''OsLu^4j^,^ nbsp;nbsp;nbsp;gt;fü2^ t
t' ^ X nbsp;nbsp;nbsp;x-^-^rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ lt;:.*«lt; «^'~nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*-«Y
^ £*AïleHC/ nbsp;nbsp;nbsp;¦ WK^
-lt;V nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
^ ^e^T^A^tr O^
^¦^lt;'*'gt;‘y^^^iLsi) t£su^ .^tc».^^ lt;05,4^
- — - —— . ,_^ nbsp;nbsp;nbsp;/i^ao
^^ *amp; yZttiftcufio
¦(
Enige jaarcn zyn ’er verloopen federd J; van Rendokp,nbsp;dit Blyfpél ontworpen hebbende,nbsp;daar van kennis gaf aan éénennbsp;der Léden van het Kunilgenootfchap N i lnbsp;VoLENTiBUs Akduum; met verdoek het werk te overzien en te befchaa-ven, om het opgemaakt te doen verfchy-nen op onzen Schouwburg. Die vrien-dfclyk verzoek wierdt hem ingewiHigd, ennbsp;het Spél voor de eerfte reize vertoond opnbsp;Maandag den drie-en-twintigften vannbsp;Oftober desjaars 1690, tdt groot genoegen van alle aanfehouweren.
Gelyk het met vermaak gezien wierdt: 70 vond het ook zyne Leezers, waarnbsp;door het zeer fpoedig uitverkóft zynde,nbsp;\vy goed gevonden hebben eenen twêdennbsp;druk aan te leggen, na voorgegaane over*nbsp;^tiening, en verbetering der misllagen, dienbsp;in den eerflen druk gebleeven waaren.Ooknbsp;ts, door vergunninge van het bovengenoemde KunAgenootfehap, het zelvenbsp;gellerkt met hunne Privilegie, als rechtnbsp;* znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daar
-ocr page 8-daar toe hebbende, tót voorkominge der valfche naadrukken, die door baatzoe-kende menfehen mogten in ’t werk ge-llcld worden. By deezentwédendruk isnbsp;ook gevoegd eene fierelyke tytelprènt,nbsp;die den Liefhebbers niet mishaagen zal
De ftóf van dit Blyfpél is genomen uit een Franfch Toneelftukje van een bedryf,nbsp;genaamd les CarojJesd'UrieansXn onrym gefield door den Geleerden HeerJ^^j» delanbsp;Chappelie, boezemvriend van den beruch-ten Moltere.
Men vindt onder de werken des zelven Franfchen dichters ook het Treurlpelvannbsp;Zaïde i door het Kunflgenoocfchapr vertaald en berymd.Indien het de gelegenheidnbsp;des tydsen onze lull gehéngt, zullen wynbsp;datfluk, névensdat van Sertorius^ PJyche'ynbsp;^ophomsha-i de Prachtige Minnaars ^ denbsp;hoogenaar, tvvédeDeel, de TongiZmne-fpel, énz. die het licht noch niet hebbennbsp;gezien, den minnaaren der Toneelpoezynbsp;niet onthouden.
-ocr page 9-EEn gekskóp om zyn goed te trouwen , Behaagde Leonora niet.
Met recht: zy fchuwde veel verdriet,
En 't eeuwig knaagend naaberouwen.
’k Misprys alle ouders die om k geld Hun kind’ren aan een’ dwaas verkoopen,nbsp;Wat is van zulk een echt te hoopen?
De wroeging blyft, cn ’t goud verfmelt. Dóch hierom wil ik ook niet pryzennbsp;Gezwind te fchenken ’c hart en woord,nbsp;Aan dien het oog terftond bekoort:
Men zag hier uit veel onheil ryzen,
En (chennis kleeven aan ’t geflacht»
Doch ’t Bruidtje moefc geen tydt verliezen : Maar fchidyk d’één of d’and’rcn kiezen;
Des bleek, o liefde, uw groote magt. Een Huuwlyk kan dus ook gelukken :nbsp;Maar, wee die trouw, zo’t anders gaat.'nbsp;Verkies , o jeugt, met wyzen raadt;
Laat blinde drift u niet verrukken.
Dóch ’t preeken helpt niet in de min: Elk kieft een liefje naar zyn’ zin.
L E A N D E R, Haagfch Edelman, na Parys reizende. K R I s p Y N, Knecht van Leandcr.
L o w IE S, Hérbergicr.
Jan, Knecht van Govert.
J u R RIEVoerman van Adelgonde én Sofia.
Ade LG ONDE, ? Nichten, woonende te Bergen, in Sofia,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J Henegouwen, reizende na Bruffel.
Annet je, Waerdin, Vrouw van Lowies.
Govert, Vader van Leonoor , woonende te Antwerpen.
Leonoor, Dochter van Govert, verloofd aan Anfélmus den Zoon.
J o c H E M, Voerman van Govert.
Anselmus, de Vader, wezonende te Bergen, in Henegouwen.
Anselm us, de Zoon, verloofd aan Leonoor.
T R Y N T J E, Meid van Lowies.
Het Tooneel verbeeldt in het Rerjle Bedryf het Huis met de Stalling, énz. éndeBuurtvanLowtes. Enindenbsp;tiuéandere Bedryven eene ruime ^aal in dezelve Herberg , buiten Bru£el , in de Provincie van Hene-gouwen.
De Gefchiedenis van het Blyfpél begint tégen den avond, én eindigt in den mörgenftond.
-ocr page 11-Pag; I
d F DE
EERSTE TOONEEIv. LeandeRjKrispyn.
Le ANDER.
rifpyn.
Krispyn.
Mynheer, watisuwwil?
L E ANDER.
Bezdrgmynpaerd,
En’tuwe ; énroepdeknécht.
Zeer wel; maar hier ’s de waerd,
twÉde tooneel.
Krispyn, Lqwies, Leander,
1 Jidon, hofpes, didon, onï’ fieval, hooi, mangcre, Ajuandéfoc, monfir?
Lowies.
O wie, owi?.
A nbsp;nbsp;nbsp;Kris»
-ocr page 12-Bon chere
Fortiefieval,énons; mooi, klaar Champagnes wyn. Leander.
Hoor, teg hem cens, dat ik tdt morgen hier zal zyn,
En dat ik t’avond vroeg wat eetcn wouw.
Krisp YN.
Koerage!
Hoe zeg ik dit nou befi? die franfchefdp, pottage,
Dii foupé dc franfé, én een poelétje, hoor,
Antandé foc ?
L o w I E s.
Mafoi, nonmonfieur.
K R I s P Y N.
Wel, loop voor
Den Drommel! wat, myn heer! wat doen wy by deez’ luiden?
Leanper.
Krifpyn, je zult het hem door tékens beft beduiden.
Spreek, rdtzak, monfieur veut mansjeer, wat eet, wat eet, Lo WIES.
Manger? bon, bon, meflieurs.
Zo! nou’k het kunsje weet Om met een franfchman in zyn’ taal te rezonneeren,
Zo wed ik dat ik kryg, al wat ik zal begecren.
Vdftré valét moet onz’ fievalen wryven, die Frotteer, Aatandez foe ?
Lowies,
BLYSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;3
DERDE TOONEEL. Krispyn, Leander.
WKR 1 SPY N.
atdnnktuhecr? kanikmy tothet franfch gcweii' nen ?
Komik weer in den Haag, 6! ’k zal gccn duitfch meer kennen!
Maar zég heer, zyn wy nu niet dichte by Parys ? Leander.
O domme rekel! wanneer wordje in ’t énd eens wys ? Deez’ plaats is naauwelyks vyf uuren ver gelegennbsp;Van Bruffel, wy zyn noch in Braband.
Krispyn.
By myn degen
Zou ik wel zweeren, dat ik meende van den Haag Wel honderd myl Ie 7,y n.
Leander.
De helft niet.
Kr I spyn.
Wat de plaag!
Maar met Verlóf, wie heeft u tot deez’ reis be wopgen ? Leander.
Geen menfeh ter waereld, als alleenlyk twé fchoone oogen;
y an een die ik bemin. Ach zy heeft iets beftaan Waarom ik haar tot’t eind’ des waerelds nazal gaan;nbsp;Die trótfe, die myn hart in liefde wift te ontvonkennbsp;Door haar aanminnigheid, én lodderlyke lonken.
O wispeltuurigheid, van ’t vrouwelyk gedacht! Krispyn.
Hoe,heer, is’tizabel, dieuin’thoofdgebragt Heeft, deczefranfehereis?
Leak*
-ocr page 14-Le ANDER.
Achldoorhaar fmaad’ 1 yk v 1 iigten! Krispyn.
Wat doetze in Vrankryk ?
Leander.
Ach, ach! laat my droevig zuchten! Ze is de eenigüc oorzaak, dat ik tracht na myne dood.nbsp;Krispyn.
Welvlugtzyvooru, vlugt voor haar ook; dit’s geen nood
Om van te derven; in den Haag zyn fchooner vrouwen; Laat haar maar zwinkcn.
Leander.
Neen, nu ik haar niet mag trouwen. Wil ik haar misdryf, én haar ontrouw eens doen zien.nbsp;Krispyn.
’t Is een zottin, zo een mooi jongetje teontvliên. Leander.
Schoon ik’t tótndch verzweeg, wil ik nu wel ontdekken De réden waarom dat wy naParys vertrekken.
’t Is nu omtrent een jaar, dfweinigmin, verleen Dat Ifabel van my op ’t teêrft’ wierdt aangebeên:nbsp;Zeisadelyk, iknietKrifpyn; doch’tzwierigleevennbsp;Van myne jonkheid, heeft haar zinlykheid gedreei ennbsp;Om my te lieven. Hoor: wy vonden ons eens t’faainnbsp;Alleen, ’k befpeurdedatik niet onaangenaamnbsp;In haar verftand was, én heb met eerbiedighedennbsp;Om haare liefde op ’t allerminnelykft’ gebéden;
Döch naa dit voorval, duurde ’t wel een dag df tien Dat ik niet eens na haar, df na haar huis dorfl zien;
Vermits ik duchtte, dat haar Adelyke vrinden Het kwalyk namen, zo zy my daar mogten vinden:nbsp;Hier op fchreef zy m’ een’ brief, die ik niet had verwacht,nbsp;Dat zy my in haar’ tuin wou Ipreeken, in de nacht,
En dat 7 v zellef my de tuindeur op zou maaken:
BLYSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;j
Je kunt ligt dénken hoe ’k verlangde om daar te raaken. Krispyn.
Wel, zou ik niet? Ik wéd dat jy jou beelden in Dat jy de Jufvrouw... Watbeliefje?...
Leanu ER.
Neen, mynmin
Droeg ik haar zuiver; maar naa dat zy my geleidde In deaangenaamen höf, én dat geen méiifch ons beidenbsp;Daar zien, ndch hooi en kon, verftond ik uit haar mond,nbsp;Dat zy wat twyffel in myn’ trouwe liefde vond;
Om dat ik lints die tyd, niet by haar was verfcheenen; Maar door myn ftreelkunll was die koelheid haalt vcr-dweenen,
De liefde voerde’t zeil van myn geluk in top.
Ach, haar omhelzing was zo zoet i Krispyn.
Houw op, houw op, Myn heer, houw op; je brengt me ook haalt aan ’t watertanden.
Och,’k voel myn ingewand, myn borlt in liefde branden!
Le ANDE R.
Wel hoe! wat létie ? word jy ook hier door vcridkt ? Krispyn.
Voor waar, men reuzel fmelt; myn long fpringtop, én fchdkt!
Maar hoe ging ’t verder ?
Leander.
Jn dit minn’lyk t’faamen fpreeken, Verltoutte ik my om haar trouw blyken af te fmeeken;nbsp;Dit heeft zy met haar hand, én eed bevéltigt.
Krispyn.
Is ’t anders niet ? Dus leeft een Iléchthoofd op gena.
Een vrouwen ééd is niks; ja ligter dan de winden.
Leak-
-ocr page 16-lt;5 DE GESCHAAKTE BRUID,
Le ANDER.
De waarheid kom ik tdtmynfmart, helaas! bevinden. Want weinig tyds naa haar beldften, viel haar zin,
Op een franfch Edelman, die haar ontftak töt min.
