jT, ^SS' cïu
Bas-'
DON
EDELMOEDIGE WRAAK; ^
T R E U R S P E L.
ƒ i.'
Zo als bet op den jlmflerdamfcben Sebouwburg vicrd vertoond,
'MM
¥
L’sf
t’A M S T E L D A M,
By Izaak Duim, Boekverkoper, op den Iiock vsiil den Voorburgwal en Stilftecg, ijói.
Met Privilegie. BIBLIOTHEEK DER^ gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I^IJKSUNIVERStTEITj
J nbsp;nbsp;nbsp;UTRECHT.
dappfen VargasJlrydbier moedig voor zyn eer; Hy ziet 'zyn Vaders hoofd cnfcbuldig afgejlagen.nbsp;Zyn Zuster neemt vergif in nood, op zyn begeer ;nbsp;Dies voerd de wanhoop befn om't uiterjlete wagen.nbsp;Tot by, als Balling zwerft, en na veel tegenfpced,nbsp;Zyn Vaderland bevryd, en eigen wraak voldeed.
-ocr page 7-V A N D E
Staten van Holland en Weftvtiesland doen te Weeten: alzö ons te kennen is gegecven tgt;y de Regenten van het Wees-enOu-,nbsp;Mannenhuys der Stad Amfterdam , en in diequaliteitentefamennbsp;®ygenaars,mitsgaders Regenten van den Schouwburg aldaar; dat zynbsp;Supplianten , eenige Jaaien hebben gejoiiïfleett van ’ t oatoyby onsnbsp;“'n ay May van den Jaate i7a8. als meede van de prolongatie vannbsp;^ien den 6 December 1742. aan de Supplianten verleent, v;aar bynbsp;aan deSupplianten goedgunftiglyk hadden geaccordeert en geóC-troyeert, om nog voor den tyd van vyftien agtet een volgende]aatengt;nbsp;**0 Werken , die ten dienfte van het Toneel xeets waren gedrukt» ennbsp;'atgt; tyd tot tyd nog verder in het licht gebtagt, en ten Tooneele ge-Joctt zouden mogen werden, alleen te mogen drukken , doen dtuk-*cn, uitgeeven en verkopen, dat de Jaren, by de vooHz. piolongatienbsp;van ‘t gemelde Oftioy of Privilegie vervat op den 6 December vannbsp;oeezen Jaate 1757. ftond te expiteeten; cn dewy! zy Supplianten tennbsp;ineeften dienfte van de Schouwburg, fwaar van hunne refpeilivenbsp;Godshuyzen onder andere meede moeten werden gefuftenteert) denbsp;voornoemdeWerken , zo vanTreurfpelien, ElyfpeIlen,Klugten, alsnbsp;Snders , die reets gedrukt, en ten Toneelc gevoert zyn, ofin het to*«nbsp;zoomende gedrukt, en ten Toneelc gevoert zouden moogen werden,nbsp;Saarne alleen,gelyk vootheenen,zouden blyven drukken,doen diuk-^sn , uitgeeven en verkopen, ten einde dezelve Werken , door hetnbsp;•'ad tukken van anderen , haar luiftei, zoo in taaie als fpelkonft, nietnbsp;tnogten komen te vciHelhn , en dewyie haat Supplianten zulks na denbsp;expiratie van de vootnoemde prolongatie van *t vootfz Ofttoy, niecnbsp;Eepermitteeit was; zoo keerden de Supplianten haar tot Ons , teve-‘nbsp;•ontelyk vcizoekcnde; dat Wy aan de Supplianten , in.haar vootfz*nbsp;t|ualiteyt,geliefden te verleenen prolongatievan het vootfz.Oftroy,nbsp;Om de vooriz. ¦Werken, zoo van Tieurfpcllcn, Blyijpellen, Kluchten,nbsp;®ls anders,iccts gemaakt, en ten Toneele gevoert, of als nog in hetnbsp;'ig'tte brengen , en ten Toneele tevoeten , nog voot den tyd vanVyf-^cn eetftkomende , en agtet een volgende Jaaren, alleen te mogennbsp;“tukken , en vetkoopen, ofte doen drukken ,en verkopen , met vet-bod aan alle andetenop zeekeiehooge Poene by Ons daat tegens tenbsp;Itatneeren, daar van te veileencn Oftroy in forma ; ZO is 't dat Wynbsp;de Zaake ende’t vootfz. verzoek overgemetkt hebbende, ende genegen wezcnde , ter beede van de Supplianten , uit Onze regte wee-••nfehap, Souveraiae raagt en auihoiitett,dezelve Supplianten ge-
wn-
-ocr page 8-eonfenteeit, )f«accotdeetd en geoftroyeerthebben. confenteete», accorderen ende oAroyerenlhaat by deeae.dat zy, geduurende dennbsp;tydaannogVyftieneerft achtereen volgende Jaaten,de voorla. Wet.nbsp;Iteujin diervoegen , als zulks by de Supplianten isverzogt, en hiernbsp;vooren uitgedrukt flaat .binnen den voQtfz Onzen Lande alleen zullen mogen drukken, doen drukken , uitgeeven ende verkopen , verbiedende daatomme alle en een iegelyken de vootfz. Werken , in *tnbsp;geheel ofte ten deele te drukken,ita te druk ken, te doen nadt ukken,nbsp;te verhandelen, of te verkopen , ofte eldeis nagedrukt, binnen dennbsp;zelven Onzen Lande te brengen , uit te geven of te verhandelen ennbsp;verkopen , op de verbeurte van alle de nagedtukte .ingebiagte , vet-haivdelde of verkogteEasJSpJaren, ende een boete van dtie dujzendnbsp;guidensdaai en boven , te Verbeuren , teAppliceren een derdepartnbsp;vpqt den Officier, die de Calangedocn zal, een derde part voor dennbsp;Armen der plaat Ten daar het Cafus voorvallen zal,ende hetteftee-rende derde patt voor de Supplianten, en dit telkens zo meenigmaalnbsp;als dezelve zullen worden agterhaalt,alles in dien vetftande, datWynbsp;deSupplianten met dezen Onzen Ofttoye alleen willende gratificeernbsp;ten tot verhoedinge van hunne fchade door het nadrukken van denbsp;vootfz. Werken,, daar door in genigen deele verdaan den innehoudenbsp;van dien te autorileren , ofte ,te advouëten ,en veel min , dezelve,nbsp;ondet onze ptotestie en befcherminge, eenig meerder Credit, aan-iien, of reputatie te geeven,nemaar de Supplianten in casdaatinnenbsp;ietsonhehoorlykszoudeinfluëren , alle het zelve tot hunnen lafte
zullen gehouden wezen te veiantwooiden , tot dien einde wei ex-preffelyk begeeiende,dat byaldien zy dezen onzen Oftroye voot den zelve Werken zullen willen ftellen , daar van gcenegeabbrevieerdenbsp;of.gecQnttaheerde mentie zullen mogen maken , nemaar gehoudennbsp;weezen,het zelve Oftioy in ‘t geheel, en zonder een ige omiffie.daarnbsp;voot te.dtukken , ofte doen drukken , en dat zy gehouden zullennbsp;Zyn,een Exemplaar van de voorfz. Werken,opGroot Papier,gebon-den en wel gecotiditioneert, te brengen in de Bibliotheek van onzenbsp;ïniverfiteyt te Leyden, binnen den tyd van zes wecken , na datzynbsp;Supplianten dezelve Werken zullen hebben beginnen uit te geeven,nbsp;op een boete van zes hondert gulden,naexpitatic der vootfz.zesWee-rnbsp;Jceiliby de Supplianten te veibeuren ten behoeve vande Nedetduitfenbsp;Armen van de plaats alwaar de St;pplianien woonen , en voorts opnbsp;poene van met’ei daadvetfteeken tezynvan het effeft van deezennbsp;^f^toye , dat ook deSupplianten, fchoon by het ingaan van dit Octroy een Exemplaar gAevctt hebbende aan de voorfz, Onfe Bibliotheek, by zoo verte zy geduurende den tyd van dit Ofttoy dezelvenbsp;Werken zouden willen herdrukken met eenige Obfervatien, Noten,nbsp;Vermeerderingen , Veranderingen , Coiieftien , of anders , hoe ge-naamt ,of ook in een ander formaat .gehouden zullen zyn wederomnbsp;een ander Exemplaar van dezelve Wetken,geconditioneett als vorennbsp;te brengen in de vootlz. Bibliotheek, binnen denzeUen tyd , en opnbsp;de boeten en pcenaliteii als vooren. En ten einde de Suppliantennbsp;deezen onzen Contente ende Oöroye mogen genieten als naat be-ihooten , lafte«wy »U««eneeniegel.ykea,dienhetaangaaamag,dat
zy
-ocr page 9-cgt;’de Supplianten van den inhoude vanlt;jezen doen, laateo en gedogen , ruftelyk , vredelyk en volkomentlyk genieten en gebruiken cesleerende alle belet tet contiatie, Gegevenin den Hage, ondei onzen Grooten Zegele , hiei aan doen hangen öp den agtften November, in ’t ]aat onzes Heeien en Zaligmakers duizend zeven-hon-detd-zeven-en-vyftig.
Ter Oidotrhstnrle van de Stdaten» P. S T ï N.
Lager ftohd.
C. BÓ EÏ.
Aan de Supplianten zyn, nevêfis dit OSroy , ter hand geilelt bv Eütraft Aiithenticq, haar Ed. Gr. Mog. Reroluiticn van tiennbsp;18. Juny, 171S1 en 30, April, 1718, ten einde om zig daainbsp;na te leguieeien.
De Regeiitèn van het Wees-en Oude Mannenhuis hebben, in hunne voorfz. qualfteit^ het recht van deze Privilegie alleen voor. den tegenwoordig^en-Druk, van DON LOUIS DE VARGAS, OF EDELMOEDDnbsp;GE WRAAK, Treurfpel, vergund aan Izaak iDciu.
AtHjieldcm 'dm .6-^uguftas^ if62.
Alfonso, Koring van Kaflilïén.
Don Zuero de Palaes, Marquis.
D ON JüLiAAN, zyn Zoon.
Don Beltran de Vargas, Slotvoogd.
Don Louis de Vargas, zyn Zoon.
Lizandra de Vargas, zyn Dochter.
Rozella, ? _. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„
, nbsp;nbsp;nbsp;gt; Lizandraas Staatiufers.
Leonora, S nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
D 0 N G A R z E R A N, Vrind van Louis.
Maria deLuxan, verliefd op Louis,
Theodora, haar Staat-juffer.
Pedro Axonzo, baar Dienaar.
Lorenzo, Hopman der Lyfvoagt,
Fine o, 'Edelman van Juliaan,
G u A RIN, dienaar van Louis.
Valerio, Luitenant van de Struikrovers.
Deurwaarder in't Hof.
des Konings.
Z W Y G E N D F.
Lyfw agten,
P AGIE,
Hofifloet.
Soldaten.
Struikrovers.
Hei Spel fpeelt in en buiten Madrid^ Hcofdflad in Kajiiliën.
DON
-ocr page 11-Pag. 7
DON
o F
EDELMOEDIGE WRAAK;
TREURSPEL.
EERSTE B E D R Y F.
Verbeeld een Voorzaal in ’t Hof.
Kon xTUCvan binnen,twee Moor en inSpnanfcbe bleeding vluchtende, voorden van Lorenzo vervolgt.
VKoning.
erraad! myn Lyfwacbt, op! dat zy het keven derven. Lorenzo,
Vervloekte, ’k zweer,gy xultdoor mynehanden fterven, Al vlood gy fnelder dan de toomelooze wind.
Beltran de Vargas, alleen.
Hemel! die de deugd en trouwheid zo bemind. Kan d’ontrouw dan in ’t hart der brave Kaftiljanennbsp;Plaats vinden, die zo lang als waardige onderdanen,nbsp;Naar eer en plicht, ten dienst (laag leefden voor hun Heer ?nbsp;v) Happen arm! vergeefs voert gy dit zydgeweer!
leerd myn ouderdom en myne zwakheid kennen.
Wat floute hand durft zig op ’s Konings boeZenr fchennen ? Wat ftaatzucht fleekt hem dus verradelyk naar ’t hert?
’ƒ V ervloekte ftaal leid hier gevallen, en daar werd
A 4 nbsp;nbsp;nbsp;Eet»
-ocr page 12-Een brief van my beoc^t, de tekens van deez’ booze En goddelooze daad, van deze zinneloooze.
Aaii Don Zuero de Palaës, anders, aan Zyn Zoon Don Juliaan. Hoe zal ik dit verdaan ?(ven,nbsp;Die daad’lyk noch zo Ichelms den Koning dacht t’ontly-Durft die aan den Marquis en Grave hier noch fchry ven ?nbsp;Daar fchuilt wat vreemts: myn eed aan zyne Majelleitnbsp;Verpligtmy dat ik zoek wat hier verborgen leit.
De Hemel my behoê! het zyn onmoog’lykheden, Ayitaf fchreef dit zelf! den Koning van Tolede!
Hoe! zouden Ridders van zo heerelyken daar Eeduiten met den Moor zulk gruwelyk verraad ?
Ja ’t blykt hier klaar, wyl al deez’ lettren ditverklaaren: Zy zyn meineedig, ach I hoe ryzen my de hairennbsp;Van fchrik voor ’tfchellemduk ! ondankbre, zeg hoe derftnbsp;Gy uwen Vorst, wiens naam in eeuwigheid niet derft,nbsp;En wiens goedaardigheid allomme word verheven,
Zo onrechtvaardig en zo godloos daan na ’t leven? Zuëro, en zyn Zoon! is ’t moog’lyk, zouden dienbsp;Dit firood’ verraad bedaan ? ’k gelooft niet, fchoon ik ’t zie.nbsp;O neen! ’k geloof het niet. en wil het nimmer denken,nbsp;Noch door vermoeden d’eer van deze Heeren krenken ;nbsp;Dies....Maar ik zie daar komt hy zelf zeeronverwagt.nbsp;Ik zal, dat hy my niet als vyand houd verdacht,
Maar als een vrind erkend, hem d’inhoud openbaaren.
DERDE TOONEEL. ZoERo, Beltrande Vargas.
WZüERO.
At loopt men in de zee der daatzucht al gevaren. „Hoe! hier de Slotvoogdl’k veins’dus kome ik tot myn wit.nbsp;Myn heer Beltran die fchynt ontdek: wat ’s d’oorzaak?nbsp;Beltran,
Dit,
Wyl ’topfchrift aan uhoud, kunt gy licht d’oorzaak lezen, En geeven ’t antwoord zelf: ’k da niet bekend in dezen.
ZüE.
-ocr page 13-Z U E R o.
Aan Bon Zuëro de Palaës, anders, Aan Zyn Zoon Don Juliaan. „ Och Hemel! ’t is gedaan.nbsp;Wat fchelmen hebben ons dit fnood verraad befchooren?nbsp;Beltran.
Zie voort, Ayataf 7.elf, de Koning van de Mooren, Zyn ondertekening; twee fchelmen hebben hiernbsp;Zo daad’lyk deze pook, en dat vervloekt papier.
Te zwaar door het gewigt der misdaan, laaten vallen. Des konings lyfwacht volgt hun fpoedig met hun allen,nbsp;Zy vluchten fnel voor uit, ik vind dit, en ik zienbsp;Het opfchrift van den brief aan u te zyn, aan wienbsp;Ik die ook overgeef, ver van u te betygen.
Ik ben een Pithias in vriendfehap, en in ’t zwygen Een Heen; betrouwt myn woord, ik ga hier mede heen.nbsp;Z o E R o.
’k Bid toef wat, Don Beltran: hoe! laat gy my alleen In zulk een zware zaak? hetflrekt myn eer tot fchanden.nbsp;Dat gy de blyken van ’t verraad my laat in handen,nbsp;^chynt hier te zeggen dat ik den verrader ben.nbsp;Beltran.
Den Hemel wil zulks nooit gedogen, Heer, ik ken Zo fiiooden mensch niet, die ik zo barbaars zou houden,nbsp;’k Laat Haan dan u , waar op de Vorst hem fteeds betrou-Z o E R o.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(den.
Het zyn de vyanden van myn geluk ten hoof,
Die ’s Konings hart, door nyd en haat, met wangeloof Bedekt opvullen, om my uit zyn gunst te ftooten.nbsp;Schryft my de Moor! heb ik iets met de Moor bellooten!nbsp;Ha! wreede Hangen, die bloeddorllig, onder fchynnbsp;Yan hoofs gebloemd, verbergt, en dekt uw hels feiiyii,nbsp;Èn (Irekt de Nyd een drank om d’eere te vergiften.
Ik zal het opfchrift van dit fnoodst van alle fchriften Eewaren, heer Beltran, ik ken uw groot verftand;
Gy ^net hoe hier ’t bedrog zyn netten om my fpand.
En wyl gy 2,yt iiiyti vriend, gelyk ik ook ben d’uwe, Afnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zo
-ocr page 14-Zo neem dit ftaal, en dit papier, daar elk voor gruw». Dat dit nu by u blyf tot ftraffe in inyne fmert,
Op dat myn trouw in uw gedacht doorluchtig werd. Beltran.
Marquis, ’k beloof u, dat al wat in myne machten Beftaat, is tot uw dienst, wilt van uw 'iyde trachtennbsp;Te doen gelyk als ik, en ocfthen deugd cn trouw,
Die in den V orst Alfons een hemelsch beeld aanfchouw.
VIERDE TOONEEL-
W nbsp;nbsp;nbsp;Zo ER o, alleen.
ie quam to onverwagteenllorremwind ind’oren, In ’t midden van 7,yn rust ? wat doen ik ? ’k ben vetlooreu!nbsp;’t Verraad is hier ontdekt: ’k wil u, ó hinderpaal'.
O opfchrift! oorzaak van myn ouluk, t’eenemaal Verfcheuren, w^l dat ik uw woorden giftig vinde:
Elk letter is een Hang, die my zoekt te verllinde.
’k Heb in deez’ ramp geen troost zo my de list verlaat, Te meerder zo Beltran zyn mond het minst ontgaat.nbsp;Want geen Efeltions en zynder als voor dezen,
Noch ik kan voor myn deel geen Alexander wezen. Wat ’s dit! hoe ben ik zo bloóhartig in myn hert,
D aar ’t noodlot maar door moed Haag overwonnen werd ? Die wys is, moet ’t geluk Item onderdanig maaken;
Zo kan men eind’Iyk tot zyn wit en voorneem raaken: Cielukt my dit bedrog, zo houd ik lyf en eer.
De list in tyd van nood is ’t allerbest geweer.
VYFDE TOONEEL‘
ZUERO, Kon ING, met eenige Pagies uiteen zytjertrek komeiule.
y hier, Marquis ? heeft
K o N I N G.
lis ? heeft u ’t gerucht hier heen gedreven
Me
-ocr page 15-Men dingt verradelyk uw Koning naar het leven.
’k Was in mynkamer,daar’ktweefchelmen,onverwagt Zag naadren, met de pook in handen, ’k roep en tragtnbsp;Hun weer te bieden, als op dceze llemgeruchtennbsp;Myn Lyt'wacht toefchiet...
ZESDE TOONEEL.
Lorenzo, Koning, Züero, Lyfwacbt.
Lorenzo.
orst, gy hebt niets meer te duchten. De moorders zyn geftraft: zy, onder ’t volk geraakt,nbsp;Zyn fluks door hen ontzielt, zy, deerlyk afgemaakt,nbsp;Zyn naauwlyks kenbaar.
ZUERO
„ Goed, nu geld den Slotvoogd ’t keven. Koning.
Marquis wie zal ons nu van d’aanflag kennis geven ? Wie ’t hoofd ontdekken van dit gruwlyk Eedgefpaii?
Z U E K o.
Is dit het dat de Vorst de ftraf beletten kan ?
’t Is mooglyk, zo gy wilt.
Koning.
Spreek, wilt ons niets verzwygeii. Z o E R o.
In zulk een zwaaren zaak hier iemand te betygen Valt zwaar, ik voel myn hart geheel daar in ontrust.nbsp;Koning.
Zo zyt gy, na ik hoor, van dit verraad bewust,
En tracht hier noch voor ons te ontveinzen uw gedachten. Spreek , of men zal u zelf voor den verrader achten.nbsp;ZUERO.
Des SlotYoogds borst die zal u alles best ontleen.
Kq-
-ocr page 16-K o N IN G.
Wat zegt gy ?
ZnERo,
Dat Beltran de Vargas, Heer , wel een Myns beste vrinden is, maar ’k houd’ my vry gel^jrooken;nbsp;Daar ’t ’s Konings leven geit is vrientfehaps wet gebroken.nbsp;K o NIN G.
Hoe! ftaat hy naar ons lyf ? men breng hem ftraks voor my. Z U E R o.
Myn Vorst wat tracht gy...
’k Wil die fiioA verraadery Op ’t fchrik’lykst ftraffen eer ik fpys ofdrank wilnutten.nbsp;Z DEUO.
„ Zo moet het gaan, zal ik myn eigen lyf befchutten. K o N I N G
Is ’t moog’lyk! wil Beltran myn moorderzyn, wanneer Ik hem myn lyf, myn kroon , myn Ryk betrouw , en eer,nbsp;Als zynde een Atlas van myn Staat, zo hoog gezegend ?nbsp;Het fchynt onmogelyk datons hier nu bejegend; (verruktnbsp;Doch Staatzucht groeid door gunst, die ’s menfehen hartnbsp;Door ydle hoop, die^vaak door ’s hemelsh wil mislukt.
ZEVENDE TOONEEL.
HBeltean.
oe handeld men my dus, is dit uw Slotvoögd eeren ?
Zyn Majefteit...
Welnu?
Myn Heer, ’t is zyn begecren.
Beltran.
Ziet toe, gy fchelmen, ïiet dat gy u niet vertast.
Kend gy my langer niet?
Kostng.
Beltran, hes is myn last,
En weest to toornig noch zo trots nietmeerin’tfpreken. Noch tracht in inyn gezigt niyn hoog gezag te breeken.nbsp;Hy is myn hoonder zelf die myne dienaars hoond.nbsp;Beltran.
Ik heb zyn Majefteit gertaag myn pligt betoond.
K ONIN G.
Bezoek hem overal, men zal het daadlyk weeten,
Of men u ontrouw of getrouw zal moogen heeten.
Beltran. nbsp;nbsp;nbsp;^
Nu merk ik ’t fchelmftuk eerst. Zuëro heeft uit haat Myn vroomheid hier belaagt; de Hemel, die het quaatnbsp;Van ’t goede fcheid’, die kend my vry en zonder vlekken,nbsp;En zal de waereld haast myn onfchuld doen ontdekken.nbsp;De zuivre waarheid, die altyd zo Godlyk fcheen,nbsp;Straalt, als de heldre zon, door alle nevels heen.
I. Lyfwacht.
Ik vinde een bloote pook hier aan een lint gebonden;
En daar is een papier,
Beltran.
V erraaders onderwonden Altyd hun fchulden op een anders nek te laén.
K o N IN G.
Geef hier den brief: laat zien.
Beltran.
Ik zal, maar Heer, zeg aan ^ Zuëro dat hy u daar af het opfchrifc geeve.
Kon ING. nbsp;nbsp;nbsp;(dreeven.
’fc Werd’ door vermoeden reets tot toorn en wraak ge-Beltran.
Want ïy, als kinderen door fnoó begeerlykheden Geteclt, voor myne deur gdeid'zyn zonder reden.nbsp;Daar d’edelmoedigheid my dreef, dat ik haar nochnbsp;Als vriend deez’ plaatze gaf, niet denkend aan’t bedrog:nbsp;Die V ondelingen zyn ondankbaar nu in Hangennbsp;Veranderd, Heken my dus na het hart, en prangennbsp;Myn trouwe ziel met fmart ;maar’t fchaad niet, want iknbsp;Verzekert dat ik wel haar fchelmfche oudrenken. (bennbsp;Z o E It o.
