-ocr page 1- -ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5-

p


^ nbsp;nbsp;nbsp;A-, ¦ ¦ i. ¦‘tv: t uy ' -'«i' r '¦' ’'





OT^xigév^ nbsp;nbsp;nbsp;- T

‘ /]


3 Q/j,ü,^c£^^S^c^yc.

:iquot;^










U:^


Ó^^Q. ca-? e-»vv—




^%£gt;


Vo



-ocr page 6- -ocr page 7-

WISPELTUUEIGE

MINNAAR;

B L r S P E L.

DOOR YVER BLOEip DE KUNST,

t’A M S T E R D A M ', y QC Erfgcn; van/: Lescailje^ op den Middeldam 4nbsp;®P dc hoek van de Vifchmarkt, 1705-.

PtWilcfiisi

-ocr page 8- -ocr page 9-

AAN DEN

vertaalder.

YN HEER,

in het Spaanfch , op de Zinfpreulc

Wy achten het onzen fchuldigen piigt te zyn , deze Wispeltuurigenbsp;Minnaar aan U E. op te draagen, die

Van, alle vrouwen d'te ik zie bemin ik, gemaakt , door dé Heeren Sebafti-^an de Villa Viuzioza, en Franfisconbsp;¦^vallhaneda, nu zo kunftig, doornbsp;y E. uit die Taal, in ons Neder-'i^itfch overgebragt is, en gelchiktnbsp;Toonneel, hedendaaglchennbsp;j en gebruik van Ipreeken, behoudende echter zyne Spaanfche aar-* 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tig-

J

-ocr page 10-

tigheid. Dit is door U E. zo volmaakt verricht, dat wy zouden durven zeggen nooit zinryker , noch vermaakelykér Blyfpel geleezen tcnbsp;hebben , zo wy niet beducht waarennbsp;dat, door ons berymen, veel van denbsp;geeftigheidder vertaaling verdoofd is;nbsp;echter hoopen wy, dat dit Spel dennbsp;Leezer, en, op onzen Schouwburg,nbsp;den Aanfchouwer niet minder zal be-haagen, als toen het zyne Maakers,nbsp;in Spanje , ten Toonneele voerden,nbsp;dit ons gelukkende , zal de Nyd ,nbsp;wanneer zy toelegt om onzen arbeid , by de Liefhebbers , in ver-iichtinge te brengen , vergeeffchenbsp;moeiten doen ,• te meer, nu U E. dienbsp;zal believen te befchermen.

Wilt dan deze Opdragt gunftig ontfangen , en na deze ecrfte Ver- ^nbsp;taalinge , die wy van U E. verkree-gen hebben , meer anderen laatennbsp;volgen 3 pm onze Liefhebbery ,

ten

-ocr page 11-

ten diepfte van den Schouwburg , aan te kweeken; op dat wy nu nietnbsp;^^leen, maar ook in het toekomendenbsp;herder verpligt mogen zyn, ons tenbsp;tioemen,

MYN HEER,

Uw E.

Ootmoedige Dienaars, Onder de Zinfpreuk,

DOOR YVER BLOEID DE KtJNST.

CO-

-ocr page 12-

c o P Y E

V A N D E

p RIVI L E GI E.

De Staten van Holland endeweftvtiefland doen te weten 1 alfoo ons vertoont is by de Regenten van het Burgei u'eeshuysnbsp;ende Oude Mannehuis der Stad Amfterdara , en, in die quali-leyt, te famen eygenaets, mitsgaders Regenten van den Schou-burgaldaet, datfy. Supplianten, fcdert ecnige Jaten hebbende ge.nbsp;jouiflèett van onfenOfttoye of Privilegie van daroden tg. Septetu-bet 1684, wacr by^ aen de Regenten van den felven Schouburg,nbsp;in die tyt,hadden gelieven te confenteren, accoideien ende Ofttoyeren,nbsp;dat fy, gedurende den tyt van vyfticn eetft achter een volgende Jaxch,nbsp;deWeicken, dicdoenroaelstendienfte van hetTooneel teers gcdrucktnbsp;waren, ende, van tyt tot tyt, nog vorder in het ligt gebracht, endenbsp;ten Toneele gevoelt foude werden, alleen foude mogendrucken, uyt-geven en verkopen, nu ondervonden, dat de Jaren, by het voorgemeldenbsp;.oaroy of Privilegie genaemt, op den tg. September tögg. fonden konten te expiieten; ende dewyl de Supplianten ten meeften dienöe van denbsp;Schottbutg , waet van hunne refpeftive Godshuyfen onder andere medenbsp;ntoeften werden gefubcenteett.de voorgemelde Wetcken,foo van Treur-fpdlen, Blyfpcllen als Klucht en, als anders, die teets gedtucht en tennbsp;Toneele gevoert waercn,of in het toekomende gedtuckt en ten Tooneclenbsp;gevoelt fouden mogen werden,geerne alleen, gdyU voorheenen, foudennbsp;blyven drucken, doen drucken,uytgev£n en verkopen, ten cynde de (èUenbsp;Wcrcken, door het nadtucken van anderen, haerluyfter, foo intael,nbsp;als fpelkonft, niet mogtcn komen te vetliefen , dog dat fulcx aen haer ,nbsp;na de expiratie van het bovengemelde ons Oftroy, en fulcx na denig.nbsp;September 1699. niet geperroiteert foude wefcn , foo vonden de Sitppli-anten hun genootfaekt fig te keeren tot ons, onderdanig vetfoekende ,nbsp;dat wy aen de Supplianten, in hate bovengemelde qualiteyr, geliefdennbsp;te veiieenen prolongatie van het vootfe. Oftroy of Privilegie, ommenbsp;alfoo de voorfz. Werken, foo van Treurfpellcn, Elyfpellcn , Kluchten ,nbsp;als andere , lects gemaeckt en ten Tooneele gevoert, en als nog in hetnbsp;ligt te brengen,den tyt vanvyftien eetft achter een volgende Jaren,aUeennbsp;te mogen drucken en verknopen of doen drucken en vetkoopen,metver-bod aen allen andere op feeckere hoge penen, by UEd Groot Mog daetnbsp;toe te ftellen, en voorts in coromuni forma ; fo is ’t dat wy de faecke,nbsp;ende quot;t vetfoeck voorfz. overgemerkt htbbcnde, ende genegen wcfendc,nbsp;tel bede van de Supplianten , uyt onfe rechte wetenichap, Souvetainenbsp;magt en autorityt, defelye Supplianten geconfenteeitl^eaccorUeett ende

ge-

-ocr page 13-

Moftroyeett hebben,cönfenteften, code oélroyeeten, mils defen, dat (y, by cimtiiiuatic, de voorfz. Wercken, foo van Treurfpellen , Blyfpellen ,nbsp;Klugtenalsa„d„e, reels gemaekt en ten Tooneele gevoert, en als nog innbsp;bet I'chtte brengen, den tyt van vyftieneeift achter eeii volgende Jaren,

* nbsp;nbsp;nbsp;binnnen onfen landen, fullen mogen drucken, doen drucken ynbsp;quot;E'ven enverkoopeo, veibiedende daerom alien en eenygelyk, denbsp;°otle. \\ ercken, in't geheel often deelo, naer te drucken , ofte, eldersnbsp;^^tgtdtuckt, binnen den felvenonfe landen te brengen, uytte geven

®be verkoopen, op de verbeurte van alle denaergedtuckte , ingébrachte, vetkogie e!i«mplateo,ende cen boete van drie hortdett guldens, daernbsp;®n boven te verbeuren , te appliceten een darde part voor den OfEcier ,nbsp;die decalangie doen fal, een darde part voor den Armen der Flaetlennbsp;daer’t cafus voorvallen ra4,bcc tefteiende darde part voor de Supplianten,nbsp;djjes in dien vetftande, dat wy de Supplianten met defen onfen Oftcoje

* nbsp;nbsp;nbsp;'t illende gratificeren tot verhoedinge van bare fchade door het na-'drucken van de vootfz. ercken, daer door in genigen deele verftaen

'ninhoude van dien teauthorileeren, ofte teadvoueren, ende, veel ‘n het felve onder onfe proiexie en de befcherminge cenigh meerdecnbsp;/'“'t, aenfien , ofte reputatie te geven, nemaet de SuppliaiKen kt casnbsp;fuh'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onbehoorlyks foude inflneren, alle het felve tot haren lafte

Ijj gthouden wefen te verantwoorden, tot dien eynde wel «xptcfièlyle y'ul|^''quot;’de, dat by aldien fy defe onfe Oftroje voor de voorfz. Werkennbsp;'t'di'in (lellen , daer van geen geabbrevieerde ofte gecotirraheerdonbsp;OAnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wogen maken, nemaer gehouden fullen wefen het felve

CTtoyin t geheel, en fonder eenigeOmiffie, daer yoor te drucken , Ofte te doen drucken,- ende dat fy gehouden fullen fyn een exemplaernbsp;van alle de yooilz. wereken, gebonden en wel gcconditiotwert, tie tren.nbsp;gen in de Bibliot-heecq van onfe Univeriitcyt tor z-cyden , ende daer van

behootlyk te doen bfyken, alles op pene van het efFcft van dien te verlie» ffin , en ten eynde de Supplianten defen onfe Oftroje ende confente mo-pn genieten als naer behooren, lallen wy allen ende een ygelyk, dienbsp;taengaenmag, dat fy de Supplianten van deninhoude van defen doennbsp;«Ken ende -edogen,rnftdyfc,vtedelyk end'c volkomentlyk genieten endenbsp;Rebtuyken, ceflerende alle belet ter contrarie gedaen. Gedaen in dennbsp;onder onfen grooteZegele , hier onder aen doen hangen op dennbsp;'en Cl) twintigfle May in ‘t Jaer onfes Heet en Zaligmakers, een duyfencnbsp;es hondett negen en oegentigh,

% nbsp;nbsp;nbsp;A. HEINSIUS.

TertKdonnantieran de Staten.

SIMON van BEAUMONT.

-^^genten van ’t Wees en Oude Mannenhuys hebben, in haat otiz. qualittyt, het recht van dceze Privilegie , voor DE WIS-sELtuurige minnaar, Blyfpcl, vergund aan deEif-5w«iea van Ie,

In Amjieldtim, ^enlS,Dtctmlier, lyoi}.

-ocr page 14- -ocr page 15-

Pag.i

WISPELTUURIGE

MINNAAR;

B L r s P E L.

eerste BEDRYF.

eerste tooneel.

Ferdinand, Karel, Kraagman met een Faket Brieven.

Ferdinand, Karei omhelzende.

gt; Eer Karei, wellekom. Ik ben op’t hoogft Pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verblyd,

1 Dat ge , uit de Veldtocht, weer geyond,

I nbsp;nbsp;nbsp;gekomen zyt

In ’s Gravcnhaage,’k heb niets van uw komft vernoomen.

Wat tyn de reden, dat gy herwaarts iyt gekomen ?

En hoe is ’t u vergaan in ’t Leger ?

Kakel.

- nbsp;nbsp;nbsp;Eer’k voldoe

Dwyraag, HeerFcrdinand, ftamynverpligtingtoe, ik u desgelyks omhelfch. Dit zy ii de redennbsp;jj, an myne komft: gyweet, mynOomisoverlcedcn;nbsp;jn, volgensteftament, heeftby geen vrienden meer,nbsp;Van hem erven, alsik, enmynzufter, Heer.

En w herwaards, om deze erfenis teontfangen:

Ik heb •verd’re vraag, myn Veldtocht, mag belangen, •pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ laanderen gediend, myn regiment

'^^^gelaaten. Nu is alles u bekend.

Gvh R nbsp;nbsp;nbsp;FeRDIN AND.

/‘lebtj op’talierkortft, voldaan aan myn begeeren.

A nbsp;nbsp;nbsp;Iv R A A G*

-ocr page 16-

2 DE WISPELTUURIGE

Kraagman.

MynHeer, diegeene, die, alsieuitCampanjekeeren, Heel veel opfnijen en vertellen, hebben meeltnbsp;Daar ’t ininll verricht, en v aak het verlt van daan geweell.nbsp;Karel.

’kZie, dat uw Kraagman, unochdiend, die Snaak der Snaaken.

Ferdinand. nbsp;nbsp;nbsp;(maaken,

’kBen hem gewend, zyn geeft , kan my veeltyds ver-En daarom is ’t, dat ik hem in myn dienft behouw,

En vryheid toelaat, die’k geen knecht, toelaaten zou. Maar zeg, Heer Karei, hebt ge u zelve meê bevondennbsp;Indeattocht, roemenswaard, enkunftigonderwondennbsp;Van Vaudemond, toen hem den HartogVilleroinbsp;In roete dacht te Haan, maar vond flechts ftroo en hooi ?nbsp;Karel.

Neen, Heer, ik was niet by dat lof’lyk retireren, Maarmoeft, opdietyd, met myn regiment marcherennbsp;Naar’t fterk Duinkerken; doch hoe gaat het, Ferdinand,nbsp;Vrydgy noch overal.? fpeeldgy noch voor Galant,

Gelyk gy pleegt te doen gt;

Kraagman.

Wclzckerlyk; die mode

Veranderd by hem niet, hy volgt noch zyn methode,

Hy ’s nu verliefder; als hy immer was voorheen:

Waiit ’t is geen uur, wat uur, geen groot kwartier geleên, Datikhem, volvandrift, eenjufFertjezagvrijen,

Dat ruim zo dik was, Heer, als wyliênmetonsdrijen.

’k Geloof dat haar geen tien arbeiders, met malkaar,

Op tillen zouden, enin’trydcn, heeft ze een paar DerfterkllePaarden voor haar Koets, dicwelteweeten ,nbsp;In een kwartier uurs,fchoon zy ftapvoetsgaan,al zweeten.nbsp;Ferdinand.

De Gek begind weêr. Ik verdraag zyn fpotterny Om dat het Kraagman doet.

Kraagman.

Dat’svyaar.

Eer-

-ocr page 17-

minnaar. 3

F E R n I N A N ».

Zwyg, eergemy

Tot toorn verwekt. O ja, myn Heer , ’k fchep noch behaagen,

In alle Jufl'ertjes myn mhniefmart te klaagen;

Haar vriena, ja minnaar tleeds tefchyuen,metdie vreugd, En groote zoetigheid....

Kraagman.

„Zeg zottigheid.

Ferdinand.

Myn jeugd -

¦leflyten, dat’sgezcgt, myn zinnen wat te fcherpen;

T e divertccrcn: doch ’k wi 1 my nooit onderwerpen ^niflaafteweezenvandclietde: neen, gewis;nbsp;EenMinnaar, diezulksdoet, weet, dat hy waardig isnbsp;• Gcftraf't te werden, met de wreedheid en verachtingnbsp;Die zy n meeftres hem toond; vermits al haar betrachtingnbsp;^odaanigis, datzy, gemeenlyk, met veel fmartnbsp;loonen, die haar flaafs opoff’ren komt zyn hart.nbsp;Karel.

Ziet toe, myn Heer, dat udiewispcituurighedcn....

TWEEDE TOONEEL.

L E o N o o R Gemaskerd. Ferdinand, Karel, Kraagman.

TJ nbsp;nbsp;nbsp;Kraagman.

*- .lEer,’k ziecenjuffertje,gemaskerd,herwaards treeden.

WT'egens Leomor.

‘lt;-'n zoekt ge?

L E ON OOR. nbsp;nbsp;nbsp;.

U, Edelman, diePagiczytd’honneur.

... nbsp;nbsp;nbsp;Kraagman.

Abuis, ’k Ben Kamerling, daarby ookCbllc£ieur,

Eu Secretaris.

Karel tegens Ferdmand.

Laat ik u in ililte een$ toonen...

A a nbsp;nbsp;nbsp;F E R'

-ocr page 18-

4 de wispeltuurige

Ferdinand,

Wel wat ?

L E o N o o R tegens Kraagman.

Het zy dan zo; ik tracht u niet te hoonen.

Maar, zeg me eens, is uw naam geen Kraagman ? Ferdinand tegens Karei.

Zonder dat.

Kraagman tegensLeonoor.

Ta; fpreekvry; want gy hebt me al by de kraag gevat. Leo NOOR.

Zytgy, Heet Ferdinands Lakei niet?

K R A A G M .-t N.

’kDieiiMcjonker

By daag wel als Lakei; maar wederom, by donker, Dan is hy myn Lakei.

Leonoor.

Behandig hem deez’ Brief.

Kraagman.

Is ze gezegeld?

Leonoor.

Ja.

Kraagman.

Mejuffrouw, ’cwaarmylief,

Dat ik uw aanzigt mogt ontdekt zien.

Leonoor.

’t Mag niet weezen.

Kraagman.

V an wie komt deze Brief?

Leonoor.

Dat zal uw Heer wel kezen.

Vaarwel.

Kraagman.

Ja, alsdewindenftroom, myaltyddiend, Dan vaar ik wel.

DER'

-ocr page 19-

MINNAAR.

derde tooneel.

Ferdinand, Karel, Kraagman.

K A R E L.

Ik heb gefprooken als uw Vriend,

Heer Ferdinand.

Ferdinand.

Myn Heer, weet dat ik ’t ook zo reken. Karel.

Vaar wel, wy zullen haaft elkair weer zien en fpreeken. Kraagman.

Zo wy niet doof en blind geworden zyn, myn Heer.

Ferdinand.

Vaarwel, Heer Karei.

VIERDE TOONEEL. Ferdinand, Kraagman.

Kraagman.

(3 Gh ! gints nadert ons al Weêr

Een and’re Karei.

F ERDIN AND.

Wie?

Kraagman.

Heer Hendrik, die in’t minnen, Met u geheel verkeerd van oordeel is en zinnen;

Die liever, eerhy, aan zyn befte kammeraat,

Zyn vryfter noemde, paf, gelyk een handgranaat.

Zou willen barften.

Ferdinand.

Hy ’s in ’t minnen niet ervaaren.

’k Moet echter onderftaan, of hy ’t wil openbaaren.

VYF-

-ocr page 20-

6 DE WISPELTUURIGE

VYFDE tooneel. Hejsdrik, Ferdinand, Kraagman.nbsp;Ferdinand.

HOc vaard gy al met uw meeftres, Heer Hendrik ? zult Gy haaftde bruigomzyn,ea tien uw wcnfch vervuld?nbsp;Hendrik.

’t Is nocH zo ver niet, dat ik ’t u zou zeggen kunnen.

Ferdinand. nbsp;nbsp;nbsp;(gunnen,

Maar, Zult geaanmy, uw vriend, nooit dat geluk vcr-Te noemen my de naam van die uw hart bekoord ? Hendrik.

Verfeboon ray, Heer, gy hebt wel meer van my gehoord, Datzybehaagen neemd in myn ffilzwygenthcdcn.

’k Tracht niet te doen, als gy, en ieder een te ontleden, Wat juffer dat ik dien, geenfins; dathoudik üil.

’kBckcnwcl, datikvry, maar had noch nooit de wil. Om iemand ooit de naam van myn meeftres te noemen.nbsp;Ferdinand.

Ik al.

Hendrik.

Ik niet, verniits’t niet voegt altyd te roemen Op haar, die my bemind , of die my heeft veracht.

F k K tgt; 1 N A N 13.

Ik hoor ’t wel, gy zyt van’t flaafachtigegeflacht Der Minnaars.

Hendrik.

Laat dat zyn’t kan tot myn fchaud niet ttrekken. Kraagman tegens Ferdinand.

Ik docht wel, Heer, dat gy die kies hem niet zoud trek-„Hyzittevaft. nbsp;nbsp;nbsp;O'-cn?

Ferdinand.

’t Is waar: maar. Kraagman, zeg my, ras, Doch, fpreek vry, dat men ’t hoor, wat dat de boodfehapnbsp;Van die Gemaskerde, die met u fprak daar even. (was,nbsp;Kraagman.

Niet anders, Heertje, alsomditBriefjemy tegeeven^^

-ocr page 21-

MINNAAR. 7

Vooru. Nu heb ik’er net een dozyn, zo’k merk,

Van daagoncfangen.

Hendrik.

Wel, myn Heer, gy hebt drok werk, Zo ge al die dames noch van daag moet viziteeren.nbsp;Ferdinand.

Heer Hendrik, ’t is myn vreugd, myn dienft, haar te offèreeren,

Galant te weezen van de gantfehe JufFerfchap.

Kraagman.

Hy is gepromoveerd daar in, en met de kap.

Ho, ho, myn Heer, indien ik moeten zou verhaalcn, Wat Juffers hy al vryd, ik zou’er in verdwaalen:

Want nademaal ik daar een nette lyft van hou,

Ik had een maand lang werk, eer ik ze opnoemen zou. Ja, ikmoetdaagelyks, gelykeenpolfpaerd, draaven,nbsp;Alleen maar ^ om te zyn beftelder van zyn gaaven,

En minnebrieven,, die hy aan de j uffers zend.

F E R D I^N A N D.

Zegtmyeens, Hendrik, of gy grooter zoetheid kend, Als vyftig Juffertjes te doen in liefde blaaken ?

Zelfs zonder dat ’er een van haar uw hart zal raakcn ?

Dat’s myn humeur, ’k Leef nooit verüaafd, maar heb die aard,

Dat, eer ik werd gevaan, ontwykikmet’ervaard, Deboeijens.

Hendrik.

Ik beken’t, ik weet niet op wat gronden I^ie grillen fteunen.

Ferdinand.

Hoor, ik zal hetn verkonden.

Eerfl

’k Verbeelde my, dat al devrouwenzyn, ge'yk ^ben, verandcrlyk , men heeft een daag’lyksblyknbsp;D.iar van, in al haar doen ; het is haar aangebooren:nbsp;Want delaatdunkcnfte, wanneer zy komt tehooren.nbsp;Dat ze aangebeden word, en’tzoveris, datzynbsp;By na verwonnen fcbynt, dan is ze, denkt dat vry,

A 4

-ocr page 22-

8 de WISPELTUURIGE nbsp;nbsp;nbsp;j

Ecrftdeallerbefte, om,opeenfpróng,tezynverlaaten, ! Endcallerflechtfl:e,ommccrbemindtezyn. Ditpraaten \nbsp;Mishaagd u; evenwel, ik zeg u, dat ik nooitnbsp;Een vrouw gezien heb, fchoon of leelyk opgetooid,

Die my niet heeft behaagd : maar zeg ook, ’k heb myn Icevcn,

Aan haarercdenen, noch geen geloof gegeeven;

En wyl ik ’er niet een oprecht bemin, daarom Heb iie ze al t’faamen lief.

Kraagman.

Myn Heer, ’k verzoekje, kom Xer Rechtbank van de liefde, en wilt gehoor vergunnen,nbsp;Aan decz’ Rcqucllen, die wy noch wel of doen kunnen.nbsp;Ferdinand.

Wcl, Kraagman, lees dan op, en voerddetytelvan Requeftemeefter, zo die u behaagen kan.

Kraagman.

De tytcl brengt niet op: doch ik zal echter leezen.

Hier is ’er eene van die Juffrouw, die voor dezen Op ’t Spui gewoond heeft.

Ferdinand.

