(’ nbsp;nbsp;nbsp;DEnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'/
DRIE GEBROEDERS
Gevolgd naar het Franfche van den Heer DS LA FoHT.
By Izaak Duim, Boekdrukkeren Boekverkoopcr, kczuidenhet Stadhuis, by den Dam. 1734*
Met fiiyiltsnt.
-ocr page 2- -ocr page 3-¦i
7^En Heer de la Font, fpreekende van dit Kluchtfpely genaamt LestroisFreres Rivaux,
reden heeft gehad zynen arbeid, aan het zelve te
Zegt onder anderen: dat het in den beginne, toen hy het zelve gemaakt had, gefcheenen hadde , alsnbsp;of bet ten eenemaal in zyne geboorte zoude gejmoortnbsp;hebben , dóch na dat het zelve eenige malen vertoond, en aan den Adel en het gemeen bekend wasnbsp;geworden, was het wederom met zodanigen luijiernbsp;uit dien poel des Afgronds opgerezen, dat hy nooit
kofte gelegt, te beklagen.
Indien het nu op diergelyke wyze met deze Drie Gebroeders Medeminnaars afloopt,nbsp;zal ik ook nooit reden hebben mynen arbeid, vannbsp;dezelve naar myn gering vermogen uit Hrankryk innbsp;Holland overgehracht te hebben, te beklagen: dochnbsp;het zelve in tegendeel kwalyk uitvallende , zal iknbsp;rny troojien met het Vaars eens beroemden Dichters,nbsp;zeggende:
Dienoit wil kwalyk doen, die Oape nacht en dag.
Of met de zo oude als gemeene fpreekwyze ,
Wie kan het toch ramen ,
Dat ieder zegt Amen ?
Want hoe men ’c ook maakt,
Den eenen pryft, den andren laakt.
H: V: E. C 0~
-ocr page 4-T^U Staten van Holland en Weftviiefland doen te weten ; alzo Ons te kennen is gegeven by de Regenten van het Wees- en Oudenbsp;Hannenhuys deiStad Amlteidam, en in diequaliteycen te Tarnen Ejr-genaais , mitsgaders Regenten van den Schouwburg aldaar, dat zynbsp;Supplianten,eenigcjaaten hadden gejoüill’eert van’t Odroy ofPii^nbsp;vilegieby hen van Ons op den 25. May 1714. geobtineert.waarbyWynbsp;aan hun Supplianten goedgunfteiyk hadden geaccoideeit, en geoc-icoyeert, om, geduutendeden tyd van vyftien doen eeift achtereennbsp;volgende faaien,de 'ï’etken,dic ten dienfte van het Toneel reersnbsp;¦waren gedrukt, en van tyd tot tyd nog verder in het lichtgebtagt,ennbsp;tenToneele gevoertzoudeninogen werden, alleen temogen deuk-ken, doen drukken, uyrgeeven ende verknopen , en bevonden dat denbsp;Jaareii,by ’t voorfz. Oclroy of Privilegie genoemt, op den 22. Maynbsp;J729. Rondte expiteeten; ende dewyl zy Supplianten ten meeftennbsp;dienfte van den Schouburg, waarvan hunne refpeftive Godsbuyzennbsp;onder andere mede moeten worden gefuftenteert, de voorengemeldenbsp;Werken, zoo van Treurlpellen, Dlyfpellen , Klugten, als anders, dienbsp;leets gedrukt, en ten Toneele g voert zyn , of in toekomende ge-drukt,en ren Toneele gevoert Zouden mogen werden ,geeinc alleen,nbsp;gelyk voorbeen , zouden blyven diukken , doen drukken uitgeven ennbsp;verkopen,ten einde dezelve Werken door hetnadrukken van andere,nbsp;haar luiftet ,fo in taal, als in fpelkonft , niet mogien komen te vet-lielen, en dewyle fulx haai Supplianten,na de expiratie van ’t boven-gemeldeOiftioy, nietgepermiitcertwas,'zo keerden zy Suppliantennbsp;hïrr tot Oiis.reverentelyk verzoekende , dat Wy aan hnn Suppliantennbsp;in kwalitevten voorfz. geliefden te verleenen , prolongatie van httnbsp;vooifz Oftroy ofPrivilegie ,0111 de voorfz. Werken , zo van Treut-fpclien,Blyfpellen,Kluchten,a Isandeis.tcets gemaakt,en ten Toneele gevoert,of als nog in het ligt te brengen,en ten Toneele te voeten,nbsp;den t' d van Vyftien eerft komende,en achtereenvolgendeJaaren, alleen quot;te mogen drukken en Verkopen, ofte doen drukken en verkopen,roet verbod aan alleandere op feekercboogePeen'e byOnsnbsp;daartegensteftatueeten, SOOIS ’t dat Wy,de Saake,cnde’tvoorfz.nbsp;verzoek overgemerkt hebbende, endegeneegen weezende, rer bedenbsp;van dfSuppliamen uytOnzeregteweten(chap,SouveraincMagt endenbsp;Authoriteyt.dcfelveSiippüanten geconferteeit,geaccordeeit,enge-occroyeert hebben, confenieeren , accordeeien en oftroyeeten hen bynbsp;dcezen , dat fy ,gcduurendc den tyd van Vyftien tetft Agtetcen volgende Jaaren, de voorfz. Werken , die ten dienden van het Toneelnbsp;reets waren gedrukt, en van tyd tot tyd nog verder in het ligt ge-bralt;rt,en ten Toneele gevoert zouden mogen werden,in diervoegen,nbsp;als ziilx by deSu pplian ten is verzogt,en hier vooren uitgedtukt ftaat,nbsp;binnen den vooifz Onzen Landenalleenzullen mogen Drucken,nbsp;doen Dtucken,uytgevenende verkopen,verbiedende daarommeallenbsp;«nde eenen ygelyken dezelve vVetken,in't geheel,ofte ten deelc tenbsp;Orucken.iiaarte Drukken,te doenNaardrucken,teVeihandelen,oftenbsp;te Verkopen,ofte eldeis Naargedtukt,binnen den felven Onlen Landen tebrengen.uyt te geven,of te Verhandelen en Verkopen,op Verbeurte van alle de nagedrukte,ingebr3gte, verhandelde ofte verkogtenbsp;.Exemplaren,ende een boete van drie duyfend guldens daar en bovennbsp;te verbeuren, te Appliceeten een deade part voor den Officier, die de
-ocr page 5-Calange doenzal,een deidepartvootden Aimendetplaatzendaat het Cafus vooi vallen zal,ende het refteerende derdepart voor deSup.nbsp;pUanten, ende dit t'elkens zoo meenigmaal, als dezelve zullen wet-den'agterbaalt, alles in dien verflande, dat Wy de Supplianten meenbsp;dezen onzen Ofttoye alleen willende gratificeren totverhoedingenbsp;Van hunnefchade doorbet Nadrukken van de voorfz. Werken, daarnbsp;doot ingeenigen deeie veiflaan, deninnehouden van dien teautori-feeien, ofte te Advouëren, ende veel min dezelve onder onze Pro-texie ,ende bercherminge.eenig meerder Credit .xanzien ofte reputatie te geven, nemaar de Supplianten in cas daar inne ietsonbehoor-lykszoude influëren,alle hetzelve tot hunne Lallen zullen gehoudennbsp;Vreezen te vetaut woorden, tot dien eynde wel exprelfelyk begeeten-de,dat by aldien zy dezen onzen Ofttoye voor dezelve Werken zullennbsp;willen uellen,da3r van geen geïbbrevieetde ofte gecontraheerdenbsp;tnentie zullen mogen maken,nemaar gehouden wezen het zelve Octroy in ’t geheel, en zonder eenigeomtllie daarvoor te drucken ,oftenbsp;doen drucken, ende dat zy gehouden zullen zyn,een exemplaer vannbsp;de voorfz werken, op Groot Papier, gebonden en welgeconditto-neert, te brengen in deBibliotheek van onlé UniverCteyi te Leyden ,nbsp;binnen den tyd van zes wecken, na dat zy Supplianten dezelve Werken zullen hebben beginnen uyt te geeven , op een boete van zes hon-dcit guldens, na expiratie dei voorfz. zes weken, by de Suppliantennbsp;te veibeuren ten behoeve van deNederduytlèAtnten van de plaatsnbsp;alwaar de Supplianten wonen; voorts op peene van met ’et daad vei-fteeken tezynvan heteffeA van dezen oëttoye.Datookde Supplianten , fchoon by het ingaan van dit O^roy een Exemplaar gelevetrnbsp;hebbende aan de vootfz.Onfe Bibliothcek.by zoo verre zy gedtiuten-de den tyd van dit Oflroy defclve Weikcn zouden willen herdiuckennbsp;met eenige vermeerderingen , of anders, hoe genaamt,of ook in eennbsp;ander formaat, gehouden zullen zyn wederom een ander Exemplaarnbsp;van de gemelde Werken , Geconditioneert als vooren , te brengen innbsp;de vooiTz. BibIiotheek,btanende{elve tyd, en op de boete en penaii-teyt,als voren.Ende ten eynde de Supplianten dezen OnzenConfen-te , ende Oötoye mogen genieten, als naar bchooten,Laften wy allennbsp;ende eenen ygely ken,dien het aangaan mag,dat zy deSiipplianten vannbsp;den inhoude van dezen docn,Iaten,ende gedogen,ruftelyk,vredelyknbsp;ende volkomentlyk genieten ende gebniyken ,cesfeiende alle beletnbsp;ter contiaric. Gegeven in den Hage, onder onzen Groten zegele hiernbsp;aan doen hangen op den zevenentwinrigftenMey, in'tjaatonzesnbsp;Heeien en ZjiTigmakers duylënd zeven honden agtentwintig. '
J. G. V. Boetzelaar.
Onder flond, Ter Ordonnantie van de Staten,
wasgetekent WILLEM Bürs.