Beltran, gy zoekt vergeefs zyn Majefleit te pajen.
En door verbloemde reen uw woorden om te drajen: Deez’ brief en pook, by u gevonden, melden klaarnbsp;' De werkers van ’t verraad, en dat gy zyt verraér ,nbsp;Gelyk uw zoon Louis, aan wien dit is gefchreven.nbsp;Beltran.
Marquis, gy weet het best, de hemel ’t u vergeve.
Z ü E R o.
De waarheid toont het naakt, gy. Vader, hebt een zoon. Beltran.
Gy ook Marquis, hoewel ik hier moet Haan ten toon Als een verrader; maar heel anders zou het wezen.nbsp;Indien men ’t opfchrift als den brief had mogen lezen,
K o N I N G.
Het is genoeg daar van; wat zoek men myn geduld Te tergen, daar dit blad getuigt uw fnode Ichuld.nbsp;Beltran.
Ik beu getrouw.
’t Is wel, men zal ’er u na loonen. Beltrrn.
Maar ’t is met wel, myn eer, om deez’ verraêr, te hoonen. Z n E R o.
¦’t Is een verrader die ’t laat blykcn door zyn daaii. Beltran.
Gy zegt het wel, Marquis, en hebt het regt geraén.
Kon TNG. nbsp;nbsp;nbsp;(ren?
Kwam grooter hoogmoed ia eenmenschmyooittevoo-
f5
ZUERO.
Myn toïleg gaat na wensch.
N u lees den brief, laat hooren, Z U li R o.
Doorlucbte Vader, die de magtige Profeet,
Met zynen Zoon verbef, 'k zend tot uw dienst gereed, T-joee trouws Hoplién , om dien aanjlag nu te wagen,nbsp;Die volgens ons verdrag bun moedig zullen dra,gen,nbsp;Op dat den wreé Tiran, nawenseb, eens raak van kant;nbsp;Ons leger leit gereet, om u tot onderflantnbsp;Te dienen. Mabomet verzekerd ons alredenbsp;Kaflilfens Kroon: die u bewaar , op onze bede.nbsp;Gegeven in ons Ryk ter halver maand van Maart,nbsp;/iyhlaf, Koning van Taledo.
Hoe bezwaard
Dit fchellemftnk myn hart! Wie zon dit ooit geloven? Hoe kan verradery een Chriften zo berovennbsp;Van eer en trouw? kan dit by zulk een Edelmannbsp;Plaats vinden, dat hy draag den naam van een tieran?nbsp;Dar hy zyn Vorst vermoord en ’t Koningryk verkoope!nbsp;Het kan nietzyn. Maarneen 1 d’ondankbren die verloopennbsp;Hun zelve dikmaals, en betrachten niets van ver.
Hy zoekt door hoogmoed, als een andre Lucifer,
Zoo trots, zyn maker hier geheel tot niet te maken; Maar ’t past ons voor ons ryk en ons gebied te waken;nbsp;Dies zal hv onze draf gevoelen. Breng hem voortnbsp;Gevangen in het Hof.
Myn Vorst, ’k bid laat ’k een woord... 1 .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Koning.
oUiit toe dien.mond waar uit die valsheid is gerezen.
Oai
B E L T R A N.
¦’ozclheid en ti'oinr myn rechters zullen wezen.
Ko-
-ocr page 20-K O N I N G,
Hoe, fchelm! wanneer uw fchuld u delven overtuigt ? B E L T K A N.
Ik ben onfchuldig; maar myn ziel, die willig buigt, Om hier zo onbevlekt van ’t ligchaam af te fcheideii,nbsp;Zal den verrader voor gerechter recht verbeiden:
Hy is de ftem van ’t quaad dat voor uw ooren fluit,
Ik maar de nagalm van Zucros boos geluit,
Aan welk ik antwoord geef; achtgy deflem onfchuldig, Zo flraf de nagalm vry : ik draag myn lot geduldig.
ACHTSTE TOONEEL.
ZuERO, Koning, Jdliaan, Gevolg.
HZ ü E R o.
y zoekt zich zelven noch t’onfchuldigen door my. Koning.
Marquis, gy hebt myn gunst, dat hy zyn ftraffe ly. Uw naam werd grooter, nu de zync gaat verloren,nbsp;Die als een Phenix uit zyn asfche werd herboren.
ZUERO.
’k Blyf dankbaar voor de gunst die my de Vorst betoont.
Koning. nbsp;nbsp;nbsp;(woont,
Gy, Graaf, gaat na de plaats daar deez’ trouweloozc Doorzoek het al op ’t naauwst; want deez’ verraderijennbsp;In ’t allerminfle nu geen uitflel konnen lijen.
Zyn goed zy al verbeurt door wettelyke flraf:
Neem ook zyn dochter en dienstboden, ofz’ hier af Iets wisten, dadelyk uit onzen naam gevangen.
J o LI A AN,
’k Volvoet zyn Majefleits begeeren met verlangen. Koning.
En ook met ftrengheid op het alleronvoorzienst.^ Marquis, myn leven ben ik fchuldig aan uw dienst.nbsp;Volhard daar in, ik ga, gy zult myii gunst bemerken.
N E.
-ocr page 21-OF EDELMOEDIGE WRAAK. if NEGENDE TOONEEL.
ZOERO, jüLIAAN.
NZUF.RO.
u is het noodig deez’ verradery te Rerkeri.
'Terwyl dea Slotvoogd al de fchuld is opgeleid,
Te meer, nu niemand van de minfte zekerheid Bewust is, hoe wy met den Moor dit onderwondcii.nbsp;Gy, houd u of gy had een tweeden brief gerondeninbsp;By zyn papieren, dat zyn zaak noch vuilder werd.
J U LI A A N.
Dit geeft hem voor gewis den doodfteek in het hertJ
Z D E R o. nbsp;nbsp;nbsp;(ken ^
Toönt die den Vorst: om hem tot meerder toorn te wek-Zo kan men ons verraad door fchyn op *t bestbedekken. Het moet daar nu meê doof, hoe dat de kans ook leid.nbsp;Juli A AN,
Zulk heerelyk bedrog is loutre fehranderheid.
ZUERO.
Kan ik dit werk door list na myne wensch bedis’len,
Zal haast uw naam van Graaf in Majefteit verwis’lco/
TIENDE TOONEEL.
Ferbeeld een Kamert
Goarin, L^onoRhtegenkomendeiLizamp;nDRh bezig baar op te mij en.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Leonora.
yt wellekom, Guarin,
Guarin.
Ik fpreek u wel daar na, ^
Nu heb ik aan Mevrouw te fpreeken.
Leopora.
’kBidufïa,
B nbsp;nbsp;nbsp;E*
-ocr page 22-En wacht wat: want 'zy is noch bezig haar te kleden. Zy heeft u al gehoort.
LizANdr A.
Guarin, ’t is buiten reden
Dat men u wagten doet, komt binnen, nadert vry. Guauin.
Ik kus uw hand, Mevrouw.
Llz ANDR A.
U w komst vervrolykt my. Komt myn Heer Broeder niet?
G ÜARI N.
Mevrouw, heeft niet te vrezen,
Hy ’s ovcrvyinnaar.
Lizandra.
En wanneer toch zal hier wezen Zyn inkomst in Madrid?
Güarin.
Deez’ middag noch, verzeld Met d’eedlen Garzeran, een dapper oorlogsheld ,
Dien de Arragonïè Vorst zyn heirmagt dorst betrouwen.
LizAndra. nbsp;nbsp;nbsp;(wen
Ik wagt zyn komst met vreugd, Guarin, gy kunt vertrou-Op myn genegentheid: vertrekt nu, ga terftont Naar myn Heer Vader.
Güarin.
Is de Slotvoogd nog gezond? Leonora.
Die is ten Hoof; daar hy, doof ’s Konings gunst verheven, Nooit tyd vind’ om zich zelf in huis wat rust te geven.nbsp;Güarin.
*t Was beter dan voor hem dat hy die gunst niet had, LiZAND RA.
Zo doet het ook Guarin, gy hebt het wel gevat,
Myn Vader is te oud om zo veel last te dragen.
ELFDE TOONEEL.
Ro ZELLA verbaast, Lizandra, GUARiNi Leonora.
MRozellai
evvrouw! ach! ach ! Mevrouw!
Lizandra.
Hoe nu .' waar toe dit klagen i
Wat is ’er gaans?
Rozella.
Lizandra.
Wat maakt u dus ontftelt? Rozella.
Men heeft de gallery en voorhof met geweld Bezet, wyl ’t krygsvolk vast ter poorten innedririgeh.nbsp;Lizandra.
Hoe! met gewapent volk ons huis hier dus t’omringen! Dat lyd onze eer niet: geef my datelyk een zwaard.
TWAALFDE TOONEEL.
Lizandra, LEOnora.Güarin, Rozella, Jdliaan, LvEwAGTengew/g.
TJoliAan,
reed binnen , en doorzoek op ’t naaufte. Rozella, Juliaan tegen houdende.
Heer, bedaards
G o A RIN, Juliaan tegen houdende.
Boöierk, mynHeer...
Ter zy : breek alles vry aan ftukkerij. Lizandra.
Hoe durft gy , wredeii, hier d’oprechtigheid zo drukken ? ’k Had nooit gelooft een man te zien die ’t dorst beftennbsp;B inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zya
-ocr page 24-20 DOM LOUIS DE VARGAS,
Zyn handen aan het huis van Don Beltran (laan.
J r r. i A A N.
Dat ziet gy nu: ga voort.
Liz a NDR A.
Houd ftant; ik zal ’t beletten. J n LI A A N.
Myn Schoone, ’t is vergeefs u tegen ons te zetten :
Dies bidde ik dat gy in deez’ hevigheid bedaard. Mevrouw, uw fchoone hand past uoit een vinnig zwaard.nbsp;L I Z A N D R A.
Dat zy hoe ’t wil, vergeefs my hier toe aan te niaanen; Ik ben Lizandera dc V argas, die door traanennbsp;Zich niet kan helpen, maar door edelmoedigheid,
In wie dat deugd en moed gelyk bellooten leid.
Daarom, Heer Graaf, begin niet verder my tehoonen. Wyk met uw volk te rug,of’kzweeru,’kzalbetoonennbsp;Hoe dat men hier dit huls moet eeren; ga, ontzienbsp;Het vry, of kent gy nu Heer Vargas niet ? ’t is dienbsp;Kastiljens kroon verftrekt een Jazon door zyn daaden,
’t Is hy wiens gryze kruin nog pronkt met Lauwerbladen. De ftomme Ifeenen zelf getuigen d’achtbaarheid,
Die hy hier waardig voerd tot eer der Majclleit;
Dies keer vry weder, of gedoog dat ik, gedreven Door eedle moed, ons huis verdadig met myn leven.nbsp;Juli A A N.
Ga voort, myn .Schoone, want ik zie dat in uw haat JJ w fchoonheid meerderd; als de fchoone dageraatnbsp;Komt fchittren op den dauw van vars ontloken rozen,nbsp;Zo fchynt zy in ons oog veel fchoondcr noch te blozen.nbsp;Zo ook uw tranen, die, als zuiver kriltallyn,
Langs uwe wangen op uw borst gevallen zyn,
Zy konnen door het oog des minnaars heenen dringen Tot in de ziel, en die tot min en liefde dwingen:
En fchoon de korzelheid een weinig dit ontzierd,
U w Ichoonhcid werd van my, gelyk voorheen, gevierd.
OF EDELMOEDIGE WRAAK, ai
T)c tyd gedoogd het niet om uw gevlei te lyden,
Dies is ’t vergeefs, myii eer die moet hier tegen ftryden. Ga met voorzichtigheid en zie wat dat gy doet- •
Dat uw Gevolg vertrek, of ’k zweer u, ’k zal dien ftoet Vei'huizen doen, eer zy het zelven zullen denken.
Mevrouw, men komt hier niet om uw gezag te krenken ; Maar om den gruwel van een Cioó verraderynbsp;T’cntdckken, dat het Ryk tot zekerheid gedy.nbsp;Lizandra.
H’er heerscht de deugd, waar op de Koning zichbetroudea. De naam van Vargas kan het al in vrede houden.nbsp;JüLIAAN.
De naam van Vargas is a! dood, zyn hoogmoed al Gebroken, nu hy komt als een Verraér ten val.nbsp;Lizandra.
Wie dat zulks zeid hy liegt, zyn trouw gettugtzyn levon, J U L I A A N.
Ik volg myn last Mevrouw, wilt gy hier tegenflreven f Lizandra.
Lyd dan den Koning dat zyn eer dus whrd gekrenkt? Jdliaan.
Het is zyn Majelicir, die hem met recht verdenkt,
En die my last gaf, dat ik tot de iniufte hoeken U ws huis, het alles zou doorzien en wel doorzoeken jnbsp;En u en uw’ gezin verzeek’ren door deez’ Wacht,nbsp;Waar op ik hoop (fchoon gy myn liefde hebt veracht)nbsp;Dat ik u noch door dwang zal keren my te minnen.nbsp;Lizandra.
^lyn Vader dus beticht! wat ftaat my te beginnen?
¦Als een verrader.
Lizandra.
Zwyg, vervloekte tong en fpreek Niet Verderi want de trouw in Vargas daaden bleek,nbsp;Bsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zo
-ocr page 26-Zo lang hy adem fchiep. Zyn dienst en zo veel jaareii Aan ’t Ryk met zorg befteet, getuigen zyne hairen.
’t Zyn iogeiis die de Nyd uit haat, dus valslyk dicht.
J o LI A AN.
’t Zy dat het waarheid zy, of logen, ’t blyft myn pligt Des Konings wil en last zo daadlyk uit te voeren.nbsp;Ontfchuldig my Mevrouw, en wilt u niet beroeren,
Ik ben genootzaakt om hier alles te doorzien.
quot;Treed binnen, Mannen, voort.
O Hemel! kan’t gefchiên? Ik geeve dan verlof. Werd in deez’ ongelukkennbsp;My toegelaten hier myn droefheid uit te drukken,
Door bittre klagten, laat dan myn bedroeft getraan Van myne wangen naar om hoog ten Hemel gaan;
Op dat Kaftiljen nu in deze pyn becioge pat ik de dood zoek , nu myn zuchten niet vermogen,nbsp;^yn Vader dus, als een verrader, heel beroofdnbsp;Van eer en ftaat? neen! neen! het kan niet zyn,geloofdnbsp;quot;Hy is getrouw; helaas! Guarin, ach! myn vriendinnen,nbsp;Myn Vader een Verrak, ach! ’t gaat my aan de zinnen,nbsp;Guarin.
De zon niet klaarder dan zyn trouw en onfchuld is. Lizandra.
Ik houd’ myn Vadei reeds verlooren, ’t gaat gewis. Die fchutheer van myn eer kan my niet meer bewaren.nbsp;Ach! wist myn broeder ons rampzalig wedervaren.nbsp;Kon iemand hem in tyds waarfchouwen in deez’zaak.
G ü A R I N.
’•k V erfteek my onder ’t volk, op dat ik buiten raak,
En hem het al ontdek. nbsp;nbsp;nbsp;binnen,
Lizandra.
Ga heenen, wilt u fpoeden.
O. Hemel! keer de ramp myns vaders toch ten goeden.
Julia AM, en gevolg uit.
Breng haar in deze zaal.
Liz A N DR A.
Hoe! zender myne maagden ?
Het is den kpning zelf wiens wil het zo behaagden,
Dat elk alleen zou zyn, op dat men hunne fchuld 1’e beter onderzoek.
Lizandra.
O Hemel! geef geduld.
J i: L I A A N,
Vergeefs en vruchteloos is hier uw tcgenftreeveii. Lizandra.
Gy tracht na ’t geen ik niet verlaat dan metmynleeven: Want ik al tlervend’, zelf in fpyt van ’t wreed geval,nbsp;De naam van Vargas noch onfterflyk maken zal.
DERTIENDE TOONEED.
Kojsting, Züero, Lorenzo, Gevolg.
ZK o N IN G.
o heeft hy dan aan u in ’t minde niet beleedcn? Lorenzo.
Dat hy onfchuldig is, daar blyft hy by met eeden.
Dat brief en pook by hern gevonden, met veel fchyn Van misdaad, blyken zelf van zynen onfchuld zyn;nbsp;.•Bat zynen Adeldom npit vlek had van gebreeken,
En weiischt een oogenblik zyn Majedeit te fpreeken. KONING.
’t Is op den Adeldom, en trouw, vergeefs geroemd, Nu ’t fchelmduk, als den dag zo klaar, met recht hemnbsp;^ doemt,
Lorenzo,
By 7,egt, dat den Marquis en Gra:^, die hem betichten. Zelfs de verraders zyn en alles fnood verdichten;
En eifcht een weinig tyd dat hy ’t bewyien mag
Z E R O.
Indien Majefteit’t verraad niet klaarlyk iag,
Dat hy gerechtigheid naar eisch ten vollen pleege,
En met de waarheid al deez’ zaaken overweege;
Op dat ons aadlyk huis daor een verrader niet Gefchonden leef: dat hy de boosheid, die hy ziet,
Dan onderzoek, en ftraf op ’t fcherpst: ditismyn bcede, K o N I N G.
Marquis, ik ben voldaan van uw getrouwigheden,
Uw liefde, tot myn dienst, verplicht ons meer en meer, Z ü E R o.
Dat ik uw handen kus, 6 Vorst.
K o N I K G.
Sta op myn Heer.
Tegen Lorenzs.
Gy wacht den Graaf, om meer bewys hier door t’erlangen. Lorenzo.
Daar komt hy. nbsp;nbsp;nbsp;Juliaan uit komende,
Koning,
Wel, hoe is ’t?
J OLI A A N.
Lizandra is gevangen, ’k Heb de geboden lafl: van zync Majerteitnbsp;Getrouw volvoerd. en breng hier nader noch ’tbefcheidnbsp;Im L'rieven, die ’k daar vond.
Koning, tegen Loremzo.
Geef hier; gy, wil die leezen. Lor e n z o.
Dcez’, na ik zie, zal van den Moorfchen Koning weezen. Hy leest.
Wy zullen onzen ftaat, door uvo Grootmoedigbeén En hulp baast zien vermeerd.
Koning,
Hier is ’er noch al een,
Gcteckend Benalud.
ZOERO.
Wat wi( men meer bewyzen?
2J
OF EDELMOEDIGE WRAAK,
K o N I N G.
Wie leeft ’er die niet zou voor 7.u)k een fchdmftukyzen? Hy leejl.
Verzuim nooit tyd die u tot roem verjlrekken zal.
Zo ryst Toledo door der Kajliljaanen vai,
De brenger dezes zal u naarder openbaren Wat dat ons meening is. Dat Mahomet u fpaare.
Z n E R o.
Is ’t moogelyk myn Heer, dat gy hier niet voor fchrikt? L o R E K z o.
Het is met hem gedaan, zyn misdaad overvvikt.
Deez’ zyn al meede van den Koniiig van Tolcde.
P A G T E, uitkomende.
Dé dappre Don Louis de Vargas, die noch hede.
Als overwinnaar praald, in ’t harnas vol van moed, Verzoekt nu d’eer dat hy uw Majelleit begroet.
Kon ING. nbsp;nbsp;nbsp;(nen?
„ O fchelm! durft gy u noch hier voor ons oog vertoo-f Ga, ’k wacht hem. ’k Zweer men zal zyn misdaad nietnbsp;verfchoonen;
Maar hem doen zien, hoe men gerechtig flraftén kan. ZüERO,
Myn hoon geen uitftcl lyd.
Kon ING.
Men oordeel d’onze dan.
Wy willen dat den Graaf hem voort zal tegentrekken, En dat men hem de ramp zyns Vaders niet ontdekkenbsp;Voor wy hem fpreeken ; ga.
ZüERO.
Van Zyn gevangenis
Zyn weinige bewust.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Koning.
_ nbsp;nbsp;nbsp;Des Hemels draf komt wis,
wil dit Monller op de Waereld niet gedoogen.
Wat zegt, Lorenzo nu?
B 5-
-ocr page 30-aö DON LOUIS DE VARGAS, Lorenzo.
Indien ik met myue oogen -Dit zelfs niet had gezien, ik had het niet geloofd.
K o N I N G.
Hy effen dan de fchuld ten kolle van zyn hoofd.
VEERTIENDE TOONEEL.
Verbeeld een Hof-Gallery, 'voaar in bet Lyk vatgt; Beltran onder een Tapyt ‘verborgen legt,
Loois, Gauzeran,
H nbsp;nbsp;nbsp;Loots.
eer Garzèran, ik zal u nu haast doen beoogen, Wat dat de Vorften van Kafliljen hier vermogen,
Daar voor u ziet gy op het.koninklyk Paleis.
G A RZEU AN.
Een fchooii gezigt, vt^aar in de bouwkunft leeft na eisch. Loots.
Een ftoet van Heeren komtuft’s Konings Hof ons tegen : My dunkt ik hoor cn zie hoe ’t volk met lof en zegennbsp;Ons welkomt: ja hoe waardt den Konirig zelf ons fchat;nbsp;Hoe dat myn Vader met zyn armen my omvat,
En ik my nederwerp vol blydfchap voor zyn voeten. Wat luk die zulke vreugde en dankbaarheid ontmoeten.
VYFTIENDE TOONEEL.
JuLiAAN, Loots, Garzèran, Goauin, Gevolg.
DJ o 1.1A A N.
oorluchte Don Louis ,’k ben d’eerfle om zo myn d :el Te hebben aanu-we eer.
Heer Graaf, ik werd te ved Verplicht, nu my deez’ eerkomtvanuwhandte vooren.
, nbsp;nbsp;nbsp;GüA'
-ocr page 31-OF EDELMOEDIGE WRAAK- 27
Myn Heer...
’t Is myn geluk,
Louis.
Deez’ was een fchrik der Mooren, Die door zyn ftrydbare arm het alles Qverwon.
J ü L I A A N.
Wy zyn veel fchuldig aan den dienst van Arragon. Louis.
Hy was in d’oorlog lang een van myn trouwftevrinden. Juli A AN.
Gy zult my tot zyn dienst, gelyk tot d’uwe, vinden. Garzeran.
Uw dienaar is verpligt door deez’beleefde reen.
De naam van vrind, zy u, en hem, met my gemeen, Güa RIN,
Myn Heer, ik bid 11, hoor.
Louis.
Ik zeg, wilt voort vertrekken, G ü A R 1 N.
Nu zy naar’t Hof treên is’tonmooglyk iets te ontdekken; ’k Ben hopeloos, en vrees ’t zal flecht met hem vergaan.nbsp;J OL I A AN.
Myn Heeren, tpef, ik zie daar komt den Koning aan. Louis.
Wat gunst, dat ons de Vorst nu zelve wil ontmoeten,
zestiende tooneel,
Louis, Garzeran, Konikg, Jui.iaan,j Goauin, Gevolg.
Louis.
—'oorluchte Majefteit, ik offer voor uw voeten E® overwonnen hdr, vermsefterd , tot hun Ichand,
’rot
-ocr page 32-28 DON LOUIS DE VARGAS,
Tot heil des Ryks, van uw onoverwonne hand.
Hoe! gaat de V'orst! wil hy ’tgehoor m}' niet vergoniien ? K O N 1 N G.
Wy weeten al wat dat gy ons zoud zeggen kunnen.
’k Bid, luifler nauw roem, myn Vorst, want zulk een daad Van overwinning, geen llilzwygen toe en laat.
Ik keer niet vruchteloos, maar wel met lauwrebladen. Küning.
IJ w woorden, Don Louis, zyn meerder dan uw daden. Louis,
Myn daden grootcr dan myn woorden zyn geweest, Dat tuigt dees dappren arm door ’s vyands macht gevreest.nbsp;K o N 1 N G.
