.lt;y'?
j.eJloU^, ' nbsp;nbsp;nbsp;I
-ocr page 4-ö^.-As..'
JUFFER
DOOR
Den Tweeden Druh
Tc AMSTERDAM,
BydeErfg.Van J: LeSCAiLJE en Dirk Rank, op de Beiirsfluis, 1720.
Met Privilegie.
-ocr page 6- -ocr page 7-Van de
E Sraten van Holland ende Weftvriefland doen te weten , alfooons vertoont is by de Regenten van het Burger Wees-huisende Oude Mannenhuis der Stad Amrterdam, en, indienbsp;Sualiteyt, te famen eygenaars, mitsgaders Regenten van dennbsp;Schonburg aldaar , datfy^ Supplianten .federreenigejaren hebbende gejouiflèert van onfen Odtroye of Privilegie van dato 2rnbsp;Maiiöpp. waar by wy aan hen Supplianten, in hun qualiteyt hadden gelieven te confenteren, accorderen ende Odtroyeren, dat fy,nbsp;gedurende den tyd van vyftieneerft achter een volgende J aren, denbsp;Wetcken, die doenmaals ten diende van hetTooneel reets gedrukt waren, ende, van tyd tot tyd . nog vorder in het ligt gebracht, ende ten Tooneelegevoert fondewerden , alleen fouJenbsp;mogen drukken, doen drukken , uyrgeven ende verkopen, nunbsp;ondervonden, datdejaren, by het voorgemelde ons Oftroy ofnbsp;Privilegie genaarat, op den 21 dezer Maand Mal was komen tenbsp;expireren; ende dewyl de Supplianten ten meelfendienlte van denbsp;Schnuburg, ( waar van hunne refpeidive Godshuyfen onder anrnbsp;dere mede moeiten werden gefubcenteerr, ) de voorgemeldenbsp;erken, foo vanTreurfpellen, Blyfpellen. Kluchten ^aUanders,nbsp;die reets gedrukt, en ten Tooneele gevoert waaien, of in hetnbsp;toekomende gedrukt, en ten Tooneele gevoert foude mogennbsp;J^erden , geerne alleen , gelykvoorheenen , fouden bly ven drukpan , doen drukken, uyrgevenen verkopen, ten eynde de felvenbsp;Werken.door het nadrukken van andere, haar luyfter, lbo in raai,nbsp;alsfpelkonft, nietmogten komen te veiiiefen , dug dat fulksaannbsp;hen Supplianten , na de expiratie van het bovengemelde ons Oc-’’’^y; enluiks na den 21 Maideezesjaars 1714. niet gepcrmir-^®rt foude wefen, foo vonden (y Supplianten hun genootfaaktnbsp;quot;gtekeerentotons, onderdania verfoekende, dat wy aan hennbsp;I uppliauren, in hare bovengemelde qualiteyt, geliefden re ver-
eenen prolongatie van het voorfz. Octroy of Privilegie , oinrae ^voorfz. Werken, foo vanTrenrlpcilen,Blylpellen, Kluchteijnbsp;A 2,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aila
-ocr page 8-a^s andere, reefs gemaakt en ten Tooneele gevoert, en als nog in hetligtrebrengen endetenTooneele te voeren, den tyd vannbsp;vyftieneerft achter een volgende Jaren, alleen te mogen drukken en verkopen , of te doen drukken en verkopen , met verbod aan allen andere op feekere hoge penen, by ons daar tegennbsp;te ftatneeren incommuni forma; So is'tdat wy defaacke, endenbsp;’t voorfz. verloek overgenierkt hebbende, en Je genegen wefen-de , ter bede van de Supplianten, iiyc onfe rechte wetenfchap,nbsp;Souverainemagtenauthoriteyt, defelve Supplianten geconfen-teert, geaccordeert ende geodtroyeert hebben , conlenteren ,nbsp;acc.irderen ende odtroyeren, haar by deezen, dat fy, geduu-rende den tyd van vyfiien eerft agter een volgende jaaren danbsp;voorfz. Werken , foo van Treurfpellen, Blyfpellen , Kluchtennbsp;als andere, reets gemaakt ende tenTüOtieele gevoett, en als nognbsp;in het fichr te brengen, ende ren Tooneele te voeren; binnen denbsp;voorfz onze Landen alleen fullen, by continuatie , mogennbsp;drukken, doen drukken, uytgeven en verkopen, verbiedende daarom allen en een ygelyk , de voorfz. Werken, in ’r geheel ofte ten deele, naar te drukken, ofte, elders naargedrukr,nbsp;binnen den felven onfen Lande te brengen, uyt re geven, oftenbsp;verkopen, op de verbeurte van alle de naargedrukte, ingebrag.nbsp;te, ofte verkogte exemplaren, ende een boere van drie honderd guldens, daarenboven, te verbeuren, te appliceren eennbsp;darde part voor den Officier, die de calangiedoenfal, een darde part voor den Armen der Plaatfen daar ’t cafus voorvallen fal,nbsp;ende het refterende darde part voor de Supplianten, alles innbsp;dien verltande, dat wy de Supplianten met defen onfen Oc-troye alleen willende gratificeren tot verhoedinge van harenbsp;fchade door het nadtukken van de voorfz. Wercken, daarnbsp;door in genigen ilecle verlfaan den inhoude van dien te autho-rifeien , ofte teadvouéren , ende, veel min defelve onderonfenbsp;Prorexie ende befchenninge eenigh meerder credit, aanllen,nbsp;of reputatie te geven , ncniaar de Supplianten in cas daar innenbsp;iets onbehoorlyks O ude iuflueren, alle het felve tot harennbsp;lade fullen gehoiuten wefen te verantwoorden , tot dien eyn-de wel expreflelyk hegeerende, dat by aldien fy defe onfennbsp;0£troye, voor de voorfz, Wercken fullen willen ftellen ,nbsp;daar van geen geabbrevieerdc ofte gecontraheerde menrie fullen mogen maken, nemasr gehouden fullen wefen het felvenbsp;OtSroy in 't geheel, en fonder eenige Omifl'ie, daar voor tenbsp;drukken, ofre te doen drukken, ende dat fy gehouden fullen fvn een exemplaar van de vooil'z. Wercken, gebondennbsp;en wel geconditioneert, te brengen in de Bibliotheecq vannbsp;onfe Univerfiteyt rot Leyden, ende daar van behoorlyk te
doen
-ocr page 9-doen hlyken, alles op pene van het eiFedl van dien te verlie-fen, ende ten eynde de Supplianten defen onfen Ofttoye en-de confente mogen genieten als naar behooren, lallen wy allen ende een ygelyk , die 't aangaan mag, dat fydeSupplian-ten van den inhoude van defen doen laten ende gedogen. lullelyk . vredelyk , ende volkomentlyk genieten ende gebmy-ken, ceflerende alle belet ter contrarie gedaan. Gedaan innbsp;den Hage , onder onfen grote Zegele, hier aan doen hangen opnbsp;den drie en twintigften Mai, in’t Jaar onfes Heer en Zaligmakers , feveutien honderd en veeitien.
Ter ordonnantie van de Staten
De Regenten van ’t Wees- en Oude Mannenhuis hebben gt; in haar voorfz. qualiteit, het lecht van deeze Privilegie voornbsp;de JUFPER KAPITEIN, BLYSPEL, vergundnbsp;aan de Erfg. van J.Lescaiije en Dirk Rank. ¦
In Amjieldam, den \6Maart, lyzo.
Q UIR Y N, Oom en Voochd van Karei. Juffer Quiryn, ^ouw van Quiryn.nbsp;LucinDE, Minnaares van Karet.
K A R E L, Minnaar Angelika, Nicht )gt;vanLudnde.
I
Katrtn, Meid J PetiTSJAN, Sergant.
Het quot;Tooneel is in s'Gravenhaage, in en omtrent het Huis van Lucinde.
-ocr page 11-D E
JUFFER
Angelika, Lucxnde.
Angelika.
I ja, myn vader is na Amfterdam gerecn;
, Des ben ik meelter van iny zelf en moer alleen. En meenme een dag,of twee by u te diverteeren.nbsp;Lu C INDE.
Nicht, uw gezelfchap zal my op het hooglt vereeren. Myn Broer, den Kapitein, verwacht ik uit het veld.nbsp;Angelika.
Een j ufter kan zich, fchoon haar geen Galant verzelt, Wel IHl vermaakén. ’k meen myn hart braafop te haaiennbsp;Met Spel, met Operaas, Kommediën en Baaien.
Gy hebtmy nimmer zo verheugt van geeft gezien.
Maar ’k denk de Kapitein, uw Broer, die zal miftfchicn... Lucinde.
O! Nicht, myn Broeder,daar hebt gy niet voor te vreezen: Die ’s jong en lullig en wil zeft-graag vrolyk weezen.
Hy is, (en ftaat daar voor in ’t leger ook bekent)
De welluft en ’t vermaak van ’t ganfcheregiment. Angelika.
’k Meen, dat u Karei ook wel op zal komen wachten.. Lucinde.
Dat weet ik niet; ofhy moeit nauw byzyn trachten. Angelika.
Hoor,’k weet dat hy u mint; des veins niet meer voor my:
A 4 nbsp;nbsp;nbsp;ik
-ocr page 12-DE JUFFER KAPITEIN,
Ik heb al over lang gemerkt uw vryery.
Luginde.
’k Wil niet ontkennen, dat my Karei kan behaagen,
Dat hy my overlang lyn hart heeft opgedraagen;
Maar zynes Vaders Broer, die Voochd is over hem,
Wil tot dit huwelyk niet geven zynen Item.
Angelika.
Ha! ha! die vryer xal mitichien te geldig wexen. Lucinde.
’t Schort daar niet aan; xo ik niets anders had te vrexen, Zag ik ons huwlyk klaar; neen, k is de xaak niet, Nicht;nbsp;Zo ik het xeggen xal; ik weufchte in xyn gexichtnbsp;Wat haat’Iyker te xyn.
Angelika. nbsp;nbsp;nbsp;v
N a ’k merk, aan uwe reden,
Zo mint hy u.
Lucinde.
’k Word van dien Grysaart aangebeden.
Hy volgt my overal, waar dat ik ga, of Itaa.
Angelika.
Ken ik dien Drasbroek niet? wie is’t? waar lykthyna? Lucinde.
O ! ’t is een miffelyk poltuur! een gryn der grynen, 'Brutaal van opxicht en affchuwelyk van mynen.
A N G E L i K
Kent gy xyn naam niet ?
Lucinde.
]a,laatxien — Monfieur Quiryn. Angelika.
Ik ken hem niet. k Móet al een aardig minnaar xyn.
Hoe oud is hy?
Lucinde.
Omtrent de vyfenxeftig jaaren. Angelika.
Dat is een Bruidegom, bequaam, om meê te paaren j Inzonderheid als hy wat klay heeft aan den kloet,
Engy, naxynendood, blyft ink bezit van k goed.
Lu-
-ocr page 13-BLYSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;9
Luc INDE.
'HOie Druipneus is getrouwd.
Angelika.
Getrouwd ? dat lykt wel fcheeren; En gy , gy laat dat, Nicht, zo ongemerkt pafleeren !*nbsp;Lucinde.
Wat meer is, hy heeft lelf een fchoone jonge Vrouw. Angelika.
Ik zweer u, dat ik hem dit wel uitpeep’ren zou,
Dien, ouden Saggelaar! en wilt gy ’t met my waagen:
’k Zal maaken, dat ge in ’t kort word van dien Gryns ont-flagep.
Lucinde.
’kZei, zo het Kareis Oom en Voochd niet was, fiat: Maar’k vrees, zo gy hem in het minlt beleedigt, datnbsp;Hy ’t wederom op my en Karei zoude wreek en.
En poogen tuflTchen ons een ftok in ’t wiel te fteeken.
Daar by moet Karei, alshyfterft, al’t geld en goed... : A N G E LI K A.
O! d'oude platvoet zal niet weeten, datgy’tdoet. Lucinde.
N iet weeten ? Op wat wys woud gy dat toch beginnen ? Angelika.
Hoor, maCouzine, daar fchietmy een lift te binnen. Hebt gy niet aan uw huis een regiment rok vannbsp;O w bro^r, die ik, als Paay hier konit, aaptrekken kan,nbsp;Met een gepluimde hoed ?
Lucinde.
Angelika.
En ook een degen? Lucinde.
Ja, al wat gy begeert.
Angelika.
Dan ben ik niet verlegen.
’k Zal u van d’oude Nar alleenig nietontflaan,
Maar maaken, dat hy zelf uw hu wlyk toe zal ftaan.
A f nbsp;nbsp;nbsp;’kZal
-ocr page 14-lo DE JUFFER KAPITEIN,
’k Zal u een klucht.. maar ik zie Karei gins verfchynen. Die arme vryer flaat van liefde haalt aan ’tquynen.
TWEEDE TOONEEL.'
P
AngelikA; Lucinde, Karel.
H nbsp;nbsp;nbsp;Luc IN DE.
oe. Karei? waarom ziet gy zo bedroeft van geelt? Karel.
Kan ik, daar ik dus lang gehoopt heb en gcvreell Op uw Heer Broeders komlt, met reen wel vrolyk wee-zen?
’k Zie me, op zyn komlt, ten top van myn geluk gerezen, Of in een jammerpoel van rampen neérgeltort;
Dewyl ’t hangt aan zyn Item, dat gy de my ne word,
Of dat ik eeuwig van uw fchoonheid blyf verlleeken. Lucinde.
’k Weet niet, wat hem belet. De dag is al vcrllreeken, Dat hy gefchreven had, te komen uit het veld;
Daar moet iets zyn, het welk zyn reis heelt uit geltelt.
Angelika. nbsp;nbsp;nbsp;(ven.
Een kleene onpalT’lykheid doet hem milTchien daar bly-Lucinde.
Dat kan wel weezen: maar hy zou my dat wel fchryven. ’k Geloof eer, dat hy op kommande is uit gegaan,
Dat hy zal komen, als die order is voldaan.
DERDE TOONEEL. Angelika, Lucinde, Karel, Katryn.
GK a r R Y N.
oc tyng; het zei nu met je beijen haalt gel ukken. Ikvoei reeds, dat myn hart van blydfchap danltopkruk-Karel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ken.
Mevrouw, uw Broeder zal gewis gekomen zyn. Lucinde, tege»s Katryn.
Is ’t waar ?
Katryn.
Neen.
Lu-
-ocr page 15-Lucinde.
W at j aagt u dan herrewaards, Katryn
K A T R Y N.
’¦t Is daar, of daar omtrent, ’k Ben uit myn aam geloopen. Karel.
Ten minde hebt gy van hem ty ding, wil ik hoopen. Katryn.
Ik? in het minde niet; ’k weet niet eens, waar hy is.
An g e LI k a.
Zy lacht zo wit: het zal wat goeds zyn; dat s’gewis. Katryn.
Hoor, Petitsjan is zo hier in de Stad gekomen.
Karel.
Weg, weg, wat legt gy hier van Petitsjan te droomen ? Lucinde.
Dat is een knecht geweed van myne Broeder, die Hy heeft Sersjant gemaakt in zyne kompagnie.
Karel.
’k Begin, dewyl uw Broer niet met hem komt; te vreezen. Dat onze zaak, Mevrouw, hem zal vergeeten weezen.nbsp;Lucinde.
Kom,laat ons Petitsjan... maar daar ’s hy zelf,myn Heer VIERDE TOONEEL.nbsp;Angelika , Lucinde , Karel , Katryn , Petitsjan.
H nbsp;nbsp;nbsp;Petitsjan.
A, Serviteur, Nosdam, Avousaudi Compeer. Angelika.
Dat is een raare groet!
Petitsjan.
Ik preng joute nouvelle
Van jou liefproer.
Lucinde.
Is hy gezond ?
Petitsjan.
Ja, madmoifelle.
Zy is gezond, gelyktevies, enkoeraasjeu.
lek
-ocr page 16-12 DE JUFFER KAPITEIN, lekkorrtfoorafmetzynbagage; maar, morbleu,
Die foutu weg fiel my lo difficiel in Flander.
Dat ik, met myn mulct, moeft tien taak na malkander Marsjeer, eer iek hier quam; entattoet, parmafoy,nbsp;Tiehondsfoot van een foolk fan d’art’lery Angloys.nbsp;Mon Kapitaen, die ook d’armeê ftaat te quiteeren,
Zal, alstetuvele, optierekelepelleren.
Lu C INDE.
Ik dacht, dat myne Broer onpalPlyk was; wylhy Al lang gefchreeven had, te komen hier by my.
P E T I T S j A N.
OnpalTelyk? Qerny, fetrinktgelykdeknunnik Sewordfofet, als een meftfark, ofkloolierinunnik.
Se tronk, fe tronk onlangs noch een boutelje, of twee, De fort bon Sjampanjart, a voftre fantee.
Luci nde.
Ik zie ook, dat hy noch heel wel is, aanzynfchryven. Maar meent gy tot zyn komll hier in den Haag te blyven ?nbsp;Pet ITS JAN.