Lagei flond,
Aan de Supplianten zyn, nevens dit Oiltoy ,tcr hand tcfteltby Extract Authenticq,haat Ed. Gr. Mog. Refoiutien van dei. a». Juny.nbsp;t7JS,en 30. April, 1721, ten einde om zigdaatna te teguleen#.
De Regenten van hetWees- en Oude Mannenhuis hebbenhurr-ne voorfz. qualrteit, hettechr van deze Privilegie, alleen voorden re-6enwoordigenDruk,vanrfeDneGf4™lt;?m Medeminmars, KlKultfitl i. Vergund aan Jrawife Dwint, Xn Amjieldtam y der/ 6 Aif^ujiv.s y rquot;^a--
-ocr page 6-P HILID o o R. ecti ryke Hagenaar.
Jacob A, Vrouw ^
Angelika, Dochter gt; van Philidoor.
Merlyn,.Knecht nbsp;nbsp;nbsp;J
Baron Lizimon, Gebroeders, Minnaars
, nbsp;nbsp;nbsp;Tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;L van Angelika , en Kapi-
Marq^üis Lizimon, ^ nbsp;nbsp;nbsp;Regin;ient va»
Graaf Lizimon, J Schralenftein.
L A R o N c E een Lakey.
Het Tooneel is op de Buitenplaats van Philidoor, op de voorplaats van den Tuin, buiten’s Gravenhage.
-ocr page 7-Pag: i
DRIE GEBROEDERS
EERSTE TOONEEL.
t)
/At ’s nomro één; en,dat is nomrp twee; de lefte Is nomro drie, en naar ’t my toefchynt ook de befte.nbsp;Drie beurzen vol met Goud ! gewis men mag hem voornbsp;Gelukkig achten die thans wopnd by Philidoor:
Is hier noch iemand die zyn Dochter graag wil trouwen? Die geef zich aan by my, zo is hy wis behouwen,;
Want ik kan maken, als hy maar wat ryk’lyk geeft.
Dat hy ftraks toegang tot myn Heer ’s Familie heeft.
Ik heb ’er thans al drie, die my hun mildheid toonden, En elk myne yver met een,beurs vol Goud beloonden:nbsp;2y denken alle drie hun Min bekroond te zien,.
Doch dit geluk zal maar genieten een’ van driên.
Den eerften heeft het woord gekregen van de Vader; Den tweden heeft het van de Moeder; maar veel nadernbsp;TVnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;derden, want die heeft het Ja-woord van
De Dochter, zo dat hy zich ’t meeft’ verzeek’ren kan. t Zyn drie Gebroeders, en ’t zyn ook drie Kapiteinen',nbsp;Van eenerhande Naam, en kaerels als Romeinen!
Door my zyn zc alle drie by ons in huis befteld,
A nbsp;nbsp;nbsp;Plet
-ocr page 8-2 DE DRIE GEBROEDERS,
Het kofttc my veel moeite, en hen niet minder geld, Wyl ik van yder, een dier beurzen heb gekregen;
Doch zien wy verder hoe de zaaken zyn gelegen.
Den eene is een Baron, den andren cen Marquis,
De derde een Graaf... .’k Heb by die reek’ning geen verlies !
Maar toch de Jongfte weet het befte noch te leeven,
Hy kend zyn’ waereld wcl,hy heeft me’t meelt gegeven, Dies diene ik hem ook trouw; want voor die meerdernbsp;geeft,
Is ’t billyk dat men ook te meerder achting heeft.
Doch ’t befte is, zy zyn noch onwcctend’ in die zaken, Dat ze alle drie op een en ’t zelfde voorwerp blaken;
Ik houw die pas zo fchoon bezet van dat h'ortres.
Dat elk onkundig blyft van ’s anders Minnares.
Bloed! die Mejuffer trouwd, krygt geld by heele tonnen, Want goude bergen heeft de .vaar aan ’t Hof gewonnen:nbsp;Doch ’t is niet evenveel wie na haar Huw’lyk ftaat.nbsp;Want voor de Pleitrok heeft ze een’ heimclyke haat;
Het moet een Kapitein of diergelyke wezen ,
Zy denkt een Oorlogsheld kan haar het beft genezen;
’t Is daarom ook dat ik, waanneer ik by haar ben,
Dat Volkje zo veel roeme en pryze als ik maar ken ^
Om dat zy nooit haar’ gunft tc mywaarts zou verkleinen____
Maar zagt^ de droes, daar zie ik een’ der Kapiteinen; Het is de Jongfte, die de Juffer hebben zal.
Hy komt al fluipende, om tc zien of het geval Hem fomtyds bracht by haar die hy hier zal verbeiden;nbsp;Of moog’lyk hebben zy malkandren hier befcheideii/,..nbsp;’k Bedriegme niet; zy komt en heeft hem ras gehoord.
tweede tooneel.
ilNGEUkAj Graaf LizimoNj Merlyn.
NMerlyn.
U, nader vry; Merlyn wxet immers van de moo^,
En
-ocr page 9-£n is gelyk gy weet geheim in alle zaaken. nbsp;nbsp;nbsp;¦
Hy ziet dat Graaf Lizimon en Angélikd malkanderen groeten.
Hei, feldrement! houd op met komplimenten maken. Graaf.
Mejoffer, wat geluk, dat ik u dus ontmoet;
Zyt van een’ Mimtaar, die uW flaaf wil zyn, gegroet.’ Mag ik haaft hoopen dat ge u eens zult gunftig toonen•nbsp;En dat de Huw’lyks-band myn’ Liefde zal bekroonen ?nbsp;Spreek, fchoone Angelika.
Angelika.
Hoop, Lizimon; en weet, Myn oogmerk is, dewyl ge uw Liefde aan my befteedjnbsp;Dat ik van dezen dag daar over met myn Vader.
En Moeder ïpreeken wil, om: dus myn h^? vy'at nader Aan hun te ontdekken; want het is nkt lang geleên,. ^nbsp;Dat zy beflooten my in ’t Huw’lyk te doen tre^n,
En my een Minnaar van de Studie op te draaien:,-Maar wyl' de Pleitrok my toch nimmer koft bebaagen, , Hadde ik eene af keer voor een Minnaar van dien aartjjnbsp;Het welke ik daad’lyk aan myiie ouders heb verklaard;nbsp;Nu willen ze, om my niet myn hoop te doen .verliezen^nbsp;Eerlang een Officier tot.hunne Schoonzoon kiezen.nbsp;Merlyn.
Mejuffer heeft gelyk. De Pleiters,van het Hof,
Met hun gefronft gelaat, zyn al te plomp en.grof^ ^
En voor het meert gedeelte in ilechte reputatie :
Ook is .’t ee,n grootfehe en eene onaangenaame Natie, Voor Vrouwen onbekwaam: door dien ze veel te veelnbsp;yerflaafd zyn aan ’t Proces. Maar weet in tegendeel,nbsp;Lang leeve een K^itein! met zyne krygsmanieren.
En wandel., die hy weet zo, aangenaam te lieten,.
Dat door de aanminnigheid die hy in ’t fpreeken, heeft,.
Want zulke kunnen ’t beft de Vrouwtjes, k^reffeten;.
V»oKK/»n ïnfl- 4-.,J nbsp;nbsp;nbsp;___. ril___«i _______
De fchoonrte Juffer zich terftond gevangen geeft.
)ie hebben luft en tyd. Voor my, ik wil u zweeren, Wen ik een Juffer was die veel begaafdheid had,
Enaldefchoonheid, die natuur ooit fchiep, bezat,
Zo dat ik booven elk in fchoonheid wierd verheven,
’k Zou me aan de wapens van myn Heer llraks overgeven'. Graaf.
Merlyn, gy zytte veel verplichtende.
MeR LVN.
ÓMynHeer,
Ik fpreék de waarheid. „ Maar uw geld is ’t, dat ik eer’! Graaf,
De ftudie leid ’er veel’ zo zeer in ’t hoofd te maaien,
Dat zy daar door te ftraf der vrouwen Sexe onthalen.
M EREYN.
By voorbeeld, zeid men niet van Damon de Advocaat j Dat hy een zotskap is al waar hy gaat of ftaat?
Die vaak een heelen dag de groote zaal gaat veegên;
Die door verwaandheid meend het zwaarfte in deugd te wegen;
Die met veel fchoon papier gaat pronken in zyn zak; Steeds contra oordeeld, of zo maar ab boe 6r ab hacinbsp;Die niemand liever dan zyn eigen zelfs mag hooren;
Die door hoogdraventheid tracht yder te bekooren;
In redenwifTeling opfnyd van groot bewind;
Die maar zich zelven acht; die maar zich zelfs bemind; Kortom een kwiebus,die men gaan ziet langs de wegen,nbsp;Des morgens zonder, en des avonds met den Degen.nbsp;Waar vond men grooter nar ?
AncelikA.
Merlyn, na dat ik merk,
Gy maald portretten ?
Merlyn
6 Mejuffer, dat ’s myn werk. Lang lecv’ het Óorlogsvolk, voor al de jonge vrouwen ?nbsp;Gy waart gelukkig zo gy t’famen kwaamt te trouwen.
Graaf, tegen Angelika,
Mërlyn.
Net geraan. .
É
-ocr page 11-MEDEMINIJAARS, nbsp;nbsp;nbsp;|l
Maar niet te min ik beef!
