Gevolgd naar het Franfche van den Heere MARMONTEL. f d -De T'voeede Druk.
ftlS SCK A AJT
QP nbsp;nbsp;nbsp;óiT'. et fit.
BylzAAK Ddim, Boekverkooper, op den hoek van den Voorburgwal en de Stilfteeg, 1763.
; i
Kunst, zo vol bekoorlykheden j Voor hem die al haar fchoon befeft;
Zyj die, op ’t voetfpoor van de reden,
Den geest verfiert, verheugt, verheft;
Zy, die, w'anneer ze een hart doet blaaken, Het noopt naar eedlen roem te haaken,
Als ’t eenigft’ loon dat haar voldoet;
Voelt nooit haar’ yver meer verwekken.
Dan als zy de achting mag ontdekken,
Die zy voor haar Befchermcrs voed.
* 2 nbsp;nbsp;nbsp;Dus
-ocr page 4-Dus durft myn Zangnimf u on tmoeten,
6 SCHDYLENBÜRCH, die Kunften acht! Daat myn Tooneelfpruit u begroeten,
Die op uw heufche omhelzing wacht.
*t Scheen dat myn Held u niet mishaagdc, Waarpp zy ’t, vol vertrouwen, waagdenbsp;Hem nederig u aan te biên.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
Uw vriendlykheid fprak ?n zyn voordeel»
En overreedde uw kundig oordeel,
Om hem goedgunftig aan te zien, ¦
Slaa dan uwe altoosvriendlyke oogen Op myn’ Aristomenes neêr.
Daar hem zyn valfche Vrienden poogen Te ontrukken Gade en Kroost en Eer.
Hy ftelt, wat ramp zyn ziel beftryde.
Natuur en Huwlyksmin ter zyde,
Uit liefde tot zyn Vaderland.
Ach! dat zulk eene oprechte liefde Elk’ Nederlander ’t hart doorgriefde,
Nooit vvlerd de Vryhcid aangerand.
De Deugd'moet eindlyk zegepraalenï Myn Veldheer iiet zyti’ roem herfteld.
Maar wie kan de Afgunst ooit bepaalen ?
Behoed hem voor haar fnood geweld.
Zo mooge aan d’Amftel en aan ’t Sparen Niets uw vernoeging evenaaren,
In ^t echtverbond, in ’t hoog bewint!
*t Geluk ftreele altoos uw verwachting!
Bezit (leeds, met uw Gade, de achting Van elk die deugd en oordeel minti
ï?55.
*3
-ocr page 6-Staten van Holland ende Welivrieslaod doenteweeten;alz0 ons te kennen is gegeeven by de Regenten van hetWees-ennbsp;Oude Mannenhuys det Stad Amlterdam, en in die qualiteitennbsp;te famen Eygenaars, mitsgaders Regenten van den Schouwburgnbsp;atdaaridar zy Supplianten ,eenige Jaaten hebben gejouilTeert vannbsp;’t Ofttoy by ons den 27 May van den Jaare ryaS.alsmeedevannbsp;de prolongatie van dien den 6 December 2742. aan de Supplianten veilcent, vtaarby wy aan de Supplianten goedgunftiglyknbsp;hadden geaccordeett en geoftroyeert, om nog voor den tyd vannbsp;Vvfiien agter een volgende Jaaren, de Werken, die ten diendenbsp;van het Toneel teets waren gedrukt, envantydtottydnogvetdeinbsp;inliet licht gebragt,en ten Tooneele gevoert zouden mogen werden , alleen te mogen drukken, doen drukken, uitgeeven en verkopen, dat de Jaren, by de vootfz. ptolongatie van ’t gemeldenbsp;Oftroy of Privilegie vervat op den 6 December van deezen Jaarenbsp;I7S7 ftond te cxpireeren; en dewyl zy Supplianten ten meeftennbsp;dienfte van de Schouwburg, fwaat vanhunnerefpeaive Godshuy-zen ciider andere meede moeten werden gefuiienteert, de voornoemde Welken, zo van Tieurfpellen, Blyfpellen, Klugten, alsnbsp;anders, die reets gedrukt, en ten Toneele gevoertzyn , of in hetnbsp;toekoomendc gedrukt, en ten Toneele gevoert zouden moogennbsp;werden, gaarne alleen, gelykvooiheenen, zouden bly ven drukkennbsp;doen drukken, uitgeeven en verkopen, ten einde dezelve Wet,nbsp;ken, door het nadrukken van anderen,haar luider,zoo intaalenbsp;als Ipelkonfl, niet mogten komen te vetliefen, en dewyle haarnbsp;Supplianten zulks na de expiratie van devoornoemde prolongatienbsp;van 't vooifz. Oftroy, niet gepermitteett was; zoo keerden denbsp;Supplianten haar tot Ons, tevetenteiyk verzoekende; dat Wy aannbsp;de Supplianten , in haar vootfz. qualiteyt,geliefden teverleenennbsp;ptolongatie van het vooifz. Ofttoy , om de vootlz. Werken, zoonbsp;van Treur (pellen, Blyfpellen .Kluchten ,als anders, reets gemaakt,nbsp;en ten Toneele gevoert, of als nog in het ligt te brengen, en rennbsp;Toneele te voeten, nog voot den tyd van Vyftien eeiftkuinende ,nbsp;en agter een volgende Jaaren, alleen te mogen drukken , en verknopen , of te doen drukken , en verkopen , met verbod aan allenbsp;anderen op zeekere hooge Poene by Ons daar tegens te flatueeien ,nbsp;daar van te verleenen Oftroy in forma; ZO is *1 dat Wy, denbsp;Zaake ende't vooifz. verzoek overgemerkt hebbende, ende genegen wezeiide ,tei beedevan de Supplianten, uit Onze legte wee-tent'chap, Souveraine magt en auihoriteit, dezelve Suppliantennbsp;geconCenteeit, geaccoidcetd en geofttoyeett hebben, conlentee-ten, accorderen ende oftroyeten haar by deeze, dat zy, geduu-tende den tyd van nog Vyftien eeift achtereen volgende Jaaren , dcnbsp;voorlz. Wetken, indietvoegen, als zulks by de Supplianten isnbsp;ver20gt,en hier vooren uitgedrukt liaat, binnen den vootfz. Onzen Lande alleen zullen mogen drukken, doen drukken ,uitgeeven ende verkopen , verbiedende daaromme alle en een iegely-ken de vootlz. Werken , in ’t geheel ofte ten deele te drukken , nanbsp;le drukken, te doen nadrukken, te verhandelen, of te veikoo-pen ,ofte eldeis nagediukt, binnen den zelven Onzen Lande tenbsp;brengen, uit te geven of te verhandelen en vetkoopen, op denbsp;verbeurte van alle de nagedtuftte, ingebiagte, verhandelde o$ •nbsp;veikogie Exemplaren,ende een boete van drie duyzendguldens
•Uit
-ocr page 7-en boven, te verbeuren, te Appliceren een derdepart voor den Officier,die de Caiangedoen zal,een derde pattvoor den Armen der plaatfen daar her Cafus voorvallen zal,ende tierreftee-tende derde part voor de Supplianten , en dittelkenszo meenig-maal als dezelve zullen worden agtethaalt, alles in dien veiftan-de,dat Wy de Supplianten met dezen OnzenOtèroye alleen wil-lende gratificeeren tot verhoedinge van hunne fchade doot het na-dtufcken van de vootfz. Werken , daar door in genigcn deele verwaan den innehoude van dien te autoiifeten, ofte, te advouë-*en ,en veel min , dezelve, onder onze prctestieen befchetminge,nbsp;eenig meerder Credit, aanfien, of reputatie te geeven , nemaarnbsp;•Ie Supplianten incasdaatinneietsonbehootlykszoudeinfluëten ,nbsp;alle het zelve tot hunnen lafte zullen gehouden wezen te verantwoorden, tot dien ejnde wel expreffelyk begeerende, dat by-aldien zy dezen onzen'odfroye voot dezelve Werken zullen wil-l*n Hellen , daar van geene geabbrcvieetde of gecontiaheetde men-*re zullen mogen maken, nemaar gehouden weezen , het zelvenbsp;Oütoy in 't geheel, en zonder eenigeomiffie, daar voot te diuk-*en, of te doen drukken, en dat zy gehouden zullen zyn,eennbsp;Exemplaar van de vootfz. Werken , op Groot Papier, gebonden ennbsp;'*^el geconditioneetc, te brengen in de Bibliotheek van onze üni-^etliteyt te Leyden, binnen den tyd van zes wecken ,na dat zynbsp;Supplianten dezelve Werken zullen hebben beginnen uittegee-l'en, op een boete van zes hondert gulden, na expiratie der vootfz.
Weeken,by de Supplianten te verbeuren ten behoeve van dc *lt;edeiduitfe Aimen van de plaats alwaar de Supplianten woo-®6n, en voorts op pcene van met ’er daad verfteeken te zyn vannbsp;jjet effeft van deezen Oüioye, dat ook de Supplianten, fchoonnbsp;wy het ingaan van dit Oflroy een Exemplaar gelevett hebbendenbsp;®an de vootfz. Onfe Bibliotheek, by zoo vette zy geduurendenbsp;wen tyd van dit OiJtoy dezelve Werken zouden willen heidruk-*un met eenige Obfervatien, Noten, Veiraeerdeiingen, Veranderingen , CorreSien, of anders, hoe genaamt, of ook ineennbsp;*uder formaat,gehouden zullen zyn wederom een ander Exem-Plaat van dezelve Werken, geconditioneett als voren , te brengennbsp;h devoorlz. Bibliotheek, binnendenzelven tyd, en op de boetennbsp;h poenaliteit, als vooten. En ten einde de Supplianten deezennbsp;1 Confente ende Ofttoye mogen genieten als naar behooten ,nbsp;«en wy allen en een iegelyken,dien het aangaan mag,dat zynbsp;Supplianten van den inhoude van dezendoen,laatenengedo-Ken,ruftelyk, vtedelyk en volkomentlyk genieten en gebruiken,nbsp;'sleetende alle belet ter contrarie. Gedaan in den Hage,ondernbsp;Venbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zegele, hier aan doen hangen op den agtfteii No-
linj* , in ’t Jaar onzes Heeten en Zaligmakers duizend zeven-quot;“ndcid zeven-en-vyftig. nbsp;nbsp;nbsp;p. S T Y N.v
Tet Ordonnantie van de Staten 3 C. BOEY.
Lager Hond,
de Supplianten zyn, nevens dit Ofttoy.ter hand gcftelt by *rtaa Authenticq,haat Ed. Gr. Mog. Refolutien van den as. Junj',nbsp;Squot; 3°. Apti,, i7a*.gt; ten einde omzig daat na te teguleeren.nbsp;Regenten van het Wees- en Oude Mannenhuis hebben, innbsp;^ne vootfz. qualiteit, het recht vandeze Privilegie, alleen voornbsp;n ttgenwootdigen Druk, van Aristomknes, Treurfpel, vei-bundaanliAAK u«im, l»vir»/lel4am, ttcrgt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lyamp;j,
-ocr page 8-Aristomenes, Veldover fis der Mycemrst Leonida, Gemalinnbsp;Leoxis, Zoon
Cleon IS, Hoofd van den Raad.
Draco, gt;? Raadsbeeren. Xantipes, jnbsp;EüRIBate.s, Afgezant van Spartetnbsp;A R c A s, Hoofdman der Lyfwacbt.nbsp;Raadsbeeren.
Burgers en Lyfwachten.
Het TOONEEL h te MTCENEi in den Raad*
i
-ocr page 9-C'' nbsp;nbsp;nbsp;Arsires,
y y, 't Hoofd des achtbren Raads, Aristoménes vrind, py vormt zonder hem, een ander ftaatsbewint!nbsp;VerJost Mycene, eer ’t nog zyn’ Wreeker hebb’ gelpro-ken,
Wil blikken onder’t juk, door hem met roem verbroken^ En voegt, hem leevrende aan zyn trotfche weêrparty,nbsp;fchandlykfte ontrouw by de laffte flaverny!
Sparte, dat voor hem in’t oorlogsveld moest beeven^ ^et zulk een heldenbloed ’t verbond zien onderfchreven ?nbsp;ïdoe! daar men, door zyn vlyt, alreeds een’opftand zietnbsp;E Argos, EÜs en het Sicioonsch Gebied;
Tetwyl reeds de Eurotas, verwonderd aan zyn zoomen, t Hart onzer haatren ziet door doodfchrik ingenomen;nbsp;paar zelfs een magtig heir gefchaard ftaat voor deez’ vt'aljnbsp;t Welk op het eerst gebod ten ftryde vliegen zal;nbsp;paar de overvloed ons weêrherfteltin ’tOud vermogen,nbsp;2on nu dit Volk, verfchrikt...?
Cleonis.
’t Ziet nu uit klaarder oogen. Anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hef
2 ARISTOMENES,
Het voelt in ’t eind’ den last van de onafhangklykheid; En de angst bekleed by hen de plaats van ’t wys beleid.nbsp;Arsires.
ó Wispeltuurig Volk ! wie kan uw’ aart befchryven? Hoe! daar ik ’t heb gezien de tiranny verdryven,
En voor hun vryheid zich vercénen : ja nog meer.
Het hoofd verheffen uit het ftof, genoopt door de eer; Daar ik den ambachtsman zag in een’ held herfchapen;nbsp;De vrouw haar’ echtgenoot zag gespen in het wapen,nbsp;En ’t yzer,Hecht gevormd ten dienst van ’t laagft’ verftand,nbsp;In klingen zag herfmeed, tot heil van’t Vaderland;nbsp;Daar zich een Volk, in rust, in flaverny geboren.nbsp;Liet door een’enklen Held tot heldenmoed bekooren,nbsp;Zou (Iraks dat zelfde Volk hunn’ ecdlen roem vertrcênlnbsp;Vry willig afftand doen...? ’k Geloof het niet, 6 neen.nbsp;Schoon ’t, nu ’t hunn’ Held niet ziet, den moed fchynt opnbsp;te geeven,
Aristomenes komst zal alles doen herleevcn.
Maar wy, op wie hun hoop gegrond is, moeten wy Hun ziel verneedren tot de wreede llaverny ?
Cleon IS.
Kent gy de rampen, die de vryheid kan verwekken. Zo de eensgezindheid, die tot nut des V olks moet flrekken.nbsp;Het evenwicht niet meer in Hand houd in den Raad,nbsp;Waardoor-alléén ’t geluk eens vryen Volks beflaat?nbsp;’kWeet dat’er Helden zyn, die nooit hun deugd beünctten,nbsp;En die zich-zelven zyn tot Opperheer en wetten:
Maar veelen zyn ’er ook, gewrocht tot flaverny.
Wier nek fteeds noodig heeft het juk der dwinglandy. Daar zyn ’er, Arflres, die wet noch breidel eeren,nbsp;Zozy hunn’ pligt niet door de zwaarte eens Iccpters keren.nbsp;Dit is ons kenmerk thans: Aristomenes handnbsp;Verbreekt dat dierbaar juk, zo nut voor ’t Vaderland rnbsp;Hy zal,door rampop ramp, Mycene doen bezwyken,nbsp;Indien men hem niet dwinge eerlang deez’ wal te ontwy-kem
Ast-
-ocr page 11-A R S IR E S.
Liirft de onderdrukte Staat zyn wond niet heelen ! Hoe! Zyn wy,nog naauwlyks vry,alreeds de vryheidmoê?nbsp;Herdenk die tyden eens, die fchaiidelyke tyden,nbsp;WanneerMycene moest den dwang van bloodaarts lyden;nbsp;Wanneer de zorgloosheid, het vrek en trotsch gemoednbsp;Ons zelfs beledigde uit den fchoot van d’ovcrvloed.nbsp;Herdenk die vonn'sfcn, die Helden deeden fneeven,nbsp;Waardoor tot krygslién ons Hechts gryzaatts zyn gcble-erwyl de bloem der jeugd, op eencn verren togt, ( ven,nbsp;Ter dood verwezen, voor ondankbre meesters vocht,nbsp;Tn haar doorluchtig bloed moest zonder roem vergieten,nbsp;Hat bloed, de laatftc hoop, die ons de Goden lieten,nbsp;^aar fchoon ge in rust waart in dier fnooden heerfchappy,nbsp;^telt gy de wetten van uw Vadrenaan een zy’,
fchat gy deandren meer,die, wild en wreed, flechts drekken
Om aan Natuur all’haare aanminnigheén te onttrekken, ^n , door Licurgus, met die ftuursheid zyn verbeeld,nbsp;Hie’t zwakke brein verheert,maar ’t wys vernuft verveelt?nbsp;He vrees ontzet u, hoe zou ’t onhcil-zelf u drukken ?nbsp;Oy zyt niet waard dat we u uit uwe ketens rukken.nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cl EO NIS.
Hit onze ketens! Go5n! hoe lang is dit verwacht!
. nbsp;nbsp;nbsp;Arsires,
Wel hoe!
Cleonis.
p nbsp;nbsp;nbsp;’t Belang heeft zelfs wel dappren voortgebragt;
Hn hy, wien ’t zelfbelang-ailéén tot moed verwekte, Wierd menigmaal een Held, die ’t Land ten deun ver-gt;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Arsires.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cdrekte.
k dacht dat Hechts de vrees u dus deed fpreeken: maar daakt het veinzen nu, en toont me uw opzet klaar,nbsp;us Word een Held beloond,wiens trouw ons is gebleken.nbsp;•Hüs Weet men de achterdocht in ’s Volks gemoed te k wecken.
