rriitce.- Mea
A fc'-JL
; ’ ‘1; 'j.', W : gt; leob nbsp;nbsp;nbsp;J1
n;.L: jsn; j jL ..jmiiV
i'
,- nbsp;nbsp;nbsp;? Ifr ¦ ; ;
Of den Bereyfden
Reyze door de Waereld.
Den zefdeu Drnk^
Vermeerdert met den
ÊyHENDRIKBOSCH, Boekverkoper,’ tcgm over \ Burger-Meysjes-Weeshuys, 1714.
-ocr page 4- -ocr page 5-GV fnaakacbtige Liefhepbers , of gy Liefhebbert van friaiikachtige gedachten, hier rverd te, xoat-nieuwe Oudheid of wat oude Nieuwigheid ternbsp;vingeren [ofte wel ter hand gejleld, bet welke b'ejlaat ittnbsp;een Hans die Dokter of een Doktèr die Hans biet, die u atnbsp;zingende en fprekende, ik wil zeggen al /prekende en zifi^nbsp;gende, zoó als hetabet aangeuaamjieis, [hetgene van uwnbsp;eigen zinlykheit afhangt) een verhaal, neen, ik meen eennbsp;vertelling van zyn Land looperachtige reis, doen zal, mitsnbsp;dat gy zelve de moeite doen moet, van hem te zingen of tenbsp;leezen. Hy is een tnaakjel van myn eer/i Poé'tifè , of andersnbsp;gezegt van niyne eerji rymelende gedachten , wel te ver-\ /laan, bèhalven de Liedjetis dien hy zingt die ik niet voornbsp;myn werk uitvent, maar die ik van den een en den andernbsp;ontleend heb, en ze heni na dat ze in zyn reize hem naarnbsp;myn gedachten het be/le te/lade komen , hem doe zingen ofnbsp;neurien. Dat ik de dingen zo wat dahbeld zeg, neem mynbsp;' dat niet mi/felyk of kwalyk; want bet gefchied alleen ontnbsp;zo zeker te/preken als een Dokter van de Jiektehs.
Deze Hans Zing: zang dan, of deze Zang-zingende ' Hans, had lichtelyk niet onder uwe oogen gekomen om anbsp;I zyn reyzè en hantéringe (daar den armen hals zyn ko/l meenbsp;j won) te vertellen , was het niet gebeurd., of, om beter tenbsp;: ver/laan [daar by vcele al wat werk aan is) gefchied, datnbsp;ik dien bloed mogelyk na eén gernhraakt afgcfcbreveti af~
I fchrift, door een haatjltcbte Drukker fchandig gedrukt en verdrukt, by de /Ir aal had vinden zwerven, en gants ennbsp;t'eenemaal van zyn kennclykhcid beroofd: waar uit ik voorzag dat my eeriige Lafleringen buiten /cbjdd van my opnbsp;myn hals gegooid [of laat ik liever om ‘de 'gemakkelykheidnbsp;zegge», op myn hals geleid) zoude werden: en daar doornbsp;zon ik lichtelyk hebben konnen vervallen tot die zelfdenbsp;mocilykbeden die my ontmoeten, toen ik genoodzaakt wierdnbsp;om my, van de Ezelachtige gedachten van dien Schryvernbsp;te zuiveren, die de bokachtige beleeftheit ofonheleeftheicnbsp;had, van de eigen Naam die ik myn, oniw/èle Harlekiem
Voorreden aan den Leezer^ gegeveti bad, geheel tot zyn eigen te maken : en uit datnbsp;zaat, tvoeewanjchepfels of monflers, dog (om roatfcbyn tenbsp;hebben) met de naam van Harlekien op baar hooft gebrand}nbsp;aan 't licht te brengen.
Deze reden heeft my dan genoodzaakt, ommy, volgeut de plicht van een reebtfehupen Vader te gedragen, om dttnbsp;myn kind' h zyn eigen toefen, door de banden van mynnbsp;Drukker, die 'er my, al menigntalen om verzocht had,nbsp;^doeb het zelve tot nu toe niet had kunnen verwerven, tttnbsp;dit, zyn Doktoraal kleed, zoo als hy m voor uwe eogettnbsp;komt, door, ofwel anders gezegt, op deWaereld te doennbsp;wandelen.
Is hy nu zoo gelukkig dat hy hy «lieden, in uwe Kame‘ ren, zyn rol mag Jpeèlen; en, dat hy u daar eenigfintsnbsp;vermaken kan, Jbo fal het my niet onaangenaam zyn onsnbsp;ftilks te verftaan: doch indien het anders met hem gaat,nbsp;weten, dat gy hem geen andere als uwe geheime plaatfen,nbsp;daar gy w(l denken kunt dat ik uwe Secretaryen mee meen,nbsp;wilt gunnen, om 'er het ampt van een vaat-doek te bekleden , daar men dc fcbotelen van het Achter-kafteel medenbsp;veegt, foofalbetmygeenfintsverfooren, nochte moeilyknbsp;snaken, en niet buiten myn giftng gaan • want {het welknbsp;eok een bandfehoen betekent) ik heb het wel met bóndeft'nbsp;duifent-maal heter febriften fien doen.
Gebruik , of befeg hem dan foo als bet u lejl gevalt, ik [al bet altyd wet een geruftheid vol van vergenoegen aoU'nbsp;fieu; en, hlyven in diefelveflaat {fonder die geene dienbsp;fulks doen JüUen te haaten) tot dat de groote fcharminkehnbsp;achtige Hannekemaayer, alias monjler {ik meen Monficurnbsp;de maagre Moort) my fulks fal beletten om meer te zyn,nbsp;een die « wetijl wel te varen.
Pag. s
De Hollebollige
Of den Bereyfden
EERSTE T O O N E E L.
GOeyen dag, Meffieurs, ik verfoek datje ’r my niet kwalyk neemt,
Dat ik hier ïoo ftout in kom; en om dat ik hier ben vreemt,
Zoo wens ik datje m’eens wyft wie dat den Hofpis is onder jou allen.
Ben jy het, zeg.iquot; Is het dan met jou welgevallen Dat ik myn kraam hier eens te markt breng? waucikïounbsp;Het niet gaarn doen tegen den zin van jou;
Ik zelje geen meer overlaft doen alS de Vrouwluy met garnalen en alikruiken,
Of fprot, of zulk een tuig; want ik verkoop geenvnl-fel voor buiken,
Maar ftukken tot vreugd en vrolyking van ’t hart Gelyk jy ook doet. O bloed! wat zou ’t myeenfmartnbsp;Wefen, dat jy my myn verfoek zoud weygeren,
Je zoud my van boosheid als een plat-luys op een gelikte trekmuts zien fteygeren:
Want om als een eerlyk man myn köft te krygen, daar van maak ik myn werk,
En ik flagtde Moflelman; diezey b,y ’t volk is de n.eering, en hy brogt zyn Moflelen te koop in de Kerk:
En als het met myn verkoopea hier wat op neemt, 6 ganfch blind!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(pirid:
Zoo eis ik daad’ly k we! een ftoop, of ten niinllen een half Want als het een weinigje wil by de yveg heen floeren.nbsp;Zoo zie ik op geen duit; gut ik weet ze dan zoo te loeren:
A 3 nbsp;nbsp;nbsp;Want
6 nbsp;nbsp;nbsp;Hollebolltge lachenUe Volder,
Wantnadatmyudebcurszweld, zoopendzigniynkeel, Is die dik, dan is het wyn; is die dun, dan bier; en isnbsp;die heelnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(krompen,
Als-een oud vel of een iflottegcxigt in malkandere'nge-Dan ftel ik het met een sjapje; Want her isecii lorr.pei^ En onnofelen bloed, die zyntceriiig nietnazyiine^rin^nbsp;field;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(geld
Ontfang ik hier nou wat,' ik fel maken dat jemee van’t Joupart, enikvanjoudrankfalsdiegoedis) zalhebbtTi;nbsp;Nou, mag ik myn Waar hier venten, zoroer jekbben,nbsp;En open je mondftuk, en zeg ja. JaMeffieurs, ziemynbsp;vry aan,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' (ge haati;
’k Heb mee darmen in myn kop, en ’k ben al een drolli' Maar dat ’s van den bruy, ik he{)geenzinin’tflaronrtenbsp;pikken,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. _
Maar ik kryg mynkofiomaancen yder vreemde fiikkfn En nieuwe deunen te verkopen; want d’oude hoefi ik ukjnbsp;Neen bloemerharten, ik loop by de deuren om geen duitnbsp;Tezingen:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ZANG.
Hier is het begin vail bitter lyden.
Wcch daar mee, dat’s een deuntje omoudeWyv'encu kinderen te doen fchreyen;
Al wat dróef is, dat i'hrtg ik niet lyden, wat dat haat ik Als _ , Z A N G. _nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. •
De Zeecircenen r.ist. hsay zoet zingen Vefdonft den Stuurmat: zoo den geeftnbsp;Dat by zyn zeiltje niet kan bedsvivgeanbsp;M'adi'^ioe't vergaah door Jivaor tcmpeejl.nbsp;Neenikhaumccrvanopecn.vrolykfted ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- •
Te weézen , als in een houte blok tuflchéiivknKt ert water te fwerven, nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(fterv-en
Hoeweldar'fk dat mee befogt heb: maar ik wquliever .Ecrik dat v/bertfeé. Tbrh omjou luy tebedien, k „nbsp;Ik heb door die 'gclegcnthoid'mecnig vreemd landbtzibh;nbsp;i ik l-ifbineeralsover dcvcLrligjaarennbsp;¦ '/.op rcvötftüH tbpaard, re landen te water gevaaren,nbsp;¦J^curbei'^y.óvtTd.alj dém’ttvatcr, bndcurzpe,..
Déar^uyn, endeurzand, over heg, over ftruyk, over kreqpelbostnea*
iu wagens, opfchuyten, opfleen, en in karren,
Maar ik praat ’er al teveel onder, ik fou fchier verwarren, h Is beft eer ik voort vaar, dat ik u liên doen de weet,
Als dat ik Hans Zingzang, ofden lachenden Doktor heet: Dat is, om dat ik kan zo veel konften en amhagten,
Die zo vroly k zyn, dar ’er een ftervende Boer zig om doot lachten;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Nu weetje myn naam. Nu falikvoortfeggen, hoedat Myn reys afliep, en waardoor dat ik myn knap had:
Myn meefte doen beftaat in Liedjens en Salf te verkopen Ohloed! hierkunjefondergeldbyutehebben, deheele
¦ nbsp;nbsp;nbsp;wereld mee deur loopen :
Ofwiljenietloopen , zo hoefje maar te trappen;
Want ^ nbsp;nbsp;nbsp;ZANG.