Angelika.
lil
Waar komt u dat van daan ? Graaf.
Ik bidde u, wil ons daar de reden van ontdekken. Merlyiv.
„ Ik zocke op deze wys noch weer wat fplint te trekken. Akgeeika.
Wat zegt gy ?
MkRLYN.
Ik? och, niets.
Angeeika.
Nu, zeg ons de oorzaak maar. Merlyn.
Gy wilt een Kapitein tot Bruidegom, niet waar? Angeliria.
Welnu, Merlyn?
MERLYIf.
Wei nu. Uw vader wil volkomen Uw zin voldoen, want hy heeft giftren voorgenomen,nbsp;Een zeek’re Kapitein, daar juift zyn oog op viel,
Aan u te geeven.
Graaf.
Ach! dat fiiyd my door de ziel.
Ik ben verloeren!
Merlyh.
„ Bloed! ’t is wel van my verzonnen. Angelika.
Ach, welk een’ wreede maar’!
Graaf.
Wat nu voor ons begonnen ? geef ons raad, Merlyn, ik hoope op u alleen.
Daar ’s noch een’ beurs. Gy zyt vernuftig in al ’t geen Gy onderwind. Ei neem.... Gy kunt wel iets verzinnen,nbsp;Waar door ik kom de gunft van Philidoor te winnen.nbsp;Merlyn.
Ik zou dan twémaal geld van u aanvaarden? hoe!
6'- DE DRIE GEBROEDERS,
Durft gy ïulks denken?neen:’k Ben daar al teeerlyktoe-Graaf.
Ik bid..;. Want gy kunt ons alleen behulp^aam wezen.
M E R L y N, iet geld neemende.
Helaas! het k wel waar, ’k laat my te ras belezen:
’k Ben noch te oimozel in de waereld!
Graaf.
Maar ik weet,
Dat gy, indien gy maar uw rninfte vlyt bedeed.
Wel maken kunt dat wy dien hoek te boven komen; Want Philidoor heeft deeds uw zeggen aangenomen.
,MerlyN, na zicb een vieinig bedacht te hebben. Wel aan, ‘ik geef het geld tien dubbeld wederom,
Zo ik nxQt maak dat gy van daag word Bruidegom:
’k Weet hu die zwarigheid wel uit den weg te ruimen, Zo maar Mejuder niets van haar kant wil verzuimen;nbsp;Want zie, ’t kod beuren dat my zulks veel helpen kon?nbsp;Angelika.
Wees;'daar niet voor bezorgd. Ëngy, Heer Lizimon, Stel u gerüd, ik zal, tot mind’ring onzer kwaaien,nbsp;Bezoeken'öf ik kan myn Vader overhaalen.
M ERLYN.
Zoniet, dan. vinde ik licht al weer wat anders: want,
’t Ontbleékt^y nimmer aan uitf inding’ noch Verdand.
Angelika. nbsp;nbsp;nbsp;(men.
Myn Heer,vertrek zo lang,en wil in’t mind niet fchro-Maar-maak hiér'óver een kleén uurtje weer te komen.
derde t o o n e e l.
‘M ÊRtYN, nbsp;nbsp;nbsp;zy» lejle beurs._
Dat’^wx^Peeil yetj-e! bloed! j Waar wddft’hfeen,Merlyn?
Dlisjdóéiide'inaakt'gy vati üWZak'éên'Magazyh? 'Ö' l^.kfheb fjed hójid' zo lief^ dit’s iets, dat Waarlyk waar is..nbsp;Dat ‘Zelf geéri Pïö'cüreür','geeli Smoiis, nóch geendsTotaris,nbsp;Daar '^0 veeleachting'öölt' Voor' hebben kon, dan ik.
Want ’k bert‘té''Wöbdéf Ihet'die beuftiekiil ftiyh fchik; ¦
‘ : nbsp;nbsp;nbsp;Myn
-ocr page 13-M E D E - M IN N A A R S. nbsp;nbsp;nbsp;7
Men kan op zulk een v/ys noch al veel geld vergharen ? Maar na dit jaar komt licht een kwaad jaar: laat ons lpaa~nbsp;En niet zo keven als ’er doen een party knechts. (rennbsp;Myn groote zinfpreuk is: Te trekken jlinks en rechts!
Ën’t gaat tot noch toe____Maar, ’k mocht myn Fortuin
wel groeten,
Zo de oudftc Broeders hier malkandren eens ontnioetten! Zy hebben allebei het Jawoord ook, ’t is waar.
En zy verbergen (leeds hun liefde voor malkaar:
Of zo zy by geval den Jongden hier eens vonden.
Dan was ’t noch dimmer,en het zou ’er duivels honden! Want ik heb ze alle met de zelfde hoop gevlyd;
Én zo zy dat malkaar verklaarden, welk een fpyt , Zou elk van hen dan niet om dit bedrog gevoelen ?
Zy zouden my wel licht, om hunnen haat te koelen, Vermoorden willen, en wat raad in dat geval gt;
Eene onbefchaamdheid, want die wint toch overal.
Maar achl zint Jut ,ik beef!.,. wat zie ik voor myne oq-gen?
Daar komenze allebei. Waarachtig ’t is geen loogen.
Met wat verwondering zal d’een’ den and’ren zien! Courafie nu, Merlyn, gy kunt het niet ontvlien.,
VIERDE TOONEEL.
Merlyn; Baron Lizimon, en Marqois Lizi* MON, elk van een byzondere zyde uitkomende tnbsp;zonder malkanderen te zien.
Baron.
j) JL j-Eer Philidoor heeft my alhier ter plaats befcheiden. Marqüi s,
¦gt;¦gt; ga, daar ik Meyrouw Jacoba moet verbeiden. Baron.
„ Hy heeft me ontboden om de zaaken af te doen. Marqois.
„ Zy liet me weeten dat ik my moed herwaarts (jxiên.
A 4 nbsp;nbsp;nbsp;Ba-
-ocr page 14-Baron.
„ Hy denkt me een ecn’ge Zöon te lyn, en uit dien hoofde Was ’t wel het meeft dat hy xyn Dochter my beloofde.nbsp;Mar4üis.
„ Zy gaf me alleen haar woerd, na dat ik merken kon,
„ Om dat zy my houd voor den een’gen Lizirtion. Baron.
„ De Naam van Lizimon zal zyn geflacht verderen. Marquis.
Myn Naam kan de aéhting dier familie veel vermecrcn. Merlyn,
„ Ja, trouw haar allebei, de Jufter ftaat alrcê:
„ Maar ’t beft van alle is, dat ’er gdene van die twee „ Aan ruiken zal, ten zy Merlyn, om zo te fpreeken,
„ De moeite nam van juift terftond de moord te ftcekcn.
Baron, ziende Merlyn.
„ Zie ik Merlyn daar niet ?
M A R Q u I s,
„ My dunkt daar is Merlyn ? Baron, ziende de Marquis.
„ Maar hoe! wat zie ik nóch? ó Hemel! kan het zyn,
„ Het is myn Broeder! nbsp;nbsp;nbsp;-
Marquis, ziende de Baron.
„ Wie vertoond zich voor my ne oogen ? „ Is ’t niet myn Broeder ? ja: ik ben gcenfins bedroogen.nbsp;„ Hy is ’t.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'•
Baron, naderende de Marquis.
Wel hoe! Marquis, gy hier?
Marquis.
Wel hoe! Baron,
Ik fta verflagen, wyl ik nimmer denken kon U hier te vinden.
iMerlyn.
„ Hoe of dit noch af zal lopen ?
„ Daar meé gaan zy malkadr de ganfche zaak ontknopen! Hy maakt eenige Complimenten tegens de Lizimons.
M A R.
-ocr page 15-MEDEMINNAARS. amp; M Apqui$.
Ha, goeden dag Merlyn.,, ’k Sta hier verwonderd van. „Doch ik moet deeze rtrik ontwarren als jk kan.
Wat maakt gy hier, Baron? wil my ’t geheim ontleden. Babon.
Neen, liever eerft van u: want gy komt zonder reden Hier ook niet, en my dunkt ik heb noch grooter recht.nbsp;Dies wil ik dat gy my het eerfle uw’ reden zegt,
Daar na zal ik u doen van myn kant openbaaring. Merlyn.
Maar, Hedren, wat voor nut iteekt toch in die verklaaring ? Marquis.
Zwyg; laat ik zeggen om wat reen ik herwaarts kom. Weet, Heer Baron, dat ik hier ben gekomen omnbsp;Myn Huw’lyk met de feboone Angelika te fluiten.nbsp;Baron.
Myn oogmerk is het zelfde, en daarom kome ik buiten. MARQ.OIS, toornig.
Wat zegt gy!
Merlyn, twjjcben beiden.
Vree, Meffieurs. Bezadigu; want zo
Myn Meefter wierd gewaar, datgy_____ maarapropó,
Myn Heeren OlBciers, wat is ’er nieuws ?
M A R Q^ü 1 s, gevende Merlyn een floot, Wy weeten
Geen nieuws, dan dit: verftaat gy dat ? gy eervergeeten Schavuit!
Merlyn.
„ De droes'. dat was noch al geen linkfen floot. Baron.
Ik kom hier, om dat my Heer Philidoor ontbood.
Zie hier den Brief: want hy heeft my zyn woord gegeven, Marq^dis.
Mevrouw Jacoba heeft my ook een Brief gcfchreven.
. nbsp;nbsp;nbsp;Baron.
Angelika is door dees Brief my toegezeid,
Van haaren Vader.