A 2. nbsp;nbsp;nbsp;Cleo-
Cleonis.
Al doemt gy myn gedrag, een lange ervarenis Zal u nog tooncii dat myn wantrouw billyk is.
Maar ik, door ouderdom in doorzicht onderwezen.
Zie verder dan den fchyn, waardoor ge u lietbeleezen. Ik ken het menschdom; en geloof niet dat die Held,
Die (leeds verwinnaar was in ’t bloedig oorlogsveld, Zich-zelv’ niet boven hen, die hy bevryd, zou achten.nbsp;Dit overvyeegt het Volk, min blind in zyn gedachten.nbsp;Het ziet dat hy voKlrekt op ’t gancfche heir regeert;
Dat daaglyks zyn gezag met zynen roem vermeêrt;
Dat hy Mycene alleen verlost van Dwingelanden, Opdat hy ’t, na den (Iryd, vepwisflen doe van banden.nbsp;Dat Sparte ons onderdrukk’, na onze nederlaag:
’s Volks eerblyft onverkort, fchoon ’t vreemde kluisters draag’:
Maar’tis te fchandlyk als een’ onderdaan te keven. Wanneer menzyns gelyk’ de heerfchappy moetgeeveii.nbsp;En gy vooral, die eerst zyn Mededinger waart;
Die, zonder zynelist, tot Veldheer waar’ verklaard; Die in Myccne alleen het Staatsroer moest bellieren:
’t Was weinig dat uw moed hem toen liet zegevieren; Datge, onder hem, in’tveldgingt dienen, daargealleennbsp;Inzyneplaats ’tgezag,als Heirvoogd, moest bekleen; ^nbsp;Gy wilt ons leed, zyn’trots en uwe khand’ vermeêren.nbsp;Gy levert hefn den Staat; laat hem ons overheercn.
Is’t dus dat zich eeh Held moet wreeken vaneen’ hoon? Wat zegepraal voor hem, nu hy zich-zelv’ de kroon.nbsp;Door ’s Mededingers hand, lafhartig op ziet zetten.nbsp;Daar gyhem’teerll’vanall’die trotsheid moest beletten!nbsp;A RSIRES.
Hoe! vleid ge u dat ge ook my verleiden zult? Cleon IS.
ó Neen.
Ar-
-ocr page 13-TREURSPEL. $
A R S IR E S.
Breng uw gif vry elders heen, ’kWasMededinger,ja;maar’k was zulks waardte weezeri.nbsp;Van zulk eene eerzucht heeft men geen verraad te vreezen.nbsp;Ik merk waarom ge my uw’ byftand hebt betoond :
Gy dacht dat vriendfchap in geen Mededingers woont. Ken dan ons beiden; wil uw fchandlyk oogmerk ftaakcn :nbsp;Tracht geen’ doorluchtig’Held by my verdacht te maaken.nbsp;’t Is vruchtloos dat gy ons verdeelen wilt door twist:nbsp;Wy zyn elkaêr getrouw, verachtende alle uw list.
Hy dong naard’eedlen naam van dwinglandybcvechter: Ik heb hem dien betwist: het Volk was onze Rechter.
’s Volks oog is fcherp, wanneer ’t zyn waar belang be-fchou wt;
’k Bezat geen afgunst toen de ftaf hem wierd betrouwd. Niet dat ik ooitmy-zelv’ dien eerrang achtte onwaardig;nbsp;Neen, Cleonis; mynarm, kloekmoedig, altoos vaardijgnbsp;Om ’t Vaderland in nood getrouw ten dienst te Haan,nbsp;Had alles Hout gewaagd, maar min dan hy gedaan.nbsp;Cleonis.
Uitzyne daaden is myn argwaan voortgefproten.
Het welzyn van den Staat deed hem het daal ontblooten; ’Ji Geloof het: maar hoe groot zyn eedle moed ook fchyn’,nbsp;Zyn magt is veel te groot om onderdaan te zyn.
Een Held als hy, die ’t V olk tot zich in min doet blaaken , Zal tot het hoogd’gezag, ondanks zich-zelv’, geraaken;nbsp;Het w'ord hem opgelegd ; en , eer hy ’t zelfs verwacht,nbsp;Verdrukt hy zyns gelyk’ door zyn verkregen’ magt.
Ars IR ES. nbsp;nbsp;nbsp;(den.
Die magt zou,tot ’sVolks nut.zyn hart in moed doen bran-’t Is een geheiligd pand in zulke ziiivre h.anden. iVlaar’k weet dat ge alles, ja zyn gunst-zelf, duchten zult:nbsp;Ondankbre! triomfeer: uw wenschword haast vervuld.nbsp;Schoon hy Bedrog en Nydmct voeten weet te treeden,nbsp;Hy kent Natuur en Liefde in all’ haar tederheden.
Zyn dierbaar Huisgezin, in ’s Vyands magt geraakt,
Ter dood gedoemd, %o hy zyn’ krygsmoed niet verzaakt j Zal haast verflaauwing aan zyn' heldenyver geeven.nbsp;Cleonis.
En zo hyGade enKroost door’s V yands hand laat fneeven; Zult gymyn’ argwaan dan nog langer weêrltand biên?nbsp;Die wreedheid.....
Arsires.
Zou zyn deugd aan elk op ’t klaarfl’ doen zien. Geen fchyn van ondeugd kan zyne eedle ziel beleczen.nbsp;AU’, wat zy ooitbcllaat, moet haai er waardig weezen»nbsp;All’, wat als wreedheid word in uws gelyk’ gedoemd,nbsp;Word, als grootmoedigheid, in zulk een’ Held geroemd.nbsp;Ik hoor gerucht. Hy komt. Het Volk verzelt hunn’Vader.nbsp;Befchouw hem; beef! en flaauw'e oogen neer, Verradcr!
TWEEDE TOON E EL. ¦
Aristomenes, Draco, Xantipes, Cleonis, Arsires, Arcas, Gewlgnbsp;van Burgeren en Lyfvoacbten,
A RI STOMENES.
Ï Toe word myn ziel gcftreeld,mynVricnden,nu ik wet^r ’s Volks 1'et'de en vreugd befpeur, daar ik te ruggekeer’!nbsp;Nu ik deez’ Stad befchouw,der Dwingelanden dwingftcr,nbsp;Voordeezen hun Slavin, maar thans hun Mededingiter!nbsp;Deez’ tempel, voor de wet en vryheid opgericht.
Met eigen handen , en op heldenbloed gcUicht;
Daar, op het puin des troons en ’s Dwingelands vermogen, Een onathangklyk Volk zyn’ zetel ziet verhoogen!
Dit Volk,gewroken van den ramp, dien ’t heeft gelcên, Kan nu de ketens voor zyne Onderdrukkers fmcên.
’k Tuog van den Stimphales tot zelfs aan Pencus zoomen, Om met den wuften Griek tot een verbond te komen.nbsp;Ach ! mogt gy d’eerbied zien, die ’t Volk, aan allen kant,
-ocr page 15-U toont, op d’enklen naam van uwen Afgezant! Reeds voorgekomen en gemoedigd door elks achting,nbsp;Is alles my gelukt, zelfs boven myn verwachting, (zicht:nbsp;’k Bragt ll;aatkunde,eerzacht,rechten roem hen voor ’t ge-^^’ie elk zyn voordeel toont, bereikt zyn oogmerk ligt.nbsp;Ue bange Nagebuiir wil dat men zich verééne.
En in ’t gemeen gevaar elkander hulp verleene.
Hy bouwt zyn zekerheid alleen op ons geluk,
En (laat ons by, om zelf verlost te zyn van ’t juk. Wy zyn uw magt ontrukt, ó wreedc Dwingelanden!nbsp;Myn Vrienden, fchoon het lot ons ’t licht deed zien in ban-Diellriemenkittlenhem,die hen verbroken heeft, (den,nbsp;'t Is heerlyk als de deugd ons onze glori geeft....
Maar wat verflagenheid ! gy deelt niet in myn bly heid!...
Cl EONis. nbsp;nbsp;nbsp;(vryheid:
Spreek daarvan niet, myn Vriend. Wy achten de ecdle Maar ach !lt;zy Haat ons duur; haar prys is veel te wreed.nbsp;Wy moeten door de vrede ons redden uit ons leed.nbsp;ArIST OMENES.
De vrede ? 6 Goón! om w^eêr in llaverny te keven !
’k Weet dat de onzekerheid u deed voor de uitkomst bee-Toen gy ten flryde toogt met waggelende fchreên. (ven Wie zou niet beevende op den boord eens afgronds treên Vnbsp;Maar nu’t gevaar verdwynt, verdubbeltgy uw vreezen?nbsp;Is eenige onrust ik. myn afzyn opgerezen?nbsp;tis noodioos dat men ’t Vo'k met nieuwe lasten drukk’:nbsp;Dat vry de Staat de vrucht van onzen arbeid plukk’!nbsp;Zyn Item is my genoeg. Ik mag het heir bellieren,nbsp;t Is tot den nood gehard, gewoon tc zegevieren.
’k Weet dat het, vaardig my te volgen overal, Wanneer ik met hen lyde, ook alles lyden zal.
Ons voorbeeld is genoeg aan krygslién die ons minnen. Als ons geen moéd ontbreekt, kan niets hen overwinnen.nbsp;Wie brengt de tweedragt dan in ’sBurgers vroom gemoed?nbsp;Is ’t eenig zelfbelang ? Ik fchenk u al myn goed.
Is’t haat? Men moet terftondde afkeerigheid verbannen,
A 4 nbsp;nbsp;nbsp;Wan-
-ocr page 16-§ ARISTOMENES,
Wanneer het ftaatsheil eischt dat wy te faamen fpannen. Of eindlyk, is het nyd ? Zo iemand my mistrouwt.nbsp;En in ’t geheim myn magt met achterdocht befchouwt,nbsp;Geef hem uw-aller (lem, ’k xalftraks die onderfchry ven,nbsp;En my vernoegen met een flecht Soldaat te blyven.nbsp;Ons ftaal te verwen in der Dwingelanden bloed ,
Is de eenige yverzucht, die ons bezielen moet.
die voor ’t Vaderland een’ zuivren yver voeden, Zyn als ecne enkle ziel, in alle tegenfpoeden.
X A N T IP E S.
Ondankbaarheid en nyd zyn dikwerf’t deugdenloon. ARISTOMENES.
Bezit ze, alom vervolgd, voor ’t oog dan minder fchoon? ’k Verfta u: ’t Volk is wuft, de billykheid ontweken.nbsp;De flaverny-alléén is de oorfprong dier gebreken.
Wat zyn gevangenen, verdrukt van de eerde jeugd? De V ryhcid , Xantipes, is moeder van de Deugd.
Ze ontvonkt de harten, fpoort ons aan tot heldendaaden, Ja doet ons ’t flaafsch gezag van ’t blind belang ver-^nbsp;fmaaden.
Te flaauw is onze deugd om ééns te zyn van daat,
Is de oniifhangklykheid voor ons het grootde kwaad : Maar, moeten we onder wet en Opperheeren leeven,nbsp;Dan moeten ze ons zyn door onzeOudrenvoorgefchre-Of by verandring, zo hun wil zulks niet belet,quot; (ven,nbsp;Behoort ons-zelv’ de keur van meesters en van wet.nbsp;Men kieze, wien ’t ook zy, tot de oppcrheerfchappye,nbsp;’t Is vrye afhangklykhcid, maar nimmer davernye:nbsp;Maar als men, tegen dank, voor de Overwinnaars bukt.nbsp;Dan word het dienstbaarheid, die ons onze eer ontrukt.nbsp;Ars IRES.
Befchuldig nooit het Volk, dat ligtlyk is te leiden.
^t Laat, door der Grooten hand, zich als het leem bereiden.
Daar is eene andre klip, die ’t heldenhart ontmoet, ent ge alle uw haaters wel.^ VVeet gy hoe de afgunst woed?
ARISi-
-ocr page 17-TREURSPEL. p Artstomenes.
Beproefde dapperheid vreest geen verhinderingen.
Haar kracht groeit aan,hoe meer gevaaren haar befpringcn. Hy, die voor’t Vaderland en ramp en dood trotfeert,nbsp;Toont zich een Burger, die ’t Gemeenebest waardeert.nbsp;t)en Nyd niet teachten;geeneondankbrenooit te vreezen;nbsp;Zyn’ roem,zyn leven-zelf op te oft'ren, als ’t moet weezen;nbsp;Den Staat ten dienst te ftaan, vry willig, zonder loon,nbsp;Is onze pligt: dit is eene eedle ziel gewoon.
Laat ons grootmoedig zy n; laat haatlyke Afgunst beeven. De weg naar de eeuwige eer is met gevaar omgeeven:nbsp;Doch, fchoon hy fleil zy, mag hem ieder vry betreen.nbsp;Bekoort de glori u door haare aantreklykheên,
Gy zult haar’ luister in haar’ eedlen oorfprong vinden.
’t Is ’t nageflacht, waarvoor we ons alles onderwinden. Bcfchouwt d’aanftaanden tyd. Ziet onzen groeten naamnbsp;Den Naneef toegevoerd, op wieken van de Faam.
Ziet deeze Raadzaal aan: ons beeld, ten toon gehangen, Zal van de Volken hier een fchuldige eer otitfangen.nbsp;Elk Burger zal ons hulde in ’t domme marmer biên;nbsp;En op ons aangezicht zyn’ pligt gefchreven zien.nbsp;Cleonis.
De vriendfehap tracht vergeefs, door omweg, u te leiden, Om ’t ongeluk te ontgaan,dat ons de Goón bereiden.nbsp;Kent gy de wetten van de huwlyksliefde en’t bloed?nbsp;ARISTO MENES.
Wat Vader, wat Gemaal heeft tederder gemoed? Cleoni s.
Een’ Raadsheers Huisgezin, verr’ buiten deeze wallen Ons oog ontweken, is in ’s Vyands magt gevallen.nbsp;Indien wy weêrlland biên, word al hun bloed verdort.nbsp;Gelooft gy dat hy duld’ dat het vergoten word’ ?nbsp;Aristomenes.
Die ofFerhande is groot. Ik ben, als gy, verlegen.
Het is een wreede pligt, die zwaar op’t hart moet w'eegen. Men weet te wel wat ftryd zo groot een flag verwekt,
Dan dat men ooit hem doem’ die zich dat leed onttrekt, AU’ wat het kost aan d’een’, flrekt d’andren tot ver-fchooning.
Die ’t laat behaalt geen fchand’; die ’t doet verdient beloo-Hoe treft my ’t onheil van dien Vader,dien Gemaal, (ning. Wiens eigen welvaart ftryd met aller zegepraal!
Zal hy zyn min voldoen, of’t Land ten fteun verftrekken? Wie is het?
C L E o NI s, hem een' brief overgeevende.
Lees, Mynheer.
Aristomenes.
6 Hemel! welke trekken!
Myn Gemalin..!
Ceeonis.
Zy-zelve.
Aristomenes.
En van myn’ Zoon verzeld! Cleonis.
Zy , hoorcnde nwe komst, zyn naar u toegefneld.
Een bende bragt hen op. De vreugd ziet geen gevaaren. Aristomenes leest.
,, Zo ge u niet overgeeft, kan niets ons leven fpaaren.
Na eenige tusfchenpoozing.
Gedankt zy ’t Godendom! hun toorn treft my-alléén. Ik zie dat al myn bloed moet flroomen voor Myceen’:nbsp;Het ftroome, en doe de bron van onzen ramp verdroogèn!nbsp;’k Zou van een’ andren zulks niet dan met fpyt gedoogen.nbsp;Dit offer voegt myn’ ftam, dewyl ’t den Staat behoed.nbsp;6 Dierbaar Vaderland! ik fchenk u al myn bloed.
Gy beeft, myn Vrienden ? toeft; wilt uwe klagten ftaaken: Gy zoud Leonida en Leuxis fchaamrood maaken.
Zo ’t woedend Sparte op hen het moordgeweer verheft, Zal ’t zelf ontroeren door den flag die beiden treft.nbsp;Gaat alle harten ftraks van hunnen fchrik geneezen:nbsp;Hun lot is in myn hand: zy hebben niets te vreezen.nbsp;Gy ziet hun rust nog aan een’ vasten prys bepaald:nbsp;Vergeet met my hoe duur myn Hamhuis die betaalt.
DER-
-ocr page 19-DERDE TOONEEL.
KCleonis.
an iulk eene achtbre taal u nog zyn’ aart niet melden ? D RACO.
Hy is een wangedrogt, of één der grootfte Helden. Maar waant gy dat hy bloed en teedren liefdepligtnbsp;Opöfiren zou aan ’t Land, daar ’t lot hemfchonk het licht?nbsp;Cleonis.
’t Ontzet my dat ge u dus door twy fling laat vervoeren. Moet ligtgeloove en vrees dan ieders hart ontroeren?
Is, alles omgekocht door fnoode arglistigheid?
Of dooreen’ ydlenlchroom tot flaaffchendienst verleid? Hoe! laat zich Draco door een’ fchyn van deugd verblin-Op wien betrouw ik thans ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(den ?
Draco.
