[ D, T» nbsp;nbsp;nbsp;4Agt;gt;7y'J'. ^Y’i é.
n . ^ . nbsp;nbsp;nbsp;•^rn.K iy}é. \
///; n.4^. /'t.AUyi^ lix£^ nbsp;nbsp;nbsp;j
4'. ^ ^dt-M nbsp;nbsp;nbsp;,r/Y^ieidf^ l^ecta.uQ
/hwyu^idtjAy^^//ui.M7ly//y7.
i'
j,.r ¦'
Niets is ’er by de Dichters meer bekend, dan het opofFeren van Ifigenia,maar zy zyn het alle nietnbsp;eens, in de aller wichtiglle by zonderheden vannbsp;beeze offerhandc; fommigc, als Kfchylus in Agamemnon,nbsp;oophocles inEleélraj en na hem Lucretius, Horatius,nbsp;•b anderen, willen, dat men inderdaad het bloednbsp;‘ugenia, Agamcmnons dochter, zoude vergootennbsp;nebben, en dat zy in Aulis zoude geliorven zyn: Mennbsp;lecze flechts. Lucretius in ’t begin van zyn eerlle boek.
Aultde quo paclo Trivial vk'^Ms aram MiamJJai turparunt fanguive fadenbsp;DuStores Danaunu amp;c.
Dat is:
Hoe Zeer affchuuwclyk de Griekfche Legerhoofden, Lemorftcn, te Aulis met Ifigenias bloed,
Dianaas Altaar.
Klytemneftra zeggen, dat haar man 20 even den geelt gaf, haare dochternbsp;, °deezen door hem gedacht, in de hellenbsp;TTipj ^ °btmoeten. Anderen hebben vcrZierd dat Diana,nbsp;Zei ^ hebbende met deeze jonge Princelfe, denbsp;ve hadde opgenomen, en in 1'auren gebragt zo alsnbsp;en haar ftondt op te offeren, en dat de Godinne, eenenbsp;ander diergelyken offerdier , in haarenbsp;hadde gefield. Dit verdichtfel heeft Euripidesnbsp;I °*Sd, en Ovidius heeft het onder de voorbeeldennbsp;^D*^ quot;F^*^heppinge gevoegd,nbsp;mind^^^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^hg^bia noch een derde gevoelen, niet
j fa °bd als de tweeandere. VeeleSchryvers,enon-dichf^^^^ ^^cfichorus ,cen der beruchtficenoudfie Lier-j nbsp;nbsp;nbsp;hebben gefchreeven dat hét wel waar was,
P eene rnnfefTe van dien naam was opgeofferd ge-• 3 nbsp;nbsp;nbsp;weefi;
-ocr page 8-weeft; maar dat deeze Ifigenia eene dochter was welke Helena by Thefeus hadde. Helena heeft haar (zeggennbsp;de Schryvers,) niet durven voor haare dochter erkennen, omdat zy aan JVlenelaus niet openbaaren durfde,nbsp;dat zy met T hefeus in ’t heimelyk was getrouwd ge-weeft. Paufanias breaigt de getuigeniflen by, en de namen van Dichters, die van dit gevoelen zyn gcweeft;nbsp;en hy voegt ’er by dat dit door geheel Griekenland zonbsp;geloofd wierd.
Eindelyk Homerus, de Vader der Dichteren, verre van dat hy zoude willen (taande houden, dat Ifigenia de dochter van Agamemnon in Aulis zoude opgeofferd hebben;nbsp;of in Scytie gevoerd zyn geweeft, doet, in ’t negendenbsp;boek van zyne Ilias, dat is byna tien Jaaren nader Grieken aankomft voor Troye, Agamemnon aan Achillesnbsp;zyne dochter Ifigenia ten huuwelyk aanbieden, diehy,nbsp;zegt hy, te Mycenen t’huis gelaaten had.
Ik breng alle deeze verfcheidene gevoelens by, en vooral de aantekening van Paufanias, omdat ik aan deezen fchryver de gelukkige vinding van de perfoon van Eri-file verfchuldigd ben, zonder welke ik dit Treurfpelnbsp;nooit zoude hebben durven onderneemen: Wat fchynnbsp;van reden was ’er dat ik het Tooneel zoude bezoedelennbsp;met eenen afgrylfelyken moord, van een perfoon zonbsp;deugdzaam en zo beminnelyk, als men Ifigenia behoorde voor te ftellen? En met welke waarfchynlykheidnbsp;zoude ik myn Treurfpel ontknopen door hulp van eenenbsp;Godinne, of eenig kunftwerk, ofeenig herfcheppinge,nbsp;die ten tyde van Euripides, wel eenig geloof kondevin**nbsp;den; maar die by ons al te ongerymd, en te ongelootfelyknbsp;zoude gevonden worden; Ik kan dan vryelyk zeggen ,nbsp;dat ik zeer gelukkig ben geweeft in deeze andere Ifigenianbsp;by de oude fchryvers te ontdekken, die ik zodaanignbsp;heb komien verbeelden als het my goed dacht, en die innbsp;’t ongeval ftortende daar deeze minnydige minnaareflènbsp;haare medevryfter in wilde ftooten, eenigfins fchynt dénbsp;ftraf te verdienen, zonder evenwel geheel en alhetme-
* Corinth, Pag. ijj, nbsp;nbsp;nbsp;dely-
-ocr page 9-delyden onwaerdig te zyn. Dus is de ontknooping van Spel gehaald uit den grond van het Sp£l xelve, ennbsp;men behoeft het flechts te hebben ^ien vertoonen,omtenbsp;begrypeti wat vermaak ik den aanfehouwer ^ege^ennbsp;keb, in aldus op het einde een deugdzaame Pnncelle tenbsp;behoeden, aan wie Euripides het geheeld reurfpel door,nbsp;lich zo veel heeft laaten gelegen zyn, dat hy haar heeftnbsp;willen verlolfen door een ander middel dan een wonderwerk, ’t welk hy niet zoude hebben konnendulden,omnbsp;dat men het nooit zoude kunnen gelooven.
De togt van Achilles na Lesbos,’t welk die Held inneemt, en van waar hy Erifilé, eer hy te Aulis komt vervoert , is ook niet zonder grond Euphorion van Chal-cis een zeer bekend Dichter by de ouden, endaar Virgi-lius * en Quintillanus op een, voortreffelyke wyze gewag vanmaaken,meldt van deeze reis na Lesbos. In een zyner Gedichten zegt hy, zo als Paulairias verhaalt, datnbsp;Achilles, eer hy zich by ’t Griekfche Leger voegde, datnbsp;Eiland hadde vermeefterd ,en dat hy zelf daareene Prin-fefTe had gevonden, die op hem was verliefd pworden.
Dit zyn de voornaamfte zaaken waar in ik eeniglins van de fchikking en het verdichtfel van Euripides bennbsp;afgeweeken. Ik heb my ftiptelyker gebonden inzynenbsp;hartstochten te volgen. Ik beken hem verfchuldigt tenbsp;tyti een goed deel van die redeneeringen die in mynnbsp;Treurfpel het meeüe zyn goedgekeurd gewéeft; en iknbsp;beken het zo veel te liever, omdat deeze goedkeurin.
ten,my, in die achting,en eerbied w'elke ik fteedsvoor ie werken, ons van de oudheid overgebleeven, hebbenbsp;gehad, doet volharden. Dus verre de Heer Racine aangaande dit Treurfpel; wiens woorden wy hier hebbennbsp;Willen nederftellen, omdat wy, niets beters totaanbevee-1^ van dit treöelyk Toneelfluk willen by te brengen.nbsp;W y hoopen dat de Leezer en toeziener niet minder genoegen hier in zullen vinden, dan de Franfoifen, dienbsp;het in hunne moedertaal hebben zien vertoonen.
* Eclo* to Infti, ]. lo.
-ocr page 10-Agamemkon, Veldheer der Grieken,
Ark AS, Vertrou’xeling van Agamemrm» Achilles, Minnaar van Ifigenia,
Griek/cbe Vorjltn»
Ulisses,'
Nestlt;
Patroklüs, Vriend van Achilles,
Eüribates, Hoofdman van Agamemnons Lyfwacbté E RI r IL E, Onbekende Dochter van Helena.
Doris, Vertrmmde van Erifile.
Ifigenia, Dochter van Agamemnon, Klytemnetr A, Moeder van Ifigenia.
^GiNA, Staat]uffer van Klytemnejlra.
KalchAS, Aartsvoichchelaar der Griekem Zvoygende,
Lyfwacht.
/
Het Tooneel verheeld de Legertent van Agamemnon wb-in Aulis.
Pag. I
eerste TOONEEL. Agamemnon, Areas.
Agamemnon*
[a, Agamemnon is’t, uw V or ft, die u komt wekken;
Ken my aan myne ftem, ikhebuietsteont* dekken.
A/1 u nbsp;nbsp;nbsp;Areas.
Myn Heer, hoe! ïyt gy’t zelf, wat zaaken van gewigt Fjoen u hier komen voor het ryzen van het licht?nbsp;dageraat begint pas even te genaaken,nbsp;ik zie niemand, als ons beide, in Aulis waaken.
Of ^^^'8 ruifchen in de lucht uw ruft geftoord ? hebben deeze nacht de winden ons verhoord?nbsp;een,alles flaapt, de zee, het leger, en de winden.
Q nbsp;nbsp;nbsp;Agamemnon.
elukkig is hy, die vernoeging weet te vinden
gemeen beroep, wienftaat, noch ampt verrukt; van allen laft, die my de fchouders drukt,nbsp;o.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Arkas.
oints wat tyd fpreekt gy lo f hoe komt in uw’ gedachten
A nbsp;nbsp;nbsp;quot;, Dö
-ocr page 12-I nbsp;nbsp;nbsp;I F I G E N I A ;
De heerlykheén» die u omringen, te verachten? WatlrebbenVi de Go6n gedaan, datu verdrietnbsp;Huftii’ gunfti ert al’t geluk dat fy vSh heft geniet?nbsp;Zoekt gy hun weldain niet t’erkennen, maar te haten?nbsp;Zy t ge Atreus zoon niet ? Vorft, en Vader ? boven maatennbsp;Gelukkig door uw’ echt? bezitge niet daar bynbsp;Het belte en ryklle deel der Gnekfche Heerfchappy?nbsp;Zyt gy niet uit het bloed van Jupiter gefprooten,
En door de trouw verknocht aan diergelyke looten? Verzoekt Achilles, die ontzachchelyke Held,
Van wicn ’t orakel ons zo veele wond’ren fpelt, Ifigenia niet? wil hy, om u te wreeken,
Zyn huuwljks-toorts niét aaft de vlam van Ttöje ont-lleeken?
Wat zeege, wat geluk haalt by die waardigheên.
En eerbewyzeni, dfe ge óntfangt van ieder een?
Hebt gy niet onder u een vloot van duizend kielen ?
Van twintig vorlten, teed om Tróje te vernielen?
*t Is waar, dat dèeze liilte uw zèege wat verlet:
De wind, drie maanden als geboeid, en valt gezet, Verhindert ttwè Vloot na Trójè tóe te ftreèven;
Maar heeft men’tallesjuifl;,gelykmenwenfcht,in ’tlee-ven ?
Gy tyt eeh menfch, én ’t lót is wéifFelend, het brengt Zeer zelden Voörïpoed, met geen tegenfpoed vermengd.nbsp;Zeer haafl: ... mhaf, Heer, gy z ucht! wat is ’t, dat u doetnbsp;fchra'jen?
Is ’t kind Orelles ziek ? wil ’t uit het leeven fcheijen? Weent ge Om -ifigenie, of Klytemneftrc? meldnbsp;Die brief ü eenig ked, dat u zo zeer ontllelt?
AöAMEMNblfj.
Gy zult niet ftervcn, neen; ik kan het niet gedoogen. Arkas.
MynHeér!
Agamemnon.
Gy ziét me Ontroerd; hoor wat my heeft bewoogen;
En
-ocr page 13-En oordeel, Arkas, of het tyd is dat ik rud.
W tyt, toen onze vloot vergaderde, bewuit,
^oe ’t fcheen of weer en wind ons riepvan deeze Itranden.
Wy maakten zeil, elk floeg vanbly dfehap in xyn handen,
En dreigde Troje reeds van ver zyn’ ondergang;
Maar, ach! het duurde met die blydfchap niet zeer lang. Men zag de winden, die ons eerd zo gundig fcheenen,nbsp;Straks dil zyn, en die vreugd met onzehoop verdvyeenen,nbsp;Noch in de haven'zelf: een zaak zo ongemeen,
^voiw met fchrik, en met verwond’ring ieder-een.
Men üneet de riemen uit, maar yrucht’doos; dies wc ons keeren
Straks naar de Godheid, die men hier gewoon is te eeren. yiidès, Neilor, ik, en Menelaüs gaannbsp;Eerbiedig na ’t outaar der Jagtgodiu Diaan,
Mr ofFren heimelyk; maar denk, hoe ’t my ontdelde j Toen Kalebas, d’Offeraar, my dus niyn’ rampai fpeldc.nbsp;Gy wapent tegens Troje een kraebtehoze magt.
jDus ü het mn de Goón beflooten y Ten zy eens dochtere bloed, idt Helenaas geJlacM)
Op 't ouex van Diane nvord vergooien.
Zoekt gy der Goden gmfl,, en goeden wind met een,
Gy moet Ifigenie jlachten.
Arkas.
Agamemnon. nbsp;nbsp;nbsp;.
Denk hoe my dit antwoord ov^vrci, Myn bloed bevroos, en ik, verflagen in myn’ ziel,nbsp;Meef zonder dem, en dond gelyk als opgenomea:
Na duizend zuchten kon ik die eerd weêr bekomen. Toen laderde ik de Go6n, en zwoer voor hun outaar,nbsp;eifch nooit toe te daan. ach, Arkas 1 had ik maarnbsp;Egt;ie teedre drift gevolgd! ’k wou ’t heir diaks op..(to^nbsp;„ Sreeken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' '
“dues, nimmer onvoorzien van flimnie ftreeken,
A z nbsp;nbsp;nbsp;¦’•d
-ocr page 14-In ’t eerft, den vollen toom aan myne oploopendhcid. Maar haaft hervattende tyn wreede fchranderheden,nbsp;Vertoonde hy my de eer, het Vaderland, myne eeden,nbsp;’t Heir, ïo veel V orllen, die my eerden als hnn hoofd,nbsp;Het Aziaanfch ge'oied aan Griekenland beloofd,
En hoe ik zonder naam vcrachtelyk zou leeven,
Zo ik myn kind niet voor den Staat wilde overgecvcn. ’k Beken,hoe zeer myn ziel daar tegen was gekant,
De zucht tot heerfchen kreeg op my noch de overhand. Die trotfe naam van Vorft der Vorlten, Hoofd der Griernbsp;ken,
Alreê de wacreld door gedraagen op de wieken Der faam, veroverde terftond myn moedig hart:
De Goón zelfs hebben my, tot meerd’ring myner fmart, Als naauw een lichte llaap befchooten had myne oogen ,nbsp;Hun recht handhavende, myn avrechts mededoogennbsp;Verweeten, nacht op nacht my dreigende te flaarinbsp;Met hunnen blikfem, zo ik, doof voor hun vermaan,nbsp;Wilde ongehoorzaam zyn, en langer tegenllreevcn.nbsp;Ach! Arkas! op het laatft moed ik my overgecvcn!nbsp;Weerom beleezen door Ulifles gaf ik laft.
Al fchreijende,om mynkind op te ofFren;maar wat was ’t? Ik moed zelf, zonder fchyn van haar’er my te ontfarmen,nbsp;Myn waarde Ifigenie, eilaas 1 haar Moeders armennbsp;Ontrukken; ’k heb haar door een fnooden vond mifleid;nbsp;My van Achilles naam, en zyn genegenheidnbsp;Gediend, om haar daar door te doen in ’t leger komen;nbsp;Ik fchreef haar,dat die Held zyn drift niet kon betoomen;nbsp;Dat hy voor zyn vertrek met ons zich eerd aan haarnbsp;Verbinden wilde, door het huuwlyk, voor ’t altaar.nbsp;Arkas.
Zult gy Achilles, noch zyn ongeduld dan vreezen ?
En meent ge dat hy dil en wel te vreen zal weezen? Dat hy, gewapend door de liefde, en reden, voortnbsp;Zal toedaan, dat zyn naam misbruikt werd tot dien moort!nbsp;Zal hy zyn minnares zien dagten voor zyne oogen ?
Aga-
-ocr page 15-treurspel. s
_ nbsp;nbsp;nbsp;Agamemnon. .
^yn afxyn hadme uit nood tot dat belluit bewoogen.
Zyn vader, vreczendc een buurvyand, had zyn zoon Achilles, als gy weet, t’huis uit het heir ontboon.
6 Arkas, ’k had gedagt met allen fchyn van reden,
Uat zulk een kryg hem riep tot langer bezigheden.
Maar wie flut eenen Atoom, die met een (nellen vloed Het alles overloopt, en breekt wat hem ontmoet?
Achilles gaat ten flryde, en vellende onderwecge Al wat hem weêrftand bied, keertmctgewenfchtezeege.
En volgende op den voet ’t gerucht van zyne dajn,
Kwam hy hier gift’rcn met den nacht in ’t leger aan.
Maar fterker banden zyn ’t die my inyne armen binden; Myn kind, dat her waards komt, en hier zyn dood zalnbsp;vinden,
Hoewel’tdie niet verwacht; wiens hart zich willig buigt Naar mynen wil, en nu ligt om myn’ goedheid juicht;nbsp;Myn’ dochter ... ach! dien naanr, die me aan haar houdtnbsp;verbonden
M et zulk een heilig recht, dien naam te zien gefchonden! Haar jonkheid, noch myn bloed beklaag ik niet alleen .nbsp;Maar duizend deugden, en een zucht zo ongemeen,
Die ’k haar altyd aan my haar vader zag betoonen.
En die ik had beloofd haar beter te beloonen.
