•• ”'*K,-V-lt;' '^:V,¦
iï^;..
^v»-
^y--::iji-^'r!^ \
Vj ¦^•
r.;-. •: ..«v ^
-
.-.nE’
| ||||||||
# -'-«. ¦- .;*• |
'5*^
ts^ Ife-
i .'¦'
: 'JiiiK:. . i'
//
' i^; -
¦ »'
•ïl?;';
,J! ¦ •?!•,ƒ'.
^ v-7
IfeE'..
-^/'I
Q N;-1
VAN
DOOR
W, VANDER HOEVEN.
3y de Erfgi van J:Lescaii.je en Dirk Rank, opdeBeursfluis, lyzQ,
Mes Psivilegie
-ocr page 4- -ocr page 5-AAN DEN
Beminnaar der Nederduidsche DiGTitoiïst.
EER HoutmaNj ’fc hoop za! U behagen,
Dat ik Ü met Eerbiedigheid ,
^yn Hof en Landspel , op kom dragen, Waar in de Deugd haar regt bepleit,
^oor looze laagen, laag vervallens ^om zie haar klimmen op den troon,
^y zal met (choonder luifter brallen, haar, uw gun ft word aangeboon .nbsp;kom op geen banket U noodennbsp;^^.el dierbaar, ’k loop niet buiten raam,
* ; nbsp;nbsp;nbsp;Phi-
-ocr page 6-Philemon j Ichaften voor de gooden Een fchotel moes, ’t was aangenaam,
En ’t wierd in dank van hun genomen. Verfma myn klyn geregt dan niet,
*k Zal alles wel te booven komen,
Zo my van U die gonft gelchied.
Ik eys niet, dat gy quot;t zult befchermen, Voor fcherpe tanden van de nyd,
Dat monfter weet van geen erbermen Wyl ’c altoos ichuyfelt, Ichend, en byd,nbsp;Laat vry de lettervittcrs knaagen *
Den alderbotften , wel het meeft.
Indien ik U maar kan behaagen,
Blyf ik, die ’k ben voorlang geweeft
UE. Dienftw. Dienaar
W. vand£r HOEVEN' |
-ocr page 7-Ve
erraderlyke min, helpt een Princes aan ’t zugten.
Die om haar misval ’t Hof, en 's Vaders erf verlaat.
2y vind zig overal in een bedroefde ftaat,
Om dat zy hem niet kend , die haar dwong weg tc vlugten.
t)aar zy van Ongrens Vorft, na twintig jaaren tyd Werdin het woeftgebefgt, gevonden onder’t jagennbsp;Hy die zelf de oorzaak was,van haar verdriet en plagen!nbsp;Werd in ’t gemoed geraakt, en voeld een harde ftryd.
^y tragt te weeten wiedie fchoone Vrouw mag wezen ’t Geen hy ondekt, hy boet haar bittre fmart, en hooi^nbsp;Pe deugd, ziet hier in eind haar harte leet geneezen,nbsp;Want, die haar vallen deed, verheft haar op den troon.
Ferdinand, Koning van Ongartën.
Isabella, Pr'mcejfe van Iberië, onder d'naam va't\ Laura.
Henrik, Xoon van Ferdinand en Ifabella onder d'naSP^ van Lifiërdus.
T1R S A, Vrindin van Ifabella.
Gerastus, Voedfler Heer van Ferdinand
Ricardo?, nbsp;nbsp;nbsp;^ n
gt; Hartoog en Graaf,
Astolpho \
Gilles, Dienaar van Henrik.
A NA R D A , Dogter van den Overleden Veldoverfte va» Ohgariën.
Cecilia, Vertrouwde van Anarda.
Octavio, een Oud Edelman.
Raad des Konings.
Philemon, een Huisman.
Herders.
Alardus
Fl ORIAA N Dor OTHEA, Herderin,
Joris
Robert a Boeren.
Silvaan J ^ AG l des Konings.
EERSTE TOONEEL, Ferdinand, Ricardo van hinne.nbsp;Ricardo.
Iegeef u in’tgebergt, ftaaktmannen, ftaakt I het jagen,
I De laage weg verdrinkt door iware reegcn-V lagen,
Schynt of het alles in dit onweerwilvcr-Zie naar uw koning om.
Ferdinand.
Helaas! wat gaat my aan!
He weg werd my belet, door ftronken, llruyken, telgen, He gramme hemd, tragt het aardryk in te zwelgen,nbsp;Door ’t grouwzaam water, dat van boven ncderltort,
^ Hoor hoe de donder, op de kruyn der bergen hort,
En llingert door de lugt, de felle blixzem iiralcn.
Myn hert dat beefd van vrees, de heuvelen, en dalen, 2yn niet te kennen, in dees dikke duyllernis;
Et mismynvolk, wylelk, verbaad gevloden is,
Dni’tlyf te bergen , voor flagregen, blixzem, donder. Hit yflyk onweer drygd de waereld’t boovenll ondernbsp;Te keeren, hier vertoond zig zelf de naare dood.
AchOngaryënhelp, uwkoningisin nood!
Hie u zo menigmaal behoede voor ’t verderven, Aalmooglyk, weerreloos, in deeze rotIzen derven ,nbsp;Fen zy de heemel hem te hulp komt oiiverwagt.
A nbsp;nbsp;nbsp;TWE^
-ocr page 10-X ISABELLA PRINSESSE van IBERIE TWEDE TOONEEL.nbsp;Ricardo, Ferdinand.
Ricardo.
Ik mis denkoning in dees meer dan duyftre nagt,
Door die verlies ben ik tot in de Tiel vol vrceieii. Ferdinand.
Wiedaar.^ fpreekop.
R I C .A R D O.
Mis ik door duyfternis uw w'cezen Ik ken u Vorft, u volk verlangd om u te zien.
Ferdinand.
Gy komt ter goeder uur om my de hand te bién Ricardo, in deezenagthebik uw hulp van nooden,nbsp;Wylik my zelve rees geteld had by dedooden,
Daar ik geen fchuylplaats om myn lyf te bergen wilt Te vinden, deeze dikke en weergalooze mill,
Belet my om een Hap van deeze plaas te treeden. Ricardo.
T Zal u geleiden Vorft, (lel u in als tevreden. Ferdinand.
Tree dan voor uit ik zal u volgen op het fpoor. DERDE TOONEEL.nbsp;Isabella, Tirsa.
Isabella. nbsp;nbsp;nbsp;(hoor!
Wie riep hier llraks om hulp ? geeft niemant geen ge-Waar zy t gy, ’k hoor gants niet als ’t ruyfchen van de loten,
De donder fchynt weer in zyn kerker opgeflooten,
De blaauweblixzem vliegt geen meer doordeopenlugt De duy fternis alleen, houd noch die geen bedugt,
Die onverwagt op ’t land zyn van dees ftorm beloopen, Denagtgodin, doedhuneenwenllykeuitkomft hoopennbsp;Als zy haaraangezigt door dikke wolken lleekt,
En bofch en bergen weerverligt, haar ronde breekt En hceld by beurten, ’t leeft al by veranderingen,
HOF EN LANDSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;3
Zoore fneeuw v erbied t gevogel te hen z ingen tak en tellegen , de beek die ruyft en ftroomd,
^erd met een eylTchors digt beflaagen, het geboomt j yn groene loov’ren mift. Daar ’t visje plagt lefpelennbsp;’t vloeyend krillallyn, daar draafd het paaid. Het kwc-^an Filomeel, werd nu, dan niet gehoord, elk uur (Icnnbsp;j? aan verandering gefchakeld, de natuurnbsp;*^cnd niets beftendig, dan al lenig myne rampen,
Daar ’k twintig jaaren lang elendig mee moert kampen noch al duuren, jadaar ik geen eind aan zie.
^odat ik troorteloos als voor iny zelve vlie.
De gryze winter trapt al ’t veldgewas met voeten,
Maar als de lente zon de tweling komt begroeten,
De fcherp gefchaarde kreeft, rend in zyn loop voorby Dan ziet Aurooral’t land met heugelyk leev’rynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(gen
^efchilderd, ’t geen het hert verheugd, en ’s menfehen 00-Doed fcheemren in de glans van ’s hemels alvermoogen, tv ervrolyk elks gemoed; maar ach het myne niet!nbsp;^_ben gebooren om te fmooren in verdriet,
¦^tets kan my helpen ach!
T J R S A.
Vrindin, hoekanu’tklaagcn m deeze duyftcrnis en open lugt behaagen.
Isabella.
Demuurenzyn tenaauw, v oor myn verdriet, de lugt Geeft noch verligting aan myn deerlyke ongeuugt.
De duyfternis die zal bedroefde mln verveelcn,
Dan ’i helder zonneligt.
Tir s A.
. nbsp;nbsp;nbsp;Ik wcnrtegraagtcdeelen,
th uwe droefheid, zo ik daar van de oorzaak wift.
VIERDE TOONEEL.
Ferdinand, Isabella, Tirza.
I nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.
k heb Ricardo weer door duyrterheid gemirt,
Die mifzende de weg is van’t gebergt gevallen.
A 1 nbsp;nbsp;nbsp;ISA
-ocr page 12-4 ISABELLA PRINSESSE van IBERIE Isabella.
Wiedaar! lytgy’tPirot? Klaus, Jacob.
Ferdinand.
Geen van allcn-
Ik ben een man die in dees bergen is verdw.aald j En niet weet in wat lugt hy nu zyn adem haald.
’k Heb op de jagt myn volk door duyfternis verlooren, Isabella.
Ik kan wie dat hy is, aan zyne ftem niet hooren.
Maar ’k zal het mooglyk zien, ga haal ons fakkelligt.
VYFDE TOONEEL.
Ferdinand, Isabella.
iezytgy, ’k zoek naar hulp..
Isabella.
Daar ben ik toe verpligt, Om die verleegen zyn getrouw de hand te bieden.
Wyl in een voorval zulks aan my ook kan gefchieden. Ferdinand.
’t Is loflyk dat men tragtzyn even menfch tehoên Voor ongemak, ik heb geen meer bewys van doennbsp;Wyl ik aan u zo ’t fchynt een voorbeeld heb gevonden, .nbsp;Datzig, outwyfelbaar, heeft aan de deugd verbonden jnbsp;En zo ik voor uw dienft, beloninge mag doen,
Zal ik uw weldaad met een weldaad weer vergoên.
SESDE TOONEEL. Ferdinand, Isabella, Tirza, meteentoori'
MF E R DI N A N D,
aar hoe! wat’s dit? ik voel myn leeden beven, ,, W yl ik zo fchoon een glans zie in dees woeftheid zwc'
ven.
Oi
„ ’k Dagt daatlyk noch te zyn in’t voorburg van de hel, „ Dit fchynt een engel uit den heemcl, zie ik wel
-ocr page 13-Ofkvralyk, dit gezigt betovert breyn cn oogen. ^anbiddely ke Vrouw, die door uw groot y ermoogcn,nbsp;Pe duylternis verdryft, de dik befwaikte nagtnbsp;Vlugt op uw komft, ik zie het Üerligt voortgebragtnbsp;Loor uw verhecveglans, en fchitterende llralcn.nbsp;Wiezytgy?
Isabella.
Koningin van deeze groene daalen,
Enbofch, en bergen, daar het woeft en wild gediert, pat uit de hooien, hier langs boom en rotzen fwierdnbsp;peefd onder myn gezag, de leeuw die komt my groeten,nbsp;Hoe wel hy Koning is van ’t woud ; aan myne voetennbsp;Vlydzigdetyger, wolf,en beer; ineenbeftandnbsp;Leefik met hun altyd, uit deezeteedre hand,
Ontzie ik niet het wild, by wy 1 zy n aas te geeven Als ’t op het land geen roof kan vinden om te levennbsp;Wanneer de bergen zy n met dikke fneeuw bedekt.nbsp;Ferdinand.
p w fchoonheid heeft in my een heevig vuur verwekt Vergun o pronkjuweel! dat ik u mag beminnen.nbsp;Isabella.
heb die drift voor lang gebannen uit myn zinnen,
Ik min niet, en ik ly niet dat my imant mind.
FeRDI N AND,
Kend gy de liefde niet i*
Isabella.
O jade liefdeis blind.
Want blindelings ben ik, helaas, doorhem bewogen.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.
'^atzegtgy?
Isabella.
^ nbsp;nbsp;nbsp;’t Is hoogtyd myn heer, u wat te droogen,
Eer u de kouw bevangt, begeef u by het vuur Ow kleedren die zyn nat.
Ferdinand.
^ _ nbsp;nbsp;nbsp;Helaas ter kwader uur
^^gik uw fchoonheid, zo ik die niet mag genieten,
.A3 nbsp;nbsp;nbsp;ISAquot;
-ocr page 14-6 ISABELLA PRINSESSE van IBERIE Isabella.
T ragt gy to haaftig om uw oogmerk tc befchicten,
Dat zou rvat wonders zy n, ’t is ruym twe jaar gelécn, Dat Damon, Filida, bemind heeft engebêen,
Om wederliefde, maar het wil als noch niet lukken. Ferdinand.
Laat ik maar eene kus op uwe kaakjes drukken. Isabella.
Uw mini cry myn heer, die flaat geweldig voord,
Ik moet bekennen ’k heb zulk vrijen nooit gehoord; IV’.en moer hier op het land, de vry fiers dienen, eeren,nbsp;Eer ’t haar benaagen zal, om met haar te verkeren.nbsp;Ferdinand.
Laat dit op ’t land zozyn, zo mind men niet aan ’t hof. Isabella.
Gadan ten hoof myn heer, ik geef u myn verlof. Ferdinand.
Behaag ik dan geenzins aan nw verharde zinnen ?
Isabella.
Ten uiterfte, indien gy aflaat my te minnen.
F'erdinand.
Ik zie myn dienften van den koning wel beloond. Isabella.
Ik van dien ouden heer, diedit kafteel bewoond. Ferdinand.
Hoe heet die oude Heer, of mag men zulks niet wcetcn ? Isabella
Oja, die Heer, die werd Oöavio geheeten.
Ferdinand.
Ik ken zyn naam, gy zyt dan mooglyk huisvoogdes. Isabella.
’k Agt my zo waardig niet, ik ben zyn dienaares. Ferdinand.
Zyn dienaares.
Isabella.
Oja.
FeR'
-ocr page 15-HOF EN LANDSPEL, nbsp;nbsp;nbsp;‘j
Ferdinand.
Houw my dees vraag ten goeden, Wat is u werk hierin ’tgebergt ?
Isabella.
De fchaapen hoeden. Ferdinand.nbsp;ga met my ten hoof.
Isabella.
Voorzeeker neen.
F ERDINAND.
Waar om ?
Isabella.
T en hoof daar gaat het volk ineeft al temaal voor mom, Hier leeft men veilig voor bedekte lül, en laagen.nbsp;Ferdinand.
2o kan u dit geweft, meer dan het hof behaagen ? Isabella.
Voor alles.
Ferdinand.
’k Zal uw Haat veranderen door myn magt, Isabella.
Al Wat gy geeven moogt werd niets by my geagt. Ferdinand.
^oe lange meend gy in deeze eenzaamheid te leeven Isabella.
2o lang tot dat de ziel myn lichaam zal begeeven. Ferdinand.
zyt te waardig om te derven in dees Haat. Isabella.
Die nedrigzyn bemind, en alle groosheid haat,
% Zulke vind men meed, wel de aldermiiide zonden Ferdinand.
5gt;lk heb verdanden deugd, in deeze vrouw gevonden,
D Het kan niet mooglyk zy n dat zy in flegten Üant » Gebooren is, o neen, haar fchoonheid, fchoon op ’t landnbsp;jgt; Beloofd iets grootzer, ’k voel maar weet daar van denbsp;reeden
,ln’t
A4
-ocr page 16-8 ISABELLA PRINSESSE van IBERIE „ In’t minfte niet, waarom my n ziel dus werd beftreedcanbsp;„Wat of het is.
Isabella.
Mynheer, ’k heb lang naar ugewagt, Maar’t fchynt dat gy myn dienlt, u aangebóon veragt.nbsp;Ferdinand.
Zoud gy niet willen ! zo’t geluk u wou vergrooten? Isabella.
Wat in de vierfchaar van den hemel is beflooten,
Dat mpet ik volgen, want ik ben zo ydel niet,
Dat ik niet willen zou, ’t geen ’t noodlot my gebied. Ferdinand.
In wat gewefl zyt gy gebooren ? mag ik ’c weeten ? Isabella.
Ja, iniberië. Ditlandfchapisgeheeten Na d’Iberus , die nu den naam van Ebro draagtnbsp;In dezen tyd, wiens Aroom de vrugbaare oevers knaagdnbsp;Van’toudKaAilië, en Aragon, Navarre,
En Katalonië, en vorder door veel barre En ftyle klippen, in de midelandzc zee,
Door’t ryk Tortola zigontlaft.
Ferdinand.
Ach hoe gedweê
Werd myne ziel, als ik Iberiè' hoor noemen.
Isabella.
Myn Heer, mag ik my niet in als gelukkig roemen. Daar ik gebooren ben in zulk een koAlyk land.
Ferdinand.
Oja, maar roem vry meer uw fchoonheid enverftaiid. Isabella.
Met reeden, wyl ik zulks gemeen heb met myn buuren. Maar u te vVagten heer, zal dit noch langer duuren?
Ferdinand.
Mag ik ook weeten hoeuw naam is.
Isabella.
Laura, Heer.
F ER-
-ocr page 17-Ferdinand.
»gt; Ik tic u,maar myn hart,wenft u te zien noch meer, (ken gt;5 Jaeeuwig.’k Volguna „ Maar’k zal niet eer vertrek-» Voor ik, wieJatgyzyt, volkomen zal ondekken.nbsp;Isabella.
Ik hoor daar volk myn heer, ’t is moogelyk uw jagt,
Ferdinand.
Ikvolguftraks.
ZEVENDE TOONEEL, Astolpho, Ferdinand.nbsp;Astqlpho, en gevolg.
D ees meer dan duyftre nagt, Heeft ons belet 6 Vorft, om fpoedig u te vinden.
Ledonder, blikzem, endetoomeloozewinden,
2yn de oorzaak dat wy al zyn van u afgedwaald,
Wy moeten ’t goed geluk dat gunftig ons beftraald I^edanken, dat de Vorfl door ons weer wierd gevonden,
F E R D I N A ND.
De Hemel, die heeft my een Engel toegezonden,
Die my verligt heeft in dees dikke duyüernis.
Ricardo, weet men niet waar die gebleven is ?
Astolpho.
In goê verzekering, zyt om hem niet verleegen,
Hy heeft een ongemak aan ’t linkerbeen gekregen Toen hy ten twedemaal de Vorft, verlooren heeft,nbsp;Doch weinig van belang; wiens hart heeft niet gebeefdnbsp;Door’tfchriklykonweer, ’tgeen’tgebergtheeftomge-fmeten.
’k Heb egter het geluk met reeden dank te weeten WylikzynMajefteit, gevonden heb gezond.
Ferdinand.
Aflolph, na’t lichaam, maar diep in de ziel gewond. Maar laat het Volk van ons, doch niet te verre trekken,
A y nbsp;nbsp;nbsp;Ik
-ocr page 18-lo ISABELLA PRINSESSE van IBERIE Ik heb een zaak, daar veel aan vaft is, uteoudekken.
Astolpho.
Zy gaan ter zyden heer.
Ferdinand.
Wel aan Aftolpho, ’kweet. Dat gy getrouw aan my, uw dienften hebt belleed,
Waar door gy zy t tot myn geheime raad verheeven.
’k Heb aan Ricardo, ik beken ’t, myn woord gegeeven, Om met zyn dochter in den egtenllaat te treênnbsp;Doch zo niet, ofik kan noch weer te rugge; geennbsp;Verbintenis dwingt my, zy heeft my nooyt gefproken,nbsp;Noch ik met haar, als door haar Vader, afgebroken,nbsp;Door zeeker toeval vind ik myn genegenheid.
Astolpho.
Dan heeft den Hartoog zig met ydle hoop gevleid. Ferdinand.
Dat zy zo, zyn gezag zal daarom niet vermindrcn.
By my.
Astolpho.
Maar Heer wie is ’twie kan de Vorll verhindren Ib zyn voorneemen, daar uw wil heerft onbepaald.nbsp;Ferdinand.
Een die dc zeegen heeft op myn gemoed behaald,
Een Engelinzofchoon als immer wierd gebooren. Astolpho.
Waar, en wanneer myn Heer, kon zyu doch bekoorcn.
Ferdinand.
Hier, indeesduyftreuagt.
AsTO LPHO.
’tZyndroomen.
Ferdinand.
Neen ganfch niet.
Gy zult verwonderd Haan als gy haar hoord en ziet,
Wyl myn geneegen hart, haar tragt ten hoof te voeren. Astolpho.
Gyzult, met zulks te doen, gewis u hof ontroeren, , Een menfch hier uit gebergt, dit fchynt een vreemd geval 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J*
-ocr page 19-landspel:
HOF EN Ja nimmermeer gehoord.
Ferdinand.
Haar fchoonheid gaat voor al Wat ooit gefchapen is, haar deugd heeft my bewoogen,nbsp;En wonderbaare leeft.
Astolpho.
De min verblind uwe oogen,. Ferdinand.
Neen in ’t minfte niet, ik voel hoe myn gemoed,
Heets werd gekoefterd, door het in gefwolgezoet,
Van haar volmaakt gelaat, en ’t zal my nooit berouwen Om die verheeve ziel, als Koningin te trouwen.nbsp;Astolpho.
Hoe trouwen heer, dit maakt my op het hoogft bevreeft. Ferdinand.
Hoe ben ik grooter als Vorft Cirus, is geweeft ? Denimph Afpafia, het puyk der Herderinnen,.
Bewoog zyn moedig hart, om haar volmaakt te minnen. Hy voerde haar ten troon door’twetlyk trouw Verbond,nbsp;Op zulk een voet, voel ik, myn kuyfche min gegrond.
V erwagt my hier, ik ga om crnftig te onderzoeken Tot in den grond, wiezy magweezen.
ACHTSTE TOO MEEL. Astolpho.
UT it wat hoeken
Dreygd ons het onweer niet, de Koning fchynt beroofd Van zinnen, wie bragt hem dees dweepery in ’t hooft,nbsp;Dat hy hier uit’t gebergt een flegte floor wil trouwen,nbsp;Die mooglyk imant heeft voor zyn boelin gehouwen,nbsp;Hier in een arme ftaatgebooren en gevoed,
Hoe mymerd onze vorft, wat of hem dwaalen doed ? Daar hy myn broeders kind, had tot zyn bruid verkoren.’nbsp;Hicardo, dit zal u, vreemd klinken in uwe ooren.