Zy is heel laatdunkend; dra, Steld die tcrrolle, als ik des avonds flaapen ga.

Kraagman.

Dat’s veeltyds ook heel Iaat, dunkt my. Deez’, na ’k bevroede,

Is van die Juffrouw, opdeKneuterdyk, die goede.

Ferdinand.

Is zy ook lang in haar verhaal ?

Kraagman.

Ja, ’tkanbeftaan;

Want gy hebt langen tyd met haar ook omgegaan.

Zal ik ze kezen ?

Ferdinand.

Neen; detydwil’tnietgehengen,

Maar hoor, noteerd die, om daar mede door tc brengen Een winterfche avond: want die valt wat lang.

He.n-

-ocr page 23-

S

Hoe! la}

MINNAAR.

Hendrik.

deze Juffer zo lang wachten ?

Kraagman.

Niemendal!

heb’er van twee j aar, jaouder, ’k zou met grover Kwaft kunnen fchild’ren.

Ferdinand.

Wie volgt nu?

Kraagman.

TM nbsp;nbsp;nbsp;De Juffer, over

Koekamp, Heer.

Ferdinand.

p. nbsp;nbsp;nbsp;Neen, neen, die ziet te wonder graag

W nbsp;nbsp;nbsp;'’ün’t geweer. Die zou my alle daag

drillen, en dat kan my niet bekoorcn.

^tcld daar maar Nihil op.

Kraagman.

fl nbsp;nbsp;nbsp;Ei, Hcer,leendtochuwoqren,

an haar manhartigheid.

Ferdinand.

_ nbsp;nbsp;nbsp;Om dat gy voor haar bid,

Bewaard die, tot dat ik eens in een nachtfehuit zit. Hendrik.

¦Uat’s al te wreed.

Ferdinand.

TM , nbsp;nbsp;nbsp;Ik zoek my maar te diverteeren

iJoor’t vrijen.

Kraagman.

’t Juffertje gints in’t Voorhoud. Ferdinand.

. nbsp;nbsp;nbsp;’k Wil zweeren,

at die zal fchry ven als vergramt, om dat ik haar ^ ras verhaten heb : doch’k kreun’tmy weinig. Maarnbsp;^y^'^^’cnwsgierig ben om eens haar ftyl te weeten.

A r Kraag-

-ocr page 24-

JO DE WISPELTUURIGE

Kraagman leeji,

IVlyn heer Ferdinand,

laatdunkende, geloove» dat iku hartelyk he-mind hebbe-, maar ik wil u verzekeren, dat gy, in die meening u bedroegen hebt, want ik hebbe u nimmer-

t't' uf.ingt;r nbsp;nbsp;nbsp;^ l4/£4fHr IK K/St/Cfie i* é

meer bemind^ en zo lang als ik u aanzag,-dacht my, dat ’er een booze geefi voormy Jlond; daarom zoude ik u verzoeken my te verlaaten : want ik hebbe al aan iemand mynnbsp;hart oggedraagen, die uwe aServolginge zeer kwaalyk zoude opneemen, zulks heeft mygeraadengedacht u te laatennbsp;weeten , om alle onheilen teprevenieeren, laat u niet verwonderen dat ik myn naam hier niet onder Jielle: wantnbsp;die zal altyd voor uzyn

De VierfchaarderLiefde. Ferdinand.

Zy heeft 7,ich 7o gelyk ik dacht gekweeten.

Nu 7y verzoekt dat ik haar toch verlaaten zal, Belooveik, dat ik haar geheel, in dit geval,

Ook zal gehoorzaam zyn. Wilt deze Apoftilleeren Fiat verlaaten. En ik kom u kommandeereii,

Nooit and’re weer van haar te ontfangeu.

Kraagman.

’tZalgefchiéu.

Ik teken’took ZO aan.

Hendrik.

Wie heeft ’er ooit gezien,

Zulk eenafkeerigheid ?

Ferdinand.

Dat ’s naar de zwier beminnen. Ik leef af keerlyk, met de af kcerige van zinnen,

Enmctdieminlykzyn, beminlyk; want, mynHeer, ’k Begeef my nooit te ver in ’t perk der liefde.

Kraagman.

Weer

Een and’re. Deze is van de Juffrouw in ’t Noordeinde.

F ER-

-ocr page 25-

R.

II

I N N A A

Ferdinand.

Die’s vol despenszucht.

Kr A AG MAN.

Ja, dat ’s waar, want zy verkleinde Uw Goudbeurs dapper.; maar zulks is veel Jufi’ren aard,nbsp;Die ’t meefl: haar regaleert is haar het meefte waard.

Doch wilt haar met de gunü van aw gehoor ontfangen.

^ nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.

^ces dan.

Kraagman kejl.

Myn Heer,

trots en opgeMaazen zult gy wel zyn, daar gyu 'ferbeeid dat gy myne liefde weggedraagen hebt, ennbsp;Haar een ander nejl gevloogen zyt \ maarzo uwe vergee-^ffheidu uit noodigdom inkorten tyd veel geld met mynenbsp;fjdc teverfpillen ^ maogt gy vrijelyk weer aankomenzonbsp;kund gy wel achter bly ven ^ en in'tGekkenhuisbe-geeven, em van uw zottigheden te laatengeneezen: wantnbsp;minnaar die my niets vereerd^ is voor my als onkruidnbsp;dat nerg ens nut toe is. Blyftgy daarom achter gy doet %vel;nbsp;in t kort, als ik geen regalen kryg , dan is myn liefde ooknbsp;Uit , en als ik bemerk dat het geld daar toe , ontbreekt y

valt hier met op te doen t gy kunduhier nagouverneeren. •Hdertujjchen blyve ik

De happige Voogel.

Kraagman vervolgt.

„ nbsp;nbsp;nbsp;Dat roofziek dier, dunkt my, komt u te langen

Ken mnnt die niet veel deugd. Zy handeld u, gants bloed, ^yu Heer, heel anders als gy met de Jmffers doet,

Want gy bemind ’er geen, zy ’t geld, en groote giften.

. nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.

Doe ik niet wel dat ik beteug’len kan myn driften ?

Zulk een beminnen, en dan wederom terftond V erlaaten ?

Hendrik.

' nbsp;nbsp;nbsp;Daar is’t goed.

Kraag-

-ocr page 26-

11 DE WISPELTUURIGE

Kraagman.

Maar zy heeft beter vond, nbsp;nbsp;nbsp;,

En u wat hartzeer voor uw liefde nagelaaten.

Ferdinanp.

Waarin? zeg, Deugeniet?

. Kra agm an.

Om datze u veel dukaaten, En Zonder dat gy ooit daar voor de minfte gunftnbsp;Genoot, heeftafgczet, heel aardig naardckunft.

Ferpin AN D.

Bemerkt, Heer Hendrik, dat, wanneer een wclgebooren * Braaf Edelman, haar, die hynoemtzynuitverkoorcn,nbsp;Verlaat, zulks moet niet zyn uit gierigheid, dat’smis.

Hy moet (leeds toonen dat hy ryk van midd’len is gt;

En mild, ja zenden (leeds gefchenken opgefchenken , Want karigheid deê zyn geboorte licht verdenkennbsp;Van laage (land te zyn: doch zo ’t hem daar mankeert.nbsp;Dat hy behoeftig is, en daarom niet fpendeert,

Is ’t rced’lyk dat hy fpaard; maar als ’t zyn beurs kan vee-len.

Weer cordiaal traöeerd, om ’t kwaad vermocn te ontfteelen.

Voor my, mynHeer, ’k heb nooit myn beurs ZO waard geacht.

Als wel’t vermaak, waar na de Juffer heeft getracht,

Die ’k dan geveinsdelyk oppafte, en wou believen.

Kom, Kraagman, (leek maar weg de red van de and’rC Brieven,

Engeefmy, diegy’tlaaftontfingt.

•Kraagman.

Maar, wat's uw zin»

Dat ik op dit Requeft zal zetten ?

Ferpinanp.

Steld dat in

’t Getal der geenen, die geen antwoord waardig bennen-Kraagman.

Daarisdclaatfte.

F ER'

-ocr page 27-

R.

I N N A A

Ferdinand leejl.

draagen. Ik zoude u verzoeken , dat gy u , tegen den

MynHeer deWispeltuurigeMinnaar, y) E Juffer, die deze aan u fchryft, wenfcht^ de Galant ynbsp;Zonder Meeftres^ te zien. Myisgezegt.^ datdewis-peltuurigheid, Zodaanig hy u regeerd, dat, al was uwnbsp;lgt;erninde, de Maan zelve, gy, aan mch meer verande-*'ngen, onderworpen zyt. Rn, nademaal ik my heroeme ,nbsp;^ooit een man bemind te hebben, zo wenfchte ik wel eennbsp;te zien, die nooit een vrouw eenige Itefde heeft toege-

‘‘^ond, omtrent de Vyverbergliet vinden, alwaar iemand ^ Zalwaarneemen, om u,hymy te brengen. Ik ver langenbsp;'^^utezien, enblyve

Uw Dienareffe,

De Mecftrelïè zonder Galant.

Ferdinand vervolgt.

Wel, voorwaar ik moet bekennen, Deel’ brief behaagt my, wy 1 zy klaare uitdrukfels geeft,nbsp;Hoe de een voor de ander, op myn hart geen voorrechtnbsp;heeft.

’k Min alle Jufters, die ’k maar zie,tracht haar verwinnaat Tezyn, zy noem myvry de Wispel tuur’ge Minnaar.

Het kan my niet in ’t minft verftooren; maar wanneer ’t Eens zo ver komt, dat ik die dame pretendeer,nbsp;Zalikhaar, ’t hedendaags beminnen, grondig leeren.nbsp;Hendrik.

Weet, Ferdinand, alsikmeeenszoverlaatverheeren Door Venus minnefchicht, dat ik een juffer zalnbsp;Myn hart opdraagen, datikhaar, geheel en al,

Eu niemand nevens haar, myn hart laat overwinnen.

Dat ik haar, niet alleen (land vaflig zal beminnen;

Maar vieren, tot myn dood, gelykeenafgodes. Ferdinand.

Gy zyt verftandig, en mind noch naar de oude les. Hendrik.

’k Wil’t eipdelyk piet mcêr voor u verborgen houwen.

’kHoop

-ocr page 28-

14 DE WISPELTUURIGE

gt;k Hoop met een fchoonheid,ryk en edel,haa{i ce trouwen, Al toood xy noch geen gunft aan myne minneklagt;

]Vlyri liefde gaat niet weg, myn oog neemd op haar acht, jGelyk de Stuurman op lyn Noordlter.

Ferdinand.

Kanhetweeïen,

Laat me uw meeftres eens zien.Gy weet,’k heb u voor de-By al de mytic wel gebragt, zyt niet zo fchuuw, (zen Maar laat ’er ons te faam eens gaan.

FI E N D R I K.

’k Verzoek het u,

Noch eens voor al,myriHeer,dat gy my wilt verfchoonen. ’kZal haar niet noemen,of ooit aan een vriend vertoonen.

Kraagman tegens Hendrik.

Myn Heer, gy doet zeer wel, dat gyu daar voor wacht; VÈrmits een fchoone Kat, niet dient te zy n gebragt,

By die in’t Bond werkt: want zy zou daar prykel loopen.

Ferdinand. nbsp;nbsp;nbsp;(pen,

Wel hoe, ’k wil nimmermeer van onze vriendfehap hoo-Dat ge eenige argwaan hebt op my, en dat ik zou— Hendrik.

’k Erkenne uw edelheid, u w vriendfehap en uw trouw. Maar liefde raad my, dat, alwaard gy ook myn broeder,nbsp;En te eender dragt met my gebaart van eene moeder,

’k Bragt u niet daar zy woond.

Ferdi n and.

U w vtiendfchap is wel kleen. Wilt gy ze my op ftraat dan niet eens wyzen ?

Hendrik.

Heer Ferdinand.

Ferdinand.

Welaan, ’k zal daar niet méér van fpreeken, ^och daarom ook de band van onze vriendfehap, bree-E”^°®^%euomftraksmetmytegaan, indieti (ken,nbsp;t U kan behaagen, en gy ’t JufFertje wilt zien,

Uat Zich de naam geeft van te zy n, Meeftreflê zonder

Gr'

-ocr page 29-

MINNAAR.

Galant. De naam is raar, en komt my voor heel wonder.

Ik meen’er heen te gaan, temeer, om dat ik ben Zodaauig een galant, die geen mceilres erken.

Gaat vry maar meê, ik durt haar wel aan u ontdekken.

, nbsp;nbsp;nbsp;Hendrik.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ken,

t Behoeft niet, ’t kan my ook tot geen vermaak verftrelt-Gm aan een and’re als 2y, die in myn zinnen legt,

^ Amours te maaken, ’k hou die mode byfter llecht.

gt; nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.

^kniet, ik vryterftond, al die my maar ontmoeten, v.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kraagman.

is 70, de eerde die hy ergens komt begroeten, l^rflingert hy voort op; ’r fcheeld hem niet, par ma fooy ,nbsp;:^ynHeer, ofzeoudofjong, ofiaelykisofmooy,nbsp;liefde heeft hem voort gellaagen in haar kluifter.nbsp;.^Isjonker, heugt u wel van Klara? diezodnifternbsp;anoogenwas, datzy geen licht verdraagen kon.^

Q, nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.

• ‘^‘^verklaaringisaloud- Weg, weg! Kraagman.

. nbsp;nbsp;nbsp;Bon, bon.

My komt, ter goeder uur, een nieuwer in gedachten.

Ik meen die oude kol, die wy noch onlangs bragten Tc Schevelingen, die haar laatfte kies verloor,

¦l^ecroom te flikken, en geen vlaay kon byten. Hendrik.

,. nbsp;nbsp;nbsp;’k Hoor

y doof. Is’t moog’lyk. Heer, dat gy zelfs de oude Islet ongemoeid laat?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(vrouwen,

Kraagman.

„ . nbsp;nbsp;nbsp;Praat jy wat. Ik Zou vertrouwen,

j,J°^^er Ferdinand maar eens tot Amfterdam, m c huis te Knorrenburg, dat daar gedicht daat, kwam,nbsp;Haar isgeenBesje, of’czou wisvanhemaanftootlijen.nbsp;G t bold hem zo, wanneer hy zulk een foort komt vrijen.nbsp;Als zy grimlachchen, en meesmuilen omxvn reen.

Ik moet bekennen, ’t ruikt naar buitenfpoorigheên;

Maar

-ocr page 30-

16 DE WISPELTUURIGE

Maar daar ^yn oude, die noch zyn vol minnegrillen.

Ik heb’er laatft noch myn vermaak meê neemen willen, Als my een oude pry, van meer dan tachtig Jaar,nbsp;Ontmoete in zeker huis, enikuitkortswyl, haarnbsp;Wat vleide en ftreelde, zei: hoorzeun, de zoete blykennbsp;Vancarrellèeren, die je aan my, enmynsgelyken,nbsp;BewyItj erkennen wy metgroote dankbaarheid.

Maar jonge kleuters zyn verwaand, vol onbefcheid, Ondankbaar, beelden haar fteeds in, datze alles waardignbsp;Zyn,’t geen men aan haar doet. Wat dunkt u? is’t nietnbsp;aardig.

Ferdinand.

Zwyg, zeg ik. Kom, myn Heer, gaat met my derwaards heen,

De Juffer zien, diemy—

Hendrik.

Neen, gaat gy maar alleen. Ik heb geen tyd, vermits ik iemant van myn vrindennbsp;Gaan fpreeken moet.

Ferdinand.

Waar zal ik morgen u dan vinden? Hendrik.

Tot mynentzal rk u verwachten.

Ferdinand.

’k Zal u daar

Dan komen zien.


Hendrik.

Adieu.

Ferdinand.

Adieu. Gaan wy ook. Kraagman.

Maar,

Waar zal ik heen met dcez’ requeften ?

Ferdinand.

’k Zal’tu zeggen.

In de Audiëntiezaal zult gy die nederleggcn,

En volgen my daar ik verwacht woïd.

ZESquot;

-ocr page 31-

MINNAAR. 17

ZESDE TOONEEL.

H E L E N E m kameniers Gewaad', A N G E L IK A ,

. Agnes in Jxffers Gewaad. Leonoor, Komende alle uit het huis van Karei.nbsp;Agnes.

BEii ik nu

Zo naar uw lin gekleed, Mevrouw.^

Helene.

Ja, zogyuw

^araöer maar onthoud.

Ag NF S.

Mevrouw hoeft niet te vreeïen,

Ik ken myn les heel wel.

Angelika.

: uw verfierzclszy gelykt myn Nicht Helene,' JNu beter, als gy doet. Hoe is’t, waar wil dit heene?

Maar,Nicht,wat2alditweezen? Hoe! gyinïulkgewaadin’tminftnietopgefchikt?nbsp;Agnes dus gekleed ? bediamant; bcllrikt

' nbsp;nbsp;nbsp;UWnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;? '7V fT/^lvlrr mvn ]NJirht-f-ï/a'

Helene.

Hoor toe... Maar, Leonoor, de tyd die nadctd al; Ga, volg myn laft, en neem hem waar.

Leonoor.

Mevrouw, ik ial.

ZEVENDE TOONEEL.

Helene in Kameniers gewaad. Angelika, Agnes in Juffers gewaad.

. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Helene.

_^^gelika, myn Nicht, gyweet, hoe dat voor dexen, VooFerdiuand vaak van mynBroeder,wierd gcpret-enbevalligÜe in den Haag; (icn,nbsp;Aanh^^^I’ ''^as hy nietzo wispeltuurig, graagnbsp;Heernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uitgetrouwd; maar, na ik nu kan hooren,

nendrik,ïyi^ejj Vriend,voor my heeft uitverkooren; 1 ons inmaagfchap ook noch eenigfins beftaaf,

B nbsp;nbsp;nbsp;En

-ocr page 32-

iS DE WISPELTUURIGE

En met Heer Ferdinand, heeldikwils, ommegaat;

En’t is gewis, dat twee, die by elkaar verkeeren, TeZ;..imenveel, vanhunBemindens, discoureeren.nbsp;HeerFeidinand, heeftmy, metkennis, nooitgezien.nbsp;Heer Hendrik laat zyn trouw my,door mynBroeder,bién;nbsp;En, zonder daar in myn toeftemming eens te vraagen,nbsp;Bewerkt hy ’t huuw’lyk, by myn allernaafte Maagen.

Ditftaatmytegen, dathy, omzynininnepyn Teftillen, daar zoekt, ’t geen by my gezocht moeft zyn.nbsp;Al is ’t, dat hem zyn deugd en gaaven waardig maaken,nbsp;Om daar door in myn hart, en tot myn trouw teraaken;nbsp;Nochtans, wyl hy verkeerd zyn vrijery begint,

En ik noch nimmcrmeér een minnaar heb bemind,

Zal zich myn ziniykheid nooit met zyn liefde paaren.

Doch, eer ik voorneem dit myn broeder te openbaaren, Ben ik van meening, om te zien Heer Ferdinand;nbsp;Tetoetzen, of hy zo by elk fpeeld voor galant,

En wispeltuurigis, als hy word uitgekreeten:

Maar, 'op dat hy myn naam , noch wie ik ben , zou weeten,

Ziet gy ons beide dus verwiffeld van gewaad,

En Agues zal voor my nu fpeelen in deez’ ftaat,

En voeren myne naam, ik zal de haare draagen,

Om dat ik myn refpeö niet reukelobs wil waagen Aan zyn lichtvaardigheid. Ik heb een brief verfierd,

En die, doprLeonoor, gemaskerd, hemgeftierd. Waar in dat ik verzoek, hy wil zich laatcn leiden,

Door iemand naar de plaats, daar ik hem zal verbeiden; Dat in ons huis zal zyn, al waar hem Agnes, voornbsp;Helene, fpreckenzal. Ik zond reeds Leonoor,

Om hem te haaien, ’k Wil dus myn nieuwsgierigheden Voldoen, myn Nicht,en dit ’s de réén van ons veikleeden.nbsp;Angelika.

Maar, is uw Broeder, van deez’handTmg, wel bewuft? Zohy uduscenszag?

Helene.

Ik ben niet ongcruft,

Al-,

-ocr page 33-

MINNAAR. IP

Alwaar’tfchoon, dathymykwamin dit kleed te aan-fchouwen. nbsp;nbsp;nbsp;(wen.

Maar, Agnes moet ha^r Voor zyn oog verborgen hou-Heer Karei weet wel, datikmy, in huis, heel vaak, I^andus, danioverkleê, alleen tot myn vermaak.

Hy moet van dezen nacht ter Bal gaan,met meer Heeren, Ew’tzal heel laatzyn, eer hy weer naar huis kan keereii.

’k Hoop, midd’lerwy 1, dat ik Heer Ferdinand zo veer^ ^‘11 brengen, door myn lift, dathy, hierna, niet méérnbsp;wispcltuurig in zyn vriiery zal weczen.

^ nbsp;nbsp;nbsp;Angelika.

^el. Nicht, zo gy hem van die ziekte kundgeneézcn, ^ult gyeenPhenixzyn, dan hoeft de dame, daarnbsp;^y ^ich aanovergeeft, te vreezen geen gevaar,

“3t haar gemaal, aan haar een k waade part zal fpeelen gt; ^ ^y n Careflen aan een ander mededeelcn,

yl zyn ftandvaftigheid haar voor die vrees bevryd.

, nbsp;nbsp;nbsp;Agnes.

Qiegeruftheidis veel waard, indezentyd.

,, nbsp;nbsp;nbsp;Helene.

K Lieloof’t: maar Nicht, ’k verzoek, dar gy me uw ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hulp wik leenennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(meencrl,

^ tgeeneik voor heb:, doch, gy moet in ’t minft niet F)at zulks gefchied, om dat ik Ferdinand bemin.

” A Moet dat vermoeden zien te bannen uit haar zin;

5, Hoewel ik in der daad zyn liefde zou geheugen,

’Ir dat ik hem tot ftandvaftigheid kon brengen.

Wquot;il hem Hechts ftralFtn voor zyn wispekuurigheid, j wreeken 'i ]uifcrfchap, zü vaak doorhem misleid.

aat ons in huis gaan, daar wy hem verwachten znllch, ’]¦ A/Tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;xk G N E S.

Tnk; ‘^^5’hem, en zyne knecht, ook braafdc kap te vullen,’ inaienhy met hem komt..

Angelika.

^ nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ikbentevreên. Myn Nicht,

ik ü dienft kan doen, ’t zal van my zyn verricht. Einde van het eerjie Bedryf,'

B a nbsp;nbsp;nbsp;TWEE*

-ocr page 34-

zo DE WISPELTUURIGE

tweede BEDRYF. EERSTE TOONEEL.nbsp;Helene in Kameniers gewaad, Angelika,nbsp;Agnes in Juffers gewaad, L B o n o o R.

OLeonoor.

Ja, gy zult terftond hier Ferdinand aanfchouwen. Angelika.

’k V erlang zeer om te zien hoe dat hy zich zal houwen. Helene.

Maar, Agnes, weetgywel____

Agnes.

Ik ben wel onderrecht. An G E 1,1 K A.

Zacht, Nicht, daar word geklopt.

