-ocr page 1- -ocr page 2- -ocr page 3-

PHILIPPYN

M'. KOPPELAAR;

B L T S P E L.

DOOR

A: A L E W Y N.

Te AMSTELDAM, de Erfg: van J. L e s c a i l j e , op de Middeldam jnbsp;op de hoek van de Vifchmarkt, 1707,

Met fiiTilegie,

-ocr page 4- -ocr page 5-

co P Y E

Van de

PRIVILEGIE.

Treur-


De Staten van Holland ende Weft vriefland doen te weten; alfoo ons vertoont is by de Regenten van het Burgernbsp;Weeshnys ende Oude Mannenhuis der Stad Amfterdam,nbsp;cn, indiequahteyt, tefameneygenaers, mitsgadersRegenteanbsp;yan denSchouburgaldaer, datfy. Supplianten, federt eenigenbsp;Jaren hebbende gejöuifleert van onfen Oftroye of Privilegie vannbsp;dato den 19. September 1684. waar by wy aen de Regenten vannbsp;den felven Schouburg, indietyt, hadden gelieven te confente-ren, accorderen ende odroijeren, datfy, gedurende den tydnbsp;vanvyftien eerft achter een volgende Jaren, deWereken, tenbsp;doenmaals ten dienfte van het Tooneel reels gedrukt waren, en-van tyt tot tyt, nog vorder in het ligt gebracht, ende tennbsp;a oneelegevoert (oude werden i alleen foude mogen drucken,nbsp;dytge ven en verkopen, nu ondervonden , dat de Jaren, by hetnbsp;Voorgemelde onfe Oftroy of Privilegie genaemt, op den 19.nbsp;^'Ptember 1699. fouden komen te expireren; endedewyldenbsp;supplianten ten meeften dienfte van de Schouburg, waervaiïnbsp;’^nne refpefti ve Godshuyfen onder andere mede moeften wer-gefabcenteert, de voorgemelde Wereken, foovanTreur-Pwlen, Blyfpellen als Kluchten, als anders, die reels gedrukjnbsp;nten Tonéelegevoert waeren, ofin het toekomende gedrukt,nbsp;uten Toneele gevoelt foude mogen werden, geerne alleen,nbsp;sviyk voorheenen , fouden blyven drucken , doen druckennbsp;n^^ë'^ven en verkopen, ten eynde de felve Wereken, door hetnbsp;_ drucken van anderen, haer luyftcr, foointael, alsfpelkonft,nbsp;te verliezen, dog dar fulcx aen haer, na denbsp;j Pjfstie van het bovengemelde ons O (ftroy , en fulcx nae dennbsp;(jg'^^Ptember i699.nietgepermiteertfoude wefen,foo vonden.nbsp;y^^^'Ppliantenhun genootfaekt fig te keeren tot ons, onderdanignbsp;toekende, dat wy aen de Supplianten, inharebovengemel-^Sualiteyt. geliefden te verkenen prolongatie van het vootfz.nbsp;uoy of Privilegie, omme alfoo de voorfz. Wereken. foo van

-ocr page 6-

Treurfpellen, BIyfpeIlen,Kluchtcn, als andere ,rects gemaeckt encenTüiiedegevoerc, en alsnog in het ligt te Jjrengen, dennbsp;tyt van vyfiicn eci llachier een volgende Jaren, alleen te mogennbsp;druc^^en en verkopen, o“ doen drucken en verkopen, met verbod aen allen andere op feeckere hoge penen, by UÉd. Grootnbsp;Mog. claorroeteftelicn, en voorts in communi forma;fo is ’t datnbsp;v/y aei.vecke, er.ae’t verfoeckvoorik overgemerktbebbende,nbsp;ende genegen weiende, tf.'r bede van de Supplianten, uyt onfenbsp;rechte wetenicbap , Souveraine magt en authoritcyt, defelvenbsp;Suppliantengeconitnteertjgeac lt;iideertcn.iegeodtroyeertheb-ben, confenteren, accorderen ende octroyeien, mits delen,nbsp;datfy ,by continuatie, de voorfi. Weveken ,foo van Treurlpel-len, Bly (pellen. b lugten als andere, i eets gemaekt en ten Too-neele gevoelt, en alsnog in hellicht te brengen, dan tyt vannbsp;vy ftien eerft achtei een volgende Jaren, alleen binnen oni'en landen, fullen mogen drucken, doen drucken, uytgeven en verkopen , verbiedende daerom allen en een ygelyk, de vooifz.nbsp;werken, in’t geheel olte ten deele, naer te drucken, ofte, elders naevgedruckt, binnen den felven onfen lande te brengen,nbsp;uyquot; te geven ofte verkopen, op de verbeurte van alle de naerge-cirucquot;,e, ingebrachte, ofte verkogte exemplaren , ende eennbsp;boete gt;'andriehondertguldeijs, daer en boven, te verbeuren ,nbsp;teapplio. -en een darde part voor den Officier, die de calangienbsp;doen fal, een d''vd!- part voor den Armen der Plactlen daer ’t ca-fusvoorvalJe lai, en het reherende darde part voor de Supplianten, allcsii .’ienverftande, dat wy de Supplianten met delennbsp;omen Oöroyeali'.enwillende gratificeren tot verhoedinge vannbsp;hai c fchade door bet naedrucken van de voorfz. VVereken, daernbsp;door iu genigen deele verltaen deninhoude van die te authorife-ren, ofieteadvonercn, ende, veel min het felve onder onfenbsp;protenieendebefcherminge eenigh meerder credit, aenfien,nbsp;of rej'Utatie te geven, neraaer de Supplianten incasdaerinnenbsp;iets oré ^ehoorlyks foude influeren, alle het felve tot haren laftenbsp;fulkiigehouden wefen te verantwoorden, tot dieneynde welnbsp;expre ^ ¦ :ly!' Hegeercnde, dat by aldicn fy defe onfe Oftroje voornbsp;de vu 'ïh. Wereken fullen willen Hellen, daer van geen geab-brcvicetdeofte gecontraheerde mcntieiullemnogen maken, ne-

maer gehouden fullen w'cfcn het felveOdlroy in’tgeheel, en fonder eenige OmiflTie , daer voor te drucken, ofte te doennbsp;ïirucken, ende dat fy gehouden fullen fyn een exemplaer van al'nbsp;ledt yoorfz. Wtreken, gebonden en wel geconditioneert, tenbsp;brengen in de Bibliotheecq van onfeUniverliteyttotLcyden.en*

-ocr page 7-

dcdaervanbehoorlyk te doen blyken, alles op pene van hen effeft van dien te verkefen, ende ten eynde de Supplianten defennbsp;onfenOétroye ende confeflte mogen genieten als naer behooren,nbsp;lallen wy allen ende een ygelyk, die’taengaenmag, datlydenbsp;Supplianten van den inhoude van defen doen laden endeeedo-g^n, rullclyk, vredelyk endè volkomentlyk genieten ende ge-bruycken, cefferende alle belet ter contrarie gedaen. Gedaenianbsp;den Hage, onder onfen grote Zegele, hier onder aen doen hangen op den een en twintigfte May in ’t Jaer onfes Heer cnZalig-lïiakers, een duyfent fes hondert negen en negentigli.

A. HEINSIÜS.

Ter ordonnantie van de Staten

SIMON van BEAUMONT.

De Regenten van het Wees-en Oude Mannenhuis hebben, in haar voorfz. qualiteit, het recht van deze Privilegie, voornbsp;PHILIPP YN, M^ KOPPELAAR, vergund aan denbsp;Erfgenaamen van J. Lefcailje.

In Amfleldam, den^.Ollohr, ilóy.

VER-

-ocr page 8-

VERTOONERS.

PiHLippyN M'.Koppelaar, Vryer vanAntonet.

Jeroen Vettei,afoes je , een ryk Laakcn-kooper.

Dibberig, Vrouw

Francois, Zoon I

svan Jeroen Vettelafocsjc. Hillegond, Dochter jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

AntoNET, Dienftmaagd J

Leonora, een Adelyke Juffer.

Ferdinand, Zoon van Leonora, Minnaar van Hillegond.

Ee LH ART, een Adelyk Heer, Minnaar van Leonora.

CoNSTANTiA, Dochter van Eelhart , Minnaares van Francois.

M A R G RIE T, Dienftmaagd van Eelhart.

Christiaan , Neef van Philippyn, een gewaand Doélor.

Rabbelaar, Notaris.

//ef Spel fpeeld buiten en binnen 't Huis van Jeroen Hettelafoesje ; begind met den morgenfiond^nbsp;en eindigt ’’s avonds laat.

PHI-

-ocr page 9-

Pag. p

PHILIPPYN,

M'. KOPPELAAR.

EERSTE BEDRYF. EERSTE TOONEEL.

Het Tooneel verbeeld een ftraat, met burgerhuizen.

PniLtPPYN, rekkende, en geeuwende, de deur uit.

Antfch bloemerhart ! hoe heeft het de7.en nacht geftormt, gcroefemoeft en gewaait!

I Ik heb me, als een Aal in een tobben, wd duizendmaal in ’t bed oingekcert,nbsp;gewentelt en gedraait.

Want, ik kon geen oog toedoen, dewylik de Cabainis gedunrig zo clendig hoorde kraaken,nbsp;of deheelevleet, opyderrukwind, ’tonderftebovennbsp;zou raaken.

^ar, ’tonweer is nu reedelyk bedaart, en dc lucht zo elfen en klaar,

een Zon, en alsof het fluw'eel en bloempap waar. tn’t gelykt aan ’tkraaijen van dehaanen, dat dc dag be*nbsp;_ gint door te breeken,

^ok heb ik voor Sinjoor Francois , die tot mynent lo-geert', al licht gaan ontlieeken;

, ik had hem belooft op te zullen wekken voor’t ^ openen van de poort van de (lad,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(op een pad.

2y van dezen morgen te zaamen den haazenfproug daarom fta ik hier op fchildwacht en op myn poft,nbsp;dat Sinjeur of xyn engelachtige ziel een van beide my

dat hy met onze Buurjuöer voor dag en douw wil '^^lyk hy met haar gilleren avond is afgefprooken en ver-draagen,-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(zullenw'aagcn;

Wel,

verloft,

-ocr page 10-

lO

PHILIPPYN,

te dagen,

( Hageni

Wel, waarofzyzolangblyft; want het begint klinkklaar

En de klok van de Wefter Kerk heeft daar al half vyfge-Ja wel, ik zeg noch, dat zo ikhetomdefpecieinmani-Ijus niet deed, nbsp;nbsp;nbsp;( verfleet.

Dat ik hier in de koude mynkortelykentyd zo onnut niet Maar, zacht; ik hoor daar iets ritzelen , oja, daargaatnbsp;de deur van Eelhar^opea;

En ConHaiitia treet rnet Margriet de floep af, ik ga met een rep naer binnen loopen,

En onze Sinjeur waarfchouwen, dat zy komt ; want, nam ik myn plichtniet behoorlyk waar,

Ik mocht wel denken, dat ik nooit verdiende den naam van Meeftcr Koppelaar.

TWEEDE TOONEEL. CoNSTANTiA, Margriet, mei eennbsp;Slu'nmantje, Philippyn,

Const ANT IA.

XWAar heen, Philippyn? hoor hier.

VV nbsp;nbsp;nbsp;Philippyn.

Houdmenietop, ik gaajou Fransje haaien? Die daarbinnen zyn lyf aan ftukken verlangt. Ook moetnbsp;hy’t gelag eerfl betaalen,

En de tyd verloopt; daarom bid ik je laat my gaan. (ftaan-Ik kom zo ftrik Arak weer. Blyfhicr maar een oogenblik

DERDE TOONEEL. CoNSTANTiA, Margriet.

Constantia.

¦jy TArgriet, ik heb om de liefde van Francois , en op uw raad dit werk ondernoomen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Maar, ik zal’t op uw hals fchuiven, zo’ereenigkwaa Margriet, (vanmagkooine»;nbsp;Och! lieve juffrouw, wat ben jy ook een bevreesde

-ocr page 11-

M*. KOPPELAAR. ii

Tut, tut, met die viefevaafen ; deze dingen gebeuren wel meer als eens ’s jaars in de ftad.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ken;

Ik weet niet van wat zwaarigheid, dat gy al meugt Ipree-Want, ik zalje immers in de peekei niet laaten fteeken.

Constantia. nbsp;nbsp;nbsp;(verdaan?

Ja maar, wat zal niyn vader zeggen, als hy dit komt te Margriet.

Ik Zal dien aap wel vlooijen. Laat my flegts begaan. Haaljyjou hart maar op, en laat alle zorgen vaaren.

Constantia.

Maar, hyisecnoploopendman.

Margriet.

Zo vee! te ligter zal hy weêrbedaarcn. Constantia.

Wat zal die goede man denkcij, als hy uit den inhoud van den briefmyn vlugt befpeurt ?

Wie weet, of hy zich om zulk verlies niet dood treurt!

Margriet. nbsp;nbsp;nbsp;(gen!

Hy heeft geen nood; men derft zo licht niet. Watte din-Hy kent de waereld te wel, en die bedaat toch in veranderingen. nbsp;nbsp;nbsp;(hy in zyn jeugd heeft gedaan,

Haat hy zyn eigen luizen eens vangen, en herkauwen wat Ik ben wel verzekert, dat hy zich wel ten beden zal laa-^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Constantia.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(tenraên.

i^aar, die brief, die brief leid me zo zwaar op de leden; Hewyl myn verfoejelyken handel drydtegensallebillyk-Margriet. (heid en reden,nbsp;iisar komt Sinjeur Francois en Philippyn , fchep tochnbsp;moed;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(knollen onder de voet.

'^^ntjzoje’tnu liet deeken, dietje’theelemantjemctde

p, VIERDE TOONEEL.

^Ancois e» Philippyn, nbsp;nbsp;nbsp;draagende eenige

bakjes met geld, CoNSTANTIA, MaRGRIET.

Yjf, nbsp;nbsp;nbsp;Francois.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(fangen.

heb dan eindelyk ’t geluk, myn fchoone, u hier te ont-^ Gadelooze vreugd! wid gy met welk een groot verlangen... nbsp;nbsp;nbsp;Phi-

-ocr page 12-

iz nbsp;nbsp;nbsp;P H I L I P P Y N,

Philippyn. nbsp;nbsp;nbsp;(zag»

Sinjeur , wift gy met welk een groot verlangen ik graag Datgy’t wat kort maakte, want het is al fchoon licht dag.nbsp;Wat drommel legje hier te kiskaflèn. Brui je moêr , ennbsp;pakje biezen.

En wil met ai die noodelooze complimenten toch geen tyd verliezen.

Francois.

Een oogcnbllk vertoefs , Philippyn. Myn waarde Con-ftantia , ik wil u alleen verzekeren van myn getrouwe min, nbsp;nbsp;nbsp;_

Die u i n alle deelen poogt te believen met ziel en zin;

Dies heb ik, op dat wy in de'minlte ongclegentheidniet zouden koornen,

Myn viiérs comptoir verkracht, en voortwaalefduizend guldens aan Juwecleii meêgenoomcn,

Die door uw heer vader onder hem beleent zyn , benevens dit geld.

'Philippyn.

Je wilt zeggen, ’tblyft toch onder de vrienden dat is even veel.

En je hebt het flegts voor de greep. Maar, ikzweerje, by myn keel,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(raaden.

Dat, zo wy ons niet van hier pakken, wy zullen zyn ver-Ik heb al meer voor dar vuurgezeeten; en daarom ben ik met reeden beangft en belaaden.

J li R o E N va» binnen.

Dieven, brand ! help, dieven, brand!

P H I 1.1 P P Y N.

Docht ik het niet Pchilder dat jekladden zouw-Daar hc!)je nu’t gooijen in dcglazen. Sa, fa, fpcelpoot aan, handen uit de mouw.