Op my; op myne vrinden. Het zy zyn yver, tot befcherming van den Staat,
Zyne Echtgenoote en Zoon ter llacbting overlaat’;
Of ’t zy hem ’t zelfbelang kan tot die wreedheid noopen, En hem, na zulk een daad, op eedler rang doen hoopen;nbsp;Gy ziet my niet tcmin door nyd en wraak vervoerd.nbsp;Zyn vordring,die my hoont, heeft my te veel ontroerd.nbsp;Myn trots verfoeit hem,’t zy grootmoedig of wreedaardig.nbsp;Zyn misdaad of zyn deugd, ’t is all’ in hem ftrafwaardig.nbsp;Hoemeerhy zich verheff’, hoe meer hy word verdacht;nbsp;Ja ’k zou hem flraflen, zo hy my tot eerbied bragt.nbsp;Cleonis.
’k Erken in’t eind’dat hart,welks trotsheid elk doet beeven; Dat niet dan met de dood zyn magt wil overgeeven;nbsp;En, wyl het in zyn’ haat flandvastig blyven zal,
Zo voede ik nog de hoop op mynen Vyands val.
Hy munte in flaatzucht uit, of in grootmoedigheden;
Eea
-ocr page 20-Een deugd,die ons verdrukt,moet ’s misdryfs plaats beklec-Wat baat ons-allen toch ’t vcrlosfen van den Staat, (den. Zozyn’ Befchermers arm ons weer in ketens flaat?nbsp;Mycene! ons hoog gezag zal vallen met uw banden:nbsp;Indien uw Wreeker zwicht, behouden wy ’t in handen.nbsp;Al moest uw fterke Vest zelfs met uw’ Held vergaan,nbsp;Wy willen, zelfs door u, ons van zynraagt ontflaan.nbsp;Hebt ge in de harten van dit wrevlig Volk geleezen?nbsp;Draco
Het zag zyn’Wreeker aan, en fchecn gerust te weezen. Maar die erkentenis vermindert nooit myn’ moed,nbsp;Dcwyl de minde ramp hen ftraks verandren doet.nbsp;Wacht alles van een Volk, dat, onbedacht, verlegen,nbsp;Zich, eer men ’t zelfs vermoed’, tot wanklen toont gcne-C LEO NIS.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cgen.
Ken, Draco, ken dit Volk. Hoe meer hen ’t onheil deert, Hoe meer hun zwakheid zich naar hun Befchermers keert.nbsp;Ik ken hunne inborst: ’k moest daar dik wils mede kampen,nbsp;’t Is blind in hun geluk , ftandvastig in hun rampen.
’t Heeft nimmer zich verzaakt, fchoon ’t fomtyds heeft geklaagd.
Het onrecht word door ’tVolk nooit y vrig onderfchraagd. Wanneer ’t een misdaad pleegt,zal hen de fchrik verzeilen,nbsp;Maar als debillykheid hen’t (laai ter hand doet dellen,nbsp;Als’t haarddeên, lyfen rust wil hoeden voor ’tgeweld,nbsp;Is’t maar e'én ligchaam, van veel’ Helden faaingedeld.nbsp;Dan zal ’t gevaar hen zelfs ontzagchelyker maaken.
Iets onbegryplyks fchynt voor hun behoud te waaken,
’t Geen hen weêrhoud, geleid, all’ hunne daaden richt. En toont een’ nieuwen dag voor elks verrukt gezicht.nbsp;Het kan de donnen van uitheemfche magt doen wykenjnbsp;Maar, in zich- zelf beroerd, zal ’t voor een niet bczwyken.nbsp;Kom, dichten wy den brand in ’t binnend’ van deez’ Staat.nbsp;Men fpoore elk aan tot wraak. misnoegen, twist en haat.nbsp;Men fpreide een gif van nyd in’t hart der onderzaaten.nbsp;Aristomeiics moet ons dan uit dwang verlaaten.
Zo luik een onrecht hem in toorne ontbranden doet,
Is ’t met hem uit; ’t gaat vast dat hy dan zwichten moet.
Gy kent den Raad: gy weet het oogmerk onzer wenfchen. Uaar zyn oprechten, ja; maar echter zyii het menfchen.nbsp;Ue braaffte-zelf word ligt in ons belang gebragt,
En ’t offer, Draco, is gewis in onze magt.
Draco.
Hy word alom bemind: men zal ons niet gelooven. Men kent zyue eedle deugd.
Cleonis.
Ik zal haar’ glans verdooven. Zyne edelmoedigheid wyst my het middel aan, (gaan.nbsp;Wyl ’t menschlyk recht in onsvddr ’t burgerrecht moetnbsp;’t Ontwerp om Gade en Kroost voor ’t Vaderland tenbsp;11 ach ten,
Schoon ’t edelmoedig zy, zal elk een wreedheid achten.
2o fchoon een daad word flechts van weinigen bevat.
’t Volk, twy flende aan een deugd, die ’t nimmer zelf bezat. Waant dat ze een dekkleed firekt van heimlyke euvel-daaden,
En wil aan d’eerften (Iraks hun blinde wraak verzaaden. Men moet hen toonen dat de ftaatzucht de oorzaak isnbsp;Van zyn ontaard befluit tot ’s Lands behoudenis.
Ik weet dat Arfires my kent, ons zal weêrfpreeken; Maar van mynloos ontwerp is hem nog niets gebleken.nbsp;Onze aanflag moet door ons in’t heimlyk zynvolbragt.nbsp;k Is noodigdat men zich voor valfche vrienden wacht’.nbsp;Men toets de harten: zo wy eens hunn’ grond ontdekken,nbsp;Zal ’t ligt zyn hen door list in ons belang te trekken.nbsp;Zelfs zy , die om zyn deugd hem eerden, zullen haastnbsp;Hem ook verhaten, door de menigte verbaasd.
DeVriendfehap deinst te rugg’,word koel in tegenfpoeden. He Haat blyft onverzoend, ja, onvermoeid in ’t woeden.
Einde des Eerjlen Bedryfs.
14 A R I S T O M E N E S,
TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL.nbsp;Aristomenes, Cleonis.
DAristomenes.
uld dat inyn droeve ziel, die nergens uitkomst vind » Haar klagt eens uitftorte in den boezem van een’ vrind.nbsp;Gy ziet met hoeveel leeds ik voor den Staat moet kampen.nbsp;Ik draag alléén den last van de algemeenc rampen.nbsp;Mycene zag door my de tiranny geveld,
En de eedle Vryheid weer op haarcn troon herfteld: Het zag door my zyn’ wal, als met een fchild, bedekken,nbsp;En ’t wreckend ftaal een’ fchrik in ’s vyands hart verwekken :
Dit was nog niet genoeg: ’t hoogmoedig Sparte wykt, En dreigt nochtans den arm,waarvoor zyn magt bez wykt.nbsp;’tVolk wierd ligt uitgeput, indien we ons zwaard weernbsp;wetten;
En Sparte, als ’t nederftort, zou mooglyk ons verpletten. Ik fpoor tot onze hulp de Nagebuuren aan.
Ik keer, om aan de fpits van ’t heir hen vdórte gaan. Gy ziet een’ feilen flag myn’ toeleg wederftreeven:
De Vyand wil myn Gade en waarden Zoon doen fneeven. Ik fidder: doch myn ziel, door droefheid overmand.nbsp;Stelt liefde en bloed ter zyde, om’t dierbaar Vaderland.nbsp;Niet dat een wreedc pligt haar teedre tlem doet zwygen:nbsp;Neen; fchoon ge my op haar de zege ziet verkrygen,nbsp;Schoon ik voor allen my bedaard toon’ van gemoed,nbsp;Weet dat haare infpraak my te meerder beeven doet.nbsp;Maar ach ! het was myn pligt: die moet hier ’t vonnis flry-Cleonis, ter zyde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ken.
ó Deugd!
Tegen Aristomenes.
Eens anders hart zou in dien ftryd bezwyken. Maar welk een wreede wet gebied u deeze daad?
Wat
Wat noopt u tot een’ moord ?
Aristomenes.
Het welzyn van den Staat. Cleonis.
Myccnc...?
A RISTOMCNES,
’tVordert niets: doch, hoe ontmenscht het fchyne, De Staat is in gevaar, en al myn bloed is ’t zyne.nbsp;Cleoni s.
Wacht met dit offer tot Mycene ’t zelf begeer’. Aristomenes.
Zyn welzyn hangt daaraan: dit’smy genoeg. Mynheer. Hoe! moet men dan door dwang my aan myn’ pligt verbinden ?
Ik voedde een nieuwe hoop in myne ontroerde vrinden. Ik hoor (wat donderdag voor myn beklemd gemoednbsp;Dat in den Raad de nyd op myne glori woed,
En in ’t geheim my tracht den laatften flag te geeven. Zo ’tmy-alléén betreft, zult gy my nooit zien beeven.nbsp;Ik heb geen’ onderftand, geen lyfwacht aan myn zy’:nbsp;Ik ben de dood getroost: die flag Haat ieder vry.
Niets zou my zuchten doen, indien ik dus moest fterven, Dan dat de zwakke Staat myn hulp zou moeten derven;nbsp;Dat u myn bloed op nieuw de ketens had bereid.
En ’t yslyk merk zou zyn van uwe ondankbaarheid; Ja,dat hetjfchoon’t denStaat nog lang tot nut kon ftrekkcn,nbsp;Uw’roem, in plaats van dien teftaaven, zou bevlekken.nbsp;Maar waarom haat men my ? Is ’t om eene ydele eer,nbsp;Die ik niet verder, dan ze ons dienftig is, waardeer ?nbsp;De nydigfte onder u moog’naar myn ampt vryflreeven:nbsp;Ik zal hem dienen, zo hy my durft wetten geeven.
Uy kent me: ik acht u vry van valschheid en bedrog. Verklaar my’tvreemdgeheim.Waarover klaagt men toch?nbsp;kDacht in elk’Burger een’getrouwen Vriend te aanfehou-Ik tracht myn heil alleen op hun geluk te bouwen, (wen.nbsp;Ik leef voor hen-allécn; en ieder die my haat
Be-
-ocr page 24-16 ARISTOMENES,
Bewyze ik gunst op gunst, om’t welxyn van den Staah Wiezyn myn Vyanden? Wil my hunn’ naam ontdekken :nbsp;’kZal hen door vriendfchap ftraksin myn belangen trek-Cleonis. _nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ken.
Door vriendfchap! Heeft men ooit den Nyd verïoend, Mynheer ?
Die fchiet ?.yn helsch vergif op uw gedrag en eer.
Maar laat uw deugd alléén daarover zegepraalen. Dewyl men ze allen kent, kunt gy hunn’ trots bepaalen.nbsp;Hun Hoofd is Draco, fier, wraakzuchtig, wreed van aart;nbsp;Ontzagchlyk, zo zyn moed waar’ met beleid gepaard:nbsp;De rest heeft magt noch deugd, en laat zich blindlingsnbsp;leiden.
Doch Arfires fcheen nog te wanklen tusfehen beiden. Aristomenes.
Hoe! Arfires!
Cleonis.
Wat durft de ftaatzucht niet beftaan, Tot laster van een’ rang, aan haare hoop ontgaan ?
Hy word vergeeten: uibemint men vddr een’ ander. Dus word een Vriend, hoe trouw, welhaast een Mede^*nbsp;llander.
ik heb hem reeds beproefd , en , met omzichtigheid, Zyn deugd ter toets gebragt, ja firik op flrik geleid:nbsp;Maar’k heb geen oogenblik hem van zyn’pligt zien wyken.nbsp;Hy is uw grootfte Vriend : zyn yver deed zulks blyken.nbsp;Men word, zo jong als hy, nog ligt door fchyn verblind;nbsp;Dus houd hy my verdacht, ais een’ ondankbren Vrind:nbsp;Zyn drift liet my niet toe hem beter te onderrechten....nbsp;Hy nadert ons. Vaarwel. Wil ons gefebil beflcchten.
TWEEDE TOONEEL.
.Z.
Aristomenes, Arsires. A R SIR E s.
’kiÉL/ ie dat die eerlooze, op myne aankomst, u ontvlied. Maar duld by uw verwyt? Rechtvaardigt hy zich niet?
Ari 8*
A RISTOMENES.
Kunt ge ült myne oogcn myn verflagenheid niet Icezen ? Air,wat hy voortbrengt,fchynt de waarheid-zelv’ te wee-Arsires.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(zen.
Ik heb dit reeds gevreesd: ’t is list all’ wat hy Zegt. AristomeNes.
Hy is by u verdacht: nochtans, hy deed u recht.
Ars IRES. nbsp;nbsp;nbsp;(den.
Een nieuw bedrog, waardoor ge uw heusheid laat verblin-Gy zult de wiarheid-zelve in hem geveinsd bevinden.
’k Weet dat hy u verraad.
ARIstomenes.
Hy toetfte u-zelv’, myn Vrind. Myn hart getuigt, met hem, dat hy my trouw bemint. .nbsp;Arstres.
Wat kan de eenvoudigheid, in ’t barnender gevaaren, Eene eedle heldenziel al ramp en onrust baaren!
Heen; gy zult niet ten doel van een’ Verrader liaan. Aristomenes.
Myn Arfires,’t gezag der Boozen moet vergaan, (weezen. Haarheimlyke argwaan heerscht, kan nimmer eendragtnbsp;^een; ik kan Cleonis verdenken, iioch hem vreezeti inbsp;Maar zo zyn hart ooit tot die laagheid komen kan,
2iet hy zich haast veracht, zelfs van zyn eedgefpan.
Hoe mèer ik thans my durve op zyne trouw verhaten, Hoe meer hem elk, daarna, zal om zyne ontrouw haaten.
DERDE TOONEEL.
Aristomenes, Arsires, Arcas.
Jh'' nbsp;nbsp;nbsp;Arcas.
¦¦*^en Afgezant van Sparte eischt ftraks gehoor,Mynheer, ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aristomenes,
gt; Arcas, dat hy kome.
Ar SIRES.
ó -i. J-eugchlyke ommekeer! Watftreelend voorgevoel heeft all’ myn’rouw verdreven!nbsp;ó Goden! zult gy ons zynGade en Kroost hergeeven?nbsp;Ik fchcp een nieuwe hoop. Gewis tracht die Spartaannbsp;Eene onderhandeling met u hier aan te gaan. (ken.nbsp;Myn Vriend! nu zal de vrede ons haast tot troost verürek-Gy moet ons, in den nood, uw’ byitand niet onttrekken.-En zo uwe eedle ziel zich door dit vreêverbond.
Door zyn’ te ftrengen pligt deez’ dag beledigd vond; Dénk dat men zich fomtyds moet fchikken naar de ty den ;¦nbsp;En dat ge uw Huisgezin moet met den Staat bevryden.
VYFDE TOONEEL.
EtJRiBATEs, Aristomenes, Arsi^res.
E nbsp;nbsp;nbsp;Aristomenes.
uribates, zyt gy ’tV Zo wys een Afgezant Is ’t heugchlyk teeken van een’ vasten vredeband.nbsp;Euribates.
Mynheer, ik kom hier niet om van verdrag te fpreeken. Neen; Spatte is fier op de eer: ’t zal nooit zyn recht ver-breeken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(mag.
Schoon ’t muitend Volk, als ’t bukt, vergifFnis hoopeii Nooit zal....
Aristomenes.
Mynheer, gebruik hier dreiging noch gezag-Wy 2.yn,(denGo6n zy dank!)niet meer uwe onderdaaneni Hoe ^n de nederlaag den weg tot trotsheid baanen ?
EüRÏ*
-ocr page 27-TREURSPEL.
Ik weet, als Sparte u wil bedwingen in uw’ haat,
Dar hier het glinstrend (taal, geene ydle dreiging baat. Ik wil tot eerbied u beweegeii, niet doen beeven;
En, daar de wet ontbreekt, aan u een voorbeeld geeven. Aristomenes.
Der deugden voorbee’d is een wet, die elk waardeert. Die fteeds Mycene ontfatigt en ook aan andren leert.nbsp;Maar de ondeugd word hier nooit ten voorbeeld aangenomen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(men.
Wy doen geen menfchenbloed, dan in een’ veldflag, ftroo-Verdelg myn Huisgezin: maar zo,in laater tyd,
Eén uwer Vorllen ooit verrast word in den ftryd. Vertrouw vry dat hy hier zal vinden, fchoon we u haaten,nbsp;Au’, wat hem Sparte geeft, behalven onderzaaten.nbsp;EURIB ATES.
Laat af van een verwyt, dat Hechts verbittring baart. Doordeéz’ Getuigen zult ge uw vrees haast zien bedaard;
ZESDE TOONEEL.
Leonida, Leiixis, Eüribate», Aristomenes, Arsires.
Aristomenes, Leonida en Leuxis omhelzende',
W(den? at zie ik ? Ach! wat tong kan u myn blydfchap mel-Tegen Euribatès.
Llw Koningen doen ons den oorlog aan als Helden. jHet ftond aan hen, Mynheer, die panden in hun magtnbsp;Te houden, tot men hen als GyzlaarS wederbragt.nbsp;Maar de edelmoedigheid, die thans my word bewezen,nbsp;Toont duidlyk dat myn (tam niets had by hen tevreezen;nbsp;Ln, zo myn Huisgezin is eenig leed gefchied,
Was zulks door’t woest Gemeen, dat rang noch kunne eamp;Uiet.
EuRIB AXES.
Hoe! eenigleed, Mynheer?Wie dorst onie eer bevlekken? U w Gade, uw Zoon kan u de waarheid ïelf ontdekken.nbsp;’C Volk heeft geen fchuld.
Aristomenes.