A s nbsp;nbsp;nbsp;Mar-
-ocr page 16-loDE DRIE GEBROEDERS, Marquis.
Dat ’s een evenredigheid.
Ze is door haar Moeders Brief aan my weer opgedragen.
Baron, lezende den Brief mn Philidoor.
Aan den Heer Baron Lizimon, Kapitein in hef Regiment van Schralenftein.
Myn Heer Baron, geliefd my de eere aan te doen van ip myn Buitenplaats te komen, ik ben van vóórnemen omnbsp;van UE. te fpreeken tegens myne Vrouw en Dochter; ennbsp;ik twyffel niet of gy zult haar aangenaam zyn. Dochnbsp;komt niet ten eerflen in huis, maar geliefd zo lang tenbsp;^wandelen in de Alléé van myn Tuin, aldaar zal ik mynenbsp;Vrouw en Dochter geleiden; en het zal zyn, om ald,usnbsp;met onze eerjle byeenkomfl alles wel te bezorgen.
U: E: D.
Philidoor.
Marquis, lezende den Brief van Jacoba.
Aan den Heer Marq.ois Lizimon , Kapitein in het Regiment van Schralenftein.
Myn Heer de Marquis, het is van daag dat ik met myn Man en Dochter over u fpreeken zal, om noch deze dagnbsp;een einde van uwe wenfchen te maken. Maak fiaat opnbsp;myn woord. Laat u alleenlyk vinden in myn Tuin, daarnbsp;ik u verwachten, en met myn Man en Dochter korttennbsp;zal; die, als ik hoope bebaagen zullen fcbeppen in denbsp;eere van uvo verwantfcbap. Vaar wel.
Ba»
Jacoba.
-ocr page 17-medeminnaars. If
Baron.
Is’t mooglyjv ,’t geene ik hoor!
MARQ.DIS.
Ik mag het lelfdevraagen. Merlyn.
^elk een verwarring! welk een raadfel! ach, het is My onbegryp’lyk. ’t Is een donk’re düillernis.-Baron.
„ Merlyn, een woord alleen.
Mèrlyn.
„Watis mynHecr’s believen? Baron.
„ Gy vraagd my dat noch, Schurk, gy grootfte dief der dieven!
„ Waarom’t geheim my niet ontdekt ?
Merlyn.
„Dat waargefchiety
„Zo ik ’t geweeten had.
Baron.
„ Zo wxet gy dan ook niet,
„ Dat dat myn Broeder is ?
Merlyn.
„ Sint Jiit! wees myn behoeder. „ Ach, ach !• wat ïegt gy my, myn Heer ? is dat uwnbsp;Broeder!...
„Maar welker duivel heeft hem hier ter plaats gevoerd? Baron.
„Dat vrage ik u.
Merlyn.
„Zie daar, ik ben ’er vanbiittoerd. jjAch, welk een voörval! ... Maar, daar is niet aannbsp;bedreeven,'
n Ahgelilea is toch-voor u; dies maak geen leeven.
,, Zy is Voor u, wat ook uw’ Broeder nïag bedaan t „’k Zal hem wel-fpreeken j laat iiie een oogenblikbe»nbsp;('gaan-.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(krygen,
„’k Zal hem de onmooglykheid* van haare trouw tc
„Zo klaar ontdekken, dat hy za.1 voor altyd zwygen.
Hy gaat ky den MarquU. Marquis.
„Merlyn, ’k heb reden om my te bekla^gen.
MfiRLïN.
Van wie, myn Heer ?
Marquis.
„ Van u; nu ik uw valfchheid kerm’. Merlyn.
„Vanmy ? myn Heer, van my onnooflen duivel! Marqüi?.
„Zeeker.
„ Gy handeld met my als een fiioode woordverbreeker.
„ Gy moeit my in ’t begin gewaarfchdwd hebbtm., dat „ Ik zelf myn Broeder tot een Medeiriinnaar had.
„’k Had immers weer die dienll erkend door myn betalen. Merlyn.
„ Ik wilt het zelf niet, of de drommel moet me halen.
„ Doch gy maakt groot allarm, en daar is niets verbruid. „ Angelika is toch voor u; daar med is ’t uit.
Myn Hceren, gy zyt in wanordre zonder reden. Baron.
Ik trouw Angelika, en hou my voorts te vreden. Marquis.
Voor my, ik trouvy haar ook, en blyf ftantvaftig by Myn voorneem’.
Baron.
Maar gy moet wel afïland doen aan my. Ik ben uw Quder.
Marquis.
Hoe! geeft zulks in alle foorle Van zaaken.i* ’k lache eens om uw recht van de Eerft-
geboorte.
Baron, toornig.
Wel aan, ik zal het eind verwachten van d« laak,
Mait
-ocr page 19-E D E M I N N A A R S. 13
MARQ.UIS.
Ik ook, met veel vermaak.
VYFDE TOONEEL.
(len.
Eg zynzelcn ik ben weer ontheft van diè twee kwaa-Laat ons na zulk een tVerk een weinig adem halen. Hoewel een ander zcïti in zulk een’ zaak vry meernbsp;Verlegen zyn geweeft dan ik: dat deed al weernbsp;Myne onbefchaemdheid, ó! die red my uit veel ftrikken,nbsp;Daar ’k anders al voor lang had moeten in verflikken.
De fchaamteloosheid is een zeer noodzaak’lyk kwaad, Voor hem, die zo als ik, na volle beurzen flaat.
Laafl zei me een oude Vrouw; Zoon, wilt dit vry aanmerken.
Een menlch moet hebben, wil hy zyn geluk bewerken, Een koop’ren voorhoofd, daar een Icheldwoord fluit opnbsp;En ik bedank haar voor dien raad die zy my gaf. (af,nbsp;Want nu — maai zagt! ’k zie daar myn goeije Meeflernbsp;Die met den Heer Baron zo zeer is ingenomen, (komen,nbsp;Dat hy hem noch van daag wil Bruidegom doen zyn;nbsp;Maar ’k zal ’t beletten zo ik anders heet Merlyn.
ZESDE TOONEEL.
•W.
Philidoor, Meri-vn. Phïlidoor.
Ord tyd dat ik eerlang myn voorneem’ openbaare, En aan myn’ Vrouw de keur, die ’k heb gedaan, verklaare;
Maar daar’s Merlyn.
Merlyn.
Geheel tot uwen dienfl.
Philidoor.
Dat’s recht. Gy
-ocr page 20-H DE DRIE GEBROEDERS,
Gy toond my fteeds te zyn een paerel van een Knecht, Die tegens yder myn’ belangen neemt ter harten:
Zelf tegens myne Vrouw.
M K R L Y N.
O! die heeft zulke parten. PHilidoor.
Dat weet ik: maar gy toond van uw verfland een blyk, Nu gy myn’ zyde kielt.
Merlyn.
Wel heb ik geen gelyk ?'
Zyt gy geen Voogd van ’t Huis}
Philidook.
V oorzeker! al myn leeven: Mèrlyn.
Daar nevens hebt gy, als u yder na moet geven,
Zulk een uitmuntend hoofd, en fchrandrc geelt daar by :
Maar weer uw Wyf____
Philidoor.
Dat is eene onbefchaamde pry! ’t Welk blyken zal, zo ras als ik haar heb doen hooren.nbsp;Dat ik Heer Lizimon tot Schoonzoon heb verkooren.
’t Is een Baron, Kaptein, en alles waf men wil :
Maar ’k ben verzekerd dat ik met myn Wyf verfchil Daar over hebben zal, en' datze om my te kwellen.
Als ik hem noem, terltond een ander voor zal Hellen,
Ik kenu’ haar al te wel.
Merlyn.
Daar twyffel ik niet aan,
Dat zy dat doen zal, zo zy ’t niet al heeft gedaan:
Want haar Verltand is hoog en laag.Zy wil nietweeten, Dat deze Wet, die vaak in Holland word vergeeten.
En die de Man tot Voogd en Meelter maakt van ’thuis^ Dat die Natuurlyk is; dat was voor haar niet pluis.
Ze is als een Ebbe en Vloed in haar verwilTelingen;
Haar hoofd is als de Maan zo vol veranderingen;
En alles word voor haar verkeerd hervoor gebracht; Wantzdd men goeden dag, zy antwoord goeden nacht.
15
Kortom, ïyt gy beluft haar wederg^ te kyken?
Zo zie de Dvvarsdryffter, die zal haar net gelyken. Philidoor.
Dat is onnodig; want wy zullen ’t beeter zien.
Als ik haar Liziinon tot Zoon kome aan te biên.
Maar toch, ik wil dat zy haar’ zotheid zal genezen.
En dat myn Dochter noch van daag zyn Bruid zal wezen. Doch waar of hy vertoefd ?
Merlyn.
Hy is ’er al, myn Heer,
Hy wandelt in den Tuin.
Philidoor.
Is ’t waarheid ?
Merlyn.
Op myne Eer.
Philidoor.
Hoe wierd u zulks be wuft ?
Merlyn.
Ik heb hem flus vernomen. Philidoor.
Ik ben verblyd, Merlyn, dat hy al is gekomen.
Ik zal zo daadlyk van hem fprecken met myn’ Vrouw i Gaa, zoek haar cens, zy zal in huis zyn, zo ’k vertrouw.
Merlyn. nbsp;nbsp;nbsp;(ken,
Maar, zo die goeije Vrouw u eens het hoofd kwam bree-Met, naar gewoonte, van een andren Heer te Ipreeken? Philidoor.
Ze is daar bekwaam toe; en ik ben ’er voor bevreeft-Merlyn.
’t Is toch een booze geeft!
Philidoor.