Dit treft gewifzelyk ons Eelgeflagt met hoon,
'^y ktygt verachting voor uw dapperheid ten loon:
,1 ISABELLA PRINSESSE van IBERIE Wat zotterny is dit, wat onbehoorlyk minnen,
Treur vry Hongarie, uw Koning mift zyn zinnen Wy 1 hem een dwaze min gedegen is in’t hoofd,
Ziet gyuwTroon, enKroon, van eer en glans beroofd. Daar komt hy! hemel geef! dat hy zig mag beraden.
NEEGENDE TOONEEL.
Ferdinand, Astolpho, Ocxavio.
A nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.
ftolpho.
Astolpho.
Hier mynheer.
Ferdinand.
Op draf van ongenaden,
Beveel ik u wel drikt, dat gy geen enkelt woord,
Zult reppen, van al ’t geeii gy van my hebt gehoord.
Astolpho.
Mynheer, hetzalgefchien,
Ferdinand.
Gy zult my gins verwagten
By’t ander volk, ga heen.
Astolpho.
„ Waar dwalen zyn gedagten.
TIENDE TOONEEL. Ferdinand, Octavio.nbsp;Ferdinand.
Oftavio, ik ben verwonderd dat ge uw tyd,
Hier dertig jaaren lang, hebt door gebragt. Octavio.
Geennyd,
Of twedragt heer, woond hier op ’t land, want myne ^ daagen
Zyn hier als uuren,’kfchiepwel eer, vermaak in ’tjaagen Zo lang myn kragt my daar toe dienden, nu ben ik,nbsp;Mctzaeijcn , poüten, cnmetplanten, inmyufchik»
Met
-ocr page 21-HOF EN LANDSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;13
Met wyngaard üioeijcn, ’t ooft voor guure W'ind te dekken,
’k Bezorg myn vee,om daar myn voordeel van te trekkenj En voetzel voor myn volk, en gansfche huisgezin.nbsp;Ferdinand.
Maar zeg my cens, wie is die fchoone herderrin, Diebyuwoond.
Octavio.
Myn heer, zulks mag ik niet ondekkcn. Ferdinand.
Waarom?
Octavio.
Dit ZOU my wis tot groote fchande ftrckkcn. Wyi ik door eeden ben verbonden nimmermeernbsp;Te melden, wiezyis, laat dit genoeg zy 11 heer,
’t Geen ik u heb gezegt.
P E R D IN A N D.
Maar als ik mê dorfl fwecrcn, Om ’t aan geen ander ooit ’t ondekken, zou ’t u deerennbsp;Dat ik , wie dat zy was, met u alleenig will.
Octavio.
Zulks kan niet weezen heer, vergeefs daar naar gcvill.
P' E R D I N A N D.
Wei nu gy myn verzoek zo ftoutlyk durfd ontzeggen, Zal ik u’t vuur, met u verlof, wat nader leggen.nbsp;Octavio.
Wat zou dat zyn myn heer, ik bid pleeg geen geweld. Ferdinand-
In ’t minfte niet, 6 neen, maar ’k ben hier op gefteld, (zen; Om uit te vorfchen, wie dees fchoone vrouw mag wee-yerklaar my dit in ’t kort, geen kwaad (laat u te vreezen.nbsp;k Ben niet te vreen voor ik haar ftaat, haar af komft ken,nbsp;yertrouw myn woord, en weet dat ik u Koning ben,nbsp;Stel u geruft Odlaaf.
Octavio.
. nbsp;nbsp;nbsp;Ach wilt my doch vergeeven
D Groote Vorft 3 zoik...
Fes.-
-ocr page 22-ISx\BELLA PRINSESSE van IBERIE Ferdinand.
Gy hebt geen kwaad bedreevcn, Wylgyueed, enpligt, getrouw hebt voorgedaan,
Een die zy n pligi voldeed, heeft wyzelyk gedaan.
En ofgy twyfeldcdat ik u mogt bedriegen
Het teken dat ik draag, alsKoning, kan niet liegen.
De K oning trekt zyn kleet Us. En’kfweernbymynkroon, al’tgeenegymymeldnbsp;Van Laura, dat gy niet misdoen 2ult.
Octavio.
Geen geweld,
Was ooyt bekwaam o Vorft, my zulks te doenverklaa-Maar ’k zal op u verzoek het al les openbaaren. (ren, Toen Hartog Belfor, dien ontzachelyken held,nbsp;Hadiniberië, ’tgebied, en’twoeftgeweldnbsp;V an zyne landen dreef, wierd hem een kind geboorennbsp;En Ifabel genoemd, dat ider konbekooren.
In ’t rype van haar jeugd, haar aangenaam gelaat,
En nooit volpreeze deugd, had in de daageraad Van haare lenten, zulk een overgroot yermoogen,nbsp;Datzyeen wonder dernatuiirfcheen, in alle oogennbsp;Die haar befchouden: want zy ftak door haar verftandnbsp;Enfehoonheid, ’t moedig hart van veelen in den brand Jnbsp;Maar onder alle was een Hartog die haar minden,nbsp;Genaamd Roberto, die door liefde wift te vindennbsp;D o weg,waar langs men ’t hart der maagden vinden kan,nbsp;Hy die de naam droeg van een braaf doorlugtig mannbsp;Wift door zyne fchoone leeft,en deugt, zo veel te winnennbsp;Dat zy plaatsmaakte, voor dees minnaar, in haar zinnen.nbsp;Hy kreeg by Ifabel, hoe langs, hoe meer gehoor,
Wyl zy haar ’s moeders zorg heel onverwagt verloor Die ’t lot van al wat leefd, moeft door de dood betalen.nbsp;De liefde, die haar magt ongaarne ziet bepaalen,
Kreeg eindlyk de overhand in Ifabellaas hart.
Ferdinand.
Ik fterfvan agterdogt, ik voel myn ziel benard Door dit verhaal.
Octa-
-ocr page 23-HOF EN LANDSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;if
Octavio.
Myn vorft gy fchynd onfteld te weezen.
Ferdinand.
Door my II onfteltenis, (laat u geen leet te vrezen Vaar voord met u verhaal.
Octavio.
Na weinig tyds geleeii Beloofden Ifabel, om in den echt te treennbsp;Met niemant anders al s den Hartog, wyl haar vadernbsp;Daar in bewilgde: maar de min die een verradernbsp;Van de eer is, drong met kragt Roberto ftadig aannbsp;Om naar ’t bezit van zyn verkoornc bruid te (laan.
Maar om nu dit verhaal niet al te lang te rekken ( Het eene vuur wil graag het anderen verwekken )
Wiert het zo vergebragt, dat iiabel hem zou yerwagten in de nagt in haar vertrek, de trouwnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(den
Van haar beminde, gaf haar ganfch geenkwaad vermoe-Dat zulk een zuivre vlam het minlle kwaad zou broeden, Te meer terwyl de vorft haarvader, zonderlingnbsp;Bobert beminden en veel gunft van hem ontfing.
Wat helfche geeft zig nu hier tuftchen heeft geileken ^ulks is aan niemant indewaereld ooit gebleeken.
Dit is ’er af, zy zyn verraden en befpied:
Maar wie ’t gedaan heeft, weet zelf Ifabella niet.
Toen ’t uur genaakte dat den Hartog ftond te koomen By haar, heeftditeenfchelmbehendig waargenomennbsp;¦tn kwam hem voor; hy door het duyller van de nagtnbsp;Oeholpen, en zyn fpraak vermommende, tradzagtnbsp;Tnftilterkaamerin; zy die haar lief verwagten ,
Had op dees lift zo veel, als op haar dood gedagten. y Rruwelyk bedrog! wie hoorden zulks ooit meer,nbsp;Want zy verloofdezig, ten koften van haar eer.
^ haa(l had deeze zaak zyn einde niet genomen Waar op den Hartog, ftraks is in de zaal geköomennbsp;yHar vindende zyn plaats bezet, zyn zydtgeweernbsp;j,^anleertrok, enterftond, deboofwigtginktekeer,
'e vindende noch tyd, om mé zyn daal teonblooten
Heeft
-ocr page 24-i6 ISABELLA PRINSESSE van IBERIE Heeft hy den Hartog door de borft in ’t hart geflotennbsp;En nam aanftonts de vlugt, den Hartog gaf den geeftnbsp;Voorhaarevoeten. Ach! bedenkeens, hoebedeeftnbsp;Zy moetgeweeftzyn, wyl haar niet als droeve klggtennbsp;N och overfchooten, ’t geen haar leet niet kon vérzagtcn-Zy vlugten voort uit’t Hof, verzeld met fmart en pyn gt;nbsp;Om geen getuygen van haare eyge fchand te zyn,
En heeft wat dierbaar was, en koftlyk mê genomen Omnietdoorhaarevlugt^ inarremoetekoomen.
Daar dwaald het jonge fchaap, zo meenig droeven dag Daar zy door ’t fnood bedrog een zoon in de armen zag.nbsp;Ferdinand.
Hoe heeft dit vreemd geval, aan haar een zoon gegeven* Waar is hy?
Octavio.
’k Weet niet Vorft, of hy noch is in ’t leven * Ofhem'de hemel van der aarden beeft gerukt,
Dit is wel ’t grootfte leet, ’t geen Ifabelladrukt Ferdinand.
Weet zy niet waar hy is, die van haar wierd gebooren ? Octavio.
Zy heeft ’t onnozel wigt heel onverwagt verlooren Toen ’t ryk Tortofa, in een fwaaren oorlog flaknbsp;En door het inlands vuur byna aan enden brak.
Toen heeft zy ’t arme kind, met droefheid moeten laaten Terwyl zy vlugten, in de handen der Zoldaaten,
En zedert heeft zy niet in ’t minft van hem gehoord. Ferdinand.
Wat brengt onguere min I helaas al rampen voord!
OCT A VIO.
Toen heeft zy vlugtende zig herwaars aan begeeven Om in Ongaryë waar ’t mooglyk ftil te leeven,
Zodat zy einde!yk hier dwalende in’tgebergt My heeft gevonden, enmyn hulp voor haargevergt.
Dit is het alles Heer, ’t geen ik u kan verklaren,
Zy heeft by my gewoond, een reeks van agtienj aren.
En’kweet, van aanbegin tot heeden dezen dag
-ocr page 25-. nbsp;nbsp;nbsp;HOF EN LANDSPEL.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;17
ik nooit vroomer menfch 5 opaardein’tieevenxag; PeVorft, haarVaderis, (wylzyheeftomgfefworvcn)nbsp;hoogen ouderdom, om haar verlies geftorveil.
. nbsp;nbsp;nbsp;F E «. DI N A N J).
2o is dees Laura dan die Ifabella, ach!
Gevreefde hemel, ik bedank ü, dat dien dag
paaft volgen zal,dat ik met vreugd haar fmart zal boeten,
ƒ Zal haar vergiffenis af bidden aan haar voeteil.
^Ja! Oftavio, uwKoningisdiegeen ^
Die Ifabel laas eer dorft met de voet vertreen ,
zal indienze my, myn mifdaad wil vergeeven , Zigzien als Ryksvorffinmet rhy ten Troon verheevcn,nbsp;Zo wafch ik beft de vlek uit myn bemorff genioèd,
Maar hoe voldoe ik doch Robertóbs edel bloed,
Wat fegt de jeugd niet uit, ’t geen’tirypberade oordeel Vervloeken inoef, 6 Min ! hoe zelden geeft gy voordeelnbsp;Aan henidiereukelöos ufpöor komt in te liaan.
Ik heb de deugd vermoord, en de eerbaarheid verr^an, Hoe kan de hemel my dèes mifdaan, op myn bcedenbsp;Vergeet'én.
Octavio.
GrooteVorft, zulks was liiet buiten rede, Wy] gy u eigen lyf moeft hoeden in de nood.
Robetto is door u niet reukcloos gedood,
’t Gevaar dwong u daar toe,
Ferdinand.
Oftavib, uzeggeii (gen Heeft fchyn; waS ik die niet, die eerft de grond dorff leg-Vandeeze rampen ? ’k vond dan myn gemoed tevréen.nbsp;OcxAvio.
’t Beröu vv Van uw bedryf, dat is genoeg alleen Vooru, bVorftl omuvaii allesvry tefpreeken;nbsp;Temeer, wyl niemand ooit uw mifdaad is gebleken.nbsp;Ferdinand.
Gy, oudeWyze, die mytrooll geeft voor’t gemoed,
En Ifabella, door uw voorzorg hebt behoed
Rees twemaal negen jaar, ik zal uw trouw vergelden ;
13 nbsp;nbsp;nbsp;Maai
-ocr page 26-i8 ISABELLA PRINSESSE van IBERIE Maar met beding, ona niet aan Ifabcl te melden ,
Dat ik diegeene ben, die haar bedroogen heeft,
Maar dat zy in de gunft van haaren Koning leefd,
Die haar de aaniiaanden dag zal aan het hof ontbieden,
Eu dat haar in het mintl geen leet en xal gefchieden. Octavio.
Ik volg uw laff, myn Heer, ’k vertrouw u, op uw woord.
Ferdinand. ik ga, waar is myn volk ?
Octavio.
Zy hebben u gehoord,
Daar zyn ze, Heer.
F ERDINAND.
i'-'i
li'
Terwyl hetonweenis verdwenen, Vervaardig ons vertrek, Oflavio, ’kgaheene,
Gy zultmy moogelyk in’t kort hier weder zien,
Doe als, ik hebgezegt.
OCT AVIO.
JVlynVord, hetzal'gefchien.
Einde van V eerjle Bedryf
EERSTE TOONEEL. Henrik, Gillis.
Gillis.
i at onweer hedft gewoed., als wild en uitgelaaten. ^Maar warpord Eölus, 'dó wacreldzo te haten.,
)at hy de winden zo afgry flyk faazen doed,
En vechten onder een ? zy hebben als verwoed,
De bergen, rotzen, en de hoornen, omgefmeeten. Eizegmy eens,myn Heer,’k wou gaarne de oorzaak wee-Wat isdekweflie, die hen dus helpt overhoop? (ten gt;nbsp;Zy gaavenaltcmaal rauilpeeren, heel goedkoop,
Aufter,
-ocr page 27-Auftér, heeft Borias, zovoorzynbekgeflagen,
Dat hy niet uit zyn kooi, zal komen in agtdaagen,
Daar vatten Cehrus, Orijens, byhethaer,
Als razend en verwoed, zy vochten met malkaar Als jonge duyvels; maar dit heeft my ’t meelt gefpeten jnbsp;Dat ik gifteravond naar myn bed moeit, zonder eeten ,
Of drinken, onze kok, diekreegde koors op’t lyf.
Door hun geweld, ’tisflegt, nuhoorik eengekyf,
Van darmen, tegens maag, en maag, weer regens darmen Of ik een rommelpot j in’tlyfhat. Helpbefehermen,nbsp;Zintjoolt, uwGillis maat, waaragtig’k ben in nood:nbsp;Of anders tlerf ik valt van honger j voor myn dood.nbsp;Henrik.
Gy zyt wel fchielyk bang, daar door het lyf te derven. Gillis.
Dat loof ik wel; wat menfch wil graag van honger Iter-Enfchoon mén vond’er een, ik wil zo gek niet zyn. (ven, Een braave verkeiis bout, eri dan een glas met wyn,
Daar kan men lyf, en ziel, fnê valt te zaamen binden. HenRik.
’k Weet dié u belt onthaald, dat zyn uw befte vrinden. Gillis.
Is’t liiet naturelyk ?
Henrik.
Oja, ’kgcefugelyk.
Gillis. nbsp;nbsp;nbsp;:
Zo ’k langer wachten moet weet ik geen raad, ey ! kyk Myn wambus eens, myn Keer, ’t is wel een fpanlang wy-Als giftre middag.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(jer
Dat geloof ik niet, defnyjcr.
Die heeft uw wambus, öpdegroeigerriddkt: gahecii Naardedoktoor, alsubelaftis.
Gillis.
’k Denk wel neeli.
Ik wil geen oorzaak zyn, dat onze kok, hetlèeven 2oü itiiften. Een doktoor, die zon hetn voort vCrgeeveii.
B 2 nbsp;nbsp;nbsp;’k Wil
-ocr page 28-io ISABELLA PRINSESSE van IBERIE ’k Wil die goeman zyn ziel, niet laan op myn gemoed*nbsp;Henrik
Weet Gilles, dat menzulks alleen om beft wil doet. Gillis.
Ja, uitonwectenheid.
Henrik.
Dan hoor ik, zytgywyzer,
Als andre menfchen zyn.
Gillis.
Oja, zovaftalsyzer,
Datmocftik weeten.
Henrik.
’k Weet, gy zyt een aardig kwant. Gillis.
Ik heb by vlagen, meer dan menfchelyk verftand. Henrik.
Zotaamlyk, waarom dan die heeren, dedoktooren Diebraveliên, zoftout, gegrcepenby hunneooren.
Gillis. nbsp;nbsp;nbsp;(peet»
Waarom, om datmynvaar, myngrootvaar, moéren Myn besje, zufter, kat, en hond, (ditdoed my leet)nbsp;Zyn al den bruy,door hun vermoord, \ zou hen betaalen,nbsp;Indien ik kon. M-iarhoor, ikmoetu watverhaalen,nbsp;Schoon ’t wat belachlyk is, ’t is daarom echter waar.nbsp;Henrik.
Hetzal wat weezcn, ha ik gis.
Gillis.
Ja, meer als raar,
Een zeeker dokter kvvam een kranke boer bezoeken. (Wie zou de domheid van de dokters niet vervloeken,)nbsp;Hy nam het urienaal, of pisglas, daar het natnbsp;In was, dat decze boer, die nagt gefinzeld had.
De fok fttaks op de neus, om fnedig toe te kykeh,
Waar na de ziekte van dees man doch mogt gelyken: Enwylhyzichgeftaagin veelpoftuuren boog.
Kreeg hy door ’t urienaal, een wagenwiel in ’t oog,
Dat in deglazen was gefchilderd. Straks zyne armen
Ge-
-ocr page 29-HOF EN LANDSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;21
Gekruyft, enkeekzobang, dat elk zig moed erbarmen Die hem maar aanzag, met zo roept hy fterk en ftyf,
Der dybel hooi mig, heeft dyn bour kyn rat in ’t lyf,
Dem bouk die moes’er op, om’t wiel daar oet zoe kriels dat niet koftlyk. nbsp;nbsp;nbsp;(geil-
Henrik.
Ja, maar fchoonder noch zulk liegen. Gillis.
Dat kan ik reedelyk wel, fchoon ik niet fehry ven kan,
Of leezen.
Henrik.
Ik beken, jeliegtgelykeenman.
Gl LL IS.
Genomen ’k deed zulks al, wat ly t daar aan gelegen, Want om de waarheid, heb ik dikwils klop gekregen.nbsp;Die zelfde dokter heer, eenkwiebusvaneènyent,
Ten naaftenby als ik, ’k heb hem heel wel gekend, Kwam in het hofpitaal, de zieke viziteeren.
Hy zy op ’t eerft gezigt, das wayf moed mier klideren, Ier is verdopt, daar is kyn ander middel voor,
Schoon’twyf, wel tienmaal daags moed naar de kaka-door.
Een ander die in -t fweet, fcheen van zy n bed te dry ven, Zo, dat men fchier niét wid,waar dat de vent zou bly ven,nbsp;Wat zy hy, toen hy ’t werk zo flegt gefchaapen vond,nbsp;Hier moed eyn fweetdrank zyn, in minder dan eyn dond.nbsp;Toen kwam hy by een man, die ’t ligt geen meer konnbsp;baten,
Pofdauzent, zy hy toen, dem karei mod mier laaten. Hoelaatezydeknegt, demandieisaldood.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: -
Gaar wol gaar wol, fprakhy, dan heeft hy ganfeh kyn nood,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Dan moed mier hem veur al, doen laaten voort begraben, Den dooden moed mier op der werlt, ganfchs nig langnbsp;haben
Na de ordonnanzie van den wyzen Hipokraat.
2ie, dusverdraaydehyin’teindzynmallepraat.
2a ISABELLA PRINSESSE van IBERIE Ik ga naar geen doktoor, ’k aou ’t zelf daar na bezueren,nbsp;Met onze lekkre kok naar Charons boot te fturen.nbsp;Henrik.
Gy praat van gekken, fpreek nu eens van wyze luy,
Die dokter was een nar.
Gillis.
Zo zyn ze ook al den bruy,
Een dokter, en een beul, fcheelt niet veel van malkander Van de eene houw ik niet ^ veel min noch vau den ander :nbsp;En ’tfcheelt my niet een haeir, hoe dat het gaat met my nnbsp;’t Zy datik leef offterf, zo’k maar gezond mag zyn.nbsp;Maar dit beloof ik u, geen dokter zal myn likken,
Al brak ik arm, of been, jahalscn nek aan (tikken. Henrik.
Een dokter zouu welbehaagen in de nood.
G1LL15.
Neen, als ik (ter,ven moet, flerfik myn eigedood.
Maar luifter, onlangs had een man z.yn been gebrooken, De dokter, en barbier, die bragten door hun ftooken,nbsp;Enflooven, engefmeer, dexnan, wel weer gezond.nbsp;Maar hoe doch , dat zyn been verkeerd aan ’t lichaamnbsp;ftond,
De toonen achterwaars, de hiel heel vlak van vooren, Zo h noodlot nu vpor my het onluk had befchoorerinbsp;Dat ik myn nek brak, en daar kwam dan een dqktoornbsp;Met een fnotfchraper die myn kop het agterit voor,nbsp;Genazen op myn romp, wat zou ik dan gelyken.nbsp;Henrik.
Men zou u voor wat raars, op kermis laate ky ken.
Maar al genoeg h ier af, Anarda fchyn t geit oord. Gillis.
Geen fchyn, maar waarheid, enmetreeden: Wantzy hoord
Dat gy u niet ontziet, met Laura te yerkeeren.
Henrik. nbsp;nbsp;nbsp;(ren,
De gunft die ’k Laura draag, kan ksar in ’t rninil nier dee-Zulks weet gy.
Gil-
-ocr page 31-Gillis.