’k Geloof ’t, en weet hoe ver dat men u mag betrouwen; I laar bUft een weinig hier om zei ver aan te Ichouwennbsp;I ‘ dhoone fpicgel, dd men ii hier toonen zal,
1 , . ichoon hy n'ct zo klaar als glas is, of krillal,
L' echter caadlyk aan uw oogen hier zal toonen.
Hop dat men fchelnien en verraders hoor te loonen.
Hy geeft een tegen om bet Lyk te ontdekken.
zeventiende tooneel.
Beltran werd cnthaht vertoond. Louis,
G A R Z E R A N.
DLóuis. en Hemel my behoed !
G A R z E R A N.
Hy valt geheel verdoofd
Op ’t lichaam, ach! hy fchynt van zyn verftand beroofd. Wat droevig treur tooneel befchouvv ik met myne oogen?nbsp;Louis.
O pyn! 6 dood! 6 hel! kan d’Hemel dit gedoogen?
G A R z E K A K.
Hou moed, ’t is vruchteloos dat gy hier traaaca Hort.
Men
-ocr page 33-OF EDELMOEDIGE WRAAK. 29 A'Ien wreek zig manlyk, daar het weenen komt tekort-Louis.
Alyn liefd’ heeft d’overhandt,myn^ielmoct^ichbereijen quot;Lot lyden, in deez’ pyn vermoogt gy wel te fchreijen.
O oogen! flort vry nat, laat 7.ulks door fchaainte niet: Als maar zo veel gezicht aan u noch overfchiet,
I^at ik my fpiegel in dee-’ fpiegel. Edelmoedig doorluchtig glas, wie brak, wie verfden u zo bloedig?nbsp;Wie Was ’t die u zo wreed en euvelmoedig fchon ?
Het was den Koning, die reeds overlang begon 2ig zelf te fpieg’len in U'.v deugden onbefproken:
Nu heeft hy, door de.nyd geparst, uw glas gebroken; Op dat ik my niet meer in u befpicg'len zou.
Reminlyk glas, hoe drukt gy dus myn ziel met rouvv! Nu zal, nu zal uw glans my nimmermeer befchynen:nbsp;Wie maakten u deez’ lyst van bloedige robynen,.
2o ys’lyk, tot myn leed? decz’wreedheid is niet door Verradery geteeld; ó neen! zy komt te voornbsp;Uit noodlots ftraf, door valfchc en boze hooffe Hangen.nbsp;Ochl waard gy in de zaal des Konings niet gehangen.nbsp;Ik had met reèn voor u een beter lot gehoopt.
Het fchoonfte kriftalyn het grootlle prykel loopt In konings zaaien, om op ’t onverwagtfl te breeken.
O Hemel! gun dat ik my van deez’ daad mag Wreeken. G u A RIN, uitkomende.
Alyn Heeren, ’k bid u, vlucht, al ’t Hof is op de been, Orn u te vangen.
Zwyg, zinlooze, zonder redn:
Nu d’eer zo weinig geld by een vervloekte Koning, %.aat in de dood alleen de belle dienftbeloning.
AGTr
-ocr page 34-30 DON LOUIS DE VARGAS^
AGTIENDE TÓONEEL.
ZüERO, JuLlAAN, tfi Gemlg, Loüis, Garzeuan, Goarim.
NZ ÜERO. eem hem gevangen.
Loois,
Dus ik Iny gevatgen geeft GArzeRan.
Zo lang een droppel bloed getuigt dat ik noch leef, Blyf ik u by en zal u nimmermeer begeeven.
Louis.
Schep moed,Heer Garzeran,het kost hun allen ’tleven, Julia AN,
Wat grooter tegenftant!
Louis.
Belaagde vroomheid ftryd
Met recht nu voor myn eer, die zo onfchuldig lyd. Eüide vm bet eerjle Bedryfi
3*
OF EDELMOEDIGE WRAAK. TWEEDE B E D R Y F.nbsp;EERSTE TOONEEL.nbsp;Verheeld een kamer in een oud Slot.nbsp;Garzeran, Louis, Güarin.
vS,
Garzeran.
^^choon wc in de duisternis zyn in dit Slot geweekeiij De Graven zyn ontvlucht, het zal hen niet ontbrekennbsp;Om met den dageraat te Itormcn op de Poort.
Ik heb dien toeleg op de tooreiitrans gehoort;
2y houden ons bezet, men diend hier niet te blyven: Men moet als Helden hen van de ingang zien tedryvctl.nbsp;Louis.
Laat ons, begunstigt door het donker van den nacht, De Poort ontfluiten, en door de omgelegen Wachtnbsp;Manmoedig doorllaan, ’k zie geen andren uitweg open:nbsp;Men moet ons leven op het duurste aan hen verkopen,nbsp;Indien hun overmagt ons weert in dit befluit.
G U A R IN.
Och! och ! Sint Jago, help! Wat zie ik, wat geluid.. ? Louis.
Hoe fchreuwt gy dus ?
GOAR-in.
Och Heer, het fpookt bier, ongelogen. Ik zie, ik hoor het, och!
Louis.
Gy raast.
De llaap bedwelmt uwe oogen.
Guarin O neen! myn Pleer.
Louis.
'f Waar nutter dat gy zweegt.
GOA-
-ocr page 36-52 DON LOUIS DE VARGAS^
G r’ A u I N.
Zie daar, hoe gints die plank tig meer en meer beweegt Loo IS.
Ik zie’t
G 0 A R I N.
Men wil ons hier al levendig begraaven.
Och! mogt ik nu voor ’t laast ’t benaauwde hart eens Louis.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(laaven^
Zwygt, gy lafhartige!
Garzf.ran,
Wat zal hier nog gefchiên?
L o o 1 s.
Al was het hels gefpook, ’k zal’t onder d’oogen zien.
TWEEDE TOONEEL.
Louis, Garzeran, Goarin; Maria, Pedro, Theodora, uit de Grot.
DGua RI N.
aar komt alreeds een geest die ons aan twee zal kap-Garzeran. nbsp;nbsp;nbsp;(pen.
De Hemel ons behoed’.
Louis.
Wie komt met llille flappen Ons nad’rcn ? hy hou flant: vermits myn dapp’re handnbsp;Dit gladde Haal zwaaid, dat,wanneer myn torenbrand.nbsp;Geen fterveling ontziet.
G U A R I N.
klier helpt noch ftaal, noch vechten, Met Paternosters is nu meerder uit te rechten.
Louis.
Wie zyt gy, fpreek, die ons zo flout genaaken derft? Maria.
Ik ben een ziel, die in uw borst veel dooden flcrft. Louis,
Hoe kan zulks mooglyk zyn ?
Ma-
-ocr page 37-OF edelmoedige WRAAK. 33
Maria.
’t Is zo; maar wil niet \rezen,
Ik zoek myn rust.
Louis.
Gy moogt dan ziel of lichaam wezen, Hou (land; want nadert gy, ik ryg ’er ’t lemmer door.nbsp;Maria.
’k Zal, dapp’ren Don Louis.
Louis,
Wat hebt gy met ons voor.^ Maria,
Dat zult gy ftrak bezien, wil hier het toortslicht reiken. Louis.
Wat zien wy, Hemel!
Maria.
V an oprechte liefde een teiken. Verwonder u niet eens, A braven Held! ik bennbsp;Verplicht u dienst te doen, nu ik uw vroornheid ken.
Louis. nbsp;nbsp;nbsp;^
Wie zyt gy dan ? wat dreef u herwaarts hier ter fteede f Maria.
Indien gy ’t weeten wilt, zo hoor na myne reeden. Doorluchte Don Louis, ik ben een Dochter fannbsp;Een adelyk gellacht in deze ftad, zulks kannbsp;Ons huis door fchilden aan gewelfzels, poort en muurennbsp;Te kennen geeven, die zelfs d’eeuwigheid verduuren.
’k Maak u myn adeldom bekend; niet wie ik ben;
Want een die aad'lyk is, en recht zyn zelven ken, Wanneer hy wel doet, houd voor eerst zyn naam ver»nbsp;zweegen.
Ik heb uit myn kafteel, niet ver van hier gelegen,
De ftralFe wreedheid van het onbedachte graauw Gezien, hoe gy u zelf (omfingeld en in ’t naauw)
Noch wist te redden door uw groote dapperheden.
Die als befchermers voor nw leeven moedig llreeden; Tot dat gy ill dit Hot uw wykplaats eindlyk vond.
34 DON LOUIS DE VARGAS,
De Minnegod, die my de boezem had gewond,
Ried iny, om tot uw hulp iet wonders aan te vangen;
’k Ben van myn woning, door veel onderaardfe gangen, Door een van myn geflacht voor langen tyd gemaakt.
Ter uitkomst voor ’t geweld, hier in dit Slot geraakt,
Om u, door dezen weg uw vryheid weer te geven :
Geniet dan dit geluk tot berging van uw leeven,
En zegepraal dus van den Koniig, die zo wreed, Bloeddorftig, ftraf, en fnood, genooten dienst vergeet;
Die u t’onrecht vervolgt, om zyne wraak te koelen.
En opgehitll door nyd, u wil zyn ftraf doen voelen. Gelegentheid en tyd zy beide uw heil en nut.
Befchut u zelven, nu myn liefde u hier befchut;
En oordeel dan of ik u niet oprecht beminne.
’k Zoek uw verlies, op hoop van u daar door te winnen. Myn liefde is adelyk en kuifch, die niet en zoektnbsp;Als uw verlosfing, en met reêu uw ramp vervloekt.nbsp;IntuftTchen neem dees gift, waar door ge uw hart kunt 'nbsp;fterken,
Zo acht ik my voldaan. Gy kont daar na bemerken Wat u te doen ftaat. ’k Wenfeh dat u den Hemel luknbsp;En zegen geef, dat u de nyd nooit onderdruk.
Güarin.
Hoe! gaat gy heen Mevrouw ? ei, laat ons hier niet bly ven Ia ’t donker, geef my ’t licht, je kunt ons wel geryven.nbsp;Maui A.
o Min! ’k beveel aan u ’t geheim van deze zaak.
Xy gaan weer in de onderaardfche gang.
Gdarin, Garzeran, Loots.
Dg o A R IN.
e reuk is zeker goed, hoe kom ik aan de fmaak ? Garzeran.
Weêrgadelooze vrouw, gy doet hier meer als ftryden. I
Louis.
-ocr page 39-OF EDELMOEDIGE WRAAK. 35 Lotus.
Zelf Romeinen vry deez’ dapp’re daad benyden.
G A u z E K A N.
zyt aan haar veel dank en liefde fchuldig, Heer.
, nbsp;nbsp;nbsp;L o o I s '.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;
^ Zal haar myn vryheid w'el beloonen, by myn eer. Gü ARIN.
P heilig korfjen, och ! ik kan niet langer toeven.
^yn Heeren, ’k bid u, kom, lust het u eens te proeven? Louis.
dat myn ruft alleen maar in de dood beftaat.
Zou een rampzalig menfch dan eeten ? neen ! die raad Oevalt my niet, ik moet noch meerder kunnen lyden,nbsp;^er ik ten einde raak van al dit bitter ftryden.
‘k een Edelman en adelyk befaamd ? (fchaamd. ik dan d’eer niet meer? foei, ’k vind my zelf be-• ^treng nootlot 1 ach! ik bid doorluchie ziel, die bovennbsp;f Geflarnte heenen zweefd, geef aan deez’ weggefchovennbsp;machtelooze, dat hy uw onfchuldig bloednbsp;Mag wreken. Hemel geef...
G A K Z E R A N.
Ik bid, myn Heer, gy moet ^^duldig zyn ; de tyd zal uwe wraak noch geeven.
, nbsp;nbsp;nbsp;Louis
t Is Wel bedacht, onze eer is waardiger dan leeven.
. nbsp;nbsp;nbsp;Garzeran.
Myn Heer, wat ’s dit.!*
Loü IS.
Kom, volg, zo ziet gy hoe ik ben, ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Garzeran.
tracht gy dan te doen?
L o 01 s.
Heer Garzeran, ’k beken ^^oraeern is wel wreed, en fnood,entygeraardig;nbsp;’knbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is my weérom wel duizend levens waardig:
¦^al my noch deze nacht verloITen van veel fchand.
Ca nbsp;nbsp;nbsp;Gy
-ocr page 40-Gy weet myti Zuster is nu in dcs Graven hand,
Dat onien vyand is, aan wicn ik my wil wreken.
Ik lal Lixandra zelf met deze hand dcorfteken,
Dat hy haar niet met wil, of tegen wil geniet;
En in ons droevig huis noch meerder ramp geichied.
Al is ’t dat dikmaals d’eer ’t geweld kan overwinnen,
Zy is een vrouw, een vrouw is zwak en licht van zinnen, ’k Volvoer dan, doch uit nood, ditTreurfpel aft droef.nbsp;’£ Is dwaasheid, vrouw of glas te toetfen op de proef.
Voor zulk een boos befluit zal zelf een Heiden vrezen. Louis.
’t Is kriftelyk ; ’k zal een Romein in vroomheid wezen. Garzeran.
Barbatilch vonnis, en een wreedheid nooit gehoort,'
Dat gy uw handen fmet met eigen zullermoord.
Hoe Heer! waarom zou dan Mevrouw Lizandra derven ?
Zy kan op aarde nooit een beter lot verwerven;
Maar derft, om huis en eer, en eerelyke dood.
Garzeran.
’t Is gruuwlyk, Heer.
Louis.
’t Is niet, ik doe ’t uit hooge nood. ¦ Garzeran.
Bemerk...
’k Bid overweeg myn Heer, en denk,..
Louis.
Ik xweerc
Dat gy van myn befluit my niet te rug zult weeren: Zyt gy myn vrind? myn deun en eenig toeverlaat?nbsp;Garzeran,
Om dat wy vrinden zyn, geef ik u goeden raad.
Louis.
-ocr page 41-Louis.
Wel, wil dau in deez’ zaak aan my uw hulp betoenen. Ga rzeran.
In rtioorden, daar ik u en my op ’t meefi zou hoonen? Louts.
Neem, ’k laat haar al (hoewel myn hart daar nog voor yst) In handen van den Graaf, hy zal zo wel de lystnbsp;Aan Hukken breken, als den fpiegcl is gebi'oken.
G A K z E R A N. nbsp;nbsp;nbsp;(ken.
Kom; moorden wy hem dan, zo werd uw leed gewro-Louis.
Onmooglyk Vrind; want zeg,, wie is hier dog op aard, Die zich zo wel als een lafhartige bewaard? -G A R Z E R A N.
, ’k wil u in deez’ daad dan noch een middel geven. Dat gy zo w'reed haar niet zult fcheiden doen vaa’t leven,nbsp;Maar even dodelyk.
Waar door toch?
G arzëran.
Door fenyn,
Dat m een ogenblik doet fterven zonder pyn.
Een grooten Wysgeer heeft my dit doen toebereiden, Oin zo de nood my dwong, myn ziel van’tlyfiefchei-Dit is tot uwen dienft.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(den.
Louis.
’k Heb recht op u gehoopt:
Myn eer, op ieder uur van uitlicl, prykel loopt.
. Hebt gy het al gereed ?
G ABZER AN.
’k Zal ’t dadelyk gaan mengen,
* nbsp;nbsp;nbsp;Louis.
Dan zyt gy eerst myn vrind, als gy dit zult vol biengsn. Gakzeran.
5, o neen, het kan niet zyn, ik voel dat myn gemoed 5) Getuigt, dat haar myn list nu voor de dood behoed.
C 3 nbsp;nbsp;nbsp;Louis.
-ocr page 42-Wilt gy my tuOchen hoop en vrees dan laten zwerven?
G A B z E R A N.
Zy zal in deze nacht, indien gy wilt, noch derven.
Louis. nbsp;nbsp;nbsp;.
Men ga dan door ’t gewelf terdond na buiten toe.
G A BZ ER A N.
Wel aan, op dat ik u, en ook my zelf voldoe.
Louis, tegen Guarin. ¦
Ga voor, en licht.
Ik fchrik, voor ’t onregt dat Ik hoorden. Louis.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(moorden.
De eer die myn Zuster moord, zal my in ’t cnde ook Zy gaan in ’t gewelf.
VIERDE TOON E EL.
Eerbeeld een Avondflond, en een bosfcbadje met * eenige Gebouwen, waar onder dén met een grotenbsp;Foort, en aan 't einde van het bofcb zietnbsp;men een Speelhuis.
Hf I N E o.
oe! Heer, met goedigheid haar winnen, dit is mis, Dewyl zy veel te trots en te laatdunkende is.
J U r. I A A N.
De Mill verwind het al; ik zet my zelf geen baken.
Dat hier onmooglyk fchynt zal ik haast mooglyk maken. Myn gloed zal deze nacht zyn in haar fchoot geblust,
Of ’k zal haar derven doen; zy kies dan wat haar lust. De Koning, na ik hoor, zal na zyn lusthof kceren,
Wyl ik het in Madrid zal na myn zin regeeren,
Daar ik in ’t minst niet vrees: ’k hou Don Louis bezet, ¦ Die vast zyn derfuur wacht, zo dat roy niets belet. :
Fikeo.^
-ocr page 43-OF EDELMOEDIGE WRAAK. 39
F I N E o.
U w grote macht zal nu zyn trotsheid haast verleeren:
Ik hoor daar iemand.
VYFDE TOONEEL.
ZUERO, JOLIAAN, FiNEO.
G.
ZüER O.
^ raaf.
Juli AAN.
Myn Heer, wat ’s uw begeereil ? ZUERO.
Hebt gy van Don Louis iets naders noch gehoord?
Juli A AN.
De posten zyn bezet, hy raakt niet lichtlyk voort.
Zo ER o. nbsp;nbsp;nbsp;Cgeeven,
De Hemel wil hem noch, naar ’t fchynt, wat aamtogt Dat hy dus moedig zo veel ramp kan wederftreven.nbsp;Vertrek, Finéo, Zoon, nukomtdeblydedag,Ft«. Èi»,nbsp;Waar in ik met u na den fcepter reiken mag.
Voorzichtigheid word u voor alles aanbevolen;
Zo blyft al wat wy doen voor ieders oog verholen.
Dat is het halve werk, na nu den aanflag leid.
( o LI A A N.
Gy ïyt voorzichtig Heer, en uwe fchranderheid Zal my iii deze zaak voor raadsman dienen konnen.
Z o E R o.
Men volg dan ons verraad met moord, als’t is begonnen. Des Konings dood brengt ons in ’t koninklyk bezit.
J i; LI A A N.
Myn Heer, gy bantalreê den Koning uit Madrid ^a zynen lusthof toe.
ZüER o.
P . nbsp;nbsp;nbsp;De Vorst is opgetogen,
C 4 nbsp;nbsp;nbsp;Ik
-ocr page 44-40 DON LOUIS DE VARGAS,
Ik beti zyn gunsteling, en by het Hof bemind;
Men eerd my Koninglyk, wyl elk vernoeging vind,
En ik een ieder ftalg op ’t minnelykst bejegen.
Een gunfteling in ’t hof, üaat groot noch kleine tegen. De Konlng gaat op ’t land, dies houde ik voor gewis,nbsp;Dat onzen aanllag nu ten volle zeker is.
ZESDE TOONEEL.
Maria, Lopis, Garzeran, Güarin.
BM ari A.
emerk toch, Don Louis, nu gy my gaat begeven, Voert gy het leven weg dat maar voor u wil leven.nbsp;Loüis.
O neen, Mevrouw, myn ziel die blyft u altyd by. Mari a.
U w afzyn is myn dood.
Louis.
Vertrouwd gy dan van my, Men Schoone, dat ik u ooit zou begeven konnen ?nbsp;Maria.
’k Vrees voor uw leven, Heer.
Louis.
Geen nood , ei, wil toch gonneii, Mevrouw, dat ik u laat, ’t is voor een kleene tyd.nbsp;Maria.
Ik bid u dan dat gy wel op uw hoede zyt.
Louis.
Mevrouw, (lel u gerust, de ramp kan my niet raaken, Myn ongeluk zal my genoeg onfterflyk maaken;
Dies geef u maar te rust, ’k zal Voor den morgenftond Op ’t langst hier weder zyn.
Maria.
De Elemel die vergond
Dat al uw voorneem u na wenfehen mag gedijen; Keera uwxn weg hier langs deez’ donkre galerijen:
Tot
-ocr page 45-OF EDELMOEDIGE WRAAK. 41
Tot meerder zekerheid, zal ik myn volk deez’nacht Doen waaken op uw komst, wyl ik u weder wacht.
Garzeran. Zy vertrekt. Weet gy nu wie zy is ?
L o DI s.
o ja, het Is Merouwe
Maria de Luxan, wiens Huis dat vee! getrouwe En braave diensten aan den Kouiug heeft gedaan:
Zy is bemind aan ’t Elof.
G A E Z F. R A N,
Myn vrind, gy zyt veel aan
Deez’ Schoone fchuldig.
Louis.
Meer als ik haar ooit kan geeven. Wanneer myn wraak, gelyk een Phenix, zal herleeven,nbsp;Zal ik haar dankbaarlyk myn hart en ziel aanbién.nbsp;Garzeran.
O droeve nacht!
Lom s.
Zy fchrikt van myn gelaat te zien: Myn wraak zal evenwel haar duiftei heid niet fchroomen,nbsp;Maar ’k zie wy zyn hier by het Lufthuis reeds gekomen,nbsp;’k Zal zien op ’s Graven naam te raken door de Wacht.nbsp;Garzeran.
Doet zo, myu vrind, ik neem zorgvuldig u in acht, Op ’t minde ftaalgerucht zal ik voort by u weezen.nbsp;Louis.
Roep aan de Poort Guarin, men nader zonder vreezen. G ÜA RIN.
Hou holla!
ZESDE T O O N E E L.
Twee Lyf WACHTEN voor de Poort, Louis, Guarin. Garzeran.
'ta,
I. Lvfwacht. wie daarLouis.
Wat onbedachtzaamheid, C snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Güa.
-ocr page 46-42 DON LOUIS DE VARGAS,
G Ü A R I N.
Kend gy den Graaf niet ?
2. Lvfwacht.
Heer, tot uwen dienst bereid.
1. nbsp;nbsp;nbsp;Lyfwaght.
Nu zal zyn wrede ziel haar boze wenfch verkrygen.
2. nbsp;nbsp;nbsp;Lyfwacht.
Tibaldo, üil, men rnogt ons hooren, laat ons zwygen.
ZEVENDE TOONEEL
Verheeld een Jlaapkmner, waar in een Alcove met gejlooten Gordynen.
Loüis, GüARlN, LizANDRA/rade Alcove. Guar IN, in de kamer komende ^ met een kelk.
Lier ’s licht.
Louis.
Schuif op ’t gordyn.
Guarin,
Wat aangenaam gezicht! Lout s.
è Hemel! is zy wel gebleven in haar plicht!
Haar ziel is wel volmaakt, maar nochtans moet ik duchten Voor ’t lichaam, dat het niet zal hebben kunnen vluchtennbsp;V oor ’t zoet geweld der min, die al te licht bevlekt.nbsp;Neen, ze is in deugd een zon ;maar achlhoe ras bedektnbsp;Een duiftre wolk die glans!
‘ Guarin,
Zy heeft hier iets gefchreven. Louis.
Ik lees den inhoud, ’t zy myn dood dan of myn leeven. Heer Broeder, nu ’t geval, doorftraf, ons rukt van een,nbsp;Hoor wreede jaagers, die, bloeddorjlig zonder réén ,nbsp;Ons, uit het nest, gelyk gepaarde tortels dry ven.
En
-ocr page 47-OF EDELMOEDIGE WRAAK. 43
En onze fader, zo onfctuldig, doen ontlyven-.
Zo fchandig tot niyn leet; zo bid ik u , gedoogt Niet dat ons hoogmoed druk , en zonder eer beoogt;nbsp;Wantal bejcbut ik die, ’k ben echter maar een vrouwe.
C U A R I N.
Lees voort myn Heer.
Lcdis.