Helpmedcmandopdefchouder, wakker Griet, wil niet draaien.

Fadsjy lui voort. Ikzaljegemaklyk onderhaaien.

Jeroen en D i b b e r i g van binnen.

Dieven, dieven! brand, dieven!

VYF'

-ocr page 13-

M'. KOPPELAAR. 15

VYFDE TOONEEL.

Margriet.

^ nbsp;nbsp;nbsp;O Ch, heemel! waar zal ik heen?

Zyïynalweg, en ik fta hier op ftraat alleen. nbsp;nbsp;nbsp;(gen,

^ loop met’er vaart in huis, en ga over de onderdeur leg-Oin eensaf te kyken, wat dat geroep van dieven en brand heeft te zeggen,

ZESDE TOONEEL'

FerdihanD komt verbaaft va» ter zyde» het - huis Van ‘Jeroen uit , met de rok los, de deegennbsp;en par nik in de eene hand , de hoed op de kaale kop ,nbsp;zoekende met de andere hand in ai zyn zakken.nbsp;Margriet over de onderdeur,

D nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.

At is een gelukje, dat ik diedans zo wel ben ontgaan. Ik wouw om geen honderd ducaaten zulk een prykclnbsp;weerom uitftaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(gebooren!

M^ar, daar ben ik leelyk in’t naauw. Och! was ik nooit Wat gaat my aan? daar heb ik de fleutel van onze poortnbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doorverbaafthcidverloorcn,

kom ik in huis, eer my iemand hier ziet.

’tisbekaait, want, daar leid die drommcifchc Griet Ver de deur. Ja wel ik moet evenwel van de nood eennbsp;p.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deugd maaken,

iien, hoe ik beft van de ftraat eninhuiszalgera-akcn. daar zie ik ze, want ik heb ze laaten fteekenindenbsp;poort.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(peur voort,

luuwt zei de Reiger, en hy fchool achter een bies. Ik

ZEVENDE TOONEEL.

Jeroen en Dibberig, beide in huno»derkleé~ ren verbaajl uit, G R i E T over de deur.

Jeroen e« Dibb ERiG nbsp;nbsp;nbsp;(buureni

I«ven, dieven! brand, brand! dieven! brand! dievcti t

3 e-

I

-ocr page 14-

hoHwertje gevjape'nd, JEROEN, D RiG, Margrietnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jioe^.

E E L H A R T.

TW At letj e, buurman, heeft men u iets ontdraagcn ? ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jeroen.

Dat weet ik noch niet.

Eeehart.

Wel, waarom m.iakjedan zulk een misbaar ?

D I B B E R l G.

Dat geeft j e de kat dan k. E aar zyn dieven in huis; en wy zyn in doodsg(.va .r.

JEROEN. nbsp;nbsp;nbsp;(?y‘i*g verleegen-

Och! buurman, wil me i( ch byftaan; want, ik ben Eelhart.

Als je wilt, buurman. Ik zal met dit beufempje jeheeie huis wel fchoon veegcn.

Het heeft my meer gedient in diergelyke geleegentheid. Laat ons geen tyd verzuimen ; want ik ben tot uweOnbsp;Jeroen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(dienft bereid-

14 PHILIPPYN,

Jeroen.

Och! helpt my niemand.^ en de klok flaat daar al vyf uureu. Wel ik zweer dat het zwaar valt voor een eerlyk man,

Dat hy niemand in de nood vind, die hem helpen kan.

Jeroen en Bibberig gelyk.

Dieven, dieven! brand J moord, brand!

Jeroen.

Hoort my dan niemand klaagen gt; Ik zal fchreeuwen, of ik vermoord wierd. Dieven, brand?

ACHTSTE TOONEEL.

E E L H A R T half gekleed in zyn Jafonfe rok , met '¦nd, Jeroen, Dibbe-

een

Treê dan binnen.

£ E U A R X»

Vergeef het my, myn heer, ’t zal niet gefchieden' Ik bid, treed toch voor in#

-ocr page 15-

M*. KOPPELAAR. if

Jeroen.

Maar, myn Heer,ik weet wat refpcft nienfat-foenlyke lieden

Verfchuldigt is. Ik zou w ’t niet doen.

EeLH ART.

En ik ook niet, want ik overtrad niet graagmyn pligt. Jeroen.

J^Wel, Ik ook niet. Ei myn Heer.

Philippyn uit van ter zyden, en bootfl al die Complimenten na.nbsp;Dibberig.

Dieveig! moord, brand!

E EtHART.

Tree voor.

Jeroen.

’t Komt u toe.

Eelhart.

Maar, zo doende word hier niets uitgcricht.

ik zal volgen.

Dibberig.

Dieven, moord, brand!

J EROEN,

Maar,myn Heer,ik zalje immers niet binnen brengen. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Eelhart.

bidwyftmyden weg.

Dibbek IG.

Moord,moord! brand,brand !

J EROEN.

Maar,

Eelhart.

Ei.

Jeroen.

De beleeftheid kan ’tnietgehengen. r;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Eelhart.

'*«an wy dan gelyk in.

Dibberig.

Dieven, dieven J

Je-

-ocr page 16-

I L I P P Y N,

J EROEN.

Dat deed ik omde gantfehe waercid niet. Al wierd myn hcele huis leeggeftoolen.

Eelhart.

Ik zal dan gehoorzamen; terwy Izulks met uw believen gefehied.

NEGENDE TOONEEL. DiBBERiG, Margriet, Philippynnbsp;ter zyden,

Dibberig.

OCh! Grietje, wat heb ik een droeve nacht gehad met trillen en beeven.

Je zoud het zweet by emmers vol van myn lyf gefchept hebben, ’t was geduurig of ik de geeft zou geeven.

Zo benauwt was ik; want, ik hoorde zulk een gedruis»

, En geftommel op Hillcgonds kamer, en door ’t geheele huis,

Of’er honderd menfehen in waaren, en ’t arme meisje, gelyk jezekerlykmoetweeten,

Dat altyd zicklyk is en yol pyn, en in geen drie dagen heeft gegeeten,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(en fmert,

Hoorde ik zomtyds zo deerlyk zuchten vanbenauwtheid Dat het my deerde, en jammerde aan myn hert.

Margriet.

Dat geloof ik wel.

Dibberig.

Ik heb haar in myn ziel lief, en ik wil ’t wel weeten, Om dat zy myn eenigfte dochter is, en naer haar grootmoeder geheeten.

Ik geloof, dat ik wel honderdmaal Hillegondje geroepen heb: maar men hoorde my niet.

Wie weet, hoeverleegen zy geweeftis, want, het ƒ zulk een nii^e , die de onuoozelheid uit denbsp;oogen ziet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ,

Had myn zoon Francois noch t’huis geweeft, zo ha meiidedievcnkuimenkeeren,

Maar

-ocr page 17-

M‘. koppelaar. ij

Maar, die heeft verlof om naer den Haag te gaan; want kyk, wy procedeeren

Legens Neef Jafper , wegens een erffenis van Joris Dobbe, en om dat het zo lang heeft geduurt.nbsp;Heb ik hem gilleren avond naer den Haag toe gelluurt.

Om daar met de Advokaaten de zaaken nader te overleggen. nbsp;nbsp;nbsp;(onmooglyk kan zeggen,

0’t is zo een deugdzaam Jongman , dat ik het aan jou Margriet. (uw dochter let ?nbsp;Hatisweltebegrypen, Juffrouw. Maar, weetjenietwatnbsp;Of hoe die ziek te genaamd word ?

Dibberig.

Och neen, zy leid meed heele dagen te bed. En dan huilt en zuchtze , als was zy bedrommelt of be-zeeten;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(kreeten.

Ja kind , zy heeft haar oogen wel dry vierde part uit ge-M AR GR IET.

Waarom haalje geen Dofloor, om eens te hooren hoe hy haar ziekte vind.ï*

Dibberig.

EraatjevaneenDoftoor? ochzwyg, myn lieve kind,

2y mag geen Doétoor luchten , noch van hem hooren Margriet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(fpreeken.

kan evenwel niet altyd in een kw.aad vel blyven ftee-Dibberig. nbsp;nbsp;nbsp;(ken?

Hat’s waarheid, Grietje. Maar, ik kan haar tot noch toe niet beweegen ; en dat myn droefheid vergroot,nbsp;dat zy niet anders fpreekt, als van de dood, (ten,nbsp;^wel, iit zeg noch, dat zo zy niet verandert van gedach-Hat ik voor myn fterfuur noch de dood zelfs heb te ver-.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Margriet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(wachten,

mderdaad, ik beklaag die arme Hoof, maar, is het ook wat anders dat haar ontftelt ?

'Dibberig.

Hoe Wat anders? hoeverftajedat?

Margriet,

Is ’t ook de liefde die haar kwelt ?. Bnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jD iB-

-ocr page 18-

i8 P H I L I P P Y N,

DiB HERIG.

Weg liefde, weg liefde. Wat moogje my al te vooren leggen.?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' (zeggen?

Zo een onnoozel fchaap , wat weet dat wat liefde is te Margriet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ftaat.

Ja, ja, Juflfouw, detydzal *t wel ontdekken , maak ik Dibber iG.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(malpraat.

Wel, Griet, ik heb liever datje wat aSrs doet, alsdatjezo Margriet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ders hooren.

Ik zeg ’t noch, en blyf ’cr by. J e zult in kort wel wat an-Kenje Ferdinand wel ?

Dibberig.

Die zal datgaarje nietbooren» Dat is een Lichtmis, die’s nachts uit krollen gaat. Zynbsp;hebben ze niet veur,

Die ze mienen; want voor zulk volkje fluit ik myndeur, PhiLippyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(uittebreeken.

„Dat is hoog genoeg. De bommel mogt hier eens komen „ ’t Is beft, dat ik myn fnoctdaarmede ih kom fteeken.nbsp;Wat is ’er te doen, Juffrouw ? hoe ben je zo vroeg in denbsp;Dibberig.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(wéér?

Weetje’erniet van, Philippyn? wy hebben dieven gehad, en Heer Eelhart met myn man doorzoeken ’t huisnbsp;Loop toch meê naer binnen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(op en neêr.

Philippyn.

Ik zal. Maar, daar zie ik de vrienden weer uit koomen.

TIENDE TOONEEL. Jeroen, Eelhart, Dibberig , Margriet , Phili pptH.

Dibberig. nbsp;nbsp;nbsp;(noomen?

\T7El vacr , hebje tot onzent geen verder onraad ver-

Jeroen. nbsp;nbsp;nbsp;(verftand-

Praatje van onraad ? ik mis myn zinnen, en ik verlies myri Och ! nu ben ikde ongelukkigfte van ’t gehcele Land.

Ik word vermoord gerabraakt en gehangen. nbsp;nbsp;nbsp;(g^”'

Help, help, buuren fta by, ei help me toch de dieven van'

-ocr page 19-

KOPPELAAR. 19

Ik ben geruineert. Ik ben dol; Al de beleende Juweeleii van Heer Eclhart, 2yn op een hond.

Wel hoe! ’t zyn geen fnottebcllen J een achtduizend pond Vlaams geld , en noch vier zakjes fchellingen zo in eennbsp;DlbB E RIG. (zet te verliezen.

Wat zegje, vaêr?

Jeroen. nbsp;nbsp;nbsp;(verkiezen,

Och! geefmy nu goede raad, wat ik van beide zal My op te hangen, of in’t water tefpringen ? ei! help menbsp;Eelhart.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(toch uit de ly.

Och! wat raad, wat raad?

Dibberig.

Buuren, buuren, fta by.

Zy valt in zwym, en werd van Margriet onderfteund.nbsp;Philippyn. (loorengeeven.nbsp;Bedaar, Sinjeur, bedaar; men moet de moed zo nier ver-Jeroen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(leeven,

Neen, neen! hier valt niet tetrooften. Ik wil niet langer Wat zal ons Fransje op fcyken , als hy van myn fchadenbsp;hoort?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(nietvermoort?

Wie weet of de Jongman zich zelfs uit enkele defperatie Want hy is zo vroom, yverig en vlytig altoos om eennbsp;penningje te vergaaren,

Lat hy’t niet genoeg weet te bezuinigen noch tefpaaren, M’A R G R I É T tegens Dibberig.

Ontftelje, zo niet Juffrouw, alledingenzullen welgaan, Geef het zo 1 igt niet op, het zal noch wel te doen ftaan.

Laat het in de courant zetten, cn de Juweliers en Zilver-fmids waarfchouwen.

, nbsp;nbsp;nbsp;Dibberig.

^ Is een zwak gellel, kalleelen in de lucht te bouwen.

, nbsp;nbsp;nbsp;Philippyn.

Ns evenwel het naafte middel om’t weêr te krygeu, gc-lyk meer is gefchied.

gt; , nbsp;nbsp;nbsp;Jeroen.

ts Cr wel een einde van al myn lyden en verdriet

Ba nbsp;nbsp;nbsp;Dc

-ocr page 20-

zo P H I L I P P Y N,

De eene flag volgd de anderen, ’tis niet genoeg dat men -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;inyn geld komt taaken,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O^aaken!

Maar onze Hillegond zal het van alteratie niet lang meer Zy leit in zwym en heeft de poplezy op haar lyf,

Ik liet haar in die ftaat op de vloer, zo ftyf,

Als een deur, in de armen van Antonct, zy is mooglyk al dood, of ze moet my leelyk bedriegen.

Dibber iG. nbsp;nbsp;nbsp;(vliegen.

Och, myn dochter; myn dochter! ik ga niet, maar, ik zal

ELFDE T O O N E E L. Jeroen, Eelhart, Margriet,nbsp;Philippyn.

Jeroen. nbsp;nbsp;nbsp;(aan?

MYn lieve buurman, zeg my eens wat raad gaat ons Ik vrees, dat het my noch in de harflènen zal flaan.nbsp;Eelhart.

Wat valt hier veel te zeggen ; als my bet overfchot van dejuweelen te betaalen;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(gen.

Want ik heb maar vier duizend guldens daar op onttan-Jer OE N.

Och! waar zal ik het geld van daan haaien ? Eelhart.

Dat weet gy beft , buurman , die drie tonnen fchats bezit , volgens ’t zeggen van de lién.

Jeroen. nbsp;nbsp;nbsp;(leevenzicn*

Ik, ik, myn Heer! was dat waar, jyzoudmy wel anders Eelhart.

Verfchoonje niet om mynenthalven. Stille waateren hebben diepe gronden.

Jeroen.

Ja maar. Heer Eelhart, ’tgeen ik met moeite vergaart eii gefpaartheb, is niet geftoolcn of gevonden. .nbsp;Eelhart.

Nu, nu, wy willen wenfehen, dat dit de grootfte fchaaa zynzal, die gy hebben zult,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j.

-ocr page 21-

M'. KOPPELAAR. zi

En daarom zou ik u raaden, dat gy u wyflyk droeg, en nam by tyds geduld.

Jeroen.

Ja, niemand hinkt ’er van een ander mans zeer, en ik moet myn kruis alleenig draagen.

. nbsp;nbsp;nbsp;Philippyn.

oinjeur Jeronimus, wilje my beloonen, ik zaldeftadop en neer gaan , en man en maagd naar de Ju-weelen traagen.

Zy zullen mooglyk wel weer te recht koomen, en zyn zeindeftadniet, zy zyn noch niet uit het land.nbsp;ft Zal wel zorg draagen, dat ze aanftonds gezet wordennbsp;Geef my maar de notitie.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(in de courant.

Jeroen.

Och! wilje dat doen? ik zalje ryklyk betaalen. Maar, ik heb de notitie niet.

EeLH ART.

Wacht een oogenblik. Ik zalze wel gaan haaien. Jeroen,

Gy Zult my dienft doen; want de dieven hebben de notitie met de Juweelen teffens gerooft. jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Eelhart.

ft kom aanftonds weer.