Zo haart ik dit vernam, zdcht ik rtraks te beletten Dat zy haar’ zinnen niet mogt verder op hem zetten,
En door haar ecdcn was ik niet voor hem beducht;
Maar nu niet lang verleen, neemt zy met hem de vl ugt, Enikhebtyding, dat zy al veel dagen, binnennbsp;Parys geweert zyn; dit doet my deez’ reiz’ beginnen,
Om te verhind’ren , al hoewel ’t myn vader rout,
Dat Izabelle niet met deeze franfchman trout.
Krispvn.
Zo tracht gyenk’lyk dan by dit juweel te komen ?
Ddch zo deez’ franfman haar, je weet wel, had benomen, Woudtgy haar evenwel verplichten tot uw trouw ?nbsp;Leander.
O ja ; al zond ik ook die trouwelooze vrouw,
En haaren fchaaker bei vermoorden.
K R I s P Y n.
Om te hangen!
EnkreegenzeKrifpyn, jou warmeknécht gevangen, Hoe droevig zou ik daar om moeten lyden ? zért!nbsp;Wanneer men my zo wat kwam gifpen ? flirt én fiért.
Me dunkt dat ik daar reeds de beul al heb vernomen! Neen’tlykt een vreemde knecht, die hier ligt t’huis zalnbsp;komen;
En na my dunkt, zo komt’er meer vdlk achteraan. Leander.
Verneem eenswiczezyn, én waarzeheenengaan:
Ik zal terwyl inhuisal ’t noodige befchikken.
VIERDE TOONEEL. Jan, Krispyn.
BJ A N.
loed, is dat Ipppen! dch! men vpeten zyn aan rtikken.
Kris-
-ocr page 17-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;1
Krisp y n.
’t Schynd datje moe bent, vrind ?
Jan.
Ja, dat is’t dat men deert.
Is dit de herberg daar de meffitfieer logeert ?
Krispy N.
Ja, ’t is hier wel, je zult hier dorftnöch honger lyen.
Jan.
Dat hoop ik.
Kr iSPYN.
Benje alleen?
Jan.
Men heer komt ginder rycn. Met meer gezelfchap in de wagen.
K RI s p y N.
Zég eens vrind,
Zyii daar ook juffers in ?
Jan.
Niet als men heer zyn kind; Ze zal de bruid zyn, voor het eerde van haar leeven,
En van de nacht, wordt ’s aan de bruigom ligt gegeeven. K R I s P Y N.
Zég woont de bruigom hier ?
Jan.
Wat Duivel vraagje my ?
Hy komt van Bergen, envanBraine, guntshicrby In Hénegouwen, daar het hy veel landen leggen;
Maar woon jy hier? ik wouw de hófpes wel doen zeggen Dat hy het eeten met de bedden, vacrdig maakt,
K R I s P Y N,
Gaamaarin huis.
VYFDE TOONEEL.
K R IS P y N alken.
JL/e Droes we zyn hier wel geraakt
Men zal hiervrolykzyn, menzal’erbruilóft houwen! Zo maar men heer zo lang wil blyven tót ze trouwen;nbsp;Maar holla i bloed! hier komt een kar met liefkcns aan.
ZESDE TOONEEL,
JURRI, Adei-gonde, Krispïn, Sofia.
Men boort het geraas van een ry etende wagen.
W1 U R R i, van binnen.
il dy hier flaapen ? ou! of wilde verdergaan Vanavond^
A DEI-G ONDE.
Is hiergoed logies?
J URR I.
Ja, uitten vieren;
Goe Ipys én flaapen, én ook allerleije bieren;
En varkens Leuvens, dat de maag verwarmt, en ’t bloed. Krispïn.
„ Die voerman praatal meê van flurven.
Sofia.
Neem ons goed.
JUR Rl.
Ik zal ik, ouw valies in ulder kamer draagen.
Sofia.
Hoor voerman, wil met een, eens aan de hofpes vraa-geii
Ofhy een kamer, in’tbezonder, voor ons tweên, Kaugeeven; haartje wat.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Adeegonde.
En vraag hem ook met één, Of wy hier ptomtement wat eeten krygen kunnen.
J U R R I.
Ba ja. nbsp;nbsp;nbsp;''
ZE-
-ocr page 19-Krispyn, Adelgonde,.Sofia.
MK R IS p y M.
ejuffers, ’k bid n, wilt my to veel éér vergunnen Dat ik mag weeten, öf uw reis na V rankryk Ürékt ?
Adelgonde.
Ik dénk wel neen, waarom?
Sofia.
’t Lykt dat hy met ons gékt. Wel wat leid deeze vént, aan onze reis geleegen ?nbsp;Adel G ON DE.
Wy hebben ligt’lyk hier goê kompagnie gckrecgcn Na Bruflel, Ma Couzine, ai (laak eens uw verdriet.nbsp;Sofia. „
Och Nicht! wat kompagnie? ’k vind myn gezélfchap niet.
Och, dch, al myn vermaak, dat ik zo moert verliezen! Als ik ’er ndch aan dénk, voel ik myn bloed bevriezen.nbsp;Die zoete vrindfchap I...
Krispyn.
Nou, noujufvrouw, laatjeraan. Myn meertcr is galant, ligt dat wy met u gaan.
Ai werwaarts leid uw reis ?
Adelgonde.
Wy gaan te Brurtfel woonen, Alleen om dcOp’ra daar met kuurt te zien vertoontn.nbsp;Krispyn.
Hebt gy ze ’er nooit gezien ?
Adelgonde.
Ikdikwils; maar myn’nicht,
Die vol van droefheid is, heb ik hier toe verpligt,
Om zo het moog’lyk was, haar hartfeer te verwinnen, En door dit zoet vermaak te dry ven uit haar zinnen.
A y nbsp;nbsp;nbsp;Kri$'
-ocr page 20-10 DE GESCHAAKTE BRUID,
K RIS P Y N , tégens Sofia.
Is ligt uw vryer....
Sofia.
Och, myn droefheid is te groot!
K R I s P ï N.
Of wel uw man....
Sofia.
6 Neen, myn lieve bokje is dood ! Myn toete beeft dat heeft, öch. dch, de geeft gegeeven!
Ik heb nooit inooijerbok , geiien van al myn leeven; Zyn hoorens waaren glad, hy was niet dik; maar fluik,nbsp;Fen 7. wane vlak liep van zyn borft af langs zyn buik;nbsp;Och, dch, zyn dood zal my ftaag in gedachten bly ven!
A DE LG o .M DE-
Couzine, de Op'ra zal uw hartzeer wel verdryven.
K R 1 s P Y N
De Bruflèlfche Op’ra ? foei! dat is een Héchte zaak.
Ik was’ergift’ren nöch, maar noemtmen dat vermaak, Met al die brUijcry van lollen én van zingen ?
Dan zong’er een; Kadmus, Hermioen ... lompe dingen! ’tls Doülhöfsfpul, met al haar’heeften, ftyfénloom,nbsp;Van draaken,reuzen;foei!dan brdgt me’er eens een boom,nbsp;Dan namen ze’em weer wég; ’t zy n kind’re viezevaazen;nbsp;Mynoorentuiten nöch van’thandgeklap, van’traazennbsp;Van zeer veel lieden, die nöch taal,nöchzangverftaan.nbsp;En meer uit grootsheid, als vermaak in de Op’ra gaan:nbsp;Het is de modeaskaks in Vrankryk én Itaalje;nbsp;’tTooneelfpél in’tneêrduits, 6! dat’s maar voor’tka-naalje.
Zofpreeken veel meirieursénjufTer'.inonsland;
Maar hier in Braband ,hoQp ik, heeft men meer verftand, Myn heer is een poëet, de Duivel! hy maakt vaerzennbsp;Als een Parentius in hoog gekurkte laerzcn.
Sofia.
Wclnicht, indien ’tzois, gelyk die vrind ons zeid,
-ocr page 21-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;n
Is de Op’ra prullery te Bruffel.
Adelgonde.
Malligheid;
Ze is tout a fait charmant! gy zult het zo bevinden.
Zulk aardig danfen, én die melody! ’k beminden Nooit ding ter waereld zo, als deeze zoete vreugd;
En ’t is geen wonder; want onz’ Santen hunne deugd Word zelfdoorvaerzenop muzyk zeer hoog gepreezen.nbsp;Nicht, tien jaar wouw ik in het vagevuur wel wcezen,nbsp;Indien ik d’Op’ra maar mogt al Ie dagen zien.
K RISP YN.
GametonsnaParys, daar....
ACHTSTE TOONEEL. Annetje, Sofia, Jurri, Adelgonde,
K R 1 S P. Y N.
A N N E X J E.
’k ]K,om myn’ dienft aanbiên; Weeft wélkom juffers.
Sofia, tégens de Vterman.
Zég, waar is ons goed gebleeven ? Annetje.
Ik heb het, tree maar in.
NEGENDE TOONEEL. JuRRi, Annetje, Krispyn.
JURRI.
Xk gil voeijcr geeven Aan myne piaerden; tapme ien potte Leuvens bier.
Annetje,
Weljurri, ikzel’tdoen.
JURRI.
Maar zét ze wat aan ’t vier.
TIEN-
-ocr page 22-li DE GESCHAAKTE DRUID,
TIENDE TOONEEL. Krispyn, An netje.
V nbsp;nbsp;nbsp;Krispyn-
rie voerman zo het lykt, houdt ook veel van te fmce-ren.
Annetje.
De VJaamfe voerlui, ó.' die leeven hier als heeren,
Al zou’et kleed van ’t lyf, vaak na de lomberd gaan. Krispyn.
Maar naar my dunkt, waerdin, ben jy hier niet van daan ? Annetje.,
Wel neen, myn vrind, heel niet.
Krispyn.
Waar ben jy dan gebooren ? Annetje.
Te Delft.
Krispyn.
Me ddcht ik zach ’t ook aan jouw kallefs ooren. Maar hoe ben jy hier aan die rdtzak toch geraakt ?nbsp;Annetje.
Wel hy was jongman... maar wie dfotis hier genaakt.'’ ’tSchynt dat’t gel uk, van daag veur ons heeft veur genomen,
Myn huis te zeegenen.
ELFDE TOONEEL. Annetje, Covert, Leonoor,nbsp;Krispyn.
Annetje.
JVlynheerzytwe! gekomen. Gyookmejufvrouw; maar, hoe! komjezo tevoet?nbsp;Go VERT.
Wel neen waerdinjmaar zie dien plompen dronken bloed,
Dien
-ocr page 23-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;13
Dien fchelmfcn voerman ,clie doorzyn oiiachtfaam ryen
Den wagen om fmeet----
A N N E T j E.
Ligt heeft hy ’t niet kunnen mycn. G o VER r.
Ja door 7,yn domheid, het was zync fchuld wel récht; Maar hebt gy hier nóch niet vernomen myncn knecht?
A N N E T j E.
Niet dat ik weet men heer.
Krispyk.
VVaerdin het is ligt dcezen,
Met roode kleercn.
A N N E T j E.
Dat zou ligt wel kunnen weezen. Hoe is jouw knecht zyn naam, myn heer ?
Govert.
Roepjy fléchts, Jan.
Annet JE.
Jan, Jan, je vólk is hier.
TWAALFDE TOONEEL.
Govert, Jan, Leonoor, Anne.tje,
Govert.
Je bent een fchooncr man. Ik loof jezoudt niet uit het huis een uitkyk geeven.nbsp;Alwaar het dat wy niet en kwamen van ons leeven.
Loop na den wagen zien.
Jan.
Waar is ze?
Govert.
Loomenguit,
Gintsleidzeby deboom, ga, haal het goed daar uit;
En zo ’t te z waar is, laat de voerman jou wat helpen.
DER-
-ocr page 24-14 DE GESCHAAKTE BRUID,
DERTIENDE TOONEEL. Covert, Leonoor, Krispyn.
M nbsp;nbsp;nbsp;Covert.
ynkind, uw bruigom, zal uw druk, én droefheid ftélpen,
Hy moet voorzeeker hier van deezen avond zyn. Leonoor.
„Dat hy nooit kwam, het waar voor my veel minder pvn. Óch! zal ik dan helaas, een onbekenden trouwen!
Covert.
Maar hoor ik zeg u...,
VEERTIENDE TOONEEL. Krispyn,/«Lean DER, aan de eene, Leonoor,nbsp;/«Covert, aan de andre zyde^
Krispyn.
Leander.
„Nooit kwam ik aan tefchouwen „Een fchoonderaangezigt, als van dcez’jonge maagd!nbsp;Kr ispyn.
„Mynheer, zy is de Bruid.