6 Brief, gy geeft iny vreugde, en rouwe! Raas ik om d’ecr, de liefd’ beweend my, ach 1 wie heeftnbsp;Gelyk iii ’t ongeval. deez’ droefheid ooit beleeft?
Kan my deze offerhand, wel tot een eer verftiekken?
O neen! weg, ’k wil geen wraak; kom, laat ons voor vertrekken;
Dat van haar fchoot nu vry den Grave zegepraal. Guarin, kom volg my, voort, M7 wyken uit de zaal.nbsp;L i Z A N D it A.
Ei my, wat ’s dit?
Lodis.
Voor d’eer een üraf, doch eerlyk teifen. Lizandra.
Wie durft in myn vertrek, dus Hout., myn rust verbreken. LoDis.
Wees ftil, hier is geen menfch die u te hind’rcn tracht. Lizan dra.
De Hemel my behoed! wat zien wy in de nacht!
Zytgy ’t myn Broeder ? ach! myn ziel, myn heil, myn lee-M yn laatste troost die my ter waereld is gebleeven, (ven, Befchut my door uw hulp,befchermdeez’droeveWeez.nbsp;gy gezond, myn Heer ?
Louis.
Lizandra, ’k bid u, vrees
A^oor myn gezondheid niet, ik ben in u te aanfchouwen Gezond, maar ’t geen ik zag baart aj mynhartsbenouwen,nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lizandra.
zaagt gy, broeder? ach ! wat zeg ik, broeder? neen! 2eg. liever vader, want dat heeft wel dubble reên.
Durft
-ocr page 48-Durft gy zo flout tot hier te komen onderwinden,
Orn uwe dood of uw gevangenis te vinden ?
’t Is vreemd voor my ,en beef,terwyl den Graaf nu met Wel vyftig m.annen ’t huis heeft over al bezet.
Ik heb befloten om hier in dit huis te derven,
Ja zelfs te moorden, om myn wraak niet heel te derven, Zo ik den fchelm ontmoet ik hem het hart af floot;nbsp;Zyn Wacht zal hem geenlints bevryden van de dood.
L 1 z A N D R A.
Ach! Broeder! Broeder, wil het zekerste toch keuren: Raakte ik u quyt, ik zal uw droeve dood betreuren.nbsp;Louis.
Gy moet my miffen, zo gy my weer vinden wilt,
Of anders werd uwe eer, en myne, bei gefpild. Lizandra.
Ik bid u, Broeder,
zeg?
Louis.
Gy ’t keven: ik myn zinnen. Lizandra.
Wat vsilt gy dat ik mis, om u dan wéér te winnen,
Het leeven! ach!
Louis.
Ja, de eer is ons wel zó veel waard. Lizandra.
En wie beneemt het my ?
Louis.
Zelf de eer, nu zo ontaard. Lizandra.
Wie zal de Uitvoerder zyn?
Louis.
Ik.
Lizandra.
Gy? wat kan ’t u raaken. Louis.
Ik zelf, ’k heb volle magt, het zyn myn eigc zaaken.
Lizan-
LlZ ANDRA.
Zo komt gy dan om my te moorden, na ik hoor ? Louis.
Zeg eerder dat ik kom, en h;er my zelf vermoor,
L ï z A N D R A.
Wat is ’er dan voor fchnld?
Louis.
Gy moet de ftraf gedoogen.
L I Z A N D R A.
Waarom !*
Louis.
Om dat ik u nooit fchuldig zon beöogen; Want zo dat was, zo zou deez’ innerlyke fmart,
Die pyn, voor ^euwig, doen gevoelen aan myn hart.
Gy derft onlchnldig door een trodlooze ofterhande;
Maar teeter is de dood, dan ’t leeven in de fchaude;
’k Vond nimmer ongeluk zo groot voor u of my;
Dies wil onze eer niet dat deez’ wreedheid minder zy. Ach Zuder! ’k fchrik, ik kan myn lydenn'etmeerdraa'-De Koning heeft het hoofd van Vader atgetJagen, (gen,nbsp;Die, door den fnó Marquis, was van verraad beticht.nbsp;De Graaf, die hem in quaad, noch gruw’len niet en.nbsp;zwicht.
Wil uwe kuislieid noch met wil of dwang genieten;
Hy volgt my overal, en dreigd my re doorichieten; Denk wat ons naakende is; want blyft gy in zyn mao-fnbsp;Zo kwetfen wy al d’eer iii ons beroemd geflacht:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
En op dat zulks niet zy, zo heb ik vast beilooten Uw dood, eer hyu, door zyn wellust,heeft genooten:nbsp;’k Heb liever aan dit ftaal op foffren nwe borst,
Dan dat zyn dolle drift uw zuivre fchoot bemorst.
Dies zult gy llraks deez’ pook, of dit fenyn uitkeuren: ’k Wil liever eens uw dood, dan Raag uw eer betreuren.
_ nbsp;nbsp;nbsp;L I Z A N D R A.
L dit de reden die uw edelmoedigheid I ot hier bragt, ilroeder ? neen, ’c is my te veel gezeH p
Gy weet wie'dat ik ben, en ik zal-wel betrachten (ten; Dat ik myn eer befcherm, gy hebt nooit fchand te wach-De roem in ons geflacht, daar ik met moed voor dry,nbsp;Strekt iny voor gif of Itaal, eer ik door nooddwang ly:nbsp;Doch wyl gy, met deez’ draf gewapend zytgekoomen,nbsp;’k Zal u niet vruchteloos doen keeren, en nietfchroomennbsp;Te nuttigen dit nat: onnoodig dat gy vreest:nbsp;d’Eer is my meerder dan het derven waard geweest.
Ik fchroom nooit dood; geef hier, geef hier; waar zyn uw zinnen ?
’k Heb tegengif; ik zal de dood zelf overwinnen. Zy drinkt. Zie daar, ik heb gedaan, des Konings wreede drafnbsp;Heel overwonnen, ’k ga gewillig na myn graf.
De Graaf zal van myn eer nu geenfints zegepraalcn.
’k Heb u voldaan, gy kunf, gerust, nu adem haaien.
Ei my ! ik voel... nbsp;nbsp;nbsp;Zy gaat by 't rustbed zitten.
G n A R 1N.
Zy zw'ymd, en is al zonder fpraak. LI z A N D U A.
Ik derf, heer Broeder, ach! ’k beveel u onze wraak. Güarin,
Myn Heer, zy is al dood.
Louis.
Hoe! fchemercn myne oogen ? Ik weet naauw waar ik ben, myn zinnen zyn vervloogen.nbsp;Wat doen wy, Hemel! ach ! is reeds die fchoone zonnbsp;Ontluiderd, die noch draks zo heerlyk draalde? konnbsp;Deez’ wreedheid van myn hart, zo boos en tygeraardig ?nbsp;Foei my ? ik ben de naam van broeder nimmer waardig,nbsp;Die zich, zo gruwelyk, met zudermoord bevlekt,
Een daad die eeuwig voor myn ziel een beul vetdrekt, Daar d’afgrond zelf voor fchrikt: ’k moet niet meernbsp;menfchlyk weezen;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(zen:
Maar wel een monder,dat elk fchuwt met angst en vree-Oja, zo is het. kom, waar is het overfchot Van dien vervloekten drank? ik kies het zelve lot,
OF EDELMOEDIGE WRAAK. 47 En lal, door deze flraf, myn rampen en elende,
Ja al myn onluk, in een ogenblik, doen ende:
Hy grypt na den kelk , dog word door Guarin belet. Belet gy ’t my, dat my den Graaf dan vry vermoord.nbsp;Hou, holla! Lyfwacht, hou Soldaaten, kom toch voort,nbsp;’k Moet fterven.
C n A R I N.
Och! myn Heer! wat wik gy gaan beginnen? Wy zyn gewis om hals,
I. Lyfwacht, uit komende..
Wat zie ik ? gy hier binnen 2. Lyfwacht.
Is dit niet Don Louis ?
Louis.
O ja, gy fchelmen, ik,
Ik ben het zelf, bedroeft, angüvallig en vol l'chrik,...,
1. nbsp;nbsp;nbsp;Lyfwacht.
Geef u gevangen.
2. nbsp;nbsp;nbsp;Lyfwacht.
Fluks.
Louis.
Nog zo niet; deze deegen Verflrekt my tot een Schild.
Guarin.
Hoe loopt ’t geluk ons tegen, hulp Heer Garzeran.
Hou moed, gy hebt geen nood.
achste tooneel.
JüLiaan, Fineo, Garzeran, Louis, Twee Lyfw achten,
^at ieder ftand hou, of hy wacht een ftrenge dood. Garzeran.nbsp;zoeke d’uitgang.
Juli.
-ocr page 52-48 DON LOÜIS DE VARGAS,
J n L1 A A N.
Volg hun met geweld daar binnen.
Gy moogt my dooden; maar gy zult iny nooit verwinnen,
j U1.1 è A N.
Ik ben de Graaf, dat elk met moed myn zyde kies.
Die zocht ik hier, ik ben uw vyand Don Louis. yecbtende binnen, bebalven de twee voorige Waebten.
Kan ’t wezen dat Mevrouw nog is in flaap gebleven.
Ga, zie het eens.
1. Lyfwacht, inde Alcove gaande
b Ramp 1 zy is niet meer in ’t leven.
Wat droevig ongeluk.
JuLiAAN, Finko, en Wachten uit komende. Wat is’cr gaans i*
Och! Heer,
Mevrouw Lizandra.
Julia AN,
Wel?
Idelaas! zy leeft niet meer;
Gy kunt by ’t Ledikant haar doode lichaam vinden.
JULIAAN.
Wie dorst dit gruwelltuk zo godloos onderwinden?
Myn Heer, ik weet het niet, alleen vermoede ik dat Haar Broeder zelf zich heeft met dezen moord beklaa,nbsp;Die flus, bedektlyk, door de Schildwacht binnen raakten,nbsp;En weer ontvluchtte toen uw Hoogheid hem genaakte.
J o L I A A N.
Dit zult gy, fnooden, my betaalen met uw dood,
Uw
-ocr page 53-OF EDELMOEDIGE WRAAK. 49
Uw bloheid de oorzaak was dat hy ons ftraks ontvlood.
I, Lyfwacht.
Wy zyn onfchuldig, Heer.
j ÜLI A AN.
Ik zweer, ’k zal niemand fpaarere. T rouwlooze fchelmen, weg.
Finéo.
Ei wil u toch bedaaren. JCLT AAN.
V ertrek, of vrees myn wraak, gy fnoode! ’k wil deez’ uur Finéo y Lyfwacbten binnen.nbsp;Alleen zyn: want myn pyn,die,als het helfche vuur,nbsp;Myn ingewand door knaagd, doet zelf den Hemel fchrik-ken
Voor zulk een wrede dood, nu ik alle oogenblikken Door liefde flervend’ leef; maar ach! verdoold gedacht.nbsp;Waar vliegt gy heen.^ houd ftand, hier helpt geen ydienbsp;klagt;
De fchoone zon, die u verlichting plag te geeven,
Slaapt nu voor eeuwig, en zal nimmer wéér herleevem Maar gy, Tirannige, die hier myn morgenftond’
Maakt tot een avond; zeg, wie heeft u toch vergond Myn helder daglicht tot een duiftre nacht te maaken?nbsp;Wat wreé Barbaar, zo ver als Ganges vliet kan raaken.nbsp;Gaf u die boosheid in... •
Lizandra, ontwakende.
Ei my! l ÜX. IA A N.
Wat’s dit? Lizandra.
Ei my 1
JüLIAAN.
fchtik, IS ’t Ipook of droom?hou,Lyfwacht! kom my by.
N E-
-ocr page 54-jó DON LOUIS DE VARGAS, negende TOONEEL.nbsp;FiNÉO, L V FW ACHTEN, Jol IA AN, Lizandra.
MF IN É o.
Yn Heer ,wat is uw last?
Juli A AN.
Wie roept u weder binnen ? Finéo.
Men komt op uw bev el.
Jol IA AN.
Helaas! waar zyn myii zinnen? 2. Lyfwacht.
Wat wil myn Heer van ons ?
J o LIA A N.
Ik weet niet. Lizandra.
Ach!
J o LIA A N.
Beziet,
I. Lyfwacht.
O ja, myn Heer.
Julia AN.
' nbsp;nbsp;nbsp;Zegt gy my niet
Dat flus haar Broeder haar het leven lieeft benoomen?
I, Lyfwacht.
Men weet niet anders, Heer,
Finéo.
Ik beef, het fchynendroomen.
Lizandra.
Het ftraffe nootlot beeft my voor ’t vergif gefpaard; Maar voor een helfcher gif van ongeval bewaard:
’k Verwerp myn tegenftand, ’k wii nietmeer wederftree-JüLiAAN. nbsp;nbsp;nbsp;('en*
Gy zyt in ’t leeven ?
Lizandra.
Ja! ó ja! ik ben in ’t leeven;
Maar
-ocr page 55-Maar tot myn onheil, nu my niets te hoopen Raat.
J ü L I A A N.
Vrees.niet, Mevrouw, gy vind aan my uw toeverlaat.
Lizandka.
O Hemel 1 wat ik zie!
Ju LI A AN.
Gy ziet u zelf in d’armen
Van die gy haat, hoewel hy u tracht te befchermen; Lies roept de Min my toe, dat gy myn eigen zyt:
Lie uw befchermer was, die is zyn leven kwyt.
Gy kunt met wil, myn lief; en ik uw dienaar wezen; Met tegenwil myn boel; myn min, zo hoog gerezen,nbsp;Wij; niet gedogen dat ik u meer uitftel geef.
Kies dan het best, Mevrouw, op dat ik door u leef,
Kn zonder u niet fterf. Zie hoe ik nederbuige Voor uwe voeten, wyl myn tranen u getuigennbsp;^’Oprechte en trouwe min die ik uw fchoonheid draag;
^ bid u anderwerf, dat het u toch behaag
Lat gy myn bede Hemt; op dat ik, vol genoegen,
Geftadg myn wille mag naar uwen wille voegen,
En ik uw Vader en uw Broeder t’evens flrek.
Li ZAND RA.
Eer ik u antwoord geef, dat eerst dit volk vertrek, zal myn bange borst wat ruimer aimtocht krygen;
En ik ligt zeggen, dat ik eeuwig hoor te zwygen.
, ^ nbsp;nbsp;nbsp;JULIAAN.
^ Eiy na uw wil. Mevrouw. Ga bulten.
tiende tooneel.
Lizandra, Joliaan.
Lizandra. ' Tp-
. nbsp;nbsp;nbsp;JILr edele Heer,
^ergun my noch, eer ik volkomen uw begeer ^oldoe, dat ik myn ziel ontlaften mag door de oogennbsp;j^n bittre tranen: want ’t is niet in myn vermogennbsp;in te kroppen, daar ik zo veel heb geleên.
Ik fchrei niet dat ik u beminnen moet, ó neen!
Dat acht ik voor geluk, na zoveel ongelukken.
’k Beklaag myn nootlot, en de rampen die mydrukken, Die meerder in getal dan myne hairen zyn,
Daar ik voor fchrikken moet, als ik maar denk dat mytt Doorluchte V ader, door een beul, met fchand moestnbsp;fneven,
Zo hoog in ’s Konings gunst door ftaaten eer verheven; Jn v‘'taats verrichtingen zyn leven, raad en ziel,
Die nooit iets kende doen dan ’t geen de Vorst geviel, Ja altoos wierdt geëert: tot fnoode vleijers tongen.
Als adders vol vergift, hem na het leven dongen,
En Horten ’t cerlyk bloed, om een verdicht verraad. Helaas! hoe kan ik my bedwingen in dcez’ ftaat;
En in zyn roem deez’ fmet gedogen buiten reden?
Ik, die my onlangs zag van ieder aangebeden, Etifteigerde, in geluk en fchoonheid, hooggeacht,nbsp;Ben, als een trotlcPaauw, die. moedig op zyn pracht.nbsp;Hovaardig aan komt trcên, met uitgelpreide pennen;nbsp;Maar ziet zyn voeten naauw, of komt zich zelf te kennen,nbsp;En wisfêld al zyn praal en fierheid in verdriet.
Of, als een bloem, die maar allccnig overfchiet,
Na dat een felle bui van guure Noorde winden Den hof beltonnen kwam, die ’t fchielyk al verflinden,nbsp;Daar zy gelyke Ilag, elk uur, te wachten heeft;
Zo wacht ik meê myn lot, nu 'talles my begeeft.
En ik vol rouw, als een verlaten tortel zwerve.
Daar ik myn Vaders troost en Broeders hulp moet derven-Dies zoek ik d’eenzaamheid, die zelf zo eenzaam ben, Dat ik in deeze ramp myn vryheid niet en ken.
Juli A AN.
Mevrouw, ei geef toch rust aan uwe onrufte zinnen;
’t Verlies dat gy beklaagt zult gy aan my wéér winnen;
Ik zal uw Vader en uw Broeder t’evenc zyn;
Maar niet zo wreed als die, die daad’lyk noch, in fchyn Van liefde tot uw eer, uw leven zocht te roven. ^nbsp;Wat gruw’Ien gaan ’erzulkeonmenschlykheên te boven-
Li'
-ocr page 57-Lizandra.
Hy deed’ het om onze eer, uit nood, en niet uit haat, JüLIAAN,
flaatzucht dreef hem lang tot moorden en verraad. Lizandra.
Verradery is nooit in Vargas bloed gebleken.
J ÜLIA AN,
Is ’t mooglyk! kunt gy noch voor dien verrader fpreken? Lizandra.
Het bloed verbind me ’er toe; hy was my lief en waard.
J U L I A A N.
Wat bloed ? dat zusters bloed, zyneigen bloed, niet fpaard.
Lizandra. nbsp;nbsp;nbsp;i
Ons noodlot heeft ons al die rampen toegedreven.
JüLIAAN,
En hem zyn ftraf verfchaft; met recht verloor hy ’t leven. Lizandra.
Ei my! onlukkige! zo is myn Broeder dood ?
JüLIAAN. nbsp;nbsp;nbsp;(floot.
Hoor ’s Konings wil, die reeds voor lang zyn dood be-Lizandra.
He Vader had geleên, moest dan de Zoon noch lyen?
J o LI AAN.
Met reden; hy had deel aan ’s Vaders fchelmeryen. Lizandra.
¦^ch! Hemel! heeft ons huis noch niet genoeg geleén ? JüLIAAN.
Ik bid u andermaal, Mevrouw, ftel u te vreên;
En wilt aan my de hand als uwen Bruigom reiken,
Lot een oprechte blyk, en een onfeilbaar teiken,
Hat elk, voor eeuwig, aan den aêr verbonden zy. Lizandra.
El bittre nood! helaas! waartoe vervoerd gy my ?
JüLIAAN.
k Zal UW befchcrmer zyn, Mevrouw ei wilnictvreczen. Lizandra.
Ik ftelmy dan gerust, wyl ’t anders niet kan wezen,
j4 DON LOUIS DE VARGAS,
Zo moogt gy dan myn tiel als eigenaar gebiên.
J C L I A A N.
Sta op, myn lief, op dat ik met gebooge knién U myne dankbaarheid en blydfchap'mag betuigen,nbsp;Terwyl myn lauweren, voor uwe palmen buigen:
Nu dat de liefde in ons, gelyk een Fenix leeft,
En wedcrzyds aan hart en ziel vernoegen geeft.
Ik neem den Hemd tot getuigenis in dezen,
Dat ik met hart en ziel u eeuwig trouw zal wezen;
Zo niet, dat ik tot llraf al ’s waerelts welvaart derf;
Ja, fchoon het niet kan zyn, door uwen Broeder llerf.
Hou op, gaat, gaat niet voort: want hy, die uhet leven Benam, die zou aan my met een den doodfteek geeven.nbsp;Ik ben voldaan, nu gy het al op my vermoogt.
Maar wanneer word myn heil, door uwe trouw, beoogt?
Zo haast ik ’t onluk,dat ons dreigt, ben voorgekomen. Mevrouw, de Koning heeft, door wraakzucht ingenomen,nbsp;Aan my heel ftreng belast, dat ik u brengen zounbsp;Hier op zyn luilhof, daar ik u niet zeker hou:
Dies moet ik hem door list nu zoeken te bedriegen;
En wyl zyn gramfchap duurt, hem zien in flaap te wiegen, ’k Zal zeggen dat gy myn geweld ontkomen Vyt.
Gy zult u midlerwyl, maar voor een kleine tyd, Verandert van gewaad, in ’t naaste dorp bcgeveu,
Daar gy als Koningin van Juliaan zult leven;
En ik, van zorg ontlast, u houden voor de myn.
Waar gy my heenen voerd, zal ik verzekert zyn.
O nootlot, al te wreed! wat deelt gy my al Cnarte!
J n LI A A N.
Gaan wy, myn tweede ziel, voogdesfe van myn harte, ’t Is alles myn geluk; gelukkig die in minnbsp;Volhard, als ik, die al myn lyden overwin.
DER-
Einde van bee tweede Bedryf.
-ocr page 59-55
Verheeld een bofcbadje met eenige Gebouwen op de agtergrond, en op de voorgrond ziet men nannbsp;’t ‘geboomte eenige llronken van bomen, ennbsp;/peelt in de nacht.
Güarin, Louis.
WGüarin.
*k Wensch in Kaftiljen nu een Sainfon te verftrekken, Om al myn vyanden, al ftervend’, met een flagnbsp;Te dempen: en vooral dien wreeden, dien ik 2agnbsp;Bemorst met vaders bloed, dat hy 20 wreed liet Horten,nbsp;Die d’oor2aak was dat ik myn zusters leeven korten,nbsp;Wiens lely nu verbleekt, en door een wolk bedekt,
Den blyden Hemel voor een zuivre ftar verftrekt. 13ehalvendat ik nog de trouwde van myn vrinden,
Heer Garzeran, dieikgelyk my zelf beminden,
Moet misfen in deez’ nood, die ik, zo onbedacht, Verloor, daar hy zyn hulp my toonden deze nacht.nbsp;Guarin, voort laat myn hart niet meer in twyffel hangen,nbsp;Verneem my of hy leefd, of dood is, of gevangen.nbsp;Guarin.
Ik ga, myn Heer.
Louis.
’k Geloof zyn dapperheid heeft hem genoeg bevryd.
TWEEDE TOONEEL.
N nbsp;nbsp;nbsp;Louis alleen.
u is het noodig, Don Louis,
D 4 nbsp;nbsp;nbsp;Be-
-ocr page 60-Beween niet meer uw droef verlies,
Gy hebt niet meer om te verliezen Als maar een kleene hand vol bloed,
Daar al uw lyden meê zal enden.
Op dan, myn ziel, mynhart, fcheptmocd, Verlaat uw kerker vol elenden.
Want ’t is niet mooglyk dat gy meer, (Schoon dat de nood u hier toe patsten)
Zoud’ konnen leeven, W7I u d’eer , Het hart doet uit den boezem barften.
Jk vind, zy raad my dat ik vlucht,
Maar waar zal ik my heen begeven,
Die voor geen üaal offterven ducht.
Of vreugde fchep in ’t haatlyk leeven ?
’t Is waar, ik heb hier met den naain Van een verraêr verblyf genomen;
Dat al bekend is door de faam;
Maar, moedig hart, en wilt niet fchromcn;
Zeg aan de waerelt (fchoon de Nyd Haar vinnig fpog al uit gaat braaken)
Dat gy in my gehuisvest zyt,
Om my onfterffelyk te maaken.
De V argas zal, of hem verraad,
En list, en ftraf, gelyk befpringen,
Noch even trots (laan in zyn (laat.
Op hoop van eens het ftaal te wringen In ’s vyands borst, zyn bloed ten zoen,
Om hun gerechte wraak te blusfchen.
Zo kan ik aders fchim voldoen.
Maar waar zal ik my ondertusfchen Na toe begeeven ? Arragon ?
Haar Koning is myn Konings Broeder;
Of na den Moor, die ik verwon?
