É
ér
VAN
TREURSPEL;
D o o B.
FREDRIK DUIM.
Gedrukt voor den Autbeur.
TE AMSTERDAM, By ISAAC DUYM, Boekverkoopcr»nbsp;bezuydea het Stadhuyj, 1744,
-ocr page 4- -ocr page 5-AAN DEN
IN ons Vaderlantzynzeer gewichtige Lot-gevalleii, en Scaats-verwiffelingc , aan eenige, die het roernbsp;der Regeringe in handen hadden, te beurt gevallen ,nbsp;van ons waardig gekeurt om in de geheugenifle dernbsp;nakomelingen vereeuwigt te worden , ten Spiegel vannbsp;hen die Regeren, en geregeert worden; om, ter ee-nerzyde, in hunne Regeringe, zich wel te wachten,nbsp;door hun gedrag, geen kwaat vermoeden in de gemeente te brengen; want, fchoonzy hoog zitten, oinnbsp;alles te overzien, ook, uit de laagte, word op allenbsp;hunne doeningen acht gegeven, ter anderezyde, ziet-meden verfoeyelykfte moedwil (der Gemeente, ontziende Recht, noch Overheit; niet luifterende, alsnbsp;een dol en hollent Paart doet, naar toom, noch teugel; door zulk eene dolle drift, begaan zy Rukken,nbsp;die niet gedult kunnen worden in eene welgefteldenbsp;Republicq, maar ten hoogden ftrafbaar zyn.
fem-
Nademaal wy dan zulke gevallen in ons Vaderlant hebben, behoeft men uit de Oudheic, geen vermoi-
-ocr page 6-femde Mumien op te delven, die ’er, alsze in’t licht komen, zo miiïelykuitzien, dat men twyftelt, of’ernbsp;weleene fchaduwe, van ’t geene zy eertyds waren,nbsp;in gevonden word, dan alleen den Naam, doch, dee-ze Liefhebbers, geven aan deToneel-Poëzy, een’ruimnbsp;dekkleed, met te zeggen, is bet dus niet ^ejcbiet^nbsp;is genoeg, als'bet zo heeft kunnen gejcbieden. ’k Stemnbsp;het ten vollen toe, indien het eenen Roman is, maar,nbsp;eene Hiftorye is aan haare eigc Regelen gebonden.
Echter ftaat het een toneelfpel Dichter vry, eeni-ge byvoegfelen te maken, tot voltoyinge der enkele Daat, behoudens dat de waarheit der Hiftorye nietnbsp;verminkt worde. Dus doe ik de Gebroeders t’zamennbsp;fpreeken, hunne Vrouwen, zo by hen, als by dennbsp;Friiis, haare belangen zeggen, Anna voor den Raadtnbsp;verfchynen, om het geeoe zy, (volgens de geruchten) gezegt hadde, gellantte doen. dit is alles moge-lyk en Waarfchyneiyk, en overeenkomftig met denbsp;Gefchiedenifle, doch eeiiiglyk uitgedacht om de Enkele Daat te volmaken.
Dus wille ik thans ten Toneele voeren de Broeder-moort van Kornelis en Joan de Wit, dootgefchoten en verlcheurt, dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Auguftus 1Ó72. Ik hebbe de
eerfte, en onpartydigfte Gedenkfchriften gevolge, en lievensdien , veele aantekeningen van gevallen, woorden, en werken, my, van oog en oorgetuigen, innbsp;mynejeucht meedegedeelt, waar van eenige noch kunnen in wezen zyn, en geheugen hebben, van de gevallen, hier gemelt, dewyle ik een jaar , na ’t ver-moorden van de Witten, ter waerelt ben gekomen,nbsp;en, in myne opvoedinge, alle monden vol waren vannbsp;de troebelen, voorgevallen in dien tydt, en wel by-zonder van dit noodtlottig geval der Witten, waatquot;nbsp;omme ik mynen Lezer, van des zelfs echtheit zoudenbsp;durven verzekeren, zonder eenige zydigheit, voordenbsp;cesie, of de andere party te kiezen, ik geeve na rvaar-
beit,
-ocr page 7-heit, de Deugden en gebreken van beide de partyen op, en laate het oordeel vry van mynen Lezer.
Echter voorzie ik wel, dat ik een ydergeen genoegen zal geven, voornameutlyk zulke menfehen, die alles tnec af keer befchou wen, wat ten voordelen, (fchoonnbsp;naar waarheit gezegt,) van de Prinfe van Oranje ge-melt word. dien ingevvortclden haat duurt noch. eual-les is aangenaam, (Ichoon zulks, naar zynenopgevat-ten waan, glimpig is verdrait,) wat met de Loeve-fteinfehe Fatlie overeenftemt, diemen althanstrachetenbsp;begunftigen; doch ik kreune iny zulks aiet, maarnbsp;wenfehe den Lezer wel te varen.
i'.
Korn ELIS DE Wit, Ruwaart van Putten, Oud Burgcrmeefter van Dordrecht, Gecommitteerden Raadt in ’t Colkgicnbsp;der Groot Mogende Heereu Staateanbsp;van Hollant en Weftfrieflant,
Maria van Berkel, Gemalianevan Kornelis de Wit.
Joan de Wit, Raadt Penfionaris van Hollant en Weftfrieflant, thans Raadt en Lidnbsp;van het Hof der Juftitie.
We ndelaBikkers, Gemalinne vanjoan deWit.
Tichelaar, HeelmceRer,befchuldigervanKor-nclis de Wit,
A N ^ A, Gewezene Dienftmaagt van Kornelis de Wit.
Willem den Derde, Prins van Oranje.
Fiscaal, van ’t Hof der Juftitie.
2lt;Gedeputeerden s,Uit denRaadt vanHollant
Kolonel, der Haagfche Burgeryc. Geweldiger, van ’t Hof van Hollant.
Stommen.
Ecnige Helbaardiers»
D E
-ocr page 9-D E
VAN
EERSTE BEDRYF. EERSTE TONEEL.nbsp;Kornelis,Geweldiger,Helbaardiers.
G EWELDIGER.
T^yn’Heer, d it’s de plaats, gefchikttotuwrerblyf; ^’*Zoek,inuweeenzaarnheit, HeerRuwaarttydtver-Of liever overdenk, en zie in uw gewifTe, dryf,nbsp;Wat gy 'Defloteii hebt; ot uw geheimenifle,nbsp;Eens'mogtezyn ontdekt: terwyl zal ik vaa ’c Hof,nbsp;Myn order halea. ’k ga, myn’ Heer, mee uw verlof,nbsp;Ko RNELIS.
Gaatheene, envolguw’laft. maar, watgdieimcnifle, Zy u bekent P gy fteltme in dikke duilterniffe ?
Geef iny wat op’ning’, wat ik overdenken moet;
’k Weet niets, wat neeme ik voor, ’t welk my dushand’-Geweldiger. nbsp;nbsp;nbsp;lendoet?
Myn’Hecre,ik volg myn’lafl:,’khebniersaanu te zeggen; ’t Zal tnoog’lyk valfchzyn, ’tgeen zy u ten lafte leggen,nbsp;Ik hoop, ’t is (baat gerucht, geftroituytlout’renhaat.nbsp;Daar is uw’Broeder, fpreek met hem van uwen ftaat.
tweede toneel.
Kornelis, Joan,
Joan.
ó ITetnell’tisdanwaarl al’tgeene ik heb vernomen!
Zy omhelzen elkander. Anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Myn’
-ocr page 10-2 DE BROEDER-MOORDT VAN Myn’Broeder! hoe! wat’sdit! hoezytge hiergekomen ?nbsp;Watdoetgcopdeezeplaats? gameede iiaarinya huis»nbsp;KO RN ELI s,
My is belaft, omftil, eii zonder’tminft gedruis Temaken, nader laft ran’t Hof, hier af te wachten;nbsp;Menhcb my niet gehaalt van Dort, na myn gedachten,nbsp;Om, zonder order, weêr van hier te gaan, menietnbsp;Reeds op myn doen; dees plaatze is wel met wacht bezet.nbsp;Om, wen ik wilde, my den uitgang te beletten.
Joan.
’k Zal zien wie tegens my zal durven zich verzetten. Kor nelis.
Waag niet uwe Achtbaarheit aan ’c tomeloze grauw. Joan.
U, tegensmynenwil, tegrypenmetzynklauw! Enheeftmeumetgewelt, uit Dordrecht willen voeren?nbsp;Of zyt ge ontboden ?
Kornelis.
’IcDenk, men lag op my te loeren, Want nauw’Iy ks kwam ik, van hec Raadhuis, op de ftraar,nbsp;Of zag de Helbaardiers gereed. cn wel in ftaat,nbsp;Ommy, met forsgewelt, byweig’ringe,op telichten,nbsp;Des toonde ik my bereid,om voor ’t gewek te zwichten,nbsp;Mits den Geweldigermy op kwam, onverhoeds,
En zette my terfton t, in een beÜoie koets,
En rende Ipoor (laags uit de Stad, en hielt niet ftille, Dan, dat’er Paarden, (^d te gereed, naar zynen wille.nbsp;Al ftonden,)’t volk ter vlugtinfpanden, voor de geen’,nbsp;Dieadcmloos, doordrift, reeds waren afgereen,nbsp;Metdeezevoerme, metdePont, de Maasftroomover,nbsp;En kwaamen in den Haag. ik hebbe gras, noch lover,nbsp;Aanfehouwtop a! den weg, ja, nauw’lykseenig licht,nbsp;De wyl de koetfe was gefloten rontomdicht;
Men gunde my gcen’tydt myn Gemalin te fpreken. Joan.
Jkftaveïbaaft! hierftaatwacandcrsuictebreeken; ,
Is
-ocr page 11-KORNELIS EN JOAN DE WIT. 3 Is dit ontbieden ! neen, ’tisvnngenmetgewelt.
Men wil ons dwingen, datme naar hun zyde helt,
(^i) Om ’t eeuwig Staats lidiö, eenpariglyk bezworen. Thans, in’t vergetelnatte domp’lcu, ehtefmooren ,nbsp;Want, dit zal zyn dengront, waaropge zytontboón.nbsp;Men overlegge, hoe men beft ontga dien hoon ;nbsp;Watraad, omhunnedrift, dus tomeloos, te ftuiten ;nbsp;Indien wy, nevens hen, gewillig niet befluiten,
Dan zienwe te gemoet ons wiffen ondergang; Wymoetenftemmen.door hunne overmagt, end wang,nbsp;Of worden weg gefchopt, zo ’t niet wil erger lopen.nbsp;Wat dunkt u, is’t wel waart, dus dier onze Eer te kopen?nbsp;Oranje haat ons, en hy dingt reeds naaronshoofc.
Men vierebot, eer ons deknop word afgeklooft ?
Kor nelts
6! Neen, ’k wacht alles af, wat rny mag overkomen, ’k Hcbbe eenmaalmyn befluit, in vollen raadt,genomen,nbsp;Van alle toegeftemt, om Willem nimmermeer,
’t Stadhouderlykgezach te dragen op. gecn’Heer, Noch Kap’tein Generaal te maken, van's Lands troepen.nbsp;Vergeefs koom ’t wroefte grauw hier tegens buld’rentnbsp;roepen;
Vergeefs druilt dit gefpuis, verwoed ’er tegens aan; Vergeefs is’t dreigen, om de hand’ aan ons te flaan;
Ik wacht grootmoedig af al wat zy ondernemen;
’k Zal nimmer van iny n’ Led en plicht, hoe ’t gaat, ver-vreemen;
'k Hcbbe ondertekent httEdi6i, ’twelk eeuwig moet Beftendig blyven, dit fluit uit Oranjes bloet,
’t Zal nimmermeer in ’tampt, van zync Vaders treden,' Men hcbbe lang genoeg hun dwing’landy geleden;
De Zuil van Holland floeg men af, den gry zen kop;
. , nbsp;nbsp;nbsp;Men
(. I ) ’t Eeuwig Edift, was bezworen in ’t fluiten van den Vrede, met Kromwel, in denjaare ï66t , inhouden-ue, dat de Prins van Oranje , toen noch een’foBgeiing zyn*nbsp;«e, buiten alle Staats-Ampten , zoude uitgefloten blyven.
A a
-ocr page 12-4 DE BROEDER-MOORDT VAN Men gaf getrouwe Raan , verachtelyk den fchcp,nbsp;Vcrbandenze uit het Landt, om hunne ziel te prangen;nbsp;EnandVen hielden zy, hun leven lang, gevangen.nbsp;Naar d’oorlog jeukten ’t hart; dan was men ’t belle innbsp;De Staten van ons Land te dwingen,en de Raadt. Raat,nbsp;Wylhy, door’tkrygs volk, had demagtallecnin handen.nbsp;Om de öorlogs kollen goet te maken, hy de landennbsp;Bezwaarddeii, de onderdaan, doorfchattinge uitgeput,nbsp;Verfmolt, alkwynende, inÓranjeskrygsÉefchut.
En om zy n Eerzucht, en krygs glory op te hopen, Moefl ’t Hofde Burgery, byna het vel afllropen.nbsp;Ophem,die zulks weerfprak.wierthy verwoet.engram,nbsp;Getuigezyhiervan, hetmagtig(2)Amlterdam,
Daar hy, met Staatenvolk, de Poort zocht in te dringen. En Stads Regeerders, nazyu’ w'illecn haat tedwingen.nbsp;En noch wil’c wufte Grauw,'als d’Ezel, ’tlalligpak,nbsp;Weêrladenopdenrug, metpyn’lykongemak,
Nuhy, door’t hoog bellier, is van dien laftontflageu. Maar,’k zal niet dulden, dat een Kint word opgedragen,nbsp;Schooiuhnrseen’Jongeling, ’t Stadhouderlyk gezach.nbsp;üpdezeu gront, is valt gcHoten het Verdrag, ten,nbsp;Met Kromwel, dat men hem, uitall’hoogwigtige Amp-Zal fluiten, wy 1 hy licht, voor Karei wel eens kampten ,nbsp;Om Eng’lands kroon, den'zoon zyn ’s Grootvaars, (dienbsp;den flrot
Doorkorven wierde,doorde By Ie, op ’t wreek fchavot, Op dat Brittanjebleeveeen Viyc Repziblyke0nbsp;Op’c hooft te zetten, ’t is wel waar, hy heerlt in ’t Ry ke,nbsp;Door wifpeiturigheitvand’Adel, en het Grauw.
En brengt thans Nederlanr, door Vrankryk,in het nauw, Geftyft vaiiMuulter, omons Vaderlanttcdclen.
’t Is
C®) Prins Willem de tweede van dien naam, kwam, om eenen vermeinden hoon, met eenige Staatfche troepen , naar AmUerdaraihieltflal aan den Overtoom, daar,nbsp;door Afgezondenen, de Prins zich met Amirerdam verzoende,' mits dat de Gebroeders, de Bikkers, voor eenennbsp;tydt, buiten de Regeringe bleven.
-ocr page 13-KORNELIS EN JOAN DE WIT. y
't Is een geveinfde Rol, die Karei thans w il ('peelcn,
Als waar ’t om zyiien Neef cc tkllen in den ftaac,
Van zyne Vad’ren, en te dwingen dus den Raadt VaiiHollandc, metdekrygons opdenhaistefchenncn.nbsp;Dit’s’t dekkleed, ’cis een mom. hy wil zich niet doeanbsp;kennen,
Als een’ ondankb’re, .die, (’3)voor al’t genootegoed, Onsnu, dusfchandelyk, denoorelogaandoec,
Waar neen,hem fteekc in ’toog der Staieu vryen wandel, lu’c Uoüe en’t Welde,en zoekt te Itremuiea huuiieu handel.
Met dus te ontzenuwen ons Latit, door de oor’logs pefl:, En’shaudels voordeel weg te liepen in zyn nclt, der;nbsp;Maar nimmer word den Staat een’Haaf van d’lingelan-'k Zag liever opgerecht in Ho’lant, VraiikryksRander,nbsp;Dan dulden, dat OraDjeinlLinden kreeg’tgezach,nbsp;Van’sLandsStadhouderlehap. ’k vrees nieiijanc, ydernbsp;mag,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aen,
Van Ruwaart denken, wat hy wil,niets doet rny zwich-’kZalWillem, ofhymy, uitHollantszadellichten. Joan.
’tisthans telaat; hy is reeds opper Generaal,, (4)
Men heb den teugel ons ontrukt, in Hol'anrszaal,
En ’t opperfte bevel, aan Willem opgedragen.
Totdus verreis’tEdifï verbroken, wy oiuflagcn Van onzen Eedt. en wie kan Ruiten, mecgewelt,
Den algemenen loop van’t water, wen bei zwelt.
Om, watbemtegeuRaar, verwoed’lyk in ter-welgen, En te overRroomen, te verw'oeRen, en verdelgen?nbsp;Hoe is het moog’iyk, om tezeilen opdieallroom ?
Ge-
(3) nbsp;nbsp;nbsp;Na het onthalzen van Karei den eerde, vlugte Karei dén tweede, in Hollant, en de Stnen namen beminnbsp;hunne befchermingc, tot hy geroepen wierde in Enge*nbsp;lant, om gekroont te worden.
(4) nbsp;nbsp;nbsp;Prins Willem den derde, van dien naam, wierdnbsp;Kapitein Generaal in den jaare 1672.
A 3
-ocr page 14-6 DE RROEDER-MOORDT VAN Gclyk een hollentpaart, dat luiRertna geen’ toom,nbsp;Krielt thans het woelle Grauw, als do'; en uitgelaten,nbsp;En zwiert ouRuimig, langs de NederlandCcheitratcn;nbsp;Het troept te zaïncn, en men hitfl elkander op;
Met lader taaie, om ons te grypen by den kop, ¦Wiezalzetegendaan? temeer, wylzclfsdeGrooten,nbsp;Hen flyven in hun woên ? zy hebben t’zaam befloten.nbsp;Iets tot ons’ondergang, tenzymenwyslyk viert,
En reeft.en ’t fling’rcnt Schip, naar de and’rezydefticrt, Want. houd men onzen llreek, wy fmooren in de baren.nbsp;En zullen nimmer een gcwenfchte reê bevaren.
Menfpieg’Ieaanaud’rcn zich, die. al tedyfvaiihcoft, En ontoegevende, der kop wierde afgeklooft.nbsp;Jkzwyg, hoeveelezyn, van’t Grauw veifcheurt gC’nbsp;¦worden,
Dooronhefuirdedrift, die’tvolk tot moorden porden, ’k Heb ties hefloten, om van ’t Ampt, als Advokaat,nbsp;En Hollaiits voorfpraak,my teontnaan,in vol'en Raadt.nbsp;Aienhebbe ’toege opmy, ’k hoormomp’len, my betichten,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dichten,
Ofik, in Willems Naam, ( y' dord brieven fchelms ver-En ondertek’iien met zyn hand’, enzynen Naam. Doch, totdit fchelmftuk is myn’iiibordonbekwaam,nbsp;En echter, ’t isgefchiet, door wie, kah ik nier. ra.ade.nbsp;’k Wil hierom afdant doen, eer ’t voor my is te fpaade.nbsp;Engy, myn’Broeder, zie wel voor u, watgedoet,
M en dingteoknaar uw’hals, ten kode van uw bloct. KoilNEI. IS.
Het moet’er Over; Deur;
of Onder; ’kljeb geworpen Den
die 1 de min-
(s) Men hadde Brieven gezonden aan de kommande-rcndeOlïficis, leggende in de boDtierdeden, ondertekent nut des PtinTcn naame, om, naar eenen anderen Poli tenbsp;trekken, waarop de Franfchen, zonderIlag of liootnbsp;Steden m namen, waar vsu dcpilns voorgaf, geen denbsp;fte kenmlTe tc hebben.
-ocr page 15-Denteer’Jing in het bort; wil 't Grauw myn bloet in florpen;
’t Moet zyu gewaagt, ikhebveel yrieudenaanmynzy, Oranje, eneen’geu inden Kaadc, zyn flegtsparty;
Des zal ik Willemdwars den voet, waar’t zyn kan,zet-Of Willem zal myn’kop vermorz’Jen en verpletten, ren. Maar,denkt gy,in dees’ Rant, uw Ampt te leggen neer ?nbsp;Dit Hemt niet overeen met uwen moed, wel eer, gen,nbsp;Toen n, van Hollauts Raadt, dit Ampt wierde opgedra-Sprak gy Heer jakob Rats, om aan hem raadt te vragen.nbsp;Dien Heer zei,neem’ het aan, wen gy,oin ’t Lant verachtnbsp;Uw Leven; vreeHge’er voor, naar ’t Ampt dan nimmernbsp;tracht.
Wat wasuwantwoort ? (6J Datze nemen my het leven , Vermorz'ien en vertreên, door dolle drift gedreven;
Indien ik ’t F'aderlant kan dknjl doen in ay/z’ noot,
quot;k Vrees dan voor 't leven niet, maar troojie my den doot. Dit helden opzet raad u, in uw Ampt te bly ven ,
Niet wank’lca, maar vee’ eer te laten u ontlyven. Joan.
My is zulks wel bewuft, ’k ben noch alt hans bereid, Tcdiencn, was’tmetwilderSouverciniceit.