TWAALFDE TOONEEL. Jeroen, Philippyn, Margriet,

Jeroen gaat ondertujjchen heen en Tveer, Jlaande dan de oegen tennbsp;hemel ^ dan naar de aar de,

Mar «riet.

. Hilippyn,Philippyn,hoeaveregsftaatmy dat hoofd. Want komt onze Heer zyn dochter niet te vinden,

zal me gewislyk als een briefchende leeuw verflinden.

Philippyn. nbsp;nbsp;nbsp;(der vond.

Legjc

B3

Houdfmocl toe, en bedenk met ’ér haaft de een of de an

¦O ^ nbsp;nbsp;nbsp;T__•

-ocr page 22-

2z PHILIPPYN,

Legje verftand te kollen, of wy xynalle beide bedorven in den grond.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(geborgen,

Hoewel ik voor myn part de twee gelieven to wel heb Dat ik daar in ’t minüe niet behoef over bekommerd tenbsp;zyn noch te zorgen.

Margriet, (enikflegtseenmeid. Jy hebt het goed zeggen; want je bent jou eigen meefler,nbsp;En die hebben om een haverdroo altoos misdaan of mis ¦nbsp;zeid.

DERTIENDE TOONEEL. Eelhart,Jeroen,Margriet,Philip PYN.nbsp;|iinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jeroen.

HEcrEelhart, hebje de notitie? wilze my overgeeveii. Eelhart.

Daar is zy, myn Heer. Margriet!

Margriet.

Watbeliefje?

Ee lIIart.

Waar is myn dochter gebleeven ? Ik heb ’er onder en boven gezocht, op haar kaamer en innbsp;Wat doetze zo vroeg uit?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(’tbed.

Margriet.

Wat ’s dat, myn Heer ? ik üa inderdaad verzet, Onze Juffrouw niet t’huis, dat kan niet mooglyk weezen!nbsp;Ik heb’er daar even noch gezien engefprooken, zoalszynbsp;bezig was met de Aftrea te doorleezen.nbsp;Eelhart.

Ga dan nacr binnen, en zoek zo lang tot jyze vind. Margriet.

Ik zal, myn Heer.

VEERTIENDE TOONEEL. Eelhart, Jeroen, Philippïn.nbsp;Eelhart,

O Ch! daar kid me wat zwaars op myn hart. myn kind, mynkind!

-ocr page 23-

Mr. KOPPELAAR. 23

Philippyn.

^een zwaarigheid; al mee in de courant. Geef my maat order, ik zal ’t wel bcfchikken.

Eelhart.

Hoe! fpotje met me, daar ik van droefheid meen te ver-ttikken ?

Philippyn.

ft Zeg het om befte wil, mynHeer, en vorders weet ik’er niet af.

Eelhart.

ft Zal noch voor myn dood onder de zwarte aarde moeten, en in’t graf.

vyftiende tooneel.

Eelhart, Jeroen, Philippyn, Margriet.

H nbsp;nbsp;nbsp;Eelhart.

Ebje myn dochter gevonden

Margriet.

Neen,myn Heer,maar wel deze brief op tafel leggen.

Eelhart.

^eefze hier , op dat ik weeten mag wat den inhoud wil zeggen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hy opend en leeft den Brief.

Myn Heer en Vader,

Ik ben het vaderlyk gezag ontvlucht , om my onder dat een Minnaar te begeeven, oordeelende dat de bandennbsp;yoti lig liefde zoeter ivaaren , als die van de plicht, ennbsp;** Zoude rnooglyk noch zo ligt niet tot dit beftuit gekoomennbsp;by aldien ik niet voorzien had^ dat gy eerlang metnbsp;Mevrouw Leonara van Adelbaart een tweede huuwlyknbsp;^ud aangaan , als wanneer ik niet anders als een ver~nbsp;J^'OQaveling zou moeten zyn. Ik zoude u den naam vannbsp;^'‘yn minnaar in deze wel ontdekt hebben , ten zy ik voornbsp;vjreede vervolging beducht - ge weeft was. Doch iknbsp;M/ nigf twyfelen, of zyn middelen en goed gedrag zullennbsp;gramfehap in ‘‘t korte in een vergenoegde vriendfehapnbsp;vet-

-ocr page 24-

24 PHILIPPYN,

nierwiffelen, en voor ons hy u genade bewerken ; tervjyl ik my onderfchryf,

UE. zeer gehoomame Dochter

CONSTANTIA Stier ENKROOM

' nbsp;nbsp;nbsp;VanHongaryen.

Wat moet ik al bcleeven ! gehoorzaame Dochter! deftig , deftig! fchoon befcheid!

Wie hoorde ooit van zulk een buitenlpoorigheid ?

Wel ik zweer, kryg ik je onder handen, ik zal je vafl:

laaten zetten. nbsp;nbsp;nbsp;(zal ik je wel beletten.

Zulk een affront aan myn adelyk geflacht te doen, dat Wat fnoöder daad is dat, en welk een lydeloozefpyt!

O neen, ik begeer niet dat gy myn dochter langer zyt.

Leg daar, vervloekt gefchrift; ik zal j e met voeten trappen.

Hyverfcheurd de Brief-

En jou, vergiftig ferpent, zal ik aan hutspot kappen.

P HILI p p Y N. nbsp;nbsp;nbsp;(daan ?

Zacht aan, myn Heer, wat heeft die onnoofele meid mis-Kan zy beletten , dat de Juffrouw buiten haar weeten is Margriet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(doorgegaan ?

Och! myn Heer’, ik heb geen fchuld; ik bid u laat me keven.

Jeroen. nbsp;nbsp;nbsp;(niets misdreeven.

Nu, HeerEelhart, gebruik uw verftand; ’t Meisje heeft E E L H A R T.

Misdreeven of niet, ik wil weeten wat.zy van deeze morgen zo vroeg over de deur heeft gedaan.

6 Daar fchuilt een boefje achter, als luije meisjes zo vroeg Margriet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(opftaan-

Ik zou myn huiswerk aan een kant doen, en ik hoorde zo erbarmlyk roepen van buiten,

Dieven, moord , brand , dat ik goed vond de deur te Om te zien wat’er te doen was.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ontfluiten?

Eelhart.

Vaar voort.

Margriet.

Ik weet niet meer.

EeL'

-ocr page 25-

Mt. KOPPELAAR. zj*

Eelhart.

Ikwil’t weeteu, jou rechte fnoetop.

Margriet.

Hoe meug] ezokyven, myn Heer. Als je meer belieft te weeten , moet ik het tuffchen viernbsp;oogen zeggen.

Hy treed met Margriet ter zyden, Eelhart.

Laat hoorcn,

Jeroen.

Nu, Philippyn, daar is de notitie, de reft kunjc naer uw beften weeten overleggen.

P H 1LI p T y N.

Ik zal, Sinjeur, maar, daar zullen eenige onkoften oploo-pen, of wil je dat ik die verfchiet?

Jeroen.

O neen Philippyn, moeite te neemen en geld toe te gce-ven, dat begeer ik niet.

Koe veel moet je hebben ?

Philippyn.

Geef my by provifie twee dukaaten. Jeroen.

Ik Zal ze gaan haaien,

ZESTIENDE TOONEEL. Eelhart, Margriet, Philippyn.

Eelhart.

1S’t waarheid Margriet ? wel wat moogje praatcn! Wie had zyn leeven zulks van Jonker Ferdinand ver-.p wacht?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(flacht.

jongman gefprootcn uit een zo beroemt adelyk ge-^ Is onbegryplyk; daar en boven meen ik my aan dat geflacht te verbinden,

ik daar.


¦k^Qor een huuwlyk met zyn moeder , om dus in haar P een deelgenoot in myn huiszorg te vinden;nbsp;h-n onze Conftantia aan Ferdinand te doen... Nudatlaat

Maar


-ocr page 26-

PHILIPPYN,

Maar, lou hy wel tot die lacieteit gekoomen zyn ? Margkiet.

Myn Heer, al wat ik ïeg is waar. Doch, of hy dejuweelengeftoolen heeft, weet ikrdet,nbsp;en ik kan ’t voor de waarheid niet ^eggen.

Maar , ’t geen myn oogen gezien hebben , zal niemand my wederleggen.

Hy liep, als een kuikendief, met de kaale kop als defperaat, Zonder paruik, met het blood geweer in de hand langs denbsp;Eelh.\rt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(llraat.

Ik 11a een gat in den hetnel! wat dunkje van die boeve-ftukken ? nbsp;nbsp;nbsp;(ken,

Iemand zo het befte pand by der nacht uit den huis te ruk-’t Is of ik het te Keulen had hooren donderen; nu ik zal my eerft wel beradn,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(toen aan.

Eer ik Ferdinand daar over fpreek; maar, daar komt Je-ZEVENTIENDE TOONEEL. Jeroen, Eelhart, Margriet,nbsp;Philippy N.

Jeroen tegens Philippyn.

DAar zyn by provifie tien guldens aan geld, je moogt zien hoe ver je ’t daar mede kunt (lellen,

Als jemeer moet hebben, zal ikjealtyd meer toetellen.

PKiLtPPYN. nbsp;nbsp;nbsp;(alsgoud.

’t Is wel: ik zal zien hoe ik ’t maak, en je zo trouw dienen, Ho, ho, buurman, je zult wel haaft zien, dat je de zaaknbsp;aan een eerlyk man toevertrouwt.

Jeroen.

Doe jou beft , en fmeer wat haazevct onder uw fchoe-nen; want de tyd mogt ons ontfchieten. Philippyn.

Servitori,

ACHTTIENDE TOONEEL. jEROEft, Eerhart, Margriet.

•TTT nbsp;nbsp;nbsp;Eelhart.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

W Aijnccr zie ik eens een einde van myn verdrieten.

JE-

-ocr page 27-

KOPPELAAR.

Jeroen.

vv el hoe, myn Heer, ontzinkt u nu de moed ?

E E L IIA R T.

O neen, myn Heer, ’t ontbrak my nooit daaraan, Maar, ik zal met uw verlof myn affchcid neemen , ennbsp;naar binnen gaan.

op myn zaaken order te ftel len. Vaar wel.

Jeroen.

.p nbsp;nbsp;nbsp;En ik zal myn kleêren vordcrs aan gaan trekken,

Eli eens bezoeken, of ik de dieven elders kan ontdekken.

Negentiende, tooneel.

Jeroen, Antonet met een Viesje.

W nbsp;nbsp;nbsp;Jeroen.

Aar ga je heen, Antonet ?

Antonet.

Sinjeur, ik zou wat cordiaal haaien in de Apoteek, Want onzejulFrouw is zo flap, ais een vaatdoek, en zonbsp;. flaauw, en zo bleeknbsp;E ofze in ’t geraamt Itond.

Jeroen.

iidyn kind,myn kind, wat hcbje een laftigpak tedraagenl 'iflaat’er wat eijeren in, en kom voort wéér J ikinoetnbsp;die arme floof in myn hart beklaagen.

Antonet weggaande, word van hem »nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;weerom soroepen,

™net, Antonet.

Antonet.

Wat belief je?

Jeroen.

Haal aanllonds onze Lyfmcdicus Doflor Ra-f barber, want die man is door en Doorgeleerd.

Ochic- • nbsp;nbsp;nbsp;Antonet.

• oinjeur, je weet wel, dat onze Juffrouw Hillegond geen dodloor begeert.

Be».. nbsp;nbsp;nbsp;Jeroen.

o^^ren, of niet, ik verfta ’t %q.

An-

-ocr page 28-

I L I P P Y N,

Antonet.

Maar, ïy mag van dofloor Rabarber niet hooren, Dat is een rechte femelaar, en die talmt haar te veel aannbsp;Jeroen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(deooren.

Haal dan een ander, ’t is my evenveel, al was ’t een vreemd; Want ik wil, dat mynzieke dochter iets tegens haar kwaa-.

Antonet. nbsp;nbsp;nbsp;(len inneemt.

Wat ïal dat weezen. Sinjeur? gy weet immers wel, wat onze Juffrouw heeft voorgenoomen.,nbsp;Jeroen.

Doeaanftonds myn zin, of weet...

Antonet.

’tIs wel. Sinjeur.

Jeroen.

Pas me voor al zonder doéloor nie^ weer thuis te komen.

TWINTIGSTE TOONEEL.

Antonet alleen.

WAt leid daar tot onzent een baijaard , en wat is’ef een potje te vuur.

Ik wouw wel om een baakerfchelling , dat ik met fat' zoen al was «it myn huur ;

Want, ik vrees, ik vrees, het noch zo felleweekensop myn dak zal waaijen,

En al wat ’er van komt, op myn kop alleen aandraaijen ?, Als of ik de oorzaak was van ’t geen onze Hillegondj®nbsp;heeft begaan.

Daar ik’er zo veel fchuld toe heb, als het kind inde wi^S’ maar, de onnoozelheid heeft toch altyd misdaan:nbsp;Ik wil zeggen, dat ik ’er noch af noch aangeraaden he^ gt;nbsp;noch in de zaak iets heb willen fpreeken;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Want, ik dacht, wie hoonig fteclt , moet lyden hemde bijen fteeken.

Philippyn, Philippyn, wat zal jy al te verantwoord^ hebben, die zo meenig een minnebriefje on

- Hillegondjehebtrerhandgeftelt;

-ocr page 29-

Mt. KOPPELAAR. zp

En haar wel honderdmaal van de gaaven van Ferdinand aandeoorengelelt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(mag zetten;

Ik wou niet,dat ik in joufchoenenftak,hoezeerikjeook Want, Zulke dingen neemen nooit een goed eind, ennbsp;men is verplicht ze te beletten.

Hoewel ik myn Juffrouw jn die ftaat niet verlaaten zal om geene waarom;

Want, ik verwacht, als ’t wel lukken wil, noch een Bruiloftsftuk van haar Bruidegom.

Maar, ik moet myn boodfchap niet vergeeten, en zon-der Cordiaal te rug keeren.

Loch, dat is het eijereeten niet, zei de Vos, en hy zou de hoenders mores leeren;

Want, myn rechte boodfchap is, dat ik Philippyn op quot; fteeven loop, om zyn raad,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(doen ftaat.

Te hooren, wat onze Juffrouw in deze verleegentheid te Laar zie ik hem recht ter fnee. Och! Philippyn ,onze Juffrouw is zo verlegen.

eenentwintigste tooneel;

Antonet, Philippyn.

EP HI LI P P Y N.

N waarom, myn lieve Antonetje ? of heeftze eea verkeerde wind in haardarmpjesgekreegen?nbsp;Anyone T.

Wel neen.

Philippyn.

Wat dan?

A N T o N E T.

Je weet wel dat onze Sinjeur een deel Juweelen ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Philippyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(zynontvreemt.

Welk een beuzeling; ik denk niet dat Juffrouw Hille-gond dat zo kwaalyk neemt.

gt; nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Antonet.

t hier noch tyd van fpotten ?

Philippyn.

Wel wat heb gy,önulletje, my anders te zeggen?

An-

-ocr page 30-

p P H I L r P P Y N,

Ant ONET.

Dat onze Juffrouw vreeft, dat men die dief ftal Ferdinand ligt zou te lalt leggen.

P HI LI p E y .

Is ’t anders niet, aapellaarten, kindermoolentjes: jou Juffrouw ftel haar hoofd flegtsgerull;

Of weet zy niet dat ik, Philippyn, alles kan keeren en draaijen naer ’t my lult ?

Zeg haar uit myn naam, dat ik de Juweelen, als ik wil gt; aan haar Vader weer ter hand kan Hellen,

En dat ik Ferdinand wel befchermen zal, laat zy zich daar niet cens zo over kwellen.

En zeg haar met eenen, dat zy met Ferdinand trouwen zal in korten tyd,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(fpyt van die ’t benyd.