Neen; 'k wil geen vyand tot behoeder.
Den Portugees is ook een vrind Van uwen Vorst, dien gy moet vreezen.
Is
Is vol gevaar, en kan niet weezen.
Begeef u zelf dan tot de wraak.
Maar hoe! waar zal ik die beginnen,
Dat ik tot myn vernoegen raak Daar ’s niets door moed of kracht te winnen.
Dat dan de list haar befte doet,
Nu het geweld niet uit kan rechten.
Op dan, myn ziel, myn hart, fchep moed,
Gy zult den lauwer noch bevechten.
Maar zacht, ik...
DERDE TOONEEL.
Dlt;
M ARIA j Lodis , Theodora, met een toorts, Maria.
^on Louis.
Lodis.
Wat aangenam gezicht!
O goddelyke vrouw! onnoodig is het licht Aan u, die zelf zo fchoon, met Uwe aanlokkende oogennbsp;Ons licht, dat hart en ziel tot liefde werd bewoogen.nbsp;Maria.
Myn Heer, ik bid ontwyk uw droevig ongeval,
Ik ben het ie u hulp en geld verfchafFen zal.
En wat u in den nood tot onderftand kan ftrekken. Louis.
Maar laat my eerst voor u myn hartsgeheim ontdekken. Maria.
De tyd en lyd het niet. Ook heb ik reets de dood U ws Zufters al verftaan.
Lodis.
Maar niet, dat ik befloot
De wraak te volgen, en geleeden hoon te wreeken;
Op dat de waarheid eens haar hoofd weer op mag fteeken, En ik myn vyanden naar wenfeh te grotid doe gaan.
Ik zal een daad, die fchier onmooglyk fchynt, beftaan; En my na ’t Lufthof van den Koning gaan begeeven.nbsp;Daar ik gelegentheid zal zoeken, om hun ’t keven
Dy nbsp;nbsp;nbsp;Te
-ocr page 62-Te neemen, die 20 wreed als fchelms,meteuvleiimoed Hun handen fmetten, met het onbefmette bloednbsp;Myns Vaders, ’k Zal myn wraak door dood enftaal be-Of eerlyk fneuvelen ; dit heb ik voorgenomen; (komen,nbsp;Want ’t is niet mooglyk meer te leeven iii deez’ ftaat.nbsp;Maria.
Is ’t errenst, Don Louis} to luifter na myn raad;
Nu gy aan my de hand als Bruigom hebt gegeeven,
Zo moet ik iorgcn voor uw leeven, als myn leeven. Niet dat ik u, myn Lief, gerechte wraak ontr^;
O neen! in ’t minfte niet, ik zelf, ik volg u na,
En zal u in de nood een trouwe hulp verftrekken,
En 'W'aar ons kracht ontbreekt, zal ons de de lift bedekken, Tot dat een korten tyd, na wenfch ,ons uitkomst geeft.nbsp;Myn knecht, die in myn dienst drie jaaren heeft geleefd,nbsp;Was eer een Weever, na zyn doen zeer wel gezeeten.nbsp;Zo dat hy by elk een den ryken wicrd geheeten.
Sints door zyn ongeluk in arremoê geraakt.
Vond ik hem trouw in all’s; het geen my moedig maakt. Om door mildaadigheid hem vorder tc verplichtennbsp;Tot onzen dienst,’k zal hem van ftonden aan berichtennbsp;Wat hem te doen zal ftaan. Hy heeft hier lang ontrentnbsp;Het Luftpaleis gewoont, en is daar wel bekend.
Wy zullen ons in haast in Hecht gewaad verkleeden;
Ik zal zyn dochter zyn, gy u voor knecht bcfteeden; Geef voor aan ’t volk dat wyt’zaam zyn in ondertrouw.nbsp;Dan zullen wy de wraak daar op ons weefgetouwnbsp;Beginnen, en in’t kort met zulk een voordeel weeven.nbsp;Dat al de waereld, die het hoord, uit fchrik zal beevcn.nbsp;Dies bid ik u, hou moed, het kan ons niet ontgaan.nbsp;Loots.
O moedige heldin! wat zal ik niet beftaan,
Nu gy rny door uw raad een hart hebt ingefprooken! Noch eens, ’k zal fterreven, of zien myn bloed gev/roken;nbsp;Zo raak ik eind’lyk eens ten einde van myn pyn.nbsp;Maria.
G V zult myn Pedro, ik uw Theodora zyn.
V
OF EDELMOEDIGE WRAAK,
Volg my, ’t is vol gevaar hier langer dus te toeven.
Ik gaa voorheen,en zorg voor ’t geen datwy behoeven: Gy kund u midlerwyl verandren van gewaad.
Loots.
7.0 zal ik doen, Mevrouw, en my in zulk een ftaat Vermommen, dat geen menfch my kend door ooge ofnbsp;M A ii IA.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ooren.
Tot flus, myn Pedro lief. nbsp;nbsp;nbsp;Maria binnen^
Louis.
Vaarwel, myn uitverkooren. O Hemel! wat een groot geluk !
Kan noch, in zo veel ramp en druk,
Een Vrouw zich zo vast binden,
Dat zy haar flaat en leeven waagt Om een die zy beminden;
En aan een droef verlaaten Man Haar trouw , en hart en ziel opdraagd ?
Zo dit geen liefden is, zo kan Men hier op aard nooit liefde vinden.
O meer als Goddelyke Maagd!
Zo lang het dachlicht ’s morgens daagd,
Zal Nyd noch Tyd uw roem verllinden.
VIERDE TOONEEL. Louis, Lyfwacht.
VV ie daar?
L yfwacht.
Hou ftant.
Louis.
Maak u bekend.
LyFW ACHT,
Ik zeg u, voort,
Geef u gevangen.
Louis.
Neen, vertrouw u op myn woord, Ik zal u met dit ftaal zo daadlyk antwoord fchaften.
Lyf-
-ocr page 64-L Y F W A C H T.
Zo geld het u.
Louis;
Hou daar, zo moet men fchelmen flrafFeu. L YFWACHT.
Ei my, ik heb my zelf tot dezen dood gebrogt. Louis.
En ik gelegentheid gevonden, als ik zogt,
Om des te veiliger, naar wenfch van hier te raaken.
’k Zal deez’ onlukkige zyn aanzigt zo mismaaken Door houw, en fteek op Heek, dat niemand hem ooit kendt:nbsp;Dan is het noodig, eer de Lyfwacht hier omtrentnbsp;My komt verraflèn, hem van rok en hoed te rooven,nbsp;En wiff’len met de myne; om elk te doen geloovennbsp;Dat ik hier ben vermoord, ó Hemel! geef my toch,nbsp;Tot vordring van myn wraak, geluk in dit bedrog.
Nu is het tyd; maar ftil; ik hoor daar iemand koomen. VYFDE TOON E EL.nbsp;Guarin, met een Lantaaren, Louis,
HGu ARIN.
eb Garreran vergeefs gezocht, en ben vol fchroo-Waar vinde ik nu myn Heer? nbsp;nbsp;nbsp;(men.
¦ nbsp;nbsp;nbsp;Louis.
Het is Guarin, na ’k hoor. Guarin.
Ik val, Sant Jago, help! wat komt my hier te voor ? Het is een doode, ja, ik ftel myn vrees ter zijen:
’t Is Don Louis, ï't ’s ’t loon van zyn verraderijen.
Ik heb dit lang gedocht ?
Louis.
En dit is mede uw loon,
Verrader.
Guarin.
Help ! fia by, och help! men wil my doón. Louis.
Wat roept gy, fchelm ?
Goarin.
Och! kan ik geen genS verwerven, Zo moet ik roepen, want ik wil al fchreeuwend lierven.nbsp;Louis.
Daar, ftetf dan, daar, gy Fiel, ffy Jlaat bem met bet plat mn den degen. Louis binnen,nbsp;G ü A RIN.
O armen bloed Guarin!
Hier vyftien, en daar vyf, dat is ruim negentien;
En, na ik voel, ’t zyn meest al doodelyke wonden.
ZESDE TOONEEL.
Verbeeld bet aanbreeken van den dag.
Garzeran, Guarin.
IGarzeran.
k heb myn vrind Louis gexogt; maar niet gevonden; Dies voel ik my met zorg tot in myn ïiel belaén.nbsp;Guarin.
„ Den moorder keert weérom,nu is ’t met my gedaan. G arzeran.
Ik vind my hoopeloos, ach 1 was hy maar in ’t leeven. Guarin.
„ Hy komt voor2eker,om my voort de rest te geeven. „ Ik veins my dood te 2yn.
G A RZERAN.
Ik zie daar eenig licht.
Hier flapen Wachtersneen, ’t zyn do6n: bedriegt ’t ge-My niet, 20 is ’t Guarin, myn hart begint te y zen. (zicht O ramp, dit ’s Don Louis.
Guarin.
Nu mag ik wel wéér ryzen; ’t Is Garzeran, ’t is vrind.
Garzer an.
O Hemel! die het al Doorziet, en weet, en (tiert het wankele geval,
Ei zeg my, of hy ’t is}
Ö2
GüA RIN.
O ja, wy 2yn het beide;
tVant deze was myn Keer, de dood heeft ons gefcheiden.
Garzeran.
Is ’t mooglyk ’t geen ik hoor?
G n A RIN,
Kom nader, en beziet, Garzeran.
Helaas! myii vrind.
G o A RI N.
Men acht de doode vrinden niet. Garzeran.
Ach! waarde Vargas, die uw vyanden deed becven, Gy fterft een Phenix ,’k hoop gy zult zo weer herleeveii.nbsp;Maar zeg my, hoe dien held geraakten aan zyn end.nbsp;Guarin.
Wy zochten u, myn Heer, wanneser ons hier omtrent Een troep gewapende quam fchielyk overvallen.
Wy hebben ons verweerd kloekhartig tegens allen.
Ik heb ’er veel vermoord, myn Heer wel viermaal mcêr: Dan ’t was vergeefs voor ons, daar hielp geen tegenweer.nbsp;2y lieten ons voor dood, en zyn toen voortgewcckcn.nbsp;Garzeran.
Dat gy in ’t leeven zyt, trouwloozen, is een teeken Dat gy uw Heet niet hebt geholpen na uw plicht.
Ga heen, dat ik u nooit weer zie voor myn gezigt;
Of anders , ’k zweer het u, ik zal ’t u doen beklaagen. Guarin.
En ik zweer wederom, dat al uw Icevcnsdaagen Gy, noch den Koning, my niet weder zien en zult.nbsp;Myn Spaanfche ziel en lyd geen ftraffe zonder fchuld.nbsp;O neen! ik zal daarom aan yder laaten blyken,
Dat ik myn best doe om my zelf niet mcêr te lyken.
ZEVENDE T O O N E E L.
Speelt in den dag.
Kan
Garzeran. elaas! word dus de deugd beloond ?
-ocr page 67-OF EDELMOEDIGE WRAAK. 63 Kan dit een Koning dan gedoogen,
Dat een Verrader hier zo god’loos voor zyn oogen De vroomheid zelf belaagd, en hoond ?
En word den Hemel datt noch niet bewoogen,
Om hem te ftraffcn, daar
Zyn boosheid, als den dag zo klaar, (verfchoond. Ten toon ftaat, die verwoed geen menlch op aard’
¦ Wel aan, zo zal ik dan voor myn 2ieer waarde, en trouwfte van myn vrinden,
IVlyn plicht betoonen, dat zyn ziel eens rust mag vinden , Bevryd van ’s waarelds zorg en pyn.
Ik zal den Vorst zyn vleijers gryns af binden,
En toonen door den tyd,
Hoe dat verradcry en nyd De wreede beuls van drie onfchuld’ge zielen zyn,
agtste tooneel.
Pkdro Alonzo, Maria, Theodora,’ alle in ander gewaad,
M nbsp;nbsp;nbsp;Pedro. . (fpoeden?
evrouw, rust op dees ftruik, waar toe ons zo te Maria.
Zeg Theodora, op dat niemant mogt 'vermoeden Wie dat ik ben ; men kon ons hier of daar belpiên.
Gy zult myn Vader zyn.
Pedro.
Uw wil die zal gefchién. Maria.
Vergeet gy reets uw rol,hoe zal’tin’teinddan weezen?
^ nbsp;nbsp;nbsp;Pedro.
k Zal beter letten op myn woorden, wil niet vreczen.
zittende,
NEGENDE TOONEEL. Joliaan, Fineo, Pedro, Maria, Theodora.
inéo kwelt my niet door uwe redenftrydj
Ir. , nbsp;nbsp;nbsp;JüLlAAN.
r nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
-ocr page 68-64. DON LOUIS DE VARGAS,
Zy is wel fchoon, ’t is waar; maar echter door de tyd Zo moet de liefde toch, na het genot, eens koelen.
’t Gevoelen van iets ïoets verliest men door ’tgevoeleii. Pedro,
Och! Théodora!
Maria.
Wel, wat wil myn vader ?
Pedro. nbsp;nbsp;nbsp;Ziet
Gy niet dat ons den Graaf komt nad’ren?’k bid u, vliedt. Zyn komst getuigt niet goeds.
Maria.
Kan dit den Hemel lyden? P EDRO.
Geen nood, fchep moed, dit kleed zal u genoeg bevryden. Juli AAN.
Ik bid u fpaar deez’ raad, alzo die my verveeld. Maar... Zagt Fiiiéo... Zaagt gy ooit wel fchoonder beeld ?nbsp;Wat fchoonder morgenftond, daar zulk een Zon komtnbsp;Maria.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ryzen.
Alonzo, had ik magt, ik zou hem haast bewyzeit Wie dat ik ben,
Fineo.
Zy is de fchoonheid zelf, myn Heer Maar waarom zegt gy dit?
Ju LI A AN.
Om dat ilc myn begeer
Door haar vernoegen wil.
Fineo.
Gy zult uw grootsheid hoonen: ’t Is maar een Hechte maagd.
JULIAAR.
Maar boven alle fchoonea
Liefwaardig t liefde is blind, en zoekt (laag lichtenis. Zeg my, gy Ouden, wie deez’ jonge Schoonheid is.nbsp;Peduo.
Zy is myn dochter, Heer. maar waarom dittevraagen.^
J»'
-ocr page 69-OF EDELMOEDIGE WRAAK. (J/
Waarom, om dat ze my in alles kan behaagen. Pedbo.
Kan zy behagen, zy behaagd haar man en hoofd.
Hoe! is zy dan getrouwd ?
Pedro.
V nbsp;nbsp;nbsp;Voor ’t allerminst beloofd.
Julia AN.
Aan wie ? met wat voor een gt;
Pedro.
Myn Heer, met haars gelyken,
Een Wevers knecht.
JüLIAAN,
Gaat die met zulk een Schoone ftryken ? Dat voegt niet, ’t is te flecht. zy geef haar min aan my;nbsp;’t Is beter zy myn boel, als zyne vrouwe zy.
Pedro. nbsp;nbsp;nbsp;(eeren.
’t Doet niet;zyn min haar eert, daar d’uw’,haar2ouont-JULIAAN.
Dat zy hoe ’t wil, ik volg myn lust, ’t is myn begeeren. Myn Schoone, kom,gy moet voor deez’ tyd met my gaan.nbsp;Maria.
Ik bid, verfchoon my Heer...
Pedro.
Daar komt uw Bruigom aan. JüLIAAN.
Zo komt hy recht van pas; hy kan getuigen flrckken, Hoe braaf dat ik zyn hoofd met hoorens zal bedekken.
Tiende tooneel.
Louis, in een Landkleed, en zyn eene oog met een plyfter gedekt, Maria, Juli aan, Fineo,nbsp;Pedro, Theodora.
Louis.
atre^nzyn dit, myn Heer ? of weet gy niet dat deez’ Enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Myn
-ocr page 70-66 DON LOUIS DE VARGAS,
Myn braid is, die voor u niet zyn kau?
Maria.
Ach! ik vrees!
Julia AN.
En of ik’t wist, durft gy myn voorneem hier beletten ^ Louis.
Myn eer die 1yd het niet j ’k zal my daar tegen zetten , Zo lang ik adem heb.
Fineo.
Het is Graaf Julian,
Zie voor u wat gy doet.
Louis.
En ik een eerlyk man.
Al ben ik Hecht van ftaat, ik zal geen oneer lyden.
Juli A AN.
Hoe, fnoode! fpreekt gy noch.^ wilt gy myn toorn niet Daar, leer uw loflè tong betoomen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(mydcn?
Hy geeft Louis een vuijlflag, Maria.
Hemel, ach £
Louis.
Nu proef, wat .een gehoond en moedig hart vermag. Juli A AN.
Finéo, dood den Fiel, dat hy ons niet ontvliede. Louis.
Geen woorden, ’t ftaal alleen geeft regt om te gebieden. Maria.
Helaas ¦ is dit de vrucht van myn gewenfcht verbond ? Louis.
Gy wykt, trouwelooze, Ha.
Julia AN.
Ai my! ik ben gewond. Louisy Juliaan, Finéo, vechtende binnen,nbsp;Maria.
Is in de waerelt ooit rampzaliger gebooren ? nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
Ik heb myn hulp, myn troost, myn waarde Lief verloo-
Ach! Pedro! ach! wat raad! nbsp;nbsp;nbsp;„
Pe*
-ocr page 71-Pedro.
Bedroef u niet te haast:
^yn dapperheid is groot.
Maria,
Hoe is myn hart verbaast.
Ik beef gelyk het loof, door angst en vrees gedreven.
P E D K o, nbsp;nbsp;nbsp;(veH.'
Schep moed Mevrouw; daar komt üw Lief, hy is in’tie-»
Maria, Lodis, Pedro.
Dm AR Ia.
en Hemel zy gedankt dat ik u vveêr fliag ïieij,
Hoe is ’t gegaan, myn Heer ?
Lodis.
Ik deed de fchelmen Vlién^ En Juliaan was ook myn handen niet ontkomen,
Een waar ik van ter 2y had van ïyn volk vernomen^
Dat hem te hulpe kwam op ons gemaakt gerucht.
Doch meest waar ik om u, myn waarde ziel, beducht j Dies liet ik hun, en week daar achter d’eike bomen jnbsp;Om u myn hulp te biên.
Maria.
Zyt dubbel wel gekomen.
Maar hoe! gy zyt gekwetst.
Lodis.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Een weinig aan myrt affli.
Dan ’k voel noch kragt genoeg, dat ik myn Lief befcharm. Myn Hart, wy moeten ons terftond van hier begeven;nbsp;^ant ik weet zeker, dat den Graaf, door fpyt gedreven.nbsp;Ons overal zal doen vervolgen; dies is ’t tyd,
Dat wy vertrekken; op dat gy doch zeker zyt, monzo zal u tot het naafte dorp geleiden,
^al voegen (die aan my het hoofdbevel aanbién) nevens hun door roof ’t gebergte onvry te
Daar gy met Pedro op myn weerkomst zult verbeiden i .wyl ik my by een troep verbannen Edelliên
gebergte onvry
Op
-ocr page 72-68 DON LOUIS DE VARGAS,
Op hoop van eens tot myn gewenfchte vt'raak te rakenï En waar ik ben, Mevrouw, zal ik u doen verdaan.nbsp;Maria.
Neen, edelmoedig Heer,’k zal waar gy gaat ook gaan-My ftaat, in lief en leed, een lot met u te wachten. Lodis.
Hoe kan dat zyn, myn hart? Helt dit uit uw gedachten. Maria.
Genoeg, myn Lief, wanneer een mannelyk gewaad Myn lichaam dekt.
Loüis.
O meer als mannelyke daad' 1 Kom zien. wy dan, wat luk den Hemel ons wil zendeff-Maria.
Ik volg u: waar gy derft, wil ik myn leven enden. Einde van het derde Bedryf.
EERSTE TOONEEL
Ferheeld een Bofchaadje met bergen en rotfen.
Louis, Valerio, en gevolg van Striiikroveft gt; Maria in manne kleding.
BV A L E R I o.
eroemde Hopman, wy betrouwen u ons macht. La» IS.
Myn waarde vrinden, die ik, als-myn Broed’ren ach^’ Ik, door een eedle zugt van regte wraak gedreven,
Zal u befchermen met myn goed, en bloed, en leve*!' En moedig voorgaan daar de nood ons heenen dryft.nbsp;Valerio.
Van daag is onze troep w'ecrom op nieuw gedyft Met veertig koppen, al drydbaare en dapp’re mannek'nbsp;Daar is geen Edelling, ’t zy vlugtig of gebannen,
Of komt gewilUg voort zyn hulp ai dienst aanbiênr
-ocr page 73-OF EDELMOEDIGE WRAAK, (f? das wy ons in ’t kort als een kleen leger iien.nbsp;Looi 8.
t Gaat wel, elk hou maar moed, om wakker op te paflèn. Daar kracht ontbreekt, moet list de vyanden verraffen.nbsp;de wegen wel, wyl me op een overvalnbsp;nood verdacht moet zyn. Men deeld zich overalnbsp;'k kleine troepen, langs deez’ kreupele eike bomen,nbsp;Oin,als ’t gevaar ons dreigd,elkaar ter hulp te lïomen.nbsp;öe Schildwacht hou goê wacht, en zyne wapens klaar.
, nbsp;nbsp;nbsp;Valerio.
1 Gefchiet zo na uw wil.
Loois.
Met wie komt Pedro daar ?
, nbsp;nbsp;nbsp;Valerio.
^ Is een gevangen man, na dat ik kan belpeuren. Louis.
gt;gt; O Hemel! ’t is my n vrind: wat zal my noch gebeuren ?
Hy kend my niet: ik veins dat ik hem meê niet ken; 5) En hoor hem eerst, op dat ik meer Verzekert ben.
TWEEDE TOONEEL.
Pedro, met Gewlg, Loois, Garzeran, Maria, Gevolg van Rovers.
M nbsp;nbsp;nbsp;Pedro.
yn Heer,deez’ Edelman verzogt u eenstefpreken. Louis.
2eg zyn wil vry uit, en wat hem mag ontbreken.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Garzeran.
Myn Heer.^ met uw verlof, gy ziet hier voor u Haan Een ongelukkige, die niet en heeft misdaan,
^'s-dat hy in den nood een vriend zyn dienst betoonde: ^.’t kort, gy ziet aan my een balling, een gehoonde,nbsp;~‘e maar ter nauwernood, een ongerechte llrafnbsp;ntkoinen is, een die zich herwaarts aan begaf,
TJ3
gt;n, in uw dienst, zyn heil en wraak gelyk te vinden, «ehaagt het u, myn moed durft alles onderwinden.
E 3 nbsp;nbsp;nbsp;Louis.
-ocr page 74-Louis.
Uw edelmoedigheid verplicht ons, ’k houde u voor Een vriend, en help uw wraak bevordren na behoor;nbsp;Dies meld ons vry uw hart, en rampen die u drukken.nbsp;Garzeran.
Ik dank u, moedig Heer, zo ’k al myne ongelukken Ü hier verhaalen zou, den dag viel my te kort,
2o heeft my ’t wreed geval met droefheid overllort. / ik ben, die onlangs noch, ten dienst der Cafliljaanen,nbsp;Als Opperhoofd gebood al d’Arragonfe vaancn;
En met één woord, op dat rk hier geen tyd verlies,
Ik ben Don Garzeran, de vrind van Don Louis, pic dpor 'd’oïidankbaarheid elcndig quam te fneven,nbsp;Louis.
Hou op, ’t is my genoeg. ,, ’k Zal my te kennen geven. „ Neen, beter nog gewacht, tot ik meer uitkomst zie-Was deez’ Louis daii niet de Zoon van Vargas, dienbsp;Het gryze hoofd moest voor den fcherreprcch ter buigen?
Gakzeban. la, ’t was de zelfde. Heer.
' nbsp;nbsp;nbsp;Louis.
Den Hemel kan getuigen Wat van de waarheid is; maar na de Faam ons meld»nbsp;Was nyd een oorzaak dat hy fturf, dien braven held.nbsp;Garzeran.