Ikprys’er
Jkprys’er nbsp;nbsp;nbsp;y
Mnor olie de koopmaft/cbappen , koopnienfehappen Al voas 't met Liedjens by deftraot, 'tis beter ahfchoenennbsp;Tnfel en pik, en fioel.. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(te lappen,
Diclierik ftaan j ongtngftappetv:' nbsp;nbsp;nbsp;(Salfftond,
Voor het eerft na Zecvenhuyfen, daar ik niet lang met Of ik my haaft met de naam van Doktor vereerd vond,nbsp;Van een party geponjaarde Vrouwluyden , die met ofnbsp;tegen haar begeren
Aan d’aardaker gepeutert waren , en haar marsje door een Notaris en twee getuygen hadden latennbsp;ftófteren;
Zo dat haar het ^ik-werk zwol boven de gempene pyl.
_ Z A N G..
¦Een Rayfei'^ejong vanjatyn nbsp;nbsp;nbsp;r
' B^f'ftnoter een hcnnepefyl 'Hy vryde ze vierdefjalf jarennbsp;'Dncfliet by ze met de dwyl.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦
Ovep defe S'rolyke inkcanft huilden ze als'hof honden,
¦ nbsp;nbsp;nbsp;ffiot cti kwy'I:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
-ocr page 10-ï)e^HollebnUife lachende D'oktiy'i
En defc verfogtcn hier voor my raad en baad, die ik haar ook heb voorgefchreven,-.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i' quot;
Zoo als het my van een braaveSoJdaat was opgeg^s'^®* Ja vrienden zulke dingen kornien.’in: de wereld; gétchien.nbsp;Zang-wyze; Jeyoudrnih'nn, ' -enbsp;Den Duytjitt Dokter da’y zaïiTPzitnnbsp;Den fles van ’s Mayskens veatexnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦
; ¦ liy vuulde de puls vlak boven ,
En by graysde gclyk een flater,
; Van pokken, fleugiz,i(H zulke dingen.
' Van 'fleleppen, .SfXPpen en Pillen Vecle Harikens wki^chen mefpypnbsp;Van diezev Doktdnrgeklipeert te zyn.
Ja, Mcffieurs, zy hebben daarom' aan my menige*^ qiat verffdlt
Want: nbsp;nbsp;nbsp;Zangtvvyxe; Den Duytflen Dokter,.
A's haar maar wat aan 't harte trilt, \
Ik voel het aan haar htirfle nbsp;nbsp;nbsp;i .
En nog wat lager als do milt Dat ik het niet zeggen'eii durfte.
Wat over geflreeke/i, wat ingcfleeken ' ,
Da! helflt de natufff, en ’tj^pt de,gebreikei'‘
Ay 'jr.ieitden f. boord mynen. eiV nbsp;nbsp;nbsp;;
Ik llah daar warme wicktkens in, ¦¦ nbsp;nbsp;nbsp;.1
Toen clie togi gelukr'was kreeg ik'ler hehagcmb^- ‘‘ ' V ;\n daar trok i'k na het Graaftchap Buureiiquot; ¦ .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Daar kreeg ik gclcgentheidom my bycen Zü'kcrbitk^^ voor knegc te verhuureo- ¦
Hier raakten inyn z.inrloordeMevthaarrchcManheioa-' Voor wiens bed, op ccn nagrik hcjil bcxlroetc lolt»»nbsp;'Z'iX'i'ggoejl.ZixJQngiflpel^an Pekelharing.
Il\ hek bet by tiiijn-^ooleit ¦ Die nbsp;nbsp;nbsp;jchiepyyerdi og
Xe ft Day veis op buit; Alsflmpl 'Wë e iiM^lwi'W. M:V! hart dat bakt op kooien 'fla.l dif ns.g langeffld'mrt»nbsp;(ièlyk zitikcr hefehnil;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ Sign geey' ik bfehjc» op ¦
. Ji'^Jirdgl(ft,'Van jou dogen fltflk^al.by de burned fluitrt door Venus kii/d Gaan Icenen.yflfl eenfl’
-ocr page 11-den Bereyfden Hms Ztng-zatig. g
Want ik ml by Sint, Feiten nbsp;nbsp;nbsp;Ah zoo door jou te fmelten
Eer Jlerven ah een Man! Ah zuiker in de pan. ïk zong dit wel als een verlieft bprft, maar ik had ’ernbsp;weinig an,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(als een klok.
Want zy begon te fchreeuwen en te tieren met haar fteia Zangwyze: Den Duitfen Dokter,
De Zaykerbakker in zijnen tvk ,
Wou in wijn putteken roiJev Met ecneii langen kapitteljloknbsp;En een paar ZuikerboUen
Vanbryollen, confeitekrieken, enmoufia^jollen. Maar Maagdekens ik ipierd ktoelliknbsp;Van zijnen Amendelmellik. .
Toen brujdcn ik weg, en ik fetten’ereen kellik Met aqiia vita noq cornpolitaop ia, voor de moejelikheidnbsp;En heb ’smorgens yrpeg de Me^ en Baas Bonjour gezeit,nbsp;En ben voort getrokken om te reizen de wereld óm;nbsp;ZANG.
Wilje mee na rommchkerken Wilje ntce zoo kom, kom, kontnbsp;' Daa]' df zeeven boeren zaten,
DieJiaront met leepeh vraten,
Wj^meel
Maar dus uytgelaten, nbsp;nbsp;nbsp;(men;
Van vreugd, danften myn hart, datikhetzoowasontko-I^aar op zong ik helder;
Benoemen, Benoomen, Beaqoinende King,
Savetje ga.
En ik ging kelder de Tamboer na;
Dat is, ik wiêrd Tüldaat onder de Switzers, die my leerden karbokzen:
Zangwyze: Myncn Man is na Psrjs,
J.tvytzcr Herren, plunoert i/z apdjiheitz viebt in der Zie hie eiitjoldaten ireiigt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;[bokzen
Das wil ich fenr zeyt vertrieb Eins knokkeneins knokken, eins knokken.....
' nbsp;nbsp;nbsp;quot; A y ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot; Maar
-ocr page 12-'IQ ¦ De Hollehdlige lachende Dokter\
Maar ik kreeg van die teef, ofde moors jeukt me Je pokken, nbsp;nbsp;nbsp;'
Oforahet te bewimpelen, ik hadmet myn neü^degrona
’A Heb in Venus boot gezeilt nbsp;nbsp;nbsp;. ¦
Maar beft laat ik die dieren, dan beb ik geen gevaar, Z A N G. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦
En met al haar kameniereri Hoe meenig boet'tje heb tb.
Bonjour, Bfitirmm;, goedjaar.
Jou ook zo, zeid ik Vaar Zie hadden mie een kijd(P 'gèkhgtnbsp;Die moet gefiecken zyn.
I}c docht wat roerd bet JOU, enwatbruythetmytj- , i^dier van daan raakten ik in Almanjen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ quot;
Daar leerde ik haal naaje-, en ftotlkvatge j Datisals ik hctjouvcggen zouw.
Ik zat al op dal Weevers getouw , 'touw, touw:
Das was goet voor de Baas en niet kwaat voor dc Vrou w* Kier van daan gaande, kwam ik door Vrakiktyk, Italiennbsp;en.Spanjcn, totinTurkyèn, ''''' 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...
Daar 7.ong een goed Turks Renegard z'yn ^fgety^^» Gclyk ik zelf heb bevonden
Arifz zyncn hert zen gronde Zn floeger den Bakker zien Wybnbsp;Op civen morenen (londenbsp;Met denftriek flok anf haar lyb.
jii
T
Maar of hy het haar flapdceofftyf, dat weet ik niet, je mticft ’t hem zelfs vragen'.
Ik hoorden dees dagen v' i Een Maagdeken klagen ,¦
• '/ Och IVat mnefl ik, 'Och waf Je weet dat ik daar nieezêgt;^|c'n vviT; ' verdragenV.
Die
Want di^'johgéItKynegrootcTtirkcu ' ‘ '
-ocr page 13-Die handelde my nict als eerlyke luy, maar als een party fchurken,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(Vrouwen,
Want ieder van hun wou hebben dat ik haar jeukerige 'Om dat kriewelen te beletten, zou met myn oog vannbsp;binnen bcfchouwen,
Want dat lykt daar te weezen een hoofze zwier;
Of, vatje de kneep, fprak Tryn tegen Pier, (nier. Ja, zeiPier, laatikjoukneeppokcensvattenopmynma-Ditmoeft’eruyt, eerikhadvergeeten,
ZangwyZe: E(n Delvenoartje,
Daar was een Meisje, en die wou weeien ,
Hoe diep dat een riviertje was,
Zy nam een firootje Hef en ging bet mee ten,
'tlVas..... nbsp;nbsp;nbsp;'
’tWas.....ja’twas, datzegik, nctvanpas.
Nu, van Turkyen, nam ikmynwegdoorMofcoyien na Sina, meteenysP.ee.
Z A N G.
Daar voerder een Meisje na Wyk op Zee,
Wouje wel dot men jouw zoo dee,
Wouje wel dat meiijonw Aoo douwde .
' En dat men jouw trekmuts vouwde.
Maar ik kanje verklaren, dat het my niet rouwde dat ik die landen had bezien,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦,
Want de Kareis zyn ’er wonderlyk, en de Vrouwluy nog vvouderlyker, zo ik mien.
Ik zou je het wel neggen, maar, je moeft het niet ver-knoefen: nbsp;nbsp;nbsp;(zelikdocze
Weetje wat ze hebben? ze hebben zo een parkemenc-Gelyk yder een, en my Notario is bekend,
Want toen ik ’er de proef van nam toen zong ik:
Hoe leg ik hier in deej'e elend. nbsp;nbsp;nbsp;, .
Je kend het w'cl denken, want zoo een ruimte was ik uier gewend.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.(negen Muy?;eu waren.
, Zang-
-ocr page 14-IZ De Hollebollige lachende Dokter y Zangwyze: Vm Durkerdmn rey zeilden:
Apollo die jpeeldgauren Op bet geluid van Jnaarennbsp;Van Cimben en Cimbaal.
A la mode de Franfe Mind hy far la Codancenbsp;Zyrt zujiers negenmaal.
Og, dat ik jou zou doen een verhaal Van myn vryery die ik daar had ten leden!