Dat .ik ’tzo verfta, in weerwil vanvaêr, en moer, ten A N T o N E T,

Ja maar, daar is noch een zwaarigheid. Haar Vader ver-Haat dat ik de een ofdeander Doétoor zal haaien! En dan braaken de baakens uit, en wy zouden de ballennbsp;moeten betaal en.

Philipp y.m (daarheen gaat. Geen nood, alsje my maar by tyds waarfchouwt, cerjenbsp;Dan fta ik ftout, en gereet om je by tefpringenmetraadnbsp;en daad.

A N T o N E T. nbsp;nbsp;nbsp;(langer wachten*

Ik waarfchouwjc dan van nu af aan: want ze willen PhI L IPPVN.

Alree man; wanneer moet de Dodoor koomen ?

A N T o N E T. nbsp;nbsp;nbsp;(achten*

Laat hy ’t avond koomen, omtrent ten han Maar, draag toch zorg, dat dien Dodoor van de moornbsp;van Pary sweet,

En dat hy Hillegondjes liefde voor al houd fecreet.

Philippyn. nbsp;nbsp;nbsp;(draaijno ’

Benje Hecht, men zal haar ziekte op waterzucht uit doe

En met die munt zullen wy haar ouders wel weeten paaijbn;

-ocr page 31-

M^ KOPPELAAR. 51

Weet je niet, dat ik drommels verftandig ben, en hebje noch niet beter geleert,

Laar wy met malkander zo lang al hebben verkeert ?

AnTO NET.

Jagt; maar onze JutFrouw is zo ongeruft.

Philipp Y N.

Wel, ftel haar tevreden. Antonet.

Zal ik dan ftaat moogen maaken op jou beloften ? Philippyn.

Met reden.

Len Doöor zal ’er weezen ; een man een man , een woord een woord.

Antonet.

Mag ik dan geruft heen gaan ?

Philippyn.

Ja,zeg ik,myn fmodderfmuiItje,pakjemaar voort.

Tweeëntwintigste tooneel.

Philippyn, Christiaan.

HC H R I s T1A A N,

O, Philippyn! mon Coufyn, hoe vaar jeal ?

Philippyn.

Wat droes! hebje een hondeneus, dat je zo net kunt ruiken ?

^ nbsp;nbsp;nbsp;Christiaan.

^oedat,fpeciaal?

Philippyn.

Om dat ik jou van avond voor kruis en munt moet gebruiken.

Christiaan, nbsp;nbsp;nbsp;(waft,

en munt is goed kruid, hoewel ’t in myn tuin niet Philippyn.nbsp;had wel kunnen gefchieden , had jy wat beter op ’tnbsp;ftampen in de vyzel gepaft;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(wat kond leeren.

ftond daar in een fchoone winkel, daar je vry

Ook

-ocr page 32-

PHILIPPYN,

Ook heb jy uw ouders geen kleintje gekort van rtudeeren;

Maatje wou ’t heerfchop fpeelen, met de degen op ’t gat,

In kuffen en bordeelen, en ’s avonds meert dronken en zat.

’t Was of’t geld in de bokfen zouw vermufFen en ftinken;

En nu ziet men ’er uit, als de partifan van de gepluktevin-Ch RIS TI A AN, nbsp;nbsp;nbsp;(ken.

Kofyn,kofyn,dat maakje al tegrof.

Philippyn.

Ik fpreek my n hart recht uit.

Maar dit overgeflagen; want dat verbruid is, is verbruid.

Hier is een buiten kansje; ik weet’er voor jou een paar ducatonnetjes uit te haaien.

Zojyflegts jourol alsdoftoor fpeelen kunt, ik zalzeuit myn eigen beurs betaalen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(geeft j

En’tisgemaklyk te doen, byaldienje nochhebt diezelve

Want je bent al jou leeven een drollige Apoteeker ge-Christiaan. nbsp;nbsp;nbsp;(weert-

Maar, hoe kan dat gaan met deeze oude lappen en vellen ?

PHILIPPyN.

Is’t anders niet? ik zal je aanftonds een doöoraale hoed en rok beftellen.

Daar weet ik wel raad toe, want ik heb kennis aan een fmous, die oude kleêren koopt, ennaer Duitfch'nbsp;land verttuurt,

En daar heb ik meer als tienmaal voor my zelfs een pak' je van gebuurt.

Christiaan.

Maar, waar moet ik weezen, en wanneer, en wat moet ik zeggen ?

Philippyn.

Daar is de dochter van Sinjeur Jeronimus Vettelafoesj^» heimelyk verlooft, en van liefde ziek; nu om dgt;®nbsp;zaak behoorlyk uit te leggen,

Moet je op hals en keel aan de ouders, die weeten wiH^’ wat haar dochter deert,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Niet leggen , dat zy verlieft of verlooft is; maar,

blaatj e moet werdeo omgekeert. nbsp;nbsp;nbsp;^

-ocr page 33-

Mr. KOPPELAAR.

Je verftaat me wel, hoop ik ?

Christiaan.

Heelwel.

Philippyn.

Je moet neggen, dat ze waterzuchtig is, en dat -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;men haar’t water zal moeten aftappen.

¦‘Vlaar, wil voor al nietvergeeten, daar vry wat doftot»* Latyn onder te lappen;

W ant de vader verftaat geen een woord van die taal.

Christiaan. nbsp;nbsp;nbsp;Goed,goed.

Philippyn.

y. nbsp;nbsp;nbsp;Eniegt, datmcnindezedeerlykenftaat,

men haar leeven liefheeft, haar aanftonds trouwen .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Christiaan.

ivlet wie ? nbsp;nbsp;nbsp;Philippyn.

Met Heer Ferdinand; want daar zullen de ouders ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geweldig tegen hakketeeren,

¦^ochje moet daar by blyven, als de dief by de baft, om hen daar toe te perfuadeeren.

. j nbsp;nbsp;nbsp;Christiaan,

anders niet? ik hoop datje zien zult hoe meefterlyk ik voor doétoor ageeren zal.

. nbsp;nbsp;nbsp;Ph'ilippyn.

Talmaaken dat ik’er by ben, als hoofd participant aan j.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Christiaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ditgeval.

moetje doen, om of’t kwam te gebeuren, dat ik my ergens in mogtinisfpreek en,

quot;y aanftonds weer op den weg te helpen en ftllletjesvati achteren in tefteekèn.nbsp;f,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Philippyn.

Tal op dien halpel paften, ’tis tyd. Laat ons naer binnen pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Christiaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(treên,

'‘acticaeft multiplex.

Philippyn.

Zo raakt men beft door de waereld heen. Einde van het Eerjie Bedryf,

TWÈE^

-ocr page 34- -ocr page 35-

Mr. KOPPELAAR. 3f

Of denk, dat ik u zal weeten tc beletten, dat gy een woord F E K. DIN A N}). (meêr fpreekt.nbsp;Mevrouw, met uw believen; het Haat u zonder twyftelnbsp;wel te voor en ,

Dat toen gy den doorluchten Heer LudowykSigismund uw gemaal had verlooren ,

Wy den boedel met zo veel fchulden vonden bezwaart,

Dat het aaloud adelyk kalled van Adelbaard,

Met al haar Landerijen, noch al onze mcubilen op ver na niet konden volllrekken,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(te dekken

Om ons voor onze Crediteuren , die ons attaqueerden, Ik zeg, Mevrouw, het Haat u wel te vooren , hoe gy,nbsp;in ’t midden van dat verdriet,

Den boedel abandonneerde , en op ’t aanraaden van Ad-vokaaten met den voet Hiet,

Na dat gy de gereedHt; EtFeélen, tot geld gemaakt had, om te kunnen fubfiHeeren.

Leonora.

Wat is dat, Ferdinand, zult gy me vcrwyten , dat wy moeHen declineeren ?

F F R o 1 N A N D.

Mevrouw, ik verwyt het u niet; maar, zulks gefchied _ om u in den grond te doen verltaan,

Wat de reden is, waarom ik dit huuwlyk aan wil gaan.

^ Is my lect genoeg , dat wy in zo een nederige Haat Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;moeten leeveu.

Maar, had men ’t zeil zo hoog niet in top getrokken, ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daar was wel wat meêr overgebleeven,

Wy hadden nu niet behoeven te zuchten. Doch, ge-daane zaaken hebben geen keer. ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Leonora.

^'^yg van die zaaken ; want gy hernieuwt myn droef-j, nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(heid weer.

Want,

^ ïal, Mevrouw. In deze Haat dan heb ik van myn plicht ^ geoordeelt om voor my zorgete draagen,nbsp;b om een goed heen koomen te zien, om van de armoede te zyn ontllaagen;

-ocr page 36-

PHILIPPYN,

Want, wat baat alle grootsheid en af komft, zo ze niet isverzelt,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(geld?

Of onderfteunt in de waereld door de krachten van ’t En dat vind ik hier overvloedig by Sinjeur Vcttelafoesjenbsp;gezeeten.

Daar wy met al onze grootsheid zomtyds kwaalyk een fatzoenlykc fchootel hebben te eeten,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(gemaakt,

En weer op nieuw zo een lengte van krytende fchulden Dat’er’t einde van weg is, en om wat oorzaak zyu wynbsp;anders daar weer zo diep ingeraakt,

Als uit enkele grootsheid ?

Leonor a.

F'oei, Ferdinand, hebje dan iw adelykc geboorte geheel vergeeten ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(teten;

Ik wou liever zo arm als een wurm zyn, en droog brood Als myn nood te kcnncngecveii, of ia’c minlle verandc-ren van (laat.

F E R n I rt A. N1).

En ik niet, Adevrouw. ’t Is i-en flechte Adeldom, die op beedelaars krukken gaat.

Als ik met tiillcgond getrouwr ben, meen ik wel lekker eengemaklyk Icevcntelyden.

En gy, Mevrouw , kunt daar mede aan participecreii» en weerbeleeyen de oudegulde tyden.

Leonora.

Schoon dat zo is, heb ik altyd eenafkeervandat gewoe' kert bedelaars geld.

Ferdinand.

’tAdoet altemaal evenwel door die handen pafTceren,

de Edelman zyn vingers daar blaauw aan telt. nbsp;nbsp;nbsp;^

Leonor.a. nbsp;nbsp;nbsp;(noomei’'

WatzalEelhart zeggen, als hyuw laciteitzal hebben vef' Wie weet of hy wel ooit weer over myn drempel zal W'*nbsp;Icn koomen,

En ofzyn liefde niet te eenemaal zal verflauwen? endi^^ Heer, behal ven zyn adel yk bl oed,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j,

Bezit noch fchatten in de waereld; en heeft hy watjaaf hy heeft weer goed.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F ^

-ocr page 37-

37

M». KOPPELAAR.

Ferdinand.

Lat kan wclzyn , maar , zo hy liefde voor n heeft, zal inyn huuw'lyk d;c niet eens krenken.

En ondertullehen kan hy rnc niet beletten van oin myn vt'elzyn te denken.

Elk moet wceten waar hem de fchoen wringt, en zyn fortuin zoeken zo hy belt kan.

^^oormy, ik zoek de myne; en aan de werken kent men eerft een recht Edelman.

Leonora.

Maar hoe zal ’t met het bewysgaan? wantik hebuniets mede ten hun wlyk te geeven.

Ferdinand-,

Laar heb ik zorg voor gedraagen. Sinjeur Vettelafoesje zal ons verzoek nier wederrtreeven.

Want Hillegondje is in’t heimelyk aan my verlooft, en de ouders zyn beide zodaanig gekweknbsp;Met een naaawc confeientie, dat zy ’t wel toeftaanzullen.

L E o N o R A.

Mynzoon, ikllaoverdczcdingcnverftelt. ^aat gy zo, buiten myn weeten, u aan iemand verbinden?nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.

Mevrouw, my dacht, dat ’er nooit bec.tcr m.iddcl in de V, waereld was uit te vinden,

^Qch vaker knoop als deze te leggen. Vergeef het my, zo ik myn piicht te buiten ben gegaan,nbsp;j,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Leonora.

durf u vvel verzeekeren , inyn zoon, dat ZO hetom’t Ja geld niet was, ik dat huuwelyk niet toe zou kaan.nbsp;y Och vvyl k zo ver is, zal ik my naer den tyd rcguleercn.nbsp;j aar , en wil uw zaaken ten eerken pouflécren.

' sa cens naar de franfche kraan.er en de fontanfie-maakker , oni wat fnuikery te haaien. Myn

zoon

zyt gegroet.

F E R D I N A N D .

' 'k Zal hier een weinig toeven, om te zien of ik Philip-PyuofAutonet niet ontmoet.

C 3 nbsp;nbsp;nbsp;TWEF.-

-ocr page 38-

38


1’WEEDE TOONEEL.

Ferbinand, Antonet.

FeRPINANX).


Y^Aar hebje gewceft, Antonet, datje zofchiclykaan Antonet. (komtdraaven.^nbsp;Ik heb een cordiaal wcezen haaien voor onze Juffrouw,nbsp;om haar zomtyds eens te laaven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(was gerect.

En zo lang in de Apoteek moeten wachten, eer ’t goed Zo dat ik niyn tyd verzuimd heb. Ach ! wie weet,nbsp;wie weet,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(vcrnoomen?

Hoe onze Juffrouw verlangt ? maar hebje Philippyn al F t R P I N A N J).

Noch niet, hoe dat?

x^NTONET.

Hy zalje waarl'chouwen, dat’er een doöoor aan ons huis zal koomen,

En onze Juffrouw is zo verleegen , dat men u met het dicflluk betichten zal,

Dat zy ’t niet harden kan.

F E R P I N A N p.

Onnozele Hoof. Het mogt een ouwe bal, Zeg jy aan myn lief, dat myn moeder en ik ons van daagnbsp;noch weegcns hethuuwlyk zullen verklaaren.nbsp;Daar koome van wat het wil, de relt zal de tyd wel open-baaren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(geruft-

Doe haar deze boodfchap , en zeg, datze volkomen zf Maar, vergeet niet, dat gy haar voor my eens kult.nbsp;Antonet.

Neen, neen, mynHeer, ikzaldatheelwclonthouwen-

DERDE TOONEEL.

Ferpinanp,Philippyn.

TTT nbsp;nbsp;nbsp;F E R D I N A N P.

W At doe je, Philippyn? begin je’t hoofd al te klouwei»

¦ PjH'

-ocr page 39-

39

Mr. KOPPELAAR.

, nbsp;nbsp;nbsp;Philippyn.

tlsmaar, metcenchaiïd, en dan is’cr noch kans, liï dicht daar om een paar volks, dat met malkairisaannbsp;den dans,

Alias doorgeloopen , en ik bedienze in de qualiteit als middelaar, om de zaak by te leggen.

Jk heb'.e by een goed vriend t’hiiis gebracht, daar zy met gcruftheid heur A B C op kunnen zeggen.

Eli ik overweeg valt , hoe ik op dezen dag dat boeltje zil redderen, en de ouders Hellen te vree.

^ nbsp;nbsp;nbsp;F' E R D 1 N A N D.

¦^0 bedienje my niet alleen ?

Ph 1 L J pp Y N.

Ha! ha! waar zou ik van befiaan, als ik anders niet deê.!* heb nochzo veel nooten op die zang, maar die zyn hiernbsp;onnedig te verklaarcn.

m ’t kort gezeid , ik ben het cxtraA van alle Mecfter Koppclaaren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(fchikken. Laatmegaaiu

^Haar, myn :yd verloopt. Ik heb noch wat kruiken te bc-p nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.

Fcrje vertrekt, zozegme eens hoe myn zaak en Haan.

gt; nbsp;nbsp;nbsp;Philippyn.

^itde kunft, mynHeer , en ik zal je met uw moeder , flus door Antonet laaten haaien,

‘d by Sinjeur Vetcelatbesje tekoomeii; pas wel opjou tyd, als de wind waaid moeten de moolens maaien,nbsp;kïal’crook zyn, en je waarfchouwen, als’t tyd is omnbsp;van’t huuwlyk te fpreeken. Maak dan een beginnbsp;Q van de zaak.

y ïult daar cengewaandcdoAoorzicn verfchynen, die niynneef'is, en een koddige fnaak.