Leander.
„Krifpyn, myti hart datjaagt „Om haar bekoorlykheid, met liefde te verwinnen.nbsp;Covert.
Hoor Leonoor, dit is vergeefs; buig uwe zinnen Tot ’s bruigoms min ; vermits, ik myn gegeeven woord,nbsp;N iet weer hér roepen zal.
Leonoor.
Ik bid,dat gy my hoort.
Go*
-ocr page 25-Gover T.
In droogevryers, vaak de srootfte geeften fteeken; Diesftel uw hart geruft, töt datje’cm hebt geticn,
E)an wii ik zwoeren, dat gy niet voor hem zult vlêii. Hoor Leonoor, wanneer zyn vader komt te ftérven,nbsp;Dan moei hy, zo als gy, al’s vaders rykdomérvcnnbsp;Dat woord van rykdom, heeft by my een grooteklem!nbsp;En om deez’ réden, gaf ik hem alleen myn’ fiem;nbsp;Maar, waar blyftddch dien guit?
L f ONOOR.
Het goed valt zwaar te draagen. Leande R.
„Krifpyn, ditBraband kan my ongemeen behaagcn; „En dat my het geluk aan zo een bruidtje bragt,
„’k Zweer dat ik nimmermeer niet om myn reis...
K R I S P Y N.
„Spreek zacht!
G OVERT.
Myn heer met uw verl(5f,waar meent gy heen te trekken ?
Lf ANDER.
Myn heer, ’k gaa na Parys.
GoV t RT.
Zo gy ’t ons wout ontdekken,
Gyzyt uit Holland?
Leandpr.
Heer, ik réken’tmy voor éér’.
Een Haagenaar te zyn.
G o V E R T.
Een Haagenaar! myn heer ? Leander.
Wel ja.
G o V E R T.
Leeft die Barbier daar ndch ?
LeanX)£K.
Ei, nietteïpottcn Myn
-ocr page 26-i6 DE GESCHAAKTE BRUID,
Myn heer, de Haagenaars pafïèeren voor geen ïotren, Zy hebben moed.
Covert.
Dat ’s wel bekend; maar v.yt gy wyz’,
En uit den Haag, zo ga voor eerlt niet na Parys:
’t Is goed dat jonge lui wat reizen, wat bezoeken;
Maar nu na V'^rankryk ? gy zult dat befluit vervloeken.
U w naatfie wordt daar vall gehouden, én gy zégt U w’ reis heeft heel geen haalt, verltond ik u te récht.
L E A N D E R.
’t Is waar.
Go VER T.
Wel zo gy wilt. én zo ’t uw tyd kan lyen, Blyfhier een dag by ons.
L E ANDER.
Mynheer, ’kzalmyverblycn, Indien myn blyven u ten dienll (Irékt, én behaagt.nbsp;Covert.
Tenhoogden.
Le ANDE R.
’k Bid verfchoon, zo ii uw dienaar vraagt, Waar dat gy zyt van daan ?
Covert.
Myn heer, ik heb voor deczen Te Middelburg gewoond; maar wy 1 men daar met vree-zen
T er Mis moed gaan, heb ik nu lints een tyd gewoond Te Antwerpen.
Le ANDER.
’k Bid dat gy myn’ vry igheid verfchoont, Isdituwddchtcr, heer?
Covert.
’k Hebandersnooitgeweeten: Haar’ moeder was myn’ vrouw, zy moet my vader hec-ten.
Dean-
-ocr page 27-L.
Le ANDER.
Mynheer, lyfchynt bedroefd.
Go VERT.
Dat’s maar een malle gril, Die 2.y betoont, 'em dat ik haar uittrouwen wilnbsp;Met een ryk Jongman, die van avond hier moet wcezennbsp;Met zyn heer vader, %o ik daat’lyk heb geleezennbsp;In deezen brief, dat ik hem hier verwachten zal;nbsp;Daarom verzoek ik, dat myn heer, by dit gevalnbsp;Ons de eer gelieft te doen, te bly ven, om onz’ vreugdennbsp;Meê by tewoonen.
Le ANDER.
Heer, gy toont dat de éd’le deugden Van een récht Neêrlands hart, in uwen boezem zyn.nbsp;Govert.
Haar bruigomsMaagen zyn ookZeeuwen: maar heel fyn Katholis. Zjtgy’tmtégt;
Leander.
Gy moogt my daar voor houwen; Maar zal hy met uw kind,hier,öf te Antwerpen trouwen?nbsp;Govert.
Neen , neen, dat moed niet zyn, ze trouwen daar hy woont.
Dat is teBraine; hier? dat was hem wis gehoond.
Zyn vader kan zo wel, als ik, de bruilóft geeven.
O, daar in Hénegouw’, daar is het goed koop keven! Leander.
Hebt gy geen Maagfehap, dat haar met u derwaarts leid ? Zy is zo eenig.
Govert.
Ei, dat is maar malligheid.
Zy zal alkenig met hem wel te bedde leggen.
Krispyn,
„Die flodder!
B nbsp;nbsp;nbsp;Lean-
-ocr page 28-i8 DE GESCHAAKTE BRUID,
Le ANDER.
Maar myn Heer . . .
Govert.
' nbsp;nbsp;nbsp;Maar heer, ik 2al u ïeggen ,
’k Ga immers zélf met haar.
VYFTIENDE TOONEEL. Jan, Govert, Leander, Leonoor,
KRISPYN, JdCHEM.
Jan, met een koffertje, énz.
M
1- Xier is het goed, men heer. Govert.
Loop, breng het binnen , leg het in onz’ kamer neêr,
En fluit de deur wel toe.
Jan.
Ik zal ’er wel op letten.
ZESTIENDE TOONEEL. Govert, Leander, Leonoor,
K R I s P Y N.
H nbsp;nbsp;nbsp;Govert.
eer, met verldf, ik gaa my wat te ruften zetten.
Naa een weinig voortgaan, ziet hy om, én roept: Lenoor... Heer, gaat gy meê ?
Leander.
Ik vdlg u, treê maar in.
ZEVENTIENDE TOONEEL. Leander, Krispyn.
Leander.
.rifpyn,wat gaat my aanïhoe kldpt myn hart van min,
Door
-ocr page 29-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;19
Door ’t lietl van deeie bruid! Sints ïy my is verfchecnen, Is al de minnenyd van Izabel vcrdweenen,
Ik voel dat deca’ myn’ ziel met nieuwe vlam omringt, Krispyn.
Ik loof waarachtig, dat ze ook aan dat euvel hinkt: Want wyl de vader met u fprak, heer, zy n haare oogennbsp;Niet éénmaal van u afgeweeft,
Leanuek,
Is het geen loogen?
Krispyn,
Neen; én doordien dat hy haar dwingt tdtdeeze trouw, Wénfcht zy ligt zélve wel te zyn uw échte vrouw.
Leander.
Krifpyn mogt dat gefchién! maar zy is reeds verbonden: De bruigom komt flus hier,
Krispyn.
Men heer, door lift én vonden Moet gy haar, eer hy komt, verklaaren uwe min,
Leander.
Door welk een middel ?
Krispyn.
Hoor, daar fchietmy iets in’t zin: IktwyfFel nietdf gyzultflusjes faamenfmullen.
Neem die gclégenheid om haar de kap te vullen Door eene brief.
Leander.
Ei, weg, dat zou de vader zien, Krispyn.
Ik zeg u evenwel, men Heer, ’t kan zo gefchién:
Hier zyn twé Juffers, zo die mee aan taaffel eeten,
Zal jy wel middel, om jouw naad te naaijen, weeten: De ééne is verzdt op zang, fchryf met’er haait een brief,nbsp;Als df’t een liedtje was, het bruidje heeft jou lief,
Bi nbsp;nbsp;nbsp;En
-ocr page 30-20 DE GESCHAAKTE BRUID, Enzalhetfchriftdoor éénder Juffers ligt bekomen.
Le A NDE R.
Dat is ’t niet al; ’k heb nöch wat anders voorgenomen. Loopnadeftal, én geef de paerden dubbel voer;
Zie öf’er niets aan tuig, dfyzers fchort.
Krispyn.
O broer,
’k Zif waar dit héén wil!
Leander.
Om myne aanflag te bedekken, Zégdat ik mdrgen moet,voor dag,voor dauw vertrekken;nbsp;De paerden zyn noch niet ontzaald, men laatze zo,nbsp;Terwyl gy eeten gaat, tót aan den buik in ’t ftro:
Houw fchild wacht, tót ik u de leus zal komen geeven. Krispyn.
Laat alles op myftaan. Vivat, die weet te keven!
£/We va^ het Eerjle Bedryf.
21
B L Y S P E L.
EERSTE TOONEEL, Govert, Leonoor,
Govert.
enoor, ’t wordt donker, én uw bruigom komt noch
niet:
’t Is vrcmd, ’k weet niet wat dit beduidt, én échter ïiet Zy n vaders brief vermeldt, dat hy hier vroeg zou weczen.nbsp;Hoe (laat gy zo bedrukt ? öfzyt gy ligt in vreezennbsp;Dat hy niet komen zal ?
Leonoor.
„ Dan waar myn ziel verblyd. Govert.
Wat zegt gy ?
Leonoor.
Niet met al.
TWEDE TOONEEL.
Annetje, Govert, Adelgonde, Sofia, Leonoor.
Annetje.
^^^ejufFers (lyt den tyd, Een weinig mitmekaar, i^et eeten ishaaft vaerdig.
Govert.
Wel hofpita, dat ’s goed.
Adelgonde.
- nbsp;nbsp;nbsp;Myn heer, ei, houw’ ons waerdig
Dat wy met uwe vrouw wat fpeelcn.
Govert,
Neen, dat’smis,
B 3 nbsp;nbsp;nbsp;Zy
-ocr page 32-Zy fpeclt nooit; ook zo weet, dat zy myn vrouw niet is; Zy is myn’ Dochter.
Adelgonde.
Ei! ja, nu ’k haar kom bekyken, Zie’k dat haar weezen naar het uwe komt te lyken.nbsp;Sofia.
Mejufvrouw houdt dan ganfeh niet van het kaartefpél ? Leo NOOR.
Neen gantfeh ter waereld niet Mejufvrouw.
Adelgonde.
Niet .i* jawel!
Waar zal men dan de ty d van avond mcê paflèeren ?
Kunt gy ook danflèn ?
LeonooR.
Neen.
Adelgonde.
Wel aan ik zal u leeren, Dezoetfte paflèn diegy ooit ter waereld zaagt,
Op JiegofMenuwet, indien het u behaagt.
Go VER T.
Kom leer al: want dc kunft is ligt’lyk meegenomen,
En op de bruilóft zal ’t u wel te paffe komen.
Adelgonde.
Gaatzy te bruilóft?
Govert.
Ja; wyl datze zelver trouwt. Adelgonde.
Geluk dan, ’k wenfeh dat nooit u ’t huuwelyk berouwt Daar gy u in begeeft.
Sofia.
Ik wenfeh u van gelyken. Leonoor.
Ik dank u beide.
Govert.
Naa
• ,1
-ocr page 33-Naajouw mooi danflcn.
Adelgonde.
Zie, wanneer dat gy dus flaat, Faittes Ie compliment; maar pas wel op de maat.
T'ujjchen daar de tuttelenflaan, ziagt ze etngtdielte van de voois,
xMlons, trois pas bouré... deux pas de menuetten.... Gy moet met de koepec uw voeten dichter zetten....
An ho, trois kontre tams... an bas, deux kontre tams... Fórt bien, fdrt bien, tres bon, gy danll recht op zen frans.nbsp;Govert.
Dat gaat al heen. Maar zeg; dieand’ren ’tdanfTen keren Zyn die gedwongen ’t duitfch met ’t frans dus te lar-deeren ?
Ik t wyfFel, fchoon ik ’t frans niet ken, of gy ’t verftaat. Abelgonde.
Pardonnezmoi Monfieur, c’eftlamode, inderdaad Van al de Meefters; hier door leert men goê manieren;nbsp;Waarom veel Ouders, il eft vrai, hunn’ kinders (lierennbsp;NaVrankryk, pouraprendrehonnêteté, énpligt.nbsp;Govert.
Ja,ominfchelmery,teworden afgericht:
’t Blykt aan veel fransjes die in Holland komen woonen, Die ons, de vroomen niet te naa, hunn’ aart betoonen:
In armoe dreelend’; maar in voorfpoet trdts van fnuit.