Hoe meenigen nagt zong ik voor de Meyd hi^ar deur: Zangwyze: Sij’avois,
Og t myn da^et tiyt den Weflen Die myn hartje branden doet,
Giin, ik door de ftienc Veflen Van jou ktoaflig hartje wroet:
I nbsp;nbsp;nbsp;Op dot ik liefdcns bry
Gezuykert met kandy Van weermim zoet.
Met open fnoet nbsp;nbsp;nbsp;(
Mag lappen ht myn py.
En deze droevige klagten vermogen heel veel ogdiePry; Want zy my meenigmaa! antwoorde:
Zoete kind ik zal ’t jou zeggen, jfy'ze/t in myn armen (egge?!.
Gut! gut! dat fmaakte zoo! beter als vt'itte broot of warme weggen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(het meefle:
Maar een ding vond ik op’t led, en daarom verheft ik ze
Betteke bai in kaar keursje gefcheettn Sy flinkt gelyk de beeficn
Mhiija, inhttja, een httysje met zotten, een buys-je met gekke l En weetje wel hoe het ging ?
Sta wat ruy iTigt; MelTieurs, op dat ik eers een fprong fpriug. Neen, da liever Uil; ’-t is bed dat ik dat laat:
Het zou ook al te veer zy n, hier van daan tot JapJif de Straat,
-ocr page 15-Of den Sereyfden Hatis Zitig-x.ang '.
En daar van daan, op Banda j daar ik ook geweeftben; gelyk gy hier kunt zingen of leezen.
^ A N G.
Oorlof Matroofen en Bondaneezen,
En al die geen die het wille» weezen ,
Luyfier toe eens na dit Lied Wat op Banda is gefchied.
Ta dat *er gefchied is was voor my zoo plaifierig niet;
Want ik moft my van het Doktooren tot het Snyereo en nayen begeven,
En gelykje denken kund; dees verandering van leven
Stond my niet wel aan: maar’t zingen van myn Baas Zangwyze: Esiftalzeit.
'k Heh al mtn leevcn een Snyder geweef Een dieft een dief, een dief,
De groote lappen agt ik meefi En de kleine heb ik lief.
Leerde my ook om myn gerief
Van lappen en leuren te maken, die ik hem dan nu cn dan ontrok;
En ik leerde zyn Wyf dit deuntje:
Zangwyze: Den Duyt/én Dokter,
Den Klederaiaker omtrent de klok Ten elve niet te fpaajcn,
Hy vond een gat in zainen rok Dat WO» hy wel eens naaje»
Metfnippelingen, palullen, en zulke dingen:
Maar vrienden wat wonder is dat Al wat hy naaide es blees een gat.
Ik dogt Moer wat fchaad dat. nbsp;nbsp;nbsp;(paflèn
Dit deuntje leerde ik haar, om dat het niet qualykzou
By ’t Liedtje van myn Baas; wanttotfteelenennaayeii zyn de Snyers opgewaflèn;
Maar doe zy het kon, verliet ik het luyfige ambagt, en trok draa
Van daar over Ceylon, regtuit, regt aan op Batavia,
Daar ik een tyd lang by de Malliesjes ging woonen.
Z AN G»
-ocr page 16-*4
De Holiebollige lachende Dokter ZANG.
Hadie Batavk zeerJchomie Hadie veel Peerl en D 'tamtmt.
Datzongik, doen ik weg trok, eniklandeinEngeland, Daar ik het wonder! y kite ding des weereld vand.
En om dat je luy het ook zouw weten ’t Is dit, dat de kouffeband daar by de Vrouwlui eennbsp;duimbreed hooger als ergend in de wereld is gezetennbsp;En in deete hoogbindfels had ik niet veel zin;
ZANG,
Want dat ik haar bimin Dat is maar om te Ihcben ;
Het is maar om te lachen dat ik baar bemin^
Uyt Engeland, trok ik na Noorwegen, Sweden en Denemarken in:
Daar ilcHollandfeNooreri, SweedenenDeenenvotid, by ftukenby’tdozyn.
Die op een ondüitfe trand Hollandfe Lietjes zongen. Als _ zang.
Moedramien, nbsp;nbsp;nbsp;Pofiaandfoet
Ja hare zoete pien nbsp;nbsp;nbsp;Ja for de haüebeer ztndre »
ƒ heuvit alle miene lendre, De ja zo ras...
Ja fajera, ja moet Andere zongen daar op dat zdve pasnbsp;Er weer onder dat het dreundd.
ZANG.
Tjaertje doe ja jong en nok rienne Maget was Doen ging jamiformeidennbsp;Aanjenne groen heiden.
Ik dagt wat heeft het te bedieden nbsp;nbsp;nbsp;(land
Dit malle gefchreeuw, cn trok van daar na myn Vadcr-Daar ik niet een van al myn vrienden vant:
Daarom ben ik genoodzaakt mynkoft te zoeken, gelyk ik gedaan heb voor dezen;
Staa doch niet en kykt als een hont op een zieke ko^^» maar toond dat je kent leezen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(oortje;
Je heb ’er vier verfcheyde voor de waardy van ccii
-ocr page 17-Of den Bereyfden Hans 'Zing-z.angl Of acht voor een halve ftiiy ver, hoe, M effienrs bekoortje#nbsp;Ai het geen j e giefaoordheb nog niet met al ?
Hier Jieb j’er dan noch een, die weet ikdatjou welbe« hagen zal:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/ ; •
Gelyk blykt by zy n aanfpraak;
;Z A N G.
JAyn lakkesje hangt 'er een tnatje veur { nbsp;nbsp;nbsp;,
ye zint bet die ik mien, ja mie»,
Die ik botttp, en ik douw , en ikfehat veur ;
Mm eygen vleys en kien,
HetJlroop dot ayt bet purreper Van jouwe lippen druypt, ja draypt^
•Heeft myn onnooflsflurreper Jn Venus kayp e kuyp, ja kuyptnbsp;In Venus kuyp e kaypt.
Maar of hy hem aan de Meyt heef; verftuypt Zeljehooren, want zy zag hem voor een gek aan, enzy'nbsp;begon dus te brommen:
ZANG.
Jorit doet jou gryns niet aan Omj(/uttvernu}n/mtn;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Want jou bakkes als een haan 2al zoo vreemd niet kommen jnbsp;Blaanwe oogjes, die wat fcbeeljnbsp;Neusje vol karhonkennbsp;’# Montje als een verrendeelnbsp;Gaat daar maar nieê projiken.
Maar hy was van liefde zoo dronken .Üat hy uit puure droefheit deze treurrol haar ging mcc«nbsp;d.eelennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Zangwyze; Hou voerman va» de Hel.
Vlokjes i daar de min vermaak neeme in tejpeelen, Diebindenmy deZiehnetdaifendflrikken vajl ?
myl dat die in kleur van kinder kak niet fcheelen ,
Zo dankt my dat ik fierfi ineen vergulde bafi.
ii
-ocr page 18-16 nbsp;nbsp;nbsp;HolkySUige lachende Dohtet ,¦
Maar het zou mee vervêeleii
Om hier langer te ftaan, en niet ta'vwfeoopeli:
En je mocht denken om dat ik hier niet verteer,
Of, doe jy als zekereWaiard,' het met een moyeMeid bakte:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦
Zangwyzc * 'Den Dnitfcbin Dokiek':
De Waard my by niyn falie pakte j
En zei komt uit den reegen i nbsp;nbsp;nbsp;-
Komt tog een wyi/je by my in,
^ k Zal neen kerf ken uitveegen.
Zedamv foo eens.\. maarg'entnoit^tidètkldfpent Uit paters vaatje veatfwikken ; 'V» tappennbsp;Stak in *t vat eenJvoiknbsp;Die was gelatk een paling zoo dik.
Toen was zy wel in haar fehik;
Trouwens ik moet het fomtyds ook wel wezen tege» myn dank;
Bonjours Meffieurs ik zietogcfikh'etkortmaakoflank Dat jy luy tog geen kopers bent; maar zoo watnbsp;en kykers.
Ik bruy veel liever na de Rederykers,
En verkoop daar hamer en fpykers,
Spykers of een hamer;
Nogeens, wüje niet koopen, dan bruy van de kamer-Ja Meflieurs, ik meen het: dat zweer ik by pieken, degen, fnaphanen enJanfen.
ZANG.
Dat gaat weer na Aaltje toe, en al om te leeren donffi^' Achter onfe keuken deur,.
Daar ftond onfe Aaltje, en ik donder veur;
Terwyl zy my uytjoudeen fchold voor een luifige fcheur, Voor een drogert, voor een ftokvis, die niet dotft .*nbsp;dat moeit ik Ivden,
Schoo»
-ocr page 19-j nbsp;nbsp;nbsp;of den Bereyfden Hans Zing^zang, i y
Schoon dat myn hart wei goet was, terwy 1 men ceu foort van flap, oftewel zwakheid kwambeflryden,
’t Welk my belette myn wil te voldoen, enmy treurig deé heen gaan.
En zoo droevig, dunktme,zal ik hier ook met jou luy liaan,
Want ik meende hier veel te verkopen, omeens helder in dc weelde te zv/emmen.
ZANG.
Dat ’r wilder de wild, en wie zal '‘er my temme, Placht ik ’f gt;• te zingen dat ’s vroeg ende laat cnbsp;En na mag ik wel zingen met droevige fteumcnbsp;Dat my, hetf ortvyntje teg en gaat.
Je luy maakt me, met jou gapen in plaats van kopen,fchier difperaat!
Foei^ je hoorde jou te fchamen, daar ik zulk mooi goet heb, en gereyft heb door alle Landen,
Dat je zo wat gaapt en niet koopt; nbsp;nbsp;nbsp;(den;
(W el ik zeg!) ’t is by peetjes binnebeurs een groote fcham Maar ik merk het we); ’t is hiernbsp;ZANG.
In Balylon met onverfiande.
Kyk de bek eens watertanden Kenje niet verflaan w^at ik mceiilnbsp;Ik meen geit of drinken feldremallmcntnbsp;Ofis in jou lui beurs als in de mynen,, te w'e ten een Echo,nbsp;dat is op zen end:
Dat zon ik ommers niet denken; W'ant dat geeft een hond flechtleven.
ZANG.
Ik heb jou niet te geven, fprak daar dat vrouwtjefyn. Als een nachtje hy my te jlapen, maar, het mocficri.,nbsp;(Verfta je ’t) Verholen ja zyn.