Le o N o OR.

Daar is hy, met zyn Knecht. Hel ENE tegens Leanoor.

¦Vertrek.

TWEEDE TOONEEL. Ferdinand, Kraagman, Angelika,nbsp;Hel ENE in Kameniers gesmaad, onder de naamnbsp;van Agnes , Agnes in Juffers gewaad,nbsp;onder de naam van Helene.

Helene, de deur ofmaakende.

M . Yn Heer,zo ’t u geliefd,wilt binnen treeden. Ferdinand.

Ach! Kraagman, watzieikhieralbekoorlykhcden. Laat hem Apollovry beroemen, als hy zietnbsp;De fchoonc Aurora, daar deNachtgodin voor vliednbsp;Ter Hemelpoorten uit, voor zyneii wagen rennen.

Ik roeme deze glans. nbsp;nbsp;nbsp;kVyfl op Helene.

Agnes.

¦ nbsp;nbsp;nbsp;MynHcer, ik moet bekennen,

Datgymy, dooruwkomft, op’t allerhoogft verheugd.

Want

-ocr page 35-

MINNAAR. zi

Want ik al lang voorheen, heb naar die zoete vreugd,

En blyden dag,gewenfcht, om u,a]s V riend, te ontfangen; Op hoope, dat gyzoudvoldoenmynhartsverlangen.nbsp;Schoon gy nooit iemand hebt bemind, ’t is nu den ty d,nbsp;Dat gy bemind, zo lang gy neergezeten zyt.

Kraagman.

„Goed, zo’tnietduurdtelang.

Ferdinand.

Ik ben verpligt, de wetten Der liefde, om u, Mevrouw...

Agnes.

Wil u eerft nederzetten. Ferdinand.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jgnes èn Ferdi-

’k Gehoorzaam uw geboón. nbsp;nbsp;nbsp;nandgaan zitten.

Helene tegem Angelika.

„ Want d unkt u van ’t begin ? Angelika.

jjDatgaat, tot noch toe, wel, zy (leidde zaak wel in. Ferdinand.

Mevrouw, wie kan de kracht der liefde wederftreeven , Als hy 20 tchoone glans ziet voor zyne oogen zweeven ?nbsp;Dies ik myn hart u fchenk, ’t geen reeds in liefde brand.nbsp;Agnes.

Hoe! naar ik heb gehoord, zo acht gy, Ferdinand, Geen Juffrouw , hoe volmaakt, uw hart nocli liefdenbsp;waardig;

En zo ’t al eens gebeurd, gefchied het heel lichtvaard ig. Terplaatze, daar uw liefde eens was geveft, myn Heer,nbsp;Zo heeft elk my bericht, daar keerdzy zelden weer.nbsp;Uwwispeltuurigheid, en los verdraaide zinnennbsp;Doenu, al wie gy ziet, opftaande voet beminnen.nbsp;Schoon gy, door Hymens wet, nooit wenfcht te zynnbsp;gepaard;

£n, wylik, nevensu, ben van die zelfden aard.

Heb ik u hier verzocht, om u te zien en fpreeken.

Ik Zuiver fteeds myn bord van minnclicfdeas treeken,

En geef myn hart nooit aan een latfe Serviteur;

Wvl

-ocr page 36-

2t DE WISPELTUURIGE

Wyl aide Minnaars zyn, alsgy, van een humeur,

Dat’s ongeftaadig, los, volfnoó bedriegerijen.

Doch ieder u bemind, om dat gy mild in ’t vrijen,

En ia gefchenken zyt, dat wel galantifeerd;

Dus elk 7.!ch acht op ’t hoogfl met uw bezoek vereerd, Ook is ’t u wel bekend, hoe ’t groorfte deel der vrouwen,nbsp;Van die galantery, wel ’c allermeelle houwen,

Want wie galantifeerd, en niet vereerd, nochgeeft, Word met de nek aanfchouwd.en nimmer toegang heeft,nbsp;^laar, die gefchenken geeft, daar by wel weet te leeven,nbsp;Zo dikmaals als hy komt, elk voort acccs zal geeven.

Zo gy my pretendeerd alleen maar, om dat gy Een Juffrouw hcbt gevryd, die nooit deflaavernynbsp;Deriiefde heeft geproefd, ja, diénooit van haar dagen,nbsp;Beminde, of minnen zal, gy zult my niet mishaagen.

Ik bid, inynHcer, naardien gy zo verftandig zyt, Datgy, benevens my, hier in betoond uw vlyt.

Steld uwe kun(l in ’t werk, uvvliften looze vonden,

En watgy noodig acht tot heeling van uw wonden; llerftel der mannen roem, myriHcer, zo als ik zal,

Dat van de vrouwen doen; doch dit zeg ik vooral,

Dat gy hier in niet moet te buiten gaan de paaien Der eerbaarheid. Wie van ons twee de prys mag haaien ,nbsp;Zalvaftdewet, mynl-Ieer, ook ftellcn aan die geen,nbsp;Die'overwonnen word. Welnu, zytgy tevreen.^’

KB.A^GMA.^t. nbsp;nbsp;nbsp;Zyfiaanop,

„Die Juffrouw, zo alsgy, zietoe, die zal u loeren,

., Zy kan my al te veel haar kaakefpaanders roeren;

„Zy heeft, naardatzy zeid, geen vrijer ooit bemind,

„ Dicdatgelooven zou, moeft blind en doofzyn, Vrind. „ Dies laat u toch zo licht van haar geen kies uittrekken,

„ Zy loerd med op uw beurs, en zou u maar begekken. „Maar, hoe behaagd ze u .l'

Ferdinand.

„Wel.

Kraagman op AngMoi 'ivyzende.

„Endie.i' ''

FeR'

-ocr page 37-

MINNAAR. Z3

Ferdinand.

„ Is naar myn zin.

„Maar ach! haar Kamenier gelykt een Engelin „Tezyn, zy heeft...

K R A A G M A N.

„ Maar hoor, vry jy die twee Juffrouwen, „En laat my, voor myn part, de Kamenier toch houwen.

Ferdinand tegens Agnes.

Derenomé, die zy my geeven, fchoone Vrouw,

Pat ik elk een bemin, en geen myn woord ooit houw, Als voor een korten tyd, fteund op onwrikb’re gronden,nbsp;Wyl ik geen Juffrouw,hoe volmaakt,noch heb gevonden,nbsp;Ofzyis, zo als ik, vol onftandvaftigheid,

Endiezy, dochinfehyn, het meert bemind en vleid, ^iezalzy, kort daar na, omflechtebeuzelingen,nbsp;Weérhaaten, als de pert; vol van veranderingennbsp;haar gedachten, ja, zyzyngelyk een veer,nbsp;ür Weerhaan, die de wind gertaag draaid heen en wéér,

Van zinnen.

Kraagman tegens Helene.

Ja, dat’swaar, wyhebbenexprejentie Daarvan, demeeftepartzyn, alszyriExcellentie,

Myn Heer, heeft daar gezegt, die haar oprecht bemind, En rteeds ftaiidvaftig blyft, hem ’t eerft bedroogen vind;nbsp;^e daar om volgt myn Heer, in zyn galanterijen,

Die modens na, als hy by nacht fomtyds gaat vrijen,

Hy houd hemaltyd aan het ouwe fpreekwoord: Winterze nachten.

Vrouwe gedachten,

Gunrten van Heeren,

Zyn drie dingen, dielicht verkeeren. Helene.

Ja!

^cg cens hoe dat gy’tweet, datzy verkeeren? Kraagman.

Ha!

He-

’k Zou dat niet weeten! ook ?

B 4

-ocr page 38-

24 DE WISPELTUURIGE

He LÈ N E.

Wel Iaat het my eens hooren. Kraagman.

Dat ik in ’t kort aan haar heb fchut en reft verloeren,

Eli ’t fcheelde weinig, of ik had de tutterlut Mee aan mynk walt gehad, maar ik wierdjuiftgeftut,nbsp;En op myri voet getreên, dies liet ik ’t aan een ander.nbsp;Maar, apropo, ikbrand, gelykeenSaldermander,nbsp;Totu, mynEngelin; heelanders, alsmynHeer,

Ben ik op u verliefd.

Agnes tegew Ferdinand.

Dat is ’t geen ik begeer.

F E R » I, N A N D.

Zal uw genegentheid myn liefde doen bekroonen,

En myn gewenfchte min met wedermin beloonen Helene tegens Kraagman.

Hebt gy my lief, is’t waar, dat gy daar zegt.^

K r a a g m a n.

Wel hoe!

Ik heb u liever, als de boer zyn befte koe.

’k Zal ubydag en nacht, gelyk myn zelf, oppalTen;

Ik ben niet, alsmynHeer, gediend met veel gramaffen. Ik ben ftandvaftiger.

A G N E S tegens Ferdinand.

Maar, uw galantery Is vol verandering , gelyk elk zegt aan my.

' H E L E N E tegem Kraagman.

Zoud gy ftandvaftig zyn ?

Kr A agm AN.

Ja, wil daar voor niet fchroomen. Ik ben ftandvaftig, als de blaaren van de boomen,

En niet, gelyk myn Baas, die mind al wat hy ziet.

He LE NE;

Hoe! is hy zulk een gaft ?

Kraagman-

Ja toch, hetfcheeld hem niet; Hy heeft, fintgift’ren, meer als vyfendartig vrouwen

Zyn

-ocr page 39-

MINNAAR.

Zy n min gciwooren, en beloofd te zullen trouwen, Wiensnaamen, zo’tuluft, ik u voort noemen kan;nbsp;Want datje’t vat, mynKind, ik heb de lyft daar van,nbsp;Daar ze opgetekend ftaan, waar ieder haar op ’t zeerfte...nbsp;Helene.

Maar, wie bemind hy ’t meeft

Kraagman.

Wie? weldelaatfleendeeerftc, Bemind hy even veel, hy maak t geen onderfcheid.nbsp;Helene.

Dan word Mevrouw van hem braaf om den tuin geleid-Kraagman.

Heeft zy hem lief?

Helene.

Ja toch.

Kraagman.

Dan is de Sloof bedroegen. Ferdinand tegens Agnes.nbsp;Gcenjuffrouw had op my noch ooit zo groot vermoogen.nbsp;Als gy reeds hebt. Mevrouw.

Kraagman tegens Helene.

Hoe is uw naam ?

Helene. .

Waarom?

_ nbsp;nbsp;nbsp;Kraagman.

Oitidatik’t weetenwil, noufpreek, gy zyt niet ftom.

^ nbsp;nbsp;nbsp;Helene.

k Heet Agnes.

Kraagman, willende haar omhelzen,

Agnes, Lief! laat ik uw roode kaaken.. Helene, hem een klap geevende.

Zeg ik, of ik zweer, ik zal u voeten maaken.

Hon nbsp;nbsp;nbsp;Anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kraagman.

Re ^'’geniete, aisjymynopdiewysweêrgroet, mm ik u, geiyk myn Baas jou Juffrouw doet.

, nbsp;nbsp;nbsp;Helene.

Hy zult heel wel doen.

B s

-ocr page 40-

z6

DE WISPELTUURIGE

Angelika tegens Ferdinand.

Gy kund daar niet uit trekken, MynHeer,al’t geen mynNicht,u heden komt ontdekken.nbsp;Spruit uit geen drift van min, maar uit nieuwsgierigheid,nbsp;Gelyk iy u vooraf daar even heeft gezeid.

Ferdinand.

’tWord ook op deze wys,Mevrouw,maar aangenoomen. Kraagman.

„Heer, zal dit koppeltje, niet op ’t regifter koomen ? Ferdinand.

,,Neen, Kraagman, hetverflrektgeenfinsvoorvrijery. DERDE TOONEEL.

Hele N E ift Kameniers gewaad , onder de naam van Agnes. Angelina, Agnes «« Juffersnbsp;Gewaad , onder de naam van Helene. Ferdinand, Kraagman, Leonoor.

Ml E on OOR.

Evrouw, uw Broeder komt, Heer Hendrik is ’er by. Kraagman.

Ik docht wel, dat ons weer de Broederfchap zou kwellen.

A/N g e L I K a tegens Helene. nbsp;nbsp;nbsp;(len.

„ Zyn onverwachte komft, niyn Nicht, doet my ontrtel-Helene tegens Agnes.

„Geen nood. Laat Ferdinand in deze kamer gaan.

„Nu lullig, met’er haalt.

Agnes.

„ Ik heb u al vcrflaan,

MynHeer, ikbid, datgyuzo lang wilt verlteeken,

In dit vertrek, tot zy wéér zyn naar ’t Bal geweeken.

De nood vereifcht nu zulks; ga heen.

Ferdinand.

Wel aan. Mevrouw,

’k Zal u gehoorzaam zyn, en gaan.

Kraagman.

Ja kom, maak nou Geen fircomltantics ineértlaat ons maar haalt vertrekken;

Want

-ocr page 41-

MINNAAR.

WantmetdeBroederfchap, Heer, moet men niet lang gekken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Z.ygaan in een ander vertrek.

VIERDE TOONEEL. Helene in Kameniers gewaad. Angelika,nbsp;Leonoor, Agnes in Juffers gewaad.

Helene tegens Agnes.

MAakt dat myn Broederu nietxiet in myn gewaad,

Ga, met myn N icht, in haar vertrek, dat open ftaat; Want xo hy u dus xag...

Ag NE s.

’k Zal daar wel xorg voor houwen, ^aar, was Heer Ferdinand wat meerder te vertrouwen,nbsp;Enzoftandvaftig, alshywysis, hy was waard...nbsp;Leonoor.'

Uw Broeder, komt, Mevrouw.

Helene tegens Agnes.

Verberg u met’er vaard. Angelika.

Kom, Agnes, laat ons gaan, en hier geen tyd verk wiften, Agnes.

Welaan, ikbengerced. Vertrouw u op myn liften,

En weeft geruft. Mevrouw.

VYFDE TOONEEL.

Karel, Helene in Kameniers gewaad. LeonooR.

Kar EL.

Ga, fpoedu, Leonoor, ¦Fn breng aan Hendrik , voor, myn fchryftuig , vannbsp;’t kantoor,

ny Wacht ’er na^ar, en heeft iets van belang te Ichry ven. iXu, y.ultgygaj„^ of niet, ofmoetikeerft weêrkyven?

, nbsp;nbsp;nbsp;Leonoor.

Wel neen, myn Heer, ik ga,

ZES-

-ocr page 42-

DE WISPELTUURIGE

ZESDE T O O N E E L. Karei-? Helene m Kameniers gewaad, F e r-piNAND en Kraagman in een ander Vertrek.

Fe RPiN and.

5gt; Hoc nu! waar wil dit heen ? „Helene die vertrekt, en Karei biyfc alleennbsp;„ By Agnes.

Kraagman.

„Zy is mooi, en kan elks hart bckooren. Ferdinand.

„Zwygftil, en laat ons, wat zy zeggen lullen, hooren. Karel.

’tisnubynaeenjaar, oflanger, reedsgeleên,

Dat ik getracht heb, uin’thuuwlyktedoentreên Met een braaf edelman, om hier niet in te dooien,nbsp;Naardien aan my de zorg is over u bevoolen,

Stond ik al over lang in t wyfFel wie ik zou Voor u verkiezen, die mogt waardig zyn uw trouw;nbsp;Tot dat ik eindelyk heb naar mynzin gevondennbsp;Een Edelman, die aan ons Stamhuis is verbonden;

In’t kort, ’t is onzen Neef, Heer Hendrik, die u mind. En die volkoomentotuw huuwlyk is gezind.

Ik zal, totBruidfchat, hem al de erfeniffe geeven V an Ryk oom, die onlangs alhier verloor zyn leeven.nbsp;Ferdinand.

„Hoe! Hendrik, wat ik hoor, is die verliefd op haar? Kraagman.

„Die Vent, is, naar ik merk, een fync Koppelaar. Karel.

Hy heeft aan my verzocht, om u zulks te openbaarcn, Naardien dat gy noch zyt wat jong cn onervaarcn.nbsp;Kraagman.

„Die Agnes, Heer, zofchoon, en net, zo braaf van leeft, „Is Kareis tydverdryf, naar dat ik hoor, geweeft;nbsp;„Hywil, naar ik bemerk, om hem hier uit te draaijen.

Nu,

-ocr page 43-

MINNAAR. Z9

7)Nu,in de plaats van hem,metHendrik,haar gaan paaijen,

5,Dat heeft hy wel bedacht.

Karel.

Dit Huuwelyksvcrbond,

Zal u voordeelig zyn. Dies wil ik dat terftond...

Helen e.

Men moet zc haaftig niet in ’t huuw’Iyk zich begeeven, Het trouwen duurd fomtyds, myn Heer, voor al onsnbsp;leeven,

Men moet voorzichtig zyn in de ongehuuwden (laat,

En overleggen eerft de zaak, met rypen raad,

En zo lichtvaerdig niet zy n hart aan iemand fchenken: Hies gun my noch wat ty d, dat ik my mag bedenken:

Eet ik u geef myn woord. Ik oid, zyt niet misnoegd,

^k heb in als voorheen my naar uw wil gevoegd. Kraagman.

5,Ver(tajedatwèl, Heer? datzynverbruideftreeken,

gt;7 Zy heeft haar altyd naar zyn wil gevoegd, een teken,

77 Hat Zy zo pluis niet is, en met hem vry gemeen. Ferdinand.

77 Ik kan geen Hot noch eind begrypen van deez’ reen,

„ Zo is myn brein verward.

Ka REL.

O neen, maak u vry vaardig j Ik wil geen uitftel meer; hy is uw min wel waardig,

En ook den naam van man en zwaager.

Kraagman.

„ Heer, dat’s flip,

77Zy doen inCompanie, enredenineenfehip;

77 Kund gy dat uit haar praat,die gy daar hoord, niet giffen? ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Helene.

^enkan in dit geval, myn Heer, fomtyds wel miffen. «et oude fpreekwoord zeid zeer wel, naar myn ont-p , honwd;

veel te laat, wanneer men is getrouwd; «les bid ik, Wil dentyd, ten minften zo lang rekken,

Ka*

1 ot morgen, dan zal ik u myn befluit ontdekken.

-ocr page 44-

50 DE WISPELTUURIÖE

Karel.

’t Is wel, ik aan u verkenen dezen tyd;

Maar zie wel toe, dat gy ook niet nai aatig zy t,

Om my en Hendrik, dan volkoomen te vernoegen,

Of anders moogt gy u tof’t kloofterleeVen voegen.

Hy heeft myn gunft, en wacht alleen maar nauw woord. Kraagman.

„Dat laafle Komplement, hebt gy dat wel gehoord ? „Zy moet in ’t Klooller gaan, of met Heer Hendriknbsp;trouwen.

„ Wel, diepotagie word hier wonderlyk gebrouwen. ZEVENDE TOONEEL.nbsp;Karel, Helene in Kameniers gewaad.nbsp;Leonoor. Ferdinand e» Kraag*nbsp;MAN in een ander Vertrek.

H nbsp;nbsp;nbsp;Leonoor.

Eer, Hendrik heeft gedaan met fchryveil. Kraagman.

„O die Gek!

Karel.

Ga, Leonoor, breng hem hier binnen, envertrek. Helene.

Hoor, Leonoor.

Leonoor.

Mevrouw.

Helene.

„ Ga, wil de kaars eerft fnuiten, „ Maar fnuit die uit, en breng Heer Ferdirrand ftraks bui-„ Eer hy hier woed betrapt.Nu fpqci u met ’er vaart, (ten,nbsp;Leonoor.

„ Dat werk is met ’er haaft, en naar uw zin geklaard.

* nbsp;nbsp;nbsp;Karel.

Hoe is’t, zult gy niet gaan, waar toe diend dit gefluifter?

Leonoor, de kaars mtfnuitende.

Met uw verlof, myn Heer, de kaars die brand zo duifter i

En...

Ka-

-ocr page 45-

N N A A R.

Karel. •

Hoe! wat doet gy.^

Leonoor.

„ U in ’tduifter laaten ftaan. Tegens Ferdinand ter zyden.

„ Myn Heer, ’t is tyd, dies bid ik, volg my na.

Leonoor neemd Ferdinand by de hand , en brengt hem met zyn Knechtnbsp;Ferdinand. nit de kamer,nbsp;„Welaan.

«’tfsduifter.

Leonoor, fpreekende zagt.

„Hou myvaft.

Karel.

Leonoore, vlieg, enwildekaarsontfteeken. Krnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-

Hoor ik daar iemand fpreeken? Helene.

K R A AG MAN, Jlootende met zyn hand Karei in 'tgezigt. ^acht, Heer, benjy’t?

Karel zyn degen trekkende.

Wie daar?

K R. A A G M A N, fchielyk te rug hopende.

O bloed!

Leonoor.

,1,.. nbsp;nbsp;nbsp;Watzotterny!

Wiezou’erzynalsik?

Kraagman, al zoekende.

Och! Heertje lief.

Leonoor, Kraagman by de rnamv vattende.

PnK . nbsp;nbsp;nbsp;5,Volgmy,

«tnhouwduftil.

Kraagman.

Lat wo nbsp;nbsp;nbsp;¦ myn Heer,wy zyn verloeren,

’i Heh nbsp;nbsp;nbsp;daar,klonk my zo vreeslyk in myn ooren,

‘^mand by zyn kin, in’t ftruik’len, daar gevat.

Hnp- ' t. nbsp;nbsp;nbsp;Kar EL.

t, otengtgy geen licht, yvel wat fatzoen is dat?

-ocr page 46-

DE WISPELTUURIGE

Helene.

Waarblyftgy, Leonoor?

Leonoor.

Ik loop vaft als de blinden.

Karel.

Hoe! iytgy noch niet weg?

Leonoor.

Ik kan de deur niet vinden.

Z» als zy bimengaan, komt Hendrik aan de andere zyde op hetTooneel.

ACHTSTE TOONEEL.

Hendrik, Karel, Helene in Kameniers gewaad.

IH E N D R I K.

N’tduifter, hoe! wat’sdit?

Karel.

' nbsp;nbsp;nbsp;Ik ben geheel beducht,

Helene, dat dft werk... Daar hoor ik wéér gerucht.

Wie daar, noch eens; wie daar ?

Hendrik zyn degen trekkende.

- Een, die hier met zyn keven,

Dit huis befchermen zal.

Helene.

Zult gy geen licht ons geeven ? . Hoordgyniet, Leonoor.?

NEGENDE TOONEEL.

Hendrik? Karel, Helene in Kameniers gewaad. Leonoor licht hebbende.

Leonoor.

lt; nbsp;nbsp;nbsp;H Ier ben ik al met licht.

Henprik.

_^ytgy’t, Heer Karei?

¦ ' nbsp;nbsp;nbsp;Ka-

-ocr page 47-

MINNAAR.

Karel.

Ja. Hebtgymy in’tgezigt

Geloopen?

Hendrik.

Ik, myiiHeer?

¦ Leonoor.

. Ei, wil u niét verftooren,

’t Was Hendrik niet, myn Heer.

Karel.

Wie dan?voort, laat my ’t hooren. Leonoor.

Ik was’t, myn Heer, dien, naardien ik liep zo ras, Maar even heb geraakt, wyl het zo duider was.nbsp;Hendrik.