Dat hy onfchuldig leed, daar wil ik wel op ftervcn.
Louis.
Wel nu gy in deez’nood uw trouwe vrind moet derven» Zie hier een ander, daar (in fpyt van ’t wreed geval)nbsp;XJw voor’ge vrind op nieuw wcêc in herleven zal.nbsp;Garzeran.
Ik quam op deze hoop aan u myn dienst aanbieden! Louis.
Wat mooglyk is, zal tot uw hulp en dienst gefchieden-Garzeran.
Zyt duizendwerf bedankt voor d’eer die gy my toont. Graaf Juliaan, die my vervolgd en heeft gehoont,
-ocr page 75-OF EDELMOEDIGE WRAAK. 71
Houd zich uiet ver van hier, die wenfchten ik te ontdekken; Dies zal ik, met uw wil, voor korten tyd vertrekken.nbsp;Een jonge Sohoonheid, daar hy, wat hem lust in vind,nbsp;En die niet als ’t behoort, van hem en werd bemind.nbsp;Die heeft myn ziel door ’toog,in haare minontfteken,nbsp;Die zal ik roven; om my aan den fchelm te wreken.
Ik hoop hem, eer hy ’t denkt, een voordeel af te zien,
Ga heen: ik wenfch ’t geluk u in uw aanflag dien.
G A R Z E R A N.
I]t, dat uw vroomheid nooit geen tegenlpoed bejegen.
Garzeran binnen.
Loüis,
Nu Mannen, elk bezet zyn post, en wacht de zegen Des Hemels. Middernacht vergadren Wy 'weêr bynbsp;Dit eikenbofch, daar ik ons veilig hotlde en vrynbsp;Van' overal. Men pas wel pp myn last te letten.nbsp;Valerio.
Heer Hopman, uw gebpön die ftrekken ons voor wetten.
¦ Valerio en gevolg Van Rovers binnen. Louis.
Hoe vind gy u, myn Lief, zeg fchpone rdoffter van . Myn vryheid, en myn hart, en Wat men roven kannbsp;Door ’t liefFelyk gelonk van twee aantrekkende oogen,nbsp;Daar al wat in my is tot liefd’ door werd bewoogen?
Maria. nbsp;nbsp;nbsp;(py»gt;
’k Ben wel myn Lief,ik vrees nooit rampen, fmart noch Wanneer myn hart by’t uw’, uw hart by’t my n’ mag zyn,nbsp;Zo is myn ziel vernoegd, my kan geen onheil treffen.nbsp;Louis.
Hoe kan ik , fchone Vrouw, u na waardy verheffen, Wien aan een armen en verdrukten Edelman,
Een Balling, alles geeft wat liefde geven kan?
Maria.
Myn lief, ’k ben u noch meer verplichr,'d weest te vreden. Louis.
Ach! zag ik eens een end van myn rampzaligheden;
72 DON LOUIS DE VARGAS,
Wat fmart! dat gy om iny to veel vervolging 1yd. Maria.
’k Hoop op den Hemel, en’t verandrcn van den tyd. DERDE TOONEEL.
Dêürwaarder van 'tHof, gevangen, Loots, Maria, Valerio, en gevolg van Rovers.
Z nbsp;nbsp;nbsp;Deurwaarder.
o ooit de menfchlykheid uw zinnen heeft gedreven, Zo neem myn goed vry ;maar ik bidu,laatmy’tleven,nbsp;Myn Heeren, wreedheid is geen vroomheid.
Valerio.
Zwyg ftraks of..
Louis.
Hou ftand: wie zyt gy ?
Deurwaarder,
Een Deurwaarder van het Hof. Louis.
Wat heeft men daar al nieuws?
Deurwaarder.
Men weet ’er veel te fpreken Van eenen Wever, die rondom de vrije ftrekennbsp;Van ’t land onveilig maakt, door rovcry en moord.nbsp;Louis.
Wat zeid men toch van hem ?
Deurwaarder.
Na dat ik heb gehoort, ¦
Geen grooter fchelm was in Kalliljcn ooit gebooren. Valerio.
Zyn tong ontfteekt het vier daar in hy zelf zal fmooren. Louis.
’t Is vreemd dan dat ’t Gerecht niet meerder op hem past.
Deurwaarder.
Die doen hun best, daar ftaan twee duizend kroonen vast, Voor die hem levendig of dood brengt in hun handen.nbsp;Louis.
’t Is vruchteloos voor hun, hy is al uit desz’ Lauden ’ ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ge-
-ocr page 77-OF EDELMOEDIGE WRAAK. 73 Geweken, tot den Moor in Andaluiien, daarnbsp;Hy veilig wezen kan. Maar gy, zegt my nu, waarnbsp;Uw reis na toe leid ?
Deorwaarder.
Om hier heimlyk op te zoeken Don Garzeran, die zich nu houd in deze hoeken.
Graaf Juliaan gaf my deez* last, ’t is zyn begeer, Louis.
Wat gelden draagd gy meê ?
Deurwaarder.
Zeer weinige, myn Heer. Louis.
Wel valt ’er dan niet meer te fchrapen, of te fteelen? Deurwaarder.
O neen! ons ampt werd nu te flegt in allen deelen: Want het bedorven Hof kiest al te veel een zy;
Wat arm is ftaat te recht, de ryken raken vry;
De gierigheid, en niet de deugd, houd hun van zonden ? Daar d’armen vaak uit nood hun zelven in bevonden.nbsp;Louis.
Genoeg daar van. Nu voort, de beurs, verberg ons niet, Of ’t kost uw leven.
Deurwaarder.
Dit is ’t alles dat gy ziet.
Va LER10.
Kom, nu de mantel, en het wambuis.
Deurwaarder.
Och! zeer garen.
Valerio.
En dan het leven.
Deurwaarder.
Ach! gena!
Louis.
Men wil hem Ipareu. Valerio.
Hy is laatst d’oorzaak van myn ongeluk geweest,
Dat ik gevangen wierd.
74 don LOUIS DE VARGAS,
L o ü 1 s. nbsp;nbsp;nbsp;'
Hy heeft in ’t minst noch meest Hier in aan u misdaan, zyn rechtampt bragt het mede;nbsp;U w ftraf was recht, gy wilt hem ftraften zonder reden.nbsp;Is ’t niet genoeg, dat hy een Hofs Deurv/aarder is?
Hy volgde zynen plicht, ’k Geef hem vergiffenis.
Daar misdaad is, hoord ftraf; gy wilt vry henen ryden, Valerio.
Myn Heer, laat ik hem dan voor ’t minst een oor affnyden. Loois.
Neen,niet een hair;ik wil dat men hem nu verfchoon, En elk in grooter zaak zyn moedigheid betoon.
Gy, volk uw weg, en wilt het Hof te kennen geven, Dat gy den Wever zaagt, die zulk een web zal wevennbsp;Op\ yzre Wreekgetouw, dat zelfs den vluggen tydnbsp;IVlet ktagt verduuren zal, in ’t aanzien van de Nyd.
Deurwaarder.
Myn Heer, ve’-geef my zo..
Vertrek, en fpoei uw gangen. Deurwaarder.
Ik zal. „ Maar hoop u haast door listin ’t nette vangen.
Pedro. nbsp;nbsp;nbsp;Deur. bin,
’t Is fchaadlyk. Heer, dat hy u zo te kennen raakt. Louis.
Geen nood, ’k heb my bekend, en niet bekend gemaakt. Maar daken w'y deez’ reên,kom volg my met u allen:nbsp;•Wy ztillen deze nacht het huis noch overvallen,
Daar Garzeraii, vol moed, zich flus na toe begaf.
Zo krygt den fchclmlen Graaf zyn welverdiende draf. Maar wat gezang klinkt ons dus onverwacht in d’ooren?nbsp;Pedro
Het fchynt een reiziger, die zyne vreugd laat hooren. Valerio.
Gelieft myn Heer dat wy hem haaien?
Louis,
Duik hier néér.
Pe.
-ocr page 79-Pedro.
Den weg leit hier voorby.
Loris,
Pas wel op uw geweer.
Zy verbergen bun achter ’t geboomte»
GüARIN, in Boeren kleeren, al zingende uit,
'at is het boere leven Gerust, en Uil, en vry,
By die ïich gaan begeven In hooflche flaverny ?
Dat ziet nien best aan my.
’t Hof gaf my niet als zorgen Van d’avond tot den morgen.
’k Leef nu op ’t land met lust,
Van d’onrust nooit ontrust.
Va lerio.
Hou ftant: waar heen? van waar.^ wie zyt gy? GüARIN.
Van myn dagen
En hoorde ik ooit, zo kort, zo fcharp en bondig vragen. Tot antwoord dan, op ’t eerst, ik fta gelyk een fpeer;nbsp;Op’t twcede,’k weet het niet;op’t darde, niet heel veernbsp;Van ’t dorp; ’t laatfte kunje zien, een gek in boere kleéren.nbsp;Valerio.
Doortrapte fchalk, men zal u dit gefnap verkeren. Louis,
„ Het is Guarin, wat komt my niet in ’t end te voqr J Valerio.
’t Sa voort, waar is de beurs?
GüARIN.
Ze is kegwant ik verloor Te nacht al wat ik had met troeven by de boeren.
’k Ben hongrig, kaal en lui.
Valerio.
Men zal uw tong ftraks Ilioeren. Schud uit de zakken, voort.
Gü*
-ocr page 80-7Ö
DON LOUIS DE VARGAS,
G U A R I N.
' nbsp;nbsp;nbsp;Zie daar, daar is het al,
Twee dobbelftecncn, met een kaartfpel, noch een bal, Een mes, wat zoute vis ,om op den dronk te kcomen.nbsp;Valerio.
Nu wakker, d’andre zak, en zonder lang te droomen. G ü A R IN.
Dat is myn moddetje, ik heb niet meer, geloof... Louis.
Zeg, fynman, zag men u noch onlangs niet ten Hoof? G U A R 1 N.
Ja Heer,maar ^k zal dien dienst myn daagen welbeklaa-Loüis. nbsp;nbsp;nbsp;(gen.
Waarom ?
Güarin.
’k Had weinig geld, en eeten, en veel llaagen. Louis.
Wie was uw Heer ?
Güarin,
Myn Heer „ Het heugt my noch van lest,
„ Toenmy die nachtgeest zo bellormenquam;’tisbest ,, Dat ik dien toon verftel,hy mogt hier weêropryzcn,nbsp;„ Quaad fpreeken Haat te duur, ik wil hem liever pryzen.nbsp;Louis.
Wat reveld gy ?
Güarin.
’t Was Don Louis de Vargas, Heer, De Zoon van Don Beltran, een Held vol roem en eer.nbsp;Louis.
Wel waarom hebt gy u uit zynen dienst gegceven ? Güarin.
Zyn dood die fcheiden ons.
Louis.
Waar liet hy doch het keven? Güarin.
Aan myne zyde, Heer; omtrent de middernacht,
By 't Wed-end van Madrid, daar wierd hy omgebragt
,En
-ocr page 81-OF EDELMOEDIGE WRAAK. 77 En deerelyk vermoord, beklaagt van oude en jongen,nbsp;Van arrem en van ryk.
Louis.
En gy zyt het ontfprongen ? Guabin.
Ja, na dat ik ’er zo een twintig had gedood,
Zo koos de rest de vlugt.
L o ü IS.
Uw dapperheid is groot.
G U A R I N.
Dat ’s d’oorzaak dat ik nu ten Hoof niet kan verkeeren. Louis.
Maar zeg, zyn in uw dorp geen ryke en eedle Heertn ? Gua RIN.
Men noemtze Heeren, ofte ryk zyn, weet ik niet.
’k Loof adelyk, maar kaal, gelyk men veeltyds ziet. Een eedle Juffer, fchoon en waardig te beminnen.nbsp;Trekt hier een groote fleep van Jonkers, los van zinnen.nbsp;Louis.
Is zy gehuwd ?
G UA R I N.
Neen Heer, men zeid zy is nog maagd; Voor my ik twy ffel wat, dan ’k heb ’t haar nooit gevraagd.nbsp;Louis.
Haar naam ?
Guauin.
Na dat ik hoor, men noemtze daar Klorinde. Valerio.
Een welgeleegen buit, men zal haar daar wel vinden. Louis.
Waar woont zy ?
Guarin
In dat huis, by ’t gintfche klaverveld. Louis.
Is zy alleen?
Guarin.
Neen, met een dienflmaagd maar verzeld.
Louis.
-ocr page 82-78 DON LOUIS DE VARGAS, Louis.
’t Sa mannen, houd ureed,wyïullenderwaartstrckkem
Va LEK I o.
Heer Hopman, deie boer kan ons tot leidsman ftrekken. Louis.
Zo doet by.
Valerio.
Gast dat baat u ’t leven in dit ftuk. Gdarin.
Dat d’een zyn onluk is, is d’ander zyn geluk.
VIERDE TOONEEL. Lizandra, RozeLLA, in landkleding.
•.G
Lizandra.
Rozella. nbsp;nbsp;nbsp;(len.
eduld ontbreekt my, ’kweet het langer niet te ftel-
Het is niet vreemd Mevrouw, dat gy uzelf gaat queüen; Gy hebt daar reden toe, rechtvaardig is uw klagt.nbsp;Lizandra.
Zo ras veranderd! ach! wie had dit ooit gedacht!
Eerst zo veel hoop van liefde en dienst aanmy tetoonen,-En nu af keerig, met veel fmaad myn Min te hoonen, ’t Is onverdraagelyk, ontrouwe Gaaf? wat pynnbsp;Gevoel ik! kan een man zo wifpeltuurig zyn ? (went.nbsp;’k Vervloek haar dan met recht die op hun woord betrou-
VYFDE TOONEEL. Garzeran, Lizandra, Rozella.
ZGarzeran.
al ik myn Engellin in ’t laast noch eens aanfchouwen. Lizandra.
„ 't Is Garzeran, ik veins.
Garzeran.
Geeft deze droeve dag,
Op ’t fcheiden noch ’t geluk dat ik u fpreken mag.
Zo vrees ik voor geen dood.
Lï-
-ocr page 83-Liza ND RA.
Wie komt ons hier dus ftooren ? Garzeran.
Een die zyn vryheid door uw oogcn heeft verlooren,
En nu ’t beginfel van ayn luk, of ongeval,
O w fchoonheid offren komt.
L IZ A N D R A.
Niet hoger, Heer, ik zal O in het kort de ftant van mynen Haat verklaaren;
Gw liefde is veel te Hout, ’k bid wil die laten varen: Want die geen weermin heeft te wachten, en de haatnbsp;Niet acht, is zinneloos en doet zich zelven quaad.nbsp;Garzeran.
Men noemt het dulheid, maar hy kan niet veel beminnen.,,, Gie by het minnen vreest.
Lizandra.
De min geeft ydie zinnen. Garzeran.
Van myn oprechte liefde...
K OZELLA.
Ik hoor gerucht, Mevrouw. Lizandra.
Indien ’t den Graaf is zal hy twyflen aan myn trouw. Gertrek myn Heer, pas op myn eer, en op uw leven..nbsp;Verfteek u...
Garzeran.
Neen! myn moed...
Lizandra.
Wil my niet tegenflreven».
Ik bidde u haast u toch.
Garzeran.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Wreed noodlot, dat my port
Myn lyf te bergen, daar gy myn geluk verkort.
Hy verjleekt bm^.
ZESDE. TOONEEL.
Lizandra, Rozélla, Louis, Valleric» en gevolg, alle vermond.
HLizandra. elaas! onlukkige!
V ALERIO.
Wil uwe ftem bedwingen Lizandra.
Ach! ach!
V ALERIO
Zwyg, of deez’kling zal door uw boezem di ingeiv LlZ ANDRA.
Wat zoekt gy ?
V ALERIO,
Zeg, zyt gy Klorinde niet.^ Lizandra.
O ja?
Die ben ik tot myn ramp.
Valerio.
Geef dan' uw fleutels, ’t za, Waar is uw geld ? w'at hebt gy ons tot buit te geven ?nbsp;Lizandra.
Eozella, geefze hun. nbsp;nbsp;nbsp;Rozella binnen-
Valerio.
Voort, of het kost u 't leven. Louis.
„Wat zien myneoogen ? och! hoe zweemt dit aangezicht „ Na myne Zuller, die ’k beroofde van het licht!
„ Hoe voel ik my ontroerd: al wat ik vind in deze,
„ Was in Lizandra ook. neen! neen ! het kan niet wezen. „ Haar lichaam heeftdedood voor lang ten prooi verftrckt.
„ Myn dulheid heeft my met dat zuivrfe bloed bevlekt. „Nu komt den Hemel, tot myn ftraf, my haar vertoonen»nbsp;„ O knagend naberouw! hoe kund gy misdaad loonen.
Rozella, uit.
Daar is het geld eii de juweelen.
Louis.
-ocr page 85-OF EDELMOEDIGE WRAAK. 8f Louis.
Men bewaar
Het t’zamen.
Valerio.
Welj myn Heer.
R o Z E L L A.
’t Valt zeker haar en üwaaf, 2o onverwacht ons goed te rooven.
Louis.
Dat zy beiden
Ons nu voort volgen, daar wy haar na toe geleiden. ZEVENDE TOONEEL.
Garzeran, Valerio, Louis, en gtvolg* Lizandra, RozeLla.
E nbsp;nbsp;nbsp;Garzeran.
erlooze dieven, hoe! breekt gy hier dus ’t gezag ? Zo zie dan eerst met my uw laatste leevensdag;
Myn moed gedoogt dit niet.
Valerio,
Gy zult ons kracht beproeven. Men houw den fchelm ter neer.
Louis.
Zacht, mannen, wilt toch toeven, Bedwingd uw ftaal; zyt gy ’t niet, Garzeran.?nbsp;Garzeran.
Ik ben ’t-
Loüis.
Zo wil ik dat gy nu myn trouwe vrindfchap kend;
De hand, die ’k u als vrind eens gaf, zal unooithoonert, G A R'Z e R A N.
Wie komt zig hier aan my dus edelmoedig toonen ?
Louis.
Kend gy my niet?
Garzeran.
O ja, Heer Pedro, ’t edel bloed V ergeet geen vrind, die hem eens rechte vrindfchap doet.
F nbsp;nbsp;nbsp;My»
-ocr page 86-82 DON LOUIS DE VARGAS,
Myn leeven is voor u.
Loüi s.
Ik wil uw woord betrouwen. Wyst zyn volk agtervaaarts te treden.nbsp;Maar zeg, was deze Vrouw, fchoon boven aiid’re Vrouwen,
Dan d’oorzaak van uw liefde, en ’t lyden dat gy leed ? Gaezeran,
Zy is het die myn ziel in minne onftak.
Lodis.
Zo weet
Dan dat den fchelmfchen Graaf u tracht te doen ontzle-Want veel verfpieders, die in onze handen vielen, (len; Verklaarde zulks, dies moet gy op uw hoede zyn.nbsp;Klorinde kan u nu geneezen van uw pyn;
Vervoer haar met ons weg,’tgelukgeeftzeinuwarmen, Wy zullen u en haar wel voor den Graaf befcharmen;nbsp;En al de waereld die iva uw bederven ftaan.
G A R Z E R A N.
Uw raad gevalt my. Wil zy willig met ons gaan,
’k Vinde een gelukkig lot. Haar lullen zyn myn lullen. Zy is myn Noordllar, dien ik volge zonder rullen.nbsp;Louis.
Mind, zy u dan ?
G ARzeran.
Indien zy myn genegentheid Betoonde, zuchteik niet.
Louis.
Heeft zy uw lust ontzeid; Mén zoekt ze door geweld, en draf haar llralEgheden.nbsp;De kracht verkryg dan dat men weigerd aangebeden.nbsp;Stel haar uw voorneem voor.
G A R Z F. R A N.
VoogdelTe van myn heit, Zo in myn liefde nu mistrouw gevonden werd,nbsp;Vergeef my, Schoone, ’kzoek uw afkeer te verwinnen:nbsp;Dia* zult gy met my gaan.
-ocr page 87-/ OF EDELMOEDIGE WRAAiC. 85 Lizandra.
Wat zegt gy ? Garzeran.
Dat rriyn zinnen
Vol wanhoop ïyh, ik fterf^ zo ik u niet verplicht. Verwonder u dan niet, dat ik myn wil verricht.
Om, in myn min vernoegd, te leeven zondér treuréri* L 1 2 A N D R A.
Gy zult myn lichaam eêr aan duizend Hukken fcheürertj Voor ik my overgeef.
Garzeran.
’t Moet zyn, verlaat deez’ trots. Lizandra,
Zyt gy een Edelman ? uit welk een harde rots L dan uw hart gefneén.1' wat dier en zal niet zwichtennbsp;Voor zyne wederga, die hy zoekt te verplichtennbsp;Wat overwinning geeft een wetteloze min?
Een lichaam zonder lust, berooft van ziel en zinn’.
Dies zo gy aad’lyk zyt, gelyk als ik vertrouwden.
Volg uw doorluchtig bloed, laat my myn eer behoudem Geen eerelooze daad bevlek u, my tenfchaiid.
D bid u.
D A R Z E R A N.
Vruchteloos is al uw tegenftand.
Een dochter van Uw ftaat liet nimmer zich verdrieten Een braaven Edelman tot minnaar te genieten.nbsp;Lizandra.
Meent gy niet dat het kleed wel eens bedriegen kan ?
2o ik in Adeldom u evenaar, zal dan ^rmhertigheid zo ver uw ziel beweegen konnen,
Dat gy een weinig tyds my zult gehoor vergunnen,
Dp dat ik n verhaal myn lyden, zonder fchuld;
Wie dat ik was, en ben?
G A R Z E R A N.
Ik hoor u met geduld. Loots.
n Myn ziel die Worfteld met vermoedende gedachten.
F Zr nbsp;nbsp;nbsp;Ha
-ocr page 88-84 DON LOUIS DE VARGAS,,
Nu fprcek, wy luiftren toe.
L1 z A N D n A.
Ik hoop dat u myn klagtcH' Beweeg.en zullen; zyn uw harten niet van Haal,
Gy zult myn ongeluk bcwecnen. Dczemaal Is ’t eerlle niet voor my, dat droevige ongelukken,
My tot verwiflèling van mynen Haat verrukken;
En, met één woord, als ik myn imm noem, wectgy ’t aU Ik ben Lizandera de Vargas, door ’t gevalnbsp;Gellingerd als gy ziet; wiens Huis, eer hoog gereezeit»nbsp;Zo fchielyk nederviel. Het zal niet nodig weezen,
Dat ik d’onnoofle dood myns V'aders, en de fmaad Myn llroeder aangedaan, door ’t opgeticht verraad,
U' weer vernieuw, hoe hy , onzinnig, door zyn lyderti My het vergif gaf, om myne eere te bevryden;
Die in Caftiljen leeft is zulks genoeg bekend.
Ik zal u maar alleen myn overige cl lend nbsp;nbsp;nbsp;(meiv.
Verhaalendaar myn hart en tong fchynt voor te fchroO' Na dat ik nu een wyl dien drank had ingenomen,
Op Broeders Hrengen wil, en hy my liet \oor dood, Vermits een vafte Haap myn weenende oogen floot,nbsp;Ontw^aakten ik, en zag Graaf Juliaan , voor ’t fpondenbsp;Van myne ledekant, daar ik, van hem gevondennbsp;In dezen droeven llant, beweend wderd en beklaagd.nbsp;Nau qaam ik tot myn zelfs, of, met verwondring,, vraagdnbsp;Hy d’oorzaak van myn ramp;ik zeg ’f.hy fchynt verwoedcrnbsp;Te worden, cn vervloekt de wreedheid van myn broeder.nbsp;Vertroost my vorder, met verzekiing van zyn. trouwnbsp;Voor eeuwig. Ach! watzalcentedrecnzwakkeviouwlnbsp;Ik liet my, tot m.yn fchand, door dez.e taal bekoren;nbsp;En heb myn waardflc febat, myn eere, dus verloren.nbsp;Wat kon ik doen, helaas! myn wil die Hond bepaalt.Jnbsp;Hy heeft dus door zyn magt op my gczcgcpraali'.
daar ik myn hartsverdrieteii tot myn verblyfgekeurd,nbsp;vol fmart, cn afgetreurd,
Voof
Zo heeft hy deze plaats, Noch dagelyks beween,nbsp;Daar ilt, in dit gewaad.
