in- zonderheid. Juliaan, verklaard hebbende, dat hy den jongeling, niet zo zeer tot een onderpand der geilöoten' vrede, als ten ge- denkteken zyner edelmoedigheid, by zig. wilde houden , befloot de onderhandeling mee ernllige bedreigingen aan de Chamavcn, in- dien zy.- 't Verbond op nieuws durfden feilen- den. Voorts de Moeder van Nebigas»- ïes-, die, of de Koning, of's Koning Zo-Dra Q 3 L fcbP*
|
||||
246 VADERLANDSCHE III. Boek.
|
|||||||
fchynt geweest te zyn, ten onderpand be-
geerd hebbende, welke hem terftond werde overgeleverd, keerde hy, onder 't gejuich der Chamaven, die hem alles goeds toe- wenschten, aan de Gallifche zyde des Ryn- ftrooms, te rug (y), inzonderheid hier over voldaan, dat hy het herwaarcls voeren van leeftogt uit Britannie in veiligheid gefteld hadt CO- ^
XX. De voorraad, in Juliaans Leger, begon nu
•jlliiaïm,. allengskens te minderen, enfchootden Soldaat
honderd1 noS maar weinig leeftogts over, toen 'er Ju- vaartui- liaan nog een gedeelte van wegnam, om 'er gen tira- drie Sterkten aan de Maaze, te vooren door meren en fo Alemannen verwoest, doch door hem wc« u'^Brj" ^crora herfteld, mede te voorzien. Hy was tannie wel terftond bedagt, om Graancn, uit de over- licr- wonnen' of bevredigde Landen, te doen op- WMr.ds brengen; doch by de Chamaven was geen voor- een! ren"i'aad, en ?t gene op 't veld ftondt nog niet in- geoogst (s). De landcryen der andere volken waren meest verwoest. Juliaan beiluit dan, een groot deel der bosfehen, die omtrent den Ryn- ftroom, daar dezelve in den Oceaan frort, ge/ legen waren, om verre te doen houwen, en van het hout, in alleryl, agthonderd Vaartui- gen, wat grooter dan Visfcliers pinken, te ha- ten timmeren: welken hy, alzo nu deovenogr, door het bevredigen der Chamaven, veilig was, niet allen gelyk, is 't denkelyk, maar nu
|
|||||||
C?1) Kxcf-pf. de Legationib, es Eünapio *. 11, iï. Zosimus
Liirr. UI Cap. 7. CO lui-iANi Epift- ad Ariicnicnfcs, ƒ>• 2S0. is ■) Amm. Mar.-ceu.in. Libr. XVII. Cup. IX- f. i3ö, 18?. |
|||||||
HL Boek. HISTORIE. 247
|
|||||
nu en dan eenigen, naar maate datze voltim»
merd waren, naar Britannie zendt. Vanwaar eerlang, overmids de togt dikwils herhaald en in korten tyd volbragc werdt, zulk een overvloed van graanen herwaards werdt ge- voerd, dat het Krygsvoik niet flegts voor- zien werdt; maar ook de Voorraadfchuuren , die Juliaan langs den Ryn ten fpoedigften bouwen liet (>), v/el haast opgcpropt raak- ten. Zelfs kreegen de Inwooners der naaste Landen gelegenheid, om zig uit deezen over- vloed, te voeden, en hunne verwoeste ak- kers daarenboven op nieuws te bezaaijen; naardien Juliaan eene foort van Vaartuigen uitvondt, bekwaam om de Rivieren te bevaa- ren, in welken, hy don bekomen' voorraad, waarfchynlyk aan het Eiland Batavia, deedt overfcheepen, en,vervolgens den Ryn opvoe- ren (j'). Nu fcheen de rust, in deezen oord, genoeg- XXL
zaara herlteld te zyn. Doch zy werdt, in't DeSaliërs volgende jaar, wederom geftoord. De Saxers, worden die voor de fchranderfte, fterkfte en dapperfte Quadea volken hier omtrent gehouden werden,*beiïon- ujt Bata- den, by welke gelegenheid weet men niet, de via ver- Quaden -(7), volgens fommigen, eene byzon- dreeyen. dere 359' ,
(O Amvt. Marcelliv. Uhr. XVIII. Cr.p II. p. 204.
(_r) ZosiMus Lii'r lil. Ccp. V. p 249, 25c (7) De Qriaden woonden niet verre van den Do-
nauw. DiOiX. Cassii Excerpt. Libr. LXXI. p. 804, 805. Ammian. Marcell. Libr. XVII. Cap, XII. p. 191. Keizer Koramodus hadt, in 't jaar 181, reeds een .verdrag met hen gemaakt, by welk zy zig verbon- den hadden, den llyke dertienduizend man te leve- Q 4 ren, |
|||||
248 VADERLANDSCHE III. Boer
dcre foort van Saxers (V), te noodzaakend
èm hunne eigene wooningen te verlaaten, en een gedeelte van den Romcinfchen bodem iu te neemen. Deezen poogen eerst te lande,, door het gewest der Franken , voort te trekken; doch worden geftuk door de Franken, die be- dugt waren, dat de Romeinen anders, op nieuws, ongenoegen tegen hen opvatten zou- den. De Quaden, vervolgens eenitre fchepen gereed gemaakt hebbende, zakken den Ryn af voorby het gewest der Franken , en (lappen in het Eiland Batavia, op Romeinfehcn bo- dem, aan land, alwaar zy de Saliërs, die hier, gelyk wy boven (x') aantekenden, eerst uic nood, en naderhand, zo 't 1'chynt, by ver- gunning van Juliaan, hun verblyf genomen hadden, met geweld op 't lyf vallen en .uk dei- aelver bezittingen verdryven. Juliaan, hiervan kennis gekreegen hebbende, treeft terftond bevel, om de Quaden met geweld te keer te gaan, en ondertuslchen de Saliërs niet te bescha- digen ; maar vryelyk, aan deeze zyde des Ryns, op den Romeinfehcn bodem, te lauten wyken, willende hy, dat men in aanmerking name, da* zy daar niet kwamen als vyandeu,maar als.ver- laagden , door vyanden der Romeinen. De Sa- liërs 3 (v.>) Zosimgs Lthr lil. Cap. 6'.
O 3 Bi. 2,p, 243.
ren, zig niet verder dan tot twee mylen van den Do^
nauw uit te breiden, en maar eens ter maand, op den Rutneinfchea bodem, te komen, om Koophandel ie dryvcn.-DicNis Excerpt. Libr. LXXII. p. 8r/. H.foicz. maß Barbevr-ac Hijhire des Audem Traite» Part. H* Axt. XXXV. p,. 31.. |
||||
ÏIf. Bom. HISTORIE. 249
liërs, hierdoor op nieuws van Juliaans heuseh-
heid overtuigd, begaven zig, voor een ge- deelte, van hunnen Koning verzeld, met al wat zy hadden, over den Rynftroom, zig t'eenemaal op Juliaan verlaatende. Een ander gedeelte was naar den zeekant gevlugt, en hielde zig daar, zo veel mogelyk ware, tus- fchen de Duinen verfehoolen. Veel werksStroopfr» was 'er ondertusfehen aan het beteugelen der^en, Quaden, die tot geen openbaar gevegt tebren-^ua gen waren ; maar 't land alomrae afliepen, be- roofden en onveilig maakten. Meest hielden zy zig in de bosichen, des nagts op roof uit- trekkende : 't welk, naar alle waarfchynlyk- heid, gelegenheid gegeven heeft tot de ver- digtlels van het wilde woud zonder genade, waarin, volgens onze oude Kronyken, de wil- de Neder/as/en woonden dia naar niemant ter weereld vraagden (j). juliaan beiluit midlervvyl, zig, tegen da
fchalkheid der Quaden, van gelyke list te bedienen (z). Hiertoe deedt zig eerlang van zelve gunllige gelegenheid op; want ackere C1-1A R1 e T ï o, een Frank, zo men wil (<?)> immers een Barbaar van herkomst, en van ce- ne meer dan gemcene grootte en dapper- heid, terwyl hy onder de Treviren woonde» voor Juliaans komst in Gallië, reeds zyn werk gemaakt hebbende, om de Ovcrrynfehe vol- ken , die de Gallifche lieden afliepen, by nagc
(jj) Zie G. van Loon Aloude Hol!. Ilittorie, I Deel, l/U
21").
(~.) Zosimus Libr. III. Cup. 6,
(/:) II. Valesius ad Amm. MaRCELLW. Ui;: XV IL Qcp,
3^1 J>. IIij, Q 5
|
||||
25© VADERLANDSCHE III. Boek.
nagt, in den flaap, te overvallen en om te
brengen; boodt zig nu aan, om gelyke behen- digheid tegen de Quaden in 't werk te ftellen, mids hem van Juliaan, by de bende, die zig reeds onder zyn gebied begeven hadt, nog eenig volk wierdt afgeftaan. Juliaan, buiten ftaat, om, met zyne geregelde Krygskneg- ten, de Quaden eenigszins te bedwingen, be- floot te ligter, om, tegen nagtroovers, de list en 't geweld van nagtroovers te gebrui- ken. Men voegt Charietto een goed getal van Saliërs toe, die, reeds zo merkelyk door de Quaden beledigd, zig hiertoe ligtelyk zullen hebben laaten beweegen. Hy zendt dan deczen hoop, gefleepen op 't rooven, by nagt, op de Quaden af, die, onverhoeds overvallen, by menigten werden omgcbragt. Die gevan- gen tot Charietto gebragt werden, deedt hy meest allen by dage dooden. Kortom hy bragt de Quaden in zo groot eene engte, dat zy be- flooten juliaan gezanten toe te zenden; die zig bevredigen liet, onder voorwaarde (£), dat de Quaden nimmer de wapenen tegen Zy flaan.de Romeinen zouden opvatten (8). 'tSchynt
zig om- dat
trent den
Ilyn lie- CJ) Zosimus Liir. III. Cr./i. 7.
der,
(8) Zosimus verhaalt hier (Libr. III. Cap. 7.) kov-
telyk, het geval van des Konings Zoon, door Juliaan ge- vangen , welk wy hier voor (bl. 245,) te boek gefield hebben, even of liet, by deeze gelegenheid, en onder de Quaden gebeurd ware, fchryvende dus aan dit volk toe, 't gene onder de Chaniaven is voorgevallen. Na« deraaal nu de beste hedendaagfehe Landbefchryvers niet alleen (zie Cluver. Germ. ant. Libr. III. Cap, XIV. p. 553. & Libr. III. Cap, XXXI. p. 616.); maar ook een egt Gedenkfluk der vyfde eeuwe (Nottt, DigHtt.
|
||||
ÏII. Boek. HISTORIE. 25 s
•jdat deeze Quaden of Saxers zig, federt, be-
noorden den Rynftroon, in Rynland, neder- geflaagen hebben, alwaar men nog een over- blyffel van hunnen naam, in het Dorp Sasfem of Sasf en- heim, dat is wooning of liever o mtui- tiing 'der Saxers (c), fehynt te vinden. Vermoe- delyk hebben zy zig naderhand meer uitge- breid, alzo onze oude Kronyken verzekeren, dat al het land beneden Nieuwrnegen, en zelfs al wat naderhand door de Westfriezen bewoond werdt, eertyds den naam van Ne- der-fasfen gedraagen heeft (7/). De naam van Batavia begon allengskens te verdwynen, en wordt thans alleenlyk in een klein gedeelte des Eilands, de Betuwe genoemd, bewaard. Eg- ter zyn de Batavieren, by hunnen byzonde- ren naam, nog in den aanvang der volgende eeuwe, vermaard geweest (e). De Vrede federt met de Alemannen aan den XXII.
Bovenrvn geflooten hebbende (ƒ), vermeer- -R^'''13
J ° ■ j 1 vifche derde
Cf) Vide J. Dous^f. Anal. Wir. II. p. 35.
('d) Melis Stüke Iiil. bl. %. ( e- ) Notie. Dignit. liiip. Scci. IV. V. XXVIII. XXIX. XL.
1XIII. {_[) Amm. Marcellin. Lllr. XVIII- Cap. 2. Dignit. Imper. Romqni, Seft. XX. p. 34,35. Edit. Labh.)
-in welk van eene eerfie Vleugel der Otiaden en eet/e elfde bende der Chamaven gewaagd wordt, van de Quaden en Chamaven twee onderfcheiden' Volken maaken: 't welk ook hier uit bevestigd wordt, dat de Chamaven altoos 'eene foort van Franken, de Quaden eene foort van Sax- ers genoemd worden (Vide Tabul. Peutinger.) en dat de Franken en Saxers altoos van eikandere onderfchei- den geweest zyn (Eutrop. Lifer. IX. Cap. 21 Aur. Victor de Ce f ar. Cap. XXXIX.); zo agten wy dat jZosiivius, tenonregte, een geval onderde Chamaven gebeurd, aan de Quaden toegefchreevcn heeft. |
||||
252 VADERLANDSCHE III. BoeÄ
liulpbcn- derde juliaan zyne Krygsmagc, en inzonder-
den wei- j-jejd de ouc[e Batavifche benden, ten deela verdeAl"- nlt Maliers, ten dcele uit Quaden, en ten dee- pen te lß lut ou^c Inwooners van Batavia (g), van trekken, zins om ten ecrften naar Britannie over te 360. ilceken, alzo hy vernomen hadt, dat de " ' Wingewesten des Ryks, in die Eiland, door geduurige invallen der Schotten en Pikten , beroerd werden, Te Boulogne werden de i'chepen gereed gemaakt. En onder de Krygsbenden, tot deezen togt gefchikc, be- vonden zig 00k ligtgewapende Hernien en Batavieren. Doch eer de togt voltrokken werde, kwam 'er bevel van Konflantius, die Juliaans kloeke bedryven lang met nydige oogen befchouwd hadt, dat men hem ter- ftond eenigc hulpbenden, byzonderlyk de Hernien en Batavieren, zou toezenden, al- zo hy vastgefteld hadt, tegen de Perlen ten ltryde te trekken. Euvel werdt dit van de hulpbendeii opgenomen, die zig niet in den Krygsdienst begeven hadden, dan onder dec- ze uitdrukkclyke voorwaarde, dat zy niet over het Alpisch gebergte zouden behoeven te trekken (9). Te Parys gekomen, alwaar juliaan overwinterd hadt, werdt hun dceze togt zo wars gemaakt, dat zy 'er zig gantsch ongenegen toe toonden. De haat tegen Kon- itantius, die 'er bevel toe gegeven hadt, »am dermaace toe, dat men Juliaan voor Kei-
iS~) Zäsium Uhr. IH, dip. 8.
(9) Dit beding fchynen de Batavieren, in vroeger*
«yd, ook al gemaakt te hebben. Zie ÏACrrrs JJfjL Lïbr. Y. Cup* 26* |
||||
til Boek. HISTORIE. 253
Keizer uitriep, terwyl hy, op een fchild ge-
zet , op de ichouders der Krygsknegten, her- om gedraagen werdt (/z): welke byzonder- heid fchynt te kennen te gceven, dat de 13a- tavifche en andere Germanifche hulpbenden, by welken dit een oud Landsgebruik was (?'), boven anderen, de hand in deeze verheffing gehad hebben. Ondertusfchen was zeker bvzonder foort De At-
van Franken, met den naam van Attuariën tuariën _ CO ondciTc heiden, wederom over den Ryn doorJul1"
tl tin ov6rd
gekomen en in Gallie gevallen. Keizer Ju- bonnen. liaan dan , fteunende op de trouwe zyns Krygs-
volks, trekt, zyne benden byeen gerukc
hebbende, fchielyk naar de grenzen van het
tweede Germanie, en aldaar, vermoedclyk op
de hoogte van de Stad Maastricht, over den
Ryn. De Attuariën, die nergens min op ver-
dagt waren, dan dat zy, in hun eigen Land,
welk, om de moeilyke wegen, byna ontoe-
gangkclyk gekeurd werdt, zouden overvallen
worden, werden ligtelyk overwonnen en be<
vre*
(!>~) Amm- JUrcellin. L'ilr. XX. Cap. 4. Zosuras Ltlr.
511- Cap. 11. C} Ziel'ACiT. Hifi. IM>T. IV. Cap. 15. (i) De Attuariën worden by Velletus Paterku-
wjs (Libr. II. Cr^ 105.) nevens de Brukteren en Chc- rufcen genoemd. Cluverius, die (Germ. ant. Libr. III. Cap. XV. p. 557.) by Vellejus Cattuarïên lee- zen wil, vergist zig, als hy zegt, dat de Attuariën nergens dan by deezen Schryver genoemd worden. Am- mianus gewaagt 'er ook van, en, in laater' tyd, de ou- de Frankifche Schryvers, Gregor. Turon. I.ibr. III. Cap. 3. Gesta Regum Francormn Cap. XIX. 't Scliynt dat zy, iijGsMêti&USlQi'i&'t Graaflchap Zutfca, gewoond liebben. |
||||
254 VADERLANDSCHE III. BöÉft
vredigd. Juliaan, even fchielyk over den (Iroörri
te rug getrokken, bezigt igde en verbeterde alle de llerkten, die langs de grenzen geiligc waren, en maakte zig meester van de plaatferi in Gallië , die door de Attuariën bemaetisrd wa- ren geweest, dezelven te gelyk • in beter' Haat van tegenweer (lellende (£). Naderhand de A- lemannen* die, onder Koning Fadomar, in Rhetie gevallen waren, tot reden gebragt (/) en voorts orde op alle zaaken in Gallië gefield hebbende (_m), trok hy,in 't volgende jaar, meE zyn Leger, naar Italië. Twee jaaren laatcr, fneuvelde hy, in eenen flryd tegen de Per- fen (»). Konftantius was reeds voor hem overleeden. Juliaan is, om het verzanken van den Christelyken Godsdienst, onder de Christenen, met den naam van Afvallige ■$• doch hier te Lande, door zyne dappere daaden, vermaard geworden. „ Zo dra hadt hy gee- „ nen mannelyken ouderdom bereikt", (wy bedienen ons hier genoegzaam van zyne eige- ne woorden ) „ of hy werdt naar de Galliërs, „ Germaanen en 't Herfinisch woud gezonden, „ alwaar hy^ vier jaaren agter een, als eeii „ jager met het wild, geflreeden heeft (o).- „ Driemaal is hy, nog Cezar zynde, den „ Ryn overgetrokken". Tot Keizer verhee- ven, heeft hy 't voor de vierde reize gedaan« „ Hy heeft den Overrynfchen Barbaaren twin- „ tigduizend gevangenen ontweldigd. Uit „ twee ftryden en eene belegering, heeft hy „ d»F
(£) Amm. Marcell. Libr. XX. Cup. 10.
f/) ld. Liir. XXI- Cap. 3, 4-
I »O ld- Libr. XXI. Cap. 8.
00 ld. Libr. XXV. Cap. 3.
I«) Julfani Mifopogon, p. 359, Mit, Spenfsi
|
||||
Hl. Boek. HISTORIE. 455.
|
|||||||
„ duizend menfchen in zyne magt .gekreegen,
„ geene ouden en zwakken, maar jongen; „ behalven vier benden uitgelezen voetvolk en drie even fchoone Ruiterbenden.. Hy beeft Konfïantius twee aanzienlyke(2) Sckoo* lm van Krygsvolk toegezonden, en terwyl hy in Gallië was, weinig min dan veertig, naderhand alle de bemagtigde fteden weder- „ gekreegen. Een deel der Salicrs heeftzigaan „ hem overgegeven. De Chamaven heeft hy „ op de vlugt gejaagd, en eene ontelbaare „ menigte van beesten, en vrouwen en kin- „ deren weggenomen. Zo bevreesd heeft hy „ alle de Overrynfchen voor zyne aanvallen „ gemaakt, dat zy hem terftond Pandsluiden hebben toegefchikr. Eindelyk hy heeft het |
|||||||
vervoeren van leeftogt uit Britannie, naar
de Wingewesten en Volkplantingen, vol- komen beveiligd (ƒ■>)". Na hem werdt Joviaan, onaangezicn hy XXIII. zig De Bata-
vieren tP~) Juliani Epift. ad Athemenfes, p. 280. toonen
hun on-
(2) De Lyfwagten der laatere Roomfche Keizeren genoegen
droegen den naam van Schoolieren. Hunne verfcheiden' '0ver To- benden werden Schooien genoemd. Zie Ammian. Mar- viaans cellin. Libr. XXVI. Cap. V. p. 496. Pr.oko?ius klaagt verhef- (//(/?. Arcana, Cap. XXIV.) dat decze Schooien, ten fin<r. tyde van Keizer Justiniaan, uit weinig en ougeoeffend 263. volk, beftonden. Voorts waren, ten deezen tyde, on- , , . der de Romeinen, ook Schooien van Schildmmaakers,
Schooien van liarnasmaakers enz. Vide Notit. Dignit. Imperii, Seft. IX. p. 16, 17. & Seft. XLI. p. 80. Edit. Labb. Welken van deeze Schooien, Juliaan, van hier, naar Rome gefchikt hebbe, is my niet klaar ge- bleeken; hoewel 't waarfchynlyk is, dat hy, gelykvan ouds, den Vorst van Germanifche Lyfwagten zal voor- zien hebben. |
|||||||
&5<S VAD ERLANDS CHE III. Boeïc.
zig Chriscensch verklaarde, door het Leger in
"t Oosten , toe Keizer verheeven Qq~) ; die, terftond op alles orde Hellende, zynen Schoon* vader, Lucilliaan -, benevens Prokopius en Va- lentiaan, naar het Leger in Pannonie afvaar- digde^ om aldaar kennis van zyne verhef- fing te geeven. Te Sirmië, eene fïad in Kedcr-Pannouie aan de San, lagen thans Ba- tavieren, mogelyk met juliaan hervvaards ge- komen, in bezetting, die de tyding van Jo- viaans verheffing, 't zy om zyne belydenis van den Christelyken Godsdienst, 't zy om eenige andere reden, zo ongaarne hoorden, dat zy Lucilliaan, zonder zyn verwantfehap met den Keizer te ontzien, terftond, in euvelen moe- de , van 't icevcn beroofden. Prokopius, die van Juliaans maagfehap was, lieten zy, om. deeze reden, ongemoeid vertrekken. Doch Valentiniaan, een' gewüfen dood te gomoct ziende, bergde zig tydig door de vlugt (r). Eerlang werde hem, na Joviaans dood, die, in de zevende maand zyner re- gecringe, voorviel (V), de Keizerlyke waar- digheid opgedraagen (7). Verbond Ondcrtusfchen hadden de Overrynfehe Ger- vanceni- maanen, by welken de naam der Romeinen, Se 9ü\~ zo lans juliaan leefde, gedugt geweest was, volkan zo ora geene kennis van zynen dood gekree- tegen de een, of zy herinnerden zig, 't gene zy voor- Romei- heen van hem geleeden hadden, en alle vrees »en« ' voor (n~) Eutrop. Vér. X. Cap. 17. Paul, Diac. Hift. Mifc
libr. XI. Cap. 45. (-) ZostMus Libr. III. Cap. 35. (.f) EuTROP. JJbr. X. Cap. 18. (?) ZosiMUS JJbr. III. Cap. 36. |
||||
HL Boek. HISTORIE. 2$?
voor de Romeinfche overmagt verbannende,
hernamen zy hunne ingeaarde kloekmoedig- heid, verbonden zig onderling, en onderna- men , volgens hunne gewoonte, over den Ryn te trekken, en de gewesten, die onder 't ge- bied der Romeinen Honden, te overvallen (?)„ De gelegenheid tot hunnen oplknd was, dat- men hunne gezanten by de Romeinen onwaar- diglyk ontvangen, en veel geringer gefchen- ken dan naar gewoonte gegeven hadt, tot zo verre dat dezelven, hierdoor in toorn ontfte- ken, den Staatsdienaar Urfacius de ontvangen* gefchenken wederom voor de voeten nederge- worpen, en voorts van dceze ontmoeting zulk een verflag gedaan hadden Qw~), dat men be- floot, den Romeinen met vereenigde kragteij alle mogelyke afbreuk te doen. Welke byzon- dere volken in dit Verbond begreepen waren, is bezwaarJyk te zeggen. Sommige Hiftorie- fchryvers verzekeren, dat alle de Germanifche volken zig tegen de Romeinen verbonden Qx~). Onze oudfte en beste Kronykfchryvers noe- men, in 't byzonder, de Neder- Saxers of Friezen (j): waarfchynlyk, hebben zig, by deezen, nog andere volken gevoegd; die, naar 't getuigenis der oudlte Hiftoriefchryve- ren (z), op de Romeinen gebeeten waren, om 't gene zy, ten tyde van Juliaan, van de- zelven geleeden hadden. Of 'er ook Batavie- ren onder geweest zyn , is twyfelagtig, fchoon
£y) ZosiMUS TJbr. IV. Cap. 3 & 9.
(w Amm. Marceixin. Lier. XXVI. C(ip. 5.
£.r) Zosimus Llbr. I.V. Cap. 9,
O') Melis Stoke Inl- U. 3.
(,z) ZosiJius IMr, Cap. 9.
L Deel, R
|
||||
258 VADERLANDSCI-IE III. Boek.
|
|||||
fchoon 't fommigen waarfchynlyk is voor-
gekomen. Die ee- In den aanvang des jaars dan, wanneer de nen inval wegen, door de koude, waren bard geworden, ï1 Ga'en en ^e Rynftroom, vermoedelyk, ook toege- de Ro- vrooren was, komen deeze famengefpannen' meinen volken, aan verfcheiden' hoopen, over den Haan. Rvn ? vallen in Gallië, en verwoesten, wyd en 3 zyd, de grenzen des Roomfchen Ryks. Cha- rietto, zeer waarfchynlyk dezelfde, van wiens behendigheid, om de Quaden, by nagt, te overvallen, wy te vooren (#) gefproken heb- ben, geboodt, ten deezen tyde, van wege de Romeinen, onder den naam van Comes of Graaf (3), over het eerfte en tweede Germa- nie, twee deelen van het Belgisch Gallië (4). Deez', geholpen van Severiaan, een' zwak en afgeleefd' man, die, insgelyks als Graaf, over een gedeelte van Gallië geboodt, vak op de eerlte bende der Bondgenooten aan, en gaat vervolgens, in alleryl eene brug over den Ryn geflaagen hebbende, den vyand, op deszelfs ei-
O) Zie bh 249-
(3) In den aanvang des vyfden Boeks, zuilen wy
een omflandig berigt geeven van het Atnpt van Comes of Graaf, en van de verfchillende betekenisfen, welken dit woord, van tyd tot tyd, gekreegen heeft. (4) In het eerste Germanie lagen volgens Ammia-
nus Marcellinus , de Steden Mogontiacus [Mentz], Vangiones [ Worms ] , Nemettt [ Spiers ] , en Argentora- ttis [ Straatsburg ]. In het tweede Germanie , gewaagt hy alleen van Agrippina [Keulen] en Turigri [Tongren]. Zie Libr. XV. Cap. IX. p. 105. Meer Heden vindt men, in deeze twee deelen van Gallië, opgeteld, in de No- tit. Provinc. & Civitat. Callia by Dv Chesne , Tom. I. p. 14, 15. |
|||||
HF, Boek. II I'S T O RI E. 259
eigen' bodem, van verre, met pylen en ander
ligt werpgeweer, te keer; die zig, met dier- gelyk wapentuig, in 'teerst, verdedigde. Doch toen men handgemeen geworden was, werdt 'er fel met korte opfteekers gevogten. De Ro- meinen geraakten wel haast buiten ftaat, om zig te befchermen, ver van dat zy den vyand afbreuk zouden hebben können doen. Eene fchielyke vrees dreef hen tot vlugten Q>~). De Batavieren, die onder de Romeinfche hulpe- lingcn ftreeden, misfchien uit ongeneigdheid om tegen hunne Landsluiden te dienen, waren de cerlten in 't wyken (V). Severiaan, van een werpfchigt getroffen, itortte van zyn paard ter aarde: en Chariccto zelf werdt, terwyl hy de vlugtcnden, met geweld en roepen, tegen- hielde, op gelyke wyze, doodelyk gegriefd. De Overrynlchen bemagtigden het vendel der Hernien en Batavieren; welk zy, al huppe- lende , om hoog Haken en belpotteden (d). Men één woord, het Romeinfche Leger werdt verjaagd en de Overrynfehen behielden het flagveld. Valentiniaan , federt, zo 't fchynt, in 't Leger Ds Bata-
gekomen zynde, en verneemende, dat de Ben- vifche de der Batavieren de eerfte in 't vlugten ge- jèn^or- weest was, en daardoor de nederlaag zyns Le jen over gers veroorzaakt hadt, deedt al het Krygsvolk hunne gewapend voor hem verfchynen, en beval ter- vlugt Mond, dat de Batavieren, de wapenen afge- j^^gf" legd hebbende, als weggeloopen' flaaven', dreigd. in
(./>) Amm. Marcello.-. Vér. XXVII. Cap i.
( c ) ZoMMiis l.ibr. IV. Cap. 9.
(</) Amm. Maucellin. Uhr. XXVII. Cap. \.
R 2
|
||||
sfo VADERLANDSCHE IILBoe«;
in 't openbaar, opgeveild en verkogt zouden
worden. Hard klonk dit vonnis den Batavie- ren in de ooren. Tot één toe, fmeetenze zig voor 's Keizers voeten ter aarde, fineekende „ dat hy hun en 't Leger toch voor zulk eenen „ hoon bevryden wilde. Zy zouden zig, in „ 't toekomende, als mannen en als Romei- „ nen gedraagen." De Keizer, door hunne duure betuiinngen bewoosren, geboodt hun, de wapenen wederom op te neenien, en de gedaane belofte met de daad te vervuilen (<?). De Ro- Waartoe zig haast gelegenheid opdcedt. Jovi- meinen nm Qverde der Ruiterye, overviel, niet
brengen i o I j j- dcn verre van eene plaats, Scarponna genoemd, die,
Bondge- naar foramiger fchryven (ƒ'), twaalf mylen van
nooten Mets gelegen was, eene bende ongewapende eemge Germaanen, die allen gedood werden. Daarna, tóe. van eene hoogte b'efchouwd hebbende, hoe een andere hoop, na 't verwoesten der naaste vlek- ken, zig, langs den ilroom, te rusten gelegd hadt, voert hy zyne bende, vol moeds en vreugde, over 't voorig fchadeloos gevegt, langs eene vlakte, met kreupelbosch omzet, in ltilte, derwaards. Nader gekomen, vondt hy eenigen uit den hoop bezig, met zig inden ilroom te baaden, anderen, met hun hair,vol- gens gebruik, goudgeel te. verwen, fommigen met drinken, in deezen ftaat, worden ze overval- len ; en onmagtig, om de verftrooide wapenen fpoedig genoeg byeen te brengen , voor 't groot- fte
|
|||||||
(e~) ZosiMus Liir. IV. Cap. 9.
(_f) Paul. Diaconus de Epifcop. Meteuf. in Notis ad Aiiai,
Makcull. Liir. XXVU- Cup. II. p. 519. Vide & Itineisur. Antonini« |
|||||||
■'■>
|
|||||||
III. Boek. HISTORI E. 261
fte gedeelte, binnen kort, verflaagen. Eenigen,
die fchielyk over einde gefprongen waren, wisten zig, langs enge en kromme wegen, met de vlugt te bergen. Daarna trekt Jovinus op eenen derden hoop af, die, beter op zyn e hoede, de Romeinen noodzaakte, tot eenen openlyken flagte komen. In welken bet Krygs- geluk, eenen tyd lang wapperende, den Ro- meinen eindelyk medeliep. Zesduizend Ger- maanen werden 'er gedood; vierduizend ge- kwetst. Van de Romeinen fneuvelden 'er maar twaalfhonderd, terwyl 'er tweehonderd ge- kwetst werden. De Overfte eener Romein- fche hulpbende, den Koning des Germani- fchen Legers gevangen genomen hebbende, deedc hem terflónd ophangen; welke daad hem egter van jovinus zeer kwalyk werdt afgeno- men (g)i Ook fchynt, omtrent deezen tyd, gebeurd XXIV*.
te zyn, dat Theodofius, de Vader van Keizer Theodor Theodofius den Grooten, Bevelhebber over , „ de Rmteryc ten tyde van Valentiniaan, en tavja tot hem van veel dienst in den Gcrmanifchen kryg een too- (h), vermoedelyk te fchepe, in Batavia.kwam, neel de&; en dit Eiland,door herhaalde gevegten te voet, ^110^3"* zo 't fchynt, tegen de Franken en Saxers,, die hier hun verblyf hadden, tot een fchrikkclyk tooneeldes oorlogs maakte.. Men vindt ook van Theodofius aangetekend, dat hy de Saxers te fchepe beoorloogd, en merkelyke afbreuk ge,- daan heeft Q). Doch van de. byzondere ora- ftaar-
(i>~) Amm. Maroei.hin. LBr. XXVII. C.'.'/>. 2.,
(.7) ld. Lihr. XXIX. Cup. 5.
C.-9 Laxisi Pacati Pa:i"gyr:ais Thcodolio, Cup. %,
|
|||||
v.
|
|||||
sfo VADERLANDSCI-IE III. Boek,
Handigheden deezer ftryden, in en omtrent
Batavia voorgevallen, is ons niets in geichrift nagelaaten. 368. Omtrent twee jaaren laater, kwam Valen- ----------tiniaan zelf over den Ryn, ftrydende met
veel voordeel tegen de Alemannen, wier Ko-
ning Rando, onder het bedryven van ande- re baldaadigheden, te Maguntiakum in eene Christelyke Kerk gevallen was, en de weer* looze menigte van mannen en vrouwen, te gelyk met alle de Kerkfteraaden, met zig ge- voerd hadt (&); 't welk alleen genoeg was om zig den haat van Valentiniaan, die voor een' yverig' Christen gaan wilde, op den hals te haaien. Krygsbe- In eenigen deezer en diergelyke ftryden, dryven fchynen zig de Batavifche hulpbendcn, als van vifche^" ou^s' dapperlyk gekweeten, en daar door hulpbeu- hunnen voorigen goeden naam, by de Ro- den, meinen, wedergekreegen te hebben. Immers men vind niet alleen aangetekend, dat zy, na veel ftrydens, hun verlooren vendel we- derom heroverd hebben (T); maar ook, dat zy, omtrent dcezen tyd, naar Britannie over- gevoerd zyn, om de Schotten en Pikten, die nog al niet nalieten dit Wingewest te beroe- ren, eens voor goed te helpen beteugelen', ten blyke, dat de Romeinen zig wederom, als voorheen, op de trouwe hunner Batavi- fehe hulpbenden verlieten. Ook gelukte dec- ze togt zo wel, dat de oude 1'tad Londen her- wonnen , de rust in Britannie heriteld, en de ' Land-
fi) Amm. Warcet.ï.in Vir. XXVII. O-p 10. (.;; ld. Uhr. XXVII. Ck/j. i. |
||||
III. Boek. HISTORIE. 263
Landvoogdy over het. zelve aan zekeren C1-
v 1L1 s, een' fchrander' en itreng regtvaardig* man, dien fommigen voor een' Batavier hou- den, opgedraagen werdt (m). Ondertusfchen lieten de Franken en Saxers XXV.
nog al niet na, de Gallifche gewesten, die aan Franken hunne landen grensden, niet flegts te lande; *;n Sax^rs maar inzonderheid langs den zeekant met roof- lentini- " fchepen te ontrusten. Het pionderen, brand- aan be- ftigten, en dooden der gevangenen ging al- teugeld. orame in zwang (»). Zelfs fchynen de Saxers hunne fchepen den Ryn opgevoerd te hebben, om, langs de oevers dier Riviere, de onder- daan en des Roomfchen ryks te overvallen en den bekomen buit, terftond, te fchepe, naar hunne byna ontoegangkelyke landen, midden in de moerasfen aan de Noordzee gelegen, te rug te voeren (0). Valentiniaan, hiervan kennis gekreegen hebbende, onderneemt hen, in hun eigen Land, aan te vallen, met zo goeden uit- flag, dat hy een goed getal van gevangenen bekomt en verfcheiden' fchepen bemagtigt (/>). Zelfs overweldigde hy het gedeelte huns lands, welk aan dat der Franken grensde (</), en der- halven een gedeelte van het tegenwoordig Hol- land fchynt geweest te zyn. Om deeze vol- ken, voor het toekomende, te beter te be- dwingen, deedt hy verfcheiden' legcrileden, fterk-
(m~) Amm.Marcft.lin. Lik: XXVII. Cap- 8.
(«) ld. LiBr. XXVII. Cap. VIII. p- 539- Lür. XXVIII. Cxp.
n. p. 569.
(o) Orosius LiBr. VII. Cap. 32. Melis Stoke Inleid. U. 5.
(p") Melis Stoke Inl. U. 3. £g) Orosius Lier. VII. Cap. 32. R 4
|
||||
2Ö4 VADERLANDSCHE IILBoek»
fterkten «n toorcns, lang den Rynkant roe
aan de Noordzee toe, fugten. Hier en daar, wierp hy zelfs fterkten op, aan- de overzyde des Rynftrooms, op den Germanifchen bodem (r). Alle deeze fterkten werden van bchoor- lyke bezetting voorzien (V). En fchoon, door deeze middelen, de Nederfaxers, die, ten deezen tyde, hier te Lande woonden, voor eene wyle tyds, beteugeld geweest zyn, leest men egter, dat deeze zelfde Landaart, die ook omtrent de Elve woonde (V), de Noord- zee omftevenende, de grenzen des Roomfchcn Ryks in Gallië beroerd heeft. Nannenus, Graaf in deezen oord, een dooroefend Krygsover- fte, was de eerfte, die hun tegenftondt. Na- derhand werdt hy bygeftaan van Sevcrits, Be- velhebber over 't Voetvolk, die de Saxers. eindelyk dwong, om vrede te fmeeken. Zy moeften den Romeinen eenige jongelingen, bekwaam tot den Krygsdienst, ten onderpand afftaan. Doch naar hun land te rug keerende, werden zy van de Romeinen overvallen en zo fel geflaagen, dat 'er naauwlyks een behouden bleef (y~). De flag viel voor, in het Land der Franken, naby Deufone-(V_),wclk men meent Duits, tegen over Keulen, geweest te zyn. Valentiniaan heeft,omtrent deezen tyd, ook
zyne Krygsmagt vermeerderd uit de Barbaa- ren, die den Rynkant bewoonden, vermoe-, delyk
ff) Amm. Marceu.in, Lihr. XXVH1. Gap. 3..
O ? Melis Stoke lul. bl. 3.
t*5 Cluverii Om. Anc. Lihr. TH. Cap. XXilI. p. 597«.
{y) Amm. Marceli.in. JJbr. XXVIII. Cap. 5.
(w) Hxehon, Cluoii. p, iüT. (jRosius. Lihr, VII. Cap. 3!^
|
||||
III. Boek. HISTORIE. 265
delyk de Franken en Saxers, en te gelyk uit
de Landluiden van Gallic, die allen, binnen korten tyd, in den Krygshandel zo dooroe- feud werden, dat de Överrynfche Germaa- nen, in lang niet durfden ondenieemen, de Gallifche (leden te overvallen (#). Niet lang 374. voor 's Keizers dood, die in 't jaar driehon---------—
derdvyfenzeventig voorviel, floot hy een
plegtig Verbond met Makriaan, Koning der Alemannen, die naderhand, tegen den in- houd des Verbonds, in 't Land der Franken 377- [Francia] gevallen zynde, door de behendig--""" hcid van M e l l o b a u d e s, Koning der Fran- ken en Bondgenoot der Romeinen, betrapt, het loeven verloor (3»). Tcrwyl Valentiniaan dus bezig was met het Batavï-
beteugelen der Germanifche volken, hadt zyn jclje Ryksgenoot, Valens, de handen vol werks deinem aan 't bedwingen der Gothen, die de Ro- de Go. meinfehc Wingewesten omtrent Thracic, doortheuin iredunrige invallen, beroerden. Men vindt, Thracie
1 ■> ■ 1 T 11 ir 1 1 aange-
dat er, m het Leger, welk Valens tegen henvoe°d.
te velde bragt, Batavifche hulpbenden ge- 378.
weest zyn, die onder 't bevel Monden van ze-----------
keren Graaf Viktor (2), een' (5) Sarmaat
van geboorte (<?); indien men anders op de
verbeterde leczing eens ouden Gefchiedfqhry-
vers ftaat maaken kan.
De
O) ZosiMus Libr IV. Cap. 12.
(y) Amm. Marcellin. Libr. XXX. Cap. 4. Lier. XXXK
Cap. 10. (-) ld. Libr. XXXI. Cap. 13 (f.) Id. ibid. Cap. is. (5) De Sarinaaten woonden oudtyds in Muskovie.
Vide Ceu-arii Ceogr. ant. Libr. II. Cap. VI. p. 313. K 5
|
||||
z66 VADERLANDS CHE III. Boek.
|
|||||
Rust in De landen omtrent den Ryn gelegen genoo-
de Lan- ten nu, jaaren ageer een, eene gewenschte den om- rustt Immers 't ontbreekt ons aan Gefchied- trent den ,. , ... , , ,
Ryn »e- icnryvers, die ons van het tegendeel kennis
legen! hebben gegeven. Ook is 't gantsch niet on- waarfchynlyk, dat de meer dan gemeene voor- zorg van Valentiniaan, om de grenzen des Ryks, in (laat van tegenweer, te Hellen, de Overrynfche Volken belet heeft, de gewoone invallen in Gallië te doen. Daarenboven ge- tuigt een Digter,die deeze tyden beleefd heeft, dat de beide oevers des Rynftrooms thans den Roomfchen Ryke onderdaanig waren (b). Doch in den aanvang der vyfde eeuwe, lee- den deeze Landen eenen nieuwen en geweldi- gen inval van veel afgelegener volken, 't Is der moeite wel waardig na te fpooren,hoe zig dit toedroeg, en wat 'er aanleiding toe gaf. XXVI. Keizer Theodosius den Grooten, in't Gelegen-jaar driehonderdvyfennegentig , overleeden heid tot Zyn(Je werdt het Rvk onder zyne twee
dm inval r/ « T -, „ der sky- ^00nen > Arkadius en Honorius, ver-
tifóhe deeld. Arkadius regeerde in 't Oosten, Ho-
volken in norius in 't Westen. Beide warenze nog jong; Galhe. en Honorius in 't byzonder van eenen zagten ___fj__aart, die hem genoegzaam onbekwaam tot
de regeering maakte. En fchynt Thcodo-
iïus hierom, voor zyn afflerven, het bewind der Regceringe, geduurende de minderjaarigheid van Honorius, in handen gefield te hebben van Stiliko, een' Wandaal van herkomst (V)» die
(5) Claudian. in Probini & Olybrii Conf. ven. 161. 5? in
Mali. Tiieod. Conf. vers. 54. (.c ) Okosius Libr. VII, Csp. 31. |
|||||
III. Boek. HISTORIE. a6?
die eerfte Staatsdienaar en gunfteling van Ho-
norius was, en al het gezag over de Krygs- magt hadt. Duur egter kwam dit aanzien van Stiliko den Ryke te itaan. Het maakte hem opgeblaazen. Zyne heerschzugt werdt 'er door gevoed. En niet vergenoegd, dat hy alleen den klem der regeeringe in handen hadt (i), terwyl 'er Honorius flegts den naam van voer- de, deedt hy den lallen Keizer twee zyner Dogteren, de eene na de andere, ten Huwe- lyk neemen (<?), poogende zelfs zynen Zoon Éucherius, tot Ryksgenoot van Honorius, te doen verklaaren (ƒ). Niet lang, zo 't fchynt, na de dood van Theodofius, was hy, onver- zeld, den Ryn, van zyncn oorfprong af, tot daar hy zig in twee armen verdeeld, en, in zee vallende, verfcheiden' moerasfen maakt, langs getrokken. Hy hadt, op deezen togt, een verdrag getroffen met verfcheiden' Germa- nifche volken, onder welken de Franken, Si- kambren, Brukteren, Sueven , Alemannen , Saxers, (6) Bastamen, Kimbren en Cherufcen met naame genoemd worden. Een Digter, die ten tyde van deezen togt
geleefd, doch zeer tot lof van Stiliko gefchree- ven heeft, verbeeldt ons de Koningen dee- zer volken, als Stiliko te gemoet gaande, en deemoe-
C<0 Okosius Ubr. VIII. Cap. 38,
(e~) Jornandes de Ilci-us Gcticis Cap. XXX. p. C53. Edit.
Grot'ü. C/') Oaosics Ubr. VII. Cap. 38. (6) De Bastarnen worden, by Tacitus , over den
Weisfel geplaatst, de Morib. Germ. Cap. XLVI. Zy fchynen zig, tot aan den Donauw toe, uitgeftrekt te hebben.' Cellaiui Ccogr, ant. Libr. II. Cap. V. p, 3»y-
|
||||
0.68 VADERLANDS CHE III. Boek;
deemoediglyk om vrede fmeekende, terwyl
zy hem hunne eigen' kinderen toe pandslui- den aanbieden. De grenzen van Gallic, en de zee, die door de Saxers onveilig gemaakt was, werden dus door hem bevredkrd en in veiligheid geiteld (g). Niet lang egter liep het aan, of Mark om er en Sünko, Konin- gen of Onderkoningen der Franken (Ä), on- dernamen ecnige vyandelykheden tegen de on- derdaancn des Roomfchen Ryks te pleegen; doch fchooten 'er de vryheid en 't leeven by in. De een werdt naar Toskana in balling- fchap verzonden; de ander van de zynen om- gebragt. 't Schynt dat deeze Koningen, door Stiliko, uit Honorius naam, aangeftcld waren (T); gelyk naderhand wederom gefchiedde. Ündertusfchen diende dit alles om Sciliko's de- zag in top te vyzelen. Hy was, daarenbo- ven , tot in den aanvang der vyfde eeuwe, de geesfel der (7) Gothen, (8} Skytcn en andere alge-
f/,') C.LAt.-DiAN. O.c IV. Coiiful. Ilonor. vers.. 440. & feq,~,
in 1- Conliil. Stilichon, hibr. I. vers. 190. cc feqq. IJbr. ü. yers. 254. & iii ßutrop. Uhr. I. re;:!. 392. (/;) Gregor. Trans. IJbr. II. Cap. 9. il 'vO Clatoian. in I. Conliil. Stilichonis Libr. I. vers. 2;,-. & fcqq. & in Eütiop. IJbr ï. vers. 381.
(7) Tacitus gewaagt (de Morib. Germ. Cap, XLIIL5
van Gothonen, welken fommigen voor écn Volk mee de Gothen houden (Cluverii Gern;, auf. Libr. III. Cap. XXXIV. p. 625J; hoewel zulk:; van anderen, (Cellarii Geögr. ant. Libr. II. Cap. V. p. 305) met reden, in twyfel getrokken wordt. Jornandes {de Rebus Geticis Cap. III & IV.) plaatst de Gothen in Jutland, welke naam genoegzaam dezelfde is, als Gothland. Prokopius zegt (de Bello Fandalico, Libr» I. Cap. 2.) dat de Gothen oudtydsSaiiromaatenoïSar- xiiaatm qn Melanchknen genoemd werden, en benoor- de_a
|
||||
ÏH. Boek. HISTORIE. a6<f
afgelegene volken (£). Doch toen veranderde
hy c'eenemaal van gedrag. Ky hitste, door heiraelyke afgezondenen, de (9) Alaamn-, Sue- ven, (1) IVandaalen en andere Barhaaren, omtrent den Donauw, in Skythie en Germa- nie, woonende, op, om in Gailië te vallen (/) ; met geen ander oogmerk, zo 't fchynt , dan
(70 Cl-AUDIAM. de Bello Giuico vcts. 3t. & Fcqq.
QO Paul. Diacün. Hifi. Mifc. Libr. XIII. 'Cap. 29. den den Donauw woonden: welke p'aatfing wat te on-
bepaald is, zo zy in Jutland gewoond hebben. Doch zulks is den ouden wel tod te geeven. Voorts rriag men vermoeden, dat dit magtig volk zig, ten deezen tyde, ook in het Zweedsch Landfchap Gothland neder- geflaagen hadt. (8) De Skyten, ook Sarmaaten genoemd, die oud-
tyds eene geweldige ftreek Lands in Europa en Azia befloegen , welke thans onder Tartarye begreepen wordt, waren in verfclieiden' volken onderfcheiden, die by Herobotüs (Libr. IV. Cap. 19 & 20.) Plinius (Libr. IV. Cap. 12.) en Pomponius Mela (Libr. II. Cap. 1.) opgeteld worden. (9) De Alaanen waren hetvoornnamftederSkytifche
volken. Ammianüs Marcellinus zegt van hen, dat zy, de omleggende volken overwonnen hebbende, de- zelven noodzaakten, den naam van Alaanen aan te nee- men. Libr. XXXI. Cap. II. p. 670. Zy woonden in Tartarye, omtrent de Rivier de Don en het Meotisch Meer. Joseph, de Bello Judaica Libr. VIL Cap. VIL §. 4, Claudian. Libr. I. in Rupnum verf. 314. (1) De Wandalen, die Tacitüs (de Morih. Qerm.
Cap. IL), zo't fchynt, Fandalien, en Plinus (Libr. IV. Cap. 14.) Vindilen noemt, waren eene foort van Gothen, en woonden, volgens Prokopius {de Bello Van- tialice, Libr. I. Cap. 2 & 3.) omtrent het Meotisch Meer. Zy fchynen egter, in vroeger' tyd, noordelyker, Cluverius meent (Germ. ant. Libr. III. Cap. XLVI. p. 69J.') tot aan de Oostzee, gewoond te hebben. Men zie wyders, wegens dit volk, II. Groïii Proleg. ad Ui/L Gotthor. 5° Fandah p. 23. & feqq. |
||||
—jiimu ^^mmmmmmmmmmmmmmmn^mmmmmmmm
|
|||||
370 VADERLANDS CHE III. Boek,
dan om zyne of zyns Zoons verheffing, ter-
wyl het Ryk, aan alle kaneen tevens, beroerd
werdt, noodzaakelyk te maaken.
De Alaa- Tegen het einde des jaars vierhonderden-
nen, zes, lloegen deeze volken op weg, gang nee-
ten^enz!" mende naar den Rynkant (;»). Doch voor
komen ' den ftroom gekomen, werdenze in 't eerst ge-
aan en ftuit, door de Franken, die langs den regter'
over den oever des Ryns, tot aan de zee toe, woon-
GaUic'" dcn' en nu mez de R°meißen in verbond fton-
'\z6. den. Wel haast egter werden de Franken
----------overwonnen. De woeste hoop trok, volgens
fommigen, op den laatiten dag des jaars vier-
honderd enzes (V), volgens anderen, een* dag vroeger (0), over den Ryn. Men zou met reden verwagt hebben, dat zy hier, door de Romeinfche bezetting, die, in voorige ty- den, langs den Ryn, op den Gallifchen niet flegts; maar zelfs op den Germanifchen bo- dem, in wel bevestigde fterkten, te leggen plagQ)), zouden gefluit geweest zyn. Doch de looze Sciliko hadt hier zorg voor gedraa- gen. Een gedigt tot zynen lof, omtrent dee- zen tyd (^), opgefteld, leert ons, dat hy het Krygsvolk, welk langs den Ryn lag, om tegen de invallen der Sikambren, Kat- ten, Cherufcen en andere Germanifche vol- ken te waaken, uit de bezettingen geligt, en naar den Donauw, tegen de West-Gothen, die
(«O Procopius de Bello Vandah'co, Libr. I. Cap. 3.
O ") Prosper. Fait. Arcad. VI. & Probo Cosf. p. ■ 203. Edit.
Du Chefne Tom. I. £o) Hermann. Contract, al Annum. 40S.
(ƒ>) Zie hier voor, bl. 263, 264. ,
(}j M. A. Cassiodor. ChrOHic. Oljbr. & Prolin. Cosf, g.
366 Edit. Venei. |
|||||
Hl. Boek. HISTORIE. 271
die zig derwaards begeven hadden, doen op-
trekken hadt (V). De woeste menigte vondt dan weinigen of geenen tegenftand. Gantsch Gallië werdt afgeloopen en verwoest. In de Kerk van Maguntiakum, eertyds zulk eene vermaarde ftad, werden veele duizenden van Christenen gedood. De ftad werdt t'eenemaal verdelgd. Gelyk lot trof veelen anderen lieden, langs de zeekust van het tegenwoordig Vlaan- deren en dieper in Gallië gelegen. Touloufe al- leen bleef, of geheel, of ten minften eenen tyd lang verfchoond (Y). Hoe "t, hier te Lande, in dceze algemeene verwoesting, gegaan zy, weet men niet zeker. Doch 't is ten hoogfte waarfchynlyk, en komt met het verhaal van fommigen zeer wel overeen, dat de ftroo- pende menigte, ook hier, groote verwoe- itingen heeft aangeregt (7). Ook verzeke- ren ons geloofwaardige Schryvers, die dee- zen droevigen tyd beleefd hebben, dat de landen, tusfehen de Alpifche en Pyreneï- fche gebergten, den Oceaan en den Ryn gelegen, eene prooije geworden waren van de Quaden , Wandaalen , Sarmaaten , A- laanen, (2) Gepiden, Hernien, Saxers, Bur- gondiërs
(r) Claudian. c!e Bello Getico. rers. 419. & feqq. & in I.
Confnl. Stilicb. Libr. I. vers- 186. O) Hieronymi Epift. XI. ad Ageruntiam. CO Paul. Diac^ Libr. XIU. Cap. 29- (2) De Gepiden zyn, volgens Jornandes (_de Re-
hits Gcticis Cap. XVII.), eene byzondere foort van Gothen geweest. In de vyfde en zesde eeuwe, heb- ben zy zig in Dacie of Zevenbergen, en in Pannonie of Hongarye nedergeflaagen. Jornandes ubi fupra. Cap. L. & LVIII. Procopius de Bello Vandalko Libr, I. Cap. 2, |
||||
£72 VADERLANDSCHE III. Boek;
gondiërs en Pannoniërs (j>). Anderen melden,
in 't byzonder, dat het gedeelte van Gallië, welk voorheen door de Saxers overvallen was, nu door de Wandaalen en Alaanen verwoest r..... werdt; 't welk, mogelyk, ook op een gedeel-
te der Landen omtrent den Ryn gelegen, en thans tot Gelderland of Holland behoorende, gepast moet worden. Na 't verwoesten van Gallië, drongen deeze volken door tot in Span- je, alwaar zy zig nederfloegen (V). De West-Gochen waren, ondertusfchen ,
langs Pannonie, in Italië gevallen (ar), Ho- norius, buiten ftaat om hun het hoofd te bie- den, befluit, eerlang, de Gallifche gewesten, die door de Wandaalen en andere Volken reeds verwoest waren, aan de West Gothen af 4°9- te ftaan. Zy ondertusfchen, zig derwaards op * "weg begeevende, worden van Stiliko, tegen
't gemaakt verdrag, in het Alpisch gebergte,
overvallen; doch met geen' voorlpoedigen uitflag, alzo zyn leger t'eenemaal verflaagen werdt. Toen trekkenze, onder 't geleide van Alarik, hunnen Koning, te rug naar Rome, 410. en die ftad bemagtigd hebbende Q>), in 't vol« 1—" 'gende jaar, wederom naar Gallië, alwaar zy,
geenen tegenftand ontmoetende, zig wyd en zyd nederflaan (z). XXVII. Onder deeze West - Gothen, bevonden zig
Sueven, Q0^ een}„e ant|eren volken, als Herulen,
Wüten OCiaßi
enz. liaan
zig hier
ce Latl- (y) Hieronym. Epift. XI. ad Ageruntiam
•deiieder. OO Prosperi Chonicon ad annum XVI. Honorii, f. IjSj'
(x) Jornandes de Rebus Gcticis, Cap. XXXI.