Nou lultigMefficurs, koop wat, ofgcefwyn:
Dan zal ik je nog deheelerell van myn mars openbaren; Want daarom kom ik hier; dat hoef ik jeonjmersniernbsp;weer te verklaren:
(S
De tiolleholU^e lachende Dokt er I ZANG.
Baffén en Vcelen die ftonden daar ree,
Maar dorftige keelen , die waren daar wee: fVie zott ’er da» hooren ,
Naar Bas of Tenoren,
Dat drooge geluit ?
Neen, neen ik hou bet met de fait.
Hoor je nog niet hoe my mytl keel zyil droogte bruid ? Èn geeft ’er nog niemand niet ? of lootje met de Goden ^nbsp;ZANG.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V
Dat myn 'fupyn quam nooden ^
In 't midden van de Goden,
’k Wed ik niet dronk noch at,
Gants niet maak jy lui me maar vol en iat: pan hoef ik geenfints na die lange maaltyd te wachten:nbsp;En—maar, d.aarkoomt’er eentje! ikdankjeSinjeurtjenbsp;van goeder gedachten,
Jy bent nog een man en je weet hoe dat het hoord;
O bloed! hoe menigmaal heb ik met zulk een boor een gat in myn keel geboord,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(marren.
En dat op defe wyze maak ik de gaatjens en dat zonder
ZANG.
Laat loopen die narren, Door minnepyn Wiens zinnen verwarren, O Brandewyn!
Dat ’s wel gebakken niet Waar Kezyn.^
Zoo moet het gaan. Kyk! kyk nou komenfe met paren, Nou geloof ik, dat myn buik, beter als myn beurs zeinbsp;varen:
En zoo gaat het ’er met meer, die als ik, meer zyn gefield, ¦ Om de nood des keels te bezorgen alsomhaarrykelyknbsp;met geld.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(kunnen:
Alias met Philippus Kwartus te ftofferen, terwyl zy Maar zeg ’t my cens wat eerlyk mens, zou zyn keeltjenbsp;niet zoo veel als zyn beurs gunnen.^
Een volle beurs (iaat fraai, maar een vol lyf daar by is ook niet kwaat;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(goet Soldaat-
O het paft 20 wel, een goede Snaphaan in de hand van een
Doch;
-ocr page 21-Of den Bereyfden Hans Zing-z.ang.
Doch, men kan het geld wel hebben en gebruyken, zonder dat men het behoeft weg te fmyten,nbsp;Ofbangtewefen, dathetonsby nacht de keel zei afbyteiinbsp;Niet waar jy Heertje met dat glaasje? kom maar an ’cnbsp;Iel welkom zyn.
Zangwyfe: Marfcb de^Su’i]fe.
En die dan mg een volle kan tiyt zuipt, en die dan mg roept om ivyn;
En die dun zyn gut over tafel ftnyt, dat/alonjè Bac-gt; cbus zyn,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
En men fiert zyn hooft met een tpyng'aardr rank ^ En zo roep den Echo op onze zang;
Giet, giet, drie dagen lang , nbsp;nbsp;nbsp;j
Giet, giet, drie dagen lang ,
Giet, giet, drie dagen lang,
Giet, giett drie dagen lang. ,
Blocmer harten raakte die mode eens in zwang.
Wat zou ’er al meenig een met fchool-mecfterachtigè bcenen langs de ftraat lopen!nbsp;’kWeddeminftevanalIe, zou yder van zyn treden, voornbsp;volmaakte emmes en ennes kunnen verkopen;
}a demcefte zouden, geloov ik, ronde cirkels trekken, en nlaken ’et met het voorhooft, al buitelende hetnbsp;midden punt In.
Sarjantjelief, Sar jantje lief, en dat gdat mar tnyufin : Enahjeweertiytdrillengaat,zobovtthymyn maariitnbsp;En van ja, ja, ja.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;., # ¦
Kyk, nou kryg ik ’et door de Wyn karwafie, neen ik meen koeralie in.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(karwafie,
Zie zo kan een mens zich verfpreken ! hoewel ik voor de Wyl dat je weet dat ik een Doktorben, beter remedie hebnbsp;als debelte jan Potafie.
Ja, Meffieurs, ik wou dat ik ze tuffen jc vingers ceu vinger dik zag groejen.
Dan zou ik je me kunft eens roonen; en my met dit watertje tot jou genefing fpoejen,
13 j nbsp;nbsp;nbsp;Dait
-ocr page 22-ao Pe HolleboUige lachende Dokter ^ i)at is de quint eflèntia uit de fpiritus tormenti voort ge*nbsp;bragt,
En het aqua Virgiiia, afgetrokken op deeerfteConjun-tiale nacht, nbsp;nbsp;nbsp;(hominum vereerde,
Toen Mars aan Venus, inhetfpoek-fteegje, hetfperma Daar voor 7,y hem ten dank, door een overmatige hette,nbsp;in de helm van haar Menftrua, de geeft van een drui-pelende haarnaald difteleerde.
En deze chimicalia ofte wel deze oliachtige, balzemikc, Xpirituele fop
Kan niemand bereiden als ik, op een berg ZANG.
Op wiens top, op wiens top,
Zag ik eenen Spinnekop,
Zoo groot als bed Brittaj/je ;
Zy» pooien waven machtig groot;
Zyn lichaam fcheen een waerelds kloot;
En hy /poog appelen van Oranjen.
Zie zulk een man ben ik! Ik tart Neef Jan van Spanjén Zoo wel in kunften, als in Oorlogs daan !
Ik heb daar wel wat van gezeid; maar, jc hebt het alles noch niet vefftaan;
Neen ik ben wyzer; want die al zeid op een reis wat hy weet, die mag men met recht voor een gek fchclden.nbsp;Dat blykt; wam had ik flus het jou alles, van mynnbsp;Zwitferfe Soldatery gezeid dat ik wift, dan toO-ik het nou niet konncn melden.
Daar ik je nou van doen kan een pertinent verhaal;
En voor die geen die ’c onthouwen wil, heb ik, van yder zaak een volmaakt journaal;
Maar geen Journaal uit een Mcinori-boek getrokken, om ’er een groot bock uit te maken;
Want dat ’s voor de Ingootfie, en deuze voor Oor' logs-zakcii.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(heel Relaas,
Dat is, en het is van die tyd tot een andere tyd een gc' ’t Welk aan de waarheid van de zaak zoo het evcnaardnbsp;als de Moffe Weynacliten aan dcHoIlandfcSintei^nbsp;Niklaas.
-ocr page 23-Of den Bereyfden Hans Zmg-z.ang. 2 r Daar je duydelyk uyt verftaah kund, deSoldaatfe hoedanigheden, vol dn'lachtige porturen;
Als mede al de Ridderachtige daden, van de Ridderen van droevige figuren.
Dit fchynt in den opflag iets droevigs: maar, voor de Liefhebbers is het vrolyk daar by.
Zangwyze: Prins Robbert.
Prins Lubbert was een Snyers zeun, een Snyers zeuu nas hy ;
Zyn Moeder nas een Kamer-meid met de preutelbears op zy.
Dat moetje weten was de hooftman van ons gely Toen wy uittogen en ons leger by groteBroek formeerde,nbsp;Uit al detroependieby Billenburg, Waterland, en Buik-floot cantoneerde.
't Leger geformeert zynde uyt my en alderert, kareis, als ik en as de drommel zoo bars,
Zoo rtonden wy dan marsvaardig; mars vaardig zyndc, zoo geraakten wy aan de mars;
Aan de mars zy nde, zoo gingen wy de Vyand obfervcren. En zoo wy de vyand obferveerde, zoo gingen wy de poftnbsp;Spletenburg einporteren;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
En zoo wy de poft Slctenburg emporteerde, zoo was ’t d- en de vyand vernam.
Zangwyze: DePhUiflyneflam,
L' je uan Galens Stam, kwam ,
Te. .e even gram.
Teugen de Heeren Staten,
En van zijn kale kruin Nam hy ’t kapruinnbsp;Hing ’r op den tuin.
Maar weinig t'zyner hüten Trok hy met menigJ'charluin.
Ik dogt mantje broertje lief dat gaat zoo niet; dat is niet kuin!
Want iemand die ’t niet gewent is, kan dat bruy en niét bekoren.
B3 nbsp;nbsp;nbsp;ZANG.
-ocr page 24-¦757
ZANG.
Po/, ^of, pof, mag ik niet hndreti;
Klok, klok, klok , daar hou ik van.
Want dat kan óns vreugden geven ,
Pof, pof, pof, breekt lyf en levht.
En klok, klok, klok, niindyder niati.
Ja daar is geeji Soldaat die ’t niet en kan;
fjoewel de Burgers en Heeren kunnen ’t ook wel, de goede niet te na gefproken.
Nou defen Oorlog, om voort te gajin, was’t van Galen ingeftoken:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Zo as het hemingeftqken was, lo vertelden onfe fprÖn» als ik hét zeggen zou.
Zangwyze; De PhUiJlyne ftam.
Den Paus een haót Papou, wou Dat hy ‘t aanvaarden zou,
Komjy te triompheerv»,
Sprak hy niyn lieve, zoon Dan flnje fchoon, jy zult ydoottnbsp;Een Kardinaals hoedje met veergnnbsp;Ontfdngen tot jou loon.
En daar op antwoorden hy, of een ander, altyd het was een perfoon,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Eli zo als het een perfoon was, foo was het een per-foon van Zwitzcrachtigc plunje, dat is, met lange broeken en korte rokken,
Zangwyze: Mars vanGuJlavus.
Trarirarn brom, brom , brom ,
7.int meine tafel glokken,
Vnd snein Colegium,
Is 't Cezars kriegers fchokken,
Mars is ’# Magnificus, wou snan snit hlit en lly Imfelde fchermutfi retnbsp;Ünd iapfer difputiretnbsp;De fydn'ds tiranny.
En dan zong ’er w'cer een onder of weer by,
¦^po als 'hy W onder of by zong met een groot plamcr-
ik
-ocr page 25-^^nf^üigt;efjLien hmj nbsp;nbsp;nbsp;-15quot;
ZANG.
Kfit» ich dan in 's kwartier ^
Zo maeft der houwer fcb a ff en wy» und hier i Verkauffen zeine koCfnbsp;Un louffen one fcboe,
ünd wil der fibelm nicb fchaffen gt; dan prigel icb 7 hm daar za.
Als het ïo gaat dan wort foldaatje ’t leven niet moe.
En dat gaat fomtyds heel anders als
De majer die floeg 'er de Frizstnfln dood.
Dan is het
ZANG.