’t Is wonder, dat’er vaak niet één in’t water bruit. Wanneer ’t hart waait, zo Ids en dartel zyn die franfïèn;nbsp;Maar (laaken wy die praat, én wil eens t’zaamen danlTcn.
Abelgonde.
J’enfuiscontent, allons.
Govert.
NouLeonoor, met moed.
A D E L G o N B E.
Allons; pas op de maat... zo haaftig niet, ei zoet...
• ,1
-ocr page 34-Adelgonde, dand met L e o n o o r , onder het fpeelen der injirnmenten eeneCourante, in daarnbsp;naa een Menuet.
Dat ’s uit; ik ben vermoeit.
Leo NOOR.
Ik niet; gy fchynt te zweeten. G o V E R T, lachchende.
Ik zweet van toe te zien.
Adelgonde.
Mej ufvrouw, gy moet weeten, Die zingt én inftrueert, daar komt het meeft op aan.nbsp;tigem Sofia.
Wat dunkt u, zou hier door uw droefheid niet vergaan? Sofia.
Ja, zo’tmy toefchynt, zal myn hartzeer wel wat min-d’ren.
Adelgonde.
Het zien van de Op’ra zal die heel en al verhind’ren.
G o VER T.
Hoe! zal een Op’rateur haar fnyden van de Heen ?
Of heeft zy ligt gebrék, aanfchouder, arm df been?
O ! laatgeenvandatvdlk, haar komen aan de léden: Neem Héchts een barrebier.
Adelgonde.
Myn heer, gy hebt myn’ réden Niet wel verllaan; ’t fchort ma Coufine op die plaats niet'nbsp;Daar gy wel meent: ’t is maar impreffie van verdrietnbsp;Dat in haar’ zinnen woelt,en die wou ’k doen verdwynennbsp;Door ’t zien van de Opera
Govert.
Ha, ha! die fmart df pynen Dan in zyn boezem heeft, die raaktze daar mêekwyt ?
Ja wel, wat ziet men al gebeuren in deez’ tyd!
te'gens SoFIA.
Maar zég my dóch, wat leed df druk kwélt u de zinnen ?
Sofia.
-ocr page 35-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;25-
Sofia.
Een droefheid die ik nooit zal kunnen overwiiinen.
G o V E R T,
Is ligtelyk uw man gefturven ?
Sofia.
Och! de nood
Die my aan ’t harte gaat, maak t myn verlies te groot! Och,öch myn bokje is dood,myn beesje,ik ben verlaaten!nbsp;Go VE RX.
Wat zegje? een bok?
Sofia.
O ja, hy was zo zoet van blaaten! Govert.
Hoe! fchrei jy om een bok ?'
Sofia.
Och, ’t was zo zoeten beeft! G o V E R ï , tégen Adelgondt.
Ja wel récht uitgezeit, mejufvrouw, ’k ben bevreesd DatdeOp’ra haar niet van deez’ziekte zal geneezen,
Of’t moeft een Opera van bok, en geiten weezen.
Adelgonde.
O! de Op’ra is charmant!
Govert.
Ai, wie kan dat vermoên ? Gewiflèlyk zy kreeg dan vry veel meer te doen.
Zo ze een zottin genceft, is die wel waart te pryzen.
DERDE TOONEEL.
Leanuer, AnnetJE, ieder van een hyzondert zyde^ Govert, Leonoor , Adelgonde,Sofia.
WLeand er.
aardin is dit de plaats daar wy t’faam zullen fpyzcn? Annex JE.
Neen Heer, het is hier niet; onze eetzaal is hier naaft.
B s nbsp;nbsp;nbsp;Lean-
-ocr page 36-16 DE GESCHAAKTE BRUID,
Le ANDER.
Zultgy haaflfchafFcn ?
Ann ET JE.
Ja, oja men heer, al haart;
Men man die répt hem, om het eeten klaar te maaken. Govert.
’t Wordt laat, én ’k wénfchte ook dat we aan taafel mog-ten raaken.
A N N E T ] E.
’k Zal hem gaan zeggen, dat hy ’t vlees van ’t fpit aftrekt.
VIERDE TOONEEL. Govert, Leander , Adelgonde,
Leonoor, Sofia.
I nbsp;nbsp;nbsp;Govert.
k ben verblyd heer, dat ge uw’ vriendfchap ZO ver rékt, En u verpy nt, ons, met uw by zyn, te verceren,nbsp;Leander.
,De eer is aan my, myn heer, wil my verekskuzeeren Neem ik die vryheid, ’t is een téken van uw deugd,
Dat gy me uw by zyn gunt.
Govert.
Wy hebben nu geen vreugd; Maar waart gy daatlyk hier geweeft, men heeft gezongen,nbsp;Gedanft, veeiligt had gy mée in de bogtgefprongen.nbsp;Leander.
Het is my leed myn heer, ik min de zoete zang,
En ’t zwierig danflèn ; want het is nóch niet heel lang Verleen, dat ik met luft heb de Opera zien fpeelciinbsp;TeBruffel.
Govert.
Wel kan u die zótheid niet verveelen ?
Ik hebze nooit gezien; doch naar decz’ Jufvrouw zeit, Zo heeft ze een groote kracht, én een’ bekoorlykheid,nbsp;Die alle droefheid der gedachten kan verdooven;
LE ANDER.
Adelgon DE.
G o V E R T.
Leander.
AdE LGONDE.
Leander, tegem A delgende.
Adelgonde, tégens Leander.
Leander.
Ja, kunt gy’t Muziek, vang aan. Adelgonde zingt onder 't fpeelen van denbsp;Klavejimiel, of de Bas.
Wil u niet in't minft bezwaar en.,
In't verdriet dat gy beklaagt.,
Zo uw f ader u wil paaren
Met een die u heel mis haagt, tij:
Stel uw hart, uw ziel, uw zinnen Om my eeuwig te beminnen.
'k Weet een middel waar door gy Wordt geréd uit dwinglandy ;
Kan myn' liefde u Jlechts behaagen,
'k Zal om u myn leeven waagen. :jl:
rF-
28 DE GESCHAAKTE BRUID, Leander.
Gyiingthetwonderfraai. tégensLeomor. Hoeheefthet n gevallen,
Mejufvrouw?
Le ON o o R.
’t Is heel naar myniin.
Govert.
’t Is om te mallen,
Datzydatzeit.
Le ON o o R.
’t Doet niet.
Govert.
’t Wordt apokryf verklaard
Van my.
Lean DER.
Waarom ?
Govert.
Om dat hy die zyn dochter paart,
’t Niet goed vindt.
Adelgonde.
O, myn heer! dat ziet men meer gebeuren. Govert.
Ja; maar zo ’t myne was, ’k zou ’tdaat’lyk ftukken fcheuren.
Leonoor.
Maar évenwel monpeer,’k vind’t liedtje niet heel vreemd. Leander.
’t 1st’uwen dienft.
Govert.
Holla! ik wil niet dat zy’t neemt. Leonoor.
'llsfléchts ter leen.
Leander.
Ligt dat u dit meer zal behaagen.
Met uw verlóf heer, dat ik ’t aan haar op mag draagen.
Leo-
-ocr page 39-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;29
Leonoor.
Heb dank heer, ’kial’teenszien.
Go VER T.
Maar Leonoor, wel hoe! Gy kunt die vooizen niet; ’t is éven df een koenbsp;Wou leezenineen boek. Welnou,kuntgy’tbegrypen?nbsp;Leonoor.
Een weinig; maar ’k z^l flus, myn’ zinnen daarop flypen; Ook vind ik haaft de wysdaarop, naar alle fchyn.nbsp;-^eander.
Ik wenfeh het. nbsp;nbsp;nbsp;\
Adelgonde.
Hoe, myn heer! hier moet geen voois op zyn, Daar flaan geen nooten by.
Leande R.
Mejufvrouw, dat ’s vergeeten; Die ’t fchreef had grooten haaft.
Go VER T.
Geefmy, ligt zal ik weeten Wat voois daar op behoort... Koftgy, S fchoone bruid!..nbsp;Al wéér wat zdts! maar ’k zal ’t eens leezen overluid.
Koft gy ^ S fchoo»e bruid, myn trouwe liefde leeze» Vit myn gezicht, niets zou my meer behaaglyk weezen !nbsp;Voornaam'lyk ^fchoone maagd, indien uw teder hart,nbsp;M.et my gevoelden, eene, en zélve minnefmart:
Ach! wou de liefde my dat groot geluk verkenen,
Dat ik myn trouwe ziel met de uwe mogt veréénen ,
Of dat my Jléchts een ftraal hefc heen van uwe vlam, IVat was 'er dat ik niet om u te boven kwam!
Hy fcheurt het fchrift aan ftukken.
Wég, wég, ’tisvoddery, ’kmag’t hoofd daar niet mcé breeken,
Laat ons wat anders, df van ectens zaaken fpreeken.
30 DE GESCHAAKTE BRUID,
VYFDE TOONEEL.
Jan, Govert, Leonoor, Sofia, Adelgonde, Leander.
MJ A N.
cn heer, de bruigom met 2yn vader, is daar al, Govert.
Dat’s goed, gelei ze hier. Kom zoetertje nou zal Jouw lieve bruigom, jou voor de eerfte maal omarmen.nbsp;Leonoor.
„’k Hoop dat de Min my voor dat onheil zal befchermen. Govert.
Wat zegje ?
Leo N ooR-Ik ben verblyd.
Govert.
Kom gaan we ’er in ’t gemoct.
ZESDE TOONEEL. Govert, Anselmus de Vader, Anselmusnbsp;Leander, Sofia, Leonoor,nbsp;Adelgonde, Jan.
ZG 0 V E R T. yt welkom, heer.
Anselmus de Vader.
Heb dank. Myn zoon,ga voort,en groet De vader eerft; beleefd.
Anselmus de jonge, lang faam fpreekende.
Myn heer ik kom u nader En noem u vader: want gy zyt myn’ halve vader,
Dooi wien myn halve ziel gemaakt is.
Leander.
• Dat is fchoon!
An-
-ocr page 41-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;31
Ai; SEhMVS de Jonge.
Vergun my dan, dat ik u groet als halve zoon.
te'gem Sofia.
En gy myn halve ziel, ik wil u olFereeren Een half hart pröpvol liefde.
Sofia.
Ei, wil my ekskuzecren.
Go VER T.
Hoe heer Anfelmus, deezeismyneddchterniet;
Hit is ze.
Anselmus, te'genszyn Vader.
Zal ik haar, heel kuffen ?
Anselmus de Vader.
Ja, maar ziet
Haarvriend’Iykaan, vooraf.
An SE LM US de jonge.
Papa, ik zal ’t wel maaken.
Een welkom kus.
Leonoor.
Ei, zoet!
Ansel Musi^ jonge.
Ik kom u maar genaaken Met een gedeelte van myn lichchaam, halve vrouw;nbsp;Maar als gy ’t heel zult zyn, gcefik m’ ook heel aan jon.
G o V E R T, te’gens Leonoor.
Watdunkje? hy heeft geeft; kan hy jou niet behaagen?
¦ nbsp;nbsp;nbsp;Leonoor.
Wat zeg ik beft op’t geen gy my gelieft te vraagen ?
_ nbsp;nbsp;nbsp;G o V E R T.
Wel,zeg heel lachchend, ja.
Leonoor.
Anfelmus, door het woord Hat u myn vader gaf, zyt gy myn bruigom.
Covert,
Voort,
Om-
-ocr page 42-3i DE GESCHAAKTE BRUID, Omhéls hem wederom.
Leonoor.
Dat zal daar na gefchicden,
Als wy getrouwd zyn.
Ansel MUS de Vader.
Zeg heer Govert, zyn deez’ lieden,
Van uwe vrienden ?
Go VF RT.
Neen; maarzyvermeinenhier
Te nacht te flaapen.
de Vader.
Wel, ’t is my een groot plaizier,
Zo veele landslui, deezen avond hier te vinden;
Als ik Neêrlanders zie, zo dunkt me zyn ’t myn’ vrinden. Sofia.
Wy zyn uit Neerland, ja; maar woonen échter nou Te Bergen.
AN S E L MU S de Vader.
Hoe! te Mons ? te Mons in Hénegouw’ ? Wel dat’s al wonder, dat wy dan ma Ikair niet kennen.nbsp;Adelgonde.