Maar, ’kmerkeaan al’t gedrag der Sou vereiueStsatcn, Datikgenoodtzaaktword, te moeten’c ampt verlaten,nbsp;En aarzel ik, en leg ’t gewillig niet ter néér,
Zal ’r voli my dwingen ’c af te Haan, en dus myne Eer, En ’o.Telyken naam brantmerken, als Verradernbsp;Van ’t Vadcrlant, gelykme Barnevelt, ’s Lants Vader,nbsp;Brantmcrkttc, en met dit merk, verliezen deed zyu’ kop.
Ook
(6) Na dat Jakob Kats zyn Ampt, als RaadPciHio-naris hadde nedergele.qt, en joan de Wit, dit Ampt 'Vierde opgedragen, vroeg hy Xats. om raadt, die hemnbsp;zeide, indien gy niet beducht zyt voor uw Leven, dannbsp;neem het aan. waar op Joan antwoorde, datze my in tnbsp;Leven benemen, ’t is my genoeg, indien ik het Vadur-lant kan dienH doen.
A 4
-ocr page 16-8 DE BROEDER-MOORDT VAN Ook dreigt oils’cwocRe Grauw alom met galgenRrcp.nbsp;Zeg, wie begeeft zich iii een drom verwoede beeden,nbsp;Geltuuwc, eij aaugehitft van fiioodeoproer’gegeetfen?nbsp;Denkjwatuzelfwi êr voer(7) teüordrecht,onverhoeds,nbsp;Daargy, metVViilem, dóórkwam ryden ineen koets,nbsp;Uwe eigen Burgery, beftond u aan te randen,nbsp;ja, dreigde hunnen Heer, te nemen op’er tanden.
Ten waar gy zwoer, de Prins,’tStatihouderlyk gezach. Ook op tedragen ^ en fchoon Willem hun gedragnbsp;Elisprees, enzeide, houdiiJlil,ikbe?itevreei'e,
Isu vergeten, hoe^gjteEnkhuizcnalom vlogen Ue 0:anjc W'iinpels, van fcheepsmaflc, torens hoog?nbsp;iVieu floot de Poorten, en in Schravenhagc vloognbsp;L'emaare, datzywildeOranje, totStadhouwcr,nbsp;Verkoren hebben , oni tczyu een’klaar bclchouwer,nbsp;Van 't geen verhandelt wierdein ’t flemnien van dennbsp;Eu, hcezyBredero bejegende met fmaat, Raadt.
( Aa u hel) gezonden oin de oprocrigen te Rillen.)
Om ’t uit te voeren was dien dollen hoop al rcê,
En hadden, van den dyk, de koetze in Zee gedrongen, Ten waar'hun woeftheit, door beleeftheit was betlwon-Ei), mei beloften, dat men doenzoud' hunnen wil. gen,
Hier
(quot;7 jKornelis de Wit, wielt te Dordrecht, zittende, met de Prins in een koets, van de burgers aangerant, willende,nbsp;dat hy zyne flem zoude geven , om de Prins Stadhoudernbsp;te maken, en, fchoon de Prins hen zocht teflillen, metnbsp;tezepgt'n, dat hy vergenoegt tvas, antwoorden zy, zytnbsp;gy vergenoegt, wy niet, dit zai hy doen, of, nien zalnbsp;¦’cr hem toe dwingen.
(8., Ditgcfchiede in den vccrigen Oorlcg 1C65, tn iCd6-
-ocr page 17-KORNELIS EN JOAN DE WIT. $
Hier door bejaarden ’tvolk, en hield zich eind’Iyk ftil. Dit twiftvuur vloog al voort door’t Latit, eu in de lieden;nbsp;Menfchimpteenfmaaldeopons, en Patriotfche leden,nbsp;Als waarme de oorzaak van het oor'logs ongeval.
Het ging ’er anders, riep men hier, en overal,
Toen 't opperkrygs gezacb de Prins badde in zyn’ banden, MenJloeg de Vyani, en zyn Vloten zag men branden,nbsp;Thans most mm worjt'len met de doof. Op balkfkans,nbsp;Vliegt me in de Sabels ; en, dus fnem’len onze Mans,
’f Gejchiit der Sebspenkan den Fyant nau-w'lyks boren, Wen ’s vyants kogels reeds in onzejebepen boren,
En, opgepropt vanvolk, vaJlenPrenfcbipopfcbip,
Men fieept'ze weg, of 't jebip moet jiranden op die klip. Waarom geen magt gebruikt, daar magtis} Voor de gatennbsp;Vertoont den Vyantzieb', waarom bem daar gelaten.
En niet gefiagen vm de Havetis ? meetit men 't wel.
’t Scbyntofdev.oor'log, hyde Statenisjlegtsfpel, Terw'jldevyunt koomt de keel van't Lant toe worgen.nbsp;Jndien’t btn errenjl was, men zou voor't Lant dan zorgen.nbsp;IVie weet bot, ’t harte thans geftelt is van den (laat ?
En die 'i wel niecnen, doen ze zwygen in den Raadt,
Of worden overjiemt. Waarom tiiet aan Oranje,
Het Amptgegeven van zyn Vaders, (p) wyl Brittanje, Hierom den oor'log voert ? of, hebb’ by 't niet verdient ?nbsp;ója, ’f Nujf'iuwfcbe Hun , was ons den beften vrient;nbsp;Dat Huis hebbe ons gered uit allerley gevaren;
D it liuis bood ons de band, toen wy verlaten waren,
Van alle vrienden; op dat Huis, 't Oranje hloet,
Is’t Lant gsgrontvefi, in degrootfte tegenfpoed.
Dit legt heiturven in den mond van’tGrauw. zyfmalen Op ons; de naame Oranje, in vollen top, zy halen,nbsp;’tiswaar, wy zitten hoog, om alles te o verzien,nbsp;hv'iaar, van de laagte zy, ook onsgedrag, befpien.
Des
( 9) Karei den tweede, gafvoor, hierom te oorelogen, om datme de Prins, zynen Neeve, buiten alle Staais-Ampten floot,'
A 5
-ocr page 18-lo DE BROEDER-MOORDT VAN Des bly ve ik by’t bed uit, myn Ainpt ter iieêr te leggen.nbsp;K ORNELIS.
Om ’t Ezels balken ? die niet weten wat ze zeggen ? Verhaalt u niet, maar, noch een wyl dit opzer fchort,nbsp;Gy zult verand’ring’ licht ontdekken, in het kort.
Al wat gy hebt verhaalt, is heden al vergeten,
En, metdevoor’ge V'rcê, ’t wantrouwen weg gefme-] o A N. nbsp;nbsp;nbsp;ten.
Neen, Broeder, ’t volk allom oproeriger zich toont, Men hoont nietonsallecn, deStaten zelf men hoont,nbsp;Wanneer den (lo) Tamboer wierf het volk,in naam dernbsp;Staaten ,
En’twoort Oranje was, ind’omroep, uitgelaten, Tcenwierd de tromme ontrukt den Tamboer, Itukge-fneên,
Vermorzelt, envergruilt, enmetdevoetgetrcên,
De Omroepers weggejaagt, gcfcholdc, fcJgellagen. Ditmoeltmeopkroppen, engeduldiglyk verdragen;nbsp;DeSouvereine magt wderde openbaar gefcheiit;
Om zulks teteug’lcn, is gcen’yver aangewent,
Ja, zclfsnieteensgcpoogtdeoprocrigenteitraffen.
Korne lts.
Hun monden zyn gefnoert; zy zullen niet meêr blaffen; Het Grauw is thansgepait; nu Willem deoppermagt,
V aiEc heir iu handen heeft, maar, ’t is dus verr’ gebragt, Dat hy zai over onsdeu Meelter niet meêr fpelcn;
Hy ’s Generaal in Naam, maar,’t zal hem haalt vervelen I ,óuicsheb reedszyn’ voet in ’t hart van Nederlaut;
Ily keer’hem, heeft hy hart, en bied’hem tegenltant. Joan.
Wathooreik! hoe! isliyonmagtighemteltuicen.
En hebtgy kennilfe van Vrankrykskrygs bcfluiten f ’k Bid, doe my opening’ van ’t geen gy hebt gezegt.
(10 ) Dit is voorgevallen in verfcheidc Steeden van Hol' lant.
-ocr page 19-KORNELIS EN JOAN DE WIT, n Ko RNELl S.
’tWordt u, ten 7.ynen ty dt 'vel klaarder uitgclegt,
’t Is noch te vroeg, gy zuithetopzyn’tydtwelhoren.
DERDE toneel.
Maria, Kornelis, Wendela, Joan,
Marta.
Myn’ Ruwaart! leeft gy noch ? ’c hart fchynr in ray te finoorcn!
Ik kan geen’ademtocht meêr fcheppen ! ’kvoel, de Itrot Is my als toegeworgt ! word de Achtbaarheit befpot,nbsp;luu, myn’vraarde Heer ? wat heef. uien voorgenomen?nbsp;Waarom gedwongen, om in Schra/cnhaagte komen?nbsp;Euvinde ik u in ’t Hof? Ach Izegme, myu’ Gemaal,nbsp;Waarom gy heden zytgebragt in deezezaal;
En niet uw ’ intrek hebt genomen by uw ’ Broeder ?
K o 11 N E L I s.
Mevrouw, ftel u geruft. fteun op den Albehoeder;
1 k beu, en regens w üle, in deeze plaats gebragt;
Men hebbe iets met my voor, dit’s zeker ,en ik wacht De Hceren, om aan my dc reedc te openbaren,nbsp;Waarommeik ben gehaalt. wil ymant my bezwaren,nbsp;Door ongegronde waan, ’k wacht zulks grootmoedig af,nbsp;\V yi een geruft gemoet zich nimmermeer toont laf;nbsp;letufl'chen hebbe ik myn’Heer Broeder, hier ontboden,nbsp;Ofik zyn hulpe en raad, en byftant had van noden;
Eu of hem was bewuft het oogwit van den Raadt.
Ook overwogen de belaugeuvan den Staat. nbsp;nbsp;nbsp;gen?
Maar, wat beweegt Mevrouw, my, in den Haag te vol-Maria.
Ach! vraagt gy zulks; gy weet hoe bitter en verbolgen, Alle uwe Burgers zyn; men zoekt uw’ ondergang;
Gy vott, dus roept het volk 5 een dodelykeflang,
VVicrs flits, het Vaderlant zyn hartaare af zal fteeken. Elk is begerig aaudc Witten zich te wreken.
Alsofgydc oorzaak waart vau’conheil,’t welk onslant.
rz DE BROEDER-MOORDT VAN Thans OTcikomt; dit roept het Graan w, met onverRant,nbsp;Desduchteik, of z,ulks ook de mening’ was der Staaten.nbsp;Zulks zynde, kuutge u op geen Ridderfchap verlaten.nbsp;Ik vreesde, dat men u gevangen bad , myn ’ Heer,nbsp;ï.n wasgebrantmerktin uw’goede naam , en Eer.
Die vreeze dreef my, om, naar Schravenbaag, te trekken, En’tgroot gevaar, wen ik noch vryu vond, teonrdek-Waar in gy zy tjdoor ’t woeüe en ongeRuimig v olk, keu,nbsp;Wiens tomeloze drift licht een’vervloekte dolk,
Wil Roten in uw borR, want .gyzyt thans in ’t midden. Van wreedebeeRen ik, en Vader, hierom bidden,nbsp;Indiciigy vlugten kunt, ’tgevaarintydsontvlugt,
Waar in gyzyt; wyzyu, metreên, voor u beducht, ’c Is moogely K noch tyd t om hun gevvclt te ontwyken.
K Q u E L ] s.
Ik vlugten Ineen,’!lt; zal noic in tegenfpoed bezwyken, Offchoon men op my fpouwt, en uitbraakt bitt’re gal,nbsp;’k Sta, voor het Vaderiaat,gelykeen zeerots, {)al.
Daar is ’er, die de knie op Hollants Maagt wil zetten, Eiaar,’kzal ’t beletten,of,hyzalmyu’kopverpletten,nbsp;En zoude ik vlugten voor het tomelozegrauw,nbsp;ó Neen! noit toonde zich, het hart van Ruwaart, flauw.nbsp;Vee! Patriotten, in myn opzet, my noch Ryven,
Ook geeft men acht op my en alle mynbedry ven , Derhalven is’t te laat, te zoeken vryer lucht.
En my te redden, door een hachelyke vlugt.
Joan. nbsp;nbsp;nbsp;men,
Mevrouw’, hier’s geen gevaar, wy hebben nietstefchro-En als ’t op ’t aller k waatRe al was met ons gekomen, ’tlsaüesatgedaan, wanueermenopden trap,
Oranje klimmen doet, tot’s Lants Stadhouderfchap. Wensei.a.
I'Ioe! is’ergeengevaar 1 verzoen u met Oranje 5 Geef dit genoegen aan den Koning van Brittanje;
( II ) Gedenk watu, noch kerts geleden, overkwam,
Wan-
! ( 11) Joan de Wit. komende ’s' nachts ten 11 uuren vnn
't II01
-ocr page 21-KORNELIS EN JOAN DE WIT. 13 Wannceme ukwctflc in ’tlyf, en byna’t leven nam.nbsp;Door vier gewapendcn, die uby nacht befprongen,
En, met hun moortgcweer, ver woet op u indrongen gt; En by aldien gy niet recht cydig waart oncxet,
Gy haddc op heden niet uw’ voet in ’t Hof gezet.
Ik beef, wanneer ik u zie uit den huize treden, Danvliegteen Gdd’ringc,en oiuroering’doormyn leden,nbsp;Uit vreeze, dat quot;er weêreendroevigongeval,
Door woede van het volk, op Graat u treffen zal,
Het vliegt by troepen, langs de Schrnvcnhaagfche Era-Enfcheit, en vloektop u, als dol en uitgelaten, ten, Ook fchryft myn’ Vader, hoe verwoed men te Amfter-dam,
Ditbuld’ren hoort, ’t welk in den Haagzyn’ oorfpronk C12) Oranje boven, en de Witten 7noeten fonder, natn.nbsp;IFie’t andersmeenen, fla teple'teren dendonder.nbsp;Wieeifcht, en fiddcrtniet, diezulke gall’menhoort.?nbsp;Ikvreezeelkogenbük, zykomen uaanboort, ken,nbsp;Ontwykhux! woede. offcheur 't EdiSt eL3.ndmzcntü.uk-Eerzy, met fors gcwelt, het uit uw handen rukken.nbsp;Ai! zwichtvoor de overraagt! ikbidde, laat uraan jnbsp;Gy hebt u w’plicht betracht, althans uw belt gedaan,nbsp;De Souvereiniteit te velten in de Staaten;
’t Word anders thans verEaan, uw’yver kan niet baren. Druis tegen hetgewelt, niet al te opzctt’lyk aan,nbsp;Gedraag u na den tydt, wil ’c volk niet wederflaan,nbsp;Vooral wil uit het Hof, eer d’avoudt valt, vertrekken.nbsp;Joan.
StelugeruE, ik zal den tydt niet langer rekken.
Dan tot den avon t, en voor duiEer by u zyn.
Ga,
’t Hof, 1672. deneojuny, wiert, by ae gevangepoort, van vier perfonen befprongen, die hem verfcheide wonden toebragten, onder de befpringers was Jakob de Graaf,nbsp;die hierom onthalO; wierde.
(12) Men hep des Avontste AmEerdam met troepen, die luitkeels riepen op de ftracen. Oranjehoven , Wittennbsp;onder, wie ’c anders meent verplet den donder.
-ocr page 22-ï4 DE BROEDER-MOORDT VAN Ga, ga, myn komftzal u verlichten van uw pyn.nbsp;K0R.MELIS
lkzal,niynwaarde,met myn’ Broeder, by u komen, Wen ik de mening’ van deHeeren heb vernomen,
’k Verwachtze elk ogenblik, begeef u thans op weg, U byzyn voegt niet, wcnme iets neemtin overleg ,
Van Staatsbelangen, en iethcira’lyksis te zeggen;
’k Zal u, indien ’t my raakt, de zaak te voren leggen, Nu,ga, JVlevrouwe, en rteluw hart, kan’tzyii,geruft,nbsp;Maria.
Wy gaan,maar,mocg'Iy k word gy ’t left van my, gekuft.
Zy nmheljt bem:
VIERDE TONEEL. Korneus, Joan.
Kounelis.
't Tsvreemt; waar omzemy dus lange laten wachten ?
•^Ik denk niet datze my hier willen doen vernachten; ’k Beken,’k worde ongcruft, om’t wyle van den tydt.
1 o AN.
Waar vreeftge voor, dewylge in a lies zuiver zyt. Onszal, iktwyftclniet, ftrakswordenvoorgeftagen,
’t Stadhouderlyk gezach, aan Willciu op te dragen,
Eu, wylzezynoucens, verwylenzeinden Raadt, Maar wen’r geklonken is, zalmeons ontbiên. watftaatnbsp;Ons dan te doen ? men moet’voor af dit overwegen,
Of, methenftemmen, of, tezcctenons’ertegen; Maar wat zal ’t baten,wylze in’tftemmen,mcefterzyn?nbsp;Men voeg zich naar den tydt, en trekkemcê die lyn,nbsp;Dewy l thans groot en klein zich toont op ons verbolgen.
VIERDE TONEEL. Kornelis, Joan, Geweldiger,
Heleaardïers,
Geweldig er.
Gy moet, Heer Ruwaarc, my, als myn gevangen, volgen.
Kor-
-ocr page 23-KORNÏILIS EN JOAN DE WIT. 15 Korn elis.
Watzegtgc!
Joan.
Hoe! hy uw gevangen! door wiens lafl, Word hy in’tvrye Hof dus fchand’lyk aangetaft ?nbsp;Geweld iGjtR.
Het Hof van Hollant heeftme deeze lafl gegee ven, Kornelis.
Welaan , volvocruw’lafl:, ’kwil u niet tegenftreven, Geleyme waar ’t u lult; ’kga welgemoedigtvoort.nbsp;Geweldiger,
Uw plaats is rcedsbereid in ftads gevange Poort. Kornelis.
Vaarwel, myn’Broeder, zeg, wat my is wedervaren, Jo AN.
’kKan, van ontftelteniffe, onmoogelyk bedaren,
TWEEDE BEDRYF.
EERSTE TONEEL.
Joan, Fiscaal, Procureur, Generaal.
J o A N,
Om welk een misdryfis myn’Broeder thans gcvaan ?
V\’at legt gy hem ten laft ? waar in heeft hy misdaan ? Hoe! word hy aangezien voor eenen Lant verrader ?
Waar meê beticht men hem ?
Fiscaal.
Hiermeede, ennochictskwader.
Joan.
Met Lant verraad! ennochictskwader! ’kbid, fpreek Fiscaal.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voort.
Hy word befchuldigt, Heer, roetlantverraat, en moortj Voor ’t minfl, zyn toeleg was eea’ fnoode moort te ple-Joan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gen,-
Ln word ditgruwelftuk.is’t waar,voor my verzwegen ? My, die ’s lands roorfpraak bca,bf, ben ik ook verdacht ?
Fis-
-ocr page 24-lö DE BROEDER-MOORDT' VAN
, . nbsp;nbsp;nbsp;Fi-scaal,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;acht,
Voor tfflinf!:,myn’Heer, men neemt op uw belhieringc Het Hof vond goed , om dit geval voor u re zwygen,nbsp;Opdat uw’Broeder zou, door ugeen kennisf’krygen,nbsp;Van ’tgeene eenparig was befloten in den Raadt,
Wyl’t Hofbev7uftis',datge uopeikaarverlaat, Ent’zaam den wervel drait van’t Lant, naar uw voor-JoAN.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oordeel.
Wy hebben niets betracht dan ’tVaderlantzyn voordeel. Het is ons ongeluk, dat gy't ten kwaatlle duid.
Fiscaal. nbsp;nbsp;nbsp;Buit,
Men maakt wel, door de waan vervoert, een valfch be-Om,’c korte ook wat het wil, ruimlchoots zyu’zin te vieren,
Al zou men’t Schip van Staat tot in den afgront rtieren. Veel eer, dan toertaan, de oudecn’s lauts regeriiigs form.nbsp;Dus nodig in dees’ tydt; wy leen’verwoede rtorm,nbsp;Enoor’logs onweér, drygt ons alle te vernielen, len,nbsp;Ten zy Wc ootmoedig, voor der Fraafchehoogheit knie-En rtellen, bevende de fleurels haar ter hant,
Van ftadt op rtadt, ja van het gaofche Vaderlant,
Veel hebben’t reeds gedaan (43)111 dc O very Bel rteden, ’t Utrecht, en Gelderlant, drie oude en trouwe leden,
Van ’t eeoig Lichaam, door onze Unie vaft verknocht Aan één, en had (14) de Groot geen tvdtvcriet gezocht,nbsp;En ook gevonden, in het leger van de Franfcn,
Het
(13) Drie Provintien, Gelderlant. Overyffel, en U-trecht, waren reeds van de Franfchen ine,enomen, of, ge-lylc men toen fpnk, voor hen ingeruimt.