OO W. Cap. XXX.
(z~) ld. Cap. XXXI.
|
||||
HISTORIE,
|
||||||||||
HJ, Boek.
|
||||||||||
*7-3s
|
||||||||||
(3) Sclaaven, (4) Feneten, of peneden, of /FZ/-
?<?/2,en diergelyken meerij). Engelykfomrm- gen van gedagten zyn, dat de Sueven, die, nevens de Wandaalen, in deeze landen geval- len waren, zig in de Zeeuwfehe Eilanden nedergeflangen, en den naam van Zeeuwen, gedraagen hebben (&); zo is 'c ook niet on- waarfchynlyk, dat een gedeelte deezcr andere volken , met de Gothen herwaards geko- men, hier te Lande, gebleeven is. Immers eenigc Kronykfchryvers verzekeren, dat de (lad Vlaardingen eertyds den naam van Sïaa- venburg, waarfcbynlyk naar de hier te Lande wooncnde Sclaaven, gcdraagen heeft (V). An- deren verhaalen, dat de Sclaaven of Willen gantsch Holland gewonnen hebben (J). Ook leest,
(c) yoRNAxnBs de tte'ous Ceticis, Cap. XXIII.
O) X. Matth/eus de Nobilitate, Libr. 11. Cap. V p. iSr. (c) Chronkoii de Trajefto, p. %\a. 'Edit, Matih. in Anal. Tom. V. («O Ongenoemde Klerk. il. 7. (3) Prokopiüs plaatst (de Bello Gotthico, Libr. It.
Cap. 26 & Libr. III. Cap. 14.) de Sclaaven benoorden den Do.naiïw. Hy zegt van hen, dat zy, van ouds, eeneVoiksregeering gehad hebben, en,in de zesde eeu- we, den Romeinen, door herhaalde invallen, verfchei- den' nadeelen toebragten. Libr. III. Cap. 14, 29, 38, 40. & Libr. IV. Cap. 25. (4) Tacitus Helt (de Morib. Gera.Cap. XLVI.) de
Feneden nog onder de Germanifche volken % hoewel hy twyfelagtig was, ofze ook tot de Sarmaaten behoorden. Laater' Schryvers fpreeken van de JFiniden, het zelfde volk, zo 't fchynt, als van eene foort van Sclaaven. Hrsdegarii Chronic. Cap. XLVIII. Cluv-riuj agt, dat de Laudftreek, door dit Volk, bewoond, nog IVin- difchmark genoemd wordt. Germ, ant. Libr. III. Cap, XLIV. p, 682. Zy behoort tot Karniola, en legt aan ds jjrenzen van Kroatië. - . ■ . ,, I. Deel. S
|
||||||||||
\
|
||||||||||
ä?4 VADERLANDSCHE III. Boek.
leest men, in fchriften der tiende eeuwe, van
eene vermaarde Koopftad aan den Mond der Maaze, zo 't fchynt, naar deeze JVüten, Wit- lam genoemd (e). Misfchien hebben de Wilts- veenen, in Rynland, ook hunnen naam naar dit volk bekomen (ƒ). De menigvuldige overftroomingen deezer
vreemde volken deeden het Westersch Kei- zerryk fterk naar zynen ondergang hellen. Want fchoon de West - Gothen eerlang Gallië, voor een groot gedeelte, verlieten, zig alleen- lyk vergenoegende met het bezit van Aquita- nie, welk hun, by verdrag, afgeflaan was (g); diende hun vertrek, zo 't fcheen, alleen om de Overrynfche Germaanen al wederom op hun- ne oude invallen in Gallië bedagt te doen zyn (Ä). Nog meer gelegenheid kreegenze hiertoe, doordien zekere Konstantyn, in 't jaar vierhonderd en zeven, door het Leger in Bri- tannie, tot Keizer opgeworpen (f), en federt met zyne magt naar Gallië overgefteken zyn« de, eerst wel den Rynkant fterk met Krygs- volk bezet (k~); doch naderhand zyne meeste magt wederom byeen gerukt hadt, om de- zelve tegen die van Honorius, in Spanje, te gebruiken (7). Hier kwam eindelyk nog by, dat Gerontius, die voor Konftantyn in Span- je geboodt, dugtende dat men voorhadt, hem zyn Ampt te ontneemen, van Konftantyn af- viel, CO Annal. Fuldcnf. ad annum 836.
(ƒ) Zie G. van Loon Aloude Holl. Hift. I. Deel, bl. 232.'
Cg) Prosper. Cliron. ad annum. XXL Hontü p. 19S.
(/;) ZosiMUS Libr. VI. Cap. 5.
C i) ld. Libr. VI. Cap. 3.
O) ld. Libr. VI. Cap. UI. ß. 65».
CO 16- Mr. VI. Cap. 5.
|
||||
ïtt. Éoëk. ti I S T O R I Ëi a7S
viel, en de överrynfchen zelfs tegen hem op-
hitste. Zy dan, geenen tegenftand ontmoeten- de , vielen, aan alle oorden tevens, in Gallië (jft). Konftantyn wist toen geenen beteren raad, dan zyne toevlugt tot zulke volken te neemen, die met de Romeinen in verbond Maande, zy- ne zyde hielden. Hy zendt dan Edobinchus^ een' Frank van herkomst, doch in Britannie; gebooren (V), naar zyne Landsluiden, de Fran- ken , Om onder hen en by de Alemannen, ee- nige hulpbenden ten zytlen dienfte te werven (V). Doch 't fchynt;, dat hy, in zyn oogmerk, gantsch kwalyk geflaagd is, Immers men vindc aangetekend, dat Konlfarityn zo weinig in ftaat Was om de Gallifche volken te befebermen, dat fommigen van hun, op huiine eigene vei- ligheid bedagt, zig de heerl'chappy der Romei- nen t'eenemaal onttrokken, en onderling eene Vrye Staatsregeering opregteden (ƒ>)• Byzonderlyk vindt men dit verhaald van de XXVIIfj
Armorichen. De verandering der Regee-DeArmc» ringe onder hen voorgevallen, is van fommi 1!clietl
° /■ s ïi 11 reateu gen (q), niet geheel ten onregte, vergeleeken, ee,ie
met de verandering der Regeeringe over de vrye
Nederlanden in de zestiende eeuwe; waarom, Staats-
en vooral, om datzy een gedeelte der Landen, ^eSee-
omtrent den Ryn gelegen, fchynen bewoond ö c
te hebben, het te nuttiger moet geoordeeld
worden, dat wy 'er den Leezer eenig verflag
van doen*
In
(sj) Zosimus Lihr. VI. Cap, 5.
C n) ld. Libr. VI. Cap. 2. (o 5 Gregor- Turon. libr- II. Cap. 4; (p~) Zosimus Libr. VI. Cap. 5. p. 657. (',0 Dubos Hift, ds. I'Ëtablisf. de la Monarchie! Fi-ancóife» Ihr. II. Ch. 3. S a
|
||||||
27ö VADERLANDS CHE III. Boek.
Gelegen- ^n overoude tyden , verftondt men, door de
heid van Burgerfchappen der Armorlchen, dat gedeelte hun Land van 'c eigenlyk Gallië, welk, aan den zeekant gelegen zynde(V), tegenwoordig Bretagne ge- noemd wordt. De naam Armorlchen en Armo- rifche Landßreek [Tra&us Armoricanus~] be- tekent ook> zo men wil (Y), in 't oudKekifch, een Folk en Landßreek aan de zee gelegen. Na- derhand heeft men deeze benaaming ook wy- der uitgeftrekt; onder de Landrtreek der Ar- morichen, welke, met die der Nerviën, onder één' Bevelhebber van wege de Romeinen, ftondt, begrypende de gantfche Zeekust van het eigenlyk en Belgisch Gallië tot aan den Ryn- kant toe; behalven verfcheiden' meer land- waards in gelegen' gewesten; die, fchoon ver- re van zee, egter, om datze onder eenen Be- velhebber ftonden, met eenen gemeenen naam, onder de Traclus Armorlcanus of aan zee gele- gen1 Landßreek, begreepen waren (7). De ge- westen , die naderhand by de oude Armorifche Landilreek gevoegd werden, fchynen met den naam van nieuwe Armorifche Landßreek on- derfcheiden geweest te zyn. Immers men vindt, in Gedenkfchriften der vyfde eeuwe, gewaagd van eene nieuwe Ar mor ij che Bende, die onder den Bevelhebber der Armorifche en Nervifche Landltreek ïtonjdt, en te Grannona op den Saxi- fchen Oever in bezetting lag (v), Veelligt zou men
O) C-ESAR de Bello Gallico, Libr. VII. Cap. 75.
(j) Fragment, pofl Antonin. Itinerar. Edit. IVcsfJ, pïg«
éir> * :
(f) Notitia Difrnitat. Imperii, Seft. XXXIV. LXI.
Qr) Notitia Digiiitat. Imperii, Setf. LXI, |
||||
III. Boek. HISTORIE.
|
|||||||
&T7
|
|||||||
men den Saxifchen Oever, voor den Oever der
Maaze of Waale (5), können neemen, welke Rivieren langs en door Neder faxen liepen, waardoor, gelyk wy boven (w) aanmerkten, ten deezen tyde, al het land beneden Nieuw- megen verftaan werde. Doch anderen (ar) zyii van gedagten, dat men, door den Saxifchen Oever, ■ de Zeekust van Normandye, by de ftad Bayeux, verftaan moet (6); alwaar, nog in de zesde eeuwe, Saxers gevonden werden (y). Hoe
(w) Zie U. 251.
(_x poBüS Hill, de In Monarch. Francoifc,.LivreI. C/». VIII.
Tom. I. p. 92. Edit. iPAmft. ' Cf') Gregor. Turon. Libr. V. Cap. 27. Libr. X. C<i^. 9. (5) Dat 'er een Saxijche Oever omtrent de Maaze
geweest moet zyn, is, uit de Notit. Dignit. jmperii, af te neemen: in welke '(Seft. LXIL), onder opz'igtvan •den Landvoogd van het tweede België, welk zig tot over deeze Riviere uitftrekte, Ruiters geplaatst word- den, te Marche, in't Hertogdom Luxemburg, tusfehen de Maaze en den Ryn, aan den Saxifchen Oever. Im- mers zo vatten wy de volgende woorden op, welken wy hier byvoegen, op dat 'er de kundige Leezer van oordeele. Sub difpofitione vin' fpeüabilis Ducis Belgien fecunda. Equites Dalmata Marcis in Littore Saxonico. Wy verftaan, door Marcis, Marche in Luxemburg, eene overoude Stad, en al in fchriften van de zevende eeuwe bekend (Voiez Longuervë, De/cription de la France, P. II. p. 119.) Doch veelligt zou men 'er ook Marchie■«- ne, in Luikerland, aan de Rivier de Sambre, gelegen, door können verftaan. Immers, onmiddelyk na de aan- gehaalde woorden, uit de Notitia Dignit. Imperii, leest men van eene Romeinfche Scheepsvloot, op de Sambre. PrafecJus Clasfis Sambrica, in loco Qtiartenfi five Hornenfi. (6) De Romeinen fchynen den naam van Saxifchen
Oever in 't gemeen gegeven te hebben aan de Landen, fangs de Zee of Rivieren gelegen, alwaar zig de Saxers aedergeflaagen hadden. In de Notitia Dignitut. Impe- S 3 rit,
|
|||||||
2^8 VAD ERLANDS CHE III. Boek,
Hoe 't hier ook mede zy; de Armorichen (7)
worden ons befchreeven, als grenzende aan de Franken, toen deezen de Moerasfen hewoon- den, ter plaatfe, daar de Ryn in den Oceaan fiort £•?); weshalve men naauwlyks twyfelen. kan, of zy hebben, onder anderen, een ge- deelte van het tegenwoordig Brabant en Vlaanr deren, mogelyk ook van Holland en Zeeland bewoond gehadt. Deeze Armorichen, ten deele wanhoopig,
door de geduurige invallen der Overrynfche volken, ten deele overtuigd van het onvermo- gen der Romeinen, om hen te befchermen, befluiten, in het jaar vierhonderd en tien, op het voorbeeld van Britannie, alwaar men.zig, onlangs, ook van het juk der Romeinen ont- flaagen hadt, eene vrye Staatsregeering, on- af hangkelyk van de Romeinen, op te regten- Doch op welk eene wyze zy hun nieuw Ge- meenebest gefchikt hebben; of de byzondere Landfchappen der Armorichen ieder de opper« magt in zig zelf behouden, daq of zy dezelve aan eene algemeene Vergadering opgedraagen heb- ben '% ' £z) PROcopiüSiïe Bello Gottliico, Vér. I. Ce.p. 12.
'pi, Seft. XXXIV. XXXVIII. LH. wordt ook gewaagd
van den Saxifchcn Oever in Britannie. (7) Prokopjus noemt, ter aangehaalde plaatfe, gee-
ïie ßj-»iorJcben\m&wc Arhorichen. Doch alzo men van 'deeze laatfteii nergens meer gewaagd vindt, zyn 't ver- fcheiden' geleerden eens, dat hy het zelfde volk beoogt, welk alle anderen Armorichen noemen. Vignier Ancien .JLteit.de.la petite Bretagne p, 35. Valesii ReruniFrau- de. Tom. I. p. 278. & Not'it Gatiitep. 44. Dueqs Hiß. 'iele l'Rtabliffem. de la Monarch. Bvicoife. Livre IV« £h. III. Tom. .II. p. k6\ ' |
||||
III. Boek. HISTORIE.
|
|||||||
%?9
|
|||||||
ben; of hun verbond flegts een verbond van
onderlinge befcherming geweesc zy, dan of de verfcheiden' Landfchappen des verbonds, gelyk als één Landfchap, onder ééne opper- fte Regeering ftaande, geworden zyn; op welk eene wyze, de onderlinge gefchillen tusfchen deeze Landfchappen werden afgedaan, en hoe zy, in 't maaken van vrede en oorlog, te werk gingen ; van dit alles is ons niets, in de oude Gedenkfchriften, nagelaaten. Ook vindt men niet aangetekend , wie de eerfte aanleider tot het opregten van deezen vryen ltaat geweest zy, en welke zwaarigheden men hebbe moeten te boven komen, eer de zelve opgerigt ware. Dit weet men, dat de gantfche Armorifche Landftreek, zo wel als verfcheiden' andere Gallifche Landfchap- pen, de Regters en andere Amptenaars der Romeinen afgezet en verjaagd heeft; 't welk, vermoedelyk, niet zonder veel opfchudding, zal toegegaan zyn. Van de fchikking des nieu- wen Gemeenebests, weet men niet meer, dan dat de Armorichen, daarin, naar hunne eige- ne zinnelykheid, te werk gingen («); als die zig van de af hangkelykheid van de Romeinen t'eenemaal ontflaagen hadden. Doch niet alle de Landfchappen van Gal-
lië volgden dit voorbeeld. In de twee Ger- manien (&), beide Gallifche Landfchappen, werde Jovinus^ één der aanzienlykfte Gal- lifche Grooten (V), tot Keizer opgeworpen. Deez'
(n1) Zosimits Libf. VI. Cap. 5.
b~) Olympiod. apiid PhotiuM Cap. LXXX. c) Orosjus Libr. VII. Cap. 42. S 4
|
|||||||
ü8o VADERLANDS CHE TIL Boek.
|
||||||||||||||||||
Deez' wist terftond de Franken, Burgondiërs,
Alemannen en Alaanen, in zyne belangen;
over te haaien (d): en fchoon hy eerlang van
. kant geholpen werdt, fchynen egter der Bur-
413. gondiërs, om zynen wille, in den jaare vier-
■—'-----honderd en dertien, over den Ryn gekomen
Sfirs te zy" &)• Zy floegen Z!'g> langs die Rivier,
liaan zig ter neder; en 't is niet onwaarlchynlyk, dat in Gallië^y de Landftreeken innamen, welken men fe- »cder, dert de Elfas en het Franche Cömté genoemd heeft. Hier gavenze het begin aan het na- derhand zo vermaard geworden Burgondisch Ryk. De Franken hebben zig toen ook van een gedeelte van Gallië, omtrent de Rivie- ren de Moezel en den Ryn, meesterge- maakt (f) XXIX, Weinige jaaren laater, poogde Honorius de Eeu ge- Armorichen te beweegen, om zig den Room- de^Ar- fc^en Rykc, als eertyds, wederom te onder- Diorichen werpen. Hy bediende zig van zekeren Ex/u- onder- _ 'perantius, die hen, immers voor een gedeelte, |
||||||||||||||||||
werpt zig ook -wederom tot het
|
bied der Romeinen
|
|||||||||||||||||
wederom
|
||||||||||||||||||
b1-
|
||||||||||||||||||
r.'.m
|
j. deedt overgaan. Zyn bedryf kreeg, midler-
|
|||||||||||||||||
Roora- wyl, den fchoonen naam van Wetten herflelkn
fcheRyk. en fryheid her brengen (g~). 41/- Honorius geftorven zyndc, werdt Joan-
Veninde- NES■> door ne.c 'Leger in Italië, tot zynen ringen in'Opvolger verklaardQi), terwyi Theodosi- Gallie na y s DB II, Zoon vanArkadius, in 't Oosten re- de dood geeriie, Deez' wist zig, door middel van Pia» van Ho-? R .- -■ 97 ...
noius, ■■' ._'... Ctal01
4-3- ".....
fc—-r~rr——. f/O Gregor. Thron. Liir. il. Cap. 9.
(e) ProSper. Fall. Lucio F. C- Co'if. p. 263. ■
( f) Gregor.; Turon. lil/r- 11. Cap-. 9.
(.«■") Ri;t(Lii Idnerai. Liir. I. verf. 213. SP Jcqq.
(fi) Pi'.osi'jiü, FijiJ. Miriam £? /iJÏUj). OjsJ'. 'p. .104, "
|
||||||||||||||||||
III. Boek. HISTORIE. a8i
'cidiciy Dogter van Theodofius den Grooten,
welke hy, nevens haaren Zoon Valentiniaan, eerst door hem Cezar gemaakt, naar het Wes- ten zondt, binnen twee jaaren, van Joannes te ontdaan (/) ; waarna deeze mannelyke Vrouw, onder den naam van haaren Zoon, Valentiniaan d e n III, toen tot Keizer verklaard (&)', het Westersch Ryk regeer- de. ' Valentiniaan, of Placidia onder zynen naam", zondt, federt, Flavius Gaudentius Aë- t'ius met een Leger naar Gallië, om de rust aldaar te heritellen. 't Is buiten ons bellek, 'van alle zyne krygsbedryven te gewaagen. Alieenlyk tekenen wy aan, dat hy de Belgen, 407. die, door de Burgondiërs, verdrukt werden,----------
verlost heeft. De Franken, die zig in Gallië
nedergeflaagen hadden , werden van hem, in eenen waterilryd; • de Saliërs, in een ge- v'êgt te voet, overwonnen (7). De Burgon- diërs fchynen egter het Land, welk zy, in Gallië, ingenomen hadden, in bezie gehouden te hebben. Doch van de Franken wordt ver- 428. haald, dat hun het Land, welk zy aan den-------—
linker' oever des Ryns haddea ingenomen,
•door Aerius, wederom ontweldigd is (/»). Na 432. verloop van eenige jaaren, werdt 'er een ver- * drag met de Franken getroffen (»). De Ko Klodio
n'mg, die, ten deezen tyde, over hen re'geefde, regeert en die geen ander dan Klodius of K l o d i o 2ver,ds
..... :;;;. :0^ Ranken.
(n PuosrER. Faft. Thcod. XI. & talent; C/rf.' Cosf. £.204. '
Qi) IdatiÏ Clironicon, p. 187. F.dit.du Chesnc Tom. t.
f O SiDON. Apolunar. Carm. VII. feu Panegyr. Aviti. verf.
235. v . ... O) Prospi-.ii. Faft. Felke & Tauro Cosf p. 205. Cassiq-
TBuR. Chronica iird.. Cosf. p. 3S7. Tom. I Oper. O) Idaiü illro'tr'iCOft, ad annum. Falcnt. VUL p. 188. B.
S 5
|
||||
lg« VABERLANDSCHE III. Boek
/phynt te können geweest zyn(o), zondt, zo
men wil, zynenZoon naar Rome, om de vre- de te bewerken. Ten minden verzekert ons een Schryver, die deezen tyd beleefd heeft, ■dat hy den Zoon eens Frankifchen Konings, in gezantichap, te Rome heeft gezien. Hy befchryft hem als eenen baardeloozen jonge- ling, met zwaar en lang goudgeel hair, welk hem langs de fchouders zwierde. Ook ftondt deeze Frankifche Prins diep in de gunst van Aerius, die hem tot zoon aangenomen, en, met gefchenken overlaaden, aan Valentiniaan .gezonden hadt, met wien hy een verbond van vriendfchap floot (p ), Van dien tyd af, vindt men,.dat de Franken den Romeinen, nu en dan, met de wapenen, ten dienst hebben ge- ftaan (^). Klodio fchynt alleenlyk over een gedeelte
der Franken, vermoedelyk over deSaliers, ge- regeerd te hebben. Hy hadt zyn verblyf, in eece flerkte, Dispar gum genaamd, gelegen op de grenzen van het gewest der Tongren (8); welk
' (o~) Prosfèr. Chronic, ad c.nnum Valent. V. p. 19c. B.
■{/;) Fragment. Priisci Rlictor. p. 40. EM. Pari f. lp. 2?« -..... Edit. l/enet.~]
C?) Jornandes de Rebus Geticis, Cup. XXXIV.
- (8) In de meefte on de Hnndfchriften van Grego«
jlius van Tours , leest men Thoringen en niet Tongren: in fommigen vindt men egter Tongren. Wy hebben deé-' ze laatfte leezing gevolgd, en dus geoordeeld, dat Gregoriüs hier.van het Gallisch gewest der Tongren, ter linkerzyde van den Ryn gelegen, fpreek,t, en niet •van -het Landfchap 'i'uringen , ter regterzyde dier Ri- viere. Doch al volgde men de gemeende leezing, zou men, door Turingen of Thüringen, ook Tongren kon- neg- verdaan 5 alzo fommigen getoond hebben, dat de gchiY-
|
||||
III. Boek. H ïSTORI E. , 283
welk door de Overrynfche Franken ingeno^
men was (r). 't Kan zyn, dat men hem, by. 't verdrag, deeze fterkte heeft laaten be^ houden,; en ondertusfchen een goed gedeelte der Franken genoodzaakt , wederom over den Ryn te vertrekken , van waar zy geko- men waren. Doch 't is verre van de waarheid en uryT
dig met het getuigenis van ouder' Schryveren, dat Klodio, 'gelyk men, in een' Schryver der elfde
O) Gregor, turon. Liir. II. Cap. g. Pkosper. Cliroi:,
ad annv.m Valent, V. p. 199. B. Schryvers der middeleeuwe de woorden Thoringen en
Ton gr en, dikwils, by verwisfeling, hebben gebruikt, om Tongren te betekenen. Voiez Dubo.s Hiß. de la JStónqrèh. Francoife. Livr. II.Ch. VI. Tom. Lp. 394.Dis- pargum fchynt een overblyffel zyns naams gelaaten te hebben, in dé 'Stad flitst, aan de Demer, in Brabant, Ook vindt men, hieromtrent, nog twee plaatfen, die Franjtryk, en eene;. die het Fransbroek genaamd is: nog de Saaibeemden en Salebeim, ■ als of men zeide, Beemden en verblyf der Saliërs. Mantelu Hiflor. Los- fenf. p. 6. Ten blyke, dat Gregorius van een e land-,, 'ftreek, ter linkerzyde van den Ryn gelegen, fpreekt, dienen de woorden, welken ,hy, onmiddelyk op de aan- gehaalden, volgen laat, behelzende, dat het gebied der Romeinen zig, bezuiden dat van Klodio, tot aan de Rivier de Loire toe, uitftrekte: In hls itutem p'arti- 'bns, id est, ad meridlonaletn plagam, habitabant Ro- mant usque Lig'erith fittvium^ Gregor. Turon. Libr, II. Cap. IX. p. 279. C. Edit. du Chesne Tom. I, Vader Daniel, die {Hiß, de France. Pref. Hifi. Art. I. p. LXXI. & Tom. I, p. 3,) beweert, datKl.odio geenge- 'bied ter linkerzyde desRyns gehad,immers niet behou- den heeft, en die üispargnm, ter regterzyde dierRi- Viere, plaatst; fchynt op de zwaarigheid, die, uitdee- ze woorden, tegen zyne ftelling, t_e inaaken is, niet ge- sagt t,e hebhen. |
||||
I
|
|||||||||||||||||||||
a84 VADERLANDSCHE IILBoek;
elfde eeuwe (y), vindt aangetekend, 't gebied
der Franken, tot over de landen der Batavie- ren, Tongren, Menapiers, Terouanen, Mo- rinen, Ambionen, Kamerykers en Doornik- kers: over Artois en Beauvais, ja zelf tot over de Seine en Loire zou uitgebreid hebben. Ai- lecnlyk is 't niet onwaarfchynlyk, dat deeze Koning, zo men anders ilelt, dat by over de Saliërs geregeerd heeft, gebied heeft gevoerd in Batavia, alwaar deeze foort van Franken, al voor lang, haar verblyf gehad hadt. |
|||||||||||||||||||||
xxx.
Bewee-
|
In 't jaar vierhonderdvyfendertig, werden
do afgelegenfte gewesten van Gallië , waar- |
||||||||||||||||||||
gingen in door men misfchien de twee Germanien ver-
9alhe' ftaan moet, welken, gelyk wy te vooren (r) |
|||||||||||||||||||||
MUS gC
flild.
|
aantekenden, de zyde der Romeinen hielden,
door zekeren Tibato., bewogen, om het ver- |
||||||||||||||||||||
bond te breeken, en van de Romeinen af te
vallen; welk van zulk een gevoig was, dat het graauw . van byna gantsch Gallië aan 't muiten flocg(j'). Sommigen vermoeden, dat de afgevallen' Landfchappen zig ook in een onderling verbond van befcherming met de Armorichen begaven. De Burgondiërs, die nu in Gallië woonden, ook tegen de Ro- meinen opgedaan zynde, werden, niet lang hierna, door Aerius overwonnen (V). Hun Koning, Gundikar, fneuvelde in den ftryd, en 't volk werdt byna t'eenemaal uitgerooid (^). In
|
|||||||||||||||||||||
435-
|
|||||||||||||||||||||
(j) Mariani Scoti Chron. Llbr. 11. JEiat. VI. ad annum
«8-
CO Zie il, 279. . (v} ProsI'ER. Chronicon. ad annum VaUnt. XII. p. 199- L»
£w) iDATii Cliroiiicon ad annum Valent. XII. p. l!i8. C (x*) PitosPER Chronic, ad annum. Valent. XIÜ. p. 199- C' Faft. Thäod. XV. & Valsnt. IV. Cosf. p. 205. Q.
|
|||||||||||||||||||||
——"*-
|
|||||||||||||||||||||
III. Boek. HISTORIE. 285
|
|||||
In 't jaar vierhonderdzesendertig of vierhon-
derdzevenendertig, werdt Tibato, waarfchyn- lyk ook door Aëtius , gevangen genomen, Meer andere hoofden van den opftand, door hem aangevangen , werden ingelyks over- wonnen : waardoor deeze nieuwe beweegin- gen in Gallië, eerlang, t'eenemaal geftildwer- den (j). Omtrent deezen tyd, werden de zeekusten Zee-^
wederom door Barbaaren, die 't verbond met fcilll|ine- de Romeinen gefchonden hadden, onve'l>gBarbaa- gemaakt (z). 't Is ten hoogden waarfchynlyk, ren. dat deeze Barbaaren de Saxers geweest zullen 437. zyn, die zig, beneden Nieuwmegen, tot aan " de zee toe, neêrgeflaagen hadden; alzo men,
in Schryvers van deezen tyd, van derzelver behendigheid, om de Britannilche zee met lig * te vaartuigen te doorkruisfen, omflandig ge- waagd vindt(jz). In 't volgende jaar, maakten deeze Zeefchuimers zig van verfcheiden' Ei- 433. landen meester, onder anderen Sicilië deerlyk" *~- * verwoestende (b'). Niet lang hierna,befloot Aëtius, die'tWes- XXXI
tersch Ryk genoegzaam alleen regeerde, ee De ^r_ nen inval te doen in 't Land der Armorichen,"1^. e^ om deezen vryen ftaat, ware 't mogelyk, derom aan 't Roomfche Ryk te onderwerpen, nen in- 't Bevel over den togt geeft hy aan Eokarich,v^> die Koning der Alaanen, die met de Romeinen ß°s°yf0ep UI Gerraa-
nus belej wordt,
fy) Prosper. Clironicon. ad annvm Valent. XIV. p. 195. C. fz) Prosper. Fafti. Aëth II. & Siglsy. Cosf.p.%06. B. (a) Sidon. Apoll. Carmen VU., feu Panegyr, Aviti verf. 37c, JSjusdeuique Epiit. Uhr. VIII. Ep. VI. p. 223. 0) Prosper. Fafti. Theod. VI. & fyußo Cosf. p. aoö. B. |
|||||
m VADERLANDSCHË IÏLSoek.
in verbond ftonden (V), en een gedeelte van
Gallië, omtrent de Rivier de Loire, bewoon- den (W). De Alaanen liaan terftond op weg naar den zeekant, en belooven zig reeds ee- nen ryken buit uit het Land der Armorichen; die, midlerwyl, kennis van deeze ondernee- ming gekreegen hebbende, van verlegenheid raadeloos waren. Zy befluiten egter, in aller- yl, eenigen aftevaardigen naar Germanus of Germain, Bisfchop van Auxerre, vermaard wegens zyne heiligheid, en onlangs uit Bri- tannie te rug gekeerd. Deez' laat zig, fchoon reeds hoog bejaard, door het aanhouden der Armorichen, beweegen, om het Leger der Alaanen, ongewapend en alleen, te gemoet te gaan en den Afgodifchen Koning van be- lluit te doen veranderen. Ongetwyfeld dee- den de Armorichen toen reeds belydenis van den Christelyken Godsdienst, gelyk men vindt, dat zy, in de volgende eeuwe, gedaan hebben (é). Een Christen Bisfchop zou zig nietligt heb- ben laaten beweegen, om voor ongeloovigen te fpreeken. Doch hoe ver zig de Christelyke Godsdienst, door de Landftreek der Armo- richen, hebbe uitgeftrekt, blykt niet. De Bisfchop van Auxcrre, de Alaanen op weg aangetroffen hebbende, dringt, onbelet, door de Ruitery, tot by den Koning, die van ee- nen hoop gewapenden omringd was. Hier valt hy, eerst aan 't fmecken, toen aan 'c drin-
ge) Erici Vita S. Gcrmniii, cipud Dubos ÏJifl. de la Mo« imrch. franc. Livr. II. Ch. X. Tom. I. p. 456. (_d JORNANDES de Rebus Gtticvs, Cap. XLIII. (_e~) FortUnAT» Garm. llift. apud Da Chesnk Tem. ï. i*. 4<3Ö. Procw. de Belle Gottfaico 5 lAr. I. Cap. 12. |
||||
HL Boek. HISTORIE.
|
|||||||
287
|
|||||||
dringen , al zyne welfpreekenheid te werk
{tellende, om Eokarich den togt tegen de Ar- morichen te doen ftaaken. Eindelyk, vat hy 5s Konings paard by den toom, en doet hem en 't gantfche Leger met hem dal houden. Men treedt in onderhandeling. Eokarich wordt bewoogen, om te rug te trekken, mids hec gemaakt verdrag, door den Keizer of door Aerius, bekragtigd wierdt (ƒ'). De Bisfchop begeeft zig daarop, in eigener perfoon, naar Ravenne , alwaar toen het Hof gehouden werdt. Hy wordt 'er van Keizer Valentini- aan, en deszelfs Moeder Placidia minzaamlyk ontvangen. Ook zou hy, in zyne verrigtin- gen, wel gedaagd hebben, indien de Armo- richen zelven, nu gcene vrees meer hebben- de voor de Alaanen , het beftand niet ver- broken hadden. Ondertusfchen ftierf de Bis- fchop te Ravenne (g). Omtrent deezen tyd, maakten de Franken,
onder Klodio, zig meester van Kameryk en cenige omgelegene gewesten, van het Land der Atrebaaten of Artois, en gaven Aerius, die wederom in Gallië gekomen was, de han ■ den vol werks (A). Veelligt zyn fommige ande- 445. re volken, hierdoor, onder anderen, bewoo----------
gen geworden, om tegen de Romeinen op te
ttaan. Immers men leest, dat 'er, onder de Bewee- Bagauden, waardoor men, of de Armorichen, §ïnSei1 of de andere ingezetenen van Gallië, die,fner^r" voor chen.
(ƒ) Constant. Vita S. Germani, Libr. I. Cep. 19. & Libr.
II. Ccb. 5. fiO'lÏEDA Hifi. Eccl. Libr. I. Cap. 21.
(h Greg- Turon. Libr II. Cap. 9. Sidon. 'Afollin. Cara.
V. feu Pauegyi-. Majonan. ytrf. 212. & J'eqa. |
|||||||
288 VADERLANDS CHE III. Boek.
|
|||||||||
voor eenige jaaren, ook eenen opftand ver-
wekten, verftaan moet, merkelyke opfehud- dingen plaats hadden. Zeker Geneesmees- ter, Eudoxius genoemd, fchrander doch ven eenen boózen aart, roeide hieronder. Som- migen vermoeden, dat hy de Armorichen, tegen dank der tegenwoordige Regeeringe, onder 't gebied der Romeinen, herbrengen wilde (i). Doch wat hier van zyn moge; Eudoxius, zyne aanflagen ontdekt ziende, nam de vlagt naar de Hunnen (/f); door wel- ken men, waarfchynlyk , de Alaanen , die in Gallië woonden, verftaan moet. De Armen- ■ chen of eenige andere Inwooners van Gallië, die tegen de Romeinen opgedaan Waren (9), ondernamen ook, in 't jaar vierhonderdzesen- veertig, eenen aanflag op Tours; doch wer- den geftuit door Majoriaan (/), die, federt, Aëtius verzeilende, den Franken by de vesting Helene, welke men voor het oudllesdin in Ar- tois houdt, flag leverde en overwon (in). On- dertusfehen, fchynen de Romeinen, niet lang hier na, een verdrag met de Armorichen, zo wel
CO Dubos Ilift. de la Monarch. Francoife. IJvr. II. C//.XIU.
Tom. 1. p. 503. (i-) Prosper. Clironic. ad armtim Valent. XXV. p. 20c. A.
. (O SiDONii Ai'OLLiN. Canu. V. feu Pancgyr. Majoiian. verf. 211. Qm~) Id. ibid.
(9)'SiDONius Apollinaris noemt (Carnn V. feu
Penegyr. Majoriani, v-êrs. 211.) het volk niet, welft deezen aanflag gefmeed hadt; doch fchynt het egtervau de Franken te onderfcheiden. De Abt Dubos meent {Hifi. de la Monarchie Frangoife Livr. II. Ch. XIV. Tom. I. p. 504.) na Vader S'rmond (Not. in Sidö- nium Apoll, p. 1 19.) , dat het de Armorichen geweest zyn. |
|||||||||
44<S.
|
|||||||||
Verdrag
dor Ro- meinen met de Armori- chen en Franken, |
|||||||||
III. Boek. HISTORIE; 289
|
|||||
wel als met de Franken, geflooten te hebben,
't Welk hier uit op te rnaaken is, dat men deeze beide volken, weinige jaaren laater, on- 451. der de hulpbenden der Romeinen, vindt opge------'—ü
teld. De Saxers, Burgondiërs en (8) RJpario-
kn, anders Ripuariers, waren ook onder de Romeinfche hulpbenden, ten deezen tyde: en van alle deeze volken wordt aangetekend, dat zy, eertyks onderdaanen des Roomfchen Ryks geweest zynde, toen als Bondgenooten wer- den aangemerkt (n). Wy hebben reeds, in 't voorbygaan, ge- XXXII.
zeid, dat de Britten, niet lang voor de Anno- Sax* riehen, zig van de heerfchappy der Romeinen Friezen ontflaagen hadden. Sedert vonden zy, on- fteeken, der hunnen Koning Vortigernus, werks t'o- onder ver, om zig, tegen de invallen der Pikten en ^"S Schotten, te handhaaven. Zy beflooten dan, over naat zig Critan-
(«) Jornandes de Rebus Geticis, Cap. XXXVI. nie. ( 8 ) De Rippuariërs, die Jornandes Qde Reims Geti-
cis , Cap. XXXVI.) Ripariolen noemt, waren eene by- xondere föoit van Franken. Zie Greg. Turon. Libr. II. Cap» 40. vergel. met N. Vigner. de Origine vete* rum Franc. p. 145. Edit. Du Chcfne Tom. I. Zy woon- den tusfchen.de Schelde, den Benedenryn en de Bene- denmaaze. Zeker oud Digter fchryft, dat de Repheërs of Ripuariërs de fteden Tiel en Nieuwmegen en de ui- terfte grenzen des Frankifchen Ryks bewoonden. Hifi, Belli Saxon. vers. 82. in Colleót. J. Reuberi. Zy fchy- nen den naam van Ripuariërs gekreegen te hebbeiï, om dat zy, langs de boorden [_Rip<e] der Rivieren, hun ver- blyf hadden. Hunne Landftreek heeft,eeuwenagtereeo, den zelfden naam behouden. Zie Vigner. ubi fupra. Diploma Pipini Reg, anni 760. apud. Foppens. Nova Diplom. Collect. Cap. IV. p. 3. & Armal. Fuldenf. ad annnm 881. In 't vervolg deezer Historie, zullen zy ons meennaalen ontmoeten. J. Dseu T
|
|||||
ê'9ö VADERLANDS CHE III. Bosfc.'
feig wederom by de Romeinen te vervoegen*,
x>m onderftand te bekomen. Doch hier nies naar genoegen te regt geraakt (V), wendenze zig naar de Saxers, die, aan de andere zyde van de zee, in het Land beneden Nieuwme- gen, toen Neder - faxen genoemd, woonagtig waren; met verzoek, dat deezen overfteeken en hunnen nabuuren byftaan wilden (p). De Saxers, die, omdat "hun Land, naderhand, den naam van Friesland kreeg, of omdat zy, van hunne nabuuren, de Friezen, verzeld wer- den , in eenigen van onze Kronyken, Friezen genoemd worden (jq), laaten zig ligtelyk be- weegen, en fteeken, onder 't bevel van hun- nen Koning of Hertog, Hengist, en des« zelfs Broeder, Horsa, in drie lange fche- pen, Ciulen in hunne taaie genoemd (V), naar Britannie over. Zy worden, door Vorti- gernus, in 't Zuiderdeel des Eilands, geplaatst, en vinden daar 't Land zo vrugtbaaf, de Brit- ten zo traag en vadzig, dat hun de lust be-* kruipt, om het Eiland te bemagtigen. Zy ontbieden dan eene talryke vloot fchepen, en voeren een geheel Leger van hunne landslui- den, niet flegts uit Neder-faxen, maar, zo 't fchynt, ook dieper uit Germanie naar Britan- nie. De Anglen en "Juten of Jutten (y) had- den (o) Beda Hill. Eed. LibY. 1. Cap. 12. Èjusdémque Cliroi
Jiicon, p. 2.6 Ediv. Smith. (ii) Beüa Libr. I. Cap. 14. WiTicniNDi Aiuial Libr. fc
f. 2. (//) Chronyk van Claas Goete by van Lqcw, Aluude Holls!
Hifi. I. Deel, 236. O) Gildas Epift. Cap. XXIH.
(p.) In geene der uitgaaven vas Beda, leest rrien
|
||||
ÖL Boek. HISTORIE. &9t
'den deel in deezen togt. Beide warenze ee-
ne foort van Saxers, en de Anglen woon- den tusfchen de eigenlyke Saxers en Jutten in* De Friezen zullen zig hier ook, in grooten getale, bygevoegd hebben, alzo men, in ou- de Schryvers (V), vindt aangetekend, dat de Engelfchen van de Friezen en Saxers afkom- ftig waren (i); 't welk daarenboven nog, uic de overeenkomst tusfchen de Engelfche taal "en het eigenlyk Friesch, af te leiden is. Eer- lang werdt Britannie geheel overflroomd van de overzeefche volken. De Britten zagen te laat, dat zy fchadelyke nabuuren hadden in- gehaald. Hengist dcedt Vortigcrnus vangen, zyne Raadsluiden van kant helpen, en wend- de federt, een verdrag met de Pikten geilooten hebbende, alle zyne poogingen aan, om de Britten 't'onder te brengen (j>). Veeien wer- den gedood, een groot getal verdreeven; van welke laatllen zig veeien, huns ondanks, 1
f O Marcellini Vita Suidbc'rti apud Up,b. Emnuto Rer.
Frif. IJbr. III. p. 41. coli, cum BEö/E Hill. Ecclef. Libr. V. 'Cap. 9. C>) Gildas Epiß. Cup. XXIII. Nsnniüs Hill. Brit. Cap.
XLVIII. Beda. Libr. I. Cap. 15. Juta of Jutten; maar Vita, Fiten of PFilten, behal-
Ven in de laatfte en beste, die, naar de oudfte Hand- fchriften, in den jaare 1723. door Joannes Smith, of liever door deszelven Zoon, George Smith, in 't licht gebragt is. Men behoeft niet te twyfelen, of deeze Jutten zyn, uit het Deenscli Half-Eiland Jutland, naa£ Britannie overgefteken. (1) Indien Prokopius , door Britia, Britannia ver-
ftaat, gelyk ons, om redenen, hierna te geeveri, vvaar- fchynlykst dunkt; dan plaatst deeze oude Schry ver (Libr. ÏV. Cap. ao. de Bello Gotthico) nevens de Anglen en Skksen, ook de Friezen in dit Eiland. T a
|
||||
sp2 VADERLANDS CHE III. Boek:
te fchepe naar de overzcefche gewesten be-
gaven (V), en volgens 't getuigenis onzer Krotiyken, den Ryn by Kntwyk invoeren, alwaar zy, 't Land allómme afgeloopen heb- bende, federt de fterkte ftigten, die, naar hen, Britton, Brittenburg en't Huiste Britten genoemd werdt; met welke zy 't naaste Land onder bedwang hielden (#). Het gewest, door de Saxcrs ontruimd, is, volgens onze oud- fte Kronyken, ingenomen door de Friezen; die, de overgebleevenen van dien Landaart, byzonderlyk de Wilten, welken 't (lot of de ftad JViltenburg, naderhand Utrecht genoemd, gefügt en in bezit hadden (j), genoodzaakt hebbende, om over zee, zo 't fchynt, naar Britannie, by hunne Landsluiden, de wyk te neemen, aan al het Land, benoorden de Maas en Ryn gelegen, en westwaards door de Schel- de, en oostwaards door de Lauwers en Elve bepaald, den naam van Friesland gegeven hebben (£). Men vindt niet net aangete- kend , wanneer alle deeze dingen gebeurd zyn. Doch de overtogt van Hengist en Horfa wordt, in foramige Kronyken (V), in het jaar vier- honderd zesenveertig gefield. Ouder Krony- ken plaatfen dien drie of vier jaaren vroeger Cb~). En de Engelfche Kerkelyke Historie- fchryver Beda fV), in het jaar vierhonderd ne- gen- (w~) Beda. L\br. I. Cap. 15.
(.r) JüANN. A I.EYDis. Libr. I. Ce.p. 13, OO Beda. Libr. V. Cap. 11. \z} Melis Sïoke. Inl. l/l. 3. (_a~) Vide Fragm. veter. Cliron. in Prasfat. J. Smith ad WA
dam en Claas Uoete by van Loon. I. Heel, il. 236. (_£■) Prosper. Chronicon ad annum Falent. XVIII. {>• 19p, C> CO Utr. I. Cap. 15. |
||||
III. Boek. HISTORIE.
|
|||||||
293
|
|||||||
genenveertig, 't Bedryf der Saxers in Britan-
nic is, buiten twyfel, by de Romeinen euvel opgenomen. En is hier uit, naar alle waar- fchynlykheid, nieuw ongenoegen tusfchen dee- ze twee volken gereezen. Immers, na dat Aë- tius door Valentiniaan, en deeze wederom, door zekeren Occylla, gedood was, namen de Saxers, uit de beroerten, in welken het Ryk toen verviel, gelegenheid, om de kusten der Armorichen, die nu met de Romeinen in ver- bond ftonden, met hunne ligte Rooffchepen, te ontrusten. Ten zelfden tyde, deeden de De zee- Franken en andere Germanifche volken nieu- *cImi- we invallen in Gallië. Maximus, die, na j^ers Valentiniaan, tot Keizer verklaard was, zonde doorAvï- Avitus met een Leger derwaards, die de Ger- tus be- manifche volken beteugelde, en de Saxers, in ^von- t byzonder» noodzaakte van hunne rooveryen & ' af te laaten (<sT). -----_1_*
In of omtrent het jaar vierhonderd drie- Krygsbe-
enzestig, maakten de Franken zig meester ^vSn van de itad Agrippina, die zy naderhand ken# Coloma of Keulen genoemd hebben. Ook 463. namen zy Trier in, welke ftad deerlyk ver^ ——~- woest werdt. De reden deezer vyandelykhc- den fchynt geene andere geweest te zyn, dan dat E G1D 1 u s, dien de Franken, na 't af- zetten van CniLDERiiv, tot Koning ver- kooren (3); doch federt de herftelling van dera
(V) SiDONii Apoll. Cann. VII. feu Panegyr. Aviti, retu.
368, 390. (3) Sommigen trekken dit afzetten van Childeiik era
de daar op gevolgde verkiezing van Egidius in twy- T 1 ï^L
|
|||||||
«94 V A B E R L A N B S C H E III. Boek..
den verjaagden Vorst, wederom verworpen-
hadden (V), zig in Keulen ophielde (<?). Ver- moedelyk heeft hy ook aanhang binnen Trier BeSaxers gehad. De Saxers ondernamen, omtrent door de deczen tyd, wederom eenen inval in Gallie. over- " ^y deeden, onder hunnen Koning Audoa- i&ronnen. GER, eene landing omtrent Angers, van zins zig van die flad meester te maaken. Doch zy werden gefluit door Childerik, dk; nog in verbond met de Romeinen fchynt gedaan te hebben. Ook viel het Romemsch Krygs- volk, welk hier byeen gerukt was, zo he- vig op hen aan, dat zy, met groot verlies, wyken moesten. De Franken overmeester^ den federt de (4) Eilanden der Saxers, die deer-
Ca") Gregor. Turon. Libr. II. Cap. il, 12.
(«) Gesta Regam Francorum, Cap. VII. & VIII. fel. Dakiel /lift, de France Prcf. Iliftor. Art. II. p,
CXVIII. Doch onzes oordeels zonder genoegzaamen grond. (4) Ptolemeus gewaagt (Libr. II. Cap. 11.) van drie
Eilanden aan den mond derElve, die Eilanden der Saxen genoemd werden.,.Cluveriüs wil (Genn. ant. Libr. III. Cap. XXIII. p. 507.} dat deeze Eilanden Strand, Bufen en Heilige Land geweest zyn. De vraag is, of zy dezelfde Eilanden zyn geweest, welken, ten deezen tyde,naar't verhaal van Gregorius van Tours (Libr. 11. Cap. 19.), overmeesterd werden. Sommigen verzekeren zulks. Voiez Dübos Rift, de la Monarch. Fran- coife Livr. I. Ch. XVI. Tom. I. p. 196. & Livr. IIL Ch. X. Tom. II. p. 182 Doch is 'twel waarfchynlyk dat de Franken, ten deezen tyde, zo verre getrokken zyn? En zau men niet, even zo voegzaam, door de Eilanden der Saxers, van w-elken Gregorius fpreek.t, de Eilanden des Ryns, 't zy Batavia of de Zeeuwfche Eilanden, können verflaan? In 't voorbygaan, merkeu wy aan, dat de Abt Dubos, ter laatst aangehaalde plaat- fe, het zeggen van Gregoiuus ,. dat de Eiisnden dei' Saxen
|
||||
ÏÏL Boek. HISTORIE. %n
deerlyk verwoest worden. Veele Ingezetenen
werden gevangen genomen. De vyandelykhe- den eindigden met een verdrag, waarby de Saxers zig aan Childerik fchynen onderworpen te hebben (ƒ), alzo men den oorlog, dienzy, ïn vervolg van tyd, tegen de Franken onder- Hamen, by verfcheiden' Schryvers, eenen op- fland genoemd vindt. Geduurende alle deeze omkeeringen, hierXXXia,
te Lande, vindt men geheel geen gewag meer Laatst van de Batavieren. Ten tyde van Honorius, ^1^ hebben 'er nog oude en jonge Batavifche Rui- Batavia*. ters, ten dienste der Romeinen, in Gallië, in ren.. Italië, en zelfs in 't Oosten, in bezetting gele- gen:, ook, zo'tfchynt, voetknegten (V). Insge- lyks vindt men, dat aan fommige Batavieren, vermoedelyk oude Krygsknegtcn, eenige lan- den , om te bebouwen, in Gallië zyn afgedaan (Jt). Ook heeft, ten deezen tyde, nog eene bende van Batavieren, te Batavie in Rhetie, in bezetting, gelegen (f). En fommigen oordee- len (&), niet zonder grond, dat hun ook omtrent den Donauw eenig land afgedaan is; welk, naar- hen genoemd, zynde., een gedenkteken huns. naams.
(f) Gilucor.. Thron. Lihr. II. Gap, 18 & Tg.
(s > Notitia Dignicat. Iniper. Sect, IV. V. XXXVIIL XXXIXo XL. LXUI. CA5 Nontia Dignit. Imper, Seïï. LXV. (O Noatia Dignir.. Imper. Seii. LIX. (&) G. van Luon Aloude Hol!, Hifi. I. Deel, il. 233. Saxers omgekeerd ov verwoest werden \_fubverfa: fünf; J
vertaalt, dat 'er de Dyken werden doorgebroken, [ on ils rompirent lei Digucs ] , even als of hy fubmerße ,■ nies,. fitbverfa gelezen hadt. Doch waren 'er thans Dykerj;^ ijl sleeze Noordfche Eilanden? T 4»
|
||||
|
|||||||
\lc,6 VAD E RL. MIST. III. Boek.
naams, in de vermaarde Had Pas/au, van föm-
migen Patavi en Batavia genoemd, en gelegen daar de Inn in den Donauw vak, overgelaaten heeft. Doch dit is 't laatfte berigt van de Batavie-
ren, welk ons,in oude Gedenkfchriften,voor- gekomen is. Deeze Landaart fchynt, ten dee- le in de Romeinfche Legers gefneuveld, ten deele door de Romeinen verplaatst, ten dee- le door de vreemde volken gedood of uit hun Land gejaagd, en ten deele, onder de Fran- ken , Saxers en Friezen, verfmolten te zyn:, tot zo verre, dat hun naam, eerlang, hier te Lande, geheel buiten gebruik geraakt is. |
|||||||
©
|
|||||||
VA-
|
|||||||
Black. S9f
VADERLANDSCHE
HISTORIE.
VIERDE BOEK.
|
|||||
INHOUD.