Wy kennen u wel; weet dat wy de ddchters bennen Van jan,en David, de een is heer van Buldervoort.nbsp;Anselmus de Vader.
quot;Zyl gy die ddchters ? wel, gy woont digt aan de poort. Sofia.
Dat ’s waar, heer.
ZEVENDE TOONEEL. Annetje, Govert, Anselmus de Vader.,nbsp;Leander , Anselmus de jonge, Leonoor,nbsp;Sofia, Adelgonde, Krispyn, Jan.
Annetje.
rinden,als’t jenoubelieftjhet eeten Is opgedift.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;G o-
-ocr page 43-B L Y S P E L.
Govert.
Wel wis, dat moeft men niet vergecten. Hoe is ’t Anfelmus, voel je ndch geen appetyt ?
*t Komt ndch al wel, dat gy hier voor de maaltyd zyt. Nu luftig bruigom, wil uw bruid aan taafFel leijen 5nbsp;Dat gaat u voor.
AnSELMUS de Vader.
Ik vdlg.
Lean DER,
MejufFers,’k zal u beijen
Oppaflcn, met verlof.
ACHTSTE TOONEEL. Krispyn alleen.
Hc
„ nbsp;nbsp;nbsp;ji.oe Duiker gaat dit toe ?
„ Nou Vrydt hy deeze wéér, én fchynt reeds de and’re 3I moê!
NEGENDE TOONEEL. Leander, Krispyn.
KLeander.
rifpyn, pas op, en zie hoe ’t werk hier is gelegen :
Gy hebt gegeeten; ’k hoop het bruidje te beweegcn. TIENDE TOONEEL.
D nbsp;nbsp;nbsp;Krispyn alleen.
oezo.De droes,dit’s raarldf hy de bruid ndch tracht Tefchaaken? Als hy zal! Maar zoetjes eens! al zacht!nbsp;’k Moet zien wat deeze vent hier met de meid komtnbsp;maaken!
ELFDE TOONEEL. Jurrie, Tryntje; Krispyn in een hoek.
Jurrie.
Tryntje»
4 en toet myn’ bottertes.
-ocr page 44-34 DE GESCHAAKTE BRUID, Tryntje.
Ei J urrie, wil dit ftaaken; Dit mallen, ïomyn nicht het zag, zou my doen flaan.
JURRIE.
Myn keukemolleke, een toet noch ?
Tryntje.
Ai, Iaat me gaan,
Met al dat zoenen; kenje nou zo lang niet wachten,
Töt dat het vdlk na bed toe is, ik kryg gedachten,
En ben bekommerd, óf het ligt’lyk iemand ziet.
J URRIE.
Ei, ei, karonje, ’k moet ou totten.
Tryntje.
Je zei ’tniet;
Wagt tdt ons vollek flaapt, kom dan met ftille treden, Zo zoetjes als je kunt; myn meefter flaapt beneeden,nbsp;Hier effen onder,
JURRl E.
Kom dy liever in de ftal.
Tryntje.
Wel gekskap, word je dol, dfhouwjeme veurmal? Kom flusjes zo je wilt, dan zei ons niemand ftooren.nbsp;JURRIE.
Bloed, ik ben zo bevreesd, ou meefter mogt ons hooren! Tryntje.
Neen, tré maar zacht, daar is men nicht, ik wachtje hier.
JURRIE.
Ik loop eens na de ftal.
TWAALFDE TOONEEL. Annetje, Tryntje; Krispyn verfchoole.
La NNET JE.
oop Tryntje, tap eens bier.
En breng het binnen, loop, je moeft het niet vergeeten. Het vdlk dat wacht ’er na..,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/
DER.
-ocr page 45-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;3f
DERTIENDE TOONEEL.
Jan, Annetje, Jochëm; Krispyn verfckoole.
Jan.
w el, wanneer ïel men eeten,
Waerdin?
Annetje.
Zo datelyk, ’k bid datje nóch wat wacht;
Maar hoor, jezultjemetjoubeijen, van de nacht Behelpen moeten op een ftoel; kyk al de beddennbsp;Zyn juift bezét.
Jan.
Ja, ja, ik zei men zélf wel redden,
Daar zyn wel kuffens in de kamer van men heer.
J d c H E M.
Hoor, leggen we wat hart, we drinken eens te meer.
Annetje tégensjóchem.
Deuz’ bank die is veur jou.
JdCHEM.
Dan moet je’t bédgéld bdrgen-Annetje.
Ik zei jou ook wel met wat kuffens ftraks bezdrgcn.
VEERTIENDE TOONEEL. Tryntje, JdCHEM, Jan, Annetjejnbsp;Krispyn verfchoole.
HT R Y N T J E.
et eeten, vrienden, is voor jou lui al gereed.
JdCHEM.
Zei ik zo flaapen, is ’t wel goed dat ik wat eet,
36 DE GESCHAAKTE BRUID,
VYFTIENDE TOONEEL.
SKriSPYN alleen.
a luftig, vrolik op! men weet hier van geen treuren! Ja wel, wat wonderwerk, zie ik hier al gebeuren!
De voerman met de meid . . . de Duivel haal de pry! Wat gaat hier om ? Ik zie hier niet als vryery!
’k Wed myn verliefde heer, zyn buik niet vol zal eeten, Uit vreeze dat de bruid zyn’ min niet komt te weeten;nbsp;Maar van de voerman, dat ’s het raarft’, dat is niet mis.,nbsp;Bloed! waarom óf de meid ook niet wat mooijer is!nbsp;Maar zoetjes! wie komt hier ? ze fchynen met ’er beijen!
ii
/
ZESTIENDE TOONEEL. Annetje, Leonoor, Krispyn.
MAnnetje.
yn’ zoete Jufvrouw,’k zei je na jouw kamer Icijcn; Het ruften is je beft.
Leonoor.
Och, ik ben gantfch niet wel! Annetje.
Als jy te bed bint, hoop ik dat het bét’re Zei;
¦( I I I' I
Ik zie de roode verf, word bleekjes op jouw kaaken.
Wil ik wat warme wyn veur jou gereed doen maaken ? Leonoor.
Zét my een weinig neêr, ik kan zo lang niet ftaan. Annetje.
Heel wel, ik zei jouw bed terwylen op gaen llaen.
Ei, jongman blyf hier wat, ik zei ftraks by je komen.
37
Leonoor, Krispyn,
Leonoor.
'it is iyn knécht, nu ben ik reeds half buiten fchroomen.
Zég vrindfchap, tég, uw heer, wat is hy ddch voor een ?
Is hy getrouwd ?
Krispyn.
Oneen; maar jouw bekoorlykheén Mcj ufvrouw, doen hem in een groote wanhoop lee ven;nbsp;Gy koft hem, zo je woudt, wel wat vertrooftinggeeven,nbsp;Leonoo r.
Ik ? wel op wat manier ?
Krispyn.
Vergcefhet my, hy zouw
Zeer gaerne zien, dat gy niet wierdt Anfelmus vrouw. Hy is zo ryk! zo ryk! ilt kent je niet verklaaren:
En zo verliefd, dat hy wel ftraks met jou wil paaren. Leonoor.
Ik heb de tékens reeds van zynè min gezien,
En’k w'enfch niet anders, als met hem van hier te vlién; Daarom zo veinfde ik my, onpallyk, én verflagen;
’k Zag dat zyn jaloezy niet langer koft verdraagen Dat myne bruigom my liefkoosde; zég uw heer,
Dat ik hem gunftigbén; en dat ik nimmermeer Anfelmus minnen zal; dat ik op 't vaft betrouwen,nbsp;pat hy my eeuwig zal in liefde en waerde houwen,
My aan hem overgeef. Hy koom vry deeze nacht Als élk na béd is, aan myn kamer, daar ’k hem wacht;
Ik zal gekleed zyn, én de deur zélf open maaken,
Krispyn.
Voor wind, voor wind, gaan onze zaaken!
C 3 nbsp;nbsp;nbsp;Leo-
-ocr page 48-38
DE GESCHA^IKTE BRUID, Leonoor.
Spreek zacht!
K RIS P Y N.
Mejufvrouw, laat maar alles op my ftaan, En zyt verzeekerd....
Leonoor.
Stil!
ACHTIENDE TOON E EL. Annetje, Leo n oor, Kr isp y n.
J.
Annex ] E.
' y kuntnabcdtoegacn,
Mejufvrouw, als ’tje luft.
Leonoor.
’k Heb u hier zitten wachten. Annetje.
’kZeljegeleijen.
NEGENTIENDE TOONEEL. Krispyn allee)!.
'at heet eerft zyn plicht betrachten! Zo moet me op fchildwacht ftaaii, én paffen op zyn tyd.nbsp;Ik zoek myn baas,opdat,hy hem met my verblydt.
Een ming’le Vin d’Aï, kan hy my nou niet weig’ren. Kryg ik die in myn króp, hoe wil myn Vosje fteig’rcn!
£;Wf van het T’wdde Btdryf.
B L Y S P E L, nbsp;nbsp;nbsp;39
EERSTE TOONEEL.
L E A N D E R met brandend ivas-licht, K R l S P Y N ;
J ö C H E M , op de bank in Jlaap.
GLe ANDER.
aa zacht,op dat men’t vdlk niet in hun’flaap verftoor’. Maar zie, daar leit een man en flaapt.
Krispyn.
Vreez’daar niet voor,
Hy zal ons geen belet doen, in ’t geen wy verhoopen;
Dat varken heeft zen bafl zo boorde vol gezoopen,
Dat hy vermeinde dat hy op zen wagen zat,
Dies liep hy om zyn zweep,'ddchend’lyk moe en mat,
En dronken als een zdch, is hy gaan leggen flaapen.
Dat ’s een figuur! ’t gelykt den koning wel van de aapeti! Leander.
Weet gy de rechte deur, waar langs wy raaken uit ? Krispyn.
]a,éntdt ons geluk,heb ikjuiftflus een guit,
Gelyk daar leit, hier met de meid (laan te befpieden, Wat met haar beijenzou van deeze nacht gefchieden;
En deeze deur waar door die voerman komen zal,
Die (laat maar op de klink, en brengt ons in de (lal,
En verder buiten.
Leander.
’k Zal je voor dien diend beloonen. Krispyn.
Waarmee.^ metdokvis?
Leander.
N een, Krifpyn, met goude kroonen. Maar zyn de paerden wel gevoerd, en alles reed}nbsp;Krispyn.
De paerden daan getoomd, als gy maar buiten treedt,
C 4 nbsp;nbsp;nbsp;Zo
-ocr page 50-40 DE GESCHAAKTE BRUID,
Zo kunt gy daatelyk opzitten met je beijen.
Leakd ER.
Maar durft zy wel.!’
K R I s P Y N.
2y neem myn Vdsje, ik zal ’et leijeii By’ttoom; zemoet dfdus, dfzo, ’kweet daar niet van,nbsp;Zo lang, tdt dat me een kar, df wagen krygen kan.
Maar ’t is hoog tyd, om aan de bruid de leus te gee ven. Lean DER.
Hou vafl: het waslicht, nou vat aan; myn léden beeven! ’k Vreez’ dat de vader ligt mogt hooren myne ftém,
K R I s P Y N.
Ei, wisje wasje, maak flechts een begin.
Leande r.
Hém, hém ?
Krispyn.
Ze komt, ik hoor haar.
/
TWEDE TOONEEL. Leander, Leonoor, Krispyn.
Leander.
at crként’niszal ik toonen Mejufvrouw,om uw’ min naar heur waardy te loonen?nbsp;Leonoor.
Alleeuig met een woord, waar op ik my betrouw,
Dat gy door’thuuw’Iyk myzult ncemen tdt uw vrouw, Leander.
Tdt tuige ontvang decz’ ring.
Krispyn.
Ai, voort maar,zonder praaten;
Kom.
Leonoor.
’tWas licht?
Kris*
-ocr page 51-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;41
Kr isPYN.
’k Heb het,én zal 't hier niet blyven laaten; Wy hebben ’t ndch van doen, de kamerdeur ftaat aan.nbsp;Leonoor.
Vaar wel dan vader, ’t is uw dwang die my doet gaan. DERDE TOONEEL.
Hc
J Ö C H E M droomende.
,,oe ftaat dien hond cnftampt? hom zeg ik, lullig, hommen;
Zo je niet om ftaat, ’k zei jou op de ribben kommen. Aou, aou, myn beesje, ou! Is’t niet een IchooneMeer ?nbsp;Ze is maar tien jaaren oud. Men lull geen drinken, heer.