Elkzwygt...! Wat moet ik denken? Achl
ÉtlRIBATES.
Ik bidde ü, Hoof iny eerst, en billyk ons gedrag.
Men heeft hen, onverwacht,voor onïen muur vernomenj Zy 7,yn alom ontzien: men heeft hen in doen komen.nbsp;Leonida verzoekt den toegang tot den troon.
,,Ziet hier, ó Vorften! zegt ze, Aristomenes Zoon: „Ziet hier zyn Gemalin: wy zyn in uwe handen.nbsp;„Zyn heil hangt af van ’t lot van deeze dierbre panden.nbsp;„ Door onze ketens word zyn toeleg afgeweerd.
,, Men dreigeons: dathybeev’: Mycene is overheerd”. L)e Vorfteff hebben ffraks, verwonderd om haar reden,nbsp;Een voordel afgekeurd, zo vol lafhartigheden.
Dies brenge ik, ophunn’ last, hen in uw muuren weêr.
Hun beider misdaad.....
Leonida.
Zacht! Gy hebt voldaan, Mynheer, ’k Stond toe dat gy de zaak eenvoudig zoud verhaalen:nbsp;Maar’t binnenft’ van ons hart weet gy nietaf te maaien.nbsp;En, ’t zy dat ons gedrag verfchoond worde, of gedoemd,nbsp;Denk dat het u niet voegt datgy ’t een misdaad noemt.nbsp;Aristomenes.
Het is genoeg, Mynheer; ’k zie nu uit klaarder oogen. Schoon myn verwondering mynog houd opgetoogen,nbsp;Erken ik de eedle deugd, die in uw Vorften woont.
’k Zalu doen zien hoe hier trouwloosheid word beloond.
TREURSPEL. ai
Aristomenes, Leonida, Leuxis,
A R SIR E S. nbsp;nbsp;nbsp;’
ZAristomenes, Leuxis aanziende.
ie daar dan al mynhoop! myn’Zooni myn welbe-haagen! nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Oaagen!
Hy wiesch voor de ontrouw op! zyn jeugd legt ons reeds Hy kent zich-zelven pas, of hy verraad zyn Land!
Een erfgenaam myns roems maakt all’ myn’ roem tot Leonida.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ffchand’.'
Ik hoor die gruweltaal, doch zonder niy te ontroeren.
’k Zal wachten tot hoe verr’ de woede u zal vervoeren.
Aristomenes, tegen Leuxis.
Rampzalig offer van verleiding! van verraad!
Is dan uwe eerfte proef eene ysflyke euveldaad! Leonida.
ï^uld dat ik fpreeke.
A G T S T E TOONEEL.
Aristomenes, Leonida, Leuxis,! Arsires, Arcas, Lyf^voacbten.
Aristomenes.
Mev
Ik zie, gy zyt hier reeds gevangen.
rouw.
Tegen Arcas.
gt; nbsp;nbsp;nbsp;De Raad moest eerst hiertoe myn ftem erlangen:
^aar ’t misdryf is te klaar. Ik geef hen over: gaat! Arcas.
'iy moet my volgen met uw’ Zoon, Mevrouw.
B3
Leo-
-ocr page 30-Leonid A.
ó Smaad!
Gv ftaat dit toe! men acht my fchuldig! groote Goden!
^VVrcedaart! höor my eerst ...
Aristomenes.
Mevrouw, volg myn geboden.
negende tooneel.
Aristoï^enes, Arsires.
UA B S I R E s.
w weïen toont my reeds een fchets der naaredood. Ontwaak,ontwaak,myn Vriend ! herroep,in dcezen nood,nbsp;Dien rnoed, die heden nog op ’t noodlot zegepraalde,nbsp;\Vaniiccruwp,ligt denprys op min en bloed behaalde.nbsp;Aristomenes.
Diemoedbezwykt alreeds. Een deugdzaam Vader duld De dood der zynen : maar gedoogt hy ooit hunfchuld?nbsp;;^v hadden beiden, in myn oog, nog niets misdreven.nbsp;Zy fneefden voor denStaat;’k had hen met roem zien fnee-Menhad lauwrieren op hun praalgraf uitgeftrooid. (ven.nbsp;Mycene zag zyn heil door hunne dood voltooid.
Maar ach! hoefchielykisdie fchoone hoop vervlogen!
I)e wreede waarheid rukt den blinddoek van myne oogen. Myn roem is, door myn’ ramp, voor eeuwig uitgedoofd,nbsp;’k Derf alles: en, helaas! ’t word my met fchande ontroofd.nbsp;MynVriendlhoe ysflyk is’t,als’thart,vol misvertrouwen,nbsp;Zyn waardfte panden fteeds met affchrik moet aanfehouquot;nbsp;Gy weet het; ik aanbad die fnoode Gemalin; (wen!nbsp;Naar gaaven boeiden my; ja myn verblinde min,
Die, dag aan dag, verrukt, op haare deugden ftaarde, Verweet my telkens dat ik haar niet evenaarde.
Die wreede kiest myn’ Zoon, tot hulp in haar verraad, Het Reeht verheft het zwaard, tot ftraf dier euveldaad:nbsp;|i[et zy ’{ hen treffe of fpaare, all’, wat hen ’t lot kan geeven,
-ocr page 31-TREURSPEL. 23
Is een gevloekte dood, of een verachtlyk leven.
6 Naare ftaat! b boon! ó fchennis van de trouw! Hebt gy gezien hoe flout die onvertzaagde V^rouw,nbsp;Haar vlucht bclydende, haare onfchuld wilde tooiien?nbsp;Wie dacht ooit dat de list in zulk een hart kon woonen?nbsp;Arsires.
6 Neen; zy mint haar’ roem en haaren Echtgenoot.
Zo zy geen doelwit had, is haar gedrag te fnood.
Een hart als ’t haare, oprecht, met u vooringenomen, Kanflechts uit hoogen nood totzulk een uiterft’komen.nbsp;Een merk van zuivre deugd blonk uit in all’ haar daên.nbsp;Zy heeft gewislyk ons alleen uit dwang verraên ;
Men onderzoek’ dit eerst; hoor hoe zy zich verdedigt. Aristomenes.
Dat haarde Staat verhoor’; zy heeft den Staat beledigd. Arsires,
Ach! om uw teedre, om uw ftandvaste min, myn Vriend, Hoor van haar-zel ve, eer gy haar doemt, of zy ’t verdient.nbsp;IVlen zal die vryheid haar, om my, niet weigren kunnen.nbsp;Aristomenes.
Gy wilt het ?
Arsires.
Ja, Mynheer.
Aristomenes,
Welaan, ’k zal ’t u vergunnen.
TIENDE TOONEEL.
Aristomenes, alleeii.
6 (joden ! zou ze alleen in fchyn Aan ’t ysflyk rnisdryf fchuldig zyn ?
Indien zy had misdaan, zy zou ’t gezicht ontvluchten Van een’ Getuigen, dien zy acht.
Een Echtgenoot, een Vriend, een Minnaar is te duchten Voor een bez walkt gemoed, dat zyne ftraf verwacht.
B 4 nbsp;nbsp;nbsp;’tWil
-ocr page 32-u A R I S T o M E N E S,
’t Wil alles echter haar verwyzen.
Men hoort alöm een wraakftemryïent „Zy heeft haar Vaderland , haar’Echtgenoot verraên.
6 Voorwerp van myn liefde en vreezen! Kom, myn Leonida! doe my myn’ ramp verftaan,nbsp;Of laat me uwe onfchulduit uw minlyke oogen kezen.
Stel, ftel voor myn bedwelmd gezicht Uw daaden in een helder licht;
Een licht,dat my misfehien tot meerder ramp zal (trekken.
Kom, geef, zo ik u doemen m.oet.
Geef zelve my de kracht om u myn min te onttrekken. Zy nadert... hoe! .. geboeid I... Goón! welk een te-genfpoed!
ELFDE TOONEEL.
GLeONI D A.
y wilt gewis dat ik myne onfchuld u zal toonen ? Aristomenes.
Ik hoor u ; fpreek, Mevrouw.
Leonida.
Zou myne liefde u hoonen ? JJeen, dierbaare Egaê! dat uwe achterdocht verdwyn’;nbsp;U w hart zal met den Raad rny tot een’ wreeker zyn.nbsp;Aristomenes.
Stel myne min gerust: zy zal zich niet weêrhouén. Leonida.
’kBen die nog waard’,wyl ik my durveophaar betrouwen. Befchouw dan myn gedrag, en ken den fnooden Raad.nbsp;Hy had u naauwlyks ’t roer gcgceven van den Staat,nbsp;Wanneer de zege eerlang hem uit zyn keten.', (laakte,nbsp;Tetwyl ijw bloed zyn heil verzegelde en volmaakte.
Ari®’
-ocr page 33-Aristomenes. nbsp;nbsp;nbsp;C^eiigd.
Men fpreek’ van geen gevaar, zo roemryk voor myn ’t Voegt my dat ik’t vergeet’, dewyl ’tMycene heugt.nbsp;Leonida.
Hoe! ’t heugt Mycene! daar ’t, ondankbaar, zynt handen. Ten koste van uw hoofd, weêrkluistren wil in banden!nbsp;De fchrandere Arfires, die zich uit veinzerynbsp;By ’t Eedgefpan vervoegde, is u een borg voor my.
Hy fprak; „Zyn dood ftaat vast: men wacht hem reeds met fmarte,
,,Befchuldigd in Mycene, en reeds gedoemd in Sparte. „ De een geeft hem over als een’D wingland van den Staat;nbsp;„En deanderdraft hemalseen’trouwlooz’Onderzaat”,nbsp;Stel u in myne plaats. Verbeeld u eens te aanfchouwennbsp;Een’ Held, uw lust, uw vreugd, die, zonder misvertrou-Langsnaare kolken, een gevaarlyk pad betreed. , Cwen,nbsp;Hier (laat zyn Vyand met den pook der wraak gereed:nbsp;Daar doetdeontmenschtehaatzyn Medeburgers woeden:nbsp;Zie gintsch den laster zich naar zyn triomf koets fpoeden,nbsp;Den zwadder fpuwende op des Heids verheven (laat:nbsp;Zie de angftige achterdocht en ’t eereloos verraadnbsp;’t VTrgif bereiden, of den helfchen moorddolk Ilypen.nbsp;Zie dus het offer aan, daar elk het aan wil grypen,nbsp;Ontbloot van tegenweer, op d’oever van de dood,nbsp;Daar ’t zelf de hand nog ftrcelt, die zy ne borst doorftoot.nbsp;Wees, wees Leonida; cndurfmyn vlucht dan wraaken,nbsp;’k Voorzag reeds hoe die daad uaan het hart zou raaken;nbsp;’k Voorzag den angst, den ftryd, dien ge uit zoud moetennbsp;(laan.
’k Dacht dat gy Spartes w'oede onmooglyk kost ontgaan: Maar zyn geftrenge deugd heeft al myn vrees verdreven.nbsp;Ik wilde u dwingen dat ge u-zelv’ zoud overgeeven,
En voor de woede eens Volks, gered door uwe hand, Uws ondanks, u behoén door eenen vredeband.
Door welk een’ andren weg kon ik myn wit betrachten? Of moest ik u ,. ?
B.y nbsp;nbsp;nbsp;Ar IS-
-ocr page 34-Aristomenes.
Gy moest fteeds veinzen, my hier wachten, Tot datik-zelf den haat door vriendfchap ging te keer.nbsp;Leonida.
In een ondankbaar hart word alles gif, Mynheer.
’tLaat zich door weldaên nooit van zyn verdriet geneezen: ’t Zal door grootnaoedigheid nog njeer verbitterd weezen.nbsp;Om hier bemind te zyn is reeds uw roem te groot;
Gy ftaat in deezen wal aan duizend laagen bloot.
’t Is waar;gy kunt op ’t heir,’t welk u bemint,vertrouwen: Gyhebt nog Vrienden, die uw’ ondergang weêrhouên ;nbsp;Maar zwakke fteunfcls tot verhoeding van een’ moord,nbsp;’k Ducht alles van den Raad. Gy iiddert op dat woord?nbsp;Het offer is hier reeds verwezen door hun loosheid.nbsp;Der wetten tempelchooris thans de wieg der boosheid.nbsp;Zy dreigtu; zyregeert; zy kent noch toom noch wet:nbsp;’k Had tusfehen deezen Staat en u een’ burgt gezet;
’k Had, wyl verraad my meer dan tiranny doet beeven » Hem overheerfchers, u verdedigers gegeeven.
Men doet u recht in Sparte: en, willig overheerd. Zaagt ge u in ’t kort als vriend dier Koningen geëerd:nbsp;Hunne edelmoedigheid heeft my die hoop ontnomen;nbsp;Gy zyt op nieuw in uw’ vervolgers magt gekomen.nbsp;Ach! zaagt gy door myn vlucht ten minllen uw gevaar!nbsp;Gy kent myn misdaad nu: zy fchynt verfoeilyk: maarnbsp;Uw hart moet met het my ne,alsRechter,’t vonnis flry ken.nbsp;U w liefde is my genoeg: die doe myne onfchuld bly ken.nbsp;Aristom enes.
Zodat gy ’t Land verried tot myn behoudenis i*
LeoNI DA.
Ja, ’k deed het all’ om u. Indien ’t een misdaad is, Verwacht niet dat die daad my immer zal berouwen.nbsp;Waare ik nog vry, men zou my nooit daarvan weêrhouên.nbsp;En, zo me iets zuchten deed in dcez’ gehaaten band,nbsp;’tis dat de ondankbren nog maar half zyn overmand,nbsp;’k Zou,door de wet verpligt dpn Staat mynhulp tekenen,
TREURSPEL. 2?’ Myn’ roem, myn leven-zelf opöffren aan Mycenen:nbsp;Maar ’koffer u terftond, verhoed het flechts uw’ val,nbsp;!Mynglori,al myn bloed, myn Land, ja’tgantsch Heelal,nbsp;Wat geef ik om Mycene, om ’t aardry k, om myn leven,nbsp;Als my ne ontroerde ziel voor’t geen zy mint moet beeven inbsp;Ik kef voor u -alléén; niets is my meer dan gy :
Het hart myns Echtgenoots is ’t gantsch Heelal voor my. Die taal verwondert u; zal u in toorne ontfteeken :nbsp;’tWyktalles inuw hart alsgy denStaat hoortfpieeken;,nbsp;Geen wroeging knaagt het myne: uw liefde is al mynnbsp;Ik min u tot de dood: dit is myneeerfte deugd:
Dit is myn roem,myn pligt,de wet, die ’k hoog waardeerej De fchoonfte en heiligfte der banden die ik eerenbsp;’k Sterf liever, in elks oog van land verraad verdacht,nbsp;Omdat ik myn’ Gemaal rtiecr dan Mycenen acht,
Dan dat ik als Heldin, als Koningin zou leeven, Omdat ik myn’ Gemaal deed voor Mycene fneeven.nbsp;ARISTO MENES.
Kan zo veel min by my een misdaad zyn I een hoon! Leonida.
Zy is myn eenigst heil. Ik dank daarvoor de Goón.
Wat is een teder hart gelukkig, in myn zinnen,
Als ’t voorwerp onzer min verdient datwy’t beminnen! De Hemel heeft myn ziel met weldaên mild bedeeld:nbsp;Ik ken i'^ar waarde, die my onophoudlyk ftreelt.nbsp;Maar’k blyfby u verdacht: dn kan my ’tharte raaken.nbsp;Aristomenes.
Gy wilt, 6 Wreede! my dan medepligtig maakep?
Ik ben ’t reeds, wyl ik u onmooglyk laakcn kan. Leonida.
Gy mint my nog?
Aristomenes.
Kan ’t zyn dat ik die min verbann’ ? Maar zo de Raad....
Leo-
-ocr page 36-Leonida.
Ik ^al den fnooden Raad trotfeeren. MynEgaê pleit voor my: wat kan my ’tovrig’ deeren?
Tegen Areas, die nadert om haar “weg te leiden.
Aristomenes.
Hoon hen niet: hun magt wierd nooit gefluit. Leonida.
Een laf verrader z wygt: maar de onfchuld fpreekt vry uit. Einde des Tvieeden Bedryfs.
TREURSPEL. 39
EERSTE TOONEEL.
B nbsp;nbsp;nbsp;Cleonis.
elang vanSparteis thans’t belang ook vanMycenen. ’t Is tyd, Euribates, dat we onderling veréénen.nbsp;Ontwapen, nu gy kunt, dien arm, die, nimmer ftil,
Twee Staaten wreed verfcheurt, daar hy die fcheiden wil. Het Volk, dat, fchoon ’t hem vreest, zich nog door hemnbsp;laat winnen;
De Raad, die hem verfoeit; de Krygsliên, die hem minnenj Zyn Vriend, zyn Vyand, elk, die hem waardeert in fchyn,nbsp;’t Zal alles, zo hy zwicht, u onderdanig zyn.
Wat fchoon ontwerp om een geruste vree te maaken,
’t Welk alle vyandfehap door ftaatkunde ons doet ftaaken, Zo veel belang veréént, dat van elkaêr verfcheelt.
En dat door de oorzaak-zelf die alles houd verdeeld!
’k Zie Arfires; gaa heen: men mogt ons hier belaagen.
TWEEDE TOONEEL.
MArsires. nbsp;nbsp;nbsp;(gen.
y nheer,gy zult den roem van Spartes rykstroon waa-En, fchoon ik ’t onderwerp niet weet van dit gefprek, k Bloos voor uw Vorften u te zien in dit vertrek.