O! point du tout, nosdam, iek plyfmaartwie trie taak, lek kom, om de rekru te haaien uit te Haak,
Maar eer dat iek marcheer, meen iek met d’oud bekente Braaf’t hart te laaf, en mooy te Ipeul alegremente.
L U C I NDE.
Hy fchryft zyn komft wel; maar ftelt geen precyzen dag. Zeg, wanneer meent gy, dat ik hem verwachten mag?nbsp;Petitsjan.
Wanneer, nosdam? zo dra de monfterkommilTaire Heb te revu getaan. Wel twintik militaire,
Zo wel de Kapitaen, als Luitenan en Faan,
Heb van de Kolonel verlof, na heus te gaan. je proer fal arriveer, eer fes taak zyn verloopen.nbsp;Karet.
Zo zal ik haaft het end zien van myn vrees en hoopen.
L u CI N D E , tegens Karei.
Maar hebt ge, omtrent uw Oom, al uwe plicht voldaan ? Hebt ge uwe aanftaande trouw aan hem wel doen ver-Itaan ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hy
-ocr page 17-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;13
Hy is uw Voochd; gy lyt ïyn erfgenaam: de rede Vereifcht die billykheid; gelyk uw intreft mede.
Karel.
Mevrouw, ik heb myn Oom in ’t minft van myne min Noch niet bekent gemaakt. Maar ik weet wel, dat hy innbsp;Die ed’le keur my niet zal poogen te weerftreeven,
Noch wraaken, dat ik u heb myne hand gegeeven.
F E T I T S J A N.
Se fou van nu tot mork wel famcn diskoereer.
Bonsjour, Kato, bonsjour,’k ga, om de keel te fineer. Katryn.
Bonfoers, men Heer Scharjant.
Pet ITS JAN.
’k Ga in te trie kornetten Een hallefpint rozool op jou gefontheid zetten.
Katryn.
Dat moet fe wel bekom.
L u C I N D E.
Ga, volg hem na, Katryn:
En fchenk hem aan ons huis een brave roemer wyn.
K A T R Y .N. nbsp;nbsp;nbsp;( ken.
’k Weet niet, of ik hem tuis alleen wel wyn durf fchen-DeSoljerszynhaaftophaarpaerdje, moetjedenken:
’t Is zulk een bul bak van een vent: voormy, ’k ben bang; Hy mogt my ééns....
Lucinbe.
Ik zeg, ga heen, en talm niet lang,
VYFDE TOONEEL. Lucinbe, Angelika, Karel.
Ha N G E L I K A.
Oud hem wat op, Katryn; ’k zal aanftonds by u komen. nbsp;nbsp;nbsp;Tegens Lucinde.
Nu zal ik paay Quiryn doen van den drommel droomen. Die Waal komt recht ter fnee: dat volk valt ftout en fterk;nbsp;Hy zal de ziel zyn van de klucht, de kracht van ’t werk.
Tegens Kard.
14 DE JUFFER KAPITEIN,,
Gy zegt, myn Heer, dat gy uw Oom niet hebt te vreezen; Dat hy u , in uw keur, niet zal ongunllig weezcn:
Maar zond gy zelf niet heel verwondert liaan, indien Ge een medeminnaar in uw Ooih cens quaam te zien ?nbsp;Karel.
Een medeminnaar in myn Oom, die reeds zo oud is,
En daarenboven met een fraaije vrouw getrouwt is ?
Hoe kan zulks mooglyk zyn ?
Angelika.
’tis, als u werd gezegt.
Maar hoor, wy hebben met malkander overlegt, Omd’amoureulè Paay een raare pots te Ipeelen;
En, om dit kluchtfpel in zyn order te verdeelen, Möetzelfs zyn vrouw hierin een Hoofdrol hebben.Spocdnbsp;U aanltonds na haar huis, en zeg haar, dat zy moetnbsp;Voor’t donker hier zyn; maar verhaal met eendereden.nbsp;Waarom datzy____
Karel.
’k Zie, dat hyzelfs komt herwaard treden. Angelika.
Gy hebt myn meening wel ten naaften by verftaan.
Laat hem niets blykeii; maar zwyg Itii; zo zal ’twel gaali. K A R E L.
Zyt daar geruft op: ’k zal me in alles naar uvlyen;
Zo ’t flegts tot voordeel van myn liefde kan gedyen.
ZESDE TOONEEL. Quiryn, Karel.
WQuIR YN.
El, jonker jeuk ezak, hoezietgyzobedeeft?
Of hebt gy erregens weer in de klem geweeft gt;
En met een pafledies, by’t ramm’len van den horeri,
Of kinkenovet j e u w pekuneiarn verlooren ?
Karel.
Gans niet.
Quiryn.
Of hebbenze u met lanterlu gekraakt ?
IJquot;
Karel.
Neen, Oom, in’t minde niet.
Qu i R Y N.
Of hebt gy getresjaakt ? Karel.
Neen, ook niet.
Quiryn,
Of gefpeelt belbruidof bankfaloetje.^ Karel,
Geenfihs.
Quiryn.
Of la bafette ?
Karel.
Ook niet.
Quiry N.
Of een vatoetje.^
Want daar moet zeker u iets leggen op ’t gemoed,
Het welk uw bly gezigt zo eklipfeeren doet.
Karel. nbsp;nbsp;nbsp;(gert.
Neen, Oom, myn hart word door een and’re drift bewo-De zucht tot Ipeelen heeft op my geen meer vermoogen: Dewy I de hartstocht van een onbefprooken min,
Het fpel geheelyk heeft gebannen uit myn zin Quiryn.
Wel, is het meug’lyk! zo verlaat gy Wyntje om Tryntje! En ’t dorllig hart word u meê jeukerig, Koezyntje fnbsp;Karel.
Oja, hethuwelykis’t, daar ik alleen na haak.
Zo u het voorwerp, daar ik om in liefde blaak,
Bekent was, gy zoud u____
Quiryn.
Ik wil het wel gelooven:
Haar fchoonheidgaat de roos en lely ver re boven.
Maar, jonker, zoud ge niet veel beter doen, zogy U niet bemoeide met die malle zotterny ?
Gy zyt noch jong genoeg, dunkt my, om gek te weezen: Bemoei u zelf eer, met een leerzaam boek te kezen ,
Als
i6 DE JUFFER KAPITEIN,
Als u 20 blind’lings te verhangen in die ftrik.
Zogy hetHuwlykindegrond, 20-wel, als ik, Doorzocht had, o! gy zond dan zelf ook wel bekennen,nbsp;Dat al, die zich aan ’t wyf verbinden, narren bennen.
Ik heb ’er een; maar ’k raa u, datge u daar voor wacht. Een koekkoek, dunktme ook, is genoeg in een geflacht.nbsp;Karel.
Gy hebt geen reden, Oom, om Moei verdacht te houwen. Q U I R Y N.
Dat zy 20. Ik zou geen Penelope vertrouwen.
Karel. nbsp;nbsp;nbsp;(min,
Voor my, ’k vrees daar niet voor; wy 1 ’t voorwerp, dat ik Zoeerbaaris, alsfchoon. Maar wyliku hier in,nbsp;AlsVoochd, vannoodenheb, docht my’t myn plicht tenbsp;Quiryn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(wezen....
’kWeet, wat gy meent: ik kan het uit uw oogen kezen ï Gywilt, dat ik, alsVoochd, of aars, als Koppelaar jnbsp;Vanuwentwegen, eens zou ipreeken met de Vaar.
W el raade ik ’t niet ?
Karel.
Zy heeft geen Vader in het leven; Maar wel een Broeder, dieuit Vlaand’ren heeftgefchre-Dathy in korten tyd hier in den Haag zal zyn. (ven,nbsp;En wyl ’t een Juffer is, ( gelyk myn Oom Quirynnbsp;Zelfs kan verneemen ) die, om haar verftand en zeden,nbsp;En fchoonheid, niet alleen is waardig aangebedennbsp;Te werden, maar ook is verzien van geld en goed,
Zou ’k u verzoeken, datge my de vrindfehap doet,
Van haaren Broeder eens....
Quiryn.
Ik weet, wat gywilt zeggen. Daar ’s geld; zo had gy weer wat op het bord te leggen.nbsp;Maar nu, ik laat dat daar, en zetubeitelaam.
Waar woont dat Meisje ? zeg my eens, hoe is haar naara Karel.
Lucinde.
Quiryn, Jiil ter zyde.
Och! wat ik hoor! hoe is haar naam? Lucinde?
Ka-
-ocr page 21-B L Y S P E K Karel.
Q U1 R Y N, /lü.
f7
Ja, Oom.
Och! och! dat is waatachtig mytibeminde. Lïicinde, Ycgt ge ? wel! jou gat itaat wel na haar! (kaar.nbsp;Nu liegt het fpreekwoord;daar ’s geen paar, of’t lykt mal-pie juffer moeH: al heel belaft tot trouwen weezen;nbsp;liet zich aêrs door zulk een Drasbroek niet beleezen.nbsp;Karel.
Maar is ’t een Vryer niet geooreloft, dat hy.
Staat na iets groots ? ftaat hem, dunkt u, die keur niet vryr Quiryn.
Welja; maar dit’s bedrog, dat ieder moet verfoeijenl Voor my, ik meen my met de zaak niet te bemoeijen.
’t Is waar, dat gy hier wel den Adel wat braveert,
En, alseenKavaIjier, geacht werd en geëert: ,
Dewy i ge u zelf zo wat weet voor te doen op Baaien,
En aan de meisjes zo wat fprookjes kunt vérhaalen:
Maar wat zyt ge anders, als de zoon eens Prokureurs, pie al het erfgoed van zyn Vaar draagt in zyn beurs,
L-n die onmooglyk zulk een grooten ftaat kan voeren Had hy de kunft niet van den elleboog te roeren.nbsp;ZEVENDE TOONEEL.nbsp;Quiryn, Juffer Quiryn, KareL.
HJufffrQoiRyn.
Oe, Hartjelief, vind ik u hier?
Quiryn.
Gelykgyziet.
^ nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Joffer Quiryn.
EnmetKoezyn?
Quiryn.
Vertrouwt ge uw eigen oogen niet r
Wi- ¦» Juffer Quiryn.
welja. Maar Waar gaat gy toch heene, met u beiden?
1 nbsp;nbsp;nbsp;Quiryn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
Daar hy gaat, weet ik niet: ik ga, daar ’k ben befcheiden.
„ nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Juffer Quiryn-
Qui-
/.o op den avond ? ’t is geen hallef uur meer licht.
B
-ocr page 22-I
Qu I R Y N
Dan ial de ïon my niet Iterk fchynen in’t gexicht.
J UPPER Quiryn.
Men heeft een heer noch left de hoed en pruik ontnomen. Quiryn.
Die heer is daar dan vry wat kaaltjes afgekomen. Juffer Quiryn.
Gy mogt een ongeluk ineê krygen langs de ftraat.
Q U I R Y N.
Die daar voor vreeft, is’theft, dat hy na huis toe gaat. Juffer Quiryn.
Daar loopt veel ruigt langs ftraat.
Quiryn.
Het ruigt zal my niet fteelen, Juffer Quiryn.
Maar als gy word gequetft ?
Quiryn.
De Barrebier zal ’t heden. Juffer Quiryn,
Maar, allerlicffteMan —
Q V I R Y N.
Maar, allerlieffteWyf,
Ik zeg u, dat gy zyt een laftig tydverdryf,
Dewyl gy u altyd bemoeijen wilt met zaaken,
Die u niet aangaan, noch de wy ven geenlins raaken. Juffer Quiryn.
Datdoet, Quiryntje, dat menu zo weinig ziet.
Quir Y N.
Penelope zag in tien jaar U lyffes niet.
J.r F F E R Quiryn.
’k Moet altyd thuis en —
Quiryn.
Daar zyt gy voor fcheep gekomen: Want ik, ik heb u voor myn huisvrouw aangenomen.nbsp;Juffer Quiryn
Gy zvt den heden dag meeft uit, en laatme alleen:
Ja, ’k zie geen menlchen, als de Meid, en anders geen
Qui-
-ocr page 23-A . nbsp;nbsp;nbsp;Qt' I W V N.
O! wilt menfcheii zien' zo ftoot uw venfter oopen Dan zultgy die, zoveelgy wilt, by Itraatzienloopen.
^dien gy had een vrouw, die, by gebrek haars mans, ^ich ging verlultigen met anderegalans,nbsp;op Kommcd^iè'n , of dartele Baictren,nbsp;pf op Koncertenvan Muzyk, ofSpeelfa'etten,
Ik meen, dat gy dan wel wat meerder by uw Vrouw ^oud bly ven; maar gy weet, dat ik u nooit ontrouw....
^ vat uw meening: ik kan ’t uit uwe ougen leezen:
^o ik geen Koekkoek ben, verdiende ik een te weezen.
Tegens Karei.
dunkt u? had ik geen gelyk, toen ik u vroeg,
Dt een Kornoetes in een Ham niet was genoeg ?
^ ^ nbsp;nbsp;nbsp;Karel.
Dat ’s buiten my Oom.
Quiryn.
Weet gy niet, wat zy wil Zeggen ? Juffer Qiuryn.
weet dat. Hartje lief, zo av’rechts uit te leggen;
Maar ’k zeg.... nbsp;nbsp;nbsp;w
° nbsp;nbsp;nbsp;Quiryn.
_ nbsp;nbsp;nbsp;Ik lach met uw gezeg; dewyl die praat
Ruikt na den mutlaard, en niet op zyn kooten Haat.
Juffer Quiryn.
Denk, Hartjelief, dat ik...
Quiryn.
Ik lach met die möraalen..;. Juffer Quiryn.
Myneer____
Quiryn.
Wat eer ? leg my niet meer aan ’t hoofd te maaien. J offer Quiryn.
Indien____ nbsp;nbsp;nbsp;^
Quiryn.
Ei, rammel my niet meer; ikben’talmoê; En wilt gy talmen, talmvannutotmorjcntoe.
20 DE JUFFER KAPITEIN, ACHTSTETOONEEL.nbsp;Juffer Quiryn, Karel.
AJ U F F Ë R Qu I R Y N.
Ch! welk een vrouw kaïi die bejegening gedoogen! Nu ziet gy, Neef, wat wy op ’t hart eens mans vermogen,nbsp;Heel anders Ipreeken zy, zo lang zy vryers zyn:
Maar naauwlyks hebbeuze ons gewonnen door die fchyii En in het huwelyk getroont, naar hun begeeren,
Of doen die tedre liefde in heerlchappy verkeeren. Karel.
Weet, dat ik ruim zo vremd van hem bejegent ben. Maar ik geloof, dat ik daar de oorzaak wel van ken;
Zo hy zich niet vergreep met onbehoorlyk minnen,
Gy zoud, zo wel, als ik, wat meerder op hem winnen. Juffer Q u i r y n.
Wat wil dat zeggen, Neef? ik kan dit niet verflaan. Hoe, zou myn man zyn plicht zo ver te buiten gaan,
Dat hy na het bezit van anderen zou trachten ?
Ik kan die trouwloosheid van hem geenzins verwachten. Karel.
De liefde doet u ’t beft gevoelen van uw man;
Maar ik, Mevrouw, ik ben daar wel verzekert van. Juffer Quiryn.
Maar wat verzekering kunt gy my daar van geeven ?
’t;Is niet genoeg, dat hem die vlek word aangewreeven. Valt hy wat nors; hy ’s echter cerlyk.
Karel. Ja, infehyn; En zo gy van de zaak recht wilt verzekert zyn,
Zo ga eens met my by de aanminnige Lucinde,
Ofby Angelika, tweejufters, dieikvinde Zo kuifch, als fchoon te zyn; die zullen u in ’t kortnbsp;Wel zeggen , hoe gy door uw man bedrogen word.
Zy hebben my belaft, u dit bekent re maaken.
Gykunt, als’tubelieft, d’omftandigheidderzaaken zélf hooren uit heur mond.
Juffer Quiryn.
Zou hy my zo verraan! Wel aan, Koezyn, ik zal zo aanftonds met u gaan.
, JLinde tiUH hti eerjie Bedryf.
-ocr page 25-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;2.1
TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL.nbsp;Juffer Quiryn, Lucinde, Karel.
OJ UFFER Qui K VN.
Ja, Mevrouw, ik Hond als voor het hoofd geflageni: Maar toen myne oogen uwe aantrekk’lykheden zagen.,nbsp;En uw volmaakte deuchd, verwonderde ik my niet,
Dat gy zyn hart en ziel had onder uw gebied, p, .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lucinde.
Dus
En ik denk midlerwyl, hoe kan het mooglyk weezeii, Dat zulk een fchoonheid, zo volmaakt en uitgelcezen, •
trouw’loos van haar man in d’Echt verraaden werd I
Of dat
D
een ander deel kan hebben aan zyn liert. Karel.
ziet gy beide, welk een overgroot vermoogcn De Ichooneglans niet heeft van twee bctov’rcnde oogen.nbsp;Voor my, ik fchep vermaak in ’t hooren van uw reen,nbsp;Zoheus! zo kondig i enzo volbevalligbcên!