VIERDE TOONEEL. Jurrie; JdCHEM, droomende.
NJurrie.
a dat my d(5cht,zo hoorde ik ik hier iemand trecden, Tryn! Ba, zen is hier niet, én haare laatfte rédennbsp;Die wooren, datzy hier op deeze plek zou zyn.
O die karonje, doet main hart een groote pyn!
Bloed, is dat ftooten ? ’k byt van pyn op myne tanden;
’t Is duifter, ba, ze zouw een kijaers hier laaten branden, Zo zai ze mai.
J d C H E M fiaai Jurrie met de zweep.
Hen, heu.
Jurrie.
Waar Duivel dfze zet ?
Ik hoor haar; lieve Tryn!
JdCHEM.
Hu, hdt.
Jurrie.
Welwatisdet?
Hoe, flode mai ? kom, kom, wil msd een toette geeven.
Cs nbsp;nbsp;nbsp;Jöc-
-ocr page 52-42 DE GESCHAAKTE BRUID,
JdCHEM.
Hu,h(5t,hu, höt!
J U R R I E.
Wel, gy versjaerden beeft, ou keven Zalkikoumeefterecnsgaan2eggen,fchoon’tou fpyt.
J d C H E M, Jlaat harder.
Jeu,jeu,jeu,jeu.
J U R R I E.
Wel Try n, zo dy mai meerder fmyt... J o C H E M.
HUjhdt.
J U R R I E.
Hier heb ik ou, nou zal kik ou bctaalen,
En myne fchS, eens op ou bakkes weer verhaalen. JdCHEM.
Wel hoe, wat zal dit zyn,wie Drommel flaat men daar ?
JURRIE.
O, gy verzjaerden ond, dat wordy wel gewaar.
JdCHEM.
Och vrinden, fta me by, men wil me hier vermoorden!
VYFDE TOONEEL. Govert,Jurrie, JdCHEM, Jan.
JG o V E R T van binnen.
an. Jan, op, neem de kaers, me dunkt dat ik daar hoorden
Om hullep roepen, zie eens wat ’er is te doen.
JURRlE.
o Fiel! ik zal ik ou vermoorden als een hoen.
JdCHEM.
Och help! dch help! moord, brand!
Jan, onzekleet.
Wat zy n dit veur manieren ?
Jöc-
-ocr page 53-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;43
JdCHEM.
Och help, moord, brand, moord, brand!
Jan.
Laat Ids; wel, is dat tieren ? ZESDE TOONEEL.
LoWIES, JdCHEM, JURRIE, JaN.
Al O w IE S, van binnen. u feu, au feu, de lieau, au feu, au feu!
JdCHEM.
Moord, brand!
Low lES.
Quel Diable, bruit ici?
JURR IE.
Nou ga ’k ik an ien kant.
ZEVENDE TOONEEL. Lowies, met een emmer waterJdCHEM, Jan.
Al o w I E S, ^iet, al hatfjlaapende, na Jan. u feu! aporte ici de lieau!
ACHTSTE TOONEEL. Jan, JdCHEM.
Jan.
Ik iel verzuipen!
Och meefter help, ftaby!
NEGENDE TOONEEL.
G o V E R T, ongekleed. Jan, JdCHEM.
G OVERT.
W/'el, wat zyn dit voor ftuipen ? Watfehort je Jan ? wat’s hier te doen ?zeg op dan, rad.
Jan.
-ocr page 54-Jan.
Ja dat geloof ik, ’k ben to nat, gelyk een kat.
De voerlui leggen hier, én vechten mit ’er beijen,
En wyl ik doende ben, om hen van een te fcheijen,
Zo roept den eenen brand, én daar op komt de waerd En heeft dit werkje, kyk, dus fraai an my geklaard.
Go VERT.
Loop droogje.
Jan.
Ja ik zei het vuur wel kunnen veelen.
G o V E R T, tégens Jóchem. nbsp;nbsp;nbsp;«
Geef hier de kaers; pas jy die pots niet meer te Ipeelen. Jan.
Hou Jdchem, ’k kan de deur niet vinden.
JdCHEM.
Kldpmaar,kldp.
Bloed, daar zal weer een kroes op fmaaken van dat fdp! Jan.
Hou, breng hier licht, men zou in donker zich vergiflên.
G o V E R T, van binnen.
Is Leonoor ook afgegaan, ik koom haar milièn,
Jan.
Covert.
Jan, Tryntje metliehf. Covert, JdcHEM.
Tryntje.
Neen, Govert,
IJ an. s onze Jufvrouw, ook benéden ?
Wat
Och, dch!
-ocr page 55-B L Y S P E L.
Wat kryg ik daar een fchrik op ’t lyf! loop ras eens kyken Na haare kleêrcn.
Jan.
Wel.
Élfdetooneel.
Govert, Jan, Jöchem.
Govert.
M,
___[,yn’ beenen diebezwyken!
Wel Jan, hoe is het ?
Jan van binnen.
Och! men heer, ’k vind niemendal, Geen ftukje van ’er goed.
Govert.
Hoe df dit énden zal!
Och, dch, myn lieffte kind!
Jan.
Dit is al wat te zeggen!
Was ’t ook haar geeft die jy ftraks hebt te béd zien leggen? Govert.
Neen Jan, ze was het zélf: maar dch, die jonge heer Is ligt’lyk met ’er deur. Och, dch, ik kan niet meer 1nbsp;Jan.
Schép moed, men heer, fchép moed.
G o V £ R T.
De geeft wil my begeeven;
Och, Jan houw my wat vaft!
Jan.
Myn heer verlicft het leeven! Och, vrienden, help al t’faam in deeze groote nood!nbsp;Anfelmus, dch, dch, dch! men meeftertje is half dood!
TWAALF-
-ocr page 56-46 DE GESCHAAKTE BRUID, TWAALFDE TOONEEL.
luoy/lES^met een emmer waterJan, Jöchem, Govert.
ALowies.
u feu, encoraufeu!
Jan.
De Duivel moetje maaien
Tot moftert, zo je giet.
JdCHEM.
Ras loop het vollek haaien.
Hoe ftaat de rotzak zo ?
Jan.
Och, ik word zo bevreeft!
Och vrinden, help, fta by, men heertje geeft de geeft!
DERTIENDE TOONEEL. AnSELMUS de Vader , Adelgonde, Jan,nbsp;Sofia, alle half gekleed-, Annetje, Trvnt-JE met een fles azy», Govert, Ansel-MUS de jonge, LowiES, JdCHEM.
WAnselmüS i/e Flïier. ^ ie roept hier zo, om hulp ?
Adelgonde.
Wel wat doet u tdch fchroomen ? Jan.
Och, dch, men meefter fterft!
S o F I .A.
Hy zal wel wéér bekomen,
Hy ’s maar in flaauwte.
Annetje.
Azyn! zie daar hy rept hem wéér. Try NT JE.
Jan.
-ocr page 57-47
B L Y S P E L.
Jan.
Hoe IS het al, myn zoete heer Govert.
Waar is myn ddchter ?
Jan.
Ze is, tot nöch toe niet verfcheenen. Ansel MUS de rader.
Hoe is uw kind dan wég ?
Govert.
Ik W'eet het niet.
Anselmus de jonge.
Ze is heenen ?
Ochjdch myn halve vrouw! mynbruid, ben jy gevlugt ? Govert.
Och! ik ben zo benaauwd!
Adelgonde.
Myn waerde heer, ik ducht Dat deeze jonker, met uw ddchter is gaan ftryken.
Ik heb zo iets gemerkt, ddch’tzalin’tkortwelblyken. Anselmus de jonge.
Hoe zou die jonker zo wégloopen met myn’ bruid ?
Wel is dat waar, zo is ’t meer als een halve guit. Govert.
Och Jan,loop neem een paerd,zie of je’cr kunt betrappen. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jan.
Ja’k zal me cerft droogen, en een glaasje laaten tappen.
VEERTIENDE TOONEEL.
Govert, JdcHEM, Anselmus nbsp;nbsp;nbsp;Anselmus
de Jonge., Auelgonde,S6fia,Lowies, Annetje, Tryntje.
JG o V e R T, tigens Jóchem.
y naet jouw paerd, de weg na Bruflèl, om te zien Of jy hen moog’lyk op dc weg ndch koft verfpien.
En
-ocr page 58-48 DE GESCHAAKTE BRUID,
En jy waerdin, loop ftraks cens in zyn kamer kyken.
VYFTIENDE TOO NEE L.
Covert, Annetje, Anselmus deVader^ Adelgondé, AHSKZTAVSdeJmge, SoFIA, TrYNTJE.
W nbsp;nbsp;nbsp;Covert.
el nou,hoe is’t daar?
Annetje van binnen.
Daer is heer, ndch heers gelyken. Covert.
Kom flaa allarm, opdat de buurt komt in ’t geweer.
Anselmus de Vader,
Men zal ze hach’lyk noch wel vinden.
Adelgonde.
Ei,myn heer,
Ze is zéker wég.
Anselmus ie jonge.
Myn bruid, myn bruid!
Covert.
Ai,wiltöchzwygen; Gy kunt wel weer een bruid,maar ik geen ddchter krygen.nbsp;Anselmus de jonge.
Och! was myn’ halve vrouw met my na béd gegaan, Zou ik in éénzaamheid hier niet te klaagen liaan!nbsp;Sofia.
Van de éénzaamheid, myn heer, kan ik getuig’nis geeven Wat droefheid dat het is: want fints myn bokje ’t leevcanbsp;Verlooren heeft, leef ik gcduurigin een’ ftryd.
Covert.
Ai, wat bruid ons jouw bok ? ik ben men dóchter kwyt. Aanlchouw die dwaasheid, om een Hinkend beeft tcnbsp;fchreijen.
’k Zou om myn’ dóchter, wel van duizend bokken fcheijen!
An-
-ocr page 59-49
Anselmus de Vader.
Maar hier is de waerdin.
Go VERT.
Wat Öf ze ons brengen zal ?
ZESTIENDE TOON E EL. Annetje, Govert, K'hs.K'Luvs de Vader ynbsp;Anselmus de Jonge y Adelgonde,nbsp;Sofia, Tryntje.
Mannetje.
en heer, ’t is al te waer, heur paerden zyn van ftal: Hy het jouw dóchter mit heur wil, wis meé genomen.nbsp;Govert.
Wat zal my arme man, al droefheid overkomen!
Myn lieve zusje! dch, dch, myn Leonoortj eis voort! Maar fluit meunimmer hier de venders,deur,ndch poort?nbsp;Niet fluiten in de nacht ? dat zyn bedroefde dingen ?nbsp;Ann ET Je.
Men doet; maar wie beidt dat zy uit’t vender Ijjringen? En veur de voerlui moet de daldeur open daen.
Hy is mit zyn gelach, die hondsklink deur egaen. OVERT
Jawel, jawel, watraad? wiezalikdit verwyten? ik zou, uit fpyt, my zelfwel ligt de keel af byten.
2o weg te loopen ? dch, ’kbeneenbedurvenman!
Krispyn,Lowies,Govert,Anselmus
de Vader, ANSELMUSie jonge, AdelgonDE, Sofia, Annetje, Tryntje.
KrisPYN tégensLowies, terzyde. on maitre, kaljebook!
Lowies.
DE GESCHAAKTE BRUID,
K R I S P Y N.
„Appelléz fou jouw famme apart, dat Yy nietklappe, ,, Monfir, mon maitre, zal heur koop, un belle kappc,nbsp;L o WI E s zyn ivyfin ‘‘toor lui gerende.
Ma femme venéz 9a.
K R I s P Y N.
Een zoopje. ö ! wat verdriet!
ACHTIENDE TOON E EL. Covert, Ansetmus de Vader, Krispyn,nbsp;AnSELMUS de Jofize ^ Adelgonde,nbsp;Sofia, Tryntje.
OGovert. ramp!
AnSELMUS de Vader.
Is dit de knecht van onze fchaaker niet ? Go V ERT.
Joufchelm! waar is jouw heer?
Krispyn gaat op Govertsfloel zitten.
Wat menfch kwam ooit te hooren Van zulk een droevig Idt? dch, was ik nooit gebooren, ,nbsp;Zo had ik deeze rouw, dit onluk niet gezien!
AnSELMUS de Vader.
Maar, geef ons antwoord.
Krispyn.
Kon op aard ooit wel gelchién Een grooter ongeluk! ik kan het niet verhaalen!