Hoe! Cleonis by u! Wat durft de ontaarde hoopen? Spreek: tot wat prys wil hy zyn Vaderland verkoopen?nbsp;Cleonis.
Mynheer, dit gaat te hoog.
EüRI-
-ocr page 38-EtTR [BATES.
“ nbsp;nbsp;nbsp;Die taal ontroert my ’t bloed.
Zo laag een argwaan ftryd met zulk een grootgemoedi Neen; weet tot Spartesroem, welks Vorlten ’t recht betrachten.
Dat wy, nog meer dan gy, Verraders hulp verachten ; En dat myn oog in hem, geduurende deez’ dag,
Niets dan een’ yvrig Vriend en trouwen Burger zag.
DERDE TOONEEL.
Cleonis, Arsires.
D nbsp;nbsp;nbsp;Ar SIRES.
US zal een Vyand, die vernoegd is, altoos Ipreeken. Cleonis.
Ik toetfte en hoonde u; maar uw dwaaling zal ii wreeken. Ik ben genoeg geliraft: uwe eed!eziel verbann’....
Ar SIK ES.
'k Zie dat zich Cleonis voor my weérhouden kan.
Niets winnende op myn hart, begint hy my te vreezen. Kan de eerbied mywaarts hem tot veinzery beleezen?nbsp;Maar neen ; hy heeft zich reeds te klaar ontdekt aan my.nbsp;Geloof my: fpreek vry uit, cn (taak die veinzery.
’k Weet dat een haatlyk rot van fnoode vloekgenooteti Den val van Leuxis en zyn Moeder heeft befloten,
Ja, dat gy heimelyk als ’t hoofd des aanflags werkt.
En door uw’ fnooden raad in alles hen verfterkt.
Gy durft uw Vrienden met die trouwloosheid belaadcn, Maar gy, gy fmeedde alléén all’ hunne gruweldaaden.nbsp;Weet dat ik u en hen vol moeds te keer zal gaan,
En dat nw hoofd my voor hunn’ toeleg in zal ftaan. Cleonis.
Die drift,fchooa ongegrond,kan my op ’t hoogfte ftreelea.
treurspel.
ARistomenes, Cleonis, Arsires,
Lyfwacbten.
M,
Cleonis, tegen Aristomenes^
. yiiheer, wy ïien hier elk in uwe rampen deelen: Wat moet een Vriendals deeze u troosten in uw leed!
Aristomenes.
De Raad vergadert niet ?
Cleonis.
De Leden zyn gereed. Aristomenes.
Ik beef, myn Vrienden, nu de wet myn waardfte panden,’ Mynfchuldloos Huisgezin Heltin dier wreeden handen.nbsp;Myne Ega, die hen haat, zal, door haar trotfche reên,nbsp;Myn Vyanden nog meer verbittren dan voorheen.
Ei, wacht u, Arfires, zo Hout als zy, te fpreeken. Men moet voor de onfchuld-zelve om gunstbetooningnbsp;fmeeken.
*t Is noodig dat haar zaak al beevend’ word’ beflecht. Haar traanen moeten ons meer treffen dan haar recht.nbsp;Cleonis.
Geloof my. Vriend, de wet zal ons tot nadeel (trekken; De Raad is u verdacht: wil u den Raad onttrekken.nbsp;Voorkom....
A, R s I it E s.
ó Neen; hy volg’ ’t geen hem zyn pligt gebied. Hy wachte ’t onrecht af, maar hy voorkoom’ het niet!nbsp;Men durft hier eed en pligt, ja’t heiligst recht verzaaken.nbsp;De Boozen weeten dat zyzich’tontzagchlykft’maaken.nbsp;Maar dat vry ieder beev’, die zyn bederf befloot!
Hy heeft nog Vrienden, en wy troosten ons de dood.
Ar'iï-
-ocr page 40-Aristomenes.
Stel my dat droevige vooruitzicht niet voor oógen*
Hier zyn nog harten, die het onrecht niet gedoogen.
Ik denk niet dat men my wil vellen door ’t geweld. Een deugdzaam Rechter beeft als hy een vonnis velt.nbsp;Ter vierfthaare uitgegaan,is hy een mensch,alsandren;nbsp;Maar,van de Goón omringd,voelt hy zyn hart verandren.nbsp;In’tkort, ’kwil dat myn roemzy door de wet bepleit;nbsp;Haar ftem is noodig aan betichte onnozelheid.
Ik hoop op u. Vaart wel! Ik zie den Raad vergadreil.
Cleonis, Arsires, Draco. Xantipes, Raadsheeren, Arcas, Lyfwacbten. gt;-
W nbsp;nbsp;nbsp;Cleonis, tegen Arcas.
eêrhou Leonida, maar doe hier Leuxis nadren.
Tegen Arjires.
Geef acht op inyn gedrag; en oordeel dan.
Arsires.
Myn’ Vriend getrouw zyt ,eisch dan alles vryvanmy: Maar zo gy hem verraad....
Cleonis.
Wil deeze dreiging ftaaken; ’k Zal u in weinig tyds daarover fchaamrood maaken.
Cleonis, Arsires, Draco, Xantipes, Leuxis, geboeid; Raadsheeren, Arcas,nbsp;Lyfnjoacbten.
Cleonis, nadat de Raad geplaatst is, tegen Leuxis.
L E V-
-ocr page 41-Leoxis.
Een misdaad! ik, Mynheer?
Cleonjs.
' nbsp;nbsp;nbsp;Gy hebt u in ’t geweld
Des fnooden Vyands met Leonida begeeven.
L E11X1 s. nbsp;nbsp;nbsp;(misdreven ?
Wat heeft een Zoon, die zulk een Leidsvrouw volgt, Cleonis.
Gy mint haar?
Leuxi s.
Zou ik niet?
Cleonis.
Zy heeft uw’ val betracht. L e ü XI s.
’k Moet nochtans minnen haar diemy ter waereldbragt. Maar ’t deert my dat de haat, van tyd tot ty d verwoedcr,nbsp;My thans uit de armen rukt van zulk een teedre Moeder:nbsp;Myn byzyn troostte haar in all’ haare ongenugt’.nbsp;Cleonis.
Gy wist, toen gy vertrokt, de reden van haar vlucht.^ Leoxis.
6 Neen; ik volgde haar alleen op haar bevelen: Gelukkig in ’t gevaar van haare vlucht te deelen.nbsp;Cleonis.
Haar voorzorg heeft gewis een’ aanllag u verbloemd, Hien uwe ziel misfehien, als haatlyk, had gedoemd:nbsp;Maar toen gy wierd aanSpartealsGyzlaar voorgedraagen,nbsp;Toen wist gy meer?
Leuxi 3.
De jeugd laat zich zeer ligt vertzaagen. k Verfchrikte in ’t eerft’ voor zulk een gloriryk beltaan:nbsp;Maar toen ik de oorzaak wist, nam ik die willig aan.nbsp;Cleonis.
Welke oorzaak ? nbsp;nbsp;nbsp;'
Leuxis.
Mogt ik die in eeuwigheid vergeeten! Cnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cleo-
-ocr page 42-34 A R I S T O M E N E S,
Cleonis. nbsp;nbsp;nbsp;(ten.
Men zegt, die hoont den Raad: ik moet de waarheid wee-Leüxis.
Gy kent hem dienzyhoont: een’fnooden, zondereer. Cleonis.
Wie is het? fpreek.
Arsi RES.
Hy zwygt. Dit ’s u genoeg, Mynheer. Maar laat ons hem daarvan geen verdere oopning vergen,nbsp;Leonida zal ons haar’ aanllag niet verbergen.
Cleonis.
Gaa, Leuxis. Dat hier ftraks Leonida verfchyn’. Arsires.
Misfchien ontdekt zy u meer dan u lief zal zyn.
ZEVENDE TOONEEL.
Cleonis, Arsires, Draco, Xantifes, Leonida, geboeid; Raadsheeren,nbsp;Arc AS, Lyfwacljkn.
G nbsp;nbsp;nbsp;Cleonis.
y weet, Leonida, wat vlek uw’ roem verduisterL De Raad,die,gantsch verbaasd, u om die misdaad kluistert,nbsp;Wil dat ik u verhoor’, daar hy vergaderd is,
Opdat men ’t vonnis veile op uw bekentenis.
U w Zoon heeft,ongeveinsd,uw vlucht met hem beleden: Spreek onbefchroomd als hy. Wat was daarvan de reden ?nbsp;Leonida.
’k Zie dan in u den fteun der wetten van den Staat! Gy leent uw ftem aan myn Betichters by den Raad!
’k Dacht dat uw ftoutheid nooit zo hoog in top zou ftygen» My dunkt dat uw belang u noopen moest tot zwygen.nbsp;*k Verfchoon u echter; ’k zal u nog niet ftrafFen: neen*nbsp;Ik eer de waardigheid, die gy hier durft bekleên.
Daar dorst ik het gedrag myns Echtgenoots weêrftreeven y Opdat hy, aangeperst door zyne huwlyksmin,
U mogt verlaaten, voor zyn dierbaar Huisgezin.
’k Zwyg, uit ontzag, de reen diemy daartoe verbinden: ’t Zyn geen geheimen,noch voor u,noch voor u vrinden.nbsp;De ontdekking zou ons Hechts ontroeren, op elk woord,nbsp;My, als ik u befchaame, en u, als gy my hoort.nbsp;Cleonis.
U w misdaad heeft niets in,dat ons tot fchand’kan ftrekken. Spreek op.
Leonid ft.
Gy dwingt my dan uw vloekgefpan te ontdekken? Welaan; flaadeoogenop, en ondervraag deez’zaal,nbsp;Getuige van ’t befluit ten val van myn’ Gemaal.
Hier heeft de ontmenschtehaat,door a%unst aangedreven, Den Wreeker van den Staat gedongen naar het leven.nbsp;Hier lag de valftrik voor zyne eedle deugd gereed.
Hier, in dit Heiligdom wierdzelfs’tverraadgefmeed, Om uw’ Befchermer-zelv’ te leevren in de handennbsp;Van hen, die hy voor utrotfeerde als Dwingelanden.nbsp;Zyne ongedwongen deugd was altoos onbewust (rust:nbsp;Dat de ontrouw fchaamtloos was, en ’t fnood verraad ge-En zyn verheven ziel, te oprecht, te vol vertrouwen,nbsp;Was zorgloos in ’t gevaar’t geen hem’r verraad dorst bron-*nbsp;Maar ik, ik heb op hem en uw gedrag gewaakt, (wen,nbsp;’k Voorzag zyn’ val, zo hy uw boeijens had gellaakt.nbsp;Ik zag hem de adders van de wrevele afgunst voeden:
Ik min hem; ’k wou zyn dood,zo ’t mooglyk waar’, ver-» hoeden;
En fnoode monsters, die op hunn’ Verlosfer woén, Wéér onder ’t flaaffche juk huns Vyands buigen doen.
Is ’t waarheid ? Oordeelt zelf of my ne min moest waakea. Wie is ’er onder u, die myn gedrag durft laaken?
Zond gy dit ooit beftaan, getrouwe Xantipes ?
Evander, Euricles, ofgy, myn Arlires?
Of gy, ioud gy dit ooit u durven onderwinden?
Gv Draco, Hercides, Pallantes, Cleonis,
Wier eerloos vlockgefpan door my ver\deld is?
Men zwygtj’k hoor fchuldigen noch lchuIdeloo^en fprec-ken: nbsp;nbsp;nbsp;(bleeken.
Maar de een is niet ontroerd, daar ’k d’andren liever-De een hoort myn reden aan met een bedaard gelaat, Die hy, hoe bits ze ook fchyn’, niet uitduid tot zyn fmaad:nbsp;Hy is gerust dat elk zyne eedle deugd zal ecren.nbsp;Maardeander, die door fpyt zich heimlyk voelt verteeren.nbsp;Durft naauwelyks op tny zyn fchaamroodeoogen Haan:nbsp;Dewaarheid fluit zyn’mond;toontheiTi zyn fnoodheid aan.nbsp;Als ik vertrokken ben, zal hy voorzeker dondrennbsp;Ikzegflechtsnogéénwoord^het welk hem zal verwon-Aristomenes heeft myne onfchuld reeds beleên. Cdrcn :nbsp;Hy mint me, en kent u: beeft!
Tegen de Lyf^wacbten.
Men leide my weêr heen!
Gleonis, Arsires, Draco, Xantipes, Raadsheeren.
M nbsp;nbsp;nbsp;Cleonis.
en fpreeke ’t vonnis uit van Leuxis en zyn Moeder-Xantipes. nbsp;nbsp;nbsp;(woeder?
Hoe! doemt geeen Kind ter dood? Word dan uw haatver-Wat zegge ik! wat heeft zelfs Leonida misdaan?
Gy-, Raad, wat wraakt ge in haar ? Een huwlyksmin, waaraannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(men ?
Men tempels wy den moest ? Wie is ’t, die haar durft doe-Draco. nbsp;nbsp;nbsp;Cmeni*
De reeds verraaden Staat. Durft gy haarfchuldverbloe* Zal y ver, liefde of vrees, wanneer een onderzaatnbsp;Een'ftaats ontwerp verbreekt door drift, dooreigenb^fc
-ocr page 45-TREURSPE L. ,37 Het ydcl dekkleed van ontrouwe muitzucht weezen?
A R s IR E s.
Gy * die Leonida noch haare vlucht moest vreezen, IWaar u vervoeren liet door zelfbclans en nyd,
quot;En ’t zelfde doelwit had, Ifaak vry dit bits verwyt. Doem uwe Vrinden . eei gy'haar beftaan wilt ilraifen:nbsp;Wat deed zy meerder dan uw’aandaghulp verfchaffen?nbsp;Draco.
De ftaatkunde acht zulk een’ niisdaadig, die den Staat Durft d'enen buiten last van deezen achtbren Raad.
De Raad-zelf is een llaaf der wetten : als die fpreeken, Moet alles zwygen: niets mag dat ontzag verbreeken.nbsp;Ausires.
Jndien de wet u dwingt te ontëeren zulk een’ Held, Leg die dan billyk uit, als gv een vonnis velt.
Een Rechter moet de wet gehoorzaamheid betoonen : Maar onbepaald haar’ wil te volgen, is haar hoonen.nbsp;Wy moeten fomtyds zelfs geleiden die ons leid:
De weegfchaal waggelt door te veel bluóhartigheid.
De wetten mogen wel voor haar’ Befchermer zwygen. Zal ’t kwaad ooit voordeel uit die ftrafloosheid verkrygen?nbsp;Wiens deugd zette ooit de wet zo groot een’luister by ?nbsp;Ach, gave ’t Godendom dat ieder waare als hy !
'Zv zou op oiis gemoed misfehien haar recht verliezen; Maar, by gebrek der wet, zou elk de deugd verkiezen.nbsp;Draco.
Hoe ! dulden dat een Lid des Raads de wet trotfeer’! Wat Burger tyil men dan dat ooit de wetten eer’?
Zy zyn een juk : en zo het Volk het bly zal draagen, 'Moethy, die’t oplegt, zelf het helpen onderfchraagen.nbsp;Geen aanzien geld hier. Dat een voorbeeld van gewichtnbsp;Der wetten heiligheid vertoone aan elks gezicht.
Haar eigen Stichter-zelf moet haar volmaakt betrachten: Han mag men hem met recht als haar’Befchermer achten.
C3
'N E-.
-ocr page 46-3§ A R I S T O M E N E S,
NEGENDE TOONEEL.
Cleonis, Arsires, Draco, Xantipes, Raadsheeren, Arcas.
DArcas.
e Spartifche Afgezant, bewust van ’trechtsgeding, ’t Weik ’t onderwerp thans is van deez’vergadering ,nbsp;quot;Verzoekt dat hem de Raad , voor ’t welzyn van Mycene,nbsp;Eerdat men ’t vonnis veile, een wyl gehoor verleene.nbsp;Cleonis.
Gelei hem hier.
TIENDE TOONEEL.
Cleonis, Arsires, Draco, Xantipes, Raadshee'ren.
Dr ACO.
.aad! Mycene is in gevaar,
*t En zy men moedig de eer van uw gezag bewaar’. Wat ook Euribates u thans hebb’ vddr te draagen,nbsp;Ontziet niets om de kracht der wetten teonderfchraageninbsp;Want hoe doorluchtiger het bloed is dat men ftort,nbsp;Hoe luisterryker haar geftrenge vierfchaar word.
ELFDE TOONEEL.
Eoribates, Cleonis, Arsires, Draco, Xantipes, Raadsheeren, Arcas,nbsp;Lyfwachten,
I nbsp;nbsp;nbsp;Euribates.
k eisch dat bloed te rugge, uit naam der Opperheeren, Wier wetten deeze Raad met diep ontzag moet ecren.nbsp;Igt;ee^* Vluchtelingen zya den Veldheer afgeftaan:
39
En maatigt gy u ’t recht van hen te ftrafïen aan?
Zo gy geen’ eerbied toont voor hunnen naam en leven, Zult ge aan uw Meesters eens daarvan voldoening geevea,nbsp;Cleonis.