O neenl ’k zal nimmermeer geloovcn, groote Goón! Uw wil te weezen, dat men u die maagd zal doon.nbsp;Neen, gy beprocftmcflechtsmetmynezieltcontroeren,nbsp;Maar zoudtme ftraffen, durfde ik uwen laft volvoeren.
’k Heb u tot dit geheim gekooren; Arkas, gy Moet nu uw’ yver, gy moet uw getrouwheid mynbsp;Betoonen; gy hebtze aan de Koningin beweczennbsp;Te Spartc, cn zyt daar door by my in flaat gereezen.nbsp;Neem deezen brief, ontmoet terflont de Koningin,
En flaa den weg, die op Mycenen aanloopt, in.
Ga heenen, en zo haafl gy haar maar hebt vernomen,
V oldoc terftond uw’ laft, belet haar ’therwaardskomen;
’ ^ 3 nbsp;nbsp;nbsp;Laat
-ocr page 16-$ nbsp;nbsp;nbsp;I F I G E N I A ;
Laat iemand, dien de weg bekend is, met u gaan,
Op dat gy hw naift. ’t Is met myn kind gedaan^ Indienxc in AuHskomt. ’k Zie Kalebas op haar wachten ¦;nbsp;Die 7.4I de Goden m.eer dan myne iraanen achten:
De Godsdienlt,. tegen ons roet regt aldus verftoord,
Zal door het driftig volk alleen maar zyn gehoord:
En tty die tot hun leed myn hoog gezag gedoogen,
En aanzien myn geluk met warle en nydige oogen;
Zy, welker heerfchzucht door myn’ roem verbitterd wordt,
Verlangen my te zien in myne magt verkort.
Ga,wil haar tot eenfchildvoormynezwakheidflrekken; Maar door geen loffe drift, noch yver, haar ontdekkennbsp;Het doodelyk geheim, dat ik u heb ontleed.
Maakt dat ze nimmer van dat gruuwlyk opzet weet. Tracht my ’t vèrwytenvan een’ moeder voor te komen,nbsp;Van wanhoop, om een fluk zo fchendig, ingenomen.nbsp;Gelyk als ik haar fchryf, dient gy te fpreeken; wantnbsp;Om Klytemneftra en myn dochter van de handnbsp;Tekenden, fchryf ik, dat Achilles is van zinnennbsp;Veranderd,dat hy fchynt te wank’len in het minnen;nbsp;ISTu hy haar huuwelyk, in ’t eert! zo zeer begeerd,nbsp;Uitftellen wil, tot hy van Troje wederkeert.
Zeg ook dat Erifile, in al dit werk, met reden Degrootite fchuld draagt van zyne onftandvaftigheden.nbsp;Zy die in Lesbos door Achilles wierd gefpaard;
En die nu te Argos by myn dochter wordt bewaard. Dit’s haar genoeg gezegd. Het ov’rig moet men zwygen.nbsp;Ik zie de zon begint reeds hooger op te ftygen.
Ik hoor gerucht. Vertrek, en haait u, Arkas, gaa. ‘Het is Achil; maar GoAnl Ulilfes volgt hem na.
treurspel. 7
tweedetooneel.
Agamemnon, Achilles, Ulisses, . Nestor, Patroklus.
Z nbsp;nbsp;nbsp;Agamemnon.
ult gy zoo draa, myn Heer,met voile zeegepraalen? Mag ik in Aulis als verwinnaar u onthaalen?
Zyn dit de proeven van uwe eerft opgaanden moed ? Wat volgen u in’t kort triomfen op dien voet Inbsp;Teiralicn alreê bevredigd, en verwonnen,
Ja Lesbos zelf, myn Heer ? wie zou ’t gelooven konnen ? Een ander wierdt daar door in eeuwigheid vermaard!
Achilles.
Indien de Hemel ons cens gunftig wilde weezen,
’k Zag haaft een ruimer veld geopend voor myn’ moed, Ontfteeken door het loon, dat gy my hoopen doet;nbsp;Maar, 'k hoor zich midlerwy l een blyde maar verfpreijen,nbsp;Haar op het onverwacht!! myn’ziel zich meê komtvleijcn.nbsp;Gunt gy me dan, dat ik myns harten hoogften wenlchnbsp;Haaft door de trouw verkryg, en zy de hlydile menfehnbsp;Van alle menfchen?hebtge uw’.dochter hier ontboodennbsp;Qm haar aan my te doen verbinden voor de Goden?nbsp;Agamemnon.
Myn dochter! hoe, myn Heer, wie bceH u dat gezeid ? Achilles.
Myn Heer, geeft u die maar zo veel verlegenheid?
^ nbsp;nbsp;nbsp;Agamemnon tegenr Ulisses.
Gerechte Hemel! zou hy van myn vond wel weeten ? T,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ulisses.
’ Agamemnon is met reen van fchrik bezeeten. Henkt gy Yzel aan ’t gevaar dat ons te faamen dreigt?nbsp;Hn zytge in zulk een tyd tot trouwen noch geneigd ?
’ nbsp;nbsp;nbsp;A 4
-ocr page 18-8 nbsp;nbsp;nbsp;I F I G E N 1 A;
Dat Griekenland beroert, het leger en de vlooten Veizwakt, en dat we, eilaas! tot bluli'ching van dennbsp;gloed
Der gramldhap van de Gocn,light vanhetedelfl’bloed. Ja van het waardigfte hen zullen moeten gecven,nbsp;Schynt gy alleen tot liefde en huuwen aangedreeven!
W ordt d’algemeene vrees door u alleen befpot ? Nestor.
Hoe, wiltge dat het hoofd der Grieken ’t ftuure lot Noch terge, door de pracht van huuwelyks fieraadennbsp;En vreugdefeeften, om in welluft zich te baaden.^
Myn Heer, hoe, gaat u ’t leed der algemeene druk Niet meer aan ’t hart.^ acht gy zo weinig het geluknbsp;Der Grieken? word gy dan vervoert door zulke zinnen?nbsp;En zultge dus, myn Heer, het Vaderland beminnen?nbsp;Achilles.
Voor Troje zullen wy doen zien , door onze dajn, Wien van ons ’t Vaderland meelt zal ter harte gaan:nbsp;Zo lang vergun ik u uw’ yver uit te meeten.
Gaa, bid de Goón; en om hun raadsbelluit te weeten , Doe offerhanden; gaa, wroet met uwe eigen handnbsp;In ’t bloed der beeüen, en doorzoek hun ingewand.nbsp;Zie of ge de oorzaak van het llille Itaan der windennbsp;Daar uit befpeuren kunt; daar in weet uit te vinden,nbsp;Wyl ik me op Kalchas, wat die zorg belangt, verlaatnbsp;Maar gy, myn Heer, zo u myn heil aan ’t harte gaat,nbsp;Vergunme dat ik mo(^e een huuwelyk voltrekken,nbsp;Dat nimmermeer de Goón tot gramfehap kan verwek'nbsp;ken.
Myn brandende oorlogsmoed, die my nooit laat in ruil. Zal my eerlang weerom doen zyn aan deze kult.
Het waar my groot verdriet dat iemand op de Itranden Der Trojeren, voor my zou ’t eerll beftaan te landen.nbsp;Agamemnon.
poor een verborgen nyd, voor zulk
een dappren held!
'k Zag
Waarom, ó Hemel! fluit gy ’t Frigiaanfche veld,
-ocr page 19-’t Zag u dat edel vuur in hem dan niet verwekken,
Als om ’t met meêr verdriet weer v ruchtloos weg te trek* ken.
Ulisses.
Wat hoor ik? groote Go6n!
Achilles.
Wat zegtge ? hoe! myn Heer' Agamemnon.
Dat wy, o Prinfen! weer naar Grieken moeten, eer Wy ’t ons beklaagen: wy, in onte hoop bedroegen,
Vertoeven hier te laag. De Goón zyn onbewoogen,
En ftaan voor ïroje, uit al de tekens die we 7.ien, Blykt klaarlyk dat zy ons den weg daar heen verbiên.nbsp;Achilles.
Wat wreede tekens heeft men van der Goden tooren? Agamemnon.
Gedenk, w'at u door hen van ’t noodlot is befchooren. Waarom zich hier gevleid ? men weet hoe Trojis walnbsp;Alleen door u gebragt zal worden tot den val.
Myn Heer, men weet ook dat gy zulk een zeegepraalen Zult met uwe eige dood, en dierbaar bloed bctaalen.nbsp;Dat daar uws leevensbloem, die elders lang zou ftaan,nbsp;Zal werden afgemaaid, en in haar lent vergaan.nbsp;Achilles.
Zal een verzaamde magc van zo veel braave Heeren Met onuitwisb’ren hoon dan weer te rugge kceren?
En Paris, vol van vreugd, naa ’t ichenden van de trouw, Genieten,zonder fchroom, de zufter van uw’ vrouw?nbsp;Agamemnon.
Heeft uwe dapperheid, die ons is voorgekomen,
Voor Menelaüs noch niet wraaks genoeg genomen! Hoe, hebtge Lesbos niet veroverd met geweld.^
En heeft die ramp niet heel de Egeefche zee ontftcld? Heeft niet het Mnge Troje,aan zyn’verbaasdeftranden,nbsp;De dooden, en het puin van Lesbos aan zien landen?nbsp;Een and’re Helena beweent het; die gy vondt
As nbsp;nbsp;nbsp;En
-ocr page 20-En ftraks gevangen naar Micenen heenen xondt:
Die jonge Ichoonheid wil vergeefs haar’ ftaat bedekken; Haar fierheid is ’t die haar verraadt door deed’Ie trekkennbsp;Van ’t weezen; ’t zwygen zelfs ontdekt haar edel bloed,nbsp;En toont ons, dat men haar niet minder achten moetnbsp;Als een Prinfes.
Achilles.
Vergeefs, myn Heer, hebtge uitgevonden Die reên;gy wilt te diep ’t geheim der Goón doorgronden.nbsp;Zou dan haar dreigen my weêrhouden ? Zou ik de eer,nbsp;Die ik te wachten heb ontvlieden? neen, myn Heer.
’t Is waar toen Thetis tot haar bruigom had verkooren Een fterflyk menfch,dat haar gefpeld wierd van te vooren ,nbsp;Dat ik kon kiezen, lang te leeven, ongeacht;
Of weinig, maar tot roem van my, en myn geflagt. V/el, wyl ik eindlyk toch in ’t graf moet nedervaaren,nbsp;quot;Waar toe myn leeven, dat veracht zou zyn,tefpaarcn?nbsp;En ’t Godenbloed een ,wyl flechts te verl'choonen; omnbsp;Te vzachten in myn land een eerloozc ouderdom.
Zou ik, om ’t leven te behouden, eerloos fterven?
En hier beneden geen den minflen naam verwerven}
Zo fnoodc zwakheen zyn een groote ziel onwaard. Patroklus.
De eer fpreekt hier, dat’s genoeg; geen Godfpraak, hoe vermaard,
Erkcnn’ men incer, als die. ’t Is waar dat onze dagen Staan in der Goden magt en aan hun welbehaagen;nbsp;Maar, de eer, myn Heer, die wybehaalenhier beneén,nbsp;Beftaat in onze hand, en dapperheid alleen.
W.at kwellen wy ons dan met die geheime zaaken : Eaat ons ons zelf, gelyk als zy, onflerflyk maaken:nbsp;En , laatende het lot begaan, heen fireeven, daarnbsp;De dapperheid zo groot een heil ons naa ’t gevaarnbsp;Bcloott, gelyk als zy bezitten.
Achilles.
Dat ’s te vinden
t R E U R S P E L. it
Voor Troje, ik lal dicntogt my dcrwaards onderwinden.
Ja, wat men my voorfpelle uit lulk een wich’lery,
’k Bid van de Goden Hechts een goeden wind, ^e my Daar fpoedig heene voere; al inoell ik magtigTrojennbsp;Alleen belegeren, en ’t werk alleen voltoojen;
Ik ben, met Patroklus, gereed tot uwe wraak.
Maar, neen, ’t lot levert het in uwe hand, ik haak Alleen na de eer om u in de cerbaan naa te volgen:
Het is de liefde iriet die my dus maakt verbolgen;
’k Bid u niet, myn vertrek. en huuwlyk toe te ftaan;quot;
Uw roem verpligt me ’their klockmoedigvoor te gaan;
’k Staa naar de leege lelf ten kofte van myn leeven.
En ik wil my aan u hier tot een voorbeeld geeven;
Uw glori wil dat ik u nergens in verlaat.
Steeds onderworpen aan uit vrees gefprooten raad.
DERDE TOONEEE. Ulisses, Agamemnon.
GUeisses.
y hoort, hoe hy xyn reis na Trojevoort wil letten. Het kofte wat het wil; niets kan het hem beletten:
Wy vreesden lyne min, en hy geeft, onbedacht.
Door lyne dwaling aan ons raadsbefluit meer kracht. 'Ag AMEMNON.
Helaas!
Ulisses.
Wat moet ik nit lo iwaare lucht belluiten?
Begint uw eige bloed nu regens u te muiten ?
Hoe, heeft één nacht u lo veranderd van gemoed?
Of is.’t uw hart, myn Heer, dat u dus zuchten doet? Bedenk u wel; gy zyt den Griek uw’ dochter fchuldjg;nbsp;Gy hebtie aan ons beloofd; en yder heeft zorgvuldignbsp;Geluifterd naar het geen hen Kalebas heeft voorzegd;nbsp;Die op uw woord het volk ontwyfelbaar berecht,
Dat haaft naar onzen wenfeh de winden keeren zullen.
'Zo
-ocr page 22-Zo Agamemnon nu lyn woord niet wil vervullen, Maar oorzaak geeven van befpottinge over al,
Meent gy dat Kalebas dan noch langer zwygen zal?
De Goón doen liegen, en u niet van fchula betichten, Dewyl gy weigert uw’ beloften te verrichten?
Wat weet men, waar het volk, door zyne woede ontroerd ,
Van d’offerhande ontbloot, niet licht word toe vervoerd ? Dus tragt,niyn Heer, het graauw vooral in ruil te Hellen:nbsp;Dat tuiiehen ’t Godendom en u zal vonnis vellen.
Zy t gy het niet, my n Heer, die ons door kracht van redn, Naar Xanthus velden toe geroepen hebt byeen?
Die zelf van Had tot itad beveiligde alle de eeden Die al de minnaars van Heleên voorheenen deeden.nbsp;Toen al de Grieken, elk om 't zeeril, en yvrigit haar,nbsp;Naail Menelaüs, ook verzochten van Tyndaar;
En wy, wie ook die fchoone als bruid ontfing in de armen,
Zyn rechten zwoeren, als onze eigen te befchermen; Ja, zo moetwillig hem die bruid ooit wierd ontroofd,nbsp;Wy hem beloofdèn tot zyn wraak des fchaakers hoofd.nbsp;Maar, zoumen zonder u, dien eed, door liefde ontilce-ken,
Gedaan, wel houden, nu die drift lang is geweekeri? Gy^kkende ons uit de eerfl begonnen huuwlyks vreugd.nbsp;Hebt ons verlaaten doen, in ’c blaakcnite onzer jeügd,nbsp;En vrouw, en kinderen; en nu om u tc wreekennbsp;Die ed’le drift komt uit ons aller oogen breeken,
Nu Griekenland u heeft gegeeven dmppermagt;
Nu ieder u voor ’t hoofd van dezen krygstocht acht; En al de Vorften, elk zo groot vermogen waardig.nbsp;Hun’ bloed niet fpaaren om u dienll te doen, en vaardignbsp;Tot uwe wraak zyn; nu ontbreekt het u aan moed,
En gy durft zulk een eer niet koopen voor wat bloed! Ja, laatende uw gemoed van yd’len fchrik verheeren,nbsp;Gcbiedtge ons niet, als om ons weder te doen keeren.
Aga-
-ocr page 23-*3
Agamemnon.
Het is niet vreemd, mynHeer, dat gy den kloeken maakt, 1^0 lang de gramfchap van de Goden u niet raakt.nbsp;Maar, laagtgy uwen xoon, geboeid met ofFerfnoercn,nbsp;Gelyk een offerdier na ’t doodlyk outer voeren;
Men zag u, vol van fchrik, befturven van gelaat.
Min grootfch, en minder fier in zulk een droeven ftaat. Gy zoudt, gevoelende de pynen die my drukken,nbsp;Hem, vol meêdoogen, zelf uit Kalebas handen rukken.nbsp;Myn Heer, ik heb myn woord gegeeven, en verwachtnbsp;Myn’ dochter; komt zy, ik fta toe dat hy haar flagt.nbsp;Maar, zo het lot de dood myns kinds niet wil gehengen,nbsp;En haar belet haar reis naar Aulis te volbrengen;
Sta toe, dat ik my van dat blyd beletfel dien,
En verg my niet dat ik haar verder zal gebiên.
Vergun me een’ God, die zorg draagt voor myn dochters leeven,
Te volgen, en geenfmts zyn hulp te weederffreeven. Gy weet, myn Heer, uw raad verffrektme een wet en les.nbsp;’k Word rood.....
VIERDE TOONEEL.
Euribates, Agamemnon, Ulisses.
M,
Eu ribates.
Lyn Heer...
Agamemnon.
Helaas! wat brengt Euribates ?
E URIB AXES.
De Koningin is met haar’ dochter aangekomen.
Zy nad’ren herwaards, en zy zyn als opgenomen Van vreugde. Een weinig tyds is zy verdwaald geweeftnbsp;In’tbofch, dat de ingang Ichynt na’their te fluiten, meeltnbsp;Verleid door duifternis der fchaduw, doch vcrleegennbsp;Heeft zy met moeite, in ’tend, den rechten weg gekree-gen.
Aga-
-ocr page 24-J4 nbsp;nbsp;nbsp;I F I G E N I A ;
Agamemnon.
A Go6n!
Eurirates.
Ook Erifile is by haar, die den Held Achilles als gevange in handen wierdt gelteldnbsp;Te Lesbos, en nu komt om van haar lot en maagen.nbsp;Die zy niet kent,noch weet, hier Kalebas te ondervraagca.nbsp;De maar van haare komft is reeds alom verfpreid;nbsp;Reeds wordtze eerbiedig van de krygsliên ingeleid.