’t Is al te droevig! koft ik ’t met myn’ dood betaalcn,
. Zo zou ik nimmer...
GoV ERT.
Och, dch, zég, wat is het? voort. Krispyn.
Wie heeft van diergelyk een’ fchaaking, ooit gehoord!
Go*
-ocr page 61-B L y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;St
G o V E R T.
Waar is myn ddchter ?
Krispyn.
Och! öch, öch, myn zoete mieftertje} AnSELMUS de Jonge,
Waar is myn halve vrouw ?
Krispyn.
Heb dank Sint Jutfaas prieftertjc.., AüSELUVS de Vader.
V erraader,fpreekje niet ?
Krispyn.
Heb dank, öFranfiskaan!
Jy, én jouw broertje, hebt altoos jouw beft gedaan.
Adelgonde.
Zyn ze ook in ’t bolch vermoord ?
AnSELMUS de Vader.
Spreek, ben je reeds befchonken ? Krispyn.
Neen; daar ’sgeen bloed geftort, de kaerel is verdronken, Adelgonde.
Is dan jouw meefter dood ?
Krispyn.
Dat is my onbek énd. AnSELMUS deVader.
Hy fteekt de draak met ons; de Duivel haal de vént!
G OVERT.
Is dan myn ddchter dood ?
Krispyn.
Dat kan ik ndch niet zeggen, hyiSEEUVS de Vader.
We moeten hem in’t ddrp, doen op de pynbank leggen, Krispyn.
Och!dat’snietnoodig: ikbezwym, ómyn,6myn! Myn lieve mieftertje! dch,waarblyft de brandewyn?
D i nbsp;nbsp;nbsp;Trynt»
-ocr page 62-5'i DE GESCHAAKTE BRUID,
Tryntje geeft hem een glaasje brandewyn.
Zo, 10, nou zal ’t wel gaan; at laatze nc5ch eens fcheppen, ’kZal’t alleszeggen;maar ik moet ndch eerft eens feppen.
AnSELMUS de Vader.
Wel nou, zaTt lukken?
Kr ISPYN.
Och, myn heer! ’t is al te waar; De lyken leggen in de kérk ndch by malkaar.
^ nbsp;nbsp;nbsp;AnSELMUS Vader.
Wat lyken? fpreek.
Krispyn.
Ik kan ’t niet zeggen, zonder fchreijen.
Go VER T.
Myn dóchter, én jouw heer ?
Krispyn.
Och ja! zy met’er beijen.
G OVERT.
Myn lieffte zusje! is dit jouw trouwdag?
Adelgonde.
Hoe kwamt by ?
Krispyn.
Wrlje niet wachten, zo vertél jy ’t dan veur my.
Wel, wat gebrabbel zal hier weezen met de wyven ?
Och I óch, waar blyft de fep ? Ik zal van kouw verftyven!
T R Y N T J E, geeft hem nóch een glaasje brandewyn. Daar ’s nóch een Uppertge.
Krispyn.
Kom geef. Klók, klók. AnSELMUS deVader.
Wel hoe?,..
Krispyn.
Dat’suit. Hoor, luifternou, met neus enooren,toe. Myn heer,begrypje’t welverbonden doorzwaareeeden.nbsp;Jouw kind te trouwen, zyn wy Uil van hier gereeden ;nbsp;IkmetmynVósje, endanjoüwdóchtertje, achterop
Myn
-ocr page 63-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;53
Myn baas lyn paerd zat daar gelyk een kermispop,
En hield hem trouw omarmd,bcgryp je’titdt wy kwamen Gints op een fmallebrug, begrypje’t? toen vernamennbsp;Wy van ter zyën veel foldaaten: in dat kas,
Begrypje’t? wift men niet, df’t vriend, ófvyandwas; Jouw dochter heel beang(t,gaf flraks de moed verlooren,nbsp;En riep: myn heer, ry voort; hy gafzyn paerd de fpooren,nbsp;Begrypje’t? maar het paerd, datftruikelt, én myn heernbsp;Bruit met jouw dochter, paerd, én al, van boven neernbsp;De brug in ’t water.
Govert.
Och, wat droever ongelukken! Adelgonde.
Was daar geen vdlk, om hen uit datgevaar te rukken? Krispyn.
Daar was, begrypje’t ? by geval een Viffehermet 2ynfchuitje,die het ftraks daar heeft na toe gezét;
Hy kreegjouw ddchter by het linker been, én trok ’er Uit’t water, onder ’t paerd van daan; maar de armenbsp;llokker
Myn meefter, die zyn voet ndch in de beugel zat,
Waar bly ven hangen, had hy niet ’t vernuft gehad, Begrypje’t? om zyn més te trekken, én de teugelnbsp;Die om zyn hals was, én de riemen van de beugel,
Waar in zyn voet flak, met een fneê te kérven: want Mynheer, begrypje’t? heeft een duivels vlug verftmd!nbsp;Govert,
My n’ ddchter, is dan niet verdronken ?
AnSELMUS de jonge.
Och, myn bruidje!.,
Krispyn.
Met geen gedachten ; maar ze was nóch naauw in H fchuitje
Geraakt, op’t hooft na, dfdefchuitkeertoménom, En overflélpt ’er ftraks, tdt dat haar bruidegom,
D 3 nbsp;nbsp;nbsp;Myn
-ocr page 64-'5-4 DE GESCHAAKTE BRUID, Mynheer, begrypje’t?na haar toeduikt onder’t waternbsp;Hy komt weer op, én meint hy heeft ze, maar zy laat ’ernbsp;Begrypje’t? zinken, én hy houdt haar éénefchoennbsp;Inzynehand. Goe raad was duur; wat zou hy doen?nbsp;Adelgonde.
Maar vryër, ishetal, watjyvertélt, waatachtig? Anselmus de f^ader.
’t Kon wel niet waar zyn, al fchynt zulks vry leugenachtig.
K R I s P Y N.
Mietwaar? ’tzynaltemaal miraak’len, die’k vertél.
G overt.
Jawel, jawel! wat öfhierndch van worden zél?
K R I s P Y N.
Hy ziet de vilïcher, met een pypje in zyne kaaken,
Op de omgekeerde fchuit: hy maakt ’er by te raaken,
En neemt een byl, die juift deez’ man by toeval had,
En kapt in ’t midden van de fchuit, een heel ruim gat, Waar door jouw ddchter ftraks haar hoofd komt deur tenbsp;fleeken.
Anselmus de Vader.
Van grover leugens, heb ik nimmer hooren fpreeken! Kr I SP Y N.
Begryp je’t?maar myn baas trékt naauw’lyks haar daar uit Of valt hdl over bdl met haar wéér van de fchuit,
In’t water.
Covert.
Och! zo is zy eind’lyk dan verdronken ?
Kr ISPYN.
Ndch niet. Ze omarmt myn heer, én was met hem gezonken.
onder.
En
Indien... Begryp je ’t ? een mirakuleuze wind, Ofhoos, myn meerter niet geréd had met jouw kind.nbsp;Deez hoos ,begryp je ’t ? df deez borrelwind, ’t is wonder!nbsp;Maakt’tfehuirje dicht én droog, én keert het bovenfte
B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;sf
En onderfchépt ons volk daar in, als by de hand,
En bruit hen alle drie, inet fchuit met al op ’t land.
Elk ftond verbaafd, men wift niet wat te doen, öf laaten, Als haar twé lyken fluks, te rollen op iwé vaten,
En brengen die in eenkappel, aan Sint Jutfaas Gewyd, dicht by debrug, op hoop df ligt myn baas...
Ansel MUS de Fader.
Zég vryër, heb je van je leeven, nooit te Leuven Gewoont ?
Krispyn.
Waarom ?
AnSELMUS de Vader.
Om datje dan wat fchyn van preuvcn Zoudt kunnen geeven van de loogens die je liegt.
K R t s p Y n.
Vraag ’t aan de Prieftcr; maar zo ’t oog my niet bedriegt, Zie ik hem ginder gaan, ik ïal hem hier doen komen;nbsp;Wat meen je wel ? het zyn mira.ak’len, ’t zyn geen droo-men!
NEGENTIENDE TOONEEL.
GoVERT, AnSELMUS de Vader AdELGON-DE, Sofia, Anselmus de Jonge.
HGovert. ouw vaft den dief, houw vaft!
Anselmus de Vader.
Hoor, laat ons derwaards gaan;
’t Is alles guitery.
Adelgonde.
Plier komen Paters aan;
2y zullen, weeten ze iets, de waarheid niet vcrzwygen.
y6 DE geschaakte BRUID,
TWINTIGSTE TOONEEL. Anketje;Leander, énLEONOoR,/»
Franflskaaner harrevneter Minnehrueders kleede-ren-, LowiES, Govert, Anselmus de Fader, Anselmus de Jo»j^e, A D E L-gonde, Sofia.
Annex JE. oe mdrgen Paters.
Leand ER.
Kan men iets te ontbaiten krygen, ZégMoeijer?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ann et je.
Jageddch.
L o WIE s.
Saint, mon Reverend; Comment vous portéz vous ?
Le ANDE R.
Vriend, ben’kik OU bekénd ? Annex JE.
Eerwaerde Paters, je moet dat niet kwaelyk duiden ; Men man maakt hem gcmienmit alle flag van luiden.
L O WIES.
Mon Reverend, que vous plait il pour dejeuneer ?
Annetje.
Wiltgy faufyien,df...
G o v E R X.
Wy zy n u w dienaars, heer. Leander.
Kik wénfch de heeren én deJ uffers goede mdrgen.
L o WIES.
Plait ild’Andouilles? di.
Lean DER.
Gy neemt tegrootczdrgcn. Wy vallen; kook ons Héchts tien, twintig eijers, ras,
’k Moet voort.
f7
G.
EEN-ENTWINTIGSTE TOONEEL. Covert, Anselmus deVader, Leander,nbsp;Apelgonde, Anselmus Jonge,nbsp;Sofia, Leonoor.
Covert.
_[ evader, 7.0 ’t met uw believen was,
Ons t’eksku7eeren,dat wy die hardieflêncemen Om u te vraagcn, df...
TVnSELMUS de Vader.
Ba, vraag maar, zonder teemen. Covert.
Of ge onderwégen, van geen onluk hebt verftaan ? Leander,
Zo alswe meenden in Sint Jutfaas kérk te gaan Om Mis te hooren, zag ik, met groot médedoogen,nbsp;Twéjonge liefkens,uit het water opgetoogen,
Voor ’t outer draagen,in een’ difperaate flaat,
En naar ik hooren kon aan al het vdlk heur praat, Was’tmaaskeweggevlugt, om datzcniet mogt trouwen
Met die ze liefhad.
Covert.
Och, óch, óch, wat ziels benouwen! Och, ’t is myn dóchter!
Anselmus de Vader.
Ba, geloof ik ik ’t nóch niet. Leander.
Gyzyt een ketter, ga, geloove’t, alsgy’tziet. Adelgonde.
Maar Pater, uw kam’raad heeft nóch niet eens gefproo-kenj
’t Is een lief troonetje, in een ruige kap gedooken. Leander.
2yn novifiaat begon eerft gift’ren,énhy mag
D f nbsp;nbsp;nbsp;Geen
-ocr page 68-^8 DE GESCHAAKTE BRUID, Geen ménfchcn aanzien,nóch toefpreeken...
AnSELMUS de Jonge, Sofia geftaadig aanztende.
Ach!
Sofia.
Ach!
Ansel MUS;^lt;r jonge.
Leander. Zo lang zyn Icertyd duurt.
T W E én TWINTIGSTE én laatfte T O O N E E L.
KriSPVN, inPrieftersgewaad', LeANDER, Go-VERT, AnSELMUS de Jonge, AnsELMUS de Pader, Adelgonde, Leonoor,nbsp;Sofia, Annetje.
K R1 S P V N.
___ oe! ishetom tegekken?
Wie durft’t verdrinken van dit vólk intwyffel trekken Gy Minnebroeders, hebtgy zelver niet geziennbsp;Hoe dat de ziel van ’t maaske uit’tlichchaam niet konnbsp;vliên,
Voor dat ik haar beloofde...
Leander.
O Ja, zy kon niet ftérven, Of wou van haar monpeer voor af, gena verwervennbsp;Van haare vlugt,én zulks is haar ook hoofd voor hoofd,nbsp;Vandeez Paftoor,énons,wel priefterlyk beloofd.
G o V E R T.