( 14) Pieter de Groot, zoon van Huig de Groot, Pen-fionaris van Amfierdam, wiert afgezonden van de Amfler-damfehe Magiftraat, aan de Koning van Vraakryk, in zyn Leger, by Utrecht, in fchyn, om tot een vergelyk te komen, met dien Koning, waar meede de Groot, de Koning,
zo lange ophield, in zynen voortgang, rfat de Amfterdara-
mers t^t hadden, ora zich te ftellen in rtaat van tegenweer.
-ocr page 25-KORNELIS EN JOAN DE WIT* 17 Hctmagug Atnrterdam had moog’lyk moeten danfen,nbsp;Al mcede naar de fiiaare, en’t fpecltuig van Louies,nbsp;Doch, door die lift, den moed een weinigje weêrwies,nbsp;VVant,wy 1 de Groot hier door, den vyaut deed verletten,nbsp;Kreeg Amftcrdam den tydt, zich, regens hem, te zetten.nbsp;Wat’s hier de rcede van, myn’ Hecre ? is ’t achc’looshciE,nbsp;En hebme, tegens het gevaar, zich niet bercit ?
Gy hebt allang voorheen de buyen op zien komen.
Die thans, gelyk een’ vloed, gaufeh Ncêrlant övef-ftroomen,
Ik wil nier fpreeken van verraad , hoewel, mcnacht, Dat eenige onder ons, mét reede ziyn Verdacht,
Verftant te houden met een vyant, om de Landen,
Op de eene, of de and’re wys, te lev’ren in zyn handen, ’kBeken, diemeningcook wel valfchcftrikkenbreid,nbsp;Desdenkeikliefft, het Ijpruituironzeoneenigheit;
Is’tdan nietnodig, omdeoneenigheit te weren.
Dat wy ons fchikken naar’s lands wyzc van regeren ? En.door’t Stadhouderfchap,tefluiren d’Eendragtsbant,nbsp;Ten befte van ’c verzwakte en lieve Vaderlant?
En , nu dcmeefteSteênal t'zamenoverhellen.
Om thans Oranje in ’t Ampt, der Vaderen te ftellen,
Wil één, ó gruwel! dooreen’ fchrikkelykemoort.
Dit werk veryd’len, en zyn Hoogheit helpen voort, Joan.
Hoe!zoumyn’Broeder,Heere,Oranje ftaan naar’t leven! Dit’svalfchclyk verdicht. Word zulks hem nagegeven ?nbsp;Hy hierom vaft gezet ? ’t is lout’re lafter taal,
Alleen verzonnen uit een’ bitt’ren haat.
Fiscaal.
De fchaal,
Van Vrouw Gerechtighelt, eerlang’tzal openbaren. Wanneerzy de onfchult, ende fchult zal evenaren.nbsp;Doormy, als haar’Fifcaal, die’tampt is opgeleit,nbsp;Tezorge voor 'tgezach van Vrouw Gerechtigheit.nbsp;Voormy, ikwenfch, dat hy’t gemoet heb vry en ledignbsp;Van alle boosheit, en in ’t recht zich wel verdedig,
B nbsp;nbsp;nbsp;Het
-ocr page 26-{\
i8 DE BROEDER-MOORDT VAN Het was my aangenaam, datikinhemnietszag C^agjnbsp;Danvroomheit; de onfcliult kwam dan helder aan dennbsp;Maar ducht ’het tegendeel;’k vrees hy zal moete buigen.nbsp;Joan.
Wiezyn de monfters die zulks durven valfeh getuigen ? En wat is ’t fchelmlluk, ’t welk men hem ten lalte legt ?nbsp;Fiscaal,
Daar is zyn Hoogheit, ’t worde u zelf door hem gezegt-
TWEEDE TONEEL.
Procureur GenepvAal , Oranje, Joan, Fiscaal, Hele a ardiers.
O RAN JE.
Heer Advocaat, gyweet, uw’Broeder is get^angen, Ten deele om my, maar ’t meefteom ’s Vaderlandsnbsp;belangen,
Wyl hy befchuldigt word met Ontrouw; Lantverraad 5 Enmy, door anderen, naar Ly feu Leven üaat. 'nbsp;Joan.
Uit boosheit valfeh verdicht, om hem gehaat te maken. Oranje.
Ik wenfche, dat hy kan recht vaard’gen zy ne zaken,
Op dat de aanklagers, cnbefchuldigers, door’tRecht, Hun ftraf ontfangen, wen het valfeh is ’tgeen men zegt;nbsp;Hicrommezyn zy meede in hechtenisf’genomen,
Om, doordevlugt, is’tvalfch, deftraffenietteontko-JoAN. nbsp;nbsp;nbsp;men.
En bragt men u, myn’ Heer, dit valfchelyk bericht ?
’t Is logen, laftertaal, waarmeê men hem beticht.
Wie zynze, die dusftout myn’ Broeder durven lalt’ren ? Hy zal van Hollantstrouw, dus godd’loos, noit ver-Oranje.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(balt’ren.
’t Is Tichlaar, en Anna, zyn Vrouws geweez’ne Meidt, Zy heeft aan eenigen in’t Hof, ’t verraad verbreit.
Joan.
-ocr page 27-KORNELIS EN JOAN DE Wit. 19 Joan.
Dit is de fnaar van ’t Grauw, ’t wil op die toonen danfen ; Menbraakeop’cvuilftdituit. De Vaderen van’cLanc,nbsp;De troawftcPatriot, aanwryftme zulk eenfchand.
En zalme flaan geloof aan vallche en fnoó berichten ? Dus kaame d’aller vrooinft, met lantveraadt, betichten.nbsp;Procureur.
Het zeggen geit niet, wen ’t gezegde is ongegront , Ei aar ’c word gelooft, wyl ’t zelf koomt uit *s verradersnbsp;mond,
Te meer,wanneer men hebbe opimant kwaat vermoede. Oranje,
Dat hier verraderye al lange lag te broede,
Is onweerfpreek’lyk, en aan yder openbaar,
Maar, om te ontdekken den Verrader, valtwatzwaar, Dochj ’t kw'aat vermoeden groeit,want, die cotfchellpm-ftukken
Zich overgeeft; is niet tegoet om verr’ te rukken, De Zuilen van den Staat; en’t waarde Vaderlantnbsp;Te leveren , uit haat, voor Gout, in ’s vyants hant,nbsp;Die d urven zeggen, en, voor ’t kwaat gevolg niet vrezen,nbsp;Veel liever{\^)Frans gezint,danPrins gezintyie wezen,nbsp;En my, waar datme kan, de voeten zetten dwars,nbsp;Betonen datze zyn, voor lange. Oranje wars.
Gy weet wel wieze zyn, die my ftaag tegenftreven; Dees’ zyn ook niet te goet te dingen naar myn leven.nbsp;Te meer, wyl ’t Hof my wil verhogen op den trapnbsp;Vanmyne Vaderen, tot’sLantsStadhouderfchap, (ven,nbsp;Om zulks te weren, doelt men fchand’lyk op myn fter-Op dat de Oranje ftam ’t Stadhouderfchap zou derven,nbsp;‘t Is waar, ik ben verhoogt tot Kap’tein Generaal,nbsp;Doch,zondermagt,wyl men’tgezachaltecngbepaar,nbsp;En dic’eris, om’sLandsgrensftedcn te bezetten.nbsp;Word opgelicht, (om niet den vyant tc verletten,'
Van,
. (^s) Dit zoude de Witten, tegens hunne vertrouwelingen, gezegt hebben,
B 2
-ocr page 28-»o DE BROEDER-MOORDT VAN Van, zonderflagofftoot, tedringeninonslandt,)nbsp;Doorfchriften, vaUchelykgctekeutmetmyn haiit,nbsp;Alsofikdeordregafoin elders heen te trekken.nbsp;Dusblykt het fchellemfluk. kuntgy’tverraadontdek-HcerAdTOCaat;l'preekop;ikinoetcciiTchcileinz,ynjkeu Jnbsp;Of het zyn fchelmen, waart te ücrven iii clepyn.nbsp;Die durven mync hant uabootzen , onder fchryven.nbsp;Op wien vermoed gy Heer, diel’chellemfchebedry ven?nbsp;De Witten zyn verdacht; voor al uw’ Broeder, dienbsp;Gezocht hebbe op myn’ nek te zetten zyne knie,
Zyn ’t anderen, waarop gy hebt een kwaat vermoede ? ’kBid,mcldzc;opdat wy ons,voor hunne boosheit,hoede.nbsp;Of, ben ik zelf verdacht; geefreede, metwacfchynnbsp;Van waarheit, zonde Oranje een’lantverrader zyn?nbsp;Wyl’t welzynvauhetlant, is’twelzyn van myzelve;nbsp;Verraadeik’t V'aderlant, ik myin d’afgront delve.nbsp;Derhalve heeft op my ’t vermoede genen gront,nbsp;Maar,wcl op zulken, die,met Penne, en Hant,en Mond,nbsp;Gedurig bezig zyn myn’ ondergang te werken,nbsp;Watzegtge’er van,mYn’Heer? hebgy niet kunnen mer-Wie hier aan fchuldig zyn ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ken,
JOAN,
iV.
Ik merk wel wie gy meent. Het zyn de Witten, beide in eenen zin vereent,
Om ’t opperfte gezach te vetten in de Staaten,
Ik loochen’t niet .’k zal noit ’slants rechten varen laten, Zolange, als Advocaat, ik zal’s lands Voorfpraak zyn.nbsp;Is dit verraadt, doe my dan fterven in de pyn.
Wie overtuigt my, dat ik hebbe ’t lant verraden;
Uw fchriften riagebootft; getracht u oic te ichaden? ’k Weetwel, de Wit word thans van’t domme grauwnbsp;gehaat;
’t Tsblint,het weet geen reên.waarom.men ons verfmaat. Het oordeelt blindelings naar de uitkomtte a der zaken ;
En’s Lands regerings form, het durft doldriftig wraken ,
En die Regeert, wordfehots behandelt, met veel fpo/s
’tls,
-ocr page 29-KORNELIS EN JOAN DE WIT. 21 ’t Is al, hier fchuilt verraad; men vangtze ftout en trots.nbsp;De I icii.el weet wie in uw’ Naarae heb gefchreven;nbsp;]k weet het niet wie zulk een fdielniüuk heb bedreven.nbsp;En op myn’ Broeder vale in ’t minfte geen veriiioên,nbsp;Dat hy, dien Patriot; zou zulke gruw’len doen,
’c Is uiers dan laltcrtaa! al wargc aan ons doet horen. Fiscaal.
Het zal haalt blyken, als men ’t fluk hem legt te voren. Joan.
Op welk een wyze hebbe u Tichelaar ontdekt,
Dat Broeders meuinge , tot uw bederve Itrekc ?
Oranje. nbsp;nbsp;nbsp;tanden,
’k Zat onder’t fcheermes, toen hy, bevende opzyn -Al flaam’lent zeide, ü hebbe uw leven in myn banden,
’k Oaifteldc, en trad te rugge, en riep myn’Kamerling, Die, met myn huisvolk, hem befloten in een’kring.
Ik ' Toegaan Tich’laar naar de mening’van zyn zeggen Hykwaïn, opzyneknie, voor my ter nederleggen ,nbsp;En deed belcidenisf’, hoe hy was omgekochtnbsp;Van Ru waan,die, door hem,my dus te moorden tocht,nbsp;Met, onder’t fcheren, my de ftrotaare af te fteeken.
Hy nam het aan, wyl hy niet durfd’hem tegenfpreken. Maar veinsde,om aan my zelf te ontdekken ’t booze feit.
Joan. nbsp;nbsp;nbsp;tigheit.
Dit ’s valfch verzonnen ; ’t fpruit uit ’smans wraakzuch-Wyl, om zyn misdaat, hy geweelt is een’ gevangen Van myuenBroeder;en zoektduszyn wraak teerlangcn.nbsp;Oranje.
Het zy zo; doe uw beft; vervoeg u in ’t gerecht? Verdedig hem van ’t feit, ’t welk tot zyn’ lalte legt,
derde toneel.
Joan, Fiscaal, Procureur Generaal. Joan.
T^'Jswümeonnozelheitvcrmoorden , enverftrikken, ¦^De keel toe worgen, haar doen in benauwtheitftik-ken,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;B 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Door
-ocr page 30-22 DE BROEDER-MOÜRDT VAN Door valfch te tuigen, van’t geen nimmer zy gedacht.nbsp;F ISCAAL.
’k Denk, dat gy’t heilig Recht wat hoger houd in acht; Noitzalmetegeus’tRecht, terftrafte, een vonnisIpre-ken,
Maar, ook niet aanzieiidenPcrzoon, wenisgcbleken Zyn misdaat, maar....
Joan, Fiscaal, Kolonel, Procureur Generaal.
K o L o N F. L.'
n naam der ganfche Burgcry, Verzoeke ik thans gehoor, (terwyle uw’ Broeder zynbsp;Gevangen, enu niet afwenden kan van zaken.
U onderdanig, om te nemen een bcfluit,
't
in ’t lang begeerde werk, éénmaal te voeren uit;
U is bewult,myn’Heer, hoe zeer uw Burgers haken, Te zien, dat mende Prins Stadhouder koom temaken,nbsp;En wyl hen is bewull, hoe gy de meinig (trerac,nbsp;DerHeerenStaaten jfmeekt u ’c volk, datgy ook Remt,nbsp;Opdat dit heilzaam werk, waaropzy hoope bouwen.nbsp;Tot heil van’tVadcrlanc, niet Repent wordgehouwcu.nbsp;]oan.
Wathoorc ik! is het volk van zvn verRant berooft? Begeert het weder een onfach’lyk Opperhooft?
Waar van wy, door’tbellierdes Hemels, zynontflagen : Wil’c, alsdenEzel, w'eêrzyulaR’ge pakken dragen?nbsp;Dit piompgebeeutend beeft, gewent om onder’c paknbsp;Te zwoegen , vind vermaak in pyn’lyk ongemak,
’t Haakt naar verandering’; ’t kielt’t flegtlte voorliet befte,
En zal niet ruften voor het !egt vertrapt, ten lelie. En word gerauilbant, tot de fiaverny van ’t Hof,
’t WdUviitmvertrappen, eii verbryz/Ien zal tot
-ocr page 31-KORNELIS EN JOAN DE WIT. 23 Hyhebbe, als Generaal, onze oor’logsmagt in handen,nbsp;En kan, indien’t hemluft, beknellen ons in banden ;nbsp;’tVolkvliegtopzynetiwenk, hyhcbbe’thoogligebicd.nbsp;En zyn betaalsheers, ’s Lants Souvxeins, hy niet ontziet.nbsp;Dus hoogeis, d oor’tgcwelt, Oranje thans geklommen,nbsp;Dcmagtis in zyu hant ran alle de oor’logs drommen,nbsp;En zou dien krygsvoogc ook’c Stadhouderlyk gezach,nbsp;In handen hebben , en zyn’t opperhooft; dan magnbsp;Men Willem ook met één de Graaf'lykheit opdragen.
Kolonel.
’k Weet niet, dat HoIIanthaddeoit reden om te klagen, Wanneer in zynen tuin, ftont d’Oude Oranje boomnbsp;Tebloeyen. Spanjekwamons breidden met zyn,tooi-n,nbsp;De Staaten van ons lant, toen vonden geen befcherming’.nbsp;By and’re Mogenheên, maar Willem hadde erberming’,nbsp;Met onze elende, ’t Huis van Naffaufprong ons by.nbsp;Om’c Vaderlantfche fchip te helpen uitdely, Spanje;nbsp;Hy haalde op zynen hals, omons, den vloek van löjnbsp;’t Verklaarde vogelvry Prins Willem van Oranje;nbsp;Philips zette opzyn hooft een fommegelrs, die hem,
’t Zy levendig ot doot, kon brengen in de klem,
In tegendeel, iudien hy uüde ’tl^andt verlaten. Kreeg hy beloften van veel heerelyker ftaaten,
Maar, hy bezweek niet in getrouwheit, tot ouslant. Door dreigen, noch gevley, maar bood ons trouwdcnbsp;hant,
En worfteldeophalfkans, ftaagmetdedootvooroogen, Eu,toen de penningen ’s Lands fchackift waar’ ontvloden.
Ver-
(i(5) Philippus den tweede, Koning van Spanje, noemde Willem den eerde , een’Rebel, verklaarde hem vogel. Try, zette geit opzyn hooft, wie hem levendig, of doquot;ot,nbsp;konde in handen leveren, daar na, zocht hy hem, doornbsp;groote beloften, van HoIIant af te trekken, doch te vergeefs, xvylhyde belangen van Nederlant, onaffcheidelyk:nbsp;behartigde, ja, verkocht zyne eigene kleinodiën, om denbsp;Soldaten te betalen.
B 4
-ocr page 32-Verkocht d’cn vromen helt het dicrbaarft’t wel k hy had» Betaalde ’t oor’logs volk met zynen eigen fchatnbsp;’tWas alles vruchteloos, men gaf den moed verloren,nbsp;Wanhopende uit dien ramp het hooft eensdoor te boren ;nbsp;De Raadt was radeloos; de (17 } Sonvereinitcit,
Sloeg men Brittanje voor, doch wierde ons afgezeit. Toen zocht men de overdragt te doen aan Vrank ryksnbsp;(18) Koning,
Van Ncderlant, mits, zyn befcher’ming’, ter beloning’, IDoch Henrik wees ons meede , onwaardig van de hant,nbsp;(19) Wat fioeg den Raaet toen voor ? ikfchrikke! omnbsp;'t Vaderlant,
Door eenen zeevloed, in zyn’ baren te onderdomp’len, ( Wyltoch'den vyantzou ganfchNeêrlantoverrorap’ler,)nbsp;En al de Dammen en Zeedyken, in dien noodt,
Fluks door te lleeken, ’t volk te bergen op ’sLauts vloot. En zoeken ander lant, om veilig in te wonen;
Hoe naar zag ’t hier toen uit ? Oranje alleen wou tonen, Te zyn een’Vader van’t verdrukte lant en volk,nbsp;ilyndorzichtkundezagdoordcezeduift’rewolk, deel,nbsp;( 20 ) HygafdeStaaten moet, door fchranderheiten oor*nbsp;Verzuimde niets, al wat ons Lant kon geven voordeel,
V/
(17) Aan Elifabeth, Koninginne van Engelant, die ze weigerde aan te nemen.
( iS) Henrik den vierde, die zulks meede van de hant wees.
09) De Staten waren in dien uicerfien nood gebragt dat zy voorfleiden, de Zeedyken door te ileeken, tlant,nbsp;door de Zee, te laten ovetftroomen Menfchen engoede-ren op Sehepen te bergen, en, opGodsgenade, een ander lant te zoeken, om, zonder Confdentie dwang, tenbsp;mogen leven.
f 20 j Prins Willem deneerfle, vvederfprak dit; Gaf de Staaten Moed; Matte den vyant, zonder flag te leveren.nbsp;door partyen af: kreeg, door Treslong , den Brielein,nbsp;lloeg, door de Zeeuwen, des vyants ylooten, waar dootnbsp;Hollant ruimte kreeg, en weder adem begon te fchep-
-ocr page 33-KORNELIS EN JOAN DE WIT. sy Hy matte, meteen hant vol volks, den vyantaf,
En fncê hem af den pas der doortogt, nimmer gaf Hy rufte aan hem, waar door men ruimte kreeg, zyanbsp;Zeeuwen,
Verdoegen ’s vyants vloot’ ,en vochten alle als leeuwen, Dus heeft hy’t Vaderlant uit zynen nood gered plet.nbsp;Tot dezen Helt, ó ramp! wiert door (21 ) een Loot ver-En vette ons Nederlaut, onwrikbaar op zyn fterven.nbsp;’tlsbillyk, dat zyn zoons’s Mans waardigheên, beër-JoAN.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ven,
’k Beken , ’t is waarheit, al het geen gy hebt gezegt, Maar, gy hebt de oorzaak, en de réén niet uitgclegt,nbsp;Die Willem dwongen, in dien noodt, ons by tefpringen;nbsp;Hy was verdacht, om Flips de Graaf’lykheitte outwrin-Des wierthy voor kcbel verklaart, diemuitery gen.nbsp;Te (token zochte, om ’t lant te trekken op zyn zy,nbsp;Toen moeit’ hy vlugten als cen’balliug, uit den lande;nbsp;Dit was de re'êu , dat hy zyn kott'lykheên verpande,nbsp;Om eenc fchuilplaacs’hier te vinden in ons lant;
Zyn zelfs belang o wong hem te biêa ons onderttant; Waarkond’hy blyven, had men’tVaderlant verloren?nbsp;In Duitslant zond’hem Flips wel weten op tefporen;nbsp;Des, meconsdientttedocu, inonzenjougftennoodt,nbsp;Deed hy zich zelve een’dientt; zyn’ramp was ruim zonbsp;groot,
Dand’onzen, enwaardocid’hy op, met ons te helpen? Dan, ora’t Oranje Huis met Tyc’lenteovcrttelpeu,nbsp;En eindelyk, gehuk te zyn tot Hollants Graaf.nbsp;Kolonel.
Maakt zich Joan de Wit, van zynedrift, een’flaaf? Isditeentaal, myn’Heer, van’sLantsgetrouwe Vaders?nbsp;Die I aal patt beter in den mond van ’s Lants verraders.