Mynheer, de dreiging van uw Vorften, ïovolfmaad. Verdiende een relfde taal en antwoord van den Raad.nbsp;Maar ’t Volk moet van den twist der Grooten’t meestenbsp;lyden,
En tweedragt willen wy, daar ’t mooglyk is, vetmyden. Men heeft ons nimmer zien met een verwaten handnbsp;De toorts van burgertwist ontfteeken in ons Land;
En, opeen’enklenfchynvanvryheid, voor elks oogen Den grondflag leggen van ons uitgeftrekt vermogen:nbsp;Maar wy verandren met de tyden ; en het Volknbsp;Geeft ons der wetten ftem in handen, met haar’ dolk.nbsp;Wy, Rechters, zonder magt, van vryzynde Onderzaaten,nbsp;Staan onder hen zelfs, die ’t bellier ons overlaaten.
Dies richten wy, omdat de Burgery ’t begeert,
Dees fchuldigen, befchermd by Sparte, en hier geëerd. Aristomenes had alléén hen kunnen fpaaren;
Maar wilde ons meesters van hun beider lot verklaaren.
, Euribates.
Ik heb hem hier ontboón....
Cleonis.
Welaan: dat hy verfchyn’! Hy fpreeke; en zyn belluit zal ook ons antwoord zyn.
TWAALFDE TOONEEL.
Aristomenes, Euribates, Cleonis, Arsires, Drac o, Xantipes,nbsp;Raadsheeren , Arcas.
Lyfwacbten.
M nbsp;nbsp;nbsp;Cleonis.
en zal het vonnis van uw’ Zoon en Egaêvellen, Mynheer: maar de Afgezant wil zich hier tegen Hellen,nbsp;La durft ^ ujt Spartes naam, weêrhoudende ons gezag,
C 4 nbsp;nbsp;nbsp;Ons
-ocr page 48-Ons melden dat de Raad ^een vierfchaar fpanneu mag.
A R 1 S T o M E N E S.
Wat hoor ik? En de Raad laat rny’iverfclidbeflcchten Van het verdedigen, of'afilaan van zyn rechten.'
Tegen Euribates.
’k Bedank nw Koningen voor hunne omzichtigheid. Maar ’k moet die ecdle drift verdienen door beleid.nbsp;Zv-zelvcn leerden my geen’ voorflag aan te hooren ,nbsp;]3ie zonder fchande en fcliaamtc ons nimmer kan bekooren.nbsp;’k Sta dan de rechten, die dc Raad iny aanbied, af.
’k Zou hem afflemmcn. zo hy my die overgaf.
Hy is hier Rechter ; cn fchoon ik zelf flrafmoest draagen, Die hem in fland verhief, zal ook hem ondetfchraagen.nbsp;ü B 1 B A T E S.
Verban, geloof my vry, dien lluurfchen helden'aart, Waardoor ge uwe eedle deugd met woeste ontmenschtheidnbsp;paart.
Gy waagt een dierbaar bloed, gefield in uw vermogen , Gedagvaard door de wet, onfchuldig in uweoogen.nbsp;Waarvoor ? Vo.or d’ydicir naam van eenen vryen Staat;nbsp;Voor dwagze rechten, die verzaaktzyndoordlt;'nRaad.nbsp;ARI STOMEN ES.
De Raad moog’tot zyn fchaud’zyn rechten vry verzaaken; Ik zal my aan dien hoon nooit medepligtig maaken.nbsp;Slaa echter geen geloof aan d’iritcrlykcn fchyn:
Ik zie op welk een’ waan uw hoop gegrond kan zyn: Dewyl dees Raad in haast zich heeft te (aam’ verbonden,nbsp;Word de ondeugd hier vermomd by de cedle deugd gevonden :
Wat fchiulplaats is ’er, waar geene ondeugd immer komt? Ja, tot voor de outers zelf bevind zy zich vermomd.nbsp;Maar wyl ze een vreemdling is in dcez’ gewy de muuren ,nbsp;Zal, zo zy hier regeert, haar ryk niet lang meer duuren.nbsp;Dier zyn wel Bloodaarts cn Verraders: maar metéénnbsp;Qok Heiden, die, vol moeds, uw’ Meesters juk vertreén.
A R s 1R E s, tegen Euribates. óNeen, Mynheer, ik fla u borg voor all’zyn Vrinden:nbsp;Bcfcherm zyn Huisgezin, gy zult hen trouw bevinden.
Tegen Aristemenes.
Heb deernis met uw'’ Stam!
AristoMENES, tegen Euribates.
Verfchoon zyn’ fchrik, Mynheer. De vriendfehap fpoort hem aan.
Tegen Arfires.
Alyn Halsvrind! treur niet meer, ’k Zou, waareikipuw plaats, zo zwak als gy ligt weezen:nbsp;Qyzoud zo min als ik, w’aart ge indemyne, vreezen.nbsp;Gy zoud niet zwichten voor de drift dien verblind:nbsp;’kMoet die wedrftaaiumaar’tisgeen misdaad in een’Vrind,nbsp;Wanneer een teêr belang die neiging kan verwekken,nbsp;Is’t loflyk dateenVr’end zyn’roem cénsdurv’ bevlekken.nbsp;Tegen Euribates.
Gy ziet hett geene vrees, geen laffe dienstbaarheid Is oorzaak dat de Raad u in uw oogmerk vleit.
F,cn edele yver heeft de harten aangedreven.
Ik zouhenbloozen doen,zo’k hen niet dorst wx'êrffreeven. ’k Ben Vader cn Gemaal: ’kwaardeermynHuisgezin:nbsp;II: min myn cenig Kroost: ’k aanbid myne Echtvriendin.nbsp;’kZal, zo ’k hen derven moet, myn droefheid niet verbloemen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(men:
Ik acht hen fchuldloos. Laat ons gaan. Men kan hen doe-Maar ’k laat hen de offers zyn van deafgunst en den haat, Eer ik hun dood verhoê door eene laffe daadnbsp;Men zag my , volgevis pligt, de tirannv verdryven;nbsp;Maar ’t recht des Staats op my moet ongefchonden bly ven.
-ocr page 50-Cleonis, Arsires, Draco, Xantipes, Ra ADSHEEREN.
H nbsp;nbsp;nbsp;Cleonis.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(hoon.
y wraakt een’ byfl:and,die zyii’roem verftrekt tot Maar laat ons tyn geduld niet tergen. Ziet xyn’ Zoonnbsp;En Gade thans door hem gefteld in ons vermogen:nbsp;Vernoegen we ons dat hy onze uitfpraak wil gedoogen.nbsp;’t Is voor een’ Burger niets, maar voor een’ Meester veel.nbsp;Draco.
Een’ Meester!
Cleonis.
Die ’t kan xyn, is ’t waarlyk reeds geheel. Zyn deugd weêrhoud hem; maar hyis ’t, xohy ’t wilnbsp;weexen.
Men vleijexich niet meer:onsftaatzynmagt tevreexen. HetHeir,dat voor den wal gefchaard (Iaat,wacht xyn’ last.nbsp;Indien hy één woord fpreekt, word flraks de Stad verrast.nbsp;Dan xiet hy xich welhaast, door flroomen bloeds, gewrokennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ken.
Van ’tfchandlyk vonnis’t geen de Raad heeft ui tgefpro-Danxalxyn Huisgezin uit uwe kerkers treên.
Van xyn verwonderaars al beevende aangebeên;
En xyne Rechters-xelf zien voor xyn voeten fneeven. Dus word de beste Vorst tot tiranny gedreven, (drukt,nbsp;De Hemelfchenkt onsxulk een’Vorst, die, fchoonver-Het hoofd gewillig voorde ftem der wetten bukt:
Laat ons, gedwongen tot dien eerbied, dan behouden Een fchaduw van ’t gexag, dat we anders derven zouden.nbsp;Draco.
Den Goón xy dank, 6 Raad ! ik lees in uw gezicht Wat affchrik zulk een hoon in uwe harten fticht.
’t Is ’t Hoofd des Raads, ’t welk ons een’ Koning aan komt ïeggcn!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hy
TREURSPEL. 43 Hy durft door dreiging, in zyn’naam, de wet weêrleggen!nbsp;’k Bloos van de fchande die men u befchoren heeft.
Nu ge onverleidbaar zyt, nu wil men dat gy beeft.
’k Weet dat des Veldheers magt zeer verr’ zich uit kan ftrekkeh:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ken.
Maar dit kan, verr’ van fchrik , in my meer ftoutheid wek-Waar’hyzo magtig niet, men kon in deezen nood, Grootmoedig, zyn Gedacht behoeden voor de dood:nbsp;Maar zo ’t gevaarlyk is het ftrafzwaard aan teraaken.nbsp;Dan moet men niets ontzien, of allen roem verzaaken.nbsp;Die Held, die zelfs de hulp van Sparte grootsch verfmaad,nbsp;Eefchermt de rechten van de wetten en den Raad:nbsp;Zalhy-alléén voortaan hun hulp en voorfpraak weezen?nbsp;’tGeenhy van Sparte vreest, ftaatu van hem tevreezeri.nbsp;Hy leert u dat ge, als hy, moet zorgen voor uw’ roem :nbsp;Hy wraakteen’ Koning: dat uwliart een’ Meesterdoem’!nbsp;Weest mede, als hy, te grootsch om ’t vonnis uit te Hellen:nbsp;Hy durft het ondergaan ;gy moet het durven vellen.
Men fluite en oog en oor: de wetten voeren ’t woord. Wy hebben Leuxis en Leonidagehoord:
De Raad is ouderricht.
Wat kan men meer begeeren, Mynheer? men ftemme in ’t eind’: ’t is tyd.
Cleonis.
Staat op, Mynheercn.
Men neemt de Jlemmen op, ‘waarna hy vervolgt.
En Zoon en Moeder zal, als fchuldig aan verraad, Het leven derven, naar de wetten van den Staat.nbsp;Arsires.
6 Woede! ó trouwloosheid! myn Vrienden! red uw leven!
Cleonis, Draco.
ZCleonis.
y gaan hem kennis -van dit haatlyk vonnis geeven. Draco
Hy ial aan ’t muiten Haan.
Cleonis.
Dan is myn wensch volbragt. Wy zyn verloren, zo hy ’t vonnis wettig acht.
Door deernis word het Volk ïeer ligt in drift ontdoken; Het doemt, eer ’t iemand denkt, de hand die ’t heeft ge w roken.
Wat weeten wy of’t Volk, zo dra ’t 7-yn offers vag, Hen niet verfchoonen zou, verfchrikt voor zulk een’ flag?nbsp;Dan of het, na de rtraf, verzaad door hunnen bloede,nbsp;Hun vonnis niet op ons zou wreeken, in die woede?
ÜRACO.
Wat is uw oogmerk dan ?
Cleonis,
’k Wil dat Aristomeên
Een vyand word’ des Staats; de wetten durv’ vertreên; Dat hy in ’t openbaar naar zync wraak zal trachten;
En my rechtvaardige in myn drift om hem te flachten. Kom, laat ons hooren wat gevolg het vonnis heeft;nbsp;Of hy zyn Huisgezin befchermt of overgeeft.
De wal blyve open; hy zy vry naar zyn behaagen, • De Raad moet in’t gezicht des Volks, geheel verflagen,nbsp;Deez’ tempel ruimen, en als voor een’ muiter vliên,nbsp;Zich Herkende in den Burgt, om tegenftand te biên.
Vandaar, terwyl het Volk, door hulp van onze vrinden, In wanorde en verfchrikt, zich niets durft onderwinden,nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zal
-ocr page 53- -ocr page 54-Aristomenes, alleen.
ó 1 ^ aare ftryd van liefde en eer!
De fchrik verzelt myn waggelende fchreden.
Ik dwaal, en weet niet waar. Ik ken my-zei v’niet meer* Wierd ooit een hart door zo veel leeds bedreden 1
Hier achtervolgt my de euveldaad.
’k Zie gintsch de wraak myn hart tot weêrftand noo-pen;
Terwyl natuur en min haar volgen in dien (laat,
En, vol van rouw, op myn befcherming hoopen.
Ik kan haar’ invloed niet weórftaan:
En ach! ik beef, zo ik voor haar moet zwichten, ’k Ben meester van myn lot; en na myn heldendaên,nbsp;Durft al myn moed niets tot myn hulp verrichten.
Ikzie dat de onverzoenbre Raad,
In fchyn bevreesd, is naar den Burgt gevloden. Men maakt my , door die list, by al het Volk gehaat.nbsp;Men wil my als een’ Oproerftichter dooden.
’k Ben echter in deez’ muuren vry,
Die, my ten toets, nog open zyn gebleven.
Myn pligt weêrhoud my n’arrn.6 Wreedaarts!kluistert my: Maar beeft eerlang, indien ik raak om ’tleven.
6 Goón! wat oorzaak maakt het Volk dus fel verftoord ? 't Is in zyn woede ontmeuscht, en doemt my, onverhoord.
TWEE.
-ocr page 55-TREURSPEL. 47 TWEEDE TOONEEL.
ARISTO MENES, ArSIRES.
’t Is
Aristomenes.
Ls dan gedaan, myn Vriend! en alle hoop geweken?
A RSIRE s.
Hoe! gy ftort traanen, daar ’t aan u ftaat utewreeken!
Aristomenes.
Aan my! op wien toch?
Arsires.
Op ’t ondankbaar Vaderland. Aristomenes.
Ach! ondanks al zyn’ haat, blyft myne liefde in ftand. Het niaake een’ toeleg op myn glori, op myn leven,
Ik fterf voldaan, indien my ’t Vaderland doet fneeven. Arsires.
Gy wilt dan ’t Vloekgefpan, verbitterd op uw deugd,
In rust doen fmaaken ’t zoet van een barbaarfche vreugd! Aristomenes.
’k Beny hun lot niet; neen: ik ben met hen bewogen. Hun dwaasheid (lelt hunn’ramp hen als geluk voor de 00.nbsp;Is ooit de misdaad van een zoete rust verzeld ? (gen.nbsp;Is ’t hart gelukkig, als’t door wroeging word gekweld?nbsp;Voor my, ’k begryp het niet: veel min zou ik verlangennbsp;Zulk een vergiftigd goed,myn zorg onwaard,te ontfangeu.nbsp;Myn haaters zyn alléén misdaadig en ontaard,
Dies zyn zy ook met recht alléén beklaagenswaard’. Hun zege is Ichandely k: zy kan my nooit behaagen.
’k Zou, eer ’k hen volgde op ’t fpoor, veel liever alles waa-Arsirks. nbsp;nbsp;nbsp;(gen.
Hoe, gy beklaagt hen nog! De mededogenheid Is zelve een misdaad, als zy voor de misdaad pleit, (ten:nbsp;Beklaag dén Staat, uw’Stam,waarÖp zy’t moordtuig wet-De wyl ’t gedrogten zyn, moet gy hen t’faam’ verpletten.
A R I s«
-ocr page 56-Aristomenes.
Hoe! ik hun moordenaar ?
A R SI R E s.
Voegt tulk een naam, vOl hoon, Aan een’ die ’t menschdom wreekt, en de infpraak volgtnbsp;der f oón?
quot;Zo lang ’er tegen ’t kwaad één rechtbank word gevonden, Heeft hy, die’tftralFen durft, het heilig Recht gefchonden:nbsp;IVlaar als het loos bedrog de w'cttcn.onderdrukt,
En de ongebondenheid het Recht de magt ontrukt; Wanneer ’t geweld alléén dien moedwil kan betoomen;nbsp;De deugd om hulp tot ons haar toevlucht heeft genomen ,nbsp;Verraad hy ’tgantschHeelal,die niet haar fchenders doemt.nbsp;GantschGrieken bid zelfsaan’tgeengy een misdaad noemt.nbsp;Ja, dus wierd Hercules, de liefde en fchrik der aarde.nbsp;Met outerdienst geëerd, om misdaên van die waarde.nbsp;Wees ook der boozen fchrik, Mycenes toeverlaat.-Aristomenes.
Ach! kon ikhen alléén verdelgen , ’k volgde uw’raad: Maar ’t Volk zou tevens, door dien zelfden flag getroffen,nbsp;Wyl ’t deelt in hun verraad, met hen ter neder ploffen.nbsp;Neen; laat ons lydeh. In een’ rang van heerfchappynbsp;Word nooit het menfchcnbloed gcfchat op zyn waardy.nbsp;Men kan het gantfehe Volk, uit wraak, nietfchüldloosnbsp;waagen;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(gen.
En,hoe ’t ons ook verdrukk’,men moet dien hoon verdraa-Arsires.
U w bloed is ’t eenigft’ dan , het geen gy niet ontziet ? Ar ISTOMEKES.
Uw wreede deernis baart my grooter zielverdriet. Moet ge,om myn Vriend tczyn.uw’burgeraartverzaaken?nbsp;Ben ik genoeg gefterkt om voor myn’ pligt te waaken ?
De haat des wreeden Raads heeft mooglyk uitgewoed ;
Ik wil die monsters zien, en vallen hen te voet. Arsir ES.
GTi
-ocr page 57-^TREURSPEL. 0 Gy, zwichten! Neen; de Raad moet fiddren op uwnbsp;fprecken.
Gy zyt in ’their bemind: daarheerscht geals Opperheer.' Wat vreest gy van den Raad? Wat is zyn tegenweer?nbsp;Aristomenes.
Myn plegtige eeden, die my nooit zyn magt onttrekken 5 Die hem befthermcn, my tot weêrparty verftrekken.nbsp;Verdrukte zwakheid neem’ de trotsheid tot haar baat:nbsp;Hy, die vry willig zwicht, verricht een heldendaad.nbsp;’kWeet dat de Raad my kent,en kan zyn trotfeheftrafheid,nbsp;Terwy 1 het wraakzwaard blinkt, verbidden, zonder laf-
(heid.
derde TOONEEL.