Zal alles zo wel ten voordeelcn van u en’t huuwelyk . prepareeren,

ik het werk al geklonken acht. Mits datje hem voor die moeite komt te contenteeren.

J) nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.

^ t)£loof ik op myn Edelmans woord-

C 4 nbsp;nbsp;nbsp;Phi-

-ocr page 40-

49 PHILIPPYN,

Philippyn.

Wel nu, dat is genoeg gezeid. Ik zal de baan gaan klaar maaken. Wacht gy van Aato-net nader befcheid.

VIERDE TOONEEL. Ferdinand, Eel hart.nbsp;Ferdinand.

quot;VrU zeild myn fchip voor wind en ftroom. Ik heb niet meer te fchroomen.

Maar, A ik Heer Eelhart daar de (loep nietafkoomen? Idy Ichynt verhoord , wat of’er gaans is, drt hy zulkenbsp;grimalïèn maakt?

Dan de oogen naer den heemel , dan nacr my. Ik denk immers niet, dat het my raakt.

Eelhart.

Wel , jonker Ferdinand, hoe ga je zo omtrent de deur van Sinjeur Vettelafoesje waaren ?nbsp;Ferdinand,

Hoe dat, Heer Eelhart ?

Eelhart.

Of meen j e ’t weêr zo fraaitj es als van de morgen te klaaren ?

Ferdinand.

,, O heemel! wat hoor ik?

Eelhart.

Hoe fta j e zo verflaagen en verzet ? Gy zyt al verklikt, jonker gaauwdief. Had gy op uwnbsp;bootte en fatzoen meer gelet,

Gy had beefer gedaan , als iemand te berooven van fcnatten.

Ferdinand.

’t Zyn duiftere reeden, die geen eerlyk man kan bevatteO' Eelhart.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Houd u zo vreemd niet, want gy hebtuwdieffchenaar^ klaar genoeg betoond,

F E

-ocr page 41-

Mr. KOPPELAAR. 41

Ferdinand. nbsp;nbsp;nbsp;(hoont,

Gy liegt het door uw hals , en wyl gy my lo fchamper ^o zal het zydgeweer ons noodeloos geding moeten Üis-

En ik de fmaad in uw fchelms bloed uit gaan wilfeij.

Erek af.

Eelhart.

Ferdinand.

Eelhart,

Zjywechlen,

V

Wel aan,

Pas op.

Sta vaft.

VYFDETOONEEL. Leonora, Eelhart, Ferdinand.

Leonora.

M-Yn zoon hier handgemeen, Met Eelhart? laat af myn zoon; heer Eelhart,ftel u te vrcên.nbsp;Laat my de reeden van ’t verfchil, zo ’t u gevalt, toch wec-Ferdinand,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ten ?

Hoe! Mevrouw, zal die vent my in myn eer tarten, zo Eelhart.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(v ermcecenl

Mevrouw, ’kzalugchoorzaamen.

Ferdinand,

. nbsp;nbsp;nbsp;Mevrouw, hebtgymyopgevoed.

Dm ïulk een hoon en fmaad te lyden ? ben ik niet van edel bloed ?

ZESDE TOONEEL. Pkilvppyn, Leonora, Eelhart,nbsp;Ferdinand.

WPhilippyn.

At is hier te verhakftukken? wel hoe de degens uit? .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;felleweeken!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(fteeken.

Wat


Zou jeraaden van dat momdgdweer vnegend opzyte

-ocr page 42-

41 nbsp;nbsp;nbsp;PHILIPPYN,

Wat iullen goede vrinden leggen te vechten? wat, wat, Ferdinand. (dat is te liegt.nbsp;quot;Moet ik dan lyden dat men my voor een dief uitfcheld ?nbsp;o neen! ’t is beeter dat ik daarom vecht.nbsp;Eelhart.

Heeft onze Margriet u van ochtent vroeg , niet uit het huis van Sinjeur Vettelatoesje zien loopcn,

Met de paruik en deegeu in de hand ? of kwam jy daar om voor dag en douw laakcns tekoopen ?

Phiuppyn. nbsp;nbsp;nbsp;(fchil?

Is dat het gantfche point van uw onderling zo bloedig gc-Ikbid, hccren, geef een weinig audiëntie; en zwyg beide ftil.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(onbefprooken.

Heer Eelhart, gy hebt ongelyk, want heer Ferdinand is Hy heeft het comptoir van Sinjeur Vettelafoesjenietop-gebrooken;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(wel bewaart.

Want ik heb den dief al gevonden ; en de Juwcelen zyn Wel hoe, op zo een loflc voet iemand tebcfchuldigen,nbsp;dat is uw adelyk gemoed onwaard.

Eelhart. nbsp;nbsp;nbsp;(zien fluipen ,

Maar , myn meid heeft hem van deze morgen daar uit En, als ecu hoenderdief, metgedookenhoofdeheendrui-Philippyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(pen.

Dat zyn zaaken diebuiten uzyn. En dat is genoeg gezeid. Leonora.

Wat begint gy, Heer Eelhart?

Eelhart.

Mevrouw, vergcefmyn oploopenthcid. Engy, heer Ferdinand, laat ik uw vriend zyn als voor de-F E R D I N A N D.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(zeiï-

Voormy, ik vergeef het u.

Leonora.

Maar , ik dien hier ook wel voldaan te weezeii.

Pm Lippy N.

Mevrouw , gy zult fatisfaciie hebben , als je Hechts b/ Juffrouw Vcttelafocsje gelieft te gaan,

Zo ras ik uw zoon laat waarfchouwen.

Fe»'

-ocr page 43-

Mf. KOPPELAAR. 45

F ERDINAN D.

Ik zal, Mevrouw die zaaken wel doen verftaan. Eelhart.

Ik bid, Mevrouw, laat ik de eer hebben van u aan uw huis tc geleiden.

Leonora,

Ik kan’t u niet weigeren.

PhILI PPVN,

Jazo. DatisbclL Zo kunj e als goede vrien-den fcheiden.

ZEVENDE TOONEEL. Ferdinand, Philippyn.

F'ERDINAN D.

A/TYn lieve Philippyn, wanneer zie ik noch myn zaa-'*• ken op een goeden voet ?

Philippyn.

I^aar, Jonker Ferdinand, weet gy niet, dat wel wachten wel lieven doet?

. nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.

L ? dat weet ik wel, maar, die wel lieft kan niet wachten, ¦Lewyl hy lleeds geprikkelt word door zyn verliefde ge-p _ dachten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(n'ct gellilt.

^hilippy,., j Philippyn , de liefde is voor zyn voldoening tjnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Philippyn.

toch een weinig geduld, want het varken is op een oornagevilt.

w nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.

? ’k laat dan alles op u ftaan , want ik hou je voor een van myn befte vrinden.

A. nbsp;nbsp;nbsp;Philippyn.

' ‘S ik iets 7.eg, kom ik het na. En je zult me nooit op Imogens bevinden.

, ^ mag ik eens aan ’t huis gaan kloppen van onze Sinjeur, dat isonnoodig, wanthy komt daar zelfs voordenbsp;deur,

AC H F-

-ocr page 44-

44 P H I L I P P Y N,

ACHTSTE TOONEEL. Philii’pyn, Jeroen.

P H I M p P Y N.

Vinjeur Jeronimns , waar heen ? bodenbrood , wat hebik de (tad doorgeloopen

Het zweet is my .fis uit een gieter langs het lyf gedroopeu.

Ik zou zo naer je toe gaan.

Jeroen.

Hebje de dieven gevonden ?

Pm EI PP YN.

Neen, noch niet, maar, ik hcbzc op ’t fpoor; En het ftaatby provifie in de kourant.

Jeroen.

Zo zyn de dieven evenwel met dcjuweelendoor.^ P n I L I p p Y N.

Ook niet, wantzy zyn noch in dcilad, en binnen’t uur, zal ik weeten

Waar zy zyn. De zaak legt in ’t ciment. Maar, ik had daar fchier vergceten

U eenbehoorlykereekeningtedocnvanuwgeld;

Want, dat is al op.

Jeroen.

Hoe kan dat zyn ?

Philip p y n.

Ik heb vooreerllaandeKourantierzeflienfchcI' lingen toegctelt.

Om het tweemaal in de kourant te zetten; want het kon anders niet lukken,

Om dat hy zei dat het te groot van materie was, om het voor minder prys te drukken.

Item twee goede fchellingen aan een kruijer , die by de Juweliers en Zilver fmits heeft gezocht.

Of’er ook eenige J uweclen waaren te koop gebrogt.

Item twee malle zesjes voor borreltjes aan dito kruijer. Nu, laat ik de tabak daar onder lüopen,

-ocr page 45-

M'. KOPPELAAR. 45-

Liehy, om dat de tyd hem niet verdrieten zou, voor uw reekening onderweeg heeft weezen koopen,nbsp;Jeroen.

Hpe! elf duivers aan brandewyn ? dat kan ryklyk toe voor een man.

Philip PYN.

^Sinjeur, jy weet het vierdepart niet, w'at een kruijer laaden kan.

item twee-malle fchellingen aan een waagen aars knecht, die aan alle poorten heeft moeten v raagen,

Of’er ook dieven gepaffeert waaren, in de fchuiten of op een waagen.

Jeroen.

Maar, hoe kan men weeten of het dieven of eerlyke luiden zyn, die juift gaan uit de rtad ?

P H I L I P P Y N.

Hy heeft’er evenwel nacr gevr.aagt, en de moeite moet beloont zyn, dat je’t vat.

Maar, ik heb noch niet gedaan, want hier komt een van de z waarde pollen.

Sinjeur Vettelafocsje, ik had nooit gedacht, dat het opzoeken naer gaauwdievenzo veel zou kollen.

dem vier caroli guldens aan een kaerel, die daar woond in de onbekende deeg,

aan dat foort van geellen kenni‘' heeft, daar meê is de beurs leeg.

lU nbsp;nbsp;nbsp;Jeroen.

*''^ar, wat zal die kaerel doen .ï*

P H 1 L I P P Y N.

p, nbsp;nbsp;nbsp;Die kaerel weet w.aar zy zyn gebleeven,

hy 2al te my binnen’t uur leveren, daar wil ik je Wel een briefje van myn hand van geeven.

j, nbsp;nbsp;nbsp;J E R o E N.

^ ^oet bekennen, dat gy een net boekhouder zyt, die zyn reekening wel lluit.

Philip PYN. nbsp;nbsp;nbsp;(cenduit.

tverda ik grondig. Ik doealtyd myn leckcning tot op

Ik

-ocr page 46-

46 P H I L I P P Y N,

Ik 20U je niet een fchraapfel van eennaagel te kort doen willen,

Heb dat vermoeden niet, ik lietme liever leevendig villen. Jeroen.

Wie 2eid daartcegen. Maar ik leefonderwylentulTchcn vrees en hoop;

En wie weet of ik de Juweelen ooit weer zie.

P H I L1 p p ï N.

Hol Sinjeur, ik geefzo ligt geen koop. Durlje’cr een flaapeltje ducatonnen onder verwedden^nbsp;ik wil ze daar wel aan waagen.

Jeroen.

Daar ben ik meede te vreeden. Maarjcmoellje die koop naderhand niet beklaagen.

P H 1 LI ppy N.

Gantfch niet, w'y zyn accoord. Ik zal binnen een uur be' fcheid hebben, en dan kom ik aan.

J E R o E N .

Wel aan, ik zal dat uur afwachten, en zo lang geru(l naer binnengaan.,

NEGENDE TOONEEL.

Phi LI P p y N alleen.

IK lachmeflap; dat heb ik wonder wel verzonnen.

Daar heb ik zo mooitjes op myn gemak noch tien dU' catonneri aan geld gewonnen.

Dat ik daar dagwerk van had, ik wierdineenoogenblil^ ryk.

Maar, Het is onnoodig, dat ik hier zo alleen Ha en kyk-Ik mag naer huis gaan en oppaffen tot myAntonetkoiTi^ fpreeken,

Die hedendaags door de waereld wil koomen, moet zidh behelpen met lillen en rtreeken.

Hy 'tvilmer

T1E N'

-ocr page 47-

Mr. KOPPELAAR. 47

TIENDE TOONEEL. Antonet, Philipp VN.

Antonet.

Ie ik daar onze Philippyn niet? o Ja. Philippyn, Phi-^ Pppyn? waarheen? biyf wat (laan.

Philippyn.

Wel, zuikcrmurf, ik meende zo rechtdraads nacr de Antonet.

t Is goed, dat ik je vind. Je moetje binnen ecnhalfuiir met jou dodtor klaar maaken;

Want ik word ’cr zo weer omgelhmrt.

Philip p y n.

x\!rcêman. Ik ben auyd vigilant in myn zaaken. Wy zullen je zonder twyftel bykoomen. Maar, hoenbsp;krygt Ferdinand de w eet ?

Antonet.

Zal hem waarfchouwen, dat hy zich meede inoct maaken gcreet.

Philippyn.

Maar van onze zeven zaaken eens gefprooken , ik ver-^ lang het hart uit myn darmen,

•^-'atik eens myn voetjes by je zal moogen verw^armen. Antonet.

Zal tydsgenoegkoomen, als weeen.s zyn getrouwt. Philippyn.

¦'-'at is waarheid, myn poeteljasje, als jy jou woord maar houd.

Antonet.

'^aarvreesjevoor, wordjelimpel?

Philippyn.

jx nbsp;nbsp;nbsp;Ik vrees, myn bakkesje voor alle dingen,

¦^^nieisjeszyn, alsdeexters, zy hippelen van tak op tak.

De waereld is vol veranderingen ;

’'aiit om een haverftroo zynze aanlJouds ophaarpaartje en te lydig verlloort.

Hoe-

-ocr page 48-

48 PHILIPPYN,

Hoewel ik van jou kwaadaardigheid myn lecven niet heb gehoord.

A N T O N E T.

Doenxe deeper? jy hcbtje altoos over myn gedrag niet te beklaagen.

Philippyn.

Dat beken ik; én dat is ook de reeden, waarom gy my boven alle kunt behaagen.

Ik heb ook voOrgenoomen om je een fraaije goude haar naald grootekeurtegeeven, Ahtonct,

Voor die tien ducatonnen , daar ik met jou Sinjeur heb omgewet,

Dat ik hem den dief met de Juweelen in een uur zal be*

. fchikken.

An TON ET.

Dat zult gy verliezen.

Philippyn.

Praatjes voor de va.ak. Ik lach myn buik fchier aan Hikken.

Want, ik win de weddenfehap, die ik anders niet zod hebben aangegaan.

A N T o ]lt;t E T.

Kenje de dieven dan ?

Philippyn.

Kennen of niet. Ik meen datje flus vreemd zult tekyken (taan.

Als ik den dief met de Juweelen meü al zal keveren id zyn handen.

A N T o NE t.

Daar fla geluk toe.

Philippyn.

O ja. Zy zullenaan diekarftengen haarpooted niet branden.

Zo ik je den dief noemde, je zoud eengatindenheeinel

Haan.

An TONET.

Wie is’t dan

P«i'

-ocr page 49-

Mr. KOPPELAAR. 45»

P H I L I P P Y N.

Ik YOU het u wel zeggen; maar, ik heb ’er om de aardigheid ceii eed opgedaan.

Antonet.

Maar, zeg my eens, als wy getrouwd waaren, wat zouden wy beginneu ?

Philippyn.

ut zouw aanftonds een gaarkeuken op,zetten, en daar valt vry wat meê te winnen,nbsp;men wat klanten heeft, ten minden heeft men daarnbsp;van altoos een warme haard,

¦e-u de Hospes en Hospita een goed lyf eneenfmeerige baard.