’k VVeerleggcuw red’nen niet, wyl ik beu overtuigt, Hoe, tegens uw gemoed, gy, uit zyn deugden, zuigt
Een
(21) Prins Willem den eerde, wiert te Delft, door Balthazar Gerards, doorfchoten.
B 5
-ocr page 34-26-
DE BROSDER-MOORDT VANT
Een’dooddyk vergif, om aiid’ren te vergiften.
Zie voorn, Advocaat, men zal uw woorden ziften, ’t Ruikt naar de (22) Fadie v.au \ verdachte Loeveitein.nbsp;Joan.
Indien die Faöie doelde op ’t Recht, dan iszc rein’ En zuiver, en zal ’t hooft eerlange weer oplleeken;
aar (23 ) Maurits wilde ’t Recht van dceze FaCf ie bre-IMet Baruevelt den kopte leggen voor den voet, (ken, Procureur.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(bloet.
Ja, wyl door (24) ’eSpaanfene Goud vergiftigt waszyn En JMauriLs tegenllrecfde uit haat en nyut, tegader,nbsp;Wierd’ hy gevonnilt, als een’ fuoodc Lant verrader.
Kolonel.
Gy, die zy n plaats bekleed,myn’ Heer,zy t wel bedacht, En fpiegel u aan hem, die is ter doot gebragt.nbsp;j o AN,
Jndien ik fchuldig ben aan Lantverraderye,
Men Rraf my door ’t gerecht, ik zal ’t gewillig lye, Men handel my, als ’t Hof met hem gehaiidclt heeft,nbsp;Ik ben dedootgetrooft, maar weet, zolange er zweeft,nbsp;Nochgeeften leven in myn lichaam, zal ik ftremmennbsp;Het woelen, om’t Edid, laf hartig af te Hemmen,nbsp;’k Deede eens een’ Eedt, dien zal ik houden, of het Ampt,
Als
(22) Zedert dat men Huig deGroot, Hogerbeets, en vceleRemonftrantfchePredikanten, op Loevefteinhaddenbsp;gevangen gezet, noemde men de tegentireevers van dennbsp;Prinfe, te zyn van de Loevefteinfche Faftie.
( 23 ) Prins Maurits wiert van de Barnevelts gezinden , befchuldigt, Barnevelt onthalil te hebben, om dat hynbsp;’s Lants wetten en Privilegiën verdedigde en hielt llaan-de.
(24) Van de Prins gezinden, wiert hy befchuldigt, Spaans Goudt genoten te hebben, om het 12 jarige Be*nbsp;Hant te bevorderen, (waar door Spanje weer ademtochtnbsp;tn krachten kreeg, om op Nederlant weder aan te vallen,)nbsp;regens den wil, en krachtige tegenredenen, van Prinsnbsp;Êfaurits.
-ocr page 35-KORNELIS EN JOAN DE WIT. 27 Als Advocaat van’t Landt,neêrléggen. ’k zie,men kampt,nbsp;Om thans Oranje, tot Sradhouder te verhefFeii,nbsp;Iv!aar,’t onheil nadert al,’c welkHollant haalt zal treffen,nbsp;Wanneer.....
Kolonel.
Houd op, myn’Heer,’t islanggenoeggefmaalt. Dit onheil is al reedeop Nedcr'aut gedaalt,
En’t ziet geen uitkomffe in onze algemeeneelende, Tenzymen ’troer van Staat naarde and’rezyde wende,nbsp;En zuiks kan niet gefchiên , ten zymeeenpaiigkieflnbsp;Een’Stedehouder, wachtm’ hier meê , men ’t al verliclt,nbsp;Hy zal de handt des Staats, Eendragtigt'zamen binden;nbsp;’t Geen niemant durf beftaan, zal hy zich onderwinden;nbsp;Dry Pylenzyn’er reeds den moed’gen Leeuw ontrukt;nbsp;Onze Unie isgefcheurt; den Lantzaat word verdrukt,nbsp;Oranje zal op ’t fpoor van zyn’doorluchtc Vad’ren,nbsp;Den vy ant bieden ’t hoofr,wen hy ons Lant durft nad’rennbsp;En ftuiten zyue vaart, en dryveu hem te rugg’,
En maken zynen voet, om weg te vlugten, vlug, Hy zal het onheil, ’t welk ons drukt, van Éollaiit weren.nbsp;En dwingen Lodewy k, naar Vrankry k weêr tq keren.nbsp;Wat aangaat het Edidt, waar op gy u beroept,
Dit ’s reeds verbroken ; en het volk te zamen troept. Om met, oftegenswil, u, totdiekeus, tedwingen.nbsp;Zie toe, uw Burgers zelfs, die willen u befpringen;nbsp;De meefte Steden zyn in’t ftemmen, t’zameu eens.nbsp;Joan.
’k Hebmetmyneedigcn, en weiPlaars niets gemeens, ’cishen vergeren, hoe de Prins wou overromp’len,nbsp;HetmagtigAmfferdam, en zyn Regeerders domplen ,nbsp;In’t uiterffe verderf, d? befte, in wiens befchut,
Oic Ho’lanc was, die heeft ’s Lants fchatkiff uirgeput, Dat’sFredrik Henrik, doorzynoor’logszucht gedreven;nbsp;Menmoeft’sLantsinkomft, voorden kryg, ten beftenbsp;geven,
Fis^
-ocr page 36-25 DE BROEDER-MOORDT VAN
Fiscaal,
Heer Adrocaat, ’t is veel, dat ik myn drift bedwing’, Dewyl gy openbaar’t Naffaufche huis durft laR’ren ;nbsp;’t Schynt, otge van uw deugt, wiltfchandelyk verbal!-ren,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;richt?
Wat heeft dien (2;) ed’len He!t, voor ’t Lant niet al ver-Verovcrt Stad op Stad , Filips in ’t eind verplicht, t’ Erkennen Nederlant voor vry gevochte Landen ;nbsp;De Vreê te aanbieden, tot zyn eeuw’gen hoon en fchan-En heeft het geit gekoll:, wie oor’loogt zonder gek ? den,nbsp;’t Gek is de zenuw; ’t Geit het volk te vreden kelt,nbsp;Wen’t Geit ontbreekt, kan’tLantóp’t volk zich nietnbsp;verlaten;
Waar geen bezoldinge is, daar zyn ook geen Soldaten ^ En fchooneeu jeuchd'ge drift (aó) denzoone heb vervoert.
Tot iets ’t welk niet betaamt, hy heb zyn drift gefnoert, Zodra hem cenigzins voldoening’ was gegeven.
Wie vak en kruikek niet wel eensin al zyn leven? Men wecte ook,onbedagteen woort gefprooken, baartnbsp;Groot ongenoegen in een’ Vork, van zy nen aart, gen;nbsp;Wiensjeuchd’gc drift niet wil vanymant zyn gedwon-Veel mintehoren, van tezyn (27} een' Knikker jongen,nbsp;Die ’t KootJ'pel heter pafte als ''tband'kn van'tgeweer,
Een
(55) Prins Fredrik Henrik, heeft Spanje dus in’tnauw gebragt, dat zyn Koning. de Vreede ons aanbood, metnbsp;te erkennen deeze Landen te zyn, Vry gevochte Landen , waarop hy, als ge weezene Graaf van Hollant, niets tenbsp;zeggen hadde.
(26 ) Men zie van dit geval op No. fa).
(27) Men wil, dat zulks, door eenige Heeren, van Willem denderde, zoude gezegt zyn , waar van dit kreupel Vaarsje, in veeler monden heiturven was.
Wat dunkt u Frans gebroed, van Willems Knikker fpel,
JPy Knikkert, en wint Bon, is dat niet wonder wel ?
Heeft Willem deeze Stadt met Knikkeren gewotmen ,
Wat hadd’ by welgedaan, was 't met de Keet begonnen?
-ocr page 37-KORNELIS EN JOAN DE WIT. tg Een minder zou, danhy, wel wreeken willen de eer.nbsp;Welaan,’t is lang genoeg,’c word tydt,’k wil ’t ov’rig fpa-Vcrvoegu in den Raadt, hy zal tcrltont vergaren, (ren,nbsp;Joan.
Ik zal ’er komen.
K o L o N E L. _
Zeg, wat ’s uw belluit, myn’ Heer?
J o A N.
Myn’ Eedt geftant te doen; te Remmen nimmermeer, Dat hem ’t Scadhouderfebap zal worden opgedragen.nbsp;Kolonel.
Vrees dan, wyl dit berecht de Burgers zal mishagen; Ik waarfchouw u voor ’t left, vaar wel Joan de Wit,
VYFDE TONEEL.
Joan.
en voorgevoel van ramp my in den boezem zit; pen,) ^Zou wel inyn’Broeder(’k weetdc vyantisdoorfle-Zich hebben aan Oranje, al’tonbedacht, vergrepen?nbsp;’kHerdenkzyn woorden! 'k zal in 't kort verand’ringnbsp;zien!
’tScheen of hy kennisf’ had waarom ons volk moeft vliên, Voor’svyantstroepen, en Oranje was onmagtig,nbsp;Louies te jtuitenin zyn’ loop. ’kbeken, ’tbaart krachtignbsp;Vermoeden, dat hem is een groot geheim bewuft,nbsp;Doch, 'tzyzo’twil, ’k ben op zyn moedigheit geruft.
EERSTE TONEEL.
Oranje, de Gedeputeerdens, Joan, Fiscaal, Procureur Generaal,nbsp;Secretaris.
Oranje. nbsp;nbsp;nbsp;ncn;
Gy weet,waaromme thans deesRechtbank isgefpan-Het is om te oefnen recht, des moet dea Rechter bannen,
De
-ocr page 38-^0 DE BROEDER-MOORDT VAN
DeHaat, en Liefde uit zyn gemoed ; en den Perzoon, Om eeuigc Achtbaarheic, niet aan zien, enoffchoon,nbsp;Hen hoo n was aangedaan, niet trachten zich te wreeken,nbsp;IMaar, blind’lings recht doen, naar de wetten zullen fpre-. ken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(kant,
Schuif geen verfchoning’, noch verded’ging’, aan een’ Maar bied, behoudens ’t Recht, zo verr’gy kunt, dehantnbsp;Van den Bcfchuldigden, ja, toon zelfs mcdelyden,
Wen gy hem, naar de Wet, in Rechten moet beftryden. Gy weetopwien ikdoel ;’t is Ruwaart, Pleer de VVit;nbsp;Gecommitteerden Raad jhieromrceuwmeedeLit. digt,nbsp;Ook weet gy’tfeit, waar meê den Ruwaart word befchul-’t Is Moort 1 en Lantverraat, het lelt’ vermenigvuldigt,nbsp;(Dus wil’t gerucht,) door hem, reeds al te lang gepleeg t;nbsp;’t Eerfl: voorgenomen, en, hier toe op’tiert, beweegtnbsp;Den Meefter Tichelaar , om op bekwaame tyden,nbsp;Door’t fcherpe fcheerraes, ftrot en aders af te fnyden.nbsp;Indien zyn misdaatmy alleen betrof, ik gaf,
(Mits tonende berouw,)hem myn Gena, voorftraf, Maar,Lantverradery raakt, wel voor’t meeft,de Staaten;nbsp;*s Lands Sou vereinen; ’k wil dit ftuk hen overlaten,nbsp;Zyvonniffen, wat naar’s Lands Wetten, zuIkeen’Mannbsp;Isfchuldig, die verkoopt het Vaderlant. Jk kan.nbsp;Noch mag my niet voor hem, hier in, Barmhartig tonen ;nbsp;Wreed isme aan fchapen,wenme wolven wil verfchonen.nbsp;Ook raakt my dit niet meêr dan eenig ander Lidnbsp;Der Staaten,’k laat dan’t recht begaan, met Heer de Wit.nbsp;Ik wenfche, dat hera’t Recht kon vroom en zuiver fchou-wen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(wen,
Endatmemoogeophem, als voormaals, zich vertrou-Enzynbefchuldigcrs,alsvalfch,doenfchaamroot rtaan, Deftraf, voor hem beraamt, hen ftreng wierde aange-En om hier niet te zyn Party, en teffens Rechter, daan,nbsp;Endustefchynen, ommynzaak, des Wits bevechter,nbsp;Ga ik, myn Heeren, en beveele u ’t heilig Recht,nbsp;Op dat de waarheit des te beter word gezecht,
-ocr page 39-KORNELTS EN JOAN DE WIT.
Die anders, naogelyk, men fchromen zoude te uiten» lu tegeuwoordigheit van my,
De Heer en buigen zich.
TWEEDE TONEEL.
Joan, de Gedeputeerdens, Fiscaal. Procureur Gener AAL, Secretaris,
Fiscaal.
Mlt;
_ _;,en moet befluiten} Zal den Refchuldigden gebragc zyn hier alleen ?
Of, met den Ruwaart, zyn Befchuld’gersbinnen treên ? Ü1 zaline, uit hunnen mond ’t betichte feit eerft horen.nbsp;J OAN.
Men leenc eerft naar het feit, ’t is beft, onze aller ooren.
Fiscaal.
Gy ftemt dit Heeren?
de Gedeputeerdens,
De Fifcaal klinkt met de tafel febeï.
DERDE TONEEL.
Joan,Fiscaal,DE Gedeputeerdens,Ge* WELDiGER,Procureur Generaal,nbsp;Secretaris.
Fiscaal;
_?reng Tichlaar, cnAnna,
Voor onze Rechtbank, en terftont.
Geweldiger.
xien halen, zy ftaanreeds gereed.
DE BROEDER-MOORDT VAN
VIERDE TONEEL.
Pr o cuREüR Gener A AL, Joan, FisCaa t. DE Gedeputeerdens, Geweldiger,nbsp;Tichelaar, Anna, Secretaris.
De Heeren gaan aan den tafel zitten.
Fiscaal.
Cjy zyt ontboden Voor onze Rechtbank, daar wy’t recht, alsaardfchenbsp;Goden,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;richt
Verplichtzynteoef’nen; denk, gy Raat als voor’t gc-Des Hemels, hierom kenne een yder zynen plicht, En fpreek de waarheit,dan behoeft gy niet tefchromen;nbsp;MaaLwenge on waarheit fprcekt,is’t met u omgekomen,nbsp;De wreedfte pynen zult gy ondergaan, naar ’t Recht,nbsp;Des zyt wel op uw hoede , en weet wél watgy zegt.nbsp;Gy hebt den Heer de Wit, met gruw’Iykeeuveldaden,nbsp;Befchuldigt; Moort beraamt; en ’t Vaderlant verraden.nbsp;Blyftgy beftendig’ in het geen gy hebt gezegt?
’t 2yD gruwelftukken die gy hem ten lalle legt. Tichelaar en Anna.
Ja, Heer.
, nbsp;nbsp;nbsp;Fiscaal.
Wil andermaal aan ons dan openbaren i De otnftandighcit der zaak, die u is wedervaren,
Eer’tkwam op’t gruuw’lykfeit, van Lantverraat, en Duszalmen horen, ofbeltendigzy uw woort, moort.nbsp;Tichelaar.
'k Weet wel in wat gevaar ik hebbe my begeven;
Ook weete ik dat ik waag rayn Eere, en ook my n leven; ’k Weet wel wie Ruwaart is,door my t hansaatigeklaagC,nbsp;Van een’ beraamden Moort; een’ Man, dien ’t noch be-haagt,
Den wervel van ons Lant, naar zynen zintedrayen. Met zyn’Heer Broeder, .en in ’t Hof wil boven krayen,
KORNELIS EN Om ’t eeuwig Staats Edict,
33
ten ondergang van’t Lant, Het koftc ook wat het kolt, tc houden in zyn’ ftant.nbsp;Twee mannen, wiensgewelt eenyder heb te vrezen,nbsp;’t Weet ook, wat gunfte my den R uwaart heeft bewezen;nbsp;Dochgunlt, noch oppermagt, my wauk’lendoet. Myn’nbsp;plicht
Zal ik betrachten , in een zaak van zulk gewicht.
Ik weet ook waarik fta, ’tisvoordes Hemelsoogen , Die 't hart doorzien kan, en de waarheit fchift van logen.nbsp;Met die bewultheit, en een Patriots gemoed,nbsp;Ontdekke ik u de Slang die in zyn’ boezem wroet.nbsp;Weet dan myn’ Heer,’k ben één van zynegunftgenoten ,nbsp;Al jarec lang geweell:, hy heeft zyn hare ontfloten,nbsp;Meermalen tegensmy, (’cfproot uitgemeeuzaamheit,nbsp;Van daag’lyklch’ommegang,) waar doorhy is verleid.nbsp;Hyfprakbedekt’lyk’teerll, op’tlellvryopenhartig;nbsp;’k Sprak ’t zom wy 1 tegen, doch, ik veinsde althans, hoenbsp;fmartig
Zyn reden aan my was; vooral, wanneer hy boog Naar Vrankryk over, en Louies verheften hoog,nbsp;Hoe dier het Vaderlant was aan die kroon verbonden,nbsp;Om voor’ge welda^u, toen ’t van Spanje wiert gefchon-den,
En hoe ondankbaar ’t Lant zich hadde althans betoont, En Vrankryks gunfte, met ondankbaarheit beloont.nbsp;Voorts, hoe nadelig ’t was eenopperhooft te kiezen,nbsp;Dewyl de Staaceiizoud’hunne Achtbaarheit verliezen ,nbsp;En hoe men helde, om thans het eeuwig Staats Edidtnbsp;Te fcheuren, voor het minft’, het waggelde en wiertnbsp;verwrikt.
En wen Oranje bleef noch cen’gen tydt in ’t leven,
’t Edia was krachteloos, wyl hy zou boven ftreven; Geholpen door hetGrauw,tot’s Lants Stadhouderfchap,nbsp;Doch, was hyDoot.’t Lant was gered door dezen ftap.nbsp;Dan vroeg hy eens, of, als vertrouw’linge, ik verkeerdenbsp;Met Willem, en de Prins in Eenzaamheit iïa/wde.nbsp;Dan, of hy althans was met eeuigc verzelt.
54 de BROEDER-MOORDT VAN Myn antwoort was, de Prins is op geen wacht gellclt,nbsp;Hy acht zich veilig; is geruft op myne trouwe.
Ten lefte, borfthy uit, hoor Tichelaar, ’kbefchouwe Inu een’inanvolmoets, ik neeme een’aanflagvoor,nbsp;Gy zultze uitvoeren, leentge my uw hant en oor.nbsp;Maar,zweer iny heden, eer gy gaat van hier vertrekken,nbsp;Al wat ik uontdekke, aannieinanc Boitte ontdekken,nbsp;’k Verzeker u, gy word’er door een’man van Raat ^nbsp;Gy weet wat ik vermag, des voeg u naar myn’ raad.
’kOntzette, en beefde, enkongeenantWoortaanhem geven;
Zweer Tich’laar, riephy, zo ge zucht hebt voor uw le-ven,
Het is gedaan met u, indien gy langer toeft;
Verkies de Doot, ofStaat. Myn harr,alstoegefchroeff. Zwoer, ’tgeenhy zeggen wilde, aan niemant noic tenbsp;melden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_
HieropdenRuwaart,eerfl:ontftelt, zich weer herftel-Enfprak, ’t is thans gedaan met Willem, of de Wit, Sny hemden ftrotaf, wen hy onder ’t fcheerraes zit,nbsp;Gy kunt gemakkelyk uit zyn vertrek geraken,
(Wyl niemant u verdenkt,) eer men u kan genaken , Envluchtdnn’tLantuit, bydesFranfehen Lelyvorft,nbsp;Dienaar ’tOranjebloet, zowel als Ruwaart dorfl;’.
Ik deifd’, hy gaf my moet, met if out’ly k te onderwinden, En deed beloften van zyn hulp, en vaazyn vrinden.nbsp;En vroeg, w'at ’s uw bc fluit ? geperfl in zulk een’ noodt,nbsp;Nam ik ’t ftoutmoedig aan, en zwoer Oranjes doot.nbsp;Wanneer ik veilig was, en voor my zag een open ,nbsp;Ommyn’gewiffedoot, door myne vlugt, te ontlopen.nbsp;Doch, wylmyisbcwull:, dat een’gedwongen Eed,
Zy kracht-en ftrafFcloos, en is den zweerder leed,
Ja, wyl men in de Biecht, daarmealles durf vertrouwen, Geen Lantverradery verborregen mag houwen.
Had ik geen zwarigheit, te maken openbaar ,
Aan zyne Hoogheit, van zyn nakent Lyfsgevaar. Daar hebt gy Heeren, al het gceue ik weet te zeggen.
J o A
-ocr page 43-Joan.
Gy hebt dit moog’Iyk, by u zelf g^an overleggen, Om Ichyn te geven aan uw opgeticht verraad,
Door zelf belang’, of wel uit iiigckropten haar. Tichelaar.
Heer Advocaat, zit gy hier alsparty, of Rechter?
O m welke réén, Rel t gy u aan als myn’ bevechter ? Fiscaal.