Een duivel van een geelkl Merlyn.
Want altyd zeidzc neen.
Philidoor.
Daar ia niet aan.gel^en. Laat zy neen zeggen, dan zeg ik ’er ja w^eer tegen.
M E R’
-ocr page 22-16 DE DRIE gebroeders,
M ERL Y N,
Dan til zy voor gewis zich moeilyk maaken. Philidoór.
Goed ^
Dat fcheeld my nier, vermits my dat pleizicr aandoet. Meklv n.
En dan zal zy haar ftreng zo licht niet laaten glyen. Philidooe.
Zy doe dan wat ze wil, zy zal het moeten lyen.
Myn zaak is goed. Den Heer Baron dat is een man, Die zo bevallig is als iemand wezen kan.
Ook kwam myn Dochter fteèds een Officier begeeren Tot Bruigom, onder dit voorwendfel, dat de Heercnnbsp;Der Studie al te veel bezet zyn in het brein;
En diaafom kieze ik nu voor haar een Kapitein,
En’k weet ook dat hy aan myn Dochter zal behaagen. Zo dat myn’ Vrouw aan haar geen’andren op kan dragèrt.nbsp;Hoewel wy zullen ’t zien: doet maar dat ik begeer’.
En zegt myn’ Vrouw dat ik haar fpreeken moet. Merlyn.
Myn Heer,
Dat is onnodig, want zy komt al.
Philidqor.
Ga dan heenen,
Merlyn, zy moet my in ’t geheim gehoor verleeneii.
ZEVENDE TOONEEL. Philidoor, Jacoba, Merlyn.
D^^Me RLYN, in ’t nsoeggam tegen Jacoiu. E
'En Heer Marquis, die gy uw’ Dochter waardig acht,
„Is in den Tuin, Mevrouw, daar hy befcheid verwagt. Jacoba.
Phi-
-ocr page 23-17
MEDEMINNAARS. Philidoor, overluit.
Laat ons eens zien wat nu zal in haar boezem (leeken.
PhimdooRj Jacoba.
Jacoba. met een ftuursbéid.
El nu, myn waarde Man ?
Philidoor, op dien zelfden toon.
Wel nu ,myn waarde Vrouw. ? J ACOBA.
Ik koom hier om dat ik u gaarne eens fpreeken wou. Philidoor.
Heel goed. Dat ik hier kome is om die zelve reden. Jacoba.
’k Verwagt voor ’t minft’ van u danwatgedienftigheden.' Philidoor.
’k Verwagt voor ’t minft’ van u dan wat befcheidenheid. Jacoba.
Heb ik die niét altoos ?
Philidooe(.
Neen: dat ’s te veel gezeid! Jacoba.
Zie daar begirid gy reeds het vuur weer aan te blazen.
Gy zyt het, die altyd het eerft begind te raazen En fchelden, zou ik dat van u verdraagen ? neen.nbsp;Philidoor.
Sa luftig, weer te paard. Daar draafd men al weer heen!.. Maar ’k ben nu niet gezint te twiften. Laat ons fpreeken,nbsp;En Zonder dat wy een’ van beide in toorne ontfteeken ?nbsp;Jacoba.
Ik ben te vreên.
Philidoor.
Gy weet, dat onze Dochter thansquot;
Is Huwbaar, maar dat zy met alle foort’ van mans Niet vergenoegd is: want ik wilde haar doen trouwen’
B nbsp;nbsp;nbsp;Met
-ocr page 24-t8 de drie gebroeders,
Met ïeek’ren Advocaat, die ’k haar heb voorgehouwen; Maar ïy gaf my daar op ten antwoord deze Les inbsp;Die Heeren zyn te veel vafthoudchd’ aan ’t Proces.nbsp;Kortom, de Pleiters haatie, en wil daar niets van hooren;nbsp;Dies heb ik thans voor haar een Kapitein terkooren.
Het is.. -.
Jacoöa.
’t Word tyd, dat ik cens in uw’ reden val, Wyl ik, als Moeder, nooit die trouw gedoogen zal.nbsp;Philidoor.
En waarom niet} dat vinde ik kluchtig.
JACOBA.
Om die reden:
Dat ’k met een ander haar in ’t huw’lyk wil doen treden. PbilidoOr, toornig.
Daar heb ik nu het flot. Hebbe ik het niet gevreeft ? GanTch bloed! de peft vare in uw’ onbefchoften geeft!
J A C o E A.
Al.ïagjes Man,, hier diend op lager toon gefprooken.
pHltlDOOiR.
Hoe zo? hebt gy my niet genoeg de kop gebrooken?
Gy wilt niet dat ik wil.
Ja co BA.
Ik wil de reed’lykhcid.'
Den Bruidegom die ’k heb myn Dochter toegezeid^
Is ook een Kapitein.
Philidoor.
Zy zal my razend maken!
Dat zoekt gy.
Jacoba,
PhiliHoor,
Hoor, Mevrouw, gy zult uvv opzet ftaken. ’k Wil dat Angelika aan my gehoorzaam zy.
Jacob A.
En ik, dat zy de wil opvolgen zal van my.
’k Verfta niet dat zy Hiyn’ gevoelens tegenftretre:
1$
Philidoor.
En waarom dat ?
Jaco ba.
Ik ben haar Moeder.
Philidoor.
Schoon belcheid j
Ben ik haar Vader niet? ,
Jacoba.
Gy ïyt vol malligheid.
, nbsp;nbsp;nbsp;Philidoor.
Laat dat zo wezen. Gy zult dit niet wederhouwen.
Ik zal haar^ u ten fpyt, met Liziraon doen trouwen: Jacoba.
Met Lizimon?
PhilidooB.
Ja toch.
Jacoba,
Wat is hy ?
Philidoor.
Jacoba.
In welkers Regiment?
Philidoor.
In dat van Schr^enftein. Jacoba.
Is ’t ernft ?
Philidoor;
’t Is ernft.
Jacoba.
^ , nbsp;nbsp;nbsp;Wel aan, laat ons het twiftenftaaken:
Gmhels my lieve Man. Korii, laat ons vreede iriaaken.
. nbsp;nbsp;nbsp;Philidoor.
r.1 Zie, Waar komt nu Weer die drift zo ras van daan? p ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, Jacoba.
ven.
^apa, iK laate u v^rts, in ’t geen' gy doet, begaan: Vvant ny, aan wien ik zelf myn Dochter dacht tegér
Is
-ocr page 26-so DE DRIE GEBROEDERS,
Is Lizimon.
P HILID o o R.
Is ’t waar ?
J A C o D A.
Zo xekcr.als wy keven.
En daarom onderwerpe ik my aan uwen wil.
’k Verkies de zelfde Man; des is ’er geen verfchil.
Philidoor.' nbsp;nbsp;nbsp;(zen,
Zie hier een groot geweld te niet— maar ’kbenvolvre-Dat hy, die gy verkoor, noch zal een ander wezen.
Of hebt gy Lizimon alreeds gefprooken ?
Jac'oba.
Ook heeft hy reeds myn woord, om met Angelika Te trouwen, al voorlang op zyn verzoek verkregen:
En ’k ben verblyd dat wy hem beide zyn genegen. Philidoor.
Betreffende dit punt, zo heeft hy ’t ook van my.
En ’k zal u daar noch meer van zeggen: weet, dat hy Al hier gekomen is, om alles te overleggen.
JACOBA.
’k Was van gedachten om dit zelfde aan u te zeggen-Ik weet het immers.
Philidoor.
Hoe?
Jacoba.
Ik zeg dat ik het weet-Philidoor.
„ Zy weet het! zie hier weer een nieuwe twift kompleet,
; Jacoba.
Hy heeft op myn verzoek zich in den Tuin begeven.
’k Heb met myn eigenhand hem zelf een Brief gefchreven, Door Welke ik hem verzocht zich herwaarts aan tenbsp;fpoên,
Om hier op onze Plaats de zaakcn af te doen.
Philidoor.
Wel dan geloove ik u. Doch, ’t komt my als een wonder
Te
-ocr page 27-ai
MEDEMINNAARS.
Te vooren; ik beken, ’t geval is toch byzonder.
Ik weet niet dat ik ooit heb diergelyk gezien.
Ik heb hem ook een Brief gefchreeven! ....maar,miflchlen Bedriegen wy ons noch: dies laat ons niets verUoemep.nbsp;Is hy vyel Lizimop ?
Jacob A.
Ja: dus laat hy zich noemen. Philidoor.
Een Heer zo wel gemaakt—
Als. ik.’er ooit een’ zag, Philidoor.
En fchoon van Weezen ?
Jacoba.
Ja, gelyk een heldren dag. Philidoor.
En Kapitein.^
Jacoba,
’k Zeg ja.
Philidoor.
Dan is hy ’t zelf, waarachtig-Jacoba.
Gy twyffeld noch?
Philidoor.
Neen: uw bewys is al te krachtig. Maar evenwel dat is al weer een raare vraag,
Die myn vermoeden fterkt.
Jacoba.
Gy zyt een rechte plaag.’
Ik merk genoegzaam dat wy weer in alle deelen Verfchillen, des is ’t belt, wy moeten weer krakeelen.nbsp;Philidoor.
I^t niet; al is de zaak noch zelf zo klaar niet eens.
Nu zyn we in epne fchuit; en dat ’s vyait; ongemeens. Jacoba.
Men moet Angelika ftraks dit geheim ontleden.
Zy haat den Pleitrok: dies moet Lizhnon op heden
22 DE DRIE GEBROEDERS,
Haar wenfch vervullen.
Philidoob.
Dit zyn myn’ gevoelens meê.
