Onder de Zinfpreuk,
ÖOOR YVER BLOEID DE KONSTi
-ocr page 2- -ocr page 3-van de
. E Staten van Holland ende Weftvriefland doen te weten , al lbo
_I ons vertoont is by de Regenten van het Burger Wecshuys ende
. Oude Mannenhuis der Stad Amfterdam , en , in die qualiteyt, '7c’®oaers gt; mitsgaders Regenten van den Schouburg aldacr,nbsp;*7 • Supplianten, federt eenige Jaten hebbende gejouiflccrt van on-of Privilegie van dato den 19. September 16S4. waer by wynbsp;''en ^¦^genten van den felven Schouburg , in die tyt, hadden gelie-confenteren , accorderen ende oaroiieten, dat fy , gedutendénbsp;dg *7'van vyfticn eei ft achter een volgende Jartn, dew'ettken, dienbsp;Vjg ’quot;^els ten dienfte van het Tooncel teets gedruckt waren , ende ,nbsp;Vq, *7'tot tyt, nog vorder in het ligt gebracht, ende ten Toncele ge-werden, alleen foude mogen dtucken, uytgevenenver-Of p” ondervonden, dat de Jaten, by het voorgemelde onfe Ofttoynbsp;Cspjnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genaemt, op den 19. September 1699. fo tden komen te
buf '^”5 ende dewyl de Supplianten ten meeften dienfte van de Sc‘ ou-ftcg quot;'quot;^tvan hennerefpeftive Godshuyfen ouder andere mede moe» fpjllnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gefubcenteett, .de voorgemelde Wercken, foovan Treur-
ïong”. ’ ®lyfpellen als Kluchten , als anders, die teers gedruckt en ten iirtlg ^S^voer waeren , of in het toekomende gedruckt, entenTo-rou(jg^'''°'tt fouaen mogen werden , geerne alleen , gdyk voorheenen,nbsp;^Hj‘\°'yven drucken , doen drucken, uytgeven en verkopen, tennbsp;Iqonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wercken , door het nadrutken vaii anderen , haer luyfter,
fitlcj gt; sis fpelkonft, niet niogten komen te verliefen , dog dat j'sst gt; na de expiratie van het bovengemelde ons Oiftroy , eilnbsp;H*' .^^P’^ntbet 1699 gepetmitcert foude wefen, foonbsp;•lauig y p ^npplianteo hun genootfaekt fig te keeren tót ons , onder-^loekende, dat wy aen de Supplianten j in hare bovengemeldenbsp;A 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;qua»
-ocr page 4-'qualittyt j geliefden te veileenen piolongttle Tanhetvootfz. Oütóf' of Privilegie, omme alfoodevooifz. werken, foo van Treurfpellen,nbsp;Ilyfpellen, Kluchten, als andere, reetsgemaechtentenTooneelege- .nbsp;voert, en als nog in het ligt te brengen, dentytvanvyftieneerft ach .nbsp;ter een volgende Jaren, alleen te mogen drucken en verkopen, ofdoeft-drucken en verkopen , met verbod aen allen andere op feeckere hog®nbsp;penen, by U Ed. Groot Mog. daer toe teftcllen, en voorts in com-muni formas fois ’t dat wydefaecke, ende’t verfoekvoorfz. over'nbsp;gemerkt hebbende , ende genegen wefende, ter bede van de Sup'nbsp;plianten, uytonfe rechtewetenlchap, Souverainemagten authoriteff'nbsp;dcfelve Supplianten geconfenteett, geaccordeert code geoaroyeert heb*nbsp;ben , confenteren, accorderen endeoftroyeren, mits defen, datlf »nbsp;by continuatie, de voorlz. Wercken , Ibovan Treurfpellen , Blyfp®*'nbsp;Icn , Klugten als andere, teets gemaekten ten Tooneele gevoert,nbsp;als tjog in het licht te brengen, den tyt van vyftien eerft achter een vol'nbsp;gende Jaren, alleen binnnen onfen landen, fullen mogen druck*B'nbsp;doen drucken, uytgeven en verkopen , \etbiedende daerom allennbsp;een ygelyk, de voorfz. Wercken,in ’t geheel ofte ten deele, naet te dtue'nbsp;ken , ofte , elders naetgedruckt, binnen den felven onfen landed®nbsp;brengen, uyt te geven ofte vekopen , op de verbeurte van alle de naei^'nbsp;gedruckte, ingébrachte , ofte verkogte exemplaren, ende een boe^^nbsp;van drie hondert guldens, daer en boven, te verbeuren, teapph®'”nbsp;ren een darde part voor den Officier , die de calangie doen fal gt;nbsp;darde part voor den Armen der Plaetfcn daer ’t cafus voorvallen 1®*'nbsp;en het refterende darde part voor de Supplianten, alles in dien vetft*^^nbsp;de, dat wy de Supplianten met defen onfen Oftroye alleen will®”
gratificeren tot verhoedinge van hare fchade door het naedruckenv^^
de voorfz. Weteken, daer door in genigen deele verft aen den van dien te authorifeten, ofte te advoucren, code, veel minhetinbsp;veonderonfe prptextieendebefchetmingeeenigh meerder credit, *nbsp;fien , of reputatie te geven, nemaer de Supplianten in casnbsp;iets onbehoorlyks foude influercu , alle het felve tot haren laftenbsp;gehouden wefen te verantwoorden, tot dieneyndewelexprcflelf'^.jj,nbsp;geerende, dat byaldienfy defe onlêOftroje voor de vootlz. quot;nbsp;fiillcn willen ftellen,. daer van geen geabbrevieerde ofte gecontranbsp;de mentie fullen mogen maken, nemaer gehouden fullen , tenbsp;Jêlve Ofttoy in 't geheel , en (onder eenige Omiffie, daer vonbsp;drucken , ofte te doen drucken, ende dat fy gehouden fullen 'yi j, ji-exemplaer van alle de voorfz. Wercken, gebonden en wel g®*-tioneert , te brengen in de Bibliotheecq van onfeUnivetfiteytto'nbsp;den, ende daer van behoorlyk te doeo blyken , alles op pene vnbsp;effedl van dien teverlie(ên , ende ten eyndede Suppliantennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3I'
Oftroye ende confente mogen genieten als naer hchooien , lenende een yoclyk, die’t aengaen raag, dat fy de Supplianten v end®nbsp;inhoudc van delen doen laften ende gedogen, ruftelyk, vred ynbsp;VolkoiHCBilyk geiüetea «nde gcbtuycken , ceficicnde alle belet
-ocr page 5-ysrle gedaen. Gedaen Inden Hage, onder onièn grote Zegde, hier on-®*t aen doen hangen op den een en twintigfte May in ’t Jaer onfcs Heer *** Zaligmakers, een duyfent fes hondett negen en negentigh.