Gy Anna , meld ons, wat gy immer hebt gehoort, Tüt nadeel van den Heer de VVbt, maak, datuwwoortnbsp;Zy zuiv’re waarheit, en geen los en ydel blaffen,
Of zullen u, naark Recht, als een valfchaard’gcftraffen. Anna.
’k Had noit gedachten, te befchaldigen myn’ Heer;
’k Heb in me eenvouwigheit,aan deeze.en ge ju’,wel eer, ’tGeval verhaalt, datmyis, tegenswil, weêrvaren,nbsp;V'anmynenHeer; ik dacht, men zal’t niet openbaren,nbsp;Aan ’t Hof, veel min dat ik zou worden opgelicht,nbsp;Envaftgezet, alshadde, ietfchand’lyks, ikverricht.nbsp;Want, ’k hebbe niets gezegr, ¦ of ’t is de zuiv ’re waarheit,nbsp;Dochnoicgedacht, myn’Heer te brengenindees naar-heit,
’k Bekenii ’, het is my leet, hadde ik dit wel voorzien, Ik had myn loffe tong bedwongen.
Fiscaal.
Udan bewuRis, dat gy waarheên hebtgefproken, Melt ons dan alles, -wanthetftuk, reeds uitgebroken,nbsp;Is te over ons bekent,
Anna,
Weet dan, ’k was in ’t vertrek Wan mynen Heer, enhad, van’tLedekant, hetdek,nbsp;En ’t bedde goet gelegt op nevens (taande (toelen,nbsp;Wanneer myn’Heer kwam inde zaal, ’k hield op metnbsp;woelen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;roert;
Vermits ik merkte, dat myn’ Heer fcheen ganfeh ont-Hyjmet zyn'Moed (er Jieer,en fprakf door drift vervoert, C znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(28)'(lgt;a¥
-ocr page 44-gö DE BROEDER-MOORDT VAN (iS) 't Lant is verkocht,maar, boe zal bet gelevert worden}nbsp;Decz’onverwachte galm my beven dcede, en porden.nbsp;Om achter ’t Ledekant te fluipen, en zo voortnbsp;De zaal uit, zonder dat myn’Heer myhadgehoort,nbsp;Dewyl’ hyfcheenvcrrukttczyn,door veel gedachten.nbsp;Dit ’s my alleen ontmoed,niets hebt gy meer te wachten.nbsp;Fiscaal,
Het is genoeg? begeef u beide aan geenezy,
Tot gy ontboden word by uwe weerparty.
Tegens den Geweldigerr
En gy, breng Ruwaart hier.
Geweldig er
’k Volbrengeuw’iaR,
VYFDE TONEEL.
Joan, Fiscaal, de Gedeputerdens, Procureur Generaal, Secretaris,
Procureur.
^,yn zinnen
Zyn vol gedachten, enmy koomt noch veel te binnen , De omftandighedeo, ftraks van Tichelaar gemclt,
My maken méér en meêr bekommert, en outilelt. En het getuigenif’van Anna, doet my vreezen,
Dat hy aan Landverraad,op’t hoogftzal fchuldig wezen Joan.
Slaatgydusligt geIoof,wanneerme iets fchelms verzint, Uit haat,en vyantfchap?’k acht zulks niet meer dan wint,nbsp;’k Vertrouw’jhet tegendeel,zal,tot hun fchande,bly keu,nbsp;De Eenvouw’ge waarheic zal voor logens noit bezwy-ken;
Jk weet, myn’ Broeder zal wel haalt in hellen dagh, De Waarheit zetten, en vermorz’len, met één’flag,
IDe
(28) Dit geruchte, wegens ’t geval van de Meid, wü verfpreid door ’t ganfche Lant,
-ocr page 45-KORNELIS EN JOAN DE WIT. 57 De valfche Logcns, die, god’Jooslyk zy verdichten,nbsp;Daar is hy,’k zie’cgedrocht voor zyne fierheitzwichcea.
ZESDE TONEEL.
Joan, Fiscaal, d e Gedepüteerdfns, Eornelis,Geweldi ger, Procureurnbsp;Generaal, Secretaris.
Fiscaal.
HeerRuwaart, wyluisbewuft waar na gy tracht. Denkt gy zeer licht, waarom men u heelt hier ge-bragc,
Doch, of ’c u door den tydt, ten deélc was vergeten, Zultgy uwmisdryf, uit myn’monde, bondig weten.nbsp;Gy word befchuldigt,Heer,met Lantverraad en Moord;nbsp;Tweegruwelfl:ukken;noitin’t Vaderlantgehoorc, dennbsp;Gy heb:het Lant verkocht,en tracht,kon’t zyn ’t in han-Tc Icv’ren van Louies. Geen wonder, dat de banden,nbsp;Voormuuren van ons Lant, alreeds verbroken zyn;nbsp;Geen wonder, dat men’t volk gelicht heeft, (metdieonbsp;fchyn,
Alsofzyn Hoogheit’t volk dacht elders te gebruiken,_) Uit fterke Veilingen, in ftaat, de magt te fnuikennbsp;Des vyants, op dathy ’er, zonder flag of floot,
Kon in geraken , met dien fchyn, als of ’t gebood Zy nHoogheit,cn wiens hant,’t is moog’ly k,gy nabootfle.nbsp;’t Is uit met veinzen, weet, men kenne d’allerfnootfte,nbsp;Diedeeze gruweldaat, god’iooslyk heeft verricht.
Gy Ruwaart zyt verdacht; gy word’ermeê beticht. En om de voortgang, van de Franfchcn niet te fluiten ,nbsp;Dorftgy, ógruwellluk! toteenen moort befluiten,nbsp;Dewyl gy voorzag, wen zyu Hoogheit opden trapnbsp;Verheven wierde, tot des Lants Stadhouderfchap,
Gy dan het Lant zo licht en veilig, aandeFranfchcn NietLcv’ren konde, desge op fnode toon wouddaiifennbsp;Wyl gy wanhoopte, en wel vóórzag, dataTtgewoel,nbsp;C 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zoa
-ocr page 46-38 DE BROEDER-MOORDT VAN Zou vrücht’loos zyn, en gy dan nou zond treffen ’t doel,nbsp;OmzyneHoogheit, door uw liften te onderdrukken,nbsp;En hierom naamt gy voor, hem, uit onze arm te rukken,nbsp;DooreeiiTervloekteMoort. maar, dank zy de Opper-magt,
Die dien beraamden inoort heeft aan den dagh gebragt. Wat zegtge Ruwaart ? gy verbleekt; ik zie ubeven.nbsp;K ORNE LI s
’k Verbleekeenbeeveja, door woede en toorn gedreven, Geenzins uit vreeze voor uw opgeticht verraat,
Ik hebbe een blank gemoed; ’kzoek’twelzyu van den Staat.
En durft gy, Heer Fifcaal, my zulks te voren leggen; Uw Rechtbank is ontwaart, ter onfchult iets te zeggen ;nbsp;ïlebt gy ons hier gebragt, als hadde ik iets misdaan,nbsp;Om, als befchuldigde, voor uw gericht te ftaan? ter,nbsp;’k Erkenne uw Rechtbank niet, noch u voor my ncn Rich-3k daage u zelve voor ’s Lands Ed’le, als myn’ betichtcr,nbsp;’tis voordeRidderfchap; daar moet ik ftaan te lecht,nbsp;Daar dage ik u, om reen, van ’i geene gy hier zegt.nbsp;Te geveü, deeze bank is my geen antwoort waardig.
Fiscaal, nbsp;nbsp;nbsp;vaardig,
Spreek ftout, myn’ Heer de Wit; gy hebt uw' fcliuiihoek Waar ingcu wilt. kon ’tzyn, verbergen voor ons recht.nbsp;Zoek and’re uitvlugten,want. deeze uitvlugt iste licchr,nbsp;Gy hebt te veel verftant, myn’ Heer , om niet te weten,nbsp;Die zich heeft Perfoneel, re goddeloos vergeten,nbsp;Dusverre, om Lantverraad te plegen, cneen’Moort,nbsp;Niet aan de Ridderfchap, maar ’t Hof vari Hollant hoort,nbsp;Het feit is hier beraamt; hier front gy ’tuit te voeren.nbsp;Kornel I s.
Wat feit; wil uwe tong van ’t lafteren befnoeren, Nly is geen feit bewuft, ikhebeeen blank gemoed,
’k VVeetvan Verradery,noch Moort, ’k heb trouw myn Voor’tVaderlantgewaagt, in veellerlygevaren, bloed,nbsp;En zoude ik met verraat, myn vroom gemoed bezwaren!nbsp;Ik fchroom geenamweore ü te geven, op uw vraag,
-ocr page 47-KORNELIS EN JOAN DE WIT. 3^ Behoudens’tRechc, alsLit derRiddei'fchap, vertraagnbsp;Dan niet, ik ben berei: gecuigenisf’ te geven,
De waarheit, deezczal doen fiddercn en beven.
Al myn Befchuldigers. wiez,ynze? brengtzc voort.
Fiscaal. Tegens deGevaeldignr^ Haal de Befchuldigers.
Geweldiger.
’t Gefchicde nauw woort.
ZEVENDE TONEEL.
JoAN, Fiscaal, de GedepuTeerdens, Kornelis, Secretaris, Procureurnbsp;Generaal.
Fiscaal. nbsp;nbsp;nbsp;blyken,
Ik wenfch’HeerRuwaart, dat uwe onfchult klaar mag £n,op’tbcfchuld’gen,uwgemoed niet zalbezwyken.nbsp;Maar, ze overtuigen van hun valsheit, en dus klaar.nbsp;Waar door uwe onfchult blykc aan ydcr openbaar,nbsp;Maar vrees, gy zult te licht in’t wegen zyn bevonden,nbsp;Met uw verdeediging’, wen gy, uit hunne monden.nbsp;Zult horen....
Kornelis.
Hemel! zie ik Tich’Iaar, en Anna!
Joan, Fiscaal, de G e dep uteerdens, KoRNELis, Tichelaar, Anna, Geweldiger, Secretaris, Procureur Generaal.
Fiscaal. ützet u hun gezicht'. Heer Ruwaart?nbsp;Kornelis,
ik fta
Verwondert! hoe! zyn zy’t die durven my betichten?
40 DE BROEDER-MOORDT VAN Mctgruw’lykceuveldaaa? durftgy liênzulksvcrdich-ten?
Ontrouwen fchelm. en gy, wat hebbe ik u gedaan , Om naar myn’ondergang, valfchaardiglyk te Itaan?
Anna. nbsp;nbsp;nbsp;Zy fcbrtid.
’kHcbninmierraeergedacht,myn’Hecr,om u tefchaden, Veel minder toegelegt u valfch’lyk te verraden ,
Door onbedachtheit hebbe ik flegts een woort gezcit, Kn hierom ben ik in’t gevangenhuis geleid,
En moefl: toen melden wat ik u had hooren zeggen. Kornelis.
Hoe! wilde ik immermeer u iets te voren leggen?
Ik, met u fpreeken van ’s Lants zaken I nimmermeer. Anna.
’t Is zelfs uonbewuft, dat ik zulks hoorde, Heer, Ooktegensmynen wil, deshaddeikmy verfteken.nbsp;Om niet te horen watgy verder wildefpreken,
Tot ik kwam ongezien, fluipswys de flaapzaaleuit. Kor NELis.
En wat hebt gy gehoort, waar uitme iets kwaats befluit? Anna.
Gy fmcet uw’ Hoed ter ncêr,fprak driftig,zonder orden, Het Lar.t is reeds verkocht, boezal'tgekvert veurden.
Kornelis, nbsp;nbsp;nbsp;Denkende.
Ja, ’t isme ontvallen, maar, is dit nu Lantverraat?
] k heb ’t gezegt uit zucht voor ’t Vaderlant en Staat;
’c C.emoet was vol van al die droevige geruchten;
’t Veroveren der Steên; hetjammerlyke vluchten.
Vand’armen Huisman, en deonéénheitindeuRaadt; Ditbragt vermoede in my vaneen verraad , die daadnbsp;My dus vervoetde, datik uitriep, buiten orden,
^t Lant is verkocht, maarnoitzal bet gelevert worden.
Fiscaal. nbsp;nbsp;nbsp;Maar nnit
Houd op, Heer Ruwaart, dit ’s een dray; ’t fcheelt veel, 7.al't Lam gelevert zyn, uw woort was, boe zal’t cisnbsp;Qehvert worden‘? desverdrairgt uwe woorden,
Heel andersalsze Anna, uit uwen monde hoorden,
Hier
-ocr page 49-KORNELIS EN JOAN DE WIT. 41 Hier fchynt gy als begaan; daar toont ge u ongeruft ;nbsp;Voor ’t minftjvan koopinanfehap moet iets u zy n bc wuft,nbsp;Op wien vermoed gy, datze met den vyant hand’len,nbsp;Zyn ’tmeede Leden, diebedrieg’lykmctous wand’ien?
’kBefchuldigniemant,doch,men hebbe kwaad vermoên, Op zulke, die hunn’ Et d nu geen geftant meêr doen ,nbsp;De Souvereiniteit, beruftende in de Staaten,nbsp;Opdragen één’ Perfoon.
Wil ’claft’ren varen laten,
’t Zyn logens, uitgeftroit uit nydt en bitt’ren haat,
De Souvereiniteit blyft beftendig in den Staat, Offchoon’tStadhouderfchapdePrinsword opgedragen.nbsp;Dit ftuk is afgepleit; ’tis Hollants welbehagen,
Dat zyne Hoogheit thans zal treden op den trap.
Van zync Vad’ren, tot des Lants Stadhouderfchap, En, nademaal gy weet, geen Lantverraar te noemen,nbsp;Moetik u, volgens’trecht, alsLantverraderdoemen,nbsp;Uweigenmond, myn’Heer, heefttegensugetuigt;nbsp;Het is belachelyk, dat gy uwe uitfpraak buigt.
En geeft een’and’renzin,door drayiuge,aan uw woorden. Mek ons, wie, nevens u, het Franfche Gout bekoorden,nbsp;Uw’meedeplichtigen; want, dit ’sgeen werk voor één,nbsp;Wie fpannen met u aan, om op den nek te treên,
De Maagt van Hollant, en gantfeh Nederlant? te zamen, Door de Unie, vaft veréént.
Moet gy u thans niet fchamen. Om zulk een vraag ? wie zal ik melden ? niets is rnynbsp;Bewuft van Lantverraat; veelmin, datymantzynbsp;Meêpiichtig.
Wel, blyf hart, maar denk men kan u dwingen, Daar zal wat anders u, voor uwe fchectienfpringen ,nbsp;Spreek Tich’laar, waar toe gy, van hem zy t omgekocht.
Tichelaar.
’t Is, dat ge door my u bant, de Prins te moorden zocht, ’k Wift welgt;dat elk ’t verraad bemint,maar den verrader,nbsp;Ten allen tyden haar; des ’c bloet my in myne ader,nbsp;Doorfchriicen vrees bevroos.’kbekennCjik heb den Eednbsp;Aanugedaan, veracht, doch, ’t is my geenzins leet,nbsp;Wyl ik mynedig ben ter liefde van den Lande ,
En de Ed’le Oranjespruit, diegy, ógrootefchandc, Door myne handen dacht te moorden, ’k heb ’t belooft,nbsp;Maar’twas door dwan^, dcwyle ik vreesde voormynnbsp;Kornelis,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hooft
Watzegt gy ! Tichelaar! heb ik u iets geboden ,
Ja, zelfs doen zwei en, dat gy zoud zyn Hoogheit doden? Waarmecdehebbeik, ichelm, ditftukaanuverdient?nbsp;Durft gy, dus vals’lyk my betichten! fnoden vrient,
Is dit myn’dank, van u te hebben weer ontflagen, Toen, voor inynRcchtbank,menbeüoutuaan teklagcn,nbsp;Enwreektgeopdeeze wys, u, dieikhebvcrfchoont ?nbsp;Tichelaar.
Neen Heer, ’k beken , gy hebt my gunfie toen betoont, En dagt licht,door die gunfl;,my aan u te verpligten, tennbsp;Of ook,’t was moog’lyk, myn getrou wheit zoude zwich-Voor’tminll:, ge ontdekte aan my, vantydttottydt,nbsp;uw hart,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zwart
’t Welk was van Haat en Nydt, enMoorrt, cnboosheit Doch ’t fnoodfte was, door my, zyn Hoogheit te vermoorden. Kornelis.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;woorden;
Jkmerk, men hoort met luft, naar dezen fchelm zyn Is ’t om myn hooft te doen, men fla den kop my af.
Veel liever lydeik zulks, dan eereloos en laf,
U fchult bekennen, wyl geenmisdaatis bedreven j Ik wil voor ’t vaderlant opofferen myn leven ,
Ja, voor zyn Hoogheit zelfs, uitfforten al myn bloet, Gewillig, onbevreefl:, met een geruft gemoed.
Fiscaal. nbsp;nbsp;nbsp;Wetten,
Men dingt niet naar uw hooft, dan voliegens ’s Lants 'Die Wetten zullen u, wyl gy hebt fchult, verpletten,
Ten
-ocr page 51-KORNELIS EN JOAN DE WIT. 45
Ten zyge uw fchult bekent, en om genade fmeekt Zyn Hoogheit, dieop’t ftrengO: zich noit aan ymantnbsp;Korgt;ielisnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wreekc.
Ik fchult bekennen! hoe! zoude ik myn ziel verraden, En dus, door logenen, de vloekwetopmy laden?nbsp;Neen, Heer Fiscaal, te vroom is Ruwaart opgcbragt;nbsp;gt;kZal noit een fchantvlek zyn van inyu beroemt gedacht.nbsp;F t SCAAL.
Gy blyft hartnekkig, en hoortzelve watzyzeggcn,
En onparcydig u, uw fchult te voren leggen.
K o R N E L I s.
Wat zy ook zeggen , ’t eeneis enkel misverllant, Verkeert vei Haan. En wat u melt dien fuoden kwant,nbsp;IsLogen, Ladertaale, enfchelmsvanhcinverzonnen;nbsp;Een’ fchelm is geen’ Pcrfoon; hy is door ’t Rechtge-fchonncn,
Enkan, noch mag hier niet voor uwe Rechtbank Haan ; Wy 1 hy verdacht is,neemthct Recht zyn woord niet aan,nbsp;Hy hebbe geen geloof. Des ben ik zeer verwondert,nbsp;Wylzulk een’boos wicht word gehoort,niet afgezondertnbsp;Van uwe Rechtbank, ’tisgeenkunftjeenfchyn-berichtnbsp;Tc geven, wen door haat, men ymant valfch beticht,nbsp;Waar zyn getuigen? heeft hy fchrifcen ? blyk vanwaar-heit ?
Geen’ Rechter geef geloof, of hebbe licht en klaarheit; Dus kan men dageiyks elk flepen voor ’t gerecht.nbsp;Wanneer men geeic geloof aan ’tgeeneeenTchellem zegt,nbsp;Fiscaal.
Ons is zeer wel bekent, Heer Ruwaart, wie mag komen Voor onze Rechtbank, ook is wel door ons vernomennbsp;WicTich’laaris, en dus bevonden, dat hy magnbsp;Getuig’nisgeven, vandewaarheit. Uw gedrag.nbsp;Bekent aan’tganfche Hof, beveiligt deeze waarheit,nbsp;En het getuigenis van haar, geeft zy veel klaarheit,
In alle omltandigheên, omu, met fors gewelt,
Te dwingen, totge uw fchult, cn meede plichtersmelt. Meli zal de waarhcic u, door pya, ter keelc uit wringen v
En door de folrcrkoort tot fchult bekent’nis dwingen, Hierom bedenk u wel 5 beken vry willig, en,
Hoop op genade, wcnge oprecht uw fchult bekenn’.
’k Benin de magt van wreê geweldenaars, myn leven Hebtge in uw hant,inaar,noitzal my den moed begevennbsp;En fchoon ik toe Item , door de py n, die ’t hart beknelt,nbsp;Watgybegeert, ’tisvalfch, enflcgtsdoorpyngemclt.
Joan. nbsp;nbsp;nbsp;gen.
Hier ’s geen bewys, myn’ Heer, om hem ter Ply te bren-’k Zalop’tgciuigenisvan hen , zulks noic gehengen; Zie voor u wat gy doet, bely denk door pyn,
De flrot omwrongen , moet verdacht den Rechter zyn, Myn’ Broeders IN een, heb zo veel kracht, dan’tja, vannbsp;Fiscaal,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dezen.
Myn’ Heer de Wit, beginrgc ook voor u zelf te vrezen, Of, in het melden der meêplichtigen, ookgynbsp;Uw deel zult hebben? Wie hartnekkig is, de Plynbsp;Gedwee moet maken.
Joan.
Hoel durft gy ons ook verdenken, ills of ik mynen Eedt bezoed’len zoude , en krenken ?
’t Vermoede mag niet zyn van Hollants Advocaat,
’t Is tyd t, ’k leg neder ’t Ampt vry willig, voor den Raadt, ’k Verlaat uw Rechtbank, ’k wil niet zyn een ooggetuigen,
Van uwe eenzydigheit, die’t rechte krom wil buigen, Daar legt myn’Laltbricf, en ’t groot Zegel van het Lant.nbsp;Ik ga.
Fiscaal.