Philidoob, Jacoba, Angelika,
M nbsp;nbsp;nbsp;Angelika.
Yn Vader, knielende verzoeke ik eene bed. Phili dook.
En wat ?
Angelika,
Zoud gy uw gunft my wel zo verre onttrekken. Dat gy op heden zoud myn ongeluk verwekken ?nbsp;Philidoob.
Zie hier wat anders! maar waar toe die voorwaarde ? en Waarom zich niet verklaard ?
Angelika.
Om dat ik vreezend’ ben. Jacob a.
O! waarlyk, haar geteem begint me te verveelen. Philidoob.
Spreek, wat gy zeggen wilt; of zwyg, ’t kan my niet Angelika.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(fcheeleu.
Gy beide wilt my, dus heeft my Merlyn gezegt,
Met iemand, me onbekend, verbinden in den Echt:
Nu kome ik om een beede u beiden voor te houwen, Verzoekende, my niet te dwingen om te trouwen?nbsp;Jacoba.
Wat nieuws! een Juffer van uw’ jaaren en gelaat,
Heeft die eene af keer voor de Vrouwelyken ftaat?
’k Zou zulk een’ Juffer in den heelen Haag niet weeten, En haar Verfland zou met een’ dwaasheid zyn bezeeten,nbsp;Zo ’t al haar leeven haar deed blyven ongetrouwd.nbsp;Angelika,
Maar ik verzoek dat gy heel anders iny befchonwd.
Hc
-ocr page 29-Helaas... een jonge Heer, omtrent van myner jaaren, ^vond my fchoon, en kwam zyn’ liefde aan my ver»nbsp;kiaaren:
Nn bidde ik, dat gy wilt deii uwen laaten gaan.
Dm my ter zelyer tyd aan dcien toe te Haan, Philidoob.
’k Verwachtte waarlyk deze onnozele verfchooning Van u niet: dit is weer eene andere vertooning.
Maar, Juffer, ik verfta, in weerwil van uw’ Min,
Dat ge op zult volgen myne, en nwes Moeders zin. Hoe! daar uvy’ Moeder thans voor ’t eerffe van haar keven,
Het met my eens is, zoud gy ons da^ reden geeven Öm weer te te twilten ?
ANOELIKA.
Ach! dus vorderd gy myn druk. Philidpor.
Wy achten dit een goed uitwerkfel van ’t geluk;
Dies wil ik dat gy dit ontwerp.... maar laat eens hooren. Wat voor een Lievert is ’t, die gy hebt uitverkooren?nbsp;En die u heeft zo ras ontdekt zyii’ miiuiepyn.
Jacoba.
Het zal voorzeker de eene of d’ and’re Lichtmis zyn. Angelika.
Neen, hy is deugdzaam, eri by elk zeer hoog in achting Philidqor.
Maar waarom laat gy ons dan langer in verwachting ?
Is hy een man van Naam ?
Angelika.
Oja, myn Vader. Philidoor.
Goed.
2eg ons dan wie het is.
Angelica.
Wyl ik het zeggen möet,
^ 1$ «enen Lizimon.
Phi~
-ocr page 30-Philidoor.
Wie! Lizimon ?
Angelika.
Ja, Vader.
Philidoor.
Is dit een’ leek’re zaak ? verklaar iny dit wat nader. Wa^is dien Lizimon?
Angelika.
Hy is een Kapitein,
In ’t Regiment, xo als ik' hoor, van Schralenftein... Maar hoe! gy lacht ?
Philidoor, lachende.
Ha! ha! ik kan my nauw bedaaren, Angelika.
Gy ook Mama? ik bid, wilt my ’t geheim verklaaren.
J ACOE A.
Dien omkeer is al zoet. Hy, dien wy willen dat Uw Bruidegom zal zyn, is Lizimon!
Angelika,
Ach, wat
Ik hoor!
Philidoor.
¦k Verwonder me om zyn vvys beleid met reden. Welk een’ fcherpzinnigheid! en welke omzichtigheden!nbsp;Zo heimelyk het woord te krygen van ons drién:
Wel, van dien Jongman zal men noch wat goeds van Angelika,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(zien.
W^at zal dit in die Graaf een vrolykheid verwekken, Wen ik hem dit befluit, zo gunftig, kome ontdekken.
J ACOB A.
Wat reuteld gy van Graaf? gy zyt misleid hier in:
Want door dit Echtverbond word gy een Marquifin, Philidoor.
Zy Marquifinne? goed! zo heeft ze niet te vrezen.
Maar toch, ik zeg, dat zy een Baronnes zal wezen; Want Lizimon is een Baron.
-ocr page 31-25
M E D E M I N N A A R S.
] ACOB A,
Gy -wcerd u biuif!
Ik zeg hy is Marquis.
Akgelika. ó Neen, hy is een Graaf.
P HI L I i) o o R.
Hoe duivel heb ’k het hier ? ik weet het immers nader i Daar zyn geen’ Lizimous dan maar de Zoon en Vader.nbsp;Hy is Baron.
J ACOB A.
En ik fteune op het tegendeel. Philidoor.
Dat ’s uitennaten goed. Gy zoekt al weer krakeel, Jacoba.
Gy dwingt ’er ray toe, en dat zal ik nimmer lycn;
Al ’t geenc ik weet Iaat ik my niet zo licht ontftryen, Philidoor,
Gy weet niet wat gy zegt. En, tulTchcn ons gezeid. Uw’ redenen zyn vol van uitgelatenheid.
Jacoba.
En de uwe, die zyn vol van buitcnfporigheden, Philidoor.
Dat Compliment is zoet. Doch Iaat ons zonder reden Niet twillen, beter wordt men ’t uit hem zelf gewaar.
Is hy niet in den Tuin ?
Jacoba.
Voorzeker is hy daar.
En wy behoeven hem maar hier te laatcn komen,,..
Zy ziet de Marquis aan haar kant uitkomen. Maar, ’k zie hem al.
Philidoor, diende de Baron aan zyn kant uitkomen.
Zo is ’t. Ik heb hem ook vernomen.
-ocr page 32-I
25 DE DRIE GEBROEDERS, TIENDE TOONEEL.nbsp;Philidoor, Jacoba, Angelika, Barqi?
LIZIMON, tffjMARQDIS Ll?IMON, 'ydet
van em byzqndere zyde uitkomende.
ZJ A coB A, nemende de Marquis by de band. ie daar, dit is hy.
Philidoor, de Baron by de baad riemende.
Neen, voor al niet! dezen is ’t. Jacoba.
’t Is dfzen zegge ik u.
Philidoor.
Maar Vrouw, gy zyt vergift,
] A co^ A ^ tegen de Marquis.
Zyt gy niet Lizimon?
Marqlois.
O ja. Mevrouw.
Jacoba.
Zo even,
Heeft noch myn Man getracht my dit te wederftreven.
Philidoor, tegen de Baren.
Engy, myn Heer, zyt ge ook niet Lizimon genaamd? Baron.
O ja.
Philidoor.
En Kapitein?
Baron.
Jacoba, tegen de Marquis.
MARQ.UIS.
Ik ook. Ik hebbe u niet bedrogen. Angelika.
„O Hemel! ’X ft» in een’ verwond’ring opgetogen.
1A*»
-ocr page 33-a?
M E D E M I N N 7\ A R S.
J A c o p A, tegen Pbilidoor.
Nu hoord gy’t immers.
Philtdoop.
Maar, hoe sal ik dit verftaan?
Twee Lizimons!... hoewel ik kreun my daar niet aan. Ik ken geene anderen dan dezen.
Jacoba.
Elk voor’t zyne.
Voor my, ik ken ’er ook gen andren dan de myne.
Philidoor, wyzende op de Baron. Ik ben verzekert dat myn Heer den rechten is.
En ’k \vect van de uwen niet.
Angelika.
„ ’t Is een’ geheimenis,
„ Die my in alles komt gelyk een droom te vooren! Baron, tegen Philidotr.
Myn Heer, ik hoope op u: want gy hebt my verkoorcn. Phil IDOQR.
Myn Dochter is voor u, dat zweere ik by myn trouw.
' Marquis, tegen Jacoba.
Gy kend myn’ liefde; ik hoope op u alleen Mevrouw. Jacoba.
Myn Dochter is voorn. Ik zal myn woord nietbreeken. Philidoou.
Angelika____
Angelika.
Papa ?
Philidoor.
Hoe is ’t, kunt gy niet fpreeken?
’k Zou denken dat geen menfch ons beeter fcheiden kon-Verklaar ons voort wie is den rechten Liziinon.
Is ’t niet de mynen ?
Angelika.
Neen.
Jacoba, tegen Pbilidoor.
Al maakt a dat vervyoeder,
’t Is toch de mynen,
28 DE DRIE G EBROEDERS, Angelika.
Neen, den uwen ook niet, Moeder. Baron,
MejufFer, meend gy dan dat wy bedriegers zyn ?
’k Ben Liïimon, maar inderdaat, en niet in Ichyn:
Dit is een’ waarheid die geen menfch kan wederleggen. . Marquis.
Gedoog, MejufFer, dat ik mag het zelfde zeggen.
Ik ben een eerlyk man, en zonder fmet of blaam;
Den Naam van Lizimon is geen verfierden Naam. Philidoor.
Wel hoe! wie moet ik van uw beiden dan geloven ? Tegen de Baron.
Doch, wy zyn ’t eens, myn Heer, dierhalven dryft gy boven.
’k Wil dat Angelika zich fchikken zal naar my.
J A c o B A, luyzende op de Marquis.
En ik begeere dat myn Heer myn Schoonzoon zy. Philidoor, toornig.