„ Hier fchuild iets, naar ik merk.

Leonoor Jlil tegens Helene.

„ Mevrouw,ei,wil nietfchroomen. Helene.

„Zyn zy alweg?

Leonoor.

„Oneen. •

Hendrik.

Hoe is dit bygekoomcn,

Dat gy in duifter waard ?

Karel.

Heer, deonvoorzigtigheid Van dit geval, fpruit uit de domheid van de meid.

Leonoor fill tegens Helene.

„ Uw broed er heeft de deur in’t nachtllottoegeflooten. Hendrik.

Maar,wat bewoog u toch,om hier uw Haal te ontblooten?

Leonoor fill tegens Helene.

„ Ik heb haar op de plaats gelaaten zonder licht,

„ En tegens Agnes, en Angelika, uw nicht,

„ Belaft hun beide daar zo lang wat te onderhouwen.

Karel. nbsp;nbsp;nbsp;(trouwen.

Men moet zyn dienftboón nooit, myn Heer, te veel ver-

C nbsp;nbsp;nbsp;Maar

-ocr page 48-

34 . DE WISPELTUURIGE

Maarzagt, dc klok is reeds by tienen, diesis’ttyd,

Om voort naar ’t Bal tc gaan. Beveel aan inyne vlyt,

U w min, die ik aan haar ontdekt heb; Heer, op morgen, Zult gy , door myn beleid, een eind zien van uw zorgen.nbsp;Spreek haar voor deze tyd niet aan, maar laat ons gaan.nbsp;Hendrik.

Ik laat op uwe zorg, myn Heer, dan alles ftaan. Karel,

Zo doet. Laat ons eens uit.

TIENDE TOONEEL. Angelika, Ferdinand, Kraagman.

Angelika.

T Ree in, zy zyn gefcheiden. Wil hier een oogenblik, met uwe knecht, verbeiden,nbsp;Tot dat myn nicht haar broer heeft aan de deur verzeld.nbsp;Zyn onverwachte komll heeft ons al t’faam ontfteld.

Ik ga; vaarwel, myn Heer.

Ferdinand.

Wil niet zo dra vertrekken, Sta toe, dat ik aan u myn liefde eerft mag ontdekken;

Op’t zelfde oogenblik, datuwbekootlykhecn.

En aangenaarnc glans voor myngezigtverfcheen,

Trof gy myn hart, door ’t licht van uw aanminnige oogen.

Angelika.

Myn oogen! hebben die op u zo groot vermoogen ?

Ferdinand.

Oja, myn Zielsvoogdes.

An g elik a.

’k Beau daar voor verpligt.

Maar laat my gaan, myn Heer, eer dat ons hier myn Nicht...

Ferdinand.

Zult gy my zonder trooft dus eenzaam laaten klaagen ?

AN'

-ocr page 49-

MINNAAR. 3;

Angelika.

Daar komt Helene, die uw droefheid zal verjaagen. Vaarwel; en denk, datikuwdiénaareflèben.

ELFDE TOONEEL. Feruinand, Kraagman, Agnesnbsp;ijt Juffersgeit/aad, onder dé naam van Helene.nbsp;Helene in Kameniers geivaad^ oisdernbsp;de naatn van Agnes, ter zyden.

Agnès.

Tl Eer, Agnes komt ftraks met de fleutel,onfb, en *• T Uw knecht, teidond de deur, die in den Hof, naarnbsp;buiten,

Zyn uitgang heeft op draaf, door myn bevel, te ontfluiten.

Ferdinand.

Is Karei zekerlyk uw broer ?

Agnes.

èja, myn Heer,

En ifc liep, door zyn komft, haafi prykel aan myn eer.

Fekdikand.

’kGeloof’t; maartwyiïel'reeds.

Agnes,

Waaraan toch? Ferdinand.

Of gy heden,

Gelooven zult, dat gy van my word aangebeden,

Ja, datik, omuwmin, geen dood lioch ongeval.... Agnes.

Ho, ho! ik kom almee, hoor ik, in dit getal Van JufFrouws, die gy mind, en flraks Weêr gaat Verlaaj»nbsp;ten.

Maar, ik heb noch in’t miiift gezienvan uw dukaaten. Ferdinand.

Ikuverbaten? neen! eérzaldeheld’rezon Zyn klaarheid milïeii; ja, ecrzaldekoélebron gt;nbsp;Opdroogen, eer ik u, nvy n Schoóne , zalbegeeven.

Ca nbsp;nbsp;nbsp;Eer

-ocr page 50-

3Ö DE WISPELTUURIGE

Eer zal ’t gevoogelt nooit meer door’t geboomte zwec-ven,

Ja, eer zaldeAspunt, daardewaereldklootopdraaid, Bezwyken voorzyn lallen werden afgemaaid ,

Eer ’k u verlaat,wiens geeft cn fchoonheid my bekoorden. Kraagman.

„Zie, daar ontfchakeld hy al wcêr een reeks van woorden,

„ Die, als een Juffrouw hem hier toe het minft maar port, „Hy uit zyn keelgat voort, met heele emmers, ftortnbsp;„ Bydiegelegendheid. Hy iseenfehoonetroofter,

„ En diend wel voor prijoor in ’t Franciskaner Kloofter.

, nbsp;nbsp;nbsp;Ferüinan».

Ik zweer, dat ik u nooit...

A.G NES.

Onnoodig dat gy zweerd,

Naardien ik u geloof.

Kraagman.

„ Dan benje recht verkeerd,

„ Myn lieve zoete floof, hy zal jou toch bedriegen,

„ Hy flagt al de galants, die nooit iets doen als liegen. Ferdinand.

Beminlyk Voorwerp van myn hartsgeneegentheid, Vertrouw vry, dat al ’t geen ik u reeds heb gezeidnbsp;Uitzuivreliefdefpruit; ja, allemyngepeinzen...nbsp;Agnes.

Nadieverklaaring, Heer, kan ik niet langer veinzen; Weet dat ik u bemin.

Kraagman.

„ Helene, jou zottin,

„Zie vrat je doet.

Ferdinand.

Mag ik dan hoopen op uw min ? Agnes.

Op morgen zal ik u myn hartsgeheim ontdekken.

Vaar wel;’t is nu myn tyd, myn Heer,ik moet vertrekkeft) Eer, door myn broeders komft...

FeR-

-ocr page 51-

37

MINNAAR

Ferdinand.

Ik zal op morgen weêr

’t Geluk genieten u te Ipreeken ?

Agnes.

Ja, mynHeer;

Dies ftel uw hart geruft, en wil zo lang verbeiden.

Ik ga; myn kamenier zal u ftraks uitgeleiden.

Maar, ach! myn hart ontroerd.

Ferdinand.

Wat doet gy?

Ach! ik ween.

Agnes.

Om wie?

Omu.

Ferdinand. Agnes.

Ferdinand.

Om my ?

Agnes.

Omu, en anders geen. De ziel, dic’t lyf begeeft, laat’t lichchaam zonder leeven;nbsp;Gelyknu’tmyne, Heer, wylikumoetbegeeven.

Ik blyf uw dienaares; vaar wel, heer Ferdinand, Gyzyt, enblyfcaltyd, myn eenigfte Galant.

TWAALFDE TOONEEL. Ferdinand, Kraagman.

Kraagman.

*~y Uit ge uw beloften aan die fchoone Juffrouw hou* wen?


Ferdinand.

Zo als ik ben gewoon te doen by alle vrouwen.

Kr a a g m a n.

Datisnunomrodrie, die ik hier in dit huis,

Op myn Regifter ftel; en, heb ik geen abuis,

Het word’er noch wel vier; jy gaat hier ftoute gangen.

C 3 nbsp;nbsp;nbsp;In-

-ocr page 52-

^8 DE WISPELTUURIGE

Indien ik meê van haar kom een requeft te ontfangen, Weet ik al hoe ik haar tal titcleeren.

I’ E R D I A N ü.

Hoe?

Kraagman.

Dat zal ik u terftond ontdekken, luider toe:

De fchreijcnde Matrcs. De vryfters om te fchreijen ,

Die hebben, in ’t gemeen, drie traanen die mifleijen,

F E R p I N A N P.

Maar zegt my cens, wat voor drie traanen zy n dat toch ? Kraagman.

Wel, die van blydfchap, of van droefheid, ofbedrog. Het meede vrouwvolk, Heer, zyn vol van deze grillen,nbsp;Zy kunnen lachchen, en ook builen als zy willen;

Doch traanen van bedrog gaan by haar meed in zwang. Maar, apropo, mynHeer, jy weet, ik heb zo lang,nbsp;U, als een trouwe knecht, gediend , wilmy dat diertje,nbsp;Nugy deJulFrouwvryd , ik meen haarkameniertje,

Toch fchenken voor myn part.

Ferdinand.

ó Neen! ik ben gezind.,

Haar nu te minnen, orn dat Hendrik haar bemind;

Ik zal, totfpytvanhem, wyl ik zulks heb vernoomen, ’tGccn hy verborgen hiel... Maar’k zie haar zelfs daarnbsp;koomen.

DERTIENDE TOONEEL. Hel ENE irt Kameniers gewaad, onder de naamnbsp;van Agnes, Ferdinand, Kraagman.nbsp;Helene.

quot;1^ EjufFrouw heeft aan mybelad, dat ik u uit Zou laten; volg my na, wylikdedeurontfluit.nbsp;Ferdinand.

Dat zal onnoodig zyn, nu gy door uw vermoogen,

De deur myn ’s hart reeds hebt ontflooten, uw fchoone oogen,

En aangenaame glans zyn daar de fleutels van.

He-

-ocr page 53-

MINNAAR. 39

Helene.

Wat hart meent gy, myn Heer ?

Kraagman.

„ Dat nimmer ruften kan. Ferdinanp.

Dat hart, mynEngclin, dat ik, voor al myn keven, Indien hetu behaagd, vrywillig 11 wil geeven.nbsp;Helene.

Datgeeft’lyk huisraad, Heer, dat heb ik niet van doen, Want ik heb zelfs een hart, en ’t was ook geen fatfoeu,nbsp;Dat ik, dus onbeleefd, udaar vanzou berooven;

Ik ben geen hartendief, zulks moet gy nooit gelooven.

Al wie zyn hart zo licht aan iemant fchènkt, of geeft, Gelyk gymy wilt doen, voorzeker niet lang leeft.nbsp;Bewaard gy ’t voor u zelfs, het mogt u namaals fmarten.nbsp;Kraagman.

Maar, hoor eens, meisje maat, myn Heer heeft zo , veel harten,

Wanneer hy vrijen gaat, als hy matrcflen mind, Ofhyfomtyds een hart tien twintig, zoetekind,nbsp;Wegfchenict, dat’s niks voor hem, hy geeft in die gevallen ,

Gelyk als Niemant doet, om niet zyn Niemendallen,

En ieder een zyn hart; 6! hyisdad’lyl/reê,

Maar, als hy van haar gaat neemt hy zyn hart weer mee. Ferdinanp.

Zwyg,Zot. Myn Agnes lief! laat my uw min genieten, Geen tyd zal my, om u te dienen, ooit verdrieten,nbsp;Wanneer ik maar ’t geluk...

Helene.

Myn Heer,’t is geen manier, Daar gy myn Juffrouw vryd, dat gy haar kamenier,

Uw minondektenvryd, diekleen is van vermoogen, Daar by gering van ftaat, dies opend eens uw oogen.

Kr A AG.MAN.

Maar hy isaltyd blind wanneer hy is verliefd.

C 4 nbsp;nbsp;nbsp;F ER.-

-ocr page 54-

40

DE WISPELTUURIGE

Ferdinan'p.

Neen, Agnes, ’t is uw glans, die my deborftdoorgriefd. Helene.

Gy meent Helenes glans.

Ferdinand.

By uw vcrgoodcftraalen,

En kan Helenes glans, hoe fchoon, in ’t minft niet haaien, ’t Is my niet onbekend, dat Hendrik u. Mevrouw,nbsp;Heeft overlang bemind, hoewel met friiart en rouw;nbsp;Doch hy is van uw hart, tot noch, geen overwinnaar.nbsp;Helene.

Zo u dit is bekend, dat Hendrik is myn Minnaar,

Zo weet gy, voegt het my dat ik hem geef myn woord: En, wat dat u belangt, ik bid/yt niet gelloord,

Als ik u zeg, dat ik u nimmer zal beminnen,

Maar aan heer Hendrik voort opofteren myn zinnen; Wyl hy ftantvaftigis, gy vol lichtvaardigheid.

Kraagman.

Wat dunkt u, heeft zy u dc waarheid daar gezeid ?

„ Uw vryen is vergeefs, wilt vry uw moeiten Itaaken,

„ Dat Angenietjezal niet op ’t regiftcr raaken. Ferdinand.

„ Dat vrees ik meê. Maar ach! hoe ftuurs Zy is van zin, „ Hoe mcêr zy my veracht, hoe meer ik haar bemin.

Kraagman. '

„ Zo ben je waarclyk verliefd ?

Ferdinand.

„Ach! ikzalfterven... Kraagman.

„Wel twyfFel daar niet aan.

Ferdinand.

„ Zo ik haar min moet dcrvcil. „ Ik ben verlooren, ach! ik ben myn vryheid kwyt.nbsp;„Maar hoe! waar wilt gy heen ?

Kraagman wil we^ gaan.

„ Wy 1 gy verlooren zyt, „ Wou ik n wederom, myn Heer, voort door Iladsroeper

Om-

-ocr page 55-

MINNAAR. 41

Omroepen laaten. „ Och! ’k beklaag dien armen poeper. Helene.

Myn Heer, myn tyd verloopt, ik bid u wil toch gaan.

Kraagman. Datiseenblaauwtjc, Heer.

Ferdinand.

Ei, blyf, blyf noch wat ftaan,

En hoor naar myn geklag.

Helene.

Zo moet ik dan vertrekken, Ferdinand.

Myn Agnes, laat ik u myn minnefmart ontdekken,

Ik bid, dat gy met my toch wilt meêdoogend zyn. Helene.

Zo gy niet heen gaan wilt, zo zal ik gaan.

Ferdinand.

Met pyn,

Dwingt gy my om te gaan; maar denk,myn Uitgeleezen, Datgy fteedsinmynhart, waardatikben, zultwcczen.nbsp;Kraagman.

Deez’word getekend, met een roode letter, in Mynboekjc, als de eerfte vrouw, cn de eenigfte, wiensnbsp;min

Myn Baas verwonnen heeft. Hier leidalzynkoeraasje, Wat is de liefde ook niet een wond’re potaasje!

ii;We van k(t tweede Bedryf.

DER-

-ocr page 56-

4i DE WISPELTUURIGÈ derde BEDRYF.

EERSTE TOON E, EL. Helene in Kameniers gewaad^ AngELika,nbsp;Ag NES in Juffers gewaad, Leo NO OR, draa-gende een zwarte Sluijer, en een nacht Pinjoor.

Helene.

MAar, Leonoor, zou hy wel koomen ?

Leon o OR.

Ja, Mevrouw.

In ’t uitgaan zei hy noch dat hy hier weezen zou. Helene.

Welaan, elkdocdaniogelykik’thebbcfteeken.

Hem zullen op dcez’ plaats drie Ageniflèn fpreeken,

En myne ftem alleen maar klinken in zyn oor.

IVyft op /Ignes,

Eerft zal ik achter u gaan Haan, dan weder voor,

En met hem fpreeken, dan weer, naar ’t te pas zal komen, Wyji op Angelika en Leonoor,nbsp;Of voor, of achter u. De dicht begroeide boomen,

En de avondftond, daar by de flaauwe maanefchyn,

Zal my tot deze lift genoegzaam dienftig zyn ;

Wyl hy daar door niet recht zal kunnen onderfcheijen, Wie met hem fpreekt; ook zal’t hem noch te meer mis-leijen,

Als ik my dan eens met myn zwarte fluijcr, dan Met myn pinjoor vertoon. Wel nu ? wat zegt ge ’ervan ?nbsp;Angelika.

De vond is goed,myn Nicht, uw geeft heeft geen gelyken. jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A G N E s.

’k Begrypt ’t nu ook, Mevrouw, hoe gy hem door wilt ftryken.

Gy wilt dat wy alleen maar de adlies maaken, wyl Gy voor ons fpreeken zult; de kaerel word wel ylnbsp;Van zinnen als hy fteeds uw eige Item zal hooren ,

» nbsp;nbsp;nbsp;En

-ocr page 57-

43

MINNAAR.

En dat hem ieder reis een ander komt te voorcn.

Maar, ïal’t niet raadzaam zyn dat ik, naar uw gefprck Op Agnes naam, my, als Helene, aan hem ontdek ?nbsp;Helene.

Oja.

Angelika.

Ik zal hem ook zyn wispeltuurigheden...

Maar zacht, ik hoor zyn ftem, laat ons ter zydc treedcn. * Helene.

Ras, ieder masker zich. Kom, Leonoor, geefnu Mylifluijer, Agnes, tree voor uit, opdathyunbsp;Het eerfl: gewaar werd, ’k zal my achter u gaan zetten,nbsp;En met hem fprcekeri; wilt op ’t aftics maaken letten.

TWEEDE TOONEEL. Ferdinand, Kraagman, Helenenbsp;Kameniers geivaad^ ander de naam van Agnes ^nbsp;Angelika, Agnes in Juffers gewaad,nbsp;onder de naam van Helene. L E o n o O R,.

Kraagman.

’tT Shier danin’tVoorhout, dat ze u verwachten Zal, Bevryd van Hendriks min

Ferdinand.

Hoor, Kraagman, eens vooral, Noemt nooit heer Hendrik, als ik vol verliefde treeken,nbsp;Met J ufFers fpreek.

Kraagman.

Neen, neen, ’k zal dan veel liever fprecken ^an heer Kupido. Maar indien ik. Heer, niet mis,nbsp;Romt daar de Juffer.

Ferdinand.

’k Zal eens hooren óf zy ’t is, jegens Agnes.

Mevrouw, ziet hier uw Haaf, die hier op uw gebieden, ^crfcheenenis, ei! laat aan my die gunftgefchiedcn.nbsp;Dat ik ontmaskert u aanfchouw, en van myn min...

H E»

-ocr page 58-

44 DE WISPELTUURIGE

Helene achter Agnes , die bewss vanff ree ken doet. Myn Heer, gy zyt verkeerd.

Ferdinanp.

Verkeerd! mynEngelin,

Vcrgun my dan ’t geluk dat ik uw naam mag weeten.

Helene a.chter Agnes.

Myn naam,- myn Heer?

Ferdinand.

Oja,

Helene achter Agnes.

’k Word Agues hier gcheeten. Ferdinand.

Ik heb nooit in den Haag volmaakter beeld'gezien,

Indien gy Agnes zy t, ’t is Agnes die ik dien,

En in myn hart bemin.

Helene achter Agnes.

Myn Heer, die haaflig minnen, Die hebben haaft berouw van ligt verliefde zinnennbsp;In zulk een vrijery fchept Agnes gantfch geen lult. ’nbsp;Kraagman, ziende een van de andere Juffers.

„ Myn Heer, betoom u wat, gints naaderd op deez’ kult „ Een and’re roover.

Ferdinand.

Zou dit Agues dan niet weezen ?

Het fchynt nochtans haar ftem. Myn lief, myn uitgelce-zen,

Gy zyt myn Agnes; ja, ik ken u aan de fpraak.

Ontdek uw aangezigt, myn luft, myn zielsvermaak. Helene achter Agnes.

’t Is lang genoeg gefpot. Myn Heer, ’t kan my mishaagen, Dat, daarge een Agnes mind, uw min komt op te draagennbsp;Een andere Z\gnes, en ’k zeg noch, gy zyt verkeerd.nbsp;Ferdinand.

Geenfins, uw fchoonte alleen myn boezem heeft ver-heerd.

Helene achter Agnes.

Hoe kan dat zyn, myn Heer ? ik heb u nooit vernoomem

-ocr page 59-

MINNAAR. 4J-

Ik ben hier vreemd, en ook van daag ecrft aangekomen. Ferdinand.

„ Wat dunkt u,Kraagman? fpreek: gclykt zy Agnes niet ?

Kraagman. nbsp;nbsp;nbsp;(fchied,

„ ’k Zou ’t zeggen aan haar ftem: doch ’t geen dat hier ge-„ Ind ien ’t geen foppen is, ’t gelykt Commedie fpeelen.

Agnes wyfl Ferdinand naar een van de Juffers. Helene achter Agnes.

Die gintze Juffer zult gy moog’lyk moeten ftreelen.

Zyroeptu, meenik.

Ferdinand tegens Kraagman.

My ? nbsp;nbsp;nbsp;Agnes knikt.

Kraagman.

Nadat ik’t kan verftaan,

Zo knikt ze, ehdatisjagezegt.

Ferdinand te^ns Agnes.

Ei! wilt niet gaan, Mevrouw, ik zal zo ftraks hier tot u wederkeeren,

En myne liefde nooit geen Juffrouw offereeren,

Of’t moet een Agnes zyn.

Kra agman fpreekende, wykt Agnes te rug., en Helene begeeft haar op een andere plaats,nbsp;en treed Ferdinand tegen.

’tiszo. Hy is verliefd Opalle Agnietjes, wylzynhartakisdoorgricfdnbsp;Vaneen Agnietje, en weet, datwonderlyke Agnietje,

Is zyn Voogdes alleen. Hy zingt geen ander liedje,

Als van Agnietje, en dat Agnietje, of’k ben een fiel, Oiitfteldzyn kop thans, alscenoudwyfsfpinnewiel.

Ferdinand tegens Helene. MynWaarde, wylik heb’t geluk u aan te fchouwen,nbsp;Wilt uw fchoon aangezigt toch niet verborgen houwen;nbsp;Maar laat me uw glans, die my in deze duiucrheidnbsp;Alleen verlichten kan, met helderder bcfcheidnbsp;Voorkomen.

He L E N E Gemaskerd.

’t Mag niet zy n, om niet bekend te raaken,

By

-ocr page 60-

45 DE WISPELTUURIGE

By and’re Juffers, die zich in ’t Voorhout vermaakeri.

Ferdinand.

Meld my a\v naam, Mevrouw.

Helene.

Die’sAghés.

Ferdinand.

„Hoe’.alweer

„Een Agncs,Kraagman ?

Kraagman.

„’t Zal van nacht het woord zyn,Heer, „Dat, in het Haags Voorhout de Ronde moeten geeven.nbsp;Ferdinand.

„Ikzal vervolgen.

Kraagman.

„ Gy zult wel doew.

Ferdinand.

Achlmynieeven;

Dewyl Diane aan ons ontrokken heeft haar licht;

Een hemelfcher Diaan verftrekt me nw aaflgézigt.

Wilt uw Endimion verkwikken door uw ftiaalen. Kraagman.

„Ik docht wel dat hy uitOvidius zou haaien „ Zyn nieuw e vrijery.

Ferdinand.

Mevrouw, het is dan waar,

Dat ge Agnes zyt genaamd ?

Helene.

Hoeltwyffeldgy.? ^ Ferdinand.