^ nbsp;nbsp;nbsp;Antonet.

, dat is wel overlegt, en ik zal my daar gemaklyk naer weeten te voegen,nbsp;j,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Philippyn.

hoop, nbsp;nbsp;nbsp;Antonetje, dat ik je in allesnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zal weeten te be

lieven en te vergenoegen. y.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Antonet.

aar wel, nbsp;nbsp;nbsp;Philippyntje, Ik zal nochnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;boodfehapje

doen, endannaerHeerFerdinandtoegaan.

Y nbsp;nbsp;nbsp;Philippyn.

3ar Wel, met deze kufeh. En ik zal’t meê wat kort maak en, zei Ryntje, en hy zat te kieskauwennbsp;aan een ouden haan.

Einde -Van het tweede Bedryf.

DER.

-ocr page 50-

fo PHILIPPYN, DERDE BEDRYF.

EERSTE TOONEEL.

Het 'ïooneel verbeeld een Kaamer in 't Huis van 'Jeroen-

DibberiG, Antonet met Stoelen uit.

D IBBERIG.

' At heeft men een gebril met die half blanks J^ifFert-j es van meisj es, men diende niet anders te bedryvcn,

Als een dommelyken dag, op die fleeplendens te knorren en te ky ven.

Wakker, wakker, maak dat de kaamer gereetis, ea de ftoelen gezet.

AntONET.

Ik ben’er mede bezig, Juffrouw.

Bibberig.

Wat ben je ook een handelooze tet! Altyd dat fammelen; repjc toch, ’t moet een menfchnbsp;verdrieten,

Als de meisjes zo lui zyn, en ’t werk haar niet van hand wil fchicten.

Antonet.

Ik loop dat ik zweet. En, by gorteling, noch niet te ked' nen voldoen ?

Dat valt wel ongemaklyk.

Bibberig.

Belchouw me dit vuil fatzoed' Zult gy weerom fpreeken, daar ik je kolt en loonnbsp;geeven?

Jou rechte kakkeneft.

Antonet.

Dat is een geweld. Dat is weer een leeved' Bibberig.

Jou moddeke vuilneus, doeje werk enhoudjebakkes^lt;^^j

-ocr page 51-

Mr. KOPPELAAR. ft

TWEEDE TOONEEL. Jeroen, Dibberig, Antonet.

Jeroen.

At is hier weer te doen ? zwyg ftil, Antonet, ik ben dathaffebaflenalmoe.

Ik verte niet, dat de meisjes over myn vrouw den baas ïullen fpeelen.

Antonet.

Sinjeur, ik fpeel den baas niet.

Jeroen.

Kom, kom, dat talmen zou myverveelcn. Doe myn vrouws zin, en daar mee op en weg, en gedaan,nbsp;Of anders moetj e de deur uit, als ’t j e zo niet langer aannbsp;^ wil ftaan.

Maar, wat zeid den doflor

Antonet.

Hy heeft belooft van binnen een kwartier hier te zullen weezen.

^ ^ nbsp;nbsp;nbsp;Jeroen.

’s goed. Waar is myn dochter ?

Antonet.

Boven op haar kaamer.

Dibberig.

Och! wat is myn hert vol vreezcn ¦ Myn lieve kind, wat heb jein korten tyd al uitgeftaan,nbsp;'^yn zieke fchaap, hoe zal ’t noch in’t eind met jou ver-n gaan ?

§*^epze beneden. Maar, fchik dat kulTeneerfl terdeegen,i ^ alszevan boven komt, zo houd haar op de trappennbsp;Onj '^elteegen,

P dat zy toch niet valt.

Antonet.

Ik zal maaken, dat ’er wel op word gepaft, tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dibberig.

^ gt; als Zy beneeden komt, zo h oud haar hoofd wat vaft.

D 3, nbsp;nbsp;nbsp;An-

-ocr page 52-

ft PHILIPPYN,

AnTONET. X

’t Zal gefchieden. „Datjywift, ’t geen ik weet, jezoud %o veel noodelobze zorgen niet draagen.

DERDE TOON EEL.

Jeroen, Dibberig.

Jeroen,

MYn lieve Dibberig, hoe zitje daar als een pannekoek ter neer gellagen.

Wat, wat, fchep moed. ’t Zal noch wel ten beften koö-men. Ik leef noch op hoop.

Dibberig.

Mogt dat wat helpen, ik volgdeuwraad: want, men heeft het hoopen goed koop.

Maar, wat heeft men van een ydele hoop zonder genot ts verwachten ?

Zo veel als van een hand vol vliegen,

Jeroen.

Vcrban die zwaarmoedige gedachten-Daar komt onze Hillegondje, och! wat is zy bleekjes en zwak.

VIERDE TOONEEL.

Hillegoud zieklyk uit, met een nachtrok aan, en eelt nachthutzel op 't hoofd, door Antonet geleid, dienbsp;haar met de eene hand 't hoofd vaji houd, ennbsp;met de andere hand een flesje met cordiaal en een urinaal draagt,

Jeroen, Dibberig, Hillegöni), Antonet.

Dibberig

JX Om hier, myn lieve lam, laat ik je helpen. Jeroen.

Al met gemak, al roet gernak^

-ocr page 53-

Mr. KOPPELAAR.

D IB BE RIG,

Zet haar zachjes neer, en haal een kuflèn , om achter’t hoofd te leggen.

Antonet haald een kujjen. Hillegohd met eenfiaaiiwe Jlem.

•Uat behoeft niet.

Jeroen.

- nbsp;nbsp;nbsp;Nu, nu, mynkind, laatje al gezeggen.

Jou moeder doet het om befte wil. J e ziet ’er puur uit, als de gefchilderde dood.

, nbsp;nbsp;nbsp;Hillegond.

Word zo kwaalyk.

Dl B B ER I G.

^ Antonet, leg haar deze neusdoek op haar fchoot. Zo, io, mynkind.

Jeroen.

W el, waar of dien dodtor zo lang mag blyven ? Antonet.

y tal flraks koomen. Hy moeft noch een recept drie ¦jj vier uitfchryvcn.

Zu dan had hy gedaan. Ma:ur, daar word aan de deur ge-bclt.

j. nbsp;nbsp;nbsp;Jeroen.

is goed. Rcpje, en doe open.

VYFDE TOONEEL. Hillegond, Dibberig,

Jeroen.

Hillegond.

O Ch! ikwordzoontftelt. jonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dibberig.

een weinigje van het cordiaal. Zo mynfchaap, dat zalje verfterken.

¦‘«¦'he!

,, nbsp;nbsp;nbsp;Hillegond.

wat ben ik benaauwt.


Dm-

-ocr page 54-

5*4

PHILIPPYN,

Dibberig.

Wacht, wacht, het drankje zal wel haaft beginnen te werken.

A N T o N E T mt.

Daar is Mevrouw van Adelbaart, met haar zoon, en die vraagen belet.

Dibberig.

Laat ze binnen kooincn.

Antonet binnen-

Hillegond.

Och ! breng my liever weer naer bed. Jeroen.

Wat zou dat beduiden ? want, jemoetdendodtereerft eens hooren fpreeken.

Hillegond.

Ik word zo flaauw.

Dibberig.

Wat Heek jy, arme floof, ook vol ziekten ei* gebreeken.

ZESDE TOONEEL.

Leonora, Ferdinand, Jeroen, D i b b e r i Hielegond, Antonet.

Leonora.

MEjufFrojuw, ik hoop niet, dat ons bezoek u eciii^ belet eeeven zal.

belet geeven zal.

Dibberig.

al?

In’tminfteniet, Mevrouw, neem uw plaats. Leonora.

Mejuffrouw, uw dochter, hoe vaartze Jeroen.

Heer Ferdinand, ga zitten.

Ferdinand voegd zich naajl Dibberig.

Ja, hoe zou dat zieke fchaap al

-ocr page 55-

M^ K o P P E L A A R. ff

Daar iit xy, of ie verweeien was. Wy weeten’tniet langer zo met haar te klaaren.

Daarom hebben wy om een do6tor gezonden, die alle oogenblik word verwacht.

Leonora.

Hoe gaat het, Juffrouw Hillegond ?

Hilleg ond.

Slapjes, Mevrouw.

F E R » I N A N D.

„ Courage.

Jeroen.

Ei zie, ’t is of onze Hillegond lacht. Hilleg OND.

Och! vader, waarom zoud ik lachchen, daar ik tot de ooren zit in verdrieten?

Dibber iG.

Jou vader word oud, mynkind, hy ziet niet wel; hoe begin je zo te zwieten ?

Haat ik je wat afveegen.

Leonora.

Maar,Mej uffrouw, is j ou dochter lang ziek gewecft? Dibberig.

Ooelykjes drie maanden, Mevrouw; en zedert die tyd is zy zo meiankolyk van geeft,

¦^0 zo fpits van neus geworden, ’t is of ze betoovcrt waar, want ik weet niet wat ik ’er van zal denken.

^0 die ziekte noch langer duurt, zal ’t my de zinnen krenken.

^ nbsp;nbsp;nbsp;Jeroen.

^aar word gebelt, hoor je niet, Antonet ?

Antonet.

Ik gaa immers, Sinj eur.

BiitneK.

vtr. nbsp;nbsp;nbsp;Jeroen.

w le of daar weezen mag ?

Antonet weer uit.

Heer Eelhart is daar aan de deur. D 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;En

-ocr page 56-

fS P H I L I P P Y N,

, En vraagt, of hy Sinjeur wel een woordje kan Ipreeken.

^ nbsp;nbsp;nbsp;Antonet binnen,

Jeroen,

Laat hem binnen koomen. Maar, waar ofdicndoöor %o lang in een gat mag heek en ?

ZEVENDE.TOONEEL. Eelhart,Jeroen,Dibberig, Leo no r a ?nbsp;Ferdinand, Hillegond,Antonet.

Eelhart.

IK had niet gedacht, hier een zo zoet gezelfchap by een te vinden.

Jeroen.

Gelykjeziet,

Heer Eelhart, maar, wat is’er van uw dienft ? Eelhart.

Ik kwam eens hooren, ofje niet Ecnigc nader tyding van de dieven had vernoomen.nbsp;Jeroen.

Ik verwacht Philippyn alle oogcnblik ; want hy heeft any belooft hier te zullen koomen,

En my den diefin handen te keveren. Ook heeft hy daar op met my gewed,

Om een ftaapeltje ducatonnen, en die heb ik daar onder verzet.

Daar hoor ik de bel overgaan. Gewis zal hy of den doétor daar weezen.

Antonet in en uit-

ACHTSTE TOONEEL. Philip pyn,Jeroen,Dibberi g,L e o n o r a ’nbsp;Ferdinand, Eelhart,Hillegond,nbsp;Antonet.

PlII'

HJ ER OE N. Yis’t, wel wat nieuws ?

-ocr page 57-

Mr. KOPPELAAR. 57

P H I L I P P Y N.

Kcrmisbouten. Uw aélie is wel vyftig percento gcreexen.

Jeroen.

Hoe dat?

Eelhart.

Spreek op, Philippyn.

Philippyn.

Dc Juweelen tyn in behouden haavcn, en ik had ze al meê gebracht,

% aldien’er geen Maar aan vaft was, die ik myn leevcn niet had gedacht.

^oei, datlpytme.

J E R o P N.

Wat is ’er gaans ? die Maar denk ik wel te bov ei^ te koomen.

, nbsp;nbsp;nbsp;Philippyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

le heeft zy n leeven gehoort, dat een dief van een nota-T. nbsp;nbsp;nbsp;riaal contract weet te droomen.

de Juweelen noch ’t geld niet weer wil gecven, voor ¦r,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat j e hem V oor de Notaris quiteert,

aldaar met hem, onder renunciatie van eenigerefcrve •wnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ten zynen lallen, volkoomentlyk liquideert.

Cyders, dewyl hy opzyntrouwenftaat, zuljemoeten jvnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daar in laaten zetten,

je hem in dat point, direélofindireét niet zult hin-^ nbsp;nbsp;nbsp;deren of beletten,

^der Wat pretext het ook zy, en dit moet gy en uw Vrouw onderteekenen met uw hand,

'^'levens Heer Eelhart; ondertuflehen zullen de Heer Ferdinand

‘^Antonet, als getuigen in deze daar toe verzocht, dit contraö meede onderlchryven.

\\r nbsp;nbsp;nbsp;Jeroen.

grillen ! ik geloof dat die guit met ons zyntydzo wat zoekt te verdryyenl

Pin

-ocr page 58-

fS P H I L I P P Y N,

Philippyn.

Dat weet ik niet. Maar, dit weet ik wel, dat het zonder dat niet zal gelchién.

Jeroen.

Wel hoe? daar is goed recht in de flad. Endatzultgy wel anders zien.

Eelhart.

Nu, Sinjeur Vettelafoesje, dat is een kleinigheid; voor myn part, ik ben te vreeden.

Jeroen.

Een dief zal hier wetten ftellen ? wel de droes! dat is buiten alle rceden.

Philippyn.

Je hebt het in jou keur. V oorinyikhebmynboodfchap gedaan.

Eelhart.

Kom, kom, buurman, laat flegts een Notaris haaien* Hoe moogje daar zo op liaan ?

Jeroen.

De waereld zal met ons fpotten, dat men eerft zyn goed laat Iteelen,

En dan met den dief een Notariaal contrad maakt, en hem den baas laat fpeelen,

Philippyn.

Maar, zou de waereld niet wel fpotten, als je om zo een wisje wasje zo veel Juweelen en geld tellens Helde in gevaar ?

Jeroen.

Wel aan dan. Als’t weezen moet, fiat. Antonet, haat me aanllonds den Notaris Rabbelaar.

Antonet.

’t Is wel, Sinjeur.

-ocr page 59-

KOPPELAAR. 5-9

NEGENDE TOONEEL.

J E R o E N,D IBBERIGjLeONOR a,Fe R D I n a n d, Eelhart, Hillegond, Philippyn.

Dibber IG tegens Leonora.

w At dunkt u, Mevrouw, van zulke zaaken ? Leonora.

Ik vindze zeer vreenid.

Ferdinand.

Als al de dieven zo gelukkig waaren, haddenze zo ligt geen nood van aan de galg te raaken.nbsp;Hillegond.

Laar valt de neus doek, en ik kan niet bukken. Och! wat raad?

Ferdinand raaptze wéér op , en zegt zagjes. 5)Myn engel, weetje niet, dat uw dienaar hier vaardignbsp;itaat.

« Wy zyn hier gekoomen, om ’t huuwlyk te verzoeken;

maar wy zullen eerfl: den dodtor atwachten.

31 En dan doen, ’t geen ’t raadzaamfl: is.

Hillegond.

„Wanneer zie ik eens een einde van myn droevige gedachten ?nbsp;Ferdinand.

” El’t kort.

Dibberig.

Wat doeje, Heer Ferdinand, raap jy de neusdoek op ? dat is immers geen flag.

.. nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.

¦^'^EjufFrouw, ’t is my het grootfl:e plaizier,dat ik de zieken dienen mag.

Jeroen.

*^aar zie ik Antonet met de Notaris Rabbelaar binnen treeden.

tien-

-ocr page 60-

do

P H I L I P P Y N,

TIENDE TOONEEL.

J E R O E n,D ibberig,Leonor A,F E R D I n a n d, Eeliiart, Hillegond, Philippyn,nbsp;Anïonet, Rabbelaar.

Rabbelaar.

As ’er wat te fchryven, is ’er iets te doen, datje my ^ ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;komt ftooren in myn bezigheden ?

Jeroen.

j c zond een contraftie maaken.

Rabbelaar.

Als ’t u belieft, kom maar tot de zaak.

J E R o E N.