’t Is wel waar, maar jaloezy, myn heer, Datiseenpotzlgding, deliefdeisvryteer,
Diczy u draagt, neemeens, het was van haar behagen, Dat zy door minnenyd, onsdeedten huis uitjagen,
Wat dan gedaan, mynheer.? voor my ik wilt geen raad, Als naarooftinje, voor een povere zoldaat;
Anardaas keuken, zou mywaarelyk niet volgen.
Ik waarfchouvy u, myn heer. Zy heeft my heel verbolgen En toornig afgevraagd, ofgy geen liefde droegnbsp;TotLauwra, ik zy neen, maar dat was niet genoeg,nbsp;Zyfwoer, datzymyzou, die loogentaal vcrleerennbsp;En met een bollepees, myn lenden laaten fmeeren,
En na ik merk, dan was ik aan de flegfte koop.
Henrik.
’k Weet niet, wat myn verfland by wyl helpt overhoop, ’k Bemin Anarda, in myn ziel, myn welbehaagennbsp;Strekt maar alleen, om aan haar fchoonheid op te dragennbsp;Een hart, door zuyvre min geprikkeld, cn^gewond,nbsp;Doorkuyfcheliefde. Maar’kvoel indiczelveltondnbsp;Datikmynhart, watdatikdoe, niet afkan trekken,
Van Laura, ’k voel geftaag in my een drift verwekken, Daar ik geen reeden van kan geeven myn gemoednbsp;Schynt my te dwingen dat ik Laura , minne moet,
Ja’k voel een heilig vuur, in deeze borft ontfteken, Wanneer ik Laura maar mag hooren , zien, of Ipree-ken.
Doch ik werdt in myri hart, geen gy Ie min gewaar, Debanddervriendfehap, fchynt, voor altoos m.y aan haarnbsp;Zo valt te hegten, dat ik die nooit los kan maken.nbsp;Gillis.
Maar met verlof, myn heer, mag ik nu ook myn kaaken Eens roeren.?
Henrik.
Ta, maar raas my niet te veel aan’t hoofd. ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gillis.
Neen, als, een Cicero, maar hebt gy niet beloofd
24 ISABELLA PRINSESSE van IBERIE Aanuw Anayd^, datgy Laura zoud verlaaten,
Haar nimmer ipreken, zien, nochhooren.
Henrik.
Watkan’tbaaten,
Terwyl ik Laura nooit kan haaten, ’t gaat hóe’t gaat, En zonder dat ik, ooit, de kuyfche min verlaat,
Die ik Anarda draag, wie zou my dit beletten? 'Gillis.
De liefde zal de toorn van uw Anarda wetten,
De jaloezie, zit haar in ’t diepts van ’t ingewand. Henrik.
Jepraat, gelyk eengek.
Gillis.
Dat fchort aan myn verftand,
En’t is myn fchuld niet.
Henrik.
Zou ik Laura nooit pieer ipreke^. _ Gillis. 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ken.
’t Is juillzo kwaad met, want dan hebje ’er een voort bre-Henrik.
’t Geen ik by Laura doe, zulks raakt Anarda niet.
Haar minnenyd heeft my, zo menigmaal, verdriet Veroorzaakt, ik heb nooit met Galathé géfproken,
Met Tirfa, Amaril, öf ’t heeft my opgebrooken,
Door argwaan, die zy fleets in haare boezem voed,
’t Is waar, haar vader heeft my trouwelyk behoed,
2y mind my, en ik haar, maar ’k merk, dat myne jaaren, My noch ontraden met een fchoone bruid te paaren,
Het oorlog roept iriy, eerft een brave proef re doen,
(Van myne dapperheid.
Gillis.
Zint jut, wilt ons behoea. Henrik.
Ik meen in dit gebergt, my n leeve niet te fly ten,
Myn moedig hart, zou’t als een mifdaad my verwytcn, De vatze ledigheid verveeld my hier op’t land,
Ik wil Anarda, in een hccrelyker (land,
Ont'
-ocr page 33-HOF EN LANDSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;zf
Ontmoeten, als ik op myn heldendaan mag roemen ,
En met een diep ontzag my ider een zal noemen,
Haar Ridder; ’kgaenbiddcnKoning, om verlof,
Om in de bende van zy n volk te zyn.
Gillis.
’t Luid grof,
Woud gy uw Gillis, die u liefheeft, zoverlaaten. Henrik.
Neen, gy moet met my gaan.
Gillis.
Te mal, om van te praten, ?yn zulke dingen, wat zou ik in ’t oorlog doen.nbsp;Henrik.
Braaf vechten, als een held.
Gillis.
Ja, teegeneen kapoen,
Die uit de keuken van het fpit komt vers gebraden,
En heel bekwaam is om de honger te verzaaden,
Dat was heel goed, ’tzyver, datikdeKoningdien. Mynblootedeegen, heeft het dagligt niet gezien,
In zespaar jaaren, toen ik hem eens fchoon liet maken Bypireke punt. Metu ver lóf iriyh heer, dezaakennbsp;Dicgymyvoorfteld, diebehaa^enmyganfchsniet,nbsp;Ikbcïizozot niet, dat ik willens myn verdriet ' (fchen ,nbsp;Zal zoeken, want my dunkt ’t zyn meer dan dwaze men'nbsp;Die ’t heel wel hebben, en dan om een erger wenfehen.nbsp;Maar’k zal we! 'H7Zcr zyn, ik houw my uit het vier,nbsp;In’tleeger, fchaft de kok geen driemaal daags, alshier.nbsp;Het lykt Zo wat in ’t veld,daar könit men aan marcheren,nbsp;M'etftrik, enfluijer, en met troszeftruyze veéren.nbsp;Gebonden op den hoed, en ritjeditjedou,
Die raaft ’er onder, of men al vermoorden zou,
Daar rommeld de herpook, daar klinken de trompetten, Daar fleept men het kanon, om hals en kop te pletten;nbsp;De Vendels, raken door het fwieren uit de plooi;
Maar luifter toe myn Heef , dan werd het fpel eerfl mooi, Ms^ak u gereed, leg aan, geeft vuur, za fchieter onder,
B s nbsp;nbsp;nbsp;JDan
-ocr page 34-j6 ISABELLA PRINSESSE van IBERIE Dan hoord men een geweld, veel erger of de donder,nbsp;Van boven neer viel, datdeganfcheaardklood beefdnbsp;Enzidderd, ’k denk xomtyds, wat kwaijen duyvel heeftnbsp;De menfch betooverd oiyi het oorlog aan te vangen.nbsp;Henrik.
Gy moet’er egter heen.
Gillis.
Ik zag my liever hangen,
’t Is wonder fchoon , niet waar ? die flraks zat tros tc paerd
G.elyk een Hektor, vroet nu metzyn neus in de aard. Men zegt gemeenelyk, de menfch moet eenmaal fterven,nbsp;Dees wenteld in zynbloed,en llerft wel honderd werven.nbsp;Wathoordmenindenkryg, alsjamren, engezugt,
’t Vervloekte buskruid flaat de menfchen naar de lugt, Door ’t barften van een My n, en maak een berg van doo-den,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(den.
Een Hecht plyzierm.yn Heer, daargy my op komt noo-’k Zat liever by de kok, te draaijen aan het Ipit,
En proeven of’t gebraad haalt gaar is, Heer, ik bid Laat die gedagten, neem Anarda in uwe armen,nbsp;Diefc.hanskorf, zalu beltvoor dat gevaar befcharmen.
’t Geeft aan het jeugdig volk, al vry wat beter pret Als ’f oorlog, daar men zyt, kom, liefje, kom naar ’t bed.nbsp;Dat klinkt veel moojer, nis het dondren der kartouwen;nbsp;Waar voor een wys menfch, zo als ik ben, wel magnbsp;grouwen.
Ik waarfchuwu, mynHeer, verzint eer gy begint.
Wie in den kryg wil gaan, die toond zig Itceke blind. Ook kan men in den kryg een arm, of been verliezen,nbsp;Ofafderi’bras, gewis dan zou Anardakiezennbsp;Een ander in uw plaats, ’t Hond waarlyk haar niet aan,nbsp;Als zyu zonder arm, of been, ofkop zag gaan.
Daarom zo raad ik u, om gif den kryg tè blyven;
Blyfby Anarda, want die Juffer dieheettfchyven, t, pekuniamenmonni,
Hen-
-ocr page 35-HOF EN LANDSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;27
Henrik.
Swyg! jou g^k,
Ly roert uw tong te veel.
Gillis.
Ik heb van dat gebrek,
Maar’t is mynfchult niet, heer.
Henrik.
Ik 2al de tyd niet rekken,
Maar zelf in weeriin van Anarda voort vertrekken. Gillis.
Ik volg u: want het fchy nt, dat ik u heb getrout, Eiizoikfterf, maski, danismynpoeppertkout.nbsp;Henrik.
Daar komt een heeleftoet van Herders cn Herd’rinnen, ’k Zie Laura treed vporuit.
Gillis.
Wat zullen zy beginnen ? Henr^k.
Zy zyn ligt vrolyk, in dees blydemorgenftond,
Die ons de hemel, na het onweer heeft gegond. Komtreen wy wat ter z.ydeomhunyanvértehqoren,nbsp;En’t zoet gezelfchap van het landvolk niet te ftooren.nbsp;Gillis.
Weet, dat ik by dit volk fleets myn genoegen ,vin, Daarom zo bid ik u, flel’t oorlog uit uw zin.
TWEEDE TOONEEL.
Laura, Alardus, Dorataea, Flo-
R I A A N , e»
Laura zwgt.
Laat ons nu met dankbre klanken,
Nu ’t onweer is .voorby,
Te zaamen ry aan r.y,
Dempeden hemel danken,
De
-ocr page 36-aS ISABELLA PRINSESSE van IBERIE De dageraad in ’t ooften blinkt.
Zy ïierd de kim, met lelijc, cn reozen, Terwyl de fchadüw van ’t gebergte ïinkt,nbsp;Doet 2y de beemde, en akker bloozen.
Alardus, ziftgt.
Laat ons nu met dankbre klanken gt;
In ’t vers ontlooke morgen ligt,
De beftarnden hemel danken,
Die allengs uit ons gezigt Op Auroraas komll verdwyncn,
Schuyf, o Febus, door uw glans,
Al de fwarte wolk gordynen,
Van uw hooge hemels trans.
Laura en Alardus zamen.
Laat ons Pales roem vermeeren Vieren eeren,
Die ons land en vee behoed.
Vlegt nu vrolyk onder ’t dahzen Roozekranzen.
Val mét eerbied haar te voet.
Daar word g^danfi.
DERDE TOONEEL.
Laura,Alardus,Dorathe a,Floriaan, Henrik, Gill is.
Henrik.
Ik groet u, my n vrindin. Hoé in de morgen ftond Dus vrolyk?
Laura.
’t Goed geluk heeft ftof daar toe gegond Lizardus, wyl’tgevaar, nochwelisafgeloopen,
Ja meer gelukkiger dan imant dorft verhoopeni Flor IA an.
De fwaare flroom heeft ons geen fchaden toegebragt,
Of wel veel minder als het landvolk hadgedagt.
L A u-
-ocr page 37-Laura.
Zulks is rhy aangenaam; hoe ftaat het in de dorpen,
Hier in het rond.
Dorothea.
Daar zyn veel hoornen omgeworpen, Doör’tonweer, doch wel mecft die op de hoogte liaan §nbsp;iVlaar in de laagte heeft het niet veel kviraad gedaan.nbsp;LAura.
Spoey u te velden, ga, ik zal udaatlyk volgen.
VIERDE TOONEEL. Laura, Gillis, Henrjk.
H nbsp;nbsp;nbsp;Laura.
oe’s’tmet Anarda?
Gillis.
Ach, hoe langs, hoe meer verbolgen Vrouw Laura, minnenyd heeft haar zo opgeruid,
Dat zy tot geen gehoor vvil komen.
Henrik.
Zybelluit,
Voor vall in haar geheel, en al verdwaalde zinnen,
Dat ik haar min veragt, en u befta te minnen.
Laüra.
WelaanLizardus; meid myn byzyn, laat uraan,
Uit dwaaze minnenyd, kan ligtiyk kwaad ontdaan,,
De vrindfchap die’kudraag, bly ft altoos ongefchohdeii BeminAnarda, wahtgyzyt daar toe verbonden.nbsp;Henrik.
De liefde die *k u draag, is van een andren aard, k Bemin u maar alleen ofgy myn moeder waard,
En dees genegenheid kan aan myn lief niet hindren. Gillis.
Dch! als het vrouw volk mind, zyh zy gelyk dekindrérii Die’t argllealderlicfts geloven.
Laura.
Maar gy moet j
Haat
-ocr page 38-30 ISABELLA PRINSESSE van IËERIE Haarzulksafradcn, wyl zy’tonregt hinder cloetnbsp;Aan hem die haar bemind.
Gillis.
Och! Och! dat kan niet helpen, Ja zelf, alfwoerik, by zint Jakob met zynfchelpen,
By zintc j uttêmus, hoe ik ook voor hem pleit Het kan niet helpen, want haar lompe kamermeid,nbsp;Cecilia, weet (laag, Anardaopte rooijen.nbsp;Daarkbmtzy, Och! zy zietzo boos of zy wou gooijerlnbsp;Met fteenen, ’k wyk öf’k kreeger ftraks een op de huid.
VYFDE TOONEEL.
Anarda, Cecilia, Laura, Tirsa, Henrik, Gillis.
Anarda.
Wel jonker^ ’t is pas dag, alrê ter deuren uit,
En zonder morgen groet, aan my uW welbemin-Henrik. nbsp;nbsp;nbsp;(den.
Mevrouw...
Anarda.
Maar’t was, zo ’t fchynt,om Laura hier te vinden, Die lyt u nader als Anarda, aan het hart.
Laura.
Waarom plaagt gy u doch met innerlyke finart, Mevrouw,hy heeft my nooit öm weermin aangefproken,nbsp;Men wift ü zekerlyk door loogens op te ftooken,
Dat gy minny dig my onfchuldig dus betigt;
Ik heb Lizardus, fleets geraden om de pligc Diehy ufchuldigisbehöorlyk tebetragten,
Anarda.
Een vondeling, durft myn getrouwe min verachten, Van myne Vader, uit het oorlog thuis gebragt.
Wiens deügd niet lyden kón dat hy u zag gèflagt In ’t ryk Tortoza door het woéden der zoldatennbsp;Daar uwe moeder door de vlugt uw moeft verlaten-Van die tyd af heeft u myn vader opgevoed,
En
-ocr page 39-HOF EN LANDSPEL. 31 Èn als zyn eigen zoon getrouwelyk behoed,
Ja al gedaan voor 11, ’t geen was in zyn vermoogen.
En zyne dochter fchynt noch haatlyk in uwe oogeii, k Heb u gehouden voor myn broeder, want ik wiftnbsp;Niet anders, enik vond niereerder my vergift ,
Voor dat myn vader, myondekten, voorzynfterven, Wie dat gy waard, terwyl ik al zyn goed moeft erven,nbsp;Neb ik Lizardus, in het minft daarom gehaat,
O neen, ’k verhief u door myn liefde in een ftaat Met my gelyk, ga heen ga vry de fchapen hoeden,
Met Laura, maar ik wil, ten zygy’t houd ten goeden ¦ Of kwaden, datgy nooit myn huis weer zult betreen.nbsp;Gillis.
Korte exfpeditie, och! waarzullen wy nu heen,
’t Is wat te fchielyk, ons de huur zo op te zeggen. Laura, fwymend.
ö Hemel!
Gillis.
Wel wat huis of hier in ’t eind zal leggen.
Die valt in katfwym, en de andren is zo kwaad,
Gelyk een Ipinnékop, ik beu ten einden raad.
Ti R s A.
Ach üTer nieman t niet om ons de hand te bieden,
* Hemel fta ons by, wat zal hier nóch gefchieden.
ZESDE TQONEEL.
OcTAvio,,Laura, Tirsa, Anarda,Cecilia, Henrik, Gillis.
Octavio.
I yn waarde Laura, ach! watdeerdu.
Gillis.
Ze is zo ftyf
Gelyk een deur, ik kryg de köors fchier op myn lyf Wn fchrik.
Henrik.
Ach! myn Vrindin zal ik u mosteh derven 1
Gil-
-ocr page 40-Ik hoor haar pols noch heer, ïy heeft geen nood van fier-Octavio. nbsp;nbsp;nbsp;(ven»
Daar opent zy haar mond en oogen.
Gillis.
Laat eens tien,
Wat ofze zeggen zal.
Tirza.
Zy geeft de geeft.
Gillis.
Miflchicn,
Het is daar ver van daan.
La ur A.
Ach 1 aat ik u omhelzen !
Myn Henrik.
Gillis.
Dat waar beft daar ginder onder de elzen gt; Daar is’t moey donker.
Anarda.
Schelm is dit geen liefde. Gillid.
Neen,
Ikfweerubymyntrip, hy mindu, anders geen Ter wereld, ja Mevrouw, dat meen ik wel te weten,nbsp;Zy noemd hem Henrik, want zyn naam is haar vergeéteri.nbsp;Anarda.
Hond die verraadér haar niet iii zyn arm gevdt.
Gillis.
Hoor wat ik proponeer, dat zy nu als een kat,
Verliefd was, is dat dan Lizardus fchuld.
Anarda.
Voörheenen,
Zag ik myn min gevlyd met löogens, maar myn meenen, En ’t geen ik zie, getuygd nu anders, Iaat ons gaan,nbsp;Cecilia, ikziemyinmynminverraati.
Gillis.
Mynheer Anarda gaat.
HeN'
-ocr page 41-33
Henrik.
Wat heeft u doch bewogen
IWynEngel, datgy—
A N A R D A.
Gtf voor eeuwig uit myne oogen , ’k Vervloek ü, fchoohgy lang myn hart en ziel bCïat.nbsp;Gillis.
Wat heeft de minnemoer, al knepen in haar gat, ZEVENDE TOONEeL.
Octavio, Laura, Tirsa.
UTirsa. nbsp;nbsp;nbsp;(rrien.
w flaautc doed my noch voor meerder orlheil fchro-Laura.
GabinneTirfa.
Tirsa.
’kGa.
Laura. , , nbsp;nbsp;nbsp;.
’k Zal daatelyk by u koomen.
achtste TOONEEL.
Laura , Octavio.
W nbsp;nbsp;nbsp;Laura.
at zyn der wondren in uw werken, grodte Goon. Octavïó.
Wat gaat u over?
LaurA.
Ach! Lizardusisrriynzooiij
tlelp hemel!
^ nbsp;nbsp;nbsp;OcTAVtO.
Zagt Mevrouw niét al te luid gèkreteri,
Loe weet gy dit
Laura.
’t Is van Anarda hem verweeten, Woe dat haar Vader, hem gevonden heeft, detydnbsp;Enplaasftemd overeen, datikmynHéhrik, kvvyÉ
34 ISABELLA PRINSESSË van IBERIE Geraakt ben. JaOdtaaf, dusismynzoongaheeten.nbsp;Octavio.
DeHecmel, iszo’tfchynd, niet meer op uw gebeeten; Maar is uw meeniiig wcl gegrond, of is ze ook vals ?nbsp;Laura.
Hy draagd bet teeken van een nioerby aan zyn hals j ’t Geen hy ter wacreld bragt, dit kan my niet misleijen.nbsp;Octavio.
Hebt gy u rees aan hem ontdekt ?
Laura.
Zulks moed ik meijen.
Wat zou hy denken, als hy hier zyn moeder vond,
En zonder Vader? ach! hoewel ik op die ftond Toenik hem kende, fchiermy zelve had vergeetennbsp;Met my t’ ondekken, heb myn lippen toegebeeten,
Toen’t woord van Henrik my ontglipten, ’t is geen tyd Om my te kennen in dees toeftand, bittre Itrydnbsp;Van eer en liefde, ’t zou zyn moedig hart doen breekennbsp;Van fpy t, wanneer hy zag het alderminfte teekennbsp;Van zyn geboorten, en hoehy zyn oorfpronk nam;
Want zeg ik hem dat hy uit vordelyke dam Geteeld is, zckcrlykzal hy voor alles vraagen,
W'edat zyn Vader is, of was; zou’thembehaagen, Wanneer ik zy dat ik hem nirnmer had gekend,
En niet wift naar wat oord hy zig had heen gewend ?
En ’t my niet mooglyk was om elders hem tp zoeken.
Had hy geen reedenmy, zyn moeder, te vervloeken.^ Den ouden Veldheer heeft hem loflyk opgevoed,nbsp;Anardamind hem; ja zy. is op my verwoednbsp;Vanminncnyd, wylhymy liefde heeft gedraagen (gennbsp;Door ’t bloed veroorzaakt.,fchoDn ik hemineed alle daa-Verzogt, dat hy zyn drift zou matigen, en’chart 'nbsp;Van zyn Anarda, vol van minnenyd, van fmartnbsp;t’Ontladen; onbekend heb ik hem dit gebooden;
Nu ken ik hem, maar wat kan ’t helpen groote Gooden ? Wyl ik niet zeggen durfdat ik zyn moeder ben(ken,nbsp;^t Geelt u geen voordeel: Ach! myn zoon, fchoon ik u
Gy-
-ocr page 43-Oy zoud ïny nioogelyk als moeder niet gedoogen,
Uw moedig hart ^ ’tgeeiiu uitichittert door uwe oogen Belweek licht, zogywitt', dat ik uw moeder w^as.
M y IIV r i n d Oétav io', 1 i cp een s my n leev eu sglas
Ten einden, dan zou ik----
Ü C T A V I o.
De Hcemel wil u fpaaren, De Zon van uw geluk, begind reeds op teklaareil.nbsp;Laura.
Zulks zie ik niet.
Octavio.
Ik wcHit dat dit gefchieden zal,
’k Zie haaf! een einde van u droevig ongeval,
DeHeemel heeftu nictvergeefs, uwzoondoeu kennen, Die niet danzuivredeugdgetragt heeft aan te wenneii.nbsp;Dit geeft uwaarlyktroolt, inuwgeleededruk,
’t Geluk komt zeidc alleen, zo wel als ongeluk; Gyzyttewys, omnietteweeten, datdezaakennbsp;Der waereld, ligtelyk veranderingen maak en,
G'y kenduzoonalrê', zo teer van ubemind,
W'ie weet, of gy in kort, zyu Vader mé niet vind.
Laü R A.
fiYdelehoop!
O C T A V I o.