Maar wy 1 de tyd verbied daar verder van te fprccken,
En dat het uur van Oom zyn komtt haaft is verltrceken, Zo laat ons zien, ofzich uw Nicht al ueeft verkleed.nbsp;Maar daar ’s zy zelf: en tot onze aanllagalgereed.
W;
Ei
ant zy is atgerecht en Hout in alle dcelen.
) Zie hoe treed zy! als een dapper oorlogsheld. L U CINDE.
Zy Zal die hopmans rol, meen ik, heel konllig fpeelen ;
^Ja, ik zie’t, zeis metmynbroersSarsjantverzclt.
Nu zullen wy uw man dat fnoepen wei vcrleei en.
TWEEDE TOONEEL. .
¦Vngelika, gekleed ais een Kapitein, L U C I N D E , JufFerQuiryn,Karel,Petitsjan.
SA'tiGi.'LlKA^ blazende op een fluitje.
Ersjant.
Pet-i-tsjan.
MonCapitaen. ¦
Angelika.
Zartvüik nuhaall marsiccren? 13 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1'E-
-ocr page 26-ZZ DE JUFFER KAPITEIN, Petitstan.
Heer, daar manqueer noch een rekru.
A^IGEhlKA, tegens Karei.
Ha, Kavaljier,
Wat dunkt u, lyk ik niet een wakker officier?
Karel.
Ja! admirabel' fchoon
Angelika.
Engymeê, maCouzine,
Wat oordeelt gy van luyn polfcuur en bonne mine ? Lucinde.
Dat is weergadeloos
Angelika.
Ei, kyk. Is’taltcmaal
Niet zweemende na’t groots ? na ’t lier ? na ’t Marfiaal ? Lucinde.
O ja, tewonderlyk.
P E T I T s J A N.
Van minen en Vifage, Lyktzywel, parmafoi, die klein petite page,
Die, omd’intrkgd’amour, aan’thotgedisgratieert, Chagryn en defperaat na Malta Vojageert.
Angelika.
Monfieur Qiiiryn mag my wel om zyn keven fmeeken, Zo hy niet wil, d.it ik hem voort den hals zal breeken.
Tegens 'Juffer fjutryn.
Mevrouw, gy ^yt wel v.an onze aanllag onderricht ?
Ik hoop uw man in ’r kort te brengen tot zyn plicht ? Juffer Quiryn.
’¦k Weet alles en heb ook daar toe myn Item gegeeven. DERDE TOONEEL.
Angelika, gekleed als een Kapitein, Lucinde,
Juffer Quiryn,Karel ,PETiTsjAN,KATRyN.
O nbsp;nbsp;nbsp;Ka r ry n.
Jufrouw, Juffrouw!
LuC INDE.
Wel, hoe maakt gy zulk een leven ?
Ka-
-ocr page 27-L.
L Y S P E
K AT RY N.
Zou ’k niet ? daar komt Quiryn die faggelaar wéér aan. Gy had aan my belaft, op l'cliiidv/acht te gaan ftaan,
En, alshyquam, u voort daar kennis van te langen. Lucinde.
’t Is wel, Katryn, gy moet hem aan de deur onrfangen. Katryn
’t Is goed, Juffrouw; dat zal, gelyk het hoort gefchiên.
Juffer Quiryn.
Maar zo myn Man u kent.
Angeli ka.
Hy heeft my nooit gezien;
Noch Petitsjan vee! min.Maar zacht ia hoor hem Ipreken. Eoin, laateti wy ons in dit naaft vertrek vertfeeken.nbsp;VIERDE TOONEEL.
y n.
Ja, Katryn, ik brand van lietde, als k wee nt Zouzy ( gy weet wel hoe uw Juftfuuw is te moe Jnbsp;Ik vraag u dan . of zy my zou die eer vergonneii, ^ ^nbsp;Dat ik een oogenblik met haar zou Ipreeken ivonuen.
Katryn. _ nbsp;nbsp;nbsp;^
Hoe twyffelt gy daar aan' heeft ze u niet zelr nbsp;nbsp;nbsp;^
T e homrn 0-1.. h..o,. u,..-.. 5
Quiryn, Katr Qui B Y N.
‘ e komen O neennbsp;Eem
aan haar huis ? eifcht gy meer zekerheiU.
Quiryn nbsp;nbsp;nbsp;.
maar zeg, Katryn, bemind zymy ook weder.'' Katryn.
‘innen? ó ! myn Heer____
' Quiryn.
Welnu, vervolg. Katryn.
Zo teder,
wat behaaglyk in haar zin t Katryn.
Qt'IRYN.
Maarzeker, ben ik
Geen kleintje!
K A-
Quiryn. En mintze my ?
-ocr page 28-üja, zy fterft van min.
Qu 1 R Y N,
Dat Hartedie/je! Kaatje, ik moetje noch wat vraagen: Spreekt zy veel van me ?
K A T R Y N.
Zou zy niet! meed alle dagen.
’s Nachts wentelt zy zich qp het bed al heen en weer;
Zy zucht, zy kermt, dat ik geen oogenblik, mj n Heer, Daar van kan n*lkii.
Qui rI'K.
O! ’k beklaag dat Schaap der fchaapen! Hoor, als’tmy lukt, zal ik u beide wel doen flaapen.
Gy zult ons vriendfchap doen.
Ja, alles zal welgaan. Maar, Kaat, dewylmydoorLucindeistoegeilaan,nbsp;Dat ik mag onbefchroomt deze avond by haar komen,
' Zo neem de moeite eens —
Katryn.
O! ik had'die al genomen, Indien de Kapitein, myn Heer, niet by haar was.
Q u 1 R Y N.
Een Kapitein ? hoe droes, komt die by haar te pas ?
, Katryn.
Hy meent hier maar een dag, ot’veertien, teloosjeeren.
Loosjeeren ? o! ik zou daar wat de gek meéfeheeren: Mynsoordeels, isdatvooreen luftergeenfatfoen.nbsp;Katryn.
Het is haar Broer.
Quiryn.
Haar Broer! danmagzy het wel doen. Wat is het voor een man ?
Katryn
Hy is niet groot, maarkrégel; Hy knort en mort altyd; hyfteekt, gelykeenEgel,
Ook
-ocr page 29-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;2S
Ook ishy koeraasjeus, maar twiftziek en brutaal.
QUI K Y N.
O ! dat kanalje is heel gevaarly k altemaal.
’k Haatze, als de pelt.
K A T R Y N.
Hy fpreekt niet als van h ilzen breeken', Als hy recht boos is: en eenkaerel doodt te Iteekennbsp;Achthyzo veel, ofhy een hoen dekeel afin td:
Hy heeft’er acht, oftien gedood in korten t) d:
Maar ’k meen, hy zal ook aan een punt eens bly ven han-Quiryn. nbsp;nbsp;nbsp;(gen.
Hie Laberlotten, daar ’s niet veel mcê aan tc vangen: Indien hy my hier vond.. .
Ka T R Y N.
O: ’t was met u gedaan.
Q U I R Y N.
Hoor, Kaatje Hef, ikmeeneenltraatjenomtegaan.
Om in een kleen halfuur hier wederom te komen,
En zien eens, of hy dan zvn affcheid heeft genomen. Katkyn.
Woud gy vertrekken ? och! ik bid u, doe dat niet: Lucinde Iturf gewis, van hartzeer en verdriet.
QuiRYgt;t-
Het heeft geen nood.
Katryn.
Maar zo Lucinde komt te wceten.... Q U I R YN.
Zo my de Kapitein komt aan de want te Ipeeten,
Was ik ’er glad om koud.
K A T R y N.
O! daar is geen gevaar: Onthou u hier, zo lang tot hy vertrekt van haarnbsp;Gykuntu, alshykomt, wel in dien hoek verlteeken.nbsp;Houd u wat Itil, ’k zal haar diskoers zien af te breeken.
VYFDE TOO NEE L.
Q U I R Y N alleen.
It’s geen gekfcheeren; ’k ben hier deerlyk meê ge-bruit. nbsp;nbsp;nbsp;B ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hoe
-ocr page 30-26 DE JUFFER KAPITEIN,
Hoe ellements jeukt my die rimpelige huid!
Indien de Kapitein ons hier vond by malkandren,
Kon hy die Klucht wel in een Treurfpel doen verandren. Och! och 1 ik beef’: my dunkt, ik hoor daar wat gerucht;nbsp;’t Hart klopt my in het lyf. Bellis het, dat ik vlucht.
O neen; hy kon my in het uitgaan licht ontdekken.
Beft is het... JVl aar wat ben ik ook een gek der gekken! Heb ik geen Vrouw, die zelf is Ichoon en welgedaan ?nbsp;Ook deuchdely k ? wat port my tot die dwaasheid aan,nbsp;Dat ik, om met Lucinde een oogenblik te fpreeken,
My zelfzo reukeloos in zulk g.vaar ga Iteeken?
Maar wat maak ik my ook bekommert, buiten nood ? De droes! daar komt de vent; nu ben ik zeker dood.
Hier -vaU Quirya.
ZESDE TOONEEL. Lucinde, Qoiryn, Katrvn.
Ml n C I N D E.
YnHeer,hoegt;valtge doetgeuzeer?
Q u I R Y N.
Ja, maar een beetje.
Myn voet flipte uit, zo als ik danfte een klein bocrci.;tje. Maar zeg, de Kapitein , is hv al uit gegaan ?
L u C I NDt.
Hy fchryft een brief Katry n, ga wat op fchildwacht liaan. ZEVENDE TOONEEL.nbsp;Quiryn, Lucinde.
N nbsp;nbsp;nbsp;Lucinde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ven,
U ziet gy, door wat zucht ik t’uwaards werd gedre-En welk een groot vermaak my kan uw bvzvn geeven:
Wantuwverdienllen zynzodanig, dat de dood.....
Quiryn.
’k Heb geen verdienlten; maar uw goedheid is zeer groot. L'u Cl N DE.
Mag ik my vleijen, datge my hooit zult verlaaten ?
Gy antwoord niet.'
Qui-
-ocr page 31-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;%7
QuIRTN, omZ‘ Kde.
’t Is hier niet veilig, om te praaten.
L ' C t M D E.
Ach! de’ie Ililheid ipelt niv niet veel goeds.
Qu i R Y N.
Wat hert
Kan vrolyk weezen, als ’t door vrees gepynigt v/era ? ACHTSTE TOONEEL.nbsp;Quiryn, Lucinüe, Katryn.
K AT R Y N.
Ch ' bergje,bergje toch,mvn Heer,of’t geld je leven De Kapitein komt zich zo herwaards aan begeev eu.
Quiryn.
Die moeijelyke draak !
Katryn
Och laatje toch niet zien!
Of’k vrees, myn Heer, voor ’t mind, breekt hy j c nbsp;nbsp;nbsp;en
Quiryn. nbsp;nbsp;nbsp;(bien;
Ja, kom maar, gaan wy, Kaat, waar zal ik my verlleeken? Katryn.
Daar in, myn Heer, daar in; och' repje, felleweekcn!
D u c 1 N u E.
Ach! gy verlaat my dan?
Quiryn.
Eil wederhoumv nier;
Hsnugeentyd, Mevrouw, gehkjezelr wel ziet. Complimenten.
Lu Cl ND E,
Ach! ik kan u niet verhaten. LEGENDE TOONEEL.
I—I nbsp;nbsp;nbsp;Quiryn,?» een haek.
Ik ft nbsp;nbsp;nbsp;hooren wat zy pr.aateu.
jtel myn leven ter diskretie van Katryn:
•tnwip, wieweet, ofdiemy niet verraad; datzwvii!
TIEN-
-ocr page 32-DE JUFFER KAPITEIN, TIENDE TOONEEL.nbsp;Angelika, in Kapiteins kleeren, QUIR Yn, innbsp;een hoek , K A T R Y N.
Ha N G E LI K A.
A! goeden dag, Katryn, vind ik u noch in ’t leven ? Kom, ’k ben belufl:, u eens een lekkre zoen tegeeven.nbsp;Katryn.
Ziezo! datklapt.
Angelika.
’k Moet u omhelzen.
Katryn.
Welja, toch.
Angelika, flil.
„ Is hy, al uitgegaan ?
K a T R Y ü^flil.
„ O neen hy is hier noch.
Katryn, ik moet met u, eens openhartig fpreek en:
Het is, gelykgyweet, nu twee en twintig week en Geleden, dat ik met ons leger trok te veld;
Hoe heeft mynZuller’t, inmynafzyn, algeftclt? Zaagtge altemet hier d’een of d’andere vent niet komen ?nbsp;Quiryn-
Och! och! ik beef van angft.
Katryn.
Niet, dat ik heb vernomen. Angelika.
Dat jonge goedje valt al vry wat dartel, Kaat.
Katryn.
Ze is altyd thuis, en komt nooit, zonder my, opftraat.
Angelika. nbsp;nbsp;nbsp;(zweeren,
O niemand moeft zich daar aan wryven : ’k zou hem Dat hy zyn tyd heel ongemakk’lyk zou palTecren.
Katryn.
Neen, dat ’s, als ’t hoort, myn Heer.
Angelika.
Danis hetgoed.Katryn;
Want zo’k een vond, hy zou heel ongelukkig zyn.
K A-
-ocr page 33-zy
Katrym
IV l xs. * * -
U wZufter is daar toe te fraai en kuifch van leeven. Angelika.
’k Moöt nu een andre zaak aan u te kennen geeven.
Ik we/ilchte wel, dat gy okafy vinden kond,
Ony^t jonge Wyfje... ei, daar’k u eens laad om zond,.,
Gy weet wel, wieikmeen.
Katryn.
Oja, ikvatjoumeening;
Fikt, dat zal wel gaan: ik weet wel, wiehetwas. Quiryn.
„ Dieltronje!
Angelika.
Het is geen onfmaakelyke tas.
Oi hoeverftondzy zichopftreelen, kuffen, vleijen!
’k Heb dikmaals, fint dat ik ben van haar afgefcheijen,
Om dat plaizier gewenfcht, en by me zelf gedacht.
Kaat is een goeije brak, in zulk een Katerjacht. Katryn.
Ik heb haar ook na uw Perfoon veel hooren vraagen.
Katryn.
Wie zoud gy niet behaagen,
Die moeft al vies zyn; Heer.
„ Die onbefchaamdePry \ Angelika.
Zo mag ik hoopen , dat...
Katryn.
Ikfiauin, datgy
By haar niet minder, als voor heen, zult welkom weezen. Angelika.
Gaa voort eens by haar, Kaaf,en help my uit myn vreezen; Vraag haar, uitmynenaam, of my mag d’eêr gefchiên,nbsp;Van haar in llilheid aan haar huis te mogen zien.
-ocr page 34-go DE JUFFER KAPITEIN,
K A ! R Y N.
HoePaan haar huis, myn t-iccr dan zoud gy zeker le/tzyn, A N G fc L 1 K A.
Wel, hoe dat zo, K atryn ?
K A T R Y K.
’t Zou nulles op ’t requefl zyn. Ook weet ik niet eens, waar zy woont, noch hoe zy heer.nbsp;Ze is ook getrouwt en vreelt voor oplpraak.
A N G £ n i K A.
, nbsp;nbsp;nbsp;Maar hoe deed
li; nbsp;nbsp;nbsp;Gy lelt, toen gy haar hier...
K A T It Y X.
Uoor (maar gy moeft niet klappen) Een zekere weduwe, die zich geneert met kappen,
Daar ik voor heen by in de winkel heb geftaan,
H eeft d i t part y tj e m y eerll aan de hand gedaan:
Maar Heer, gclyk ik zeg, op hals en keel te zwygen. ’kHeb verder van haar itaamgeen kennes kunnen krygen,nbsp;Noch ook niet van haar woon ; maar dit is my bekent,nbsp;Dat zy getrouwt is met een lompe plompe vent,
En om die luiorr; pot zyn oude kap te vullen,
Dan gaat zy, quanluis, uit, om haar te laaten hullen, Angelika.
’k Begrypt ’t. Ik bid verlies geen tyd; maar ga voort heen.
KAT R Y N
Ik ga, en kom terftond weerom. Zytmaartevreên.
Q U I R Y N.
„Die Koppclaarfler gaat, om hem wattebefchaaren.
„ Ik wou, dat hy en ’t wyfal in zyn kamer waaren.
ELFDE TOONEEL.
A N G E L I K A , Q U I R Y N,ee» hoek ,Petitsjan;
H nbsp;nbsp;nbsp;Angelika.
O' Petitsjan!
Petitsjan.
Myn Heer.
Qu I K YN.
„ Och! hy gaat noch niet voort.
An*
-ocr page 35-B L Y ^ P Ë li. nbsp;nbsp;nbsp;it
A N G ÈrX'l K A. nbsp;nbsp;nbsp;. ,
MaarmynP^ekruten ? is’tal volk, gelyk als’t hoort?
Petitsjan.
Ja, admirabel,Heer.
Qui R Y N.
„ De droes! wat is dat fchriTcken! » Dat is een Hottentot! hoe ziet hy uit zyn blikken.nbsp;Fetitsjan.
2e zyn de Kaercle, gelyk de Lieuw ; vol vuur:
De minlte is zes voet hook en trie om de ceintuur. Angelika.