Och jammer en elend Hoe komen wy hier,..
Te weten in zulk een groote (jemeugt het welzeggen 1) groote noot
En die noot, is noch vrygrooteralsdegrootftenootop het i^ufiek van het kakken.
Enfin, eti om het dan voorts, af te hakken,
]e hebt dan gehoord hoe’t de Pous van Galen ingeftoken had;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(datje’tvat.
Zo antwoorden hy hem weer, dat is te zeggen van Galen Of vatje ’t niet zo hoefje ook niet te houwen;
Altyd het ging dan eindelyk ter bonne foi, oftergoeder trouwen,
Aldus: nbsp;nbsp;nbsp;Zangwyze: De Philiftyne flam.
BarcntJprak wat een kous, Pous,
Ik wafj'er altyd goedjous.
Ik feijt die Geufe trawanten, nbsp;nbsp;nbsp;'¦
Door een fier eten trek.
Met een flukJ'pek Slaan op haar hek,
Dat volk aan alle kanten :
Neer /makken in den drek.
Ik docht, loop., loop. jou kakkcrlakze gek! ,
Dat zei miszyn ; want aanfiontsfloegenwy den aanv^E met gerafpte broodjes op oude Edammer kaazen.
jJi tioiieöoLitge
Z A
Sa luftig dan
Toonda als Nool'k lazca */ Salufligdannbsp;En field u in 't geweernbsp;En inpofituir,
N G.
IVilt nu H hnt af blazen ï ,
't Sa leg aan, geef vaar }
Sia vafi Party ;
Leeg nu alle uwe glazen:
Hei! zon leven roy.
Zangwyze; BaletduRoy.
Defiacht
Zou ’er wel een daalder meer om gelden y En wy voor brave helden.
Voor liefhebbers van de Staat 'Palfereii kameraat:
Ja zoo den Eranjinan kwam,
Dje nou regt voor hem neer ziet als een lam y En eer zag als een Leeuw zoo gram,
Wy zouden liaan ah moffen,
Al zyn fnurkev, al zynfiojfen,
Was maar wind;
Ily zou fiaan kyken als een kind-:
En wy zoo hoorden vol van moet Of Wyndat is evengoct,
Hy zou ’er heel en al voor boffen.,
De Wyii is ’t regte helden bloed.
Dat bleek by de ilukkcn; want de proefdaar van was gocl Want wy vielen de vyand, met dat geweer in de flank^nbsp;met reïen en geleden,
Daar op volgden. ZANG.
Door deze en and’re reden , En de droeli fel hem halen (ieraakten wy tot vredeii.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Die op de pais durft fmalen,
foen riepenze alle gaar nbsp;nbsp;nbsp;Men haalt, ’t krakkeel is doot
want ik had in die tyd geen noot:
Pais of't myt efehied en waar Gien doo koeyen uit de floot. Ja wel! ik wende dat dien oorlog altyd geduurd had;
Zf
Ik ïoop my alle dagen aan dat kruid en loot, zoo dik als een koe.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ZANG..
Avfre Marytje waar witje na toe ?
Zie dat ’s een recht foldaats verhaal... de droely hoe wringt my de fchoe;
Zou dat daar ook van daan komen, (droomen ? Dat ik, metmynWyf, zoo dik wils wakker heb leggennbsp;En dat fchier nimmer beurde ofzyheeft’eromgelacht;nbsp;En alleen omnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ZANG.
Hj veilden zoo menigen dag en tiagt.
Zoo meenigeit (louter
Ja zy wenden dat het lang of wel anders gezeid, altyd mocht duuren;
Want zy in dat droomen, een groote en een fchrikkelyke zin had je ’er we! op let;
xangwyze: Tierelierektte.
Car U efi to/ljour retette.
Ma loze femme Mart Barbette EU’ fat ni fchntire ni fchottele wafferitnbsp;Le boerin pti, viaiUeur op te paffen^
Die boze vel Toujoür cruel,
Ik wou dat diabel haar droeg voor de hel.
Ik loof dat verda je lui getrouwde mannetjes wel; Want je kunt dat, die een boos Wyf heeft, als ik bynbsp;de figuur ondervinden;
Och ! was ik noch ongetrouwt, dat wou ik wel zien zey de blinden.
Want zy maakt het my dag en nagt zoo zat, Zangwyzc: Tierclicrelette.
Ik ze moet vegen de kind de gat,
Et mafemme l ze drinkt heur altyd zat;
EU’ va toujour by de Interen uit klappen ,
Ze wil jou koife nog broekje niet lappen:,
Je (ai niet te doen Met diefatfoett,
¦ Wie wilze ruilen pour une kapoen.
Word ’er nou niemiuid 'van jou allen op een boos wyf eens groen ?
Of heb je elk je huishouden al n^et die rammelende meubelen weten te ftofferen:
O 2ulk een inftrument van dolle hoedanigheden in huis te hebben, is de rechte toetfleen om het goud vannbsp;zyn geduld op te proberen.
En wat Icheeld het de bollen of ze dwars of over lang in den oven leggen,
Daar is niets als de verwarring voor den meufeh dat ’s naakt en klaar.
Daarom doen cje Doktoren wel; die mengen om beft wil wel hoiiderd dingen onder malkaar.
Dat doenze voor de gezondheid; en wie heeft daar war tegen te zeggen :
ZANGEN.
Ei kokhery de kok Jal leggen Als by leid dan zal ik het jou...
Zwaan, zwaan plat voet
Jou moer is dood, jou vaar is, , .
Anneke, Anneke, Sore Waar willen wt varennbsp;Al...
Wie wil iiiee Na de wyk op Zeenbsp;Niet...
i Wie wil rahoorden konpen ’t Is zo veer eweg elopennbsp;Buiten op het.. ,
Hier komt nu de fiere Pinxfter-hlom En hier komt zy aangegangen.
Wel men Heer fel ik ’er jou een paartje langcn?
Nou zien ik dat jy een man bent die zorg voor jou kinderen draagt.
Jeiook! jeiook! jei ook wel de drommel; kyk! kyk! hier behaagt
Het kinderachtige meer als de braavfte werken van groo-
le mannen; nbsp;nbsp;nbsp;’t Is
A
-ocr page 29-^ nbsp;nbsp;nbsp;27
’t Is goed dat ik dat weet nou zei ik altyd de ko(l wel krygen kannen;
Wat dunktje daar af Melfieurs heeft die gelykenisgeen fchynnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦
Dat goej e mannen by booze wyven in het voorburg van 'r vagevuur zyn?
Zie dat tangtommersalfo welals een fluit op een varken
Dat LilTabon een rcys zal doen over Perfien na Denemarken
Want zou Jantje van Schevelinge kyken als hy een Vogel-Struys aan èen hoek vyant vong;
Daarom kreeg leftend een gebraden konyii by een witte korft nog wel een Jong.
En dat de graauwe erreten in zee zwommen en daar haar kuit fchooten
Dat was de oorfaak dat in Groenland de Papegai met een fpékmes wierd afgeftooten:
’X Welk den groote MogOl zo ontftelde dat ’er de borrel een oortjen om affloeg.
pn om deze redep was’tdatdehoutvcftcrvandcSpaan-fe zee al de haazen in’t bofch joeg;
Waar over haar de Bokkaniers van Chinafchiertebarfte lachten,
En dat bracht de Philofophen van ArriftoloflcCartefilè CU andere gedachten
In zulk een verwarring dat zy ftadig noch twyffelcncn twiften wat eer beweegd de ooriaak of de natuur;
Daarom zeg ik ook daar is winters niet beters voor een fchooifter als een loliepot met vuur;
Gants dleberig buur i '
Hoe zie je zo zuur ;
Of heb je tie pacht van de eek,
Heb ik gelyk of ongelyk ik bid dat je fpreckt.
Yder die kan die mag al wat hy zeid wel duidelyk zeggen,
Aanftonts zal ik het fraaje weg fmyten, wantik zie dat het over al fluyt.
Let ’er
-ocr page 30-Let ’er vry op dat ’s een begin De zotheid daar innbsp;En de wysheid daar uit.
TWEEDE T O O N E E L:
¥T7Eg gaat hy. Drolliger kramer zag ik nooit van W myn leven;
Gemengder olipodrigo, is men nog nergens te lepelen gegeven.
Hy braakt ryp en groen, ecrlyk en vals
Ouden nieuw, zoo als het denatuurgeeftuytzynhals.
Al wie hem maar van verre genaakt weet hy het zyne toe te fmyten 5
Grynige knorhanen meugen’er tanden der op aan (tukken byten; nbsp;nbsp;nbsp;'
Maar de jonge luy fnakken ’er weer na en dat is’t daar hy op doelt.
Wil de een de Moer, den aar wil de Dogter, en dus word yders luft gekoelt.
’t Eenigfte is, dat hy ons zulke ouwe deunen hier en daar komt te verhalen.
Net, als de Hoeren, die de oude en verzoope koejcn uit de floot willen halen;
Wel is waar, dat hy met dit gefnede fpek, zyn gebraat niet onfmakelyk lardeert.
Maar fpys, die te dikwils op tafel komt wekt den honger verkeert:
En dewyl het hem aan geen verfchot van ventwaar fchynt te ontbreken,
Hoeft hy zyn voet in geen anders man fchoenen te ftee-ken;
De grutte te dikwils opgewarmt baaren deMatroozen een walg.
Wat
-ocr page 31-Wat nieuws moet ’er wezen, zeyden de Dieven en te hingen den Beul aan dé galg.
Maar wie duiker komt ons hier dus van ond’ren beftoken, Het lykt de Bietebauw wel, die uyt Plucoos tover-holnbsp;komt gebroken.
DERDE T O O N E E L:
MARFORIO, onder uyt de V/oer opkomende.
P A S Q U Y N.
MIs ik niet. Hy lyktmy wel, ia mynen tweeden ik MARFORIO.
Wel is dat wonder groote maat, dat ik jou hier in je bezigheden verklikt;
Daar jy zonder my bent, is de Zon zonder draaien.
Ik ben je fchaduw, die zonder uw ligt hier in de waerelt zou dwaalen.
Gelyk dfe ziel aan het lichaam, en hetvyfdewiclaande kar.
Zoo eygenbenikjou; daarom rook ikjeook al van var. Gelyk de Monniken altyd met ’er tween gaan, zoo is hetnbsp;quot;met ons om’teven:
Opdat, als’er de droes een weg haald, de ander kan zeggen waar zyn maat is gebleven.
Je weet ommers dat men te Romen jou naam zonder de mync noyt meld.