Neen: maar

Ik fterf, om dat gy met een Masker komt bedekken Het fchoon van Agnes,dat myn leevcnsdraad kan rekken-,) Maar ach! ik vrees dat zy geen Agnes is.

H E L E N E.

Beziet

My vry zo als gy wilt; maar Heer, verbeeld u niet,

Dat ik de fchoonfte ben: want gy zoud miffen kunnen-

//e*

-ocr page 61-

! nbsp;nbsp;nbsp;MINNAAR. 47

Helene wyfi op Angelika.

Maar, zodieJuffer, diedaarüaat, uwou vergunnen,

¦ Dat gy ontmaskerd haar aanfchouwen mogt, myn Heer, Dan kort gy, met’er daad, eerft zeggen, dat gy de eernbsp;Geniet te zien, een die recht waard is fchoon te noemen.nbsp;Maar neen: ’k herroep het, en wil haar zo hoog niet roe-VermitsgemecnelykgepreezcJuffers, aannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(men;

Het oog van haar galants ontvallen. Gy kund gaan,

En zelfoordeelen, ofzy kan voor fchoon paflèeren.

’k Ben maar haar Kamenier, myn Heer, en myn begeercn Was niet om u te zien: oneen, het is uw knecht,

Die ’k riep, enfpreeken wou.

Ferdinand!

Kcndgyhem?

Helen e.

Wel te recht

Ferdinand.

Waarzytgy, Kraagman?

Kraagman.

Hier.

Ferdinand.

Decz’ Juffrouw moet ufpreeken., Helene tegens Ferdinand.

En myn Mevrouw roept u, myn Heer ,zy doet het teken.

F E R D i N A N D, fpreekende., voegt haar Helene achter Angelika, en Leonoor komt,in Helenesnbsp;j.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;plaats ,by Kraagman.

Ik tree zo naar haar toe. „ Maar Kraagman, zou me myn . ’gt; Gehoor bedriegen, en dit niet myn Agnes zyn ?nbsp;j.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kraagman.

¦gt;1 Ik weet het niet. ’t Gehoor zou konnen ons bedriegen, ” En zulks was ’t eerftc niet. Maar, Heerfchop, zondernbsp;liegen,

)) My dunkt deez’ Kaaper isbeleeft, of niet gewent 5) t e kaapen, om dat hy ons naar een ander zend.

” p Sy Jtiffer, die u roept, ik zal ontdekken,

gt;) tsy deze, ofzy ons niet wat foppen, als twee gekken.

Fer«

-ocr page 62-

48 DE WISPELTUURIGE

F E R I N A N D.

„Goed, Kraagman, dat’s heel wel, ikgaterwyldanby „De Juffer; doe uw beft.

Kraagman tegens Leonoor.

Myn Engelin, zo gy

My hebt geroepen, ziet, uw dienaar die is vaardig Te volgen uw geboón; maar acht my toch zo waardignbsp;Dat gy uw troonietje Iaat zien, de zon zal unbsp;Thans niet verbranden. Weet, ik ben byzonder fchuuwnbsp;Voor die zich maskert, en daar fpreck ik niet weer tegen,nbsp;Sints me een ontneusde cens heeft by ’t linker been ge-Lf. ONOOK.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(kreegen.

Komhier wat heen, op dat uw Heer, en ook Mevrouw Niet hoorei!’t geen ik u, inftilte, vraagenwou.

Ik zal my tyds genoeg ontdekken.

Ferdinand tegens Angelika.

’k Wil uzweeren,

Mevrouw, uit, onbeCchroomt,al wat gy moogt begeeren* Ik zal uw wil voldoen, vermits dat gy alleennbsp;Myn hart geraakt hebt. Maar, myn oordeel is te klecnnbsp;Om recht te vatten uw ftilzwygende gebaaren.

Doet weg die zwarte wolk, laat voor myn oog opklaa-De zon, uwaangezigt, dat mv verlichten kan. (reu Hel ene achter Angelika.

Heer Ferdinand, ’k erken u voor een edelman;

En ’t is om u alleen, dat ik hier ben gekomen.

Ik weet gy wandeld hier wel meer; maar ’k heb vernoo-Dat gy twee Juffers hier vol minnekoozery, nbsp;nbsp;nbsp;(meUj

Reeds-’t zelfde hebt gezegt, ’t geen gy nu zegt aan my. Waarom ik zwaarlyk kan gelóoven, dat de liefdenbsp;Van eenig Juffer ooit uw weif’lend hart doorgriefde;nbsp;Want uw gevlei is naar de mode van decz’ tyd;nbsp;Ikdenke, datgemy, gelykalleandren, vryd.nbsp;Ferdinand.

„Wat zie! wat hoor ik! zyn dit Juffers? ofzyn ’t fpookeu-„Drie hebben’er my, elk byzonder, toe gefprooken; ^ „En’k zweer, ’k heb Agnes ftem, hetcerft’en’tla^ft »nbsp;gehoord.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;H t'

-ocr page 63-

MINNAAR. 4P

Helene achter Angelika.

’k Ben, noch was Agnes nooit,geloof my op myn woord. Ferdinand.

Dan ben ik doof, Mevrouw, of heel beroofd vanzinnen. Wat zegt gy, Kraagman?

Kraagman.

Heer, ik zou nu wat beginnen Tetwyf’len, Agnes ftem is grover, dezeisfyn.

An gelika.

Dat’s raar, hywil, parfors, ik moet een Agnes zyn. Ferdinand.

„ Nn heeft zy weer haar ftem veranderd.

Kraagman fpreekende, wykt Angelika, Leomor en Helene^ die een Pinjoor om doet., te rug.

„’k Laat me villen, „ Indien ’t geen Juffers zyn, die ons wat fcheeren willen,nbsp;Of Toverkollen; och! gaan wy hier maar van daan.nbsp;„De Juffer, die my riep, ftondmy in’tminftnietaan.

„ ’kHebook niet halfverftaan’t geen zy my kwam te vraa-„ Ik zei maar ja, omzovanhaartezynontflaagen. (gen, „ Doch, zo gy ftout zyt, en uitvorfchen durft dc zaak,

,, Wyl ze Agnes alle drie gelykeu aaudefpraak, nbsp;nbsp;nbsp;(ken.

„ Moeft gy iets doen, waar door de bommel uit zou bree-Ferdinand.

„Wat zou dat zyn? nbsp;nbsp;nbsp;,

K R A A g'm a n.

„ Op nieuws wéér met die Juffer fpreeken, „ Die ons hier ’t eerft verfcheen, ’t geen Agncs is geweeft.

Leonoor treedvoor ait.,gevolgt van Helene en Angelika. 5, Daar komt ze weer voor uit, of ’t is een booze geeft.

Ferdinand, Leomor aanfpreckende. Mevrouw , om zeek’re reên , wilt my toch kenbaarnbsp;maak en,

Ofgy niet Agnes zyt.

Leonoor, weggaande.

Ik ben’t, wat kanr’t u raaken ?

DER-

-ocr page 64-

p DE WISPELTUURIGE

DERDE TOONEEL. Ferdinand, Kraagman, Helene,nbsp;in Kameniers gewaad- Angelika. Agnes in Juffers gewaad ter zyden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’

Ferdinand.

1 nbsp;nbsp;nbsp;5 vertrek zo haaftig niet,

” MynSchoone, wyl datgyalleenmynhartgebied. Kraagman.

Dat ’s een Ariba. Dit gaat tegen myn gedachten.

Hoe of dit einden zal ?

Helene met een Piajoor., en Gemaskerd,

Waar zou zy toch naar wachten ? Wyl ik die Agncs ben, die gy op deze ftcê,nbsp;’tEcrftaaligefprooken hebt.

Kraagman.

„ Hierfpeeld de drommel mcê,

. „Ofik verftaa’tmeniet.

Angelika Gemaskerd tegens Ferdinand.

’k Mogt my met recht beklaagen, Myn Heer, zo ik u ooit had liefde toegedraagen.

’k Geloof gy my vcrflyt voordieik nimmer was. Gyzegtdatgy my mind, maar’t is bedrog; zorasnbsp;Gy weereen ander fpreekt, voerdgy de zelfde reden.

’t is beft dat Agnes, om uw wifpeltuurighedcn,

Uw geen geloof geeft, maar Heer Hendriks liefde loond, Diezich, in’tminnen, veel ftantvaftigerbetoond.

Helene weèrhoud Angelika, die vertrekken wil. Mevrouw...

Ferdinand tegens Angelika.

Vertoef, myn Lief, wilt my toch niet ontrekken Uwbyzyn, maar laat my myn onfchuld eerft ontdckkeiiquot;nbsp;De duifterheid heeft my misleid in dit geval,

’k'Zweer, dat ik niemand ooit, alsu, beminnenzal.

Angelika, weggaande.

Zo lang als gy my ziet zal ligt uw liefde duuren,

Maar langer niet.

Kraag-

-ocr page 65-

MINNAAR. fi

Kraagman.

Dat’stwcc Ariba. Datzynkuurenl VI.ERDE TOONEEL.

' Ferdinand, Helene i» Kameniers gewaad ^ onder de naam van Agnes, ongemaskerd. Kraagman- Agnes in Juffers gewaad, ondernbsp;de naam van Helene, ter zyden. ^

Ferdinand, willende Angelika volgen.

T TWvlugtenisvergeefs, Mevrouw, ikvolguna.

U nbsp;nbsp;nbsp;Helene.

Daar 2al ik voor zyn; ik begeer zulks niet. Sta, fta! Ferdinand.

Waarom niet? welk een ftem! wiezoumy datbeletten?

Helene haar ontdekkende, en weggaande.

Ik, ik, Verraader, ik zal my daar tegen zetten.

Ik, die my heb vermomd, alleen, om, totmynfmart^ Tetevtfen, 'Snoode, uwvalfchenwispeltuurighart.

VYFDE TOONEEL.

F E R o I N A N o, K R A A G M A N , A G N E S in Juffers gewaad, onder de naam van Helene,nbsp;en Gemaskerd, ter zyden.

Kraagman.

¦pX At ’s drie Ariba. Dit zy n niet als hekfe ftreeken-¦¦'^Kom, volg my na, mynHeetj wy zullen ons haaft Ferdinand^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(wreeken.

Waar wilt gy heen?

Kraagman.

Waarheen? ik wil dat flim gebroed

Fluks onderhaaien.

Ferdinand.'

Wel, en dan?

Kraagman.

Dati, met’erfpoed,

Laan naar de Schout, en die den handel openbaaren 5 Toycreflen j 4n6 Dametjes

D S nbsp;nbsp;nbsp;F ER-

-ocr page 66-

5-2

DE WISPELTUURIGE

Ferdinand, Agnes ziende.

Stil, wacht een wcinigje.

_ Kraagman.

Noch jachten? neen, 6 neen! . Agnes, te voorfchyn koomende.

Belet zyn voorneem toch.

Ferdinand.

. nbsp;nbsp;nbsp;Sta, zeg ik, ga niet heen.

Kraagman.

Jawel! ikraasvanfpyt, datikdieToverelïèn,

Niet aan mag klaagen, daar gy zelfs my toe moeft preflen. ’t Was immers anders niet als ofze ons voor de geknbsp;Wat hielden.

Agnes.

„Netgeraan.

Ferdinand.

Mevrouw,’Ic verzoek, ontdek Uwaangezigt, om uit dit doolhofmy te ontwinden.nbsp;Agnes.

Ligt zond gy zulks voor u niet aangenaam bevinden. Ferdinand.

Waarom niet?

Agnes ontmaskerd. ¦

Om dat ik geen Agnes ben , gelyk Gy waande, maarHelcnc. Erken nu, door dit blykjnbsp;. Of gy my n Kamenier moet bo v en my waardeeren.

/ZESDETOONEEL. . Hel ENE in Kameniers gewaad^ onder de naamnbsp;van Agnes , ter zyden. Agnes in Juffersnbsp;gewaad 1 onder de naam van Helene. Ferdinand, Kraagman.

Kraagman.


,) T^Eez’ kaart maakt ucapot, karteeren.

Helene ter zyden, „Zyfpeeld haar rol heelwel. ,


mynHeer, door’tDiS'


F ER--


-ocr page 67-

minnaar:

Feroinanö tegens Kraagman.

„ Zyt voor my niet bevreefd. „’k Zal ’t wel herftellen ,’k ben voor heeter vuur geweeft.

‘ïegens Agnes.

Mevrouw, ’t verheugd my dat gy iyt in toorn ontfteeken; Wantuweminnenydis, vanuwliefde, centeken.

’k Beken, ikfprakmetu, en onder Agnes fchyn,

’t Gelchiede, om dat aan u niet onbekend zou zyn,

Hoe ver ik my heb in deez’ liefdcns ftryd begeeven. (ven Ja,zegnoch meer,dat {leeds voor myn gehoor kom t zwee-Uw dienftmaagd Agnes naam, met zulk een harmonie,nbsp;Dat ik, met myn gehoor en oogen, boor noch zie,

Iets als uw Agnes, die my kwam myn hart te ontfleelcn. Ik leef, en fterf om haar, laat u dit niet verveelen.

Als ik van Agnes hoor, verbeelde ikmygeflaamp;g.

Dat gy die Agnes zyt, defchoonftevandenHaag.

H E t E N E ter zyden.

„ Zo hy dit meend, zo is myn lift heel wel verzonnen.

„ Heb dank dan,liefde! want gy hebt zyn hart verwonnen.

Kraagman tegels Agnes.

Mevrouw, hoordeenshoefterkhyu, in Agnes, mind. Om Agnes ziet hy ; en om Agnes is hy blind.

Om Agues vaft hy; en om Agnes wil hy eeten.

Om Agnes word hy koud; om Agnes wil hy zweeten. Om Agnes is hy Hout; om Agnes is hy bang.

Om Agnes waakt hy; en om Agnes flaapt hy lang.

Om Agnes zucht hy; en om Agnesjacht hy fmaak’lyk. Om Agnes fterfd hy; en hy leefd om haar vermaak’lyk.nbsp;Kortom, om Agnes doet hy alles wat hy doet.

Maar ’k wou wel weeten, Heer, hoe ik die Agnes moet Noteeren op myn boek ?

Ferdinand.

De'NoordItermyner zinnen. i'V G N E s.

Bemind gy haar dan?

Ferdinand.

(„V.eel

Ja: zou ik haar niet beminnen ?

-ocr page 68-

f4 DE WISPELTUURIGE

(„Veel meêr als u) die als vertrouwde udiend? wclhoc? Doch deez’ gelykenis paflè ik alleen u toe.

’t Geen ik van Agncs zeg, dat moet gy waarlyk achten Totugezegttezyn. „Iklieg: wantmyngedachtennbsp;„ Zyn anders.

Ag KES.

Magikugelooven?

Ferdinand.

Ja.

Helene, iy Agnes koemende.

Mevrouw,

't Is goed dat ik u vind. ’t Word laat, en ik vertrouw Dat haart heer Karei, met heer Hendrik t’huis zal komennbsp;Van ’t Bal; wat ging ons aan zo zy ons niet v ernoomen ?

Ferdinand.

„ Daar’s Agnes, die volmaakte.

Agnes.

Ik dank u, vooruwvlyt. 'Teg ens Ferdinand.

Myn Heer, indien gy zo tot my geneegen zyt,

Gclykgy zegt, en zulks myn broeder kan behaagen, Kund gy, op morgen, my ten huu wlyk komen vraagen.nbsp;Stemt hy inuwe wcnfch, ’kzal die niettegenftaan.

Vaar wel,

Ferdinand.

’k Geleiden.

AgnES.

Neen: Ik moet alleenig gaan, Omreden, Heer. Ik heb geen ongeval te vreezen.

Gints ftaat myn koets, waar meê ik vaardig t’huis kan weezen.

F E R D IN A N D Ugens Agnes.

Vaarwel, myn lief Helene. Ik kom u morgen zien.

Kraagman^// tegens Ferdinand..

,,’tKpn zyn; maar geenfins om nw trouw haar aan te bién.

ze:

-ocr page 69-

TT

MINNAAR.

ZEVENDE TOONEEL.

H E I. E N E i» Kamemers gewaad , onder de mant van Agnes. Ferdinand, Kraagman.

Ferdin and.

\ Lwaardigfte Agnes, hoor, wil noch een weinig blyven.

Helene.

Ik mag niet; want Mevrouw lou heftig op rayky ven. Licht wierd zy wel jaloers; myn minnaar Hendrik zalnbsp;Ook, ongetwyfeld, haaftweêrkeerenvanhetBal.

’k Beken, uw gladde tong, en zoete minnereden,

Heeft my zo ver verrukt, en van myn pligt doen treeden; Wylik my vond te zwak awvleijen afteflaan,

Dat ik u hier verzocht, omutedoenverftaan,

Dat gy uw min tot my z,u!t vrugteloos befteeden;

Dat ik myn Hendrik vind vol van ftantvaftigheden;

U, deontftantvaftheidzelf, die alle Juffers vryd,

En langer niet bemind, als dat gy by haar zyt.

Waand niet dat gy my, door uw adeldom, of fchatten, Mifleiden zult, en doen myn eer in duigen fpatten:nbsp;WantAgnes, wylzyisvernoegtmethaarenftaat,nbsp;Isalzoryk, alsgy. Daarom verzoek ik, laat (ren,nbsp;My ongekweld; kwam zulks myn minpaareens te hoo-Schoon hy uw vriend is, ’t zou hem zekerlyk verftooren;nbsp;Doordien de min veeltyds de band der vriendfehapbreekt,nbsp;Ontwyk ’t gevaar dan, dat in my te minnen fteekt;

Of, Wispeltuur’ge, gy hebt hem, enmy,tefchroomen. Ik ga; gevalt u dit, gy kund weêr by my komen.

ACHTSTE TOONEEL. Ferdinand, Kraagman.

Ferdinand.

JA, ’k zal weérkomen, en ontzien geen ly fsgevaar Omu, myn Agnes. Laat my Hendrik haaten. Maarnbsp;D 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Waar-

-ocr page 70-

f6 DE WISPELTUURIGE

Waarom lacht gy? zeg, Gek?

Kraagman.

’kLach, van Agnietjes wegen, Die u zofraaitjes aan het lyntje heeft gekreegen.

My dunkt, dat zy uw hart gevangen heeft. Dat’sflecht!

Ferdinand.

Myn liefde loopt gevaar!

Kraagman.

Zois’t: want regel recht,

Loopt zy naar Hendrik toe, het doel van haar verlangen. Ferdinand.

O ramp! ach, Kraagman! ik beken, ik ben gevangen Door Agnes fchoonheid; maar w.at wonder, zy vertoondnbsp;Een hemelfch kunltwerk, daar volmaakte fchoonte innbsp;woond.

Zy is eenand’re Auroór, die’teerfte licht komt geeven. Haar glans kan Febus glans zeer ver te boven ftreeven.nbsp;ISIochmeêr; Vrouw V'enus, als ze in volle majelleicnbsp;Op Paphos treed, haald niet by Agnes fchoonigheid.nbsp;Kraagman.

Ja, Heer, ik weetniet wie met haar zou evenaaren; Vermits haarbanden metdelelien,pIokhairennbsp;Om ’t allerzuiverft’ wit. Haar hals die is zo glad,nbsp;Zofchoon, zo gaaf, gelyk een fpiegel; zyisrad;

Recht op haar kooten, als een kaars; zy is in ’t fpreeken Een tweede Sappho; lyf en leden niets ontbreeken;

Ze is fuper fyn fchoon: maar weêr trots; wat hebt ge ’er aan?

Dat haar Heer Hendrik vryd, dat kan ik noch verdaan, Hy is jan goedbloed, en (lantvadig in ’t beminnen;

Gy, wispeltuurig; cn Iaat gy uw hart verwinnen?

Die alle Juffers kod verfmaan, enuitpleizier '

Slechts vryde, mind'gy nu een trotze kamenier, Endatdantvadig?

Ferdinand.

Ja.

Kraag-

-ocr page 71-

minnaar. 5-7

Kraagman.

Maar hoe lang zal dat duuren ?

Tot morgen denk ik.

Ferdinand.

Neen: myn gantfche leevens uuren. Kraagman.

Wel, dan is ’t billyk dat ik haar ter rolle zet Voor de eerde ^ die uw hart ooit vong in liefdeiis net.

’t Loopt (lerk naar middernacht, laat ons naar huis gaan wand’len;

Hier zyn geen Juffers meer om van de min te hand’len. Mevrouw Heleen heeft u op morgen weer ontboón.nbsp;Doet gy’t geenze u verzocht, zingt ge haalt een and’rennbsp;toon.

Ferdinand. nbsp;nbsp;nbsp;(gen,

’k Meen daar te gaan, maar niet om haar ten echt te vraa-Maar om te zien, die my myn vry heid heeft ontdraagen, Dat is myn Agnes, en in fchyn van vrijerynbsp;Met haar Mevrouw, zbekikgelegentheid, ommynbsp;Te wikk’Ien in de guntl van Agnes. Gy zult morgennbsp;Daar eerfl voor af gaan, en „zo ’t moog’lyk is, bezorgen,nbsp;Dat ik in’theimelyk tefpreeken kommethaar.nbsp;Kraagman.'

Heer, ’k zal ’t uitvoeren, trots de gaauwfte koppelaar. Ferdinand.

’t Is wel. Gaan wy te ruft. ’k Zal op uw vlyt vertrouwen. Kraagman.

O Agnes! wonderwerk, en krachtigfte der vrouwen, Menvlechte u vry eenkransvaneeuwigduurend groen,nbsp;Zo gy myn meefter kund ftantvaftig minnen doen.

Einde van het derde Bedryf.

Df

VIER-

-ocr page 72-

y8 DE WISPELTUURIGE

vierde B E D .R Y F.

EERSTE TOO NEE L.

Helene i» Kameniers gewaad, A G N E S in Juffers gewaad.

Helens.

DAar is de fleutel van den tuin; of’t mogt gebeuren, Dat Hendrik , met myn broer, ons onverwachtnbsp;kwam fleuren,

ZokundgyFerdinand, metlyneknecht, depoort,

Zo dra als gy gerucht, of my ne broeder hoord, Ontfluiten... Zacht, ik zie Angelika daar koomen.

TWEEDE TOONEEL, Anqelika, Helene in Kameniers gewaad,

A G N E s /« Juffers gewaad.

Helene,

At zeid nicht Izabel}

Angelika.

MynNichte, wilt niet fchroomen, Ik heb de gantfche taak aan baar ontdekt; ty tal,

Om u te dienen naar uw wenfch, in dit geval,

Haar liuis, voor dezen tyd, aan u ten beften geeven.

Ik heb met een uw brief, die gy reeds had gefchrèeven, Aan haare kamenier behandigt, die ze voort,

Terwylty Ferdinand, hier buiten aan depoort, Waarneemenzal, hem zelfs, tot meerder Zekerheden,nbsp;In handen geeven zal.

Helene.

’k Verheug my door uw reden, Enhoop, doordezelift, na’tallesopzynftelnbsp;Door ons tal ty n befchikt, in ’t huis van Izabel,

Veranderd van gewaad, om niet bekend te weeten, Terwyl my de aehterdocht geftaadig noch doet vreezen,

-ocr page 73-

MINNAAR.