Neen blyf,myn’Heer,’t Recht moet gy biên dchant. Gy doet zeer wel, uw Araptte leggen neêr, op heden,nbsp;Wantjdie verdacht is, kan noch mag,dit Ampt bekleden,nbsp;Maar, gy word thans gekent van onsalsmeedeLid,nbsp;Van het JuUicie Hof. ’k heb lalt myn’ Heer de Wit.
Om in der Staaten naam, dit duid’lyk u te zeggen, Wanncerge,als Advocaat,uw Ampt woud neder leggen,
Gy
-ocr page 53-KORNELIS EN JOAN DE WIT. 45 Gy moetthans, nevensons, aanhoren wat men zegt,nbsp;Wanneer uw’Broeder, op dePynbankword gclegt,nbsp;Op dat geen vaifche maar men koome te verdichten,
Of we onrechtvaardig hem, uit nydigheit betichten, Joan.
Hoe! pleegt gy geen gewelt ? te py nigen een’ Man, kan? Die ouweerfprèek’lyk zich voor ’c Recht verded’geanbsp;Noit zal ik ftemmen tot vervloekte afgryslykheden;nbsp;Op’t los befchuldigen, te mart’lcn'smenfchen leden.nbsp;Ft SC A AL.
Wanneer de zaake blykt aan elk , in’topenbaar,
Dan is de ontkenning flegtshartnekkigheit. ’k Zie klaar, Gy vreeft, uw’ Broeder zal aan ons te veel ontdekken.nbsp;Joan.
Ja, logens vreeze ik, zult gy uit zyn halze trekken Door eene onlyb’re pyn.
FiSC AA L.
Houd op, het is genoeg. Heer Ruwaart,’k bidde u, dat ge u naar bekent’nis voeg’,nbsp;’k V erzeker u, wanneer gy wilt uw fchult bekennen,nbsp;Vrywillig, zonder dwang, en ned’rigu gewennen,nbsp;Te doen een’voetval voor zyn Hoogheit, noch genanbsp;Voor u zal open liaan; maar, beef als ’t is te fpa ,nbsp;Want, voor Barmhartigheitzal’toogezyn gefloten,nbsp;Men zal u, als verraar, ten fpiegel voor dcGrooten ,nbsp;üe Doot doen lydcn, door de Itraf die op u paft,
’c Is geen bedryging’. Heer, ik weet, en volg myn’ lalt, Bedrieg u niet, als ofmen fleges had voorgenooraen,
U ftreng te drygen, neen, ’t zal tot de py nbank komen. Wat tegtgy, blyftge noch hartnekkig?
KoaNELis,
Ja, ikkaa
Niets anders zeggen dan ’tbetaamt ecn’eerlyk Man, Die fpreekt de waarheit.
F ISCA AL.
Wel, GyHeereu, ftemtgyoieede. Om hem tcPyn’gen?
Bs
-ocr page 54-DE GeDEPUTEERDENS. ja.
Joan. ,
’t Strydt tegens recht en reedc. Fiscaal,
Wel aan, Geweldiger breng hem in ’t pyn vertrek.
K o R N Ë L ) s,
(2^')'kBelacbt: U’iic Pyr,igen, betfulteren verv^ekk'
Méér kracht in inyigemoed, om deonfcbultteverded’gejiy Dan zy, die valjchelyk dit durven uier beëdigen,
EERSTE TONEEL. inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Oranje, Kolonel.
Oranje.
Joan heeft néér gelegt zyu Ampt, als Advocaat VanHollant; is thans Lidtvan’s Hofsjuftiticraadt!
’t Groot Zegel is hy kwyt, ’t is reeds gebragt in handen Van haar’ Hoogmogende,
Kolonel.
Waar hy die dierb’re panden Wat vroeger kwyt geweeft, herwaarde Vaderlatit,
Zou thans niet zyn in zulk cen’jammerly ken Rant,
Nu legt hy ’t neder, wylde vreez’hem heeft grdrongcn; Infchyn vrywillig, om te worden niet gedwongen.nbsp;Tot affiant, maar te laat, wyl alles is verwart.
Oranje. nbsp;nbsp;nbsp;hart.
Houd moed, myn’Heer, voor my, ik heb noch moed en Indien’er Eendragc is in’t midden van deStaaten,nbsp;Enalsmc op onderflant zich zeker kan verlaten,nbsp;’tElendig Vaderlantte redden uit zyn’ noodt, doot?nbsp;Maar, ’tharteismybeklemt, ’kvrees Ruwaartgaat ter
Hy
(28) Dit wilme, dat Kornelis zoude gezegt hebben, naj’t Fynigea.
-ocr page 55-KORNËLIS EN JOAN DE WIT. 47 Hy wordgepynigt, wyl hyallesdurft ontkennen,nbsp;Kolonel.
Totfchand’Iyke euveldaan dorfthyzichlanggewehnen Hecishaitnekkigheit, uit Haat, en bitfche Nydt ’nbsp;Gefproten, om te doenzyn Hoogheicbitt’refpyt,
Uit vreeze of zyne hant den teugel mogte ontglippen, Wengy hem ratte, al zou vermorz’Ien, op de klippennbsp;Dcsvyants, ’tVaderlant;- hy blyftlaatdunkentflaan,nbsp;Op zyn belluit, om u te nemen nimmer aannbsp;Tot’s Lants Stadhouder,fchoon de Staaten zulks begeren,nbsp;Endeingezet’nen, alsStadhouder, u reeds eeren,nbsp;Ikzwygvandien beraamde en goddelozen moort.
Oranje. nbsp;nbsp;nbsp;hoort,
Men heeft noch uit zyn’mond het fchelmflukniet ge-’k Hoop op zynontfchult,en,ten befte,’t uit moog vallen. Wat zegt de Burgery? wat mompelen zy allen ?nbsp;Kolonel.
Zy zyn verbittert, en al ’t grauw toont zich verwoed, Op beide Witten, ’k vrees, zy dorften naar hun bloet,nbsp;De naam van Lantverraars is in hun’mond befturven.
Oranje. nbsp;nbsp;nbsp;ren,
’tZyhoehetuityaltmetde Wit, ’tGrauw zalnietdur-letstegcns u beftaan, tot nadeel van de Wit, Wanneer de Burgery gcfchaart ftaat in ’t gelid;
Wil met tweeReyen, van het Hof, deftraat bezetten, Tot aan ’t gevangen huis en poort, en dus beletten.nbsp;Wen hy word weg gebragt, dat hem geen leet gefchiet.nbsp;Hun Vrouwen uad’ren. Ga.
Kolonel.
’k Zal doen wat gy gebied.
tweede TONEEL. Oranje, Maria, Wendela, Maria doeinbsp;een voetaal voor Oranje,
OranJ e.
at ’s dit Mevrouw, reis, wilt gy dat ik my ne ooren
Zal
-ocr page 56-48
Zal lenen naar uw klagt, en uwe red’nen horen.
Hy redt baar op.
Mar ia.
Wat hoore ik, groote V orft, wat hoore ik, is herwaar gt; Wordinynen Ruwaart thans gepynigt ? in gevaarnbsp;Gebragt. om doordepyn, te moeten ieis verklaren,nbsp;Ganfchftrydig met zyn harte? en’t vroom gemoed bezwaren,
Met valfche logenen, van ’t geen' hy nimmer dacht ? Slaat gy geloofaan ’t geen men hcbbe u aangebragt ?nbsp;Heeft eenen valfchen Ichelm geloof by u gevonden.nbsp;Die reedszyn’goede naame, en eereheeft gefchondcnnbsp;Die, door de wraak vervoert, dit fchelmftuk dorlt bc-ft aan ?
En neemt gy’t los verhaal van eene Dienftineid aan, Voorzuiv’re waarheit? die den zin nietis gehleken,nbsp;En av’rechts heeft verftaan al ’t geen zy hoorde fprcken ?nbsp;6 Neen, doorluchte Vorft, uw wysheitistegroot,
En Doorzichtkunde,omniettemerrekkcn, hoefnood, En valfchclyk men trachtmyn’Ruwaartteverftrikken.nbsp;Hy ’r, Vaderlant vcrraên! een Zuil,niet om verwrikken,nbsp;Die Lyf en Leven heeft geftelt voor ’t Vaderlant!
En, in zyn’ grootfte noot, heldadig bood de hant! Getuigen zyn hier van(^29)de groene Lauwerbladen,nbsp;Om ’t hooft gevlochten, voor zyn wyd beroemde daden.nbsp;En zulks getuigt (30) den Kop, te Dordrecht hem ver-En’cTafereel, daar hydenvyant in braveert, eerd.nbsp;Dit heeft hy tot een’loon, voor zynen dienfl:, ontfangen;nbsp;’tis, teronfterf’lykheit; in’t Raadhuis opgehangen. ^nbsp;Wie heeft den (31) Biffehop inzyn’ fnellen loop gefluit.
Aan
( 29 J) Zyn’ Perzoon, en Oorelogs bedryven, zyn te Dordrecht gefchildert, en’t fchildcry, t’zynereere, in’t Raadhuis opgehangen.
(30) nbsp;nbsp;nbsp;De Heeren van Dordrecht, vereerden hem, voornbsp;zyne Helden daden, een’GoudeKop , waarop zyne Dadennbsp;gegraveert Honden.
(31) nbsp;nbsp;nbsp;Hy heeft zyn yver getoont tegens den BilTehop,
aas
-ocr page 57-KORNELIS EN JOAN DE WIT. 49 Aand’Yffcl? wie, dan hy, opChattam gevrybuit?nbsp;Wie in Chymes de vloot des vyants Hout befprongen,nbsp;Verovert CU verbrandt^ wie hem tot Vreê gedwongen?nbsp;Was’t Ruwaart niet? gefchikt van ’t Lantop Hollantsnbsp;Vloot,
Metlaft, te doen al ’t geen ten oorbaar hy befloot. Wie opende, dan hy, de keel van Hollants Havens ? vens,nbsp;Wiejoegcen’ fchrikop’tlyfdenBrit, door’talomdra-DerSraatfeheRuiteryeOpChattam? ’twierde ontrulT:,nbsp;Wyl Eng’lant, ’tSraaten volk zag op zyne cigc kuft.nbsp;Wie floot voor d’Engeisinan deZee, en hielthaaropennbsp;Voor Hoüant ? wie wrong toe den hals der Theems^doornbsp;’t flopen
Van’t Engels vaartuig? toenganfehLondenwasontftelt, En ademloos, ja, fchier ter neder laggevelt.
In’tkort, ’tis Ruwaart die dit alles dorlt verrichten. En wilinc zulk een’ Helt met gruwelen betichten.nbsp;Van Lantverraad, enMoort? hetfchreeuwt omhoogenbsp;om wraak.
Wat overeenkomfl: heb’ zyn dain, met zulk een zaak ? Hy heb de Vreede, dpor zyn daden ’t meeft bevoordeelt;nbsp;Hy’s noch in Raat om zulks te doen, wierdhygeoor-deelt
Slegts waart te zyn, omeensmet Vraukryk in gefprek Te treden, ’ktwy fel niet. Mars ftont op zyn vertrek.nbsp;Waar op de Vreede eer!ang,nien zoude kunnen trefFen.;nbsp;OranJe.
Mevrouw, Rel u gcruR, men kan dit wel befeffen;
’k Weet wat denRuw'aart heeft,voor’tVaderlant gedaan; .’k Meen ook te w'etcn wat hem hier toe porden aan;
’k Geloof, wclmecncndc is geweeR toen zynen handel, ’k Geloof, ’s Lams welzyn was den Regel van zyn’wandel.
Maar,
ain de YfTel, de Engelfche Oorelogfchepen , inChattam en Chyrneffe, verhrant, en verovert, Engelant ontruft,nbsp;en dus de Vreede bevordert, in den Taaie I6ó6.
D
-ocr page 58-JO DE BROEDER-MOORDT VAN Maar, waar toe word den Menfeh niet al door Nyt vervoert?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;roert.
Verwaande Hoogmoed wel het woelend harte ont-’tWelklicht dan overflaat om ’t kwaadfteteverkiezen , Uit vreeze of hyeens mogt zyne Achtbaarheit verlie-Dnskan eeu’ecrlyk man,de trouwde van den Staat, zen.nbsp;Eeii’fchellem worden, zich begeven tot verraadt.
En om verraderye, en onbefchroorat, te plegen, Zich zelf tot moorden j en bloetbadeu toont genegen,nbsp;Om dat men al zyn doen naiiwkeuriglyk verfpiet.
Dit is niet nieuws. Mevrouw, hetiswelmeêrgefchiet, ZelfsinonsVaderlant, doch, ’k wil het befte hopen.nbsp;Van uwen Man, en dat hy zich niet heeft verloopen,nbsp;In zulke gruweldadn. hy heeft noch niets gemelt.nbsp;En, naar ’t beleiden, eer ft den Rechter vonnis velt.nbsp;Wat my aangaat, is’t waar , ik wil het hem vergeven ,nbsp;Mits, dat hyfchult bekenne, en ongeveinft wil leven,nbsp;In alle oprechtheit, en ten dienft van ’t Vaderlanc:nbsp;Wat aangaat ’t ftaats belang, ’k bcloove u by myn hant.nbsp;Ik zal de zachtfte weg cu middelen gebruiken,
Die’t Recht ons toelaat, om het forsgewelt te fnuiken , ’t Welk op zyn’ondergang en doot zal blyven ftaan.nbsp;Wendela.
Enwatheeftmyn’Gemaal, ’sLands Advocaat gedaan, Waarom verdenktmen hem , alszyndeeeii’Lantverra-Van wie koomt dit gerucht ? of is hy ook den dader, der?nbsp;Van een’ beraamde moort ? zeg, wie befchuldigt hemnbsp;MetLantverraad? gaf hy ’er ook toe zyne ftem?nbsp;Zyn ’t giflingca ? ’t is valfch , dus kan me eik een betichten ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ten,
En in hun toora’Ioos brein een fchelmfchedaat verdich-'t Isde eigenfehap van’t grauw,het duid ofgoet,ofkwaat, Nadat,inOor’logs tydt ,’c Schip zeilt van onzen Staat,nbsp;Indien’t gaat voor de wint, men zal de Scierluy loven,nbsp;Maar, raakt het in gevaar, men wil hun hoofden kloven,nbsp;Dit’s noch te dulden van het oubezonue grauw.
Maar
-ocr page 59-KORNELIS EN JOAN DE WIT, ft Maar zullen Raden zelfden Stierman breng’in’t nauw,nbsp;Dic’s onverdragely k,en fchreeuwcom wraak,ten Hemel.nbsp;Thans moet hy zuchten, om het onbefuift gewemelnbsp;Van ’t Grauw, Hy hebbe uit noot, zyn ampt, (32J hemnbsp;opgeleid,
Verlaten, en zyo’dienfl:, als Advocaat ,ontzcit, ver, ’t Ondankbaar Vaderlant. ’tGedeukt niet meêr aan d’y-Bctoond in zynen dicnfl:-,hy (33J was den fterkfte dry ver,nbsp;Ter bouwinge van eenc ontzachelyke V'loot,
Als ’t middel zyndc om ’t Lant te redden uit zy n’ noodt ? Hy zorgde, en onvermocit, om alle krygtuigs huizen.nbsp;Zelfs ckibbel, te voorzien van ScheepsMetalebuizen !gt;nbsp;Toen hadme een Vloot in Zee,een Vloot lag aan den wal,.nbsp;Om, by verlies, ’cverliesweêr, met een dubbel tal,nbsp;Te boeten, totoutzach, en fchrik van d’Engclander.nbsp;Was de eerde vloot verminkt, men zag terftont een an-Ook hadd’ hy wapenen in ’t tuighuis, valt geftelt, der.nbsp;Te houd’in voorraad, voor twee Legensin het velt,
In cydt van Vreede,om nkt,als ’cnypt,teftaan verlegen. Maar te allen tydt te zyn in ftaat, om ’s vyants degennbsp;Te kunnen wederftaan; dus kleefde dezen lad.
Van ’t Vaderlant, alleen op zyne fchouders vad.
En, ’t iseen wonderwerk; noch wid hy af te leggen ’s Lantsfchuldenj’tmiddel wees hy,zorider regen zeggennbsp;DcSraateaaan,twaardoor zulks althansdoen’lyk waar.nbsp;Zelfs, zonder ’t Vaderlant te dellen in gevaar,
(32) nbsp;nbsp;nbsp;Joan, wiert LoontrekkentRaadsheer op zyn azftenbsp;jaar, Raad Perfionaris op zyn apfte jaar, heeft 18 jareanbsp;gedient, is geboren 24 September 1625., om’t leven gc-bragt 20 Auguftus 1672. Kornelis is geboren 19 juny 1623.,nbsp;en vermoort, ten zelven tyde met zynen Broeder,
(33) nbsp;nbsp;nbsp;Joan, heeft zynen yver getoont in ’t bouwen vannbsp;Schepen , Voorraat te hebben van Oorelogs Ammonitie,nbsp;in de Magazynen, en in het afleggen van ’s Lants lallen,nbsp;’t weik ter verwonderinge ftrekke,heeft hy de In-en Opgezetenen, van Schattingen, en Impollen, merkelykverlicht»
P 2
-ocr page 60-Hy werkte daghen nacht voor zyne Burgerye,
Om hen van Scbattiijgc, zo veei’ hy kon, ce vryc. liy hccfc ookd’linpoltdaen verraiud’ren, ineen’tydt,nbsp;W'anueermeuSchatdugeiimocftvord'ren totden ftrydc.nbsp;Die hcci'i Joan gedaan; wie kan hem evenaren?
En zulk een Man durf’c Grauw met Lantverraadt bezwaren !
Eenquot; Man die wouderenvoor fToIIanthceft verricht. Wie was’t, toeiiHollauis Vloot voor Eng’land was gezwicht,
Enin’s Lauts Havenen, rontomme was befloten, Doord’Engelander, die ’er voorlag met'zyn Vloten,
En voerde Bezemen, en Schrobbers in het Want, Als hadmeoüs uit de Zee ger aagt, ten hoon van ’c Lant,nbsp;Toenme alle Bakens hadde in Texel opgenomen.
Dit vrees dat d’Engclsman zou in de Harens komen; Wie (34) t oottteBollauts Vloot by nacht, toen ’t zee-gat uit?
Danmyn’Gemaal, diedoordreef zynberaamtbefluit, Zelfs regens ’t oordeel van veel Lootfcn.en zyn vrinden;nbsp;,MetzeRigLootsbootsdorfthy ’c werrek onderwinden,nbsp;Elk met een’Fakkel, diezynlichtgafvanden Boeg;
£n
('34) lil den jaare 1666, lag de Engelfche Vloot voor de llollaiidlche Havenen, met Schrobbers en Bezemen innbsp;¦’c Want, ais hadden zydelïolianders uit der Zeegefchroptnbsp;en gereegt, alle de Bakens waren , uitvrecze, dat de Engelfche elders wilden landen, opgenoinen, Tromp hengelde in de Noórtzee, wachtende de hulpfcheepen uit dcnbsp;Havens, wyl hy onmagtig'was, om, zonder hulp, denbsp;Engelfche van de Zeegaten te liaan , men zag geen kansnbsp;Om de Vloot uit te boegfeeren . uit vreeze van vaft te raken ,nbsp;k gevaar was groot, dc noodt eifte eenen Man, otn ’tnbsp;werk uit te voeren, Joan de Wit, begeeft zich, met60nbsp;Loofsboten, in den nacht, vooruit, yder boot voerdenbsp;brandende-fakkels, om te lichten, en dus bragt hy denbsp;Vloot, zonder fchaade, in Zee,
-ocr page 61-KORNFXIS EN JOAN DE WIT. 53 En voerden lofFl\ k uit; wyl 's morrcgeiis, al vroeg,nbsp;De VJoocin volleZeegtbragt was, waai op wachtennbsp;Den wakk’rea Harpertsz Tromp, die, met vereendenbsp;krachten,
Des vyants Vloten dreef in Zee, van Hollands kuft. Ditheeft Joan gedaan , wiens ziel men nuontrult.
Ach! ’kbidzynHoogheit, wilditryplykoverdenken Of zulk een’Man zyn’Eed en Eer zou kuiincn krenken.nbsp;Herltel hem, Jonge Vorft, in zyne waardigheit!nbsp;llerEcl iicm, in het Ampt, door dwang ter neêrgeleid.nbsp;Oranje.
Mevrouw, gy eifcht veel meer dan is in myn vermogen; Het zyn ’s LandsStaaten die hem kunnen weêr verhogen;
Wy weten welk een’dienfthy heeft gedaan aan’cLant; Wy roemen zyne Daan, en eerc zyn Verflant;
Zyn’ grooten Yver is, ten allen tydt, gebleken;
Van zyn Zorgvuldigheituoch vecle monden Ipreeken, En zyne Waakzaamheit is te o^ er ons bekent.
Ach! hadd’hy van dien wegzichzelfnietafgewcut! : Ten minlte niet aan ’t Hof gegeven zulk vermoeden;nbsp;Waar door de Burgcry geraakt is aan het woeden.