Ifi genia, die het oog van alle menfehen Bekoort door haare fchoonte, ontfangt elks zegewen-fchen.
De een hoop omringt Mevrouw, met eerbied en ontzag, En de and’re vraagt my wat haar komft bedieden mag.nbsp;Bekennende al te laam eenpaarig, dat voor dezennbsp;Geen Koning van de Goón wierdt zo veel gunft bewee-zen:
Dat nimmer vader, zo volmaaktelyk beftraald Van hun verborge gumt, by uw gelukken haalt.nbsp;Agamemnon.
’t Is wel, laat ons alleen; ’k zal zien wat voorts de zaaken Vereiflehen zullen, wyl het ov’rig my zal raaken.
VYFDE TüONEEL. Agamemnon, Ulisses.
1 nbsp;nbsp;nbsp;Agamemnon.
s dan vergeefs, ó Goón! en uw’ voorzienigheid Verzekert uwe wraak, verydelt myn beleid.
Mogt ik ten minften, in myn ongeHk, myn’ klagten Vry uiten; en myn pyn door fchreijen wat verzachten!nbsp;Wreed lot der Koningen! wy zyn maar flaaven vannbsp;Het los geval, en ’t geen de nyd verzinnen kan.
Die vaak belet, wyl zy (leeds heeft op ons haare oogen, Dat de ongelukkigften het minde weenen moogen.nbsp;Ulisses.
Myn Heer, weet dat ik ook een vader ben als gy.
Myn
-ocr page 25-Myn hart gevoelt vich lelf niet van uw’ droefheid vry; Ja, heevend voor den flag die u met recht doet zuchten,nbsp;Wraak ik uw’ traanen, noch onlydlyke ongenu^ten.
Ik deel in uw elendc, en fchrey met u; maar, Heer,
U w liefde heeft voortaan geen wettige onfchuld meer. Le Goden lev’ren haar hier zelve aan Kalebas; hedennbsp;Verwacht hy haar, en zal, vertoeftze voort te treeden,nbsp;Haar zelf met luider ftem u komen eilfcheii; maarnbsp;Wy zyn hier noch alleen; fchrey , fchrey, maar haaflig;nbsp;fpaar
Geen traanen, uitgeperlt door zulk een teer belangen. Beween uw bloed vry; ween, ontlailuw hart van’tpran-
vJf liever , zonder te verand’ren van gelaat,
Bezef, wat eer dat u hier van te wachten ftaat.
Zie heel den Hellefpont beflagen met uw’ kielen,
En ’t heilloos Troje door het vuur der wraak vernielen. Haar burgers fel geboeid; Vorft Priamus ter neêrnbsp;Geboogen; Hélena aan Menelaüs weernbsp;Geleverd. Zie uw vloot, bekranft met lauwerieren,nbsp;Terwyl van maft en fteng de zeegewimpels zwieren.
Al triomfeerende hier wederom gekeerd,
En als verwinnaar u van ieder een geëerd.
De roem, 6 Vorft! van zulk een heerlyk zeegepraalen, Zal de nakomeling eeuw uit, eeuw in verhaalen.
Agamemnon. nbsp;nbsp;nbsp;......
’k Beken myn zwakheid Heer, en laat hetaandeGoon, (Hoewel de onnozele te ftraft'en ongewoon)
Om ’t uit te voeren naar hun wil en vzelbehaagen;
Ik geef het op, zy komt, gaa; wil toch zorge draagen Dat Kalchas zwyge: engy,wienik’tgeheimvertrouw.nbsp;Maak dat myn Gemalin zich van het outer houw.
Einde van het Eerfte Bedi%\
EERSTE TOONEEL.
Erifile', Doris.
NErifile'.
een Doris, gaan we, laat ons voort van hier vertrek* ken,
Om'hunne vreugd niet tot verhindering te ftrekken; Dcwyl hunne ongeneugte ons geenszins baten kan,nbsp;Laat hen in d’armen v;.n-een vader, en een man.
Laat ons, terwylze om ftryd hun liefde doen herleeven, Hun blydfchap, en myn fmart gelyke vryheid gceven.nbsp;Doris.
Mevrouw, hoe, zultge dan in alles watgy ziet, Geduurig nieuwe ftof uitvinden tot verdriet?
’t Is buyten twyfel dat het al mishaagt aan de oogen Vaneen’ gevangene, en dat die nooit vreugd gedoogen.nbsp;Maar in dien tyd wanneer Achilles, over zee,
Van Lesbos keerende, u uws ondanks flcepte meé. Wanneer gy in zyn fchip gevangen wierdtgehouwen.nbsp;En dien verwinnaar voor uwe oogen moefl aanfchouwen;nbsp;Mevrouw, toen zag inen in uw oog niet ééne traan;nbsp;Toen waart gy minder om uw ongeluk begaan ;
En tegenwoordig zietge uw heil op nieuws beginnen. Ifigenia, die ge u teder ziet beminnen.
Beklaagt u, en is zo tot u genegen, dat
Ge in 'rrojen nooit zulk goed onthaal te hoopen had.
Ja ’t luftte u Aulis te bezien, daar zy, ontbonden.
Na toe verreisde, en tot de meereis u kwam nooden. Gy zyt ’er; maar ik zie elk oogenblik uw fmartnbsp;Vermeerderen: wat drukt, wat weegt u dus op ’t hart?nbsp;Erifile'.
Hoe! zyt gy zo verdoold ? zou Erifile kunnen Haar vreugd aanfchouwen, en llilzwygend haar die gun*nbsp;nen?
Ge-
-ocr page 27-i7
Gelooftge dat ik 'iou verbannen mynen druk,
P^r ik het minlte deel niet heb in haar geUk. k Zie haar in de armen van haar’ Vader, en behoeder;
2e is al de hovaardy van eene trotfe moeder;
Laar my geduuriglyk het noodlot viel lo (trap Lat ik by vreemde moeit, van myne kindsheid af,nbsp;Otniwerven. Hoe ontfing ik dit rampxalig keven!
Nooit hebben ouders my een xoeten lonk gegceven.
Ik weet niet wie ik ben • en tot vermeerdring van Myn ramp, ó fchrik! xegt my de Godfpraak,dat ik dannbsp;Wanneer ik vveeten zal van vvien ik ben gebooren.
Als ik my kennen zal, voor zeker gaaverlooren. Doms.
Neen, neen, gv moet uw lot naauw onderzoeken, dwaal Niet in de Godfpraak, die fehept lult in duift’re taal.nbsp;Haar dubbel antwoord fchynt de menfehen ftceds tedrei.»
Ligt zult ge uw fchyn-naam zien verand’ren in uwe eigen. Dit is alleen ’t gevaar dat u te wachten ftaat jnbsp;Ligt is ’t op deeze wys dat gy verlooren gaat.
Denk dat gy anders wierd in uwe jeugd geheeten. Erifile'.
Dit ’s alles wat ik van myn lot heb kunnen weeten: U_w Vader, maaralleen bewult van ’t ovrig, is ’t.
VV «i(ir Van K ......^---------^
Hield ik n nbsp;nbsp;nbsp;hoop had nagelaaten
5 naavin des Grieks, niet als de fierheid van
%
Die nooit gewild heeft, dat ik meerder daar van wilt. Ach! in dat Troje, daar men myne komft verwachtte,nbsp;2oudeikmyne eer weer zien herfteld, enmyngeflachtenbsp;Recht kennen; ’k was op weg, en fchatte in myn gemoed,nbsp;Alreeds myne afkomll van der grootfe Vorften bloed,-f^Rceds begon ik die beroemde flad te ontdekken,nbsp;vA^i^'^ecr Achilles kwam in ’t eiland Lesbos trekken,nbsp;oczweck daar alles voor zyn magt;uw Vader kwamnbsp;t üryden om, terwyl men my gevangen nam.nbsp;vWo onkundig aan my zelve,en van myn Itaaten,nbsp;VV «l(ir V3.t1 Kvr ,-vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;VvrxrvTk y\r\A -nïïvTelaaten-
i8
Een bloed, dat, tot myn leed, ik niet bewy zen kali» Doris.
HclaaslMc vrouw,wat kwam die hand u wreed te vooreih Waar door gy- xulk een trouw getuige hebt verlooreiiinbsp;Maar Kalebas is alhier, die Kalebas, xo vermaard,nbsp;Wien ’_t Godendom al xyn geheimen openbaart.nbsp;Metwieii de Hemel Ipreekt; waar van hy onderweexeO»nbsp;Weet wat gefchieden zal, en is gefchied voor deezen.nbsp;Zou hy oidtundig zyn, uit wien gy fproot? gy vindtnbsp;Hier niemand, die niet gaern zich alles onderwindtnbsp;Tot uwen diciift. tiaalt zal Ifigenia trouwennbsp;Met haar’ Achilles, zy zal haar’ beloften houwen;
En onder zyne hulp u eene fchuilplaats bién.
Als de eerde proef die zy wil van zyn liefde zien. Erifile'.
Wat zoudfgy.-i^eggen,zo van al myn droevig plaagen? Dit huuwelyk alleen my ’t zwaarite valt te draagen ?nbsp;Doris.
Mevrouw!
Erifile.
Gy flaat verzet, dat ik zo droef te mod, Na geen vertroolling hoor; maar Doris, luider toe,nbsp;Hoe ’t moogUk is, dat ik noch leef in myne eleude.nbsp;Ach! een gevangene te zyn, eene onbekende,
Een vreemde is weinig. Die verwoeller onzer wal, ikchilics, de oorzaak van ons beider ongeval;
Die meals gevangene weg voerde, en my daar boven U w vader, mynen Ham, en al myn hoop kwam rooveii,nbsp;Wiens naam ons niet als Hof tot rchrik,en afkeer geeft)nbsp;Behaagt myn oog, het mecH van alles wat ’er leeft.nbsp;Doris.
óGoón! wat zegt ge?
Erifile'.
Ik heb vergeefs my willen Hreelen, ’k Heb door flilzwygenheid myn zwakheid vzillen hec'nbsp;len.
Doch
-ocr page 29-I^och’thart,te ïwaar gedrukt,en’t welk geen ve‘
' e , nbsp;nbsp;nbsp;^ ^-.jfvp-en voor altyd.
opreckt nu, maar om daar naa te 7wyg A ^gtrou-V raag niet op welk een hoop, op welk e
Ik heb den grond van xulk een liefde
’kWil iriet befchuldigen’t geveinsd mee S, ’
n, Achilles me in myn ramp meê ïocht te t . De hemel fchept vermaak in eeuwig my te p S ’ _
En wil my al ’t gewigt van aynen haat doet g Zal ik herdenken dien veifchrikkelyken o’
Toenik ons beide, eilaas', kt boeijens klui
Ach', ik lag langen tyd beiweeken in de nbsp;nbsp;nbsp;^andeS.
Van myn verwinnaar, die myn vryheid Ie In ’t eind’ weêrkrygende het licht innbsp;Vond ik my ruüende in mynnbsp;o Ik fchrikte Doris, en
Hem niet als afkeer i ]a, ’k wou hem i
Ik xag hem, en terftond was myne nbsp;nbsp;nbsp;;
Ik vod, hoe myn verwyt blyft op myn nbsp;nbsp;nbsp;;
Ik voel hoe xelf myn hart zich ^^ttkarit g •
’kVergeet myn gramfchap,en doe luetalsfch^^E^^^,
Gy weet, ik volg den held dien ik in .1 En min in Aulis noch dien ik innbsp;Ifigenia bied vergeefs my kaare hand,
' gt; nbsp;nbsp;nbsp;En toegenegenheid; ’k verachtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wn?
1 nbsp;nbsp;nbsp;è Droeve raazernywat komt gy 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te herken»
’k Aanvaard’ haar hand alleen om myneit haatte«ertte ^Pdat ik tekerder, in deexe onfteltenisnbsp;Omftoote haar geluk dat my ondraag y
Wat kan uwhaat, wykv Zermogcnd «
' Wasr ’t niet vSbeter na Mycenenwecr tc keeien.^^
iO nbsp;nbsp;nbsp;I F I G E N I A ;
De finart ontwykeiij die u deerlyk lyden doet,
En dooven eene vlam, die gy verbergen moet.
Eu ifile'.
Ik wenfchte ’t, maar, wat i'mart zou iny de ïiel doorbooquot;* ren,
Als ik Achilles roem alhier zou moeten hooren !
’t Lot, dat me voerde, wou my echter niet ontllaan. Het dwong me inwendig om na deze plaats te gaan.
Het gaf my in, zo ik in Aulis kon geraaken,
Ik zou licht myne ramp den Griek deelachtig maakcn j En dat myn ongeluk een einde ncemen zou,
Wierd dit gelukkig paar vercenigd door de trouw.
Nu ziet gy dat myn reis niet is uit lull gcreczen, Om Hechts te weeten wie myne ouders moogenwcczeii.nbsp;Haar trouw zal’trichtfnoer van myn noodlot zyn-, maarnbsp;ach!
Word die volbragt, ik ben verlooren! niets vermag Myn dood te kceren, die zal uit dit huuwlyk Ipruiten,nbsp;En ik voor eeuwig in het graf myn fchand bcfluiten;nbsp;Wyl ’t hart geen kundlchap van myne ouders meer begeert,
Die ik te fchandig heb door dwaazc min onteerd. Doris.
Ach! hoe beklaag iku; maargy mocft eerder fchroomen..-Eu ifile'.
’k Zie Agamemnon met ifigenia komen.
TWEEDE TOONEEL.
Ifigenia, ^Igamemnon, Erifile', Doris.
M nbsp;nbsp;nbsp;Ifigenia.
yn Heer, waar looptge?ei zeg, wat bezigheid verwekt Den haall die u aan myne omhelzingen onttrekt?
Ik heb myn moeder in haar vreugd niet willen Hooren; Mag ik de myneu niet mede op myn’ beurt doen hooren ?
-ocr page 31-treurspel.
Aaufehouw toch cens uw kind,
Lat ook myu vreugde mag ukichitt’renS' Eat ik u .... .
Agamemnon. ^
Wel, myn kind, omhels, omhels uw jad . Kom dochter, nimmermeer trof hem uw liefde nanbsp;Ifigenia.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Wat is me uw liefde waardl wat vreugd gemeten y iDoor u te aanfehouwen in uw nieuwe hccrtchappy.
De faam met uwe magt en grootheid uit te blaa^n, nbsp;nbsp;nbsp;^
Deed ons van verre alreê vcrwond’ren, en yerbaaï , Maar ïiendc u van naby, met glorie over laan, _
Vermeerdertmyne vreugd, grocltmynvcrwona t*ng
W at heil is ’t Grieken dat het u mag veldheer noem , ^ Watvreiigde is’tons, datwyopv.ulkecnvadcrroeme -Agamemnon.
Een veel gelukkiger vyt gy, myn dochter, waard. Ifigenia.
Wat fchort aan uw geluk ? wat is ’t dat nbsp;nbsp;nbsp;,
Kan wel een vorll meer heil, of meer geluk begecre . ’k Dacht nooit de Go6n daar voor genoeg te u
eeren.
Agamemnon- _ , , „pki
wat of u mag waar wil dit hce^
Moet ik haar tot haar ramp bereiden, Goder , Ifigenia.
Gy wendt uw aangezicht! gy Ontilellen! gy ziet me aan bedroefd.
_ tien
¦^yn wy ook buiten laft vertrokken van Mycenen.? Agamemnon.
behaagt altyd myne oogen; maardetyd de plaats verkeerd: een wreedc zorg beilrydtnbsp;•iviyn zinnen.
. Ifigenia.
-1 1^ dat gy de zorgen, die u kwellen, Wyl :k by u ben, wilt aan een zyde Hellen.
’ B 3 nbsp;nbsp;nbsp;’k Voor-
-ocr page 32-’k Voorzie reeds dat ik lang van u beroofd zal zyn. Schaamt ge u een oogenblik myn vader , (welk ee»nbsp;pyn!)
Te weezen ? laat toch die Prinfes uw tederheden Niet wederhouden, ’k heb haar duizendmaal beleedennbsp;De zucht die gy me draagt, en uw genegenheidnbsp;Haar roemende, heb ik uw gunfl haar toegezeid. .nbsp;Waf wil deez’ koelheid! wat zal zy hier uit vermoeden,nbsp;Als dat ik voor had haar met ydle hoop te voeden.
Dryf eens die droeve wolk van uw gezigt, myn Heer.
Helaas! myn dochter!
Jfigeni A.
Ei! vervolg.
Agamemnon.
Ik kan niet mcêr. Ifigenia.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Dat Troje, de oorzaak van ons leed, en onze kwaaien % Te grond gaa.
Agamemnon.
Haaren val zal ik zo dier betaalen. Ifigenia.
De Goden willen voor u zorgen waar gy gaat. Agamemnon.
De Go6n zyn doof voor my, in myn bedroefden Haat-Ifigenia.
Men zegt dat Kalchas zal een plegtig offer Aagten. Agamemnon.
Ach Ikon ik haaren toorn,eer dat gefchiedt, verzachten! 1 figenia.
2lal ’t offer haaft gefchiên ?
Agamemnon.
Ach! voor ons veel te vroeg-Ifigenia.
Zal ’t my geoorlofd zyn, dat ik myn beden voeg 3y de uwe, op dat men keer de rampen die wy vreezen-
A G A-
-ocr page 33-13
Helaas!
Agamemkon-
Ificenia.
x\gamemnon. nbsp;nbsp;nbsp;uvrweeïcn.
Vaar wel
Gy zult, mynlcmd, gy nbsp;nbsp;nbsp;weezei
DERDE TOONEEL.
Ificenia, EriVile', Doris-
Wr Ificenia. , , nbsp;nbsp;nbsp;,
W at zal ik vaii ’t onthaal dat liy my V ermoeden ? ’k at oei een fchrik ontroeren pi'^ '.
’k Vrees dat me een ongeluk van boven is belcnooreu .
Gy weet voor wien ik bid,6Go6n!wiltmy verhooren.
Erifile'.