Het hart van Ferdinand te toetfen, of hy my Oprecht bemind, of dat zy n min is veinzery.

DERDE TOONEEL. Leonoor, Helene /'« Kamèniersgewaad^nbsp;Angelika, Agnes i» Juffers gewaad.

Leonoor.

MEvrouw, daar’s Kraagman.

Helene.

Kom,’t is tyd, laat ons vertrekken.

tegens Agnet.

Gy kund, tot uw vermaak,uw liefde aan hem ontdekken, En zeggen, wy 1 zyn Heer uw k amenicr bemind.

Datgy, totfpytvanhem, zyt tot zyn knecht gezind; ’kZal, midd’lerwyl, zyn Heer, voor aan de poort verwachten.

MynNichte, laat ons gaan, en alles voorts betrachten Wat dat ons noodig is tot de aanüag van ons werk.nbsp;Angelika.

Ik maak my, nevens u, dan tot deze aanflagfterk.

VIERDE TOONEEL. Kraagman, Agnes in Juffers gewaad,nbsp;onder de naam van Helene,

Kraagman, maakende eenige belachche-lyke Comffimenten.

Evrou w, na billy ke refpedtum perszonaris,

Kom ik u vraagen, of de baan hiér glad en klaar is, TerwylmynHeer, vooraf, my aan u herwaarts zond,nbsp;Om dit, uit zynen naam, tc.hoorenuit'uwmond.

i ut nbsp;nbsp;nbsp;Agnes.

Ach. Kraagman.

K R A A M A N.

Hoe! wat ’s dit'

Agnes.

Dorft ik ciyn hart ontfluiten.

Kraag-

-ocr page 74-

60 DE WISPELTUURIGE

Kraagman.

Gy moogt viy onbefchroomd uw hartsgeheim my uiten. Agnes.

Terwylwyzyn alleen, zegmycens, lieveVrind, Ofmy, uwHeer, oprecht, gclykhyzeid, bemind?nbsp;Kraagman.

Heeft hyu dat gezeid, dan heeft de Vent geloogen. Agnes.

Word ik van hem misleid ?

Kraagman.

Miskief, en fchelms bedroogen. Hy denkt niet eens op u; maar weet, hy is verliefdnbsp;Op uwe Kamenier, die hem de borft doorgriefd.nbsp;Agnes.

Op Agnes?

K r a a g m a n.

Agnes, ja, die heeft hy uitgekooren. Agnes.

Hoe! opmypKamenier? ha!fpyt; watmoetikhooren? Kraagman.

Hy ’scllemcnts op haar verflingerd; ja zyn pyn...

Agn es. ,

Wel, Kraagman, weet, dat wy van een gedachten zyn.

Kraagman.

Bemind gy hem dan niet ?'

Ag nes.

Hoe! zou ik hem beminnen? Neen, Kraagman, ik was nooit zo gek noch dwaas.vannbsp;zinnen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Ik heb hem nooit bemind, noch zal hem immermeer I3eminnen;maar myn hart bemind... Ach, ach! myn eer.nbsp;En myn refpekt dwingd my, myn minnefmart te ontveinzen:

D.aar my de liefde fit eeld en voed met zyn gepeinzen.

Will gy wie ’k minde, -gy zoud heel verwonderd haan. Maar,Kraagman,zeg my ecus,waar zyt gy toch van daan? ^

K R AA^quot;quot;

-ocr page 75-

R.

6i

I N N A A

KrAAGM A N.

Van Kleef. Maar, waarom vraagd gy dat, Mevrouw''

' A G N E s.

Om reden.

De Juffers,' alsgy weet, zyn vol nieuwfehierigheden. Hebt gy nooit méér gediend i'

Kraagman.

Neen; „Wel wat of haar doch

„ Daar aan gelegen leid.

Agnes.

Ik bidu, zegmy toch,

Ofgy van adel zyt.

Kraagman.

Wy, wy Klecfze Edellieden,

Zyn al van ad’lyk bloed. „Wat droes mag dit bedieden,

„ Dat zy my dat zo vraagd ?

, nbsp;nbsp;nbsp;Agnes.

Ik kon ’t aan uw gelaat,

Wel merken, dat gy waard van adelyken ftaat; Ja,uwpoftuur,myn Vriend, en uw manier van lecven,nbsp;Schoon gy diend voor lakei, ons zulks te kennen geeven;nbsp;Hoe was uw Vaders naarn ?

Kraagman.

Die was Vokatius

FranfikoKaskaron, tot uwen dienft; aldus,

Wierd hy getitileerd; maar ’k heb die naam verbannen. Agnes.

En hoe uw moeders naam ?

Kraagman.

V de oudffe der JC raagmannen, Wiens adelyken ftam alom noch is vermaard;

Hierom heb ik de Van ook van haar aangevaard.

De Kraagmans zyn geweeft, als ik, fteeds dapp’re Venten. Agnes.

’t Regifteruw’sGefl.agts?‘

Kraagman.

Staat op tien parkementen

Ge-

-ocr page 76-

6z DE WISPELTUURIGE

Gefchreeven, ik zal ze u voort laaten zien begort.

Hy haald ee» Uil, en Ganfehor/l A G N Ë s.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ttit zyn Zak.

Wel ben je gek ? dit is een Ui), en Ganfebord. Kraagman.

Hoe! dunkt u dat zo vreemd? zo, zo! myn lieve Kindje! Hoe menig Jonker haald vaak uit zyn zak een printje,nbsp;Waar op dat ftaat geklad zo de eene brui of de aar,

’t Geen hy, by vreemde lui, voor ’t wapen van zyn Vaar, Als hy benoodigd is, vrymoedig laat pafïceren,

Hier kan elk noch zyn tyd fomtyds meê diverteeren,

Als die by wy len ons zo wat verdrietig valt.

Agnes.

Dat is maar tyd verfpild, en daar by geld vermald. Kraagman.

Dat’s nu de mode. Maar, oellement! watfehanden! Myn documenten, die ik u daar gaf in handen,

Zyn nietde rechten, foei! Ei, blyf hier noch wat (taan ^ Ik zal ze, op uw verzoek, zo vliegend, haaien gaannbsp;Uitmyne zondags broek.

Ag NES.

Blyf, blyf, gy hebtgeen vicug’len. O liefde! wilmynliari, zo’t moog’lyk is, beteug’len,nbsp;Ofgunmy, naar myn wenfeh, daar ik u nu om bid.nbsp;Ach! Kraagman, datgywift, wie dat myn ziel bezit.nbsp;Kom, liefde, tcond aan hem daar van uw klaare blyken.nbsp;Kraagman.

„ Wel die, Mevrouw, doet niet als my gefta^g bekyken, „ Wat drommel of haar fchort ^

Agnes.

Ach! hoe galant is hy. Kraagman.

„ Naar ik bemerken kan, is zy verliefd op my,

„ ’t Is ook geen wonder, neen! wyl ik heel net befneedeH „ Van muil en pootenben, en vol aanminnigheden,

„ Gelyk de Kraagmans zyn, van ouds, altyd geweeft-

-ocr page 77-

MINNAAR. 05

Agnes.

Wel, Kraagman, uw verftand, uw deftigheid en geeft Zou wel een j utfrouw haaft veraud’ren doen van zinnen.

Kraagman. nbsp;nbsp;nbsp;(nen.

De Kraagmans zyn gewoon omJufFrouws teover\yin-Ag NE s.

Naardien zich Ferdinand zo trouweloos nu draagd,

En hem, in plaats van my, myn Kamenier behaagd.

Zo ben ik, hcmtenfpyt, enommyzelfste wreeken,

In liefde, tot zyn knecht, op’tallerfelftontfteeken; Ja,gyzu!tnu, voorhcfli, voortaan zyn myn galant.nbsp;Maar wacht u wel, dat gy zulks niet aan Ferdinandnbsp;Ontdekt. Vaarwel, myrilief, ikmoetunuverlaatcn.nbsp;Denk, dat ik u bemin, en Ferdinand zal haaten.

VYFDE TOONEEL. Kraagman alleen.

^ Aar wel, myn lief. Gantfch bloed! ikbarftfchler uit myn vel

Vanblydfchap; laateenszien, hoe Zei zy ook? vaarwel Myn'lief. vaar wel myn lief. dat zyn eerft lieve woorden!nbsp;Met dat, vaar wel myn liefzultgy uw lief vermoorden.nbsp;Is ’tmoog’lyk Kraagman, dat die Schoone u zo bemind?nbsp;Nuzultgyu, in’t kort, verloft zien lieve vrind,

V an alle dienftbaarheid, en dat verbruid lakaijen,

Nu dat, tot uw geluk, zich vrouw fortuin wil draijen, Word gy, van knecht, een heer, van aanzien en van ftaat.nbsp;Maar draag nu zorg, dat gy braaf in de noppen gaat.nbsp;Mevrouw Helene is ftark verliefd op u; ’t is aardig!nbsp;Maar wuaromzou ze niet ? ik ben haar min wel waardig.nbsp;SalKraagman, gryp nu moet, denkt voorts op uw belang,nbsp;En fteld uw aangezigt wat ftaatig, volgd uw gangnbsp;Nu Wïitmanicr’lyker; treed, als de groote Hccren;nbsp;Voor al uw hocdjeop drie haartjes; laat uw kleêren,nbsp;Naar de allemode zwier, heel kunftig zyn geboord,nbsp;vwpruik, weluitgekemt, gepoeijert, enzovoort, ¦

Üw

-ocr page 78-

64 DE WISPELTUURIGE

Uwbaard, netopzynfranfch, als allegaskonnaden; U w kousjes, op zyn fpaarifch, al was het tot uw fchaden,nbsp;Recht opgetrokken, ilyfenglat, op dat’er nietnbsp;Een eenig plooitjeblyft, gelyk veeltydsgefchied;nbsp;Handfchoentjes, netjes, op zyn engelfch,aan uw handen.nbsp;Spreekt hallef van terzy, gelyk in vreemde landennbsp;Alde'ecfelluidendoen,; hoofd zelver naar uw reêa;nbsp;Verbeeld u Giceroos wellpreekendheid; waar heen,nbsp;Datgyuwtrooniewend, toond feeds een vorft’lyk we-Maakt dat gy overal, als Kato, word gepreezen; (zen;nbsp;Zegt nooit tot iemant, jy, alsflegtstotuwkoelkr,nbsp;Noemd ieder een myn Heer, naar de allcinode zwier...nbsp;Maar zacht, daar komt myn Baas, ó bloed ! gantfchnbsp;felleweeken!

Had hem de drommel toch debeencn eerftgaan breekcn , Nu hy my dus verfteurt, daar ik zo in myn fchik,nbsp;Enopgetoogenwas. Maar (lil, ’t is beft dat iknbsp;Ga naar de luizemarkt, om my een kleed te koopen,nbsp;Eer'hy my hier betrapt. Welaan, laat ons dan loopen,nbsp;Omhierin’tkortwcêrom, geheel verkleed, te zyn;nbsp;Terwyl Helene brand, totmy, inminnepyn.

ZESDE TOONEEL.

Feudinand, Helene in Kameniers gewaad, onder de naam van Agnes.

Helene.

MYn Heer, met uw verlof, ik mag niet langer beiden, Myn Juffrouw zal hier ftraks...

' nbsp;nbsp;nbsp;FeruinanL).

.Wil niet zohaaftig fcheiden, Myn Agncs, blyf, ei! blyf, myn waarde zielsvoogdes,nbsp;Wylgymynnoordrterzyt, myn fchooneminnaares,nbsp;Omwienikalles; ja, myn leeven zelfs zou waagen,nbsp;Als ik myn Agncs kon, mynengelin, behaagen.nbsp;Hele NE.

Uwvleijery, myn Heer, en uw wclfprcekendheid

-ocr page 79-

MINNAAR. 6f

Heeft menig Juffrouw, als elk is bekend, mifleid. Ferdinand.

’k Beken, dat ik voorheen nooit JufFrouw lo bezindc, Die ’k waardig achte, dat ik haar oprecht beminde,

Dat ik veranderlyk, en wispeltuurigben, nbsp;nbsp;nbsp;'

In myne min geweeft, is waar; ja, ik beken,

En veins zulks niet voor u,dat nimmermeer voorheenen, Een J ulfrouw zo volmaakt is voor myn oog verfcheenen,nbsp;Die ik oprechtelyk, met een ftantvafte zin,

Bchalven u alleen, op droeg myn hart en mini;

U, zeg ik, voor wiens glans zich Flora zelf moet buigeii, Gelyk hier in den hof de bloemen ons betuigen,

Die, met eerbiedigheid, uw groeten waar gy gaat,

Zich fpieglende in het blank en blos van uw gelaat,

Ja ieder fchynt, om ’t meeft, u om uw gunft te vleijen.

Helene. nbsp;nbsp;nbsp;(leijen?

Gy zult my met die reen, hoe fchoon, geenfins ver-My is te wel bekend uw leeven naar de zwier.

Een deftig edelman, zocht nooit geen kamenier,

Tot nadeel van zyn ftam, als flechts uit joks te minnen. Ditzelfde komt my nu van Hendrik ook te binnen ,

Die, naar het fchynt, ommy, geftadigzichontrufl; Maar ik verzeker u, dat nimmermeer zyn luftnbsp;Met myn genegenheid oprecht zal evenaaren;

Ik wil myn liefde nooit met zulk een minnaar paaren, Hie, doorbedriegery, alsgy en Hendrik doet,

Bemind alleen in fchyn, nooit met geen trouw gemoed. Ferdinand.

Schoon Hendrik u, met lift, al zocht in flaap te wiegen, ^ogymynmin erkend, ik zal u niet bedriegen,

Neen, neen, myn Agnes, neen! ik zal u, door de trouw. Zo dra als ’t u behaagd, voort maaken tot myn vrouw.

^ nbsp;nbsp;nbsp;Helene.

W at j uttrouw durft haar toch, met u, recht engagecren , JJaar uw gedachten met de winden ftaag verkeeren ?nbsp;Neen, ik waag myn refpeél:, noch eer, nooit met een man,nbsp;¦Uie als hy wil van zin en min verand’ren kan.

E nbsp;nbsp;nbsp;Zyt

-ocr page 80-

65 DE WISPELTUURIGE

Zytgy uit edel bloed, gelykgyzegt, gefprooten, Wyzyn, zo wel als gy, uitadelykelooten;

Schoon ik, voor kamenier. Mevrouw Helene dien,

Ik ben niet minder, als gy zyt.

Ferdinand.

Ach! kan’tgefchiên.

Zo i'aat ons dan vereend, door Hymens zuiv’re banden, Twee harten binden t’faam, en voor altyd verpanden.

Ik zweer u myne trouw, in allerlei geval,

Zo lang ik ’t leevens licht op aard genieten zal. Helene.

Een minnaar, die oprecht een Juffrouw wil beminnen, Moet, als de Zonnebloem de zon, met hart, en zinnen,nbsp;Haar volgen op het fpoor... Maar’k zie myn Juffrouw*nbsp;nicht.

Vaarwel, Heer Ferdinand, ik ga; denk op uw pligt._^

ZEVENDE TOONEEL. Angelika, Ferdinand, Helenenbsp;in Kameniers gewaad y ter zyden,

Angelika. nbsp;nbsp;nbsp;0^”

Yn Héér, zo’t u behaagd, laat ons een weinig wand’-Langs geene laan, ik heb met u daar iets te hand’-Van groot belang. nbsp;nbsp;nbsp;(len

Ferdinand.

Wel aan, Mevrouw, al s’t u beliefd, Wy 1 gy myn leidftar zyt, die my deborftdoorgriefd.

Angelika.

Wat zegt gy daar, myn Heer ?

P' E R D I N a N D.

Datiku nooit naar waarden, Zogy, bekoor’lyk beeld, myn liefde wilt aanvaarden,nbsp;Kaneeren, fchoone vrouw, uw aangenaam gelaat,nbsp;Wykt gcenfins voor de glans der held’re dageraad,nbsp;Wannecrzyopgetooit, metpurp’reroode wangen,nbsp;Voor Phebus waagen rend, om Gephalus te ontfang®^'

ja,

-ocr page 81-

MINNAAR. 6j

Ja, zelfs de Schuimgodin, hoe heerlyk dat zy praald,

I3y uw volmaakte glans, in’tminfte deel niet haald. Angelika.

Wel, zytgyCephalus, ikial Auroraweezen. Ferdinand.

Neen, gyvcelfchoondcr, moetzynbovenhaargeprce-Angelika. nbsp;nbsp;nbsp;(zen.

Kom, Iaat ons gaan, mynHecr, ikzal umynbefluit Ontdekken op al’t geen, dat gy my hebt gcuit.

ACHTSTE TOONEEL.

Helene in Kameniers gewaad, A G N E S in Juffers gewaad, Leonoor.

•H EL E N E tegens Leonoor. nbsp;nbsp;nbsp;(men.

^ Yzynalweg. Gaheen, laat Kraagman binnen koo-Gy', onderhouwd hem hier, terwyl ik by de boomen, Aan geene luftpriè'el, dicht by de waterkant,

Daar zich Angelika zal met Heer Ferdinand Uegeeveii, myverfchuil, om onder’fgroengelommer,nbsp;Ie hooren zynere^n; myn hart noch vol van kommer.nbsp;Door achterdocht gevoed, intwyfFelis, ofhynbsp;My wel oprecht bemind, gclykhyzeid; engy...

Maar daar komt Kraagman; zie, hoe is hy uitgeftreeken!

NEGENDE TOONEEL. Kraagman by zonder Gekleed, Agnes innbsp;Juffers gewaad, L E o N O O R.

Leonoor tegens Kraagman. J^Evrouwwil, in den hof, metualleenigfpreeken;nbsp;Dies tree vry moedig in, zy wacht u al met fmart.

TIENDE T O O N E E L. Kraagman byzonder Gekleed, Agnes innbsp;Jnffrs gewaad, onder de naam van Helene.

A nbsp;nbsp;nbsp;Agnes.

^ Heö nader,Kraagman. Achlmyn zinnen zyn verward. Kom,liefde, fterk my toch.

E a nbsp;nbsp;nbsp;Kraag-


-ocr page 82-

6b* DE WISPELTUURIGE

Kraagman, maakende eenlge helach' chelyke Con^Umenten.

Dat ik u Excellentie,

Behoorelyk, vooraf, eerftdoemynreverentie, ¦

Wyl deze eerbiedigheid is aan Mevrouw hefteed. Agnes.

Gyzyt heel aardig, net, en naar myn zin gekleed. Kraagman.

Wy, Kleevers, zyn gewoon, om ons dus alle dagen,

In ’t nieuw te kleeden; als men JulFrouws wil behaagen, Kan niets ons zyn te duur, al koften ’t noch zo veel.nbsp;Agnes.

’t Is naar de mode, enheelhofPlyk. Is’t fluweel? Kraagman.

’tis’t befte, dat’er noch uit Ierland, inveeljaareu Gekomen is, dat kan ik u oprecht verklaaren.nbsp;Agnes.

Wie heeft het u gemaakt ?

^ Kraagman.

Een Snijer.

Ag NES.

Wat gy zegt!

Kraagman.

Maar, wanneer word de twift eens tulTchen ons beflegt ? Uw Ichelmiche oogjes, en die witte albafte heuv’Ien,nbsp;En... Nou ik zeg niet veel; laat ons niet langer kcuv’len.nbsp;Nu my een etnaas gloed ontfonkt tot nieuwe luft,nbsp;Is’ttyd, datdezevlam, inhaaft, worduitgeblufcht,nbsp;Eer dat...

Agnes.

Zohaaftignict.

Kraagman.

Jy moeft jou al wat reppen, Want al wie dorftig is verlangt om eens te feppen.

Ook voel ik, datmynlyf, en al myn ingewand,

In lichterlaagcn, reeds om uwe fchoonheid brand. Agnes.

Hoe! ben ik dan zo fchoon ? nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;KrA'^®*

-ocr page 83-

6p

minnaar.

Kraagman.

Natuur nooit fchoondcr teelde; ’t Vcrfkwasje van Apel kon u zo niet verbeelde,nbsp;Offchild’ren, op ’t pencel.

Agnes.

Dan zal ’t onnodig zyn,

Myuittefchilderen.

Kraagman.

. Neen, SchoonCjOmwieikkwyn, Vergeef my dat, ’tzou my een groote misflag weezen.nbsp;’k Vry, als een fpaanfch Poëet, ’k heb nooit een Stuk gc-leezen,

Dat in die taal was, daar geen minnaar, vol van brand, Zyn lief uitfchildcrd voor de fchoonfte van het land.

' De naam van die Poëet, zou niemand willen melden, Die zulks eens naliet, maar, hem voor een botmuil fchel-Agnes.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ (den.

Dat fpaanfch is hier al uit, men fchilderd zo niet meer. De meefte vrijers zien naar fchoonheid, deugd, noch eer;nbsp;Maar, met een and’re kwaft, elk nu zyn Jutfrouw fchil-Kraagman. 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, (dcrd.

Hoe, is die mode, doordetyd, dan hier verwilderd?

’k Bid onderrecht my toch, hoe hier een vrijer dan Zyn j ufFrouw fchild’ren moet ?

Agnes.

Met geld, myn lieve man.

Kan hier een minnaares haar minnaar ’t meelt bekooreti. W anneer een vrijer iiu zyn vry Her, naar behooren,nbsp;Affchild’renwil, myn vriend, gelykzy weezen moet,nbsp;2o zeid hy, zy is ryk, zy heeft veel geld en,goed,

Veel fchoone hooven, en veel huizen, erven, lauden. Veelobligatien, lyfrenten, vaftepanden.

Om


Veel fcheepekenniflcn, bcleeningen, daar by Veel acties op de welt, en oolter maatfchappynbsp;Zo veel inkoomen; en dan moetze zo veel ervennbsp;y an vrinden, moei, en oom, zo dra zy ’t leeven derven,nbsp;Waar om men dag en nacht geduurig wenfcht en bid,

-ocr page 84-

70 DE WISPELTUÜRÏGE

Onuo, nahnnncdood, tekooraenin’tbezit.

Zie, zulke fchildcrys de minnaars ’t mecft behaagen,

En, naardieoiyverf, demeellevrijersvraagen,

Alszy uit vrijen gaan, in decz’ bedurven tyd.

Kraagman.

Wel, zogyhier. Mevrouw, welmeêbefchüderdzyt, Zo zeg ik u vooraf, mynüef, myn uitgeleezen,

Dat ge cen fchoon fchildery voor myn gezigt zult weezen. Agn E s.

Dat zult gy wel haaft zien, ik heb genoeg voor u. Kraagman.