A. HEINSIUS. Ter ordonnantie van de Staten
s
. De Regenten van het Wees- en Oude Mannenhuis hebben, J haar voorfz. qualiteit, het recht van deze Privilegie, voornbsp;Kluchtfpel, vergund aan de Er^enaamen van 7. L^cailje.
Ini^m^tldtmy dm 10./Jfril, 1701,
-ocr page 6-y
Ferdinand, Minnaar van Sofia.
Jan, KnechtvanFerdinand.
^ van Leonoor.
L E o N o o R, Dochter van Koenraad en Kornelia-Koenra AD, Vader K o R N E LIA, Moeder |
Sofia, Nicht nbsp;nbsp;nbsp;|
Margriet, Meid J PIET, een Kruijer.
iJ(t Tesneel verbeeld een kamer y daar alles hoop Utd, om te verhmzjen.
-ocr page 7-Pag. 7
^RiET, terwylzeltgoedfakt, zingt \ deMcidie komt’er ons by zeer bly, enz. Jan van buiten,nbsp;Ferdinand indekkêrben.
Griet.
Ie klopt daar?
Jan, van buiten.
De klopper.
Griet ^ de deur openende.
Wel, Vrind, wat is jou Zéggeu ? ’]j Tgt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jan, Zoomende op 't Tooneel. ¦
hier een Kleêrben, om j e goed’rcn in te leggen.
W; A nbsp;nbsp;nbsp;Griet.
® ituurd u met die Ben ?
Jan.
Wie, welJannetjeNieht. kp,.. , Griet, tiüende aan de Ben,nbsp;die Ben zo zwaar?
Jan.
Wat zwaar, je mengt zelf zwaaf I^et r„i ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zyn ; de Ben is licht.
de deur, het kneld wat van ter zijen. ®kker, til wat op; wat zo! datmagiklijen!
A 4 nbsp;nbsp;nbsp;Griet
G R I p T.
Is dat een leegeBen?het mogt de droes! ze is ook niet klein-Jan.
Ja, Meid, de Ben is leeg.
Griet,
Nu, breekt geen porftlein,
Jc gaat zo dom te werk, en ziet niet uit uw oogen,
Het is Meiavond, ik loof de meidrank is jou al in hoofd gevloogen,
Gy flacht de meeftc hoop.
Jan. nbsp;nbsp;nbsp;j
Zet het goed dan aan een k^n Ik zie hier naauwlyks plaats voor deze mand,
Zo Haat het overhoop; daar leid het heele bruitje.
Zei fcheelc Marie tegens Klaas, eii brak zyn fluitje. .
Gooid het goed van boven Griet.
Dat hebje net geklaard, jou rechten dronken Beeft!
Heb ik ’t je niet gezeid ? ik was ’er voor bevreeft.
Jan.
Wel, watbeeftjoudekop.^
^ veil,
Schavuit, durft gy noch ^{c Daar ik jou een porfeleine fchootel zo onvoorzichtignbsp;breeken.^
Maar Juffrouw zal ze jou wel doen betaalen, Guit.
¦ Ik weet niet wat de lui doen met zo dronken fnuit.
’t Is of Jannetje Nicht ons zoekt zo wat te plaagen.
Maar ftraks komt Juffrouw.
^quot;üanzal’t’er euvels dajgj Maar, Griet, hoe drommel is ’t ? je fchelt, gelyk eimnbsp;Griet, hem aanziende.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ ?
Wat pikken! Jan, benjy’t? of is hetook uwgee ' Hoekom jvdiisecfteld.^ wathebjevoorgenpon
Hier, in dit krui gewaar, zoinonshuistekoomei •
-ocr page 9-een Meiavond!
Jan.
Als een lapper, net en kant.
Griet. ,
^icr fchuild wat achter met het brengen van die mand.
^aar, Jan, waar is uw Heer?
Jan.
Die ïï hier binnen.
1 nbsp;nbsp;nbsp;Griet.
''Vel, ik weet niet wat dat gy noch zult verzinnen! ^''yzitdanindeBen?
Jan.
Gy raad het op zyn kop.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Griet.
’^'1! hoe verzinje ’t zo ? maar doed de Ben eens op, tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;] KH aandeBen.
’er uit, mynHeer, uit.
Ferdinand uit de Ben,
Griet.
- Jadat’seerftrechtbeminnenl' ^^durfjeditbeftaan? hoe krygje’t in de zinnen?nbsp;Ferdinand.
doed hy niet die mind, myn lieve Margriet ? geen dat gy ziet isomjou Juftrouw gefchied.
Q Verdacht gemaakt by myn fchoone Uitgeleezen;
Q ¦gt; die lader te keeren, zal ik geen onheil vreezen.
Êii nbsp;nbsp;nbsp;Meuy verbooden heeft haar huis,
•^enkt dat dit voor een minnaar is het allerzwaarfte
Jjoe -1 nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'i
JIq nbsp;nbsp;nbsp;beroofd vind van haarbekoorlykhedcn;
^ '^oor een flimme trek myn eer zo durft vertreeden. fl jj Jdhnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•toczvdcNeefmeeiiddatkoftelykepand
“'quot;idcn tedelicn.
ïs
Griet.
gg nbsp;nbsp;nbsp;Maar, Heer, in deze mand,
^ Verzekering; want zv zal die vol willen leggen
Met goed, zo dra zy komt.
Ferdinand.
Hoor toe, ik zal ’t je zeggen} De mand fluit ook binnen toe, zovaft, dat men dienic'^nbsp;Van buiten open kan krygen, ’t en zy met myn wil.
Verftaje’t, Gne^'
Ferdinand.
Zo gy nu uw trouwe hulp my wilt bctoonen,
Zie ik geen zwaarighcid, en ik zal je wel beloonen. Jan.
Ik blyf myn Heers borg:
Ferdinand.
En om jou te verzekeren cnteon*^' lalten van alle zorg.
Neemt dat by provizie.
Griet.