Zyn koelheid, fpruitende uit de zorgen die hy n , Heeft die uw hart zo zeerontlleld?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ ’
Al zag men my, helaas! niet anders doen als lent J » Diemy voor eeuwig van myne ouders zie 8nbsp;Als vreemd’ling omzvrerf; enmilTchien toen ik hUnbsp;Ontfangenheb, nooit kreeg van hen een zoet gczig •nbsp;Wordt door een vader hier uwx eerbied afgellaagen,
Gy hebt een moeder, die ge uw hartenleed kun 2C11 *
En welk een ongeluk gy ook befchreijen moogt i ^ Wat traanen worden door een minnaar met gcainbsp;Ificenia.
Ach ! 'Erifile, ’k wil uw redn niet tegenjprecken. _ Achilles byzyn zou wel haalt myn droefneid brccKeu,nbsp;Zyn liefde, zyne lof, myn Vader, myn ontza^,
Vermoogen al te veel op myn gemoed; maar, acn.
Wat kanquot;, wat zal, of moet * van hem zelf vettrou W
Diebraaven minnaar, zo vol driftommy nbsp;nbsp;nbsp;’
Die niet vertrekken wou van hier, wat dat men o B 4
-ocr page 34-i4
Die ik, op -vaders laft, kom zoeken hier ter fteè,
Die,ik geloofde dat inct fmart my zon verwachten, Schynt hy wel na ’t genot van myn gezicht te trachteH'nbsp;’k Heb fiats twee dagen, dat wy naderden deze oord,nbsp;En’t lang gewcnfcht gezigt zich aan ons opdeed, voortnbsp;Hem overal verwacht, en myn vreesachtige oogennbsp;Zyn ai de wegen van heel Aulis door getoogen.
Myn hart vloog fnel voor uit om hem te zoeken, daaf Ik na Achilles vroeg wien ik ontmoete, maarnbsp;Ik zie heip niet, waar heen myne oogen zich ook wendeii'nbsp;’k Ben door den drang geraakt van al de legerbenden.nbsp;Alleen hem zie ik niet; myn Vader ftaat bedcefd,
En fchynt in ’t noemen van zyn naamvoormy bevrecfl-Wat maakt ,hy ? wie zal my ’t verward geheim ontwin' den?
Zal ik hem ook zo koel als mynen Vader vinden ?
Heeft dan de zorg der kryg hun harten my ontroofd ? En in één dag de liefde en min in hen gedoofd ?
Maar neen, ik hoon hem met myn ongerechte klagtcti' Neen, Grieken is aan my vcrpligt voor zyne magten-Hy was te Sparte niet, als niiunkar van Heleeu,
Gelyk als de andere, in het eedgefpan gctreên :
Hy, hy is Meefter van zyn woord alleen geblecvcn, Van al de Grieken. Ik héb hern alleen gedreevennbsp;Na Troje; om my alleen, en nergens anders om,nbsp;Begeert hy daar den naam van mynen Bruidegom.
vierde tooneel.
KlytemnestRx'v, Erifile', Ifigenia, Doris.
MKlytemnestra.
yn dochter,laat ons voort vertrekken, zonder bei' den.
Pc fchande ontwyken die ik ons hier zie bereiden,
wat uw Vader zo verzet doet ftaan,mynkin4, yl hy ons tegen zyn bevel alhier beyivtdt.
Hy, vreezende u te zien door weigering on' ceren,
¦oelailtc door dccz’ brief ons fluks weérom te Kieren;
Maar Arkas mille ons, wyl wy door de duiflierheicl Verdwaalden; ik omfang die daad’lyk zo; bereidnbsp;U otn te vliCn, opdat wy hier geen fpot verftrekken.nbsp;Aehilles wil toch niet zyn huuwelyk voltrekken.
Hy weigert uwe trouw, en wil nu dat men wacht Tot hy van Troje keerc, en d’oorlog zy volbragt,nbsp;Luipile'.
\\ at hoor- ik!
Ki.ttemnestra.
’k Zie gy blooll om dit vcrongelykeii;
Maar dat een ed’le toorn uw moedigheid doe blykeii.
Ik heb de ondank’rc zelf zyn bede toegellaan,
Ik zelf, ik zelf bood hem uv/ hand in Argos aan.
Ik liet iny door ’t gerucht van zyne daan verblinden,
En dacht, ’k zoude u met vreugd aan Thetis zoon ver» binden;
Maar wyl zyn trouweloos enw^eifelend gemoed Zyn Ham verzaaken durft,cn looch’uen’tGodenbloed,nbsp;Waar uit hy fproot,niyn kind,zo moeten wy hemtoo-nen,
Wie dat wy zyn,die hy zo fchandig zoekt te hoonen. Vertrek, mynkind, opdat hem oits vertoeven metnbsp;Loe waanen dat n en wacht na zyn berouw. Ei vliednbsp;Uit dit gewed. Laat ons met vreugd dit huuwlyk ftaa-ken.
’kHcb aan uw Vader inyn bclluit doen kenbaar maaken. ’k Verwacht hem om weêr tlraks te fcheiden, cn na denbsp;. eifch
¦4al ik voorts ’t noodige bereiden tot dc reis.
Tegenr Eeifile'.
Mevrouw, u verg ik niet, dat gy ons zult verzeilen, ' Neen, ons vertrek zal u in liever handen dellen;
2Ö
Want uw voorneetuen is ontdekt, hoe gy’t vermomt? En Kalebas is het niet dien gy hier zoeken komt.
IfigeniAj Euifile’, Doris.
1^ nbsp;nbsp;nbsp;Ifigenia.
n welk een droeven Haat, helaas! Helt my die reden? Achilles weigert niy te trouwen? breekt zyne eeden?nbsp;Ik keer befchaamd na huis? 6 duldelooze fpyt!
En Kalebas is ’t niet daar gy om gekomen zyt? Erifile'.
Mevrouw,die woorden zyn voor my volduiHernilTen. Ifigenia.
Wilt gyze Hechts verilaan, gy zult den zin niet miflen. ’t Balhtuurig lot rooft my een llruidegom, Mevrouwnbsp;Zult gy my heden ook verlaaten in myn rouw ?
Gy trokt met my, en koH myn byzyn niet ontbeereii; Zal ik dan zonder u alleen met Moeder keeren?nbsp;Erifile'.
Ik wilde Kalebas wel voor myn vertrek eens zien. Ifigenia.
Waar wacht ge na, Mevrouw, 'om hem by u te ont-biên?
EniFiLFr.
Wilt ge op dit oogenblik na Argos weer vertrekken? Ifigenia.
Een oogenblik kan vaak veel twyfelens ontdekken. Maar’k zie,Mevrouw,ik Haa te Herk op dit vertrek:nbsp;’k Had nimmermeer vermoed het geene ik nu ontdek.
Achilles----myn verblyf maakt u maar onverduldig.
Erifile'.
My ? hoe acht gy my dan aan zulk een ontrouw fchuldig ? Ach! die verwinnaar, zoafgryflyk! zo verwoed!nbsp;Achilles, die noch rookt van myner vrienden bloed!nbsp;Die Lesbos heeft verwoeH, zoude ik dien noch beminnen?
IFI-
-ocr page 37-spel.
Ja, ongetrouwe, 3a, gY nbsp;nbsp;nbsp;enuw^nen^
^yti, ichoon gy ’t loochnen wilt,door neiu
Waar door de min het vuur will in uw borft te (lichten.
Ver van dat gy om ïulk herdenken fel ontiteekt In toorn, behaagt het u, wanneer gy daar van ipreenbsp;En meer dan eenemaal in uw gedwongen klagten
Waande ik te tien, en tag den grond van uw ge
ten.
Deê ftrafa'den blinddoek wedr voor myn verleid gezigt.
Myn medeminnares'? wat mogt ik baar
Verleid! beminde ik haar, ja ’k bood de hulp haar
Van myn trouwloote; maar helaas! ik ben verraa .
Nu ik vergeef ’t u, dat gy uw belangen neemt Ter harte,als ook ’tverlies eens harten,my ontvrnbsp;Maar dat gy, weetende wat werk my was be e ,
Dien fnoode optoeken, dietyntrouw tolchelmi
raadt, nbsp;nbsp;nbsp;j jo
Ontrouwe, kan ik u vergeeven dete daad.
Erifile.
Maar om te te verdaan ben ik nog onbedreeven 1 Het Godendom, ’t geen lang my tottyn draf ve' ,nbsp;Verburg tot beden noch die naamen aan myn oor.^nbsp;Doch uwe liefde doet my uwe drift verichoonen.
-ocr page 38-zS
I F I G E N I A;
Wat wilt gy dat ik u zou zeggen, of vcrtooiien ?
Hoe! kont ge vreezen dat voor Agamcmnons zaad, Achilles üellen zou een dochter zonder Haat,
Of naam? die maar alleen weet dat zy'is gefprooten Van’t bloed, ’t geen door zyn kling hy wcnfcht te zi^'’nbsp;vergooten.
iFrCENIA.
Gy triomfeert dan, wreedc, en trotft my in den druk-Ik was noch niet bewuil van al myn ongeluk.
*k Hoor u uw’ ramp, en myn gelukken niet vcrhaalcquot;’ Als op dat gy van my te meer zoudt zecgepraalen.nbsp;Doch a! te driftig is de min die in u woont.
Die Agamemnon, dien ge in my tc hoonen, hoont. Gebiedt de Grieken; is myn Vader, my geneegen;nbsp;Myn ongeluk zal hem meer dan my zelf'beweegen:nbsp;Myn traanen hebben hem alrcê bewoegen, iknbsp;Zag zyn gezucht, hoe zeer bedekt, deze oogenblik.nbsp;Helaas! ik dorft in zyn onthaal zyn droefheid doemcHjnbsp;Bcklaagen my van hem, en koel zyn liefde noemen,
ZESDE TOONEEL.
ACHILI.ES, IfIGENIA, EPvIFILl',
Do Ills.
H nbsp;nbsp;nbsp;Achilles.
et is dan waar, Mevrouw, ’k vind u dus onverwacht ?
Ik hield het ganfche heir van misverftand verd-acht.
Hoe! gy in Aulis? gy? daar Agamemnon heden ’tNoch heeft aan my ontkend? hoe komtg’er'? omwa^nbsp;reden?
Ifigenia.
Myn Heer, ontftel u niet, myn komft ij u geen pyb' Ifigenia ^al niet lang in Aulis zyn.
ZË'
-ocr page 39-T R E U R S P E nbsp;nbsp;nbsp;^9
ZEVENDE TOONEEL. Achilles, Erifile', Doris-
Ze ontvlu'gt me w^k fkooK S ’twaarhcid, of lyn
Met welke rampenkornt haar ylucht my over ftroomen.
^ Mevrouv/, ik twyfel of Achilles, xonder v U fel gehaat te ïyn, vich hier vevtoonennbsp;Maar ’I bid, xo gy de bede eens vyandskuut gedooge ,
Die eertyds was met xyn gevangene nbsp;nbsp;nbsp;_
Gy Weet wat reden haar in Auüs^voert, gy '
ErIFILEquot;' nbsp;nbsp;nbsp;^ y4'rt Viair
Wel hoe! weet gy xnlks niet, myn Heerr gy
Haar reif vtrhaaften, en haar herwaards hebt doen ko-
i, Wyl gy”op” t hevigft door haar min waart mgenomen ?
Mevrouw, ’k ben fints een maand vertrokken va ftrand,
En hier op gilleren eerft wederom geland.
Hoe! toen haar Vader na Myoenen heeft nbsp;nbsp;nbsp;’
Heeft uwe liefde hem daar toe nbsp;nbsp;nbsp;cn...
Gy, die deaanminnigheên xyns dochter nbsp;nbsp;nbsp;s
' nbsp;nbsp;nbsp;*1 k Ir
Mykwam nooit vreemder xaak
Mevrouw, indien dat myn befluit had Itan g
Eng Ifigeme in nbsp;nbsp;nbsp;toch misdaln?
Men vliedt my midlerwyl - wat hen ik. lu Èlk liet me als vyand, xo hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;noch heden
Wat xeg ikf is myn liefde op ^ Van Kalebas, Neftor, en Uhps metnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Zy gaven, naar my docht, te kennen, xo myn
-ocr page 40-30 nbsp;nbsp;nbsp;I F I G E N I A;
Na glorie helde, inoeft ik afflaan van myn min.
Wat onderwindt men zich? wat meent men tevoltre!* ken ?
Zal ik aan ’t leger dan tot fchimp en fpot verftrekkeii’ ’k Moet dit geheim uit hen verdaan. Vaar wel, Mevronquot;''^'
ACHTSTE TOONEEL.
Erifile', Doris.
GErifile'.
oón! die myn fchande ziet, waar berg ik my rouw ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
O ! 1'rotfe! u mint men, en gy mortgy durft no^‘' klaagen ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Ach! moet ik dan uw fmaad, en glorie tefFens draagei^' V eel eer... maar Doris, of ’k heb my vergeefs gevleit^inbsp;Of eenig ongeluk is reeds voor hen bereid.
Neen, hun geluk is noch niet zeker; ik heb oogen. Ifigenia wordt gewiffelyk bedroogen;
En zy verbergen ’taan Achilles. Het gezucht Van Agamemnon geeft myn hoop te ruimer lucht.
Ach ! wil het noodlot zich by mynen haat maarvoegc^' ’k Zal voordeel trekken uit Achilles ongenoegen.
’k Zal, helpt de Hemel my flechts eenmaal in mynzaai^» Alleen niet wcenen, en niet derven zonder wraak.
TREURSPE E. 3*
EERSTE TOONEEL.
I „„
Van toornc, reeds al ver van deze ftrand nbsp;nbsp;nbsp;‘
Myn dochter ging haar hoon bevreenen te Ai'g^ gt;
Klytemnestra, Agamemnon.
Klytemnestra- nbsp;nbsp;nbsp;„
a, Heer, wy waren lang vertrokken, en, ontuee-ken
A u- ^ nbsp;nbsp;nbsp;naar noon oewct
Achilles, over ons vertrek ontfteld Ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.....
^ maar
— , —^ nbsp;nbsp;nbsp;vjiivn.v.i'.i, heeft haar
Alt my, met fmeeken hier gehouden, en verwonnen iJoor plegtige ceden,daar wy niet aan twyPlen konrien.nbsp;in plaats van uitftel peril hy de echt aan met myn kind:
zoekt u, brandende van liefde, en toorn, gezind Om’tvalfch gerucht van zyn verkonde vlam tellaaken,nbsp;En de eerfte uiftrooijer van ’t bedrog bcfchaamt te maa-ken.
Ban dan ’t vermoeden^ ’t geen de bruiloftsvreugd ver™ ÜQort.
Agamemnon.
Mevrouw, het is genoeg, geloof hem op zyn woord; k Erken de dwaaling die ons allen had bedroogen,
En voel my van uw vreugd,zo vcelikkan,bewoogen, ^y wilt dat Kalebas hem vereent aan ons gedacht ,nbsp;el, zend uw dochter dan na ’t outer, daar k haarnbsp;wacht.
Maar eer we onszelven in dit huuwlyk verder fteeken. Heb ik een oogenblik met u alleen te fpreeken.
Hy ziet in welk een oort ge uw dochter hebt geleid, aar ’t na geen trouwfeeft zweemt, maar daar ’t zich alnbsp;bereid
J enoorelog; gy ^iet het ganfche heit krioelen: lgt;e bootsgezellen, en foPdaaten t’faamen woelen:
Een krygsaltaar, verfierd met fchicht, enoorlc^sfpeer.
' nbsp;nbsp;nbsp;Al
-ocr page 42-Al die vertooningen ïyn wel een waardige eer Voor Held Achilles, maar de tociiel naar behooretinbsp;Zo niet vervaardigd, dat ze uwe oogeii zou bekoor^*''nbsp;De Grieken zouden daar huns Konings Ega innbsp;Een Haat zien, iiw’s en myn’s onwaardig,Koningin-Doe dan myn zin, en wil haar geen gczellchap houw^quot;’nbsp;Geloof me, laat, gevolgd van haare Staatjufvrouwc'*’nbsp;Ifigenia flcgts alleen na ’c outer gaan;
Maarzytgy wys, blyf hier, en Iaat u van my raan.
Kl YTEMNESTRA.
Wie, ik ? zoud ik myn kind zo ovcrgeeven konncn. En niet voleindigen het geen ik heb begonnen ?
Die haar uit ArgAs heb gebragt in Aulis, zou Ik na ’c outaar haar niet geleiden op haar trouw ?
Of moet ik meer als gy voor Kakhas byzyn vlieden? Wien voegt het beter haar den Bruigom aantc bieden'1nbsp;Door welk eenc and’rc zal die ftaatlic zynbellcld?nbsp;Agamemnon.
Gy zyt hier niet in ’thof van iUreus, maar in ’tveld^ Gy zyt in ’t leger.
Klytemnesti? A.
Daar het al voor u moet beeven;
Daar ’t lot van Azië in uw’ handen is gegceveu:
Daar ik ganfeh Griekenland zie onder uw’ gcboón Te veld gaan; daar jk word erkend van Thetis zoonnbsp;Voor moeder. Kan ik wel in trotfer hof vcrfdiynen,nbsp;Met meerder grootfchheid, en meer luider van de ml'nbsp;nen?
Agamemnon.
Ik bid u by de Goón, Stamheeren van ons bloed, Myn liefde (’k heb myn reen) toch-deeze gunlle doeGnbsp;En my niet wederftreeft.
Klytfmnestra.
Heer, om die Zelfde Goden, Ontzeg my niet een vreugd daar gy my toe moed no^nbsp;den.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..
-ocr page 43-Pn fchaamt u myner niet in deeien ftaat, itty
T, nbsp;nbsp;nbsp;Agamemnon.
Maar wyl ge in ’t ininfte niet wilt luifteren na re j En dat myn bidden heeft op u zo weinig kracnt,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Gy hebt verflaan, wat ik verzocht heb, nbsp;nbsp;nbsp;*
Mevrouw ,wy willen ’t zo,weet dat wy tn gebi Gehoorzaam.