Waarom onze beelteniffen daar ook bv elkanderenzyn geftelt.
P A S Q U Y N.
Ho! broer Marforio!
MARFORIO.
ja! Vgin je me noü te kennen! P A S Q U Y N.
Zou ik jc niet kennen, daar Jvezuikefpecialen bennen; Van waarisdereystog, datjehierzoo net komt ter fuee.nbsp;Uyt de andere waerelt.? zoo breng je zckcrlyk wacnbsp;nieuws mee.
MAR-
-ocr page 32-c 50 )
M A R F o R I D.
Neen ik tög Kompeer ik kan dezen ronden aardbol nog zo niet verlaten,
Daar ik dOOr heen roei met vertellen van klugjes, ert geneuglyk praten.
Ik laat de andere werelt voor de Antipoden myh goc-jen bol. nbsp;nbsp;nbsp;, ,
P A S Q U I N.
En waar van daan dan ? nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
M A R F O R I O. ^
Uit het hoofdquartier van den lachende Apol.,
Daar Hilarides en Frangifco Sonnetto die twee vermaarde diielliften,
Op zyn Vries en Molqucrens, en op zen Duits malkaar de kroon van ’t Yparnas betwirten.
Hier fchryft men, daar vryfe men^ daar rükt en plukt men in het wilt.
Als of het gantfe magazyn van Apollodswapcn-kasop een togt moeft zyn verfpilt.
Daar dreunt het Sonnetje, gins dondert het Madri-
Hier regent het Puntdigt, daar wil men hét fchimpdigt betalen.
Dan zit men tot de voeren toe malkaar in het vleys, igt;? ’t is een Komedie Ibnder end.
Hoor wil je eens zien, hoeze den opperbaas van dees vergaring hebben uitgeprent,
Hy is de meefter, die zig beroemt van de klinkende Sonnetten,
En daarom dogt het hun tyd, om hem zyn verdiende lauwer dus op te zetten.
COFFY
-ocr page 33-{ 3‘ )
AAN
op twee der ley Toon.
GRootmeefter van de neege Zang-godinnen!
Door Klinkdigt (als gy roemt) alom vermaart; Up wiens bevel ?.al dien toon beginnennbsp;Als de uwe, dien het ryt allecnig waard ?
Geen Klinkgedigt, waar dat het word geboren.
Óf’t moeft aan u, aan u 2yn toegewyd:
Wat ftofhet ïy, het Klinkdigt ftrceld uw’c ooren:
Hiermee, daagt gy, wat digten kan, ten ftryd. Wie durft dan, daar dat voorvalt u vergeten,nbsp;Bewaarder van Apolloos muur cn fchans!nbsp;Doorlugtige man van hoogen geeft bezeten,
Hier zyii ’er twee, vlegtze aan u Lauwerkrans.
Outp eem ryk zyn, Ikt zig Moedertje kfl hooren.
_ . nbsp;nbsp;nbsp;Niet i dat ik my niet boude in myuenftaat te vreênt
Of dat my iets ontbreekt, van 't geen ik wens, 6 neen ; Maar om door myn geluk, ook anderen te bekoren.
'‘k Wouw ryk zyn, om den noodder armen te onderfebooren Want, waar zy komen by de Ryke, 't is ga been.
Den magteloozen wotide ik helpen op de been En zo veel geven, dat 'er geen zou gaan verhoren.
‘kZott
-ocr page 34-XoH ZOO veel geven: roo veel! dat ik ü niet kan; è Zoo veel! zeyjè al voeer; en wat dog? zey'erman?nbsp;fVat foiidge al geven lief voor wonder lyke dingen ?
Als gy had zoo veel geit ? bierzweegfe, als kreegjèpyn; En, na wat krev'lens liet fe 'er een zoo luide fpringeit,
Dat niemand haar weer vroeg, waaromjé ryk wou zyn.
op eenen anderen Toon.
IVouw weleens ryk zyn voor 't eytide van myn leven gt;
ZeyMoedertje, nietomdefugttotgeldofgoet;
Wylgrootc rykdem hier tog nicmands wens voldoet: Maar om aan de armen hier wat meer te konnen geven,
’A Zou, als de Gierigaarts van woekerfagtgedreven,
Myn hears niet (luyten., maar elk geven wel gemoed: Myn mildheidfoa zoo groot zyn, als myn overvloed.
*A Zoude armoe helpen , dat het klemmen zou , en kleven,
'k Zou veel geven, dat ik nu niet doen en kan.
O meerder, als je denkt; En wat dog, zey 'er man ? IVat zoudge al geven, dat dusyders fmart zou heelen ?
Alsgy zoo ryk mogt zyn. Zy zweeg, en floot haar mondt Maar opende haar poort, enfond'erecnuitfpeelen.
Ha! riep'er een, zoud't datzyn, datgyuitzouddeelen? Z.09 gy niet mild en zyt, gy zyt voor 't nünjl ge fond.
• nbsp;nbsp;nbsp;M A R F o R Z o.
Wel nu, wat dunkjezal diepluimhetnkonnenpaflèft?
PASQUYN.
Zoo net, ofzenadienGolrathzynhooft wasgewafïèii.
Will ik den auteur die hem dat Lauwetbdoinpjeh heeft geplant,
Ikzettehem, zoowelalsdievaiidebenydelauwer, eelj foppige peer op zyn hand.
Dat zal hem kittMen of hy van de dolle trandzweer was bezeten.
Jy plag Marforio te zyn, maar men mag je wel Paf-quyn gaan heeieii.
Zyn refereyntjes zoo fix te hebben, wel je word heel rethoryk;
Maar ben je ook geen liefhebber van nieuwe deuntjes of mufijk.
Zoo zing ereys op.
MARFORIO.
Kom an, ik zei je eeris üyt een ander vaatje tappen;
Al zou ’er deKaptein van dePluggenzynhoedomtnet voeten trappen.
’t Is te fray om te zwygéh, daarom zet jou geluitvangefs op.
^PASQUYN.
Wei aan, begin maarniet, offlaatdefpykernétopzyn kop.
Marforio, zwgt bet volgende.
Stemme: van de jQuefel.
Welivattefprongen, 0»fe Aal leid in de kraam ,nbsp;Is ’t van een jonge} Zog is ze wis beqaaam. |
Of is 't een meysje maar ? IVien lykt moer, of vaar Z,nbsp;Wie zat je dat vertellen? Zojy defoof verweet, Hit zon haar qudlen ? G nbsp;nbsp;nbsp;Daê |
( 34 )
( 34 )
Zal noch voel keimen » Daar is noch meer in 't vatnbsp;Dus wilt niet fchreamennbsp;Die niet en beeft gehad.nbsp;Daarom niet eens getreurtnbsp;Nou is het Lysjes beurt,nbsp;j Die laat haar zoo ligt vangennbsp;Gelijk een Aal hlyftnbsp;Aan den dopper hangen.
Dat h ter eeren Dat komt van op 't bezoeknbsp;Met vreemde Heerennbsp;Te loopett om een hoek.nbsp;Waar is die ronde bttyknbsp;Zoo rcyzig als een ftruyknbsp;Dailt;r zy mee plag te pronkennbsp;Haar melk-vaatjes rondnbsp;’/ Is al gejlonken.
3*
Wy zijn vergeten nbsp;nbsp;nbsp;Oorlof gy Vtyjlers,
Om zuyker en brood nbsp;nbsp;nbsp;Die zoet en aangenaam
Te komen eeten. nbsp;nbsp;nbsp;Kweelt als de lyfiers
Geen Buur is daar genood, Wagt u hier all' t'faam:
Weljemil foei! ’t is fcband Als’t hoylooptnaar het paart
Het klinkt door al het land Is'twerkzoohaaftgeklaart, Hoejlil het word gehouwennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;d'Jongmans tefcbrander
Nu mag dat trotze dier Is ’t een neft vuilgebroeit
Haar maars wel krauwen. Zy gaan op ’t ander.
P A S Q U Y N.
Wel ebakken kezyn: komt dat uyt joukokerzohebjc wel anenomen,
Sedert den korten tyd die jy gefleten hebt onderdevro-men.
Wel mag men zeggen, dat de kunften de verftandigen aankleeven, eerzy het zelfs vermoen.
Dat ’s regt zey fcheef hals, want het ey is zelde beter als ’t hoen.
Maar kom, je moeft ook eens opgingen fpeciaal de Zanggodinnen minnende poozen,
By beurt-zang verpooft bed; dus word uw eloquentie hier verkoozen.
Wel als je maar wilt, wat begeer je van me, een {las' ront, of een blad?
Wil je van JochcmBulcusronderingewand, of Abram die op de mishoop zat,
Of van den man die een ey in zyn gat had, waar toe hy geen plaats vond om te leggen.
Of Mopfus Bulderbaft, die yder een het zyhe tragt te zeggen,
En als men hem weer punt biet, ftraks op een loopen zet,
Van benauwtheid zyn zweet afveegt, en de ftraat met zyn rochels en fpeekfels befmet,
Om de gal die hem te neus en oogen uytfpringt, dus te doen opdroogen,
Terwyl hepi het haïr als een bosdief, over zen neus hangt en zyn bogen,
Of van Marcolfus platvoet, die van de fchaaf bank aan de negotie geraakt,
N u zoo groots op zyn geld is, als een Engelsman die etn goudbeurs heeft getaakt,
Van Barent de Giet-Ieugen, malle Barber j of de Man met zyn kuyten ?
Neen, geen vodden ofgekken meer, die zyn hier genoeg binnen en buyten.
Zing eens op van de kryg: want ik weet het, jy fchud ze maar uyt de mouw.
Ryffel en Doornik zyn over, het Franfe hof is in den rouw^
Daar eens wat van, dat kittelt hedendaags tog Janalle-mans ooren.
Wel als je 't hebben wilt, zoo luiüerofjc dit kan bek oo-ren.
R Y S S E L.
Het fterke By ff el buygt voor Hollands Zeege-trom',
En hegt aan Kareis kroon 't geroofde Aarts-hartogdoml Noyt dogt Louis zulk een verandering te beleven.
Hoe meer by heeft gvrooft, hoe meer hy weer moet geven,
M A R F O R I O.
ö Braak-drankje? zoo goed voor die te veel heeft gegeten.
Loüis moet overgeven , of hy zal moeten purgeren en zweten!
^t Gedreygde Doornik /prong haa/l op den eigen voet,
Waar op de Veldflag viel zoo hevig als verwoed.