Myn Heer, jy behoefd geen andere boramp; Zy beziet
Jan. nbsp;nbsp;nbsp;5
Twyffel jcof hetgoedis, ik neem het over voor diepquot;
terftond.
Griet.
Ja daad’lyk'
Jan.
Wil jy ’t niet gceven, Griet ?
Neen, vrind, het is te fchaad IJ^ Jan.
Maar, apropo. Margriet, watdatikvraagenwoUi ^ Gy klaagde dat de mand zo zwaar was, ftraks ^oot J ^nbsp;Wat zeg je nu daar van? zeg, zoud gy nu wel klaag
En niet liever zo een mand alleen als met je draagen ?
Griet.
Nu dat 2e leeg is wel.
-ocr page 11-KLUCHTSPEL. n
Jan, •u'yzeKde op Ferdinand.
Neen, ik meen zo een mand. Griet.
bóf de Meiavond heeft u beroofd van uw verftand.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.
Grietje, zult gymyuwbyftanddanbetoonen? tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jan.
fchenkt haar noch maar eens een hand vol goude kroo ,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Griet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(nea.
A^al to veel ik kan u dienen, Heer Ferdinand.
^^ar, daar komt Juftrouw aan.
Jan.
]gt; nbsp;nbsp;nbsp;De droes! kruip in de mand.
rep je wat, mynHeer.
Ferd inand.
Ik zal my dan vertrouwen,..
5 haaft je, kruip toch in.
Griet.
y nbsp;nbsp;nbsp;Wat huis zal zy niet houwen,
Zy de fchootel daar aan (lukken, o gantfeh bloed! y ‘lunkt ik hoor ze al reeds uitbarften als verwoed.
Tweede t o o n e e l.
Leonoor, Margriet, Jan,
F ERVia indeBen.
Leonoor.
d, p ”ier niet aars te doen ? als wat te ginnegappen ? rechte Lanterfant, gy doed hier niet als fnappen ;nbsp;s dat te zeggen, Griet, hoe komt die fchootel daar ?nbsp;is gefcheurd, zo zet men de Hukken aan malkaar;nbsp;‘^'ideloozeMeêr, jyzultzemy bctaalcn.
Hoor T cr nbsp;nbsp;nbsp;Griet.
‘•^'jer, diedaarftaat, ftietmyze uit dehand
£)ic^J’^quot;frouw,ik zal u, hoe ’t i y kwam, gaan verhaalen;
Zo
Zo als hy binnen kwam,, en bragt hier deze mand.
Le o N o o R.
Wel,dommen Vleegel,hoe! zal men het goed zo breckci'' Hebjygeenoogen, zeg?
Ja N.
Maar, Juffrouw, hoor my fpreekc^' Leonoor.
Jy bent een botmuil, Schurk, wat is dit voor fatzoen ’ ^ Zeg, zo dom re werk te gaan, wanneer men iets zal doen-Jou rechte Hangebaft, ik zal ’t u doen vergelden.
Jan, nbsp;nbsp;nbsp;p
Wel, Juffrouw lamgat, zeg, watlètjemy tcfchcld^O’ Of zoek je door die trek myn kruiloon in je zaknbsp;Te houwen? dat zyn ze niet, kom betaal myltrak,
Of ik zal ’t daadelyk van die frontanzie haaien, lt;Kom,kom,enalterflond, fchictkuit, en wilt betaal^*’’nbsp;Leonoor.
Wel, onbefchoften Beeft, en afgerechten Guit,
Betaal myn fchootel eerft; ei! ziet eens die Schavuit nbsp;nbsp;nbsp;,
Durft fpreeken om zyn geld, en my hier wat uitfchelot^ ' Maar ikzwcer’tjou,Vcugel, ik zal ’t jou doen vergeJn^ ’nbsp;Dat jou de fchootel nóch duur zal koomcn te ftaan-Jan.
Kom, kom, betaal my maar.
RIET
Voort, Vent, brui hier van
Jan, tegens Griet. nbsp;nbsp;nbsp;j jC
Jou Varken, ’t is jou fchuid, gy zoekt maar kwaa ftooken,
Want jy hebt, Juffrouw dienftmaagd, defchoote gebrooken.
Griet.
Datliegje, Hangebaft, gy hebt ze met de mand,
Zo al jy binnen kwam, geftooten uit myn hand.
Jy liegt het deur jou hart, dwars, en dubbeld, Karoi^jij
-ocr page 13-^ nbsp;nbsp;nbsp;u geef myn geld, of’k haal het vaa j e tronje...
^ nbsp;nbsp;nbsp;Leon oor.
( ^^al myn fchootel eerft, j ou rechten fchieven Hond!
lit nbsp;nbsp;nbsp;Jan.
betaal myn kruiloon, endatalterftond. Juffrouw Hottentots, of’k vat u by de ooren,
^ ^rek u van de kop, die opgeftrikte tooren.
Griet.
jy dat doen, zeg, Schurk Jan.
’Ij nbsp;nbsp;nbsp;Kom, kom, ik weet wel raad,
'sem voor kruiloon meê de Ipiegel die daar ftaat.
Ja» neemt deJpiegel en loopt weg^
Keonoor, Margriet, Ferdinand inde Be».
Leonoor.
Guit! jou Vagebond! waar loopt hy daar meê .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heenen ?
sen fpiegel... help! Griet!
Griet.
, nbsp;nbsp;nbsp;Hy is verdweenen,
'^°Pt, uit al zyn magt, de hoek daar ginder om.
Oef,, nbsp;nbsp;nbsp;Leonoor.
^at ; j ^ *^en ik ontfteld ? ikftavcrbaaftenftom.
^ dat voor een fchelm ?
Griet.
- nbsp;nbsp;nbsp;De droes die mag dat weeten.
u . nbsp;nbsp;nbsp;Leonoor.
)ou fchuld alleen, dat de fchootel ftukken is ge-»
fy nbsp;nbsp;nbsp;''oor gezorgd, gelyk als dat behoord,
heel, maar ’t is nou rechtevoort,
’ 'lis, in’t gemeen, met aJK andere meiden.