Men ziet, gelykgvweet, alleen niet na de grooten. Hoe’s’t volk van opzichtrftaat het wakker op zyn kooten?nbsp;Fetitsjan;
Incomparabele! ikroepmetdievoolk, defchriek!
Daar ’s niet een kerle, of ze is zo welgemakt, als iek: Ptaafknevle, mienenfiër, geramafieertvantalje.
2y koolle my ook al veel gelte, dat kanalje.
Angelika.
Zie zo, nu fpreekt ge, als een die melitair verftaat.
Maar zyn zy al kompleet en tot de mars paraat ? Petitsjan.
^ ja; myn Heer; wy kun, al was het morg, marcheren, Dy kunt, zo’tu belieft, de geld maar prepareeren.
, nbsp;nbsp;nbsp;Angelika. __
,t ts wel; ’jj heb u ook niet meêr noodig in den Haag, t Greld is gereed, gy kunt wel gaan, al was ’t van daag.nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Petitsjan.
'^y ichynt, na ’k merke, tout a fait kontent te weezen. y,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Angelika.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ (dezen,
Aou k met ? die burgers vrouw, gy weet wel, die ’k voor Door toedoen van Katry n, eens by my heb gehad,nbsp;y Was, (laat u ’t niet voor ? jong, poezel, blank en glad?nbsp;Tj|,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Petitsjan.
wasinatbisjoly, blank, poezel, niette vette, e emiewete, hoe de man... quevous plait il.^
¦ ho ! ickweet; ’t was de aimabele Kokette,
ZywasTno.v,:-:-. nbsp;nbsp;nbsp;-
An-
-ocr page 36-IN,
Angelika.
Zwyg, twvg, engaüüheen, daar is xy zelf, na’k lie.
tn een hoek , K A T R Y N.
TWAALFDE T O O N E E L. Angelika, Juefer Quiryn, Quiryn,
MKatryn.
Yn Heer, de Juffer quam my op dc weg juifl: tegen,
A N G R L J K A
O! welk geluk kan nu het mynen overwegen ’ Quiryn.
„Watxieik? ’t is myn Vrouw !
Angelika.
Wat vel my ’tfcheiden bard Toen ik laaft d’ecr had van uw byxyn; welk een fmart,nbsp;Hcbik nietfedert, dooruwafxyn, al geleden!nbsp;Juffer Qi: i rv'n-
Mag ik wel onbeichroomt geloot'llaan aan uw reden ? Quiryn.
„ Die lichtekooi!
Zo gy het niet geloven kond,
Zo laat my ’t zegel d.iar van drukKen op uw mond.
Wel jemeny ! /.y wil, aks kaks, nochfpytig weezen; Puur,of my iiHeer haar nooit gcfprooken had voor dezen.nbsp;Quiryn.
„Dat Varken i
Angelika.
Licht weet ik daar wel de reden van:
Die koelheid fpruit wis uit de liefde tot haar man. JufferQuiryn.
Achfchoön ik hart en hand heb aan myn man gegeeven. Angelika.
Vaar voort.
JUFFER Quiryn.
’k Zou niet te min met u wel konnen leevcn. Quiryn.
„ Zeer wel. nbsp;nbsp;nbsp;A N-
-ocr page 37-Wat hüOT ik 1 ^ach! uw goedheid is te gtoot Voor een, die uw fteeds zal
Daar ’s nias, het welk myn groot geluk nu kau btpaaku, Wat teare liefde kan ,by my.ne lietde haaien .
Maar ’k bid , dewyi hier elk ons hoeren kan, Y»
In een vertrek gaan . daar het veilig is en vry , nbsp;nbsp;nbsp;/„èf,-
Op dat ik u, naar uw verdienlten,
Wat hoeft men’t geen menzeidjuiltaundeklo-ttenan juFFEB. QUIB-ï^'
Als ’t u belieft, my n Heer.
Angklika.
Breng eenboutelje wyn.
DQui R V N . alleen.
En hemel xv gedankt dat xy vetrokken xyn. ^ K an ik, het geen ik xie, gelooven ? xy n tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;komen?
Zou myrie Vrouw tot xulk een Zou my van haar die ’k hielt xo kuifchjdie hoon g ^
Wat mag ik twyftelen aan’t geen myn'^ oogpi Zygaat, quanluis, xeidKaat, om my de kap tenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i
By ’t kappemakers wyf om haar te laaten huilen, Enmiddlerwyl word ik gehult 1 welk een . pynbsp;Jou vuile lichtekooi, jöufchandvlekalsgy xyt, .
Zult gy uw eer en eed en plicht xo trouwloos iche
Ik zal die maaklaar in warm vleis wel leeren kennen.
En u doen xetten in een Beterhuis, tot gy
Nietmccrbehebtxytmetdiedolleraxerny. . nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, „
Wie weet, ofzy, terwyl ik hier dUS uaa te pi^
N iet met de Kapitein... och'. ik word dol.
Het niet verxwygen maar verbreiden ’t ’k Zal haar gaan zoeken en my haar beide wreekem^^nbsp;Maar neen, de Kapitein mocht my den halnbsp;Fiat, ik bén’tgetrooft. neen, beflis t, dan jnbsp;Het leven is meer waard, als eén lichtvaardig wy •
O
Ik zweer, dat ik... maar al dit fchelden'mag niet baa.en. Wie weet, ofzy, terwylikhierdusftaatepraaten,,nbsp;air».,:..,;.,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„..KI ïk word dol! ikxal
-ocr page 38-34
Katrynxegt, dat hy is 2,0 boos, gelyk de drommel,(mei. Maar zacht, verfchuilenwe ons: ik hoor daar wat gerom-
VEER TIENDE TOONEEL. Quiryn, Katryn.
MK A T R Y N. nbsp;nbsp;nbsp;(poft.
Ag nu de fchildwacht hier gaan haaien vanzjn Qu IR y N.
O ja, ’tistyd, Kaat, datikeens wordafgeloft. Katryn.
’k Verwonder my, dat ge 1120 ftil hebt kunnen houwen. Quir Y N
’kZal me op een andre tyd zo licht niet weer vertrouwen. Katryn.
Gyzytontftelt, na’tfchynt.
Quiryn.
Oneen, in’tminfteniet. Maar ’t komt wat vremd , wanneer men zulke dingennbsp;Katryn,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ziet.
Men ziet de jonge lui al raare rollen fpeelen :
En fpeciaal een Kapitein, die kan ’t niet fcheelen. Quiryn.
’t Is waar, dat volk meent, dat zy alles mengen doen. Katryn.
’k Denk echter niet dat gy hebt eenig quaad vermoên,
Van iets, myn Heer, het geen met d’eerbaarheid zou ftry-den.
Ganfch niet, ik kan my daar gemaklyk van' bevryden. Maar gy, gy weet wel dat een die'uaar, of een meidnbsp;Ook doen moet,’t geen haar van haar volk word opgeleid.nbsp;Ql IRYN.
Ja, ja, ik weet dat wel, ’tgaataltyd niet zo effen. Maar, na ’k aan ’t wezen van dien Hopman kon befeffen,nbsp;Scheen hy geen kleintje op die Madam verlieft te zyn.nbsp;Wat dunkt jou? is’t zoniet^ hebik’tgeraaii, Katryn?nbsp;Katryn.
Net op zyn kop.
Qui-
-ocr page 39-Quir
YN.
jhemook wellyen?
'K ATR YN.
Géwis.
Quiryn.
Nu Yullenïy ... ’k geloof...
K A T R Y N.
Malkaar wat vryCR
Enook watkuffen, naar ik gis, omtydverdryt.
Hoor, zeguw Juffrouw, dat ik baare dienaar blyh Katryn.
Maar zo Mejuffrouw u die eer weêr wpu verguim^^,
Vanhaartefpreeken, waar zou ik u vinden kun
Waar is uw huis, myiiHeer?
^dat’s hier ver van daan
Katrïn-
Dat zy zo, zegt het maar.
^ ^ \k kom wel zelf weêr aan. Katryn.
Mejufferzal zich op het hoogft gelukkig achten.
Qu IRYN,
Zeg haar goên dag, Katryn.
1C. A. r R Y
Wy zeilen u verwachten.
vyftiende tooneel.
HK A T R Y N, alleen,
Ybarftvanjaloezy, engramfchaptegelyk.
’ktiebwelmynrolgefpeelt; die klucht ging uit de ky Er»de va» het tweede IBedryf,
-ocr page 40-MQuiryn, alleen. nbsp;nbsp;nbsp;(fchyn,
Yn wyf fchiet noch niet op; zy moet, naar allen Niet heel onaangenaam indatgezelfchap zyn:
Dat Kapiteins onthaal moet haar ook wel behaagen.
Maar hoe zal ik my belt in deze zaak gedraagen ?
’k Zie daar geen gat in, hoe dat ik het keer, of wend,
Zo ik my wreek, maak ik my n fchande alom bekend,
En elk zal me op deez’ wys al Ipottend’falueeren ;
Laat ik dit vuil bedryf weer ongemerkt palTecren,
Geef ik haar voet, om in haar ontucht voort te gaan •
En ’k vrees, zo’k dwang gebruik, dat ze achter uit zal Haan;
En uit een weêrwraak met noch meerder pollen heulen; En kook ik haar een pap,daar zou de Schout mee fpeulen,nbsp;Enlaatenme,opmynbeurt, weêr met een endje Itaal...nbsp;Kort om, ’t hulpmiddel is hier erger, als de quaal.
Men moeit door ’t gantfche land van onze zeven Staaten, Wat meer verzien zyn van gehoorende Advokaaten,
Van wiens advys men zich bedienen kon. o I ’k meen... Maar daar 's myn K ermispop; ’k zie, zy komt herwaartsnbsp;De Kapitein heeft haar, haar pafpoort al gegeeven. (heen.nbsp;TWEEDE TOONEEL.nbsp;Quiryn, Juffer Qu iryn, Karel.
WQuiryn.
El, heeft de Kapitein u ook al op gefchreven ? Juffer Quiryn.
Hoe dat ?
Quiryn.
Zyt ge onder zyn, rekruten niet getelt ? Juffer Quiryn.
HoeJ wat rekruten?
Quiryn.
Die Katryn hem ftil beitelt.
’k Deuk
-ocr page 41-37
B L Y S P E L,
’k Denk niet, dat ze u met die gepoedereerde krullen, En zulk een hoogte van een kuif, uitmonftren zullen.nbsp;tuk . Juffer Quirïn.
ZR kan u met verltaan.
QuIR YN.
Niet, onbefchaamdepry?
„ nbsp;nbsp;nbsp;’ Karel.
floe, dusoploopend, Oom?
Quirtn.
T-, , nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ikbidu, Neef, datgy
Karel.
daar niet raeê bemoeit. Ik ken haar looze ftreeken. is gy een koekkoek zyt, zult gy wel anders fpreeken:nbsp;Rdiskoureertgy, als deblinde vande kleur.
zeg.
Ik
Ik zeg, dat^eu daar tóten houd, Sinjeur.
Ik zou dan zeggen, Oom, hctgeentothaarenlaftis.
1 U F F E. R nbsp;nbsp;nbsp;ri*
’kVcrklaarunoch,datiknietweet,waar tendaanva is.
Q VJI R Y S ;
O neen, de Kapiteinheeft u dat niet geleert. .
Ook k ent gy’tw eeuwtje niet, nbsp;nbsp;nbsp;’
En dan zo opgeünukt met moesjes op de wa ^ nbsp;nbsp;nbsp;i
Alsof'thumbrievenzyn... ]a,jaT ik ken jou gangen 1 J\iFFER
Ik hoop nkt, dat j e my v an ontucht houd ver ac
Wie heeft, myn Oom ,^odt zSk een laltet aangebragt ?
En wie heeft jou belaft ^weêr v oor nbsp;nbsp;nbsp;’
Meent gy, metftryen, my dusoverftaagte Dat zal je miflen, al waart gy noch eens J , „nnbsp;Het zyn geen fprookjes van’i loodkousje, dte my y _nbsp;Door andere vertelt, die’tuit haar poot flechszg -Ik ben de man, die’tzeid, enhierzynmyngetug •
O 3
-ocr page 42-38 DEJUFFER KAPITEIN,
In ’t kort, ik heb het voor my ne oogen ïelf gezien,
Dat hy haar niet alleen een kus gaf, maar wel tien;
Die fchoone Bêly wift; hem ook zo wel te ontfangen , Dathy, alkulTende, aanhaarhalsbynableefhangen.
Toen ging hy met u in een andre kaïner, daar Gy veiliger uw rol kond Ipeelen met malkaar. (was;nbsp;Gy kunt eens denken, Neef, hoe vol dat my de moednbsp;Toen ik dien kaerel, die een Kapitein te voet was,
Zo ver by myne vrouw gevordert zag, dat hy Door haar Ritmeelterwierd gemaakt, inplaats van my.nbsp;|j’.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kakel.
ijl.;' nbsp;nbsp;nbsp;Dat is onmooglyk, Oom, zy houd haar eer te waardig,
: 1 ,;i Om zulk een fchandelyk werk, zo ftout en zo lichtvaar-iQ u IR y N. nbsp;nbsp;nbsp;(dig...
;j ; Daar fpeult de drommel meê! wat droes, beeltgyuin, ij: Dat ik puur fteeken gek, of zot, of dronken bin ?
, ; i Welnu, wat is’t, dat gy hier op hebt in te brengen?
J UFFER QuIR YN.
’ : nbsp;nbsp;nbsp;Datgy, zo gy iets van my zaagt, niet zoud geheugen,
' 1; nbsp;nbsp;nbsp;Dat ik, met hem, waar in een aar vertrek gegaan;
i.;'; Waarom fpraakt ge ons, toegy dit zaagt, niet zelf voort ¦ 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aan ?
i nbsp;nbsp;nbsp;Dan hadden wy het u niet konnen wederleggen,
iii nbsp;nbsp;nbsp;Quiryn.
J ¦ Is dit nu ’t flot ? lijnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Karel.
Dat’s waar; dan waflèr niets te zeggen. 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Quiryn.
Jawel, ’k word dol. het was voor my daar veel te hiet: ,:!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;En ’t allerbefte wyf is my zo waardig niet,
Datik, omhaarentwil, hetleevenzoudewaagen.
' nbsp;nbsp;nbsp;Juffer Quiry n.
ii; jawel, ik ftaa hier van als voor het hoofd geflaagen!
: nbsp;nbsp;nbsp;Gy hebt dit wis gedroomt.
'' nbsp;nbsp;nbsp;Quiryn.
Wel, neemt het daar voor aan;
, ' 'k Weetmidlerwyl, wat my hier in te doen zal (taan. i ''nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kom
-ocr page 43-BLYSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;39
Kotn, voort in huis ; gy hebt geen eer meer van uw Ipree-
’k Zal my, ter xyner tyd, wel van die parten wreeken. DERDE T O O N E E L.
Quirvn, KaREL.
M nbsp;nbsp;nbsp;Karel.
Aar Oom...
Maar, N erf, gy hebt uw laak hier al verricht.
Het is ook niet genoeg, dat men een
Van ontucht. Schoon ik’t had genen, kx y„
Daar ’sveeltyds’meer gelyk,als eigen,wiekan’t krenken.
’t Is waar, gywoud, dat ik, ter liefde van die pop,
Al vi'at die Ichoone deed, nam voor triakel op, ^
En liet die vuile xaak maar ongemerkt pafleeren . nbsp;nbsp;nbsp;^
Karel. ' nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,
Maar mcnbehoortxolicht,op’t geen men xich ver e
Ja wel, ik xeg als noch , dat daar de droes mee Ipee Oyzyteenquibus, die xich inbeeld veel te weeten.nbsp;KaREL.
Maarxy...
Quirvn.
Een gek, van een verwaande geeR bexeteit. ’k Zeg Immers, dat ik 't heb gezien voor myn gexicht.
Karel. nbsp;nbsp;nbsp;.
Maar, Oom, men moet xich op xynoogen met xo hebt,
Verlaaten, o! hetxynbedriegers; ookoiixeooren. ^
04 nbsp;nbsp;nbsp;^
-ocr page 44-!Zy (lellen ons een zaak heel anders vaak te vooren,
Als ze in zich zelf bellaar, gyweetwel, datdefclyn Eli zuivre waarheid in ons oog, alszullerszyn.
Nooit hebt gy aan de deuchd van uwe Vrouw voorhee-nen
Getw'yffelt; nu bouwt gy die waan, op ’t enkel meenen Datgy hethebtgezien. voor my, ’k zou niet zo licht,nbsp;Gelooven durven, op’tbewys van’t los gezicht.
Daar zy n veel dingen die ’t begrip ver gaan te boven.
Q i; I R Y N.
Daar hebje weer’tverdand! watzalikdangelooven,
JHer geen ik niet en zieGy redeneert al fraai!
Denktge, als ge een koekkoek ziet, het is een papegaai ? Dat ik, terwylikmetufpreek, zelfben te Roomen?
' nbsp;nbsp;nbsp;K a RE t
Wat zal ik zeggen, Oom? men kan het zelfde droomen.
Q U I R Y N
Kan ik gelooven, dat gy (tonr of tpraakloos zyt, Terwylgy my aan’t oor zo Inapt, en raait aityd ?nbsp;Karel.