Daarzynmy eenigejuweelen, en wat geld ontdooien, en die koddige fnaak,

Die voor den dief paffeert, weigert my dezelve weeder tegceven,

Ten zy ik hem voor een ecrlyk man houd,

R A B B E L AA R.

Is dat alles,wat in ’t contradi moet zyn gefchrcevcn? Jeroen.

è Neen! heb maer een weinig geduld; want, ik heb noch niet gedaan.

En alzo hy op zyn trouwen Haat, moet daar voor alles in Haan,

Dat ik hem diredt of indiredt daar in niet mag beletten, _ En dat hy met die perzoon trouwen kan, daar hy zyn zinnen op heeft gaan zetten.

Rabbelaar.

Is ’t anders niet? kom, kom , daar weet ik raad toe-Pen en inkt en papier.

Jeroen.

Antonet, haal het van ’t comptoir.

Antonet.


JE:

’t Staat’er al.

-ocr page 61-

M^ KOPPELAAR. 6i

Jeroen.

Doet het ? ei, Heer Rabbelaar,voeg u hier Aan deze taafel, daar zult gy ’t gemaklyklt fchry ven.

Rabbelaar fchryft.

W el waar of dien dodtor zo lang mag bly ven Hillegond.

Antonet, houd myn hootd wat valt.

AnT ONET.

Strakjes, Juffrouw, daar word weer gebelt.

Binnen.

Jeroen.

Repje,repje,daar zal de doétor zyn.

ELFDE TOONEEL.

J E R o E N,D I B B E R I g,L e o n o R A,F E RD I n a n d, Eelhart, Hillegonu, Philippyn.nbsp;Rabbelaar.

Dibberig.

TK hoop van ja.

Leonora.

Ik ook, Juffrouw.

Hillegonü.

Oei, oei, wat lyd ik al pyn!

^ nbsp;nbsp;nbsp;Rabbela.\r.

^'^aar, met verlof, myn Heer, uw naam}

Eelhart.

Myn naam is Eelhart Stierenkroon van Hongarijen., Rabbelaar.

at is een wyd vermaard geflacht, my Notaris bekent. Dat heugt van ouwe tij en.nbsp;ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Eelhart.

'a doet het, myn vriend.

Rabbelaar alfchryvende.

En de uwe?

Jeroen.

Jeronimus Vettelafoesje. '

Rab-

-ocr page 62-

6z PHILIPPYN

Rabbelaar «?/ fchryvende.

En die van uw vrouw ?

Dibber iG.

Bibberig Jafperfen van de Braazemer Meer.

Rabbelaar alfchryvende.

Nu die van den gaauwdicf ?

P H I LI P 1’ Y N.

Daar fta ik voor, myn Heer.

RaBBE LAAR.

Heb je dan behoorlyke procuratie om zyn plaats tebc-kleeden ?

P HI L IP P Y N.

Procuratie, of niet. Sinjeur Jerdnimus is met my wel te vreeden.

Jeroen.

Ja, ja, teeken hem maar voor den gaauwdief aan. Die man is goed voor zyn geld.

Philippyn.

Maak jy flegts, dat het contraél: in ampliffima forma word geftelt.

Rabbelaar fchryft gezw'tnt 'voort-

Maar, laat in het contraél influeeren, datikzeeker wed-den'fchap met Sinjeur Vettelafoesje om tien duca' tonnen,

Als ik den dief en )uweelen te bord breng, deugdclyl^ zal hebben gewonnen.

Jeroen.

Daar ben ik dubbeld wel mee te vreeden, want dat is nie^ meer als billyk en recht.

Rabbelaar alfchryvtnde.

’t Is wel, ’tis wel.

Philippyn. nbsp;nbsp;nbsp;j

Ik hou ’er veel van, dat men alles naer koi» ’t geen men belooft en zegt.

twaalF'

-ocr page 63-

Mr. KOPPELAAR. 6^

TWAALFDE TOONEEL.

J E R o E N,D IBBERIG,LeONOR A,F E R D I N a ND, EelHART, HiLLEGOND, PHiLIPPYN,nbsp;Christiaan als een Dodor^ A n t o n e x,nbsp;Rabbelaar fchryvende.

Jeroen-.

Aak plaats,maak plaatsjzet myn Heer den Doéloor een floel.

Christiaan.

Primo, falveteamplilïïmi, ïpe(51:atiffimiamp; Reverendiflimi domini.

Jeroen.

Ik bid, wil toch 20 veel complimenten den hals niet breeken.

'^ant ik verklaar je inderdaad, dat ik geen een woord van iffimi verlla of kan ipreeken.

- nbsp;nbsp;nbsp;Christiaan.

is 20 myn gewoonte. Nu 2al ik de vrouwen cn ’t ge-„ nbsp;nbsp;nbsp;2clfchap aanlpreekcn, en dan heb ik gedaan,

^^cuiido, falvete honorandiffimx antiquillims matrons, Nobiliffima amp; amabiliffima sgrotahillegon-da, deniquc falve illulh iffima familia amp; vos om-neshicadflantesprefentesamp;futuri. Dixi. Nu2al pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ik 2itten gaan,

tot de 2aak koomen. Hoe lang is ’t wel gelecden,

¦^at de2e 2oete patiënt voor de eerllemaal de 2iekte gevoelt heeft?

Dibberig.

Ruim drie maanden.

C H R I s T I a-a n.

Ei lieve! 20 2ullen wy ordentlyk gradatim van point tot point overtreeden.

^ar, kwam haar de 2iekte op ’t lyf, by den morgen, middag, avond, ofby de nacht?

Hil-

-ocr page 64-

64 P H I L I P P Y N,

Hl L LEG o ND.

I3y de nacht.

Christiaan.

Ei lieve! die zicktens vereilcheii fpcciilatie, want zy fpruiten uit een kwaadaardig gedacht.

Maar, zoete doch ter, is je die ziekte met kouw of hitte eerit aangekoomcn ?

Hl L LEG o ND.

Met hitte, HeerDodoor.

Christiaan.

Ei lieve! voor dat foort heeft men ’t mcefl te fchroomeu.

Maar, hoe flaat het met de maag.^ is ’er noch wel wat trek, ofeenige apetyd ?

D IBBE R IG.

Och, dat arme fchaap, roept niet anders, als drinken, drinken; hetisalhaarludtoteetenkwyt.

Christi.aan.

Ei lieve! dat wil ordinaris wel volgen. Maar, Iaat ik jc tong eens kyken.

Hillegondfteekt haar tong uit-

Ei lieve! menzomw’crdetaaijeflymwelmetheelepol' lecpels vol afflrykcn.

Laat ik uw pols eens voelen. Ei lieve! die Haat vry wat ongeftaadig en flap.

Men moet couracy hebben ; of anders raakte gy ligt met een fnap

Inde pan.

Hillegond.

Och! Heer D odoor, wat couracy zal ik fcheppeh i daar voor my niets meer flaat te hoopen

Christiaan.

Ei lieve! melancholia, melancholia! als je zo aan wilC zulje ’t met de dood moeten bekoopeii.

Jeroen.

Och! ik fterf van droefheid.

DlB'

-ocr page 65-

M^ KOPPELAAR. 6s

D III B E R I G.

Is ’er dan iii de ganfche Apotheek niet een oog vol raad ? .

Christiaan.

Ei lieve! piano, piano. Ik moet eerfl: grondig exami-neeren, waar de Caufa moj^ens van deze kwaal in beflaat.

voelje ook eenige obftrudtie of bezetheid hier of daar in de leden,

Elf eenige loomigheid in ’t lyf van boven of beneden

D I B B E R I G.

Eouw zy geen bezetheid voelen, ’t is niet anders als öf ze vergeeven waar.

Christiaan.

Ei lieve! dat maaken die teekens aan haar Hchchaam en de trekken in haar weezen genoegzaam openbaar.

^ydropilia! hydropilia ! mag ik haar urinaal wel eens bekyken ?

Antonet.

E^aar is ’t,myn Heer.

CHRISTIAANi

Ei lieve! die uricn wil in ’t minlte noch niet ftrykeii.

^lalum omen. En ze is brandig en drabbig als oud ge-roert bier.

Zal ze mee neemen, en kooken ze eens,met myn ingre-

. dienten, op voor myn plaizier.

Maar, eer ik zo ver kom, zal ik by my zelve eens over-weegen,

* V at my te doen Haat; want ik vind my in deze materie vry watvcrleegen.

Chriftiaan revelt in zich zelve ^ en maakt eentge heiueegingen met het hoofd en denbsp;handen, en ziet dan de fatient eens aannbsp;en [laat dan weer de oogen voor zich neer.

Rabbelaar.

^^ynheeren, het contradt is gefchreeven. Feliefje het te onderteekenen, zo heb j e gedaan ?

E nbsp;nbsp;nbsp;Heer

-ocr page 66-

66 P H I L I P P V N ,

Heer Eelhart Stierenkroon, uwnaanimoetdaardeeer-fte onder ftaan.

Eelhart.

’t Is we'., myn Heer.

Hillegond.

Ik word ïo flaauw.

Christiaan.

Ei lieve! wil ik je een weinigje van ’t cordiaal geeven te drinkennbsp;Ferdinand.

Ik bid, myn Heer, dat is myn plicht.

Hillegond.

Dat is onnoodig.

Christiaan.

Ei lieve! jy moeft den moed lo ligt niet by de hielen neer laaten zinken.nbsp;Rabbelaar.

Nu gy,Sinjeur Vettelafoesje,en dan uwVrouw. Maar wie zullen hier als getuigen zyn ?

P H I L11’ B y N.

Heer Ferdinand en A ntonet.

Rabbelaar.

Myn Heer, nu is’t uw beurt.

Hillegond.

, ó Eindelooze tyd! ó lydeloozepyn! Christiaan.

Ei lieve! patiëntie, patiëntie, de ziektens willen wel wat na pruilen.

En ik mag wel lij en,dat zy eerft zo wat haar tuil uit tuilen-Rabbelaar.

Nu, meisje, nu gy.

Ant onet.

W at moet ik fchry ven

Rabbelaar.

Simpelyk uw naam, en anders niet-Antonet.

Paar ftaat zeal.

PhI'

-ocr page 67-

Mf. K o P P Ë L A A R. 67

P H 1 L 11gt; P Y N.

Nu hier alles in behoorlyke forma is gefchiet, Zal ik de dieven met de J uw delen en ’t geld aanftondsnbsp;gaan haaien.

Heer Notaris,geef het contraél niet uit uw handen. Myn meefter, of ik zullen uftantepede daar voor be-taalen.

Rabbelaar.

Ik Zal 20 doen, en verwachten u met uw meefter ten my-nen huize weerom.

^ar wel,ik ga.

P H I LI P P Y N.

„ Wat zal dat een blyde tyding zyn voorde Bruid en den Bruidegom.

DERTIENDE TOONEEL.

J E R o E n,D I b b e r I g,H I l l e g o n r),L e o n o r a, Eeri)inani),Eelh A KT, Christiaan,

A N T o N E T.

Eelhart voegt zich weer ty Leomora, Ferdinand by HiUegond ^ Rabbe~nbsp;laar aan taafel.

Christiaan.

Aar, zeg myeens, zoete Juffertje, zou je wel ge-, nbsp;nbsp;nbsp;negenzynomtemedicineeren,

^2y met een bolusje, een pilletje of twee, eenpoejert-je, of ecnkleinklideertjeomzagjcstepurgeeren? j,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;HiLLEGOND.

kan niet wel inneemen.

Christiaan.

'I'erwylhet

gefchiên.

Ei lieve! dat komt ongemaklyk. Laat eens zien, niet interne, of’t niet wel externe zal kunnen

Jeroen.


Ma;

Chris=

gt; niyn Heer, wat fcheelt myiikind ? E 2,

-ocr page 68-

öS P H l L I P P Y N,

Christiaan.

Het fcheelt haar tufichen ’t pericranium en de planta pedis, zonder liegen.

Terwyl dc propageerende humores altemaal naer het centrum van haar lichchaam vliegen.

En d-’ar per opftruöionen een foort van een koek maa-ken, die haar onverdraaglyk incommodcert.

Jou dochter, mynHcer, .heeft zekere venineufe vapores geincorporeert.

Dat is zonneklaar. Ik wil daar myndodtoraalehals wel onder verzetten.

Jeroen.

Maar,myn Hecr,dat is te veel gewaagt.

Christiaan ftaat toornig van zynjioelop. Ei Hevel neen, neen, myn Heer, dat zult gy menbsp;niet beletten.

Ik zet daar myn hals onder; want, ik zie aan al de trekken van haar gelaat,

Dat die foort van hydropilia te eenemaal naer het mid-delryk van haar delicaate compofitic Haat. Jeroen.

Maar, zeg my eens, wat dc rechte oorzaak van haaf ziekte mag weezen ^

Chri stiaan.

De oorzaak van haar ziekte ei lieve! wat ben je onver-Handig! die is gereezen

U it de invelliture van een zeek er foort van een veny ni,

Dat zy na zonnen ondergang heeft ingezoogen; en dat kan niet anders zyn.

Nu dan eer dit venyn den tyd termineert van haar ge' woonlyk opcreeren,

Lyd het ettelykc maanden. Maar, wat zal ik een idioot leeren ?

Vraag het haar zelfs; want, ik zweerjeby ditenby dat.

Dat ik niet liegen kan, noch wil, als ik de zaak zo wel als deze bevat.

jou dochter, myn Heer, jou dochter, daar voor Haat te

vreezen,

-ocr page 69-

Mr. KOPPELAAR. 69

Lat ïy noch barlten 'iiil, io men daar by tyds niet voor maakt te weezcn,

V oor my ik wafch ’er myn handen af.

Jeroen.

Ochïmyn Heer Dodoor,waarom wordje kwaad ? Mag men niet vraagcn ?

Dibberig.

Wel ik word noch defperaat.

Myn lieve Heer Dodoor, dat je ’t wift, ik ben tot de dood toe verleegen,

Laatje gezeggen.

Christiaan.

Talm dan niet meer aan myn ooren, of ïpreek my niet meer teegen.

Want, ik heb uw dochters leevenofdoodvolkoomenin myn hand.

. nbsp;nbsp;nbsp;Jeroen.

^Vlaar, myn Heer Dodoor, ik erken u voor de geleerd-. ftev.an’tgcheeleland.

Wat wil je meer ?

Chr istiaan.

antwoord my, op myn vraagen. Jou dochter is omtrent ziek geweeft, laat ziei

Dat ben ik ook, fnappert. ’t Is genoeg. Maar,

zien zo circum

j ^ nbsp;nbsp;nbsp;circaneegentig dagen.

L ’t waarheid, of loogen? Ipreek op.

Jeroen DibberiggelyL Dat ’s waar.

Christiaan.

En zy fteekt vol melancoli ? Jeroen e» Dibberiggelyk.

Christiaan. lult geen eeten

Jeroen rwDiBBERiG.

Neen.

Chris-

-ocr page 70-

I L I P P Y

Christiaan.

En icvilnoch zo gce], als gctaantzeildoek worden, naer ik zie. Jéroen cwDibberig gelyk.

Och ! Heer Doétoor

Christiaan.

Nu, je zag ze graag van haar kwaaien geneezen ? He! wat zegje ?

j E R o E N C» D l B B E R I G Gewis.

Christiaan.

Zult gy in al les myn raad volgen ?

Jeroen en Dibb E r 1G gelyk.

Ja, myn Heer.

Christiaan.

Wel aan, ik zal dan haar Doftor weezen-Maar, draag zorg, dat ge my in ’t minlt of meelt niet meer teegenfpreekt,

En myn raad ook lliptely k naer komt; want, zo gy een van beide uw mond weer in myn dingen Iteekt,nbsp;Of myn recepten niet refpeétecrt, als of ik zelfs op dcnbsp;lloel zat, zo is jou dochter verlooren;

En ik geef haar aan de dood over. Wachtje daarom van my weederom te vcrlloorcn.