Die
-ocr page 14-Die om te trouwen ftaan, cn uit het dienen fchciden. Gelyk met de katten in de Maart, zo is ’t in Mei gefteldnbsp;Met al de meiden, dat hcelc j aar gevry, gerit cn gewel^lnbsp;Maakt haar de kop gek, als de Meityd zal beginnen,nbsp;Dat zy verbyflerd zyn van harflènen en van zinnen;
Om dat die JufFrouws dan zelf haaft voogd en zullen zyn,
Én deze vagebond, is, onder deze fchyn,
Als of hy bragt de Ben, hier in myn huis gekoomen;
’k Heb dat dikwils gezien, ’tis wel meer ondernoom^^’ Dat men, onder deze fchyn, iemand ffilletjesontbie^^’nbsp;Op Meiavond, licht is dit ook zo gefchied.
Wel, Juffrouw!
Le o N o o R.
Wel, Margriet!
Griet. nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;
Zoud gy my dat vertrou^'^*^^^ g Gy zpud , na dat ik hoor, my wel voor eennbsp;houwen,
Dat gaat myn eer te na.
L E o N o o R •
Dat zeg ik noch niet.
Ik zeg maar dat het wel voor dezen is gefchied.
Van my zulke gedachten, dat wil ik niet hoopcii.
L £ o N o o R , willende de Tien of en doen.
Maar hoe! wat ’s dit al weêr ? de Ben én wil niet ! Wat doe ik nu daar meê? hoe word een menfeh gepnbsp;Voort pak dat goed daar in, en maak dat je bete
draagd; nbsp;nbsp;nbsp;jeii.
Ik moet weêr boven zyn, om kleêren af te gaan ha-
Zietoe, en breek my niets, of gy zult het betaale
-ocr page 15-u ARGRIET, Ferdinand uit de Ben.
% nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.
jyj Argrietje y dat ging braaf, uw J ufFrouw ly wel o£l
j. nbsp;nbsp;nbsp;Griet.
! noemd gy dat noch braaf!’ myn luft niet van die ftof. ^laar gy, myn Heer, ik bid, wilt toch terftond vertrekken,nbsp;noch langer blyft, zult gy uzelf ontdekken.
^ Was ’t met my gedaan.
Ferdinand.
Ijj nbsp;nbsp;nbsp;Dat is de meening niet,
8* noch zo niet weg, dat is ’er ver van daan, o neen! Jij Margriet,
Q ^oet Sofia, eerft nu myn befluit ondekken,
Weet hoe my de Meuy die Schoone wil ontrekken, ^eeft my by Sofie op ’t haatelyk ft gemaakt,
^ ‘k, door lift, bedekt in deze kaamer ben geraakt, onverrigt, de zaak zo laaten leggen,nbsp;r luk my bied de hand ? want ik heb hooren zeggen,nbsp;Ojij • fre Meuy, en man, deze nacht zullen gaannbsp;’t nieuwe huis te flaapen, Margriet.
Griet.
Dat heb je recht verftaan.
Ferdinand.
zyt maar geruft, deze kans zal wel voordeelig vreezen.
^n my nu beletten , dat ik myn Schoone on-
K '’^Oer nbsp;nbsp;nbsp;''urzckervanmyn gezwoore trouw;
Pie haj nbsp;nbsp;nbsp;laagen zeggen,
nu onderwind my te leggen;
^ voorkoomen dat haar Meuy my van dat fchoo-
Ge-
-ocr page 16-Gelyk zy aan haar Neef, noch gilleren, heeft beloofd* Griet.
Wel om de zaak dan ftil, en bondig te beleggen,
Zo moet men aan Sofie, deez’ handel niet eer zeggen Voor Meuy daar is na toe, maar zagt, daar komt zy a^ ’nbsp;Myn Heer, wil al uw beft weer in de Slukben gaan.
Ferdinand.
Laat my ten minften haar eens zien.. *
Griet.
Gyzultzehoorcf'
En zien door’tfchrecfje heen. kruip in of’t isverloor^”'
Ferdinand gaat in de
VTF D E r 0 0 N E E L. Sofia, Griet, Ferdinand in de Belt-
Sofia.
A wel, die Meiavond, dat verhuizen, fleept
J nbsp;nbsp;nbsp;ruzie meë;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4
Doch deze was noch kleen,was Meuy maar flechs te vt ’t Is my onmoogelyk, ik kan het niet verdraagcn,
Het gaat my aan ’t verftand, en dit is alle daageii. Griet.
Ik weet wel raad.
Sofia.
Wel wat raad ?
Griet.
Zogy maar wilt nbsp;nbsp;nbsp;..jj.
Met haar Neef Hendrik trouwen, zal zy haaft zyn Sofia.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_
Een die ik haat, Margriet, hoe kan ik die beminnen • Griet.
’t Is Ferdinand, Juffrouw, die fpecld u in de zinne Sofia.
’k Beken, Margriet, ’t is w'aar, ik min dien braave ’t Is Ferdinand alleen , die tot die prys van eernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jyjyii
-ocr page 17-kluchtspel; j;
hert verkreegen heeft, ik kan hem niet verlaatên, ^^ooonMeuvhem. tot mvn leed, zo vinnk fchvnt i
hoonMeuyhem, tot myn leed, zo vinnigfchynt te haaten,
de oorzaak van haar haat, is my te wel bekend, '^'is acht ik niemendal, daar zy hem mede fchend.
I nbsp;nbsp;nbsp;Griet.
¦'yiiebtgelyk. Juffrouw, laat zy wat heeiiefnappen. ji.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Daar valt iets:
^^ar zacht! na dat ik hoor, daar v alt een van de trappen, knbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sofia.
^fgriet, zwyg ffil, ’t is Meuy; nbsp;nbsp;nbsp;'
ZESDE It 0 0 N E E L.
IA, Griet, Leonoor, met een arm vol F E R i) 1 N A N D ie Bf».
Leonoor.
Jy, nbsp;nbsp;nbsp;Hier Ifaat men zo en ptaat!
een mooi Fatzoen, een Juffrouw van uw (laat, ï:^ï. 'lie mee werken! neen, my laat men tortzen,draagen,nbsp;^^epen, als een paerd, dit ’s Juffrouw haar behaagen,nbsp;hals en been, gelyk haafl was gefchied,
Joji 1^1 de trappen af, het raakt Mejuffer niet. atideloozp Pry, jou rechte Pronke Pinkje j
^0men ergens komt, ’t is voort; Juffrouw, wat
Juffrouw, is’t, lusje een kopje meê? lekker, proef. Mejuffrouw is voort reé;nbsp;daar men werken moet, daar heeft Juftfouw geert
kb jy, Y ^n noch zo hart, zy kan of wil niet hooren. d*!Prai*^'j5 Slet, jy ffaat ook zo leeg dpr by,
V 'hierzaamen wat, vanMejutfrouwsvrijery, Sofia.
boprenmoet! datfchrolle, knorre, kyven,-B nbsp;nbsp;nbsp;Duurd
-ocr page 18-i8
Duurd hier den heelen dag, wat lou ik toch bcdryvcn, Die deeds bekeeven word, ’t is beft dat ik vertrek.