Begeerd gy wat gy wilt, het zal u niet gelukken;
Myn zin zal deurgaan, en ik zal voor u niet bukken.
Ik wil het zo; ’k verfta ’t; dat is het einde en ’t flot. Want gy zyt maar een Vrouw.
J ACOE A.
En gy een groote zot! Angelika,
Ach, Vader, ftaak toch dit verwy ten, het zal blyken.... Philidoor.
Zoude ik my laaten in myn recht verongelyken ?
Gy hangt van my af; ik ben Vader, Man, en Voogd.
’k Wil van u beide zyn gehoorzaamd.
Jacoba.
Ja, dat moogt
Gy zien.
Baron, tegen Pbilideor.
Mar-
-ocr page 35-Mevrouw.... Wil u nietmoeilyk maaken. Angelika.
Ach, Moeder, tracht toch met zachtzinnigheid de zaa-Jacoba. nbsp;nbsp;nbsp;(ken...
Weg, weg, uw Vader 1'peeld me een trek.’k Weet voor gewis,
Dat myne een waaren, en de zync Cen valfchen is.
P HIL1D o o R. nbsp;nbsp;nbsp;¦ (breeken,
Waare ik in uw plaats, ’k zou myn hoofd daar niet mee Maar my bedieben ook van diergelyke ftreeken.
ELFDE TOONEEL.
Philidoor, Jacoba, Angelika, Baron Lizimon, iVlARQins Lizimon,nbsp;Graaf Lizimon.
hl
Angelika.
Lier is hy dien ik meen.
Wie?
Angelika.
Philidoor.
Ik fchrik!
En w'eet niet waar ik ben.
Jacoba.
Noch ik.
Baron.
Noch ik.
Marqüis.
Noch ik.
Graaf.
„ Hoe! hier myn’ Broeders ? ach! dat is mc een onverwachte
„Onunocting, daar ik niet in ’t allerminft om dachte.
30 DÈtJRiÉ GEBROEDERS,
Tegen Pbiiidoór.
Myn Heer, vergeef me myn’ verwondririg. ’t Is gedaaii! ’k Zie Medeminnaars die een Minnaar tegenftaan.
Ik, die my dachtte met uw’ Dochter te verbinden, Kwam hier, in hoope dat ik u zou gunftig vinden:
En ach! dat hoope ik noch, al word my zulks benyd; Philiööor.
Waarachtig ’t is te veel, drie Bruigoms op een’ tyd! Zoekt gy myn’ Dochter zo maar alle drie te trouwen ?nbsp;Maar feldrement! wie moet ik voor den rechten houwen?nbsp;Wie is nu Lizimon.
Jllé drie LizilioNS, ,te gelyki Ik ben ’t.
PriltlDOÖR.
Hoe! alle drie ?
Wat droes, dat lykt hier wel een klucht te weezen. Wie Is dan de Kapitein?
/ille drie LiiiMöNSi tegelyk.
Ik.
Fhiliüoor;
Is ’t hier om te gekken ?
G R A A f.
Naardien het zyn moet, zal ik u ’tgeheim ontdekken.
’k Ben voor de Jongfte van dees Liziirions bekend;
Wy zyn drie Broeders, en in ’t zelfde Regiment Elk Kapitein: maar dat we ons komen aan te treffennbsp;By u, daar van kan ik de reden niet befeffen.
Myn Broeders fchynen zelf hier van ontfteld: en ’k zweer.
Dat my dit voorval ook verwond’ren doet, myn Heer, PHILIÜOOR.
Wel, nu ik eenigfins hebbe opening gekregen,
Bevinde ik my wat meer verlicbt en min verleegen.
Maar door welk toeval vind gé u hier te zaam by een ? Baron.
Het zal de Liefde zyn, die ons trok herwaards heen. .Door toedoen van Metlyn koft ik uw’ gunft verwerven.
IvlAtt*
-ocr page 37-31
M ABQUIS.
Hoe, door Merlyn? ach! dien Verrader 1 hy lal derven. Want by Mevrouw heeft hy voor my zyn bed gedaan.nbsp;Graaf
Wat hoore ik! dan heeft hy fnyn minnevlam verraSn. Want hy is ’t, die myn liefde en trouw heeft voorge*nbsp;dragen,
By deze Juffer: maar ik mag my wel beklagen Van zyn’ bcdricgcry, waar uit myn onheil Ipruit.
’k Heb hem noch tweemaal geld gegeven.
PHiLlboo».
Welk een guit!
M ARQÜIS
Hy heeft iny voor myn geld bedroegen van ’s gelyken. Barön.
Dan daan wy alle drie hier even fchoon te kyken!
Want ik ben voor myn geld zo wel als gy misleid. Tegen Fbilidoon
Maar toch, myn Heer, gy hebt me uw’ Dochter toege*^ zeid,
En op dit punt heb ik van u het vyoord van eere.
Daar houde ik me aan.
Marquis.
Mevrouw, da toe, dat ik begeefc Van u, die fchoone, die gy hebt aan my beloofd ?nbsp;Jacoba.
Vrees niet, myn Heer,^ wordunimmermeer ontroofd. Graaf.
Dus, fchoone Angelika, km ik op niemand hoopen. Dan flechts op u.
Ancexika.
Myn hart, Heer Graaf, daat voor u open. Hooit ziet gy dat ik met een ander trede in d’Echt.
PHILIDOOR.
Dat zal hy moeten zien.
Jacoba,
Maar wat wil deze Knecht?
twaalf-
-ocr page 38-3i DE ÖRIÈ GEÉROEDERS, TWAALFDE TOONEEL.
Philidoor, JaCoba, Angelika, Baron-^ Marquis,en Graaf Lizimon, Laronge.
DPhiLI DOORé Aar ’s noch een’ Lizimon!
Laronge, tegen Jacobai
Mevrouw, ik word gezonden
Met dezen Brief aan u.
jAKOBAi
Wat zal ons die verkonden?
Verwacht myn antwoord..... maar die zotskap gaat weer heen^
En zonder dat hy ons ontdekt om welke reên.
DERTIENDE TOONEEL.
Philidoor, Jacoba, Angelika, Baron-, ’ Marquis, en Graaf Lizimon.
IJakoba.
K kenn’ de hand van ditgefchriftniet, by myn weeten. Ook heeft men door de haalt ’t toczegelen vergeeten.
Zy leeft.
Mevrouw.
Zynde in ervaringe gekomen dat de twee oudften van de drie Lizimons beimelyk toegang in UK. Familie trachtennbsp;te verkrygen; dksbalven bebbe ik bet van mynen plichtnbsp;geoordeeld UK. te waarfebouwen, als dat den Oudften ^nbsp;namentlyk den Baron,eéngroote Dobbelaar, en deMid-delften, of Marquis, een befaamde Hoerejager is: Zonbsp;dat ze in ftaat zouden zyn om in korten tyd een jonge Juffetnbsp;voor eeuwig ongelukkig te maaken. Voorts is betlicbtelyknbsp;te denken, Mevrouw, dat de zulke gemeenelyk de gering-ften onder alle de Officiers zyn ; dierbalven geeft aebt opnbsp;bet geene gy doet, en Faarwel.
Hoe
-ocr page 39-Hoe, Heeren, gy bemind de Vrouwen en het Spel,
En xoekt myn Dochter noch ? gewis dat hebt gy wel.
O ja. Dus zoud gy ras haar konnen ruïneeren. Marquis.
Mevrouw, dien Brief is loos verdicht, dat wil ik zweeren. Baron.
Myn Heer, gelooft gy ’t geen men uit afgunftigheid, Door zulk een’ valfchen Brief aan ons te lalte leid?
PHI LIDOOR,
Ja wel, het geene ik hoor, mynHeeren,doetmybeeven! Bcftaat gy dus, en zoude ik u m.yn Dochter geeven ?
Dat was haar wis bederf. Ik doe dat niet, 6 neen.
J ACOBA.
Wel dat men ’t Jufferfchap beminne gaat noch heen; Maar foei! dat Speelders zyn, zyn eereloze Mannen,nbsp;Die keven dikwils met hunn’ Vrouwen als Tirannen.nbsp;Mar qo 1 s.
Mevrouw, ’k zeg nochmaals gy zyt kwalyk onderricht, ’t Is alles loogentaal waar ineé men ons beticht;
En will ik wie het deede, ik zou hem zulks vergoeden. Hoewel rechtaitgczeid, Mevrouw, ’k hebllerk vermoeden.
Van dees bedriegerye, op uwen Knecht Merlyn;
Voor my, ’k geloof hy zou daar niet te goed toe zyn.
Is hy in Haat om ons fchcimachtig te bedriegen,
Zo is hy ook in Haat om dit van ons te liegen;
’k Verzceker u, hy is bckw.aam tot zulk een werk. Mevrouw, ik bidde u doet ons oop’ning, en bemerk..,nbsp;Philidoor.
Zo hy ’t gedaan heeft, ’k zweer, ik zal hem zulks betalen____
Daar komt i\y aan. Men zwyge, en zoek hem te achterhalen.
34 DE DRIE GEBROEDERS, VEERTIENDE TOONEEL.nbsp;Philidoor, Jacoba, Angeltka , Baron,
MARQDIS-, eKGKAAFLlZIMONjMERLYN.
DMerlyn.
Us moeft dc zaak.....„ Maar zacht! wat is ’t,
dat ik hier zie ?
„ De Broeders zyn ’er noch, waarachtig, alle drie!
„ ’k Dacht waarlyk dat myu Brief, dien ik hier zond zo even,
„ Aan die twee Oudften al de paspoort had doen geeven. „ Wat nti ?... maar vluchten wy.