Maar, Oom, hoe komt Matante en ik dan by malkander? Qu I R y N.
Wat zal ik zeggen ? in den eenen kit of d’ander.
Karel.
Hebt toch rechtvaardiger gevoelen van uw vrouw,
Qu I R Y N
Ik denk wel, dat haar dit het cerll niet-wezen zou. Karel.
Ikkommethaarzovanmynzuller, daarwy t’faamen Gekomenzyn, entegelykonsaffeheidnamen;
Zy heeft geen menfeh , als ons, gezien in al dien tyd. Qui R y N.
Ja, is dat waar?
Karel.
Zowaar, als gy hier by my zyt.
Qü I R Y N-
Ka-
-ocr page 45-4ï
L Y S P E L.
Karel.
O'. ïeistekuifch, Oom, om zich zelve te befmetten Met zulk een lallerftuk ; gy hebt u dit verbeeld.
Quiryn-
Heeft my ’t gezicht dan zulk een quaaje part gefpeeld ? Wiezougelooven, dat zulks moogclyk kan vveezen?nbsp;Karel.
Ja, Oom,’k fta daarvoor in. ook hebt gy niet te vreezen, Dat uwe V rouw zich zelf zo ver vergetten zal.
O we oogen hebben u misleid, in dit geval.
Oy waard niet zonder reên in zulk een toorn ontfteeken, Dew yl de zaak u fcheen zo K laar te zyn gebleeken.nbsp;Maard’argwaanis, gelyk dek.anker: zo ze nietnbsp;By tyds word uitgeroeit, eer zy haar wortels Ichiet,
Zal ze, als onheelbaar, van geen recht noch reden wceten, Tot zy de hartaar heeft van ’t huwl) k afgebeeten,
En t’eenemaal vernielt Verfmoor dan in ’t begin Die Inoode huispelf, die bedekte vyandinnbsp;Van zuivre liefde.Denk,wathartzeer t voor een vrouw iSjnbsp;Die haaren bedgenoot bemind, en zo getrouw is,
Dat zy van zulk een zaak zo valfch bcfchuldigd werd,
Hoe deerelyk haar zulk een lalfer gaat a.an ’t hert.
Gelukkig, dat dit noch is tuifchen ons gebleven:
Wy l al de w aereld aan de zaak geloof zou gecv en;
Te ineêr, om dat het van de man zelr word gezeid.
Dc menfehen zyn het meelt van die quaadaardigheid,
Dat zy het allcrerglt het allerliefll geloov'en:
Elk Itelt vermaak .na ’t fchynt,zyns naaltens eer te rooven. Q u J R Y N.
’k Beken, ’t is waar gy hebt al eenigfins gelyk.
Maar evenwel, wanneer men zulk een klaaren blyk....
Van zaaken heeft, Koez y n ..
Karel.
j nbsp;nbsp;nbsp;Zo u iets is gebleeken
Geen u, als ergerlyk, noch in de krop mocht ilceken , Wacht dan uw tyd af, tot gy ’t alles naakt en klaarnbsp;Ontdekt hebt: vaar dan voort en wreek u vry van haar.
41 DEJUFFERKAPITEIN, Qüiryn.
„ Hy Ipreekt niet ongegrond.
Karel.
Gy kond w licht beklaagen, Dat ge in die zaak u te voorbaarig had gedraagen.
Want, denk, wat wint ge’er mee, als ’t elk al is bekent, Als dat ge u neus affnyd en zo uw aanzicht fchendi*
Q u I R Y N.
„ Hy oordeeld wyzelyk, het is al wel verzonnen ,
„ Ik zal haar lichtelyk wel weer betrappen konnen.
Daar fchiet me een middel in... nu, ’k blyf uw dienaar, Karel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(Neef.
Het is uit vriendfehap, Oom, dat ik die raad u geef.
VIERDE TOONEEL.
HQuiRYN, alleen.
Y redeneert niet vreemd,onze oogen kunnen milTen, En lichtelyk mifleid zyn door gelykenilfen.
De fchrik, ofangft, die my het hart zo hielt beknelt, Heeft my ’t verlland bedwelmt, de harflènen ontftelt;
En licht belet de fchyn van ’t waare t’onderfcheijen,
’k Zag ze ook maar van ter zyde, en ’t oog kon my mislei-Des is het beft, dat ik de zaak laat, alszyis, (jen. En middelen beraam, waar door dat ik haar wisnbsp;Kan krygen in het net. Ik heb reeds een verzonnen:
En zo my die gelukt, zal zy ’t niet loochnen konnen.
Ik meen my aanftonds te vervoegen by Katryn:
Die kan alleen my in die zaak behulpzaam zyn:
Zy zal, geloof ik , door een hand vol Piftoletten,
Of yzermannetjes, wel wezen om te zetten:
Hetgoud vermag veel op dat jeukerige goed. nbsp;nbsp;nbsp;( moet.
Maar zie’k haar gins niet? ja, ’tfchynt, zymyfprceken
VYFDE TOONEEL. Quiryn, Katryn.
O nbsp;nbsp;nbsp;Katryn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ten?
Ch! welk geluk, my n Heer, doet my u hier ontmoe-’k Ben uit myn aam: ik kan, van loofheid, op myn voeten
Niet
-ocr page 47-B L Y S P E L.
43
Niet langer ftaan, 20 heb ik door de ftad gekruift:
Dewyl ik niet en wift, waar dat gy waard gehnift.'
Me juffrouw heeft geen kleintje op my daarom gekee-ven:
ïgt;aar ik uw koppigheid wel van de fchuld mag geeven. QuiRiN.
Hoe dat, Katryn ?
Katryn.
Om datge my niet had gey.eid, Waar dat gy woonde; was dat niet een koppigheid ?nbsp;Haar ik u 20 ver20cht, dat gy het my zoud zeggen.nbsp;Quiryn.
Katryn, die quefty zal wel wezen by te leggen.
KATitYN.
’k Heb, by provizy, daar yeel ky ven om gehoort:
Want zy was ichrikkelyk op my daarom verftoort; Vermits zy my belafte een brief aan u te geeven,
Hie \ in myn zak heb. Zy verbood my, op myn leven, Weêrt’huis te komen, voor dat ik ze u had beitelt.
Nu kunrgeeens denken, hoe het hart my was beknelt, ; En hoe ik altyd ben geweeft in hoop en vreezen.
Ik zag geen mansperfoon, ofdacht, dat zal hem wezen.
|k leg myn handen t Taam, dat ik u hier zo vind. Haarisdebrief, ei zie, hoe teder zy u rriint.
Quiryn.
fint gy moeji za fch'telyk 'van 7»y vïiên 'let zulk een wanhoop aangedreeven,nbsp;Dat ik veel liever ’’t lieve leeven
kus het opfchrift, tot een bl yk dat zy my Hef is. Kom,laat ons nu eens zien,wat d’inhoud van den brief is.nbsp;Quiryn leeft.
U'il
jf- ¦ nbsp;nbsp;nbsp;ah V vermaak van u te zien,
p. 1 fpoed u dan, om myne ruft t'herjiellen,
^ iy my, ah voor heen, fiandvaJUg zyt.
recht verliefde zal al d'oogenhhkken tellen,, m V afzyn van V geliefde voorwerp Jlyt,
44 DE JUFFER KAPITEIN,
Die brief is heel preffant, 't is niet als vuur en vlam.
Die lufter lykt haar broêr; ïy fcheeren op één kam:
Zy zyn beide afgerecht in Venus jankeryen;
EnKaat, diepry, weet zich daar ook wel na te vlyen,
K A T R Y N.
Zult gy dan komen Heer.
Qui R Y N.
Ja, zoterftond, Katryn.
„ Nu moefl; myn wyf daar op die zelfde tyd meé zyn. Maar,Kaat,de Kapitein; ’k vrees, dat die thuis zal weezen.nbsp;Katryn.
Schoon die al thuis was, gy hebt daar voor niet te vreezen, Die blyft in zyn vertrek.
QuIR YN.
Wel dan heb ik geen fchroom. „Ik moet die kat noch eens gaan kyken uit de boom.nbsp;Katryn.
Gelyk’tgezeidis, Heer; wyzullenuverwachten.
Q u I R Y N.
Hoor, Trieneke, daar fchiet noch iets in myn gedachten. Gy zyt een meisje na myn hand; dewy 1 gy innbsp;De fnocpcrytjes van de kittelende minnbsp;Wel afgerecht zyt, en een goeije Ambaflatrice,
Tot obtineering van die edele delice,
Zoudgy, tergunilvanmy, wel willen maak en, dat Ik ook wat handgebaar een klein half uurtje had ?nbsp;Katryn.
Wat ’s dat te zeggen ?
Q ü t R Y N.
O ! gy weet wel, wat ik meene. Datkappemaakfters weeuv/tje... ei, gaa eens derwaardsnbsp;Katryn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(hcene.
Waar zou ik gaan, myn Heer?
QuiRYJt.
Ei, houje toch zo niet.
’k Merk, dat de Kapitein uit keurige oogen ziet:
Dat burgers wytje is niet heel vremd; ik moet bekennen,
Dat
-ocr page 49-B L Y S P E K Dat in dit Haagje wel veel flimmer trony sbennen.
Sint ik zo fchielyk uit uw huis heb moeten vliên,
Heb ik wel duizendmaal gewen ft haar weer te zien, Want, tuffchenonsgezeid, ik mag haar heel wel lyen;nbsp;En ’k wou haar ook wel eens,.. om tydverdryf,wat vryen.nbsp;Katrïn.
Hoe! nu een ander? wel, datvindik al heel raar!
Dat ’s, als de krank en, van het eene bed op ’t adr, Lucinde zal zich, als zy’t hoort, geheel verwondren.
Q u IR r N.
’k Meen van Lucinde my daarom niet af te zondren, Neen, dit gefchied maar om de klucht, ik ben voldaan,nbsp;Als zy een oogenblik my maar te woord wil ftaan.nbsp;Katryn.
Dat zal niet lukken, want die vrouw...
Quiryn. '
Hou daar, Katryntje,
Daar ’s myn orlofv en daar by noch een dozyntje Dukaaten,
Katryn.
’k Wil wel zien, of’k haar bewegen kan. Quiryn.
Nu, nu, hoeftaaje? neem dit, byprovify, an.
- nbsp;nbsp;nbsp;Katryn.
Maar gy moeft u voor al hier in voorzichtig draagen.
K u . nbsp;nbsp;nbsp;Quiryn.
vinger op de mond.
Katryn.
Fiat, ik zal’t dan wagen, wnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Quiryn.
laar wanneer zal dat, naar uw gifting, dan gefchiên ^
Q nbsp;nbsp;nbsp;Katryn.
y iult haar licht noch wel van avond kunnen zien. Quiryn.
Onwaar?
Katryn.
Tot uwent.
46 DE JUFFER KAPITEIN,
QuIR YN.
Zy zal daar niet willen komen.
’t Zou belt zyn, dat het by die weduw wierd genomen. Wy kunnen veiliger daar Ipreeken met malkaar.nbsp;Katryn.
Zo als gy het verftaat
Q u IR y N , ftil.
„ Ik meen nu, dat ik haar „Wel zal betrappen, o! hoe zal zy Itaan te kyken,
„ Gelyk de veugeltjes dienaden Uilgelyken.
Katrieneke, dat biyft dan zo gearrelteert.
Katryn.
’tiswel, wy zullen dan zo doen, alsgy’t begeert. QuiRYN, in't weggaan.
„ ’k Mag eens gaan kyken, of my n wyf is thuis gebleeven ,• „ En veinzen, of ik my de zaak heel heb ontgeeven.
Nu ’k bly f je dienaar, Kaat.
ZESDE TOONEEL. Angelika, Lücinde, Katryn.
V Angelika.
Erdroot ons al, Katryn,
Zo lang te wachten. Hoe zyt gy,.mct d’ouden Gryn, Gevaaren, hebt gy hem de brief nu zelfgegeeven}nbsp;Katryn.
Wel zeker, zou ik niet.
Angelika.
Hoe vond hy die gefchreeven ? Katryn.
Heel teder en galant.
Angelika.
En zal hy komen ?
Katryn.
Wis:
’t Geloof, dathydaaralzalzyn, eer’t avond is.
LuCINDE, tegens Angelika.
Gy kunt die minnaars rol al heel natuurlyk Ipeelen:
-ocr page 51-’k Beken, ’t is kondig en volmaakt in al ^y n deelen*
’t Is jammer, dat gy niet een Vrijer zyt.
Angelika.
Indien
*k Een kaerel waar, gy zond wel andre fprongen zieil.
Ik zou, om myn fortuin by’t JufFerfchap te zoeken, Gelyk een Dobbelaar, ontzachlyk fchelden, vloeken jnbsp;En, om my t’eenemaal te dringen in haar gunft,
Gelyk een Hoveling, braaf liegen, nadekunll.
Geen hart, zo wreed, dat niet in ’t end zou moeten buigen, ’k Riep hemel, aard en zee, ja alles tot getuigennbsp;Van myn ftandvafte min , tot ik ze kreeg in ’t net,
’tZou al myn gading zyn: blank,bruin,fchraal,poezel,vet, Lucinde.
’t Kon u wel miffen.
Angelika.
O! ik zou ze wel betrappen :
2y moeftalfynzyn, diemynlaagen zou ontlhappcn. Lucinde.
Maar wy 1 dat gy de zaak noch verder trekken wil t,
Zo dient’er toch voor al geen tyd te zyn verfpilt,
Om aan Juffrouw Quiryn daar kennis van te geeven.
Ik vrees, dat hy met haar niet al te wel zal leeven:
Dewyi hy haar nu van die ontrouw houd verdacht.
, nbsp;nbsp;nbsp;Angelika.
t Is waar, maar daarom heeft haar Karei thuis gebragt f En die, die heeft op zich die zwarigheid genóoinen,
En in een uur belooft met haar weerom te komen.
El ’t kort, dat ’s alles wel, gaanwe ondertufichen maar, Weer naar uw huis; hy zal daar licht al zyn met haar.
Einde van het derde Bedryf.
48 DE JUFFER KAPITEIN, VIERDE BEDRYF,nbsp;EERSTE TOONEEL.nbsp;Angelika,Lucinde,Karel,Ka TRY N,
OK A llt; E L.
Ja, myn Moei heeft my belooft, terftond te volgen. Maari'.adg' eens gezien, hoe toornig en verbolgennbsp;Hyin’t begin zien toonde, ik ben verzekert, datnbsp;G'y niet ecu oogenblik by hem geblevpn had :
Hy raafde, als een die uit net dolhuis was gebrooken:
Nu is hy wat bedaart. Moei heett hem weer gelprooken: Hy Icheen de zaak zich heel te ontgeeven, zo ze zeid.nbsp;In ’t kort, d.tar is voor Moei in ’t minftgeen zwaarigheid;nbsp;Gy zult haar welgemoed hier zó terüond aanfehouwen.nbsp;AnG t UK A.
Katryn, gy moet de wacht hier in de kamer houwen,
7 ot d’oudeSaglaar komt; ’k ga midlerw51 mv klcên, De rol van Kapitein weer fpeelen, als voorheen.nbsp;TWEEDE TOONEEL.
IKaT R Y N, aheex.
K, die van qui va la; zo neemt hier elk zyn poft vVaar: Maar’k wou wel, dat ik van denmynenal verloft waar.nbsp;Dat brief beftelfters ampt bragt mv meer voordeel an,
Als zo tcfchildren: ’k ben daar noch gevoelig van.
Maar zacht, wat hoor ikPdoet men daar de deur niet open? Ja, ’tis juttrouw Quiryn; zy komt na binnen loopeu.nbsp;DERDE TOONEEL.nbsp;Juffer Quiryn, Katryn.
OKatuy-n,
! zytgydaar, Juffrouw? wel, dat is zeker goed! J. FFER Quiryn.
Hoe ’s ’t met de A apitein ?
' Katryn.
Die is noch wel gemoed:
E n maakt zich vaft gereed, in een van d’achterzaalcn, Om, als myn Heer uw Man, hier komt, hem braaf te ont-haalen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ik
-ocr page 53-Ikben totïynekomfl:, opfchildwachthiergract;
Terwyl Lucinde, met uw Neef, inhaartolet,
De klucht afwachten.
Juffer Quir yn.
Ik zal haar daar gaan verzeilen. Katryn.
haaftlg niet, daar’s noch een ander ei te pellen.
Juffer Quiryn.
Wel, wat, Katryn?
Katryn.
Ja, ’k vrees dat gy niet zwygen kunt.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Juffer Quiryn.
k Zal zeker.
Katryn-
, nbsp;nbsp;nbsp;Dat geluk is ieder niet gegunt.
^t Is een okafy... zo gy ’t wilt... maar laat ik zwygen:
’k Vrees, dat ik mocht hier na daar van maar ondank kry-JufferQuiryn. nbsp;nbsp;nbsp;(gen.
Zo gy ’t niet zeggen wilt, pafienfy; ’k ga dan heen. Katryn.
Nuhoor....
Juffer Quir yn.
Het hoeft niet.