En ’c onbezuisde grauw dien grootc Man veracht,
Hy ware ni mmermeer in dezen flaat gebragt. ,
Ik bid den Hemel, dai zyne onfchult klaar mag blyken, ’c Vermoeden vallch is, hy, met de eer zich moog verry-ken,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;trouwt.
Als Voorfpraak van onsLant, dien’t Zegel word ver-Watmy aangaat, ’k ben geen party, indien geen fout, InzynbewintjZalzynvoor’c Vaderlanc, bevonden.nbsp;Noch is ’er iets, Mevrouw, ’twelk ik u moet verkouden,nbsp;Gy weet waar roeden Staat my thans verheffen wil, ffi|^
't Is ’s Lants Stadhouderfchap, ’k bid, dat hy zich houwd Ennict’ertegensdruift, wyl’twoclen niet kan baten,
’t Is valt beflotcn by de Souvereine Staaten.
’k Bid u, noch eens, Mevrouw, beweeg’cr toe uw’ Man, Hy geevemeê zyn Item, wyl hy’t niet weren kan,
D 3 nbsp;nbsp;nbsp;Dit
-ocr page 62-54 DE BROEDER-MOORDT VAN Dit zal zyn’ luifter weêr in top van Eer doen reizen,nbsp;Maar, blyft hy hoofdig, ’t Hof zal hem den uitgangnbsp;weizeii,
Indien ’t geen Reekeninge afeifcht van z.yo bewint.
Ik raadeuzulks, Mevrouwe, als een’getrouwe vrint. W E N D E L A.
Ik zal, zo’tinoog’lykis, hem trachten te overreden.
Maar....
Oranje.
Zwyg,Mevïouwe,ik zie deHeeren tot ons treden. Ik bidde u, ga van hier, eer gy den uitflag hoort,
’t Zy hy bekent heeft, of ontkent dieu gruwel moort. Maria.
’k Beeve in de onzekerheit, hoe d’uitflag mooge wezen. Myn’Ruwaart! Hemel! Ach! ontlafl: myn hart van’tnbsp;vrezen.
O RAN JE.
Ga, ga, Alevrouwcn, ga, waarom vertraagt gy nu ? Maria
'kBeveele, óEd’lePrins. myn’ Man alleen aan u. DERDE TONEEL.
OranjEjJoan,FiscAAL,DE Gedepüteer-DENs, Procureur GeneraaL,Secretaris.
W nbsp;nbsp;nbsp;Oranje.
at brengt gy ons ? heeft hy aan u het feit beleden ? Joan.
6Neen, hyhebbe’t feit ontkent, met kracht’ge reden, EnTich’laar, als een’valfch getuigen, uitgedaagt.
Des moet hy ondergaan, die Hem heeft aangeklaagt, De zelve ftralFe, alsmyn’HeerBroederftonttelyden;nbsp;Niets hem vcrfcbonen, noch van ftraffchult kan bevry-F IS CA AL. _nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den.
Mits ’t waar zy, dat hy valfch getuigeniffe geeft,
En den betichten niet voor ’t dood’iyk vonnis beeft,
Eu
-ocr page 63-KORNELIS EN JOAN DE WIT. , nbsp;nbsp;nbsp;5^
En daarom ’cgruwel Ituk, hartnckkig blyftontkennen» En duszynziel vermoort,om ’clichaamniettefchenaea»nbsp;Maar, wen hy andermaal gevoelen zal de pyn.
Dan zal het blykea, of hy zal beftèiidig zyu.
J o AN. nbsp;nbsp;nbsp;den?
Watneemtge rmor?wiItge opdepynbank hem vermoor-Is’tomzyn hooft te doen? onnodig dan de koorden. Om zyuc leên van één te rekken, tegens ’t Recht;nbsp;Sla hem de kop af, want, als die ter neder legt,
Dan isuw’ moedgekoelt; gy dingt naar Ruwaartsleveu, Fiscaal.
Myn’Heerde Wit, gy wordtedriftigvoorcgedreven, Denk op u zelve, Heer, of’teens wierd uwe benrt.nbsp;]0 AN.
Is’tuom my te doen? welaanBloctdorft’ge, fcheurt Aan flarden, ’t lichaam, ’kgeef’t voor’t Vadcrlanttennbsp;Indien ik heb misdaan jofhang’het aan ftads veile, befte,nbsp;Ten fpiegel voor elk één die plegen durf verraadt.nbsp;Maar, eer gy Heer Fifcaal, uw handen aan my Haat,nbsp;Eifche ik bewys van u; gy moctme eerft overtuigennbsp;Vanmisdaat; andersfpatte uw dreigement aan duigen.nbsp;Oranje.
Houd op, mynHeereu, ’kbid, vermy verbittering’, En maaR een einde van ’t verdrietig Rechtsgeding,nbsp;’tRegcis voIdaaDjdewyl’hetRuwaarc vindt onfchuldig,nbsp;Door zyneontkenninge van Moort ,Laat ons geduldig,nbsp;Den tydt afwachten tot hy ons meêr op’ning'geeft,nbsp;Van Anna’s reden, dat den Ruwaarc dus lang leeft,nbsp;Achte ik is oorbaar; wil dit ftuk niet langer rekken}nbsp;Bedenk een’ midden weg, ’t zy datg’ hem doet vertrek-Uic Hollans palen, of, hem in bewaring’houwt. ken,nbsp;Maak hier op uw befluit, ’t werk worden toevertrouwt.nbsp;Enzyn bcfchuldigers hebt gy niet meêr van noden,nbsp;Des^zoude ik hen ontflaan, na gy ze hebt ontboden,nbsp;Dit’smyn gedachte, voorts beveele ik u de zaak.
VIER-
-ocr page 64-OAN, Fiscaal, de Gedeputeerdens, Procureur. Generaal, Secretaris.
Fiscaal. nbsp;nbsp;nbsp;fmaak,
Vindge in den voorftel van zyn Hooghei: een’ge My n’Hcer deWit?en gyjinynHecrenjlaat ons horennbsp;Uw mening’, zalmen hemopfluiten, als te voren,nbsp;Of, word'het Vadcrlant, voor eeuwig hem ontzegt,nbsp;j o AN.
Noch ’t één,noch ’t andetjWy l’t is ftrydig tcgeus’t Recht, Of. hymoetfchuldig5 of, onfcbuldigzynbevonden,nbsp;Indien hyfchuldig is, dan volgt de Itraf de zonden,nbsp;Jshyonfchuldig, ’twelk thans duid’lykhiykt en klaar,nbsp;Is onrechtvaardig zulk een vonnis, al te'zwaar,nbsp;Opwelkecü’gront, myn Hecr, kan’c Recht dit vonnisnbsp;vellen?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jen,
Men moet hem,na hetRecht, weêrinzynecer’hcrflel-Vry uit doen gaan,alïzyndc oafchuldig, wyl menvaifch, Hem heeftgedongen, om eeii’fchcliem, naar den hals;nbsp;En Vonniltge anders, dan ^s’t Vonnis onrechtvaardig.nbsp;Fiscaal.
Myn’Heer , gy fchikt de zaak net op,en overaardig, Zyn onfchult blykt by ons zo klaar niet, dan gy zegt,nbsp;Men word lichtdoordentydt wel klaarder onderrecht,nbsp;Want, Rel, ’tislogcn, en van Tichelaar verzonnen,nbsp;Hy is van Lantveriaadt genoegzaam overwonnen,nbsp;Wyl zelf hy toeUemt, ’tgeene Annaheeftaangehoort,nbsp;Uitzynen mond, doch, metverdrayingevan’c woort,nbsp;Wiedusonnozel, die nietduid’lyk zulks kan merken ?nbsp;Det is myn oordeel, eer hy voortgaar in zyn werken,nbsp;Hem op te fluiten, opdat hy geen kwaat onsbrout.
Eerste Gedeputeerden,
Hy kan onmoogelyk, al was hy noch zo flout,
Wen hy gebannen is, het Vadcrlant meer hind’ren, Ook zal zyne Achting’, by den vyaiit zeer vermind’rcn,
Wvl
-ocr page 65-KORNELTS en JOAN DE WIT. 57 Wyl e'ik’c verraad bemint, maar,den Verrader haat,nbsp;Des achte ik ’t veiligR, hem te bannen uit den Staat.
Tweede Gedeputeerden.
’kStem’t raccde,wyl dePrins rot zagiheit fcheen genegen. Derde Gedeputeerden.
Hv kies dan Vrankry k voor de Vadcrlantlche wegen. Joan.
Dcwyl gy ’t ailc Remt, geeve ikumcê myn Rem.
P' I S C A A La
Gy Remt dan alle, om dus den Ruwaart uit den Idem
Tegens de Secretaris..
Te redden? nu wel aan, wil duszyn Vonnis fchryven. Waar zalmc met Anna. en Tichelaar nu bly ven ?
Eerste Gedeputeerden. Onbiedze, en laatze gaan, waar heen’then beide luR.
Tweede Gedeputeerden: ó Ja! dus krygt men eens van al dit woelen ruR.
Derde Gedeputeerden.
Zyu Hoogheit hadde mcê die zclleve gedachten,
Joan. nbsp;nbsp;nbsp;trachten.
WTl aan, ’t gefchiede, ’k wil nietRreng naarwraake
VYFDE TONEEL.
Joan, Fiscaal, de Gedepüteerdens, Secretaris, Geweldiger, Procu-reurGeneraal. De Heer en gaan zitten.
Fiscaal. Klinkt met de tafclfcbeU
Haai Tich’laar, en Anna, brengtze voor’c gerecht.
Geweldiger buigt zieb. Door wie, mynHeeren, word den Ruwaart aangezegcnbsp;Zy a Vonnis, en den tydt wanneer hy moet vertrekken ?nbsp;Hy mag niet langer, dan dees’ dagh den uitRel rekken,nbsp;Indien hy niet begeert te worden uitgeleidenbsp;Joan.
Dien la R iieeme ik op roy, ’t word hem terRoiU gezeit.
JoANj Fiscaal, de Gedepüteerdens, Secretaris, Procureur Generaal,nbsp;Geweldiger, Tichelaar, Anna.
Joan. Tegens Tichelaar.
Ontmenfchte Booswicht,ithansontdcktme uw Godloosheden,
Hoevalfch, boosaardig gygezworen hebtuweEeden, In het befchuld’gen vanmyn’Broeder meteen’Moort,
Gy fchellem hebt verdient, door eene folter koort,
De valfchheit van ’t gezegde op heden te belyden; Myn’Broeder moeftc om u met dezeRechtbank ftryden,nbsp;Doch, door des Hemels hulp, fchoon gy zyne Achting’nbsp;fclient,
Heeft hy ’t Befchuldigde verfoeit, volftrekt ontkent, Des zyt gy waardig, zelf de ftraf te uioeteii lyden,nbsp;Die hy moeite ondergaan, na’c Recht, ten allen ty den.
tegens Anna.
En gy, leer beter, en befnoer uw’ loden mond,
Zyt w'at voorzichtiger, fpreekop geen’ loden gront. Van uw gehoor,dewyle,a]s’t blykt,’t gehoor kan dwalen,nbsp;Of uw lichtvaardigheit zult gy wel dier betalen.nbsp;Tichelaar.
Dan mag, noch kanme, na gy zegt, geen Lantverraadt, Oit brengen aan den dagh, wanneer een’ onverlaat,
V erhart in boosheit,’tFeir,hartnekkig durve ontkennen. Ik geef my over; wil van lit tot lit my fchennen,
Wen ik onwaarheit fpreck. Maar, ftel, ’kblyfbyinyn woort,
Enftaonwrikbaaruit, met hem, deFolter koort, ken? Na wien van beide zal zich’t Recht dan kunnen fchik-’t Moet dan,door ons gedrag, ontknopen deeze ftrikken;nbsp;Men geef dan op Anna’s, en myn gedrag wel acht,nbsp;EaopdesRuwaarts. by, die large, al was verdacht,
Waar
-ocr page 67-KORNELIS en JOAN DE WIT. 59
Waar word den meefte fchyo van waarheit in gevonden?
Ik blyf beftendig, in al ’t geeue ik durf verkonden. En zal ’c geftant doen, zelfs al bragtge my ten doot,nbsp;Anna,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gebood
’k Heb niets gezegt, myn’ Heer, dan ’t geen my ’c Recht Te zeggen; doch, ik meen’t gezegde wel te weten,
En van’tgehoorde hebbe ik geenen flip vergeten , Doch, door een Ioffe tonge is’t van myuirgebragt.nbsp;Fiscaal.
Gy hebt gedaan, draag zorg dat gy uw’plicht betracht, En althans vaardig zy t wanneerge word ontboden,nbsp;’tKon zyndatme in’t vervolg u weder had van noden,
tekens den Geweldigere
Ontfluit de dcure, en laatze in vryheit henen gaan.
Procureur Generaal. Myn’Heerde Wit, ik bidden, wil u w^el beraan,nbsp;Omniet het Vonnisaanuvv'Broederzelftebrengen.nbsp;Joan.
* k Getrooll; my alles wat den Hemel wil gehengen.
EERSTE TONEEL.
Oran]E3Fiscaal,ProcureurGenbra AL.; DE Gedeputeerdens.
Oranje.
Hoe raakt den Ruwaart uit zyn banden; eenmaal vry ¦gt; ’k Vrees voor ’t onftuimig Grauw, en ’t woên dernbsp;Burgery;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;treden,
’k Vrees zy den Ruwaart, wenhy van de Poort koomt Mishand’len zullen, en verfcheuren zyne Leden.
Joan is, met zyn Koets gebragt tot voor de Poort Van het gevangenhuis, en voert noch ’thoogftc woort.
(35)
-ocr page 68-6o DE BROEDER-MOORDT VAN (35) ’kZal zzVwjZegthy, wie zicb zat durrevenverzetten^nbsp;En ’i uitgeleide, van 7nyn' Broeder, nry beletten.
Dus is hy onverzaagt, de trappen opgegaan,
Tot by zy n’ Broeder, fchoon hem zulks vquot;- ierde afgeraaii. Wat raadt; ’t is niet dan Moorten üoudflaan watzynbsp;momp’len;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;leu;
’k Vrees datme tracht de deur der poort te overromp’-Des achte ik ’t befte, dat den Ruw aart blyf dees’nacht, NüchopdePoortc, of’CTolkin Rilte wierdgebragt;nbsp;In tuffchcn kan Joan, wen hy’t begeert, vertrekken;nbsp;En laatdeBurgers, toteen'Lyfwacht hem verltrekken ,nbsp;En dus bcrryen voor het tomelooze Grauw.nbsp;Fiscaal,
Hy brengt zich zelve, doorzynforshiet, inhetnauw, Bchaagthetu, men zal uw meninge aan hem brengen.nbsp;Oranje.
Ja, laathyzynentydc, tot in den nacht, verlengen.
Procureur
Or ANJ E.
Daar zyn hun Vrouwen,' ga, TWEEDE TONEEL.
Oranje, Maria, Wende la, de Gede-püteerdens, Fiscaal.
W ENDE LA.
¦JLToc! is ook myn’Gemaal geraakt in ongcna,
Van’tonbczuisde Grauw, eiiHaagfcheBurgerye? Moethy hunbitt’ren haat, enhoon,enfmaatheii lyc?nbsp;Menfebreeuvot niet anaers, zjw verraders van het lant;nbsp;J'Feg met deJcbellemen, zy moeten voort van kant.
Is
t.
(35) wiert van zyne vrienden geraden, nietopde Gevange Poort, by zynen Broeder te gaan , waarop hy zoude gezcgt hebben. ’kzalzki), wie my beletten zal, myocnnbsp;Broeder af tc halen.
-ocr page 69-KORNELIS EN JOAN DE WIT. 6i Is dit te duldcü Tan u Ed’le Mogenheden ?
Zal dus uwe Achtbaarheit, met voeten zynTertreden Van’t tomeloze Grauw? dat alles vaifch verdicht.
En wederhorig is, in ’t oefF’uen van zya’ plich-,
Zyn tioogheic neeme toch inynWIaninzynbefcher’-ming’; nbsp;nbsp;nbsp;(fflbig.
Behoed hem voor het Grauw; Ach! heb met my erber-Laatonbelchadigt, hy weêr keren in zyn huis.
ÖRANjF.
Mevrouw’, hy hceftte vee! ge waagt, zich in ’t gedruis, Der tomeloze fchaar, dus roekeloos te geven,
En, tegens vrienden raadt, te fpelenmet zyn leven, ’k Heb lall: gegeven, wen hy van de poort wil gaan.nbsp;Men hem geleide, opdat zy hem niet randen aan,
De Burgery, zal hem verzeilen, ’cGrauw at'wercn, Hy Kan, waaneer’them lult, naar zyncu huize keren.nbsp;Maria.
En moet dan myn’ Gemaal noch langer op de Poort Gevangen blyven ? dit is immers ongehoort,
Hy ’s valfcheiy k beticht; en heeft de pyn verdragen; Hier pgebannen j zeg, waarom hem niet oncllagen ?nbsp;Den fchelmfchem Tichlaar blaart het moort-vuur aan;nbsp;hieft op
Het volk, om Ru waart te vermorzelen den kop; Jadurft,Groot Moogendc,u welfchandclyk verdenken.nbsp;Als of u Edelen het Recht had durven krenken,,
Hemnietgevonuirtuazyn misdaan, maar, telaf Gehandelt, wegens’t Feit, in opzicht van zyn rtraf.
Zy zyn veel overtuigt, zegt hy, dat ik de waarbeit Gofproken beb; voie eifebt een duidelyker klaarbeit ?
T)an in myn vrybeit l ^k ben 'er weder in berjlelt:, Indien ik fchuldig waar, de onwaarbeit bad gemelt,
'k Moejle ondergaan de nbsp;nbsp;nbsp;by,na’t Recbtpnoet lyden.
Maar, neen, me ontjlaaimy, envoorlajlerzynievrydent Alen zegt, by beef.t de finer t der Pynbankdoorgeftaan,
Mi bly ft Ontkennen', maar, hoe't pyn'gen is gegaan, ¦ Stel ik aan 't oordeel van de geen die 't fyn'gen weten ,
Hoe
-ocr page 70-lt;52 KORNELIS EN ]OAN DE WIT.
Hot laffelyk men zich hebbe in zyiiquot; plicht gekweten.
Hy word gebannen, en is fchuldig om de doot Te lyden, wegens Moort, dien by in 't hart bejloot,
'k Z'wyg van verradery met Hrankryk, ten verderve Van ’t Vaderlant, hieromme is ’ï billyk dat by flerve.nbsp;Dit zegt dien booswicht, en verbittert dus het hartnbsp;Van onze Burgery, die hy tot wraake fart.
S taat u tedulden, datme uw rechtbank dus befchuJd :g, Van onrecht, en beroerte in ’t volk vermenigvuldig?nbsp;Enbreiigein’tuitcrftegevaar, deganfche Stadt?nbsp;Waarom word dezen fchelm, om oprocr, niet gevat ?nbsp;Hy ’sniet bedekt, hy durft zich openbaar vertonen;nbsp;Of, hebb’hy vryhcit om u Eedelen te honen ?
Te brengen mynen Man in ’t uiterfte gevaar ?
Ik bidde uw Hoogheit,dac gy hem voor’tGrauw bewaar! En hem door magt van volk, voor ’t woeden wilt be-fcherrnen,
Opdat ik hem noch eens itiagh drukken in myne ar’men , Of’twasdeleftemaal, eerhy hetLant verlaat. ^
Oranje, tegens de eerfie Gedeputeerden. Breng al deBurgcryein wap’nea; fteltzcin Baat,
Om , van alle overlaft, de Witten te bevryden, Ontbied dry Efquadrons der Ruitery ; zy lïryden ,nbsp;Indienme pleegt gewelt, voor de Eere van het Recht;nbsp;Laat aan de Burgery, rontborftig zyn gezegt,
Dating de Witten zal in haar bewaring laten,
Tot dat hun onfchult zy gebleken aan deSraten,
En zyn zy fchuldig, ’t Hof zal vord’ren hun ter Ilraf.
Gedeputeerden. nbsp;nbsp;nbsp;af.
’k Hoop, door my n red’nen, hen van ’t woen te brengen Oranje.
’k Zieden Geweldiger zeer driftig tot onsnad’ren, Vlieg; wildeBurgeryc, op’cfpoedigfteyergad’renjnbsp;Ga met’er Kapiteins naar boven, by de Wit,nbsp;Gedeputeerden.
Myn’ Heer ,’kvolbrengeuw’laft.
. nbsp;nbsp;nbsp;DER,
-ocr page 71-KORNELIS en JOAN DE WIT. D ERDE TONEEL.
Oranje, Maria, Wend el a, de G e deputeerden s, Fiscaal, Geweldiger,
Oranj e.
[oezytge dus verhit, Ea zo verbaad; wat is’t; wie jaagt u herwaarts heene?nbsp;Geweldiger.