Leonoor, Margriet, FerdinanJgt; indeBen, K o R n EL i a.
Leonoor.
DAt’swaar! gaje maar heen,eiihouwjeio wat Mama, hoe! ben je daar ? heb je ons huis bekeek^i* ’nbsp;Hoe ftaat het u al aan ?
Kor nel IA.
My dunkt ’f is vol gebreeken, Daar by ziet het zo uit, zo uit! gelyk een beeft;
Myn daagen heb ik nooit in zulk een huis geweeft.
Myn oogen uit myn hoofd, heb ik ’er fchier ftaan kyk^*’ ’ Ik weet niet waar ik beft de muuren by zal lyken,
’t Is ofzy zyn getaant, het houtwerk zit vol fineer,
Met vlakken over al, de zolder is vol weer;
De trappen, dik van drek, van onderen tot boven;
Het is ’er zo gefteld, dat gy ’t niet zoud gelooven;
Dat nu de befte kamer is, kwanfuis, jawel!
En daar je met je man van nacht in flaapen zei, nbsp;nbsp;nbsp;^,
Dat lykt de keuken wel, daar men niet doed als kook En daar by lykt het ’er zo geen kleintje mee te rooken,nbsp;Want de fchoorfteenmantels zien, gelyk een beeft jnbsp;Van rook en vuiligheid.
Leonoor.
’k Heb ’er al voor gevrceft-Kornei.ia.
Wat is dit voor een huis om daar by te gelyken,
Je zult verwonderd ftaan, wanneer je’t zult bekykc gt;
Dit is een pop daar by.
Leonoor.
Het is myn mans bedryf- pf
-ocr page 19-mannen hebben toch alty d wat nieuws om ’t lyf, fchorten altyd wat, ’t was van kantoor, of loldcr,nbsp;maakte my op ’t left, hoe langer cn hoe doldernbsp;al zyn teemery, dat ik befluiten moft,
Vm te verhuizen, het kofte wat het koft.
^^r daar komt vader ook.
^oenraad, Kornet.ia, Leonoor, Griet, FerdinandBen.
K o E N R A A D.
Ja
Vader;
S Ta je hier wat te praaten ? Leon oor.nbsp;waar is myn man ?
K o E N R A A D.
j , nbsp;nbsp;nbsp;’k Heb hem gelaaten,.
t nieuwe huis, daar hf noch bezig is al zyn beft.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Leonoor.
hoe behaagd het u ?
KoenraaD.
jy nbsp;nbsp;nbsp;Heel wel, dit is een rieft
blamp; i ’t'S ruim, en breed, en ook heel wel geleegeri j (Je- vratcrkant, jou man heeft wel tc deegennbsp;¦^mzin,j’;y](.j,ej(jge(j^^j^^ hy heeft het heel wel voor;nbsp;is daar voor in ’t huis een groot en ruim kantoor!nbsp;die zolders toch, by deze, tegelyken!nbsp;met verwondering, het alles aan ftaan kyken,nbsp;^atnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5 ii^ ’c niet zeggen kan;
Èn nbsp;nbsp;nbsp;voor zyn deur zo dry vend uit de fchuit,
' ^-al ’t plehierig zyn, en makk’lyk voor uw man, kl J'JorTyn koopmanfchap; hy hoeft nu n'et te rotzennbsp;L 'ileepen, kruijen, want hy’t makkelyk kan loflèn,
KüR'
, veel krui- eii-fleepgelduit iders, die zyn.,
B
K o R N EL I A.
Wat leid ons daar aangclecgen ' Hoe dat de zolders zyn, maar ziet het eens te deegennbsp;Beneedeninhetrond, wat kamers dat’er zyn,
Het ziet’er over al, zo vuil, gelykeenzwyn,
De beftekamer zelf is ’t mottigfle van binnen;
nis
Maar ’t manvolk kan men dat niet brengen in de zinnen-’tScheeld jou lui evenveel of’tfchoon is, net, of vuil j O neen, al zaaten wy Hechts in een modderkuil,
Is haar kantoor maar wel, dan is het al te deegen;
Zy zorgen maar voor haar, aan ons is niet geleegen,
Is haar kantoor maar wel, endichteby deftraat.
Dan is het alles wel, het gaat ook hoe het gaat,
Zy zorgen voor’t kantoor, moer moet het potje kooken' Koenraad.
Maar hoor, Moêr, van’t kantoor moet ook de fchoo
Heen rooken.
K ORN E L 1 A.
Ja, de negotie zou niet worden kunnen gedaan, nbsp;nbsp;nbsp;j,
Neen, of mynheers kantoor moet by de ftraat juift Koenraad.
Het is daar makkelyk voor’t huilen van dekind’ren, nbsp;nbsp;nbsp;,
hiiid’ren, nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„;t
Datdikmaalstuffchen meid en vrouw gefchied, me Daar ftil en heel bevryd van ’t raazen en ’t gerit.
Kor N£ LI a.
Jy lui zit op ’t kantoor al veel om wat te fchryven,
Enals’talnoodigis, zomoetmenuhaaft dryven _ nbsp;nbsp;nbsp;,
Metflokken daar na toe, of’t moetjuift pofhdag zyi* ’ Gefchied het buiten dat, zo gaat het onder fchyn ^nbsp;Van dat men moet, kwanfuis, zyn dingen wat ve
d’len, nbsp;nbsp;nbsp;_
Maar ’t is om door het glas de dames te zien wand J ¦» Die langs de Keizersgraft, haar toer gemeenlyk do gt;nbsp;Daar fpckulcert men op; ik zeg ’t is geen fatzoem o e
Daar hoord men geen geknor, noch’t geen datoiis
-ocr page 21-E L.
21
K o E N R A A D.
^ Weet ook wel wat, zo ik begin.
L E o N o o R.
Wel, wat weetje?
, nbsp;nbsp;nbsp;Koenraad.