Aristomenes, Arsires, Xantipes.
HArist'omenes.
oc, Xantipes! gy weent? watysflykteeken! Goón! Gy fiddert.^...
Xantipes.
Eedk Deugd! is dit in ’t einde uw loon? Aristomenes!....
Aristomenes.
Spreek.
Xantipes.
Ach! vlucht!
Aristomenes.
Verkldar n nadef.
Xantipes.
Het Volk..! de Raad..!
Aristomenes.
Ge ontroert het harte van een’ Vadeh •Myn Gem.alin ? ,.. Myn Zoon ?...
Xantipes.
ó Stad, zo fiiood en wreed!..
Geloof my; vlucht!
5a A R I S T O M E N E S,
Ari stomenes.
’k Verfta’t: ’t fchavot is dan gereed.^ X ANTIP ES,
Het Volk, op bloed verhit, door razerny gedreven, Omringt dat moordtooneel, daar ’t ftaal was opgeheven;nbsp;Als Cleonis, in fchyn door deernis aangedaan ,
Den Raad een wraak verweet, die veel te verr’ zou gaan.
„ Ik zie het,(fprak hy,)’tVolk zal woedende alles waagen:
’tEischt recht.’het heeft op ons een dreigend oog geflagen. „Steeds was de ftrafloosheid de moeder van het kwaad:
„ Maar is één offer niet voldoenend voor den Staat? „Mycenes Held, wiens hart met ramp op ramp moetnbsp;ftryden,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(den:
„Wacht van uw gunst één hulp tot troost in al zyn ly-,, Zo hy zyn Gemalin moet derven, of zyn Kroost,
„ Dat één van twee voor’t minfl’in dat verlies hem troost’. Men Hemt: men Haat hem toe dat één van hen moet fter-Men laat aan u de keur wie ’t levenslicht zal derven, (ven.nbsp;Aristomenes.
SWreedheid, nooit gehoord! Men wil dan, groote Goón! Dat ikmyn Gemalin ter ftrafdoeme, of myn’Zoon!nbsp;Xantipes.
Verwacht hen aanftonds hier: gy moet hun vonnis vellen, Of anders zullen ze in de dood elkaêr verzeilen.
Aristomenes.
Laat my alleen.
A R s T R E s.
Vreest ge ons ?
Aristomenes,
’k Vrees all’ wat Ik waardeer} DeVrlendfchap, deNatuur, my-zel v’,de Liefde en de Eer.nbsp;Een heimlykeaandrang om ietshaatlykste onderwinden,nbsp;Doet me inmyn eigen hart myn’ grootften vyand vinden.
Waar is Euribates ?
Xantipes.
Na ’t vonnis van den Raad,
Vertrok hy.
Arsires.
Laat ons zien -wat ons te hoopen ftaat.
VIERDE TOONEEL.
Arisïomenes, Xantipes.
UX A N TIP E S. nbsp;nbsp;nbsp;i
w moed bezwykt, myn Vriend, nu’t leed niet Is té Aristomenes.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ftuiteni
Ik ben geheel verwoed.
Xantipes.
Wat zult ge in ’t eind’ bellulten? Wat antwoord ge aan den Raad, opgruwlen afgerecht.^nbsp;Gy hoort wat wreede keur hy u heeft opgelegd.nbsp;Aristomenes.
Hoe! zou men ooit van my die gruweldaad verwachten? Zoude ik myn dicrbreGade,of mynen'Zoon doen llachten?nbsp;Eer treff’ my ’s Hemels wTaak, die nooit de ontmenschtennbsp;fpaart!
Zy beiden minnen rny: zy zyn myn weêrmin waard’ t In hen is al myn heil. Myne Egaê, die ’k zou dooden,nbsp;Is, naast de deugd, voor my,het fchoonft’gefchenk decnbsp;Goden.
’k Heb in myn’ Zoon de hoop des Vaderlands gefield: Zyn teedre jeugd draagt reeds het kenmerk van een’ Held.nbsp;Xantipes.
Men wacht hen één van twee. Wie kan de woede dwin-Aristomenes. nbsp;nbsp;nbsp;Cgen?
Men zal veeleer my’t hart,dan dat befluit ontwringen, t Is vveinig dat gy hen ter ftraf doemt, wreede Raad!nbsp;Gy wilt nog dat ik deele in uw’ gevloekten haat.
Xan*
-ocr page 60-‘S'i A R I S T O M E N E S, Xantipes.
Waarom vertoefd ? Het Heir....
Aristomenes.
Ja, ’k moet tot iets befluiteti.
Ik zal hunn’ wil voldoen; begeeven we ons naar buiten! Xantipes.
Wy zweeren u met u te fterven.
Aristomenes.
Groote Goón!
Wat naare Aroom van bloed en traanen zal myn’ hoon Afwisfchen 1
Xantipes.
‘t Volk, verfchrikt op de aankomst der foldaaten, Zalu gewis geen’ tyd ter flachting overlaaten.
Het zal genoeg zyn, om zyn drift te ftuiten, dat Het leger metgefchreeuw flraks voortrukke in de Stad:nbsp;Gy zult haast alles zien, ter neêr gebogen, beeven.
Dan blyftuwe eedle ziel niets ovrig dan ’t vergeeven. Aristomenes.
f)Neen, dan is’t te laat. Het krygsvolk, woest van aart, £n plonderziek, is niet te fluiten in zyn’ vaart, (gen,nbsp;Het kent noch toom noch wet, als ’t vryheid heeft verkre*nbsp;Dewyl geen vrees voor ftr.af het immer maakt verlegen.nbsp;Het klaagt reeds dat men hier, nu ’t leed is afgeweerd,nbsp;De vruchten van hun vlyt in dartlen lust verteert;nbsp;Terwyl men hen vergeer, hun welzyn flelt terzyden;nbsp;En de oorzaak van al ’t heil fchier zelf gebrek moet lyden.nbsp;Het zal zich recht doen: en durft iets hen weêrftand biên.nbsp;Dan zal uw oog eerlang het bloediglt’ fchouwfpel zien.nbsp;Verbeeld u’t moorden van Soldaat en Volk te aanfchou-wen;
De afgrysfely ke woede op gryzaards, kindren, vrouwen; Mycene in puin hervormd ; de lyken hier en daar.
Met ftervenden vermengd, geworpen op elkaér.
Ik hoor alreeds een flem, die myne ziel doet beeven:
„ Aartsdwingland! boet uw’lust: beneem ons’t dierbaar „ Verzadig u met bloed: verdelg uw Vaderland”!., (leven:
Ik
-ocr page 61-Ik het verdelgen? Goon! na’tflaakenvan zyn’ band!
6 Plaats van myn geboorte! 6 Zetel onzer Vadren ! ó Tempel van het Recht, daar wy de Goden nadren!
6 Stad, die ’k heb bevryd van kryg en llaverny!
Zond gy te gronde gaan, alleen, alleen om my ?
Heeft ooit een enkel mensch het ysflyk recht verkregen Om alles, dol van wraak, op te offren aan zyn’ degen?nbsp;Hy is een llaaf des Staats: dat hy dan zwichteen bukk’;nbsp;Of anders, dat de dood hem uit die banden rukk’!
Hoe is myn hart verkeerd I zo even, min verflagen, Dorst ik myn Huisgezin aan ’s Vyands moordlust waagen:nbsp;Hoe komt het dat my thans myn eedle moed begeeft ?nbsp;’tis ’s Volks onreedlykheid die my verbitterd heeft.
Ik diende ondankbren: maar ’t berouw verlicht myne oogen....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cgen ?
Rampzalige! is myn deugd door hunne fchuld vervlo-Moet ons het wangedrag der Boozen zyn ten baak?
6 Neen; dat onze deugd hun fchande elk kenbaar maak’. All’ wat wy ooit bedaan, zo ze ons met dank beloonen,nbsp;Is Hechts weldaadigheid: ’k zal my grootmoedig toonen.
VYFDE TOONEEL.
Aristomenes; Leonida en Leuxis, geboeid; Xantipes, Lyfwacbten.
KXantipes. nbsp;nbsp;nbsp;'
omt, dierbre Panden, wier verdriet elk deernis baart! ’t Is tyd dat ge uwe klagt met die der vriendfchap paart.nbsp;Een ftrengepligt-alléén ftryd tegen ons: treed nader.
Tegen Leonida. nbsp;nbsp;nbsp;Tegen Leuxis.
Omhels uw’ Echtgenoot. Omhels uw’ waarden Vader. Ari stomenes.
Mevrouw! .., Myn Zoon! ... ó (Iryd ! ... onlydelyke Leonida.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(fmart!
D 3 nbsp;nbsp;nbsp;Aris-
-ocr page 62-54
ARISTO MENES. Aristomenes.
Ach! haar rouw doorfnyd my ’thart. Leonida.
Nu, fpreek.
Aristomenes,
Ik kan niet meer.
Leuxis.
Myn Vader..!
Aristomenes, tegen Xantipes.
’k Zal bezwyken. Leonida, tegen Xantipes.
In aller Goden naam, doe myne ontroering wyken.
Is L^euxis nevens my veroordeeld ? fpreek, myn V riend ! Hy is onfchuldig; ’k heb alléén de dood verdiend,nbsp;Xantipes.
Gy beiden waart gedoemd....
Leonida.
Hoe! zou men voor myne oogen Myn’ Zoon.. ? 6 Monsters!.,.
Xantipes.
Maar daarna, in fchyn bewogen, Heeft zich hun haat vernoegd datéén van beiden fneev’.nbsp;Men eischt alleen uw bloed, of’t bloed uws Zoons.nbsp;Leonida, verbeiigd.
’k Herleef,
Xantipes.
H Staat aan uw’Echtgenootwie’t levenslicht zal der ven. Leonida.
è Streelend vonnis! ach, myn Zoon! gy zult niet fterven. Tegen Aristomenes.
Wel nu? waar wacht gy na? Spreek ftraks myn vonnis uitgt; Myn Zoon had nimmer deel aan myn geheim befluit,
Zyn teedre zucht voor my ,zyn jeugd heeft hem bedrogen. Hy zou misdaadig zyn, waar’ hy niet meêgetoogen.nbsp;Leuxis.
Jiaare onfchuld is zo klaar als myne onnozelheid.
Mya«
-ocr page 63-Mynheer! 20 haar of my de doodftraf is bereid,
Doem my dan.
Leonida.
Zou die bloem 20 vroeg 2yn neêrgeflagen! Het is myn Zoon, uw bloed, uw vreugd, uw welbehaa-Hyleeve, om’tglorifpoor2yns Vadersinteflaan; (gen.nbsp;Om, als 2yn Moeder fterft, met troost u by te (laan.nbsp;Hoe fterk de Liefde 2y , Natuur heeft grooter rechten.
Zy fpreekt;laat haar ’t gefchil ter gunfte uwsZoons beflech-Haar wil is dat hy leev’. nbsp;nbsp;nbsp;(ten.
Leuxis.
Haar wil is dat ik fterv’.
Nooit moet gy toeftaan dat myn Moeder’t leven derv’. Mynheer, heb ik van haar het myneniet bekomen ?nbsp;Aristomenes.
Ik had uw bloed gefchikt omvoordenStaatteftroomen. Leon ida.
6 Ja, Myceneenik, wyfmeekenu voor hem.
Schoon ’t zich ondankbaar toont, zyn recht heeft echter Wy zien u uit ontzag een haatlyk vonnis eeren : (klem.nbsp;Maar ’t heil des Vaderlands moet ge altoos’t meest’waar-dceren.
Ik ben het gantsch onnut, daar hy’t nog vdórkan ftaan. Hy leev’ dan voor Myccne, en ik , ik fterf voldaan.nbsp;Ledxis.
Hoe! kan de Staat, Mevrouw, zich over my beklaagen, Als ik myn bloed ftort, tot verlenging van uw dagen ?nbsp;Leonida.
Indien gy fterft, myn Zoon, denk dat ikmetufneef. Leuxis.
Is ’t mooglyk dat uw Zoon zyn Moeder overleev’ ? Aristomenes.
Natuur 1.., ó grootfche ftryd !... Wie zal den prys ver-Leonida. nbsp;nbsp;nbsp;(werven?
Mynheer!..,.
Leu.
-ocr page 64-^6 A R I S T O M E N E S,
Leuxis.
Myn Vader!....
AristoMenes.
Neen; ’k ^^\ in uwe armen fterven. ’k Wil ïelf u voorgaan , eer de moordlust uverflind’.nbsp;Omhels een’Echtgenoot, een’Vader, die u mint....nbsp;Maar welk een krygsgerucht vervult van verre onze ooren?
ZESDE TOONEEL.
Aristomenes; LeonidaêbLeuxis, geloeid; Xaktifes, Arsires, Lyfwachten.
VArsires.
olg my: de zege is ons, of alles is verloren. Euribates heeft in het fdeir uw’ nood verfpreid.
Het K rygs volk grypt het ftaal, is tot uw wraak bereid; Het nadert, om met magt de poorten op te rammen:
De buitenposten zyn ten prooij’ reeds aan de vlammen. De Burgers zyn verfchriktide Raad verwekt hunn’ moed’;nbsp;Hoopt hen tot wederwraak, en maakt hen heet op bloed.nbsp;Aristomenes.
Myn Vrienden,’tisgedaan.Nu zal men niets verfchoonen. Komt,volgtmy ;laat ons ftraks ons op den muurvertoonen.nbsp;Indien ik nog van ’t hart des Krygsvolks meester ben.nbsp;Pan wil ik datMycenein ’teind’ myne inborst kenn’.
Tegen Leonida en Leiixis. nbsp;nbsp;nbsp;f mogen;
Vaart wel! ’k laat u met fchrik in ’s Vyands wreed ver-Jndien gy fterven moet, houd Üeeds myn’ roem voor Arsires.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(oogen.
Pe tyd is kort.
Aristomenes, Leonida en Leuxis omhelzende^ V aart wel!
Arsires.
Vertoef niet. nbsp;nbsp;nbsp;«
Aristomenes.
ZEVENDE TOONEEL.
Leonida en Leuxis, geboeid; Arcas, Lyfwacbien.
Ledxis, ziende Areas naderen*
IVIen komt ons fcheiden.
Leonid A.
Ach! dit zal voor eeuwig zyn. Omhels my voor het laatfte, eer wy elkaêr begeeven.nbsp;Ziet ge ooit uw’ Vader weêr, blyft ge ooit na my in*tnbsp;leven,
Verbrei zyn' luister; volg de deugden van dien Held;
En zeg hem dat zyn beeld my heeft in ’t graf verzeld,
£:inde des Vierden Bedryfs*
VVF-
-ocr page 66-LeonidA, Arcas, Lyfvaacbten.
Me
Leo NI DA. nbsp;nbsp;nbsp;(gen.
L en geeft me een vry verbly f, en echter’k blyf gevan-Myn hart,door fchrik ontroerd, weet nergens troost te erlangen.
Het Heir is voor den wal: men valt elkaêr ftraks aan.... Maar’k weet dat my nGemaal dien flry d nooit toe zal ftaan,nbsp;Hy moet zynglori, ofzyn waardftepanden derven;
Zyii Vaderland verraên,of Gade en Kroost zien derven.... ’k Beklaag my*zelve, en ach! hem treft de z waarde rouw.nbsp;Tegen Arcas,
Arcas.
Hy is draks van hier vervoerd. Mevrouw. Leonida.
ó Goón! waar liet ik hem ? Verklaar, verklaar u nader. Ach, Areas ! is hy by zyn Beulen, of zyn’ Vader ?
Is hy ontkluisterd ?
Arcas.
Neen; hywierd, geboeid, geleid; Daar zelfs zyn eigen Wacht zyn deerlyk lot befchreid.
Leonida. nbsp;nbsp;nbsp;(gen.
Helaaslzyn dood daat vast: ’k zie ’t zwaard reeds uitgetoo-Natuur! kunt gy zo wreed een offerhand’ gedoogen ? Behoe myn’ waarden Zoon!fpreek,zo ’t nogtyd is,fpreek!nbsp;Aristomenes hart word’door uwkermenweek !
Beweeg het ingewand eens Vaders tot meêlyden!
Eer! Liefde! Vaderland! wykt voor Natuur ter zyden! Myn Leuxis heeft de dood, tot myn behoud, getart:nbsp;Keert, Wreed'aartsikeert uw’ dolk op my.hieris myn hart,
Hy Is my flechts gevolgd: hy heeft geen kwaad bedreven. ’kDeed alles: ’k wil me ook aanawflagenovcrgeeven.nbsp;Myn Zoon! ik vlieg ter plaats daar ik de dood verwerv’,nbsp;Opdat ik u voor ’t laatfte aanfchou wc, u kusfche, en fterv’.
TWEEDE TOONEEL,
Leonida, Arsires, Arcas,
M nbsp;nbsp;nbsp;Leonida.
ynheer! is 't uit met ons ? of zyn wy ’t leed te boven? Arsires.
Neen, neen ; het nageflacht kan nooit die daad gelooven. Het Leger en het Volk, rondom den wal verwoednbsp;De dood trotfeerende, befpatten ’tall’met bloed.nbsp;Aristomenes wil zyn Heir ’t gevecht doen ftaaken:nbsp;Zyne aankomst doet elks hart nog meer in yver blaaken:nbsp;Hy roept hen ftrafcs te rug, tot ftuiting van den moord:nbsp;Maar alles is vergeefs, dewyl hem niemand hoort.