Mevrouw , zoydel was voor deczen De hoop van uwe zoon ooit weer te zien, ’b kon weezennbsp;Dat gy van al uw leed, huaft z.ult een einde zien,
Het goed geluk fchynd u alrê de hand te bien,
Én ’t zal LI mogelyk in w'einig tyds omarmen.
Laura.
Wie zou het w'eczen die zig myncr zou erbarmen ? Octavio.
Écu die ’t vennoügen heeft en onbepaalde magt.
Laura.
’t Geluk heeft my al lang verlaten en veragt.
Ó C T A V I o.
Éidien u Oiigrens Vorlt, dc Kroon kw'am óp te dragen ,
C 2, nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Als
-ocr page 44-36 ISABELLA PRINSESSE van IBÊRIE Als Koningin van’t Ryk, Prinoes zou’t u behaageii ?nbsp;Laura.
HoefpotOéteviü, met Laura, Zynvrindin.^ Octavio.
6 Neen! de Koning blaakt op’t hevigft in uw min. Laura.
LKbt vooreen korte poos.
Octavio.
Laat die gedachten vaaren, Neen, met een kuifche vlam.
Laura.
Wie kwam udit verklaaren? Octavio.
Hyzeff.
Laura.
Wei droomd Oftaaf, hoe kan zulks doch gefchien Daar hymy nimmer van zy n leeven heeft gezien ?nbsp;OCTAViO.
Hyheeftu wel gezien, en ook met n gefproken, (ken. Toen gy dees nacht de toors hebt tot zyn hulp ontlloö-Laura.
Was dat de Koniiig, die hier by ons is geweeft ? Octavio.
ÓJa.
Laura.
’k Ben dan met regt tot in myn hart bevreelï. Octavio.
Waarom ?
Laura.
Om dat ik hem geen eerbied heb gedraagen Als’thöord.
Octavio.
Daar ’s niet gedaan of’t kon aan hem behaagen. Hy zal u dezen dag verzoeken aan zyn hof.
Laura.
Ploe ! zou ik van u gaan
-ocr page 45-HOF EN LANDSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;37
Octavio.
’k Geefu daar toe verlpf,
Wyl deete aanbieding u vertrekken 2al tct voordeel. Laura.
Oélavio, ik ken n voor een man van oordeel;
2eg, door wat middel zouikraakentotdekroon? Werdmy door billik heid, nietregelregcverboon,nbsp;Datikgeen koning, ofwiekzy, ooit mag bedriegen,nbsp;Met hem door logens, en bedrog, in flaap te wiegen;nbsp;Als ik voor hem ontveinsmyn droevig ongeval,
Want 20 ’t hem werd bekend, ’t iszeekcr dat hy zal 2yn min vervloeken, en pp ’t alderhoogte wraken.
Ook wil ik, omgeen Kroon myn lievezoon v;erzaaken , Die ik veel waarder, dan al ’s waerelds fchattcn acht.
’k Heb achtien jaar by u, myn halsvrind doorgebracht
In ftilte, zou ik my weer in een zee begeven
Vol woede golven, met gevaar van lyfen leeven ?
2ou ik ten doel taan, van een Vort in wicn het vyiur Der liefde, ineentyd, veel minder als een uurnbsp;2ofel ontto’kenis? zulkszou my wis berouwen.nbsp;Octavio.
Hy heeft my, heiliglyk , gefwooren u te trouwen. Laura.
Het zy zo; neem nu eens ik was met hem getrouwd,
En dat hy nieten wit, ’t geen myneziel beroud.
Dat ik bedrogen was, en’t kwam eens uit te breken Had hy geen redenen, zigover my te wreken?
Wat voor verdediging, nam ik dan by der hand, Wanneer de wraakzugt tak zyn boezem in den brand ?nbsp;2ag ik my door zyn toorn, op ’t vel te itigefpanneu,nbsp;Dehaeirenafgefneen, en als een hoer verbannen;
Ja, ’t zou genade zyn, zohy me in’t leven liet, Octavio.
Princes, ’-k verzeker u een einden van verdriet.
Stap doch van u geluk , niet averregs als een blinden; Trevrolyk, op’tverzoek myn’sKonings, ubemindennbsp;Ten Hoof, ik weet gy zult myd;inken,v6„or myn raad„
3§ ISABELLA PRINSESSE van IBERIE Ik 2,ie u in het kort verhceven in een (Iaat,
Door’s Vorften gonll,daarugeen ftervelingkancieeren, Geloof' myn woorden, of ik ben bereid te fweeren ,nbsp;Voordegetronwigheidmyns Konings.
Laura.
Neen, laat af,
’k Zal u geiioor?.aam 7.yn, al waar’t ook tot myn lltaf. Octavio.
Ê Neen, de Hemel Kal u bittre fmart verzoeten,
S'.
Wyl ik u morgen ntcen, als Koningin te groeten. Laur a.
Ik fla door u verhaal, bedwelmd in myn verftand,
Ik voel myn ziel geraakt.
Octavio.
Princes ryk my uw hand.
Daar komt Lizardus, met Kyn Dienaar»
NEGENDE T O O N E E L.
H E N R I K , G I T 1.1 S.
Gillis.
’t2ial wel lukken, Hy vreeft geen dorenen , die’t roosje denkt te plukken.nbsp;Henrik.
Neen, die bejegening leid nooit een man van eer;
Ik draag het hart te hoog, ’k bemin haar al te teer,
Dat ik die fchosze taal zou buiten reen verdragen. Gillis:
En ik ben bly myn Heer, dat ik daar zonder flaagen.
Ben af gekomen; m.aar ik weet dut zy berouw Zal krygen v an al ’t geen zy heeft gezegt.
Henrik.
Getrouw
Vind ik u, Gillis, eneenmanvolgockoerazie. Gillis.
Ie meent een herlekien, of wel een janpotazie,
Of fcharamoezie; maar ik volg u, waar gy gaat,
En ’k ben een fchelm zo ik u in de nood verlaat.
Kinde van het tweede B 'edryf.
Ferdinand.
Een al te orirype min, myn oogen kwam verblinden.
Waar dat ik ga, ofrta, ik weet geen ruft te vinden. Myn ziel werd overal gcpynd met naberouw.
’t Geweetepord my, om dees Hooggeboorne Vrouw, Die ik dus heb Verlaagd, weer in den top te helfen;
Maar hoezal myn Gemeent de reedenen beycfFen,
Daar ik voor Gemaalin, een herderin van ’t land Verkooren heb. Ik fta bedwelmd in myn verftand:
Myn grootheid tragtmet ernft, dithuuwlykmy teont-raaden;
Aan de andre kant fmeekt my eerbiedig, om genaden Mifleide onnozelheid j ik vind my in een. zeenbsp;Volonruft, daarmynkiel, geenhaaveu kend nochrcc.nbsp;Maar hoe kom ik dus laf myn zinnen te verdeden,nbsp;Daar’tmagtigOngeren, gehoorzaam, mynbeveelennbsp;Moet volgen, en als Vorft, my ftip naar de oogen zien:nbsp;Wie zal my ’t huuwelyk met Ifabel verbien gt;
Die ik bedrogen heb, misleid, enfchelms verraaden, Ja, dieikben verpligt eerbiedig om genaadennbsp;Tefmeeken j maar wel ligt fluit zyhaareooren toe,nbsp;UitEed’lefpyt, door’t leed haar aangedaan. Ach! hoenbsp;Bekommert zich myn zi^l, zy heeft haar zoon vcrlooren,nbsp;Die door myn geile min, wierd buiten echt gebooren.nbsp;Wie weet of moogelyk, ^en ingezwolgen haatnbsp;Haar doet befluiten, om in haar geringe ftaatnbsp;Te bly ven, om myn min onwaardig te verachten ;
Maar neen, dit kan niet zyn, ik dwaal in myn gedachten,
C 4 nbsp;nbsp;nbsp;Zy
-ocr page 48-40 ISABELLA PRINSESSE van IBERIE Zy zal nict wcig’ren in den echtenftaat te treen,
Met my; maaf vrouwen haat llryd dikwils met de reen, Zy zal my moogelyk van a! myn hoop verfteeken,
Om haar verloren eer, en zoon, op my te wreeken,
Het Vorftelyk gemoed, fchynd haar noch niet ontgaan. Zo zy myn liefde wraakt, wat raad? wat dan gedaan ?
’k Zal by myn onderdaan, veel van myn achting derven, Om dat ik reükeloos een Ryks Princes deed zwerven.nbsp;Iberiezal my vervloeken, als het boord,
33at ik die geen ben die den Hertoog heb vermoord,
En de eer van hun Princes verraderlyk geftoolen,
Gelyk een nagtwolf, die zig ftil in duyltre hooien Verbergt; terwyl hy loerd, op een onnozel lam,
’k Vervloek het uur, toen my dit in gedagten kwam. Wat fpook heeft my zo ver gebragt, en rnyne zinnennbsp;Verbyftefd, om zo wreed, als eereloos te minnen?nbsp;Wat helfchefuri, dreef my tot dees gruw’len aannbsp;’k Zie in eén ogenblik meer kwaad van my gedaan.
Dat veelejaaren tyds, het moog’lyk niet geheugen,
Ja, zelfgeen eeuwen, om zulks weer te regt te brengen : Als reükeloos beflaan, aan onze driften kleeft,
’t Baard wee, en ach! wanneer de tyd’t herdenken geeft. Daar komt myn kamerling, wat of hem mag ontbreken.
TWEDE TOONEEL.
Pagi, Ferpinanü.
MPagi.
yn heer Geraftus, wenil zyn Maziefteit te fprekgu. Ferdinand.
Men laat hem komen. Want dit is de regte man,
Aan wien ik myn geheim, in als vertrouwen kan.
DERDE TOONEEL.
•4 nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• ’
Gerastus, Ferdinand.
W nbsp;nbsp;nbsp;Gera STDS.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(gen.
ciifch aan zyn Maziefteit, een aangename morr
Fe R-
-ocr page 49-HOF EN LANDSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;41
Ferdinand.
Zulks wenfch ik meede aan heer Geraftus.
Gerastus.
’kBen vpizorger}
Geweeft, ö grote Vorft! wyl’t onweer op dejagt L heeft beloopen, ’t welk veel kwaad heeft voort ge-bragt.
De zorg voor u myn Heer, bragt ons in duizend vreezen; Maar ’k vind nu reeden, om van harten bly te weezen,nbsp;Wyl ik u zie gezond.
Ferdinand.
Nauiterlyke fchyn. Gerastus.
Watdeerdde Vorft ? ikfchrik.
Ferdinand.
Een doodelyke pyn,
Die my field in een ftaat, niet weete w’at te willen. Gerastus.
Men moet zo zwaar niet aan ’t geval des waerelds ti! Icn. Wat is het, daceenVorft, niet ligt verbetten zou.^nbsp;Ferdinand.
Een innerlykefmart, eendoodelyk berouw.
G E R A STu's.
Waar dat berouw verfchynt, daar is gena te hopen, Indien de Vorrt, ’t geheim zyn ’s hart my wil ontknopen,nbsp;’k Zoek raad myn Heer, waar doprgy vyerd te.vrcen ge-Gy hebt voor deeze my al uw geheim gemeld;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ftcld,
Ik wil niet hoopen, dat de V orft oit in gedachten Gekreegen heeft, myn raad, en meeniug te verachten.nbsp;Ondek my de oorzaak van uwbittrefmarten druk,
Lvy Voelferheer, neemt deel in al uw ongeluk. Ferdinand.
’tIswaarGeraftus, ’k heb aan u, een man gevonden, Diezynepligt, en trouw, bewaard heeft ongefchonden;nbsp;Gy hebt my opgevoed, en met uw wyze raad,
Altyd gediend, daar’kmy noch heeden op verlaat. Schoon ik in myne jeugd, niet wel heb waargenomen
C y nbsp;nbsp;nbsp;Uwe
-ocr page 50-41 ISABELLA PRINSESSE van IBERIE
Uwe onderrigting , om als Vorft het fpoor der vroo-men,
Tevolgen; ’k ben daar flings, moetwillig afgedwaald, En noch blyfd deeze fchuld, (tot noch toe) onbetaald.
’k Heb op myn hals gehaald, een berg van zwaare zonden. Ik heb het Heilig en het Waerels regt gefchonden.
Ik ken my fchuldig aan gekwefte Maziefteidt.
Gerastus.
Door u berouw hebt gy die misdaad vry gepleit.
Gy hebt uwlfabcl, op alle vier de winden,
Doen zoeken, omHaar, als uw waarde ziels beminden, Te kroone; daar door is uw misdaad uitgebluft.
Stel dan, zo’tmooglyk is, myn Heer uw hart geruft. Ferdinand.
Geraftus, ’t is tot noch u onbekend geblceven,
Dat zy, door myn bedrog, een zoon bragt in het leeven.
Gerastus.
Een zoon myn Heer ?
Ferdinand,
6 Ja.
Gerastus.
Waar is die?
Ferdinand.
Niemantweet
Waar hy gebleven is. De Heemel wil het leet Aan Ifabel gedaan, door ’t al te deerlyk miszennbsp;Van mynezoon, ookopmy wreeken.
Gerastus.
Isditgiszen,
Of waarheid? ’kftaverbaaft, door’t geen ik van u hoor. Weet niemant niet, myn Heer, waar zy haar zoon ver-Ferdinand.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(loor?
6 Neen!
Gerastus.
Dan fteund de zaak, dunkt my op losze gronden. Ferdinand.
Geraftus, ach! ik heb myn Ifabel gevonden.
G E*
-ocr page 51-43
HOF EN landspel.
GeR A STU S.
Ikfchfik ! waar, en wanneer?
Ferdinand.
in deeïenaare pacht,
In ’t woeft gebergt.
Gerastus.
Een droom heeft u dit aangebragt, Gcdagten fpooreloos, gy moet die nacht tirannen,
Lie’t bryn ontiiellen, heel uit uw gemoed verbannen. Vergeet doch Ifabel, ’k weet anftertinsgeen raad,
Om u te dellen. Heer, in een gerufte ftaat.
Ferdinand.
Hoe! haar vergeten, nu ik haardoor’s Hcemelsïeegen, En grondeloos beftuit, heb in myn arm gekregen ¦
Ik heb haar zelf gezien, gefproken , aangebeen,
Doch, onbekend.
Gerastus.
/ Ik ftaverbyftert door dees reen.
By wat geval heb gy de waarheid eerft vernomen ?
Heeft zy ’t u zelf gezegt?
Ferdinand.
6 Neen! ’t is by gekomen Dat... Maar 'k zal u de zaak verhaalen van ’tbegin.nbsp;Gerastus.
Hoe! kan het mooglyk zyn , fteekt hier de waarheid in.? Ferdinand.
Toen giftren avond, ons het onweer kwam verraszen, Metblikzem, donder, wind, enzwaareregcnplaszen,nbsp;Met dikke duifternis; terwylwy opdej.agtnbsp;Een hind naarfpoorden, vond ik fchielyk onverwagt,nbsp;My, van myn volk beroofd, die hier, en daar gevlooden,nbsp;Een fchuilplaas zogten, om niet in ’t getal der doodennbsp;Geteld te werden, dopr het fchriklyk blikzem vuur,
Dat uit den Heemel vloog, en dreigden hof en fchuur, Geflingerd langs den grond, in lichte vlam te zetten,
En berg, en rotszen, tot den afgrond toe te pletten j Dacht ik niet anders of deuaaredoud verfcheen.
Dc
44 ISABELLA PRINSESSE van IBERIE De takken van’t geboomt, die vioogen om my heen,
In groote meenigte, ik Hapten in het waater,
By wyltotaan mynknien; heteiszelykgeklater DerIchorredonder, in’t gebergten, deed my’t hartnbsp;Van vreeze krimpen, ’k vond my overal benatd,
Terwy 1 ik hoopeloos gpen uitgang will te vinden;
Ik tallen ip het rond alleens gelyk de blinden ,
Doch kort daar na zag ik delugt een weinig klaar.
Toen wierd ik,on verwagt,een Vrouw haar Hem gewaar, Di e op myn roepen fcheen te naadren, en my vraagdennbsp;Wie datikwas, terwyl het haar op’thoogll behaagden,nbsp;Om aan verlegenegetrouw de hand tebien;nbsp;IJchoordedeeze Vrouw, maar’k kon haar nauwlykszien,nbsp;Tot dat zy opverwagt een toorlligt liet onfteeken,
Ik zag haar, ’k Hond verzet, en kon by na niet Ipreken, Ik moed myn aangezigt verbergen, op ’t gezigtnbsp;Van ’tglansryk wcezen, daar door’t helder fakkelligtnbsp;Eenllraaloffchitterde, uit haar bekoorlykoogen, (gennbsp;Tot in myn boezem; Goon! hoe wierd myn ziel bewoo.-Toenzy haar lieve mond ontfloot, een Engel fpraknbsp;Door haare lippen, die van booven’t Herren daknbsp;G'cfchikt wds, om aan my getrouw de hand te bieden.
Gerastus.
Wat laat de Hemel, op der aarden niet gefchieden.
F E R ü I N A N p.
Ik vroeg haar wie zy was, haar antwoord.was, myn Heer Een Herderin, terwyl ik my op’t land erneernbsp;Met Vee te hoeden, ’t geen ik hier ruim achtien jaarennbsp;Gedaan heb, in de dienlt van Heer üélaaf; de haarennbsp;Diereezenmy re berg, toenik van haar vernam.
Dat ze in Iberiegebooren was, een vlam Van kuyfche liefden kwam myn hart en ziel beflrydennbsp;En zonder dat ik wiH wk'dat zy was, ’t geleidennbsp;’tWelk ik iiaar aanbood naar myn Hof,Houd haar niet aannbsp;Wyl zy ’t Hil leeven op het land niet wilde ontgaannbsp;Voor al de Rrliatten , die een Koning haar kon geeven,
’k Wierd doerr nieuwfehierigheid, en liefde zo gedreven.
Dat
-ocr page 53-4^*
HOF EN LANDSPEL, t^at ik niet ruften kon, ’k fprak met Oétavionbsp;Kn vroeg hem wie zy was, die in’t begin ’theelnónbsp;Ondekken wilden wyl hy dierbaar hadgefwooren ,
Om nooit te zeggen wie zy was, ’t geen my ne tooreli Ontftak, maar wyl ik zag dat hy me als onbekendnbsp;Antwoorden, datal’tgeen, vanmywierdaangewend,nbsp;Zou vrugtloüs weezen, ja veel liefver wilde ftcrven,
Als zyn gefwooren eed te breken duizend werven.
Ik vond geraden, omaandenftokoudenman^
^y te doen kennen, ’t geen ik deed, ik toonden dan Myn Vorftlyk teken, daar hy ftraks door wierd bewogen^nbsp;De tranen drongen hem van blyfchapuit zyne oogen,
Hy badmyomgend, maar’kzy, daar’s niet misdaan, Gy hebt uw eer, enpligt, getrouwlyk voorgeftaan,nbsp;Verhaal my in het kort wie Laura, dóch mdchweezien.nbsp;Dat hem door dit verhaal in ’t minft niet ftond te vréezen^nbsp;Hier op antwoorden hy, dat deeze Laura wasnbsp;Die ïfabella, die een helder fpiegel glasnbsp;Verftrekte voor de deugd, en een Princes, geboorennbsp;^•1 ’tRyk (berie, en ’tgeen haar wierd befchoorennbsp;Door een verrader , en al ’t geen zy had geleen;
Maar datze in fpyt van al haar wederwaardigheen Een loflyk voorbeeld bleef, van hooggebooren zielen.
Poen beet my het berouw afgryflyk in myn hielen,
Waar van myn rhucdig hart de pyn gevoelden, ach !
De naarrl van Ifauel, fcheen my een donderllag Hdeooren, 'tgeenmynbrynontroerden, opgetoogeiinbsp;^tond ik in myn gemoed, ik mifte het vermogen,
Van myne zinnen, enindieverleegenheid Diidekten ik Oöaaf, dat ik haar had misleid,
Eli oorzaak was van al haar rampen.
G KRAST us.
Hoekan’t wcezèn,
pbcb van myne jeugti, totheeden, veelgeleezen hl Wonderheedeii, maar hooit zulk een vreemd geval,nbsp;Jt't geen de nazaat, als verdigt gelooven zal inbsp;’heeft zy wie dat gy waard, toen mé bericht gekregen.
F E R”
-ocr page 54-4Ö ISABELLA PRINSESSE van IBERIE Ferdinand.
óNeen! Geraftiis, ik hebdit voor haar verfwegen,
En aaa Octavio, wel crnltigmebelall
Omdit tefwygei), want hier hangt myn eer aaé vaft j
Ik moet my op dit lluk, eertl wysïelyk beraden,
Met u.
Gerastus.
Eengoed befluitin noodkan nimmer fchaden. Wat oogmerk heeft deVorit, in 'iulk een vteemdezaak.
Ferdinand.
De deugd te volgenen de reeden.
G E R A ST u s.
Wat vermaak
Is ’t my te hooren, dat de lesten u gegeven,
In uwe jeugd» doormy, u noch tyn by gebleven,
De zuivre deugd braveerd, al Ie onheil en gevaar. Ferdinand.
é,Ia! Gerallus, ’k meen mpi fchuld vaii twintigjaaf Nu af te doen , ik zal inyn Ilabella Kroonen,
En haar gelede leet, met kuifche min belooncn. Gerastus.
Een loffelyk befluit.
Ferdinand.
Ja Presburg zal haaflliieu,
Die met rhy op den Troon, ganfeh Ongren zal gebiea, ’k Zal aan myn Veldgodin, myn Laura my verbinden.nbsp;Met haar beraden hoe men belt myn Zoon zal vinden,
In ’t Ryk Tortoza, in het oorlog haar ontroofd. Gerastus.
Lang leefd de Koning, die ons niet dan heil beloofd. Ferdinand.
Hoor dan Geraftus ,’t geen u w Vorlt heeft voorgenomeiij ’k Zal Ifabel, myn Bruid, dees dag ten Hoof doen komen ,
En aan haar toonen, wie dat haar bedroogen heeft, Indien’t geluk my vlyd, dat zy myn fchuld vergeeft, .nbsp;Zal ik haar meerder waard, dan Kroon en Cepier achten.
G E'
-ocr page 55-HOF EN LANDSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;47
Gerastus.
MynHeer, gy hebt van Haar, niet anders te Verwagten^ Hoe kan zy beter doen.
Ferdina Nn.