Jioe datje met malkaar, in ’t voorhuis op een Theetje ^fin ’t zalet daar naaft, fteeds door de glaazen ziet,nbsp;ginnegapt en lacht, met andermans verdriet,nbsp;elk by’t gat ophaald, en die daar komt paffeeren,
, o dra zy zyn voorby, zylaaten van haar veeren, ' v^y wie ’t ook weezen mag, daar fchort toch altyd wat,nbsp;een is zus, den ander zo, ’t is altyd dit of dat;
”5 het is nimmermeér met jou lui doch te deegen.
I nbsp;nbsp;nbsp;Korn ELI A.
^praatjes, ik zeg noch, wat is’er aan geleegen,
P|^iiet kantoor is voor, of achter of beneên,
„f boven, waar het is, en of’t groot is, of kleen, ^bteet, offmal, ofkort, oflang, welja.nbsp;Koenraad.
I nbsp;nbsp;nbsp;Zellewecken,
1' ^uit my noch de kop met al die praatjes breeken;
het ons niet fcheeld, hoe ’t met.de vrouwen gaat,
het fcheeld jou lui niet.....
Kor NEL IA.
Dat is maar zotte praat. Koenraad.
Vrouw^ ’tis lang genoeg, want zot zynaluw reeden.
tijg nbsp;nbsp;nbsp;Kornelia.
ophaaien mogt de mans verborgentheden.... öignbsp;nbsp;nbsp;nbsp;KoENRA.'tD.
Korneli A.
l)i£v^’^^^''’rotiwenook, w.atzouhetzwaarfl;ezyn, ^ndemeeftepart, het zynen in de fchyn.
4ltQQ^’^ e mannen zou voorzeker ’t zwaarde weezen; s Wat my aangaat, ik zou ’er niet voor vreezen..
Ba nbsp;nbsp;nbsp;K o E N-
-ocr page 22-Koenra A IJ.
’t Is beft ik boven iie, wat dat de knecht al doed, '
Deez’ praat en heeft geen end.
Leonoor.
Ja, Vader, datisgoed.
NEGENDE T 0 0 N E E L.
Kornflia, Leonoor, Griet,
F E R D I N A N D Ben.
Leonoor.
At brengt de Mei, Mama, al ruzie meé en nioeilr' '^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heden!
Margriet, pakt al het goed te zaamen hier beneeden»
Ik ga na boven toe, maar datje niets en breekt.
Kornet IA.
Kom, Dochter, ik gamee.
Leonoor.
Ja wel wat ruzie fteekt.
In dat verhuizen al; ’k heb daar een Ben gekrcegen Van Jannetje Nicht, ik ben daar zeeker meé verlceglt;^'^’nbsp;W.iiit zy niet open kan, daar ftaan ik mooi en kyk.nbsp;Margriet, brengjy de Ben wéér t’huis.
Griet.
Zo dadelyk.
Leonoor. nbsp;nbsp;nbsp;j,,
Hoe is deBen zo zwaar}
Verzet t
En zegt Jannetje Nicht, dat de Ben, die wil niet oP'-Maar repje voeten wat, en wiltwat hartjes loopcn,
Griet.
Sofia, Juftfouw, heeft haar g daar in geleid.
Wanneer ?'
Leo NOOR.
LH
Griet. Zoeven, voorjekvy.am.
-ocr page 23-L F. o N o o R.
Wel gezcid.
kreeg zy die dan op ?
Griet.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Heelmakkelyk, vanbinnen
^y geflooten, dat begon zy te verzinnen.
Le on oor.
^aar wat heeft zy voor goed, daar toch al ingebrogt ? j.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Griet.
y^ar zondags goed, Juffrouw, zy heeft daar na gczogt, I* haar Pandanten, Juweelen, en zulke dingen.
Leonoor.
^®hieni, JulFrOuw! wat heeft zy al koftelyke ringen.
Al
b' Praats genoeg, ga voort, en doe je dingen maar, jl? Pakt me al dit goed heel netjes by malkaar.
^al Sofia ftraks, eens van die dingen fpreeken,
^hoet eens zien, wat zy heeft in de Ben al fteekcn.. Moeder, ga je mee
^klET, Jan, als een Schuitevoerder gekleed, 'sKct tin brief, Ferdinand inde Ben.
Griet.
, nbsp;nbsp;nbsp;„ M-Aar , Jan', wat zal dit zyu ?
^trfjeditbeftaan? zeg, onder dezefchyn,
^ Schuitevoerder, nuweêrinonshuistekoomen?
heb je nu al weer voor potzen voorgenoomcn ?
Stejj , nbsp;nbsp;nbsp;Jan.
quot;V^ jy le maar geruft, wees vrolyk van gemoed,
Is hv nbsp;nbsp;nbsp;dingftaat wel, en ooeen goeijen voet.
'hochindeBen?
Griet.
- . Wat hebt gyondernoomen?
B 4 nbsp;nbsp;nbsp;Jan.
-ocr page 24-Jan.
MynHcer, inynHeer, heruit, wilt voor den dag koomen,
F E R DI N A N D Ben.
Wel, Jan, wat is’er nieuws?
Jan.
AI heel veel goed befchegt;“' Zie daar, lees deze brief, eens met een gauwigheid.nbsp;Wel,Griet, wat docht je ’er of,toen ik gink ftryken heen^'’’nbsp;Pat ik de Spiegel nam?
Gr iet.
Dat fprong my voor de fchecnen ¦ ¦. Myn Heer, kruip in de Ben; Mej ufFrouw komt daar **nbsp;Met haar Mama.
Ferdinand.
Ik zal...
J ^ nbsp;nbsp;nbsp;11,
Kom, kom, niet lang te nbsp;nbsp;nbsp;’
Griet duuwt hem in de Ben.
Ik bid, myn Heer, kruip in, of’t heele fpel...
Gantfchzu**^
Hoe maak ik hier nu beft een Indiaanfche duiker ?
ELFDE, r 0 0 N E E L. pEONOOR, Kornelia, Griet, Fe^^®’
N A N D in de Ben, Jan, wil weggaan, werd van de Juffrouw overvallen, dienbsp;hem aanj'freekt.
Leonoor.
VW At is uw zeggen, Vriend, heeft iemand u oiitD
'Jan, hem dronken houdende.
Ja, ikbenhicrgeftuurd. Juffrouw, van myn pat .,// Ufvanuwman. Holla.?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
-ocr page 25-if
Le o N o o R.