De blinde zei; ik wou dat ik’tal zag. Maar nu Dat deze mode hier in ’t rymen is verflecten,nbsp;Zowouikwel, dattoch', diehloeijevanPoëeten,

Die, tot Madrid, geftaag haar flaaven, moêenmat, Jazo, dat haar het zweet fomtyds... Ikzegjedat,

En ’t is ook waar. Mevrouw, gy moogt my vry gelooven, Haar met dicfchilderys, in ’t rymen, meer aiflooven,nbsp;Als hier een ankerfmit, met al zyn arbeid, doet,

Die, voorvulkanusvuur, hetyzerfmeedenmoet; Want, omdcJulFrouws, ei, laatik’tueensverhaalcn,nbsp;In hun komedies, naardekunlt, recht af te maaien,nbsp;Verbeelden zy ze vaak, naar hunne driften zyn,nbsp;Byhaagel, weer, cnwind, by lelie, ofjasmyn,

By water, vuur en lucht, by velden, llruiken, boomen, By tulp, ofangelier, fonteinen, beeken, ftroomen,nbsp;Byys, byfneeuw, kriltal, koraal, envoorts, by alnbsp;Wat haar fchiet in den zin. Ik zal u een geval...

ELFDE TOONEEL. Fertiinano, Kraagman, Agnes ianbsp;Juffers gewaad, onder de naam van Helene.

Ferdinand. nbsp;nbsp;nbsp;(weezen,

T K zoek naar Kraagman, die voormy hier lang moeW

Doch kan, waar dat ik ga... „Maar, hoe) Kraagman.

Mynuitgeleezem

-ocr page 85-

7*

MINNAAR.

Myn lieve tortelduif, myn fchoone papcgai.

Acnes.

Die zo te klappen weet, dicnd die noch voor lakai ? Kraagman.

Holla, Mevrouw, ikzal’tueensin ftiltezeggen,

En myn lakaifïchap u wat nader uit gaan leggen.

Weet, dat ik ben de neef van jonker Ferdinand,

En ik wyk gecnfins hem in rykdom noch verftand.

Maar hoor, om zek’re reên, die my hier toe beweegen, Dien ik hem wel fomtyds, wanneer hy is verleegen,nbsp;Voor lyf knecht, alshyvryd, om dat ik al zyn goed,

Als hy te fterven komt, alleenig erven moet.

Zie, om die reden is’t...

Ferdinand.

„ Hoe nu! wat moet ik hooren ? Acnes.

Zyt gy dus Ferdinand verpligt ?

Kraagman.

Myn uitvcrkooren... Kraagman zyn meefler ziende.nbsp;,, Maar, och! daar is myn Baas.

Ferdinand.

„ Wie zag ooit zulk bedry f. Acnes.

Hoe ftajy zo verzet?

Kraagman.

Mevrouw, ’k voel in myn lyf,

Zulk een gerommel.

Acnes.

Ras, laat u daar van geneczen. Kraagman.

Dat ftaat alleen aan u. Och! och! ikbenvol vreezen, Daarkomthy opmy aan. Zeg dat myn naam is, Donnbsp;Fantalion. P' f r d i n a N D tegens Agnes.

Wie ’sdic?

Acne s.

KendgyPantalion,

E 4 nbsp;nbsp;nbsp;Don

-ocr page 86-

72 DE WISPELTUURIGE

Don kaskaron, niet méér ?

Ferdinand.

* nbsp;nbsp;nbsp;Hoe! wat zy n dit voor dingen?

't Is Kraagman, ó gy fchelm!

Kraagman.

, Zacht, wil uw tong bedwingen, En vaar hier zo niet uit, gely k een appelteef;nbsp;Wantgyfpreekt, ofjy’tweet, hiertegens uwen neef,nbsp;Geen edelmans, alswy, zulk fpreekenooitbetaamden.

Ferdinand. nbsp;nbsp;nbsp;(den?

Hoe nu, Mevrouw, wat ’s dit, kend gy dien onbefchaamr Kraagman,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in poftuurjleilende om zyn degen

te trekken , word van Agnes weerhottwen.

Hoe! iuprezentievanmynjutirouw, zulkeenhoon Te dulden, is geenfins betaamelyk.

Agnes.

Verfchoon

Hem toch. ^

Kraagman.

Zou ’k hem,die my tot wraak en gramfehap porden.., Ferdinand.

Ha, fchelm! zytgymynneef?

Kraagman.

Och! hy is dol gew'Ordeil, Hy kend niy langer niet. Bezie eens wie ik ben.nbsp;Ferdinand.

Wat houd my, dat ik niet myn handen aan u fchen ?

Kraagman tegens Agn^s.

’k Zal hem verfchoonen, wyl hy vaak met fantazijen, Befmetis. Doch de reen, dathymy niet mag lijen,

Is dat ik erfgenaam moet zyn van al zyn goed Zo dra hem llcekt de moord.

Ferdinand.

Wat zal my van dien bloed,

En fchoft noch al gefchiên ?

Kraagman.

Ik lach eens met jou praaten »

Heugd

-ocr page 87-

MINNAAR. 75

Heugd u niet meer, hoe ’k u myn goudbeurs vol dukaaten Moeft; leenen, om daar meê...

FtRJDlH AND.

joufehofe, jou vagebond.

Ik breek je ftraks de nek.

Kraagman.

Ei lieve, houw je mond,

Wantjy verftaatmyniet, en durfd het wederleggen.

Hy wyjl op Helene die uitkomt. Maar, daar fpreek regens haar, ikhebjenietteieggen.nbsp;Ferdinand.

Ik zal dien booien geeft, die u het brein bezit, Haaftkloppen uit uw kop.

TWAALFDE TOON E. EL.

Helene in Kameniers gewaad, onder de naamvan Agnes. Ferdinand, Agnes in Juffers ge~nbsp;'waad,onderdenaamvanHèlene. KRAAGMAN.

Helene.

M . Ev rouw, de zi I verfmit, Van t diamanten flot, dat gy hebt laatenmaaken,

Is daar, en hy verzoekt, zo’teenigfintsuwzaakea Toelaaten, ofgy hem terftond betaalen woud.

Agnes.

Heeft hy ze wel gezet?

He eene.

Zy ftaan heel net in’t goud,

Ziedaar, gykund het zien, of’tisnaaruwbehaagen. ' Kra agman.

M O wreede laften, die de minnaars moeten draagen!

Agnes tegens Kraagman.

Vertoef een oogenblik, tot ik hem heb voldaan. Kraagman.

Voldaan, Mevrouw, ó neen, laat dat op my maar ftaan; Geen edelman, als ik, laat zich zo affronteeren.

Dat hyzyn rekening uit fchryft, ’tismynbegeeren,

E 5- nbsp;nbsp;nbsp;Dat

-ocr page 88-

74 DE WISPELTUURIGE

Dat ik’t betaal, ója.

Ferdinand.

’kMoetlachchenomdiezot,

Hoe zeer ik ben vergramd.

DERTIENDE TOONEEL. Ferdinand, Kraagman, Helene innbsp;Kameniers gewaad, onder de naant van Agnes.

Kraagman.

«Och ! och! nou is’t verbrod. „Zygaat, en laat my hier.

Ferdinand tegens Helene.

Myn Waarde, wil vertoeven, En door uw afzyn , my toch langer niet bedroeven.

De Liefde heeft zyn py 1 op deze borft gewet;

Ik ftcrf, zo gy my niet uit myn ellenden red.

Helene.

Hoe! zyt gy dan gekwetlt

Ferdinand.

Berooffter van myn zinnen,

Ik ben ter dood gekwetft.

Helene.

Waar is de wond } Ferdinand.

Van binnen

Hebt gy myn hart gekwetfl;, ’tgèen gy weer heden koud Door uwe wedermin.

Kraagman.

„Van zulk een diepe wond,

„ Kan ik op uwen rok geen tekens zien, veel minder...

Ferdinand haar omhelzende.

Myn Agnes, waarde ziel, mynfchat!

Helene.

Gy doet my hinder.

Ik moet vertrekken, ei! laat my toch gaan, myn Heer; Indien dit iemand zag, ’k liep prykel aan myn eer.

-ocr page 89-

MINNAAR. 7j.

Ferdinand.

Vertoef, ówreede! wacht. Helaas! ’t is al verloeren. Die onmedoogende wil geenfins naar my hooren.

VEERTIENDE TOONEEL. Ferdinand, Kraagman.

K R A .V G M A N.

r^Pmynchurkjes, op myn knietjes, bid ik jou, '^Myn zoete Heertje lief, dat gy uw dienaar nounbsp;Befchermen wilt; gy weet, ik heb zo menigmaalen,

Alsfinte Rokes hond, getracht u wel teonthaalen;

Daar by u trouw gediend, geëerd, ontzien, en dat Maar voor een broodje daags, daar hy ’er heeft gehad,nbsp;Weldrieopeenendag. Wil myn geluk niet krenken,nbsp;Noch ’t geen ftraks is gefchied, dat bid ik, meer gedenken.nbsp;Ei! promoveer my nu, indien het weezen kan.

Voor eerllefchildknaap, Heer, dat is voor Edelman, VandeAntichamb’rc, Heer, hetisutochonteeven;

Want wat de deur belangt, daar heb ik van myn leeven, Myn proef, als uw Lakei, gelykgyweet, gedaan,

Enu, iriallcs, Heer, getrouw ten dieiiftge/faan. W^atis’er aan, ofiknou^eg, ik ben van Adel ?

Geen Ridder heeft my ooit gefmeeten uit den zadel,

Ik ben Don Kaskaron, door dapperheid vermaard,

Die veel heirlegers heb doen vlieden voor myn zwaard, Die, door myn groote kracht, het alles kan ontroeren.nbsp;Daar zy nder toch zo veel, die deze titels voeren,

En groot op fnijen van haar adeldom en ftaat,

En, als men ’t onderzoekt, met my zyn in een graad; ^hoon zy haar brieven vaak vertoonen met haar zegels,nbsp;i^i^^-yntoch, inderdaad, maar rechte boete vlegels.nbsp;Watfehaad het ii, of my Mevrouw Helene mind,

W y 1 gy tot A^gnes zyt, en niet tot haar gezind ?

. wi! my, Heertje lief, uw byftand toch niet weig’ren. Maar help my langs dietrap, metvreugd, naarbovennbsp;^ fteig’ren,

want, watdetrap, myiiHeer, naar onderen belangt,

Laat

-ocr page 90-

70 DE WISPELTUURIGE

Laat ik voor de patroon der Cellebroêrs; ontfangt Gy AgncSjikHeleen.

Ferdinand.

Ha, fchelm, hoe! xyt gy dronken ? Ofmet de kop gebruld?

Kraagman.

Ben ik noch niet befchonken, ’kBchoordcn’t wel te zyn,indien ’t ging naar myn wenfch.

Ferdinand.

Gy op Heken, verliefd?

Kraagman.

Ben ik zo wel geen menfch,

AlsParis, Trooijens Prins, die hem zo had vergreepen ? Men zal my niet, als hem, hierom met duizend fchcepennbsp;Beftormen, cn het al verwoeften door het ftaal,

Als Agamemnon deed de Trooijers altemaal. (ren. Myn vaartj es ryk, zal nooit, om haar, door ’t vuur vertee-Myn moer, als Hekuba, nooit in een hond verkeeren.nbsp;Ferdinand.

Schoon dat uw vaders ryk... Maar, hoe! ik hoor gerucht.

VYFTIENDE TOONEEL. Karel, Hendr IK. Ferdinandnbsp;e» K R a a G M A N ter zyden:

K A R E L.

Y zult van uwe min, op morgen. Heer, de vrucht... ^ Wat ’s dit i ik hoor daar volk. Wie daar ?nbsp;Kraagman.

Een dooiend ridder,

Hendrik.

Spreek op wie dat gyzyt, of’t gaat’er deur.

Kraagman.

Ik fidder,

En beef van fchrik en angft.

Ferdinand.

Hou moed,daar is geen nood,

Ik zal u, niet myn ftaal, befcherinen voor de dood.

Men

-ocr page 91-

MINNAAR. 77

Men zie flechts de achterpoort in ons geweld te krygen. Kraagman.

Ik vrees zy zullen ons hier aan hun braadfpit rygen.

Ferdinand.

Volg my maar na, en zwyg.

Karel zyn degen trekkende^

Noch eens, wie daar ? Kraagman.

Wel ik.

Ik antwoord niemand niet. Ochlochlmyn Heer,ik fchrik, Daar trekken zy van leer, om ons aan tweên te houwen.nbsp;Hendrik.

Ontdek u, of ik...

Kr a agman.

’t Is te koud, men raogt verkouwen. Daarnad’renzy, óbloed!

Ferdinand.

Kom, volg, hier is de poort. Karel.

Men floot ’er maar ter neêr.

Kraagman.

Neen, wy gaan liever voort,

ZESTIENDE TOONEEL. Karel ^«Hendrik volgen haar^ dochnbsp;keeren wederom.

Kar EL. nbsp;nbsp;nbsp;(gen,

zyn’tontvlugt, mynHeer, en buiten ons vermoo-^Hier door deze achterdeur.

Hendrik.

Zo ik niet ben bcdroogen,

Zo was’tHeer Ferdinand.

Karel.

Kom, Iaat ons binnen gaan, Oniuit mynznfters mond de waarheid te verftaan.

Eindt van het vierde Bedryf.

VYF*

-ocr page 92-

73

DE WISPELTÜURIGE VYFDE BEDRYF.nbsp;eerste tooneel.

Helene o»der de naam van Amarante, nbsp;nbsp;nbsp;j;.

gelika, Agnes, Gelia.

H E L Ê N F.

Nicht habelle heeft heel wyffelyk gedaan,

Datzy, voor dezen tyd, zo lang is uitgegaan. Agnes.

Merkt Kraagman dit bedrog, hoe zal hy op my vloeken, H H L E N E Uf^ens Celia.

Waar is myn nicht naar toe.^

Gelia.

Haar fpeelnoods gaan bezoeken; Doch zy heeft iny belaft dat ik in als, Mevrouw,

Wat gy my ook gebied, getrouwlyk dienen zou. Helene.

Maar, gaaft gy Ferdinand den brief wel zelf in handen ? Gelia.

Zo dra hy uit den hof, of uit uw luft waranden Verfcheen, gafikzehem; hy, volnieuwsfehierigheid,nbsp;Doorlas ze voort, en heeft toen tegens my gezeid,

Dat hy my volgen zou.

Angelika.

Nicht, wil my mededeelcn

De reen waarom gy hier voor Juffrouw nu wilt fpeelen, Daargy, integendeel, de rol van Kameniernbsp;Hebt in uw huis gefpeeld, zo kunftig naar de zwier ?nbsp;Helene.

’tGefchied, omFerdinand, door allerhande wegen, Te toetfen of hy my oprechtlyk is genegen;

Dies heb ik liftig hier deez’ ftrik voor hem bereid,

Om klaar te zien wat in zyn hart verborgen leid.

Nu, Gelia, gy weet wat ik u heb bevoolen.

Gy, Agnes, zie wel toe, dat gy niet komt te dooien. Agnes.

Schoon

Ik ben een vrouw, die naam is raagtig voor die mind,

-ocr page 93-

MINNAAR.

Schoon hy, als Argus, waakt, om hem, al ziende, blind Te maaken eer hy ’t weet.

TWEEDE TOONEEL. Leonoor, Helene onderd,enaamvanAmtt-rante, Angelika, Agnes;»Juffersnbsp;gewaad. Celia.

Helen e.

. H Ebt gy hem al vernoomen J Leonoor.

Hy naderd, met zyn knecht.

Helene.

Nu is ’er niets te fchroomen. Gaanwy. Gy, Celia, zult, als hy klopt, hem voort,nbsp;Naardien hyunietkeiid, inlaaten door de poort,

Gelyk ik heb belaft.

Celia.

’tZal, naar uw wil, gefchieden, Gy moogt vrymoedig iny, tot uwen dienft, gebieden.nbsp;Leonoor.

Daar klopt hy reeds. Mevrouw.

Helene tegens Agnes, Angelika, en Leonoor.

Gaat met my in’t vertrek, Op dat ik mynbefluit geheel aan u ontdek.

Jegens Celia.

alsikhebgezegt, ik zal voort weder keeren.

T ^ nbsp;nbsp;nbsp;C E L IA ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;poort opmaakende.

Keê binnen, Heer.

-ocr page 94-

So DE WISPELTUURIGE

Ferdinand.

’t Gefchied met diep ontzag. Celia.

Vertoef, dat ik uwkomft Mevrouw aandienen mag. ¦ Ferdinand.

Neen, ik zal, met vermaak, op de^e plaats vertoeven, Zo lang gy by my zyt, dies wil my niet bedroevennbsp;Met uw vertrek, mynlief, want uw bevallighcêanbsp;Behaagen my, ik fpeur in u iets ongemeen,

En gy bezit al ’t fchoon dat JufFers kan verfieren. Kraagman.

„ My dunkt rayn Heer heeft zin in al de Kamenieren,

„ Die hy maar ziet of vind.

Celia.

Myn Heer, wat zal dit zy il ? Ferdinand.

Terwyl ik ubemin, moet gy myn fmart en pyn... Celia.

Hoe! zyt gy zinneloos

Kraagman.

Och! hy is noch veel nimmer. Als zinneloos, myn kind, want hoor eens, hy komtnbsp;nimmer

Ter plaatze daar hy maar een meisje ziet... Maar, zacht. Celia.

Mevrouw die naderd ons, neemt toch uw pligt in acht. 1

VIERDE TOONEEL.

He LENE onder de naam van Amarante. Ferdinand, Kraag.man, Celia.

H nbsp;nbsp;nbsp;He LENE.

Eer Ferdinand, gy zy t my hart’lyk we] gekomen. Ferdinand ter zyden.

„ Hoe nu, wat zal dit zy n ? waak ik, of zou ik droomcn. Helene.

*Zzi ftoelen, en ga voort i zeg aan Lukreetia j

-ocr page 95-

MINNAAR. 8t

Dat iy de Chocolaat hier brengt; nu, rept u dra.

Kr A ACM AN.

Is’t Chocolade, metBainilje, zoete Meisje, VanGuadaxarra, zeg? die mag ik wel een reisje,

Met zo wat doortjes van varfche eijeren gemengd,

Een ftukje gerooft brood, doch niet te veel gezengd, Daar by, dan is ze puik: ei, wil haar ordineeren.

Dat zy tweê menglen brengt, met kopjes, die ’k, ter Van u zal drinken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(eeren,

Helene tegem Celia.

Ga, en doet zo.

. Celi a.

Ik verftaa’t.

VYFDE TOONEEL. Ferdinand, Kraagman, Helene,nbsp;onder de naant van Amaranthe.

Kraagman. nbsp;nbsp;nbsp;(Iaat,

Aar laat ’er toch geen melk by doen, want Choco-Met mei k, is al tc laf, behalven dat, men zweet’er Somtyds te magtig af, met water is zy beternbsp;Te drinken.

Ferdinand.

„ Kraagman, zeg, hebt gy uw keven wel, n Een menfch gezien, die zo naar Agnes zweemd ?nbsp;Kraagman.

„Ei, kwel,

j^och vraag my dat niet meêr.Waarblyft deChocolade.^ 2eg dat ze haar wat rept,Mevrouw,want het word fpadc.

Ferdinand.

„Gelyktzy Agues niet?nufpreek.

Kraagman.

. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„Wel,neen,dat’smiï.

’ want Juffrouw Agnes is

u Wel twee fpan grooter,als deez’ Schoone;daar beneven, » V altzy van voorhoofd vry wat laager, zo verheven

F nbsp;nbsp;nbsp;Niet,

-ocr page 96-

8i DE WISPELTÜURIGE

„1'Jiet, .alsdeez’Dame.

, Helene.

Hoc ! wat maakt u 20 bevrecfd? Want, naar ik merken kan, 2ytgy verward van geeft.nbsp;Gy ftaat verzet, myn Heer, en fchynt gantfch opgetoogennbsp;In uw gedachten.

pÊRniNAND.

„Neen, ik bengeenfinsbedroegen, „’t Is Agnes, aan haar fiem en fpraak.

Kraagman.

„’k Zeg, gy hebt mis. „Deftem van Agnesismuisgrauwer, engewis (ten.nbsp;„Veel donkerder, als dcez’, myn Heer, dat moetje wee-Maarikzou, met jou praat, myn Chocolaat vergeeten.

H E L K N E tegens Ferdinand.

Myn Vader, Jochem Hans Arnoldus van der Luft, Groot Heer, van Enorrenburg, diein’tgeftarnteruft,nbsp;Was van een Zuinige aard, en nooit geen geld verkwifter,nbsp;Hy fpaarde fteeds.

Kraag m a n.

„ V angt ze aan, met haar geflagt regifter, „ Van haar geftor ven Vak, zo hebben wy noch werknbsp;„Tot morgen avond toe; want, naar dat ik bemerk,

„ Zal zy, van duizend Jaar beginnen op te haaien „Haar Overgroütvaftrs (lam.

P' E K D 1 N A N D.

„ Het brein fchynt u te maaien. H'e l e n F.

Myn Vader, cerkyftierf, endatz/nleevensdraad... Kraagman.

Wat drommel bruid ons,dat, geef fiechts de Chocolaat.

Helene. nbsp;nbsp;nbsp;(ren,

Wierd afgeknipt, heeft hy,myn Broer,tot Voogd verkoo* V'anmy, cnalzyngoed, als ik u zal doen hooren,

Daar nazyn dood, myn Broer zich meefter vanbevond, ’t Geen ’s jaarlyks opbrengt meer als twintig duizendnbsp;Hy is uitiandig,doch hy heeft aan my gefchreeven,

-ocr page 97-

MINNAAR. 85

Dat hy my aan zyn vriend ten Huuw’Iyk heeft gegeeven; Ook heeft hy, in zyn brief, ’tafbeeldtel vandiemannbsp;My leevend afgebceld, die ’k niet beminnen kan.nbsp;Hywoid, nahy my fchryft, zo’tmy nietis vergeeten,nbsp;MynHeer, Simplitius vanPomercn, geheetcn,

Deez’ heeft,op’t fterk verzoek myn’s broeders,zyn portret, Op gift’ren my geftuurd; en, ’t geen my ’t meeft ontzet,nbsp;Ik kan zyn beeldtenis niet aanzien zonder vreezen;

Dies overweeg wat fchrik, my ’t Prinfipaal zal weezen. Hy fchryft my ook, dat hy haalt in den Haag zal zyn,

’t Geen in myn hart verwekt een on vcrdraagb’rc pyn.

Dies wenfchtc ik wel, dat ik een edelman mogt vinden, Aan wien ik my,my uHeer,door’t huuw’lyk,mogt verbin-Voor zyne komrt,om zo te ontgaan zyn dwinglandy. (den

Kraag.man.

„ Die A meranthe heeft gellaig het oog op my,

„ ’t Verwonderd my ook niet, want na ik heb gedraagen „ Dit allemode pak, heeft elk in my behaagen.nbsp;Helene.

Maar ’t is genoeg gezegt voor die verftandig is;

Terwyl ik aan u geef daar van getuigenis.

Kraagman.

„MynHeer, tafttoe, laat u dat brokje niet ontflippen.

Helene. nbsp;nbsp;nbsp;(pcti.

Myn hart blyft hangen,Heer, aan de uitfpraak van uw lip-Ferdinand.

„ Hoe heeft een Kamenier my, door haar glans, vervoerd, ”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oogenblik myn hart en ziel ontroerd.