Philidoor, bem vajlboudende.
¦ nbsp;nbsp;nbsp;Holla! dat is geftuit.
Zoekt gy ons wederom een’ trek te fpeelen ? guit! Merlyn,
Myn Heer,ei laat me los. Men ftaat mygints te wagten. Philidoor.
Neen,gy ontkomt het niet zo licht, met geen gedachten. Men heeft iets van belang met u te ipreeken, blyf.nbsp;Baron, tegen Merlyn.
Zyt gy ’t? verrader! Schurk! die door uw flinks bedryf, Ons alle drie zo Hout hebt wceten te betrekken.
M A r Q^u I s, tegen Merlyn.
'Zyt gy ’t? vermaarde dief! wiens lill wy nu ontdekken. Graaf, tegen Merlyn.
Zyt gy ’t aartsdeugeniet! wiens weerga niemand kend, In fnodc lilligheid.
Merlyn, %yn boed afnemende.
Myn Hecren, ja, ik ben ’t.
„Mync onbefchaamdheid moet hier weder veur mc pleiten.
Spreek op, myn Heeren, fpreek, wat deede ik ooit voor Baron.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(feiten?
Gy hebt ons alk drie dan zulk een’ poets gefpeeld?
M ER LYN.
Wie! ik ? ik dat gedaan ? daar my ’t bedrog verveeld, ó Sinte Bachus! gy verheuger veeler harten,
Gy weet niyne oiifchuld, en dat ’k niminer zulke parten Begaan heb, waarom laat gy toe, dat men zo licht,
U w trouwlle Likkebrocr met fchelmery beticht! Baron.
Hebt gy ons alle drie in huis niet voorgedraagen ? Merlyn.
Wel ja.
Philidoor.
Wel Schobbejak! zyn dat geen looze laagen? Wat let me, dat ik hem niet daad’lyk geef de bons.
M E R L Y N.
Kan ik gebect’rcn dat ’er zyn drie Lizimons i*
My docht ik zou die zaak niet bceter kunnen klaaren: Want immers will ik niet dat zy drie Broeders waaren.
J A COB A.
Maar dit is ’t noch niet al. Hebt gy geen kennis aan Dees Brief.!’ -vry weetcii ’t, Schurk! gy hebt dit ook gedaan.nbsp;Baron.
Dit is de llimlle noch van alle uw’ fn6 bedryven.
M E RL YN.
Wie! ik een Brief gemaakt ? daar ik niet cens kan fchryven! Ach, wilt ik maar zo wat te krabb’len op ’t papier,
'Zo hadde ik al voorlang een grootc Pachter hiér Geweell.
Marq,iiis, zyw Degen trekkende.
Wel aan, gy zult de wa.arheid ons doen hooren, Of’k zweer, dat deeze kling u deur en deur zal booren.nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Merlyn.
tIs Wel. Vermoord me, dood mc, pynigt my, en doet
W yl ik er niets van weet.
Marquis.
Ha! welke looze knepen.
Gy weet niets van dien Brief?
C 2 nbsp;nbsp;nbsp;Mer.
-ocr page 42-Merlvn.
Pikheintje mag me (Iepen,
Op zyn Ooftinjcsvaars, door lucht en wolken heen,
Zo ik ’er iets van weet.
J ACOB A.
Myn Heeren, weeft te vreên.
Ik wil gelooven dat men u zoekt zwart te maakcn; Doch eer men voortgaa,diend een onderzoek derzaaken,nbsp;Opdat van dit gefchrift de waar-of valfcheid blyk’.nbsp;Philidoor.
Zie daar, voor de eerfte maal, myn Vrouw is redclyk. Angelika.
Dit alles zou niet zyn van een’ge nuttigheden,
Die Heeren zouden my toch nimmer overreden;
En wyl een ander reeds myn hart heeft, kunnen zy ’t Niet eifchen.
Merlyn.
„ ’k Ben ’er deur! zy ftaat me trcffiyk by. Baron.
Mejuffer, ’t is genoeg. Ik kan te wel bemerken,
Dat ik hier niets met al myn poogen uit zou werken.
En ik geloof, Marquis, dat ge ook myn’ zyde Icieft. Een Edle ziel moet, fchoonze een dierbaar pand verlieft.nbsp;Zich trooften. Tracht als ik dees liefde te overwin
nen.
Wy beiden zyn ’t toch niet die wy hier zien beminnen. M A.RQUIS.
Wel aan, wy laaten aan uw’ vlamme een open veld. Heer Graaf, naardien men u in hoogcr waarde fteld’.nbsp;Tegen Merlyn.
Maar gy, verrader! kom my nooit weer voor myne oogen,
Of gy zult weeten wie gy eerloos hebt bedrogen !¦
É
-ocr page 43-VYFTIENDE en laatste TOONEEL,
Philidoor, Jacoba, Angelika, Graaf LlZIMON, Merlvn.
W nbsp;nbsp;nbsp;Philidoor.
EI 10, Monlieur Merlyn, dit (laat u wel, niet waar
Gy hebt dit mooy gemaakt, ik moet ’t bekennen: Maar, Nu wil ik dat gy my (’t is uit met uw bedriegen,)
De zaak ontknoopen zult, doch zonder meer te liegen. Die beide Heeren zyn zeer toornig weg gegaan.
Zo gy nu niet ontdekt waar deze I3ricf van daan Gekomen is, zal ik u daadlyk laaten vangen.
Om, als men heett bewys, u voort maar op te hangen. Merlyn.
Ach! eer het zo ver komt, myn Heer, zo fta my toe, Dat ik, al knielende, eerfl een klein verzoekje doei*nbsp;Philidoor.
Welwat.^
Merlyn.
Dat gy uw Knecht niet brengen wilt in fchanden, Schoon hy wel waardig was dat gy hem liet verbranden ?nbsp;’k Zal ’t u ontdekken op dat gy de zaak bevat.
Sla maar uwe oogen eens op dees myn kleine fchat;
In die vier Beurzen is al myn geluk gelegen:
Van de Oudfte Heeren heb ik deze twee gekregen,
En die twee anderen van deze Heer alleen.
Nu moet gy weeten dat ik ze alle drie voorheen Eerfl: Zonder onderfcheid gediend hebb’, maar hier tegennbsp;Die my het meefte gaf, wierd ik het meelt genegen;nbsp;Toen dacht ik dat in nood, ten dezen opzicht, wasnbsp;Een Lift noodzakelyk, diés nam ik voor, zo rasnbsp;Als ’t mooglyk waarc, u dees verdichte Brief te zenden;nbsp;In hoop dat gy uw zin van d’andren af zoud wenden,
Op deze Heer: Want, ach! geloof my op dit ftuk,
Van
-ocr page 44-Van honderd weegen, die ^icIl opdoen voor ’t geluk, Kofl: ik ’er zelf geen eene in dartig jaaren vinden:
Dit zyn de reden dat ik my dorft onderwinden U eens te foppen, fchoon ’t my fchreijen doet van fpyt,nbsp;Maar ach! ik zag m’ er toe genoodzaakt om ’t profyt!
Ha,dubb’le fchelm !gy zoekt ons weer een part te Ipeelen. M E R L Y N.
Zo zeker niet, myn Heer, ik hebbe in alle deelen De waarheid klaar ontdekt, dat zweer ik met een Eed.nbsp;Philidoor.
Wel dan geloove ik u. En nu ik zeker weet.
Dat gy dit alles maar hebt om het geld bedreven,
Zal ik u flechts die kneep van uwe geeft vergeven.
ik danke u duizendmaal, myn allerwaardfte Heer! Philidoor.
Maar mits conditie ook, dat gy ons nimmermeer,
Het zy hoe ’t zy, in zulke of diergelyke zaken,
Zult foppen ?
Neen, myn Heer. Daar kunt gy ftaat op maken. „ Ten zy my wederom een goude Zon befcheen;
„ Want zulke ftraalen gaan door ftaal en yzer heen ?
Philidoor, tegen de Graaf.
Aan u, myn Heer, wyl u myn Dochter kan behaagen. En dat zy u, naar ’t fchynt, haar hart heeft opgedraagen,nbsp;Geef ik myn woord; ’k lla toe, dat zy u w wenfch voldoet,nbsp;Indien haar Moeder meé dit Huwlyk keurd voor goed.nbsp;Graaf, tegen Jacoba.
’k Ben in die zelve ftaat,Mevrouw,van myneBroeders, Dat zy zyn, ben ik ook; dies toon my ’t hart eens Moeders.
Wil met een gunftig woord geneezen myne pyn,
Jk weet niet, waarom dat gy my zoud tegen zyn? Angelika.
Het
Ach, Moeder, wil ons toch niet langer tegenftreven.
-ocr page 45-Het ftaat aan u om ray gelukkig te doen leeven.
J ACOB A.
Laat ons in huis gaan om te fluiten het verdrag.
Graaf.
Wc-I aan, dit is voor ons een’ heugchelyke dag!
MERt-YN.
Bedank Merlyn daar voor. Die wift het %o te klaaren, Dat Drie Gebroeders ook drie Medeminnaarsnbsp;waaren;
En fchoon zy alle drie bedoelden ’t zelfde wit,
De Jongfte zegepraald, en raakt in ’t vol bezit.
Dit hebbe ik zo gevoegd om dus aan elk te lecren,
By wie een Minnaar zich het eerft moet addrefleeren;
By Vader, Moeder, of by ’t voorwerp zyner Min?
Die ’t by de laatfte zoekt, die inaakt een goed begin.
E Y N D E.
-ocr page 46-