Wel hei! Vent, jy bent dronken.
Jjejuffer, met verlof, jy hebt qie nietgefchonken.
?^aarevenwel, Juffrouw, ikbenhiermetmynfchuit, ®an heeft my geftuurd.
Le o N o o R.
J A N.
Myn man die recht wat uit.
v-^al myn werk wel doen, albenik watbefchonken, ial wel overgaan, wy hebben eens gedronken;nbsp;binnen vroeg en laat al beïig, dat je’tweet,
KpMei, dan by die, en die, en die, eneeufeheet ^^ygt men gaauw in de neus, met zomtyds eens te drinken.
Griet, ter zyden.
’’ O bloed! ik vrees dit werk zal hier op ’t laatlie ftinken.
gt; nbsp;nbsp;nbsp;Jan.
maar geruft, Juffrouw, ik zal myn werk wel doen,
^ ^cn noch zo dronken niet.
Korneli A.
Jy bent een mooifatzoen. Jan, ov er't goed vallende.
^Itiu, Juffrouw, holla!
Korneli A.
Loop al je beft wat flaapen. Leonoor, tegens Griet.nbsp;je werk maar, voort, je hoeft hier niet te gaapen.nbsp;Jan, opflaandc.
rouw, exteermy, heb ik het daar verbruid.
, nbsp;nbsp;nbsp;Leonoor.
“^fygt men deze Vent nu beft ten huizen uit gt;
Hou „ nbsp;nbsp;nbsp;Jan.
ftavaft den brui.
Griet ter zyden.
„ Hoe zal dit noch afloopen?
B y nbsp;nbsp;nbsp;Kor-
-ocr page 26-K'ornelia.
De Meidrank, Vriend, is ii te veel in ’t hoofd gekroopen-Jan.
Dat’s leugen, Juffrouw, met verlof, je raad dat niet» ’t Is na mynbeenen toe gefchooten,, als je ziet.
L EO NOOR.
Kom, kom , gajy maar heen.
Jan.
Welnu, het zal met werkei*
Wel over gaan, Juffrouw.
Griet, ter zyden.
„ Gut, komt zy hem te merkel’quot; Jan.
’k Heb van den morgen, al ten vyven opgeweeft.
En.....
Leonoor.
En ten zeflèn al zo dronken, als een beeft.
Jan.
W at drommel meen je dan, dat ik nu al ben dronken • Leonoor.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;
Neen, maar tweemaal half vol , dat’s ruimptjes he befchonken.
Kornelia.
Foei! fchaamje, Kaerel, wel dat is geen ftyl van doen
Zo by de lui in’t werk, foei! het is geen fatzoen;
Foei, foei!
Jan. . nbsp;nbsp;nbsp;„u
My h fchuld is ’t niet, J ufff ouw, ’k heb helleP verhuizen.
Een met de noorder zon, daapvicl zo wat te buizen,
’t Is noch een oud heerfchap , je hebt hem wel gekend-Kornelia.
Waar heeft hy dan ge woont
Jan.
Hier dichte by omtrent. ^ De Juffrouw heeft ons, nadat dit werk was gckloin^^^j
-ocr page 27-»7;
o,
, van den ouwen hond, eens luftig omgefchonken. Acht hon op, ’t was vpyn van tien of twaalf jaaren oud,nbsp;A fprong fchier uit het glas, en was ^o geel, als goud,nbsp;Juftfouw fchonk braaf , maar ’k meen dat wy zenbsp;neepen.
Griet,
Hei!
], nbsp;nbsp;nbsp;Jan valt met Gr iet.
ofzy, ofgy, wy leggen alle bei. drommel! al den drank zit my noch in de beenen.nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Griet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(nen.
rechten dronken beeft,daar is ’t vel van bei myn fchee-U nbsp;nbsp;nbsp;Jan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_
^A’k dat eens bezien, Margriet, enwüjeniet,
Vliegje ook maar, Meid.
Griet.
Wel wat my hier gefchied!
]u nbsp;nbsp;nbsp;Jan gaat op een kill zitten.
Uw verlof, Juffrouw, ik zal een beetje ruften. Meisje, zoen my of.-
Griet.
Ja, die zou wel wat luften, Korneeia.
^^r, bedaar hier w'at.
Leonoor.
Laat hem na huis toe gaan, Ql^^^efthy niet van doen. Jawel, hoe word ik aannbsp;^ald van dezen dag!
^ondor, Kornelia, Griet,Sofia, Jan op de kifi , houd hem of hy fliep,
Ferd i n ANP in de Ben.
Leonoor.
Wei , watisjoubegecren?
Hooreens, Sofia, zeg wat hebje daar voor kleércn In deze Ben geleid?
Sofia.
Wel, Meuy! hoe zal’t hier gaan?
Ik kleéren in die Ben! hoe kan ik dit verftaan ?
Leonoor.
Scheerjydegekmetmy, kom, doezedaad’lykopeö-Griet ter zyden.
Wel hoe of noch dit Ipel in ’t en de af zal loopen ?
^ nbsp;nbsp;nbsp;Leonoor wil de JBen opbreeken.
En dat al voort terftond, zoniet, ik weet wel raad.
Ferdinand uit de Hen koomende.
,U w raad is niet van doen, eer dat je verder gaat.
' nbsp;nbsp;nbsp;Sofia.
Eimy! wat zal dit ...
Kornelia. ,
Och! ik ben heel bezweeken. EenkaerelindeBen!
Leonoor.
Ik kan van fchrik naauw fprccke'' gt; Zo ismynlyfontfteld, watzal’ernochgefchien! ,
Het is niet alS bedrog, ’t geen wy nu daag’lyks zien, ^ De waereld loopt op ’t end, en kan niet (taande bly'^^’ ’nbsp;Van al de gruuwelen, die men daag’ lyks ziet bcdrynbsp;Gy legt het heel wel aan, Sofia, omuyvnaam,
En ons, en ons geflagt te laft’ren, ’t is uw faam • • •
Koenraad, Kornelia , LeonooI^’ Ferdinand, Jan, Griet-
Koenraad. _
VDquot; El hoe! Heer Ferdinand, wel wat is dit te z ^5 Leonoor.
Dat kan die lichte Kooi, het allcrbeft uitleggen i Die rechte Sluiphoer, foei, die ons geflacht dus pjc
-ocr page 29-Ferdinand.