Katryn.
Wilt gy 't dan niet wecten ? Juffer Quiryn.
Neen.
Katryn.
Nu,nu, Juffrouw....
Juffer Quiryn.
’k Mag die wantrouwigheid niet veelen. Katryn.
’k Zal ’t u dan Zeggen.
Juffer Quiryn.
Dat kan my in ’t minft niet fcheeleti. Katryn.
Juf*
so DE JUFFER KAPITEIN,
Juffer Quir y n.
Wat raakt datmy.
Katr YN.
Nu, luifter: ’t raakt u wel ter deeg: hyïegt, dathy Niets heeft zo waardig, of hy zou het wel fpendeerennbsp;Voord’eer te hebben, dat hy by u mocht verkeeren;nbsp;Kortom, zynhartftaat, nahetlchynt, in lichte vlam,nbsp;En’t geen het beft is, hy heeft fchoon pekiiniam;
Waar van dat hy u wil volkomen meefter maaken.
Juffer Quiryn.
Hoe! zytgyzot, Katryn?
K AT R YN.
Zyn datjuift zulke zaak en! Wat heeft die eer niet al te lyden!
Juffer Quiryn.
Wel, zottin,
Zou’k meteenkaerelmy...
Katryn.
Welja, wat fteekt daar in ? Juffer Quiryn.
Zou ik my aan het geld, en goed zo ver vergaapen... Katryn.
’t Zou ’t eerft nier weezen, dat gy by hem had geflaapen. Juffer Quiryn.
Het eerft niet weezen ? waar ziet gy my toch voor aan. Katryn.
Voor een,die wel voor heen met hem ten dans wmud gaan. Juffer Quiryn.
Dit gaat te ver, Katryn, ik zou my van dit hoonen. Zo ’k ’t voor geen boert op nam, al heel gevoelig tooneij.nbsp;Katryn.
Neen, zeker, zeker, ’t is geen boert, maar ernft. Juffrouw, ’k Zei hem, dat ik nier graagdie boodlchap brengen wou.nbsp;Maar ik liet my noch in hetafterleft bepraaten,
Door dit orlozy en noch een doz \ n dukaaten.
Juffer Quiryn.
Laat zien; ik loof dat ik het ken.
Ka-
-ocr page 55-L.
Y S P E
K A T R T N.
Dat kan wel lyn. Juffer Quiryr.
Hét is ’t orloiy van myn eigen man, Katryn. Katryn.
Dat hebt gy net geraan. Hy meent, naar ik kan fpeuren, Dat gy wat wandelt hier en daar, met open deuren,
Dat ik, als maaklaares, of deelgenoot van’t loon,
De kraam wat uitvent, en de kooplui binnen troon.
En wyl deïaak hem flechs ten halven fchyntgebleeken, Heeft hy deez’ lift bedacht, om zich aan u te wreeken.nbsp;Wat dunkje ? willen wy ’t eens waagen, om de klucht ?nbsp;Juffer Quir yn.
Wat zal ik zeggen ? ’k ben voor een quaad end beducht, En dat myn man eens tot het uiterfte mogt Komen,nbsp;Vanmy....
Katryn.
Daar hebt gy in het minfl: niet voor te fchroomen. Wy zullen hem dat wel beletten, en millchien,
Zult gy daar binnen ’t uur ’t uitwerkfel wel van zien,
Dat hy u beter zal ontfangen, als te vooren.
Maar zacht,daar ’s iemand aan de deur,naar ik kan hooren: ^ ja, het is uw Man; ik ken hem aauzyn ftem:nbsp;binnen; op dat gy niet word gezien van hem.
VIERDE TOONEEL.
Q'üiryn, Katryn.
Q u IR Y N.
ftaat het al ?
Katryn,
Al wel.
Quiryn.
De Kapitein...
Zou ’t hier wel veilig wezen r
Katryn,
Daar hebt ge in ’t minft niet voor te vreezeh.
Q ü I R Y N.
Men brand geen hoorens ?
Katryn.
Dat ’s hier al te goeije waar:
Die geeft de Kapitein aan u en aan een aar.
Qu 1 R y N.
Gy praat xo wat; ik weet, waar my de fchoenen wringen: ’k Zon nu den dans licht xo gelukkig niet ontlpringen.
Als ik van ochtend deê. Voormy, ’k was toen al bang. Katryn.
Hy’smet een foort van volk, alshyis, aan de gang;
’k Geloof, dat hy daar meê een brave rol xal fpeelen. Drinkwinkels ftaa vry valt, pas nu wel op, bordeelen;nbsp;’kMeen, dat het dexe nacht u wakker gelden xal.
Het fcheelt hem niet, wat hy ook doet in lulk geval. Quiryn.
Gy xulthem, als hy komt, wel met wat moois geryven, Katryn.
’k Meen onder xyn gexigt dan wel van daan te biyven,
Hy ’s te gevaarly k als hy dronken is, myn Heer,
Ook dien ik hem gceulins in xulke zaaken meer ;
Dewyl ik die party aan u heb opgedraagen.
Quiryn.
Gy hebt gelyk daar in; maar ga Lucinde eens vraagen,
Ofikhaarfpreekenmag; ei, repjetoch, Katryn. Katryn.
’t Is wel, ’kzalmaaken, dat xy voort xal by u xyn.
V Y F D E T O O N E E L.
W nbsp;nbsp;nbsp;Quiryn, alleen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(den!
at word dit minnend hart door hoop en vrees beftree-Wat plaag is ’t, jeukerig te xyn, in d’oude leden! Wat vruchten kan ik toch genieten van myn min ?
Want fchoon Lucinde my een tyd lang daar al in Jlegunftigt, heb ik wel iets anders te verwachten,
Als dat zy me eindlyk xal voor een bedrieger achten ?
Dit is noch op xyn belt; het kan noch flimmer xyn;
B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;53
Want xo haar Broêr eens hoort, dat ik hier, onder fchyn Van een oud jongman,' of een weeuwnaar, komverkee-Zo is’er geen quartier; hy xal my ponjardeeren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( ren,
In ’t kort, de zaak is fchurft, van achter en van veur; Doch ben ’er mcê gefcheept en moet ’er nu mee deur.
’t Meisje is onnozel,jong,het zal,op hoop van trouwen... Maar zacht, daar komtze; laat ik my wat kittig houwen-
ZESDE TOONEEL. Lucinde,Quiryn.
IQui RYN
K offer u een hart, maar vol ontfleltenis,
Een hart, het welk veel meêr verliefd, als ffrydbaar is.
Wy burgers houden, als gy weet, van peis en vrede,’
En neemen fomtyds wel een klein plaiffertje mede;
Maar dat moet Itilzyn, en ook zonder prykel: want Dat leven, o ! dat ’s zulk een fchoon en kofflyk pand!nbsp;Lucinue.
Dat ’s waar, myn Heer, ’k was al bekommert voor het uwen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( fchmven,
Men mag ’t gezelfchap van myn Broêr met reen wel Wanthy ’s gevaarlyk. Ik ben in myn hart verblyd,
Dat gy zyn handen noch zo wel ontkomen zyt.
Maar wyi ons deze zaak kon andermaal weêrvauren,
Zal ’t belt zyn, dat wy ons terllond voor hem verklaaren, En bidden, dat hy tot ons huwlyk geeft zyn Item.nbsp;k Verzoek, myn Heer, datgy daar over Ipreekt,met hem.nbsp;Quiryn.
Maar zo hy ons weêrftreeft ?
Lucinde.
Waarom zou hy weêrftreevcn ?
Gy zyt heel ryk'.
Quiryn.
Zo wat.
Lucinde.
En weet heel wel te !eevcn.
4 DE JUF FER KAPITEIN,
QuIR YN.
Wel, aUeg ik het Yelfs; dat gaat zo taamlyk heen, Lucinde.
Ook zyt gy wel gemaakt.
Quir y N.
Ik heb gezonde leén,
En flaa vierkant, gelyk gy ziet, op myne kooten. Lucinde.
'k Zie niets, myn Heer, het welk onze echt om ver kan Quiryn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ftooten.
Ik ook niet.
Lucinde.
Zo zult gy ’t hem vraagen ? niet, myn Heer ? Quiryn.
]a, guitje.
Lucinde.
Maar als hy zyn ftem dan geeft, wanneer Maakt gy dan Haat, dat wy te faameii trouwen kunnen ?nbsp;Quiryn.
Na dezen maand.
Lucinde.
O! dat wil ons de hemel gunnen ? Wat zal ik bly zyn, dat wy ons zien in dien Haat!nbsp;Quiryn.
En fchoon ons huwlyk alzo dra niet voort en gaat,
Door eenig voorval, ’t welk mocht komen tullen beiden, Zoo kunnen we echter llil een huwlyksleven leiden,nbsp;Malkaar bejegenen, met een oprecht gemoed,
Gelyk een vrouw haar man, een man zyn vrouwe doet; Terwyl wy dat vermaak malkander mededeelen,
Zal ons het wachten na de trouwdag niet verveelen! Lucinde.
Dat ’s wel de waarheid; maar daar fteekt wat prykel in: En zulk een huwlyk...
Quiryn.
’tls’tgemaklykft, na myn zin;’
En daar cn boven is ’t ook d’allergrootfle moden
Men
-ocr page 59-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;SS
Men heeft geen omflag, noch men tekent geen geboden. Dat fchielyk trouwen is, myns oordeels, heel niet goed,nbsp;Voor dat men weet, waar na men zich recht fchikkennbsp;moet;
Want iemand, die zich in het Kloofter wil begeeven, Verbind zich niet, voor hy een proef neemt van dat lee-ven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘
Zo moet men ’t huwejyk ook kennen deur en deur,
En eerlt gewennen aan malkanderens humeur En omgang, eer men t’faam, zo reukeloos gaat trouwen.nbsp;In ’t kort, men moet dat werk op d’eil'peerienfy bouwen.nbsp;L U C r N13E.
Gy fpreckt met fondement.
Quiryn.
Dit zo gekonfidreert,
Dan k an men trouwen met ons beide, als gy ’t begeert, En’t huwelyks kontrakt in order laaten fchryven:nbsp;Daar we op een fprong nu ’t werk voort zouden moetennbsp;Nu kunnen we alles met ’er tyd op ons gemak ( dry ven.nbsp;Befchikken, en het ftofook tot myn bruigoms pak,
Op zyn voordeeligfte van d’een ofd’ander koopen.
Ook valt hetgeenlins onvermaakelyk te hoopen.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Lucinde.
’k Beken, gy hebt gelyk.
Quiryn.
Zo gy zyt alle jaar
Met duizend pond te vreên, zo is ons huwlyK klaar,
Dan hebben wy gans geen verfchil in onze zaaken,
Ik meen u zoveel by duary’sjaarstemaaken.
Lucinue.
En ik, ik geef u dan myn hart daar voor tot loon; Hoewel ik niet zie op het geld, maar uw perfoon.nbsp;Quiryn.
^o zyn wy t’faamen eens: en gy wik wel gedoogen...
AKgehka verfpind hem. Lucinde.nbsp;yf'l Iiect Yan nu af al een Vrouw.
P4 nbsp;nbsp;nbsp;- Qui'
-ocr page 60-jó DE JUFFER KAPITEIN, nbsp;nbsp;nbsp;1
„ Dat’s niet geloogen:
Maar hartediefje, ei, gun my dan dat zoet gelu k,
Dat ik myne lippen op uw lieve lipjes druk.
ZEVENDE TOONEEL. QuiryNjLucjnce, Angelik-a, Kapiteinsnbsp;kleeren.
Ha N G E LI K A, Quiryn vattende.
Alt, halt, gy ouden gryn, zult gy myn huis onteeren ? En myne Zufter, die zo jong is, deboosjeeren?
Ql iryn.
Och! och, myn Heer...
Angelika.
Zult gy een Juffer van fatfoen... Quir y N.
Ik bid, Heer Kapitein...
Angelika.
My zulk een fchande aan doen ?
Zy trekt de deegen.
Ik zweer u, dat ik my van deze hoon zal wreeken.
Lo cinde.
Nu, Broér...
Angelika.
Laat my begaan...
Lucinde.
£i, hoort hem eerft eens fpreeken. Angelika.
Wat zal ik hooren ? ’t geen ik zie voor myn gezigt ?
Gy, vuile lichtekooi; zult gy uw eer en plicht Zo ichoppen met de voet ? k unt ge u zo ver vergaapen,nbsp;Om’t vuil genot, van by die hangeballteflaapen?nbsp;Lucinde.
Ik bid u, Broêr, dat gy niet zo oploopent bent;
Ons liefde is ongeveinït, zy doelt op een goed end. Angelika.
B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;ij
Wilt gy u zelfegaal met zulk een quylbaart ftellen ?,
Gy, die gefprooten zy t uit zulk een braaf geflacht ?
LuC I NDE.
De liefde, flaat die op geboorte of damhuis acht ? Angelika.
’t Is waar ik merk , dat zy na recht, noch reen wil hooren.
Zy dreigt Quiryn.
Maar’k weet een middel,om die in zyn bloed te fmooren...
Tegens Quiryn,
Sta vaft, ik zal u, by den elimalyment...
Quirïn.
Och! och '.’Heer Kapitein...
Angelika.
Ik zal u leeren, vent,
Een Kapitein van ’t Land wat meerder achting draagen,
Al zou’er s’Gravenhaag, ja zelf d’armée van waagen. Engy, ofchandvlek, vanuwnaam, ik zal voortaan,nbsp;Als ik te veld ben, wat meer acht op u doen flaan.nbsp;Lucinde.
Ik kan die wreedheid van een Broeder niet verwachten,
’k PIoop, dat ik u noch, door myn traanen,zal verzachten, En dat het bloed, byu, zal pleiten, voor myn min,
Hoe haatelyk hy ook mag weezen, in uw zin.
’t Is waar, dat hy is uit een Burgersftam gefprooten:
Maar wie zal zich aan een gemeenen af komfl llooten, Wanneer men dat gebrek weer ziet met geld geboet ? ¦
’k Zal duizend ponden by duary uit zyn goed Genieten yderjaar, wanneer hy komt te Itervemnbsp;Angelika.
Hoe! duizend ponden ’s jaars ?
Lucinde.
O, ja, die zal ik erven; Wanneer gy flechts uw ftem...
Angelika.
Fiat, dan is ’t gedaan.
'Tegens (Quiryn,
Myn Heer, ik neem u dan voor mynen Zwager aan,
Dy nbsp;nbsp;nbsp;Qüi-
-ocr page 62-Angelika.
Die haalligheid moet gy ten befte houwen: Het is myn Zufter; ik 2.0U haar graag wel zien trouwen.nbsp;Quiry N.
Gyhebtgelyk, myn Heer.
Angelika.
Naar ik de zaak nu vind,
Kan dit niet qualykzyn; temeer, wylgy haar mind.
Is dat zo niet.?
Gewis.
Angelika.
En gy wilt haar vereeren
Met uwe trouw?
Quiryn, [lil.
„De droes haalt dat ekzamineeren. Angelika.
Wat zegtge ? fpreek rond uit: zyt niet befchaamt: wilt gy Haar niet vereeren met uw trouw ?
Quiryn.
d’Eer is aan my. Angelika.
Om u te toonen, hoe ’k de zaak zoek voort te dry ven, Zal ik het Huwelyks kontrakt voort laaten fchry ven.nbsp;Sersjant!
ACHTSTE TOONEEL. Quiryn, Li cinde, Angelika, inKapiewsnbsp;kUerefi., PetiTSJAN.nbsp;Petitsjan.
, Yn Heer i
A N G E LI K .A.
Haal een Notaris.
Quiryn, /ƒ//.
„Och! wat raad!
Het
-ocr page 63-^9
^9
B L Y S P E L.
Het is niet nodig, dat daar uw Sersjant om gaat,
Ik zal het zelfs wel doen
Angelika.
Hy zal ’er wel een vinden.
Qui R YN.
Ik bidu, Heer.. .’kheb jui[t,een van myngoede vrinden,
Die ik dat geld wel wou----
Angelika.
I nbsp;nbsp;nbsp;Zeg hem maar, hoe hy hiet,
En waar hy woont, myn Heer.
Quiryn.
’t Is zo preflant juifl: niet. Angelika.
’t Is al; hy kan’er in een oogenblik heen loopen. Quihyn.
Neen, blyfmaar, Vriendje.
Angelika.
Neen, gaet gy maar heen, hethoopen Valt voor de minnaars fwaar.
Quiryn.
O! ’k ben daar zo niet van. Angelika.
O! ’k weet, dat een verliefde onmoog!yk wachten kan.
Quiryn. nbsp;nbsp;nbsp;(ken.
Maar twee,drie weekjes: ’k zal ’t geduld wel zo lang rek-x\ngelika.
In twee,drie weeken moet ik weer na Vlaanderen trekken, En ’k wou u graag voor af getrouwt zien met uw Bruid.nbsp;Kom, ga maar heen, Sersjant
„ Hoe raak ik hier beft uit.
Houd,wacht noch wat,Sersjant,laat ons noch wat tardee-Omrcên... nbsp;nbsp;nbsp;(ren,
Angelika.
Wat reên ?