Myn heer Paftoor, wil haar, én my, gena betoonen!
Ik zal u jaarelyks doen hebben zéven kroonen By teftament, én aan uw kloofter, eens Zo veel,
Myn lieve Paters!
LE'
-ocr page 69-Leander.
Ik neem in uw droefheid deel.
K R I s P Y N.
Gy moet uw ddchter, én haar fchaaker, bei, vcrgeeven Hun’ misdaad, éven eens al waarenze in het leeven.nbsp;Govert.
’kVergeef’t henbcide, én zweer hier, by Sint Jdchems baerd,
Zo groot als de uwe, én by Sint Rokes hondjes llaert. Dat by aldien myn kind, in ’t leeven is behouwen,
Dat ik haar, met hem dieheurfchaakte, zal doen trouwen.
Anselm us de jonge. Watfmartisditvoormytehoorcn !
Ansel MUS de Vader.
Gy moet zien
Haar te vergeeten.
AnSELMUS de Jonge.
Och! ze had my lief.
K R I s P Y N.
„Miflchicn.
Ansel MUS de Vader.
Dénk op een ander: want ik wil het niet verbloemen,
’k Wil fpruitjcs van jou zien, die my grandpere noemen.
- AnselmuS de jonge.
Papa, een woord in ftilt’.
AnselmuS de Vader.
Wat is’t?
Ansel MUS de Jon^e.
Weet dat myn zin
Op dit Zwart Geitje flus gevallen is; haar’ min Hadze op een bok gcftéld; maar fchoon ik geen vier poo-
Ndch dubble hoorens heb, ik zou haar.. .
Ansei-
-ocr page 70-60 DE GESCHAAKTE BRUID,
AnSELMUS dc Vader.
Zwygjougrootcn
En onbezuisde gek. Me jufvrouw, vindcgy ’t goed,
’k Verzoek u voor myn Zoon ten huuw’Iyk.
Adelgonde.
Nicht, gy moet
Decze eer niet weig’ren, ’t is uw voordeel, én wy bennen Geruft in alles om dat wy Anfclmus kennen.
Govert.
Watgrootervreugd, mynheer! Och, zag ik nu myn kind
In ’t keven, én dat zy zo vierig wierd bemind!
LeonOOR, haar ontdekkende.
Kom waerde vader, zie uw ddchter, voor uwe oogcn. Govert.
Zyt gy ’t, myn Leonoor ? dch! ben ik ook bedroogen gt; Neen,’k loof den hémeliwantin ’t bicterft van myn noodnbsp;Kryg ik u wéér. Och, was uw minnaar nu niet dood!nbsp;Leonoor.
Gy zoudt hem ftrafFen,waar hy hach’ly k ndch in’t keven. Govert.
Ik zou,uw fchaaking, hem,uit ’s harten grond vcrgeeven. Leander.
Op deez’ beldften is ’t, dat ik my dan ontdék.
AnSELMUS de Vader.
Dit is geen Minnebroers; maarfyner Paters trék,
G overt.
’k Heb ze u beloofd, én ’k wil n allebei vernoegen. Leander.
Ik zal haar eeren, én my naarmyn’ plicht ftceds voegen. Krispyn.
Zo is ’t ook tyd dat ik dc Priefters rdk verlaat.
Ik wénfch je veel geluks.
Adelg ON de.
’k Verbly me iudceze uw’ ftaat.
Kris-
-ocr page 71-B L Y S P É L.
K R1S p ï N, tegens Covert.
’k Verzoek vergifFeuis van ’t geen ik heb misdrecven, Covert.
Nuik’tuw heer vergeef, kanik’tuzachtvergecven. Anselmus de jonge.
Het is ndch vroeg, én koud; ging ’t naar myn zin, bygét \ ’k Kroop met myn bruidje, vooreen uur dftwé, te béd,nbsp;Anselmus decodernbsp;Foei, fchaamje wat.
Covert.
Waerdin, wil ftraks wat vuur aan leggen, En fchaffen ons d’ontbyt.
Annetje.
Je kunt je luft maar zeggen. Covert.
Kom in, vertél ons hoe dit wérk befteeken is,
En drinken we op’t fukfés, van élks verbintenis. Krispyn.
Hoe lukkig heeft het Ldt, dit trouwen kunnen draaijen. He Bok komt by de Geit, Geen Uil vloog ooit bynbsp;Kraaijen.
-ocr page 72-VAN DE
De Staaten van Holland endc Weftviiefland, Doe» tewuten»Alzo ons vertoont is by die van het KUNSTGENOOTSCHAP NIL VOLENTIBUS ARDUUM, tot Amfterdam, hoe dat zy Supplianten, op 't vooibeeld van Italiaan-fche , Engeilche, en Franfche Academiën, voor veele Jaaren, metnbsp;zorg, moeiten gt; en ongemeenc kollen, hun Kunllgenootfchap haddennbsp;opgerecht tot opbouwinge en voortfettinge van de Nederduitfche Taaienbsp;en Dichtkunft i ten welken einde de Supplianten, en deszelfs Kunft.nbsp;genootfchap, dooronsopdf» 14e. wn Maarty i6gi. wasbegunftigtnbsp;by continuatie van hunne voorgaande Privilegie of Odlroy , om ge-duiirendedentydvan -^fiinjaam, alle hunne werken, endieder-zelver Léden, als toen reeds gemaakt, gedrukt, en in gevolge van tydnbsp;verder te maaken, te drukken, herdrukken, uit te geeven, en te vet-koopen, en zulks by uitlluiting van alle anderen, onder wat pretextnbsp;dat het ookzoude mogen weezen, alleen te mogen drukken , herdrukken, uitgceven, en verkoopen in r^ndaamgm formaat, en Taaie», alsnbsp;het de Supplianten geraaden zoude vinden, en dat^p zulke ft taffen ,nbsp;ofpeenevQot de Conttavcnteuts als breeder by ’t voorgaande Oéltoynbsp;uitgedtukt ftont. En dewyl de gemelde Onze Privilegie op den 14e. dee-y^fr maand Maart, ftont te expireeren, en zy Supplianten gaarne in hunnenbsp;arbeid en y vet zouden volharden, en groote onkoften , hadden gedaan,nbsp;dagelyks doen, en vervolgens doen zouden, onder andere roet het uit-geeven van eene Nederduitfche Gramatica , gelyk ook met hunne werken te vetcieren met titelprenten, en andere kopte kunftplaaten, ennbsp;Muzykllukken , naat vereifch der zaaken. En beducht zynde, nietnbsp;zonder réden, dat cenige baatzoektnde Menfchen, op de eene of an-dre wyze.totontliiifteting hunner werken , en groote fchaade en nadeelnbsp;det Supplianten, hen daar in zoude zoeken te onderkruipen, met hunne werken in ’t geheel of ten deden, met, ofzondet het Muzyk, endenbsp;kunfttitels , en andere prenten na te doen maaken, drukken, verkoo.nbsp;pen, of verruilen , vinden de Supplianten zich genootzaakt haat wederom tekeeten tot ons , verzoekende dat het onze goede geliefte mogtenbsp;zyn , de Supplianten met onze privilegie als boven gemeld te begunfti-gcn voor den tyd van ftyftien eerpl^omende yaaren , om geduutendenbsp;dcnzclven tyd alle de vootfchreven werken , in zoda.igen formaat en
taaki reed» gemaakt, gedrukt,en in gevolgen yan tyd veidet te maaken,
-ocr page 73-»l!lt;;en temogen drukken, lierdmkken, nittegeeven, enMvetkóopen, luWs by rntfluitinge lAit alle «ndcren, ondei w»t pretext dat het ooknbsp;loude mogen weeien, en dat op lulke flraffen en peene, enConfifca-tie van alle zodaanigen nagedtukte Exemplaaren , tegens de Contra-venteurs te (lellen, als wy zoude achten te behooren, en veteifcht tenbsp;ïyn ; ten einde de Supplianten in toekomende mogen eilangen vol-ftrekter efFeft van ons voorfchreevenOötoy, als zy tot noch toe hadden genoten, terzaaken vanbaatfuchtigelieden, die niet tégenftaan'nbsp;de onze voorige verleende Odltoyen , haar niet hadden ontzien vet-(cheidene van ‘s Xunftgenootfchaps wetketi en detzelver Leden, te heb.nbsp;ben doen nadrukken, en deContraventeurs daar over door de Supplianten niet gecalangeeit, en in rechten betrokken waaren, om in geennbsp;*tvaarder koöen te vervallen, als de boeten als toen daet op geflcld h:(d-de kunnen goed maaken. ZO IS ’T dat \vy de zaken en ’t verzoek voor-fchieevenovetgemetkt hebbende , en genegen wcezende ter brede vannbsp;de Supplianten uit onze rechte wetenfehap, Souvetaine magt en Autho-titeit dezelve Supplianten geconfenteert , gcaccordeert en Geoftro-yeett hebben, Confenteeten , Accotdeeten, en Oilroyeeren mits deepen, dat zy geduutende den tyd van quot;jyfiien cerfl achter feu -jolgentlenbsp;Ja/ire» alle de voor fchteevene werken by continuatie binnen devoorfznbsp;Dtize Landen alleen zullen mogen drukken, doen drukken, uitgeevenennbsp;Verkoopen, verbiedende daarom alle en een ygelyken alle de\ehe Werfje»nbsp;’»’t geheel often deele naa te drukken , ofte elders naa gedrukt, bin-Oen dezelve onzen Landen te brengen , uit te geeven of te verkoopen,nbsp;op de verbeurte van alle de naa gedrukte, ingebrachte, ofte vetkoth-*e Exemplaaren , en een boete van drie hendert guldens daat en boven te verbeuren , te appliceeren een derde part voor den Officier, dienbsp;dekalangie doen zal, eenderde part voor den Armen terplaatfedaarnbsp;t Cafus voorvallen zal, en’trefterende derde part voor de Supplian-len ; Indien verflandc, dat wydeSuppliantenmetdeezeonzeOötoyenbsp;alleen willende gratificeeren tot vethoedinge van haarelchaade, door ’tnbsp;ttadttikken van alle de vootfchteevene werken,daar door in geenige deepen verdaan den inhouden van dien te authorizeeren ofte te advouee-len, en veel min’t zelve onder onze protexie en befcherminge, eenignbsp;meerder Credit , aanzien, ofte reputatie te geeven; nemaat de Supplianten, in cas daat inne iets onbehootlyks zoude influeeten , allenbsp;t zelve tot haaten lade zullen gehouden weezen te verantwoorden , totnbsp;*1160 einde wel expreflèlyk begeerende, dat by aldien zy deezen onzenbsp;OfltoyeD,ïOor alle de vootfchteevene werken zullen willen dellen,daarnbsp;Van geen geabbrevieerde, ofie gecontraheerde mentie zullen mogennbsp;maaken, nemaar gehouden zullen weezen , 't zelveOftroy in’tgeheelnbsp;Vu zonder eenige Omiffie daar voor te drukken , of te doen dtttk-quot;«n, en dat zy gehouden zullen zyn een Exemplaar van alle devoor-«hteevene werken, gcbt?ndtnendewelgec9ndiiionecrt, te brengen
-ocr page 74-in dcBiblioteekvanonze UaiTCifiteit tot Leiden, ende daarvan bc' iiooilyk te doen blyken j alles op peene van’t clFeft van dien te veiliC'nbsp;zen j ende ten einde de Supplianten deeze onze Confente en Ofkioycnbsp;mogen genieten, als naat behootcn j Lafien wy allen en een iegelykcnnbsp;die ’t aangaan raag, dat zy de Stipp’'^quot;. van den inhoude van deeze doennbsp;iaaten , en gedongen , luftelyk, vicdelyk en volkoinentlyk genieten ennbsp;gebruiken, CelTeiende allebelet ter conttaiie. Gedaan in den Hagenbsp;onder ons gtoot zecgel bier aan doen hangen, op dr» z^ar. Maan,nbsp;ia’tjaar onzes Heeren, en Zaligmaakei Zeventien hondert en zeven,
A. Heinsius.
Ter Ordomantie van deStaaten ,
SIMON van BEAUMONT.
HetKunftgenootfcbap NIL VOLÉNTI-BUS ARDUUM érkéntgeene Wérken, voor eigene, dan die met een hunner Privilegiën zynnbsp;gedrukt, cn aldus ondertékent.^^
-ocr page 75- -ocr page 76- -ocr page 77- -ocr page 78-