^'^isditwexkjebeft, gelykgyïfet, bekend, gaat haar PoIIen_nu in Kleérebens verfteeken.
-'w
yquot;quot; y onbeïonnentheid, en onbehouwen ipreekcn ¦ ‘^^ude ik, indien gy waard een man .
Leonoor.
i, nbsp;nbsp;nbsp;Watzou’tdanzyn?
15'derft my dreigen noch, welbeden! maar, jou Zwyn, l^'iï.al ik hebben, wacht, jy zelt’ernochvoorlijen,nbsp;atiweerikjou, Margriet, vooruwbedriegérijen.nbsp;Griet begint te zingen.
Leonoor wil haar flaan, doek werd van Koenraad weérhouden.nbsp;noch ringen, reg? laat. Vader, my begaan,
^al dat Yarken voort de kop aan flukken üaan.
Sj., nbsp;nbsp;nbsp;Koenraad.
’ Kind, weeft wat geruft, ik bid wil my eens reggen, Ijj ?arom gy, Ferdinand, dit in het werk ging leggen ?
het niet verftaan, wat hebt gy hier mee voor ?
IK nbsp;nbsp;nbsp;F ERDINAND.
al tfw wil voldoen, een v^cinig maar gehoor,
K By Zult uit myn reen, en doen, mynHeer,befluit:en, lljnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, noch ik, het minft, ging de eerbaarheid te Duiten*
y bi ’t heimelyk, bemind, ttj ^^.y lïiy eindelyk, erkende voor haar vrind,nbsp;tdj^^'-^iaaar te gelyk, door liefdens keur gedreeven,
Tqj ^^y haar hart aan my, ik ’t myn aan haar gegeeven; eindelyk de lift vond van die Mand.nbsp;eet ge de oorzaak, Heer. is dit nu zulk een fchand ^nbsp;ïltt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7eegens Sofia.
° tk u misdaan, wil ’t om de min vergeeven.
Mag. . nbsp;nbsp;nbsp;Tegens Leonoor.
Met c nbsp;nbsp;nbsp;Sy haar wilt in den echt doen leeven r
haar bemind, flechts om haar geld en goed, '^let uit waare trouw, en een oprecht gemoed.
‘Teeens Koenraad.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Eil
-ocr page 30-Ei! neem de moeiten, Heer, en wil die brief ecns leeicri» En oordeel dan, of ik geen réén had om te vreezen.nbsp;Koenr AAD Uejl.
Myn Heer, ik bid dat gy aan my die tyd noch leend,
Tot dat ik ben getrouwd, en door den echt vereend, Met onze Nicht Sofie, dan zal ik u betaalennbsp;Die duizend dukatons, gelooftmy, ’kzalnietfaalcn;nbsp;Ons trouwuur, en de tyd, myn Heer, daar van genaakt*nbsp;Myn Nicht heeft het zo ver, doorliftigheid, gemaakt*nbsp;Dat zo zy zyn verhuift, men ’t huuwelyk zal fluiten.
V aar wel; bewaar den brief en wil het minft niet uiten-
Vw geneegett f^rind,
HENDRIK BL0B^‘
Kor NEL IA.
Wel, Dochter, wat is dit?
Sofia. nbsp;nbsp;nbsp;r
Wel, Meuy, 't zyn fraaijc
Zocht gy daarom zo haafl dit huuw’lyk, klaar te maak^ ' En, om uw kaale Neef, die ’t gat vol fchulden heeft *nbsp;Te helpen door myn geld, het is al heel beleefdnbsp;Van u, wel ik beken ’t, het zyn al fchoone zaakcn,
Zo kan men, door bedrog, in ftaat en aanzien raak^ti-.
T’eegens ggiJ
En gy, myn Heer, die zyt myn Voogd, zult my niet teg
’ nbsp;nbsp;nbsp;c uvo
Met uw beminde vrouw; gy ziet door welk een ten;
Uw dochter my bcdriegd; fta toe da; ik mag ioonen *
Hem, diemy heeft verlof, en my zyn trouw komt to
f' F R D I N A N o.
Dit is het geen ik wenfch, myn fchoone Engelin,
Dat gy, door uwe gunft, wilt krooncn onze min.
Ko EN « a A D.
Ik hebgeen reedcn, om uw huuw’lyk te beletten j Maar zelfs in tegendeel zal ik zulks voort doen
-ocr page 31-Korn EL I A.
Dochter, had ik ooit van u dit werk vertrouwd, gy dus onbedacht Sofia geeven zoud....nbsp;Leonoor.
jj^hia, ik heb geen fchuld, aan deez’ bedriegerijen.
Q ®ar dat ik Hendrik ried, Sofia te gaan vrij en, j^'^tkenikniet, oneen ! ik heb haar zulks gera^n,
^ zy voor Ferdinand, zou Hendrik neemen aan; ’^keb ik haar zomtyds, hier toe wat hart gedreeven.
K o E N R A A rgt;.
'^'ikom, dat is al wel, wilt het malkaar vergeeven.
gt; nbsp;nbsp;nbsp;Sofia.
Jj gaeren wil ik ’t doen, mits dat zy toe zal Haan, ik, met Ferdinand —
Koenraao.
Jakom, dat’sal gedaan.
Ivi nbsp;nbsp;nbsp;Leonoor.
^ ik moet eerft myn man____
Jan, opftaande.
Myn Heer, is ’t werk geklonken? ],nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ferdinand.
1» nbsp;nbsp;nbsp;Leonoor.
! is dat uw knecht ?
Ferdinand.
Jan.
Ik ben nu niet dronken.
, nbsp;nbsp;nbsp;Leonoor.
^^rkik het bedrog.
0,
Koenraad.
'titYg nbsp;nbsp;nbsp;Welaan, Heer Ferdinand,
^ nbsp;nbsp;nbsp;Sofia nu, uw allerwaarlle pand.
'‘eiü). nbsp;nbsp;nbsp;Griet.
Jan.
’ niynHeer, en Juffrouw.
-ocr page 32-Jak.
Fiat, van alle kanten-
Myn Heer, nu is ’tuw beurt de Meiboom te gaan planter’» ’tistydig. Griet, laat ik en jy, in’tmooijeweér.
Ook planten, in de Mei, de Meiboom, al s myn Heer - * Grif. t.
Daar ben ik mee té vreên.
Koenraad.
Wel, laat ons binnen treeden, En ftuuren om uw man, om hem de zaak te ontlceden-
Ml