Ootftelteniffeen fchrik; geen Burger, ja, geen ééne, Is onder al den hoop,offchreeuwt van wraake enMoort.nbsp;1^7 hebbenze in den kuip; de fcbelmen moeten voort;nbsp;Die Lantverraaders moetme aan duizentfiukkenfcbeuren;nbsp;Geen Lantverkoper zalzyn hooft weer opwaarts beuren;nbsp;Dien Prinfen Moordenaar vsrmoort men, en Jlaa dootnbsp;De fcbelmen, dus tnen ’t Lant zal redden uit zyn’ nootnbsp;Is ’t Recht thans krachteloos, om Moordenaars te firaffeuynbsp;En Lantverraders} ’tisdantydt, dat wy verfcbaffennbsp;Menloon, voor’t gruw’lykfeit, dusfchreeuwtmenou-befuift,
Wyl een’ ver woede drom, door de and’re henen druid, Endondertopde Deur metfcherpgelaan Musketten;nbsp;Enhag’lendeenen, omonsalleteverpletten,
Terwyl weer aaderende Daken klaut’ren op,
Der naade huizen, om, van hunnen hoogden top,
Wel acht re Haan,dat,door de vlugt,zy ’t niet ontkomen, Met uit te breken, ofte klimmen in de bomen,
En neêrgeiaten, zich verfchuilen in een huis.
Dus blixemtyder één het vuur, met groot gedruis. Ten monde en oogen uit. wat raadt om hen teteug’Ien gt;nbsp;DeRazerny vliegt voort,zy fchynt te hebben vleug’ien;nbsp;Ik houw de grendelen en deur wel vad in ’t dot,
Maar vreeze dat de doot zal zyn des Witten lot.
Wat raadt, myn’ Heer, ’k weet niet wat of ik zal beginnen,
J. otuuiting’van ’tgewelt, kunt gy ookiets verzinnen}
Oran'
-ocr page 72-64 de BROEDER-MOORDT VAN Oranje.
Myn’ Heer Fiscaal, ’t voegt u te ftülen 't volk,door rcêu; Ga, met myii Hcibaardiers, deoproér’gea tegen treên,nbsp;En wil de deur der poort rontomme wel bezetten.nbsp;Fiscaal.
Ik zal, zo ’t moog’lyk is, hun fors gewit beletten.
VIERDE TONEEL. Oranje,Maria,Wende LA, de Gedefu-T EERDENS, GEWELDIGER.
Oranje.
Hoe kooint gy hier, indien het volk wil, met gcwelt De Deure oprammen ?
Geweldiger: .
’k Hcbmc in lyfsgevaar geflel C, Omzvne Hoogheit, en deStaaten te verwitt’gen,
Hoe’t thansgefchapen ftonr met ons, en om hun hitt’gen, Gemoederen te ontgaan, begafikmy naar’t dak,nbsp;Enklomhet veinfteruit, toen kon ik met gemak,
My, door het naafte huis, totu, in’t Hof begeven.
Maria. Hier inord gefchoten, en gerucht gemaakt. Watvreezelyk gerucht! men neemt de Witten’t Leven !nbsp;’k Hoor fchieten! en voor’tHof een fchrikkelyk gedruis!nbsp;KoomZuIier; vliegen wy: men morzel onstotgruis;nbsp;W'en ik flegts’t leven van myn’Ruwaart kan befcher men;nbsp;Zy zullen, hoe verwoed, om Vrouwen zich erbermen jnbsp;Koom, vliegen wy door ’t fpits van hun vervloekt geweer;
Iküerve, wenhyfterf, ik wilze gaan ten keer,
En zal my voor de Deur der Poorte moedig zetten. Koom, volgrae, ’k zal aan ’t Grauw den ingang welnbsp;beletten;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lyf,
Enwie’tdurveonderftaan, moeteerfl:, door dit myii Een’ doorgang banen, en vermorzelen dit wyf.nbsp;Wendela.
Welaan, ’k heb tnoet en kracht, ik zal u onderfleuncn,
Y nbsp;nbsp;nbsp;OranJB-
-ocr page 73-KORNELIS en JOAN DE WIT. cy
O R AN JE.
Mevrouweblyf, wilopgceu’zwakkerietftafleunen, Her grauw word meêr tot wraak, door tegenEant, gefart
VYFDE toneel'
Oranje, Mari a, Wendela, Gedepu-TEERDENs, Geweldiger.
Eerste Gedeputeerden.
Dat Hemel', A arde en Zee, zich onder één verwart; Aide Elementen, tot hun’ cerflenBajert keren.
O RAN ie. nbsp;nbsp;nbsp;weren,
Wat is’er gaans, myn’ Heer! hoe, kan men’t grauw niet Nu reeds, door myne wacht, bezet is deure en Poort ?
Eerste Gedeputeerden. Vervloekte! Afgryfelyke! en noit gehoorde Moort!
Ó Wreethcit zonder ga! waar van de nagebuuren, Gewagen zullen, ’c ftuk verfoeyen te aller uuren.nbsp;d Gruwel! noit gehoort in dit ons V^aderlant.nbsp;Oranje.
Waar zyn de Witten ?
Eerste Gedeputeerden.
Ach! de Witten zyn van kant. Wendela.
Ai my!
Maria.
6 Hemel! wil my fterken.
Oranje.
Wil ons melden,
Wie of de Broederen , moortdadig neder velden, Opdat,naar eifch van’tRecht,die boosheit word geftraft;
Eerste Gedeputeerden.
Datme al de Burgery dan Loon na Y werk verfchaft; Roey uit, met eenen flag het graaf’lyk Schravenhagc,nbsp;Hetbrandeals Troye aan zyn vier hoeken, lichter lage, .nbsp;Wylze alle fchuldigzyn aandien vervloekte Moort.
• E nbsp;nbsp;nbsp;Oranje.
-ocr page 74-Melt ons de omftandigheên, myn’ Heer.
Eerste Gedeputeerden.
’k Was op de Poort,
Met cenigc Amtenaars, en Burgers, neêr gezeten, Wanneer Joan zei. ’wel te willen van ben weten ^
Wat hun begeerte zy: indien men was beducht,
Dat zy bun banden wilde ontkomen, door de vliigt. Of, tegens bunnen wil, te trekken uit dees Landen,nbsp;Gaf by zyn woort, dus lang te blyven in bun banden.nbsp;Tot dat bun onfcbult, of bun fcbult zou blyken klaar.nbsp;eik hadde ’tzelfde aanhenbeneêngezegt.) ’ciswaar,nbsp;Wel ecn’ge namen, in dien voorifel, goed genoegen ,nbsp;Maar and’re gingen, by de oproerigen zich voegen,nbsp;EnfchreeuwdennietdanMoorc, ’twas ,JlaadeJcbelmennbsp;In die onzekerheit, en allergrootften noodt, doot.nbsp;Sloot men de Deur der Poortvaft toemetfterke krara-EndikkeGrendelen,voor’tfchielykopenramtnen,men,nbsp;Mep üneet de kamerdeur der Broeders, meede in ’t flor,nbsp;Wy hoorden opde Deur Raagfchieten. ’t woedent rot,nbsp;Wierp op de Poortdeur ook een menigte van Reenen,nbsp;De Broeders zuchten, en den Ruwaartzagme wesen,nbsp;(Hy lag op ’t ledikant in zyn’ japonfehen Rok.
In die benauwtheit kwam, en vroeghem zynen Kok, Of hy begeerde, wyl ’c wierd laat, te middagmalen.nbsp;De Broeders wilden ons,zo ’c fcheen, voor k leRe onthalen,
Menbragt defpyze op, en wy hielden’t middagmaal. Doch, uauw’lyks hadden wy genoten dit onthaal,
Of hoorden cp de deur verwoed en vreefch’lyk kloppen , Metzwaare Mokers; ’t was vergeefs de breuk teRop-pen.
Met kiRen, wyl ’tgewelt zulks Rcidenganfchteleur, Men vloog de trappen op, tot voor de kamerdeurnbsp;Der twee Gebroeders, enzy riepen Doet ons open.
Of zullen met gewelt de Deur ter neder lopen;
Be-
-ocr page 75-KORNELIS en JOAN DE WIT. 67 Bcüont de boosheit, fluks te fpanneii Snaphaans haan»nbsp;En fchoten op, en door de Deur, na kort beramen,nbsp;Wierc zy geopenc, en de oproer’gen binnen kwamen*nbsp;Joan vroeg onverfaagt, 'wat bebtge met ons ®oor?nbsp;Koomaf, was’cantwoort, engyziclt betzien^. hier doornbsp;Bemerkte ik wel hoe veeg was’c Leven van de Broeders,nbsp;Die zeftien iarcn ’c Lant verflrekteh tot behoeders.
’k Zocht hen te ftillen; neêr te zetten door de reên. Maar ’c was vergeefs, uien hielp den Ruwaart haaftignbsp;kleên;
Hy hadde één bovenkous pas aan zyn Been getrokken, Ofwierdalvoortgeftuuwt, gefleurt by hunne rokken,nbsp;Joan kreeg op den trap, in ’t afgaan, cene wond’
Aan zyneh hals. hy koomt beneên, daar alles llont, In wapenen: en word gevat, ter neêr geflagen, ^nbsp;En vvredelyk vermoort. dus eindigde zyn dagen,
W ENDELA. nbsp;nbsp;nbsp;wraak.
6Gruwel! Hemel!wraak! ’kroepwraake 1 óHemel! Maria.
Vervloekte Burgeryc, ik hoop noch met vermaak, wen. Dw dodelyke thaf, voor’tfchellemftuk, teaanfchou-ÓHolkiit! ’k vrees,dees’moortzal uecrlangberouwen.
Oranje, Maria, Wendela, Gedepu-teerdens, Fiscaal, Geweldiger,
O RA NJ E.
Zyn bei de Witten dan vermoort en omgebragt? Heeft myne voorzorg, tot’erhulp, niets uit ge*nbsp;wracht?
Fiscaal. nbsp;nbsp;nbsp;ten,
’kKwam,metdeHeIbaardiers,de Deur der Poort bezet-Om ’t breiudoos gcwelt der Burgers te beletten ,
Men vroeg, ‘wat.ioovitgydoen, is’t omdeJchelPmenaf Te balen v^n de Poort, tot bun verdiende Jlraf?
Indien zy J'cbuldig zyn, fprak ik, men zalze ftrafen, ^laar jpUegtocb geen gevoelt. MenzaPerlootiverfcbaffen.
68 de BROEDER-MOORDT VAN Was’tantwoort. gavanbier, njoy zullen hen doen Recht,nbsp;Wanneer bet vuur der voraak wat nader voord gelegt,nbsp;Jlan hunnefcheenen. ’k zeide, Ach! mannenIvaüt hedaren^nbsp;Pleeg geen voeêrfpannigheit; weer d'QjPoer van defchar en;nbsp;Wees toch gehoorzaam aan uvo voetuge Overbeit,
A Is quot;t Burr egers betaamt. Men riep, Alsme onsmisleit; Werraders vryfpreekt; cn, omonstebiindende oogeti.nbsp;Het Lant ontzeilt; infcbyn’’, men bad dan geen vermogen,nbsp;Om ’t Wader lant tefchcUhi, is 't billyk, dat men achtnbsp;Op uwen handel Jlaat; en zelv' louw goede,wacht.nbsp;Hierom, myn' Heer Fifcaal, kuntgy van hier vertrekken,nbsp;Of oog getuigen, van der Witten ftref, verfirekken;nbsp;Pleeg op ons geen gevoelt, of ’t zal u Jlegt vergaan.
In tuflehen flootmeeen kring, waarin wy moerten (taan, Zo dat geen één van ons de Deurc konde nad’reii.
Ik zag ’c verwoed gefpuis tot eenen hoop vergaad’rcn. En naar een kort beraad, kwam ’t volk, met groot getier,nbsp;Door de onzen dringen, men ontfach geen Helbaardier,nbsp;Maar bonsden op de deur; en wiüenze teflopen?nbsp;Toen , inec een dolle drift de trappen op gelopen.
En dwongen, met gewelt, de Broeders af te gaan. Dit moeüine, zonder weêr te durven bien, zien aan.nbsp;Joan was de eerfte die beneên kwam,zocht te ontflippeunbsp;De hant derBurgery, met achter om te ontglippen,nbsp;ï\1aar één der Burgers greep onheus zyn oppcrkleedt,nbsp;En ruktt’ hem iu den rey, een ander Rondt gereedt.nbsp;Om, met eenSnaphaans kolf, zyn harzenpan te kloven,nbsp;Sloegtoe; trof’tfchouderblad;Hy valt;(lontop; bedovennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;woort,
Inzwymeldampen ;roept; Mannen’., [[Pannen; ’t Door eenen tweeden flag,wierde in zyn’mcnd gelmoort,nbsp;Decs’ had den Snaphaan op hem aangelegt, doch milte,nbsp;CW'yl ’t Roer niet afgingjora t'etreffeti, ’ckruitflegtsnbsp;fide
De Panne af, fluks fiaatdeez’hem met de kolf ter neêr, !n ’tvailen floegdeWitzyn’iMantcl eenen keer,grootcu,nbsp;Om ’£hooft;de voetzecmeopzyu’Nekj duswierddien
KORNELTS EN JOAN DE WIT. 71 En wyd befaamden Man, verwoed door ’t hooftgefcho.nbsp;ten.
Meteen Piftool. toen riep den Moorderluitkeelsnit,
Wat dieper in den Rey,wierdRuwaard aan gegrepen, Inzynen Rok, waar ineê zy, in ’tgedrang, hem liepen,nbsp;Toen valienzeophemaan, en rukken hem ter neer,nbsp;Doorfchoten ’t Lichaam met hun vieren, keer op keer,nbsp;En hunne kogels zyn in ’c ingewant gevlogen.
’k Bekenne, ik zag het aan met ceder mededogen, Doch, kou geen hulpebién, of waren alle door,nbsp;Wyl ons de Burgerye in eene kring belloot, wen.nbsp;Destrokikaf, vermoeit van’tgruwelftuk te^anlchou-Maria.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wen
Myn’Ruwaartdusvermoort! wat oog kan zich oiithon-Vantranen! Ruwaart!,.Ach!. .ólieiHoosmoorcgefpaa! Vervloekte Burgery! vermoortge dus myn’ Man!
Ach! myn’ Staads Martelaar,’kzou my te vreden (lellen, Indien de feis des doots u had ter néér doen vellen ,nbsp;Natuur’lyk op uw bed. Maar, dus te zyn vermoordnbsp;Als waartge ecn’fchellem! is een’ gruwel, noit gehoort.nbsp;W endel A,
MynZufter, ’t is vergeefs te Horten bitt’re klagtea. Prins, Iaat’ de Ly ken op de ftraten niet vernachten,
Zyn Hooghele geef verlof, en zend ’er zyne wacht, Opdaeze worden in hun eigen haisgebragt.
OranJe.
Ik-Ra ’t u toe, Mevrouwe, en zalu halp bezorgen,
ZEVENDE TONEEL. Oranje, Maria, Wendela, he Gedepu-teerde NS, Fiscaal, Procureurnbsp;Generaal, Geweldiger.
Procureur Genep.aal. gen, t Vertoef, Mevrouwen,llel, voor’tininlt,dit uit to'tmor-' De Razeniveuzyn noch woedende op dc been’.
70 DE BROEDER-MOORDT VAN Mishand'len, vao uw Mans, ouraenfchelyk deLeén;
Wen DELA.
Is noch de Tyranny niet ademloos gelopen?
Heeft zy, tot walgens toe, geen bloets genoeg gezopen? Of reft ’er, dat zy ’t vlcefch vertecrc in haarcn balg ?
Procüreup^ Generaal.
De Lyken hangen naait elkander aan de Galg. Oranje.
Wat zegtgy!
Procureur Generaal.
Ja, my n’ Heer, ’t gaat fchier ’t geloof te boven, De verre Na-Neefzal ’t nauw durreven geloven , kentnbsp;Veel min in’t Oolteen ’c Welt,daar’t Hollants bloet be-Zy, voorzachczinnii]!, niet wreedaardig, afgewentnbsp;Van Tyrannye en Moort, ten allen tydt gebleken,nbsp;Ivüet driftig om zich zelf van ’t ongelyk te wreken.nbsp;Ten zy men al te lang’hem trappen durve op’chart.nbsp;En dus, door terr’gen, tot de wraake word gefart.nbsp;A'laar, zulk een gru weldaat wy noit i n Hollaut hoorden.nbsp;Dus is het toegegaan. Toen ’t volk hielt op, van moorden.nbsp;Trok al de Burgery, van haare poften af;
De doode Lichaaros men aan ’t Grauw ten befte gaf, ’t Sprong op de Lyken, en het traptenze met voeten;nbsp;Scheurde af dekled’ren, om hun’lult met hen te boeten;nbsp;Het bondt hun benen valt met Lonten aan elkaar,
En flceptcnze verwoed, met dollemans gebaar,
De ftraten open neêr, dus lang, tot datze kwamen Op ’t galgen velt, en ’t Grauw de Lichaams aauftonts namen ,
En hingcnzeaan de Wip, de Hoofden nederwaars, Aan hunne voeten , gaiilch affchuuwelyk ; barbaars;
Dewyl al hun gewaat was, van het lyf gereten,
Dus uaakt, heeft ’twoedent Grauw, aisdol, in ’t vleefch gebeten;
Ja , boorden Heer Joan zyne oogcn uit het hooft;
En fneed zyne ooren af; de ving’rcu, afgeklooft.
Ver-
-ocr page 79-KORNELIS en JOAN DE WIT. 71
Verkochtme, enzyiie tong wierde uit den hals gewrongen;
Zelfs ’t manuelyke Lid, tot fchand voor oud’en jongen, Wierd van hun Lichaams afgerukt; men fneed de Borrt,nbsp;En Buik toen op, en ’c hart, waar na de wreetheit dorlt’,nbsp;Wierd lillende uitgerukt, metaU’hunne ingewanden .nbsp;Die ’t Grauw rerfcheurden met zyn handen, en zyn tan-Ja, beten in het Hart en Long van Jan de Wit. den,nbsp;{ Die niet en had, kocht van een’ ander eenig Lid._)nbsp;Dushangenzeaan de Wip, als opgefparde zwynen,nbsp;Joanwachoger, dan zyn’Broeder, omtefchynen,nbsp;Alsofhy,(voorfpraakzyndeinHollantsbredenRaadt,)nbsp;DoorLantverradery, gepleegt had grooter kwaat,nbsp;Dan zynen Broeder, die, in ’t flepen, ’t hooft noch lichte.nbsp;Zo veel hy kon, van de aard. affchuw’lyk was’t gezichte.nbsp;Dus droevig is het eind der Broederen geweelt.nbsp;Maria.
Ten zy de Hemel niet in tydts die wond geneed,
En myne ziel verkwikt met zyn genade draaien,
Zal ik, met myn’Gemaal, in’t kort tengvaavedalen. Wendela.
Ach! ’tisonmoog’Iykdatzulksflytedoorden''ydt;
’k Begeergeen Leven , wylik ben myn’ t£ga kwyt. Maar, zal men ftraffeloos, zulk eeue boosheit plegen?nbsp;F I SC AA c.
Menzal, met rypberaad, hetfchelm(tukoverwegen, Maar, vat men eenige der Burgers by den kop,
E)e ganfche Burgery zal, tegens ons, flaan op,
En dwingen, om aan hen de fchuld’gen weêr te geven. Ook zyn, met hunne draf, uw Mannen niet in’t leven ,nbsp;Des dunkt my’t bed te zyn, datdeezen gruwel moort.nbsp;Men laat bederven, en in dike word gefmoort.nbsp;Oranje.
Maar, Heer Fifcaal, ik heb de ruitery gezonden,
I othun befcherming’, zeg, waaromme wederdonden, ^y niet de Burgery , cu redd’ hen uit haar hant.?
Fiscaal,
-ocr page 80-72
Men had twee derde van den hoopgeftuurt van kant; Men ftroide een valfch gerucht, de Boeren wildeanbsp;plond’ren
Ganfch Schravenhage, en datze al kwamen op ons dond’ren,
Des wierd twee delen van de Ruitcry geftelt,
Dicht by de brugge van het Scheveninger velt,
Om daar, dus gaf men voor, de Boeren te beletten , Dat zy in Schravenhaag geen voeten zoude zetten.nbsp;En’tov’rig derde deel kon ’t woede niet weêrRaan.nbsp;Maria.
Hoekrygtmeop ’tveiliglfe, de Lyken daar vandaan? Oranje.
Menw’acht tot in den nacht, omveiligzeaf tehalen. Wanneer het vollek van de ftraten is, om ’t fmalennbsp;Niet aan te horen, van het onbezonnen Grauw;
’t Zou licht verhind’ren’t werk, om, doorzynwreede klauw,
Al ’t oviige overfchot der Witten te vernielen. Indien de rompen wéér in zyne handen vielen.nbsp;Menzalze brengen,enop’tfpoedigfte(36^inuw huis.nbsp;Wend EL A.
Rampzalig lotgeval! ó al te deer’lyk kruis!
Fl SCAAL.
Zyfpieg’len zich, die’tRoervan HollantsStaatsfchip Itieren,
Aan ’tLot der Witten, om te Reven, cute Vieren.
(36)’s Nachts, ten 2 uuren, wierden de Lyken afge-nomen van de Wip, in ftilte begraven, en hunne Wapens, die in deNieuvve Kerk waren opgehangen, vanhetGrauwnbsp;algeuikt, aan ftukken geflagen, en ganfch vcrbryzelt.