Na, zey Loüis, zal ons de Vyand niets meer vergen,
Maar naauwlyks fprak hy ‘t woord, of aanjlonds volgde Bergen.
P A S Q. U Y N.
En daar op Douay, is dat niet fray? wat zey t de Pape-gay? nu zwygt het France haanen-gekray.
M A R F O R I O.
Of het met een klomp op de lippen geflagen was, want hy heeft nu niet veel meer te roemen,
Die men dc vrede en oorlogs-geever van de gantfche wereld plag te noemen,
Als de Zon te water daald Zyn baare glanzen uhgeftraalt.
Deze tyd fchijnd nu geboren In de grootheid van Bourbon inbsp;Die zyn uitgefcheene Zonnbsp;Ziet in eigen glans verfmooren.
Maar wat sjert ons den oorlog in alle geval, dieinhet algemeene fchuitje fimpel mee varen.
Laat ons wat anders kauten. Gilleren met een van myne naalle karen
Om een pintje zynde gegaan, zag ik Sinjeur Goedhart daar gams bedrukt zitten by ’t nat.
PAS-
-ocr page 39-P A S Q U Y N.
Wat fchorte hem ?
M A R F O R I O.
Dat weet ik niet, maar hy zat of hy een luis in zyn oor had.
Eenige waanden, dat hy een zwaar proces hadverlpo-ren, andere dat hj met de koopmanfchap niét en kon geraken.
PASQUYN.
Dat lede Is waar; maar weetje de reden van’t verloop zyner zaken ?
M A R F O R I O.
In gecne deele. Want de man zat zoo ftil, ofzenPape-gay op derven lag.
PASQUYN.
Wel hoor dan na dit rympje, dat zcytu de oorzaak van zyn beklag:
Hoe native ik toezie , ik voord evenveel hedrogen In niytien handel; en dat kan ik niet verftaan ;
Zey Goedhart: En 't was niet al van hem gelogen.
Want op wat hoeg hy 't wend, hy altydis verraan.'
Maar is 't veel wonder dat hy zfikkeld om den broden l En dat hy over al werd van den huig geligt,
Hy doet met I'ronjfen, met Mennifteu, en met Joden ? Driefnno geflngtcn, op een werking afgerigt,
En loos genoeg om zelfs de droes in flaap te wiegen ;
Wel is 't dan wonder dat zig Goedhart laat bedriegen ?
M A R F O R I ,0.
Ha! ha ! zyn dat de katten die de kaas eeten;
Zoo heb ik zyne korrefpondenten wel averregts vcr-deeten.
Die met pek om gaat, zeyt het fpreekwoord, word’er van befmet.
Maar hoe hadje onlangs met Parent de Gietleugen zulk een pret;
Het was niet anders, dan of je gram tegen hem wicrd, want je oogen gloeden in je kop als twee kooien.
Omdat deluisbos een gedigjen uiteen boek had geftolen;
En daar en boven noch zweeren dorft by kru is en by kras,
Dat het van hem zelfs, en niet van eens anders maakzel was.
Daar ik verzekert ben het over twintig jaar wel te hebben gelezen.
Wel was het dan zoo fray, dat hy’erdedigter nictkon van wezen.
Fray, of niet, ik mag niet zien dat zig een vuile Rayc met de vederen van een Pauw verkiert;
Het is een Nieuwe-Jaartje, voor onze Saartje, je zsU wel hooren waar ’t heenen zwiert.
SARA.
Die haren man haar meid tans geven zoud te leen, Enlk eene SARA zou raar zyn, en ongemeen.nbsp;Nochtans heeft vunze Sarc, om aan gewin te raken,nbsp;Van haren man haar buur Juffrouw met kind doennbsp;maken.
Dat is een goedgunftige vrouw ; zckerlyk heeftze dat uit liefde geiian;
Want die wat te veel heeft, doet kriftelyk dat hy ’cr zyn even-naaffen ook van doet beftaan.
Uit liefde, ja tog; maar tot de monni. Gclyk de jeukerige Vryers,
Die van de houw en de ftcek leven, als van de geftole lappen, de Snyers.
Waar door menigegoedc Jan mctccnkaprikornifcDia-dema word vereert.
pie in plaats van zig daar aan teffooren, zynmedehul-per, voor die gedane dienff, nog lekkertjes trak-
)
Maar zieje wel w'at voor een fchildery ze daar hebben opEehanaen.
MARFORIO.
Het lykt de hiftorie van de kreupele Smitw’^el, diezyne Venus by haren Mars in een net houd gevangen,nbsp;P A S Q. U Y N.
Zo je ’er aan twylFeit, zo lees de fchilder zyndifcriptie die ftaat ’er by.
Zoo behoorden alle de Schilders te doen; dan had men ftraks den uytleg van een fchildery.
P A S Q U Y N.
Ja maar, ’t is fomtijds beter de lleutel voor zig zelven gehouwen.
Nou! fny eens op, zoo hoorenwe, of zyn pen met zyn penceel kan houwen.
Op lt;^c,
Neen , neen, gy zult aldus uw hoorens niet ledekken Vulcaan, hoe HJl’^ gy dit paar vangt in « net y
Daar al de Goden « otwozelheid begekken;
En gy de Jchonden ontdekt van uw bevlekte bed.
’/ Word by Jupyn zelfs voor een klugjen opgenoinen.
En geen van hun, die niet zou xvcnfchen om diefchand,
Zoo ’r hun vergunt xvierd dus by Venus eens te komen , Gelyk gy Mavors hier betrap op ’t ledekant,
MARFORIO.
Wel nou, dat bruyd zoo al een ftuk weegs in zee, ik heb wel plomper hooren rederyken.
Maar wouden al de gehorende broeders, op het fpoor van Vulcaan, hare wyven dus uitflryken,
Of by hare galanten betrappen op het bed._
Al de lynbaaiien van heel Europa waren niet bcllaut tot het bereyen van zoo vee! nett’,
C 4 nbsp;nbsp;nbsp;Dat
-ocr page 42-Pat en is ook niet noodig; wam dat men niet en weet (dat en deerd niet, cndaarisnicthaadykeralswaïi-trouwen;
Pe brillen flaan af moet je weten; want door de vingeren te iien baard het profytelykfte huishouden.
poor de vingers ïien. Ha! daar af voel ik nog een Knip-versjen in myn zak ,
Wilje nu mee togluijl’ren? ’k Zal je ’teensopfnyenraet gemak.
Hy kefi.
Koop jy geen brillen, Heer, vroeg onlangs ons een Smous.
Wat brillen, Vent! zey Fop, wat brillen ! wat een kous!
Heb jie anders niet te koop , zoo ga vry heene flin-gercn,
Het glas is onnut; wy zien al door de vingeren.
P A S Q Ü Y N. '
Die perzoon fprak regt uit. En na ik wel mcnigma.al heb verdaan,
Tragt hy over al voor een Man, oud, en ecrlyk door te gaan.
Ja, ja ze zeilen hem niet veel kasjakken.
v'erwyt hem wat je wilt, hy laat alles yreedfaam by de bokfen neer zakkciv
Uit rulie, of qnclli is weinig profyt te ha.alen. Voor dubbeltjes! tapt inen wyn, en goed bier.
Nu wat bruid het ons ook. Yder zoent zyn wyf (,rp zyn manier.
Ne vïkoriam ante it himftm : Geen vMftorie! voormen yerfekert is van ’t winnen.
P A S Q U Y N.
Daar hebje gelyk in Marforio. En met die fpreuke brengje me weer een Versje te binnen.
Sic ciavus peUitur clavo, De eene vertelling jaagt, als de eene fpyker de andere voort.
Wel zoo de bruy ! ook op zen Latyns. Pafquyntje dat ’s netjes akkoort.
I|c hoefje pjet veel voor te fnakken r w'ant je blyft niet lang fchuldig.
Nu laat hooren watje in hebt te brengen; ik val wat ongeduldig.
P A S Q U Y N, kefi.
Een trotfe Vryer zag onwaardig, en veragt,
h^oe Jan zyn buurmans Wyf, een zoen gaf voer goé nagt.
'Die zulks de myne deed, zwoer hy, dien roofde ik ’t leven,
Of hy zou ’t my doen, eer ik hem dat zou vergeven.
Zoo fprak de Stryer, toennog op zijn maagdom ftout,
Maar is ’er immer een jaloerfle Nar 'bedroogen!
Zoo is het deze: want nu hy mede is getrouwt,
Moet hy geen zoen alleen verdragen voor zyn oo-gen,
Maar als een zwak Kaptein, twee Luytcnants gedoo-gen.
Hcyt die man niet een briefje in de Kerk gegeven, voor een perfpon die zijn rekening averegs heeft gemaakt.
P A S Q Ü Y N.
Dat v/cet ik niet: yeple zyn ’erdicditnietaanhaaykou-we kleeren raakt.
Wanneer ze maar moy gekleed, om een pintje gaan, of een jagt, of rytuyg mogen houwen;
Want die tot Adeons hooft-lieraad gebopren zyn, worden nooyt hinder-paalcn voor liltige Vrouwen.
C y nbsp;nbsp;nbsp;Immers
-ocr page 44-Immers hebje dat wel gezien aan onzen Dirk Baboen,
Die de offepluim noit ontging, wat huwelyk hy ook kwam te doen.
M A R F O R I O.
Maar daarom wierde hy overal ook de Gewillige geheten:
Want Aèleon, dieze tot zyn onfchuld droeg, wierd’er van zyn honden om dood gebeten;
Maar hy pronkte daar mede, gelyk een Pinxter-bloem met haar kermis gewaad.
Dus moet gy eens oordeelenofditafbeeldzelooknabe-hooren op hem flaat.
Hy hejl.
Het was Aöeon leet, toen hy zyn hooren zag, Waarom hy dcerlyk van zyn honden is verflonden.
Maar gy treed met die pluim zoo moedig voor den dag, Gewillige, of daar fchaamt, nog fchand in wierd gevonden.
Onfchuldig viel dien hals, dit droevig lot te beurt. Maar gy , die ’t weeren kunten egter u laatnbsp;kroonen,
6 Regte Aéleon! gy verdient, w'ie’t mag verfchoonen, Dat uwe oned’lc romp van honden wort ver-fcheurt.
P A S Q U Y N.
Maar ’t is of we te eenemaal in Venus fchool geraakt waren, baftadaaraf. En eens na een ander haven.
’t Luft ons niet de overlede baflaart-kindertjes, die in doosjes op ’t Kerkhof leggen, op te graven.