DKlytemnestr A, aZtoM* ,. , „ oor wa.t wreed een voorzorg mag t geicmea •,
Dat Agamemnon, met zo groot een onbeicheid,
Het nad’ren van ’t outaar my weigert, en ontzeitf Zou hy, trots op zyn nieuw gezag, my wel verzaaken.
Acht by rnconwaardiahemmzyngevolgte naaken.
Maar volgen wy zyn wil; dewyl ’t geluk alleen, ^
De Hemel geeft u aan Achilles, ingenomen nbsp;nbsp;nbsp;j.
Van blydfchap, zal ik u.... maar ’It ziehemherwaards komen.
Achilles,
Geloof aan myne drift ihy heeft me omhelsd, zeer
C
1
-ocr page 44-Als fchoonzoon, en al myne oploopendheid ter neder Gezet; maar heeft hy u, volblydfchap, niet gemeld,nbsp;Wat heil en vreugd uw komft gebragt heeft in het veld ? .nbsp;Hoe dat men’t Godendom, vergramd zynde en beleed'gquot;nbsp;I^Taar Kalchas zeggen, in een uur zal zien bevredigd ?nbsp;Dat flechts de Zeegod, en de winden wachten naarnbsp;Het bloed, dat zyne hand zal offren op ’t autaar.
Men ziet de fchepen vaft met vreugd gereedfchap ken,
Daar ieder een verlangt om Troje te genaaken.
Wat my belangt, hoewel de wind ter gunïle van Myn min noch voor een poos wel achterblyvenkan;nbsp;Enfchoonikno6 verlaat deezcaangenaameftranden,nbsp;Daarcerft defaJckelvanonshuuwelykzoubranden,nbsp;Mevrouw, ftaat my niet na dien tydtewenfchen?niO^‘nbsp;Ik niet bezegelen myne echt door ’s vyands bloedi?
En onder 1'roj es puin bedelven een’ gefchonden j En fchclfflfch onteerdennaamaan mynennuverbondeP'
VIERDE TOONEEL.
A nbsp;nbsp;nbsp;Achilles.
1 myn geluk, Prinies, hangt nu aan u; ei kom üntfang van vader, voor ’t altaar, uw bruidegom;nbsp;Ontfang een hart waar van gy fteeds wordt aangebedei’'nbsp;Ifigenia.
Myn Heer, ’tisnochgeentydomderwaardsheentetre^ den.
’k Wil u eerft vergen, vindt de Koningin het goed, Een pand van uwe min, dat gy my toellaan moet;
Ik kom, enbied uaaheenfchoonheid, uk wiens treSck^’ Men klaarlyk uit wat bloed zy voortfpruit, kan oR*’quot;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ dekken.
Gy ziet haar droefheid, nicer als ik ze n zeggen
-ocr page 45-Ik nbsp;nbsp;nbsp;ongeluk, gy lyt ’er oorzaak van,
Lurfj ’ Cwat blinde toorn kon my zo ver vervoeren,)
Ei n„ onmeedoogend haar bedroefd gemoed ontroeren. Herftel^^ ’ dat ik door de hulp, die ’k haar verleen,
’k Leen K naisdaad van myn onbezonnenheên.
Maar o- nbsp;nbsp;nbsp;ftem,en zie haar verder niet te helpen:
2e is nbsp;nbsp;nbsp;^^0, myn Heer, kunt haare droef heid Helpen.
Valt van hon^Sene, en de boeije die zy draagt,
Wilt deze lauden af, zo haalt als ’t u behaagt.
Dat zv bv” S^'ooten dag dan door die daad beginnen, Toon / trouw haar vryheid mooge winnen.
Die in’’r *¦ nbsp;nbsp;nbsp;’*¦ ^otaar een Koning volg, een held,
Lie nier nbsp;nbsp;nbsp;al zyn glorie niet en Helt;
Maar j. ^ nbsp;nbsp;nbsp;een fchrik der menfchen tracht te weezen,
QIC ïich door zyn ’s bruids voorbede ook laat be-p leezen;
lif ï ^I^tidigen, ontwapend, in hunn’ nood, alles t voorbeeld volgt derGo6n waar uithyl^roof.
He’t n nbsp;nbsp;nbsp;toyne fmart van u die trooü erlangen.
Maar°^; ^ niaakte my in Lesbos uw’ gevangen’:
Te voeo-t.^*^ krygsrecht al te ver geftrckt, daar by voegen t hartzeer dat ik hier tfr plaatfè ly.
Hoe o-v A/r nbsp;nbsp;nbsp;Achillës.
gy Mevrouw?
E R I p I I. e'.
MynH u nbsp;nbsp;nbsp;Om u niet alles op te haaleti,
Als nbsp;nbsp;nbsp;Sy vvcl meer verz waaren myne kwaaien,
Van m nbsp;nbsp;nbsp;Cnart doet aanzien het geluk
Ik hoo^^ vervolgers, en van de oozaak myner druk. Eenhe^Pyttvaderlandvafldreigen,’k zie, metbeeven,
’ S^tifch verwoed, daar tegens aangedree-
Ik Zie uwa u
U gordenbelaas! (wat zwaarer ongeval!) Gedooe d rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*7 5 ’t geen dat verwoefienzal.
° oat ver van hier ik ditgezigt moog derven,
C 3. nbsp;nbsp;nbsp;Steeds
-ocr page 46-36 nbsp;nbsp;nbsp;I F I G E N I A;
Steeds onbekend, en fteeds rampzalig om moog z wervel Een lot -verbergen, wel uw mededoogen waard;nbsp;Waar van myn klagt u noch de helft niet openbaart.nbsp;Achilles.
Prinfes, hou op, laat af u zelve dus te kwellen,
Ik zal u, by den Griek terftond in vryheid dellen;
En wil dat deze tyd van myn gewenlcht geluk Het einde zy \an uw’ gevangenis en druk.
VIERDE TOONEEL.
Ark AS, Achilles, Klytem NES TRA, Ifig*' nia, Erifile', .SIgiha, Doris.
Ma r ka s.
evrouw, ik kom hier om uw dochter te geleiden Ter plaatze daar men heeft het outer doen bereiden;nbsp;Daar Agamemnon haar verwachten zal, of eernbsp;XJ bidden, dat gy haar befchermen wilt, myn Heer.nbsp;Achilles.
Wat zegt gy Arkas ?
Klytemnestra.
Goón ! wat komt ons nog beletten ? Arkas.
'kZic niemand magtig,Heer,als uomhaartcontzctteö’ Achilles.
Voor wieni*
Arkas.
Ik noem hem, en befchuldig hem met fmad* ’K heb dat geheim geheeld, zo lang ik kon, in’t hart: ,nbsp;Maar, ’t ilaal is reeds bereid, het vuuralaangelteekeU'nbsp;Al zou het op myn kruin neêrftorten, ik moetfpreekeii.nbsp;Klytemnestra.
Ik beef, ach Arkas! zeg ons klaarer ons verdriet. Achilles.
Wie dat het zy, fpreek op, en vrees hier niemand nie*’
A*'
-ocr page 47-ft
^yiVtbaarminnaar, gy haar moeder,
2y n de uwe, wilt haar toch niet by haai vad
Klytemnestra.
Hoe, waaromvreeftmenhem?
Achille^^^ achterdogt hebt gy?
A R K A s. nbsp;nbsp;nbsp;„fPrf.n
Hy wacht haar aan ’t autaar, om haar op te o
Achilles.
Klytemnestra.
Zyn dochter? grooteGoónl
1f IG ENIA.
Myn vader. nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
ErïFILE. nbsp;nbsp;nbsp;.^vy hoorenl
Achilles. . nbsp;nbsp;nbsp;^
Wat taazerny vervoert hem tegens haar nbsp;nbsp;nbsp;^^j^aan 1
Welk hart kan zonder fchrik zo wreed een zaakbeltaan A. R iC A S»
Achwou de Hemel dat ik kon in nbsp;nbsp;nbsp;^^^iJr^Vithaar
De Godfpraak, door den mond vanKalchas,e leevcn,
En wil geen ander als dat olfer zyn nbsp;nbsp;nbsp;’i,. belooft
De Godenzoudendanïo wreed een moordbeveelen ?
^ nbsp;nbsp;nbsp;Ifigenia.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
. nbsp;nbsp;nbsp;^Go6al verdiende ik inuw’haat 10 diep te
-iTr nbsp;nbsp;nbsp;Klytemnestra. ,
AR*
^ nbsp;nbsp;nbsp;Dit ’s dan de huiwlyks kMop om my aann te bmden?
-ocr page 48-I F I G E N I A;
A R K A S.
De Konlng heeft uwe echt geveinfd, om u te blinden; Al’t heir is nevens u bedroegen in dit (tuk.
Klytemnestra.
Heer, gun, dat ik uw’ kniên omhehe, en voor ubuk’ Achilles baar opbeffende.
Wel hoe. Mevrouw?
Klytemnestra.
Zet toch myn hoogen Haat ter zyden? Myn lot wil dat gy myn vernedering moet lyden;
Ja, zonder bloozen valt een moeder u te voet;
G elukkig zo haar klagt beweegt uw grootfeh gemoed. Het is uw’bruid, myn Heer, die Kalebas u wil rooven jnbsp;Die ’k opgevoed heb in de hoop van dat verlooven.
Gy waart het. Heer, dien^ymetmy in Aiüis zocht, Enuwenaam, helaas! heefthaar ter dood gebrogt.
Zy die de Goden aan hun’outer, datin’tmidden Van ’their, tot haare ftraf, gebouwd is, aan kwam bie'nbsp;den,
Zou Zy daar fneuv’lenneen,gyzyt, ei keer dien hooht Haarvader, bruidegom, haar toeverlaat, haar Goón-’k Merk uit uw oog dat u haar ramp treft boven maateh'nbsp;Myn kind, ik zaï u hier by uwen bruigom laaten.
Myn Heer, verwacht me ftraks hier weer; verlaatha9^ niet;
’k Moet Agamemnon eens ontleeden ons verdriet.
Hy zal niet wederüaan den toorn waar in wy branden; De wreede Kalchas zoek’ vry andere offerhanden:
Of zo ik u niet kan ontrukken zyne magt,
Myn dochter, dat hy my met u te zaamen flagt.
V YF'
-ocr page 49-VYFDE TOONEEL* Achilles, Ifïgenïa.
^^evrovivr,ikïwyg, eukan my
Hoel fptakïe my aanf kentxe Achilles wel S
Een Moeder meent datxy troor ntny bidden m nbsp;nbsp;nbsp;•
Een Koningin valt my om nwent wn te
2e onteert my, met my tot uw’ by ftand aan te nbsp;nbsp;nbsp;’
Enflort, opdatie’thartmyweekmaa)^!
Heeft iemand meer belang daar in, nbsp;nbsp;nbsp;IK 5
Men fteun dan veilig, engerull op nbsp;nbsp;nbsp;winden,
En ftraffente gelyk die wreede ^hi^odze v «.’njen
Waarmeêzeopmynennaamunaarhetleevenflonden.
Ach'. Uyf mynHcer, aiblyf ? en hoor tocheexft mynreêiL Achilles.
Mevrouw, aal die barbaar my tergen ? neen, Q ds^n-Hy ïiet dat ik den hoon zyns luflers met nbsp;nbsp;nbsp;p^en
Gaa wreeken, dat ik hem voor hoofd heb uit doen roep Van twintig Vorften, die elk ftonden na tg A-Tot dank van myne xorg ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verkteecen
Genomen, en tot loon der leege, korts nbsp;nbsp;nbsp;g gt;
I^ithepfiopTrojewraaKbriootdedootniy nbsp;nbsp;nbsp;g
Ver^ochtikdeeervanutehebbentotrnynbrnl ,
Vernoegd, en moedig op dicnlang nbsp;nbsp;nbsp;j;g;'
Enhv aAtweinig dat ,blpeddorftig, nbsp;nbsp;nbsp;belce-
Hy t recht der vrindfehap, der natuur, fc
dig! nbsp;nbsp;nbsp;Kt
Hy
’t Is weinig dat hv my op ’t wreed antaar uW Noch rockende oadev'ftnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;maar ? A i ^
-ocr page 50-40
Hy, die dit offer wift door’t huuwlyk te bedekken, Vi'ildatikzelf, óGoón! u in uw’dood zal trekken!
Dat myn verleide hand het mes beüieren kom’,
En ik uw’ beul verftrekke in plaats van bruidegom.
Hoe! had deze echt uw’ bloed voor ’t outer niet do®quot; flroomen,
Zo ik maar eenen dag hier laater was gekomen ? Gelperd waartge nu aan hunne raaierny;
En fneuv’lende onder ’t mes des Priefters, hadt gy my Vergeefs by ’tbioed-autaar gezocht met ftervendeoogei’*nbsp;En my befchuldigd,door wiens naam gy waart bedroog^*''nbsp;Ikmoetvanuwgevaar, ikmoetvanzynverraadnbsp;Voor’tgantfcheGriekicheheirhemrcdenvraagen, laat^nbsp;De drift begaan,Mevrouw, waar van ik word geprikkeld*nbsp;Gy zyt te diep in de eer uw’s bruidegoms gewikkeld.
Die wrcede, diemy zo mishand’len durft, moet zien,
En leeren van wiens naam hy valfchlyk zich bedien. Ifigenia.
y\ch! zo Ifigenie u immer kon bekooren.
Zo ge u verwaardigde ooit uw’ minnares te hooren, Nu, is het noodig, Heer, dat gy het my betoont;
Die wreede dien gy gaat trotzeeren, die u hoont,
Die onrechtvaerdige en bloeddorftige verrader.
Denk, wat hy ook moog doen, eidenkhyismynvadef’ Achilles.
Hoe! hy uw’ vader na zo fchrikk’lyk een beftaan Zie ik hem anders niet als voor uw’ moorder aan.nbsp;Ifigenia.
’kZeg’tunocheens, hyismynvader, dienikteder Bemin, een vader dien ik acht, endiemywedernbsp;Zo liefheeft, dat hy van ’t begin my ns leevens af,
My niet als tekens van zyn ted’re liefde gaf.
Myn hart in dat ontzag van myne kindfche jaren Gekweekt, voelt door uw’ hoon myn fmart in zich veEnbsp;Zwaaren.
Ver dan van dat ik u zou door verandering nbsp;nbsp;nbsp;,
-ocr page 51-Goed keuren de yver van uw’ drift in dit geding*,
\ er dat ik zelve zoude aanhitzen uwe zinnen, _
denk men moet, gclyk ik u bemin, bemirmen: Wanneer men lyden kan dat gy, vervoerd doornbsp;^eni daadlyk hoonde door uw’ l'maadelyk verwyt. _
«oe, meent gy datzynHart,fchoon’t wreedfchynt,niet
zal beeven
’t aanzien van den flag die Kalebas my zal geven?
Wat vader heeft vermaak zyn kind gedood te zien ?
Waarom zou hy my met behouden, kon ’t gefchiên ?
Ik heb hem, twyfel niet, zien weenen op het noemen ^yns naams; en zullen wy hem ongehoord, verdoemen.
n hart, door my n gevaar in zo veel leeds gerukt,
Moet dat noch zwaarder door uw’ gramfehap zyn gedrukt ?
Achilles.
Mevrouw ,zultgeonder zo veel reden van te vreezen Voor uw’ gevaar, om ’t zynnochinbekomm’ringwee-zen?
Die wreede, (hoe noem ik hem anders) die uw’ bloed W il offr’en door de hand van Kalebas, zo v er woed tnbsp;En nu myn tcd’re mi'n zyn woên wil wederftreeven,nbsp;Wordt gy noch door de zorg voor zyne ruft gedreeven.
My doet men zwygen, hem onfchuldigt men, men beeft Voor zyn gevaar; ikbcn’tdienhy tevreezenheeft.
Ach! droevige uitllag van myn poogen '¦ dit’sdan heden De plaats die in uw hart Achilles zou bekleeden!nbsp;Ificenia.
G y weet, hoe onbeweegd en t Aanzeggen van myn dood.
T, , de
Heb ik Zo lang gewacht, eer ik uheb ontdekt, o Wreedaatd! my ne min, die gy in twyffel trekt?^
...... nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ onverfaagd ik hoorde
Zaagt gy my fchrikken voor
-ocr page 52-4ï nbsp;nbsp;nbsp;I F I G E N I A;
Uwe ontrouw, die men my met wejnig grond vertelde-^ Wat onruü? welk een droom van woorden, vol vaquot;nbsp;hoon,
Betygde, beurt om beurt, de rnenfehen en de Go An?
G y iaagt wel, hoef ik u meer bly k daar van te geevea i Hoe uwe liefde my veel waarderwas als’tleeven.
Wie weet, wie weet het, of de Goón, vergramd op mygt; Ook willen, dat ik eens met u gelukkig ‘ly.
Ik kon, helaas! al myn gelukken niet bc2 eden,
En dacht, uwe echt lou my tetaan ’t geilarnte heffen, Achilles.
Ben ik u waard, Prinfes, ik bid u dat gy leeft.
ZESDE TOONEEL.
Klytemnestra , Achilles, Ifigenia? AIgina.
\{rr nbsp;nbsp;nbsp;Klytemnestra.
W y Yyn verloeren. Heer, indieii gy ons begeeft; Want Agamemnon, die myn aanzigtvreeflteaaufchott*nbsp;wen.
Vliedt voor my weg, en doet my van het outer houwen. Hy heeft zyn wacht rondom het outer uitgezet,
Opdat die derwaards heen den toegang my belett’;
Hy vreeft dat ik hem met myn klagten op zal komen. Achilles.
Uw’ plaats zal dan door my daar worden waargenomen; Hy zal my zien, Mevrouw, ik gaa, enfpreek hem aan.nbsp;Ifigeni a.
Alevrouw,hcIaas... Helaas !myn Heer,waar wilt gy gaan-^ Achilles.
Wat vergt ge my door uwe ontydige gebeden ?
Zal ik u dan altyd eerft moeten ovetreeden?
Klytemnestra.
Wat wilt gy, dochter?