Wel mooglyk houd zy’t veld Meer waard dan ’t Hof, myn vrind, ’t veilhndhoeftnbsp;geen geweld
Te doen, om al de pragt, van ’t Aardryk te overwinnen j Zyiseen Vrouw, die ligt met welberade zinnen,
De grootsheid haar, omllegs’t onnozel vee te hoen, Gerastus.
De eer zal haar roepen, uw begeerte te voldoen. FEkUINAND.
Ik zal den Flertoog, en de Graaf A dolf zyn broeder,
Die ’k myn geheim vertrouw, wy 1 ik hun een behoeder In ’t oorlog ben geweeft, zo datelyk gebien,
Om myn verkoorne Bruid, met eer aan ’r Hof te zien Dat zy haar haaien, fchoon den Hertoog ligt t’ onvredeanbsp;Zal weezen, wyl hy my in ’t huwelyk ziet tredennbsp;Met imant anders als zyn dochter.
Gerastus.
Als de reen
Hem zyn bekend, fteld hyzigzckerlyktevreen.
Pt weet dat hemde Vorft, van ’t huwlyk heeft gefprokcri Metzynedochter, maar dietoelcgis verbroken,
Wyl trouw beloften voor een twede liefde gaat,
Dit Held u, om zyn kind te trouwen, buiten Haat. Ookishy wyzer, om zig daarom te verftooren,
J a gy vergroot hunne eer, terwyl zy zyn verkooren,
OiTi uw verloofde Bruid, ten Hoof te leiden, ’k zou ^yn pligt betrachten, zo ik de eer had, om Mevrouwnbsp;De aanttaande Koningin, met my aan ’t Hof te voeren.
, nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.
^t Zulks in ftilte zal gelchieden. Pagi.
om deganfche Stad, niet teffens te beroeren,
VIER-
-ocr page 56-48
ISABELLA PRINSESSE van IBERIE VIERDE TOONEEL.nbsp;Ferdinand, Gerastus, Pagi.
Pag I.
Pleer.
Ferdinand.
Verzoek deHertoog, endeGraaf, omaanmyd’eer Tegcevenom by my, in myii vertrek tekomeu.
Pagi.
Myn V orft het zal gefchieh.
VYFDE TOONEEL. Ferdinand, Gerastus.nbsp;Ferdinand.
^ nbsp;nbsp;nbsp;’tCjeen ikheb voorgenomeil
Zal ik vol voeren, eer de zon zyn heldreglans IiTtWeftedoofd, zal ik, haar die een rooze kransnbsp;Om ’t hoofd draagt, eene Kroon van diamant op zetten.nbsp;Gerastus.
Daar ’s niemant die de Vorft het weldoen kan beletteil. Wyl billikheiden regt voor uw beminde plyt:
Ik hoop haar haaft te zien, ten RykStroon ingewyd.
Daar komt den Hertoog, met zyn broeder.
SESDE TOONEEL.
Ferdinand, Ricardo, Astolpho, Gerastus.
el gekopmen.
Ferdinand.
Ricardo.
Lang leeft zyn Majèfteit.
Astolpho.
Wy hadden niet vernomen
-ocr page 57-HOF EN LANDSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;49
tBevelzyn’sMajeftcit, offpoeidenherwaarsheen,
Om to het weet en mogt, u dicnft te doen.
Ferdinand.
Ik meen
Ganfch niet te dwalen, met u alles te vertrouwen:
Wat myne kroon belangd, daarom ben ik gehouwen» Om een geheime taak, daar aangelegen leit,
Te Hellen in uw magt.
R I G A R D o.
MynVorrt, wytyn bereid Zulks uit te voeren, na uw wil, en vergenoegen.nbsp;Ferdinand.
Hoor dan AHolpho, gy tuit u ftraks derwaars voegen, Adet uwen broeder, daar ’k u giftren avond Ijjraknbsp;Van lekere Herderin; gy tuit haar met gemak»
Ten Hoof geleiden; laat myn ryskoets vaardig maken, Gy tuit gemakkelyk tot aan ’t gebergte rakennbsp;Hoor ’t bos, dan valt de weg niet ver om voort te gaan,nbsp;Haar Heer Oélavio, tyn woning; teghemaan,nbsp;Datgygeiondentyt, dooriny, om af te haaiennbsp;Een teekre Herderin, die Laura heet, geen dralennbsp;Leid deete taak, ga dan, daarismynteegelring,
Een klaar bcwys, dat gy van my dees lall ontfing.
Astolpho.
AdynHeer, hettalgefchien.
Ferdinand.
Ga heen. Het tal my lullen. Noch van de jagt vermoeid, een weinig uit te rullen.
ZEVENDE TOONEEL. Ricardo, Astolpho.
Ricardo.
\T rattalditweeten? hoe! een herderin van’t land, VV Te haaien aan het hof, gaat boven myn verlland.nbsp;Astolpho.
^^tKoning is verliefd, hy heeft met haar gefproken
D nbsp;nbsp;nbsp;Bv
-ocr page 58-yö ISABELLA PRINSESSE van IBERIE By toorsligt, ’k weet lyn hart in minnevlam ontftoken»nbsp;Doorhaarefchoonheid, brand om haar by hem te2ien jnbsp;Wie is ’er die zulks kan verhind’ren, of verbicn ?nbsp;Ricardo.
Mag dan een koning na zyn wil, en welgevallen,
Al doen wat hem behaagd ?
AsTO LPHO.
’k Weet geenc van ons allen Die dit beletten kan, hy heeft het my ontdekt;
Maar, met bevel van 't niet te mélden.
R 1 C A R Igt; o.
Dit verwekt,
Voorzeeker, aanhetHof, een bitter ongenoegen.
A s T o L p H o.
’tSchynt wat een koning doed, dat zig’t gemeen moet Nazynewil.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(voegen,
RiCardo.
’tZyzo, maar is dit welgedaan,
Metmyeenhuuw’lyk, welberaden, voorteflaan, Met myne dochter, en dan een boelin te houwennbsp;Datisnieteerlyk, neen.
Astolpbo.
Gymiif, hy wil haar trouwen. RiCarDO.
Haar trouwen, ach ! defpyt doorknaagd myn ingewand, Indien zulks waar is, zo zweer ik u Ferdinand,
Dat ik na dees, (voor u) geen degen meer zal dragen. Ast o LPHO.
Noch ik.
Ricardo. -
Waar wil die heen ? zie ik myn oudedaagen Met fmaat gehoond; wat zal myn dochter zeggen, alünbsp;Zy zig bedrogen zictzoreukeloos als vals.
My aan te porren, om ntyn eenig k ind te ontfangen,
Als bruid,daar al myn hoop, en heil,fcheen aan tehangeö. Dan my beveelen, om een flegte boere Hoornbsp;Te haaien, in haar plaats.
AsTOtP'
-ocr page 59-HOF EN LANDSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;51
Astolpho.
Ik bid geef my gehoor (ken^ Myn broeder, ’k weet noch raad, orh ons hier van te wre-' Ricardo.
Waardoor?
AsTOLPttd.
Met dees boerin, eendolkin’tharttelleeken. Ricardo.
Wat razcrny is dit ? hoe zou zulks doch gefchien ? Astolpho.
Ganfch buiten acljterdogt, ’k heb daar al in voorzien. Ricardo.
Zouéenonnozele j heel buiten misdaad derven? . Astolpho.
Wy zullen ’t ryk hier door, behoeden voor’t verderven5 De Vorft herdelled, die nu dcerlyk zwanger gaatnbsp;Van een vervloekte rnin.
Ricardo.
Eridandaarna , wat raad? Astolpho.
Te zeggen, datzy ons is met gevveld ontdooien ' VanRoovers, in’tgebergt, en weg gevoerd.
Ricardo.
Verhooleiï
Kan dit niet blyvcH , daar is al te veel aan vaft.
Astolpho.
Zogy’tnietwaagetiduri’d, ikneemopmydicnlad.
Hy zal zyn min, hier door, weer tot uvv dochter kecrcil. Ricardo.
Wat middel is’er, zo ik my liet overheeren,
uit te voeren.
en w.aimcer:
Astolpho'.
Ik weereen hol,
Dit ¦
paar certyds heeft gewoond, een firoode toverkol, m 'r diepite van ’t gfbergt, ver va
van de weg geleegen,
D,
^-'ees nagtfpclonk, heeft al van onds, de naam gekreegen-, Van’t helfche voorburg,.’k zdde boere meid daar in
D z nbsp;nbsp;nbsp;Géquot;
-ocr page 60-p ISABELLA PRINSESSE van IBERIE Geleiden, ’k Maak haar wysdatdeezerots’t beginnbsp;Is, van de naaUe weg, om by de koes te koomen.nbsp;Ricardo.
’t Is vol gevaar, hetgeen van ons werd voorgenomen; Nochtans dwingt my de fpyt, uw voorflag toe te ftaan-Astolpho.
Het vonnis is geveld , het is met haar gedaan,
Men moet bytyds het kwaad, zien uit het hof te wannen. By kindfche kooningen , vertrouwd men ’t ryk , aannbsp;mannen.
Men leid geen dwinglandy, fchoon’t aan'een Vorft behaagd.
Di e voor ’t gemeene beft de Kroon en fcepter draagd, Moet al to we], als ’t volk bezwoorne trouw betragten,nbsp;Of maakt zig zelf onwaard , om hemals Koning te achtennbsp;Neemy^ants niet. Hy heeft my het denkbeeld voor geVvendnbsp;VanCirus, ’k hebdedaan van Cirus wel gekend,
Maar nooit zyn deugd, die is ons nimmermeer gebleken.
KI c A R D o, nbsp;nbsp;nbsp;(ken.
Ik voel myn hert ontroerd, maar ’k wil my echter wree-Astolpho.
Eer dat de Zon zyn glans in Tetus golven doofd,
Zie ik uw heil herlield, ten kollen van myn hoofd.
Ei^de van 't derde Bedryf.
EERSTE TOONEEL.
R [ c A R D o, A sr O L p n O, uyt het Hal. Ricardo.
’k nbsp;nbsp;nbsp;ie menfehen naderen, zy zullen ons verraszen
jf ^ Myn broeder ,¦ ’t is hoogtyd op ons belang te pas-zen,
Gy moet u fpoeijen, want zy zyn niet ver van hier.
A s T o L p H o.
Wat gaat u over ?’'kfchrikte op’t onverwagt getier.
-ocr page 61-f3
HOF EN LANDSPEL.
Wat is ’er gaans} fpreek op.
Ricardo.
’k Zie volk van verre naad’ren,
Hebgy ’t volbragt ?
Astolpho.
6 Neen! het bloed ftremde in myn aad’ren Op uw geroep, ik wierd zo roerloos als een Heen,
Daar jk de dolk, reets op haar keel gezet had, ’kMeen Dat zy het echter, uit de rots niet zal ontkoomcn.
’k Hoor rees de menfchen.
Rl C ARDO.
Kom, wy zullen in dees boomen Ons zo lang bergen, tot zy weg zyn.
TWEEDE TOONEEL.
Philemon, Gillis, Henrik, Gillis.
I .aaturajn,
En ruft een weinig. Heer, ik ben al moe van’t gaan, Wy zullen tyds genoeg het kalfsvel, hooren raazen.nbsp;Philemon.
Daar ginter Jonker, daargy’t weligvee ziet grazen, En daar de bouwman dryft, de kouter door het land;nbsp;Doordie Valei, myiiHeer, wat aan de linkerhand.nbsp;Daar leid de weg, diegy gcmirt hebt, kan’tulufteiinbsp;Hierwatteblyvcn, en een weinig uit te ruften;nbsp;k Zal u een man ofdrie toe zenden, dien voordnbsp;Geleidenzullen, Heer, ter plaaszedaar’tbehoord.nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Henrik.
Doe zo, neem dit tot loon van uw gedienftigheeden, Als’tu beliefd.
Phii.emon.
V,
oor zulk een kleine dienft-, zo groot een weldaad;bloed, Myn wyfipringt op van vreugd, alszy het ziet.
Daar ben ik heel wel me te vreeden,
Gil-
-ocr page 62-f4 ISABELLA PRINSESSE van IBERIE Gilus.
Is ’tgoed?
Philem oij.
Tcwonder, Heer, ik zal u altoos dankbaar vv'cezen. Vaarwel.
DERDE TOONEEL. Gillis, Henrik, Isabella’z iA/.nbsp;Gillis.
lawcl, ik zeg, gelukkiger is deezen Alswy} die van de ruil vermoeid, ten Oorlog gaan.nbsp;Henrik.
Myn edelmoedigheid. heeftmy hier toegeraan, En’tfchots vervt'ytvan niyn Anarda.
Gillis.
Ei! keerweeder,
En Zet de oplopcnheid van uw vriirdin ter needer. Henrik.
Dat doe ik niet, ten zy ’t geval my heeft gebragt Zo ver, dat zy my meer ais nu , zig waardig acht.nbsp;Daarom zo moet ik my in ’i Oorlog begeven.:
Want ik ben niet gezind in arremoe te leeven.
Gillis.
Ofryk, of arm, ’k weet niet vvyt bellis grooteimat, ’t Is beter Bedelaar te weezen als Soldaat.nbsp;Menzietgeen Bedelaar gehouwen, endoorkorven,nbsp;Of door een kogel van mooidadiglootgeft-orven;
Ook is hy menigmaal gerufter van gemoed Z\ls een die ryk is, en gellaag noch flnalt en wroet.nbsp;Diogenes, was iti zyn home kluis gezeten.
Toen Alexander, hem met eigen mond deed vyeeten, P-it hy hem gaarne zag ten hoof. Wat zei de mannbsp;Gy roofdmy meer als gy ten hoofmy geeveu kan •nbsp;Gy.roofd my ’t zonneÜgt, dat kunt gy my niet geeven.nbsp;Zo aangenaam, vyas ’t hem in armeftaat te ieeyen..
Twd
Hy droeg een drinknap aan zyn gordel, en hy zag
-ocr page 63-HOF EN LANDSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;5f
Twekind’ren drinken uit hun handen; wel wat mag Ik, fprakhy, met dit nootloos huisraad pronken,
Daar my degoe natuur, drinkvaten heeft gefchonken. Hy fmeetde nap weg, en zins dronk hy nimmermeer,nbsp;Als uitzyn hand. L dit geen klaar bewys myn Heer,
Dat armoe, met verftand gemakk’lyk valt te draagen } Hoewel een rykegek, ’t gemeen meer zal behaagen,nbsp;Alsdearmewyze; ja, alhadhyal’tverftandnbsp;VanKato, Cicero, Homerus, dearmoeband (ten,nbsp;Weer veele zorg van’t hart; hy hoeft geen lyftrouwan-Noch wachter, om zyn fchat, by nacht, aan alle kantennbsp;Met honderd oogen te bewaken, daar die geen ,
Daar toegefchikt, wel zelf me teijen op de been;
Ja, menigmaal, om^tgeld, de man het lyf ontzeggen, En hem, alsrnoordenaars, verborgelaagen leggen.nbsp;MynHeer, weetdearmoe, isopvernazulk eenlaftnbsp;Nieteens, gelykmenmeend; zy is daar niet aan valt,nbsp;Om grote fchatten, met veel zorgen te bewaaren;
Ja, zo dat menigmaal, het hoofd met gryzehaeiren Bedekt werd, eer de tyd van de ouderdom genaakt;
Hy is wel zot, diemeend, dat geld gelukkig maakt.
Een arme Bedelaar, leeft vry met minder zorgen,
Wyl hy niet verder zorgd, alsheeden, niet tot morgen. Is hy alleen, ’t is wel, en heeft hy huisgezin,
Zo veel te beeter, elk ziet üit naar zyn gewin. DePotegra, diezal geen Bedelaar, zoplaagcnnbsp;Alsweldiegeene, die gewoon zyn, alledaageanbsp;De maag vol Rinze vogtteflurpen, endoorpynnbsp;Aan ’t vloeken raaken, ofzy fchier bezeten zyn jnbsp;Ja, fchreeuwenzomtyds, zo geweldig, dat debimreienbsp;Daar me gemoeid zyn ; och! ik kan niet langer duuren,nbsp;Wathelfchepyn isdat, ik was veel liever dood,
Dan die te lyden. Heeft een Bedelaar wel nood Van al die zwarigheid ? hy heeft geen pannelikkers,nbsp;¦Hoch tafelbezems, kend geen impolf, noch verklik-
«y Weet van fchot, nochlot, dat dikwüsfmart enpyn
¦ nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;D 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vc.-
-ocr page 64-f6 ISABELLA PRINSESSE van IBERIE Verooriaakt; neen, ganfch niet, al wat hy heeft is ’t zjn,nbsp;Hy mag om zyn gewin door heelde waereld loopen,
En zonder dat hy hocfd, zyn burgcrfchap te koopen. Geen brand, of watervloed, maakt immer hem bedugt,nbsp;Hy vreeft voor roof, noch moord, noch woedend krygs*nbsp;gerucht.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ven,
’kVondonlangs voorde poort van zcekretuin gefchre-Tuis overal.
Henrik
Wat wou zulks doch te kennen geeven ,
Tuis overal?
Gillis.
Ik vond de fchildery heel raar. HENRIK;
Wat was ’t?
Gillis.
Een Schillepad. Een Schip. Een Bedelaar. Isabella, ia het Hol.
Ach! myclendige.
Henrik.
Wat wil dit bitter klaagen? Gillis.
Watdathetw'ilof niet, het kan my niet behaagen,
Ik vrees voor ongeval.
Henrik.
Zwyg zeg ik groote gek,
’t Geluid komt nader.
Isabella, h het Hol.
Ach ! moet ik hier door gebrek Vanmenfchelykehulp, helaas! mynleevenmiszen.nbsp;Henrik.
’tGefchrei komt uit dit Hol.
' Gillis.
¦ Dat is heel wel te giszen, Daar woond de duivel, met zyn moer en huisgezin.nbsp;Wat wilje doen myn Heer?
Hek*
-ocr page 65-Henrik.
Laat los, ik wil hierin. Gillis.
Hoe! indatduivelsneft? hoe! fpeeljeitietuwleevcii?
Henrik, in’’t Hol gaande. nbsp;nbsp;nbsp;(ven.
’k Moet hier een eed’le proef van myne vroomheid gee-Gillis.
Weg is myn jonker, ik ben hem waaragtigkwyt,
Och ! had ik voor het laaft hem noch adiegezeid,
Want’k maak geen ftaat,''em hem, op aarde oit weer te Henrik, In Hi Hol.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(vinden.
Holla!
Gillis.
Hy fchreeuwd, de droes die zal hem wis verflinden; Maar ?k hpor hier ook gerugt, ’t zyn nikkers na ik gis.nbsp;V.IERDE TOONEEL.nbsp;Gillis, Ricardo, Astolpho.nbsp;Henrik en Isabella in 't Hol.
WRI C A R D o. atdoejehier, jou fchelm?
Gillis.
Gy zyt voorzeeker mis,
Ik ben een eerlyk man.
Astolpho.
Ik zeg, gy zult vertrekken,
Of’k ftootjedoordebuid.
Gillis.
Jazeker, zonder gekken, Ben je zo liberaal; hou, holla, nictteflaan.
V aar wel myn goeje Heer, het is met ons gedaan,
Ik zie u nimmer weer.
Henrik en Isabella, uit het Hol komende. Isabella.
Hoe zyt gy hier gekomen, Lizardus i: Och! myn vrind.
Henrik.
Ik ftaals opgenoomen,
D f nbsp;nbsp;nbsp;Myi^
-ocr page 66-ISABELLA PRINSESSE vak IBERIE Myn Laura! mytivrindin! hoe komt gy hier?
Ast oLPHo.
Laat gaan,
Die vrouw, diehoordaanons.
Henrik.
’k Zou daar niet toe verftaan. Isabella.
Dit Tyn de moorders, die my dachten om te brengen. Henrik.
Dat kan de Hemel, noch myn vroomheid niet gehengen. Kom Gillis, help u Heer.
Gillis.
Getrouw tot in de dood. Ricardo.
Waarom geeft gy u doch dus reuk’loos in de nood ?
Laat ons dees Vrouw, wyzyn uit’skonings laftgezon-Om haar te haaien. nbsp;nbsp;nbsp;(den,
Isabella.
Om als afgerigte honden
^y te verflinden.
Astolpho.
Waan, heeft u het brein ontroerd. Henrik.
Ontaarde fchelmen fpreek, waarom haar dan gevoerd In dit moordadig Hol? waar vond men ooit iets kwaders?
Astolpho- nbsp;nbsp;nbsp;(ders-
Voort geeft aan ons dees Vtouw, of'k hou u voor verra-G I r LIS.
Verraders; hoor, ik zeg, dat liegjcdoor jefret.
Ik toon u anders, wantTt ben ridder Baronnet:
Al ben ik van een laage, en flegten ftam gebooren,
De groten Turk, Babok, heeft my daartoe verkooren. Daarom vertrek van hier, want werd myn bloed verhit,nbsp;Ik Heek ubeiden, als braadvarkens aan myn fpit.nbsp;Astolpho.
Verdragen wy geen meer dit latteen en fchetden, VerwecKu,
Hek-
-ocr page 67-HOF en LANPSPEH. Henrik.
Zozal’tzyn.
Q IJ. LIS.
En ’k 2\veer het 2al u gelden, Isarella.
Qch! i^’^rniemant, die ons helpt ip deeze nood ? Myn Henrik, uw verlies bevorderd myne dood.
VYFDE TOONEEE.
Isabella, Ricarpo, Gillis» Joris, Robert, ZiLVAAN.
Joris.
Wat is hier voor geweld?
Gillis.
Vilt;^oria, vi£lori,
Die kaerel leid’er al per eeuwiger niemori.
Robert.
Wel lansje, datisflegt, hebtgy dit ftukbeftaan? GtLLIS.
Ja, is ’t niet koftelyk en lofFelyk gedaan ?
Joris.
Hoe! is dat koftelyk, zo een groot zinjeur te doodeng Gr LUS.
Het is een moordenaar, zyn dgod was ons van noqden,
Robert-
Een moordenaar die help ik gaaren me van kant.
G IE Lts.
Ku hoor ik dat gy bent een man van groot verftand.
SESDE TOONEEL.
Isabella, Gillis, Ricarpo, Hehrik, Zilvaan,Joris, Robert.
Henrik.
en and’ren fchelnt, die heeft verbaaft devlugt ge-, nooaten,
RiC AR*(
-ocr page 68-Ach! myrampzalige, waarbeniktoegekoomen! Ikhebmyneer, enpligt, enmyne Vorüverraan.nbsp;Henrik.