I. Ondergang van V TVestersch Keizerryk. IL
Staat deezer Landen. Overwinningen van Klovis. III. Verdrag der Armorichen met hem. IV. Ryksverdeeling na Klovis dood. Deenen in Gallie. V. Gevegt in V Land der Warners aan den Kyn. VI. Klotaris over- wint de Saxers, en wordt door hen overwon- tien. VII. Kryg tusfchen de Saxers en Sne- ven. VIII. Childebert de II. rooit de War- ners uit. IX. Staatswisfelingen in Frankryk. X. De Saxers en Friezen, door Klotaris den II. en Dagobert, overwonnen. XI. Kerk te Utrecht, door Dagobert gefligt, en door ds cngeloovigen wederom verwoest. Onderzoek, of de Christelyke Godsdienst toen eerst of vroe- ger hier te Lande ingevoerd zy. Geertruids Kapel te Geertruidenberg. XII. Eligius pre- dikt het Geloof onder de Friezen en elders. XIII. Byzonderheden van IVilfrid, Geloofs- prediker onder de Friezen. XIV. JVigbert predikt in Friesland. Overkomst van ÏVille- T 5 brord. |
|||||
$9B VADEPvLANDSCHE IV.Böek;.
hrord. XV. De Friezen door Pipyn overwon-
nen. Willebrords Prediking. XVI. Radboude, invallen in Frankryk. Zwitbert ßigt eenige Kerken. Grimoald gedood. XVII. Nederlaag der Friezen. XVIII. Wolfram Prediking. Dood van 'Radboud. XIX. Giften aan Wille- hrord en de Utrechtfche Kerke.. Adelberts dood. XX. Op fand der Friezen onder Poppe; die door Kar el Martel geflaagen wordt. XXL Willebrords uiterfle wil en dood. XXII. Leevens byzonderheden van Bonifacius. Staai y.an den Christelyken Godsdienst, hier te Lan- de. XXIII. Karoloman flaat de Saxers en Friezen. XXIV. Pipyn wordt Koning van Frankryk. XXV. Gefchil met den Bisfchop van Keulen, over het Regt tot de Utrechtfclis Kerke. XXVI. Bonifacius wordt, door de ongeloovigen, omgebragt, XXVII. Karel de Groole overwint de Saxers. XXVIII. Hyfligi een Hof te Nieuwmegen. Zyne pfiffen aan de Utrechtfche Kerke. XXIX. Zyn krygstogt naar Spanje, op welken Gundebold, Koning der Friezen, fneiivelt. XXX. De Saxers vallen in Deventer, en worden, door zekeren Graave Dirk, geflaagen. XXXI. De Saxers en een gedeelte der Friezen, door de Fran~ ken, overwonnen.. XXXII. Ook de Wilten, met hulp der Friezen, Graaf Dirk trekt te- gen de Fluimen, die geflaagen worden. XXXIII. Inval der Deenen in Friesland en Engeland. Graaf Dirk van de Saxers,ge- flaagen. XXXIV. Verdrag met de Saxers eti,- Friezen, Karel, de Groote wordt Keizer. |
|||||
m&
|
|||||
IV. Boek. HISTORIE. z99
et Roomsch Keizerryk in 5c Westen, r.
welk reeds lang naar zynen ondergang Onder- geheld hadt; ftortte nu eeiisflags te gronde. P"iJa* Julius Nepos, die de Keizerlyke waar- teersch s' digheid, in 't jaar vierhonderdvierenzeventig Keizer- bekwam, werdt genoodzaakt, gantsch Gallië ryk' aan Evarik, Koning der Westergothen, af 474» te flaan. Hy bezat 2er reeds een goed ge- deelte van, en hielde, ten deezen tyde, zyn Hof te Touloufe (<*). Augustulus, Op- volger van Nepos, fcheen egter deezen af- ftand niet te hebben willen bevestigen. Ten minftcn men vindt aangetekend, dat de Gal- lien, tot aan den Rynkant toe, zyn gezag erkend hebben, zo lang hy meester van Ro- me was (7'). Doch toen hem deeze Stad, door Odoaker, Koning der Turcüinglërs, eene foort van Gothen, ontweldigd, en hy van de Keizerlyke waardigheid beroofd was, kreeg Evarik gelegenheid, tot eene onder- handeling met Odoaker, waarby de afftand der Galliën, door Nepos gedaan, bevestigd fchynt geweest te zyn. Immers fommigert getuigen, dat de Westergothen, de Galliën,, tot de Alpen toe, uit kragte van den af- ftand van Odoaker, in bezit gehad hebben (V). Het Westersch Ryk nam met het af- 47& . getten van Augustulus een einde. De Inge- 5r"** zetenen van Gallië, die ondertusfchen met de
£<0 F.NNOpii Vita Epiphanii, *. 343- Edil. ifiu
O) t'Rocoi'. «ie Bello Goctbkó, Libr. I. Ca?, ia-, QÓ W, ibid. |
||||
Soo VADERLANDSCHE IV. Boek,
|
|||||||
de Westergothen overhoop lagen, vervoeg-
den zig by Zeno, die in 't Oosten regeer« de, onderftand tegen Evarik en Odoaker begeerende. Doch deeze Vorst vondt zig buiten ftaat, oip den twee Gothifchen vol- ken het hoofd te bieden. Ook riedt hem zyn belang en genegenheid, om een verdrag- met Odoaker aan te gaan (/): en federt dien tyd, heeft Odoaker, onder den naam van 47-. Koning, in Italië geheerscht. In Gallië maak- '«———— ten de Burgondiërs, Franken, Saxers en an- dere volken , die zig aldaar nedergeflaageri hadden, een verdrag met Evarik, Koning' der Westergothen (V): in welk, onder ande- ren , bedongen zal geweest zyn, dat ieder volk de Landen, welken het reeds bezat, in bezit zou blyven houden. De Inge- De Landen omtrent den Ryn gelegen zyn, zetenen vermoedelyk, in dit verdrag begreepen ge- der Lan- wecst. Immers de Franken, die tot het zel- trent°denve behoorden, draagen, by Schryvcrs, die Ryn ge- deezen tyd beleefd hebben, den naam van legen Sikambren (f); welken men weec, dat langs maaken fan Ryn gewoond hebben. Elders heetenze draAnet Barbaarcn, die langs de Waal woonen (g). de Wes- De Saxers, in 't zelfde verbond begreepen, «ergoth- komen ons voor, als gewoon ter zee te vaa- *"' ren (/z); eene eigenaartige befchryving dei- Ingezetenen van Nederfaxenland, beneden
Nieuw-
|
|||||||
(V) Cantiid. Isaurus in Piiotii Biblioth. LXXIX.
(>) SiüON. Apollin. Epift. Libr. VIII. Ep. 9. Libr. IX. Ei; [II. />. 2^3. Ed'it. Sirmond- {/) hl Libr. VIII. Ep. 9. QO ld. Libr. VIII. Ep. ?. CA) ld. libr. VIII. Lt>. 3. |
|||||||
IV. Boek. HISTORIE. $öï
Nieuwmegen. Voorts blykt niet duisterlyk,
dat deeze volken den Koning der Wester- gothen eene foort van oppergezag toefchree- ven (/). Dus zag men dan 't Westersch Ryk geheel ir.
veranderd van gedaante, en aan verfchei- Staat den' Hukken gefcheurd. In eenige deelen ^2QZf\ van Gallië en daar omtrent, vondc men by- an eï na geene oude Ingezetenen meer. In de Lan- den tusfchen de Rhóne, de Middellandfche Zee, het Pyreneisch gebergte, den Oceaan en de Loire, waren de Westergothen volko- men meester. Zelfs bezatenze eene ftreek Lands over de Rhöne, thans onder den naam van Neder-Provence bekend. De Burgondi- ërs hadden de gewesten tusfchen de Duran- ce, de Rhóne en de Alpen in bezit (£). Ver- fcheiden' foorten van Franken woonden tus- fchen de Schelde, den Benedenryn, de Be- nedenmaaze en de Somme. De zeekust van Gallië, zo 't fchynt, tot aan den Ryn en de wooningen der Franken toe, werdt be- woond door de Armorichen (T), die, gelyk- we te vooren (rn) hebben aangetekend, eene vrye' Staats-regeering opgeregt hadden. In ,de Landitreeken, thans onder den naam van Vefeenigde Nederlanden bekend, woonden de Friezen, waarfchynlyk ook nog eenige Sa- xers en Franken. Of'er, ten deezen tyde, nog eenige Britten, omtrent de Rynmonden, ge- woond CO Sidon. Apo.n.- Epift. Libr. VIII. Ef. 5. Jornanb. de .
Rebus Geticis, Cap. XLV. & XLVII. <£) Greg. Turon. Libr. II. Cap. 9. f O Procopius de 13el!o Gottbico, Libr, I. Caf. iï. £?") III. Boek, il. 275. |
||||
$» VADERLAND SC HE IV. UU;
v/oond hebben, dan of zy, gelyk fommi*
gen willen (»), nu reeds naar het Land- fchap Bretagne in Gallië afgevaaren waren, ïs onzeker. Vast gaat het wel, dat 'er reeds Britten in het Gallisch Landfchap Bre- tagne woonden (e). Doch 't kan zyn, dac deezen 'er niet van het Land omtrent de Ryn- nionden; maar regelregt uit het Overzeescli Britannie gekomen waren. Van den Regee- ringsvorm deezer byzondere volken , teii deezen tyde, heeft men geen duidelyk be- fcheid. Doch uit het gene, voor en na deezen tyd, van hen aangetekend wordt, mag men afneemen, dat zy, onder byzonde- re Koningen of Opperhoofden, naar onder- fcheiden' wetten, geregeerd werden. In de Landen omtrent den Ryn, eertyds on- der 't gebied der Romeinen behoord heb- bende, werden, wat 'er ook fommigen (p) van mogen aangetekend hebben , na 't af- zetten van Augustulus, de bevelen der Ro- meinen niet meer gehoorzaamd (_q). In ee- nige andere Landfchappen van Gallië, fchy^ ïien de Bevelhebbers der Romeinen, van we- ge het Ryk, nog eenen tyd lang, 't gebied gevoerd te hebben, terwyl fommigen, zo 't lchynt, zig tot onafhangkelyke Regeerders^ over de Landftrceken, hun toevertrouwd, heb- ben opgeworpen: onder welke laatilen, zekere Sya"
O) Vóiez Dubos Hift. Cret. de ia Mon. Franc;. Liyr. IV;
Ch. VII. p.4°7- 1o~) Voiez BarbeYRAC Hift. des anciens Traitez. Parti II*
Jri. CLV. ƒ1.134. cuiadde Epift. ad Nomen. Prior. Gent. Britaoj apud Du Chesne Tom. II. p. 770. A. Cp) Aimon. Libr. I. Cap. 5.
(j') SiDON. Apoll. Epift. Libr. IV. Ei. 17»
|
||||
fv*. Boek. Ö ï S t O Ê. I È. göf
Syagrius fchynt geweest te zyn, die tè
Soisfons zyn Hof hieldt,en by de oude Schry- vers (r), den naam van Koning der Romeinen draagt. Syagrius was de Zoon van dien Egidius, Klovisv
welken de Franken, in Childeriks plaats, tot Koning Koning verheeven; doch naderhand weder- ^er lHfan* om afgezet "hadden. Hy was in groote ag- verwint ting, by de Börgondiërs en Franken, die hem Syagrius.» gebruikten, om hunne gefchillen te beilegten zoge- (i), Doch zyn aanzien fchynt Klovis, die, na noemden zynen Vader, Childerik, over de Franken , derXo^- en, zo 't fchynt, in 't byzonder over de Saliërs meinen*, (i)> regeerde, in de oogen gefteken te heb- ben. |
||||||||
£r) Gregor. Thron. Libr. ïl. Cap. af»
(, s ) Sidon. Apoll. Epift. Libr. V Epijl. |
||||||||
( i ) De redenen om te befluïten dat Klovis thans •-
ver het byzondere foort van Franken, welken men Sa- liërs noemde, en welken ons al in de vierde eeuwe (zie III. Boek, bl. 242.) in Batavia voorgekomenzyn^ regeerde, zyn kortelyk deezen. 1, De Franken had- den twee byzondere Wétten, de Salifihe en de Ripua- rifche. Egimiart, de Vita Caroli magni. Cap. XXIXs Hieruit is af te neemen, dat de Saliërs en Ripuariïn de hoofdfoorten geweest zyn, in welken thans de Fran- ken onderfcheiden waren. Het aanzien van Klovis toont genoeg, dat hy over eene hoofdfoort van Fran- ken geregeerd heeft. Maar over de Ripuariërs regeer- de thans Sigebert, Zie Gregor* Turon« Libr. IL Cap. 40, & ViGNERius de Origine veter. Francorum. p. 145. Derhalven heeft Klovis over de Saliërs gere-* geerd. 2. In een oud Gefchrift, tot lof der Franken* niet lang na Klovis bekeering en dood opgefteld, alz« 'er in gezeid wordt, dat de Franken onlangs [nüperj liet algemeen Geloof hadden aangenomen, en van ge- lytten inhoud met de Voorrede der Salifche Wet, wordt verhaald, dat deeze Wet, door de voornaamften der SJsliërs, toen nog ongelooyig, opgefteld. zynde, na- derhand 1 |
||||||||
gó'4 VADERLANDSCIIE IV. Boek.
ben. Vcelligt heeft hy gevreesd, dat men
hem, om Syagrius, afzetten zou, gelyk men Childerik, om Egidius, gedaan hadt. Doch wat hem ook in Syagrius moge mishaagd heb- ben; hy bragt eerlang een Leger tegen hem te velde, overwon hem, en maakte zig van alle de Landen, onder deszelven gebied, vol- komen meester. Zelfs deedt hy den ongeluk- kigen Syagrius, niet lang hierna, 't hoofd voor de voeten leggen (V). Klovis werdt, in deezen kryg, van Ragnakarius, Koning over een gedeelte der Franken, bygeflaan. Ka ra rik, die ook over een deel der Fran- ken regeerde, hieldt zig onzydig; tot dat hy, na de overwinningen van Klovis, een Verbond van vriendfchap met hem maakte (V). Klovis - maakte zig, eenige jaaren laater, volkomen meester van het gewest der Tongren, of, vol- gens anderen, van het Ryk der Turingers , aan de andere zyde des Ryns (V); zonder dat men weet, wat hem hier toe bewoog, of wien hy dit gewest benam. Die van gedagten zyn; dat hy het Overrynsch Turingen be- magtigd heeft, belluiten , uit vergelyking van
f/) Gregor. Türon. Lifo: II. Cap. -zy.
lv) Id. ibid. Cap. 41. (w ) Id. ibid. Cap. 27. äerhand, door Klovis en zyne Zoonen, verbeterd ge-
worden is. Vide Fragm. vet. è Bibliotheca Thuana apud Du Chesne Tom. I. p. 250. verg. met Gefl. Reg. Franc. Cap. IV. Op wat grond Le C. de Boulain- villieR'3 '(Hiß. du Gotiverncm, de la France Tom. I. p. 17.) ftelle, dat Klovis, zo wel als Childerik, zyn Va- ■der, Koning der Ripuariërs geweest zy ,heb iknietkon- s.cii vinden» |
||||
IV. Boek. HISTORIE. 305
van twee plaatfen eens ouden Hiftoriefchryvcrs
(x), dat Ba/m, Koning der Turingers, eenen inval in 't Ryk van Klovis gedaan, en de vre- de , die hierop volgde, onregtvaardiglyk ver- broken hadt; 't welk Klovis bewoogen zou hebben, hem den oorlog aan te doen (j>). Niet lang hierna, hebben verfcheiden' andere Gallifche gewesten, die* tot nu toe, onder Romeinfche Bevelhebbers, geflaan hadden, zig aan Klovis onderworpen (V). Doch eenige jaaren laater, verbonden zig
verfcheiden' Germanifche volken tegen Klovis, wiens magt nu voor hun ook gedugc begon te worden. Een Schryver der twaalfde eeuwe Qay noemt, onder deeze volken, behalven de Ale- mannen, de Friezen en Saxers; doch in ou- der' Scliryvers, vind ik van deeze twee laatflen geen onderfcheidenlyk gewag gemaakt. Onder- tusfchen is 'er geene onwaarichynlykheid altoos in, dat de Friezen, zo wel a!s andere Germa- nifche volken, zig tegen de aanvvasfende magt der Franken gekant hebben; fchoon wy 'er in fchriften van Tydgenooten, geen blyk van vinden. Wy zouden niet weeten, dat 'er, voor de zevende eeuwe (V), ietstusfchen de Franken en Friezen voorgevallen ware, hadt een en- kel woord in 't voorbygaan van een' Digter der zesde eeuwe (c), ons de lugt niet gege- ven C*) Gregor. Turon. Libr. Il-Cap. 12. & Libr. III. Cap. 7.
Cy ") Voiez P. Daniel Hill, de France, Tum. I. p. 14. 15. (..g) Gefta Regum Francorum, Cap. XIV. O.) Liber Je Caftro Ambafia; & ipf. Domin. Ceffis, Cap. VI. »/«ff. 4. apnd D'Achery Tom. III. p. 269. (5) Zie hier na num. X. <_c) Fortunat. Carni. Liir. IX. Carm. 1. I. Deel. V
|
||||
So6 VADER LANDS CHE IV. Bobk
ven van eene vroegere oneenigheid tusfchen
deeze twee volken. Hunne belangen wa- ren ook zo ftrydig, dat men zig niet wel verbeelden kan, dat de Friezen de groot- heid der Franken, met goede oogen, heb- ben können aanzien. De Franken en Frie- zen waren beide Overrynfche volken. Beide even zeer bekoord, door de vrugbaarheid der Gallifche gewesten, hadden zy, al voor meer dan twee eeuwen, invallen in Gal- lië gedaan. Ieder van hun, was hier, door de Romeinen, een goed deel lands afge- ftaan. Om meer te bekomen, hadden zy zig beide, foratyds, met andere volken, tegen de Romeinen verbonden. Nu was de kans veranderd. De Franken hadden nu alleen mid- del gevonden, om zig, wyd en zyd, door Gallië, uit te breiden. Het eene volk na het ander onderwierp zig aan hun, of begaf zig met hun in verbond, 't Stondt gefehaapen, dat gantsch Gallië eerlang in een Wingewest der Franken zou veranderen; en dat de Friezen en andere Germanifche volken, die zig, eer- tyds, met of tegen den wil der Romeinen, in Gallië nedcrgeflaagen hadden, genoodzaakt zouden worden, of om over den Ryn te rug re trekken, of om zig den Franken te on- derwerpen. Geen wonder, dat verfcheiden' volken, die zig in Gallië gevestigd hadden, of zig daar gaarne wilden vestigen, hunne magt vereenigden, om die der Franken te wederftaan. Stelt men nu, dat de Friezen, onder deeze verbonden' volken , geweest zyn; dan ziet men hier den eigenlyken grond van |
||||
I.V. Boek.' 'HISTORIE. 307
de langduurige vyandfchap tusfchen hen ende
Franken. De aangehaalde Schryver der twaalfde eeu- De Aie-
we verhaalt wyders, dat de Friezen, Aleman- mannen, ren en Saxers eenen inval in Klovis Ryk dee- ^„'g^ers den. En uit hem, zo wel als uit de Schriften verb'ïn- van Tydgenooten, verneemt men, dat Klovis den zig de Alemannen, die over den Ryn gekomen j^'en. waren, by Tolbiak of Zulpik, zo geheellyk ge- do°{1's' llaagen heeft, dat dit moedig volk zig t'eene- WOrdea maal aan hem onderwierp. Doch hoe 't met over- de Friezen en Saxers afliep meldt niemant. Ge- wonnen. duurende deezen flag, bewoog men Klovis, jf '_ om belydenis van den Christelyken Godsdienst te doen, en niet lang daarna, werdt hy, ne- vens drie duizend Franken, gedoopt (V). Diep geraakte hy, door deeze verandering, in de gunst der Gecftelyken. Avitus, Bisfchop van. Vienne, hem, in eenen Brief, die nog voor handen is, over zyne bekeering, geluk wen- fchende, liet zig door vleizugt zo ver vervoe- ren, dat hy liet geluk, welk het volk, uit 'sKo- nings Doop, die juist op den dag van 's Heeren, geboorte gefchied was, te wagten hadt, welby het geluk, welk het menschdom, door de ge- boorte des grootften Verlosfers, te beurt geval- len was, vergelyken durfde (e). De Geeftelyken zogten en vonden midlerwyl ook hunne reke- ning, by Klovis bekeering. En Remigius, Bis- fchop van Reims, vermaande hem fchriftelyk(/), dat
|
||||||
(rf) Cassiodor. Variar. Liir. II. Ëp. 4J. Gregor« Turox,
Llbr. II. CV:/). 30. &31. (_c~) Epilt. Aviti apud Du Chesne Tom.l. p. 835. i.fj Epiitol» Ke.uic, II. ttfud Du Chesne Turn, I. $, 849, i V a
|
||||||
3o8 VADERLANDS CHE IV. Boek.
dat hy niet verzuimen moest „ den Priesteren
„ behoorlyke eere te bewyzen , en hunnen
„ raad, in alle gevallen, in te neemen, hemver-
„ zekerende, dat zyn Rykbeftendigerzyn zou,
„ zo hy wel met de Geeftelykheid ilondt."
III. Klovis decdt, niet lang, zo 't fchynt, na
DeArmo-zyne bekeering, den Armorichen, die zig on*
riehen afhangkelyk wilden houden, den oorlog aan,
IïïatlKCÏl lil r> 1
een ver- na ^at nv 'iun eei"sc? te vergeefs, door onver-
drag met hoedfche invallen, ontrust hadt. DeArmori- Klovis, chen booden zo dapperen tcgenfland , dat en wor- iqovjs genoodzaakt werdt, tot een verdrag volk met met nun te komen; waartoe zy zig ligter be- de Fran- weegen lieten, doordien de Franken nu Chris- ken. tenen, gelyk zy, geworden waren (g). Ook 49'7, werden de Armorichen en Franken, van dien tyd af, als één volk aangemerkt. De Romein- fche Krygsknegten , die op de grenzen van Gallië in bezetting lagen, niet konnende be- fluiten, om zig den Gothen te onderwerpen, begaven zig in dienst der Armorichen en Fran • ken, aan welken zy de Landen, hun toever- trouwd, inruimden, behoudende egter, in al- les, hunne oude gewoonten (Ä). Klovis ^ Klovis, de eigenlyke Grondlegger van het ^aa™di.r-e Ryk der Franken in Gallië, ontzag zig niet, hcid van fchoon hy den naam van Koning voerde, de ConCiloï waardigheid van Conful of Burgemeefler des ^S^ Roomichen Ryks in 't Westen te aanvaarden |
||||||||||
meester
aan. 5°9-
f ,r, O) Progop. de Bello Gotth. Libt. I Cep, 12.
|
||||||||||
hem van
Ana-
|
||||||||||
(Ji) Id. ibid.
(2) Aanmerkelyk is nogtans, dat men den naam van
Klovis, in de Lyften der Roomfche Burgeineesteren,
' - die
|
||||||||||
IV. Boek. HISTORIE. 309
Anastasius, die 't Ryk in 't Oosten regeer-
de, opgedraagen (f). Met Helde hem in itaat, om, met Roomsen - Keizerlyk gezag, in Gal- lië te regeeren. Ondertusfchen fcheen dit ge- zag niet genoeg bevestigd, zo lang hy flegts over de Franken, die men Saliërs noemde, regeerde. Hy bediende zig dan van list en over- geweld, om eerst Sigebert, Koning der meestert Ripuariërs, en deszelfs Zoon, Kloderik, van verfchei- kant te helpen. Hy kreeg van beider dood de p^Ly. tyding, tcrwyl hy eene reis langs de Schelde fche-Ko- deedt, en werdt terflond voor Sigeberts Op-ningen. volger erkend (/e). Daarna deedt hy Kararik, die, over eene foort van Franken, welken zig in Artois fchynen nedergeflaagen gehad te heb- ben, het gebied voerde, gevangen neemen, den kruin fcheeren en in een Klooiter fteeken (/). Ragna-
(O Gregor. Türon. Libr. II Cap. 38. HinCMAR. Vita §.
Remi^ii, ipud Du Chesne. Tom. 1. p. £,30.
(k) Gregor. Türon. Libr. II. Cup. 40.
(_() ld. Libr II. Cap. 41. die thans voorhanden zyn, niet gefpcld vindt. Hier-
uit hebben fommigen beflooten, datKlovis alleenlyk de waardigheid van Patricias gehad heeft: te meer, om dat men eenen Patrichis ook fomtyds Ccnful of Burge- meester noemde. Zo worden, in de Brieven van Bo 3NIFACIUS, de woorden Confiilatu en Patricatus, door malkanderen, gebruikt. Ziep. 163, 170, 171, 172. Voiez ausfi Barbeyrac Hifioire des anciens traitez Part. II. Art. CLX. p. 140. Doch anderen neemen den naam vanGw/a/in zyue eigenlyke betekenis, en geeven eenige reden, waarom men Klovis naam niet in de Lyften der Burgemeesteren vindt. Voiez L'Aßße Dubos liis- toire Crit. de L'Etablisfem. de la Monarch. Franc, dans les Gaules. Livr. V. Ch. I. Tom. III. p. 1. Wy zullen, hierna, gelegenheid hebben, om iets over de waardig- heid van Patricias aan te tekenen. V3
|
||||
3io VADERLANDSCHE IV. Boek.
|
|||||
Ragnakarius, insgelyks een Koning der Fran-
ken, die zyn Hof te Kameryk hieldt, in den Kryg gevangen genomen zynde, werdt, door Klovis, met een' heirbyl van 't leeven beroofd. Re Gnom er, Broeder van Ragnakarius, die, over de Franken in het Landfchap Maine, geboodt, werdt ook, op bevel van Klovis, . omgebragt (jii). Door deeze en diergelyke middelen , maakte hy zig van verfcheiden' Landen meester, en vestigde, voor zynen -*'11, dood, die, in 't jaar vyfhonderd en elf, voor- viel, de heerfehappy der Franken in Gallië zo vast, dat zy 'er, tot op deezen dag toe, itand gegreepen heeft. IV, Na Klovis dood, werden zyne Landen, on- Ryksvcr-der zyne vier Zoonen, Theodor ik, IQo-
'e-ji.ing. 4omr, Childebert en Klotaris verdeeld. Theo- d'nod. ' dorik, de oudfte, was uit eene byzit geboo- Thcodo- ren. Hem vielen de Landen ten deel, die, rik be- ter wederzydc van den Ryn gelegen, en komt de aj voor]ang ^oor £e Franken ingenomen wa- Lanuen ö, . , , & omtrent ren» tc &'eivk mcC cen gedeelte der beide A-
deiiRyn. quitanien. Ln nademaal hy, ten deezen tyde, niet veel Lands aan de regter zyde des Ryns fchynt bezeten te hebben, wordt deeze Rivier, by oude Schryvers, geineonlyk, als de grens- feheiding van 't gewest der Franken, aange- merkt (V), Waaruif volgt, dat de Zeeuvvlehe Eilanden , benevens een gedeelte van Gel- derland en Holland, onder het gebied van Theodorik flonden. Men heeft, federt, zyn Rykst
(«) Grekor. Tuww. Vir. II. Cup. 42.
I») 1'fiucüi'. tic flcilp Cutflu'tu, Libr. iV. Cap. 20,
|
|||||
IV. Boek. HISTORIE. 311
Ryks aandeel Außrafia of Oostfrankryk ge-
noemd. De Hoofdftad zyns gebieds was Mets (0), alwaar men wil (ƒ>), dat hy verfcheiden' geldftukken heeft doen munten. In het jaar vyfhonderd en dertien, of, vol- De Galli-
gens anderen, omtrent zeven jaaren laater, fc'ie^us" werden de Gallifche kusten, door een nieuw ^"üee-1 flag van zeefchuimers, ontrust. De Deenen nenont- deeden, onder hunnen Koning Kochiliak, eene rust. landing in Oostfrankryk. Eene gantfche Land- ftreek onder 't gebied van Theodorik gele- gen, werdt door hen afgeloopen en verwoest (jf)- En 't zy, dat zy den Ryn by Katwyk in- voeren, 't zy dat zy, meer zuidwaards ge- land zynde, te lande voorttrokken; men vindt aangetekend, dat zy , tot in het Land der At- tuariën, die, zo 't fchynt, een gedeelte van het tegenwoordig Gelderland bewoonden, zyn doorgedrongen, alwaar zy insgelyks eene deer- lyke verwoesting aanregteden (r). 2y vul- den hunne fchepen met buit en een groot ge- tal van gevangenen, van zins, om naar hun Vaderland te rug te keeren. Theodorik on- dertusfchen, kennis van deeze vyandelykhe- den bekoomen hebbende, zondt zynen Zoon Theodebert, met een magtig Leger, op den Vyand af. De Prins naderde het toind, ter- wyl het grootfte deel der Dcenfche Vloote in zee ftak. Kochiliak cgter bevondt zig nog op den oever, van voorneemen, om, bin-
(0) Gregor, Turon. Liir. IV. Cap. 22. Fredegar. Epit,
Cap. XXX. C p ) De Blanc Monnoyes de France, p, 50, (?) Gregor. Turon. Uhr. III. Cap. 3. XrS Gclla Ilcgum Francorum, Cap. XIX, v4
|
||||
aia VADERLANDSCHE IV. Boek.
binnen kort, met de overige fchepen, te vol-
gen. Doch hy werdt van Theodebert overval- len en gedood. De Oostfrankifche Vloot, die ook by der hand moet geweest zyn, tastte fe- derd de Deenfche aan, en overwon dezelve. De geroofde buit werdt gelost en den regten eigenaaren wederom ter hand gefteld (V). In : het gemelde jaar vyfhonderd en dertien, plaat- fen eenige Kronykfchryvers den overtogt der Britten naar het Landfchap Bretagne (Y). Doch, uit het geene wy boven (yj aanteken- den, blykt, dat zulks de eerfte overtogt niet kan geweest zyn. „, ïheodorik, in het drie-entwintigfte jaar zy- .———ner regeeringe, overleeden zynde, werdt,
door zynen Zoon, Theodebert, opge- volgd (w*). Van deezen Theodebert is nog een brief voorhanden (3), geichreeven aan Keizer Justiniaan, die thans in 't Oosten regeerde, in welken hy verflag doet van .de uitgeflrektheid zyns gebieds, en onder an- deren te kennen geeft, dat de Noormannen * Saxo- en een zeker flag van Saxers * zig aan hem
|
||||||
CO Gregor Tijron, Libr. \\\ Ccp. 3.
CO Cliron. Britanii. ad anniim 513. Cliróii. Jlomis S. Mich. ed aanum 51",. Cr) JH. 302. (w)'Gregor. Türon. Liif. III. Crp. 23. (3) Sommigen Hebben deezen Brief aan Theodebert
den II. toegefchreeven. Vide II. Vale-ïh Rerum Frau- de. Libr. VIII. p. 438. Doch anderen hebben, met bondige redenen getoond, dat onze Theodebert voor den Schryver moet gehouden worden. Voiez L'Abbq Duisos Hiß. Critiquc de l'Etahl. de la Monarch. Franc. Livre V. Ch. I. Tom. III. p. i<5. |
||||||
IV. Boek. HISTORIE.
|
|||||
onderworpen hadden (V). Veelligt is de on-
derwerping der Noormannen op de nederlaag van Kochiliak gevolgd. Onder de regeeringe van Theodebert, viel 'er, omtrent de Ryn- monden, een zonderling gevegt voor, van welk de oorzaak en uitflag wat breeder ont- vouwd moet worden. Ten deezen tyde, woonde, ter regter zy- v.
de van den Ryn , niet verre van den Oce- Gelegen- aan, een volk, by oude Schryvers, onder den'ie!d rvaa naam van Varni of JVarners, bekend, op ge-westö^ei. lyke wyze als de andere Germanifche vol-Warners ken, door Koningen (4) en door de voor-en gevegt naamften des volks, geregeerd wordende.1" .h" Uit de befchryving van de ' gelegenheid hun- nes Lands, in de egtfte Gedenkfchriften (3?), kan men ligtelyk opmaaken, dat deeze War- ners , in het tegenwoordig Rynland, ge- woond hebben. En vermoedelyk wordt hun naam,
(*■) Epift. Francor. Regum aliorumque, nu;n. XX. apuä Du
ClIBSNE To/ll. T. p. 861. G.
(ƒ) Procop. de Bello Cottliico, Libr. IV. Cap. ao.
(4) Daar is nog een Brief voor handen, omtrent
veertig jaaren voor deezen tyd, door Theodorik, Ko- ning der Gothen, in Italië, gefchreeven aan den Ko- ning der Hernien, den Koning der Warners , en den Koning der Turingen; in welken, hy dezelven ver- maant , om, door hunne Gezanten, de geftoorde vre- de tusfchen Alarik, Koning der Westergothen, enKlo- vis, Koning der Franken, te helpen herftellen. Zie Cassiodori Varior. Libr. III. Epift. 3. vergel. met Epift. 1, 2 & 4. Men vindt deeze Drieven ook by Du Chesne Tom. I. p. 838, 839, 840. Men ziet'er, on- der anderen, uit, dat de Wartfers toen reeds geoordeeld ■Werden, eenigc byzondere gemeenfchap met de Franken te hebben» V 5
|
|||||
314 VAD ERLAND SC HE IV. Boek.
naam, tot heden toe, nog bewaard, in dien
van het overoud Dorp Warmond. Vanwaar zy herkomftig zyn, en wanneer zy zig om- trent den Ryn nedergeflaagen hebben , is met geene zekerheid aan te wyzen. Zo zy de Varlnen zyn, van welken Tacitus (z) en P tol e me us (jz) gewaagen, hebben zy, oudtyds, niet verre van de Anglen, tusfchen de Elve en de Weisfel, gewoond. Ook ftroomt hier de Rivier de War, by de Stad Warnemund, in de Oostzee; in weiken men een overblyffel van den naam der Warners fchynt te ontdekken. Misfchicn zynze, al in het midden der vierde eeuwe, te gelyk met de Saxers, vandaar westwaards aan ge- trokken , om zig omtrent de Rynmonden, neder te flaan. Zeker is 't, dat zy hier, in de zesde eeuwe, gewoond hebben. Her- MEGisKEL, Koning der Warners, was in een tweede Huwelyk getreden met eene Dogter van Theodorik , Koning van Oost- frankryk, alzo hy 't voor het belang zyner onderzaaten dienftig keurde, dat hy op 't naauwst met de Franken , wier Ryk alleen- lyk door den Ryn van 't zyne afgefcheiden vverdt, verbonden was. 't Is ten hoogden waarfchynlyk, dat deeze Dogter Theodechil- de zal geweest zyn, gelyk uit het gevolg af te neemen is Hermegiskel, dus met de Franken vermaagfehapt , hadt voor zynen Zoon lladïgis, by zyne eerfte Vrouwe ver- wekt, toen dezelve nog een kind was, de Zus*
(2) De Morib. Germ. Ccp. XL
OJ Libr. II. C;:p. 2, |
||||
IV. Boek. HISTORIE. 315
Zufter van zekeren Koning der overzeefche
Anglen of Engelfchen tot eene Vrouwe ver- kooren, aan welke haar Broeder eene aanzien* lyke Bruidfchat toegelegd hadt. De voltrek- king van het Huwelyk werdt egter, of om de jonge jaaren van 't Paar, of om eenige andere reden, eenen geruimen tyd, uitgeileld. Radi- gis bleef by de Warners en zyne Bruid in En- geland. Hermegiskel, ondertusfchen zynen dood voelende naderen, en zig in 't gezelfchap van de voornaamften der Wamers bevinden- de , verklaart hun, „ dat de zugt om 's Lands ,, welftand te bevorderen, en eene vaste vre- „ de met de riabuuren te behouden, hem al- ,, leen hadt doen befluiten, om voor zig ee- „ ne Vrouw uit het nabuurig Oostfrankryk te „ zoeken, en zynen Zoon eene Bruid uit het „ overzeefch Eiland Britannie toe te fchikken. ,, Doch dat hy , geene Kinderen by zyne ,, Frankifche Egade verwekt hebbende, voor- „ zag, dat de vriendfehap tusfehen de War i „ ners en Franken, te zeer verkoelen zou, „ wanneer het Huwelyk van Radigis met de „ Britfche Prinfes voortgang hadt, 't Was, „ ondertusfchen, zyns oordeels, het belang- „ der Warners, met de Franken liever dan ,., met de Britten vermaagfehapt te zyn. „ Met de laatften zoudenze, uit hoofde van „ de verder afgelegenheid, zig niét dan .met' „ veel moeite en na verloop van eenen ;ge- „ ruimen tyd , können vermaagfehappen. „ De Franken werden alleenlyk door den „ Rynftroom van hun afsjefcheiden. Ook ,, waren de Franken veel magtiger dan de ,, Bric-
|
|||||
-
|
|||||
3i6 VADERLANDS CHE IV. Boeit.
„ Britten, en' konden den Warners daarom
„ veel voordeels of nadeels toebrengen, naar „ dat hen 't Staatsbelang dryven zou. Onder« „ linge Huwelyken waren bekwaamst, om de „ vriendfchap derFrankepte verkrygen. Werdt ,, deeze band niet tusfchen de twee volken ge- „ legd, de Franken, als de magtigften, zou- „ den wel haast gelegenheid vinden, om hun« „ ne grenzen, tot in het Land hunner mag- „ telooze nabuuren, uitte breiden, of hun, „ onder 't een of 't ander voorwendfel, den „ oorlog aan te doen". Hermegiskel, den edelen onder de Warners deeze zwaarighee- den op 't nadrukkelykst hebbende voorge- fteld , maakte hen begeerig om te weeten, wat hy, tot wegneeming derzelven, wist aan de hand te geeven. Hy raadt hun dan, dat zy, na zyn affterven, zynen Zoon beweegen, om de Trouwbeloften, aan de Britfche Prin- fes gedaan, te breeken, en zyne Stiefmoe- der, volgens Lands gebruik, ten Huwelyk te neemen. Kort daaraan fterft Hermegis- kel. Radigis volgt hem op in de Regee- ring , en geeft terftond, op den raad der voor- naamften onder de Warners, de Britfche Prin' fes te kennen, dat hy ongezind was, om het Huwelyk met haar te voltrekken. Kort daarop, trouwt hy met de Weduwe zyns Vaders. Wel haast kreeg de Britfche Prin- fes hier kennis van. De hoon, haar door Ra- digis aangedaan, trof haar te dieper, om dac eene verftooten' Bruid, fchoon ongerept, ten dien tyde, onder deeze volken, als gefchonder* v/erdt aangemerkt. Zy was dun op middelen |
|||||
-
|
|||||
IV. Boek. HISTORIE. 317
bedagt, om zig te wreeken. Vooraf egter
zondt zy eenigen van haare vertrouwdiïe vrien- den naar 't Land der Warners; om Radigis re- kenfchap van zyn bedryf af te vorderen. Doch toen deezen zonder voldoening te rug keerden, nam zy 't mannelyk befluit, om haaren Brui- degom den oorlog aan te doen. Men verhaalt, dat zy, in aller yl, vierhonderd ligte Roei« fcheepen deedt uitrusten, met welken, niet min dan honderdduizend Krygsknegten overge- voerd werden. Zelve ftelde zy zig aan 't hoofd van dit leger. Een haarer Broederen, die tot nog toe buiten Staatsbediening leefde, verzelde haar op den togt. Voet aan land gezet heb- bende , deedt de Prinfes, omtrent den uitloop des Ryns, eene verfchanfing opwerpen, bin- nen welke zy zig, met een klein gedeelte volks, begaf, zendende haaren Broeder, met het gros des legers, op den vyand af; die, ten dee- zen tyde, aan den zeekant, insgelyks niet verre van de Rynmonden , gelegerd was. De Anglen of Engelfchen vielen terftood op de Warners aan, met zulk een' gewenscb- ten uitflag, dat veele Warners verflaagen, de overigen, met den Koning, op de vlugt ge- dreeven werden. Met deeze blyde tyding, keerde het leger , vermoeid van 't najaagen des vyands, in de opgeworpen' legerplaats te rug. De Prinfes egter oordeelde, dat 'er niets verrigt was, zolang men haar Radigis niet geleverd hadt. Zy zendt dan terftond eenige uitgelezen' manfehap af, met bevel, om haar, 't kostte wat het wilde, den Koning gevangen in handen te {teilen. Radigis wordt, na
|
||||
3i8 VADERLANDSCHE IV. Boek.
na veel omzoekens, in een digt bewasfen
woud , betrapt, en voor zyne verlaaten' Bruid gebragt; die hem, terwyl hy, beeven- de van vreeze, niet anders dan eenen geweldi- gen dood te gemoet zag', alleenlyk afvraagde, waarom hy, de beloofde trouwe fchendende, zig in een ander Huwelyk hadt durven be- geven , terwyl hy op haare eerlykheid niets te zeggen wist. Radigis verfchoonde zig mee het bevel zyns Vaders en den raad der War- nerfche edelen. Voorts berouw van zynen misflag betuigende en om vergeeving fmee- kende, beloofde hy voortaan met haar, als met zyne Egtgenoot, te willen leeven. De Maagd, geenszins met zynen dood beholpen, beval hem te ontbinden, vergaf hem de mis- daad, en bejegende hem vriendelyk. Radi- gis, hier door t'eenemaal met genegenheid tot de Britfche Prinfes ingenomen, voltrok zyn Huwelyk met haar, na dat hy zyne te- genwoordige Egtgenoot aan haaren Broeder Theodebert, die thans over het Oostfrankisch Ryk regeerde, te rug gezonden hadt (c). Zo deeze verilooten' Vorstin Theodechilde ge- weest is, heeft zy zig federt op het ftigten en begiftigen van Kloofters en Kerken toege- legd ; is, in hoogen ouderdom, omtrent het jaar vyfhonderd agtennegentig geflorven-, en naderhand, in de Abtdy van Sens, die door haar geiligt was, als eene Heilige, geëerd ge- worden (d). Het Graffehrift van Theodechil- de, in Latynfehe verfen, door Fortunatus-, Bis-
co PROCOP. de Bello Gottliico, Ui;: IV. Ccp. 20. (d) J. JEcühart de Rcb. Francjcis, Tom. I. f. i>j, 3o. |
||||
IV. Boek. HISTORIE. 319
|
||||||||
Bisfchop van Poictiers, den besten Digter zy-
ner eeuwe, opgefteld, is no^ voor handen. Zy worde 'er in befchreeven als de Kleindog- ter, Dogter, Vrouw en Zufter eens Konings: welke byzonderheden, zo veel men weet, op geene Frankifche Prinfes, die ten deezen ty- de leefde, dan op de Gemaalin van Herme- giskel inlladigis können gepast worden. Voorts wordt zy hoog geroemd, wegens haare Chris- telyke liefdewerken (e). Al het welke wy hier te liever aanmerken, om dat het ten hoogften waarfchynlyk is, dat deeze Chriftenfche Vor- itin, terwyl zy met twee Koningen der War- ners gehuwd was, de kennis van den Chrifte- lyken Godsdienst, in het land, omtrent de Rynmonden gelegen, ten minden aan deezen en geenen, zal medegedeeld hebben. Haar Broeder, Theodebert, is, lang voor VI.
haar , in 't jaar vyf honderd zevenenveer- "P^0^ tig, overleeden (f\ Hy liet eenen zoon „L'J^ na, i H e o D e B A L D genoemd, die zynen Va- Oost- der in 't gebied over üostfrankryk opvolgde, frankryk, en, in den jaare vyfhonderd negenenveertig, ™aaktee" «en plegtig gezantfehap naar Konftantinopole toon;n^ zondt, om, met den Keizer Juftiniaan, een als of hy Verbond van vriendfehap te fluiten (g), in over de welks gevolg, eenige Anglen of Engelfchen f^^l waren, niet uit het tegenwoordig Zuidholland, t,jed ö gelyk fommigen willen ; maar uit het Eiland voerde. Brittia, dat, niet verre van den oever der 549- Noordzee, tegen over de Rynmonden gele- ' |
||||||||
gen
|
||||||||
CO Fortunati farm. Hift. Libr. IV- Carm. 25.
Cf) AoATHiAS, Libr. I. p. 12. 13. C. Edit. Vemt. £g) Paocopws de Bello Gottlüco, Libr. IV. Caf. 24. |
||||||||
320 VADERLANDSCHE IV. Boek.
gen was, veel verder van de grenzen der
Warners dan de Franken, die 'er, alleenlyk door den Rynltroora, van afgefcheiden wa- ren (ft): eene befchryving, die geenszins op Zuidholland, maar eeniglyk op het tegenwoor- dig Engeland fchynt te können gepast wor- den ; fchooti iemant onder de ouden dit Brit- tia, ten onregte, van Britannia onderfcheidt (7). De Anglen of Engelfchen flaken, jaar- lyks in grooten getale, met vrouwen en kin- deren, naar Oostfrankryk over, alwaar hun Land om te bebouwen werdt aangeweezen. En Theodebald voegde eenige Engelfchen by zyn Gezantfchap, om daardoor eene ver- tooning te maaken, als of hy ook gebied voerde over het Eiland, welk, door dit volk, door de Britten, en door de Friezen of Sax- èrs bewoond werdt (/e). Doch of deeze ydele roem ontdekt, of hoe de komst der Engel- fchen in 't Oosten opgenomen wierdt, is, on- zes weetens, door geenen der oude Schryve- ren, aangetekend. 554- Theodebald overleedt in 't zevende jaar zy- "~ner regeeringe, zonder Zoonen na te laaten. Zyne Oud-oomen, Childebert en Klotaris, Zoonen van Klovis, beweerden beide regt te hebben op Oostfrankryk. Klotaris, de jongfte, ftelde zig egter, eerlang, met be- williging zyns Broeders, in 't bezit van het zelve (/). Doch eer dit gebeurde, heeft hy, eea
(70 Procopius de Bello Gottliico, Litr. IV. Cap. 20.
(/) Id. ibid. OO Id. ibid. (O Agathias Litr. IL«. 36, 37. Crkg.Turon Libr, W*
Cap. 9. |
||||
IV. Boek. HISTORIE. & ï
een en andermaal, met de Saxers geftreeden. Klotarïs»
Dit volk was, gelyk wy boven (m) aanteken- Koning den, door de Friezen, uit het Land beneden Yan?°* Nieuwmegen, verdreeven, en woonde thans; overwLnè niet omtrent het Rynlands Sasfenheim, gelyk deSaxers». fommigen gewild hebben; maar, zo als duide- ïyk, door oude Schryvers, te boek gefield is, , omtrent de Rivier de Wezer ( n ). Zy hadden 2ig, gelyk ook reeds gezeid is (o), door Chil- derik overwonnen zynde, aan de Franken on- derworpen ; doch fcheenen zig nu, terftond iia de dood van Theodebald, veelligt om dat hy zonder Zoonen overleeden was, van alle on- derwerping ontflaagen te rekenen. Zy Honden dan op tegen de Franken, en, zig met eenige hulpbenden der Turingers, hunne nabuuren^ gefterkt hebbende, deeden zy, zo 't fchynt* eenen inval in 't Frankisch gebied. Klota- rïs bragt terftond een magtig Leger tegeii hen op de been Q>). Niet verre van de We- zer, viel een felle veldflag voor^ in welken eene groote menigte van Franken en Saxerä fneuvelde. Eindelyk behaalde Klotaris de o- verwinning. Een groot deel der Saxers werdt uitgerooid, en de overigen, die reeds te vooren den Frankifchen Ryke fynsbaar ge- weest waren, tegenwoordig , op nieuws, verpligt, den Frankifchen Koning eene jaar- lyk-
(.m) lir. Rook, */. 292.
(_n~) Append. ad Marcell. Coimtis Clironicorij Èdih Scaligt
g. 55. & apud Du Chesne Tok. J; p, 21/. C<0 Zie UI. Boek, tl. 295.
(p) Marii Epifcopi Chronic. P. C* BafiUi Am. X/Ft liuti
UI. ap. Du Chesnb Tom, h pi 214» I, Deel» K
|
||||
3aa VADERLANDS CHE IV. Boek.
lykfche fchatring van vyf honderd Koeijen op
te brengen (</). Het Land der Turingers, die de Saxers bygeftaan hadden, werdt, door de Franken, in den te rug togt, t'eenemaal ver- woest. Doch, in 't jaar vyf honderd vyfenvyf- tig, weigerden de Saxers de opgelegde fchat- ting te voldoen. Zy waren, gelyk men, ten dien tyde, verzekerde, door Childebert, die nog met Klotarïs, over de nalaatenfchap van Theodebald, oneens was, tegen deezen op- gehitst, en trokken, in grooten getale, naar Frankryk, het gantfche Land, tot aan de Stad Nuis (5) toe, deerlyk verwoestende (r). Ry- kelyk met buit belaaden, waren zy wederom te rug gekeerd, toen Klotaris, in aller yl, we> derom met een Leger naar hunne grenzen trok. De Saxers, voor zyn geweld bedugt, zonden hem Gezanten toe, fmeekten om vrede, en beloofden, de geëischte fchatting en nog meer daartoe gewilliglyk te zullen opbrengen. Klo- taris zou zig hebben laaten beweegen, om af te trekken. Doch de Franken, de Saxers mis- trouwende, rukten zyns ondanks voort. Zo groot werdt toen de verlegenheid onder de Sa- xers , dat zy Klotaris eerst de helft van hunne goe- deren , en toen de helft van hun Land, met al hun vee,
(<?) Gregor. Turon. Libr. IV. Cup. 10 & 14. Fredega«
jui Cliroii. Cap. LXXIV. Qr') Gregor. Turon. Lilt. IV. Cup. 16. (5) Divi/ia of Duits teezen fommigen in Gregorius
van Tours, Libr. IV. Cap. XVI. p. 313. C. Ande- ren leezen Nutia of Nuis, Wy volgen de tweede lee» ziug. |
||||
IV. Boek. H ISTORI E. 323
vee, kleederen en verdere bezittingen aanboo-
den, om vrede te bekomen. Dit alles egter was niet in ftaat, om het verbitterd gemoed der Franken te vermurwen. Klotaris verklaar- de hun, dat hy ongezind was, hen te volgen, zo zy, onaangezien alle deeze aanbiedingen, de Saxers te lyve wilden. Doch deeze ver En wordt klaaring hadt hem byna 't leeven gekost. Zyn door hea eigen volk viel op hem aan, fcheurde zyne ove'won- Legertent open, en zou hem, buiten twy- fel, hebben omgebragt, indien hy niet be- flooten hadt, hen tegen de Saxers aan te voe- ren. De ftryd was hevig. De Saxers, door wanhoop vervoerd, maakten eene geweldige flagting onder de Franken. Kortom, Klota- ris werde genoodzaakt de vrede te zoeken, die de zynen, te vooren, zo ftoutmoediglyk verfmaad hadden. Men kwam tot een ver- . drag, by welk de Saxers, vermoedelyk, ce- nige voordeden zullen bedongen hebben, fchoon men zulks, onzes wectens, nergens verhaald vindt: waarna het Frankisch Leger aftrok (Y). Klotaris bekwam, federt, met het overlyden 558>
van zynen Broeder Childebert, het gebied over-—-—. gantsch Frankryk (7). Hy zelf overleedt, twee 561. of drie jaaren laater, nalaatende vier Zoonen, " Charibert, Guntram, Sigebert en Chilperik, on- der welken zyne wyduitgeftrekte ftaaten ver- deeld werden. Oostfrankryk en dus ook de Lan- den CO Marii Epifc. Chronic. P. C. Saßlii Ann. XIV. Ind. III.
*pud Du Chesne. Tom I. p, 214. A. GregoPv. Turqn. Likr. IV. (. ap. 14. (t) Gregor. Turon. Uhr. IV. Cap. 11,
X a
|
||||
324 VADERLANDSCHE IV. Boek;
den omtrent den Ryn gelegen, vielen Sigebert
ten deel, die nu te Reims zyn Hof hielde (v),
Vil. De Saxers, onder zyne Regeeringe, met de
Krygtus- (6) Langobarden, in Italië gevallen zynde (V),
fchen de ^-oopcen ? federt, in de Landen, die onder 't
SueTCt!?1 Ryks aandeel van Guntram behoorden, doch
572.' van daar verjaagd, keerden zy naar Oostfran-
—------ryk te rug. Sigebert gaf hun verlof, om het
Land, welk zy te vooren bewoond hadden,
wederom te betrekken. Doch het was, federt, door de Sueven en andere volken, ingenomen. Met deezen raakten de Saxers terilond hand- gemeen. Men boodt hun eerst een derde, daar na de helft, eindelyk twee derde deelen van het
(r) Gregor. Turon. Libr. IV- Cap. 22.
( w} Paulus Warneïiud. de Gesus Langobard. Libr. III. Cup. 5,6,7. (6) De Langobarden of Langobarden, dat is, Lang-
Baarden, waren eertyds IVinilen genoemd Paul. War- jn'efr. de Gestis Langobard. Libr. I. Cap. o. Zy worden van Tacitus, onder de Suevifche volken, geplaatst, Ann. II. Cap. 45. XI. Cap. 17. de Moribus Germ. Cap. XL. Sommigen agten, dat zy, oudtyds, tusfehen de Elve en de Oder, in 't Mark Brandenburg, gewoond hebben. Cluverius Germ. ant. Libr. III. Cap. XXVI. p. 602. Hoewel anderen, {leunende op 't getuigenis van Paulus Warnefrid , zelv' een Langobard (de Ge- fiis Langobard. Libr. I. Cap. 2.), beweeren, dat zy noordelyker, in Jutland of Zweeden, of in 't Land, welk men, van ouds, Scandinavia genoemd heeft, ge- woond hebben, H. Groïiüs Prolog, ad Hiß. Gotth. Vandal. & Langobard. p. 28. & feqq. Eenige jaaren geleeden, haddenze zig in Pannonie of Hongarye neder- geilaagen. Procoi'ius de Bello Gotthico, Libr. III. Cap. 33. Van daar, deeden zy hunne invallen in Italië, en verkreegen federt het Land, dat, naar hen, Lombardye ganoemd is. |
||||
ÏV. Boek. HISTORIE. 325
het Land aan; doch vergeefs. Zy fcheenen
vastgefteld te hebben, om het gefchil met de Suevcn, door de wapenen, te beilegten. En zo zeer hielden zy zig van de overwinning ver- zekerd, dat zy de Suevifche vrouwen reeds onder zig verdeelden. Doch zy vonden zig bedroogen, in hunne vervvagting. Van zesen- twintigduizend man, uit welken hun Leger beilondt, fneuvelden 'er twintigduizend; ter- wyl 'er, van de Sueven, die maar zesduizend fterk waren, niet meer dan vierhonderd en tag- tig bleeven. Het overfchot der Saxers, wan- hoopig geworden, deedt, volgens de alou- de gewoonte der Germaanen (V), eenen eed, dat zy hair en baard zouden groeijen laaten, tot dat zy zig aan hunne vyanden gewrooken hadden. Men kwam wederom tot een ge- vegt; doch de magt der Saxers werdt eer- lang dermaate geknakt, dat zy zig in rust hiel- den (y). Veel oneenigheid was 'er, ondertusfehen,
onder de Frankifche Vorsten, over de Ryks- verdeeling. Chilperik , de jongde en on- rustigfte, te onvrede met zyn aandeel, maak- te zig meester, nu van de ééne dan van de andere Plaats, onder het aandeel zyner Broe- deren behoorende. Van Sigebert verover- de hy Tours en Poi&iers en verfcheiden' an- dere Steden. Doch deeze, een magtig Le- ger , aan de regterzyde des Ryns , byeen verzameld hebbende, trok met hetzelve te rug
C#) Tacit. de Morib. Gcrman. C/ip. XXXF.
(y) Gregor. Turon. Uli: V. Cup. 15. Fortunat. Cnnn. libr. VIÜ. Cum. 7. X 3
|
||||
32<5 VADERLANDSCHE IV. Boek.
|
|||||
rug over die Riviere, en dreef Chilperik tot
over de Seine, terwyl deszelfs Landen, alom- me, door de Overrynfche Krygsknegten, ge- plonderd en verwoest werden (jz). Chilperik begaf zig, met zyne Gemaalin en Kinderen, in 't volgende jaar, binnen Doornik, welke 575. Stad hy verfterken deedt (V). Doch hy werdt, -------""wel haast, door Sigebert, belegerd, die eg- ter hier, op 't onverhoedst, aan zyn einde kwam. Fredegunde, Gemaalin van Chilperik, liet hem, door twee omgekogte jongelingen, gewapend met mesfen met venyn beftree- ken, ten aanfehouwen van zynen gantfehen Hoffroet, moorddaadiglyk, van 't leeven be- rooven (b~). DeFric- De dood van Sigebert bragt geene klei- zen dur- ne verandering in de Frankifche zaaken te ven mets wege. Chilperik ftelde zig in 't bezit lvkTte' ^11 Oostfrankryk. De Friezen en andere gen cijil- Overrynfche volken werden dermaate van perik ontzag voor zyne aanwasfende magc getroffen, onder- ^at z„ ^ te vooren Sigebert fchvnen byge- ftaan te hebben, nu niet vyandelyks meer te- gen Chilperik onderneemen durfden (V). Ook hadt hy zig terftond van zyns Broeders We- duwe en Kinderen verzekerd, die eenen tyd lang te Parys gevangen gehouden werden. Doch één deezer Kinderen, uit zyne gevan- genis ontvlugt en te Mets gekomen zynde, werdt daar, tot zyn Vaders Opvolger ver- klaard (2) Gregor. Turon. Lïbr. IV. Cap. 44.
(V) ld. L'Br. IV. Cap. 4.-,.
(£•) Id. Uhr. IV. Cap. 4*.