Quiryn.
Ik ben...
An-
-ocr page 64-lt;Sü DE JUFFER KAPITEIN, Angelika.
Gy zyt een man met eeren,
En dat is my genoeg.
Q U I R Y N.
’k Ben een perfoon.. Angelika.
’k Begeer,
Niet meer te weten, als ’k reeds heb gehoort, myn Heer. Gy geeft haar duizend pond, zegt gy, tot een duary:
Zy u haar adeldom, dat ftel ik alapary.
Quirïn.
Dat is wel waar, Heer... maar...
Angelika.
Dan is ’er geen verfchil,
Q U I R Y N.
Maar weet, myn Heer...
Angelika.
Ik weet, al wat ik weeten wil, En op dat geen van beide een ftok in ’t wiel mogt fteeken,nbsp;Begeer ik, dat men uw geboden morgen teeken.
Qu I R Y N.
Myn Heer... daar... ’k ben... daar is zo iets dat my belet. Angelika. .
Belet, of niet, ’k begeer, dat dit word voort gezet.
Q U I R Y N, Jlil.
„Och! och! ik zie wel dat ik’them niet zal ontleggen. Myn Heer...
Angelika.
Wel?
Quiryn.
’k Ben...
Angelika.
Watzytge?
Quiryn.
[Als ik het dan moet zeggen,
Ik ben...
An-
-ocr page 65-B L Y S P E L. Angelika.
Spreek op.
6t
Qu IR YN.
Getrouwt.
Angelika, trekkende de degen.
Watzytgy, fchelm, getrouwt ?
Nu zult gy fterven.
Quiryn,
Och! nu ben ik ’er om kout. Petits JAN.
O! bonkartjéé, mynHeer.
Angelika.
Laat my myn hart ophaaien , Sersjant: ik zweer dat ik die fchurk het zal betaalea.nbsp;Quiryn.
Gena, mynHeer, geni!
Petitsjan.
Ze bulk, gelyk de Kalf,
Myn Heer, wy moet dartien rekru, en heb maar twalf; S chenk d’ouw fj an foetre ’t leef en zendze me na F lander.nbsp;Quiryn.
Hoe! my?
Petitsjan.
Ja, wy fel.braafplaifier heb met malkander. Quiryn-
Voor my, ik heb gants geen foldaten hart in ’t lyf. Angelika.
Welaan, ikbentevreên, kryg voort uw rol, enfchryf Hem aanftonds opbezorg hem van geweer en kleêren,nbsp;En laat hem dan met u voort na d’arméé marsjeeren.nbsp;Quiryn.
Hoe: ikind’oorelog? iklterfveeleer, als daar Te fterven, dag op dag, door’t dreigende gevaar.
Angelika.
Geef hem uw naam voort op.
Quiryn.
Och! heb toch mededoogen.
Waar-
-ocr page 66-Waarachtig, ik ben niet bequaam tot ooreloogen. Angelika.
Wy lullen ’t u in ’t kort wel leeren. Sa, alon, Sersjant, ga, fchryfzynnaam?
Q U III Y N.
MynHeer, ’kbeneenpoltron. En ik zeg nochmaals, dat ik wil veel liever Iterven,nbsp;Alsd’oorelog...
Angelika, hem zettende de degen op de horjl.
Wel aan, gy zult uw wenfch verwerven;
Ik zal u.. j
Quiry N.
Och! mynHeer, ik bid vermoord my niet, Ik zal dan gaan, en doen het geen gy my gebied.
Laat ik dan’t leven, zo lang als ik kan, noch rekken. Angelika.
Gy doet voorzichtig.
’Tegens Petitsjan. Gy zult morgen voort vertrekken inbsp;Maar flaa wel acht op hem, dat hy niet dcferteert,
En zo hy tcgens u in ’t minft maar opofeert,
Zoo leg uw Hellebaard hem over d’oude lenden.
Gy kunt voldoen, met my de ftukken thuis te zenden. Pet ITS JAN.
lek zal de heulebak wel obferveer, myn Heer.
Kom, kamerade, voolg.
Q U I R Y N.
„ Die fellementfe Beer 1
„ Hy noemt my kameraad.
Petitsjan.
Alon, fa! wakker forte, lek ben verheugt, dat gy bent ons Soldat geworte.nbsp;Quiryn.
Kom volgme, kameraad; ik barft van razerny,
Dat zulk een hangebaft zich ftelt egaal met my.
VYF^
Einde van het vierde Bedryf,
-ocr page 67-B L Y S P E L, VYFDE BEDRYF.nbsp;eerste TOONEEL.
OQ U IR y N, alleen^gekleed^ ah een Soldaat. ( ven, Ch! och! wat gaat my aan; men heeft my opgefchree-Entweeryksdaalders, metgeweld, op handgegcevcn,nbsp;En op de Kapiteins gezondiieid drinken doen.
Nu moet ik; of ik wil, of niet, na ’t garnefoen,
En, met dit foljers pak , na Vlaanderen marsjeeren; Want rep ik my, men dreigt my voort te ponjardeeren »nbsp;Gelvi; daar effen noch, toen ik my moeff ontkleên;nbsp;Voort, was het, hondsfot, of ik breek u hals en been Jnbsp;Vat eens die rotting aan, ik zal u eensjes drillen;nbsp;Links, rechts, herlteldu, mars. Aldicrgelykegrillennbsp;Moet ik verdraagen van die rotzak van een waal.
O ! die Sersjanten zyn meeft buffels altemaal;
En deze jakhals fchynt wel cene van de booften.
Doch daar fchiet my iets in,het geen my wat k an trooften t Ik zal de Kapitein ontdekken wie i.. ben ;
O ja, dat ’s goed; want ais hy hoort dat ik zyn Zwager.. * Neen, ik bedenk my wéér, die Ihoode hoerejaagernbsp;Zou my wel zetten in de fpits, wanneer wy flaan,
Om met myn wyf daar na zyn gang te kunnen gaan; Want, om wat veiliger zyn wel luff te genieten,
Zou hy de Koekkoek voor de Papegay doen fchieten: Daarom is’t beft, dat ik in t minft daar van niet meld.nbsp;Maar daar’s Katryn; die ’s ook ’t oorlofy heel ontftelt.
Qcirïn, Katryn.
OK A T R Y N, fchreijende. (lokkend Ch! och! myn Heer, och! och! wat heeft hier uw aan-En minnelyk g.ezigt in huis al fpul gerokkent 1nbsp;QuIB-ÏN.
Hoedat, Katryntje?
Ka-
-ocr page 68-64 DE JUFFER KAPITEIN,
Kat B Y N.
Och! och! de Kapitein gaat an, Dat ik onmooglyk by hem langer duuren kan.
Om welke reen
K A T R Y N,
Hy raait en is i n toorn ontdook en, Puur, als een mens, die uit het Dolhuis is gebrook en :nbsp;Hy wil Lucinde met de degen (leeds te lyf,
Zeis van haar Yelf-, en leid, geiykeendeur, zoflyf. Quiryn.
Is’tmoogelyk!
Hy fpreekt niet als van halzên breeken, En Petitsjan, die guit, heeft me ook al willen fteeken.nbsp;Quiryn.
Maar hy heeft haar noch niets gedaan ?
K ATRY N.
Neen, hy wil Uil
Haar voeren uit den Huis.
Quiryn.
En is dat met haar wil ?
Watkanze’ertegensdoen? zy moeit het wel geheugen. QIuIR YN.
Maar weet gy niet,Katryn,waar hy haar heen wil brengen? K ATRYN.
O neen; maar na ik fpeur zal ’t zyn in een Konvent. Quiryn.
Wie weet,- of hy haar ook niet meê na Vlaandren zend, Om in het leger, als Soldaat, depiektedraagen.nbsp;Katryn.
Men mag haar, in dien Haat, daar ze in is,welbeklaagen. ’t Is ook geen eerlyk man, die, als hy is getrouwt,
De meisjes zo misleid, en zich, alsvryer, houd. Quiryn.
’tlsooknieieerelyk, een raap, tot dienft te dwingen.
Op
-ocr page 69-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;6f
Op dat men veilig met de vrouw dan om kan Ipringen.
K A T RY N.
Recht uit gezeid; mynHeer, gy zyt het dubbelt waard, Gelukkig, dat gy noch uw leven hebtgelpaart.
Quiryn.
Dat is de waarheid; maar wy zullen ’t daar by laaten, Rn faamen cens van die bewufte Juffrouw praaten:nbsp;Gy weet noch wel, wat uw beloften zyn geweeff 5nbsp;K A T R y N.
Zoals ik by u quam trad zy in huis.
Q u t R Y N, Jiil.
s, Dat beeft!
Maarkomtze, zonderdatze van hem word ontboden? K A T R Y N.
Wel neen, men moet haar met eerbiedigheid al nooden. ’k Heb haar gehaalt, om weer in zyne gunft te ftaan:nbsp;Dewyl hy me ook al in die furie dood wou flaan.nbsp;Quiryn.
Maar, Kaatjelief, gy hebt my ook zo vaft doen hoopen, Dat ik haar fpreeken zou, eerd’avond was verloopen.nbsp;K A T R y N.
Dat kan onmoogelyk , gelykgyziet, gefchiên. Quiryn.
Waar is de Kapitein ? heeft die haar al gezien ?
K A T R Y N.
Die ’s metzyn zufter heel om hoog op d’achterkamer. Quiryn.
En wa« ’sde Juffer?
K ATRYN.
Die ftaat voor.
Quiryn.
O! geen bequamef
Gelegendheid, als nu ! ei gaa eens by haar, Kaat;
Zeg, dat de Kapitein haar hier te wachten ftaat.
K ATttï N.
Maar als zy u dan ziet...
E nbsp;nbsp;nbsp;Qur-
-ocr page 70-66 DE J UFFER KAPITEIN, QuIR Y N.
Ik zal de kaars uitdomplen, En haar zo ftilletjes wat binnens monds toe mompkn.nbsp;Of anders geef my myn orlofy en hetgoudnbsp;Maar wederom, zo gy niet uw beloften houd.
Katryn.
Wel aan, ikïal’tdan doen, al zou het my berouwen. Maar gy moet u dan ffil en heel voorzigtig houwen;nbsp;Want zo het uitlekt, weet ik waarlyk geen raad.
Doe toch de kaarfen uit, eer ik haar binnen laat.
DERDE TOONEEL.
ZQuiryn.
y gaat, och ! dat is goed; nu zal ik zeker weeten, Ofzy de Kapitein te gaft nood op myn eeten.
Ik zal gerulter gaan vertrekken, als ik uit
Die dubiorum ben. maar zacht, ’k hoor daar geluit.
VIERDE TOONEEL. Quiryn, Petitsjan.
LP E T IT S j A N , zonder gezien te worden. a Roze!
Qüiryn.
Och! Petitsjan komt, om my voort te dry ven. La Roze roept hy: ’k heb myn naam zo laaten fchry ven.
Petitsjan.
La Roze! hella! he!
Quiryn.
Wat wil, myn Heer Sersjant? Petitsjan.
Alon, fa fort, marsjeer j wy moet na de Brabant; Waar isdekhappezak, en d’andreekipaasje?
De piep en du tabak? alon, Ia! fa! koeraasje. Quiryn.
Ik heb gegeeten, noch gedronken: fta toch toe,
Dat ik, voor myn vertrek, toch eerft myn maaltyd doe.
Pe-
-ocr page 71-Petitsjan.
Wy zul te Foorboerg ons wat refresjeer: fa ! forte.
Q U I R Y N.
Een uurtje...
Petitsjan, -voortgaande.
Geen moment: kom, kom, fa voolg my korte. Quirtn.
’k Ben flaauw van honger.
Petitsjan.
Smook dar vor een piep tabak,
Dat zei het hart verfterk.
QuiR YN.
’t Is avond.
Petitsjan.
Al was ’t iiak,
Zo moet wy nochtans fort. Alon! fa vite! vite!
Wy moet kompleet zyn, eer de monltering gefchiete.
Q u I R Y N.
JNou, nou, Sersjant...
Petitsjan.
’k Weet daar niet af: wy moetmarsjecr Ik wil myn Hellebard, om jou, niet hafardcer.
Q H I R Y N.
Maar, Heer Sersjant,..
Petitsjan, vattende Quiryn by den arm.
Wat maar, watmaar. ’k lag met die praatje. Ga fort, ga fort, of ’k zal...
Quiryn.
Nu, daariseenDukaatje. Spoel eens die kranke bui, op myn gezondheid, deur.
Petitsjan, neemende de hoed af.
Ha! ha! Monfieu la Ros, fje fwie vot Serviteur,
Een uur, of twie is maar een foetu bagatelle;
’k Zal jou gezondheid drink, by Pier, indedrie fnelleh.
63 DE JUFFER KAPITEIN, VYFDE TQONEEL.
WQ u I R Y N, alleen.
asmetdiehottentot geen kleintje daar gebruit. Hoor ik daar iemand niet ? o ja,de kaers voort uit;nbsp;Daar zal Madam wis zyn, nu zal het Ipel beginnen.nbsp;ZESDE TOONEEL.nbsp;KaTRYN, Qu IR y n, J uffer Quiryk.
HK ATR Y N.
eer Kapitein, daar is die Juftroirw.
Q u I R Y N.
Laat haar binnen.
’k Moet nu die kat eens uit de boom zien. Daar kointzc Juffer Quiryn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(aan.
Nu ziet gy, Heer, hoe gy by my te boek moet ftaan, En welk een groot vermaak my kan uw byzyn geeven.nbsp;Quiry N.
„Waarachtig, ’t is haar Item. Mevrouw,ik acht het leeven Ook nergens na zo waard, als d’eer van u te zien ;
’kBeken, dat ik dit groot geluk geenfins verdien. Juffer Quiryn.
Gy kent noch niet te recht de teerheid van myn liefde, Hoe van’t begin af my uw deuchd het hart doorgriefde.nbsp;Quir y N.
„Die kronje meent, dat zy by haaren pol is. Ach ! Gedoog dat ik u met een kus antwoorden mag.
„Zy flaatgelyk een paal, terwyl ik druk haar kaaken. „ Wilt zy, dat ik het was,’t zou haar zo wel niet fmaaken.
Juffer Q u i r y n.
Maar zult ge my altyd beminnen ?
Quiryn.
Zou ik niet!
’k Stierf liever duizendmaal, eer dat ik u verliet.
Maar hebt ge een ander ook uw hart niet opgedragen ^ Juffer QuiRyn.
O! buiten u, myn Heer, kan niemand my behaagen.
Qui-
-ocr page 73-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;69
Q U I R Y N.
Maar hoor, daar is zo iets, dat niy noch wcderhoud, Men zegt, datgy zytaan een lompe vent getrouwt.nbsp;Biegt eens recht op, zond gy die heel vcrgeetcn konnen ?
J u F F t R Q u 1 K y N. (wonnen; ’k Zeg noch, dat niemand heeftals gy, myn hert ver-Ja, gy alleen zyt daar volkomen meeiter van.
Qu I R Y N.
„ Dieonbefchaamde hoer! Maar, fchoone, mag ik dan Dit enkle nacnje uw zoet gezelfchap hier genieten ?nbsp;Juffer Qui r yn.
D’eer van uw byzyn zal my nimmermeer verdrieten.
Q U I R Y N.
„Dit is genoeg gezeid; myn fchande blykt nu klaar.
Sta nu, karonie; ik zal...
Help! help, ’k ben in gevaar.
ZEVENDE TOONEEL.
Qu IR y N, K A T R Y N.
MK A T R Y N.
oord! moord ! hoe, wat is dat i Q u 1 R Y N. .
Dat fpyt me : ze is ’t ontkomen. K A r R Y N.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(men.
Wat fchort, myn Heer? of valt het lof ook van deboo-Q U I R Y N.
’t Is buiten u, Katryn.
K A TR Y N.
’t Is echter geen fatfoen ,
Zo ge ongeneegen zyt, dc juf er goed te doen,
Zo doet haar ook geen quaad
Q u I R y N.
' nbsp;nbsp;nbsp;Gy zoud wel anders zingen,
ACHT-
.Wift gyzowel, als ik, waarmydefchoenen wringen.
-ocr page 74-70 DE JUFFER KAPITEIN,
ACHTSTE TOONEEL: Karel, Quiryn, Katryn.
WK A R E L.
ie maakt hier iulk een groot geweld ? -K A T R Y N.
Dat doet men Heer.
Karel.
Hoe! Oom^yt gyhier? wat beduid dat Yydgeweer?
En dat Soldaate kleed ?
Quiryn.
Hoor, Neef...
Karel.
Ik wil niet hoopen,
Dat gy u icJfs hebt voor vyf duivers gaan verkoopen ? Quiryn.
Men heeft...
Karel.
Een man, alsgy, van zulk een groot fatiocn, Zohoogvanjaaren, zou die zulk een dwaasheid doen ?
Quiryn.
Maar hoor , Koezyn, ik ben...
Karel.
Zou die zyn vrouw verhaten ? Dat kan niet mooglyk zyn.
Quiryn.
Maar laat my ook eenspraaten. Karel.
O neen! gy zult niet gaan.
Quiryn.