Spreek op verrader, wat heeft deeze Vrouw misdaan ? Wat helfchefuri, heeft u beiden aangedreeven,
Om een onfchuldige te dingen naar het leeven ?
Spreek, of ik ftoot u ’t ftaal zo dately k in ’t hart,
De ronde waarheid.
Ricardo.
Ach! ik voel door bittrefmart,
’t Loon vanmyngruwelyk verraad.
Henrik.
Watzyndcreeden,
Waaromgyditbeftond, vervloekte?
Ricardo.
Zytte vreeden,
Ik zal ze u zeggen, ’t Was hetkoninklyk bevel,
Om Laura, aan het Hof te leiden; maar de hel. Gewoon om gruwelen de menfehen in te fcherpen;nbsp;Dwong my, myn Broeders raad, myn’s ondanks te onderwerpen ,
Om Laura om den hals te helpen; wyl myn kind De naafte fcheen, die van deKoning wierd bemind,
Met hem te trouwen; maar in Lauraas liefde ontdoken, Wierd deze fchoone hoop, (die ’k had) geheel verbroken.nbsp;Ziehier nu de oorzaak van myn gruwelyk bedaan;
Ik hoopte dat de Vorft, de weg weer in zou flaan,
Na Laüraas dood, om met myn eenig kind te paaren.
Henrik. nbsp;nbsp;nbsp;ren
Hetbloedziedinmynlyf, vangramfehap ftaanmynhai-Teberg. Sterf verraar.
Is ABEL L A.
Lizardus, ’k bid, laat af,
Gun hem het leeyen.
Henrik.
’k Zal ’t hem gunnen, tot zyn draf-
R o-
-ocr page 69-HOF EN LANDSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;6i
Robert. nbsp;nbsp;nbsp;den?
Ja, benjeiulk een kwant? wou jy die vrouw vermoor-Jou ouwe zondaar , wel wie of daar ooit van hoorden. LeKoningzal wel nieuwopkyken na ik gis.
Je bent jou kop kwytbaas, dat’szeekerengewis,
De Beul die zei met jou zyn rekening wel vinden.
Joris.
Wat nacht gefpoek kwam jou, jou oogen zo verblinden, Jou ouwe üinjiebok, en meer dan fnoodeguit ?
SiLVAAN.
De kaarel ziet ’er fchier as onze keuning uit.
Joris.
Wyzellen opeen hort, hem voort naa ftad toe kruijen. SiLVAAN.
Laat ik hem met myn fchop, maar eerft de kop in bruijen, Dat heeft hy wel verdiend.
Henrik.
Zagt mannen, houw gemak, Breng hem zo ’t mooglyk is, ten eerften onder ’t dak.nbsp;.lt;^^oek naar een Meeller, om zyn wonden te verbinden,nbsp;In’t naaftcdorp; gaheen, gyzultmy dankbaar vinden,
Benevens dit.
Robert.
Heb dank goeHeerfchop, zakreloot Datiseerftmild;
SiLVAAN,
Laat zien, wat is het wit, of rood?
, nbsp;nbsp;nbsp;Robert.
Ns geel, is dat niet goed?
Joris.
Nooit fchoonder met gedagten, ^ynHeer, al watje wilt, dat zullen wy betragten.
. nbsp;nbsp;nbsp;Ricardo.
dank u voor de gunft, die gy aan my betoond.
, nbsp;nbsp;nbsp;Henrik.
Ns ’t befte kwaad,daar zelt,hct kwaad zyn meefter loond. Niimannen, gavoorheen, ikzaludaatlykvolgen.
RI C A R-
-ocr page 70-6i ISi\.BELLA PRINSESSE vAn IBERIE
R IC A RB o. nbsp;nbsp;nbsp;(gen;
6! Droevigeuitkomftvanmynnoodlot, ganfchvcrbol-
SEVENDE TOONEEL. Isabella^ Henrik., Gillis.nbsp;Henrik.
Ach! dat ik u omhels, kom myn getrouwe knegt, Gy hebt u mannelyk gedragen in’tgevcgt.
Gillis.
’k Ben anders niet gewend.
Henrik.
ik zal ’tgévaar verzoeten. Gillis.
Daar is gróót onderfcheid, te willen of te moeten,
Dit moeft ik doen, myn lyf was rny zo veel niet waard, Als’t uwe,
Isabella.
Jii, myn vrind, gy Zytbeloortells wadrd. Gillis.
Voorzeker.
Henrik.
’t Zal gefchicn,
Gillis.
Myn Heer,ik zal ’t verwagtcii Hënrik.
MynGillis, ’khebu nooit, zo dapper durven achten. De vrindfchap heeft voor u, plaats in myn hart bereid.
Isabella.
6 Hemel! kan ’t gefchicn.
H E N R t K.
Watdeerdudatgy fchreid. Isabella.
6 Wonderbaar geval, myn Henrik, myn behoeder,
Ik gafu’t leeven, gygaaft zulks weer aan uw moeder.
Henrik.
Myn Moeder.
Isabel*
-ocr page 71-HOF EN LANDSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;63
Isabella.
Ja gy bent door deezeborft gevoed,
Ik droeg u onder ’t hart, het moederlyk gemoed,
Wou noch al veinzen, maar ’t was niet in myn vermogen Myn Henrik, ach ! myn Zoon, myn ziel,’k word opgeto-Des hemels gonft heeft ons naachtien jaaren tyd, (gen.nbsp;Weerom by een gebragt, omhels my.
Henrik.
Welk een flryd,
Voel ik in myn gemoed,
Isabella.
Hoe is ’t myn uitverkooren ,
Gyzytontroerd. Toen’kvanAnarda, kwamtehooren Wie dat gy waard, toen trofuw Moeder ’t zelfde lot,
Ik mirte zelf, myn zelf, hoewclzy’tutenfpot Scheen teverwyten, doch ik wil’t haar graag vergeven jnbsp;Ze ondekte u aan my door minnenyd gedreven.
Verlaat haar niet myn Zoon , verzoek vergiffenis Van haar; wanneer zy hoord wie dat uw Moeder is,
Dan zal zy zeekerlyk ophouden my te haaten;
Gy moet Anarda, die u liefheeft, nooit verlaaten, Want ik bemin haar, om dat zy u teer bemind.
Gillis.
Ik hoor myn ooren doof, en ’k zie myneoogen blind. Daarhebje’tnumyn Heer, wathebjemenigmalennbsp;Gewenrt, metubegrip, derceden’taghterhaicn,nbsp;Waarom gy Laura, zo beminde, hier is’tendnbsp;Wn uw begeerte, wyl zy ualszoon erkend,
En dat zulk waar is houw ik ganfchlyk voor geen praatje, Kom Heerfchap, Henrik, kus de hand van u Mamaatje,nbsp;Want na ik hoor zo is ’t nu met Lizardus uit.
- nbsp;nbsp;nbsp;Henrik.
Myn waarde Moeder, zo’tmagweezen, ’kbidbefluit ^ni my te zeggen, wie myn Vader doch mag wezen,nbsp;oi hy kafd, en van watafkomft.
Isabella.
„’k Benvol vreezen
\
-ocr page 72-64 ISABELLA PRINSESSE van IBERIE
„Wat antwoord geef ik hem, uw Vader was een man.. Henrik.
Zo is hy dan geweeft.
Isabella.
De regte waarheid kan
Ik u niet Leggen, want ik heb hem me verlooren,
Toea ’k u veriaaten moeft.
Henrik.
Waar was hy doch gebooren ?
ISABE LLA.
lij’tRykTortoza.
Henrik.
WashyAadlyk?
Isabella.
Niet geaard; •
Maar om lyn dapperheid, endeugddenaam wel waard. Henrik.
Gering van Vader, van een llegte Vrouw, in’tleeven, Waarom o hemel! my een grootsLe ziel gegeven!nbsp;Gillis.
Om met Anarda, in een groote (laat te tréen,
Is dat niet fpuis genoeg, hou u daar mee te vreen.
Daar zonden ’er veel meer aan zulk een huuwlyk willen, Zeg vry beminlyk vlees, en klop eens op uw Billen.nbsp;Henrik.
Zy zal my mogelyk veragten, als zy hoord V an rayn geringe Haat, mynafkomft, myngeboort.nbsp;Gillis.
Hoe daar uw Moeder gaat, om met den Vorft te trouwen. Henrik.
Ofom haar mogelyk voor zyn boelin te houwen.
ISaBE LLA.
Gy kend uw Moeder, maar alleen als Moeders zoon; Geen ry ks Princes, die met een diamante Kroonnbsp;Ten Troon treed,heeft meer eer als ik voorheen genoten,nbsp;Al heeft my, ’t bars geval, nu met de voet geftooten,
Al moeft ik in het veld de fchapeii hoeden, ’k haat
De
-ocr page 73-HOF EN LANDSPEL.
De fnó lafmoedigheid ten hoogden. Myn gelaat Behaagd den Koning, maar hy zal op my niet winnen,
Voor ik my zie gekroond als and're Ryksvordinnen. Neen Ifabella, heeft het hart te moedig...
Henrik.
Hoe!
Heet dan myn Moeder Ifabella.
Isabella.
Ja’k ben moe 5
De naam van Laura, om dat gy reets hebt verlooren DievanLizardüs, ’kzalmyhHenrik, latenhoorcn,nbsp;Dathygebooren is, uit Vordlykbloed, ’tgeheimnbsp;Weid my ten boezem uit, enfnerptmyalseenvlym.nbsp;Door ’t lang verkroppen; Zoonikkannietlangerfwy-Gy zilltwiedatgyzyt, in’t kort de kennis krygen. (gen,nbsp;Stel u geruft, noch vraag, noch onderzoek geen meer,nbsp;Ik zal u mooglyk haaft herfteld zien in uw eer.nbsp;JazomyOngrens Vorft, zynbyftandwilbctoonen;
’k Zal in Iberie, als haar Koning, u doen kroonen,
Haar Troon behoord aan u, myn Henrik, fchepmaac ’t Geval dat twintig j aar heeft te»geiiis ons gewoed,(moed,nbsp;Is mooglyk moe myn Zoon ^ met langer ons te plagen.nbsp;Maar hoe ’t ook met ons gaat, het zal aan my behaagen.nbsp;Dat gy de liefde van Anarda niet vergeet.
Henrik.
’k Zal u gehoorzaam zyn myn Moeder, ’t was my leèt, ^y is my lief en waard.
Gillis.
Dit rad fchynt om te draijen, De haan van u geluk tragt helder op te kraij en.
Dizardus, Hentik, wel wie had dit ooit gedagt ?
Waar heeft hetgoedgeluk jou Gillis toegebragt ?
Dfnoch zal brengen ; ’kzeg...
Isabella.
y zyt een braaf zoldaat.
Ik zeg, gyzyt hét waardig,
66
ISABELLA PRINSESSE van IBERIE Gillis.
Niet waar Mevrouw hoe aardig Wift ik die ouwe Paai, dedeegenuitzynklaauwnbsp;Tekrygen, ik beken, hetgingin’teerftwatfiaauw.nbsp;Maar toen myn Heerfchop, my, in kort zo by kwamnbsp;fpringen,
T oen dagt ik by myn zelf, voor goed gaan onze dingen; Ik kwam eerft met een kwart, en daar na met éen kwint,nbsp;Toen eeticekonde, met zo vloog hem heel gefwind,
De degen uit de vuift.
Henrik.
Die ik ter waereld heb.
Gy zyt myn befte maatje
Gillis.
Ik houw dit voor geen praatje, Wantwaarelyk myn Heer, ik heb het wel verdiend.nbsp;Henrik.
Ik zeg u andermaal gy zyt myn befte vriend.
Isabella.
’k Beveel aan myne Zoon, om fteets aan u te denken, Henrik.
’k Zal u een Regiment, van myn dragonders fchenken. Wanneer ik Veldheer ben.
Gillis.
Wel nou dat bruit alheen, Dat is een mooij e trap om hooger op te treên.
Kornel dragonder, wel dat is van myn behaagen , Wagtjou maar Boer ik koom, ik meenje braafteplaagen.nbsp;Za alon.
Op Dragon,
Hoorj e niet het grof kanon.
Isabella.
HoeGillis, w’atzal’tzyn, 't is noch geen tyd van zingen-Gillis.
Mevrou w,ikzou van vreugd,fchier uit myn bokzen Ijsrin-Kornel dragonder, ei ftadaar een beetje ruim, nbsp;nbsp;nbsp;(gen-
’k Vegt als een Hcrkules, dat fweer ik by myn duim.
Be
-ocr page 75-HOF EN LANDSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;67
Begroet iny vry met vreugde als winnaar der Trojaane. Achillis dapre Zoon en nazaat.
Henrik.
Wiedorft waane,
I^at gy 7,0 een’ dapper hart in uwe boezem droeg. Gillis.
Maat, men haalde eer Veldhceren van de ploeg,
Wel waarom my niet Heer?
Isabella.
’t Is tyd op onze zaaken
quot;Be letten, om de Vorft dit werk bekent te maken, Terwyl dehuiflui, de gevangen fchelm naar’t Hofnbsp;Toebrengen ; dan zal ik het Koninklyk verlofnbsp;Verzoeken, om den Vorft dees zaak in als te melden.nbsp;Gillis.
Vergeet niet dat hy moet myn dapperheid vergelden. Isabella.
Voor alle zaaken.' Kom myn Henrik laat ons gaan,
En hooren hoe de Vorft het met ons zal verftaan.
Einde -van 't vierde Bedryf.
VYFDE BEDRYF.
EERSTE TOONEEL Ferdinand, Gerastus.nbsp;Ferdinand.
\jeraftus waarde vrind, ik fterf rees door verlangen, pm myn verkoorne Bruid, hier in myn Hof te ontfangen.nbsp;k Heb aan den vollen raad, myn wil bekend gemaakt,nbsp;En niemant onder hun, heeft myn befluit gewraakt,
Ay vlammen te gelyk , myn Koningin te aanfchouwen, Na ik hun de oorzaak van myn trouw had voorgehouwan.nbsp;Wat is ’t een py n al s ’t hart naar zyn beminde tragt,
¦Ne tyd die heeft de dag alreê, zo vergebragt, j^at ik de Hertoog, cndeGraaf, nioeftzienverfchynen,nbsp;^et myn Beminde
L_
E 7. nbsp;nbsp;nbsp;Ge-
-ocr page 76-68 ISABELLA PRINSESSE van IBERIE
G E R. A S T U S.
Vorft u w zorg zal haaft verd wynen, ’t Kan niet lang leijen, want zy zullen hier ttrakszyn,
Ik weet een minnaars hart, werd door gedage pyn, Geprikkeld, als het zig van’t voorwierp vind gefcheiden,nbsp;’t Geen hefbemind. De Vorft diezal zig haalt vctblydeu jnbsp;’t Geluk dat fchynt naar wens aan u de hand te bicii;-^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;P A G I, uit.
Een Eedle Juffer tragt zyn Majefteit te zien,
Zo ’t haar geoorloft is, en met de Vorft te fpreeken.
Ferdinand.
Men laat haar komen.
Pagi., hinne.
G E R A S T U S.
Wat zal deeze doch ontbreeken. Ferdinand.
Ik had op deeze tyd ganfch geen bezoek verwagt.
TWEEDE TOONEEL. Ferdinand,Gerastus,Anarda, Cecilia.nbsp;z\narda.
Grootmagtig Koning, die het al heeft in zyn magt, InOngarijc, ’kzou—
Ferdinand.
Wie zy t gy ? Iaat ons hooren-Anarda.
*kBen uit een cedleftam hier aan u Hofgebooren,
Ik ben de Dochter, van dekrygsvoogd , diew'eleer Uw V ader heeft gediend ,’k meen Graaf Rudolfus, Heer,nbsp;Die inden ouden dag zig heeft op ’t land begeeven ,
Om moe van ’t oorlog in een ftille ruft televen. Ferdinand.
Ik heb hem wel gekend, die door zyn vroom beftaan, Myn Vader, en het Ryk veel dienden heeft gedaan.
’k V ind my daar door verpligr, om u gehoor tegonnen. Anarda.
Doorlugtc Vorft ,’k ben door uvv goedheid overwonnen,
HOF EN LANDSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;69
En ’t maakt my moedig om te fpreeke van een zaak,
I Die ik nauw uiten kandoor myn beklemde fpraak.
, k Ben met myn Vaders wil, en mynen zin verbonden, Kort voor zyn dood, aan een Lizardus; ongefchondennbsp;Bleef onze liefde, tot een zeekre Herderin ,
Haare oogen floeg op myn verloofde; zy door min Dedreeven, wiltmynlief, door loosheid om te zetten.nbsp;Dat hy beftond op haar, meer dan op my te letten,
I nbsp;nbsp;nbsp;will die fchynfchoon hem, veel ouder Heer, alshy,
i^eel ftil te lokken en te troone van my n zy,
, Kodatikmcenigmaal, ’k zal my rond uit verklaaren, «etiond, om tegens haar heel hevig uit te vaaren,
Ja’k drygdenhaardoor’tregt te dwingen, mefdiegeen, Die aan my hoorden zi^ in’t minfte niet gemeennbsp;Pe maken, dat ik haarzou aan den Vorlt beklagen,nbsp;mdien zy voort voer om met onregt my te plagen, •nbsp;j^aarom zy eindelyk voor myne haat bedugt,
; :met myne Bruidegom, heelfchielykisgevlugt.
I bidikgroote Vorft, wyl’t is in u vermogen,
^aet haatlyk huuvylyk van dees twee niet tegedoogen.
, nbsp;nbsp;nbsp;Fe R DIN A N».
J Minnydig weeze, heeft u mogelyk vervoerd ,
^hu minzugtig hart te ligtelyk ontroerd. nbsp;nbsp;nbsp;gt;
, nbsp;nbsp;nbsp;A'narda.
; jNeen, geregte tooren, heeft my hier toe gedreven,
I mis myn Bruigom niet, tenkoften van myn leven.
y nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.
^aar naam is Laura.
,t ^^gmy, hoe heet zy doch, dip u dus heeft gehoond? inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;igt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Anarda.
Ferdinand.
^^HeerOftavio.
Maar by wie heeft zy gewoond ? Anarda.
G E R A s T u s.
„Myn Vorft, wat zal dit weezen }
Fee-
-ocr page 78-70 ISABELLA PRINSESSE van IBERIE Ferdinand.
„Defpraak begeeft myn tong, ik ben in duizend vreczeu-Gerastus.
„Ik bid ontveins u leet.
Ferdinand.
Wei aan ’k zal u doen zién,
Dat zulk een onregt in myn land niet mag gefchiGi,,
Ik neem uw zaak ter hand, met wel berade zinnen. Anarda.
Lang leefd dcKoning, en die geen die hem beminnen. Ferdinand.
U naam ?
Anarda.
Anarda Heer.
P’ E R D I N A N D.
Blyfzo lang in myn Hof,,
Tot ik u vryheid geef.
Anarda.
Ik ga met u verlof
DERDE TOONEEL. Ferdinand, Gerastus.
T nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.
rof ooit een donderfiag, my onverwagt in de ooreii, Zodoedhetnu, helaas! watdoeik’k ben verlooren,nbsp;Mynbryn is radeloos, ikltagelykdcgecn ,
Die onvoorziens heeft op een gifte pad getreen,
Met zyn ontblote voet; decs breuk is niet te hce'len. Ach! Ifabella, zynditnudepronkjuweelen,
Waar mê gy waard verzierd, is dit diefchoone fchas Van deugden, daar Oöaaf de mond zo vol van had ?
’k Heb voor de tweede maal, u hels vergift gezoogen. Wat letmy datik niet , myn al te gretige oogennbsp;Ten hooien uitruk , die’t betoverende zoetnbsp;In fwolgen, nooit door kond van artzeny geboet.
Had my het onweer in de rotfen opgenoomen,
En weggevoerd, ’k was noit tot deeze ramp gekoonien^
-ocr page 79-2y vlugt terwy 1 ik haar op myne troon verwagt,
’k Ziemy gehoond, befpot, verraden, enveragt. Gerastus.
Hoe zou zy vlugten, neen dat kan ik niet bezeffen,
Daar zy zig nevens u ten Rykstrooa kan verheffen. Ferdinand.
De toorn onfteekt myn bloed, zo dees vervloekte zaak De waarheid is, ’k fweer hun een zoeneloze wraak.
Ik zal haar beide doen verworge voor myne oogen,
De wraak zugt heeft alrê op myne ziel ’t vermoogen,
Om uit te voeren zulk een fchouwfpel....
Gerastus.
Neem geduld.
Wagt zo lang dat de Graaf, enHartoog...
Ferdinand.
Myn aghterdogt noch meer, wyl zy zo lang vertoeven.
Gerastus. nbsp;nbsp;nbsp;(droeven,
’k Vind noch geen oorzaak, noch tot gramfchap,noch bé-Wyl een geringe zaak flegs voor een kleine tyd,
Hun komft beletten kan.
Ferdinand.
' nbsp;nbsp;nbsp;Hoe werd dit wederlyd.
Daar zelf de minnaares komt klagen, van die geene Die met haar is gevlugt.
Gerastus.
De V orft die moet niet meene, Dat daar dc waarheid op het naait te vinden is.
Een minnenydige gaat dikwils fpoorloos mis.
En grypt de fchaduw voor het waare lichaam, ’t beften Van al haar doen, dat is, het hoofd vol muize neftennbsp;Te broeden, och! wat voerd dat haatlyk dier niet uit.nbsp;Dat na lang overleg, hetargfte, ’t liefts belluit,
Een minnenydige, die moet men ’t minft geloven, Terwyl die driften, verdereedengaan teboven.
Pagi uit.
Een jeugdig Edelman, en Herderin van’t land,
E 4 nbsp;nbsp;nbsp;Ver-
-ocr page 80-7i ISABELLA PRINSESSE van IBERIE Verzoeke, zo’tmagzyn, eerbiedig om de handnbsp;Te kuflen van de y ortt.
Ferdinand.
’t Is wel men laat hen koomen.
Pagi bwne.
’k Voel door verandering, myn ziel weer ingenomen, De blyfchapihaaktdat ik de zelve niet meer ben,
Die’kilraksnoch bengeweeft. Geraftus ik beken,
Dat deeze Anarda heeft de dyvaalweg in geflagen.
Maar hoe of’t mooglyk is, dit kan my niet behaagen, Dat haar een jongeling, geleiden komt aan’t Hof.