(<s ; Fqrtunati Cann. Lllr. IX. Curnu ï,
|
|||||
IV. Boek. HISTORIE.
|
||||||||
3»7
|
||||||||
kiaard (i). Chilperik floot federt een ver- 585. '
drag met deezen zynen Neef, Childebert-----=—*
den II, waarby hy hem, voor wettigen
Koning van Oostfrankryk, erkende. Bru- nechilde. Weduwe van Sigebert, behieldt» onaangezien zy uit de gevangenis ontflaagen, en met Chilperiks Zoon, Meroveus, doch te- gen zyns Vaders zin, herhuwd was geweest (e), zulk eenen onverzoenlyken haat tegen Chilperik, dat zy hem, naar fommiger ge- tuigenis , in zyn Leger voor Touloufe, door 584. zekeren Falko, verraaderlyk deedt ombren--------^-
gen (ƒ). Anderen befchuldigen Chilperiks
eigen' Gemaalin, Fredegunde, met deezen moord (g). De oudfte Frankifche Schryvers verhaalen alleenlyk, dat Chilperik, terwyl hy van 't paard klom, door ecne onbeken- de hand, met twee fteeken, gedood werdt Terwyl Childebert de II. Oostfrankryk re- VUL
geerde, ondernamen de Warners, die over j^f ^aT' den Ryn, in of omtrent het tegenwoordig chüde- Rynland , woonden , tegen de Franken bert den op te ftaan. Nergens wordt gemeld , by **• pjtg6- welke gelegenheid, dit volk zig den Fran- ro°' * ken onderworpen hadt. Doch alzo de War- ,.. ners, als eene foort van Saxers, fchynen te moeten aangemerkt worden, is 't niet on- waarfchynlyk, dat zy, te gelyk met de Saxers,
(«f") Fredegar. Epit. Cap. LXXII.
(e) Pasfio S. Desideiui Epifc. Vicnn. in H. Canisii Lc<!t.
Tom. II. P. III. p. 5. (f) Fredegar. Epit. Cap. XCIII.
(#) Gesta Regum Francorutn, Cap. XXXV.
(_h~) Gregor. Turon. Libr. VI. Cap. 46 |
||||||||
X 4
|
||||||||
32.S VADER LANDS CHE IV. Boes,
Saxers, aan 't Frankisch Ryk onderdaanig jre-
maakt zyn. Hunne geringe magt, in verge* lyking van die der Franken (T), heeft hen, hiertoe, buiten twyfel, genoodzaakt. Van hunnen opitand, ten deezèn tyde, vindt men ook luttel befcheids. Veeliigt hebbenze, ge- lyk de Saxers eertyds, hier of daar, eenen in- val gedaan, of geweigerd fchatting te betaa-, ïen. Doch wat zy ook mogen ondernomen hebben; blykbaar genoeg is't, dat zy weinig hebben können uitvoeren. Het Leger van Childebert den II. viel hun zo onzagt op 't lyf, dat de gantfche Landaart, die nooit eroot van getal of magt fchynt geweest te zyn, op ee- mge weinigen na, verdelgd werdt (k). Het elendig overfchoc der Warners fchynt federt onder de Friezen verfmolten te zyn. Immers, men vindt, na deezen tyd, nergens, onzes weetens, van hen eenig gewag gemaakt. Chil- debert overleedt, niet lang na het onderbrak gen der Warners, in het jaar vyfhonderd zes-, ennegentig (/). Men heeft nog eenige Ordonnantien van
Childebert, gemaakt in eene Byeenkomst van 's Lands Grooten, die, een of twee jaa- ren voor 's Konings dood, te Trajeciuw ge- houden werdt 0> 't Is twyfelagtig, of men, door TrajeBum, Utrecht of Maastricht rooet verftaan. 'tLaatfte is egter waarfchyn- lykst,,
|
|||||||||||
CO Procop. de Bello ©otthico, hihr. IV. Ctrp. 20
C*) Fredeüar. Clii'onieon, Cap. XV. Aimomus Ufo t-ap. H3. (7) Gcsta Regum Francoviim,, Cap. XX'XVH
|
|||||||||||
m.
|
|||||||||||
C«)Decret. Ciiiklcb. num. l\\. inter Capitul
(V. 474. Eêt. Gc-Orgisch. [cel. 17. Xom. I. Edit. |
Res;. Fnin;
Baluz, ] |
||||||||||
IV. Boek. HISTORIE. 329
lykst, alzo de Friezen, zo veel men weet,
thans nog meester van Utrecht waren («), Het Ryk van Childebert werdt onder zyne IX,
twee Zoonen Theodehert en Theodorik ver- Staats- deeld, Oostfrankryk viel Theodebert wisf(:lltt" den II, ten deel. Sommige Schryvers ge- Frank- waagen van eenen flag tusichen de Fran- ryk. ken en Saxers, die, omtrent het jaar zes- <5o5- honderd en vyf, zou voorgevallen zyn, in wel- ken beide die volken veel geleeden zouden hebben (0). Doch de Frankifche Jaarboe- ken fpreeken, onzes weetens, niet van dee- zen flag, veelligt, om dat 'er de Franken meer nadeel dan voordeel in behaalden, In <ïr<% 't jaar zeshonderd en tien, ontftondt 'er een ——- felle kryg tusfchen de twee Broeders, door- dien Theodehert zig van de Elfas meester gemaakt hadt, op welke Landfchap, Theo- dorik , uit kragte van een' uiterften wil zyns Vaders, oordeelde regt te hebben (p~). JNden kwam, in 't volgende jaar, tot een 611. hoofdtreffen omtrent Z.ulpich. Theodehert------"—
kreeg de nederlaag, werd in de vlugt ge-
greepen, en aan zyne Grootmoeder Brune- childe, die Theodoriks zyde hieldt, gezon- den. Meroveus, een jong Zoontje van Theo- dehert , op bevel van Theodorik , aange- houden zynde, werdt, door iemant, by de beenen gevat, en met het hoofd tegen de Reenen dood geüneeten (</), Brunechilde , die
(») Zie III. Boek, H. 292.
Qo) Paulus Warnefrid. de Gestis Langobard. Lih. IV.
fCap. 32- Cp) FREnEGAR Cliron. Cap. XXXVII.
(j) W. Chron. Cap. XXXVJI1. |
||||
33o VADERLANDSCHE IV. Boek.
die haaren Kleinzoon, Theodorik, niet wy-
ken wilde in wreedheid, deedt Theodebert terftond den kruin fcheeren , en den geeste- lyken ftaat, gedwongen , aanneeraen ;,• doch niet lang daarna, moorddaadiglyk, van kant 613. helpen (r). Theodorik overleefde zynen on- -------"gelukkigen Broeder nog geen jaar, en liet vier
Zoonen na, onder de beiliering zyner Groot-
moeder Brunechilde. Hy hadt zig in eenen oorlog ingewikkeld (.?), met zynen Neeven, Klo- taris den II, Zoon van Chilperik, die een ge- deelte van 't Frankifche Ryk regeerde, en te Soisfons zyn Hof hield. Die oorlog werdt, na zynen dood, agtervolgd. Drie van Theo- doriks Zoonen werden van Klotaris , nevens hunne Overgrootmoeder, Brunechilde , in eenen veldïlag, gevangen. Van den vier- den, Childebert genoemd, die uit den ftryd ontvlooden was, werdt federt niets meer ver- nomen. Klotaris deedt de twee oudften, Si- gebert en Klodus, terftond van kant helpen, den jongften, Meroveus genoemd, van wien hy Doopheffer geweest was, buiten Staats- bediening opvoeden, en Brunechilde , op eene finaadelyke wyze, naakt, met den ee- nen arm en voet, by 't hoofdhair, aan de ftaart eens Paards gebonden , te pletteren fleepen (j~). Klotaris de II. bleef dus alleen in 't be-
ftier van 't gantfche Frankifche Ryk. Doch in 't jaar
£r~) Vitn S. CoLüMBANi Cap. XXX. Theod. Campedon.
Vitü S. Magfii Cap. VI. in II. Canisii Lcclion. Tom. I. p\ 657, 658./
O) Prjedegar. Cliron. Cap. XXXIX. CO ld/ Chronic. Cap. XLII. |
||||
IV. Boek. HISTORIE. 331
't jaar zeshonderd twee-entwintig, droeg hy de Dagobert
Regeering over Oostfrankryk, en gevolgelyk wordt ook over de Landen, omtrent den Ryn ge- ™^st_ legen, op aan zynen oudften Zoon, Dago- frankryk. bert, die van de Oostfranken, eenpaarig, 622. tot Koning werdt aangenomen (v). Vier of - vyfjaaren, hadt hy geregeerd, toen hy, naar
't verhaal van fommige katere Schryvers, met de Saxers in oorlog raakte. Onze oudfte Kronyken maaken ook gewag van deezen Kryg, en fchoon hun verhaal met eenige fa- belagtige omftandigheden doormengd fchynt, vindt men 'er egter eenige andere omftandig- heden in, die gegrond voorkomen. Wy dee- len de byzonderheden van deezen oorlog den Leezer mede, zo als wy ze gevonden hebben. Elk fchifte, zo veel doenlyk zy, het waare van het valiche. De Saxers, die, gelyk wy boven (w) heb- X.
ben aangemerkt, den Oostfrankilchen Ryke "*$£"* fynsbaar geworden waren, ondernamen rmzeiljdoor te«en Dagobert en Klotaris op te ftaan. Zy Klotaris «aven den laatften, door hunne Afgezan-den Il.en ten, te kennen, dat zy voortaan onder nie- be!f°"0. mant ftaan wilden. Zy voegden 'er ver- Verwon- ieheiden' trotfe uitdrukkingen by, en tergden nen. den Frankifchen Koning zo zeer, dathy, door eenigen zyner Hovelingen, en inzonderheid door Faro, Bisfchop van Meaux, niet dan met veel moeite wederhouden werdt, van het Regt der volken te fchenden, en deezen Gezan- ten t,0 Fredegar, Cliron. Cep. XLV1I. Oestn Regum Franco-
natu? Cap. XLI. |
||||
332 VADERLANDSCHE IV.Boek,
ten eenen onwaardigen dood aan te doen.
De Bisfchop bewoog de Gezanten, om zig te laaten doopen, en wist toen den Koning diets te maaken, dat zy, nu Christenen, of gantsch andere menfchen dan zy te vooren waren, geworden zynde, de misdaaden niet boeten moesten, die zy, nog ongeloovig zyn- de, begaan hadden. Zy werden dan, met gefchcnken overlaaden, te rug gezonden. En men vindt aangetekend, dat zy de eerften geweest zyn, die de kennis van den Christely- ken Godsdienst onder de Saxers hebben ge- bragt (V). Ondertusfchen, bleeven de Saxers by hun voorncemcn, om zig van de Franki- fche hecrfchappy te ontflaan. Zy verbonden zig met verfcheiden' omgelegen' volken, onder anderen met de Friezen (y), en bragten eene aanzienlyke magt op de been. Dagobert trok hun, over den Ryn gekomen, met een magtig Leger tegen. Zy ftreeden dapperlyk, onder 't bevel van Bert hold, hunnen Ko- ning of Hertog, want hy draagt beide deeze naamen by de Frankifche Schryvers. Dago- bert kreeg eenen houw op 't hoofd, waardooi* hem een gedeelte van zyne lange lokken weg- genomen werdt. Hy liet dezelven, door zy- nen Wapendraager, byeen raapen, en aan Klotaris, zynen Vader, brengen, om te ken- nen te geeven, in hoe groot een gevaar, hy geweest ware, en hoe zeer hy zyns Vaders hulp behoefde. Klotaris rukt, op 't zien dee- zer hairlokken, ook in aller yl een leger by
C*) Vita S. Faronis Epifc. Mcldcnfls, Cap. LXXI,LXX\%
(j'j Zie beneden U 337. |
||||
ÏV. Boek. HISTORIE. 333
byeen, trekt over den Ryn, en vereenigc
zig met het leger zyns Zoons. De Franken dringen door, diep in 't Land der Saxers, toe aan de Rivier de Wezer toe. Berthold, die zig aan de overzyde der Riviere onthieldt, vraagde, op 't verneemen van een groot ge- rügt in 't Leger der Franken, wat 'er gaans ware. Men riep hem toe, dat Koning Klota- ris aangekomen was. En toen hy weigerde hieraan geloof te flaan, voorgeevende, dac hy tyding van Klotaris afiïerven hadt, kwam de oude Koning voor den dag, en vertoon- de , zynen helm opfehuivende, den Saxers zy- ne gryze lange hairlokken, het gewoonlyk fieraad en kenteken der Frankifche Konin- gen (7). Berthold, hem kennende, hadt de onbefcheidenheid van hem eenige plompe fcheldwoorden toe te dry ven; des Klotaris, ziedende van gramfchap, te paard in den We- zer fprong, en, overgezwommen, Berthold, die gevlooden was, na rende, aantrof en van 't leeven
(7) De oude Frankifche Koningen en derzelver Zoo-
nen werden, aan hun lang hair, van het gemeene volk, onderfcheiden. Nimmer werdt hun het hair gefchoo- ren, dan wanneer men hen, te gelyk, van de Koningk- lyke waardigheid of van het Regt tot de opvolging in 't Ryk verfteeken wilde ( Gregor. Turon. Libr. III. Cap. 18. & Libr. VI. Cap. 24.) Anders hingen hun de lange hairlokken, die veeltyds blond waren, lugtig langs de fehouders, maakende zy 'er veel werks van, om dezelven zuiver te houden, van vooren netjes van- een te fcheiden, en nederwaards te keinrnen. Men leert dit uit Agathias Libr. I. p. 11. Edit. Venet. [p. 14. Edit. Paris.'] Zie ook Fragment. Prisci Rbetoris p. 27. Edit. Venet. [p. 40. Edit. Paris.'] en hier voot Ï1L Boek, bl. 282. |
||||
334 VAD E RL AND SC HE IV. Boek.
't leeven beroofde. Dagobert en de Franken,
midlerwyl ook over den ftroom gekomen, vielen zo hevig op de Saxers aan , dat de- zelven t' eenemaal < geflaagen werden. Hun Land werdt alomme, te vuur en te zwaard, verwoest. Het Saxisch en Frieseh manvolk, welk grooter dan Klotaris of Dagoberts flag- zvvaard, en dus bekwaam was, om de wa- penen te voeren, werdt, zonder verfchoo- ning, ten miniten voor een groot gedeelte, van kant geholpen (2). De jonge manfehap en de vrouwen, misfehien ook eenige krygs- gevangenen, die by 't leeven gefpaard waren, werden te fchepe, 't zy over zee of langs den Rynfiroom, naar Frankryk gezonden, en ten behoeve des Konings verkogt. Een Schry- ver, die deeze tyden beleefd heeft, tekent aan (a) , dat de uit hun Land verdreeven' Saxers, onder Dagoberts regeeringe, in zo grooten getale naar Frankryk gevoerd en in 't openbaar verkogt werden, dat zekere Eli- guts, een beroemd Goudfmid en Mtmt- rneester des Konings (£), bekend onder den naam van den Heiligen Eloy, dikwils twin- tig, dertig, vyftig, en enkele reizen hon- derd gevangenen te gelyk van verfchillenden Landaart, doch meest Saxers, kogt, en vry- heid gaf, of om weer naar hun Vaderland te kceren, wanneer hy hun van 't noodige ver- zorgde ; (z~) Gesta Rcg. Fraiicor. Ccp. XLI. Gesta Dagoberti I.
Cup. XIV. Vita S. Faronis, Ccp. LXXVIII. (ß> Vita S. F.LiGii, Libr. 1. Ccp. Io. apiid D'Acherv,
Tom. II. p. 81. Edit. in Foiio. (£) Zie G. van Loon Aloude Holl. Hill. I. Dtel, tl. 273s
2-7'h
|
||||
IV. Boek. HISTORIE. 335
zorgde; of om, by hem, te verbly ven, ware-
neer zy, den Christelyken Godsdienst omhel- zende , eer als Broeders dan als Slaaven, van hem behandeld werden. En gelyk men niet cwyfelen kan, of veelen zyn, by deeze gele- genheid , naar hun Vaderland, te rug getrok- ken ; zo zyn 'er ook verfcheiden' geweest, die in dienst van Eligius overgingen. Men vindt- aangetekend, dat hy, onder anderen, zeke- ren Thille, eenen Saxer van herkomst, in zy- nen dienst hadt, die, nevens hem, voor den Koning arbeidde, en zo veel voordeels trok uit de onderwyzingen zyns meesters, dat hy naderhand ook een voorbeeldelyk Christelylc leeven geleid heeft (c). Dusdanig was de uitflag van den Saxifchen Onder-
en Friefchen Oorlog, die, ten deele om dat zoek o- hy van geene Schryvers verhaald wordt, dieveri'r.. den tyd beleefd hebben, in welken hy zou dèezes voorgevallen zyn; ten deele, om dat het ver- Krygs- haal deezes Krygs van de katere Schryvers met veele beuzelagtige omstandigheden fchynt opgefchikt te zyn ; van veelen onder de verdigtiels gefteld wordt. Wat ons aangaat, fchoon wy geenszins voor de waarheid der omftandigheden zouden willen inftaan, dur- ven wy egter den gantfchen Kryg niet voor verdigt houden; zo om dat Audoënus, Bis- fchop van Rouan, die, onder Klotaris en Dagobert, gebloeid heeft (8), en zaaken ver-
Ce) Vita S. Eligii, LiZr. I. Cap. 10. ( 8 ) Wy fchry ven, gelyk van allen, zo ver wy wee-
ten, gefchiedt, het Leeven van Elighis aan zynen Tyd- geuoot AüDoe^üs, Bisfchop van Rouan, toe. 't Is waar,
|
||||
336 VADERLANDS CHE IV. Boek,
verhaak , die , in zyne tegenwoordigheid ,
ten hove gebeurd zyn (W), uitdrukkelyk van het opveilen der vervoerde Saxers gewaagt (Y); als ook, om dat men, in een Gefchrift, welk wel in laater' tyd, doch uit ouder' Huk- ken, fchynt opgefteld te zyn, zeker Lied aangehaald vindt, welk, eertyds, door 't gantfche Land gezongen werdt, en van den Oorlog, tegen de Saxers, door Klotaris ten einde gebragt, handelde (ƒ). Men fchynt het
(<0 Vita S. Eligii UBr. I. Cap. 6.
(_ e ~) ld. Libr. I. Cap. 10.
(. f) Vita S. Faronis Epifc. Meidenfis, Cap. LXXVIII.
waar, dat 'er, in dit Leeven van Èligius, dikwils van
Audoê'nus, in den derden perfoon, gefproken wordt« Zie Libr. I. Cap. 8. Libr. II. Cap. i & 2. Doch de Schryver geeft ibmtyds ook duidelyk te kennen, dat hy zelf Audoënus is. Verhaald hebbende (Libr. II. Cap. II.) dat Eligius, tot Bisfchop van Noyon, en Au* doënus, tot Bisfchop van Rouan, verheevcn werdt , zegt hy, een weinig verder: „ Samen te Rouan ge- „ komen zynde - - zyn wy beide tot Bisfchoppen ge- „ wyd - - ik van Rouan, hy van Noyon". Conve- „ nientés igitur fimul in Civitatem Rotomagenfem - - confecrati fumus - - Ëpifcopi, ego Rodomo, ille Nbvio- mo. Sommigen hebben beweerd, dat het werk, door inlasfingen van eene laatere hand, vervalscht is, voor- naamlyk, om dat de Schryver fomtyds uitdrukkingen ge- bruikt, die te verftaan geeven,dat hy, eenen geruimen tyd, na dat de gevallen gebeurd Waren, gefchreeven heeft; gelyk, tot op dcezen dag toe, ttsque hodie, usqus in hodiernum diem en diergelyken. De la Barre Not» ad Vitam Eligii Libr. I. Cap. 32. Doch als men aan* merkt, dat Audoënus nog zeer jong [_piicruhis~] was, toen Eligius reeds [virilem ageret atatem~] tot manne- lyken ouderdom Was gekomen (Libr. I. Cap. 6 & ?)* bewyzen zulke uitdrukkingen juist geene inlasfingen. Au* doënus kan zelf zo , eenen geruimen tyd na Eligius ove£» lydeu, gefchreeven hebben. |
||||
IV. BoEk. HISTORIE. 337
het beleg en de overmeestering van het Slot
Wiltenburg te Utrecht, door Koning Dago- bert, waarvan onze oude Kronyken gewaa- gen (g), ook tot deezen oorlog te moeten brengen. Wy hebben te vooren (Jt) aange- merkt, dat de Friezen eertyds de VVilten uit dit Slot verdreeven hadden. De verdere ge- volgen van deezen kryg, zyn, onzes wee- tens, nergens aangetekend. De Friezen, im- mers de Koning en de voornaamften des volks, zig Utrecht ontweldigd ziende , zullen zig, naar alle waarfchynlykheid, voor eenen tyd\ noordwaards op, naar het tegenwoordig Hol- land of Westfriesland , begeven hebben 5 tot dat zy, naderhand, de gelegenheid waar- namen, en Utrecht wederom bemagtigdem Terwyl de Franken nog meester van Utrecht xi.
waren, zal ook gebeurd zyn, 't welk men,in Dagobert Gedenkfchriften der agtfte eeuwe, vindt aan- ftigteene getekend, dat Dagobert» te Utrecht, toen nog n?1^.^ geheel of voor 't grootfte gedeelte ongeloovig, ^\a eer.' eeneChristelykelverk of Kapel deedt opregten kng we- (T), die, naar 't getuigenis der oudlle Schry- derom veren (_ƒ ), aan den Heiligen Apostel Thomas vfrrn,^ vverdt toegewyd. Sommigen hebben gefchree« ven, dat 'er, voor Dagoberts tyd, reeds eene Kerk te Utrecht geweest was; die, door zy- nen Vader Klotaris, en zelfs door Theudebert, zo 't fchynt, Theudebert den II, begiftigd was
(e) Klaas Goete iy vAn LonN I. beet, bh 268.
(Ii) III. Boek, il. 292. (i) Epift. BoNiFACi XCVII. p. 132. Edit. Serres. & in M*-
S/ri Coiiic. Donnt. pi.irum, Cap. X. p. 13. (J) Marceluni Vita S. Suitberti apiul IIebam. f. JS. |
||||||||
.1. Deel,
|
||||||||
X
|
||||||||
I
|
||||||||
533 VADERLANDSCHE IV. Boek:
was geworden (£). Doch wat hier van zya
moge; Dagobert, nog zo overtuigd niet, als zyne opvolgers federt werden, van het opper- gezag des Bisfchops van Rome over alle Chris- tel yke Kerken, ftelde de UtrechtfcheKerk on- der het Bisdom van Keulen, onder voorwaar- de, dat de Bisfchop de ongeloovige Friezen, die, in en omtrent Utrecht, woonden, in eige- ner perfoon, tot het omhelzen van den Chris- telyken Godsdienst, zou tragten te beweegen. Doch hy en zyne opvolgers fchynen hiervan weinig of geen werk gemaakt te hebben. Ten minden men zag, na verloop van cenigen tyd, de Kerk te Utrecht, door de ongeloovigcn, wederom omverre haaien en vernielen (/). Wyders verhaalen fommige Kronyken, dat Dagobert ook een Tolhuis te Utrecht opgeregc heeft, alwaar men tol betaalcn moest van alle goederen, die den Ryn afgevoerd werden (?;?). Ook blykt, uit egte Gedenklchriften van Da- goberts rcgee ringe , dat de Haven van Wyk \_Wkus Tortus~\, veelligt, Wyk te Duurtte- 5e, thans reeds fterk van overzeefche Koop- vaardyfehepen bezogt vverdt; en dat Dagobert •Hertogen, Graaven en andere Staatsdienaars, ter wederzyde van den Ryn, en dus, waar- fchynlyk, ook in een gedeelte deezer Landen, aangefteld hadt («). Onder- Ter gelegenheid van de ftigting deezer zoek, of Ker- èc Chris-
(£) Heda p. 19. coli, cum Diplom. PiPiNi Regis, epudcundi
?• 35-
CO Epifl. BoNiPACi XCVII. ubi fupt-a.
C».'0 Klaas Goete by van Loon Aloude Holl. Hiftorie, ï«l
Deel, 270. C«) Diplomata Dagobert! I. t'.pud Mir/eum Diplom. Belgj
Lik: II. Ccp. 1 & 2. p. 2411 242. Tom, l, Opcr. DipUnn. |
||||
IV. Boek. HISTORIE. 33i>
Kerke, te Utrecht, zal 't niet ondienftig zyn,tefyke
kortelyk te onderzoeken, of de Christelyke Gods- Godsdienst, toen eerst of vroeger, in deeze "ienst> GGl'St tCÏÏ
Landen, bekend geworden zy. Men moet, in deezen
dit onderzoek, onderfclieid maaken, tusfchen tyde, of het gedeelte deezer Landen, welk ter linker vroeger, zyde, en het gedeelte deezer Landen, welk j^Ll6 ter regrer zyde des Rynftrooms gelegen was. jnge. ' Het eerlle is, naar alle waarfchynlykheid, al voerdzy; vroeg, met het licht der Evangelie-Ieere, be- ftraald geworden: het laatfte is langer onge- loovig gebleeven. InGallië, hadt de Christe- lyke Godsdienst , reeds vroeg in de tweede eeuwe, zynen zetel gevestigd. De Germanien zelven, waardoor men ten minften een deel van het eerlle en tweede Germanie, welk zig, langs den Ryn, tot ver beneden Keulen, uit- ftrekte, verdaan moet, hadden, voor het ein- de dier eeuwe, reeds Christelyke Kerken. Een Bisfchop van Lions getuigt het (o). En een an- der Schryver, die niet lang na hem geleefd heeft, zegt, dat de verfcheiden'Gallifche vol' ken, de afgelegenfte deelen van Brïtannie, en de Germaanen, ten zynen tyde, in Christus geloofden (ƒ>). Zy melden wel niet byzonder- lyk, welke deelen van Gallië en Germanie zy op 't oog hebben; doch uit eenen Schryver der vierde eeuwe (</), zien wy, dat 'er toen ten min- ften Bisfchoppen geweest zyn, in het eerfte en tweede Germanie, en in het eerfte en tweede Bel-
fO IRBNJEUS Uhr. I. Cap. X. n. i. p. 4Q. Edit.^Masfuct. <0 Tertullian. adverf. |ud«os, Cr.p. VII. CO HitARius de Synod. adv. Arjan, af ui Smetium Ajitiqs; Ueam, $, Cl.
y 2
|
||||
340 VADERLANDS CHE IV.Boek.
België, welke Landfchappen zig, langs den
linker' oever des Ryns, tot aan de Zee toe, uitftrekten. En voor zo ver een gedeelte van Gelderland en van Holland, ter linkerzyde des Ryns of der Waale, legt, is 't gantsch niet ongelocflyk, en 't komt fommigen zelfs on- twyfclbaar voor (V), dat dit deel onzes Lands, welk, van ouds, door de Batavieren, bewoond vverdt, in de vierde eeuwe of vroeger, meer ofmin, met het Evangelie - Licht befcheenen geweest is. Ook leert men, uit een' ander' Schryver der vierde eeuwe, dat zekere Mater- nus, in den aanvang derzelve, Bisfchop van Keulen geweest is (V); tusfchen welke Stad en de andere Plaatfen langs den Beneden -Ryn, naar den Zeekant, al van ouds, veel gemeen- fchap was. De Romeinen, hier te Lande ver- keerende, hebben, waarfchynlyk, eenige ken« nis van den Christelyken Godsdienst met zig gebragt. Hunne Legers zelven waren, vol- gens 't getuigenis eens ouden Schryvers (Y), niet onvoorzien van Christenen. Doch onder de Overrynfche volken is hes
Evangelie laater bekend geworden. Een Dig- ter der vierde eeuwe zegt ons wel, dat de Evangelifche waarheid tot in de yskoude lan- den erkend werdt (y). Doch hy ziet, waar- fchynlyk, alleen op de Skythen en Gothen, die, voor het einde der vierde eeuwe, het Geloof omhelsd hebben. Een Schryver, die toen
(r) ]. Smetii Antiq. Ncomag. ƒ>. 60.
(>) Öptat. Milev. de Schism. Doiiatift. Libr. I. Cap. XXIII*
f. 22. Edit. du Pin. (O Tertülliani Apolog. Cap. XXXVII. p. 310. Edil. H&-)
yercamp. O) Prudent. Apotheofi verf. 426. & ftzq.
|
||||
IV. Boek. HISTORIE. 341
toen leefde, fpreekt 'er, met deeze woorden,
van: „ De Hunnen oefenen zig in 't Pfalm- „ boei: het koude Skythie gloeit door de „ hitte des geloofs : het geel- en roshairig „ Leger der Geten of Gothen voert de Tent- „ kerken met zig herom: en veelligt beftry- „ den zy ons, met gelyk voordeel, om dat „ zy, met ons, op eenen Godsdienst vertrou- „ wen (V)." Men fchynt ondertusfehen niet te können
ontkennen, dat ook den Franken, en anderen Overrynfchen volken, in de vierde of vyfde eeuwe, nu en dan, eenig flaauw fchemerlicht der Evangelifche kennisfe opgegaan zy. Veel- ligt , hebben de invallen der Gothifche volken; in den aanvang der vyfde eeuwe, en hun ver- blyf, hier te Lande, hiertoe iets medegewerkt. Maar al vroeger, poogdeKonftantyn deGroo- te den Christelyken Godsdienst alomme in te voeren. Hy gaf het beftier over de Winge- westen des Ryks aan Christenen (x~); die, on- getwyfeld, eenige kennis van het Evangelie onder de overwonnen' volken verfpreid zullen hebben. Hy fligtte Kerken onder de Barbaa- ren, welker Landen hy overweldigd hadt (j). En nademaal hy, onder andere Overrynfche volken, ook de Franken overwonnen heeft, en voor dezelven byzondere agting hadt (2), is 't gantfchelyk te vermoeden, dat hy hun niet ge- heel ontbloot van de kennis der Evangelie - leere gelaaten zal hebben. Zyne Krygsknegten zel- ve n (w) Hie.ro.nym. Eptfl'. LVil. cd Lajtarn.
£x) Eusebii Vka Conflantini, IJbr. II. Cap. 44, (y) ld. Orat. in Landern Conftant. Cc.p. XVlI, C'z) Zie hier voor Hl. Boek, il. 233. 1 ö
|
||||
S42 VADERLANDS CÏIE IV. Boek,
ven konden hier toe behulpzaam zyn,< alzo hy
zyn werk maakte, om hen Christelyke gebeden te doen leeren (<?). In de vyfde eeuvve, vindt men Franken in Romeinfchen dienst, die be- Jydenis van den Christelyken Godsdienst dee- den, en dagelyks, met hunne Landsluiden, toen nog, grootendeels, over den Ryn woon- agtig, gemeenfchap hielden (b). En voor 't einde dier eeuwe, omhelsden de Franken vry algemeen den Christelyken Godsdienst (c). Sedert ontmoet ons eene Christenfche Prinfes, onder de Warners, benoorden den Ryn, niet verre yan de Zee (i). De Friezen fchynen , van alle de volken
deezer Landen, 't langst ongeloovig gebleeven te zyn. Volgens vceler gedagten, zouden zy, eerst tegen het einde der zevende eeuwe, door Willebrord, kennis aan het Evangelie gekree- gen hebben. Doch bchalven 't geene Dagobert, tot voortplanting van 't Geloof, te Utrecht, Verrigt heeft, zullen wy, in 't vervolg dee- zer Hiftorie, voor Willebrords tyd, nog ver- fcheiden' Gcloofspredikers, in Friesland, ont- moeten. Ook is 't te vermoeden, dat 'er al vroeger wel eenige kennis van het Evangelie onder dit Volk zal geweest zyn, fchoon de- zelve , voor de zevende en agtfee eeuwe, weinig opgang gemaakt heeft. Zeker ge- noeg is het wel , en 't zal uit het gevolg blyken , dat 'er, ten deezen tyde , nog vecle ongeloovigen, en inzonderheid vecle by-
O) Eusebii Vita Confhnt. Libr. IV. Cap. 19, 20.
(b) Epift. Ausricn ad Arbogall. apud Du Chesne Tom. .?• p. U)\. SiDON. Apoll. Epift. 'Ufr. IV. Ep. 17. 6° Not. Sas- J/OXDl, p. /!,<).
Cc) Zie hier voor, bl. 357.
(d) Zk hier voor, bl. 318. |
||||
IV. Boek. HISTORIE. 343
bygeloovigen en Afgodendienaars, onder de
Friezen, geweest zyn. Doch deezen hadc men ook onder de Franken, zelfs na dat het volk, in 't algemeen, het geloof omhelsd hadt (e~). Ook waren de Geloofsoredikers der a<ntte i- O
ceuwe gewoon, zulken, die aan groovc byge-
loovigheden vast waren, al waren zy fchoon ge- doopt, den naam van ongeloovigen te geeven, en wederom op nieuws te doopen (ƒ). De cerfte bekecringen waren ook zo gebrekkelyk, dat zy, zelfs in de agtfte eeuwe, van een ge- duurig afvallen gevolgd werden. Weinige jaaren na de dood van Klotaris,
die in 't jaar zeshonderd agtentwintig voor- viel, werden de Saxers, door Dagobert, ont- flaagen van het opbrengen der jaariykfche fchat- ^3i- ring van vyfhonderd Koeijen, hun, door Klota- - " ris den I. opgelegd. Zy hadden zig verbonden, om de grenzen des Frankifchen gebieds te be- ichermen, tegen de vyandelykheden van eene zekere foort van Sclaaven, Winïden genaamd; en op hunne wapenen, volgens landsgebruik, gezwooren , zig aan 't gemaakt verdrag te zullen houden. Dagobert werde hierdoor be- woogen, om hun de fchatting kwyt te fchel- dcn. En fchoon zy weinig tegen de Winiden uitvoerden, bleeven zy egter van den ouden last ontheeven (g). Of de Friezen, by deeze of by eene andere gelegenheid,: Utrecht ook we- derom gekreegen hebben, is my niet geblee- ken;.
(«) Vtde Epift. Guegor. Magni P. ad Brunichild. 'leg,.
Franc, apud Du Chesne Tom I. p 899. f/) Vide Grecor. P. Epift. intcr Bonifac. Epift. CXX1Ê.
f. £68. Qg) Frudecami Chronicon. Cap. LXXIV.
Y 4
|
|||||
■™i
|
|||||||
344 VADERLANDSCHE IV. Boek,
ken; doch voor 't einde deezer eeuwe, zullen
wy 'er hen wederom meester van zien. 638. Dagobert fticrf in 't jaar zeshonderd agten- —•-----dertig. Twee jaaren voor zynen dood, zag
hy zig, door het overlyden van zynen Broe-
der, Charibert, en van deszelfs Zoontje, Chil- perik, in 'c bezit gefield van gantsch Franlc- ryk en van verfcheiden' aangewonnen' Landen (h). Ook hadt hy zig, niet lang hierna, voor een gedeelte, van den last der regeeringeont- flaagen, en 't gebied over Oostfrankryk , aan zyn'oudften Zoon, Sigebert, dat over West- frankryk aan zynen jongden Zoon, Klovis, op- gedraagen (i). De Landen, omtrent den Ryn gelegen, behoorden dus tot het Ryks aandeel van Sigebert. Deez' liet de zorg der Regeerin- ge meest aankomen op zynen Groothofmees- ier Grimoald, wiens Vader, Pepyn van Lan- den, die zelfde waardigheid bekleed hadt. Zelf hielde hy zig bezig met het bouwen van Kloosters en andere Gadsdienflige gefügten, waarom zyn naam, by de Geestelyken zyner eeuwe, in gezegende gcdagtenisfe geweest is (£): fchoon hy zig zo niet door hen regie- ren liet, of hy wist, fomtyds, zyn Koningk- Jyk gezag te bev/aaren: want, uit eenen zy-- ner.Brieven blykt, dat hy het houden van zekere Kerkelyke Vergadering weigerde toe te ftaan, eeniglyk om dat zy, door de Gecs- telykheid, zonder hem vooraf te kennen, be? fchree-
|
|||||||
(*■) Frepeparii Cïiror.ieon, Cr,p. LXVJI.
(?) Vita SiüEBERTi Rigis, ctoud Dj Cheske, Tom. I. $,
' (.£} ViX2 SiciKSBRïi Regis; uiißpra p. 593 A, ß.
|
|||||||
ÏV. Boek. HISTORIE. 34^
|
|||||
fchreeven was (/). Grimoalds Zusters, JBeg-
ga en Geertruid, hebben zig ook, doorliet zelfde flag van Godvrugtigheid, vermaard ge- maakt. Begga heeft, naar fommiger gevoe- len (?«), de orde der Begynen ingefteld. En Geer- _ Geertruid, die, na haare Moeder, Itta, Abt-tmid'^ CCÏÏ6 JvS. *
dis te Nivelle in Brabant geweest is, heeft, pcl te
in 't Land van Stryen, alwaar zy zig dikwils Geertruï- onthicldt , naar alle waarfchynlykheid , . ter denberg. plaatfe daar nu Geertruidenberg is, eene Kapel gefügt, die, door Amandus, Bisfchop van ! Maastricht, werdt ingewyd («). Men heeft haar, naderhand, als eene Heilige geëerd, en verfcheiden' eeuwen agtereen, ter haarer ge- dagtenisfe, op de gastraaalen en by andere ge- legenheden, in deeze Landen, eenen braaven teug gedronken , bekend by den naam van Sinie Geerden minne (0). Men maakte, onder Sigeberts regeeringe, XII.
zyn werk ook van het bekeeren der ongeloo- *jjiï!s vigen deezer Landen. De Goudfmid en Munt hetEvau- meester Eligius, van wien wy reeds boven gelie in C/0 gewaagd hebben, werdt, om zyne uit-Brabant, muntende kennis en deued, tot Bisfehoo van 'i1 ^lnan"
o * » eieren en
Noyon verheeven. Te gelyk werdt hem de zorg on(jer' <je
voor de bekeeringe "der Steden Gend en Kort-Friezen
rvk en eenige andere deelen van Vlaanderene" Sue-
opge-riof
1 o Zeeu-
C?) Epll. LXXiX. in-ter Epift. Franc. Regum aliorumqucw,;n»
c-.jUid üu CiiESNE 'jy,:n. t. ft 'ir>7. OO Apud A. MiR/EUM Fait.' Belg. & Burg. ad e'u-.i 17.
T)ec. p. 744. Vide & Supplement. Milt/Ei Part. II. Ctip. XXVI. p. 948. (_ri) Diploma Hilfundis epud Mivuevm, Dipl. Belg. Liir. I.
Cap. XXIV. p. 146. (o Melis Stoke il. 121. Md. Epift. Alcluni in Canish
k'ect. Tim. II. /'. [ p. 4H. ibidemque pot. (J>.~) Zie hier voor, il. 334.
Y5
|
|||||
3>r6 VADERLANDSCHE IV. Boek,
opgedraagen. De meeste ingezetenen deezer
Landftreeken waren nog ongeloovig of aan veele dwaze bygeloovigheden verflaafd. Eii- gius ftelde dan al zynen vlyt in 't werk, om hun de waarheid te verkondigen. Zelfs ver- genoegde hy zig niet met den Vlaamingen en Antwerpen aar en het Evangelie te prediken; maar hy begaf zig ook naar de Friezen, de Sucvcn, door welken fommigen de Zeeuwen verftaan Qq~), en andere Barbaaren, die, in eenen afgelegen' oord , langs den Zeekant, woonagtig, nog geene, of byna geene ge- legenheid gehad hadden, om kennis van den Christelyken Godsdienst te bekomen. Ook was zyne prediking hier van zo veel vrugt, dat een groot deel van deezen woesten Landaard den dienst der Afgoden verliet en het Evangelie omhelsde. Veele Sueven of Zeeuwen werden door zyne prediking be- keerd. Hy. verdelgde hunne Tempels, ver- brak hunne Afgodsbeelden, en bragt, door vriendclyke en crniligc vermaaningen , eene merkclyke verbetering in de zeden deezes volks te wege (V). Doch na zynen dood of vertrek, fchynt de meeste hoop wederom tot de oude bygeloovigheden vervallen te wezen. 6-6# Sigebert in 't jaar zeshonderd zesenvyf' e.--------■ tig overleden zynde (s), ftelde de Groot- hofmeester Grimoald den jongen Dago- bert den 11, Zoon van Sigebert, op den Oost-
O) Mir/ei Faffi Belgici & Burg. ad y. Nov. p. 655,
Cr) Vita S. Klioii,- Libr. 11. Ccp. 2, 3 & 3. O) Vita Si'GEBEkTi Regis, tibi f uf ra p. 553. E» |
||||
IV. Boek. HISTORIE. 347
Oostfranldfchen troon, zelf midicrwyl al het
gezag in handen houdende. 't Leedt zelfs niet "lang, of hy liet Dagobert, voorwen- dende, eerst dat dezelve gevaarlyk ziek, en toen dat dezelve ovcrleeden was, heimelyk den kruin fcheeren, en in ballingfchap naar Ierland verzenden (?). Vervolgens ver- klaarde hy zyncn eigen' Zoon, Chi ld e- bert, tot Opvolger van Dagobert den II; beroepende zig, om dit bedryf eenen glimp te gecven, op eene verklaaring van Sige- bert, by welke deeze Childebert tot zyncn Zoon aangenomen hadt (v~). Klovis de II, Broeder van Sigebert, die het overig deel des Frankifchen Ryks regeerde, kon deezen han- del met geene goede oogen aanzien. Zelfs ipanden eenige Oostfrankifche Grooten fa- men tegen Grimoald, overvielen hem onver- hoeds, en voerden hem naar Parys, alwaar hy, in den kerker, onder 't lyden van ge- weldige folteringen, den geest gaf (■»'). Wat GrimoaldsZoon Childebert betreft; ten hoog- iten waarfchynlyk is 't, dat men hem ook ge- dood, of in een Klooster gefteeken zal heb- ben ; hoewel 't ons niet verhaald wordt. Klovis de II. regeerde gantsch Frankryk maar eenen korten tyd. Hy overleedt nog voor 't einde des jaars zeshonderd zesenvyf- tig O). Hy
|
||||||
CO v'ta Sioebeuti Regis, uht fupra Fragment. Hirt. Aucto-
ris inceiti, apud Du Chesne, Tom. j. p. 782. (;>) Vka SiGERERTi Regis, aU fupra p- 59?,. A. 15,
(v.0 Vita Siceberti Regis, tibi fupra p. 59.",. C.
(x) Wandregisiu Alibatis Vita, Cap. XIV« apud Du
pkfiSNE Tom, I. p, 64c. B. |
||||||
348 VADERLANDSCHE IV.BoekJ
Hy Het drie jonge Zoonen na, Klotaris,
Chllderik en Theodorik. Klotaris werde
eerst tot Koning van gantsch Frankryk aan-
660. gefield Qy~). Doch in 't jaar zeshonderd en
--------zestig, verkooren de Oostfranken C111 l d e-
rik tot hunnen Koning (2). Theodorik ge-
(55p. raakte, eenige jaaren laater, by 't overly- ■--------den van Klotaris, aan 't beftrer van West-
frankryk; doch maakte 't volk haast zo wars
van. zyne regeering , dat hy afgezet, en,
met zynen Groothofmeester Ebroin, in een
670. Klooster gefteeken werdt. Gantsch Frankryk
' kwam toen onder 't beftier van Childerik,
die, zig even zo gehaat gemaakt hebbende
als zyn Broeder, door zekeren Bodilo, dien
hy, tegen het regt der Franken, hadt doen
geesfelen, en door eenigen van deszelfs me-
deflanderen, op de jagt overvallen en van
673. kant geholpen werdt. Zyne zwangere Ge-
-------maalin Bilichillde werdt, te gelyk met hem,
omgebragt (V).
De Groothofmeester Ebroin bediende zig
van deeze verwarringen. Hy ontvloodt uit het Klooster , kwam in Oostfrankryk , en ftelde zekeren Klovis, dien hy voorgaf ee- nen Zoon te zyn van Klotaris den III, op den Oostfrankifchen zetel (V)\ zig zelv' midler- wyl, onder den naam van Groothofmeester, al het gezag der regeeringe aanmaatigende. |
||||||
O) Wanorf.gisili Abbatis Vita. Cap. XIV. uU fupra.
(z) Via SiGEBERTi Regis, p. 593. C. Vita S. Leodeg^rii»
Cup. [V. apud Du Chesne, 'Tom. I. p. 618. («) Freqegarii Chronic. I. Continuat. Cap. XCIV. &
XCV. (f) SiaEDERT. Gemblac. Chföiiicoii ad annmn 6Bp.
|
||||||
IV. Boek. HISTORIE. 349
De Westfranken hadden ondertusfchen zyneu
geweezen Meester Theodorik uit het Klooster gehaald, en tot Koning van Westfrankryk ver- klaard CO- En Theodorik, te onvrede over 't gedrag van Ebroin, die hem van zyn regt op het Oostfrankifche Ryk poogde te verfl.ee- ken , hadt de wapenen tegen hem opgevat. De oorlog eindigde met een verdrag, volgens welk de opgeworpen' Klovis afgezet, Theodo- rik tot Koningvan Oostfrankryk verklaard, en Ebroin tot deszelfs Groothofmeester aangefteld werdt (i). Theodorik bleef egter niet lang in het be-
ftier der twee Ryken. Men vernam, om- trent deezen tyd, uit Schippers, die van Ierland of Engeland in Oostfrankryk aankwa- men , dat Dagobert de II. nog leefde, en bal- ling 's Lands in Ierland herom zworf. Zyne Bloedverwanten en goede vrienden zonden daarop eenige Perfoonen af aan Wilfrid, Bisfchop van jork in Northumberland, om zyne hulp te verzoeken , ten einde Dago- bert, door hem, uit Ierland ontbooden en naar Frankryk gezonden mögt worden , op dat men hem, op den vaderlyken troon, zou können herftellen. De Bisfchop liet zig be- weegen. Dagobert, uit Ierland naar Enge- land overgefleken, werdt te Jork minzaamlyk van hem ontvangen. Ily begaf zig, voor zyn vertrek, in 't Huwelyk met Blagteld, Dog- ter van eenen Hertog der Angelfaxers (e). Wil-
C_c") Fredegaiui Chronicon. I. Contiii. Cap. XCVI.
I e.S Vita S.Leodegaru» Cap. XII. apud Du Chksne, Tum; %. f. 608. (Js") J. Aß Eokhart de Reb, Franc. Orient. Tom. I. p. 2^9. |
||||
35o VADERLANDS CHE IV. Böse;
<j74. Wilfrid verzorgde hem een wel toegerust
f-—:—Schip, met welk hy, eerlang, naar Oost- frankryk overftak, alwaar hy terftond weder- om tot Koning aangenomen werde (f). Niet lang hierna, viel 'er, ten Hove van
Egfrid , Koning van Northumberland , iets voor, 't welk Wilfrid noodzaakte uit het Ryk te vlugten. In zyne vlugt, bezogt hy Friesland, alwaar hy, zo men getuigd vindt, aan veelen het Evangelie gepredikt heeft. Hy wordt, van fommigen, voor den eerften Geloofsverkondiger onder de Friezen gehouden, weshalve het niet onnut zyn zal, dat wy hem onzen Leezeren wat nader doen kennen. XIII. Wilfrid hadt zig, te Rome, in de Godge- Byzon- leerdheid geoeffend, en was federt Leermeester vanh,v/ü-Scworc^en van Alfred, Koning van Deïre,
frid, Ge-een gedeelte van Northumberland. Hy maakte loofspre- zin-, nog Priester zynde, allereerst vermaard in dikeron-jie Kerkvergadering van Whitby, die in 't Friezen. ïaar zeshonderd vierenzestig gehouden werde. "Hier dreef hy, met veel hevigheid, dat men de Kerk van Rome behoorde te volgen, inden tvd van het vieren des Paaschfecsts, en niet de Öosterfche Kerken; naar welker gewoonte, men zig, in Schotland en in Northumber- land, tot nu toe, gefchikt hadt (g). Zyn gevoelen dreef boven. Eerlang geraakte hy, in zo groot eene agting by Oswy, Koning van Bernicie, zo wel als by Alfred, Koning van Deïre
C f) Eddii Vita ?. Wilfridi. Cap. XXVIII. in Collect.
Ti'/ih. Gale p. 65. :(£•) Beda Uur. Hl. Cap. 25. Libr. V. Qap. ap. |
||||
W. Bgeic. HISTORIE. 35?
Deïre, dat hy, door hunne bewerking, op
den Bisfchoppelyken zetel van Jork verhec- ven werdt. Bezwaarlyk wist hy zig in dee- ze hoogheid te maatigen. Trots uic den aart, bediende hy zig van het aanzien, welk hy by de Northumberlandfche Koningen hadt, om over anderen te heerfchen, lei- dende voorts een Vorstelyk leeven; tot zo verre, dat hy zelden uitging dan omringd van eenen ftoet van bedienden, en zig, in |
||||||||||
g
|
o
|
ouden fchoteleu, deedt opdisfehen. Doch
|
||||||||
toen Egfrid naderhand de regeering over
gantsch Northumberland in handen kreeg, verminderde Wilfrids gezag niet weinig. Eg- frid , door zyne Gemaalinne, Irmenberg, op- gehitst, betoonde op verre na zo veel ag- ting niet voor Wilfrid als zyne voorzaaten. Zelfs klaagde hy over zyn trots en erger- lyk gedrag by Thcodorus, Aartsbisfchop vaat Kantorberri, die beweerde, dat het Bisdom van Jork onder hem ftondt. Wilfrid werde afgezet (/z); en begaf zig, voor erger be- dugt, terftond op reis naar Rome, om by den Paus zyn beklag te doen. Men meende, tem hove, dat hy 't op zekere haven van West- frankryk gemunt hadt; weshalven 'er eenige gezanten, met aanzienlyke gefchenken, aan Koning Theodorik en aan den Groothofmees- ter Ebroin gezonden werden, met verzoek, dat Wilfrid, in 't doortrekken, mögt aangehou- den en gebannen, of, na 't ombrengen zy- ner Reisgezellen, van al het zyne beroofd wor- den. Doch Wilfrid was, met eenen gun- ftigen
O ) Bsda Liir. JY. Cup. s*.
|
||||||||||
35z VADERLANDSGME IV. Boek;
ftigen Westenwind, in Friesland, welk nu,
voor een gedeelte ten minden, tot het Oost- frankisch Ilyk behoorde, aangeland, alwaar hy, door Ad gil lus, Koning der Friezen, met de uiterlte hoogagting, ontvangen werdt (7). Ebroin hadt Adgillus wel fchriftelyk en dcor afgezondenen laaten verzoeken, om Wil- frid te doen ombrengen, of hem gevangkelyk toe te zenden. Doch Adgillus betoonde hier- van zo groot een' afkeer, dat hy den brief, by welken hem dit verzoek gedaan was, eerst Wilfrid en zynen Reisgezellen, onder welken ook de Schryver was, uit wien wy dit ver- haal ontleenen , met verontwaardiging, voor- las , en daarna, voor hunne oogen, in 't vuur wierp (£). Ebroin hadt reden, om op Wilfrid gebee-
ten te zyn, doordien men 't hem wyten moest, dat Dagobert de II. uit Ierland gehaaid, en, tegen Ebroins belang aan, op den Oostfran- kiichen troon, geplaatst was. Adgillus fchynt zig daarentegen verpligt gerekend te hebben , om den weldoener des Oostfrankifchen Ko- nings, van wien hy meer of min afhangkelyk was, allqn mogelyken dienst te doen. Zelfs gaf hy Wilfrid vryheid, om het Evangelie., geduurende den winter, die niet zeer be- kwaam was, tot het voortzetten zyner reize naar Rome, aan de ongeloovige Friezen te prediken; 't welk met zulk eenen gewensch- ten uitflag gefchiedde, dat de aanzienlyk- ftea
CO Edd« vita s- WitFRiDi, Cup. XXiV — XXVL Bed.«
rjbr. V. Cap. 19. O'O Eoou Vit» S. Wjlfwdi, Cap. XXVI. [/>« XXVHJ |
||||
ÏV. Boek. HISTORIE. 353
ften des Volk, eenige weinigen uitgezonderd,
en vecle duizenden uit den gemeenen hoop, den Christelyken Godsdienst aannamen en in 't openbaar gedoopt werden (/). Buiten twyfel, heeft Wilfrid deezen nieuvvbekeerden de Room» fche Kerkgebruiken ingefcherpt, en de opper- hoofdigheid des Roomfchen Bisfchops, men welke hy zeer ingenomen was («), onder hen voortgeieerd. Ten minften men vindt, dat de Ingezetenen deezer Landen, in volgende eeu- wen , zo zeer als anderen, aan de Roomfche Kerkgebruiken verflaafd en met de opperhoof- digheid des Roomfchen Bisfchops ingenomen geweest zyn. Ook werden deeze Landen,omtrenc deezen tyd en federt aangemerkt,als, in'tgees- telyke, onder den Paus van Rome ïlaande(o). In
CO Eddii Vita S. Wilfmdi, Cap. XXV. XXVIII.
(»O ld. Cap. XLII. (9) Onder anderen, blykt dit, uit eene Korte Bs-
[chrfving der uitgeflrektheid van de Patriarchfcbap- pen of /Ipostolifche Bisfchoppelyke zetels, eerst door Va- der Carolus a S. Paulo, uit een Vatikaansch Hand- fehrift, en daarna, door Vader Jacobus Goar., agter Georg. Codi^us de Ojpciii Ecckf. & Aula Conflanti- r.op. in 't licht gegeven. Dus vangt deeze Befchryving aan: „ De eerde zetel van 't hoofd der Apostelen, Pe- ,, trus wordt bekleed, door den ondften Kerkvoogd te ,, Rome--. Ouder den zelven, behooren de Sazers, ,, \_misfcbien de Saxers"], de Galliërs, - -- de Franken, ,, en andere volken, van den Zeekant in 't Westen af- ,, alwaar de wateren doods en drabbig zyn , en alwaar ,, men, aan 't uiterst einde des Oceaans, een Eiland „ heeft, [ waarfchynlyk Engeland of Ier/and], vrugt- „ baar van wakkere manfermp en vol van Christenen, die „ groot, grof en fterk van iighaam zyn. enz." ßrevis Dtfcript. Sana. Patriarch, post Codiku.m p. 313. Edit. Venet. [p. 363. Edit. Pari f.'] L Dzel. Z
|
||||
S54 VADERLANDS CHE IV. Boek.
In de Lente des volgenden jaars, vervorder-
de Wilfrid zyne reis. In 't voorttrekken, be- zogt hy Koning Dagobert, die hem, met alle tekenen van hoogagting, ontving. Zelfs poog- de hy hem in zyn Ryk te houden, ten welke« einde, hy hem het Bisdom van Straatsburg aanboodt. Doch Wilfrid wees deeze aanbie- ding van de hand, en trok, met gefchenken overlaaden, naar Rome, werwaards hem Ko- ning Dagobert, door Adeodatiis, Bisfchop van Toul, geleiden deedt (V). Hier wist hy zig, by Paus Agatho, zo wel te verdedigen, dat hy, door hem in zynen zetel herfteld, eer- lang naar Northumberland te rug toog (o)« Egter geraakte hy, eerst na Egfrids dood, in 't bezit van zyn Bisdom (ƒ>). Ondertus- fchen lag hy, die alles naar den Roomfchcu leest gefchoeid wilde hebben, geduurig met de andere Geestelykheid overhoop. Na ver- loop van eenige jaaren, werdt deeze onge- ruste geest, door eene Kerkelyke Vergadering, andermaal van de Bisfchoppelyke waardigheid ontzet. Hy trok wederom naar Rome, en wist zig, door 's Pausfen gezag, andermaal te doen herllellen (q). Eindelyk is hy, in 't jaar zevenhonderd en negen, in hoogen ou- derdom, overleeden (>}. Niet lang na 't vertrek van Wilfrid uit
Oostfrankryk, werdt Dagobert de II, ne- vens zynen Zoon Sigebert-, door befiel van den
( n~) Eddii Vim S. Wilfridii, Cap. XXVII.