Die plaag is overal zoo wel ter zee, als te land
En dewyl het nu zelfs de mode word, is het hoornen, zoo weinig als de het hoeden dragen, fchand.
Immers wat de landman zayttragt hy wcdcrtcoogften.
Wie de huwelyks akker boutyd, moetzig haar 'vrug-ten getrooileii.
Silentie, en Patienfi , is de befte genees-middel ter Kornififia,
En ze zetten haar man een tulband op, daar twee pluimen uit groeiden zonder weerga.
En die goejen ftumper, heeft haar les zoo wel onthouwen.
Dat hy zyn ongeval niet en voelt, hoe zeer het hem ook fchynt te berouwen.
Word ’er om zyn fchaade gelachen , hy doet als de reft, en lagt mee.
M A R F O R I O.
Ha goet, zoo heb ik dan een bril voor hem, die komt hier ter fnee,
Hy lee/i, '
^oend Rornifilia haar man ftaag op de ftoep.
Om de argwaan, die elk van haar oneer heeft te dooven.^
Dat hecld haar geylheit niet; het openbaar geroep. Dat zy hem hoorens plant, doet ons zyn fmart ge-looven.
En hy gcvoeltze beft. Dog w'at helpt kaars of bril,
Daar een geduldige Uylzyn leet niet zien en wil.
F A S Q U Y N.
Jawel: dat’s gemaklyk. Die geen gevoel heeft, kan zoo wel met zyn gat op een hekel , als op eennbsp;kufle zitten.
Exaltatis Cornihus , zong Nout, wat valt daar veel op te vitten.
Oranje in ’thart, zey den Boer, cn hy ftak een geclc wortel op zyn hoed.
’t Is om ’t even waarje me pronkt, als het maar je zinlykhcir voldoet.
Weetje wel wat Nollradamus zcyt. Wat is ’er ge-meender als dc Maan , en dat ligt regeert de vrouwen.
M A
-ocr page 46-M A R F O R I O.
Zouwen daarom dc meefle fneukelaars liever van haar, als van de Jonge meysjes houwen.
Want ik hoor dagelyks klagcen, dat ’er na het huw-lyk nauw meer wort gctragt,
Om dat de liefde tot de Echt door het Serrail, der gehuwde Wyven wort verkragt.
Onïe Beatrix in ’t wolve-neft, mag bly wefen dat haar dogter Dribbelyn aan de man is.
Want hare Naburinne Phryne klaagt dat 2e ’er met de hare, niet half, 2oo gelukkig aan is.
P A S Q U Y N.
En om wat reden.
M A R F O R I O.
6! Om dat het hedendaags tog al is verloeren gefluit.
Wilje tocluifleren ? 2o,o 2al jc de waarom haalt weten. Hier komt het op uit;
Hy leeft.
Geen vryer heeft hier reuk, hoe elk hem nood, ofroept 2ey Phryne, moedig op haar dogters goelykheden:
Want hoe fraay dat ze zyn, en wel gemaakt van leden ,
Daar wort ’er uit den hoop geep eenen nog gefnoept. Maar waren ze zoo fray, van zeden, als van leden,
En was haar eerbaarheid zoo groot als haar lieraad, Het zou geen werk zyn haar ten huwlyk te belleden.
Nu kykt ’er elk van af, en dat maakt Phryna kwaat.
P A S Q U Y N.
Een kelder met zuur bier, Marforio, moet je weten, dat hedendaags wat gemeen is.
En dewyl dicrgelyke trage waar, alom wel te koop, maar juilt niet te leen is,
Zet men daar fok en lui by, op hoop van te fchieten in ’f wit.
Miflukt
-ocr page 47-Miflukt het; en brand men icn gat, men moetlydên, dat men op de blaaren zit.
M A R F O R I O.
Maar die fchurfte fchapen, blaaten ondertuflchen het meeft, gelyk de klappyen met fchelden, en ver-wyten.
P A S Q U Y N.
Ja maar, hy, wiens dak van glas is, moet geen fteenea op zyn buurmans pannen fmyten.
Want elke key die neervalt, is raak, en dringt’er doot heen.
Treft ze den Agrefleur niet doodelyk , zy queft ten minften een arm of een been.
Net even eens, gelyk als aan onfe vernufteDribbelyne left is gebleken,
Die, na dat ze als de Steedfe Juffers met haar vcrgifte tong, en boosaardige pen had gefteken.
En dat, uit fpyt, om dat haar den introïtus by defelve was verboden tot het falet,
Defe Miffive, by reprefailje, des fmorgens wierd toe-gefonden op haar bed.
Daar dunkt me dat ik iets van gehoort heb: dus wilt me dat eens mededeelen.
P A S Q U Y N.
Wel hoor: zoo het begin je behaagt, zal het eynde jé niet verveelen.
Hy Leeft.
Als dari’le Dribbelyn voor haren man te groen,
De Vryers blyken iaat, waarom ’t haar is te doen;
En elk haar toont, hoe ’t oog haar ’s Moeder ftaat te vrezen.
Is fluks haarantwoort: wel wat is daar aan verbeurt ?
Myn Moer heeft my nooyt van gefelfchap af ge-fcheurt.
Die mag wel wit zien , op wat wys het ook mag wezen.
Maat
-ocr page 48-Maar door al ’t wit zien van dat ongebonden dier, Krygt hare goeje man een hooft gelyk een ftier.
M A R F O R I O.
Wel zoo, met zulk een tweetandige GalFel kan die Minotarus zyn wyfs befpringers braaf afwee-ren.
P A S Q U Y N.
Neen, die in het teyken van den Zodiak geconferteyt (taan, zullen daar niet ligt om fchermutfeeren-
Bon hommel zeggen de Fransjes, als ze een goê ful zien, daar geen kwaad af is te vermoen.
Maar hoe of onze nieu ontpaarde Fop zoo bang ziet, loert hy ook weer op een hoen ?
M A R F O R I O.
Hy mogt dat ik niet zeggen durf. Dien ouwen draak, doet niet als op de vrouwen blasfemeren.
Maar het beft dat ’er af is, men weet de rede waarom hy ze over al tragt te declineren.
P A S Q U Y N.
Ja maar, dat zyn de katten die de kaas eeten; of hoe na is hy voor ’t gefcheurde goet vervaart.
M A R F O R I O.
Daar lees....
P A S Q U Y N, UtJI.
Fop wraakt de vrouwe fex als onnut hier op aard,
Hoe mag dat zoet geflagt dien ouden vrek zoo krenken. Daar hy zyn Buffels vel nu afflyt ongepaart,
Het is uit fpyt: om dat hy nooyt heeft kunnen....
M A R F O R 1 O.
Ha! ha! he; wel wat drolliger reden is dat, ik kan me van lachen nau bedwingen.
Wel plag onze Therefa voor defen te zingen..
Ouvoe Snyders flram van vingers ,
Oime danffeTs (legte fpringers ,
Cortifanen hoog bejaard,
Zyn geen honde-keutel voaard,
Ita domum Satura venit hejperus ite CapeUse.
Sa;
-ocr page 49-Sa! pak je fpillen op, ons dagwerk is gedaan.
Den avond komt, en wy moeten met de hanen flapen
gaan.
P A S Q U Y N.
La vallen de Gordyn, het fpel is uytiey Rabellics, cn hy ging na de andere waerelt.
M A R F O R I O.
Die hier in den drek lit en vroet, moet daar loo wel heen alsdievergultiit, enbepeerelt.
Een knuppel in ’t wilt, onder de hoenderen geworjjen, maakt onder de dieren fomtyds een wondergeluyt;nbsp;En als je’t wel inliet, is het maar ydel gekakel, hetcennbsp;oor in, en het ander weer
U Y T.
Pour UH Soldat Wallon,
Op ’t overgaan van Donay, en het Fort de Scarpe.
V I. Dottnez ici, Sur la Viéloire, De hoire, Car tons mus ennemis , Pour unir poix: De Stad Douay , Verlaten: Le voi la leurgïoire. Donnezici, Sur laVtiloire,nbsp;De hoire , om dat Douay efl prix.
2. A fa Buvotis 3 Sur la vaillance, De France, Die toy weer heb verwon: Douay is ons, Sy kryg de bons, Wy felnbsp;heur breng in decendance. A fa Buvonsy Sur la vaillance^nbsp;De France, Voor ons maar pardon.
j?. O quel d'fcort! PourAlbergotje, DieSotje, Nyhy de Scarpe Fort, Meteenferlies: O Grand Louis, Al dienbsp;Ollander die hefpotje. O quel difcort! Pour Alhergotje ^nbsp;Die Sotje, Ntt hy ferwotinen word.
F I N.
-ocr page 50-£y HenrikBösch,« ook^gedrakt en Ktjn te bekomen
De duyfenden der Arabifche Nacht-vertellingen-Leven van Scharmoesjen.
iWey Min- en Herders- Zangen.
Vroiyk gefeUchap der negen Zdng-Godinneh, mét Muiijk, en fonder Mufijk.
G. nbsp;nbsp;nbsp;va» Maters Krays-GeCangen, met Mufijk.
^a» Luykens puytfe Lier.
’t Verniakelijk Buyten-Leven, of defingende eri fpec-lende Boercn-Vreügt, met Mufijk cn fijne platen.
Het Nieuwe Amflerdamfe Minne-Beekjen, of het Thee-gefelfchap der Haaglè JulFereii.
De Advocaat op zijn Praat-ftoel.
H. nbsp;nbsp;nbsp;van de Burg Gefangen, met Mufijk.
’t Leven der Kameniers eu Kantoorknegts.
Droom van Bocatiüs.
De Man in de Maan.
Nieuwe Vermaaklijkheden, waar uit men kan weten wat naam een yder heeft, wat hy heeft gegeten ófnbsp;gedronken amp;c.
Minnende Vyanden.
Paus Fluytjen of Heydens Banket, verhalende Loopjes met Hoopjes, en Stukjes op Krukjes, voor Aapjesnbsp;en Knaapjes.
Apollo’s Marsdrager, z deelen.
Zfpeers Boertige en Ernftige Minne-Zangen.
’t Apen Leven.
Tirflis Minnewit, 4 deelen.
Vrolyke Zang-Godin.
VisvHed Gedichten.
Spiegel der Vermaardfte Courtifaan in haar Optoy en Toefiel, naaryderstijdt-
’c Leven van Roftlli, 2 deelen.
Lauw van de Koophandel en Geit.
Natuurlijk Tooverboek of Speeltooneel.
’t Leven van Salisbury.
-ocr page 51- -ocr page 52- -ocr page 53- -ocr page 54-