Dit geeft my waarelyk tot kwagedagten ftof,
VIERDE TOONEEL. Ferdinand, Isabella,Henrik,Gérastus.nbsp;Isabella.
Vergun dat eene van de minfte der flavinne,
Die onder u gezag...
Ferdinand.
Rysop, rys opVrindinne,
’k Wil dees verneedring niet van u, die’k waardig agt, Te treeden op myn troon,
Henrik.
Enfchoon ik onverwagt
’t Geluk geniet, de Vorft van Ongerente groeten, Kijsik met eerbied Heer, uw Koninklyke voeten.nbsp;Fe-rdinAnd.
Wie’s deeze.?
Isabella.
’t Is myn vriend.
Ferdinand,.
Bemind hy u ?
Isabella.
Ferdinand.
HPF EN LANDSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;73
Tevreezen.
Isabella.
’k Ben verpligt hem zulks noit te beletten. Ferdinanü.
Dan boor ik ftaat u min, ten doel vanzyne wetten.
Om welk'C reeden dus uwe agtbaarheid gewaagd ? Isabella.
Waarom E ’t dat de Vorft, te my waarts liefde draagd. Terwyl uwe agtbaarheid 20 hoog is, en uw zinnennbsp;Zo laag, datgy beftaat, een boere meid te minnen.nbsp;Ferdinand.
Misdoe u zelve niet myn vyaarde , en verlaat Diegeen, met wiegy hier gekomen ben?.
Isabella.
Die haat
Ik nimmermeer, ó neen, ’k ben duur aan hem verbonden.. Ferdinand.
Ik kan onmogelyk de d waasheid niet doorgronden. Vertrek hoogmoedige, terftonduitmyngezigt.nbsp;Henrik.
Hoe! haarverlaaten, neen: ’tyvastegenmynepligt, Zulks doe ik niet myn Heer, ’k heb haar uit moordersnbsp;handen
Verlofb, ik moet eerft zien waarheen zy zal belanden, Ofanderslydikhaar , in veiligheid ter plaas,
Van waar zy herwaars kwam.
Ferdinand.
Waar toe diend dit geraas ? Henrik.
Waar toe, om dat gy hebt twee móorders uit gezonden, Die deeze onnoofle Vrouw al s twee verwoede honden fnbsp;Te moorden dagten, maar een wonderbaar geluk,nbsp;Heefmy gezonden met myn knegt, om’t gruwelftuknbsp;Te weeren, de eene wicrd ftraks op de vlugt gedreven ynbsp;Den andren Iwaar gekvyeft, die ligt niet lang zal leven.nbsp;Dit gaf my ftof om niet een flap van haar te treên,
Beraad u dan myn Heer, ’k gazonder haar niet heen.
74 ISABELLA PRINSESSE van IBERIE Ferdinand.
De Graaf, en Hertoog! ik voel inyn verftandbedwel-Henrik. nbsp;nbsp;nbsp;(men.
Wat Graaf, en Hertoog, zeg twee eervergeetefchelmen. Ferdinand.
Maar zyn uw reedenen in als gelovens waard.
’k Zal ’t onderzoeken, want zyn vreveligen aard, Heefmooglyk iets verrigt, dat tegens regt en wetten,nbsp;Zigkomt te kanten.
Gerastus.
Vorft daar diend men op te letten. Ferdinand.
Ik zal de waarheid wel haalt weeten, waarom gy De Graaf, en Hartoog, dus vervolgd hebt.
Henrik.
’t Staat uvry,
Want’t geen ik hebgezegt, dat zal ik (taanden houwen. Ferdinand.
Myn lyfwagt.
Henrik.
VYFDE TOONEEL.
Ferdinand, Gerastus, Isabella, Henrik, Lyfwagt.
Ferdinand.
Ik mag u niet vertrouwen Tenzyik alles weet. ’kHouwmy nieteerte vreên.nbsp;Henrik.
Sta zeg ik, of dit Haal gaat door u boezem heen. Isabella.
Laat af Lizardus, gy moet u gehoorzaam toonen j Na’s Vorltenwil,
Henrik.
Dat
Zou ik my t’ onregt dus zien hoonen,
-ocr page 83-HOF EN LANDSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;7y
Dat doe ik niet i óifeen! ik fweer hen al de dood.
F E RJOIN AND,
Wat overmoed is dit ?
Isabella.
Ik houw u buiten nood Myu vrind, bezadig u.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i
Henrik.
Wel aan, daar lyt inyn deegen, Geen fterveiing, had die ooit uit myn vuilt gekregennbsp;Alsmetinyn leeven.
Isabella.
’t Bloed, verraad zig zelve niet. SESDE TOONEEL.nbsp;Ferdinand, Isabella, Gerastus.
MF E R DIN A N D.
evrouw, ik fta verbaad, voor al wat hier gefchied. Isabella.
Mevrouw! hoe heeft de Vorft, alreê myn naam vergeten ? Ferdinand.
óNeen! ikhebdievoorveeljaarenalgeweeten. (zegt. Maar zeg my eens, ’tgeenftraks die jongman heeft ge-Zyt gy daar van bewuft ?
Isabella.
De V orft is onderregt,
Naar zuivre waarheid.
Ferdinand.
Maar verfchoon my ’t verder vr.agen, Hoe deeze zaak zig heeft, in alles, toegedragen.nbsp;Isabella.
Zo haart Oöavio, aan my kwam voor te flaan,
Op u verzoek myn Heer, orn naar bet Hof te gaan,
Zo heb ik zulks niet eens in myn beraad genoomen,
Wyl ’s Vorften gonften, veel niet anders zyn alsdroo-Die ftraks verfwinden,als me een kleine tyd het zoet(men Daar van genoten heeft; jabitterder als roetnbsp;In hunne nafmaak zyn. Ik vond my aangedreven,
Om in geruften Haat, myn overige keven nbsp;nbsp;nbsp;Y
-ocr page 84-76 ISABELLA PRINSESSE van IBERIE Teflyten, engeenzinshethachlykhofgewoelnbsp;Te ruylen voor dat zoet, om niet de nyd ten doelnbsp;Te vzorden; maar Oétaaf bleef by zyn eerftc zeggen,
En kwam het groot geluk, my klaar voor oogen leggen, Het geen my naak end was, ter wy 1 de Koning zqu,nbsp;Mykroonenals Vorftin, door wettelyke trouw, '
En zo het nodig was, dat hy wel wilde fwceren Voor’tKoninklykewoord; ik lietmy overheeren,
Om af te wagten de vertrouwde, die gy zoud Afvaardigen, om my te haaien; Ach! hoe koudnbsp;Wier my het bloed, eer ik myn affcheid had genomen,
V an Heer Oélavio; ik zag de Heere komen,
’k G ing met hun door ’t gebergt, ze onthaalde my beleefd In den beginne, ja zodanig als men heeftnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Van welgeboorene te wenfchen met géd'agten,
Zy zyde dat de koets, des Koninks my verwagten Aan^t einde van ’t gebergt; en in het verdergaan,nbsp;Begonnezy de weg veel hoogeropteflaan,
Zo dat ik twyfelde ofzy het fpoor niet miften,
En ’k zag wei in het kort, dat ik my niet vergiften Toen ik my onverwagt gevat zag by de ftrot,
En langs de grond gefleept, in een pikdonker kot,
Daar ik in wynig tyd, het Hemels ligt moed derven, Vervloekte Koningshoer, hierzult gy moeten derven,nbsp;Sprak deeenemoordenaar, terwyldenandreguit,
Op fchildwagt bleef, die met een heel verbaart geluid De inoo/der toe riep, dat ’er vol k kwam op de wegen,nbsp;Digiby hethol; deficitvondzig terrtondverleegen,nbsp;Temeerwyl’k by geluk, hem had de vuyft gevatnbsp;Induifter, daar defchelm’t moordadig ftaal in had,
En vvyl den anderenraet roepen voort kwam vaaren, Verliet l.y my; ikraaktccen wynigaan’tbedaaren, ’nbsp;Enzagiiaaruitkomft, maar ik wierddoorduilternisnbsp;Belet, om de uitgang van het hol te vinden, ’kgisnbsp;Dat die eerloze boef de weg wel heeft geweetennbsp;Indonker, nadat ik luidkeels had op gekreetennbsp;Om hulp, wierd ik hier op een andre Item gewaar,
Die
-ocr page 85-7?
Die mykwam nadren tot myn byftand; om ’tgevaar Te ontkomen trad ik toe op het gerugt, en nadernbsp;Gekomen, zo vond ik in plaats van dien verrader,nbsp;Devroomen Held diemy kwam redden uit de nood,nbsp;Want anders was ik daar ontwyfelbaar gedood.
Wy waren nauwlyks uit het duifter hol gekomen,
Of daatlyk hebben wy de moorders weer vernoomen, Die grimmende van ipyt om haar ontroofde buyt,
Hun deegens trokken, maar zy wierden haart gertuyt V an myn verlofler, fchoon zy fwoeren dol van toorcn,nbsp;Dat zy hem ’t ftaal door ’t hart en nieren zouden booren:nbsp;Zy raakten handgemeen, en na een kort gevegtnbsp;Deed, mynverloilèr trouw geholpen van zynkncgt.nbsp;Die niet een enkle trê, wou vanzyn meefter wyken,
En in getrouwheid van zyn pligt niet wou befwyken Straks de eene vlugten en den ander fwaar gewond,nbsp;Ontviel zyn kling: dit is myn voorval vaft gegrondnbsp;Op zuivre waarheid.
Gerastus.
V orft gy moet voor alle zaaken U van dees fchelmen, zo ’t kan weezen, meefter maakennbsp;Eer dat zy door de vlugt, zig bergen uit uw land,
Dit isnoodzakelyk.
Ferdinan'd.
Het raakt my aan ’t verrtand.
Hoe kan dehemel zulk een gruweldaad gedoogen,
Maar neen ’t is haar miflukt, hoe werd my bloed bewoo-Ik raas van ongeduld, wie had dit ooit gedagt. nbsp;nbsp;nbsp;(gen,
Isabella.
Hy die gewond was, zy, het was te weeg gebragt,
Om dat de Koning eer zyn eenig kind beminden,
Met hoop, om door myn dood zyn heil by hem te vinden. Ditishetalj óVorft, ’tgeen ik te zeggen weet.nbsp;Ferdinand.
Waar is die moordenaar, boosaardig fel en wreed ?
. nbsp;nbsp;nbsp;Isabella.
Wy lieten’thy loos menfch in handen van de boeren.
Om»
-ocr page 86-^8 ISABELLA PRINSESSE van IBERIE
Om, 20 hy was in ftaat hem herwaars aan te voeren. Ferdinand.
’k Zal hem doen ftraffen, ’k wil de waereld hoorcn 2al, Tot fchrik van anderen, dir wreed, en vreemd geval.nbsp;Isabella.
Maar 2eg my groote Vorll, dit kan ik niet bezefFen, Waarom my hier ontboón.
Ferdinand.
Om u ten Troon tc heffen Mynlief, mynlfabel, hoe is myn hart verheugd,
Nu ik belooninge zal geeven aan de deugd. Oonverwagtgeluk i
Isabella.
OQaafheeft my verraden,
Ik merk het.
Ferdinand.
Dit verraad kan uw in’t minft niet fchaden, Myn Engel, mynPrinfes, mynuitverkoornebruid,
Ik weet wie dat gy 2yt, uw veinzen heeft nu uit, Iberiemoetu, als Ryksvorftin begroeten,
Ik benberydmynlief, om al het leet te boeten,
’t Geen gy geleeden hebt, ik fweer umyne trouw. Isabella.
Wat heil verwagt de Vorft van een verlaate Vrouw. Ferdinand.
’k Weetdatgy inuwjeugd , miflydbent, cnbedroogcn.
Isabella.
O hemel! maar van wie?
Ferdinand.
Van hemdievoor uwoogen Ter neder knield, en niet zalopltaan voor dat gy,nbsp;Zynfchuld, aan hem vergeeft.
ISABELLAi
Is dit geen razerny? P’erdinand.
O neenmynziels Vrindin, nis tot pand gebleeven,
Op trouw een halvering, die ik u heb gegeven,
IK
-ocr page 87-HOF EN LANDSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;79
Ik heb de Hertoog, toen ik my bevond in nood,
Niet uit ligt vaardigheid, ofhaat, ofnyd gedood,
O neen alleenig, om my n eigen lyf te bergen.
Isabella.
’k Weet niet Verrader, wat gy my noch durft vergen, Om met een eerloos menfeh, in echt verbond te treên,nbsp;Met eene, om wie ik heb wel duizend doón geleén,
Die my gedwongen heeft,myn Vaderland te ontvlugten, Ja weg gedompeld in een zee vol ongenugten.
Hoe kan de hemel noch gedoogen dat gy leefd,
De toorn onfteekt myn borft,myn hart in ’t lichaam,beefd Van enklefpyt, nu ik u byzyn moet gedoogen.
Laat los verrader, want ’t is niet in u vermoogen,
Het lect te boeten, ’t geen gy my hebt aangedaan. Gerastus.
Prinfes, verhoor de Vorft, ik bid ei laat uraan. Isabella.
Hoehem verhooren, die myn Vader bragt om’t leven, Ben ik in ballingfchap, niet door hem weggedreven.nbsp;Daar ik myn zoon verloor, en als een arme wees,
Eer dat Oöavio myn zyne gunll bewees,
Moeftfwerven, en daarnageduurigdroef temoede,
Op veld, als herderin ’t onnozel fchaapje hoede.
Zou ik met zulk een menfeh ver7.oene, neen, oneen. Die ’t leeven heeft, van die ik liefhad, atgefneên, (dennbsp;Die hem nooit had mifdaan, myn waarlle pand gefchon-Waar wierd doodlchuldiger als deezen ooit gevonden.nbsp;Gerastus.
Bezadig u Mevrouw, de Vor(t zy n magt is groot.
Isabella. nbsp;nbsp;nbsp;(dood.
’k Leed door hem duizend doón, ’k vrees voor geen eene Indien ik Hydens was, ik zou om my te wreeken,
Dien eerelooze, en daarna myn zelfdoorfteeken,
Dan was ’t herdenken van myn deerlyk treurfpel uit. Gerastus.
^Zou fchoondervoor u zyn, een Koninglyke bruid fcweczen, danveragt, inhetgebergttefwerven.
Isa-
-ocr page 88-Sa ISABELLA PEINSÈSSE van IBERIE Isabella.
Ik ben al lang gewoon, de pragt v an’t hof te derven. „Maar wat verandering gevoel ik in myn hart,
„’t Gedenken aan myn zoon, maak t my ne geeft verwart, „Zo ik de Vorft verfmi, en doofblyf voor zyn fmeken,nbsp;„Dan zie ik myne Zoon, vanKroon, eiiTroon, verfte-Ferdinand.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ken.
Genade myn Prinfes, of is myn leetu luft.^*
Isabella.
’k Vergeeft u, maar laat my weer keeren in myn ruft, Geen Kroon, of Scepter kan aan Ifabel behaagen.
. nbsp;nbsp;nbsp;F E R o t N A N D.
’k Zal by die giften u een zuivre ziel opdraagen j ’k Herftel o in n ftaat, en uw verloeren eer.
Keert weeder in zyn plaats, ja ’k geef u alles weer,
Wat ik genomen heb, door onbehoorlyk minnen. Isabella.
Hde kan het tnöoglyk zyn, hoe breng ik my te binneft, Door welk een middel, gy uw fnode lult volbrogt.nbsp;Ferdinand.
Ik had uw Kamenier Lizaura, omgekögt,
Die uw geheimen wift, maar laat ons daar van fwygen, ’tZal my genoeg zyn,zo’k mynfchoone mag verkrygen,nbsp;Die ’k twintig Jaren lang getogt heb, zo ver d6 aardnbsp;Zigüitftrekt, ja Prinfes, ik vond myn ziel befwaard.nbsp;Vandietydaf, dat ik de mifdaad heb bedreven.
En twyffelt gy dan noch, om my de hand te geeven,
Als Bruid.
Isabella.
O neen myn Heer, ’k vertrouw u vorftlyk woord.
Fe RD IN.A ND.
De Hemel die in ’t eind my fmeeken heeft verhoord, Dank ik voor myn geluk, nu ik myn Ifabelle,
Mag in haar Eer, en ftaat, enKoninkrykherftellen. Isabella.
'’k Ben dtokbaar voor degunft, die my werd aangeboón.
, Ferdinand.
’k Heb nu de moeder, och indien ik nu de zoon nbsp;nbsp;nbsp;gpn
-ocr page 89-8r
HOF eM landspel.
Kon vinden, ’k zou myn ryk, heel gaerne met hem dee-Ofaahlberië, door myne macht beveelen j nbsp;nbsp;nbsp;(lengt;
Om hem ’t erkennen voor hun wettig Vorft en Heer.
, nbsp;nbsp;nbsp;Isabella.
Klyn Vorft’k heb cch verzoek. .
Ferdinand.
Gèbic, wat wilt gy meer
Myn uitverkoorne Bruid, uw wil, is myn behaageii. nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Isabella.
Dat die verzekerde, magdaatlyk zyn ontfligen,
Die my verloft heeft yan het moordenaars geweld. Ferdinand.
Myn lyfwacht.
S E S D E t O Ö N È È L.
Ferdinand, Isabella , Ger as^us, Lyfwacht.
LYFWAtHT.
Heer.
Ferdinand.
_ ^ _ nbsp;nbsp;nbsp;Dèt hy in vryheid werd gcfteld ,
Die in verzekering, wierd door myn laft genomen.
Lyfwacht.
Myn Vorft, het zal gefchién.
Ferdinand!.
. nbsp;nbsp;nbsp;Welaanik,zaldienvroomen
En wakkren jongeling bëloonen voor zyn deugd.
' : nbsp;nbsp;nbsp;i S A B E L L .A.
De Vorft had nimirier in myn byZyn zig verheugd,
Hadhy voor myn behoud, zynlyf niet durven waagen-
ZEVENDE toONEE L
FERDINAND,ISABELL A, HenRIK, GeRASTUS.
HH E N RIK.
eeft Ongerijcluft, de onfchuldige te plaagen;
^ nbsp;nbsp;nbsp;Fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ja
-ocr page 90-8i lSx\BELLA PRINSESSE van IBERIE Jazelfdiegeene, diedoor dapperheid en moet,
Decs Hooggeboorne Vrouw, heeft van de dood behoed ? Doch dank den Hemel, die my heeft op ’t fpoor gezondennbsp;Om haar te vrydcn, voor ’r geweld, van wreede honden jnbsp;’k Dacht datdcKohingzou bclooncn deezedaad,
Maar ’k vind hier anders niet als wantrouw, fpyt en haat. Ferdinand.
Geen onverzaagdcf kwammy immermeer te vooren, -De moed van Schevola, fchynt in dees knaap herbooren, ’k Zie in zyn Ecd’le zwier, en ’t Achtbare gelaatnbsp;Niet anders als’t geen aan een Prins behaaglyk ftaat.
Ei! zeg my doch, myn Lief, ikbidn, wieisdeezen ? Wie mag dien jongen, zo vol moed en fierheid weezen, ¦nbsp;Die zo getrouw voor n, zyn lyf heeft aangcbóonnbsp;Spreek zo het weezen mag, myn waarde.
ISABEL’LA.
’t Is uw Zoon.
Ferdinand.
Myn Zoon Prinfes!
Isabella.
6 Ja! myn Henrik kom hier nader Omhels den Koning, kusindeeze Vorft üw Vader.nbsp;Henrik.
Myn Vader! Moeder is het waar het geen gy zegt ? Isabella.
ója, myn kind, ’khebugetrouwlykonderregt.
Gy zyt ontlicïd myn Vorll, bedaar u.
Ferdinand.
Och! myneoogen
Die tvvyfelcngcenfins. ó Hemel! uw verm'oogen Is onbegrypelyk , die’k twintigjaaren kwytnbsp;Geweellben, vind ik weer te zaamen opeen tyd.
Myn Zoon, myn erfgenaam, wat vreugd is ’t o t’ont-moetcü.
HeNr i'k'.
Ik val eerbiedigaanuw Vorftélykc'voefen ^
En kus dc haiid van bemdie my ter Vvaereld bragt.
F E R'
-ocr page 91-HOF EN LANDSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;83
FERDtNAND.
LaataF, omhelsmy Zoen, ’tiskwalykinmynmagt, Zo is myn hart ontroerd om u te ontfangeii,nbsp;Gerastus.
’tWeeZeii
Vanu, enhèmmynVorftftemtovereeHi.
Ferdinand.
GeanvreeZén
Dat hy myn zoon niet is, bekommerd my, het bloed Datinmynaadretigloeid, en’tVaderlykgemoed,
Zyn myn getuygen.
Gerastus.
Wat verandering, geen eeuwen, Die in de boeken van ver wondetinge fchreeu wennbsp;Zyntegelyken, by dit wonderbaar geval,
Hetgeen Iberië, en Ongren heugen zal.
Zo lang de waereld flaat. Myn Vorll hou my ten goe-
Dat ik u zcegen wens met Bruid en Zoon; het woeden Op uw gemoed, neemt nu een einde.
Ferdinand.
Ik bedank
Geraftus^ Ongren zal deblydebrüiloftsklank Haaft hooren; ’k meen in ’t kört myn Ifabel te leidennbsp;Naar ’t Echtaltaar.
G E R A s T ü S.
Uw V olk zal zig op’t hoogft verblyderi Alszy een Koningin zien trèeden opden troon.
; . nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand'.
Verheug u nu met my, myn waarde Bruid, en Zoon,
’k Wil dat mén jaarelyks, dees blyden dag zal vieren,
’k Zal door myn Koninkryk, al niyn herauten dieren, Dielfabclia, voor hun wettige Vorftinjnbsp;Uitrocpenzullen.
Henrik.
Vorll, en Vader, zo uw zin De myne was, ’k zou hier myn trouwe knegt ontbieden.
‘ nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Fanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F E R-
-ocr page 92-«4 ISABELLA PRINSESSE van IBERIE Ferdinand.
’kGeef u verlóf my nZooil, hetzalterftondgefchicderl. Myu dienaar.'
P A G I Hit,
fleer.
Henrik.
Daar ftaat voor in her Hofportaal j
Een man tcwagten.
F E RDINA ND.
Breng hem by ons in de zaal. Henrik.
Zynnaamis Gillis.
Pagi. ,
Heeij wy volgen u begeeren,
Zo datelyk.