CO H. Cap. XXVUl. XXXI.
f,'O ld. Cap. XU. XLII«.
( ,/) M Cap. L.
(rj U. Cap. LXII. üeda Mr. V. Cap. 2®,
|
||||
ÏV. Boek. HISTORIE. 355
den heerschzugtigen Staatsdienaar Ebroin, op
de jagt, vermoord (/). üe Oostfranken ver- klaarden daar op tcrftond Theodorik, anderen Zoon van Dagobert, die in een Klooster opgevoed was, tot hunnen Koning (V)j te gelyk den gantfchen klem der regee- ringe in handen Hellende van twee Franki- fche Edelen, Pipyn van Herftal of den Dik- ken, Zusters Zoon van den Groothofmeester Grimoald, en Martyn, Neeve van Pipyn (V). De Westfrankifche Koning Theodorik hadc zig, midlervvyl, tot Opvolger van den ver- moorden Dagobert opgeworpen, en deedt, onder 't beleid van zynen Groothofmeester Ebroin, den Oostfrankifchen Regeerderen , Pipyn en Martyn, terftond den oorlog aan. Martyn werdt, eerlang, op eene verraader- ggo. lyke wyze, omgebragt (V). Doch Pipyn voer-------•—-
de den oorlog, jaaren agter een, met zo veel
moed en beleid, dat hy, na de dood van Ebroin, die in 't jaar zeshonderd eenentagtig voorviel, het Leger van Theodorik t'eene- maal verfloeg, den Koning zelv' gevangen, nam , en zegepraalend in Oostfrankryk te rug keerde. Van dien tyd af, zag men gg^. hem, onder den naam van Groot hof'meester,—■—,— het Westfrankisch, zo wel als het Oostfran- kisch Ryk, met een volftrekt gezag, beftuu- ren (x). Öm>
(.O Adonis Martyrologium» cpud G. van Ioon, Aloude
lloll. Hill. I. Veel, U 287. (^t") Gcsia Reduin Francorum, Ca\u Lil. Cv) Fredeoarii Chronic. II. Contirn- Cap. XCVII. Ci!' ) Id. ibid. {x) ld. C(ip. C. Annal. Metenf. ad annum 690, |
|||||
Z a
|
|||||
356 VADER LAND SCÏIE IV. Boek}
XIV. Omtrent deezen tyd, befloot Egbert, Mon-
Wigbert ni:k uit een adelyk Engelsch geflagt gefproo- P1";''11';1 ^ ten, die zig thans in zeker Klooster in Ierland er-i; >'!'■.' "öphieldt, over zee te Iveeken, en den Gods- Friesland dienst onder de rnezen voort te planten, en aan Scheep gegaan zynde, wordt by, nog op de Koning reec[e s van eenen geweldigen ftorm belöo- bo'ud. Pen' die het fchip öp ftrand fmyt, en Egbert 688. met zulk eenen diepen fchrik ilaat', dat-hy ----------befluit den togc te ftaaken. Wigbert egte'r,
één'zyner Reisgezellen, zet, na 't herftellen
van 't fchip, de voorgenomen' reize voort; en predikt, in Friesland aangekomen , het Evangelie, twee jaaren ägter een, aan de ons;eloovia;e Friezen en aan Koning Rad- boud, die 't Land-, na de dood van Adgil- 3us, beitierde. Weinig vrugt egter deedt zyne prediking.. De Koning volhard Ie in 't onge- loof, en Wigbert keerde eerlang in Ierland te ™g GO-
Wille- Egbert was terftond bedagt, om eenen an- , ° . deren Monnik naar Friesland te zenden(z),en
Komt 111 ■
Fries- verkoor daar toe zekeren Willebr.ord , Zoon
land. van Wilgls, een' Nederfaxer van herkomst, wien deezeZoon, in Northumberland, geboo- ren was. Hy was, in een Klooster, Herpen ge- noemd, opgevoed, en toen hy den ouderdom van twintig jaaren bereikt hadt, tot Priester in» gewyd Qa). Men hieldthem te bekvvaa-mer,om het
Cy"* Beda» IJbr. V- .CV'». 9.
(2) ld. LVur. V. Cap. "10.
(aj Elegia AixiuM etc S. Wilgilfo ß/w ! Canis. Tom- IT. £>>
470. 'ciiro'ixicóii de TkajeiS.o, <</»#</ Matimubj Tam. V. £• S°7- |
||||
IV. Boek. HISTORIE. 357
het Evangelie onder de Friezen te prediken,
doordien hy hunne taal ten vollen kundig was (£). De Nederfaxcrs, uit welken Wil- lebrord gel'prooten was, fpraken, ten dien tyde, genoegzaam ééne taal met de Friezen. Hy laat zig dan beweegen tot het ondernee- .men van deezen togt, en vertrekt, in 't ge- zelfchap van den Diaken Adelbert, en nog tien andere Monniken (c), in "'t jaar zeshon- 690. derd en negentig, naar Friesland. De wind----------i
was hun gunitig, en voerde hen, binnen
korten tyd, over zee, tot voor den mond des Ryns, die toen nog by Katwyk uitliep. Zy voeren den flroom op tot aan Utrecht,; welk aan of ter wederzyde van denzclven gelegen (0), en nu wederom in de magt van Koning Radboud geraakt was. V/illebrord vondt hier de Friezen, die, onder' Dagobert den I, het Geloof, in merkelyken getale, hadden aangenomen, grootendeels afgevallen. De Kapel of het Kerkje, door den Fi-anki- fchen Koning opgeregt, was, door de onge- loovige Friezen, wederom verwoest. De Friefche Koning Radboud toonde zig gamsch ongenegen, om de prediking der Evangelie- leere te bcgunftigen. Ook hadt de Bisichop van Keulen, wien de zorg voor de niemv- lings gelligte Gemeente te Utrecht opge- draagen was, zig weinig bekreund met het vcrlteiken der nicuwbekcerden en het ver- des f J) Melis Store H. 4.
(c) Vita S. Adfxberti Cap. IF,
(rfj Alcuini \Xx S. Wiüibroi'di j Cap. VI»
|
|||||
Z 3
|
|||||
358 VADERLANDSCHE IV. Boek,
der uitbreiden der Evangelifche waarheid (e).
Willebrord, van dit alles verftendigd, befloot, zig, eer hy verder voortvoer, ten Hove van Pipyn, Groothofmeester van Frankryk, te ver- voegen, om aldaar de vereischte onderfleuning, tot het voltrekken van zyn oogmerk, te ver- werven (ƒ), Hier werdt hy minzaamlyk ont- vangen 5 en met een Klooster en eenige Lan- deryen, omtrent den droom Suefire, by het tegenwoordig Roermonde, gelegen, door Plech- trude, Gemaalin van Pipyn, begiftigd (g). Voorts werden hem, binnen de grenzen des Ryks, verfcheiden' ftreeken aangeweezen, al- waar hy gelegenheid hadt, om de overblyffels der Afgoderye uit te rooijen, en de Evangelie- leer voort te planten (Ä). XV. Eerlang werdt hy zelfs aangemoedigd, ora De Frie- dit werk wederom in Friesland te ondernee-
zen wor-men> Pipyn befloot, omtrent deezen tyd? Pipyn o- ^e Friezen te beoorloogen, die, zo wel als verwon- de Saxers en verfcheiden' andere volken, »en. eertyds door de Franken overheerd geweest 91' zynde, zig nu, onder de laffe regeering der voorige Koningen, der onderwerpinge aan h Frankifche Ryk wederom onttrokken hadden 692. CO- Mec den aanvang des jaars zeshon- *—-------derd tweeënnegentig, bragt de oorlogszugtige
Groothofmeestcr een magtig Leger op de
been-.
/
<jO Epift. BoNiFACH XCVII. p. na. Edit. Serar, & p.pa^
Mir^eum Cod. Donat. piariiin. Cap. X. p. 13. (f) A1.CUINI Via S. VVillibrordi, Cap. VI.'
Cff) Diploma Pipim in Coli. Veter. Momiiii. E. Mahtkn«.-
& Ö. Durand. Tom. I. col. 20. ' (h) Alciüni Vim S. Willihrordi, Cap. Vi. {f) Aiuiiiles Metenfes , cd ünm;n 6(ji.
|
||||
IV. Boek. HISTORIE. 359
been. Radboud, weetende dat liet op hem
gemunt was, rustte zig insgelyks toe ten ftry- de. Men kwam tot een' openbaaren Veldllag, in welken de Friezen de nederlaag kreegen, en met merkelyk verlies op de vlugt gedreeven werden. Radboud was genoodzaakt, Gezanten aan Pipyn te zenden, om over een verdrag te handelen, by welk de Friezen aan 't Frankifcjie Ryk onderworpen en fynsbaar gemaakt wer- den (F). De Frankifche Historiefchryvers fpreeken
zo algemeen van de nederlaag der Friezen, en hunne daar op gevolgde onderwerping, als wy hier doen. Doch een oud Engelsch Schryver (7) zegt alleenlyk, dat Pipyn het naastgelegen Friesland, of Friesland aan deeze zyde [ cite- rior Frifia ] ingenomen, en Radboud van daar verdreeven heeft, Deez' Schryver heeft om- trent deezen tyd geleefd, en zo men zyn ver- haal geloof geeft, zal 'er maar een gedeelte van Friesland aan Pipyn fynsbaar gemaakt zyn. Doch hoe ver heeft zig dit gedeelte uitge- ftrekt ? Ten westen , waarfchynlyk , tot aan de Schelde. Oude Schryvers plaatfen de Friezen nevens de Antwerpenaars (jn), en gewaagen van eene Plaats Schaltheim, by den mond der Schelde, aan de Zeekust van V ge- west der Friezen gelegen (/?). Doch hoe ver dit Friesland aan deeze zyde zig ten Oosten uit
C*) Annates Mctenfes ad annum 692, Vita Pipini DuciSj
ppud Du Chesne Tom- I. p. 599. CO Beda Libr. V, Cap. 70.
(m) Apuoë.M Vieri S. Eligii Libr. II. Cap. ■%.
(«) Eginhart. de Translat, SS. Jilarcdliui &. P;tri Liir-
JV'. Cap. j$. Z 4
|
||||
36b VADERLANDSCHE IV. Boek.
uitflxcktc, is niet klaar. Misfchicn tot aan her
Vlie. Men vindt, in de oude Friefche Wet- ten (o), een deel der Friezen, Cis fii, dat is, Friezen aan deeze zyde van hel Vlie, genoemd, Doch veelligt heeft Friesland aan deeze zyde zig maar tot aan den middelden Rynmond, die by Katvvyk uitliep, uitgeftrekt. Immers, volgens 't getuigenis onzer Kronyken (j>), is Utrecht, aan den middelden Rynmond gele- gen , noch eenige jaaren hierna, in de magt der Friezen, geweest. Fredi- Na deeze overwinning, zondt Pipyn Wil- king vanicbrorci, om het Evangelie onder de Friezen
brord". te Prediken (?)• Deezc egter> 'c ZY dac hy
de zending van eenen wcerekllyken Vorst niet wettig hieldt, 't zy dat hy oordeelde,
dat dezelve, door Kerkelyk gezag, behoor- de bevestigd te worden, ondernam het werk der prediking niet, voor dat hy zig naar Ro- me begeven, en de Pausfelyke goedkeuring ^05. en zegen verworven hadr. Sergius de I. be- «-----r—kleedde toen den Pausfelykcn zetel, die Wil-
lebrord minzaamlyk ontving, en, onder den
naam van Klemens, tot Aansbisfchop over de Friezen, inwydde (V), met geen ander oog- merk egter, dan op dat 'er, in deeze Lan- den , ook een Aartsbisdom of Bisdom zyn zou, afhangkelyk van deiiRoomichen Stoel (.?)• Met
(0) Leg. Priiion. TH. I. Leg. 3, 4 & 8.
(p ) Joann. A. Lbyuis, Libr. II. Cap. 9.
(?) Chronica S. Benigni Divifionenfis, cipudD'Achery,Tom>
II. p. 37e. Beda , Libr. V. Cap. 1 o. (O Beda, Libr. V. Cup. 11. Anastas. Biblioth. in Sergio*
p. 34- Edit. Feiiet, GO Epift. Bonifacü XCVII. p. 132. Edit. Sirar. & opiê
Mie/ëLm Cotï. Donat, piar. Cap. X. p. 13. |
||||
T
|
|||||
IV. Boek. HISTORIE. 361
Met zulk eene waardigheid befchonken, keer-
de Wülebrord wederom herwaards. Onze ICronyken verhaalen, uit ouder' Schriften (/}, dat hy, aan 't Zeeuwsen Eiland Walcheren, geland zynde, te Westkapelle, de ongeloovi- gen bezig vondt met Godsdienstige cere te be- wyzen aan het beeld van Merkurius, die hier, naar 't gemeen gevoelen (>'), onder den naam van Godan of Wodan, geëerd werdt: op welk gezigt, hy zo verre door yver werdt vervoerd, dat hy het beeld verbrak, en den ongeloovigen hunne Afgodery fcherpelyk ver- weet. Men voegt 'er by, dat één der be- waarderen of dienaaren van het Beeld den Pre- diker zynen yver duur genoeg betaald zette- de (V), geevende hem, met zyn zwaard, een' zwaaren houw in 't hoofd; van welke wonde hy egter, binnen korten tyd, geluk- kiglyk herfteld werdt (#). Doch vcelen van deeze byzonderheden fteunen op het gezag van Schryveren, die lang na den tyd geleefd hebben, in welken dezelven zouden gebeurd zyn. Men moet egter erkennen, dat 'er niets onwaarfchynlyks in is. Al van ouds werdt, naar het getuigenis der Romeinfche Schryveren, Merkurius onder de Germaa- ncn geëerd (5). En de gedenktekenen en opfehriften van Herkules Magufanus en van de Godinne Nehalennia, in Zeeland ontdekt, be-
CO Vide inter al. Alcüini Vita Willibr. Cap. XIV.
(r) Gobelin. Person. Cosmodrom. /Etai. VI. Cap. 38. (w) Mr.ns Stoke Inl. bl. 4. <\r) Chi'on. de Trajefto, r.pud Matth/eum, Tom. V. p 309.
(i')Taoit. de Morib. Genn. Cap. IX. Cäsar, de Bell» paliko. Libr. VI. Cap. 16. 25
|
|||||
S6a VADERLANDSCHE IV. Boek:
bewyzen, dat men 'er ook andere Godheden
gediend heeft. Doch indien Willebrord de Zeeuwen nog zo afgodisch gevonden heeft, moet de prediking van Eligius onder hen van zo veel vrugt niet geweest zyn, als men ge- tuigd vindt, of zy moeten, gelyk-wy boven (jz) reeds hebben te kennen gegeven, kort na zynen dood of vertrek, wederom tot den voorigen Afgodendienst vervallen geweest zyn. Voorts vindt men verhaald, dat Willebrord,
hier te Lande, verfcheiden' Kerken gefügt I heeft: onder anderen, te Vlaardingen, te Vel- zereburg, misfchien Velzen, te Petten en te Heiligerio of Heilo (V). Ter laatstgenoemder plaatfe, wordt nog eene Put gevonden, Sint Wilkbrords Put genoemd, die, naar 't ge- meen gevoelen, op zyn bevel, zou gegraaven zyn (b~). Men vertelt verfcheiden' wonderwer- ken van deezen_ Willebrord, die, weinig fchyn van waarheid hebbende, van ons onaange- merkt voorbygegaan worden. Ook maaken wy geen gewag van zyne reis naar het onbe- kend Fofitenland (V), alzo het verhaal, welk men 'er van vindt (/f), met te beuzelagtige omftandigbeden opgefchikt is, om geloof te verdienen. XVI. De Friezen vergenoegden zich niet, met Radboud ^e voortplanting der Evangelie - leere te ftui-
doec in- r & o
vallen in tcns
Frank- O) Zie hl. 34^.
ryjr Xa) foANN. A Leydis, Uhr. II. Cap. 23.
Qb~) IA. Cup- 26.
(O Vide L'be. Ejimii Rer. Frific. Uhr. II. p. ar. ü Lihr*
IV. p. 52. (<0 /ipud Alcunl'k Vica Willibrordi, Cap. X, XI.,
|
||||
IV. Boek. HISTORIE. 363
ten, onaangezien de Predikers door Pipyrt
gehandhaafd werden; maar Radboud onder- nam zelfs, gelyk van ouds, van tyd tot tyd, de grenzen des Frankifchen gebieds, door onverhoedfche invallen, te ontrusten , be- ipoonende dus de zigtbaarfte kleinagting van 't gezag der Franken, van welken hy af- hangkelyk gemaakt was (e), 't Schynt dat hy, om zyne banden te vaster te leggen, een ver- drag aangegaan hadt, met zekeren Everard, Heer van zeker Dorp of Landgoed, Eist ge- noemd, en in de Betuwe gelegen. Ten min- iten men vindt Everard, in egte gedenkftuk- ken van deezen tyd, befchuldigd, dat hy zig verbonden hadt met de ongeloovigen (ƒ'), welke geene anderen dan de Friezen fchynen geweest te zyn. Doch wat hier van zyn mo- ge; Pipyn befloot eerlang de Friezen te be- oorloogen. Omtrent de vesting Dorefiat, dat 6p,# js, Duurftede aan den Ryn, en niet Baten------—-
burg aan de Maaze, gelyk fommigen fchry-
ven (g), viel een hevig gevegt voor. De Friezen kreegen de nederlaag. Radboud werdt op de vlugt gedreeven en genoodzaakt diep in Friesland te wyken. Pipyn en de Franken keerden, rykelyk met buit belaaden, te rug (/z). Men wil, dat de ftad of fttrkte Utrecht, by deeze gelegenheid, Pipyn in lianden viel (f). De goederen van Everard wer-
CO Annal. Metenf. ad annum 6<JT.
Cf) Diploma Caroli Martelm 'apud Hedam, p. 30. (g) Le P. Danikl Hill, de France, Tom. I. p. 451. (ft 1 Fredegarii t liroiiic. II. Com. Cap. ClI.Anr.al, M«. |enl*. ad annum Ó97- ' (/) JuAüiN. A Leydis, UW. II, Gap. <>. |
||||
364 VADERLANDSCHE IV. Boem,
werden toen ook allen, ten behoeven van de
Koningklyke Schatkist, verbeurd verklaard; eerlang aan Pipyn, en door deezen ledert aan zynen natuurlyken Zoon Kar el, wegge fchon- ken (/e). De Friefche kryg is, naar alle waarfchyn-
lykheid, ten deezen tyde, met een ver- drag, geëindigd: alzo men, niet lang hier- na, gemeld vindt, dat Grhnoald, tweede Zoon van Pipyn by zyne Gemaalin Plech- trude, een Huwelyk aangegaan heeft met Theudefinde, Dogter .van den Fricfchen Ko- ning Radboud (f). Vermoedclyk is dit Hu- welyk eene van de voorwaarden des verdrags Geweest. O
690. Willebrord en zyne Medgezellen voeren
*---------toen wederom voort met prediken. Te U-
trecht werdt, omtrent deezen tyd, zo men
wil, een Bedehuis en een Doopvont gebouwd.
Zwitbert Zwitbert, één der Medgezellen van Wille-
ftigteeni brord, en reeds tot Bisfchop verhceven (tn),
fierste U zou t'ians 00^ verfcheiden' Kerken hier tc
Lande. Lande ingewyd hebben, als te Duurßede, te
Woudrichem, te Ryswyk, in Haagefiein,te Zand-
•wyk, tcMalfen, te OudHeus-den, teSchoonder-
<woerd, te Arkel, en op eenige andere pl.aatfen.
Pipyn gaf hem een Eilandje in den Ryn , Weerd
genoemd, alwaar hyeen Klooster gelligtheeft,
Te vooren hadt hy den Boruktuarien of Bruk-
teren
(/:) Diploma Caroi.. Martei-Li apuel IIedam. p. 30.
(. / j Fredegarii Chronic. ƒ/. Continuat- Cup. CIV. Anml»
Veter. Franc. apud. Marien. & Durand. Moniim. Vet. 2ï-;iu V. col. 886. (»O Vide Uiiß. Emm. Her. Friüc. Lïbr. IV. p. 52,,
|
||||
IV. Boek. HISTORIE. 36g
teren het Evangelie gepredikt («). Hy is in
't jaar zevenhonderdenzeventieh, te Weerd overieeden (0). Theodorik de 'III, na eene regeering van
veertien jaaren, overieeden z'ynde, werdt van zynen jongen Zoon, Klo vis den III, op- gevolgd: die vier iaaren den naam van Ko- ïiing gedraagen hebbende, terwyl de gant- fche klem der Regeeringe in handen van den Groothofmeester Pipyn bleef, van zynen Broeder Childebert den III. opge- volgd werd. Hy bekleedde den Troon zes-" tien jaaren. Zyn Zoon Dagobert de III volgde hem Rad-
óp. En omtrent' deezen tyd werdt Grimoald, bouds Pipyns Zoon, terwyl hy, in de S. LambertsDogter_ Kerke te Luik, zyne gebeden deedt, door ze- moai<j keren Lyftrawant van Koning Radboud, Ran haaren garius den Fries genoemd (J>), verraaderlyk om- Egtge- gebragt (q~). Theudefinde, Grimoalds Gemaa-j100^0111*' hn, hadt, of door aandryven van haaren Va- 714/ der Radboud, ofait eigen' beweeging, ditgru-------—»
welftuk bewerkt. De regte oorzaak is by nie-
ïnant der Tydgenooten, die tot ons gekomen zyn, aangetekend. Doch men vindt, dat Pi« pyn allen, die deel aan 't kwaad hadden, naar verdienden en met de dood geftraft heeft (r). Theu-
|
|||||
OO Beda, Dir. V. Cap. n. Joann. aLeydis,£ü/.II. Cafi
12. '■ Co~) Ubb. Emm. Rer. Frif. Libr. IV. p. 58. lp) De Majorib, Dom. Libell. aptul Du Ciiesne, Tom. II.
p. 2. B. Cq~) Annal. Metenf. ad atimtm 714. J. Iperii Chronicon S.
r.ci'tiii. Cap. III. Pari. 2. apud Makten. & Duranb. The- faur. Anecd. Tom. III. p. 478. C. C-O Aniial. Metenf, ad aanum 714.
|
|||||
%66 VADERLANDS'CHE IV. Boüß
Theudefinde zal, by deeze gelegenheid, dart
ook omgekomen zyn. Pipyn overleedt in Win- termaand deezes zelfden jaars (j). Hy hadt, voor zynen dood, den jongen
Theodebald, natuurlyken Zoon van Grimoald, tot Groothofmeester van Dagobert den III aan- gebeld, en na zyn overlyden, nam zyne Ge- maalin Plechtrude, als Voogdes van Theode- bald, het Ryksbewind in handen. Zy verze- kerde zig terftond van haaren Stiefzoon Ka- 715. rel (/'), die te Keulen gevangen gehouden •———werdt (ƒ). Doch eenige misnoegden, de wape- nen tegen haar opgevat hebbende, floegen haar Leger en dreeven Theodebald op de vlugt; fe- dert zekeren Raganfrid tot Groothofmeester aanftellende, die, min voor Plechtrude bedugc dan voor Karel, welke federt uit zyne gevan- genis ontkomen was, een verbond van vriend- ichap en onderlinge befcherming floot met Radboud, Koning of Hertog der Friezen (V), die, buiten twyfel, uit een' ingeworteldenhaat tegen Pipyns Geflagt, al zyne magt byeen trok, om Raganfrid te onderfteunen. Rflgan- Karel, midlerwyl voor Opvolger zyns Va- J!'id„cn ,ders in Oostfrankryk erkend zynde (w\ ftel- Radboud , . . , , J 1 1 j. 1 i
fiaan Ka-"e Z1g msgelyks,- zo veel hem de korte tyd
rel. toeliet, in ftaat, om Raganfrid en Radboud het hoofd te bieden. Radboud voerde zyne benden, te fchepe, den Ryn op tot Keulen toe (ar), alwaar hy, te land geflapt, van Ka- rel $ r.t) Annal. Fnldenf. ad annum 714.
Cf) Fredegarii Chronic- //. Cont. Cap. CIV, CV. ('O h'ERii Chronic. S. Benin, Cap. III. Part. 1. (y) Fre-uegarii Chronic IL Com. Cap. CV. OO Annal. Metenf. ad annum y\6. (x~) Chrouicon Fotttaucll. Cap, III, apxd D'Achbuïj To»i IT, p. 268. |
||||
IV. Boek. HISTORIE. 3G7
rel, met kleine magt, tegen getrokken werdt.
Naby de gemelde lïad, viel, in Lentemaand 715. des jaars zevenhonderdenzestien , een bloe--------**s
dig gevegt voor (y'), in welk de Friezen de
overhand behielden. Een groot deel van Ka- reis benden fneuvelde hier. Hy zelf bergde zig, ter naauwer nood, door de vlugt (2). De opkomende nagt maakte een einde van den ftryd, en beguniligde de vlugt van Ka- rel, die, zo dra hy tyd hadt om zig te her- ftellen, met een veel magtiger Leger, in 'c veld verfcheen (a). Raganfrid was, midlerwyl, met het Leger XVIL
van Koning Chilperik den II, dien hy, De Frie- na de dood van Dagebert den III, op den ^en f°ot troon geplaatst hadt (b~), het wyd uitgeftrekt jyfanel (1) Ardenner Woud doorgetrokken, om zig over- met de zegepraalende Friezen, onder Rad- wonnen. boud, te vereenigen. De famengevoegde Legers, als of zy geenen vyand te dugten hadden, liepen het platte land omtrent Keu- len , wyd en zyd af. Pipyns Weduwe Plech- trude, die zig, ten deezen tyde, te Keulen ophieldt, werdt genoodzaakt, haare veilig- heid fjO Anna!. Fuldenf. ad annum 715.
(z) Gcsta Regum Francorum, Cap. LI,
(<0 Annal. Metenf. ad annum 716.
(£} Fredegaru Clironic. II. Coiitin. Cap, CVI.
f I) Het Ardenner Woud heeft zig, door gantsch Bel*
gie en het tweede Germanie, uitgeftrekt. Zie Cluverius Germ. Ant. Libr. II. Cap. XXXVIII. p. 503. Het be- lloeg dus een goed deel van Vlaanderen, Brabant, Lux- emburg, en waarfchynlyk ook een gedeelte van Gel- derland. Het Sonien-Bosch by Brusfei is 'er, zo mets wil, nog een overblyffel van. |
||||
368 VADERLANDSCHE IV. Boeic;
heid'mec aanzienlykc fchatten te kocpcn (c).
De ftroopende Franken en Friezen werden, niet lang hierna, door vyfhonderd man üic Karels Leger, welken hy zelf aanvoerde, by de hoeve Atnblef, niet verre van de Abtdye van Stablo, in Luikerland op de Luxemburg- fche grenzen, overvallen en op de vlugc ge- jaagd (d). 't Is te vermoeden, dat de Frie- zen, by deeze gelegenheid, naar huis ge- keerd zullen zyn. In 't volgende jaar, op Palm-zondag, behaalde Karel, by het Dorp Vinci, niet verre van Kameryk, eene volko- mene overwinning op het Leger van Chilpe- rik en Raganfrid. De Koning ontkwam het met de vlugc (<?). Ook werde Raganfrid, door hulp van Wando, Abt der Abtdye van Fontanelle, aan de Seine, die hem een paard verfchafte, weggeholpen: welke dienst den Abt duur genoeg te ftaan kwam, alzo Karel hem terftond uit de Abtdye zette, en volgens 't gemeen gevoelen naar Utrecht, doch zo 't ons voorkomt, naar Maastricht, in 't Klooster van S. Servaas (2), in ballingfchap verzondt (ƒ). Omtrent deezen tyd, fehyne Karelook de
(c~) Fredegarii Chronicon II. Contln. Cap. CVI.
(</") Annal. Meten!', ad annnit 716. (>) Fredec.arii Chronicon II. Kontin. Cap. CVI. C/'J Chrolücon Fontauell. Cap. 111. Xü. & XIII. (2) Zo men ftclt, dat Wando naar Utrecht vervoerd
!?, doen zig terftond eenige zwaarigheden op. 1. De Kroayk der Abtdye van Fontanelle zegt duidelyk, (Cap. XII. & XIII.) dat Wando in een Klooster van S. 'Servaas gelteken werdt. Doch men vindt geen Klooster Van S, Servaas te Utrecht, voor de dertiende eeuwe; wanneer 'er, naar fommiger verhaal, eene Nonnen-Abt- iiy van dien. naam. werdt gelligt, Zie Bücubi» ad Bekam |
||||
ÏV. Boek, HISTORIE* $69
de overwinning op Radboud, in Friesland ^
van welke onze Kronyken gewaagen, behaald te Hebben (g). > -■ Men wil, dat de kryg tegen de Friezen met XVHïs
een verdrag eindigde, by welk Radboud, on- Wolfraiia der anderen, zig verbondt, den Christelyken ^ge^ Godsdienst te zullen omhelzen (&). Ook fehynt predikt * deeze belofte en de vryheid; voor de Geloofs- het ge-» verkondigers, die 'er op volgde., W o l f R A n, l°oi in:_j Bisfchop van Sens in Champagne, bewoogen te 'uesim hebben, om zig, te fchepe, uit den mond der Seine (T), naar Friesland te begeven, en Wil- lebrord, in 't voortplanten der Evangelie-lee- ire, de hand te bieden (&), met zo gewünsch- ten |
||||||
'. C^) Ghtonicä de Trajeflo, apud SIattileumj Tom. V. #„
SU. (Ä) Joann. A LEydis Clironiconj Libr. II. Cap. l8.
(i) Append, II. ad Chron. Fonfanell. Cap. 1-
• \k~) Wanduegisili Abbatis Vita, Cap. XXIII. afud V)ii ChesnEj Tom. I. p. 642, Äi in JVillibrando p.73. not. Qfi). en vanHeussen éfavArï
Ryn Kerke/. Öudbed. II. Deel bl. 1,0. Doch te Maastricht^ öok Trajeßum genoemd, zo Wel als Utrecht, was, te». deezén tyde, reeds een Klooster. van-S. Servaasi s. Men leest .(Chron* Fontanell; Cap. XIII;) dat Wandöj, jn 't jaar 742 uit zyne ballingschap.te füg keerende, ee- riige ovérblyffels van S. Servaas medebragt; Doch men heeft, onzesweeteiisj nooit voorgegeven, die overbly f- fels te utrecht te hebben; maar wel te Maastricht, 't Is waar, da,t menj. in de .gemejde Kronyk (Gap. IIL), leest, dat het Trajeäum, werwaärds Wando vervoerd, ivércit, eertyds Wiitenburg werdt genoemd, 't welk al- leen op Utrecht past. Doch men fehynt dit zeggen voor een byvoegfel vto'éené óuRundige hand te moeten hou- den , die diexgelyke woorden by Brda (Libr. V. Cap« Jii) wegens Trajeiïum, dat is, Utrecht, gelezen heb- bende, dezel ven <->p éen gänesch ander Trajeäum^ riiam- Jyk, Maastricht t toegepast heeft. 1. Deel. Aa
|
||||||
37o VADERLANDSCHE IV. Boek.
|
|||||
ten uitflag, dat een goed getal van Friezen,
onder welken Radbouds eigen Zoon was, het
-,jp( Geloof omhelsden en zig doopen lieten. Rad-
----------boud zelf werde byna bewoogen, om zyne ge-
daane belofte te voltrekken. Men maakte,
naar 't verhaal onzer Kronyken (7), te Hoogt- woude, anderen (m) fchryven te Medenblik? Radboud eene Doopvont gereed. Hy hadt 'er den ee- wcigert nen voet reeds ingezet, en Wolfran ftondt zigtelaa- vaartjjg om jicm te doopen , wanneer hy, op penen" z^n~ vraag, ,, waar het groot getal der af- fterfc „ geftorven' Friefche Grooten, zyne Voor- „ ouderen, vervaaren ware ? " ten antwoord krygende, dat alle ongedoopten zekerlyk ver- koren waren, zynen voet wederom te rug trok, verklaarende „ dat hy liever, met de „ menigte zyner Voorouderen, in het zalig „ gewest van Wodan, dan met den geringen „ hoop der Christenen, in den Hemel zyn wil- „ de («)." Wolfran vertrok hierop, en Rad- boud, die reeds, verfcheiden'jaaren, aan ee- ne fleepende ziekte gekwynd hadt (0), ftierf zo kort hierna, dat hy op den derden dag be- graaven werdt (/>). Poppo volgde hem op: onder wiens Regeeringe, Willebrord en de andere Predikers volkomen' vryheid kree- gen, om het Evangelie, wyd en zyd, te ver- kondigen (^), en de Kerken, die, onder de voorige Regeeringe, tot den Afgodendienst, mis-
CO Joann. A Leydis, Libr. II. Cap. 21.
(»O Ubb. Emhii Rèr. Friiic. Libr. IV. p. 55. (» 3 lOANN. DE I?EKA, p. 7.
Co) Vita LudgerIj Libr. I. Cap. 4.
{p, ) JOANN. DE liEKA- p. 7.
Cu) JOANN. A LEYjDISj Lier. II. Clip. 33*
|
|||||
IV. Boek. HISTORIE.
|
||||||||
3?ï
|
||||||||
misbruikt waren (r), wederom tot den Chris-
relyken dienst te gebruiken. Omtrent deezen tyd, fchynt Willebrord, te Utrecht, een Kloos- ter en eeneKerk, ter eere van den Zaligmaaker Jezus Christus en van de Heilige Maagd, ge- fügt te hebben (Y). Ook heeft hy, naar waar- fcbynlykheid, nu eerst,den zetel zynsBisdoms te Utrecht gevestigd, en zig, ernftelyk, op het prediken onder de ongeloovige Friezen, toegelegd (V). Karel hadt, even als Groothofmeesters te
doen gewoon waren, zekerenKlotaris tot Koning verklaard , die in 't jaar zevenhon» derd negentien overleedt (v~). Chilperik over- leed omtrent twee jaaren kater , in wiens plaats, Theodorik de III, Zoon van Da gobert den III. tot Koning verheeven vverdt (w). Karel, die de waardigheid van Groot- hofmeester nu in zyne handen gefield zag, floot eerlang een verdrag met Raganfrid, by welk, het Graaffchap Angers aan deezen voor zyn leeven werdt afgedaan (x). Te voo- ren hadt Karel zyne Stiefmoeder Plechtrude al genoodzaakt, om hem de nagelaatene fchat- ten van zynen Vade. Pipyn over te leveren (/). Zo zeer nam zyn rykdom en magt, hand over hand, toe, dathy, met de daad, fchoon niet met den naam, Koning der Fran- ken (_r~) Legend S Bonifacü, Cap. 1.
(s') Diploma Gaiioli Mart. apiid'Hedam, p. 30. CtJ Fragm. Hifi. Anft. inccrti, c.pud Du Chesne, Tom. & f, 78,",. C. Beda, IJbr. V. Cap. II. (v Fredegar. Clironic. IL Cant. Cap. CVii.
(w) Id. ibid.
(x~) Amial. Mctenf. ad amuim 718.
\y) Annal. Fuldenf. ad anniim 718.
|
||||||||
Aa a
|
||||||||
■%7* VAD ERLANDS CHE IV. Boek,1
ken was. Des zag men hem ook wel haast,-
volgens de gewoonte dier tyden , eenigeti zyner goederen aari de Geestelykheid weg- fchenken. «liften Willebrord kreeg 'er zyn aandeel van. By aan WH- eenen Giftbrief, gedagtekend den eeriten van lebrord Louwmaand, in het tweede jaar der Regeerin- Kerk te Se van Koning Theodorik, werde het Kloos- Utrecht. ter, welk hy binnen de muurea van Utrecht, 722. geftigt hadt, en welk nu onder zyn opzigt """"" ftondt, begiftigd met al wat der Koninglyke Schatkist, zo in als om Utrecht, toekwam, mee naame de Weide Gravemngen en het Dorp of Slot Fethna, en alle de wooningen, landen,- hutten, huizen, gebouwen en derzelver in- wooners, zo wel dienstknegten als lyfeigenen :• voorts de beemden, weiden, boslchen, wate- ren , vaarten, benevens al het vee en de vee- hoeders van beiderlei kunne (2). Deeze Gift ïei den eigenlyken grond van de aanzienlyke bezittingen des Utrechtfchen Bisdoms, die, van tyd tot tyd, aangroeiden. Karel gaf ook, weinige jaaren laater, aan de Kerk, die, te Utrecht, ter eere van den Zaligmaaker en van de Heilige Maagd, geftigt was, de verbeurd- vcrklaarde goederen van Everard, te Eist in de Betuwe gelegen, en hem voorheen doorPipyn gefchonken, gelyk wy boven aantekenden (#). Willebrord werdt in 't vol bezit van alle deeze goederen gefteld(7>). 's Jaars daaraan, werden aan eene Kerk te Reynaren, behoorende ou- dst O3 Diploma Caroi.. Mart. ap'ud Hedam," p. sS.
(ti') Zie l/l. 364.
(*> Diploma Carol. Makt. ep:4 Hebam. f. 30..
|
||||
tV. Boek. HISTORIE. 373
der 't Bisdom van Willebrord, door zekeren
Graaf Ebroin, ook eenige hoeven, bosfchen, boerenwooningen , flaaven en flaavinnen en eene Lieve Vrouwen Kerk, te Millingen in de Betuwe, gefchonken (Y). Onze Kronykfchry- vers willen, dat de beftiering der Gemeente te Eist, door Bisfchop Willebrord, aan zeke- ren Werenfried, opgedraagen werdt, die, niet lang hierna, te JVestervoort overleeden zynde, te Eist begraaven werdt (d). Omtrent deezen Dood tyd, of wat laater, overleedt ook Willebrords vanAdel- Reisgenoot, de Diaken Adelbert, die het rt' Evangelie in Kennemerland, gepredikt heeft. Hy werdt te Egmond, toen Hallem genoemd (V), begraaven. De Christenen van dien oord ftigtten eene houten Kapel over zyne Grafftede, in welke zy, van tyd tot tyd, zyne gedagtenis vierden (ƒ). Midlerwyl deedt Karel verfcheiden' volken xx.
het geweld zyner wapenen gevoelen. DeSaxers, Krygsbe- clie teren hem opftonden, werden overwonnen. $rYvcrn * " vin k irp]
In eenen volgenden Veldtogt, trok hy over aiartd
den Ryn, bezogt de Alemannen en Zwaaben, en voerde zyn zegepraalend Leger tot aan den Donauw, alwaar hy zig van een gedeelte van Beijeren meester maakte. De afval van Eudo, Hertog van Aquitanie, noodzaakte hem, federt, paar Frankryk te rug te trekken. Óver de Loire
Ccj Diploma IIeroini apud van Loon Aloud. IIoll. UM. L
Peel, hl. .520. (//.) f. DB BlïKA, p. 10.
't'O Joann- A Levdis Annal. Egm. Cap. I. p- 2.
(f) Vita S. 'Adelderti C<ip. V. VII. Joann. a Leydis,
Lkir.il. Ct:p. 41. |
|||||
Aa 3
|
|||||
374 VADERLANDSCHE IV. Boek.
Loire gekomen, dreef hy Eudo wel haast op
de vhigt; die naderhand hulp van de Saracee-
nen in Spanje zogt, en dezelven, tegen Karel
732. en de Franken, dermaate wist op te hitfen,
'""""""" dat men eerlang een magtig Leger van deezen
ongeloovigen Landaart in Frankryk zag vallen,
Karel egter trok hun tegen, leverde hun flag,
en behaalde eene volkomene overwinning op
hen. Eudo, Karels voorfpoed bemerkende,
koos zyne zyde, en hielp hem de Saraccenen,
die hy, te vooren, naar Frankryk getroond
hadt, wederom ten lande uit jaagen (g). Men
wil, dat Karel, federt dccze overwinning der
Saraccenen, den bynaam van Martel of Hamer
vcrkreegen heeft.
Opftand Doch terwyl de Groothofmeester des Fran-
der Fne-kifchen Ryks dus de handen vol werks hadt,
Z611 Oll-
der Pop- oordeelden de Friezen, die langs de Noordzee
po. woonden, dat hun gewenfehte gelegenheid ge- geven werdt, om zig van de Frankifche heer-
lchappy te ontflaan. Poppo, die thans over de Friezen regeerde, porde hen aan tot den afval. De redenen, welken hy hier toe ge- bruikte, zyn, onzes weetens, van niemanc der oude geloofwaardige Schryveren aangete- kend. Sommigen gisfen, dat de Friezen, te zeer aan den Afgodendienst gehegt, het juk van den Christelyken Godsdienst, welk hun door de Franken was opgelegd, niet hebben können of willen draagen (Ji). Doch onze Kro-
C/r) Fredegarii Clironic. TT. Co.itm. Cap. CVÏII. Ann»!,
ïrancorum Tilian. apiid Ou Chesne, Tor.t. II. p. 7. 8. (ft) Vide Ubs. Emmii Het. FriJit» Libr. IV. />. 57, 58, |
||||
IV. Boek. HISTORIE. 375
Kronyken getuigen, dat Poppo den Geloofs.
predikeren, terftond na Radbouds dood, Vry- heid gaf, om het Evangelie te verkondigen (T), en men leest, onzes weetens, nergens, dat hy federt van gedrag veranderd is. De flxengheid der Frankifehe heerfchappye, of de ingewortelde begeerte naar vryheid, of nog andere redenen, ons thans onbekend, können de Friezen tot den opftand gebragt hebben. Welke byzondere blyken zy van hunnen afval gegeven hebben, wordt ook niet verhaald, 't Zy dan datzy, volgens de aloude gewoonte der Germanifche volken , over den Ryn trok- ken en in de Landen der Franken vielen; 't zy dat zy de zee en zeekusten door rooveryen on- veilig maakten; 't zy dat zy de gewoonlyke fchattingen weigerden te betaalen; de Franki- fehe Hiitoriefchryvers befchuldigen hen van verbreekinge der beloofde trouwe (&) en van wreede vyandelykheden tegen de Franken (/). •Karel Martel hadt hier zo dra geene kennis van, of hy was op middelen bedagt, om de Friezen eens vooral te bedwingen. Hy befloot hen, niet meer te lande, gelyk voor deezen gefchied was, maar te water aan te tasten. Zy- ne Vloot, behoorlyk bemand, voert hy uit de 736. havens van Oostfrankryk, langs de Kusten van het tegenwoordig Holland, Oostwaards aan, naar het gedeelte van Friesland, welk be- oosten de Zuiderzee lag, en thans nog Fries- land {;') Joann. A Leydis, Libr. i. Cap. 23.
f£) Annal. Metenf. ad annum 736.
fj) Fredeuauu Clii'oa. ///. Contïn. Cap. CIX.
|
|||||
Aa 4
|
|||||
%76 VAD E RL ABI 1} SC HE IV. Boek«1
land genoemd wordt. Deeze Landftreek werdt,
toen, van een gefcheiden, door een grooD binnenmeer, welk Bßrndiep. genoemd werdt, en welks overblyffel nu nog den naam van Boer diep draagt. In dit Meer, welk fom- inigen door den naam Burdone en Burdine fchynen te betekenen, ankerde de Vloot, tusfehen twee Friefche Eilanden, die, by ou- de Schryvers, verfcheidenlyk benoemd wor- den \ doch geene anderen fchynen geweest te zyn, dan de tegenwoordige twee deelen van Friesland, Oostergo en Westergo'(3}, die, voor liet bedyken van den gemelden binnenboezem, : • • . ....... 'fwelk (3) De Vervolger van Fredegaritjs Kronyk noeme
deeze Eilanden (Cbrvn. Cap.CIX.) Anhtarchia en lVes:- tarchla t de Jaarboeken van Mets {ad annum 736.) Wistriamchi en JVastrachia., Doch drie oude FrankW fche Krpnykeu fchynen den regten naam van één deczet; Eilanden, want van het andere fpreeken zy niet, bes;: bewaard te hebben, noemende het zelve IVistragon en" Wistrigori., èsx is JVestergo. Vide Annal. Tilian. auci tior. ad Annum 733 apud'Du Chesne, Tom. II. p. 11. Annal. Tiiian. ad Annum 733, apud eundem, Tom, II. p. 7. Ch'ron. breve S. Dionyjii ad Annum 734, apud eund. Tom. III. p. 127. De Heer Barbeyrac befluit van.de tegenwoordige tot.de aloude gedaante van Fries-. 5and, als hyj zegt, dat de Vervolger van Fredegariüs Kronyk niet van Oos.tergo en Westergo kan. fpreeken, om dat deeze twee deelen van Friesland thans geene Eilanden zyn. Hifi. des anciens Traitez Part. II. Art. CCCTI. .Not. (2) p. 281, Uhbo Emmius hadt het on* derfcheid, tusfehen. den ouden en tegênwoordigesj Staat van Oostergo en Westergo, reeds aangewce- zen. Rem til Freficar. Libr. I p. 16. Edit. I.ugd, Brit. l6\6. De geleerde Wesseling heeft, onlangs, byna een geheel Hoofdftuk van zeker Werk befteed, 0111 de gelegenheid deezer twee Eilanden aan te toonen, ïly verftaat 'er ookOostergo twJVestergo door; dochhy pgt, cfat deeze deeleti van Friesland Eilanden genoemd ZY11
|
||||
ÏV. Boek. HISTORIE. 37^
'f welk niet voor den jaare twaalfhonderd«
tweeëntwintig gefchiedde («), met regt den »aam van Eilanden draagen mogten. Karel Martel, zyn Leger hier, kngs 't Meer op Wes- tergo (V), in flagorde gefchaard hebbende, viel zo fel op de Friezen aan, dat dezelven eerlang de volkomen' nederlaag kreëgen. Pop-^ywo.f- po zelf, de Koning der Friezen, fneuvelde in fl™ ^~ den ftryd. De Franken, de vlugtende Frie-enPopp'o zen agterna jaagende, maakten 'er eene ge-fneuveit. weldige flagting onder. Zy gunden zig geene rust, voor dat zy 't Land alomme afgeloopen, de Tempels om verre gehaald en verbrand, de gewyde bosfchen uitgeroeid, en de moe- dige Friezen genoodzaakt hadden, om zig, op nieuws, dea Frankifchen Ryke te onderwer- pen. Toen eerst keerden zy, rykelyk mei; buit belaaden, naar de Vloot, en met dezel- ve naar Oostfrankryk te rug (ö). Sommige hedendaagfche Schryvers willen,
dat de Friezen, van deezen tyd af, door Her- togen, die de Frankifche Vorsten aanftelden, geregeerd zyn geworden Q>). Doch hiervan «:• - H
Om) M. S. Chron. van Vriesland, by van Loon Aloude Iloli.
Hifi". I. Deel, H. 324. : (''O Annal. Francor. Tüian. apud Du Cmesne, Tom. II. p,
7,'n. (0) Fredegarii Chronic. Hf. Contin. Cap. CtX. Annal.
Me-tenf. ad annum 736. Annal. Eulderif. ad annum 729. 1 '; '[■ (p ) Le P. Daniel Hifi. de France, Torti. I. p. 479. zyn, of om dat zy eene foort van halve Eilanden, of
älleenlyk aan Zee gelegen' Landftreeken waren; en hy wystaan, dat men het woord Eilanden, :in beiderlei 2in, plag te gebruiken. Vide Petri Wjesselikcjh Pre-i }aML"Cw. XXXVIÜ, ; ; '- > • : |
|||||
Aa 5
|
|||||
378 VADERLANDSCHE IV. Boek
|
|||||
is ons geen duidelyk blyk, in oude Schryvers,
voorgekomen. Wy zullen in 't gevolg zien, dat onze Kronyken, in laater tyd, nog van Koningen der Friezen gewaagen, van welken niet blykt, dat zy, door de Frankifche Vor- ften, aangefteld zyn. Na verloop van eenige jaaren , hebben egter de Hertogen of Graa- ven, die ,^over deeze en gene deelen van Fries- land , bewind gevoerd hebben, hun gezag van de Vorsten der Franken ontleend. Dit zal, hierna, klaar genoeg blyken. XXI. Waarfchynlyk is 't ondertusfehen, dat de w-, nederlaag der Friezen, van welke wy fpree- lebrord.' ken, de prediking der Evangelie-leere inFries- ZynUi- land niet weinig bevorderd heeft. DochWil- terfte wil lebrord hadt geene gelegenheid meer, om 'er ^3"' lang in te arbeiden. Hy overleedt op den zesden van Slagtmaand des volgenden jaars, en werdt, in de Abtdye van Eptcrnach, by Trier, die hy, uit eene gifte van Irmina, Dogter van Dagobert den II, geffigt (#), en in welke hy zig veeltyds opgehouden (r) hadt, begraaven (s). In zynen Uiterften wil, die nog voor handen is, vindt men eene optelling der goe- deren, welken hem, door de vrygeboören' Franken en eenige grooten onder dezelven, gefchonken waren. Binnen Antwerpen, was hem eene Kerk met het gene 'er toe behoor- * Vitte, de, benevens een derde van den tol en nog t Bac- drie * hoeven of dorpen f, door zekeren Ro- jrüJe, hingy
il um».- °
„.'/,•".. C?) Diplom, vide apud E. Marten. & U. Durand. Veter.
nt , uu- Monllll]> xo:n. I. col. <), 10, 12. gaiare. rr) Diploma Pipini IL. apud Miraum Kot. Ecclef. Belgü
Cup. VIII. p. m. 641. (-0 }• va ÜEKA Ciwon. p, io. |
|||||
IV. Boek. HISTORIE. tf$
hing, gefchonken(?). Heribald, een Geeste-
lyke, hadc hem begifcigd mee eene Kerk in 't Land Marfum, alwaar de Maas in Zee itort, en met zekere plek Lands, of Moeras daarcoe be- hoorende (4). Van Angllbald was by beichon- ken met de hoeve V/adradoch of JVaderlo in 'cLandfchap Taxandrie aan de Rivier de Dom- mel (:<•). In 't zelfde Landfchap, hadc hem Ansbald begiftigd mee zyn aandeel in de hoe- ve Busloch oïHaasloos, en mee nog eene hoeve Dios-
(O Vide Cnrtas apud MmauM Cod. Donat. piar. Cap. VI.
Vli- 'p. 10, ir. O) Cartara Aengiibaldi vide apud E. Map.tene & U. Du-
rand Veter. Monurn. Tuin. I. col. 14. (4) De woorden van den Uitcrlten wil, voor welken
wy zekere plek Lands of Moeras gefield hebben , komen ons duister voor. Dus ftaat 'er: tradidit - - Maris- cum, unde Berbices nafcuntur; 't welk, naar foinmi- ger Vertaaling, betekenen zou, de Moeren, in de wel- ken barbcelvisfen [of bannen'] voortfokken. Dat Maris- cus, in liet Latyn der Middel-eeuwe, een Moeras be- tekende , is bekend. Doch dat men immer voor een Barbeel, Berber of Berbix gezeid hebbe, is my niet gebleeken. In 't Glosfarium vanüuCAMOE, wordt 'er alleenlyk deeze plaats, uit den Uitcrften wil van Wïl- lebrord, toe bygehaald. Gemeenlyk zeide men, in de Middel-eeuwe, Berbices voor Fervices, om Schaapen te betekenen. Ook werdt het woord Mariscus wel voor Heide gebruikt, immers voor eene plek, alwaar Schaa- pen geweid worden. Du Cange haalt (Voce Berca- ria.) eene plaats aan, uit eenen ouden Brief, in wel- ken, het zo voorkomt: Noveril, ftant'er, Univerfitas vestra nos concesfisfe - - Berchariam nostram ducenta- rum ovium, fcilicet medietatem de Osmnndefeie, in terra & Marisco. Zo ik de duistere woorden van den Uiterften wil vertaaien moest, zou ik voor nascun- tur, pasciintur leezen, en agtcn dat 'er gefproken werdt Van eene Heide of andere piek Landf, alwaar Schaa- pen gezveid worden. |
||||
38o VADERLANDSCHE IV. Boek.
Diosna of Diefen genoemd en op den droom
Digena gelegen (w). De Nonne Berthlnde of Bertilinde hadt hem befchonken met haar gantfche aandeel in de hoeve Bobanfchot of Hoccascaute, al mede in Taxandrie gelegen (x). Van Henrik hadt hy een gedeelte van de hoeve Pieplo gekreegen, en van En- gelbert (y~) deszelfs gantfche aandeel in de hoeve Hinnefloten, benevens de gantfche hoe- ve Alphen, in 't Landfchap Taxandrie (5). Thietbald hadt hem zekere Kerk gefchonken, gelegen in 't Dorp Montnahehn en Arari- de genoemd. Van den doorlugtigen Hede- nuf
(w) Cnrtas Aensbaldi vide apucL E. Martene & U. Di>
rand, Veter Monuni. Tom. I. col. 18 19'. (x ) Cartaui Bcrtilendis vide iipud E. Martene & U Du-
rand Vctet'. Monum. Tom. I. col. 17. ■ O') Cnrtas Acngelberti vide apud E. Martene & Durand,
.Veter. Monuni. Tom. I. col. 16 & 19. (5) 't Blykt, uit de plaatfen, die hier in Taxandrie
gefield worden, dat deeze Landftreek, onder ande- ren , een goed deel van de Meyerye van 's Hertogen- bosch en van de Baronye van'Breda beflaagen heeft; öok 't gene men thans de Brabantjcbe Kempen noemt. Een overblyffel des ouden naams vindt men hier nog, in het Dorp Tesfenderlo, by Diest aan de Deiner. Niet Jang, zo 't fchynt, voor de komst van Willebrord hier te Lande, was- het geloof'in Taxandrie gepredikt, door Lambert, Bisfchop van Maastricht, die hier een' groot getal van beeldenen tempels vernield hadt. Vi- ta S. Lamberti Martyris Cap. VI. in H. Canisii Lee tioii. Tom. II. P. I. p. 142. De voortgang van den Christelyken Godsdienst in deeze Landftreek fchynt gelegenheid te hebben gegeven, dat Willebrord me: Teele hoeven en gehugten, hier gelegen, befchonken fs geweest. De Heeren en Inwooners der plaatfen zul» ïen, in groeten getale, liet Evangelie omhelsd gehad[ hebben. •• ■ •■-■••• |
||||
IV. Boes. HISTORIE; 381
aus (z) was hy begiftigd met deszelfs aan-
deel in zekere hoeve , in Turingasne. *Aimfc De goederen, doorPipyn, doorPlechtrudefladtü.-^
zyne Gemaalin en door Karel zynen Zoon,jpK£2° aan Willebrord gefchonken, worden wel in den Uiterften wil niet duidelyk genoemd; doch uit de Giftbrieven zei ven (a) blykt, dat 'er de goederen, in en om Utrecht, tot de Ko- ningklyke Schatkist behoorende, en de aan- geflaagen' goederen van Graaf Everard in de Betuwe onder begreepen geweest zyn.) Ook leest men, in egte Gedenkfchriften der elfde Eeuwe (£), dat de Moederkerken Vlaardin- gen , Kerkwerve, Velzereburg of Velzen, Hei- Ie geh of Hello en Pet hem of Petten, door Ka- rel, en deszelfs geloovige Voorouders, aan Willebrord gefchonken geweest zyn. Alle deeze goederen, of de meesten wer-
den nu, by deezen Uiterften wil, aan deAbt- dye van Epternach gemaakt (V). Wy maa- fcen 'er te liever een weinig omftandiger ge- wag van, om dat deeze goederen, of allen of voor een groot gedeelte, door Gerard, Abt van Epternach, in den jaare elfhonderd- zesenvyfrig, wederom aan Dirk den VI, Graa- Vè van Holland, by verraangeling, zyn afge-, ftaan geworden Cd). En gelyk uit deezen Uiterften wil af te nee-'
men
Cz) Ciirtara Hcdeni vitfe éptsi E. Martene & U. DuransJ
Veter. Monum. Tom. I. col. 13 & 2a. O) Apud IUdam p. 28, 30. Vide & E. Martene & Vi
Durand, Tom. I. col. 15. (J>~) Diploma Wi/h, Episcopi apud Hedam, p. i%2.