Jeroen.

Zie daar, ik beloof je, op myn vroom gemoed, alle* naer te zullen koomen, wat ge my te vooren 1 egt-Al wilt ik dat ik ’crzelfsdebekby infehietenzou.nbsp;dat jemynkind weeder brengt te recht.nbsp;Dibberi GTnbsp;En ik ook. Heer Doétoor.

Christiaan.

Wel nu, wyl je me dat belooft, zie daar ik nccik ze aan te geneezen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Of ik zal myn leeven geen Doflorblaaskaakelius met

weezen.

Luifter dan toe met neus en ooren, en let wel op my reên.

-ocr page 71-

KOPPELAAR. 71

Jy iult j OU dochter aanitonds laatcn trouwen.

Jeroen.

Maar, Heer Dodioor, waar wil dit heen?

2o een zwak geitel! je verzintje.

Christiaan.

Wat is dit ? Hel je weer de pypen,

amp;zeg, d.at zy trouwen moet en zal. Verltajemeniet? of wil je me niet begrypen ?

Trouwen, zeg ik, trouwen!

Jeroen.

Maar, myn Heer, zy is immers niet gezond.

Christiaan.

Spreekje daar een woord teegen, zo is uw dochter binnen driemaal vierentwintig uuren op een hond.

Jeroen Dibberig.

Genaa, myn Heer, genaa.

Christiaan.

Daar is geen genaa je moeit aanltonds refolveeren.

Of ik zal haar verlaaten, en dan is zy omnooglyk te cu-reeren.

Hillegono.

Och! vader en moeder, rclblveer toch wat ik u bidden

Want üc kan ’t niet langer uitltaan, en ik verllimmer valt dag op dag.

Jeroen.

Wel, myn zieke fioof, je bent te zwak. je kunt met teegen’t trouwen,

Want, ik zou vreezen, dat wy uw doodmaal en bruiloft tcgelyk zouden houwen.

^ nbsp;nbsp;nbsp;Hillegon».

¦*-'c Doétor belooft immers, dat ik door’t huuwelyk zal werden herltelt.

Dibberig.

'-'iinoozel fchaap, je weet niet, waar jy jou vader om aan de öoren lelt.

Hil-

-ocr page 72-

JZ

P H I L I P P Y N,

Hillegond.

’t Zy hoe ’t zy, ik kan lo als ik nu ben niet langer Iccven. En, als ik 2al gdlurven zyn, wat zal dat eerll een droefheid gecven!

’t Is of ik ’t al voor inyn oogcn zie.

Je-roen.

J a weljDibberig moer,w'at raad? Christiaan.

Ik heb ’t dikmaals genoeg gezeit; en je weet dat haar dc dood voor oogen Itaat.

Daarenboven is ’t onvergeellyk, dat men zulk een lief fchepzel zo moedwilleiis liet llervcn,

Daar men ’t behouden kan.

Jeroen.

Maar,myn Heer,het trouwen zal myn Idnd i n den grond bederv en.nbsp;Christiaan.

Ei lieve! jou rechte moordenaar van uw eigen bloed. Jeroen.

Ochimyn Heer,ik lla toe al wat gy begeert. Maar, wie wil zo een zieke Bruid, die door zo veelnbsp;kwaaien is overhcert ?

Christiaan.

Daar zult gy dien Heer toe verzoeken.

IVyJl op Ferdmand-

Dibber ig.

Toe verzoeken ? Christiaan.

Als al myn praélyk zo zou afloopen, zou ik het doctoraat wel vervloeken.

Niet te fammelen, want ik heb haalt.

Jeroen.

Maar,m) n Heer,welk een affront? Ik hebze hem geweigert, toenze noch in Itaat was eunbsp;gezond:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

En nu hem daar toe te verzoeken ? ó lydel ooze plaagen •

ChriS'

-ocr page 73-

M». KOPPELAAR. 75

Christiaan.

J Qu eervergeete vader.

Dibberig.

Och! daar krygt myn kind weer dc oude vlaagen.

HUlegundvalt wzwym.

V ader Jeronimus, repie.

Jeroen

Wel nu,moeder,ik maak my al gereet. Heer Ferdinand, gy ziet hoe ’t hier gefchaapen ftaat, hebnbsp;toch deernis met myn leed,

Eu verlmaad myn kind niet, met al haar gebreeken, WyldeDoétoorzegt, daar haar gezondheid in’t bruidsbed zal ftecken.

Ferdinand.

Myn Heer, ik reeken zulks voor een groote eer , als mevrouw myn moeder het verllaat.

Leonora.

Hat is billyk, myn zoon, dat men de approbatie van dier-gelyke zaaken aan zyn ouders overlaat.

. nbsp;nbsp;nbsp;Dibberig.

W'

, Mevrouw van Adelbaard, ik hoop niet, dat gy daar iets teegen zult zeggen.

y Zullen, teegens uw adeldom, zo wat zakjes duc'aton-nen in de weegfchaal leggen.

Christiaan.

'^Hnu, welnu, alsjedatverfchilmeteenfimpelevyf-y tig duizend guldens fuppleert.

ïal Mevrouw van Adelbaard wel zyn gecontenteert. ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dibberig.

^ yftig duizend e:uldens, waar zou men die van daan haaien gt;

y. nbsp;nbsp;nbsp;Christiaan.

daar leidze weer in zwym,

Hillegmd valtvjecrinflaauwte^ Fer-dmand en Antonet onderjleuven haar. Jeroen.

Bedaar,myn dochter,ik zal ze betaalcn. E ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Chris-

-ocr page 74-

74 P H I L I P P y N,

Ch RISTIAAN.

Dat iou ik je ook raaden.

Dibberig.

Hoe gaat het, myn lieve kind ? Hillegond.

’t Is of ik my op deze laatfte belofte vry wat beeter bevind-Christiaan.

Dat will ik wel', w'antniyn recepten kunnen niet miffen-Myn doöoraal verlland dringt door alle geheimenilfen. Ferdinand.

Myn waarde Bruid, dat ik u omhels en kufch.

H1 L L E G o N D.

Myn lief,dat ik u omvat-My dunkt alreede dat ik nooit gezonder uuropdewac' reid heb gehad.

Ferdinand haald eenflukgoud uit zyn beurs. Myn Heer, gelieft tot loon van uw confiderable fervicc?nbsp;dit prefent te accepteeren.

Christiaan.

Dat niet, myn Heer, dat niet.

Ferdinand.

Maar, myn Heer.

Christiaan.

Is ’tgoud?

Ferdinand.

Oja.

Christiaan.

Ei lieve! dan zal ik ’t meê nccmcn, om da^^*' aurum potabile van te didelcercn :

Ik zal ’em by geleegenthcid wel een pint drie vier vafl vcreercn ; ’t is het fchoonfte fecreetnbsp;Van de waereld.

Ferdinand.

Dat is onnoodig.

Christiaan,

’t Was anders tot uw dienit, ego Ilim adeptus daar is niemant, als ik, die dat geheim

’ nbsp;nbsp;nbsp;^ Dl»'

-ocr page 75-

M^ KOPPELAAR. 75-

D IBBERIG.

Lat Is wel een fchielyke verandering. Maqr, HeerDoc-toor, wift je nu een middel te beraamen,

Lat men uit dithuuwlyk, by tyden wylenhoophadop eenigeurtgenaamen,

Want, ik vrees, dat’er niet veel afkoomenxal; allykt zy 20 wat herltelt.

ChRI ST I AAN.

Lerwyl je 20 raizonnabel myn raad gevolgt hebt , 28 pretendeer ik maar twee Ryksdaalders aan geld,nbsp;Lm ’t een en ’t ander te prepareeren, en onder een tenbsp;mengen.

Waar mee ik efFedlueeren 2al, datjou dochter binnen’t jaar een braave 20011 ter waereld 2al brengen.

D IBBERIG.

Och! was dat waar!

Christiaan.

Laat my begaan, 2eg ik, en tel jy maar geld. ft heb de chimicaale kunlt metal haar ap-en dependentiën in myn geweld.

Dibberig haalcL eeniggelt uit haar tat. fti'ar 2yn2e. Stuur my het drankje ten eerlten; maar, hoenbsp;moetze ’t gebruiken ?

Christiaan.

'^- ¦1 moet da.ar alle uuren van den dag driemaal aan ruiken.

Dibberig.

Lat is een kleinigheid.

Christiaan.

Zo doet het, moedertje, myn medicamina rech-X, nbsp;nbsp;nbsp;ten wonderen uit.

, Heer Ferdinand, ik wenfeh u veel geluk met uw lieve gewee2e2ieke Bruid.

ft

W-

F EREINAND ert HiLLEGOND.

y ïyn u dankbaar.

VEER-

-ocr page 76-

75

PHILIPPYN,

VEERTIENDE TOONEEL. Jer OEN,Bibberig, Leonora,Ee LH ART}nbsp;F erdinand,Hillegond, Francois,

CoNSTANTlA, ChRISTIAAN,

Philipeyn, Antonet.

P HI L J P P Y N.

Hi

. Ier ben ik al weer, met het geld,en het doosje met juweelen.

Jeroen.

Gcefiehier. Maar, waar is de dief? die my dat zo knaphandig wilt af te Heel en ?

, nbsp;nbsp;nbsp;Francois enConJlanttauitgt;

Philippyn.

Daar komt hy.

Jeroen.

Wat is dit?zyt gy daar,myn 2oon?wel wat is dat gezeid ?

Ik meende dat gy inden Haag waart, om te verneemen wanneer de zaak zou worden bepleit.

Zy t gy den gaauwdief ? daar men op u een kerk zou hebben durven bouwen,

En alle fchatten van de waereld toevertrouwen.

Ik zweer, jczultnaer’tverbeeterhuisdanlTen, al was’er geen zoon meer in ’t land.

Francois.

Och ! vader, vergeef my dit misdryf. Ik had myn hart aan Conltantia verpand.

Eelhart.

Zyt gy daar, ontaarde dochter, jy zult naar ’t fpinhuis fpringen,

En Iceren daar, op ’t knorren van ’t Ipinnewiel, mifererc zingen.

CONSTANTIA.

Ik beken, myn Heer en Vader, ’k heb groflyk misdaan-

£ E L»

-ocr page 77-

77

KOPPELAAR.

Eeliiart.

Daarom ïul je loon naer werk erlangen, en naer ’t l^in-huisgaan.

Philippyn.

Dat fchut ik. Ik hou my aan de belofte zo aanflonds no-tariaal befchrccvcn;

En op die conditie zyn de Juweelen weerom gegeeven. Jeroen.

Die zyn in goede handen, en wel voorzichtig bewaart.

P H 11.1 p p Y N.

•Waar, die zyn woord niet houd, is van alle deugd onw aart.

J Ê R o E N.

Wy lachchen wat met zulke beloften; want, dat is enkel bedriegen.

Eelhart.

Do! hoi wy zyn met die praatjes zo ligt niet in flaaptc wiegen.

Philippyn.

^aar, MelTieurs, het contraö is met uw vrije wil ge-p nbsp;nbsp;nbsp;maakt en gepafleert,

En dat moet Hand grypen; ook zal het aanflonds werden p. geminuteert,

Dier valt geen teegenfpartelen.

Jeroen.

Ja maar, Philippyn, ik zal dat hagje zo ligt niet Pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;laatcn glijen!

Det is een boeveftuk.

Philippyn.

T ut, tut, ’t is fimpele gaauwigheid.

Eelhart.

Noem je dat gaauwngheid } ’t zyn fnoode fcheïmerijen.

'-'cniwat Zal men hier in doen ?

Eelhart.

Wat raad?

-ocr page 78-

78

N,

I L I P P Y

Christiaan.

Niet beetcr, als datje de poi: toe finoort,

Op dat het niemant van de Ipreeuwen op ftmt hoort.

Een generaale x'lmneftie'is’t beften.

Francois.

Ik bid, vader, wil het ons vergecvcn.

Wy Tullen als gchoorzaamc kinderen voortaan vroom cnceiiykleeven.

Christiaan.

Nu, HeerEelhart, en Sinjeur Vettelafocsje, laatje raa- i den, wylikuvoorzeg, datuitditgellacht, »

Noch een lengte van kleine Vgttelafbcsjes zullai werden voortgebracht.

Eelhart.

Wel aan, als’t weezen moet,

Jeroen.

Maar, buurman, je molt jou dochter een fiaaijê Huiver meede geeven.

Ik zal aan myn zyde wel bezorgen, dat myn zoon fat-zoenlyk kan keven,

Ee E H A R T. nbsp;nbsp;nbsp;,

Ik ben te vreeden. En geef haar voor ecrftrle acht duizcnlt;i - guldens , die ’er van de Juweck^‘bveric!:ieceiinbsp;op hand;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-

En dan heb ik t’huis noch een fnoertjehandpaarlcn, een fchoone diamant

Van haar vrouw moeder, die zy zelfs pi ag te draagen. .

Meer kan ik niet milfen. Kan u deze fom ml behaagen,

Zo is’t huuwclyk geklonken.

'Jeroen. nbsp;nbsp;nbsp;,

Wat zal ik doen, myn Hce^ ^

Het paft een eerlyk man, dat hy niet hooger waardeci^ als zyn eer.

Francois..

Wy zyn u dankbaar. En wy' zullen ons voortaan ^ daanig draagen,

ÏJat gy u in ’t minue over ons niet zult beklaagen.

-ocr page 79-

M^ K O P P E L A Al

Eelhart.

Mevrouw, dat gy oök eens een einde maal laaken, enwy, in dezen ftaat,

Meede tot een befluit traaden ?

Christiaan.

Wel,2eeker,dat mag geen kv E E L H A R T.

ft bid, Mevronw, laatcn wy in dit geval een dubbe knoop leggen ?

Leonora, ftoe! 20 haaftig, myn Heer

Jeroen.

W at,Mevrouw,laat u gezeggen. Bibberig.

I ^u, nu, Mevrouw, het zal zo fraai zyn, dat zo naer vrienden gelyk te trouwen gaan.

Laatubeweegen ?

Leonora.

Wel aan, myn Heer,ik geef u myn woord. Eelhart.

Nooit wierd my meer eer aangedaan. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Philippyn.

^u is ’t myn beurt. Myn lieve Antonet, willen wy dat gangetje meede eens waagen ?

V nbsp;nbsp;nbsp;Antonet.

Maar, Philippyn, zult gy ook met my naer de mode keven, en tellen my altemets de huid vol flagen ?nbsp;pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Philippyn.

Aj

^^fchnict, bekje, je zult al hebben watje droomt, en. JOU hartje begeert.

[ET.

^’s reclit, zei fchie

-ocr page 80-

[IPPYN,M^ KOPPELAAR.

Ant o NET.

Rtie dan nullen wy te zaamen meê trouwen. Jeroen.

fbe zo wel op haar rechte zy gevallen is j en iny n r buiten gevaar,

zenfeh ik je altezaainen veel geluk. Doch wacht uw loon, Philippyn, MeelterKoppelaar.

P H 1 L I P P Y N.

5tel jou hoofd maar gerull, Sinjeur Vettelafoesje^ ik zal myn guarand aan dejonge lieden wel wecteanbsp;te vinden.

Jeroen'.

Enu, HeerDodlor, noodeik ineede te bruiloft nevens de vrinden.

Christiaan.

Ei lieve! ik zal comparceren. Maak’ervryftaatÏJp. Ik bengereet

Om u te toonen, dat ik zo wel de kunft van eeten en drin -ken, als die der mcdicynen weet.

Philippyn.

AI wie nugeneegenis, omin’tgrootegildtegeraaken, Vraag maar, naer Philippyn, die alle foortenvanhuuw-lyken klaar kan maaken.

Hy bedient de ryke om geld, en dearmenkoft het niet een duit.

Kom, myn Antonetje, volgen wy de ftaatcy als Bruigom en Bruid.