En op dat hy my vry, cn veilig iv.oog genieten
-ocr page 89-OF EDELMOEDIGE WRAAK. 85 Voor yder onbekend, in droefheid zo moet leeven.
’t I.s waar, hy had my wel zyn trouwbeloft gegeven; Maar die beloften zyn tot noch toe niet voldaan.
Nu helt gy in het kort myn levensloop verdaan;
Myn bloed, myn ftaat, en al de rampen die my drukken. Ka n nu barmhertigheid uw ziel hier door verrukkennbsp;Tot medelyden? toon dan dat gy menfehen zyt;
Of dood my zo gy wilt; de dood, in deze tyd,
Die ftrekt my tot een rust en een gewenfchte haven;
2o werd myn lichaam en myn onluk t’zaam begraven. Loüis.
Gy zyt Lizandra ?
LiZAN DRA.
Zulks myn ramp te kennen geeft.
G A R Z E K A N.
Wie heeft zo wonderlyk een voorval Ooit beleefd? Louis.
De Graaf die heeft uwe eer en liefde dan genooten ? Lizandra.
Uit ongeval, niet uit lichtvaardigheid gefprooten. Louis.
j, Hoe fnood bejegent my ’t veranderlyk geval ?
5) Waar dat ik ga of lla, ’t vervolgt my overal.
5^ Wil ik dat geile bloed uit haaren ooezem tappen, jj Om over myne fchande en onluk heen te Itappen ?
« O neen! ’t zal beter zyn, dat iit, in plaats vanltraf, Haar eer herftel, en daar met moed nu raad toelchaf.nbsp;Heer Garzeran, door nood 'geparst,wil’tmy vergeeven.nbsp;Moet ik Lizandra ’s eer befchutten met myn leeven.nbsp;Lizandra.
Dank zy u edel Heer, den Hemel loon uw deugd. Garzeran.
Heer Pedro, zyt gerust,uw voorneem geeft my vreugd. Myn leeven is voor haar; want ik ben aan haar Vadernbsp;Ln Broeder veel verplicht.
Louis.
„ Ik, tot myn leed, noch nader. F 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Car-
-ocr page 90-Garzeran.
De vrindfchap, die ik eer van haar geflacht genoot, Verbind my eeuwiglyk, daar myne min, hoe groot,nbsp;Altyd voor wyken moet. Ik zal de wet nooit breeken;nbsp;Maar liever fterven.
Louis.
Heer, dit is een oprecht teeken Van ware vrindfchap, dat ik niet vergeeten zal.nbsp;Lizandra, al uw ramp, en droevig ongevalnbsp;Heeft myn gemoed geraakt, en tot de ziel bewogen;
’k Zal uw befchermer zyn, dies wil uw traanen droogen. Denk,dat uw bloed,my n bloed,op ’t hoogst,geti ofFen heeft.nbsp;Gy zult my kennen als de tyd myn wraak eens geeft.
Ik bid, betoon u in uw leed zo lang geduldig.
LlZ ANDR A.
Ik ben myn leven, Heer, aan uwe vroomheid fchuldig. Qm u verwin ik al myn droefheid en bezwaar.
Louis aan Garz ter zyde. Louis.
„ Niet raadzaam dat ik haar myn toeleg openbaar.
„ Dat dan de list haar nu tot heil ftrek door myn zwygen, Lizandera, ik zoek genade te verkrygennbsp;Van zyne Majefteit, voor dat ik heb misdaannbsp;Door dit zo fchand’lyk ampt, dies wenfchte ik dat gy aannbsp;Den Graaf verzocht, nu gy zyn hart tot min kunt trekken.nbsp;Pat hy my by den Vorst wil tot een voorfpraak ftrekken,nbsp;Ook ^t gy weeten laat, wanneer hy by u is,
Op dat ik zelf aan hem dan die vergiffenis Verzoeken mag. Gy zyt zyn eenig welbehaagen.
Ik heb uw fchoonheid na behoor ontzag gedraagen,
Dies hoop ik dat hem dit verpligten zal.
Lizanura.
Myn Heer,
Een al te kleinen dienst voor zo veel gunst en eer.
Maar zeg, waar Iaat ik u dit weeten ?
LouiSi
Hier op deze
Twee
-ocr page 91-OF EDELMOEDIGE WRAAK. 87 Twee dubb’len kruis weg, daarwynooitvcrraffingvree-zen,
Zal men my zoeken, en, tot een getrouwe blyk.
Kan uwe Bode aan die verdorde en ouden eik Een handfehoen hangen, op welk teken ik zal kom.en.
Lizandra.
’t Zal na uw wil gefchiên.
Louis.
Dat men al het genomen,
Met dc Juweelen van Mevrouw, voort wedergeef. Valerio.
Heer Hopman, daar is ’t al.
Lizandr A.
Ik zal, zo lang ik leef,
O edelmoedig Heer! aan uwe goedheid denken. Louis.
Gaat nu gerust weer heen, myn volk zal u nooit krenken, ’k Blyf in ootmoedigheid uw dienaar van nu aan;
Die, door uw voorfpraak, hoop in beter llant te flaan, Mevrouw, vaarwel, na wenfeh.
Lizandr A.
De Hemel fpaar uw leeven. Heer Garzeran, wil my myn ItrafEgheid vergeeven.nbsp;Myn ramp toond dat ik uw meeftres niet wezen ken:nbsp;Dies zyt vernoegt dat ik uwdienaareflèben, (oogen.nbsp;Die wenfcht dat gy met vreugd uw oogwit moogt bs-Garzeran.
Mevrouw, het wankel luk, dat menig heeft bedroogen, Had nooit de magt dat het de fchuld in myn gemoednbsp;Uitwilïcn kon, die my verpligt houd aan uw bloed.nbsp;Lizandr A.
Den Hemel loon uw deugd. Liz, en Rozella bin. Louis.
Wilt gy die fchuld betaalen, En zoekt gy ’s vyands magt niet op den hals te haaien,nbsp;Zo vlugt voor het gevaar, en geef u aan myn zy,
Daar gy mya bende moogt gebieden nevens my.
F 4 nbsp;nbsp;nbsp;G A
-ocr page 92-n DON LOUIS DE VARGAS,
G A R Z E R A N,
Nu myn gcftoorde min geen weêrmin heeft tcwaehten, Zoek ik myn heil door u.
Louis.
Ik zal myn plicht betrachten; En 20 ooit iemant van myn vroomheid hier iets zag jnbsp;Hoop ik, in korte tyd, ja noch van dezen dag,
U myne vrindfchap, door een klaar bewys, te toonen, G A R Z E R A N.
Myn lyf is tot uw dienst voor allen die u hoonen, Einde van het vierde Bedryf.
VYFDE BEDRYF.
EERSTETOONEEL.
yerheeld een loJJ’cbadje, veaar in een Gebouw en eenige {tronken van Boomen op den voorgrond gezien worden,
Louis, Maria, in mannekleeding,
ZL o D I s. ytgy vermoeid, myn Lief?
Maria.
Neen Heer, in ’t miiifte niet, Als ik mag by u zyn, kan moeite, nog verdriet,
Nog eenig ongemak my deeren of verveelcn:
Wy zullen zoet en zuur in alles t’zamen deelen. Louis.
O roem der vrouwen! die my langs hoe meer verplicht, Dat ik myne oogen, in uw lieffelyk gezicht,
Doch fpiegel, tot de flaap my in uw fchoot doe ruften. Maria.
Zit neêr, myn Lief,cii volgt al wat uw hart magluften.
Zy zetten %ig op Boomstronken.
TWEE-
-ocr page 93-OF EDELMOEDIGE WRAAK. 89
TWEEDE TOONEEL
Ded RWAARDER, met gevolg van Soldaten , Louis, Maria.
N nbsp;nbsp;nbsp;Deurwaarder.
u is het tyd om hem te vangen ; volgt my zacht. Zy zyn maar met hun tweên; hy is in onze magt,nbsp;Behalven dat hy rust, deez’ uur dient waargenoomen,nbsp;Eer hem zyn volk, hier uit het bofch, ter hulpe komen.nbsp;Elk past op zyn geweer.
Maria.
‘k Hoor onraad, Lief, fla op,
En berg uw lyf.
Louis.
Wie daar?
Deurwaarder.
Men vat hem by de kop,
Of dood hem, wil hy zig niet voort gevangen geevcn. Louis.
Noch zo niet, fchelmen, daar...
Maria.
Wyk of het geld uw leven. Louis.
Het zal hem rouwen die den Weever dus genaakt.
Alle vechtende binnen,
DERDE TOONEEL.
JuLiAAN, Fineo, in landkleding en vermomd. Deur. WAARDER, Louis, Maria, gebonden.
IF I N E o. s ’t dan onmoog’lyk Heer dat ge eens tot vreugde raakt!nbsp;J u LI A A N.
Myn droefheid is te groot.
F I E o.
Wil die toch laten vaaren.
J U L l A A N.
’k Had vreugde quam myn pyn tot ftilftant en bedaren.
F ^ nbsp;nbsp;nbsp;Fl-
-ocr page 94-DO DON LOUIS DE VARGAS, Fined.
Gelieft myn Heer dat zang of fpel uw ooren ftreelt?
O neen! Finéo, neen! de vreugde my verveelt,
Ten zy ik eerst die vreugd magnamynwenfchgenieteu, Daar hart en ziel na haakt.
Fined.
Zo zal u niet verdrieten Dat vrouw Klorinde hier tot uw gezelfchap kom.
J ÜLIA A N.
Finéo noem haar niet, blyft liever altyd ftom,
Zo gy myn gunden niet voor eeuwig wilt verliezen.
’k V erkoos haar eêr; maar ach! ik doolden jn ’t verkiezen; Want Theodora, die myn hart geheel beheerd.
Heeft al de fchoonheid die Klorinde noch ontbeerd;
Om haar liet ik de Stad, zy houd myn ziel iii banden. Fined.
De Mooren, zo men zeid, die trachten hier te landen, ’t Is noodig dat myn Heer den Koning vinden gaat.nbsp;Jdliaan.
De minnepyl my meer doet zorgen dan den Sttat.
Deurwaarder roept van binnen.
Voort na deez’ lufthof toe.
Jdliaan.
Wat willen deez’ geruchten.^ Deurwaarder, van binnen.
Bezet het hier rondom.
Louis met zyn degen, die gebrooken is, uit. Loui s.
„ Waar zal ik heenen vluchten ? Hy fpreekt Juliaan aan.
Jndien een vreemde u tot meédoogen brengen kan.
Of zo barmhertigheid, tot een verloeren man,
U immermeer bewoog, door edel bloed gedreven,
Zo bid ik. Heer, wees nu bcfchermer van myn leven; Help een elendige.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• t
¦J
-ocr page 95-OF EDELMOEDIGE WRAAK. 9t
J n L I A A N,
Wie zyt gy ?
Louis.
Heer, ik ben
Een ongelukkige, die rmuw myn iel ven ken.
Vervolgt, zoek ik by u myn heil.
Wel treed dan binnetj,
Loüis.
’k Vertrouw my op uw woord. Hy gaat in buis. Deurwaarder en Gevolg, met Maria, gebonden.nbsp;DeüUwaarder.
Wat zullen wy beginnen ?
’k Geloof dat d’aard hem heeft verzwolgen, of hy is Hier in dit lufthof, volg.
Juli aan.
Hou, toef; want gy hebt mis. Deurwaarder.
Heer, ’k dagt de Wever hier in myn geweld te krygen. En hoop’ het noch, wilmenzynfchuilplaatsnietverzwy-*k Heb Theodora hier gevangen, als gy ziet; (gen,nbsp;Hy kan niet verre zyn.
J U LI A a N.
Waar is zy ? ’k zie haar niet. Deurwaarder.
Het manlyk kleed houd haar voor uw gezigt verborgen; Zie nader Heer.
Juliaan.
„ O mln! wat baart gy my al zorgen, De Wever is hier niet, men fpoor hem elders na,
’k Zal Theodora hier terwyl bewaren: ga;
Verzuim geen tyd.
Deurwaarder Wy gaan. Deurw. en gevolg bin,nbsp;J ü LI A A N.
Kom nader, overfchoonc.
Wil door dc weigering u zelf^n my niet hoonen......
Gy weet uw minnaar is gevallen in niyn magt;
Zo gy hartnckkig blyft, hy wa 7,yn dood hier wagt. Behalven dat ik kan u tot myn liefde dwingen.
Ga, roep den Weever hier
1, O fiioft veranderingen! Louis, uükomende.
„ Het is met ons gedaan.
„ Ach.' myn beminde! wist „ Ik u uit dit gevaar te redden door de list,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(gen.
„ ’k Zou door myn tegenftant de dood tot hulp haast kry-Doorluch e Graaf, denk niet dat ik met Uil te zwygen In ’t minst de hoonller ben van uwe waardigheid.
Ik ken myn fchuid en weet hoe ver myn plicht my leit; Maar ziende op mynen Haat, zo Hecht, moest ik mynbsp;fchainén.
Dat ik u tegenHond, kon nimmer my betamen,
U, om een arme knecht, een Weever te verfmaên, De vrees van myn gemoed die hield myn tong gevain,nbsp;Dat ze aan myn mond ontzei de Houtheid om tefpreken.nbsp;J o L I A A N.
Wel, nu ik waardig ben uw harde hart te breken,
Heeft uwe tegenllant myn minnezucht voldaan. Maria.
Myn Heer ik ben voor u, en twyfFelt daar niet aan. Louis
Meinëedige, kunt gy zo ligt een ander kiezen?
J U L1 A A N.
Scheld, fcheld haar niet, wilt gy het leven niet verliezen. Ik heb u van de dood, gelyk gy weet, bevryd.
En zo myn woord voibragt. Hoont gy haar nu, zo zy* Verzekert, ’t Haat aan my uw Houte tong te fnoeren,nbsp;En myne en haare Hrafal t’evens uit te voeren.
Louis.
Wat overwinning is ’t; wat vroomheid? dat gy my
Van myne vyanden verlost hebt, nu dat.gy.....
OF EDELMOEDIGR WR A/ÏK. p-j Door uwe wreedheid de barrnhertigheid verduillerd;
En door deei’ vrouwedwang, al uwen roem ontluidert? Wat lof is ’t, dat gy my het leven hebt belooft,
Ja gaaft, zo gy my nü wéér van myn ziel berooft? Maar neen,trouwlooze Vrouw! van u hebik teklagen.nbsp;Maria.
Van my ? hebt ge u gevleid dat gy my kon behagen ^ Onwetende? zeg my, hoe komt in uw gedacht’,
Dat ik Graaf Juliaan, die na myn weêiliefd’ tracht,
V erachten zou, wat waan deed u dit ooit gelooven, Verblinde, dat ik hem zou van zyn hoop berooven,
Die zo regfvaardig is; en houden u myn trouw,
Die maar een balling zyt? O neen! gy ziet eéii Vrouw Die nooit misdader voor een Heer van ftaac zal keuren;nbsp;Dies kent u zelf, of vrees voor ’t geen u zal gebeuren.nbsp;Laatdunh^ende, denk niet, dat ik uit liefd’ tot nochnbsp;U hebgevolgt: dus keer, ontwaak in dit bedrog;
Gy moet my nu voortaan als ’s Graven Lief beüogen. En zo gy vorder fcheld,’k zweer ,’k zal het niet gedogen-;nbsp;Maar zelve deze plaats Irefprengen met uw bloed.
Loui s-
O ramp! ó bittre fpyt! dat ik dit hooren moet!
J n n A A N.
Kan uwe zoete mond my zo veel gunden geven ?
Na zo veel fmaad, en hoon. zo haat ik zélf myn leven. G y moord my,wreedel en ik,ik wacht met vreugd de dood.nbsp;Zo ik, u fcheldende, mag derven. Korn doordoornbsp;Myn hart, trouwlooze, fnoode en eerelooze Vrouwe.
Kan ik dit dulden ?
Maria,
Graaf...
Juliaan.
Ik zw'eer het zal hem rouwen. Maria.
Hou dant, gy doet uw naam te kort; ’t is u nooit cc?
Dat
-ocr page 98-Dat gy een balling dood: ’k bid, geet'my uw geweer, Ik' zal hem zelf daar meê gerechte ftraf verfchaftèn.nbsp;Louis.
Ligtvaard’ge vyandin, den hemel wil u ftraffen. Maria.
Aanvaard dit Raai, myn lief! op dat den Graaf my niet Vervolg, terwyl ’t geluk u nu haar hulp aanbied.nbsp;JüLlAAN.
O fno6 Bedriegfter! had...
Louis.
O roem van alle Vrouwen ! Juli AAN.
Men volg haar na, ik zweef...
Louis.
Heer Graaf, wilt vry betrouwen, Dat myne vroomheid haar befchutten zal; gy moetnbsp;Uw doortocht vinden door myn dood. Zie wat gy doet.nbsp;J ÜH AAN.
Voort, dat hy fterf...
Louis.
Dit ftaal zal my genoeg bevryden. Fineo.
Hy fchynt een Razerny.
J U LI A AN.
Laat ons het onluk myden, En wyken in het huis. JVyken vegiende in uuis,nbsp;Louis.
’t Is wel van hen gedaan.
Nu zyn Zy in de val, en kunnen ’t niet ontgaan.
Myn volk is dichte by, die hier rondom de paffen Bezetten, door wiens hulp ik haar haast zal verraflèn.
VIERDE TOONEEL.
Garzeran, Valerio, Guarin, Pedro, en gevolg van Struikrovers,Maria,Louis.
S nbsp;nbsp;nbsp;Garzeran
OF EDELMOEDIGE WRAAK. 9f
Doch blyken; nu uw hoofd gevangen word geleid,
Die willig ’t leven voor uw leven altyd (lelden,
En maakten u gevreest: op, toont u nu als helden;
Dat uwe moedighdd, voor dit gevaar niet zwigt. Valerio.
Wy zy aan zyne trouw en vrindfchap hoog verpligt. Die wyzai ons weêrom aan hem getrouw te wezen.nbsp;Pedro
Wy zweeren u, dat wy geen ongeval en vrcezen... Maar zien wy daar geen menfch die langs ’t gebergtenbsp;Valerio,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(dwaald?
Het is een man alleen.
Garzeran.
Dat men hem by ons haalt.
Wel ligt dat wy uit hem iets van den Hopman hoorea.
Va LER 10.
Hou (laat, gy Reiziger.
Maria.
„ Ei my! ik ben verboren. Garzeran.
Kom nader, heb geen vrees, maar geef ons recht befcheid: Zaagt gy geen man die (Iraks gevangen wierd geleid ?nbsp;Maria,
Ach! Garzeran, zyt gy ’t?en hebt gy niet vernomen... Garzeran.
Och! Theodora, hoe zyt gy ’t gevaar ontkomen?
Waar bleef uw Pedro toch ?
Maria.
Ik liet hem in gevecht Met Juliaan, niet ver van hier.
Garzeran,
Zo komt gy reclit
Van pas, wy (laan gereed hem onze hulp te toonea, Maria.
Hemel zegen u, en wil uw trouw bclooncn.
Myn Theodora.
Gar-
-ocr page 100-Garzeran.
Zacht.
L o D r s.
Myn Theodora.
Maria,
’t Is
Myn Pedro, Hemel ach! geef dat ik niet en mis. Louis.
Myn Theodora Lief, waarzyt gy?
Garzeran.
Laat u hooren}
Verhef uw Item, dat hy ons vind.
Maria.
Myn uitverkoren.
Myn Pedro, Pedro Lief, kom herwaarts.
Garzeran.
’k Zie hem al 5
Daar daald hy van den berg en komt langs ’t naalle dal. Maria.
Hoe werd myn hart geparst door minnelyk verlangen, Om hem vol blydfchap, met myn armen, hier t’omvangen:nbsp;’t Schynt reeds een jaar dat ik zyn byzyn heb gemist,nbsp;Louis, uitkomende.nbsp;it Is Garzeran! wat vreugd!
Garzeran.
Heer Pedro, ja hy is ’f. Met al uw volk, die ’t lyf gewillig voor u wagen.
M ARIA.
Zyt w'ellekom myn hart!
Louis.
Myn'ziel, myn welbehagen! Maria.
Wat is het my een vreugd dat ik u weer mag zien. Louis.
’k Was meest beducht dat u mogt eenig leed gefchién. Maria.
Ter goeder uute quam Heer Garzeran my tegen.
Hoe
-ocr page 101-OF EDELMOEDIGE WRAAK, p? Hoe ging ’t met u.^
Lo DI s.
Ik dank den Hemel, en degen, Die (door uw heldendaad) tot redding van myn lyf,
In myne handen quam, waar voor ik eeuwig blyf A'erbonden, ’t leven (dat gy rny toen hebt gegeven)
U te offeren, als aan het leven van myn leven;
Want door die hulp heb ik iny uit den nood gered.
Nu houde ik-xelf den Graaf in ’t Luftpaleis bezet,
Door eenig volk van ons, daar by geval gekomen. Maria.
Den Hemel hoede u voorts.
Garzeran.
Wy hadden flus vernomen^ Dat gy, op ’t onvoorzienst verrast, gevangen waard;nbsp;Dies had ik deze troep in haast by een vergaard,
Om u t’ontzetten.
Loois.
’k Dank myn trouwe en dappre vrinden* Maar wilt gy nu myn hart noch meer tot u verbinden,nbsp;En is ’t dat myne dienst in uw gedachten leeft,
Zo is het noodig dat gy u met my begeefd; nbsp;nbsp;nbsp;¦
Want avy uw dapperheid lang door uw daaden kenden. Alle.
Die u niet trouw en is die moet den Hemel fchendeti. Wy Hellen ziel en lyf, tot uwen dienst, te pand.nbsp;Lodis.
Die twyfelt aan uw moed, die doet uw eere fchand, = Garzeran.
De minfte zal voor u de dood gewillig lyden. nbsp;nbsp;nbsp;^
Alle.
Wy zyn gereed om Zelf de hel te gaan beftryden. ; Louis.
Wel, volg my dan al t’zaam.
Maria.
Waar wil myn Lief toch heeia?;
t,OOÏ$^
-ocr page 102-Louis.
Na vrouw Klorinde, die wy, om byzondre réén,
Nu by Graaf Juliaan zo daadlyk zullen brengen,
Daar ik u allen, zo ’t den Hemel wil gehengen,
’t Gevolg zal toonen van een droef begonnen zaak:
Den Graaf zal weeten, door myn edelmocd ge wraak, Wie dat den- Weever is; en niooglyk al te fpaadenbsp;Beklaagen, dat hy zo d’enfchuldige verraade.
VYFDE TOONEEL.
Juliaan, Fxneo, ait bet bids komende,
O nbsp;nbsp;nbsp;J o LI A A N.
nmoogelvk dat een gehoonde ruften kan. ö .Al tegrootcn fpyt! door een gevingen man.
Een Weever, overbeerd! en door een vrouw bedroogen; Ik fchaam my dat ik leef. Wat heeft my tochbewoogen,nbsp;Dat ik den fchelmverfcboonck.Hkhadheminniynmagt,nbsp;Eer dat zy door haar list...
FI N E O.
Stel dit uit uw gedacht:
Gy kunt u wrceken, valt hy weder in uw handen,
Dat niet kan milïèu.
Julia A n.
’t Strekt mv al te veel tot fchandeli, Finéo, dat een fnoode, een Weever, overwind;
Een Vrouiv my zo verraad,- daar ik haar heb bemind.