Maar heb toch wat geduld. Karel
Ik ben verzekert, datge u wel beraaden zult. Quiryn.
Ja wel de drommel haal dien fnappert.
Karel.
’k Wil wel zwecren. Zo
-ocr page 75-Zo ge al by’t opzet bleeft, dat ik het wel louwceren... QU IRYN.
’t Is een afront, zeg ’k u.
Karel.
Een burger man is hier Juift niet verplicht, daarom te Haan met het rapier.nbsp;Quirïn’.
Ik zal my wreeken—
Karel.
Gy kunt u W'el anders wreeken: Zo gy beledigt zyt, gaat daar de Schout van fpreeken.nbsp;Quiryn.
lawel ’k word dol, door die verbrufte rammelaar.
’ nbsp;nbsp;nbsp;Karel.
Gy hoeft u daarom niet te fteeken in gevaar. Quiryn.
Wel, wysneus, die niet doet, als rammelen en praaten, ’k Weet zelver wel, watmyte doen (Iaat, oftelaaten;nbsp;’k Heb’t wel geweeten, eer gy zelfs een kakken kond.nbsp;Karel.
Zo u myn raad mishaagt; fiat ik hou myn mond: Want, naar ik merken kan, fchy nt gy my te mistrouwen.nbsp;Quiryn.
Ik zeg u, dat ik hier word met geweld gehouwen,
Eu dat men my met kracht gedwongen heeft, het Land 1'e dienen, als Soldaat, dat ik, in deze ftand,
Het zy ik wil, of niet, na V laandren moet marsjeeren. . Of dat de Kapitein my dreigt te mafTakkreeren.nbsp;Kakel.
Hoe hict die Kapitein?
Quiryn.
Zyn naam is me onbekent; Maar hy ’s hier gelogeert: het is een jonge vent.
Die noch geen haar heeft om zyn kin.
Kakel.
Ik zal wel maak en,
Dat gy van uwe dienfl haafl zult ontflagen raaken:
£ 4 nbsp;nbsp;nbsp;Het
-ocr page 76-72 DE JUFFER KAPITEIN,
Het is myn befte vrir.d, die ’k in de wereld ken. Katryn, ga fprcek hem eens, en zeg, dat ik hier ben-Kaïkyx.
’t Is wel, inyn Heer.
NEGENDE TOONEEL. Karel, Q u i r v n.
JK A K E L.
a, Oom, gy hebtgeenfins te vreezen ; ' K ivieen, dat die quefty wel zal by te leggen weezen.nbsp;Qu I R Y N.
Ja, mecntgy.dat, Koczyn?
K A R E L.
’k Sla daar geen twyffel aq. Ik kan niet denken , dat men hier een burger man,nbsp;Van zulk een groot fatfoen, zo ryk, zohoog vanjaaren,nbsp;^ou dwingen tot dien dienft.
Quiryn.
’t Is my nochtans weérvaaren, Wat meer is, ik heb zyn Sersjant, dien lompen beeft,,nbsp;Watindehandgeftopt; ’k was aks al weg geweeft,
TIENDE TOONEEL. Angelika,»» Kapiteins kUeren, K A R E L,Quiryn.
Z nbsp;nbsp;nbsp;Angelika.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(goeden.
y gy zyn Neef,myn Heer? ’k bid,houd myn toorn ten Het fpytmy, dat hy uzonaftaatin den bloeden,nbsp;Dewylikmy daar door verfteeken zie van wraak.nbsp;Karel.
Maar wat heeft hy gedaan ?
Angelika.
Hoe weet gy ’t niet ? een zaak Die onvergeeflyk is; hy heeft myn huis gefchonden,nbsp;Als vrijer veinzende, zich aan Mafeur verbonden.nbsp;Karel.
Wat zal ik zeggen? ’k fta op’t geen ik hoor, konfuus. Maar hy zal mopgelyk...
A N-
-ocr page 77-B L Y S P E L, nbsp;nbsp;nbsp;73
Angelika.
De zaak lyd geen ekskuus.
Koe! zalhymy, morbleu, zofchandclykontceren! My! rny. een Kapitein van ’t Land: ik wil hemiweereii...nbsp;Hy is gelukkig, dat hy u zo na beftaat:
Oin onzer vrindfchaps wil verpynig ik myn haat.
’k Meen , dat dit fchellemlhik hem aars zuur op zou bree-Karel. nbsp;nbsp;nbsp;(ken.
Myn Heer, ik ben...
Angelika.
Laat ons niet meerder daar van fpreek en, Maar’t geen hier is gebeurt vergeeten. ’k neem voortaannbsp;Hem onder hetgetal van myne Vrinden aan.
Daar is zo iets, dat my noch tot hemmaaktgeneegen. Ik wil uit vrindfehap wel een beker met hem veegen,nbsp;En dat op ’t goed fucces uws hüwclyks met mynnbsp;Malcur. Ik denk niet, dat hy daar zal tegen zyn.
Waar is hy} haal hem eens.
Qui R y N.
Myn Heer, wat ’s uw begeeren i Angelika.
Ha! Ha! ik kende u niet, in die Soldaaten klceren.
Wat dunk t u, geeft gy ni£t uw Item tot deze trouw ?
Q u I R Y N.
Ja:maar daar ’siets, dat ikweleerü bedingen wouw. Angelika.
Watisdat? nbsp;nbsp;nbsp;Quiryn.
’t Is... ik kan ’t niet zeggen zonder fpreek en. Karel.
Spreek op , wat is’t?
QviRYü, tegefis Karei.
Dat gy hem eerll den hals zult hreeken. Karel.
Och! Oom, wat taal is dit! zyt gy uw leeven moê j Zo ge u niet beter in wilt binden , zo zie toe...
Quiryn. nbsp;nbsp;nbsp;(ven.
T oe zien, of niet toe zien: ’k zal aars myn ftem niet gee-
-ocr page 78-Karel.
Doet dan, watubelieft: maar gyfpeeltmet uw leven. Q UI R Y N.
Zou ’k u doen trouwen met de Zufter van een Vent, Diemy zoafronteert? ’kwou, by denellement,
Veel liever dat my zo terftond de honde vraateh.
’k Denk niet, dat ge udaar toe ook zultbeweegen laaten. Karel.
Denk ook niet, dat ik zo lafhartig ben van aard.
Dat ik ’t niet wreeken zou, zo gy beledigt waart.
Wat heeft hy u mildaan ?
Quir y N.
Hy heeft... o! ’k zal maar zwygcn , Schoon ik ’t al zei, ik zou toch geen revensjekrygen.nbsp;Karel.
Spreek, ik beloof u die.
Qüiry N.
Wel, als gy’t zo begeert,
Hy heeft my, zegik...
Karel.
Wat?
QuIRÏ N.
Gekorrenoetizeert.
Karel.
Gekorrenoetizeert ? dat kan nietmooglyk wezen :
Uw vrouw is veelte kuifch om zulks van haar te vrcc-Angelika. gt; nbsp;nbsp;nbsp;(zen.
Zo zy geen andere galanten heeft, als my,
Sta ’k voor baar kuistieid in.
Quir V N.
Ik weet, nochtans dat gy
Haar heel wel kent.
Angelika.
Dat ’s waar,
Quiryn.
Dat zy veel meêr zal haakeii
Nau, als na haar man.
An-
-ocr page 79-B L Y S P E L.
Angelika.
Gy kunt het daar na maken. Quirkn.
Dat zy prefentibus noch hier is in uw huis.
Angelika*
Dat kan wel weezen.
Q u I R Y N.
Wel, is dat een proef van kui$
Enecrelyktezyn?
Karel.
Maar is het zyne vrouwe ? Angelika.
Wel neen, in’tminfteniet.
Quiryn.
Dat’s waar; het is de jouwe, Karel.
Ik bid u,Heer, dat gy hem eens helpt uit den droom. Angelika.
Als ’t u belieft. Katryn, zeg , dat zy binnen koom. Quiryn.
Maar, Neef...
Karel.
Maar, Oom, wat baat dat tallemen en teemen ? Quiryn.
Maar als ’tmyn wyfis. • •
Karel.
Dan kunt gy haar met u ueemen. Quiryn.
Zou ’k my dan weer met haar vermengen? zulk een hoer! Ik wou veel liever, dat zy voor fintvelte voer.
Angelika.
Zyt zo voorbaarignoch oploopendcvan zinnen.
Ik zal u toonen, hoe we elkanderen beminnen,
Hoe ver de zuivre drift van twee gelieven gaat:
Gy zult zo aanftonds zien, ofzymymint, of haat;
’k Wil dat uwe oogen zelf getuig’nis zullen geeven,
Hoe lief eii aangenaam dat wy te faamen leeven.
En
-ocr page 80-En ^o ’t een J uffer is, waar meê gy lyt getrouwe,
En ge u, door onze min, zo veel benadeelt houd,
Zal 'k afftand doen, om u daar mede te geryven.
’t Verveelt my ook, zo lang by een matres te bly ven.
Q u j R y N.
Hoort gy wel, wat hy zeid ?
Karel.
O! ’t is een onverlaat,
Wy zullen ’t hem wel weer betaalen, maak ik Haat. Wacht maar een weinig, totwy alles klaar ontdekken,nbsp;Dan zult gy zien, ot’kmyde zaak niet aan zal trekken.nbsp;Angeuka.
Daarkomtze. Zie nu, of ge ookin uwmeeningmift.
Q UI R Y N, tegens Karei.
Wat dunkt u nu daar van ?
Karel.
Ik moet bekennen, ze is ’t.
Angelika,Karel,Quiryn, Juffer Quiryn.
Angelika, tegels Juffer Quiryn.
D ie Heer fchynt heel jaloers, ik bidu,wiltgcdoogen, Dat ik uw fchoone mond mag kuöeii, voor zynsnbsp;oogen.
Quiryn, zettende Z'jn voet op de plaat van zsn degen, om hem uit de fcheê te trekken., maar kan niet.nbsp;Zult gy haarzoenen? gy? endatvoormyngezigt?nbsp;’kZal, by den eliment.
Karel, hem weerhoudende.
Zacht, laat u niet zo licht
Vervoeren door de wraak.
Quiryn.
Ik zweer, ik zal my wrecken. Karel.
Gy zyt hier in zyn huis.
B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;77
’k Zal hem den hals voort breeken. K A R E L.
Gy hebt geen reen daartoe.
Q UI R Y N.
’t Zy zo, Iaat my begaan. Tegennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Quiryn.
Jou fchandvlek, zult gy ZO uw eer en plicht verraan? Angelika,
Maar, Vrind, wat baat u al dat raazen, fchelden, ky ven gt; Kent gy het fpreekwoord niet: tabak, Soldaaten wyvennbsp;Zyn overal gemeen.
Quiryn, trekkende aan zyn degen.
De droes haalt dat rapieci Angelika.
AI myn Soldaaten, totdeminftepiekenier,
Geet ik twee hoorens, in de plaats van bajonnetten , Om daar mee moedig op den vyand in te zetten.nbsp;Quiryn.
Maar, K arel, kunt gy dit zo voor uw oogen zien ? Karel.
Zo langgeindienftzyt, kunt gy hem dat niet verbiên. Quiryn.
Op wat manier raak ik dan ’t beft daar van ontflaagen ? Angelika.
Op wat manier? gelyk ikuhebvoorgedraagen.
Gy hebt myn Zufter op hetfchandelykft gehoont;
En zo myn Heer, uw Neef, zich ongeneêgen toont, Om deze fchandemet zyn huwlyk weer te boeten,nbsp;Zultgy voor eeuwig, als Soldaat, my dienen moeten.nbsp;Quiryn.
Wat zegje daarvan. Neef? geef jy daar toe jou ftem? Karel.
’t Mogt weezen, om u te bevredigen met hem,
En op dat gy zoud uit het mclitaer verband zyn. Quiryn.
’k Geloof het wel; dat zou ecnkol^enauwhandzyn.
Maar
-ocr page 82-DE JUFFER KAPITEIN,
Maar kom, ik zal het doen: doch met beding, datgy Myn Wyf ook na u neemt; die hoer, die lichte pry,nbsp;FIeeft,als gy weet, haar trouw zo deerelyk gefchonden...nbsp;Angelika.
Ik wil aan wetten noch voorwaardens zyn verbonden: Ik ftel dat aan haar keur; zo zy wil mefmy gaan ;nbsp;Het komtme in ’t leger op een wyf, vyf, zes, niet aan.nbsp;Quiryn.
Al was het acht of tien: gy kuntze Wel verhuuren, Om’tlegerlèrrevies, of’t keuke Ipit te fchuuren.
Fiat, ik geef op die kondify dan myn woord, Angelika.
Maar zacht; wy moeten eerft een Notriaal akoort Te iaamen maaken, en de gift van duizend ponden,nbsp;Daar moet ge, in’t huwelyks kontrakt, voor liaan ver-Quiryn. ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(bonden.
Hoe droes komt dat te pas ? trouw ik haar, óf myn Neef? Dat die haar duizend pond, tot een duary, geev’,
Die haarc man zal zyn.
Angelika.
O ! ’t walgt my, al dat teemen.
Sersiant.
TWAALFDE TOONEEL. Lucinüe, Angelika, Karel, Quirvn,nbsp;Juf EER Quiryn, Petitsjan.
F E T IT s j A n.
, yn Heer.
Angelika.
Gy zult die vent voort met u neemen. Petitsjan.
Als ’tu belief, myn Heer. alon, fa fort,fripon. Quiryn.
Maar, Neef, zult gy dit zien ?
Karel.
Ik wou, dat ik u kon Daar van bevrijen; maar ’t is, als gy ziet, verlooren.nbsp;Ook is de zaak al vry wat fchurft: des zou ’k ze finooren,
Eit
-ocr page 83-En ïien to naauw niet op des waerelds geld, of goed; Want zo gyfterven wilt, met een geruft gemoed,
Ben ik dc naaften, die gy immers, na uw leven, Alseenigfte Erfgenaam, ’t bezit uw goeds kuntgeevcn.nbsp;Inftitueer my flechs daar voor, als by akoortnbsp;Van huwlyk: ik geloof, de quefty zal dan voortnbsp;Wel by te leggen zyn.
Qui R Y N.
Wel, dat zou noch wat lyken. Gy gaat dan, als gy zegt, toch met het hagje ftryken.
Ik zal... Maar daar’sKatryn; diefchynt wefirheel ont* hutft.
DERTIENDE TOONEEL. Lucinde, Angelika, Juffer Quiryn,nbsp;Karel, Quiryn,Petitsjan,Katryn-
OK ATR y N.
ch! och! Juffrouw,och! och! nu is het fpul verbruft, je Broer de Kapitein...
Angelika,
Wat’s die K a I R Y N.
Och! wie zou ’t droomcn ? Lucinde.
Spreek op , wat is ’t?
Katryn.
Die is zo in den Haag gekomen. QüI'RYN, tegens Lucinde.
Hebt gy meêr Broeders, als deze eene ?
Lucinde.
Dat ’s myn Nicht.
Quiryn.
U w Nicht ? o! had ik dat geweeten, ’k had zo licht. Maardatisgepaffeert* Zegmyeens, om wat redennbsp;Heeft zy zich ZO vermomt en als een man doen kleeden ?nbsp;Angelika.
Om welke rcên? het is om befte wil gefchied:
Om dat gy uwe vrouw zo fchandelyk verried, (keil. En daagelyks myn Nicht hier , als Galant, kwamt Ipree-Maar kom; wy zullen by die zaak een ftokje lleeken,nbsp;En onze vrindtenap , door het imw’iyk van dit paarnbsp;Jkveltigen.
Q u I Ry N.
Maar, Neet', ei, zegeens', is het waar? Zou ’t wis een vrouwmens zyn ?
A K E L.
Ja, Oom, dat’s wis en zeker. Q U I R Y N.
Wat bruflemedeze pry 1 ’tleek wel een halzenbrecker. Nu, ik beken, ’k hebfchuld; en meen ook myiic toutnbsp;Weérom te boeten, met een halve tonne gout.
tegens Luc\nd\
Wat dunkje aanftaandc Nicht, zal datde koop wel bree-Lucinde. nbsp;nbsp;nbsp;(ken?
Wat my belangt, als ik zal openhartig fpreeken,
Net geld is geenlius te verfmaan, maar ik acht d’ eer, Dat ik hem van zo waard een hand ontfang, veel meer.nbsp;Quiryn.
Zo, dat’s nu zo ver wel. Als nu myn vrouw my mede Vergiffenis belooft, zo is het peis en vrede.
Juffer Quiryn.
Voormy, ’k vergeef u al het geen gy hebt misdaan;
En neemt gy my voor vrouw, ’k neem u voor man weer Quiryn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(aan.
Zou ’k niet, daar is myn hand en ook een zoen daar neven.
Zo ik u weer misdoe, zo wil den Hemel geeven... Angelika.
’tis nood’loos, dat gy dit beveftigt met een eed.
Haal een Notaris, Kaat, terwyl ik my verkleed;
Dat hy het huwelyks kontrakt maar aanflonds teken.
tegen i Lu cm de.
Uw Broeder zal dan ook al hier zyn, naar ik reken. EINDE.