'Pagi binnen.
Ferdinand- ,
Nu zal u geen tegen I'poed meer deeren, Myn yvaardige Ifabcl, zo lang my n oogcn’t ligt,nbsp;Aanfchouwen zullen.
ACHTSTE TOONEEL.
Ferdinand, Isabella, Henrik,; Gillis, Gerastus.
Henrik.
Heer, daariïhydiezynpligt Getrouwlyk voorllond, toen hét opnyyn Moeders Iceveiinbsp;Gemunt was.
.Ferdinand.
’k Hoor gy zyt uw Heer getrouw gebleven, Toen hy befprongen wierd, van ’t heiloos moord gefpan.nbsp;Gillis.
Ik ben niet aars gewoon, myn lieve goeje man,
Zou ik die vroome ziel zien voor myn oogen fterven, öNeen, ik lietmy eergelykeenbrazcmkerven,
J*
-ocr page 93-HOF EN LANDSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;8y
Ja’Jciagmy liever heel tot huspot hakken.
' nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.
Weet,
Datiku loonenzal.
Gij: LIS.
Daar ben ik toe gereed,
Want hoor eens Koning lief, ik zeg’t niet omtemal-; len,
Al ftondik ppmynhoofd, daarzougeen Huiver vallen. Ferdinand.
Blyfaanmynhof.
Henrik.
Doe als myn Vader u gebied,
Gillis.
Is dat jou vader, by myn fian dat will ik niet,
Dan meen je loof ik, hier te bly ven met joubeyen? Henrik.
Ojavoorzeeker.
Gillis.
Kyk, dat mag ik heel wel ley en,
Maar zeg my, waar zal ik, ik armen drommel heen ?
Ferdinand.
Hier bly ven, by uw heer,
Gillis.
Daar ben ik mê te vréen;
Want ik geloof, dat ik de kolt hier wel zal krygen,
Zo’k maar de keuken wift te vinden.
Henrik.
’Jt Raad u ’t zwygen.
Gillis.
Als ik maar te eeten heb zo ben ik wel te vreêiL Maar’kwensjegoedendag, ikga.
Henrik.
' nbsp;nbsp;nbsp;Maar, zeg waarheen.^
Gillis.
Waar? nadekeuke[i,om tezienofdek.apoenen (nen; Haalt gaar zyn, die ik wens braaf voor hun naars te zoe-i
8(? ISABELLA PRINSESSE van IBERIE Je meent miffchifitxdat ik de fleur flagt, neen dat’s mis,nbsp;Die keven van den wind, ik daar wat te eeten is.
Ferdinand, I^abelea, Henrik, Gillis, Gerastus,.Pag i.
Pagi. nbsp;nbsp;nbsp;(ren,
Mynvorft, op k buitenhof daar flaan verfcheideboe-Die een gevangen, %o zy zeggen herwaarts voeren, ïvaar gewond is.
P' E R D I N A N D.
Voort brengt dien ontmenflen hiep ?k Zal hem doen flraffen, want dat heilloos monflerdier,nbsp;Acht ik niet vl^aardig om op aarde meer te treedcn.
Een nieuwe onfteltcnis.
Ferdinand.
Myn lief hou u te vreedcn,
Hy isdeonfteltenis, van myn vorftin niet waard.
Ferdinand, Isabella, Henrik, Gillis, Rikardo, Gerastus, Boeren.
Ricardo.
Indien eenmifdaad ooit leed weczen heeft gebaard ,
En innerlyk berouw' myn Vorfl, hier is die geeneii, Dieganfcb onwaardig is voor uwe troon verfcheenen,nbsp;En duizend dooden fterft om ’t geen hy heeft verricht,nbsp;Ik heb de menfchlykheid verzaakt, en my ne pligtnbsp;Vergeeten, toen ik my zo flinks liet overreeden,
Van mynen broeder, om dees dwaalweg intetreeden. Ja als gedwongen. Och !. verfchoon my om myn kind,nbsp;Om myne dochter, noch onlangs van u bemind.
Om myne daadcn die ik eerty ds heb bedrc^ven,
Tot welftand van uw Ry k.
F E R-
-ocr page 95-F E R DI N A N 13.
Zou ik u xulk? vergceven, Dan was ik nimmermeer den naam van Koning waard;,nbsp;Ë'éii' heilloos monftcr heeft u mogelyk gebaardnbsp;En opgevoed, gy zyt een fchrikdier in rnyne oogen,
’k Sturf eer, eer ik u iahet leeveti zou gedoogen.
Picdecze ounoofelegedoemd heeft tot d'edood,
Wacht noch gena—
Isabella.
Myn Vorft, ik vind ’t verfchü noch groot j Wyldeaanflagis mislukt, laat hem genAverwerven.nbsp;Ferdinand.
Hoe! is het mogelyk, dieuop’tpuntvau fterven Gebragt heeft, zoekt gy te behoeden; ditverToeknbsp;Maakt my verlegen, ’k bid denk om den duillren hoek,nbsp;Daar^ menu dooien wou, myn waarde.
Isabella.
’k Weet de reed en
En ’t regt gebieden, dat al wie komt te overtreedeii Metzyne wil, is zelf zo fchuldigalsdiegcennbsp;Die ’t kwaad volbragt heeft; maar dit fluit barmhertig-heên
Niet buiten, ’t welk de Vorft, als ’t hem belieft kati toone Aan wie hy wil.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. -
Ferdinand.
Welaan, ’k zal u voldoen myn Schoone; Verrader', moordenaar, van alle deugd ontbloot,
Weet dat haar goedheid uw vloekwaarde fchuld ver-
En niet verminderd, fchoon zy toeleid op’f vergeeven, Ga heen onmenfehlyk menfeh, ikfehenku’t eerloosle-Doch ban u eeuwig uit myn hof, en myn gebied, (ven.nbsp;Maak dat u nieinant ooit op mynen bodem ziet.
Ricardo. nbsp;nbsp;nbsp;(wen,
’Ic Bedank u eeuwig voor uw goedheid roem der Vrou-Ik zal zo lang ik leef uw naam in waarde houwen.
S8 ISABELLA PRINSESSE van IBERIE
ELFDE TOONEEL.
GER AS-
Ferpinanü, Isabella, Henrik,
Tus, Gillis.
Isabella.
¦’kT) den Koning, voor de gunft aan my betoond.
J[3 nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.
Op uw verzoek Prinfes, heb ik den fchdm verfchoond. Maar Henrik, zeg my eens ofgy met uw behaagen,
En zuivre meening ooit uw hart heb opgedraagen,
Aan eenefchoone, j a zelfdoor verloofde trouw Uzelf verbonden?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
- nbsp;nbsp;nbsp;Henrik.
Ja heer Vader, geen berouw'
Kan hier op volgen, want ik zal haar nooit verlaatcii, Ten zy myii Vader zulks gebied.
Isabella.
Zoud gy haar haaten
Myn zoon, met wien gy zyt van kindsbeen opgevoed, Wiens Vader u zo langgetrpuwlyk heeft behoed.
Hoe komt zynMajerteit, dit voorval doch te weeten? Ferdinand.
Vanniemantals haarzelf; zy heeft my natbekreeten, Haar harts geheim ontdekt, en loofde zugtopzugt.
Met veel vetzeekring, hoe gy zaamen waard geviugt;
’t Geen haar befluiten deed, door minncnyd verbolgen j Werwaarsgy heenetoogt, uoveraltevolgen.
Henrik.
Maar waar is dit gefchied heer Vader ?
I ; Ferdinand.
Hier ter He,
Zoeeven.
Isabella.
Armefchaap.
Henrik.
Dit maakt myn hart gedwe,
. lt; nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2y
-ocr page 97-HOF EN landspel: nbsp;nbsp;nbsp;8»
Zy 2al ons zekerlyk gevolgd zyn.
Isabella.
• Jfi, haarzintjen,
Zyn fpporcloos myn Heer, door *t al te heevig minnqp', Zy leeft niet zonder hem.
Ferdinand.
Zy is hier aan n^yn hof.
Ga Henrik haal haar hier.
Henrik.
Ik ga met u verlof, Ferdinand.
Gy moet wie dat gy zyt, een weinig noch verzwygen, Zy zal door my n berigt daar van de kennis krygen.
Doé als ik heb gezegt my n zoon, ik ben gezint,
Om te onderzoeken, hoe getrouw zy u bemind.
twaalfde tooneel.
Ferdinand, Isabella, Gerastus. Isabella.
Nu zal haar minnenyd, wel haaft een einde neemen, Zy ftierf, indien men haar van Henrik, wouvef-vreemen.
Ferdinand.
Dit is my n meening niet'ze zyn elkander waard. GraafRudoIfdie voor ons zyn bloed nooit heeft gefpaard,nbsp;Haar Vader, leefd by ons te waardig in gèdagten,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Pat ik om mynen Zoon, zyn Dochter zou veragten. ïs^een, ’k zie haar met vermaak verbonden inden egt.nbsp;Getrouwe liefde die hun harten zaamcn hegt,
Die zal ik nimmermeer, door myn vermoogen fcheiden, Maar’k zal hun faamen...
Isabella.
Vorft daar zynzc met hun beiden.
FS
DER-
-ocr page 98-90 ISABELLA PRINS'ESSE van IBERIE
D E R T I E N i? Ë T O O N E E L.
Ferdinand, Isabella, Henrik, Anar-,
' b'a; G-r c Ï et a , G I l l i S', G e r a s t Ü s , P a g 1.
Henrik.
Eerbied^ kaiel^R wy.voGizyne majefteit.
Anarpa.
Wiensglori nimmer moet vermindren door den tyd.
, F-erpinand.
Rys faamen op. Wei nn heb ik myn woord gebouwen, Anarda, isv t iizin, om met myn zoon te trouwen ?nbsp;An'ARpa.
Uw zoon heer Koning, iieen, ’k verlag Lizardns niet, Maar volg,gehoor2aam,, ’t geen de liefde riiy gebied.
Ja zo ik met uw zoon uw Koningryk kon erven Zo wiKk liever inct mynLliefLizardusfti^vcn.
Ferdinanp.
Ik kon tirfinöDglyk, u voldoen door'dces’ trónw, Terwyl Lizardus, is verbonden aan dees vrouw.nbsp;Anarpa.
Ohemqlj
He n r ik.
Wat is dit? ...
Ge CILIA.
Hoéraakt zy aan’t bedaarerj ? Watzal elendige, in het eind my wedervaaren ^
Ach! mynineeftresdiefterft.
Henrik
Zy heeft géén ilerv ens nood. Cecilia.
Lizardns, voelhaarharid , zy wordzo koud als loot. Henrik.
Myaliof, fielugerufl.
Anarpa.
Neen Laura, is u nader,
’k Vervloek uw veinzery, voor eeuwig, fuoó verraader,
Ver-
-ocr page 99-HOF EN LANDSPEL. V Vertreliken wy; ga voord Cecilia,’t is gedaan,
Weén droevige oogen, wantgy; hebt my ’t eerft verraan.
FerüJN:ANIgt;. nbsp;nbsp;nbsp;. -: ¦
Plyf waarde dochter, droog uw natbetraande wangen, GyïultLiïardus, ofwel Henrik nu ontfangen ; . i,
Gelyk met myncn zoon. nbsp;nbsp;nbsp;.....
' nbsp;nbsp;nbsp;AnaRda.
Is ’t waar.^
Henrik.
Ojamynbruid,
Gilles.
Wel voor de derdemaal zie ik my n pogen uit.
Hoe of het noch met my in’t eind hier of zal loopen. Tamboer, of Kapitein, dat ftaat noch voor myoopen,nbsp;Kryg ik de keur ik weet wel wat ik kiezen zal.nbsp;Ihdien’tmaarnietenis, loop tuys , je hebt het al.
Isabella.
’k Omhels myn dochter.
Anarda.
Hoe! myn lief is deezeuwmoedcr? Henrik.
O ja, zo waarlyk als uw vader myn behoeder Geweell is.
Anarda..
Zo ik ooit minnydig ben gewedl,
Ik bid vergiffenis myn moeder.
Gilles.
Ik ben ’t meeft, nbsp;nbsp;nbsp;(gen,
Daaf-iftê-^eplaagd Mevrouw , wyl ik veel knuppel flaa-Om uw jaloersheid, op myn lenden moert verdragen, Wanneer ik zei dat heer Lizardus, niemantnietnbsp;Als u beminde.
Cecilia.
Ik beken het is gefchied.
Gilles.
Daar deze fnapfterdan, met kragt kwam onderftooken, Gelyk een heintje pik.
Isa-
-ocr page 100-ISABE LL A.
’t Is alles afgebrookcti,
Men voed na deeze nu geen kwi gedagten meer,
Fe R 1)1 NA ND.
Ga hcenaeg aan den Raad, dat ik van hun begeer, Datzytezaamenhier op’t fpoedigfte vPrfchyned.
Pagi.
Myn vorft het zal gefchiên.
Ferdinand» Isabella, Anarda, Henrik, Gerastus.
Ferdinand.
u zal ons leet verd vvynen
Mynuitverkoornebruid, ik vind my heel getrooft,
Nu ’k u gev onden heb met myn beminde krooft.
Den raad verfcbynt, myn Vorft.
Eerste Raadsheer.
Wy hadden niet vernoomen,,
’tBevel zyns Majefteit, ofzjn aanftonds gekoomen, ^maan tehooren’t geen de Vorft gebieden zal.nbsp;Ferdinand.
Ik hebaan u yerljaald het wonderbaar geval,
Datmy bejegend is, gelceneenreeksvanjaren,
Ziemyn verloofde bruid, waar mê ik meen te paaretj. GyHceren ziet deze is ’t, die nu op üngrens troon,
Zal heeifchen nevens my; en dezen is myn zoon,
En wettige Erfgenaam, tweeKoninglykelooten, In’tryk Iberiën, uit Vorftlyk bloed geiprooten. '
Êrken hun waard e, ’t vv erd u al van my geboóii.
Alle
-ocr page 101-93
HOF ES landspel:
Alle.
Lang leef de Koning. met zyh Koningin, en Zoon! Ferdinand.
Maak alles vaardig öm ons Huuwlyk te voltrekken.
Zo haaft als ’t mooglyk is, ik wil den tyd niiet rekken, Om pragtig met myn bruid, naar ’t Echt altaar te ueên ,nbsp;Die van my wérd ge-cerd bemind en aangebécn.
Wy gaan ten Tempel, dm met dankbaarlykc klauken. Voor ons geluk in ’t eind den Hemel te bedanken.
En gy myn bruid, ontfang, uw xuivre deugd ten loon * Een Scepter,voor dees ftaf,en voor dees krans cên Kroqn.
Cop^e
-ocr page 102-Dï Stitea van Holland ende Weftviiefland doen te wttcn, aifoo ons vertoont is by de Regenten van het Burger Weeshuys endenbsp;OudeMannenhuys der Stad Amlbetdam, en, in die qualiteyt, tenbsp;lattien eygenaats, mitsgaders Regenten van den Schouburg aldaar ,nbsp;darly. Supplianten, fedett eenige ] aren hebbende gcjouifleert vannbsp;rOnteiL Odlroyc of Privilegie van dato 2i Mai 1699. waar by wynbsp;aan hen Supplianten, in hun «jualiteyt hadden gelieven teconlen-tereitj accorderen ende Ófltoyeren , dat fy, gedurende den tyd vannbsp;Wyfiieh eerft achter een volgênde ]aren , de Wereken, die doen-anaals ten dienfte van het Tooneel reets gedruckt waren, ende, vannbsp;tyd tot tyd, nog vorder in het ligt gebracht, ende ten Tooneele ge-vpett amp;iu4e werden, alleen foude mögen drukken, doen drukken,nbsp;uytgeven ende verkopen, nu ondervonden , dat d« Jaten , by hetnbsp;voorgemelde ons Oftroy of Privilegie genaarat, op den 21 deezetnbsp;Maand Mai was komen te expireren; ende dewyl de suppliantennbsp;ten meeften dienfte van de' Sehoubuig, (waar van hunne refpeftivenbsp;Godshuyfèn onder andere mede moeiten werden gefubcemeett , )nbsp;de voorgemelde Wetckcn,foo van Tteuifpellen, Blyfpellen, Kluchten, alsandeis, die reets gedrukt en ten ToneeJe gevoert waaren,nbsp;of in het toekomende gedtuckt ,en ten Toneele gevoert foude mögen werden, geerne alleen, gelyk voorheenen, fouden blyven drukken, doen drukken, uytgeven en verkopen, ten eyndedefelvenbsp;Wereken, door het nadrukken van andere, haat luyfter , foo in taal,nbsp;als fpelkonft , niet raogten komen te veiliefen , dog dat fulks aannbsp;hen Supplianten, na de expiratie van het bovengemelde ons Ofttoy,nbsp;en fulks naden 21 Maideezes Jaats 1714 niet gepermitteert foudenbsp;wefen, foo vonden (y Supplianten hun genootfaakt (ïg te keeren totnbsp;ons, onderdanig verfoekende, dat wy aan hen Supplianten , in harènbsp;bovengemelde qualiteyt,geliefdcn tevetleenen prolongatie van hetnbsp;voorfz. Ofttoy of Privilegie, omme de voorfeWereken , foo vannbsp;Treutfpellen, Blyfpellen , Kluchten als andere, reets gemaakt ennbsp;ten Tooneele gevoert, en als nog in het ligt te brengen ende tennbsp;Tooneele te voeren , den tyd van vyftien eerft achter een volgendenbsp;Jaren, alleen te mogen drukken en verkopen, of te doen drukkennbsp;en verkopen , mee veibod aan allen andere op feeckete hoge penen,nbsp;by ons daar tegen tf ftatueeren in cömmuni forma; So is ’t dat wynbsp;defaackc, ende’t voorfz verfoek overgemetekt hebbende , endenbsp;genegen weefende, ter bede van de Supplianten, uyt onfc rechtenbsp;wetenfehap , Souveralne magt en authoriteyt, deielve Suppliantennbsp;geconfentcett, geaccordeert ende geoftroyectt hebben, confente-ten , accorderen ende oflroyetcn, haat by deezen , dat iy , geduu-leiide den tyd \taii vyftien eerft agter een volgende jaaren de voorfz.nbsp;.)*fer«ken , foo van Treutfpellen, Blyfpellen , Kluchten als andere,nbsp;reets gemaakt ende ten Tooneele gevoert, en als nog in het licht tenbsp;hrengen, elide ten Tooneele te vóelen; binnen de vootlz.
IrW-
-ocr page 103-landen alleen lillen, by contkiuatie, mogen dtucfcen, doendink» ken , uytgeven en verkopen , verbiedende daarom allen en eenygc-lyk, de voorfz. Wercken , in ’t geheel ofte ten deele, naat te drukken, ofte, elders naargedruckt, binnen den felven onfen lande tenbsp;brengen, uyt te geven , ofte verkopen , op de verbeurte van allenbsp;de naargedruckte, ingebtagte, ofte vcikogte exemplaren , ende eennbsp;boete van drie honderd guldens , daar en boven, te verbeuren , tenbsp;appiieeren een darde part voor den OHicier, die de calangie doennbsp;kil, een darde part voor den Arm^n der Plaatlèn daar ’t cams voorvallen fal, ende het refterende darde part voor de Supplianten,nbsp;alles in dien vcrftantie, dat wy de Supplianten met delen onfertnbsp;Oötoye alleen willende gratificeren tot vethoedinge van hare.lcha-de door het nadrukken van de voorfz, Wercken, daar door ’n ge-nigen deele vetftaan den inhoude van dien te authotiferen , ofte tenbsp;advouëien, ende, veelmin de felve onder onfe ïrotextie en denbsp;befcherminge eenig meerder credit, aanlien , of reputatie te geven , nemaat de Supplianten in cas daar inne iets onbehoorlyks fou-de influeten , alle het felve tot haren lafte fullen gehouden weferrnbsp;te verantwoorden, tot dien eynde wel expteflelijk begeetende, datnbsp;by aldicn fy defe onfeOftroye, voor de voorfz. Wercken fullennbsp;willen ftcllen, daar van geen geabbrevieerde ofte gecontrSheerdenbsp;mentis lullen mogen maken , nemaar gehouden fullen wefen hetnbsp;felve Oftroy in’t geheel, en fonder eenige Omilfie, daar voor tènbsp;drukken, ofte te doen drukken, ende dat fy gehouden lullen lynnbsp;een exemplaer van de Voorfz. Wercken , gebonden en wel geeon-ditioneert, te brengen in de Bibliorhtecq van onfe Univetfiteyt totnbsp;Ldl'den, ende daar van behootlyk te doen blyken , alles op poenenbsp;van het effeö: van dien te vetliefen, ende ten eynde de Supplianten defen onfen Offroye endè confente ntjogen genieten als naar be-hooren, hfténwy allen ende een ygelyk, die ’t aangaan mag, datnbsp;fy de Supplianten van den inhoude van defen doen laften ende gedogen , ruftelyk, vredelyk, ende volkomentlyk genieten ende ge-bruycken, ceflërende alle belet ter contrariegedaan. Gedaan in de*nbsp;Hage, onder onfen groifc Zegele, hieraan doen hangen op den drienbsp;en twintigften Mai, in ’t Jaer onfes Heet en Zaligmakers , feventiennbsp;hónderd en veertien.
A. HEiNSIUS.
Ter ordonnantie van de Staten
SIMON van B E A U M O t f T.
De Regenten van ’t Wees-en Oude Mannenhuis hebben, iri' hunne voorfz, qualiteit, het recht van deeze Privilegie voornbsp;ISABELLA PRINSESSE van IBERIE', HOFnbsp;EN LANDSPEL, vergund aan de Erfg. van J.l.ejcmljenbsp;en Dirk Rank,
In-Amftelitam i dmzG Rigt;vmb4t, 17/0.
-ocr page 104-, liJ-• 1 n ' • • â–
T :4 fl . t X :: i s â– 'â– â– ' _j , â–
- . .
lt; ■• ' , ■■■2*’
. ::’-l ti i. • nbsp;nbsp;nbsp;■•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
-T^;. :-• •'■■'ti'Oï c.’-!'
t: 'â– nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. :
Tji^JZ-' â– . - nbsp;nbsp;nbsp;.â– , i gt;
tu nbsp;nbsp;nbsp;■■■' -jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
• ' -f» J ' 1 nbsp;nbsp;nbsp;' •. ’ -v-irija
â– l.
i.' nbsp;nbsp;nbsp;.
A V '
ii s