IfP
-ocr page 53-43
Ifigenia.
p nbsp;nbsp;nbsp;Om der Goden wil, weerhouw
Een minnaar toch, van toorn en fpy t vervoerd, mevrouw; Laat ons die faamenkomft, zo vol gevaar, toch weeren.nbsp;MynHeer, zyn bitsheid zal door uw verwy t vermeeren*
Ik weet de toorn is by een minnaar groot van kracht;
Ook is myn vader zeer nay v’rig vaii zyn magt.
Men kent meer dan te wel de fierheid der Atryden.
Een ander fpreek hem, en eerbiedig ,hy zal ’t lyden. Verwonderd dat ik noch niet by ’tautaarverfchyn,
Zalhy hier daadelyk om my te zoeken zyn.
Hy zal een moeder zien van ongeduld verfmachten :
Wat komt dan tot uw hulp niet op in my n gedagten;
Opdat ik voorkom zo veel leeds, opdat ik uil U w’ hevigheid, en dat ik leeve om uwent wil.
Achilles.
Gy wilt het zo, ’t is wel, ’k zal u hier inbehaagen;
Endathy wederkomtotzynveriland;voormyn , ^
En uwe ruft, Mevrouw, maar meerder v oor de zyn .
Letyd verlooptteveelmet dit onnut beraaden:
Geen woorden gelden meer, wy moetenaan de daaden.
Tegens Klvtemnestra.
Ik gaahet alles tot uw’ dienft bereiden; gy Kunt gaaninuw vertrek, en ruften; fteun op niy,
MevrSw,’kvoorzeghetu,uw’dochterzalmetfneeven.
Le Godeneilfchenhaar, zo lang als ik zal leevm, Vergeefs; geloof my vry, enhoudit vwr g^wis,
Lat myn woord zekerder als Kalebas Godfpraak is-
Einde mn het derde bedryf*
44 nbsp;nbsp;nbsp;I F I G E N 1 A;
Dorisj Erifile'.
WF nbsp;nbsp;nbsp;Doris.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
W at hoor ik, Goden! welk een drift verrukt u'V^ zinnen?
Eenydt ge Ifigenie een lot, waar door men binnen ^ Een uur haar oft’ren zal, zelfs onder fchyn van trouW'nbsp;En hebt gy nooit een lot haar meer misgund, Mevroirtt^^nbsp;Wie zal ’t gelooven, dan een hart zeer wreed gebooren.nbsp;Erifile'.
’k Heb nooit waarachtiger gefprooken: nooit te voor^’' Is myn gemoed gev/eelt in zulk een wreeden ftryd:nbsp;Nooit heb ik haar geluk zo zeer als nu benyd.
6 Gunflig doods gevaar! ’k ben in myn hoop bedroO' gen.
Wat eer! wat roem! zaagt gy Achijles niet bewolt;^ gen?
Ik zag ’t, maar ben ontvlugt zo openbaar een blyk; Die Held, zo trots, en zo verfchriklyk te gelyk.
Die nimmer traanen, als die hy deed ftorten, kende, En die zich hardt te zyn van jongs op aan gewende,nbsp;Die, zo ’t gerucht ons niet geloogen heeft, met bloednbsp;Van Leeuw, en Beer is in zyn kindsheid opgevoed,nbsp;Heeft nu, om haarent wil, ó fpyt! eerftleerenvreezef*'nbsp;Zy zag hem weenen, en veranderen van weezen,
En gy beklaagt haar noch ? wat rampfpoed; wat vcf' driet,
6 Doris! leed ik om zo waarde traanen niet!
Al molt ik in één uur het lieve keven derven;
G elyk als zy... Maar, neen; denk niet dat zy zal lier veö-Hoe, zoude Achilles, die terflond om haarent wil
-ocr page 55-^ « 7,eker dat de Goón haar fterven niet bcgeeren,
quot;‘S om op eenen tyd haar roem, en mynen boon te doen aanwaffen, en om haar, 6 wreede Goon.
Voor ’t oog haars bruidegoms te doen veel fchoondcr fchynen;
Lit doet me uit wanhoop, en uitminnenydverkwynen. cemerk eens, wat men niet al tot haar voordeel doet;
Der Goden vonnis wordt vertreeden met den voet;
Men zoekt het met verkeerde uitwegen te verbloemen, ^hoon gy de houtmyt, en het outer vaerdig ziet,
Het leger weet den naam noch van het otFer niet;
Aan ’t volk is ze onbekend; kunt gy hier uit niet fpea« ren
Haars vaders wank’len? en wat zal ’er niet gebeuren ,
Als hem de moeder, vol verwoedheid, komt aan boord ? Als hy de traanen van zyn dochter ziet r en hoortnbsp;Het kermen van zyn volk, en huisgezin, wiens oogennbsp;De wanhoop uitten, die hunn’ herten heeft bewoogen?nbsp;h Bloed, dat in zulk een flaat zich licht verwonnen geeft,nbsp;En dan Achilles, die zyn val gezwooren heeft....
ó Doris, ’k ben ’t alleen die zal rampzalig weezen.
Doris.
Wat denkt ge in uw’ gemoed ?
^atofmyn zielbelet, dat nietmyngramfchap woedt ?
Pt V ^^^^ntendooral’tlegerheendoehooren?
gaa maaken, hoe men hier zich zelf bereid Le Goon te hoonen, en hen de offerhande ontzeit.
46
Doris.
Mevrouw, wat neemt ge voor? ó Goón! wat wilt ge ken ?
Eriiile'.
6 Doris! welk een vreugd! hoe zouden de outers blaakt* Van offerhanden, en van wierook, overalnbsp;In Trojes tempels, konde ik ’t leger , dat hun valnbsp;Gezwooren heeft, doen door oneenigheid verbreekei';nbsp;Griek hitzen tegens Griek, en dus mynboeijen wreekt*’'nbsp;Konde ik Achilles wrok op Agamemnon voên:nbsp;Konde ik hen Troje door dien twift vergeeten doen:nbsp;Konde ik de zwaerden, tot onze ondergang getooge*''nbsp;Doen woeden op hun zelve! ó Goón! woudt gy gedoogt*’’nbsp;Dat zy my hoorden, en ik aan myn vaderlandnbsp;Van al hun volk mogt doen een waardige offerhand Inbsp;Doris.
Ik hoor gerucht, Mevrouw; ’k zie Kly temneftra komt*’' Gy moet haar vlieden, of uw’ hevigheid betoomen.nbsp;ErifilE'.
Kom gaan we, en (looren wy dit huuwelyk, dat mf Zo zeer verdriet; ik wil met myne razernynbsp;T e rai gaan, wy 1 de Goón my hunnen by Hand bieden.
TWEEDE TOONEEL.
KLYTEMNESTRA, iEoiNA.
GKlytemNestra.
y ziet, ^gina, ’k moet van myne dochter vliedt*” Ver van te fchreijen, of de dood te ontzien, toont i1nbsp;Haar vaders onfchuld noch, verfchoont zyn tiranny *nbsp;Ja wil ook my de hand, die haar zo wreed zal flagtt^'nbsp;En ’t hart doorftooten, zo, gelyk als zy, doen actitt*^'nbsp;6 Kloekheid! 6 ontzag! 6 liefde! 6 teder hart! j,nbsp;Noch klaagt deontmenfchteze]f,aan’t outer, datzynbsp;’K verwacht hem, Hy zal my haalt reden komen verg|.^
-ocr page 57-Enwaanennochvoormyïynfchelmftukte verbergen.
My komt; ’k lal, londer my te ontftellen, deczeti itoi^ tien, of hy xich noch houdt aan ^y n fnooden vond.
derde tooneel.
A-OAMEMNON, KlYTEMNESTRA, iËGlNA-
MAgame-mnon-
evTouw, -wat maakt gy ? en wat mag het toch hc'
Dat ik my n’ dochter, die ’k door Arkas deed ontbieden, .y^^'-Seefs verwacht heb ? waar onthoudt zy zich j dat zynbsp;^ gt;et is gekomen? wat helet haar ? of hebt gy _nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_
biaar doen vertoeven? wilt-gy fleeds mynzinweêriiiec*
ven ?
Mag zy niet zonder u na ’t outer zich begeeven ? Klytemnestka.
Myn dochter is gereed, indien gy haar begeert.
Maar is ’er niets, myn Heer, dat u weêrhoudt ,of.deert ? u ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Agamemnon.
rloe, ïïïy^ Mevrouw?
Elytemnestra.
Is al het noodige reeds vaerdigf
1 Tr , , nbsp;nbsp;nbsp;Agamemnon.
komt het dat gy my niets van het offer meldt ?
, To- nbsp;nbsp;nbsp;Agamemnon.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, .,
w at Wilt ge zeggen ? en wat zorg kvreltuw’ gedachten r
VIER'
-ocr page 58-4« nbsp;nbsp;nbsp;I F I G E N I A ;
VIERDE TOONEEL. Klytemnestra , Agamemnon, Ifigeni^’
A^G INA.
KKlYTEMN ESTRA.
om dochter, alles l'chy nt na u alleen te wachten; Bedank uw’ vader toch voor lyn genegenheênnbsp;En liefde. Hy wil aelf met u na ’t outertreên.nbsp;Agamemnon.
Wat zie! wat hoor ik! ach! wat heeft uw hart bewo'^
Pat gy dus weent, myn kind? waarom flaat gy uwe oog^ Na de aarde ? ’t ichreit hier al: ach! Ar kas, watnbsp;me aan.
Heeft my verraaden!
Ifigenia.
Neen, hyheeftunietverra^*” Myn vader; zyt geruft, en wil uw’toorn betoomen;nbsp;Al wat ge my gebiedt zult gy me naa zien komen:
U hoort myn leeven toe; begeert ge ’t wederom,
Waar toe geveinsd,myn Heer ? gy hadt me een bruidegof*^ Beloofd; zo willig als ik was om hem te minnen,nbsp;Mctzulk een bly gelaat, en zo vernoegde zinnen.
Zal ik de dood van u ontfpgen, en myn bloed Ten offer plengen, als ik immers fterven moet;
U weder geeven ’ t gene ik heb van u genooten.
Laat vry ,laat Kalebas myn onfchuldig hart doorftooteii ¦ Indien gy’t hem gebiedt, hy kome, ik ben bereid.
Maar, ach! zo myn ontzag, en myn gehoorzaamheid My doen een beter lot, myn vader, w^aardig achten;
Zo moeder, fchreijende, u beweegt door haare klagten gt; Verftoute ik my aan u te ïeggen, dat ik thansnbsp;Te zeer verheerlykt ben; myn roem met zulk een glansnbsp;Nooit is omfeheenen en myn flaat te hoog verhee ven,
-ocr page 59-A,ls (Jo*. M ,
Lat II iquot; nbsp;nbsp;nbsp;eind iou wenfchen van myn keven.
iVlyj, ^ noodlot door een onverwachten flag 2Vly,, 20U daalen doen in ’t opgaan van den dag
ieevens. ’kBcn uw kind,’k mag my uw dochter 'Tg ^ roemen
Dt xyj • gy hoorde u door my eerft vader noemen, Lg p ^ A ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;riw vermaak, daar gy voorheen,
Ik ben Tfi nbsp;nbsp;nbsp;Goón voor hebt gebeên.
milrf nbsp;nbsp;nbsp;aan wie gy fteeds voor deepen,
Met ^ n vaderljk uw’ gunften hebt beweezen.
iiT
Lgf sen blydfchap hoorde ik dikwils het verhaal ’k HaH •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sy bedwingen door uw ftaal!
Van t7- nbsp;nbsp;nbsp;^y^^ hart bereids den zeegezang begonnen
Man nbsp;nbsp;nbsp;ih al fchatte, als overwonnen:
Laa ’ • nbsp;nbsp;nbsp;zeege eerft ftorten zou myn bloed,
^ “ar pemfde ik nimmer op; niet dat ik uw gemoed j^e ontroeren zoek door myn’ gebeden, of myn’klagten ,nbsp;de oude liefde weer herroep in uw’ gedachten,nbsp;Ik^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gedreigde dood te ontvlieden; neen, myn Heer,
’k 2^1 leeven min, veel minder als uwe eer. Loornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’^sdenen van rood te worden geeven
’k nbsp;nbsp;nbsp;Eetrof’t alleen myn keven ,
Gy zie^ *• ^°s)rkden zoet niet doen herdenken, maar J)jgnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i^oeder, en een bruigom in gevaar.
; trou»
Een V quot; nbsp;nbsp;nbsp;^3-ri myn lot verbonden houwen.
V orlt, u waardig, dacht my heden noch te tr ¦p wen,
zyn bruid, een die myn hart bezat, Hynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;beloofd, en ik gegeeven had.
Eaat nbsp;nbsp;nbsp;opzet reeds; nu oordeel van zyn fmarte ;
Ik b’d Ishreijen van myn moeder gaan ter harte;
’k \Ve'' y^'^Bsef me dat ik dus u moeilyk vall’, sthield de traanen gaern die ik hen kollen zal.
’tiswaar nbsp;nbsp;nbsp;zVgamemnon.
Eegeerei nbsp;nbsp;nbsp;dochter, ik weet niet, waarom de Goden
o n dat men hen een maagd tot zocii zal dooden:
i
i
Maar,ach! gy zyt
enoemd:’t Orakel eifcht uw blo®'
Tot offerhand. Gy kent myn vaderlyk gemoed.
Ach! denk niet, dat om zulk een dierbaar bloed te fpaaren» Myn dochter, uw gebeên en tranen noodig waaren.
Ik had noch deezen nacht, ligt heeft men ’t u gezeild, Jlet vonnis van uw’ dood herroepen : ’k was bereidnbsp;Myn Haat en leeven voor uw’ leeven op te zetten,nbsp;Meer op uw heil, als op der Grieken heil te letten.
’k Zond Arkas om u myn bevel te doen verdaan, Maar door ’t bellier der Goón is hy u misgegaan.nbsp;Helaas! zy hebben zich niet gunftig willen toonennbsp;In u te redden, die ’k zo gaerne zou verfchooneU-Vergeefs befcherm ik u. Betrouw niet op myn magbnbsp;i)ie klein is; want, hoe Uil ik ’tvolk, als ’t onbedacPnbsp;Aan’t hollen raakt, en tot verwoedheid wordt gedreev®''^nbsp;Door'Goden, die ten prooi ons aan hunn’ boosheid ge®''nbsp;ven,
Én hen van ’t juk, dat hen {leeds lallig valt, ontflaad' Myn kind, helaas! myn kind, het is met u gedaan.nbsp;Denk aan uw’ Haat,en uit wat bloed gy zyt geboorch'nbsp;’t Moet zyn, myn dochter,buig u voor der Godento^'nbsp;ren.
Ik trooll u, en kan naauw my zelv’ vertrooften ; m^^ Vertrouw, dat als men u zal tretfen voor ’t altaar,nbsp;Men dieper door myn hart, dan door uw’ borll zal ftootequot;;nbsp;Toon, ilervende, ieder een uit wiengy zytgefprootO^'nbsp;Maak zelfs de Goón befchaamd;de Griek erkenn’myf'nbsp;bloed,
Wanneer hy ’t uwe zo wreedaardig ftcoomen doet.
, nbsp;nbsp;nbsp;Klytemnestra.
Wel, gy verloochent niet uw’ ftam, noch fnoode Vade®’’ En Atreus heilloos bloed fpcelt waardig door uwe ader*'nbsp;Gelyk Thyéltes zyt ge een beul uws kinds. Wat 1®® jnbsp;Meer aan uw’ wreedheid, als dat gy’t my voor bank®|nbsp;En wildbraad opdifcht, die haar moeder ben? 6 Godeh'nbsp;Barbaar , is dit het feed daar op gy ons deedt noóden-^j
-ocr page 61-SPEL.
treur
L dit de trouw die gy nw’ do9^'-®^n^„wiuuwlyitheid, 5quot;^®,heeft de fchrik ,toen gY.die^^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
^Oïidt tekenen, uw’ hand met d nbsp;nbsp;nbsp;io-r re vein “
Waa- ^^^nen, uw’ hand met doen re i-u.^5^
ftrcdn-----’
^atVc\dn^ '^^^^djdat gy gellort hebt? waar de lyken? ken f ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, kan mc uw’ tegenftand doen bly -
^ïeenr ^ valfche rouw voor myngetigt te veinzen? JSioej!:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genegenheid te toonen door geween?
t veld eens. daar ev voor uw’ dochter hebt ge«
aar
^oot ïulicVtekens moeft gy Iw overtuigen, dat ’tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'¦0*^ tiw’ kind te redden hebt geha ' ,, ^ j
,t Orakel eifcht haar, maar, is klaar de zm geWeeken? ^
! Orakel, fprcekt het Heeds gelyk het fchynt te fpreeken.
o Loden' Goden! die niets onrechtvaerdigs doet,
^;?t ev zo dorftig na onfchuldig menfchenblocd ?
Wil ’t noodlot om Heleên ons huis en vrinden plaagen gt; ^3at daar Hermioné, haar kind, de ftraf van draagen.nbsp;Laat Menelaüs door zyne eigen dochters moordnbsp;^yne cgakoopen, die zyn ziel zo zeer bekoort.
gt; nbsp;nbsp;nbsp;gy ^ ^vvat lazerny, wat dulle uitzinnigheden
ervoeren u, dat gy in zyne plaats wilt tieeden. i Ln ik, w'aarom zal ik zelv’ op inyn boezem woennbsp;Waarom myn hartcblocd zyn dwaaze min voldoendnbsp;1, Wat zeg ik, die Heleên, die Azië en Europenbsp;; u^^'^oert door haare min, verdientnbsp;[! weêrkomft met het bloed uws aUerliefden kinds,nbsp;uw geva.t, en met uW Heidendata? geenfmsnbsp;^e vaak heeft iy „iet ons ,en om jeOachtgelchonden ,nbsp;tenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;broker had met haarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verbonden,
quot;eeft haar niet Thefeus aan haar vader zelf ontfehaakt •-'¦ nbsp;nbsp;nbsp;Kalebas heeft het vaak bekend
Lat zy heiml’yk met beloften t^aamen trouwden, 1 ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een dochter van dit huuw’lyk heeft behoudci ,
! Lie zy oehendiglyk voor ons verborg, nbsp;nbsp;nbsp;™nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^.