Hy vraagt naar zy nen Zoon,die met deWacht hem nadert. Ik, voor uw’ kerker ziende een morrend rot vergaderd,nbsp;Ben meest voor u beducht: ik dryfhet daarvandaan,nbsp;Ruk uwe boeijens los, wys u een ïchuilplaatsaan.
Ik keer, om met myn bende op andren aan te vallen. Maar,Godn! wat naar vertoog! wat fchouwfpel op de wal-’k Zie Leuxis aan den voet u ws Egaês neêrgebukt, (len!nbsp;Die, tot den moord zyns Zoons, het zwaard de fchedenbsp;ontrukt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(fchaaren!
Elkfchrikt: elkzwygt. Hy roept; ,, OntzindeLeger-„ Wat deerlyk ongeluk zal ons uw wraakzucht baaren? „ Hoe! wilt ge uw Vaderftad verdelgen, tot uw’hoon?nbsp;„ U wMaagfehap doen vergaan in ’t aanzien uwerGoón?nbsp;„ Heb ik, myns ondanks, u vervoerd total dit woeden,nbsp;„ Ik zal die misdaad door een’ kindermoord verhoeden.
,, Gy hebt, om ’t bloed myns Zoons, uw’ eigen rocn^
lt;50 ARISTOMENES,
„ Verdedigt het niet meer, of’t wordterftondgeftort; „ En deeze zelfde hand zal tevens ’t myne plengen,
„ Zo zal ’t myn Vaderland niet weêr in onrust brengen. Het zwaard blyft echter nog geheven op uw Spruit.
De Krygsman heeften vlucht, in zyne drift gefluit.
Het Volk omringt uw’Gade,om hem naar ’t hof te leiden, Ter wy 1 de ny d zy n’ lof al fiddrend’ moet verbreiden.nbsp;Leonid A.
Hy komt, ’t Is één derGoón,vermomd in menfchenfchyn,
DERDE TOONEEL.
Aristomenes, Leonida, Arsires,
Ar CAS, Lyfwachten.
T nbsp;nbsp;nbsp;Leonida.
ree nader, daar myn hart uw eerfte altaar zal zyn. ó Held! indien uw deugd een’ tempel moet erlangen,
Zal de aarde een voorbeeld van uwe Echtgenoote ontfan-Ar I STOMENES. nbsp;nbsp;nbsp;(gen.
Mevrouw, ’k volbragt myn’ pligt.
Leonida.
ó Hemel! welk een pligt. Waarvoor het grootfl’vernuft in zyn befchouwing zwicht!nbsp;Kan de enkle fchets dier daad natuur het harte ontroeren,nbsp;Hoe groot was dan uw moed, om ’t wonder uit te voeren!nbsp;Hoe heb ik u beklaagd, en voor uw hart gevreesdnbsp;In ’t ysflyk uur...!
Aristom enes.
’k Ben nooit gelukkiger geweest.
’k Verfchyn: de vreugd van ’t Heir is flraks in top gerezen: Een blaakende y ver is in ’s Krygsmans oog te leezen;
En ieder, alsomftryd, zichkwytendeopdenwal, Bezweert my door een’ wenk dat hy my wreeken zal.
’k Zag de Onderhoofdliên, ’k zag die onverfchrokken Helden,
Di«
-ocr page 69-TREURSPEL. 6f Die in ’t gevechthunn’ Vriend zo menigmaal verzeldennbsp;Een fchuinte opklimmende, reeds g libbrig van hun bloed ,nbsp;Hun hoofd biên aan de dood, vol eedlen heldenmoed.
Kan fchooner tafereel een’ Veldheers oog bekooren ?
’k Heb door iets fchriklyks in die drift ben moeten ftooren. Maar in ’t ver wyt-zelfs van hun grootsch, doch fiiood bc-ftaan,
Gevoelde ik my gereed voor hen ter dood te gaan. Leonid A,
Toen had ik, door de wraak rechtvaardig aangedreven, ’t Ondankbaar Vaderland aan ’t noodlot opgegeeven.
’k Had deeze wallen,gantsch verwoest door’t kry gsgeweld, Aan nieuwe Volkeren, minfnood, ten prooij’gefteld.
G y, meer verlicht dan ik, min driftig, meer verheven, Gy haat hetkwaad-alléén, beklaagt hen die’t bedreeven.nbsp;Gy , die uw Land bemint, maar zyne zeden wraakt,nbsp;Zoekt geen verandring, dan alleen die ’t harte raakt.
Zy zyn gewis hervormd, zo hen de deugd kan treffen. Wat Vyand,hoe ontmenscht, moet u niet hoog verheffen ?nbsp;WatBurger, dien gyred, zou u niet dankbaar zyn ?nbsp;Aristomenes.
Ach ! wie doorgrond het hart op d’uiterlyken fchyn V Die eerfle werking, die natuur ons doet gevoelen,nbsp;Wanneer in ons gemoed geen heete driften woelen,nbsp;Was de oorzaak dat het Volk my ftraks hunn’byfland bood.nbsp;’t Verlost myn’ dierbrenZoon,myns ondanks,van de dood.nbsp;Maar ik, die, zonder dwang, hem afflaaan de wetten,nbsp;Belfond naauwkeurig op ’t gedrag des Raads te letten;
Ik las de fchaamte en fpyt uit elks ontroerd gelaat:
M yne onderdaanigheid verftrekte hen tot fmaad.
Elk dacht een’ Meester in zyn’Toeverlaat te ontdekken. Ik ben in zyne magt, doch kon my die onttrekken;
En ’k merk wel dat de Raad, verbitterd en gehoond, My nooit vergeeven zal dat ik hem heb verfchoond.
Hy leid het Volk te rugg’:de één volgt hem na den andren: Men morttik word gefchuwdt’t wil alles weêr verandren:
Maar,
Maar, in myn’ ramp gefterkt,gevoelc ik dat myn hart, Na inyne laatfte daad, het lot en ’t misdryf tart,nbsp;Arsires.
’k Zie Cleonis.
Cleonis, Aristomenes, Leonida, Arsires, Arcas, Lyfwachten.
Cleonis,
ó J- Aeld! wiens deugden elk bekooren,,,, Aristomenes,
Wat is uw wil, Mynheer? ik kan geen vleitaal hooren* Cleonis.
De Raad, die thans op ’t hoogde u om uw deugden acht, Heeft u niet recht gekend, toen hy u hield verdacht:nbsp;Hy toont een grootsch berouw, en doemt zyn dwaas betichten,
Gy ïietvoor u den nyd,ja zelfs de wetten zwichten. Hetdaataanu flechts,dat de Raad, die’t weldoen loont,nbsp;In ’t openbaar herroepe een vonnis, ’t welk hem hoont.nbsp;Wat zal dit voor ’t Heelal een dreelènd fchouwfpelnbsp;weezen!
Doe nog één’ dap. Mynheer, dan hebt gy niets te vreezen. Gy dempte ’t oproer van den woedenden Soldaat:
Gy zyt alom bemind: maar ’t Leger is gehaat: Enzogy ’t muiten in uw Hoofdliên dorst verfchoonen,nbsp;Zou eenige achterdocht uw glori kunnen hoonen.
Men zou verfpreiden dat op uw bevel-alléén,
(Want de afgunst is vol list,) het Heir raakte op de been; Datgy, infchvn voldaan, omdat gy’tall’ deedbeeven,nbsp;U w daatkunde op uw’ trots den voorrang weet te geevenjnbsp;Ja dat dees aanval, die ons drekt tot ergernis,
Het eerde teeken van uw groote heerschzucht is,
Eu dat gy ’t Volk, dat u door deeze proef leert kennen,
TREURSPEL. 63 Dus wilt aan ’t eeren van een’ Opperheer gewennen.
Kom zulk een’ argwaan vddr.
Aristomenes,
Ik heb u wel verftaan.
Word my ditnut bericht door u-alléén gedaan P Of is ’t de wil des Raads, wiens tolk gy moet verflrekken?nbsp;G L E o N IS.
Ik kom u ’t hoog befluit van Raad en Volk ontdekken. Het Heir is vry van ftrafvoor zyne uitfpoorigheên,
Maar de Opperhoofden zyn aanfpraaklyk voor ’t gemeen. Zy moogen nooit in ’t veld uw hoog gebod weêrftreeven.nbsp;Beveel hen dat zy zich geketend overgeeven.
’k Beken, ’t is ysflykdatgeuw Vriendenmoetverraên, En misdaên ftraffen, die ze om u-alléén begaan :
Maar zo ge, in fpyt der wet, hen wilt hun vryheid laaten, Zal u ’t Gemeenebest, gelyk een’ Muiter, haaten.
Men wacht my; kies, Mynheer; bellis in ’t eind’ hun lot; Of zie uw Gade en Zoon ftraks fneuvlenop’tfchavot.nbsp;Wat is uw antwoord ?
Aristomenes,
Niets.
Ar SIR ES.
Ik zal dan antwoord geeven; U voor den vollen Raad befchaamen, en doen beeven.
VYFDE TOONEEL.
Aristomenes, Leonida, Arcas, Lyflt;u2acbten.
I nbsp;nbsp;nbsp;Aristomenes.
k ’t bloed verkoopen, ’t welk voor my wierd uitgeftort! Leonida.
Hoe! duld gy dat men dus u in uwe eer verkort’ 1
A ris-
-ocr page 72-aristomenes’,
Aristomenes.
’kMoet, ommyn’Zoon, omu, dien wreeden dwaïlg gehengen.
De beulen wachten reeds om beider bloed te plengen., Leonid A.
Uw Leuxis is nog vry.
Aristomenes.
Ach! ’t is Op u gemunt. Leonid A.
Hy fneuvelt dan om my, als gy hem redden kunt!
Gaa; vlucht. Geen lafheid moet ons hart thans o verheerén. Ik weet nog ééne hulp: laat my die niet ontbeeren.nbsp;Aristomenes.
Wat eischt gy ?
Dit geweer.
Aristomenes.
HoeJ zoude ik dulden dat. Leonida.
Gy wilt dan dat myn bloed het moordfehavot befpatt’ ? Aristomenes.
Welaan: ik ga u vddr, laat ons dan beiden fneeven. Leoni D A.,
ö Wreedaart!
Aristomenes.
Hoe! gy derft, en wilt dat ik zal leeven ? Leoni da.
Leonida.
Wel, derf dan; derf, Barbaar! En laat ons waardde pand, in ’t ysfelykd’gevaar,nbsp;Ten prooije aan monsters,die zyn damhuis eeuwig haaten.nbsp;Zie hem eerlang misfehien het fpoor der deugd verlaaten.nbsp;De teedre kindsheid word door de ondeugd ligt verleid:
Myn
-ocr page 73-Myn Zoon! wie hoed u voor haar valfehe^anloklykheld gt; Indien uw Vader, die in ’t woeden fchept behaagen,
Ter plaats, daar ’t misdryf woont, oiw lieve jeugd durft waagen ?
Leef tot zyn voorbeeld , of kort zelf zyn’ levensdraad.
’k Vergeef u alles, mits dat gy hem niet verlaat.
Ik derf, opdat ge u zond voor meerder offers hoeden; Uw Vrienden en uw’ Zoon ontdaan van’s Vyands woe*nbsp;Zy waagden ’t all’ voor u; verlaathen niet in nood. (den.nbsp;Leeftdit’s uwpligt:’k volbreng den mynen door myn dóód.nbsp;Ik zal met roem vergaamgy zoud flechts fchandlyk fterveri.nbsp;Geef my dien dolk....
Aristomenes.
Laat los!... Neen; gy zult nooit verwerven...!
ZESDE TOONEEL.
Arsires, Aristomenes, Leonida,
Arc AS, Lyfvoacbttn.
O nbsp;nbsp;nbsp;Arsires, tegen Aristomenes.
ntruk, ontruk haar ’t ftaal! Gy zegepraalt: hou ftand! Aristomenes.
Goón!
Arsires.
’k Heb twee monsters ftraks geveld met eigen hand. Aristomenes.
Wat zegt ge?
Arsires. nbsp;nbsp;nbsp;Cvreezén,
Ik heb den Raad, wiens trots my nooit deed In ’t laatfte vonnis, hunne onmenschlykheid bewezen.nbsp;Terftond noemt Cleonis zich de oorzaak van uw fmart:
^ val den booswicht aan, en druk hem’t ftaal in’t hart, De fiioode Draco, die zyn’ hals vriend ziet bezwyken,
En, in dien nood, de trouw eens waaren vriends laat blykcn,
E nbsp;nbsp;nbsp;Ryst
-ocr page 74-66 A R I S T O M E N E S,
Ryst op;etscht wraak: maar ftort zieltoogende op dengrond. Vermits hem ’t eigen ftaal doorboort met wond op wond.nbsp;„ Wie (roep ik,) heeft nog moed om’tmisdryfvdór tenbsp;fpreeken?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(wreeken! ”
„ Hy koome, en zy de derde, op wien we ons onheil Hoe ras bevangt de fchrik het wroegende gemoed!nbsp;’kZagalI’hunn’aanhang,op ’taanfchouwen van huublocd,nbsp;Verftomd en roerloos liaan, met neêrgeflagene oogen.nbsp;„Uw ziel (vervolg ik) is door ’t heilig Recht bewogen.nbsp;„Zo ’t wangedrag dier twee nog Medellandershad,
,, Gewis waare Arfircs door u reeds aangevat.
,, Hun giftige addertong deed u in flaap geraaken:
,, De donder, die hen treft, doet uw gewisfe ontwaaken. „Ik zie u overtuigd: maar de angst van uw gelaatnbsp;„ Is flechts een vddrbewys dat gy de deugd niet haat.
„ Gy, die hen by (tand bood, moet hunne ontwerpen fluiten.
„ Hun woede bragt voorlang de Burgery aan ’t muiten:
„ Beweegt haar dat ze op nieuw haar’ trouwen Schutsheer minn’.
„ Hy is op ’t wreedft’ vervolgd : dat hy elks hart herwinn’! „ Bloost om een’ hertred niet, waarop gy vry moogtnbsp;roemen.
„ Gy moet alleen ’t gedrag van uw Verleiders doemen.
’t Is fchoon, ’t is heerlyk nooit te wanklen in zyn trouw; „ Maarfchoonerzynefchuld te boeten door berouw. ”nbsp;Die onverwachte taal brengt aller hart tot reden.
De Raad ryst op: ik keer; en ieder volgt myn fchreden. He braave Xantipes, die voor uw’ Leuxis waakt,nbsp;Geleid hem aan de hand, terwyl men ’t hof genaakt.
En ik, bekommerd voor uw beider dierbaar leven , Kom met die maar’ vooraf, op ’t fpoedigft’ herwaartsnbsp;Zy nadren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(flreeven.
Leonida.
GrooteGoón! hoe is myn ziel verheugd!
ZE-
-ocr page 75-Leuxis, Xantipes, Gevolg vanRAAos-HEEREN en Burgeren, Aristome-NES, Leonida, Arsires,
Arc As, Lyfvoachten.
MX ANTIPES. evrouw, zk hier uw’ Zoon.
Leonida.
Myn Leuxis! al myn vreugd! Leuxis.
Alyn Moeder! mag ik u nog leevend weêr aanfchouwen! Xantipes.
Mynheer, uwe eed Ie deugd verbant al’t misvertrouwen. Ik deed, toen Arfires iny was voorüitgefneld,
Aan ’t Volk een kort verflag hoe alles was geftcld.
Een gantfche menigte komt op ons aangedrongen. Aristomenes lof zweeft reeds op duizend tongen.
Men noemt u openlyk, op ’t hoog bevel des Raads, Den Steun, den Toeverlaat, den Vader zelfs des Staats.nbsp;Gy hebt geen haaters meer; ’t zyn alle uw waare vrinden.
Die met een nieuwe drift zich in uw’ dienst verbinden. De liefde en tederheid voor uw’ geredden Zoonnbsp;Staan op elks aangezicht op ’t levendigft’ ten toon.
Hy word, vanmynezyde, al juichende opgeheven. Men roept 1 „ Lang moet’ die Spruit! lang moet’ de Veldheer leeven! ”
Zo groot een blydfchap heeft de Burgery bezield; Terwyl een andre drom het moordfehavot vernielt;
En in één oogenblik (wie dorst dit ooit gelooven ?) Zyt ge in uw’ roem herfteld, en al het leed te boven.
Dus loopt een Staat gevaar, wanneer men, tegen rcên, Den vryen toom geeft aan ftraffchuldige Overhéén.
Dus laat zich ’t wankleiid Volk, gewoon niets te onder* fcheiden,
Kaar z'yn’ Beftierders lust, verbeetren of verleiden.
ARiSTOMENES, Ugm Arfires en X-antipes,
6 Zuilen van de trouw, die alles waagde om my!
Hoe kan ik ooit uw’ dienst beloonen naar waardy !
Uw dierbre vrindlèhap zal myn zinnen altoos ftreclen. f Wyzende op Leonida.
Gy zult met f haar myn hart,met my myn welvaart deelea. Tegen Leuxis.
Myn Zoon,gy ziet in ’teind’ hoe ’t lot derDeugd verkeert, Ên dat Zy , vroeg of fpade, op de ondeugd triomfeert:nbsp;Maar fchoon zy 't offer wierd der baatzucht en trouwloosheid ,
Haar val is grootfcher dan de zegepraal der boosheid.