(c) ïestamerrt. S. Willibrordi apud Mir/éum Codic. Dons«
»iar. Cup. VIII. p. 11 : " (d) Broüweri Amial. 'frevirenf. Tom, II. f, 62, |
||||
382 VADERLANDS CHE IV.Boek.
men is, dat veele of de meeste goederen des
Bisfchops aan zyn geliefd Klooster te Epter- nach, en niet aan de Utrechtfche Kerke weg- geichonken zyn ; zo ziet men 'er ook uit, dat dezelven grootendeels in Brabant, alwaar het Landfchap Taxandrie gezogt moet wor- den, in Holland en in Gelderland, gelegen zyn geweesc. Vcrande- Karel Martel, de Grootliofmeesterlykc waar- ringen in digheid, meer dan zesentwintig jaaren, met Frankryk roem ^ tetl minite naar 't oordeel der Weereldly- 7*1' ken (6), bekleed hebbende, overleedt op den tweeëntwintigen van Wynmaand des jaars ze- venhonderd eenenveertig (<?)• Op zyn lterf bed- de , verdeelde hy het Ryksbewind, ten overltaan der Frankifche Grooten, onder zyne twee wet- tige Zoonen, Karoloman en Pipyn. Den eerften werdt het beftier over Oostfrankryk, Aleman - nie en Turingen opgedraagen. Pipyn kreeg het bewind over Westfrankryk, Burgondie en Provence. Deez' Helde, in de plaats van Theodorik den III, die in 't jaar zevenhon- derd £ e) Amial, Meten!", ad annum 741.
(6) De Geestelyken hebben allen zo gunstig niet van
hem geoordeeld. Sommigen hebben hem eenen dwinge- land genoemd, en verteld, dat men, eenigen tyd nazy- nen dood, zyn graf" openende ,eene groote Slang, in de plaats van zyn lighaam , vondt. Geen wonder dat men hem niet lyden mögt. Hy hadt niet alleen Bisdommen aan Leeken gegeven; maar ook veele Kerkelyke goede- ren aangetast en verfcheiden' Kloosters verwoest. Zie Hifloria Trevirenfis in Colleót. L. d'Achery, Tom. II. p. 212. Edit. in folio, en Jon. Iper.ii Chron. S. Berti- vi Cap. VI. Part. I. in Thef. /Inecdot. E. Marten. & U. Durand. Tom. III. col. 485. |
||||
IV. Boek. HISTORIE. 383
derd zevenendertig overlegden was, en na wiens
dood niemant den naam van Koning gevoerd, hadt, Chi ld er ik den III, die, zo men wil, van Koninglyke afkomst was, op den Westfrankifchen Troon (ƒ), terwyl hy zelf, met een volftrekt gezag , over Childeriks Ryks aandeel heerschte. Karoloman vondt zelfs niet eens goed, den Koningkiyken titel aan iemant op te draagen: hy regeerde, op zynen eigen' naam, en noemde zig Hertog en Prins der Franken, (g). In den aanvang zyner Regeeringe, gaf hy xxir.
aan Boni facius, Bisfchop van Ments, Leevens- bevel, om eenen nieuwen Bisfchop van Utrecht derhecien in te wyden (//), die, terftond daarop GRE-VanBoni- goor, eenen Trierenaar van Vorilelyke af- facius. komst, met het Bisdom, voorzag (f). Dee"- 742- ze Bonifacius, een Engelsch of Schotsch Monnik, ook Wïnfrid genoemd, was, al in 't jaar zevenhonderd zeventien , her- waards overgekomen. Hy hadt zig, eerst, eenigen tyd, te Wyk te Duurftede opge- houden. Van daar was hy naar Utrecht te rug gekeerd, en hadt Koning Radboud, die toen met Karel Martel in oorlog was, te ver- geefs vermaand, om de Afgodery te laaten vaaren. Na een verblyf van weinige dagen, was hy wederom naai zyn Vaderland ver- trok-
C ƒ) De Mariob. Domus Libell. cpud Du Chesne Tom. H.
p- 2. (g) Capit. Reg. Franc. Edil. Balitzii. Tom. I. col. 145. (co!.
486. lläit. Georgisch.) (h) Epift. Bonipach XCVII. p. 132. Edit. Serar. & cpud
MiRÄUM Cod. Oonat. piar. Cc.p. X. p. 13. (i) Othloni Vica Bonif. libr. I. Cap. 38. I.udgeri Vila
Gregorü, Ca« UI & IV. |
||||
384 VADERLANDS CHE IV. Boek?
trokken; doch eerlang, vandaar, naar Rome
gereisd (£), alwaar hem Paus Gregoor de II. in 't jaar zevenhonderd negentien (T), volle magn gegeven hadt*, om het Evangelie onder de on- geioovigen inGermanie te prediken (ra), fchry- vende te gelyk Brieven, niet alleen aan de Geestelykheid en geloovigen (ji) ; maar aari het gantl'che Volk der Turingers (V), alsme- de aan het Volk van het Landfchap der oude Saxers (|>), onder welken, men de Friezen moet agten begreepen te zyn (q~); vervuld met vermaaningen, aan de Christenen tot ftandvas- tigheid, aan de: ongeloovigen tot omhelzinge der Evangelie-leere, aan allen, tot het aannee- men van Bonifacius, voor hunnen Herder eri Leeraar. Bonifacius, van Rome, door Tirol en Beijeren, in Turingen, en na een kort verblyf«; in Frankryk gekomen, hadt hier vernomen, dat Radboud overleeden en Utrecht weder- om in de magt der Franken geraakt was. Meri oordeelde, dat hy, by deezen dood, zo veel belang hadt, dat men hem* omtrent deezen tyd, Brieven toezondt, in welken, God ge-r dankt werdt „ dat Hy Radboud, den Vyand j, der algemeene Kerke, als voor 's Bisfchops ,', voeten, ter aarde geworpen hadt (r)." Ter-, ftonc!
|
||||||
OO Willibald! Vita S. Bonifacii Cap. IV. & V. apud 11,
CAfasiu.M Tom. II. P. I. p. 23Ó, 237. . (O Epift. Gregoiui Papte inter Epift. Bonif. CXVIIl. f,
X64. & ägud SfftMOND. Concil. Gall, T.om- I. p* 5U« Qm) Anastas. Biblioth. in Gregor. II. p. 36.
(, /1) Epift pXIX. inter Epift. Bonip. p. iögi
f o ) Epift. CXX. UH fupra.
lp } Epiftw.. PXXI* IJbiJupra p. 166. ,
(t;5 Vide Übeon. Kmmii Rcr. Frific. Libr.i, p. 11. &E»i£L
2ach. viler Bonif. CXXX(Villj p. 201. . . (r) Epift, BuGC>_ Äbbati'sfw. inter ^pilii B0NIF.XXXV./.43.;
|
||||||
ÏV. Boek. HISTORIE. 38$
ftond hierop, was ook de voorige yver, om
het Evangelie onder de Friezen te prediken > Wederom in hem opgekomen. Te fchepe den Ryn afgezakt zynde, hadt hy te Utrecht voet aan Land gezet, en was beleefdelyk van Wil- lebrord ontvangen, dien hy, driejaaren, by- geftaan hadt, in het draagen van den last der Bisfchoppelyke bedieninge; in het verdelgen van Afgods-tempels; in het fügten van Kerken en in het prediken der Evangelieleere (Y). Ver- volgens naar Rome ontbooden, was hy, op dert dertigften van Slagtmaand des jaars zevenhon- derd drieëntwintig, tot Bisfchop verheeven:en$ met Brieven van voorfchryving > onder anderen aan Karel Martel Q"), te rug gezonden zynde* was hy, door deezen, terilond in befcherming genomen (V), in 't jaar zevenhonderd zevenen- dertig, met het opengevallen Bisdom vanMents befchonken (V) , en naderhand, door Paus Gregoor den lil, tot de waardigheid van Aarts- bisfchop verheeven (x), zonder dat hem eg- ter eenige byzondere Aartsbisfchoppelyke ze- tel toegevoegd werdt. Na 't overlyden van Willebrord, heeft hy het Utrechtsch Bisdom, in de hoedaanigheid , zo 't fchynt, van Hulp- bisfchop *, beiHerd (y) , waarom hy door- * Coadß gaans> tor,
( s") Wn.UnAr.bi Vita S. Bonif. Gap. VI. p. 239;
(t) Sirmond. Conc. Gall. Tom. I- p- 513.
(rj Caroli Major. Dom. Epilt. tóEpisc. Duc. Cöiil. ScVi-
cär. inter Epift. Bomf. XXXII. p, 42. & apud Du Ciiesnb torn. II. p. 661. O') Legenda S. Bonif. Cf/p- XVII.
(x~) Sirmonö. Concil. Gall. Tom. I. p< 521.
C>Ó Epift. Bonif. XCVn. p. 132. & apud Mi räum Cod*
tlonar. piar. Cap. X. p. 13. |
|||||||
I. ÜEEk»
|
|||||||
Bb
|
|||||||
pl,l %..-,,.,,,■.'.,.
|
|||||
38Ó VADERLANDSCHE IV.Boek;
gaans, als tweede Bisfchop van Utrecht; aan-
gemerkt (z), en zelfs,in openbaare fchriften , met dien naam benoemd wordt (V). Hy gaf zig, fomtyds, den titel van Univerfalis Eccle- fix Legatus Germctnicus & Servus Sedis Apos- toüca: dat is, Zendeling der Algemeene Kerke in Duitschland en Dienaar des Apostolifchen Stoels (b~). Staat van Doch nademaal een aanzienlyke Bondel Brie- Ph' te ven' van en aan B°nifacius en eenige anderen
lyken ten zynen tyde gefchreeven, ons vry wat lichts Gods- geeven, wegens den Staat van den Godsdienst dienst, deezer Landen en de Leer- en handelwyze van hier te onzen Bisfchop, zal 't niet ondienstig zyn, ten zy- van dit a^es eenig omftandig verflag te doen. nentyde. Bonifacius vondt, al op zyne eerile aan- komst , Christenen hier te Lande. Zy waren 'er, ten tyde van Willebrord, en hoe veei vroeger, is met geene zekerheid te zeggen. Doch hun getal was thans nog zeer gering, in vergelyking van dat der ongeloovigen. Zelfs nam het, op veele plaatfen, meer af dan toe, doordien de geloovigen geduuriglyk , tot de voorige Afgoderye, werden aangelokt. En weinigen waren ilandvastig genoeg, om dee- ze verzoekingen te wederftaan (V). Veelen vervielen tot het oude bygeloof, of paarden den Afgodendienst met de belydenis der waar- heid. Hierin werden zy van hunne Priesters voorgegaan. Men zag deezen dan eens bezig met
(z) Beka p. 14. Heda p. 33.
(a) Apud Hedam, p. 35, 36.
(5) Epilh BoNiF. VI. p. 10. VIII. p. 11.
(O Dpilt. Grbg. inttr Epift, BoNU'. CXIX. p. 1S5
|
|||||
IV. Boek, HISTORIE. 387
met doopen , naar de wyze der Christenen
(X), dan met offeren van ftieren en bokken aan Jupiter (V) en andere Heidenfche Afgo- den QQ, en met eeten van 't geene den Af- goden geofferd was: 't welk fommigen, door het maaken van een kruis, meenden te kön- nen heiligen (g). Men vondt Christenen, die hunne flaaven den Heidenen verkogten, om opgeofferd te worden (Ä). De onbefchaaf- de menigte hadt, met het aanneemen van den Christelyken Godsdienst, de oude woestheid niet können afleggen. Voor een overblyffel deezer woestheid houd ik, 't welk, by de Pau« fen van deezen tyd, als eene affchuwelyke zon- de , werdt aangemerkt, dat de Christenen deezer landen het vleesch van wilde, zo wel als van tamme paarden greetiglyk aten CO' Ook aten zy gaarne raauw fpek; daar zy 't, volgens de Paufelyke Inftellingen, of gekookt, of gerookt, immers niet, danna'tPaaschfeest, raauw eeten mogten (/e). Onder deeze onbefchaafde nieuw- bekeerden, waren de Priesters weinig in getal, en fomtyds aan grove gebreken fchuldig (7); zo dat Bonifacius, in eenen zyner Brieven (?»), de beflraffingen der Israëlitifche Priesteren, door de oude Profeeten, op hen past. Elders ver- klaart (<0 Epift. Zach. inter Epift. BoniP. CXXXÏV. p. 185.
CO Epift. Gregor, inter Epift. Bonif. cXXII. p. 16S. C/5 Epift. Zach. inter Bonifacii. CXC. p. 205. (#) Epift- Gregor, inter Bgnip. CXXVI. p. 173. 0>J Epift. Gregor- inter Bonif. CXXII. p. 169. CO Epift. Gregor, inter Bonif. CXXII. p. 168. Epift. Zach. CXLII. p. 213. C*) Epift. Zach. inter BoNiF. CXLII. p. 214. (7) Epift. Bonif. LXXXV. p. 120. C»0 Epift- Bonif. CV. p. 146, 147. Bb a
|
||||
3§3 VADERLANDSCIIE IV, Boek;
klaart hy, dat fommige Diakenen, van vroeg
af aan, in allerlei ontugt, geleefd, en ver- fcheidcn' byzitten gehouden hadden; en des onaangezien tot de Priesterlyke, ja zelfs tot de Bisfchoppelyke waardigheid verheven waren (»). Ook vondt men 'er, onder de Bisfchop> pen, die, fchoon zy zig van Iloerery e zuiver verklaarden, van Dronkenfchap, van kwaad- fpreekendheid en andere gebreken niet kon- den vrygekeurd worden £o). Van minder be- lang was, fchoon ook ftrydig met de Inzet- tingen der Kerke, dat zy ter jagt gingen (ƒ>). Sommigen, dat nog meer afgekeurd werdt, trokken ten ftryde, en ontzagen zig niet, in openbaaren oorlog, het bloed der Heidenen, ja dat der Christenen zelven, te helpen ver- gieten (q). Welk gedrag van den Paus Za- charias zo zwaar gewoogen werdt, dat hydaar^ aan de overwinningen toefchreef, welken de Heidenen, van tyd tot tyd, op de Christenen behaalden. „ Hoe zoudt gy," fchreef hy, in eenen algemeenen Brief, aan de Geestelykeu en Weereldlyken onder 't Frankisch gebied, „ de zege behaalen können, daar de Priesters „ het één uur het Heilige bedienen, en het „ ander uur de Christenen, wien zy dit be- „ dienen moesten, of de Heidenen, wien zy „ Christus moesten prediken, met hunne ei- „ gen'fchen^ieke handen, ombrengen (V)?'5 Ook
00 Epifl. Bonif. CXXXn. p. 182., 183.
(0) Epiit. ead. p. 183. :C/Ó Epifl- ead. p. 183, (7) Epilt. ead. p. 1B3. Epifl. Zach. hner Bonif. CXLIÏj
p. 214. O) Epifl. Zachar. inter Bonif. CXXXVU. p. 198,
|
||||
IV. Boek. HISTORIE. 389
Ook floeg op het ongeregeld gedrag der Ker-
kelyken de verraaaning, die, omtrent deezen tyd, door Lullus, den Opvolger van Bonifa- cius in 't Bisdom van Ments, aan zekeren Abt Cregorius gedaan werdt. „ Laat ons," fchreef hy, „ de kostelyke kleederen, de vet gevoer- „ de paarden, de fperwers, de valken mee „ kromme klaauwen, de feherpbytende hon- „ den, het blinkend goud en zilver veragten. „ De zagte matrasfen voegen ons niet. Wy „ behoorden ons onze hoofdkusfens liever van 9, mannen dan van gewyde maagden te laa- ,, ten toereiken. Vooral moeten wy de on- „ voorzigtige gemeenzaamheid met vreemde „ vrouwen myden: wy worden ligter doorhei- „ melyke dan door openbaare verzoeking ver» „ leid, wanneer wy niet wel op onze hoede „ zyn. Het gedruis van menigvuldige dienst- „ boden moet, door Mille onderhandelingen „ over Gods woord, verdreeven worden (V)." In het leeren en doopen, werden, door deeze Geestelyken, ook eenige ongeregeldheden be- gaan. Men vondt 'er, die beweerden, dat men een Christen kon worden, zonder gedoopt te zynCO- Verfcheiden', die van Priesters, wel-' ken nog op Heidenfche wyze durfden offeren, gedoopt waren, moesten wederom herdoopt worden (V). Bonifacius was zo kiesch op dit ftuk, dat hy, in Beijeren zynde, menfehen herdoopte, om dat zy, van eenen Priester, die
{s~) Epifl» Lulu inter Ronip. XF,V. p. 63.
(t) Epilt: Zach. iuer IIowf. CXL. p. 207. £>■) Epift. Gregor, inter Bönip. CXX1I. p. i6af |
|||||
Bb 3
|
|||||
39o VADERLANDSCHE IV. Boek.
die zyne tong niet wel naar de latynfche taaie
buigen kon, in nomine patria & filia & /pi- ritus fan&i, in plaats van, in nomine patris & filii & fpiritus fan&i, gedoopt waren; hoe- wel 's Bisfchops gedrag, hierin, van den Paus werdt afgekeurd (V). In 't ftuk der Leere, werden veelen niet regtzinnig geoordeeld. Van tyd tot tyd, kwamen 'er Geestelyken uit Bri- tannie herwaards, die gehouden werden Hei- denfche Leeringen en Plegtigheden voor te ftaan (V). Ook vondt men Afrikaanfche Ker- kelyken, die of voor Manicheërs, of voor Do- natisten gingen (j). Behalve deezen, waren 'er inboorlingen, die vreemde gevoelens dree- ven. Ook waren 'er veele Priesters, die, naar 't oordeel der Roomfche Kerke, geene wet- tige zending hadden. Van fommigen wist men niet, of zy van Bisfchoppen geordend waren, of niet (s). Van anderen, was 't zeker genoeg, dat zy geene wettige ordening hadden, en deeze laatften maakten den groot- ften hoop uit. Zy hadden 't oor van 't ge- meen, en leefden buiten opzigt van eenigen Bisfchop. 't Volk, dat hun aanhing, kwam, niet in de openbaareKerken; maar buiten, in eenzaame plaatfen, of in boeren - wooningen, byeen. Men wil, dat deeze Leeraars de ge- woonte niet hadden om den Doopelingen, fchoon derzelver jaaren zulks toelieten, ee- nige belydenis des Geloofs te leeren of af te vor-
(1)0 Epift. Zach. inter Bonif. CXXXIV. p. 185. Vide &
Epilt. Gregor, inter Bonif. CXXX. p. 179. O) Epift. Gregor, inier Boni?. CXXIX. p, 178. Cyj Epiih Gregor, inter Bonif. CXXIV. p. 170. Qz) Epift. Gregor, inter Bonif. CXXX. f. 179. |
||||
ÏV. Boek. HISTORIE. 391
vorderen. Ook tekenden zy hen, voor den
Doop, niet met het Kruis (V). Met één woord, het gedrag en de leer der meeste Priesteren hier te Lande, die geene Bisfchop- pelyke , veel min eene Paufelyke zending hadden, moet Kerkelyken, die, gelyk Boni- facius, hun gezag van den Roomfchen ftoel ontleenden, in veele opzigten, geftooten heb- ben. Onze Bisfchop klaagt ook, in verfcheiden' Kette-
zyner Brieven, bitterlyk, over de fmert, die ryen vaa hem, door de valfche broeders, werdt aange- AdeH><*e daan, en hem dieper trof, dan de moeite,mens. welke hy met de ongeloovigen hadt (b~). De zwaarwigtigheid van den arbeid, dien hy op zig hadt genomen, drukte hem ook zo zeer, dat hy, dikwils, den raad en voorbede zy- ner Broederen en Zusteren oordeelde noodig te hebben, en by herhaalinge verzogt(V). Meer- maaien vervoegde hy zig ook aan de hooge Overheden, om onderftand te verwerven. Men heeft, onder anderen, eenen Brief van hem, gerigt aan Gripo, Zoon van Karel Martel, be- helzende eën verzoek, om de Geestelyken in Turingen, tegen het geweld der Heidenen, te befchermen (d). In eenen anderen Brief, ver- klaart hy „dat hy, zonder hulp van den Vorst „ der Franken, [Karel Martel], noch de Hei- s, denfche plegtigheden affchaffen, noch de 5, Gees-
fa') E'lift. Zachar. tnter Bonif. CXL. p. 206.
(>) Epift. Bonif. XIII. p. 17. XVI. p. 19. &c. COËpift. Bo"F. XI. p. 15. XIII. p. 17. XXIII. p. 36. XXIV. p. 37. &c. (J) Epift. Bonif. XXVI. p. 39. |
|||||
Bb 4
|
|||||
322 VADERLANDSCHE IV. Boer;
,, Geestelykheid befchermen, noch het volk
v, regeeren kon" (f)- Ook vindt men getuigd, dat 'er, omtrent den jaare zevenhonderden- veertig, door toedoen van Bonifacius niet al- leen , maar ook van Karel, Vorst der Franken,, honderdduizenden tot het Geloof gebragt wa- ren (ƒ). De Bisfchoppen van Rome hielpen hem inzonderheid, in het dempen der Kette- ryen en het veroordeelen der doolenden. In 't jaar zevenhonderd vyfenveertig, hadt hy, na 't houden eener Kerkelyke Vergadering, twee Ketters, Adelbert en Kleinem, van hun Priester- ampt afgezet, en door bevel der Frankifche Vorsten, Karoloman en Pipyn, in de gevan-» Gallus, genis doen werpen (g~). Adelbert was een * Frank, Klemens een Schot van geboorte. Adel- bert beweerde, dat men den Apostelen en Martelaaren geene Kerken behoorde toe te wy- den. Hy regtte ondertusfchen Kruisjes en Be-; dehuisjes op, langs de beeken,en in de velden, en waar hy 't maar goedvondt, en hieldt hier, in plaats van in de gewoone Vergaderplaatfen, Godsdienftige Byeenkomsten. Hy gedoogde niet, dat iemant zyne zonden voor hem beleedt. Zelfs vindt men getuigd, dat hy zou voorge- geven hebben, elks zonden te kennen , die hy, zonder datze beleeden werden, zou hebben durven vergeeven. Ook zegt men, dat hy zig den naam van Apostel gaf. " Wat Klemens aan, gaat; men befchuldigde hem van kleinagting voor de Kerkregels. Ook durfde hy de gevoe- len^ |
|||||||||
e) Epift. Bonif. III. p. 6.
ƒ) Epift Gregor- inter Bonif. CXXX. p. 178. |
|||||||||
Ce) Synod. Rowana, inter Epiiï. Bonif. (. ili63 137,
|
|||||||||
ÏV. Boek. HISTORIE. 593
lens van Hieronimus, Augustinus en Grego-
rius wederleggen. Vreemde Hellingen hadt hy, zegt men, over de Goddelyke Voorfchik - king. Hy dreef, dat Christus, ter Helle ne- der gedaald zynde, beide ongeloovigen en ge- loovigen verlost hadt; behalven andere lee- ringen , welken men hieldt met het algemeen Geloove te ftryden. Deeze luiden Honden diep in de gunst des gemeenen volks: inzon- derheid Adelbert. Zo dra was hy niet gevat, of de gemeente riep , dat men haar eenen Apostel, eenen vooritander, eenen voorbid- der , eenen wonderwerker ontrukt hadt. Bo- nifacius zogt zyn bedryf, derhalve , door 's Paufen gezag, te billyken (h). Ook beriep Paus Zacharias eene Vergadering van Bis- fchoppen en andere Geestelyken te Rome, in welke Adelbert en Klemens veroordeeld wer- den. Vooraf hadt men een gefchrift gelezen, vervattende het Leeven en de Hellingen van Adelbert, door hem of iemant der zynen op- gefteld. Jammer is 't, dat men ons van het ;;elve niet meer dan het begin bewaard heeft:: hadt men 't geheel, men zou van 's mans ge- voelens beter können oordeelen. Ook was 'er een Gebed van hem overwoogen, in welk, bovenal werdt afgekeurd, dat hy de Enge- len , met naamen, die, zo men dagt, eer den boozen geesten eigen waren, hadt aangeroe- pen. De meesten oordeelden, dat deeze fchrif- ten verbrand behoorden te worden. Doch de Paus wederhieldt zulks, beweerende, dat men- ze, ter befchaaminge der Ketteren, bcwaa- CA) Enift, EoNir. CXXXV. p. 187-189.
Bb 5
|
||||
394 VADERLANDSCIIE IV. Boek.
• ren moest (7). Ondertusfchen was de zaak van
Adelbert en Klcmens hiermede nog niet afge- daan. Eqnige maanden Jaater, fchreef Paus Zacharias eenen Brief aan Bonifacius, waarby hy hem verzoekt, de zaak der (7) afgezette Bisfchoppen op nieuws ter overweeging van eene Kerkelyke Vergadering te brengen;en zo zy hier na, fchryft hy, nog hardnekkiglyk hunne onfchuld blyven beweeren, moetenze, verzeld van twee of drie bekwaame Priesters, naar Rome gezonden worden (F). Hoe 't met deeze zaak afgeloopen, en wat 'er van Adel- bert en Klcmens eindelyk geworden zy , is my niet gebleeken. Alleenlyk vind ik nog, dat Pipyn, in eene Byeenkomst, te Soisfons, omtrent deezen tyd, gehouden, bevel heeft gegeven, dat de Kruisjes, die Adelbert, hier en daar, opgeregt hadt , verbrand zouden worden (/). Kerkver- Ondertusfchen ziet men, uit dit ftaaltje, gadenn- Qp weik eene wyze, Bonifacius tegen de doo- r/de van lenden yverde. Voorts was hy even vlytig Bonifa- bezig, om de Gemeente in orde te houden, cius. Van tyd tot tyd, hieldt hy Kerkelyke Ver- gaderingen , in welken verfcheiden' vast- ftellingen , de Kerkentugt betreffende , ge- maakt werden. Onder anderen, befchretf Karo-
(O Synodus Romana, abt fupra. p. 190-195. Epift. Zacb.
inter Epift. Bonif. CXXXViU. p. 201. Epift. Gemmuli, inttt BoNiF. CXLVI1I. p. 228. C/O Epift. Zacii. inter Bonif. CXXXIX. p. 203.
CO Capitu). 1'ipini Princ. tel. 503. Rät. Georgisch, [co!.
158. Tom. I. Eiiit. Baluzü.] (j~) Ex'Episcopi fchryft de Paus. Bonifacius hadi
hen flegts Priesters genoemd. |
||||
IV. Boek. HISTORIE. 395
Karoloman eene Kerkclyke Byeenkomst, te-
gen den eenentwintigden van Grasmaand des jaars zevenhonderd tweeënveertig, de eerde, die men, in den tyd van tagtig jaaren, in Frank- ryk gehouden hadt (7«), op welke verfchee- nen Bonifacius, Aartsbisfchop vanMents, Burchard, Bisfehop van Wurtsberg, Regen- frid, Bisfehop van Keulen, Wint anus, Bis- fchop van Buriberg, Willibald, Bisfehop van Egdad, Debban, misfehien Eoban, Hulpbis- fchop van Utrecht (ji), en Eddan, Bisfehop van Straatsburg , nevens derzelver Priesters. In deeze Byeenkomst, werdt beflooten, dat men, jaarlyks, eene diergelyke houden zou. Voorts werdt den Geestelyken verbooden te jaagen en den kryg te volgen. Den Bisfchop- pen werdt bevolen, met behulp der f Graa- f Gravie ven, die Verdedigers der Kerke waren, de nes- Heidenfche gebruiken van onder de Christe- nen te weeren: vooral de offerhanden, die, naasc de Kerken, op Heidenfche wyze, aan de Heilige Martelaars en Belyders gedaan werden : ook de heillooze vuuren, (8) Nood- vuur O) Epift. BoN'iPACii CXXXII. p. 182.
(«3 P'd* WiLUBALDi Vitam Bonjf. Cap. X.
(8) Welk dit vuur geweest, en waarom het Nedfyr,
dat is Noodvuur, genoemd zy, is bezwaarlyk te zeg- gen. In fommige deelen van Duitschland, zyn de Land- luiden gewoon, op S. Jans dag, een' ilaak uit de heg- ge met touw te bewoelen, en zo lang heen en weer te trekken, tot hy vuur vat; welk zy met itoppels en ander ligt hout zorgvuldiglyk voeden. De asch , die'er van komt, fpreidenze over den moestuin, waanende hier door de Rups te können verdry ven. Sommigen wil- len , dat het Noodvuur van gelyken aart als dit geweest zy. Dat het, ten minden, door wryving van het hout, vcioorzaakt werdt, blykc uit eene Lyst der Heidenfche |
||||
395 VADERLAND8CHE IV. Boek.'
vuur genoemd. Nog werdt de boete gere-
geld voor Priesters, Monniken en Nonnen, die tot Hoerery vervielen. Ook werdt den * Saga Priesteren en Diakenen gelast, geene * korte rokken, gelyk de Leeken, maar lange over« rokken te dragen (V). Meer andere wetten werden hier gemaakt; doch zy werden kwa- lyk onderhouden. Immers Bonifacius klaagt, in eenen zyner brieven, dat hy goede ver- wagting van deeze Kerkvergadering gehad hadt; doch dat 'er weinige of geene vrugt van ■gekomen was (p). In eene volgende Kerk> vergaderinge, te Liftins (9), op den eerlten van Lentemaand, zo fominigen agten in 't jaar zevenhonderd drieënveertig, doch veelligt ee> nige jaaren laater gehouden, werden de vast- ftellingen der voorige bevestigd, en eenige nieuwe wetten gemaakt (jf). In eene Kerk- vergadering, die, zo 't fchynt, nog voor deeze gehouden werdt, decdt men belydenis van het algemeen Geloof, en van de eenigheid niet en onderwerping aan de Roomfche Kerke en
(o) Fragment. Concilii fiib Carolom intcr. Epift. Bonif. pi
110. Qp ) Epift, BoNiFAC. CV. p. 145. (</) Ubi fupra. p. 212. bygeloovigheden, die, in de Kerkvergadering, van wel-
ke wy fpreeken, veroordeeld zyn, in welke Lyst, dit Vuur Ignis fricatus de Ligno genoemd wordt. Indic. Su- ■perß. Pagan. Nura. XV. intcr Capitid. Reg. Franc. col. 492. Edit. Georgisch. Veelligt heeft het den naam van Noodvuur gekreegen, om dat het, Aoor nood, dwang of geweld, veroorzaakt werdt. Vide Du Cange Glus- farium Voce Nedfri. (9) Liftine heeft, volgens het gevoelen van Auber-
tus MirjEus, gelegen by het Laubienzer Klooster, om» erend drie mylen van Binch in Henegouwen. Vide N. Serrarii Not. ad Epift. Bonifaoi p. 322. |
||||
IV. Boek. HISTORIE, , 397
en den Stedehouder van Petrus. Ook befloot
men dat de Aartsbisfchoppen voortaan het Pallium of Aartsbisfchoppelyk Schouderkleed van den Paus zouden moeten verkrygen. Voor- heen vvarenze, zo 't fchynt, enkelyk door 'c gezag der Frankifche Vorsten aangefteld ge- weest. Men maakte verfcheidcn' andere vast- stellingen in deeze Vergadering, overeen- komstig met die, welken reeds te vooren ge- maakt waren (V). Wy hebben nu omftandig genoeg aange- Bonifa-
weezen, hoe Bonifacius, in 't zuiveren en ver- cius wy- beteren der Kerke, te werk ging. Van zyne £e.van. handelwyze, in 't bekeeren der Heidenen, hier J; ^ia" te Lande, vinden wy minder befcheids. Al- ongeloo- leenlyk is 'er nog een Brief voor handen, door vigen. j Daniel, Bisfchop van Venta of Winchester, aan onzenGeloofsprediker gefchreeven, behel- zende eenige onderregtingen, omtrent de wyze, op welke hy de Heidenen tot het Geloof over- haalen moest. Waarfchynlyk is het, dat Bo- nifacius zig van deeze onderregtingen bediend heeft; alzo, uit eenen zynerBrieven, aan Bis- fchop Daniel gerigt, af te neemen is, dat hy veel agting voor deszelfs raad hadt (s). Uit Daniels brief, blykt ten minde, welke be- grippen men zig, ten deezen tyde, van het prediken onder de Heidenen vormde. Bonifa- cius moest, zyns oordeels, „juist zyn werk „ niet maaken , om . den ongeloovigen, de „ ongegrondheid der geflagtrekening hunner „ valfche Goden aan te toonen. Hy moest „ hun
(V) Rpift. Bonif. CV. p. 144.
(Ó £p'ft- tJONIFAC. JI1. p. 3.
|
||||
398 VADERLANDSCHE IV.Boek.
„ hun toegeeven, dat zy egt zyn kon; doch
„ daaruit dan afleiden, dat deeze Goden een „ begin gehad hadden. Voorts moest hy „ hun vraagen, of zy meenden, dat de wee- }5 reld een begin gehad hadt, of niet? Zei- J? denze ja; dan moest hy onderzoeken, wie „dezelve gefchaapen hadt? en aantoonen, „ dat niet een' van hunne in der tyd gewor- ,, den' Goden, met grond, voor den Schep- ,, per der weereld kon gehouden worden. „ Hy moest hen nog ■ in verlegenheid trag- ,, ten te brengen, doorliet doen van verfchci- „ den' vraagen, als, wie de weereld beftier- „ de, eer 'er hunne Goden waren? wie den „ eerden hunner Goden of Godinnen hadt j, voortgebragt? of 'er nog Goden voort- ,, gebragt werden? en zo neen, waarom „ niet? zo ja; of dan 't getal der Goden niet 3, reeds oneindig geworden ware? wie de „ magtigflre onder alle deeze Goden ware? „ en zo dit onzeker geoordeelt wierdt; hoe j, veel gevaar men dan niet liep, om, door „ 't eeren van den minderen, den meerde- 5, ren te hoonen? of zy hunne Goden dienden, 3, om hier, of om hiernamaals gelukkig te 55 worden? zo 'teerfte, waarin toch de Hei- 55 denen gelukkiger waren dan de Christenen? ,', Wat voordeel zy toch den Goden, door „ hunne Offerhanden, toebragten, die alles ,, onder hun gebied hadden? En beheersch- ,, ten de Goden alles; waarom lieten zy de „ Heidenen dan door de Christenen overwel* digen ? Behoefden zy Goden; waarom ver- „ kooren zy 'er geenemagtiger? Behoefden zy „ 'er geenen; waarom offerden zydan? Zulke ,5 eji
|
||||
IV. Boek. HISTORIE. 309
„ en veele diergelyke vraagen moest hy hun
5, doen, niet op eene verwytende en tergen* 3, de, maar op eene vriendelyke en zagtzin- „ nige wyze; fomtyds deChristelyke Leer' te- „ gen hunne bygeloovigheden overilellende» „ op dat zy eer befchaamddan verbitterd mog- ,, ten worden. Wyders moest onze Geloofs- „ prediker hierop aandringen , hoe toch de ,, Goden konden geoordeeld worden, da „ regtvaardigen, in dit leeven, te beloonen, 5, en de onregtvaardigen te ftraflen ; daar zy „ de Christenen, die hunne beelden alomme „ om verre wierpen, en de gantfche weereld „, van hunnen dienst afkeerig maakten, onge- „ ftraft lieten? Waar 't voorts by toekwame, „ dat de Christenen vrugtbaare Landen, Wyn „ en Olie in overvloed voortbrengende, be- „ zaten, terwyl de Heidenen, daarentegen, „ in eenen kouden en dorren hoek des Aard- „ bodems, geplaatst waren ? Hy moest hun ook „ voorhouden, dat de Christenen de gantfche j, weereld regeerden, daar de Heidenen ge- „ ring van getal en magt' waren, en dat dee- „ ze groote verandering te wege was gebragr, „federt de komst van Christus, voor wiens „ tyd, de Heidenen groot gebied in handen „ gehad hadden CO*" Ziet daar de redenen , welken Bonifacius
zal gebruikt hebben, om de Heidenen dee- zer Landen tot het geloof te beweegen. Van derzelver gegrondheid of ongegrondheid, bly- ve het oordeel den opmerkenden Leezer aan- bevolen. De Saxers en Friezen lieten zig ligter door hem overhaalen, om dat hy, ge- lyk
(O Epi;!.'Danieus 'mier Bonif. LXVII. p. 79. 80.
|
||||
400 VADERLANDS CHE IV. Boek;
ïyk zy zelven gewoon waren te zeggen (V),
met hun van eenen bloede herkomftig was (w). Menigvuldige Medearbeiders hadt Bonifacius in het werk der Bekeeringe , die hy overal hcenen zondt, en die, behalve dat zy dik- wils lyfsgevaar liepen, ook fomtyds gebrek aan 't noodige hadden. „ Myne Priesters, fehryft onze Bisi'chop ,. in zekeren Brief aan den Pries- ter Fulred, ,, die zig digt aan de Heidenfche ,, grenzen onthouden, hebben nog ter naau- 5, wer nood brood om te eeten; doch het », ontbreekt hun aan kleederen (#)." Deeze behoefte werdt ondertusfchcn, dikwils, van buitens Lands vervuld. Bonifacius ontving, van tyd tot tyd, inzonderheid uit de Engelfche Kloosters, kleederen, dekens en andere nood- wendigheden (j). Somtyds zondt men hem , onder anderen heel van Rome, een weinig Peper, Kaneel en andere fpeceryen (z), die, in' deezen tyd, zeer dierbaar waren. Zyne in- komften zullen, vermoedelyk, in 't eerst niet. groot geweest zyn. Zy werden in vier deelen verdeeld; waarvan' hy één voor zig zelf be- hieldt, één aanzyneGeestelykheid, en één aan armen en Pelgrims uitdeelde: het vierde be- waarde hy, tot het bouwen en onderhouden van Kerken (a). Doch onze Bisfchop hadt inzonderheid de
Heilige Schriften en andere boeken noodig, om
O) Epift. Bonif. VI, p. 10.
(w*) Zie hier voor Ut. ßoek, iL 291. en IV Bock, II. 381.
O) Epift. Bonif. XCTI. p. 128. Cy) Epift. Bonif. XXXVIII. p. 40. Epift. Cxneardi intef
Bonif. LXXXVl. p. 121. O) Epiftola Gemmuli intet Bonif. CXLVIII «Sc CXLlXy ■ p_. 229. & 230. • («) Epift. Cusgor. mter Bonifacii CXXIV. p. 171. |
||||
IV. Boek. HISTORIE. 40*
om zig van zyn ampc behoorlyk te kwyten.-
Doorgaans fchreef hy hierom aan de Kloos- ters in Engeland. Ook verzogt hy den boven- gemelden Bisfchop Daniel, om zeker Boek, vervattende zes Profeeten, in klaare en volko- men' Letters gefchreeven, en door zyn en o* verleedcn Meester, den Abt PTlnbert, nage- laaten; alzo hy, door ouderdom reeds merke-* lyk zwakker van gezigt, de kleine en ineenge- trokken' Letters niet langer onderfcheiden kon (b~). De Abtdis Eclburg badt hy, t'eenigcn tyde, voort te gaan, om, gelyk zy reeds be- gonnen hack, de Brieven van Paulus voor hem uit te fchryven, en met gouden Letters te ver- fleren (V). Hy bezat ook Verhandelingen over den Brief aan de Romeinen en den eer- iten aandeKorinthers; doch zou 'er ffaarne uit- leggingen over de andere Brieven by gehad hebben (V). Voorts waren de Brieven van Paus Gregorius den groeten (e) en de.Werk- jes van Beda by hem hoog geagt; van welke laatften hy zo veelen verzamelde, als hy mag- tig worden kon (f). Veel moeite hadt hy on- dertusfehen, om de noodige fehriften te beko- men. De Drukkonst was nog niet gevonden. Met het uitfehryven verliep veel tyds. Som- tyds klaagden de Kloosterlingen over de felle winterkoude (g), fomtyds over de j igt, die huti het
(J) Epifï. BoNiF. III. p. f.
(c) Jïpitt. BosiF. ■XXVIII. p. 4d.
C d ) Epirt. Bonif. XXII. p. 3S.
O) Epift. Bonif« CXLIX. p. 236.
(ƒ) Epiit. BoNiF. VIII. p. 12. IX, p. 13. CXl.p. 23Ï*
(gj Epilt. GudbercT. imer. Bonif. LXXXIX. p. 124.
|
|||||
I. Deel» Cc
|
|||||
402 VADERLANDS CHE IV. Boe^
het fchryven belettede (7z). Somtyds ont-
brak het hun aan goed Pergament (f), Veel- tyds vondt men geene boeken dan die flegE gefchreeven, en dus bezwaarlyk te leezen wa- ren (&); zo dat 'er veel tyds en arbeids ver- eischt werdt, om tot eenige kennis van belang te geraaken. Bonifacius egter, met de be- kwaamheid die hy hadt, en die van veelen hoog geroemd werdt (7), arbeidde vlytiglyk aan de bekeering der ongeloovigen en den op- bouw der Gemeente. De fchets, welke wy van zyn gedrag, uit de egtfte Hukken, die tot ons gekomen zyn, hebben gegeven, zal den Leezer hebben doen zien, welk een man hy geweest zy. Zy heeft ons de weereldlyke zaaleen, voor eene poos, uit het oog doen verliezen. Wy hervatten den draad van ons verhaal. XXIII. In of omtrent den jaare zevenhonderd twee- Kïtrolo- envecrtig, Honden de Saxcrs, onder Diderik wan flaat 0f j)JKK • wederom tee'en de Franken od. Ka- de Snxers , i • i i ï ca Frie- roloman maakte zig wel haast van eene hunner zen. Vestingen meester, en noodzaakte hen, op
nieuws, tot onderwerping; doch zy hervatte-
--43. den den oplland andermaal, in 't volgende jaar,
»--------zig verbonden hebbende met R a n n u u d (/»),
die, in fommige Kronyken, genoemd wordt Heer
van Nederfricsland, en Broeder van Gondk- BALB ,
CO I'pift. Gemmtjli hter Bonif. CXLIX. p. 230.
( i) Kpill. Jatto int er üonif. CXIV. p. 15«'. ( k) Kpill. fcoEN/E h/ter Bonif. XCIX. p. 135. (!) Kpift. T1iF.0PHYr.AC. inter Bowr. CXLVlf. ». 227. O«) Clii'on. breve Senon. ad aiimini -4j. Epilt. ZACil. 'r:Ht JJu.w. CXXXVIJI. ƒ. 201. |
||||
"*~m—— ' ■' ■' ' >n**H
|
|||||||
IV. Boek. HISTORIE. 403
bald, die, na zynen Vader, Aldgillus,
Broeder van Poppo, over gantsch Friesland 'c gebied voerde (;'?). Karoloman, zig te zwak bevindende, om den Friezen en Saxers beide - het hoofd te bieden, vercenigt zyne magt met die van zynen Broeder Pipyn. De Broeders vallen te gelyk in 't Land der Saxers, 't welk wyd en zyd verwoest werdt. De Saxifchc Her- tog Dirk werdt gevangen genomen (é>), of, volgens anderen (ƒ>), als gyzelaar in verzeke- ringc gefield;doch naderhand, op zyn woord, ontflaai'-en. De majrt der verbonden' volken werdt dermaate geknakt, dat zy zig wederom tot onderwerping aan 't Frankisch gebied ge- dwongen zagen (</). Of 'er, ten deezen tydc, ook ccn verdrag met de Friezen getroffen werdt, blykt niet klaar, 't Is egter vry waar- fchynlyk; alzo men de Friezen, den Franken, haast, in eenen nieuwen krvsr teren de Saxers, zal zien byfpringen. De geduurige overwinningen van Karolo-
man , wel verre van hem met flerker heersch- zugt te vervuilen, fcheenen hem wars van de wcereld te maaken: hoewel fommigen vermoeden (r), dat zyn Broeder en de Paus, door list of dwang, weerzin , in de Re- geering in hein verwekten. Immers hy he- floot,
(h) Cliron. nominor. de Egmond Ccp. IV. apud van Loon
Aloude Iloil. Hilt. I. Deel, II. 338. Qo) Annal. Franc. Tilian. ad annum 744.
fp) Rkginon. Cliron. Libr. II. ad annum 743.
(_qj Annal. Franc, Altron. ad annum ji^, Annal. Fulcl. ai
annum 745. ' CO vide Not. J. H. Schsiinck ad ËgjKbart. ilc Vita 6a-.
nol. r*-Xagiii Cap. II. p. sa. -Cc a
|
|||||||
744«
|
|||||||
,-» *■'m i^jê*air n^— 11 1 ii—lui.
|
|||||||
4o4 VADERLANDSCIIE IV. Boek.
floot, vrywillig of zyns ondanks, het Ryksbe-
wind zynen Broeder Pipyn alleen in handen te 746. laaten, trok, op het einde des jaars zcvenhon- >—--—derd zesenveertig, naar Rome, en begaf zig eerlang in het Benedictyner Klooster van den Berg Kasfin, alwaar hy, zig vooraf den kruin te Rome hebbende laaten i'cheeren, Monnik werdt (Y). Pipyn Terilond hierna,- werdt Pipyn al wederom overwint genoodzaakt, om eenen oplland onder de Sa-
deSaxers, xers? ^oor fe Wapenen, te dempen, 't Schynt, der Frle^ ^31- ZY *n Frankryk gevallen waren, en een zen. groot getal van Christelyke Kerken verwoest hadden. Immers ik weet op niemant beter dan op de Saxers te pasfen, 't gene Bonifa- cius, in eenen zyncr Brieven, aan Paus «S/e- ven den III, niet lang na deezen tyd, ge- fchreeven, van de Heidenen zegt: „ dat „ zy, naamlyk, onlangs, in zyn Bisdom , „ meer dan dertig Kerken verwoest en ver- „ brand hadden (>)•" Pipvn Haagde te be- ter, in zyne onderneeming tegen de Saxers, doordien hy nu van de Friezen werdt byge- ftaan. Zyn Leger vereenigde zig met de gewapende nïanfehap, welke de Friefche Ko- ningen, ten zynen behoeve, op de been gebragt hadden. De Saxers werden groo- tendeels verflaagen of gevangen genomen. Hun Land te vuur en te zwaard verwoest. Eerlang onderwierpen zy zig, en beloofden de fchatting, welke zy, eertyds, Klotaris :: den £■?■) Annal. Bertinian. ad annum746,Epitom. Clironic. Casfin*
tpud Murator. Rer. Ital. Script, Tom. ü- £>. 358. (O Epilt. BoNiFACli ~X.Cl.p- 126. |
||||
IV. Boek. HISTORIE. 405
|
||||||
den I. toegezeid hadden, voortaan, volkomen-
lyk te zullen opbrengen. Veele Saxers, zig buiten (laat vindende om de magt der Fran- ken te wedcrltaan, ontweeken de dood of flaavcrny, door belydenis van den Christely- ken Godsdienst te doen, en zig te laaten doopen (V). P1 p Y N, nu het gantfche Staatsbewind des XXIV.
magtigen Frankifchen Ilyks in zyne handen P'PYJJ» gefteld ziende, befloot, met het gezag, ook j^J °~ den naam van Koning aan te nccmen, en Chil- Frankryk derik den UI, die tot nog toe allcenlyk dien verhee- naam gevoerd hadt, ook van denzelven te be- ven' rooven. Ondertusfchen moest aan dit werk ™°^L een glimp gegeven worden. Behalve de nifacius toeftemming der Frankifche Grooten, ten dee- gezalfd, zen einde, te Soisfons byeengeroepen, hadt 751' men de Pausfelyke goedkeuring noodig. Men * zondt dan Burchard, Bisfchop van Wurtsberg,
en den Kapellaan Fulrad naar Rome. PausZa- charias, die Pipyns hulp tegen de Longobardeu in Italië behoefde, gaf ligtelyk zyne toeftem- ming tot deszelfs verheffing (V), verklaarende dat men hem, die de Koningklyke magt reeds bezat, ook den Koningklyken naam niet behoor- de te weigeren (x). Ook werdt hy eerlang, na dat Childcrik van den troon geftooten en in een Klooster gelteken was, te Soisfons, door den
Cr) Fredegarii Ciironlc. III. Cont. Cap. CX. feu Colleft.
Historie, ix TnoROJiACUO , Lil/r. VI Cup. J. opu'd Ii. Canis. Tom. Ii. 1'. I. p. 220. ( w ~) Annal. ßci'tiaian. ad annum 749. Eginjiaut. Annal. ad
eiimtm 74g. (.T) Annal. Loifd. ad annum. 749.
|
||||||
L- C 3
|
||||||
4c6 VADERLANDSCIIE IV.Boek.
den bovengemelden Bonifacius, Aartsbisfchop
van Ments, tot Koning van Frankryk gezalfd Men vindt aangetekend, dat Bonifacius diep
in Pipyns gunst Rondt, om dat hy één van de eerden geweest Was, die hem hadden bygeilaan, in 't afzetten van Childerik, en in't beklimmen van den Frankifchen Troon (2). De Heiligen van deezen tyd maakten geene zwaarigheid, om zig met de neteligite Staatszaaken te be- moeijen (1). Omtrent deezen tyd, of wat vroeger, riedt
Bonifacius Pipyn, fommigen Bisfchoppen de helft of een derde hunner goederen af te ne- men, onder belofte van alles, in vervo'g van tyd, te zullen wedergcevcn. 't Schynt dat Pipyn, om zig, in zyne nieuwe mogend- heid , • (y) Annal. Fnldcnfes, cd r.mv.m 751.
(#) Hameleiifc Cuioiiicoa, 'm Coli. G. Leïbnitz« Turn, II.
p. 508. ( i ) Onder de Brieven van Bonifacius, vindt men'er
eenen aan Paus Zncharias, in welken men leest, dat de Brenger des Briefs met eenige geheimen belast was, die hy den Paus alleen openbaaren moest. Bonif. Epifl. CXLI. p. 210. Sommigen vermoeden, niet zonder grond, dat deeze geheimen de verheffing van Pipyn, tot Ka- ning der Franken, betroffen. Voiez Perc Daniel IJis- toire de France Tom. I. p. 362. De brief is, omtrent deezen tyd, gefchreeven. Ook was Burehard, die na- derhand aan den Paus gezonden werdt, door Bonifa- cius, tot Bisfehop van Wurtsberg, aangefteld. Bonif, Epifl. CXXXII. p. 182. Conf. Zach. Epifl. inter Bonif. CXXXIII. p. 185. De KapellaanFulrad, Burchards reis- genoot, was iusgelyks een goed vriend van Bonifacius. Bonif. Epifl. XCII, p. 127. Zo dat het van alle kante« bevestigd wordt, dat onze Bisfehop fterk in deeze zaak gewerkt heeft. |
||||
HISTORIE.
|
|||||||||
IV. Boek.
|
|||||||||
407
|
|||||||||
heid, te bevestigen, en zyn Ryksgebied wy-
der uit te breiden, meer fchatten behoefde T dan hy hadt können byeenzamelen. Immers Bouifacius raad werde gevolgd (2): de Bis- fehoppen moesten een goed deel hunner goe- deren (_ 1) Het Jaarboek der Abtdye van S. Berlin , te S.
Oraer in Artois, verhaalt dit op het jaar 750. Doch 't is niet ouwaarfchynlyk, dat de raad van Bonifacius oor- zaak geweest is van zekere vastftelling, in de Kerkclyke Vergadering te Liftine; van welke wy boven [BI. 396.J gefprokeu hebben, en die men meent, dat, al in 't jaar 743, gehouden is. 't Schynt ons ondertusfcben toe, dat zy laater, en in of na 't jaar 746, is gehouden , omdat Karolomau, voor dien tyd, nog in regeeringe was, en 'er in de Handelingen dezer Vergadering , maar van eenen Vorst der Franken gewaagd wordt, door wien, volgens het Jaarboek van St. Berlin , Pipyn gemeend wordt. De vastftelling zelve was in deeze woorden be- grepen. „ Ter oorzaake van het gevaar des oorlogs en ,-, der Heidenfche vervolgingen, hebben wy, met raad „ der Dienaaren Gods en des Christen-volks, vastge- ., (leid, een gedeelte van het Kerkelyk geld, voor ze- ,, keren tyd, by wyzc van bede of fchattiug, onder „ Gods toelaating, tot onderhouding onzes Legers, na „ ons te neemen: roet belofte, van jaarlyks, een ftui- „ ver of twaalf penningen van elke Casfata of Woo- ,, ning, aan de Kerken en Kloosters te zullen wederge* „ ven, om dezelven dus, al fterft de Vorst, dien't „ geld verftrekt is, fchadeloos te ftellen. Doch zo 't ,, de nood vereischt, zal de fchatting,op bevel van den „ Vorst, op nieuws , geheeven worden. Ondertusfchen ,, zal men zorg drangen, dat de Kerken en Kloosters, ,, die geld gefchooten hebben, geen gebrek lyden. Zo „ zy, door armoede, gedrukt worden, zal men hun ai „ hun geld wederom geeven". Synodal. Convent. Frag- ment, inter Epifi. Bonifac. p. 113. Paus Zacharias riede Bonifacius, in eenen zyner Brieven, deezen iaarlykfcheu stuiver van elke wooning tot almoesfen of tot het bou- wen van Kerken te befteeden. Vide Epifi. ZACH.AR.iiy er Bi>.\iFAC. CXLI. p. 215. Cc 4
|
|||||||||
4o8 VADERLANDS CHE IV. Boek.
deren misfen (7/). Dan, of de Koning nader-
hand de beloofde voorwaarde volkomenlyk hieldt, is my niet gebleeken. Ondertusfchen won onze Bisfehop, door zulke wegen, de gunst van Pipyn, die wel haast blyken gaf van de genegenheid, welke hy Bonifacius toe- droeg, bevestigende, by twee open' Brieven, de giften, voorheen door zynen Grootvader, Vader en Broeder, aan de Utrechtfche Ker- ke, over welke Bonifacius het opperbeftier hadt, gedaan (/V). Aanmerkelyk is , dat hy, in eenen deezer brieven, zynen Groot- vader Pipyn , den naam van Koning der Fran- ken geeft. XXV. Omtrent deezen tyd, ontjlondt 'er merke- Gefchil lyk verfchil, over het regt tot den Utrecht- met den fchen Bisfchoppelyken zetel, tusfehen Bonifa- vau °Keu- c'us en Hildegarius, Bisfchop van Keulen, 't len,over welk oorzaak fchynt geweest te zyn, dat de liet regt reeds voor eenige jaaren ingewyde Bisfchop tot de Gresoor, zq ras nog niet, in 't gerust bezit fcheKer-\van 'l Bisdom, geraakt is. PausZachariashadt, ke, al in 't jaar zevenhonderd agtcnveertig, het Bis- dom van Ments tot een Aartsbisdom verheeven,
en vyf Bisfchoppelyke Stoelen, van Tongeren, van Keulen, van Worms, van Spiers, en van Utrecht aan hetzelve onderworpen (V). Agilul- fus, die toen het Keulsch Bisdom beftierde (7/), fchynt
(_a~) Anna!. B2rtinir.11. ad annum 750.