„ Deez’ Jütfrouw, die aan my, haar liefde komt ontdelc-” nbsp;nbsp;nbsp;my Agnes zelfs,met leevendige trekken, (ken,

” w '• nbsp;nbsp;nbsp;^ myn hart geheel bezwaard,

Ij W eet niet aan welk een kant....

Kraagman.

_ nbsp;nbsp;nbsp;„ Hoe! is dat vraagens waard?

” nbsp;nbsp;nbsp;'^iflèlbrief, wel fyntjes acceptecren,

” ^ruiling, Heer, zultgy veelavanceeren,

}, ola toe de koop, zyt daar in ’t minft niet voor vcrfteld, F znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„Want

-ocr page 98-

84 DE WISPELTUURIGE

gt;, Want zy betaald u voort kontant met zilvergeld.

5,’k Verzeker u, gy zult hier nazyn veel gerulter.

FeR D IN A N P.

Mevrouw, met uw verlof, zeg my, hebt gy geen zuftcr ? Helene.

EenBaftertje, doch arm, hoe wel tot ons verdriet, Die, om haar booze kop, myn Vader’thuis uitftiet,

En hier voor Kamenier nu diend.

Ferdinand.

Maar, mag men’t weeten,

Hoe dat haar naam is ?

Helene.

Ja, want ze Agncs word geheeten. Ferdinand.

Zy lykt u wonder wel van fpraak, van ftant en zwier. Kraagman.

„Hoor Agnes, Heertje lief, is goed voor Kamenier. Ferdinand.

Mevrouw, ik bid, dat gy myn miflag wilt verfchoonen, Dat ik uw liefde met geen wedermin kan loonen.nbsp;Kraagman.

„ Gut, was myn baas zo goed, dat hy ze aan my maar gaf. Ferdinand.

’k Beken dat ik hier door verdien uw toorn en draf.

Ik word gedwongen om myn Agnes (leeds te minnen; Die Agnes, zo volmaakt! is mcefter van myn zinnen.nbsp;Schoon zy een bafterd is, beroofd van goed en ftaat,

Zy heeft myn zin bekoord door haar verliefd gelaat,

En my, die nooit beminde, in kuifche min doen branden, Zy, zy alleen houd my gekluifterd in haar banden.

G een rykdom, ftaat, noch goed, noch fchoon heid, hoe volmaakt,

Heeft my zo diep in’t hart, als Agnes glans, geraakt; Ja, Agnes, Agnes is’tyfehoon dat zy, als verfchooven,nbsp;Hier diend voor Kamenier , zo gy my wilt gelooven,nbsp;Die ik, tot in de dood, zalblyvenftcedsgetrouw,

Ik zal haar nimmermeer verlaaten: neen, Mevrouvv^

Zy

-ocr page 99-

MINNAAR. 8^

Zy heeft op my alleen verkreegen deze zegen.

Maar, zo ik u, Mevrouw, kan eenigfins beweegen, ’kBiedu, myn Broeder aan, voor my, tot Bruidegom,nbsp;Die voor my geenfins wykt in ftaat en adeldom.nbsp;Kraagman.

Mevrouw, ik ben zyn neef, dies wil niet langer kwynen, Van min;mYn bloed zo rood als ’t zyne is; ’k zal uw pynennbsp;Gcneezen; daar ’s myn hand.

ZESDE TOONEEL.

Agnes igt;t Juffers gewaad, onder de naam van Helene, AnGELIKA, FeRDINAND,

Kraagman, Helene onder de naam van Ameranthe, Celia.

Agnes.

Ergeefonzconbefcheid,

Mevrouw, zo wy belet doen aanuwvrijigheid,

En, zonder uw verlof, ftout in uw kamer trceden.

Ik kom hier om een man van zyne trouwloosheden Klaar te overtuigen: want het gaat myn eer te na.nbsp;Helene.

Wiezyndeez’Juffers? kendgyhaar? zeg, Celia. Celia.

Mevrouw....

Agnes.

Ja, Amaranth’, ’k mag u ook niet vcrfchooncn. Om dat ge een Edelman, die my beftont te hoonen,nbsp;Hier in uw huis ontfangt, dat my misnoegen baard.

^ nbsp;nbsp;nbsp;Helene.

•^y^gy’t, Mevrouw Helene ? ik wift niet dat gy’t waard.

p.. nbsp;nbsp;nbsp;Kraagman.

” nbsp;nbsp;nbsp;leid cenleelyk huis, myn Heer.

Ferdinand.

„ O droef vervolgen! j.,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ Angelika.,

oen Op Ferdinand met reden ook verbolgen:

F 3 nbsp;nbsp;nbsp;Wyl

-ocr page 100-

8(5 DE WISPELTUURIGE

Wylhy, wat Juffers dat hyfpreekt, zyn liefde zweert, En, als hy’t hart in heeft, ftraksweêr teruggekeerd.

Agnes. nbsp;nbsp;nbsp;(ren,

Mevrouw, deze Edelman heeft myzyn trouw ge^woo-Om myne Bruidegom te zyn, en naar behooren Zal hy’t volbrengen, of, mynBroederzalin’tveldnbsp;Hem dwingen, dat zyn eer volkomen werd herfleld.nbsp;Kraagman.

Wathoor.ik! fellemcnt! boe, eifcht Mevrouw Helene Myn Heer ten hüuwelyk? wel, waarzalikdanheene?nbsp;Nou haal de drommel haar. ’k heb al myn geld belleed,

Van overlang vergaard, my dus in’t nieuw gek 1 eed,

Om haar te trouwen: nou is ’t tyd om kwaad te werden!

’k Zweer, ’k fcheur myn kleederen uit boosheid wel aan Enmaak’erdaad’Iyk vaneen bedclmunnikskap. (flcrdctJ,nbsp;Ferdinanigt;.

Houdop, gyreekel, met ditonbezuiftgeklap. Helene tegens Agnes.

MevrouwHelene,wil niet voor uw minnaar fchroomen, Klaag niet’, gy hebt hem wéér. Hy was flechts hier ge-koomen,

Om eens te hooren hoe myn broeder vaart, zyn vrind,

’t Is my genoeg nu ’k weet dat gy deez’ Heer bemind.

Myn Heer, ’t is billyk, wilt ge uw adeldom niet vlekken, Dat ge uw gegeeven woord, aan haar ook komt voltrek-’k Ga, en vergun aan u my n huis, tot dat de twift, (ken. ¦nbsp;Die gy te faamen hebt, volkoomen zy geflift.

IZEVENDE TOONEEL.

Agnes in Juffers gewaad, onder de naam van Helene, Angelika, Ferdinanx»,nbsp;Kraagman.

Angelika,

niaaken,

ipj Eer Ferdinand, had my myn Nicht in deze zaaken *¦ Gelooft, dit flecht onthaal,’t geen ge u komt waardig

Was

-ocr page 101-

S7

MINNAAR.

Was u nu niet gfebeurt, en een die iich haar pya Niet aantrekt, is onwaard om haar gemaal te zyn.nbsp;Kraagman.

„ Zal ik voor mya gezigt dan zulk een hoon gedoogen ? Agnes.

Zyn dit uw zuchten? ditdetraanen van uwoogea?

Zy n dit de Itrikkeu, die gy liftig had gezet ,¦

Verrak, ommygeveinfdtevangcninuwnct? (den? Is dit’t geen Kraagman kwam myii Kamenier teontlec*nbsp;Zyn dit de uitwerkfels van die zoete minnereden ?

Dit de beloften van -dw Kraagman ? Snoodc! Kraagman.

„Ofpyt!

„Ofchelm! om uwentwil, hoorikalditverwyt.

Ferdinand tegen: Kraagman.

„ Wat moet ik denken ? zou ik van haar triomfeeren, „En winnen’tfpel?

Kraagman.

„ Neen, denk wy zyn verrotte peeren, „ Die ^y wegwerpen uit de mand, om and’re ook nietnbsp;„ V errot te tnaaken.

Ferdinand.

Lief, Helene, ik heb dan.... Agnes.

Vlied,

Vlied van my, Valfche.

Kraagman.

„ Die Mevrouv/ Kclene is wonder, „En, alsdedrommel, zo jaloers op my; enzondcrnbsp;„Te twyf’len weet haar Nicht van onze vrijéry.

Hoe wel zingt de eene, en ook hoe aardig danft daar by »V/cêr de and’re.

Ferdinand.

— nbsp;nbsp;nbsp;Heb ik dan, Mevrouw, uw hart gewonnen ?

^0 blykthet, dat gy...

Kraagman.

Als


Zacht. Dat zal zy niemand gonnen

-ocr page 102-

88 DE WISPELTUURIGE

Als my, die vafter in xyn liefdeiisfchoenen ftaat.

Maar waar blyft Celia ? breng toch de Chocolaat,

Om daar de monden van decz’ Joffers, meê te (foppen,

’k Vertrouw ze al klaar zal zyn, ofmeend ze ons wat te Ferdinand.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(foppen?

Kom,Kraagman,laat ons gaan.

A G N E vS.

’t Was u te groot een fmart. Blyfhier, wy rullen gaan. GeefAmarantheuw hart,nbsp;Aan Vvien ik wel bemerk dat gy ’t hebtopgedraagen.

Laat Kraagman, die ook fchept in Celia behaagen,

De Chocolaat met haar toch drinken: inaar’k bezweer De Mcefter en de Knecht, dat zy voortaan niet méérnbsp;Verfchy nen in ons huis, zo zy niet pretendceren,

Dat myne Broeder dit voor my zal revensjeeren,

En Kraagman duizenden ftokflagen geeven doen.

Ferdinand.

’k Ben daar niet voor bevreefd.

Kraagman.

En ik daar op niet groen.

ACHTSTE TOONEEL. Leonoor, Agnes/» Juffers gewaad, onder denbsp;naam van Helene. AnGELIKA, FeRDI-

NAND, Kraagman.

Leonoor tegens Agnes,

¦^Evrouw, Heer Karei, en Heer Hendrik, ganffch te onvreeden,

U ftil vervolgende, zy n hier in huis getreeden.

Ik waarfchouw u, bedenk een lift in dezen ftaat.

’k Heb Celia, -en haar Mevrouw gevraagd om raad. Kraagman.

„ Hier loopt de Chocolaat geheel in ’t vuur.'de Drommel! Leonoor.

Zy rieden my, ik zou fluks, zonder veel geftommel, Op’tvaardigft’Ferdinand, nietzyneKnecht, diege^lt;

-ocr page 103-

MINNAAR. 8p

Om twift te ontgaan, doen treên in’t naafte Zyvertrek. Kraagman.

MynHeer, doen wy dat maar, eer dat zy ons ontlyven. FeROIS AND.

’k Zal haar afwachteii, en in deze kamer bly ven.

Ag NES.

Heer Ferdinand, zo gy my immer hebt bemind,

Treê in’t Vertrek.

Ferdinand.

Wel aan.

Kraagman, loofende voor uit in 't Vtrtrek.

Ik hoor gerucht. Gezwind. Agnes.

Gaan wy nu by Mevrouw Helene, om te overleggen,

Als zy ons vinden, wat wy voeglykft zullen zeggen.

NEGENDE TOONEEL. Karel, Hendr IK. Ferdinandnbsp;e» K R A A g M A N in het Zy vertrek.

Hendrik.

’k^Erzekcru, mynHeer, dat zy hier met haar driên, ^ In huis gekomen zyn, ik heb het klaar gezien.nbsp;Angelika trad voor, toen kwam inyn uitgelèezennbsp;Helene, en Agnes fcheen uw Zufter wel te weezen,

Zo was zy opgetooid.

Kar EL.

Was ’t ook Nicht Izabel,

De Juffer van dit huis?

Hendrik.

Neen, Heer, die ken ik wel.

’t Is Agnes zelfs geweeft.

Karel.

Ik kan geenfins bevroeden.

Wat zy voorhebben.

Hendrik.

Dit nu gaf my kwaad vermoedbi, Ffnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dat

-ocr page 104-

po DE WISPELTUURIGE

Dat ik twee Mannen, kort hier na, ïag binnen treén, Waar van de een Ferdinand, en de ander Kraagmannbsp;fchcen,

De ïclfden, die ons flus zyn uit uw tuin ontwecken. Doch ofty ’t waaren, is my niet op ’t klaarft’ geblceken;nbsp;Door dien ik wat te ver van ’t huis was afgegaan.

Ik liet daarom myn knecht hier naad op fchildwacht (laan, En ging u zoeken, ’fc Heb ook uit zyn mond vernomen,nbsp;Datniemand, totnochtoe, is uit de deur gekomen?

TIENDE TOONEEL.

Helene, Angelika, Agnes i»Jufffrs gewaad. Leonoor, Celia, Karel,nbsp;Hendrik. Ferdinand e» Kraagman i» het Zyvertrek.

Ka REL.

TTErbytu, wantikziemynZufter, en myn Nicht.

V Wat doet gy hier, Hcicnc?

Helene.

Ik kwam hier myne pligt Aan Izabelle nicht afleggen, ’k had vergeetennbsp;Belet te vraagen, en hoor nu, zeisnadeneeten,

Ten cerften uitgereOn naar haar pleizier plaats, met Twee Juffers, die by haar fteeds komen op 't Salet.nbsp;Celia.

Ta wel! het zal Mevrouw op ’t allerhoogffe moeijen Dat gy gekomen zyt, ik weet zy zou haarfpoeijennbsp;Ngar huis, indien zy will datgy hier t’faamen waart.nbsp;Belieft het u, Mevrouw ,’k zend aanftonds met ’er vaardnbsp;Een boó naar buiten, om uwkomftaan haarteontdek-Helene.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ken.

Dat is onnoodig, want wy zullen zo vertrekken,

Indien ’t Monftcer belieft.

Karel.

Mafeur, ik ben gereed.

M5ar zeg my eerft, wat doet onze Agnes dus gekleed ?

HE*

-ocr page 105-

minnaar.

Helene.

Zy heeft my lang vcrïocht ik wilde met myn ftrikken, Gewaad en hulfel, haar, uitkortswyl,eensopfchikken:nbsp;En daarom kwam ik hier met haar, op dat Mevrouwnbsp;Nicht Izabcl, met deez’ zottin eens lachchen zou.

Angelika.

„ Tot noch toe gaat het wel.

Hendrik tegem Karei,

„ Hier fchuilen meerder zaaken. Karel.

’k Zal ’t wel uitvorfchen. Wilt my verder kenbaar maa-ken,

Wie die twee mannen zy n, die zich hier in dit huis Ophouden.

Celia.

Mannen, Heer?

Karel.

Ja, Mannen.

Celia.

Dat ’s abuis.

Ik heb van dezen dag geen manvolk hier vernomen Als u lién.

Hendrik.

’k Zeg ’er twee flus zyn in huis gekomen,

En ik weet zekerlyk zy zyn ’er noch niet uit.

Agnes.

„Och, arme Kraagman, ditbekoopjemetjehuid!

Celia.

Hoe, zou hier manvolk dan ftil zyn in huis gefloopcn ? Dat hoop ik immers niet.

Karel.

Zy zullen’t duur bekoopen

Zo wy haar vinden.

Angelika.

„ Ach! ik vrees voor ongeval. Helene.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

jjOramp! hoe zal dit gaan? nbsp;nbsp;nbsp;•

K a-

-ocr page 106-

9i DE WISPELTUURIGE

Karei..

Blyfhiertcfaam, ikial,

Met dezen Heer, het huis van boven tot beneden Doorzoeken.

Leonoor.

„ Och! Mevrouw,ik beefdoor al myn leden, „ De fleutel fteekt noch in ’t Vertrek, daar Ferdinand

„2ich in verbergt.

Hendrik.

Ik zal u rullig biên de hand,

Heer Karei; voor uw hoon myn lyfte pande zetten. Karel.

Ja, hy zal derven die hier zocht myn eer te fmetten.

Ik hoor hier in ’c Vertrek, aan deeze kant, gerucht.

Karei Jluit de deur oopen.

Wie is hier in’t Vertrek? hy koom’eruit, zyn vlucht Is ydcl. Spreek, en zeg wie dat gy zyt.

Kraagman van binnen.

Wel vraag dan

Nocheensjes.

Hendrik.

Wie zyt gy?

LAATSTE TOONEEL.

Fe RD IN A N D, Kr A a G M A N, HeLENE, AN-GELIKA, AgneS in Juffen gewaad, Leo-NOOR, Celia, Karel, Hendrik.

Ferdinand met de hand aan den degen.

Ik ben’t.

Kraagman.

Heer Ferdinand!

Met Lob en Kraagman. Hendrik.

'Ferdinand.

En Wiftom opend gy een gat, daar wy heel ftil

Wel nu, Heer Hendrik, wat ’s uWTvil ? Kraagman.

Zyn

-ocr page 107-

MINNAAR.

Zyn ingekroopen, en u niet in hebben wouden? Karel.

Heer Ferdinand,hoe komt ge u hier dus fchuil te houden, In’thuis van kabel, daar ik myniufter vind.

En meefte huisgezin? ontdek my, als een vrind,

De zaak.

Ferdinand.

Ik zal. Doch weet ik zocht u nooit te hoonen. Wilt myne reuk’loosheid, myn loffigheid verfchoonen,nbsp;Myn wispcltuurigheid heeft herwaards my gebragt.

Ik,, die voor dezen met al ’t Jufferlyk geflacht nbsp;nbsp;nbsp;(ken gt;

Kon omgaan, daar niet een van haar myn h.artkonraa-Voel haar gewrooken, my geftraft, en hevig blaaken In min tot Agnes, Heer,uw Zufters Kamenier.

’k Weet dat Heer Hendrik, haar ook pretendecrd, maar hier...

Hendrik.

IkAgncs? neen, myn Heer.

Ferdinand.

Heb ik geen Medeminnaar Inu? 6 welk een vreugd! danhoopik haaftverwinnaarnbsp;Van haar te zyn, die my geheel veranderd heeft.

T'egens Agnes.

Mevrouw Helene, ik bid dat gy het my vergeeft, Datik'geveinfdheb, u, op’t tedcrfte te minnen.

’t Gelchiede om Agnes.

Karel.

Hoe! zyt gy beroofd van zinnen? Ferdinand tegem Helene.

En gy, verfchoon my ook, beminn’lyke Amaranth’, ^fpiegelvan...

Helene.

’tistyd, uuitditmisverftand t e helpen, ’k Zal aan u degantfchezaak doen weeten.

^ ben Helene, Heer, zy, Agnes is geheeten :

heeft met myne, en ik, met haare naam gefpeeld.

K heb die Agnes, die gy zo bemind, verbeeld,

K a»

-ocr page 108-

P4

DE WISPELTUURIGE

Karel.

Wat hoor ik?

Hendrix.

Hoe of dit zal gaan?

Helene.

* nbsp;nbsp;nbsp;’k Verzon, met reden,

Dcez’ lift, om dat ik voor uw onftandvartigheden Niet bloot zou ftaan, indien gy volgde uw oude zwier.nbsp;Kraagman.

Zytgy de Juffrouw dan? enzy, de Kamenier ?

Agnes.

Welja.

Kraagman.

Dat ftaat me fchoon!

Helene.

En nu ik heb bevonden, Dat gy ftandvaftig mind, wenfch ik te zyn verbondennbsp;Aanu, door de echteband, indien myn Broeder ditnbsp;Wiltoeftaan.

Ferdinand.

Wat geluk!

Hendrik.

De toorn myn bloed verhit.

Ik zweer, ’k zal deze hoon, met mynen degen, wreeken-’t Sa! Ferdinand, trek voort van leer.

Kakel nbsp;nbsp;nbsp;Hendrik.

Zacht,laat dat fteekeii.

De hoon raakt my, indien hier iemand is gehoond. Ontbloot uw kling niet; want zo ge u hardnekkig toond,nbsp;Zal ik Heer Ferdinand befchermen met myn keven.

Myn eer gebied my, ommynZufterhemtegeeven.

’k Verzoek u, als een vriend, dat gy geen vriendfchap fchend.

Myn Nichte Angelika is u niet onbekend;

Ik ben haar Voogd; en zo haar fchoonte u kan bebaageO) Kome ik myn Nicht u, voor myn Zufter, op te draagen-’kHoop, dat zy dat geluk, u niet Zal weig’ren, Heer-

-ocr page 109-

9r

MINNAAR,

Hendrik tegens Angelika.

Mevrouw, zult gy een min , noch verfch noch jong en teér,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’

Met ’t onverdiend geluk uw’s wedermins beftraalen,

Zo zal ik deze gunft, zo lang ik aam zal haal en,

Vergelden met een min, die my u waardig maakt ? Angelika.

’k Acht haar gelukkig, in wiens liefde dat gy blaakt.

’k Ontfang uw hand met vreugd.

Ferdinand.

En u,myn Uitverkooren,

U zweer ik, dat ik myn gewoonte zal verfmooren,

En in (land vaftigheid verwis’len; wyl nw geeft,

Voor eeuwig, my van myn voorgaande kwaad geneed. Helen e.

Op die belofte, kotne ik my met u verbinden.

Karel, Ferdinand en Hendrik omhelzende.

Gy, zultme als broeder, gy, als neef, ugunftig vinden. Kraagman.

Dat Koppeltje ftaat fraai. Maar ’t loopt met my kaal of. ’k Docht dat my had bemind een dame van het hof.

’k heb al myn geld verbrufd met deze weidfche kleêren, En zie de Juffrouw, in de Meid hier transformeeren;nbsp;Dus blyfik noch lakei! wel dat’seen Hechte poft!

Maar is hier niemant die van ’t dienen my verlort ?

En Kraagman trouwen wil ? ’k bemin oprechten krach-

Agnes.

Zie hier uw Agnes, die u noch bemind.

Kr a ag.m a n.

Waarachtig?

^kdöe’t;’ daar is myn hand. Elk zotbyzyn marot.

, nbsp;nbsp;nbsp;Agnes.

^^aar meend gy ’t wel met ernft ?

Kraagman.

Ivl

¦‘¦aarhocftajy’ermeê? ik fta Hecht met de plaaten.

V oorzeker, zonder fpot.

F ER-

-ocr page 110-

p6

DE WISPELTUURIGE

Ferdinand.

Hoor, Kraagman, ’k zal aan ueen beursje voldukaaten, Ten huu w’lyk geeven.

H E E E N E.

En ik Agnes voor haar dienft, Twee honderd d ukatons.

Agnes.

Heb dank.

Kraagman.

Op’tonverzienft’

Verkeerd myn druk in vreugd.lk dank u duizend werven, En zal uw dienaar zyn, en blyven, tot myn fterven,nbsp;Leo NOOR.

Daar word gefcheld.

Ge LI A.

Dat zal Mevrouw zyn.

Karei..

Gaan wy heen,

Omhaar dit trouwgeval, vanftuktotftuk, te ontlcên. Kraagman.

En laat ons, in de plaats van Chocolaat, eens klinken, Met volle glaasjes wy n, en zeggen, onder ’t drinken,nbsp;Op’t goed fucces van dit lief Tritsjc; dat, hoefyn,

Hoe wispeltuurig ook de minnaars moogen zyn,

Zy moeten voor ’t vernuft der minnaareflen wyken.

En die dit niet geloofd, hy kom dit Spel bekyken.

^nde van het vyfde en laatje Bedryf.