Maar, noch uws broeders min,noch fchaud^doetheuu *nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;D gt;
-ocr page 62-I F 1 G E N I A;
Dat is uw’ kleinfle zorg; dat raakt u ’t minft van all^'*' Üw’ Heerszucht, om, gelyk als opperhoofd te brallennbsp;V an twintig V orden, die u dienen, en ontzien,
U w’ hoovaardy, om dus volkomen te gebiên,
Dat zyn,ó wreede! alleen de Goón die gy wilt ecrei'' ^et zulk een offerhand; ver van den flag te keeren, |nbsp;Die u gedreigd wordt, wilt ge, onmenfchelyk gemoe*','nbsp;’s Volks gunlt verdienen door uw waarde dochters bloelt;^'nbsp;Gy wilt Ifigenie, uw lieffte kind, doen fterven,nbsp;Alleen, om dat ge uw’ ftaat, en aanzien niet zoudt dervei’’nbsp;Door zulk een fnoode prys fchrikt ge alle Vorften af?nbsp;Die immer mogten ftaan na ’t voeren van nw’ ftaf.
Is dat een vader zyn ? Is dat uw kind beminnen ?
Ik kan die wreedheid niet bevatten met myn’ zinnen. Afgryllyk opzet! hoe! zou Kalebas met zyn dolk,nbsp;Omringd van een ontzind, en onmédoogend volk,nbsp;Ifigenia door den zuiv’ren boezem booren.
Om uit haar hart den wil der Goden naa te Ipooren?
’k Heb haar, als in triomf, gevierd en aangebeên.
Tot hier gebragt; en zoude ik, troofteloos, alleen. Langs ’t pad, dat ik voor haar met bloemen zag befprcijc’’*nbsp;Weêrkeercn, en myn kind niet nevens my geleijen?nbsp;ISTeen, Klytemneftra zal nooit lyden, dat men haar,nbsp;Gelyk een offerdier, doe bukken voor ’t altaar.
Of gy zult nevens haar ook my den hals doorkerven. Vrees, dreigen, noch ontzag zal my myn kind doen del'nbsp;ven.
Ik, ik zal zelv’ myn kind befcherman tot de dood.' Kom, ruk haar van my af , ontmenfchte bedgenoot:nbsp;Kom, wreede vader,die niet weet van u te ontfarme^’nbsp;Kom,hebt gy’t hart,kom aan,en ruk haar uit myne al'nbsp;men.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,
Myn dochter, gaa met my, laat me uw’gehoorzaamhe*^ Noch zien voor ’t laatft.
Y f'
-ocr page 63-f3
VYFDE TOONEEL. Agamemnon , alken.
Van L nbsp;nbsp;nbsp;’k tïad my niet minder toegeleid
woede; dit deé my haar byzynfchroomen: ik in den ftaat, daar in ik ben gekomen,
Ejj nbsp;nbsp;nbsp;ik flechts Imr toorn te vreezen had,
'VV’aar nbsp;nbsp;nbsp;verdriet myn bange ziel bezat.
Êerw^f^ iaat gy me noch een vaders hart, ó Goden! my beveelt myn eigen kind te dooden.
ZESDE TOONEEL.
Achilles, Agamemnon.
P nbsp;nbsp;nbsp;Achilles. ‘
iViy^'^^’ader vreemd gerudit is my daar aangebragt^' i'^en 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5 ™aar, ’k hebt, als niet gcloovelyk, veracht.
Da[g^*^-gt; ik kan het naauw na zeggen zonder beeven. Dat evnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uw kind, wilt brengen omhetleeven.
Om nbsp;nbsp;nbsp;, ^^uende uit uw hart de menfchlykheid,
ïin haar h'*’^ i^'''cren aan Kalebas, u bereidt.
Haar quot;ir'^ nbsp;nbsp;nbsp;naam deedt komen, om den Goden
Dat nbsp;nbsp;nbsp;door des Priellers hand te dooden.
Zou L^^Senie in fchyn van Bruidegom quot;ï'e aanf k S^ieiden na het droevig outer, om
ichouwen dat men haar daar flagte voor myne
Wat,
Staat nbsp;nbsp;nbsp;^^*binynHeer,is’t waarheid,ofis’t loogeip
y Agamemnon.
*k Zal zona^quot;^ nbsp;nbsp;nbsp;ik reên, myn Heer;
* ader iemand* raad myn zaaken wel bezorgen.
D 3 nbsp;nbsp;nbsp;’aHc'o
-ocr page 64-^4 nbsp;nbsp;nbsp;I F I G E N I A;
’k Heb myn voorneemen voor myn dochter zelv’ verbof' gen.
En als het noodig is, (fet zy ’t moet weeten, Zult Gy ’t weeten nevens haar; dies neem zo lang geduld-Achilles.
Het lot is my bekend, dat gy haar op wilt draagen!
Agamemnon. nbsp;nbsp;nbsp;‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Indien gy’t weet,myn Heer, waar toe dan’t my te vraagei^' Achilles.
'Waarom ik ’t vraage ? ó Goón ! zo wreed een tiraniif Zich niet te fchaamen, of gelooft ge, dat ge mynbsp;Uw fchriklyk opzet ook ligt zult voor goed doen ke^'nbsp;ren?
Dat voor myne oogen ik zal laaten haar verfcheuren?. Meent Agamemnon, dat myn min,myne eer,myn woon'nbsp;Ooit Hemmen zullen tot dien gruwelyken moord ?nbsp;Neen! by de Goón,ik zweer dat ik dien hoon zal wreckcl*'nbsp;Agamemnon.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Vergeet gy, wie ik ben,dat gy zo Hout durft fpreeke*’ Achilles.
Vergeet gy, wie ik min, en wien gy hier misdoet?. Agamemnon.
Wie heeft u opgeleid te zorgen voor myn bloed,
En huisgezin ? Hoe is ’t ? rnag ik myn eigen zaaken Niet fchikken naar mynzin,en’t met myn dochternbsp;ken.
Zo ’t my gevalt? of ben ik nu geen vader meer?
Is zy uw’ éga ? mag myn dochter....
Achilles.
Neen, myn Hc^^’
Ze is niet meer de uwe; gy het haar aan my gegeeveii' Zo lang een druppel bloed zal door myne aders zweev^^*^nbsp;Staa ik myn bruid niet af, die my reeds toebehoort: ,nbsp;’k Zal haar befchermen, en ik hou my aan uw woo^nbsp;Hebt gy om mynent wil haar her waards niet ontbood^*’'nbsp;Achilles laat zich niet bedriegen.
-ocr page 65-T R E ü R S P E L. Agamemnon.
SS
IVloef nbsp;nbsp;nbsp;Goden
^ beklaagenvanhaardood;wythendenmoorcl:
zy op myn kind zo zyn verftoord. Vïitnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en Ulilfes, die na ’t leeven
reden daar van geeven; een raazerny j
Achilles.
Hoe my, myn Heer, hoe my ? , . Agamemnon.nbsp;t)e ^•^'etjdieuitzuchtom’tOoftcnteonderbrengcn,nbsp;h{g[^^öden haag verwyt, dat zy uw’ reis verlengen.^nbsp;Eli j i'ïiyn vrees niet heeds, als ongegrond, belacht,nbsp;Jjj hnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voorbeeld tot die woede al’t heirgebragt?
behoudenis gevonden,
dacht aan Troje alleen, en bouwde op and’re gronden, ik; want fchoon ik u den weg na Troje hoot,nbsp;y '''V'oudt ’er zyn: vaar voort, vaar voort; myn doch-
^al u
^eu open weg na Trojens vehen toonen.
ö Hemel II nbsp;nbsp;nbsp;Achilles.
Efaa ’(¦ ^ j rny laherlyk zien hoonen,
en van myn lieve bruid zou haan
_ ^ ^ 'quot;l'A nbsp;nbsp;nbsp;, ,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;___^ nbsp;nbsp;nbsp;___ __ _
amp;n nbsp;nbsp;nbsp;ondergang :Vie, wie heeft my de klagten
Togi^y^^^ naoeder, van myn vader doen verachten ?
¦'veenende, voorfpelden mynen val, !Èyu ‘ , fneuvlen zoude alleen voor Trojens wal.
t gehaate Troje, of van Scamanders zoomen, Heeftnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in myn land of havens ooit gekomen?
Heeft immer tot zyn vyand my gemaakt?
quot;VYat h '^p^^’^wyfde ooit vrouw ofzuhermyontfehaakt? Waarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gedaan ? Wat heeft hy my ontdraagen ?
Js nbsp;nbsp;nbsp;heb ik my van T roje te beklaagen ?
om uwent wil, Barbaar, dat ik hier heen
D 4 nbsp;nbsp;nbsp;Gc'
öar ^^'^,^^rbreeken ? wat heeft Troje my gedaan, y^at IK ten kohe---------—
-ocr page 66-5^ nbsp;nbsp;nbsp;C I N N A.
tegt;
C IN N A.
Kon nimmer zyn uit uw’ gehcugenis verftootefl; Maar ’t gene ik niet begryp, is dat ge, ó welk ee^nbsp;Dit alles weet, én my, ó Cinna! nóch wilt ^0°
Hoe! ik, ó Vórft, zou dan myn ziel zich zélv’ ver'
Dit fchélmlluk uit... nbsp;nbsp;nbsp;i
Augustus. nbsp;nbsp;nbsp;jtcH'
Hébtge uw belóften rdeds ver^^ jjJ1 Zit neêr, ’k héb ’t nóch niet al gezégd; gy inoognbsp;rr^ar
U zélv’ onfchuldigen, indien gy ’t doen kont Hoor nu nóch eerft, én maak me uw woord
te breeken. nbsp;nbsp;nbsp;1
Gy wilt me mórgen op het Kapitool doorfteekef'^^ ,i^ In ’t ofF’ren; uwe hand, tót téken van dennbsp;Moet my daar voor ’t altaar den flag tocbréngennbsp;Zal de ééne hélft uws vólks de poorten gaan beï _nbsp;'Met de and’re hélft zult gy de ruitery beletten.
Zég, bén ik wél bericht, of i? ’t een valfch vcr Moet ik de moorders die dit met u zullen doennbsp;U noemen.? Prokulus, Pomponius, benévennbsp;Marcel, én Lénas, van een zélfden drift gedreeVnbsp;Met Plautus, Glabrion, Virginianus, énnbsp;Albinus, Autilus, én Icilus; ik kennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ig
Naaft u, én op wien ik myn ftaat ten deele
iH' 1
Hen alle. Maximus, dien ik het meeft vertrouWU
Al de andre zyn my de eer niet waard datikhuo
nen
Ja die, zo zulks niet vólgt, niet konnen blyv1
nbsp;nbsp;nbsp;^XlJ W.W WWA AiAVe Vr44.M.XX.4
Zoud noemen; vólk, bekend door hunne kwa^ri' ^ Van zwaare fchulden én misdaaden overwonnen^^ ^nbsp;Die ’t Ifréng gerécht ontzien, én hunne ftrafnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'I
En zy het Keizerryk word omgekeerd, ontg^^‘’^ijji'' (
Nu Zwygt gy j meerder door ontroerenis
Als door gehoorzaamheid. Als ik door u befpr^^^ ï’’’
-ocr page 67-Vj ® tempel naar uw’ lin was omgcbragt, inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gy ? wélk is het wit daar gy na tracht ?
i V,. \Devryciing van uw land uw ftaal gefleepen?
IL nóch héden uw’ ftaatkunde héb begreepen,
’s lands wélvaart aan ’t éénhoofdige gez,ag. die alles, wat hem noodig dunkt, vermag,
quot;y h lands vryheid die u hier toe had bewoogen ?
toen ik het die wou geeven, dat niet poogen yij^^ercn; maar die aangenomen voor den Staat,nbsp;Vj^^ar niet na getracht door góddeloos verraad.nbsp;y Uw oogmerkwiltge in myne plaats rcgeeren ?
het heil der Staat in droeve ramp verkeeren,
Vh* Romen geen belétfel vint als my,
,ii)gt;daar te krygen in uw’ hand de heerfcbappy; haar noodlot Hechts %o verre is te beklaagennbsp;alleen naa my, xyt waard den ftaf tc draagen,nbsp;''Iemand béter, naa myn dood , het Roomfch ge^-U.°ied
Lzoude, als gy; zie toe, bedrieg u nkt.
^ u récht kennen; wil eens in u zélven keeren, l|j5®men ziet gy u beminnen, vieren, eeren;
(y ^^eft ontzag voor u, én óffert u in ftilt’
gunft. Uw’ magt is groot, gy kont al wat gy wilt.
dit eens, én zie eens wat gy waard zyt, noem dy Uwe deugden eens, uw’ wérken, uwen roem.
Ij dat in u my moet behaagen? wélke daaden i’ i'vj' “Oven het gemeen, voorzien met lauwerbladen gt;nbsp;gunft is ai uw’ roem, ze is oorzaak uwer niagt.
I i't *' Sy zoudt zélfs in die u haaten, médelyden 'ö'^ekken, liet ik eens uw’ waarde voor u ftryden.
onderfchraagt den ftaat daar in ze u heeft gebragt.
gt;'' ilj^J''ordt, nieruw perfoon, van ieder aangebédem ’¦ ftaat, én groote magt lag, zonder haar, vertree-'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. den y
Maar
i jbehoefde om u weer in een laager ftand ’’ I ft^llen, u alleen te onttrekken myne hand;
I nbsp;nbsp;nbsp;Dj
-ocr page 68-I F I G E N I A;
Euribates, Agamemnon.
Ach!
Euribates. ynHeer, wat eifcht gy ?nbsp;Agamemnon.
Wat wil ik doen ? durf ik hem myn bevel verklaaren? Dat bloedige befluit myn lyfwacht openbaaren ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;|
nen.
è Wreedheid! welk een ftry d tlaat my te wachten! G oób' Wat vyand is het, die myn woede wil doen doón?nbsp;Een moeder wacht my ,die op ’t hevigfte is bewoogeu»nbsp;En xiük een wreedheid nu,noch nimmer zal gedoogeri'nbsp;Ligt zal myn krygsvolk, min onmenfch’lyk, en ontzind)nbsp;Dan ik, in de armen van myn vrouw, ontzien myn kind-’t Is waar, Achilles dreigt me; Achilles komt my hoonen 1nbsp;Maar is ’t myn dochters fchuld ? Ik Zag haar nimmer too'
iivii ^ nbsp;nbsp;nbsp;.
Dat ze ongehoorzaam was. Heeft zy weleensgezucht; Of voor de dood, die haar bereid wordt, weg gevlugt ?nbsp;Wat zeg ik? wat verrukt myn Godvergeeten zinnen?nbsp;Hoe zal ik myn gebeên in ’t offeren beginnen.!*
Hoe groot een roem ik my zie komen te gemoet.
Wat lauw’ren kunnen my, befprenkeld met haar bloed, Behaagen ? ’k Zoek de Goón te flillen: maar, die Goden ?nbsp;Zyn zy zo wreed,als ik,die zelfmynkindwildooden?nbsp;’tis my niet moog’lyk,ik geefme over aanmynbloed.nbsp;N een, liefde, neen, verwin de fchaamte in myn gemoed-Keer weder, vaderlyk en billyk mededongen.
Zy leev’: maar, blykt dan met myn vrees, of onver* moogen,
Wyl my Achilles zo gehoond heeft, en veracht;
Ligt dat hy op dien voet in ’t einde my belacht;
Ligt dat hy op dien voet zal ZO Vermeeten weezen,
pat
-ocr page 69-treurspel.
% geloovcn lal, dat hy my heeft doen vreezen. j[^^\^oodeloo2c zorg maakt my het brein bedeefdj»nbsp;y n ik niet, als ik wil, zyn opgeblaazeii geell;nbsp;riled’ren, kan ik niet het voorwerp zyner zinnen,nbsp;‘dochter, hem ten fpy t, doen van een ander minnen fnbsp;j,y leev’; maar tot zyn Ifraf. Euribates, gaa, gaa,nbsp;loep myn dochter, met haar moeder hier.
eni,
Agamemhon, alken. G
¦^^oden! is de dood myns kinds by u beflooten,
fterflyk menfch vermag hetnoodlotomteftooten.? ^ Z^byhand zal milfchien haar ftraf verhaaften; maarnbsp;'^roote Goón! myn kind verdient wel dat ik haarnbsp;^^iiherme,en dat ge my,volhardende in uw’ tooren,nbsp;^ doodelyk bevel ten twedemaal laat hooren.
pAlHEMNON, KLÏTEMKESTRA , IfIGENIA,
heen, draag zorg, bewaar uw’ dochter;gaaMe-ju nbsp;nbsp;nbsp;Vrouw;
p amp;6ef ie ^ weder; ik beveel ze aan uwe trouw.
moet op’t haaltigfte uit deez’ wreede plaats vertrek-Vj nbsp;nbsp;nbsp;ken.
’k Y^^’^ikas, met myn wacht, zal u tot leidsman ftrekken. ’tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’them, dat hy u myn aanflag heeft ontdekt:
Uliir”®*quot; nbsp;nbsp;nbsp;'*¦ geheim, en dat ge flraks vertrekt.'
Maa eerlang om haar met Kalchas komen;
I t leger heeft noch niets uit hunnen mond vernomen ;
Ver-
-ocr page 70-6o
Vermom uw’ dochter wel,opdat men meen’ dat ik Haar by my houde, en u alleen te rugge fchik:
Want 7-0 men merkte,dat ikeindlyk wasbewoogen, Het volk 70ud uw vertrek toch nimmermeer gedoogeh-Gaa heen, dat u de Goón begunfligen in ’t vliên,
En geeven, dat ik haar in lang niet weer moog zien., Gy, volg de Koningin.
Klytemnestra.
Ik ben als opgenoomcn,
Myn Heer.
Ifigenia.
Myn Vader!
Agamemnon.