£/>) Diplom. PiPiNi Regis apud IIedam f- 35, 36.
(O Zachar. P. Epid. apud Miilcum Nüc. Ècclei". Belg. Ccp.
VI'. p. tu. Ö41. Cd) Zachar. P. Epifl. aj/tid MiR.EuM Coil. DonM. piar,
Caf. IX. p. m. ia.' |
|||||
u
|
|||||
ÏV. Boek. HISTORIE. '409
fefaynt deeze fchikking, met goede oogen, te
hebben aangezien. Doch Hildegarius, zyn Op- volger, wilde 'er zig niet aan onderwerpen. Wei verre van toe te ftaan, dat het Utrechtsch Bis~ dom aan het Aartsbisdom van Ments onder- worpen mögt worden, beweerde hy, dat het Utrechtsch Bisdom aan dat van Keulen onder- hoorig was (3). Hy vestigde zyn regt op de gifte van den ouden Dagobert, Koning der Franken, die, gelyk wy reeds hebben aange- tekend (<?), een Kerkje, ter eere van den H. Thomas, binnen Utrecht, gefügt hebbende, het opzigt daarover aan den Keulfchen Bisfchop gegeven hadt, mids dat deeze zig verbondt, om het Evangelie, onder de ongeloovige Friezen, voort te planten, Bonifacius» 't regt van
(V) Boven II. 337.
( 3 ) In eene oude Naamlyst der Provinciën en Steden
van (Jallie, door Andreas du Ciiesne , uit de Boeke- ry van Alexander Petavius, in 't licht gegeeven, wordt de Stad Utrecht, in het tweede Germanie, van. welk Keulen de Hoofdltad was, geplaatst. Dus leest inen 'er in: Provincia Germanica Secunda habet Ciuitatez nu-
mero VI. Metropolis Ciuitas Agripiniensium , id eft Co» LONIA,
Ciuitas Tungrorum, qua; nunc Leodium,
Ciuitas Traiectum, id eft Vztriciit.
Ciuitas Nundenfis. [al. Mindenfis.J
Ciuitas Mimigardenordenfis.
Ciuitas Ofenbrugeniis,
Nomina Provinc. & Cicitat. Gallia apud Du Chesné Tom, I. p. 15. Misfchieu heeft de Keulfche Bisfchop, uit dit aanzien zyner Hoofdftad boven Utrecht, ook eenia gezag voor zyn zetel willen afleiden. |
|||||
Cc 5
|
|||||
fci<* VADERLANDSCHE IV.Bos»;
van zynen zetel voorftaande, bragt hier tegen:
in „ dat de Keulfche Bisfchop de voorwaar- „ de niet betragt had, op welke hein het regt „ tot dit Kerkje was afgedaan. Iïy hadt het „ Evangelie, in en om Utrecht, niet ge- „ predikt. De Friezen waren, tot op de „ komst van Willebrord, ongeloovig geblee- „ ven. En deeze, door den Paus zelven, „ gezonden, hadt het Kerkje, van Dagobert „ gefligt, doch federt door de ongeloovigen „ verwoest, van den grond af wederom op- „ gebouwd. Hy hadt het Evangelie onder de „ Friezen voortgeplant, en voor zyn overly- „ den een' Mede-Bisfchop nevens zig aange- „ field. De inwyding, federt door Bonifaci- „ us gedaan, was gefchied, op uitdrukkelyk „ bevel van Karoloman, Vorst der Franken, „ die over deeze Gewesten geboodt". 't Ver- fchil, tusfchen de twee Bisfchoppen, fchynt eenen gcruimen tyd geduurd te hebben. Bo- 75"- nifacius fchreef 'er in of kort na 't jaar ze- venhonderdtweeënvyftig, eenen Brief over aan Paus Steven den III., hem voorhouden- de „ dat de Keulfche Bisfchop geen ander „ oogmerk hadt, dan te beletten, dat de „ Bisfchop, die 't geloof onder de Friezen „ moest prediken, van den Roomfchen Stoel „ afhing; terwyl hy daarentegen alle zyne ,, poogingen aanwendde, om den Utrecht- „ fchen Stoel t'eenemaal aan den Pausfely- „ ken onderworpen te doen blyven (ƒ)". Welke
, 09 Rpift- Bonifacu XCVIl. p, 132. & cpui Hu.Jüi-ï(>
Ccü. Donat. piar. drp. X. P. r> |
|||||
i
|
|||||
IV. Boek. HISTORIE. 4.1t
Welke uitdrukkingen toonen, dat Bonifacius,
zo zeer als andere Geloofsverkondigers hier te Lande, voor de Pansfelyke opperhoofdigheid geyverd heeft. Ook hadt hy, te vooren al, in eenen anderen Brief aan Paus Zacharias, betuigd „ dat hy het algemeen Geloof en de 3, eenigheid met de Roomfche Kerke wensch- „ te te bevvaaren, en niet ophieldt, alle zyne ,, Leerlingen, hier te Lande, tot het gehoor- ,, zaamen des Apostolifchen ftoels, te nodi- „ gen en te neigen (g)'\ Nog eens, „ dat ,, hy hartelyk wenschte, in de gemecnfchap ,, der Roomfche Kerke en in de gehoor- „ zaamheid der Pansfelyke bevelen, onder ,, de Duitfche volken, tot welken hy ge- „ zonden was, te blyven volharden, zo „ lang hy leefde (ky\ En in eenen Brief aan Paus Steven zelven, dat, ,, al wat hy, „ als afgezonden' des Roomfchen Stoels, zes- ,, endertig jaaren herwaards, hadt verrigt, ,, ten nutte der Roomfche Kerke geftrekt ,, hadt, aan welker oordeel, zo hy ergens „ in, met woord of daad, hadt gefeild, hy „ zig, in alle nedrigheid, onderwierp (O"- Zulke en diergelyke verklaaringen zullen den Paus, buiten twyfel, bewoogen hebben, om, ten voordeele van Bonifacius, uitfpraak te doen, hoewel rnen zulks, myns weetens, nergens aangetekend vindt. Ook wordt ons de
QO Epift. BoNiPAcn CXXXII. p. 181.
C'O Epift. lioNiFAdi apiid MiUiEUsi Not. Ecclef. Bclaü* Cup. V. p. in. 640. CO Epift. BoKiFAcn XCI. f. 126.
|
||||
412 VADERLANDSCHE IV.Boek.
de uitflag van 't gefchil, tusfchen hem en den
Keulfchen Bisfchop, zo ver my bekend is, by geenen der oude Schry veren verhaald. Al- leenlyk weet men, dat, Pipyn, niet lang hier- na, eenen togt tegen de Saxers, die weder- om afgevallen waren, ondernomen hebbende, de Keulfche Bisfchop Hildegarius, ten zelfden tyde, in de Vesting fViberg, door de Saxers, is omgebragt geworden (k). Of hy Pipyn op den togt verzeld hebbe, dan of hem de Sax- ers, om eenige andere reden, hebben ge- haat, blykt niet klaar. Misfchien heeft zyn dood een einde van 't gefchil met Bonifacius gemaakt. Paus Steven kwam, in 't zelfde jaar, in Frankryk, om hulp tegen de Longo- barden by Pipyn te verzoeken (7). Veelligt heeft zyne tegenwoordigheid en gezag Boni- facius in 't opzigt over de Utrechtiche Kerke bevestigd. Doch na de dood van deezen Kerk- voogd (jn), is de Utrechtfche Bisfchops zetel aan het Aartsflift van Keulen onderhoorig ge- weest (4). Boni-
(Ä) Annal. Loifel. ad annum 753. Annales Iieniniani ad
annun 753. Annal. Fuldcnf. ad annum 753. (ï) Éginiiarti Annal. al annum- 753.
(»O Chronic, de Trajeclo in Matth/ci Analcct. Tom. V.p.
3H- (4) Dit heeft geduurd tot in het jaar 1559, wanneer
Paus Paulus de IV, op verzoek van Filips den II, Ko- ning van Spanje en Heer der Nederlanden, het Bisdom vari Utrecht tot een Aartsbisdom verheeren, en van de onderhoorigheid aan het Keulsch Aartsbisdom gerjeellyk ontflaagen heeft. Vide Bull. Pauli IV. apud Mirtbum Donat. Belg. Libr. I. Cap. CLVI. p. 472. Tom. I. Oper. Diflom. |
||||
IV. Boek. HISTORIE. 413
Bonifacius leefde niet lang na deezen tyd. XXVL'
Hy was nu reeds tot hoogen ouderdom ge- Bonifaci* komen; en vondt goed, voor zynen dood,"s katö« de Friezen, onder welken hy, van tyd tot kil]0.on-. tyd , het Evangelie gepredikt hadt , nog der "de eens te gaan bezoeken. Men vindt aange- Friezen» tekend, dat hy, omtrent den Vegtftroom , in eene plaats, Attingohem, misfehien Agt- tienhoven, genoemd, voorheen, reeds drie jaaren, zyn verblyf gehouden, en zekeren Gembert, tot zynen eerften Difcipel, gehad hadt. Ook hadt hy, ten Zuiden en ten Oosten van het Meer Almari, waarfchynïyk de Zuiderzee, op meer dan ééne plaats, het Evangelie gepredikt, zig, hier en daar, ee- nen geruimen tyd ophoudende (jï). Nu on- dernam hy, den Ryn afgezakt zynde, langs de Westfriefche Meeren, niet zonder ge- vaar, eenen togt over de Zuiderzee. Be- houden in het tegenwoordig Friesland aan- gekomen , predikte hy , met hulp zyner Reisgezellen, het Evangelie met zo gewensch» ten uitflag, dat 'er veele duizenden van man- nen, vrouwen en kinderen gedoopt, en een groot getal van Kerken gettigt werden (0). Eerlang begaf hy zig naar Dokkum, gelegen aan den ftroom Bordine of Borndiep, die toen, gelyk wy boven (p) reeds aangemerkt heb- ben, de eilanden Oostergo en Westergo van een fcheidde. Hier liet hy tenten opflaan voor zig en de zynen, en hieldt 'er zig, ee- nigen
O) Vita Gregor. Epifc- Trajeét. Cap. III.
(_o*) Willibaldi Vita S. Bo.nÏf. Cap. X. p. 246, Q) BI. 376. |
|||||
-
|
|||||
4T4 VADERLANDSCHE IV. Boek;
nigén tyd, op, met prediken en doopen. Doch
. _ op den vyfden van Zomermaand des jaarszeven- *£yn ge- honderd vierenvyftig, dag, dien hy gefchikt
weldige hadc, om den nieuwlings gcdoopten, de handen Dood. 0p te leggen, ziet hy zig, in den vroegen mor- ' gen. van een groot deel der ongeloovige Frie- zen overvallen» Zyne bedienden loopen terftönd te wapen, om geweld met geweld te keeren (5). Men zag een vreeslyk bloedbad te gemoet, toen Bonifacius, te voorfchyn komende, zyn volk
(5} Misfchieii denkt iernant, op het leezen deezef
woorden, waarom is juist onze Bisfchop voorzien van gewapende bedienden ? [In 't Latyn Haat Pueri , 't welk ook Soldaaten zou können betekenen. Vide Du Can- ge voce Puër.] Predikte hy het Evangelie, met het Zwaard in de hand? Men heeft hem hi?r, met ver- (cheidoï Schepen, zien aankomen. Hy (laat Tenten op. Willibald, zyn Levensbefchryver, zegt ons zelfs (Cap. X. p. 246.) dat deeze gewapende bedienden of krygsknegten, uit het Leger [e Cast ris'] , voor den dag fprongen, en even te vooren, dat de vyand op de Le- gerplaats \_in Castra] aanviel. Hoe voegde toch al deeze omflag onzen Bisfchop ? Wat beoogde hy 'er me- de? De moeilykheid, om op deeze vraagen te antwoor- den, fchynt te vermeerderen, als men zig herinnert, 't gene wy te vooren [BI. 388.] aanmerkten, dat 'er, ten deezen tyde, verfcheiden' Bisfchoppen waren, die den kryg volgden en tegen Heidenen en Christenen ibee- den. Wy hebben 'er [BI. 412.] reeds eenen, in eene vesting, door de Saxers, zien ombrengen. Eerlang zullen wy 'er eenen, tot het overwinnen der Hunnen , 'zien medewerken. Uit eenen Brief van Gerbert, Bisfchop van Reims, daar na van Ravenne, en einde- lyk van Rome, onder den naam van Silvester den II, blykt zelfs, dat de Bisfchoppen hunne byzondere krygsknegten hadden. ( Gerberti Epiftol, XVI. apud Du Chesne Tom. II. p. 792.) Zou Bonifacius ook van dit (lag van Bisfchoppen geweest zyn? De omlhtn- dighe-
|
||||
ÏY. Boek. HISTORIE. '4ïJ
volk tot het afleggen der wapenen, de Gees-
telykheid tot lyden vermaande. Wel haast viel toen de woedende menigte op den Bis- fchop zelven aan. Hy werdt, nevens drie- envyftig der zynen, ongelukkiglyk, van 'c leeven beroofd (q). Onder deezen, was ook zekere Doban of Eoban (V), dien Bonifacius te vooren aangefteld hadt, om hem, in de beftieringe des Utrechtfchen Bisdoms, be- hulpzaam te zyn (.f), waarom hy, by fom- mige Schryvers, den naam van Bisfchop draagc (f). De roofzieke Friezen vielen, ver- volgens, in de tenten der Predikers, fleepteiï de kisten met boeken, die zy waanden mee geld gevuld te zyn, naar de fchepen van Bo- nifacius, alwaar zy den voorraad van wyn en eetwaaren plonderden en te lyf floegen. De boeken werden ten deele in eenen poel gefmeeten, ten deele langs 't veld verftrooid. Men wil, dat drie derzeïven, nog tot dee- zen (äO App. Chronol. ad Beda Hifi. Ecckf. Lïbr. V. Cap. 24.
(r NoTKERi Martyrologium cd d, Non. Jwüi in H. Cani- SJi Lcét. Tom. ir. P. III. p. 138. (j) WiLi.iBAi.Dt Vita S. BoNiFAc. Cap. X. p. 164. Qt) Nutkiïri JMnrtyrolog. ubi ftipra. fiigheden, in welken wy hem hier ontmoeten, fchyneii
hem in dit vermoeden te brengen. Doch behoort dit vermoeden, zo lang het geen' meer grond heeft, niette verdwynen, voor de bedenking, dat onze Bisfchop zig immers te ernftig en te openlyk tegen de krygvoerendé jiisfehoppen verklaard hadt (zie bl. 395.) om zelfde v.'apenen te gebruiken? Veelligt heeft Pipyn, wiens Va- der hem in befcherming genomen hadt (zie bl. 385.) liem eenig krygsvolk medegegeven: voor welk men dan «ene foort van Legerplaats heeft moetet; afUeeken, e«. T-eoicn opllaan. |
||||
4ió VADERLANDSCHE IV. Boek;
zen dag toe, overgebleeven zyn, en in de
Abtdye van Fulda, in 't Aartsbisdom van Ments, in 't jaar zevenhonderdvierenveer- tig, door Boniiacius geltigt (V), bewaard worden. De dood van Boniiacius werde, door de Christenen van deezen oord, ftren- gelyk, op de ongeloovigen gewrooken. Som- migen hebben, uit oude Schryvers, te boek gefteld, dat zeker Bevelhebber der Franken over de Landftreek omtrent de Eems, met eenig Krygsvolk, over de Lau- wers trok, en de moorders van Bonifacius genoegzaam allen van 't leeven beroofde («')• Ook verhaalt men, dat Radboud de II, die, ten deezen tyde, over de Friezen be- westen de Lauwers regeerde, zig verdagt gemaakt hebbende, dat hy de hand in het ombrengen der Geloofs-Leeraaren gehad hadt, of met geweld verjaagd, of uit eigen' bevveeging en vreeze voor erger, naar de Saxers, en van daar naar de Deenen in Jut' land, geweeken is , alwaar hy zig, langen tyd, onthouden heeft (.r). Het lyk van Boniia- cius werdt midlerwyl eerst over de Zuider- zee naar Utrecht gebragt, en aldaar ter aarde beileld; doch kort daarna,door de Geestelyk- heid van Ments, niet zonder eenige tegen- ftribbeling van den Stadvoogd en Gemeente van Utrecht, uit het Graf gelige, naar Ments gevoerd, en eindelyk, in de Abtdye van Fulda, volgens zyne uitdrukkelyke begeer- te ( y) Annal. FuldenC ad anmtm 744.
(v) UuB Emmii Rer. ïïific. üec, I. Uur. IV.fi. \%%*
\x~) Id. ibid. p. 15a-
|
||||
IV. Boek. HISTORIE. 417
te (y), begraaven (2).
Dusdanig was het einde van den beroemden
Geloofsprediker deezer Landen. Men hadc zynen Marteldood zo dra in Engeland niet ver- nomen, of men hefloot, in eene algemeene Vergadering der Geestelykheid, den dag van zyn fterven, jaarlyks, plegtiglyk te vieren Qa). De waarheid van dit omkomen, die op menig- vuldige getuigenisfen rust, wordt nog beves- tigd, door eenen Brief van zekeren Bisfchop Milret, omtrent een jaar na den dood van Bo- nifacius gefchreeven (ZT). Van Bonifacius ver» rigtingen in Friesland, en van de agting, die hy daar by de nieuwbekeerden gehad heeft, kan men eenigzins oordeelen uit meer dan zeventig byzondere giften, allen of meest allen, door de voornaamlte Friezen, weinige jaaren na, en ten decle, zo 't fchynt, ook voor zynen dood, aan hem, ten behoeve der Abtdye van Fulda, gedaan: van welke giften nog egte Gedenk- fchriften voor handen zyn (V). Behalven een goed getal van Brieven, zyn 'er ook nog zes- endertig Kerkelyke Inzetcingen van Bonifacius in wezen (d), voornaamlyk het gedrag der Bis« fchoppen en Priestei'en betreffende. Eenige jaaren hierna, vielen de Saxers we-
dér-
O) EP'1*- BewiF. apnd Miiueum Not. Eccl. Belgii, Cap. V.
f. m 640. O) Willibaldi Vim S. BoNiFAC. Cap. XI. p. 246. 8feqq.
Vide & Annal. Fuld. ad annum 754 & Euimliet. Äilualcs ad-, mnum 754- (ß) lipitl. CuTHnERTi later Bonif. LXX. p. 93, 94.
(ZÓ Epitt. MiLRET inter Bonif. LXXVIII. p. '109.
Cc ) J. F. Foppens Diplom. Nova Colle..'ti»2J. I. Cup. V.a.s.
ld) Apud D'Achery, Tom, I. p. 507.
|
|||||||
DA
|
|||||||
% DiïEÏ«
|
|||||||
-4*8 VADERLANDS CHE IV. Boek;
derom af van de Franken. Pipyn trok met een
magtig Leger in hun Land. Zy verdedigden zig dapperlyk uit hunne Vestingen. Eindelyk werden zy overwonnen, en genoodzaakt te be- looven, dat zy jaarlyks, op de algemeene ver- gadering des Ryks, driehonderd paarden tot eene Schatting zouden opbrengen (V). Doch hoe weinig zy hier in hun woord hielden, zal ons 't gevolg deezer Hiftorie leeren. Pipyn ondertusfchen den Koning der Longobarden Astolf genoodzaakt hebbende, om den Paus het deel van Italië, welk men ledert den Kerkely- ken Staat genoemd heeft, plegtiglyk af teftaan (ƒ), en verfcheiden' andere merkwaardige overwinningen hebbende behaald, overleedt te Parys, op den vier en twintigfïen van Herfst- 768. maand des jaars zevenhonderd agtenzestig (g), ■---------nalaatende twee Zoonen, Karel en Karo-
lom an, die, met eenpaarige ftenimen der
Franken, tot Koningen verheeven zynde, het Ryk onder zig verdeelden. Karoloman viel Oostfrankryk, en al wat zyn Oom en Naam- genoot eertyds bezeten hadt, Karel al het overige ten deel (//). Karoloman egter be- ftierde zyn Ryks aandeel niet lang. Hy over- leedt op den vierden van Wintermaand des ~ 77J- Jaars zevenhonderd eenenzeventig (2). Ka« ----------rel, die, federt, by den naam ven Ka rei,
den Groot en, vermaard geworden is,
maak-
(O Eginharti Annal. ad annum 75S. Annal. FuW. ad «*■
iura 758. _(f) Aflroii. Annal, Francor. ad annum 755. ( g~) 'Eginhart. Annal. ad amium 768. f'O Axdelmi Annal. ad nnnum 768. ("i) Egunhart. Annal. ad unnur.i. 771, |
||||
IV. Boek, HISTORIE. 41$
smaakte zig, onaangezien Karoloman kinderen
iiagelaaten hadt, met toeftemming der voor- haamfte Frankifche Gfooten, terftohd, van alle zyns Broeders Staaten meester (£). De Saxers, waanende, zo 't fchynt, dat zy, xxVtt
met de dood van Pipyn en Karoloman, vanKarel de hunne verpligting aan de Franken ontflaagen Groote waren, noodzaakten Karel om, na 't houden ovew'M van eenen Landdag te Worms, zyn Leger in 7^2. hun Land te voeren. Hy overmeesterde de-———* Saxifche Vesting Hefesburg, en vernielde het beeld van den Saxifchen Afgod Irmenzuh Voorts het Land alomme afgeloopen hebbende en tot aan de Wezer toe zynde doorgedrongen, noodzaakte hy de Saxers wederom, de Vrede te begceren, en hem, ten dien einde» twaalf Gyzelaars te leveren (7). De Vrede duurde egter. maar eénett koften
tyd. Jaar op jaar, voerde Karel kryg tegen de Saxers, die geduurige invallen in Frankryk deeden, doorgaans met gelyken uitflag. Vrede* Vredebreuk van de zyde der Saxers, Oorlog* en wederom Vrede volgden eikanderen op de hielen (m). In 't jaar zevenhonderd zesenze ven- yfSi tig, maakten de Saxers zig wederom meester—■<*-*> van hun Slot Heresburg, de Franken uit het- zelve verdryvende. Doch Voor de fterkte Sigis- èurg, insgelyks door de Franken bezet, ftieten zy 't hoofd. Zelfs werden zy,door de Franken, tot aan den ftroom der Lippe toe, nagejaagd* Ka-?
^J5 AndëlmI Anna!, ad diihum fji.
CO Annal. Loifel. ad annum 772. ÈGlNtuaT. Anna!, ad
grtnum 772. O) Annal. Beftin. tid annos 773ä 774 & 775. Annal. Löiftf1
gd annos 774 & 775, |
|||||
Pd *
|
|||||
420 VADERLANDSCHE IV. Boek
|
||||||||||||
Karel, federt, te Worms, op eenen alge-
meenen Landdag, beflooten hebbende, al zy- ne magt tegen de Saxers te wenden, viel on- verhoeds in hunne Legerfteden. Waarop zy, wederom met fchrik geflaagen, van alle kanten toevloeiden, roepende dat zy Christenen en Onderdaauen der Franken zyn wilden. Karel deedt toen het Slot Heresburg, welk de Sax- ers verwoest hadden, wederom herftellen. Ook ftigtte hy eene andere (lerkte aan de Lip- pe, alwaar federt de Saxers, in grooten ge- tale, met hunne vrouwen en kinderen, ge- doopt werden. Hy liet e-ene fterke bezetting van Franken in deeze Vestingen , en den Winter in Frankryk overgebragt hebbende, begaf hy zig , in de Lente des volgenden • jaars, naar Nieuwmegen, alwaar hy het Paaschfeest vierde Qn~). |
||||||||||||
777-
|
||||||||||||
XXVIII.
Hof te Nieuw-
niegcn door Ka- rel ge- ftigt. Zy- ne Giften aan de Utrecht- fche Ker ke. |
Hy hadt hier een pragtlg Hof gebouwd,
en was gewoon, een groot deel van den Win- ter of Lente, in hetzelve, door te brengen. De Landftreek was vrugtbaar en vermaakelyk, en het Hof aan eenen lustigen oord, langs den WaaliTroom, gelegen (o). Thans was hy 'er ook in Zomermaand deezcs jaars; op den zevenden van welke, hy 'er eenen Gift- brief tekende , ten behoeve der Sv Maartens- |
|||||||||||
Kerke te Utrecht. Aan deeze, welke nu door
Alhrik als Bisfchop bediend werdt, fchonk hy het Dorp Lifiduaa ;of Leusden, omtrent den Eemftroom gelegen, met-de landen, bos- fchen, wateren, wooningen, flaaven, tilbaare en
(.») Annal. Loifel. ad annitm 77G.
Qo) Eginharti Vita Caroh' Magni} Cap. XVII. f. 83.
|
||||||||||||
IV. Boek. HISTORIE.
|
|||||||
421
|
|||||||
en ontilbaare have; met één woord, met al
wat 'er Graaf Wigger eertyds ter Leen by be- zeten hadt. Hier werden bygevoegd * vier *Hengese- bosfchen, ter wederzyde van de Eem gelegen, fchote, en de Kerk, boven Duurilede, Ubkirika ge- F^rtéefe^ noemd, met honderd roeden lands rondsom rot^ ' en dezelve, en een Eilandje ten Oosten deezer Widock. Kerke, tusfchen denRyn eii' de Lek, behalven den f Oevertol langs den laatstgemeldenftroom. -fRipati- In 't hoofd van den Giftbrief, noemtKarel zig cum' Koning der Franken en Longobarden, en (6) Patricias der Romeinen (p). Eenigen tyd te vooren, hadt hy de Giften, door de twee Pi- pynen, Karel Martel en Karoloman, aan de Utrecht-
C/O Diploma Cakolï apud Hedam p, 41.
(6) De naam van Patrkius heeft niet altoos eenerlei
betekenis gehad. In overoude tyden, verftondt inen'er, te Rome, de nakomelingfchap der oude Raadsheeren door. Titus Livius Libr. X.Cap. 8. Naderhand, werdt deeze naam aan de voornaamfte Staatsdienaars der Room- fche Keizeren gegeven. Cassiodor. Fariar. Libr. VI. Form. II. p. 91. Doch in deezen tyd, werden, naar't ge- voelen van voornaame Geleerden, zulke Vorsten Patricii der Romeinen genoemd, die de befcherming en verdedi- ging der Roomfche Kerke op zig genomen, en met toe- flemming van den Paus en het Volk van Rome, het op- perfte gebied over de Stad en den Kerkelyken Staat in Iianden hadden. Vide Ant. Pagi Critic. in Annal. Ba- ronii. Tom. III. niim. 8. p. 404. & P. Daniel Hifloi- re de Frame Tom. I. p. 454, 455. In deezen zin, werdt Karel Martel Patiïcius verklaard (Fredegar. Chron. III. Contin. Cap. CX. vergelceken met den Ui- terften Wil van Karel den Grooten by Du Mont Corps Diplomatique Tom. I. Art. VII. num. 17.) Ook zyti 'loon Pipyn, na dat hy Paus Steven den III. den Ker- kelyken Staat verzekerd hadt. (Leo Ostiensis Chron. Casfin. Libr. I. Cap. 8. in Colleïï. L. A. Muratorii Tom. IV. p. 272, 273.) En ten zelfden tyde, Pi-. Dd 3 pyHs |
|||||||
4aa VADERLANDSCHE IV. Boek,
|
|||||
Utrechtfche Kerke gedaan, te Aken, by eenen
openbaaren Giftbrief, bevestigd (#). Vceic Van Nieuwmegen vertrok de Koning naar faa^enzig Paderborn, alwaar hy eenen algenieenen Land-
$oppen. dag hielde, op welken de meeste Saxers, als Leden of Onderdaanen des Frankifchen Ryks, verfcheenen, en naar waarfchynlykheid, de beloofde fchatting, geheel of ten deele, zullen opgebragt hebben. Witikind, Hertog der Saxers, was hier egter niet tegenwoordig, maar met eenigen zyner Landsluiden naar Noorwe- gen geweeken (V): ongetwyfeld om hulp tegen de Franken te zoeken, by den Koning Sigifrid (/'), wiens Dogter Gerberg hy, naar 't ver- haal van fommige Kronyken (V), ter Vrouwe hadt. ïe Paderborn werden een groot getal van Saxers gedoopt, die belooven moesten, dat zy hunne Vryheid envaderlyk erfgoed ver- beuren wilden, zo zy immer van den Chris- telyken Godsdienst afvielen, of den Franki- fchen Ryke ongetrouw waren (V). XXIX. Op den Landdag te Paderborn, verfchecn Togt van ook Ihifialardbi, Vorst over eenige Steden Karelden^gj. Saraceenen in Spanje, die zig, nevens rmr°ten net; Land, over welk hy geboodt, aan Ko- Spanje, ïling Cq) Diplo,ma Caroli apud Hedam p, 39,
(f) Annäl. Loifel. ad annum 777.
Cf) Poëta Saxo de Gestis Caroli M. Libr.l. «4 •-nnum -77.
Cs) Apud J. G. Eccard. Stemmat. Wiudundi. p, ?4«
(f) Annal. Loifel. ad annum 777.
pyns twee Zoonen, Karel en Karolpman, Annal. Me-
tetif. ad annum 754. Wyder? fielden deeze Pairicii eenige minderen onder zig aan, die ook den cernaniu van Patricias voerden. "Vide Du Cance Voce Patkj« cius,' |
|||||
IV. Boek. HISTORIE. 423
ning Karel kwam onderwerpen (V). Deeze on-
derwerping gaf gelegenheid tot den togt naar Spanje, die in 't volgende jaar ondernomen 778. werdt. 't Leger, welk Karel toen te velde---------
bragt, was één der magcigften, die men, tot
dien tyd toe, gezien hadc. De Bondgenooten en Leenmannen des Konings hadden hunne beste Benden byeen gerukt. Gundebold, Koning van Friesland, die onze Kronykfchry- vers een' Zoon van Aldgillus den II (ie) en een' Broeder van Iladboud den II, Heer van een gedeelte van Friesland omtrent Alkmaar en Eg- mond (x), noemen, verfcheen hier, zomen wil, aan 't hoofd van zevenduizend man, al uitgelezen volk (y). Het Leger, over hetPy- reneisch gebergte, in Spanje gekomen, be- magtigde Pampelona, Saragosfe en verfchei- den' andere Steden en Sterkten. Ibinalarabi en eenige andere Saraceenfche Vorsten leverden den Frankifchen Koning Gyzelaars. Dochzyne Op wel- benden , fchoon zegepraalende te rug keeren- ken Glin- de, werden, in de engten van het Pyreneisch £■ °- ' gebergte, door de Gaskonjers, oude Vyanden <jer pr';e. der Franken, die zig, in een digt bosch, op zen.fheu- de hoogte, verborgen gehouden hadden, on- velt- verhoeds overvallen. De agterhoede, die meest met de pakkaadje en 't oorlogstuig belemmerd was, wist zig minst, in de onbekende eng- ten van 't gebergte, te redden. Veele voor- naa-
Cr} Annal. Bertinian. ad annum 777.
(V) Joann. A Leydis Lilr. IV. tap. s.o. (.rj Chroii. de Geft. Dcmin. de Brederode, Cap. V. apüd Van Loon Al. Holl. Hift. I Deel-, bl. 539. iy~) Tubanus de Gesus Caroli M. Cap. XI. |
|||||
D d 4
|
|||||
424 VADERLANDSCHE IV. Boek.
naanie Legerhoofden fneuvelden hier (j); on-
der welken ook de Friefche Koning Gundebold zou geweest zyn, die, zo men verhaalt, te Belin begraaven werdt (z), en naderhand, als ware hy om 't Geloof gefneuveld, onder de Heiligen en Martelaars 00» is gerekend ge- worden (7). Karel, federt zyne verfpreide benden verzameld hebbende, viel op de Gas- konjers aan, en noodzaakte hen, om zig aan hem te onderwerpen (b~). XXX. Het afzyn de« Konings hadt de Saxers, DeSaxers (joor Witikind opgehitst, wederom gelegen- Deven-1" 'ie^ gegcven ■> om het gemaakte Verbond te ter. fchenden en in 't Land der Franken te val- len. Zelfs liepen zy Friesland af, alles alomme
niet moord en brand vervullende. Koning Rad-
C,y) EoiNHARTi Vita' Caroli M. Cap. IX. Chronica S. Benign?
Bivionenfis apud D'Achery, Tom. II. p. 372. O) Turpinus de Gestis Caroli Magni, Cap. XXIII. ( e > Joann. A Leydu ! I-iir. IV. Ccp, 24, (J>~) Annal. Loiici. ad amium 778. (7) 't Geene men vanGundeboIds bedryf,op deezeis
togt, weet, is grootendeels gehaald, uit de regt beu- zelagtige Befchryving d,er Bedryven var, Karel den Groo- ten, die, op den naam van Turpinus, Aartsbisfchop van Reims, in 't licht gegeven; doch zekerlyk niet van hem gefchreeven is, alzo hy reeds in 't jaar 788 over- leeden was, en deeze Hiftorie (Cap. XXXII.) van Ko- ning Karels dood, die in 't jaar 814 voorviel, gewaagt. Voiez J.iLE Long Jiiblioth. Hiß. de la France. Libr. III. V' 3?5- 6? Besseui Not. in Titul. Eginhart. de Vita Caroli Magni p. 1. Edit. Schminck. Onze Kronyken 'hebben deezen gewaanden Turpinus veel te ligtvaar- «liglyk gevolgd. Wy können niet goedvinden hun de verdigte heldendaaden van Karel , van zynen Neeve; Roeland en van anderen, na te vertellen. Men zie, ondertusfehen, van Gundebold, Ubdon. EmMii Rer« Frifk. De-e. I. Libr. IV. pf 155 & feqq. |
||||
IV. Boek. HISTORIE. 425
Radboud de II. hadt hun, zo fommigen (c)
vermoeden, hiertoe gelegenheid gegeven. Ook zouden de Saxers de meeste verwoestin- gen in de Landen, onder het gebied van zy- nen Broeder Gundebold, hebben aangeregt. Vervolgens drongen zy door tot aan den Ryn- ilroom, en rukten in Deventer, welke Plaats zy t'eenemaal verwoesteden, den brand ftee- kende in de Kerk, die aldaar, eenige jaaren te vooren, door den Priester Liafwin, eenen Engelsman van herkomst, geftigt was (V). Diergelyke vyttndelykheden pleegden zy ook elders, gewyd noch ongewyd verfchoonen- de; doch toen zy de behouden' terugkomst van Koning Karel vernamen, weeken zy te rug. Karel egter zondt hun eenen hoop Franken agter na, die hen, omtrent de Ri- vier de Adrana of Eder, ten deele verfloe- gen, ten deele naar hun Land dreeven. In 't volgende jaar , werden eerst de Westfalers, en toen de andere Saxers, die over de We- zer woonden , wederom tot onderwerping genoodzaakt. En federt werdt aan het ge- maakt verdrag , door het doopen van een goed getal van Saxers, gelyk als de Jaatfte hand gelegd (V). Ook tekenen fommige oude Schryvers aan, dat'er, ten deezen tyde, ins- gelyks eene groote menigte van Friezen ge- daopt werdt (ƒ'). Doch
(O Ubbo Emmids, Rer. Frific. Ticc. I. Lihr. IV. p. 159.
(V) Vita S- Ludgeri Libr. I. Cap. n, 12, 13. Vide &
E.KVI1 Davenc Libr. I. p. II. & feqq. (e) Annr.I. Loifcl. ad annos 779, 780.
(ƒ) ChroH. Moisfiac. ad anttitm 780. 'm Collcft. Du CilES-
KB Tom. III. p. 138. Dd5
|
||||
426 VADERLANDSCHE IV. Boek.
De Sax- Doch 't leedt niet lang, ofWitikind, uit
ers ver- Noorwegen te rug gekeerd, wist een goed volgen jjggi ^er saxers wederom tot den afval te loofspre- beweegen. De Christen-Kerken, die men, dikers. in hun Land, hadt begonnen op te regten, werden verwoest, de Verkondigers der Evan- gelie-Leere vervolgd en gedood. WUlihady die, eenigen tyd herwaards, het Evangelie omtrent Dokkum gepredikt hadt, en, federe in Saxenland gekomen, de Kerk van Bre- men beftierde, werdt genoodzaakt, om de vervolging te ontwyken , te fchepe, naar 7S2. Friesland te vlugten (g). Koning Karel was " nu onlangs van eene algemeene Vergadering, omtrent den oorfprong der Lippe gehouden,
te rug gekeerd. En op deeze Vergade- ring, hadt hy gehoor gegeven aan een pleg- tig Gezantfchap van Sigifrid, Koning van Deenemarke en Schoonvader van Witikind (7/), beftaande uit 's Konings eigen' Zoon Halpdan (z) en eenige andere Deenfche Grooten, die van vrede kwamen handelen. De Saxers, die, in de onderwerping aan de Franken, volhard hadden, waren hier ook, in grooten getale, verfcheenen (F), zo dat het met reden , vreemd fehynen mögt, dat de overige Saxers, die Witikind aanhingen, in deeze omftandigheden, eenige vyandelyk- heden durfden onderneemen. Ook kreeg 'er Karel zo ras geene kennis van, als van die der
(#) Vita Williham Episcopi Cap. II. & VI.
(Ji) Ecinharti Annal. ad annum 782. (1 Inceni Auét. Vita Caroli M. ad annum 732, apud Du CliESNE Tom. II. p. 54. ££} Annai. Loifel. ad annum 782. |
||||
IV. Boek. HISTORIE. 42?
der Sorabifche Sclaavw-, die tusfchen de Elve
en de Sala woonden, en eenen inval in de Landen hunner nabuuren, de Euringen en de Saxers, die met Karel in verbond ftonden, gedaan hebbende, eenige Plaatfen verwoest hadden. Tegen deezen, zendt hy dan drie zyner voornaamfte Legerhoofden te velde, met een Leger van Oostfraoken en Saxers. Doch deezen, de Saxifche grenzen genaderd zynde, verneemen daar, dat Witikind zig tegen de Franken ten oorlog toerustte , en befluiten terftond, hunne wapenen niet te- gen de Schaven, maar tegen Witikind en de xynen te wenden. Ten zelfden tyde, werdtZywor- hun Leger verfterkt, door de manfchap, die dei1 door Graaf Dirk, eenen nabeitaanden van Ko- ^a' ning Karel, op het hooren van den opftand men ' der Saxers, in alleryl, in de Landftreek Ri-meent, puarie, tusfchen den Ryn en de Maaze ge- een' legen, hadt können by een vergaderen, en ^der" welke, onder zyn geleide, naar Saxen trok Hoiiand- (/}. Sommigen willen, dat deez' Dirk een fche Voorvader der oude Hollandfche Graaven, Graaven,, die ook den naam van Dirk gevoerd hebben, ^ken" geweest zy (?»). Ten minften is het zeker, dat eenigen onzer Kronykfchryveren, Dirk, die gemeenlyk voor den eerften Hollandfche« Graaf gerekend wordt •> hebben aangemerkt pis uit het Koningklyk geflagt van Frankryk ilerkomllig (»). Doch wat hier van zyn moge; Graaf Dirk,
van
f O Eginharti Annal. ai anmim 781.
(1») IIeda p. 59. G. van Loon Al. Holl. Hill, U.,De:l, ttt, 11,
|
||||
4*8 VADERLANDS CHE IV. Boek;
van welken wy fpreeken, riedt den anderen
Legerhoofden , die ylings voortrukten, dat zy, vooraf, de Legerplaats der Saxers zouden doen verfpieden, en onderzoeken, of de ge- legenheid goed ware, om hun flag te leveren. Zy volgden zynen raad, nevens hem voort- trekkende, tot aan de hoogte Sontal, ten Noorden van welke, de Saxers gelegerd wa- ren. Daarna, over de Wezer getrokken, lloegen zy zig, langs den boord dier Riviere, ter neder. De drie Legerhoofden, jookerig naar den ftryd, en waanende de overwinning reeds in hunne handen te hebben, waren be- dugt, dat men dezelve Graave Dirk mögt toe- fchryven, indien hy , nevens hen, ftreedt. Zy befluiten dan , zonder hem, voort te rukken, en op de Saxers in te breeken. De aanval gefchiedde zonder orde, en als hadt men eenen vlugtenden vyand voorgehadt, wicn men den buit flegts ontjaagen moest; niet eenen ftandhoudenden , die op zyne hoede was. De Saxers booden zo dapperen tcgen- ftand, en't gevegt werdt haast zo hevig, dat de meeste Franken fneuvelden. Lenigen, die op de vlugt gedreeven werden, bergden zig binnen de Legerplaats van Graaf Dirk. Ka- rel , de nederlaag der zynen verneemende, kwam zelf, eerlang, met een magtig Leger, in Saxenland. Toen leiden de Saxers het hoofd in den fehoot. Witikind, die, voor Karels aankomst, wederom naar Deenemarke geweeken was, werdt van allen voor de oor- zaak des krygs gehouden. Doch zyne mede- landers werden, ten getale van vierduizend- vyf-
|
||||
IV. Boek. HISTORIE. 429
|
||||||
vyfhonderd, Karel in handen geiteld, en al-
len, op eenen dag, te Verden, onthalsd (0). De Kening {telde federt Graaven over de Saxers aan, die uit de edelilen van dien Land- aart gekooren werden (8); doch hem niet lang getrouw bleeven (p ). Misichien bragt de Itrengheid, van welke wy XXXL
gefproken hebben, den algemeenen opltand Een ge- onder de Saxers te wege, die in 't volgendejaar d" ^ . voorviel, en Karel noodzaakte, hun een- en zen ftaatr andermaal flag te leveren (^); dat zy, naar nevens hulp by hunne nabuuren uitziende, een gedeel- de Sax- t» der Friezen, waarfchyniyk, onder anderen "" èn°de ten miniten, die vanOostergo, bewoogen,om Franken. het Verbond, met de Franken gemaakt, te ver- 783. laaten(r). De afval van de Franken ging, on*-----*—■
der deeze volken, gemeenlyk met den afval
van den Christelyken Godsdienst gepaard. Ook vindt men aangetekend, dat de Friezen, door Witikind opgehitst, tot aan het Vlie toe, van het geloof afvielen, de Kerken verdelg- den en de Geloofspredikers ten lande uit dree- ven (V); onder welken, zekere Ludger, die zig te Utrecht in de Godgeleerdheid geoe- ' i'end, -
O) EGren.AiiTi Anhales, adi annum 782.
(p ) Chronic. Moisfiac. ad annum 782 in Collcft. Du Ciifs- NE Tom. III. p. I3g. (f} Monachi licuusv. Vita Carcli M. ad annum 783. (/ 5 Incert. Autli. Vita Caroli M. ad annum 784. (j) Vila Ludgeei, JJbr. I. Cap. 18. (8) De Lailbrief voor eenen deezer Graaven, Trut-
man genoemd, is nog voor handen. Men vindt hem, onderde Capitul, Reg. Francor. Tom. I. col. 242. Edit. Bahizii, in Codic. Diplomat, post TesCJIEMACHER. jH$- fißl, Clivia, p. 38, en by anderen. |
||||||
{
|
||||||
43ö VADERLANDSCHË IV. Soe«
fend (V), en nu reeds, omtrent zeven jaaren $
de Evangelie - leer, te Dokkum, in de Land* ftreek Oostergo, gepredikt hadt, met naame * genoemd wordt (v). Zywor- ' Karel bragt wel haast twee Legers tegen de den door Saxers ell Friezen te velde. Het een liet hy in ken óver- Westfale, 't welk eerst afgeloopen werdt, on- wonnen, der 't bevel van zynen Zoon, Karel; met het ander rukte hy, noordwaards aan, langs de We- zer. Naderhand, door Turingen, in hes Land, tusfchen deElve en Sala gelegen, welk* door Saxers en Friezen, bewoond werdt, ge- trokken zynde, ftak hy den brand in hunae Dorpen en genügten. Het leger onder Karel zynen Zoon behaalde geene mindere voordee- len op de Westfalers, die, omtrent de Lip- pe , Samengetrokken waren (V). Kortom f de Saxers en Friezen werden eindelyk geheel overwonnen (x). Koning Karel benam hun het regt op hun vaderlyk erfgoed, welk zy, eerst onder zynen Zoon Lodewyk den Vfoo- men, wedergekreegen hebben (^). Witi- kind zelf onderwierp zig, en werdt, in den 785. aanvang des jaars zevenhonderd vyfentagtig, •"—'—na 't aanneemen van den Christelyken Gods- dienst , te Attigni, in eenen loopenden ftroom (z), waarfchynlyk in de Aisne, gedoopt (a)t (O Joann. A Leydis, Lihr. I. Cap. 6.
OO'Vita Ludgeri, Lïir. I. Cap. 18.
(_w) Eginharti Annales, adannum 784.
t x~) Clu'on. ile Tfajeéto in Matth/ei Annal. Tom. V. p,
(y) Astroriomi Vim Ludovici Pii, ad atinitm 814.
(z) ChronicQii Misnicum apud J. A. Cuus. Witikind. Cafi XlV. num. 10. p- 42. C<0 ëginjiarti Annales, ad r.nnum 785. |
||||
IV. Boek. HISTORIE. Jfof
By welke plegtigheid, de Koning niet alleen
tegenwoordig was; maar, naar 't getuigenis fommiger Kronykfchryveren Q>'), ook als Ge* vader over den Doopeling ftondt. De bekeering van Witikind gaf gelegenheid, dat een groot deel van Saxen den Christelyken Godsdienst omhelsde. Koning Karel rigtte hier terllond wel agt nieuwe Bisdommen op; in één van welken, naamlyk, in dat van Munster, de reeds gemelde Ludger tot Bisfchop werdt aan- gefleld (c). Het Bisdom van Bremen ftondt onder het beftier van Willihad: en zo men ftaat maken kan op eenen Brief van Koning Karel, dien fommigen voor onegt gehouden hebben, heeft deeze Vorst een gedeelte van Friesland, in 't geestelyke, aan 't Bisdom van Bremen onderworpen (d). Men weet, ten minste, dat de Friezen, by deeze ge- legenheid, in zo grooten getale, den Chris- telyken Godsdienst aannamen , dat men dit ganrfche volk nu als bekeerd aanmerkte. Duidelyk blykt dit, uit eenen Brief, niet lang hierna, door Alcuinus of Albïnus, Leer- meester van Koning Karel en thans ten hove in groote agting, gefchreeven, van welken men ons, onder anderen, deeze woorden be- waard heeft, uit welken men ziet, door wat foort van beweegredenen, de ongeloovigen, ten deezen tyde, tot het omhelzen der Evan- gelie- (_b~) Apud J. A. Crusium Witikind. Cap. XIV num. a, %
p. 41. (O Vita Ludgeri, Lihr. I. Cap. 20.
(<Ó Cnpit. Reg. Franc. Edit. Baiuzii Tom. I. col. 24^. tjusi.
Kut. Tom. II. Cal. 1039. |
||||
432 VADERLANDSCHE IV. Bom:
|
|||||
gelie - leere gebragt werden : „ De oude Sax-
„ ers, fchryft hy, en alle de Friefche vol- „ ken zyn nu, gedrongen door Koning Karel, „die fommigen door gefchenken, anderen „ door bedreigingen overgehaald heeft, tot „ het Geloof in Christus, bekeerd geworden „ (<?)•" Alcuinus kon, zo wel als iemant, van deeze Bekeering oordeelen, alzo hy den Koning, op deszelfs reis naar Saxen, verzeld hadt (ƒ) Ondertusfchen kwam de tyding deezer Bekeering wel haast te Rome. De Ko- ning werdt 'er, in eenen brief van Paus Adri- aan den I, die nog voor handen is, geluk over gewenscht (g). XXXII. De Vrede met de Saxers was nu , voor De Wil- eenige jaaren, vast genoeg gevestigd (7z), z.en'p°a°r_ voornaamlyk egter, indien men de Franki- ken,metfche Historiefchryvers gelooven mag, om hulp der dat zy geene glimpige voorweridfels vinden Friezen, konden, om dezelve te breeken (i). Karel °Voiinen ^eec' midlerwyl, den tyd elders met oorloo- ggen ' gen. In 't jaar zevenhonderd negen en tagtig, —--— voerde hy zyne krygsmagt tegen de IVeleta- beny eene foort van Sclaaven, by de Fran- ken, onder den naam van Wilzen, bekend, en omtrent de Oostzee woonagtig. Dit volk hadt, federt eenigen tyd, de nabuurige vol- ken , die Bondgenooten of Onderdaanen der
CO Fragw. Epift. Ai.bini apudDu Chesne Tom. II. p. 32a.
(ƒ) Alcuini Epift. XXX. in C. Canisu Lcftion. Toni. II. \g~) Ëpift. 'pontif. & Reg. Franc. Nam. XCII. Ut Collect
Du Chesne. Tom. lil. p. Ö09. f/0 PoëTA Saxo, Ubr. II. ad ctmum 783. CO Eginharti Annales ad amum 7*5. |
|||||
IV. Boek. HISTORIE. 433
der Franken waren, door geduurige invallen
en llrooperyen, gekweld. Karel bragc een nmgtig Leger tegen hen op de been, welk, by Keulen, over den Ryn, en voorts, door Saxenland, naar de Elve trok. De Friezen, die nu met de Franken verbonden, of aan de- zelven onderworpen waren, verzelden den Ko- ning op deezen togt, zig, te fchepe, langs ' den Havelftroom, tot aan de Elve toe, be- geevende (&). Karel, langs twee bruggen, die ter wederzyde, door opgeworpen' Sierkten, gedekt werden, over de Elve gekomen zynde, viel in het Land der Wilzen, die haast over- wonnen, en genoodzaakt werden, zig der Fran- kifche heeifchappye te onderwerpen (7). Tusfchen de Ingezetenen van Beijere, die De Ho-
rnet de Franken verbonden of aan dezelven ?ƒ" onderworpen waren, en hunne nabuuren, de ren be- Hunnen of Hungaaren, vielen, van tyd tot oor- tyd, gefchillen over de grensfcheiding. Ko- loosd« ning Karel onving, in 't jaar zevenhonderd- 79°" ennegentig, te Worms, een Gezantfchap van de Hunnen, om deeze gefchillen te vereffe- nen ; 't welk egter niet gelukken wilde (nf). Hy befloot, derhalven, zyn regt, in 't vol- 791- gendejaar, met de wapenen, fiaande te hou- "—......*-
den. Met de Franken , Saxers en Friezen ge-
raadpleegd hebbende (n~), brengt hy, voor- naamlyk uit deeze drie volken , een mag- «g
(£) Inceni Ana. Vita Caroii M. ad annuiit 789,
(I) lir.iNHAR'n Annal. ad annum 789. 0«~i Eginharii Annal. ad annum 790. OO Inceni Auct. Vita C:u'OÜ M. ad annum 791, Aötwl*Bff» (iiiian. ad annum 791 |
|||||
i DejEfc, E#
|
|||||
434 VADERLANDSCH.E IV. Boeit.'
tig Leger op de been; welk in twee hoopen
verdeeld werdt. Over één derzelven, voerde hy zelf 't bevel, trekkende, lang's den zuide- lyken o'ever van den Donauw, naar Pannonie Graaf of Hongarye. De tweede hoop, die uit Ri- Dirk ver-puariërs, Friezen, Saxers en Turin'gers bc- zelt Ko- ftolu\t i^0\ ^ fteläe hy onder 't bevel van den relop boven gedagten Graaf Dirk en van Mcgin- deezen frid, 's Konings Kamerling, hun belastende, togt. langs den noordelyken oever des Donauws, voort te rukken Qp~). Sommigen onder de ouden hebben aangetekend, dat de Friezen den Donauw te fehepe afgezakt zyn (<?). Hier- in is men 't eens, dat de Beijerfchen, het Le- ger, langs den ftroom, de oorlogs en mond- behoeften hebben nagevoerd, wordende de- zclven gedekt door de benden, die, ter wcder- zyde der Riviere, voorttrokken. Men floeg zig eerlang neder, aan de Inn, de grens- fcheiding tusfehen de Hunnen en Beijerfchen. Drie dagen agter een, Maandag, Dingsdag en Woensdag, den vyfdcn, zesden en zeven- den van Herfstmaand, werden hier openbaare gebeden gedaan, om eenen gelukkigen uitflag van den veldtogt te bekomen. De Priesters, / die in 't Leger waren, gaven bevel, dat men zig, geduurende dien tyd, van Wyn en Vleesch zou hebben te onthouden, of eenig geld ver- beuren , elk naar zyn vermogen. Men gaf aal- móesfen.
Co) Annal. Loifel. act anmm 7pt. Ed. Canisii Tom. II. P.
II. p. 58. Annal. Vet. Franc, apud E. Martene & U. B» rand. Vet. JMoiiuiii. Tom. V. col. Lt)y. Cp ) Eginharti Annal. ad annum 791.