’k Wenfeh dat de pyn en fmart, die my daar doorbeftfy* den,
My dooden konden, om niet meerder hier tc lyden.
Ik bid, myn Heer, dat gy it zei ven niet meer queld. JOLIAAN.
O bittre fmiad! ik had den fchelm in myn geweld. PfNEO.
Bedaar, denk dat de Moor genegen is te landen,
Hun vloot die toonden zich al dicht voor onze ftranden.
OF EDILMOEDIG E WR A AK. 0
Ja veele leggen, dat ly reets aan ’t landen was,
En dat de Koning, al in optocht, d’oollcipas Belet hield.
J n L I A A N.
Dan is ’t tyd ons na den Vorst te fpoeden.
F I N E o.
Ik hoop den Hemel lal lyn Majcfteit behoeden.
Ga laal de paarden voort.
Fine o.
Ik lal, Heer. Finêo Mn, J o L 1 A A N.
Yder uur
Schynt my een jaar, nu my eenpyn, als’the!l':he vuur, Bellryden komt. Ik moet lyn Majelleit bewyiennbsp;D.it my nooit moed ontbrak , loial myneernaam ryieanbsp;Tot aan de Harren. Maar, wat lal ik toch bellaan}
Wat dienst, wat Mooren metdeei’ Happen arm verflaan. Daar my een Weever heeft befpot en overwonnen,nbsp;Myn lullen afgefneén! hoe lal de waereld konnennbsp;Gelooven, als men hoort...
FIN E o, iiythmende Myn Heer...
Hoe dus verbaast.?*
Het is met ons gedaan...
j o T. I A A N.
Wat ’s dit? my dunkt gy raastt Of is ’er tyding dat de Mooren lyn aan ’t lan ien?
Üf zyn ly meeHers, door hun magt,vanonieHranden?' Fin EO.
O neen! in ’t minfle niet, ’t lyn roovers uit ’t gebergt, Hie, na men van hun hoord, tot felle v/raak getergt,
El zoeken, ’k bid u vlucht, is ’t mooglyk wegte koonilen.
Ik wyk niet.
G a
-ocr page 104-)l!IS,FlNF.O,MARIA,LTZANnUA, Sarzeran.Pedro,Valerio,
I D o U A , G U A R I N . 671 geVülg
Juli A AN,L o
Rn7.É r. r A .
j L! J-» i /I n l_, u u 1 o, V i 4' i' v/jivi /» IX 1 nj Li I rt 1.»
Rozél LA,Garzëran, Pedro,Vale Theodora, G u a r i n . 6?% gevolgnbsp;van Roovers, alk vermomd.
W,
Rt zyt gy voor volk, die ingenomen Met dulle moedigheid, het groot gezag dus breekt,nbsp;Datgymy Ichuldigzyt? trouvvloozen...
Louis.
’k Bid u, fpreekt
Zo trots n'et, noch veel min en acht hef niet voor woti-d’ien;
Het wil u moogelyk heel vreemd in d’ooreii dond’ren, Dat ik een ftem verllrek van ’t Hemelfche gerecht.
Die u ter draf daagt, en myn ongelyk beflecht; (Pen, Want fchoou tot noch uw naam de waereld zo kon trot-Uw boosheid doet u tot in d’afgront nederplotfen.
Kend gy deez’ Vrouwe wel, die gy hief voor u ziet? Hoe, zwygtgy? fpreek.
Ik ken haar wel.
L o ü I s.
Weet gy dan niet
Dat zy Lizandra is, uit Vargas bloed gefprooten? Wiens adel)k gedacht uw Haat, eii al de Crootennbsp;Van ’t hof, gelyk is? fchoou zy hier in Hecht gewaadnbsp;Haar dus vertoond aan ons, misleid door uwen raad,nbsp;Om uw geveinsde min, tot koediing van uw luden.nbsp;Te voeden, eu, vol weelde, in haaren arm te rullen ?nbsp;Weet gy wel dat gy haar uw trouw hebt toegezeid,
En niet volbragt ? dat zy door u is Ichdnis misleid ? JüLIAAN.
Louis.
’k Zal uw bckenteniflè
Hier niet verwachten, ga te raad met uw gewiflè.
’k Herroep inyn vonnis nooit: want zonder uwe fchuld, Ofzelf haar onfchuld meer hier aan te hooren, zultnbsp;Gy aan Lizandra voort de hand, als Bruigom, geeven,nbsp;]n ’t aanzien van dit volk, of’kzwceru,bymynleeven,nbsp;Dat ik een treurtooneel zal maaken van dcez’ plaats.
J U L 1A A N.
„ Wat raad, Finco?
FI N E O.
„ Heer, ik vinde niet veel raads: „ Want, naar ik merk, zal dit dien trotfen Weever weezen;nbsp;„Zyn Hem ontdekt hem; dies ons ’t quaadfte ftaat tenbsp;vreezen,
„ De tegenftant is hier toch vruchtloos, geef haar „Uw hand myn Heer, en red ons keven uit ’t gevaar.nbsp;„ Gedwonge banden mag men vry aan Hukken bréeken.nbsp;„ De dwang verbind nooit woord, dat ’s zonder tegen-J ULIA A N, /'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(tpreeken.
Gy zegt zeer wel. Wel aan , Lizandra, ’k ben gereed, Dcwyl myn hand aan u gelukkig werd belleed,
Laat myn gerechte hoop niet trooli’loos wederkeeren. Lizandra.
Gy weet wel. Graaf, uw trouw en liefde zalmyeeren; En fchoon myn fchoonheid u niet heel verplichten ken.nbsp;Uw woord verplicht u; ’k hoop dat ik u waardig ben.nbsp;Louis.
„ Nu naderd myne w'raak.
Julia AN.
Ik zal u nooit verlaten;
Maar ceren als myn vrouw. De Hemel moet myhaaten... Lizandra.
Zweer niet, ’kacht my voldaan nu ik de hand als Druid U geven mag.
Eo-
Geen lamp uw liefde immer fluit. Mevrouw, ’k wenfch u geluk ;myu Heer, lang moet gynbsp;Fin EO.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Om
De Hemel wil u in dien flaat vernoeging geven. Louis.
Ik ben zo ver voldaan. Men laat my nu alleen Hier by den Graaf, met vvien dat ik byzondre réénnbsp;Te fpreeken heb: wil t’zaam my in ’t gebergte beiden.nbsp;Ik Did. Heer Garzeran, de vrouwen te gei^idennbsp;lu alle zekerheid.
Garzeran.
’t Werd na uw wil volbragt.
Julia AN.
Hu hebt gy, fnode, daar gy lang hebt na getragt.
^lle binnen, bebalven Louis en ^uUaan,
ZEVENDE TOONEEL.
Louis, Jüliaan.
Louis, doet zyn Masker af. tVend gy my, Graaf?
Julia AN.
O ja, uw dapperheid en moed
Maakt u genoeg bekend.
Louis.
Wie ben ik, na uw gillen?
D n Weever Fedro.
Louis.
Neen, gy zoud wel kunnen milTcn. Beoogd my beter. Graaf.
hou zyn Ltujk en Pleister van zyn oog af.
j t: L I A A N.
Indien het wezen kon,
Na Ik nu zien kan, ’k zou gelooven dat gy Don
OF EDELiMOEDIGE WRAAK, joj
Louis de Vargas waard: maar die’s niet meer in’tleeven. Louis.
Ik ben die zelfde, ’k zal u daar bewys af geeven.
J U L I A A N.
„ ó Wonderlyk geval! hoe fpeelt gy met den menfch! Ik heb u. Don Louis, myn Ichuld betaald na wenfeh.nbsp;Uw Zuder weer geëerd met haar myn hand te geeven.nbsp;Wat wilt gy meer van my r
Dat gy niet meer zult leeven: N'et dat myn vroomheid door deez'daad ontluitlerd werdnbsp;Neen, ik weet zeker, en dit moedigt nu myn hart,
Dat ik gerechtig ben geftcld om u te ilratfen,
Het is des Hemels wil, die zal m.y wraak verfchalFen, Die guild dat ik noch leef, die wil dat dezen armnbsp;d’Uit voerder wezen zal van uwe ftraf. Befchermnbsp;U zelf nu zo gy kund, hier valt .niet meer te dralen.
J o L I A A N.
Is ’t moogelyk ? ik zag uw lyk ten grave daalen. Louis.
’t Was maar bedrog, het fchynt dat gy my nu niet kent. Dat hoont myn vroomheid, die leeft nimmermeer ge-fchent:
Dies trek uw degen uit; want gy van deze handen Zult Iterven.
J U L I A A N.
’k Bid myn Heer, het ilrekt uw roem tot fchanden, Zyt gy niet Don Louis, de Broeder van myn Bruid;nbsp;Wat dulheid dan dat gy uw Broeders dood belluit.nbsp;Louis.
Uw hand die heeft haar eer herfteld na ’t nedervellen, Gy' kund myn eer niet dan door uwe dood herftellen.
U w klagt is kragteloos.
JüLIAAN.
Ik hoonde nooit Louis.
G 4 nbsp;nbsp;nbsp;Louis,
-ocr page 108-104 don LOUIS DE VARGAS, Louis.
’t Is ’t eigen aanzicht daar uw hand die fchand indruiue. Hebt gy den Weever maar gehooiit, dat u gelukten,nbsp;Zo maak dan rekening dat u den Weever wéérnbsp;Zal dooden, om den moord zyns \'aders, omzyncer.nbsp;En wraak dat gy zyn Bruid zo eerloos zogt telchenden.nbsp;J U L 1 A A N,
Zy heeft myn min veracht.
Louis.
Dat gy uw fchuld bekenden Was nutter voor u zelf, Verrader, kom terftondnbsp;Verweer u.
Julia AN.
’t Sa dan.
Louis.
Daar.
JULIAAN.
Ei my 1 ik ben gewond.
O Hemel! ’k heb myn üraf rechtvaardig hier geleden. Ik bid u Don Louis, ei! luitlerd na myn reden,
Nu dat ik fterf, ’k beken, ’k heb tegen u misdaan.
Ik heb uw Vader valfch beticht en fchelms verraan: Vervloekte ftaatzucht heeft my daar toe aangedieven:nbsp;Het was myn Vaders wil, ’k bid, wilt het my vergeven,nbsp;’k Weet dat gy edel zyt; de nyd heeft ons vervoerd.nbsp;Louis.
’Jl Vergeef het u.
Juli A AN.
Ik fterf...
Louis,
Jk vind my noch beroerd
Om myne Zufter, fchoon myn vyand is verw'onnen. Waar van al ’t ongeluk myn ’s levens is begonnen.
Daar legt hy nu, ie my vervolgde. Hemel, geef Pat zynèn V ader ook gerechte ttruf beleef.
AGSTÉ
-ocr page 109-OF EDELMOEDIGE WRAAK. loj AGSTE TOONEEL.nbsp;Garzeran, Louis.
HGarzeran. nbsp;nbsp;nbsp;(gen?
eer Pedro! hoc, myn vrind! bedriegenmy myneoo* Wat zie ik! Dpn Louis?
Louis.
Gy zyt ganfch niet bedrogen; Ik ben het, waarde Vrind. Vergeet, dat ik tot nochnbsp;My niet ontdekte, ’t was noodzaaklyk dit bedrog.
Myn wraak heeft zynbegin,numoogtgymy wééragten Voor uw getrouwen vrind. Daar leit hy die daag tragteijnbsp;Na ons bederf, die my reeds waanden in het gafnbsp;Te zyn, krygt nu zyn loon van my.
Garzeran.
Hy heeft zyn draf
Bekomen Maar ’t is nu geen tyd om hier te blyven, Louis,
Ik rust niet of ik zal den Vader mede ontlyven,
Die door zyn fchelms verraad myn Vader bragt ter dood. Garzeran.
Stel deze wraak avat uit, de Koning is in nood, Zynhcir,aan ’twyken, is meest door den Moor verflagen;nbsp;Dies is het tyd, om nu een braave kans te wagennbsp;Ten dienst van onzen Vorst; en komen met ons volk,nbsp;Dat nooit gevaar ontzag, met fpies, en pyl, en dolk,nbsp;Hem moedig helpen, eer de zyne heel aan ’t vluchtennbsp;Tot fcheuring zyn gebragt, en voor een arger duchten,
I k twyftel niet, komt deze ons hulp in tyds te daê,
Wy hoopen niet vergeefs voor ’t algemeen genS. Louis,
Men ruk ons volk by een, op hoop van’s Hemels zegen. Garzeran.
Daar zyn zy,reets tot uw’ en ’s Konings dienst genegen.
NEGEN*
-ocr page 110-loS DON LOUIS DE VARGAS, negende TOONEEL.
Louis, Garzeuan, Valerio, Pedro, G u A R1N, en Gevolg van Rovers.
M nbsp;nbsp;nbsp;Louis.
yn Vrinden, gy hebt nu den regten tyd beleeft, Waar in de Hemel u een eerelyke uitkomst geeftnbsp;Voor al uw misdaan, die gy kunt doorlugtig maken;nbsp;Gy weet hoe ons den Moor komt met zyn heir genaken,nbsp;Hoe hy des Konings heir aan ’t deizen heeft geöragt.nbsp;Komt laat ons,groot van moed,met onze kleenemagt,nbsp;Den vyand liaan, wy zyn geoeffende Soldaten,
Die, voet by 't ftuk gezet, elkand’ren nooit verlaten; Zy bloode guilen, niet in wapens groot gemaakt,
Zyn door het plundren uit llagordren al geraakt;
Werd nu met kragt op hun den aanval voort begonnen, Den overwinnaar ziet zich zelf haast overwonnen.
Vecht voor u zelvcn, voor uw Vorst en ’t Vaderland, Laat ons met eer en roem nu fterven zonder fchand,nbsp;Voor die wy levende veèl hoons en frnaad aandeden.nbsp;Alle.
Wy wenfchen na den ftryd.
L ü D I s.
Zet u dan in geleden. Garzeran.
O dappren Veldheer 1 door dit eerelyk bell uit,
Strekt yders borst een rots daar ’s vyands fcharp afftuit, E-lks arm een blikfemtlraal, tot fchrik der Mauritaanen.nbsp;Louis.
pat gaat u voor; ik zal den weg van eer gaan baanen. Hier boort men eenige tyd bet krygsgernebtnbsp;van vegtende Legers.
Koning, Z üERO,LoRP.iizo,gewapent met uü-getrokke degens.
I^-T nbsp;nbsp;nbsp;ZfiERO.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cievryd.
IVlya Vorst, neem doch een paard, dat, g) uw lyf Koning.
6 Hemel, wees toch myn befchcrmer in deez’ rtryd, Daar ik uw recht befcheim, werp my niet heel ternedernbsp;Door ’t Heidens 'ongeloof.
Louis van binnen.
Keert wederom, keert wieder, Soldaten; w'ant den Moor heeft u niet overmant;
’t Is maar de vrees, houd moed, ik bid u houd maar ftant. Koning,
Wat voor en troep komt, met vermomdenaangezigten. Zo moedig ons le hn!p;my denl:t de Mooreu zwigten,nbsp;Zy vallen ruft'g aan en houwen ’t al ter neer.
Z o E U o
De Hemel heeft uw beê verhoort, op uw begeer. Koning.
Die zy voor eeuwig lof.
Zoet? o
Zy vlugten al, die trotzen.
Ik zie hun wyken, langs de boomen, na de rotzen. Koning.
Val aan Marquis, kom ftry om d’ecre van myn kroon t’ Herhellcn; ’k ben door u hier toegeraakt,uwZoon,nbsp;D'en bloodaard, laat zyn Vorst in dezen nood verlegen,nbsp;En volgt zyn wellust: kom, kom wagten wy de zegennbsp;Des Hemels, d'e ons nooit vergeefs zyn hulp toezend;nbsp;Ik ga u voor en maak van dezen llryd een end.
Alk binnen.
loS DON LOUIS DE VARGAS, ÉLFDE. TOONEEL.
Werd binnen gevogten, nxaar op Z ü e Rogekwest uit komt, van L o t) i s vervolgd, en na hem dennbsp;K o N I N G.
WZtTERo, neder vallende.
ie zyt gy, die dus, nader Mooren nederlagen, U w kling op Chrifteiien gaat wetten ?
Louis.
Durft gy vragen
Waarom ? trouwlooien fchelm, laat u genoeg v.yn, dat Hr Vargas ben, wiens bloed u nu in't aaiizigt fpat.nbsp;Koning.
Wat dat ik hoor!
ZuEIiO.
. Zo 7.yt gy, Don Louis, in’t leven? I.ouis,
O ja, dc Hemel heeft my’t leven willen geven,
Dat ik m) u vroomheid aan de waereld toonen zou.
Dat ik gerechte wraak zou krygen. Nu myn trouw Den Koning is bekend, die hem hielp overwinnen,
Zal myne ftraf aan u, meineedigc, beginnen.
Voor d’ongerechte hoon myn Vader aangedaan.
Door uwe valsheid a' te jammcrlyk verrain;
’t Is nu des Hemels wil, die niemant kan bepaalen,
Dat hier uw leven met de dood, cens zal bctaalcn De dood myns Vaders, die onfchuldig heeft gcleên.nbsp;ZUERO.
Ei my, rampzalige I ik derf: wees nu te vreên,
O V aigas! want gy hebt gcwenfchte wraak bekomen, ’k Reken ’k was d’oorzaak dat het leven is benomennbsp;Aan uwen Vader, ’k Bid, vergeef het my, gelyknbsp;ïk u myn dood vergeef.
L o u I s.
\ etrader..,
OF edelmoedige WRAAIC. löd
K o N 1 N G.
Flier is blyk ' '
Genoeg; hou op, Louis, hy heeft hct al beleden. Louis.
Zyn Majefteit heeft het gehoort; ’k hou my te vreden j Zyn Zoon die heeft het voor zyn fterveu ook bekend,nbsp;Die ’k flus de doodfleek gaf, en hielp hem aan zyn end,nbsp;Voor al zyn fchelmfch verraad, en booze tierannfjen,nbsp;Waar door ik in ’t gebergt myn zelf met rooverijennbsp;Behelpen meest. Hy had myn Ziulers eer gerooid,
En zocht de fchennis van myn Bruid, aan my beloofd; Hy heeft, toen ik hem dit beletten wou, zyn handennbsp;Gefchonden eerloos in myn aanzigt, my ten fchanden.nbsp;Nu buig ik my , 6 Vorst! voor uwe voeten néér,nbsp;Indien ik llraf verdien, zo flrafmy; om myn eernbsp;Heb ik als Edelman myn wraak gezocht.
Koning.
; nbsp;nbsp;nbsp;Uw daaden,
O dapp’ren Don Louis! verdienen myn genaaden:
Uw llrytbren oorlogstroep heeft my verpligt; ’k beken Dat ik de zegen aan uw vroomheid fchuldfg ben.
Dat uw Soldaaten zich vry alle voor my toonen.
Ik wil haar kennen, en hun trouwe dienst beloonen. Loots,
Op deze hoop heb ik hen alle hier by my Qntboón, op dat men van den vyand meefter zy,
Om uwe Majefteit eerbiedig te begroeten.
TWAALFDE T O O N E E L.
Ga HZ F-RAN, Koning, Lonis,VAr. erio,
G o A R IN, en Gevolg van Soldaten.
WGarzeran.
y oifren, groote V orst! ons leeven voor uw voeten. Valerio.
y dienen trouw, ’k bid dat uw goedheid ons verfchoon.
Ko-
-ocr page 114-110
DON LOUIS DE VARGAS,
K O N I N G.
Wacht dan van my dat ik u Koninklyk beloon.
Rvst op, uw heldcndaan gaan nook uit myn gedachten, ’k Ve,geef u alles, wilt vooitaan uw pligt betrachten.nbsp;Lc Hemel heeft door u deez’ oorlogstwist geflist.
Uw dapperheid heeft al uw misdaan uitgewist. .
’k Zeg andermaal, lyst op , het is u al vergeeven. Alle.
Lang leef lyn Majefteit, lang moet den Koning leven. Kon ING
V nbsp;nbsp;nbsp;oerd de gevangens weg, en zonder tydverlies.
’r Is Pedro na het kleed, na ’t aanzicht Don Louis.
Uit komt my vremt te voor; het fchynen tooverijen.
Ik bid u, moedig Heer, laat my niet m^eer in lijeii,
Zyt gy Heer Vargas.^
Louis.
Ja, ik ben het zelf Gnarin;
De Hemel zy gedankt dat ik u weer mag zien.
K^aar uw getrouwe knecht zo lange te bedriegen,
]V,yn Heer, ’t is wat te grof, ja zeker, zonder liegen. Louis.
G uarin het moest 7,o zyn, Hel u daar in gerust.
G U A R 1 N.
Zo doen ik, Heer, gun dat uw flaaf uw voeten kust. Lom s.
V nbsp;nbsp;nbsp;olg my naar ’t Hof,uw dienst zal daar geen loon ontbree-
G u A R IN. nbsp;nbsp;nbsp;(ken.
Dat is een hart’lyk woord: och ! was het al gebleeken. Was ik weer Edelman de Boer die had dan uiLnbsp;Koning.
Leeft uwe Zufter noch ?
Louis.
Ko.
Daar komt zy, mret myn Bruid, Om uwe Majefteit geluk en heil te wenfehen.-
-ocr page 115-Zeg ons welke is uw Bruid ?
Louis.
De minlykfte aller menfchen, Die, fchoon dat ik als Vorst een Koninkryk gewan,nbsp;My waardig lyn zou; ’t is Maria de Luxan.
K o M I N G.
Ik ken haar aadlyk Huis, daar zy is uit gefprooten, Waar van de Kroon altyd veel dienften heeft gcnooten.
DERTIENDE TOONEEL.
Pedbo, MftRiA, Lizandra, Koning, Theodora, Rozélla, Louis,nbsp;GaszRRAN, Gevolg vannbsp;Soldaten en Rovers.
M nbsp;nbsp;nbsp;Pedro.
evrouw, daar is hy dit Kaftiljens fcepter torst. Maria.
Ootmoedig kuflèn wy de handen van den Vorst.
Lizandra.
De Hemel geef hem heil.
Koninc.
Staat op, ’t is ons begeeren De Zufter en de Bruid van Don Louis nu te eeren.nbsp;Lizandra.
Wat zie ik, Hemel! ach! myn Broeder, aeh! zyt gy ’t ^ Of is ’t uw geest i helaas! Zy omhelst hem.
Loüjs.
Ik ben het zelf; verblyd
U waarde Zufter: want het uur is eens gekoomcn,
Dat myne en uwe wraak voldaan is: wil niet fchroomen; Gy ziet de tyd, waar in uw vyanden teu valnbsp;Geraakt zyn, dat uw eer met roem herltellen zal.
Graaf Juliaan, die ons vervolgde, is reeds om ’t leeven. Heer Garzeran zal u de hand als Bruigom geeven,
Zo
-ocr page 116-Zo ik by hem den naam van Broeder waard mag ïynj Zo raakt hy mee ten eind van zyne minnepyn.
Indien ’i de Vort gevalt.
Koning,
Ik 7.al nooit vreugd beletten.
G A R Z E R A N.
Nu hangt myn heil aan u.
LlZ ANDR A.
Zyn woorden zyn myn wetten, ’k Genoeg my in zyn wil.
Garzeran.
Wat overgroot geluk!
Zó raak ik onverwacht ten einde van myn druk. Koning.
Door zulk een dubble trouw zal alle vreugd verrneeren,
In myne zegepraal. Komt volgt my t’zaam,gy Heeren^ Daar Don Louis verfchynt als d’Atlas van myn Ryk.nbsp;Loots.
Myn Edelmoed’ge Wraak geeft hier gerechte blyk ,
Dat zelden fchellemltuk zo voortgaaii zal in’tdwaalen, üf kreuple Üraf die zal in ’t end noch achtethaalcn.