(ï) Annal. Fuld. ad annum 791.
|
||||
ÏVt Boek, HISTORIE, 43^
nioesfen. Ieder Priester, die door geene zwak-
heid belet werdt, las eene Mu. De Geeste- lyke'n, die de Pfalmen kenden, zongen *er" ieder vyftig, terwyl zy, blootsvoets, door 'è Leger wandelden (r). Vervolgens over de Inri getrokken, viel de vereenigde raagt der Fran- ken, zo hevig op de Sterkten en Legerplaat- sen den Hunnen aan, dat dezelven eerlang o- vermeesterd en geflegt werden. Toen werdt het Land der Hunnen , te vuur en te zwaard, verwoest (s), tot aan de Rivier de Raab toe (V). Men getuigt, dat geene overwinning deti Franken immer zo grooten rykom aanbragt als deeze. De fchatten der Hunnen werden overal waar menze bekomen kon geroofd. Het zegepraalend Leger keerde, langs den- zelfden weg, te rug naar Beijere. Doch Graaf Dirk en Meginfrid voerden de Saxerä en Friezen, die onder hun bevel Honden, dooi1 Boheeme, naar hun land. De veldtogt ein- digde gelukkiglyk; alleenlyk fneuvelden byna alle de Paarden van 's Konings Leger, door eene befmettelyke ziekte; zo dat 'er naauw- lyks een tiende deel behouden werdt. Koning Karel, zyn Leger afgedankt hebbende, over- winterde te Regensburg (j>). Hy hadt, te voo- ren al, zyne Gemaalinne Fastrade van de be- haalde zege kennis gegeeven in eenen Brief, die nog voor handen is; onder anderen dee* ze
O) Épiltotn Caroli M. aci ftiftr'adam Reg. apüd Du Cafcs»
fck Tom- II. p. 1S7. Cs") Eginharti Annal. al annum 791. CO Annal. Fuldenf. ad annum 791., \y~) Egixjiarti Annal. ad annum j-pi* |
|||||
Ee a
|
|||||
43<S VADERLANDS CHE IV. Boek.
Brief van ze woorden gebruikende: „ De Almagtige
Koning heefc ons, naar zyne groote barmhertigheid, Krr? ° " ^e overwinning verleend. Eene menigte deriaa* "» van Ovaren [ zo noemde men ook de Hunnen ] der Hun- „ is omgebragt. In lang heeft men, onder sen. M die volk, van zulk eene nederlaag niet ge- „ hoord. ■----- De onzen zyn, met den
„ buit , behouden, te rug gekeerd. Ook
„ hebben zy honderd en vyftig Avaren gevang- „ kelyk medegebragt; die bewaard worden, „ tot dat wy bevel gegeven zullen hebben, „ hoe men met hen handelen moet. De over- „ winning is voornaamlyk te wege gebragt, „ door onze en Gods Getrouwen, den Bis- „ fchop, den Hertog en de twee Graaven. „ De Hertog van Histria met zyn Volk heeft „ zig, gelyk ons verhaald is, dapperlyk ge- „ kweeten (V)." Het overig deel des Briefs behelst een verflag van de Godsdienstige pleg- tigheden, die men, voor den ftryd, waarge- nomen hadt, en na de overwinning nog moest waarneemen. De ftyl en inhoud deszelven toont duidelyk, dat hy door eenen Geestely- ken opgefteld is. In 't voorbygaan, moeten wy aantekenen,
dat Koning Karel, niet lang hierna, waarfchyn- lyk uit den behaalden buit, een Hunnisch zwaard, nevens eenen Krygsmans gordel en twee zyden mantels, aan Offa, Koning van Mercie, tusfehen Wesfex en Northumberland, tot een gefchenk gezonden heeft. Kort te voo-
O) Epift. Caroli M. cd Faltrndam R. o.pud Du' Chesne
Tom. II. p 187. ViJe & Alcui.ni Epift» LXI. tifud 11. Ca- wsium Tttm. II. I'. 1.«, 15. |
||||
ÏV. Boek. fllSTORIE. 437
vooren, was 'er raerkelyk gefchil tusfchen
de twee Koningen gereezen. Karel de Groo- te hadt, door Gervold, Abt der Abtdye van Fontanelle, de Dogter van Offa, voor zy- nen Zoon, Karel, ten Huwelyk laaten ver- zoeken; in welk verzoek, de Koning van Mer- cie, op geene andere voorwaarde dan deeze wilde bewilligen, dat Berta, Koning Karels Dogter, aan zynen Zoon ten Huwelyk zou worden gegeven (V). De oneenigheid, hier- over ontftaan, was van zoveel gevolg geweest, dat alle wederzydfche handel, tusfchen te twee Ryken, verbooden was geworden. Merke- lyk nadeel leeden hier door de Koopluiden, en buiten twyfel ook die, welken aan den Ryn, te Duurflede, te Tiel en in andere Kooplieden hier te Lande woonden ; als welken thans veel op Engeland handelden. De fpraak hadt gegaan, dat men Alcuinus of Albinus naar Merrie zou doen overflceken, om de gereezen' gefchillen by te leggen (y). Doch 't fchynt, dat hy deeze reis niet gedaan (V), en dat men den bovengemelden Abt Ger- vold, een' groot' vriend van Koning Offa, tot bemiddeling der gefchillen, heeft gebruikt (V). Zeker is 't, dat men alles haast veref- fend heeft; alzo de beide Vorsten elkanders vriend-
f.T~i Clironi on Fontanell. Cap. XVI. in Coli. L. D'Achery
Tom. II. p- 2; o. (/) Fragment. Epift. Ai.bini afmd Du Chesne Tom. II. p.
.222. O) A1.CUIN1 Epift. r.pud WiLLiELM. Malmessor. de Gert»
itfg. Ailgl. I.ibr. 1. Cap. lil. p. 26. (jO Ciiioii. Jo.it« Cap. XVI.
Ee 3
|
|||||
'
|
|||||
433 VADERLANDS CHE IV. Boek*
vriendfchap zogten (£). Het gefchenk, welk
Karel aan Offa zondt, is 'er een bewys van, In den Brief, by deeze gelegenheid gefchree- van , belooft Karel ook, dat „ de Engelfche „ Kooplniden, die in zyn Ryk kwamen han- „ delen, behoorlyke befcherming zouden ge-- „ nieten: en indien zy ergens verdrukt wier- „ den, moestenze zig maar by hem of zyne „ Regters vervoegen, alwaar hun akyd goed „ Regt gedaan zou worden (V)." Zo veel maar weet men van het oudfte Traktaat van Commercie, gel'yk men nu fpreeken zou, tus- fchen de Vorsten, die, hier te Lande, 't hoog gebied gevoerd hebben en de Engelfchen, welk ons, in egte Gedenkfchriften, voorge- komen is (8). XXXIII. In 't iaar zevenhonderd tweeënneeemijr, Ir.val der deeden de Deenen , onder Koning II a l Pt Fiïc- D A N ' waarfchynlyk denzelfden, die voor- zsninEnr heen Gezant zyns Vaders Sigifrid by Koning geland, Ka-
792.
*=■—'rr~~ (b) Cofitln. Iïedje Libr. I. Cap. 14, 15, t<>. Rpift- CaroB
Rcg. Urier Alwini Xlll, cpud Ou Chesne Tom. II, p. 678. Cc) Epilt. Cakoi-I Res. cd Offam, apud Willielm. Mai-
Mesb. de GelK Res. Angl, Uhr. I. Cap. IV. p. 32. & apud Pu Ci:esne. Tom. II. p. 223, (8) Henrik Canisius tekent, op den XXXIT. Brief
van Alcuinus , te vinden in zyne Leäion. Antiq. Tom, II. P. I. p. 412. Edit. Amfl. aan, dat men een Affchrift van het Traktaat, tusfehen Karel den Grooten en OiFa, vindt, by Willielm. Malmesbumensis , de Gefi. Regr Angior. Libr. I. Cap. 4. in fine. Doch deeze Schryver hee,ft niet anders dan den Brief van Koning Karel aan Offa. Ook heb ik het Traktaat, dat, vermoedelyk, niet jneer voor handen is, te vergeefs, gezogt, in de Hifloi- f.e da Anciens Traite» van Mr. Bareeyrac; aiwf.sr '(»? fji 't £ebeel niet van gewasgd wordt. |
||||
IV. Boek. HISTORIE. 439
Karel geweest was (d), eenen inval in Enge-
land. Zy hadden, te vooren, nog twee ande- re invallen gedaan; doch zig nu verbonden met Ubbo , Hertog der Friezen. De Deenen en Friezen, voet aan land gezet hebbende, ver- deelden zig aan drie hoopen, één van wel- ken zig van de Stad Jork meester maakte, terwyl de twee anderen het Gewest der Oost- fiixers, thans Esfex genoemd, deerlyk afliepen, en met roof, moord en brand vervulden, ge- wyd nog ongewyd verfchoonende. Van 't Ko- ningklyk geflagt werde niemantdan Elfrid, Va- der van Koning Edwald den I, in 't ke- ven gefpaard (e). De verdere gevolgen van deezen inval zyn, onzes weetens, van gee- ne • geloofwaardige Schryvcrs (f), aangete- kend. De Hunnen waren, midlerwyl, wel over Graaf
wonnen, maar niet te ondergebragt. Koning Dirk trekt Karel onthieldt ziV in Beijere, alwaar hy eene \eßen
1 j t-> v n 11 Hunnen, brug over den Donauw liet flaan, en alles tot ee- ™-,.
nen vroegen veldtogt gereed maakte (g). Graaf------—
Dirk, dien fommigen, by deeze gelegenheid,
waarfchynlyk om dat hy een Heirleger geboodt,
den naam van Hertog gceven Qi), deedt zyne
Friefche benden ook tydig optrekken, om zig,
niet dezelven , by bet Leger van Koning Karel,
aan den Donauw, te vervoegen. Hy voerde zyn
Le-
OO Zie liier voor, hl. /26.
(O Translat. & Mirac. S. Cuthbertj Epifcopi, Ccrp. III.
C/3 v'"--s L'eb. Emmh Rer. Kriflc. Bic. I. lil/r. V. p. 1-6. ' ff) EoiNHABTi Anml. ad annum 792. (A) Poeta Saxo de Gc;.sris Caroli Magni, Llbr. III. ad an- mmi 7V3. |
|||||
Ee 4
|
|||||
44ö VaDERLANDSCHE IV. Doek.
Leger door het Friesch Landfchap Rhiustrl^
welk fominige oude Kronyken (i) Rustinger- land (9) noemen, naar de grenzen der Saxers (/e), met oogmerk, zo 't fchynt, om zyn Leger, even gelyk voor twee jaaren , met Wordt de benden der Saxers te verflcrken. Doch van de dit miste hem. De Saxers waren ondertus- Sa^erS fchen wederom van den Koning en van den knen°-ê- Christelyken Godsdienst afgevallen. Zy had- flaagen0. den de Kerken verwoest, de Bisfchoppen en Priesters verdreeven of gedood. Drie Graa» ven, die, nevens zekeren Richolf, wiens Neef dit verhaalt (7), van 's Konings wegé, naar den kant der Elve, gezonden waren, ter beftieringe der gemeene zaaken, waren door de Saxers, uit haat tegen den Christe- lyken Godsdienst, van 't leeven beroofd. Zelfs hadden zy Gezanten aan de Hunnen gezonden, en met dezelven een verbond te- gen de Franken gemaakt (m~). Graaf Dirk, van dit alles, zo 't fchynt, onkundig, was reeds
(.') f. nfi Lkmmègê Chroii. van Groninger!, in Matth.
Anna!. Tom. I. p. 68. (k~) EoiNHARTi Annal. ad annum 793.
(J~) Ëpift. Recïanintof. ad I.iirlov. Pinm. Nttm. II, ttpud Dtr
CuesnE Tom. II. p. 724. B. & inter Epift. Bonjf. CXV p. i;,o. Qm~) Annal. Loifel. ad annum 791. Edit. Canish Tom. II.
P. II. p 5>i. (9) Dit Rhiustri, Rusiri of Rustingerlandfchynt ge-
plaatst te moeten worden, alwaar thans de Graaflchap- pen Emden en Oldenburg leggen. Men zie van deszelfs gelegenheid Ubbon. Emmii Herum Frific. Dec. 1. Libr. II. p. 50, 62. Libr. IV. p. 167. Sommigen plaatfen het ten onregte by Wyk te Duurilede. Het ftrekte zig tot &an de Wezer. Egin-harïi AimaL ad annum ^93. |
||||
IV. Boek. HISTORIE. 441
reeds tot omtrent de Wezer gekomen, wan-
neer hy van de Saxers overvallen en géflaa- gen werdt. Karel kreeg de tyding van dee- ze nederlaag, terwyl hy bezig was om eene vaart te doen graaven, door middel van wel- ke, men, uit den Ryn, in den Donauw zou können komen. Men hadt reeds, op eene breedte van driehonderd voeten , tweedui- zend fchrccden in de lengte voortgegraaven, toen men de onderneeming moest laaten ftee- ken. De grond, uit eigener aart moerasfig, werdt, 1 door den geduurigen regen, nog weeker gemaakt. 't Werk hieldt geenen Hand. 't Gene men, by dag, met delven won, verloor men, by nagt, door het toezak- ken van den losfen grond. Karel dan, ver- drietig over het mislukken deezer ondernee- minge, hadt ook geenen lust, om, voor eerst, iets tegen de Saxers aan te vangen: en de grootheid van 't verlies, door Graaf Dirk ge- leeden, ontveinzende (V), bragt hy, niet voor het midden des volgenden jaars, twee 7?». Legers tegen hen te velde, en noodzaakte-------
hen toen, zonder flag of floot, tot onder-
werping (V). Sedert vielen zy al wederom af: en daar werdt jaaren agter een tegen hen, Eo wel als tegen de Friezen, die 't nu weder- om met hen hielden (p)> geoorloogd (</); toe
f«) Eginiiarti Annales ad armum 793.
£0) IJ. Annales ad anniim 794.
(jo) Annnl. Vet. Franc, ad annum ^y. apud Marteït. &
Durand. Vee. Moniim. Tom. V. col. 906.' A. Richard, de S. Victore, cit. a JoaHnE de Monsterouo Epift. XLIV. apud M.AiiT. & Durand. Veter. Mommi. Tom. II. co!. 1407. (?) KtiiNiiAjtTt Ann.il. ad annos 795, ?<}6, 797, 798, ^,
Soa. |
|||||
Ee 5
|
|||||
442 VADERLANDSCHE IV. Boek.
tot dat ay, in 't jaar agthonderd en een, ge-
heellyk te ondergebragt werden. Met dit jaar eindigde de bloedige Saxifche en Friefche Kryg, die, naar fommiger aantekening, drie- endertig jaaren geduurd hadt (r). Doch an- deren plaatfen het einde deezes Krygs in het jaar agthonderd en drie (s), of agthonderd en vier, Karel voerde een getal van tienduizend Saxers, die ter wederzyde van de Elve woon- den, met vrouwen en kinderen, in Frankryk, de landen, welken zy bewoond hadden, aan de Abodriten,'eene foort van Sclaaven, weg- fchenkende {f). XXXIV. Sederc werdt, te Saltz, een Koningklyk Pa- Verdrag leis, aan de Rivier de Sala in Frankenland met de gelegen , werwaards zig de wederzydfche Friezen" Grooteii begeven hadden , een Verdrag met de Saxers en Friezen getroffen; van welk ons een Digter, die omtrent het einde der negende eeuwe biocide, de meeste voor- waarden bewaard heeft. Hy fpreekt, 't is waar, alleen van een Verdrag met de Saxers; doch men moet agten, dat "er de Friezen mede in begreepen geweest zyn. Andere geloofwaardige Schryvers (j>) getuigen, dat zy, in deezen laatflen kryg, met de Saxers verbonden geweest waren, en deeze Digter zelf geeft, op andere plaatfen van zyn werk (V), te
(?) Afrronomi Vita Ludovici Pü Imp. ad annum 801.
(s) Pocta Saxo de Gesris Caroli M. Lihr. IV. ƒ>. 107.
(«) Eginharti Annal. ad annum 804. Ejusdemque Vila Ca-
toli Magni, Cdp. VIII. p. 5°- fr) Annal. Vet. Francor. ad annum 797. in Mauten. & Du-
rand. Veter. Monum. Tom. V. col. 906. A (w) PoëTA Saxo, Lihr. IV. ad annum 8c6. p. 169. II. &
Lihr. V. ad annum 814. j>. 175. C. |
||||
|
|||||
IV. Boek. HISTORIE. 443
te kennen, dat de Friezen, zo wel als de Sax-
ers, den Frankilchen Ryke, na deezen tyd, onderworpen geweest zyn. De voorwaarden des Verdrags kwamen hier
Gp uit: „ De Saxers en Friezen beloofden „ den Christelyken Godsdienst te zullen om- „ helzen, en den Bisschoppen, die over hen „ gefield zouden worden, onderdaanig te „ zuilen zyn. De Regters of Graaven, die „ de Frankifchc Koningen onder hen zen- „ den zouden, moesten elk Volk, naar zyne „ Vadcrlyke wetten , regeeren. Wyders „ werden zy van het opbrengen van aller- „ lei lasten en fchattingen onthee ven , de ,, tienden voor de Geestelykheid alleenlyk „ uitgenomen (1). Men gaf of liet hun den „ eer-
CO Men vondt 'er, ten deezen tydc, onder de Geestelyken, die oordeelden, dat men van de nieuw- bekeerden geene tienden moest neemen. Zulk een was de beroemde Alcuinus of Albinus. „ Zyt een Leer- ,, aar des Geloofs , geen afperi'er van tienden;" fchreef hy aan eenen Bisfchop, die onder de Saxers of Frie- zen , of andere nieuwbekeerden, ging prediken: „ wat ,, behoeft men, vervolgt hy , den onweetenden' een „ juk op te leggen, welk noch wy, noch onze broe- „ ders hebben können draagen? Alcuini Epifl. VN. apud Mabillon. Pet, Anal, p. 4P0. Harder draaft hy nog, in eenen Brief aan Koning Karel zelven, niet lang na.de bekeeringe der Saxers, gefchreeven. ,, Uwe ,, Gods vrugt overlegge wyslyk, fchryft hy, of men ,, deezen woestcn volken, in het begin huns Ge^ „ Joofs, den last der tienden behoore op te leggen, de „ zelven van huis tot huis invorderende. Hebbert de „ Apostelen ooit tienden gevorderd? - - 't Is waar, „ daar komt vrugt van de tienden. Maar is 't niet be- ,, ter, die vrugt dan het Geloof te verliezen? Wy, ?, die in den Christelyken Godsdienst gebooren en op- j ge-yoed zyn, gedoagen rraauwlyks, dat al ons goed w ver.
|
|||||
444 VADERLANDSCHE IV. Boek.
„ eernaam van Vrye Luiden, en van dee-
zen tyd af, fchynen de Friezen in 't byzon- der den naam van Frye Freefen gevoerd te hebben, die, in hunne oude Land-regten en Kronyken, zo gemeen is (V). „ Eindelyk „ werdt vastgeiteld, dat de Saxers en Frie- „ zen voortaan als één Volk met de Franken „ aangemerkt, en door eenen Koning ge- „ regeerd zouden worden (y)." De inhoud van dit verdrag is te opmerkelyker, om dat men 'er den oorfprong in ontdekt der me- nigvuldige verdigtfels, van welken de Frie- fche Kronyken en oude Landregten vol zyn; als, dat Koning Karel de Friezen, die hem Rome hadden helpen winnen, allen vry ver- klaard, en, fchoon zy te vooren naakt en bloot waren, tot Vry-Heeren of Burg-Hee- ren van Rome gemaakt heeft (V), err meer diergelyke fraaije vertellingen, vervat in den ver-
(x~) Zie de oude Friefclie Landregten by Schotanus Befchr.
van Fricsl. l/l. 36 en elders. O) Eginharti Vita Orol. M. Cap. VU. p. 48. PoëTA Saxo
Libr. IV. ad annum 80.3. p. 167. Qz) Friefche Regten by Scotanus Befchr. van Friesl. bh
40, 54, 56» 58- „ vertiend worde. Hoe veel bezwaarlyker moet het
„ deezen zwakgeloovigen, kinderlyken en vasthou« „ denden Luiden vallen ? Als hun Geloof wat fterker „ is, moet men hun eerst zulke lastige geboden opleg- „ gen." Albini feu Alcuini Epift. I. apud Du Cues« jne Tom. II. p. 668. Doch 't is niet te denken, dat dee- ze vertoogen veel geholpen zullen hebben. Immers Pipyn hadt voorheen al, by zekere gelegenheid, aan Lullus, Bisfchop van Ments, gefchreeven: „ Beveel, „ uit onzen naam, dat elk, wie hy zy, willig of on- „ willig, tienden geeve. Epift. Pippini inter Boki- FAC' X£VI. p. 131.
|
||||
IV. Boek. HISTORIE. 445
verdigten open' Brief, den Friezen, zo 'c
heec, door Karel den Grooten verleend {2). Men fielt, met meer grond, vast, dat Ka- rel, by gelegenheid van het Verdrag, van welk wy fpreeken, den Friezen eenige nieu- we Wetten gegeeven, of de ouden, welken zy reeds hadden, verfchikt en verbeterd heeft <V). Behalve de Landregten, in 't oud Friesch, die men ook voorgeeft, van Karel den Grooten herkomffig te zyn (7>), heeft men nog Wetten, in de Latynfche Taaie, in welken dikwils van den Koning gewaagd wordt (c). Deezen fchynen door Koning Karel ge- geven te zyn. Doch eenige Friefche * ffly- * Sapien- zen, zo als zy geheeten worden, met naame '«• Willemarus en Saxmundus, hebben 'er eenige Wetten bygevoegd. 't Blykt klaar, dat 'er, in deeze Wetten, opzigt genomen is op den Chris- telyken Godsdienst, naar het begrip, welk men 'er zig, ten deezen tyde, van maakte: alzo 'er het doen van dienstwerk, op den dag des Heeren, in verbooden wordt (V). Eene Wet is 'er nogtans onder, die vreemd genoeg luidt,
f«) Ui!B. Emmius Rer. Frific. Dcc. I. Lilr. V. p. 180.
(_l> ) Zie Schotanus ubi fupra bl, 36. enz. CO Leg. Frifion. Tit. UI. Leg. 3. & 8. Tit. VII. Lts*. 3. {d) Leg. Frifion. Tit. XVilI. Leg. 1. ( 2) Men vindt deezen Brief by Winsemius, III. Boek,
fol. 97. by Eggerik Bjïningha Historie van Oostfriesl. bl. 78. Edii. Matthtei en by anderen, Ubbo Emmius heefc erkend, dat hy verdigt was, gelyk ligtelyk, uit den ftyl en inhoud, te bei'peuren is. Rer. Frific, Dec. I. Libr. V. p. 182. Wel drie eeuwen vroeger, heeft Melis Stoke, een man van oordeel, in zyn' tyd, den inhoud van dien gewaanden Vrybriefgewraakt. Rymkron. lul. bl. 6, |
||||
44<5 VADERLANDS CHE IV. Boek,
luidt, om voor eene Heidenfche gehouden te
worden: ,, Die in eenen Tempel gebroken „ is, ftaat 'er, en iets van 't Heilige geroofd „ heeft, wordt aan den zeekant gebragt ; „ alwaar hem, in het zand, welk de vloed „ gewoonlyk bedekt, de ooren gefpleeten „ worden. Voorts wordt hy ontmand en -,, den Goden of Heiligen [Dm}, welker Tem- „ pels hy gefchonden heeft , opgeofferd » CO-"
Het Verdrag, welk gelegenheid tot het
inftellen deezer Wetten gaf, was egtcr, in al- len opzigte, den Friezen, niet even voor- deelig. Zybleiven, des onaangezien, zowel als de Saxeis, tot na Koning Karels dood, beroofd van het Regt op hun vaderlyk erf- goed; welk hy hun, te vooren, benomen hadt (ƒ). Schoon nu, na 't fluiten van dit verdrag, veele Saxers en Friezen nog onge- loovig bleeven (g), deeden egter de meesten belydenis van den Christelyken Godsdienst. Karel de Groote bediende zig van allerlei mid- delen, om hen daar toe over te haaien. Die het Evangelie aangenomen hadden, werden met fchatten en eerampten begiftigd. De behoeftigen, onder hen, kreegen hun deel aan den overvloed, dien Frankryk uitlever- de. De Wyn, aan welken zy, in hun eigen Land, gebrek hadden gehad, werdt hun hier rykelyk toegedronken. De voornaamften wer- den met geld en kostbaare kleederen , uit den
O) Leg. Frjfion. AUtt. Vukmar. Ttt. XII. Leg. I.
Cf) Zie bier voor, bl 430. Cs) Albini Jeu Alcuim Epift. ad Rog. Carol. a£ii4 Do
Chesne Tom. U. }>. 6(38. |
||||
IV. Boek. HISTO R I E. 447
den buit, dien men op den vyand behaald
hadt, begiftigd. Kortom kleinen en grooten werden meer van 's Konings goedheid over- tuigd, dan zy voorheen zyne ftrengheid ge- vreesd hadden (Ji). De Hunnen waren te voo- ren ook al t'eenemaal onder de magt der Fran- ken gebragt (f); zo dat deezen de paaien hun- nes ge'bieds allengskcns wyder en wyder uit- zetteden. Doch eer dit alles gebeurd ware, hadt Ko-
ning Karel, te Rome, den eernaam van Kei- zer aangenomen. IJy hadt, in 'c jaar ze venhonderd negenennegentig, Paus Leo den III., die in den haat der Romeinen vervallen en uit Rome verdreeven was, in den Pausfe- lyken zetel, herfteld (£). Ten deezen ein- de, in 't volgende jaar, zelf binnen Rome ge- komen, was hy van al het Volk, Geestely- ken en Weereldlyken, met toejuiching ont- vangen. Men hadt toen te Rome verfchei- den' Schooien van Vreemdelingen (/), onder anderen van Franken, Friezen , en Saxers , die, door Karel zei ven of door jemant zyner voorzaaten , derwaards gezonden , of, gelyk ook wel gebeurd was, door de Paufen ontboo- den (m) waren, om zig in de Godgeleerd- heid (/;) Poüta Saxo Vér. IV. ad annum 803.;». 167, 168. Epilt.
Wir.MANNi Arcliiep. Magdeb. inter Wibaldi Epift. CCCCXVI. itpud E. Warten. & U. Durand Veter. Monum. Tom. II. col. 580. (/) Fratnii. Vet. Script, de Geft. Carol. Magni cpud Do
CiiESNE Tom. II. p. 207. (/ï) Eginharti Annal. ad annum 799. Alcuini Epift. IV.
/•pud H. Canisium Tom. II. P. I. p. 39a. (7) Anastas. Bibliotli. in Eeone III. p. 79. [p. 149, Edit.
P.:rif. ] • (»O Gregqrii Magni Epift. VU, apud Du Chjsïne Tom. J
ti ä9-h |
||||
448 VADERLANDSCIIE IV. Boek.
heid te oefenen. Dcczen, met vaandels en
baanderollen uitgerust, haalden den Koning in (3), onder 'c zingen van geestelyke gezangen (V). De Paus werdt wel haast van de misdaaden, welken men hem te last leide, zuiver verklaard: en deèze dienst was eenen anderen waardig. Men vernam , omtrent deezen tyd, te Rome , dat de Keizerlyke waardigheid , in 't Oosten, vernietigd was (o), 't Zy dat veelen Irene, die toen re- geerde, voor geene Keizerin erkennen wil- den; O) Anastas, Biblioth. in Leone III. p. 67. \_Edit. Parif,
125.] Co) Ann. Veter. Franc, apud E. Mauten. & U. Durand.
Veter. Momim. Tom. V. col. 907. ( 3 ) Veelligt moet men, in deeze inhaaling van Ko-
ning Karel, die, onder anderen, door Friefche Schoo lieren of Studenten, met vaandels en baanderollen uitge- rust , gefchiedde, den oorfprong zoeken van het bekend verdigtfel der oude Friefche Schryveren, die ons vertel- len , „ dat de Friezen, vrywillig naar Rome getrokken, „ Karel den Grooteu, den Burgt aldaar hielpen winnen» „ dat de Friefche Vaandrager zyn vaandel op den hoog- „ ften Tooren te Rome plantte; dat die van Staveren „ en die van Jever de wimpels van de muuren lieten „ waaijen, en daarom de Munt en het Stapelregt van „ Koning Karel verkreegen enz." Zie de Friefche Reg~ ten by Schotanus Befchryving van Friesland, bl. 40, 54. 125. euz. De opftellers deezer regten hebben ver- moedelyk iets gehoord van Friezen te Rome, ten tyda van Karel den Grooten, die den Vorst met vaandels en wimpels kwamen inhaalen, en hier uit hebben zy eene gewaande overwinning van Romeverzierd, die Van gee- ne Tydgenooten verhaald wordt. Deezen zeggen alleen- lyk, dat Karel, met een Leger te Raveiine gekomen, hetzelve, onder zynen Zoon Pipyn , naar het Land van Beneventum zoudt, en zelf, alleen zo 'tfchynt van zy- nea Ilofitoet verzeld, naar Rome trok. Vide EginharTI Jiwaks, ad annunj 800. |
||||
■—MVmmmmmm—mmmm
|
|||||
ÏV. boek; HISTORIE. 449
den; 't zy dat men, ten gevalle van Koning
Karel , een gerügt loopen liet, welk gee- nen grond hadr. Immers hy begaf zig, op den Kersdag, in de S, Pieters Kerke, al- waar Paus Leo hem, terwyl hy, voor den Altaar, zyn gebed deedt, eene Keizerlyke Kroon op 't hoofd zettede. Op welk ,ge- zigt, al 'c Volk uitriep: Leeven en zege aan den doorlugtigen en van God gekroonden Ka- rel, den groot en en vreedzaamen Keizer der Romeinen! Hierop werdt hy van den Paus, gelyk men, omtrent de oude Roomfche Kei- zers, te doen plag, plegtiglyk aangebeden, en, met verwerping van den naam Patricias Qö), Augustus en Keizer der Ro- meinen genoemd Qf). De Keizer, hoe zeer met zyne nieuwe waardigheid ingeno- men, wilde egter den naam hebben, dat hy 'er niet naar geftaan hadt. Hy gaf voor, dat hy, dien dag, niet ter Kerke gekomen zou zyn, zo hem 's Paufen oogmerk, ook maar eenigszins, bekend ware geweest (V), Nogtans getuigt een Schryver der negende ceuwe, met ronde woorden, dat de Paus den Koning, te vooren al, uirdrukkelyk beloofd hadt, dat hy hem de Keizerlyke Kroon op 't hoofd zetten zou, indien de Koning hem Segen zyne vyanden verdedigen wilde (f). Doch
(p~) Zie hier voor, bi. 421. Aam. (ö).
(/7) Eginharti Annal. ad annos 800 & 801. Anast. Bi- »iioth. in Leone III. p. 67, 68. O) Eginharti Vita Caroii Magni, Cap. XXVIH. p. 128, O) JoANNis Diacon. Chronicon, apud Murator. R«r» • Itiilic. Scrpipt. Tom. I, P. II. f. 312, col. 1. I. Deel. Ff
|
|||||
350 VAD E RL. II IST. IV. BoekJ
Doch hec ontwarren der ftaatkitndige ftree-
ken, die hier onder liepen, niet tot ons oog- merk behoorende, fluiten wy dit Boek, met de verheffing van den Overwinnaar der Saxers en Friezen, Hellende het verhaal der zaaken, die ons van nader by betreuen, tot het vol- gende Boek uit. |
|||||
AAN-
|
|||||
I
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A-A N; W Y'Z I N G
Der Bladzyden, in het ëerfte Deel deezer Historie „
alwaar de gelegenheid eeniger aloude VOLKEN, LANDEN en PLAATSEN
befchreeven wordt. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De IN cn UITHEEMSCHE VOLKEN en LAN-
DEN, Plaatfen en Steden zyn met eene onderjehei- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den Letter gedrukt.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ff
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DRIE. BI. 242.
TENKTEREN.
Teutoburg. (JJosch')
TEUTONEN.
Tolbickum.
TONGREN.
TREHREN.
TRIBOKEN.
TRIKASSÏNZN.
TUBANTEN.
TURCILINGIERS.
WIEN.
UZIPEETEN.
Vada.
FANGIOONEN.
FASKONES.
VENETEN of WELTEN.
Vetera.
Ve&mtio,
Vindonhfa.
Waal. (Riviei)
WANDAALEN.
WARNERS.
WELETABEN of WIL-
ZEN. WILTEN.
Wiltenburg.
Witlam.
|
|||||||||||||||||||||||
Paülimis Pompejus Dyk. BI. 96
Pretorium Agrippina; of Hof |
|||||||||||||||||||||||
3?o
4a
66
6
16?
108
43
i5r
225
22() 299 45
42
275
161
141
273
127 101 '54
4
2633 313
432
273 292 274
|
|||||||||||||||||||||||
van Agrippina.
QUADEN. REMEN. RHETIE. RHIUSTRI of RUSTIN- |
69
247
4°
161 |
||||||||||||||||||||||
GERLAND.
Rigodulum. RIPÜARIERS. Ryn. (Rivier) SALIERS. SARMAATEN. SAXERS. Saxers. (Eilanden der)
Saxifche Oever. SCLAAVEN. |
440
163
289 4- 59
242
264. 269 218 294 276 2/3 |
||||||||||||||||||||||
SCLAAFEN. (SO&ABI-
SCl-IE')
Senotien. (Stad der) SEOUAANEN. SIKAMBREN. Sirmic. SKTTHEN. SUESSONEN. SUEFEN. 16. 39 SUNICEN.
TAXANDRIE of TOXAN- |
|||||||||||||||||||||||
427
236 38
44
256 269 40
184 57
|
|||||||||||||||||||||||
Ff
|
|||||||||||||||||||||||
PRI-
|
|||||||||||||||||||||||
!
|
|||||||||||||||||||||||
PRIVILEGIE.
DE STAATEN VAN HOLLAND EN WESTFRIESLAND
doen te vveeten, alzo ons te kennen is'gegeven by PE- TRUS SCHOUTEN, JAN de GROOT, GERRIT WÄRNARS, SAMUEL en JOHANNES LUCHTMANS, ABRAHAM BLUS- SEen ZOON'en VOLKERT van der PLAATS, Boekverkoo- pers te Amfterdam, Leyden, Dordrecht en Harlingen. Dat wylen ISAÄC TIRION in den Jaare 1752. van ons was
begunftigt met Oftroy voor yyftien Jaaren, om alleen en met fe- cluiïe van anderen, in zulk een taal en formaat als hy zoude goed- vinden, te moogen drukken en uitgeeven: de VADERLAND- SCHE HISTORIE, befchreeven door {.WAGENAAR,en welk- Privilegie of Octroy in den Jaare 1760. met nog -vyfticn Jaaren door ons was verlengt geworden, en 'welke tyd den 10. Decem- ber 1781. ftond te Expireeren, alles breeder Conlleerende uit de Copie authenticq, den requeste annex. Dat de Supplianten van de Weduwe van ISAAC TIRION ge-
kocht hebbende alle de Ex'emplaarerr, met het regt van Copy en Privilegie van voorfz. Vaderlandfche Historie,de Supplianten dan ook zeer gaarne met gelyk Oftroy zouden weezen begunftigt. Zoo keerden de Supplianten zich met alle eerbiedigheid tot ons,
ootmoedig' verzoekende, dat het ons behaagen mogte, aan de- Supplianten te verleenen, vernieuwing van.Oftroy en Privilegie» om de voort'. Vaderlandfche Historie, befchreeven door J. WA- GENAAR, thans beftaande in een en Twintig Deelen, ten "behoe- ve van de Supplianten, hunne Erven of rechtverkrygencle alleere en met uïtfluiting van alle anderen wederom voor den-tyd van Yyftien Jaaren te verlengen, en daar van aan de Supplianten te verleenen Octroy in forma. Zoo is 't dat wy de zaake ende het voorz. verzoek overgemerkt-
hebbende, ende genegen weezendc ter bede van de Supplianten uit onze regte Wetenfchap, Souveraine Magt, ende Authorkeit dezelven Supplianten, hunne Erven of rechtverkrygende, Geconfenteert, Geaccordeert en Geoftroyeert hebben: Confenteeren, Accordee- ren en Octroyeeren hun by deezen, dat zy, geduurende den tyd van nogVyftieneerstagter een volgende Jaaren, de voorf. Vader- landfche Historie, befchreeven door J. WAGENAAR, in dier voegen als zulks by de Supplianten is verzogt, en hiervooren uitge- drukt ftaat, binnen den voorfz. onzen Lande alleen zullen mogen drukken, doen drukken, uitgeven ende verkoopen: verbiedende daaromme allen ende een iegelykeu de voorfz. Vaderlandfche Histo- rie in't geheel ofte ten deelen te drukken, naar te drukken, te doen. naardrukken, te verhandelen ofte verkoopen, ofte elders naargedrukt binnen denzelven onzen Lande te brengen, uittegeven ofte te ver- |
||||
ivj
|
|||||
bandden en verkoopen, op verbeurte van alle de naargedrukte, ing$<
bragte, verhandelde ofte verkogte Exemplaren, ende een boete van drie duizend Guldens, daar en boven te verbeuren, te appliceeren, een derde part voor den Officier die de Galange doen zal, een derde part voor den Armen der plaatze daar het Cafus voorvallen zal, ende het resterende derde part, voorde Supplianten; ende die telkens zoo menigmaal als dezelven zullen werden agterhaald: Alles in dien ver- stände , dat wy de Supplianten hunne Erven of rechtverkrygende , inet dezen onzen Oftroye,' alleen willende gratificeeren, tot verhoe- ding van hunne fchaade, doorliet nadrukken van de Voorfz. Vader- landfche Historie, daar door in geenigen deele verftaan den inhou- • de van dien te authorifeeren ofte te advoueeren-, ende veel min de- zelve onder onze proteétie ende befcherminge eénigmeerder Credit» aanfien ofte Reputatie te geven, uemaar de Supplianten, in cas daarin- ne iets onbehooriyks zoude influeereri, alle het zelve tot hunnen las- ten zullen gehouden weezen te verantwoorden, tot dien einde wel expresfelyk begeerende, dat, by aldien zy dezen onzen Oftroye voor dezelve Vaderlandfche Historie zullen willen Hellen, daarvan geene geabrevieerde ofte gecontraheerde mentie zullen moogeri inaaken, neinaar gehouden weezen, hetzelve Oftroy in 't geheel en zonder eenige omisfie daar voor te drukken , ofte doen drukken, ende dat zy gehouden zullen zyn een exemplaar van de voorfz. Va- derlandfche Historie, op groot Papier, gebonden en welgecondi- tione'ert, te brengen in de Bibliotheecq van onfe Univerfiteit te Ley- den,'binnen den tyd van zes weeken, na dat zy Supplianten dezelve Vaderlandfche Historie zuilen hebben beginnen uit te geeven, op een boete van zes honderd Guldens, na expiratie der voorfz. zes wee- Jten, by de Supplianten te verbeuren, ten behoeven van de A:ederduit- iche Armen van de plaatzen, alwaar de Supplianten woonen, en voorts op poene van niet'er daad verfleeken tezvnvan het effect van dezen Oftroye; dat ook de Supplianten, fchoon by het ingaan van dit Oftroy een exemplaar geleeverd hebbende, aan de voorfz. onze Bi- bliotheecq, by zo verre zy, gedurende den tyd van dit Oftroy, dezel- veVaderlandfcheHistorie zonden willen herdrukken, met eenige Ob- fervatien,noten, vermeerderingen, Veranderingen, Correftien, of anders, hoegenaamt, of ook in een ander Formaat, gehouden zullen zyn, wederom een ander Exemplaar van dezelve Vaderlandfche His- torie, geeonditioneert als vooren , te brengen, in de voorfz. Biblio- theecq,binnen denzelven tyd en op de boete en pcenaliteyt als voorfz. En ten einde de Supplianten deezen onzen Confente ende Oftroye moogen genieten als naar behooren, lasten wy allen ende eenen ie- gelyken dien hetaaugaan mag, dat zy de Supplianten van den inhou- de van deezen, doen laaten en gedoogeu, rustelyk, vredelyk, ende volkomentlyk genieten ende gebruiken, cesfeerende alle belet ter contrarie. :Gegeeveu in den Haage. onder onzen grooten Zegele, hier
|
|||||
hier aan doen hangen, op den 11 January in't Jaar onzes Heeren ci4
Zaligmakers Duizend Zeven Honderd Drie en Tagtig. Aan den Supplianten zyn, neevens dit Oftroy, ter
hand gefield, by extraft Authenticq, Hun Ed.
Groot Mog. Refölutien van den 58 Juni 1715.
en 30 April 1728, ten einde, om zich daar naar
. ie reguleeren.
P. v. BLEIS WYK.
Ter Ordonnantie van de Stateti
C. CLOTTEÏU300KE.
Dit Privilegie met het recht van Copy is op den 12. November
1789. in eigendom getransporteerd en overgedragen, aari den t:gen\voordigen Uitgeever deezes Werks. |
||||
z
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
®&&êw®$ejtUiïJ&f(£
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
f\
|
Ml
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
q
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
aar ^óe yu&GR-Cuiwsxfffes ffcJiisrosiss van oen
Qrcottti üviótoriejcn-ruver £. w ut g e w ut ui stif tnandts ooor Ven Kfßcrdrui deszclfä zo aanmer/icc/fë in prits verwindetd nderaitetéende aoedaevonden t o e vilaem uit-
aegee,vene *A,unótpCaate?z wclice étt-ott Weifc vcnooren ; en alle |
||||||||||||||||||||||||||||||||
■jeinyenteerd en aete/cend zij,n èoor wijten een veroemden
Olunjtqraveur er «7 sn o s\r sr o vc x <s , o te verre ve meeste oriainteie tjLUnatpCaaten in. %it Wed voorkomende vervaaräigd \keept : meedpop- nieuw te laaien o-ruK-Sen f en van fieden} tot-
ultimo 'iMlémxzrt eerstkomende; voor een aanmeréeltié vermin- \dcrden pril« oen Jnte/ceiiaaren op oen nieuwen ei uk deezes
/Veris aante&ieden / te we et en :
Deel Pag.
I. Graaf Floris IV, in een Steekfpeï vermoord, A°. 1234. II-374.
Iï. De Belegering van Haarlem, A°. J573. . , Vl-414.
III. Het ontzet van Leyden, A°. 1574. . . . VI-496.
IV. Het Lyk van Gillis van Leden berg, buiten 's Gra
venhage in een Kist opgehangen, Ao. 3619. . X-370. V. De gewetz?ne Predikant D'. Henuicüs Slatius gevan-
gen, A°. 1613 . . . . . X-470, Vf. Capt Scheerenberg, ftilt het oproer op den Dam,A°. 1747- XX-140.
Vil. Het Plunderen der Pachters Huizen te /mfterdam, A°. 1748. XX-222. ViII. Executie van twee Plunderaars voor de Waag te Amfterdam, A". 174X . . .... XX-226.
Deeze acht Kunstpl. te^en den geringen prijs van ƒ2:8: — in plaats
fan ƒ6:-:- Ëen uirmuntend Stel van tien dito, verbeeldende de Ruïne van de door
rc Franfchen in den Jaare 1747, gebombardeerde Stad Bergen op den
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
om , n
|
a origineeie Teekeningen van c. pronk, ä ƒ 4 : — : —
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
ƒ ?
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
XX. Deel.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
plaats van
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
10 : —
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
■Elke Piaat apart è ƒ —. : 8 j —-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
r
|
aa
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
-""■»
|
|||||||||
5 .. . —h
|
|||||||||
dVaa oen vooroepaacden J errnlln zulten óe prilzen weder
op oen eerjten voet qe&raat worden, gering, aantao d rotédiatUccn en, *Proeévetterdrui,<zttt;
vuift op- èeözelêa gewoon en prils. *J)& tßlaaten zitn atCen in oen Seiten /taai en nut
epgeßneeden f noch atqedruM* |
|||||||||
jt&Lêffl® ÏFOXZZS ofj*o**%
|
|||||||||
Cf Kl
|
|||||
PORTRAITEN
VAN VERMAARDE
PERSOONADIEN,
Voorkomende en befclireeven in de
VADERLANDSCHE HISTORIE.
DOOR
JAN WAGENAAR«
PHILIPS VAN VALOIS, Hertog van Bourgogne, Grave van
Vlaanderen, enz. 3de Deel. . . . BI. 315 JAN, bygenoerml de Onverzaagde , Hertog van Bourgogne, Gra-
ve van Vlaanderen, 3de Deel. . . . 330 PHILIPPUS , bygenoemd de Gcede, Hertog van Bourgogne,
Braband, Gelderland &C, Grave van Henegouwen, Holland, Zeeland &e. 3de Deel. .... 507 CAROLUS, liygenoemd de Stoute, Hertog van Bourgogne,
Braband, Gelderland &c., Grave van Henegouwen, Holland en Zeeland &c. 4de Deel. ... 97 MARIA VAN VALOIS, Hertoginne van Bourgogne, Braband,
Gelderland&c, Gravinne van Henegouwen, Holland, Zee- land &c. 4de Deel. .... 26".; MAXIMILIAAN de I., Roomsch-Keizer, 4de Deel. . iüc
jPHII.IPPUS de Eerde, Koning van Spaejcn, Aarts-Hertog van
Oostenryk, Hertog van Bourgogne, Braband &c. , Grave van Vlaanderen &c. 4de Deel. . . . 207 "XAREt. de V., Room'cu-Keizer, Koning van Spanjen, In-
dien , Nipels &c. 4de Deel. . . . 471) MARIA VAN OOSTENRYK, Douartere van liongaryen, Gou-
vernante der Nederlanden , 5de !>■.«!. . . 21 PHILIPPUS de II., Koning van Spanjen, Hertog van Oosten-
ryk en Bourgogne, 5de Deel. . . . 337 HENDRIK de II., Koning van Vranktyk, 5de Deel. . 3ït
ANTONIUS PERENOT, Kard'naal van Granv.lle, EcrfteAarts-
Bisfcliop van Mecltelen , 5 Ie Deel. . „ 359 EMANUEL PHILIBERT, Hertog van Savoijen , Prinoe van Pie-
mont &c.. Gouverneur der Nederlanden, 6de Deel. . 5
,., MARGARETA VAN OOSTENRYK, Douariere van Savoijen,
Gouvernante der Nederlanden, 6de Deel. . . . 39
FRANCISCUS de II., Koning van Vraukryk, 6de Deel. . ^^
FLORENTS VAN MONTMORENCY, Baron van Leufe en Montigny &c-, 6de Deel. . . . 121
OIEDERIK SONOY, Gouverneur van Noordholland &c, 6Je
Deel. . , . . . . I3^
- MAXIMILIAAN de II., Roomsch-Keizer, 6de Deel. . 207
MAXIMILIAAN, Grave van Bosfu, Stadhouder over Holland, Westvnesland en Utrecht, 6Je Deel. . . 229
jOUAN, Marquis van Belgen, Gouverneur van Henegouwen
&c. 6de Deel. .... 23%
ANTONY VAN LALAIN, Grave van Iloogllraten, 6de Deel. atiy
luAREL de IX., Koning van Vrankryk, 6de Deel. _ . ayo |
|||||
WILHEM, Grave vsn der Mark, Vryhcer vsn Lumsy.Äde Deel. 81.34$
GASPAR DE COLIGNY, Heere van Casiilien &c., Admiraal van Vrankryk, 6de Deel. . . . 3gg
C1UUSTOFFEL DE MQNDRAGON, Ridder-Heere van Roo '
&c. 6de Deel. .... 3pj
DON FREDERICO VAN TOLEDO, Zoon des Hertogs van
Alva , Veld-Overlle voor Haarlemen Alkmaar, 6de Deel. . 413
DON LOUIS DE REQUESENS, Gouverneur der Nederlanden, 6de Deel. .... 454
STANDBEELD van DUC D'ALVA, 6de Deel. . 456
WILLEM LODEWYK, Grave van Nasfau, 6de Deel. . 471
ELIZABETH, Koningiiine van Engeland, Vrankryk en Ierland, 7de Deel. ..... (jj
DON JAN VAN OOSTENRYK, Gouverneur der Nederlanden,
7de Deel. .... 123
JOHANNES CASIMIR, Grave by de Ryn &c., 7deDeel. . 16e
PHILIPS DE CROY. Hertog van Aarfchot, Prince vanChirrui &c., Gouverneur van Vlaanderen, 7de Deel. . . 17a
MATTHIAS de I., Roomscli-Keizer, 7de Deel. . 17s ÏRANCOIS DE LA NOUE , Veld-Overfte der Nederlandfcbe
Staaten, 7de Deel. . . . , 234
ALEXANDER FARNESIUS, Gouverneur der Nederlanden,
7de Deel. , . . . sj3
DON FRANCISCO DE VERDUGO, Gouverneur van Vries-
land en Groningen, "de Deel. . . 3(57 ÏRANCOIS VAN VAL01S, Hertog van Anjou , Alencon, Bra- b»nd &c., Grave van Vlaanderen, 7de Deel. . . 420
ADOLPH, Grave van Meurs, Gouverneur van Gelderland en Utrecht, 7de Deel. .... 50s
HENRIK de HI., Koningvan Vrankryk cn Polen, 8fte Deel. . 30
SIXTUS de V., Paus van Romen, 1311e Deel. . . 283 Ï'IETER ERNST, Grave van Mansveld, Couverneur der Ne-
derlanden, lifte Deel. . . . 370 PHILIPS, Grave van Nasfau Sec, 8freDeel. . . 373 ERNESTUS, Aarts-Hertog van Oostenryk, Gouverneur der Nederlanden, 8fre Deel. . . . 382
DON PEDRO DE GUSMAN, Grave van Fuentes, Gouverneur
der Nederlanden, Sfte Deel. . . . 4H5
WILLEM LODEWYK, Grave van Nasfau , 9de Deel. . 21"
RUDOLPH de IL, Rooinsch-Keizer, ode Deel. . ' . 66 LODEWYK GÜNTHER, Grave van Nasfau, 9de Deel. . 72 GEORGE VAN SOLMS, ode Deel. ... 81 ALBERTUS VAN OOSTENRYK, Aarts-Hertog van Oosten-
ryk, Hertog van Bourgogne &c., 9de Deel. . . 107
PHILIPS, Grave van Hohenlo &c., <>de Deel. . . 224
JAN VAN NEYEN, Generaal der Order van St. Franciscus,
Gezant des Aarts-Hertogs by de Staaten Generaal, 9deDeel. 2.]6"
MARIA DE MEDICIS, Koningin van Vraukiyk, 9deDeel. , 276 HENDRIK de IV., Koning van Vrankryk, 9de Deel. . 413 PHILIPS GUILLAUME, Prince van Oranje, Grave van Nas- 1'aii, 9de Deel. . . . 456
ERNESTUS CASIMIR, Grave van Nasfau, lodeDeel. . 40S
CHRLSTIAANdelV., Koning van Denemarken &c. iodeDeel. 427 Te AMSTERDAM,
Bij N. T. G R A V I Ü S. In de Graveftraac, agter de Nieuwe Kerk.
|
||||
BYVOEGSEL
T O T D E
ZESDE UITGAVE D Ë R
POURTRAITEN,
VAN
VERMAARDE PERSOONAADIËN,
Dienende tot Opheldering der
VADERLANDSCHE HISTORIE,
DOOR
JAN WAGENAAR.
|
||||||||||
Vrouwe MARIA van UTRECHT,
Echtgenoote van
Mr. JOHAN van OLDENBARNEVELD, 'Advocaat van Holland.
Naar't Echte Schildery van Mirevtld van 1615 berußen- de by den Heer Jeronimo de ßoich, te plaatzen in de Va. derl. Hiltorie X Deel. bl 474 RE1NOUD de III. van BREDEROOÈ,
Uit de Graven van Holland,
RIDDER VAN 'T GULDE VLIES, enz. Naar bet Origineel Schildery bv den Hoog Ed. Welgeb. Heer, Jonker Hendrik LodewykPiettr vanBrederode,te Amfterdam. . . V.——"22$ |
||||||||||
NB. Het voorheen uitgegeven Porfraffvan Renó
de Chalom, Graaf van Naffaii enz. enz. V.--------270
|
||||||||||
Van deezen. ende voorige VI Uitgaaven, zyn,.(tn dienlte
van de Liefhebberen van fraayePrent-Konft, eenige Proef- drukken geinaaktop Roiaal Quarto; van welke Verzamelin- gen nog eenige Compleete Èxeraplaaren te bekoomen zyri. Te AMSTERDAM,
By A. vaH der KROÈ en ANTH. CAPEL,
op den Dam, by de Beursftraat. |
||||||||||
fXl'J.
|
|||||||
REINOUD vu N BREDERODE,
de III. van die Naam. Graaf, gehooren uit de Graven van Holland, Souver ain
Heer van Planen en Aneyde, Er [burggraaf vanUt* recht, Baron van Havincourt, Heer van Schoor el, Camp, Cloetingen, Noor delooi, Haaften, Her- Wynen, Hello, de Linden van Poshol, Nyvelt é?c. Ridder en Deken van de ordre des Gul- den Vlies, werkelyke Raad en Camerheer van zyne Keizerlyke Majefleit Carel de Vyfde , Opperhoudvefler van 'Holland, tfc. &c. &c. Het Geflacht van Breuerode ftamt af van eenen Siefrieö
of Sicco, iongfte Zoon van Arnoud,derde Graaf van Hol- land : Hy ontleende;zo men verhaalt, den Tyte! van Heer van Brederode, uit de B<ederoeden, dat is, milde ei/t, waar mede hem zyn Vader, inden Alblafler waard. rot een Erf- deel befchonken had. ---- Zie Oudenhoven Befchryving van Zuidfmlland,b\ 290 REINOUD de III,bovengenoemd,
was de XX Heer van Brederode , en door zyn huwlyk met de Dochtervan den Graaf van der Marck, vernnagfcbapt aan Keizer Karel den V, wïen hy, als zynde een kloekmoe- di" mnn en vol vuur, in den Oorlog diende. In 't [aar 154a verfcheen hy, ter D'gvaarte van Holland, eerft te Am- fterdm en daar na in den Haag, en bragt vervolgens, het fchriftlyk hefcheid aan de Landvoogdesfe te Brusfel. Vaderl. Historie, V Deel, bl. 225----«9 Hv overleed den 25 Sep- tember des Jaars 1556, oud zynde 61 jaaren, en werd te Viane besraven Zvn Ondfte Zoon Henrik, was, daar na, het hoofd dir Verbonden Edelen. |
|||||||
Vrouwe MARIA van UTRECHT,
Echtgenmte van 's Lands Advokaat,
Mr. JOHAN van OLDELBARNEVELD.
Volgens een Echt Gefragt Rcgifter, beruftende onder,
eene aanziende Famieüe te Delft, was gezegde Vrouwe MARIA van UTRRCHT , de Dochter van Heer Jaic Tacobsz van Utrfcht, in leeven Dykgraaf van Delfland, in wettig huvlyk geteeld, by Maria .Storm van Wena, welkers Vader H^er Jan Roo Storm van Wena, tot den Jaare I<ni5, insgelvk Dykgraaf van Delfland geweeft is. Zie de Bvlaaüenm Endeldyk, Hofdicht, doo' W van der Pot, bl. 113 &f S-3?' ln dc Vite'1- Hifi- van Wagenaar, X Deel, bl. 474. komt zy voor,, als eene fmöeliende Moeder. |
|||||||