Gaat,zoek Kalebas voortekomchi Gy kent zyn ftreng gemoed, en zyne oploopendheén;nbsp;Vlugt, zeg ik u noch eens; ’k zal door verzierde reen gt;nbsp;Het offer Itaaken; hem, indien ik kan, misleiden;
En bidden, dat ze toch tot morgen willen beiden.
ELFDE TOONEEL.
Erifile, Doris.
KErifile.
om, Doris, dit’s de weg niet, dien meninflaanmoet. Doris.
Hoe! volgt gy hen niet naa ?
Erifile.
Ach! Doris, ’k word verwoed i Dit zyn de vruchten van Achilles tederheden:
’t Zal echter zo niet gaan. ’t Is uit met alle reden.
’k Moet haar verderven , of, wanhoopende, vergaan Gaa met me, aan Kalebas zal ïk alles doen verftaan.
Einde van het vierde Bedryf,
-ocr page 71-treurspel. dï Vyfde bedryf.nbsp;Eerste tooneel.
J nbsp;nbsp;nbsp;IfIGENIA, .ffiGINA.
. nbsp;nbsp;nbsp;Ifigenia.
laat toch af; wil my niet langer kwellen.
]yj iia myn moeder, ’k Moet de Goón tevreden (tellen ^ ^yn rampzalig bloed. Achlzietgy niet, wat nood,nbsp;Ei 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het leger dreigt, om ’t weig’ren van my n dood ?
tte’. welk een (laat zy myne moeder brengen.
Q ^ollc zal myne vlugt toch nimmermeer gehengen, t)p hoc ooze wacht, wanneer wy wilden vliên.nbsp;Punt van zyn geweer durfde oneerbiedig biên.nbsp;Koningin wanhoopendeTczwyken;
5/ 'oopt te veel gevaar; ei, laat ik haar ontwyken:
toe, dat ik my dien van haar bedroefden (laat; A Uioet toch iterven; al myn hoop, en toeverlaat:nbsp;jj l'b vader wil niet dat ik blyven zal in ’t keven.
^ heeft myn dood gedemd, en wil dat ik zal fneeven. ji.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;JEgina.
mevrouw, wat is ’er dat de Vorll zo ver vervoert ?
* ,. nbsp;nbsp;nbsp;Ifigenia.
jjChilles heeft hem ligt gehoond-, zyn hart ontroerd, j, c Koning, die hem. haat, wil my hem ook doen haaten,nbsp;dat ik niet alleen Achilles zal verlaaten,nbsp;jj^^r nooit meer fpreeken.’kZal’tberterven.Datbefcheid,nbsp;ceft Arkas, door zyn laft, my even aangezeid.
. nbsp;nbsp;nbsp;jEgina,
ts ongelooflyk. Heeft uw vader ’t u geboodeu?
^Ifigenia.
^ Wreedheid zonder ga! 6 vonnis, groote Goden!
^ ^yt min wreed als hy ; ge eifcht (lechts myn keven. Ik z hdaar,
P^hoorzaam zyn. en ftcrven, Ach! Wie daar ? Is Achilles !
TWE«
-ocr page 72-6i
I F I G E N I A; TWEEDE TOONEEL.nbsp;Achilles, Ifigenia, ^gina.
K Achilles.
om, Mevrouw, kom; wil my volgen: Vrees voor geen muitend graauw,hoe zeer’t lich tooi'^nbsp;verbolgen,
Neem daar uw’ toevlugt voor al dat u wil verdrukkeO'
Het is onmachtig, hoe ’t ook dreigt, en tiert en raaft. Vertoon u nevens my, gy zult elk een verbaafd,nbsp;Zells zonder flag of floot, voor ons den rug zien wendeO inbsp;Ik word vanPatroklus, en’t puik van al myn benden,nbsp;Gevolgd; myn ov’rig volk, vergaderd by myn’ vaan»nbsp;Biedt u de onwinbren wal van hunn’ geleden aan;
Men kom eens, om u uit Achilles tent te rukken. Maar gy fchynt doof, Mevrouw, voor myn zorgvul'nbsp;digheén.
Geeft gy geen antwoord als door zuchten, en geween’ Ei, kom, wacht geen ontzet van noodelooze klagteU)nbsp;Uw’ weenen kon zelf niet uw’s vaders hart verzachteU'nbsp;Ifigenia.
Ik weet het wel, myn Heer, ’k wacht ook geen troon voor my
Als van den droeven flag, dien »k gaa ontfangen. Achilles.
Gy!
Gy fterven! ei laat af, Mevrouw, en fpaar die reden’ Gedenk, hoe ik aan u verbonden ben met eeden;nbsp;Denk, zonder onzen tyd in woorden te belteen,nbsp;Achilles bouwt zyn heil op uw geluk alleen.nbsp;Ifigenia.
De Hemel, die my zo veel ramp heeft toegezondea. Heeft uw’ geluk, myn Heer, niet aan myn lot verbondcb'nbsp;Uw’ liefde helpt hier niet, al is die noch zo groot;nbsp;Weet, uvy’ geluk beflaat alleen in myne dood.
Wil aan dien vrugtb’en oogfl van roem en zeege denken »
-ocr page 73-63'
de
Hgj L ^ overwinning aan uw’ dapperheid zal fchenken. 2ale ^^‘¦^y^veld van eer, waar na ge al t’zaamen haakt,nbsp;Ouv ^''Y^8lyk,indien’t myn bloed niet vruchtbaar maakt,nbsp;Vgj.j''^^“^Saar zyn. Dit is ons van de Goón befchooren.
heeft vader niet na Kalchas willen hooren. ’tQg ^l^'W’ig raadsbefluit, bekend aan ’t Griekfchevolk,nbsp;ftemt, maakt het tot een zek’ren ttJlk,nbsp;uw’ liefde is maar ’t beletfel uwer eere,nbsp;^Oo ’t befluit der Goón, dat Grieken triomfeerenbsp;¦J'q ^ 'iWe dapperheid, gelyk ons is gefpeld.
Wd ^ haar de kloeke da^n van haar beloofden held. •^Ire'^k'quot;' verbolgenheid den vyand doen bezuuren;
Pgt;f'amus, reeds fidd’ren Trojens muuren, ^ t flikk’ren van de vlam die my verteeren zal.
Ej '¦aanen die ik dort’ voorfpellen haaren val. BeL^^^^niyn Heer; en als de vrouwen derTrojaanen’,nbsp;¦\^ ®*^tlen haare mans, dan zullen haare traanennbsp;11^ ft % olFerhanden zyn aan myn vergooten bloed.
.7 op dcezen hoop, met een vernoegd gemoed : my zelv’ geruft den Goden overgeeven.
’k iS 'h de zeege van x\chilles niet bekeven?
Ljg op als men naderhand zal fpreeken van uw’daan, j^ienfchelyke magt zeer ver te boven gaan,nbsp;tdej p myn dood, daar eerft uw’ roem is uit gereezen,nbsp;Vja ^^hoon beginfél van dat fchoon verhaal zal weezcn.
ó Prins; en leef, tot ftrafvan Troje, toon ^^der, dat gy zyt gefprooten van de Goón.
Verp. c nbsp;nbsp;nbsp;Achilles.
wreede! zoekt gy door deeze yd’le reden. Teuw’s vaders, u aan myn genegenthedennbsp;Èn j?*-‘^^kken. ’tis vergeefs, dat gy ter dood wilt gaan,nbsp;I^ien ^ verpligten ook die wreedheid toe te ftaan.
^an ik^^^ lauw’ren, dat beloofde zeegepraalen ; w ie af ‘^^enende, hier door myn hand behaalen.
^ich naderhand op my verlaaten zou,
•k u zelf niet kon redden door de trouw r
64
Myn eere, en myne min beveelen u te keven.
Volg my, Mevrouw, gy moet u aanmy overgceveP' Ifigenia.
Myn Heer, zoude ik den wil my ns vaders tegen (laan ?
’k Verdiende aldus met recht een dood, die ’k zocht ontgaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Zou zyn gezag, door my, dus fchandig zyn gefchondeii’ Achilles.
Gy volgt een’ Bruigom, door hem zelv’ aan u verbonden • ’k Verlaat dien lieven naam, noch myne bruid; ó neen»nbsp;Of doet hy de eeden niet als om die te overtreên ?
En gy, die u aan hem dus naauw verpligt wilt houwen» Was ’t niet uw’ vader, die ons t’zaam belloot te trouwen'nbsp;Volg dat befluit dan ; of gehoorzaamt gy flechts, alsnbsp;Hy ’t laat te zyn, en wil u brengen om den hals ?
Dit duurt te lang, Mevrouw, en ik begin te vreezen.. Ifigenia.
Is uw’ vermetelheid, myn Heer, zo hoog gereezen, Dat gy me dwingen wilt ? en zoudt ge dus myn fmartnbsp;Ten top doen ryzenr gaat myn eer u min aan ’t hart?,nbsp;Als u myn leven doetf wil my niet meer verdrukken»nbsp;Voeg zulk een bitt’ren hoon niet by myne ongelukken*nbsp;Myns vaders wil en wet mag ik niet overtreên;
Ik heb alreê te lang geluifterd naar uw’ reen.
Indien gy verder gaat, en niet naar my wilt hooren. Zal ik met deeze hand my zelv’ het hart doorbooren,nbsp;Om vry te zyn; ó ja, ik zal my door de dood,nbsp;Bevryden van uw’ hulp, my redden in den nooi
Achilles. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Wel aan dan, wreede,’k zie myn dienftuw’toorn wekken;
Gehoorzaam; zoek de dood,kan ze u tot hulp verflrekke'’’ Draag uwen Vader op een hart, waar in ’t ontzagnbsp;Heericht min tot hem, als haat tot my. Ontfang dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
En laat u zelv’, ter fpyt van myne liefde, dooden. ^ Gaa, gaa Mevrouw; ik vlieg na’t outer. ZodeGod^'nbsp;Bclufl; op meiifchenbloed eu moorden zyn, wel aan^ |
-ocr page 75-k 2al u
Qy . meer oifren als ’er immer is gedaan, (nen; IVlynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ed’len toorn myn grootfch gemoed bewoo.
Lg p Winde liefde zal ook niemand hier verfchoonen!
’t eerft van al verflagen in het zand,
, iickke aan myne wraak een waardige offerhand.
Pjj ^i^lntyt zal in ’t bloed der wreede beulen dryvenj Lvader komt in zulk een ftorm te blyven,nbsp;^jg^ordt verflagen in dat fchrikkelyk gevecht,nbsp;l(gnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wat gy door uw ontzag hebt uitgerecht.
, waar toe gy zelf my oorzaak hebt gegeeven. 6 Uynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IfigeniA.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(leeven,
Ejj i'eede! maar hy vlugt... ó Goón! maak van myn fjy^^^.ntyn ramp een eind’. Dat in uw’ grimmigheénnbsp;“likfem nederdaal’; maar treff’ myn hart alleen.
DERDE
E L.
IfigeniA
T O O N E
1'EMNESTRA , EuniBATES,
J.ffiGINA, Lyf‘’Mcbt.
3 , nbsp;nbsp;nbsp;Klytemnestra.
y» t gantfche heir zal my myn’dochter niet ontrukken! ^traaders, durft gy dus uw’ Koningin verdrukken?nbsp;IVWnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ÈuRlnATES.
Q nbsp;nbsp;nbsp;, -wy zullen doen, al wat ge ons wiligebiên.
ons vechtend voor uw’ voeten fneuv’len zien. ^at verwacht gy van de zwakheid onzer armen?nbsp;’t We haar tegen zo veel vyanden befchermen ?
’t n verwarde hoop van volk, dat ligt verzwindt:
^ gantfche leger, door een dulle drift verblind,
Öit nbsp;nbsp;nbsp;'i'an Kalebas, die meêdoogenloos den Goden
j^der Aagten wil, beheerfcht wordt en geboden.
Ojj Worjing ziet zich van zyn magt ontbloot, en doet voor den Aroom van dien gezwollen vloed,nbsp;^a!'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wien zich niemand aan durft zetten,
met al zyn moed den voortgang niet beletten.
^ doen, Mevrouw ? wat middelen, wat raad norm te ontwyken, die ons op te komen Aaat?
E nbsp;nbsp;nbsp;KlT'
-ocr page 76-66
KLYTEMN ESTRA.
Dat IJ dan hunne woede op my, en ’t weinig Icereii Uityoeren, ’t geen, helaas! my ov’rig is gebleeveu.nbsp;De dóód alleen, maar vrees, noch dreigen, noch allang gt;nbsp;Kan beide ons treden, vaft geftrengeld arm in arm.nbsp;Myn lichaam is veel eer van myne xiel te fcheuren,
Als dat ik immer ... Ach! myn dochter!
1 FI GEN IA.
Of wy treuren)
Om dat een wreede dar, tot draf van ons gedacht, Den dond befcheen, toen ik ter waereld wierdgebragl)nbsp;Wat is hier toch voor ons, helaas! veel uit te rechte^)nbsp;Die met de Goden en de menfehen moeten vechten?nbsp;Ei, del u by een volk, vol woede, in geen gevaar,nbsp;En in een leger, dat niet meer wil hooren naarnbsp;U w’ Egemaal. Mevrouw, gy 20udt vergeefs my trachte''nbsp;Te helpen! ieder ïoude u hoonen en verachten;
En gy 20udt licht, tot loon der hulp,’die gymyboodti Een fchouwfpel drekken,my veelwreederdandedoo®nbsp;Ei, laat den Griek begaan; en maak myn ziel niet drocvel'nbsp;Maar vlied voor eeuwig van deeze ongelukkige oevef-De vlam des offers die my wacht, zal voor uw oognbsp;Als ’t zo naby is, zyh te fchrikk’lyk een vertoog.
V oor al laat me op uw’ liefde een bede toch verwerven, ^ Ach,moeder lach! verwyt aan vader nooitmyndervei'-Klytemnestr A.
Wie gt; hem, die ïclf uw hart aan Kalebas biedt, en zendt ? Ifigeni A.
Wat heeft hy niet tot myn verloffing aangewend!'
Klytemnestr A.
Hoe valfch heeft hy ons niet verleid!
Ifigenia..
Hy gaf den Goden gt; Van wien hy my ontfing, my weer,op hunn’geboden-Men rooft u wel een lief, maar niet een eenig kind;
’k Ben niet alleen de band, die u aan vader bindt :
Gy kont u troollen met Oreftes, mynen broeder: nbsp;nbsp;nbsp;,
Achi
-ocr page 77-Gv nbsp;nbsp;nbsp;weezen min gevaarlyk aan zyn moederi
Onih nbsp;nbsp;nbsp;dullen volks onwederftaanlyke eifch!
Mev nbsp;nbsp;nbsp;’ ’*•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;laatftc reis,
Êurih nbsp;nbsp;nbsp;Sy nooit moediger,noch üonter...
3tes, kom, leid uw offer na het outer.
Qy nbsp;nbsp;nbsp;Klytemnestr A.
alleen niet gaan, myn dochter; ikgaameê! Wel*' ^‘cgt;^houdt men my, waar heen ik wende of tree?nbsp;^ trouwelüoze, lefch uw bloeddorft.
VIERDE T O O N E E L. ¦'ï^ciNA, Klytemnestra, Lyfwocbt.nbsp;^GINA. TA
^Jp nbsp;nbsp;nbsp;-L' vving uw iinnen,
'quot;rouw, wat kunt,wat wiltge uitrechten?wat beginnen? Klytemnestra.
¦'^ch ?V' ¦vergeefs al wat ik pooge of doe.
'Ij o ben verbyfterder als ooit voorheen! rgaarhoe? ^^rf duizend dooden, en ik blyf noch in hetleeveirr
Xv- nbsp;nbsp;nbsp;^GINA._ ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;c
1(5. KJ het fchelmftuk al, en wie het heeft bedreeven,?-Vg ^ Sy het monlter dat Ifigenia’s dood j)^'’oorzaakt, ’t geen zy heeft gekoefterdinhaarfchoot?nbsp;H„«ndankb ’re Erifilé, door dolle min aan ’t blaaken.nbsp;Uwe vlugt het volk, uit fpyt, bekend gaan maakcn.nbsp;Klytemnestra.
jy.Srvflyk fchrikdier, van Megera zelf gebaard, onze armen van de hel geworpen waart,
^g gy niet llerven ? en uw fchuld, daar alle vloeken...
^ nbsp;nbsp;nbsp;) ach! waar gaat myn rouw eene ófFerhande zoeken ?
Vj ® • hadt gy geen nieuwe afgronden, om de vloot ^0*^1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Icheepen te begraaven, in uw fchoot ?
¦winden dan, als Aulis uit zyn'kaaken Kielen, die het in zyn havens hóudt, zal braaken,nbsp;]\,L ^nden, zo van ons befchuldigd; u beMnnbsp;^ whepen door den florm verbroken, en vergaan.
6%
I F I G E N I A;
En gy, 6 ïon! en gy, die Atreus ïoon, en waarcii Nakomeling befchouwt, maak weer te rugg’tevaarei''nbsp;Gy die niet durfde uit fchrik befchynen ’s vaders feeftjnbsp;Keer, keer, u is de weg van hem geleerd geweeft.nbsp;Maar ondertuflehen ^al myn dochter, overladennbsp;Met haatelyke, en ongelukkige fieraaden,nbsp;ö Wreede Hemel! ó bedroeme moeder! naarnbsp;Het outer treeden. Goón! is ’t lydelyk! en daar, (pe”’nbsp;Door de onverzoenb’rc klaauw van Kalchas aangegre^'nbsp;Haar hals aan ’t flachtmes, door haar vader zelfgefleepeP’nbsp;Aanbieden! Kalchas, gaat in haar onfchuldig bloed,nbsp;Zich ... maar laat af, ontmenfchte, en lie op wiennbsp;woedt,
’t Is zuiver bloed eens Gods, wiens fel ontfteeken tooreö» Ons laat zyn blikfem zien, ons doet zyn donder hoorei*'nbsp;Hy wil zig wreeken; Aarde en Hemel dreunt, en kry t. •'
VYFDE TOONEEL. Arkas, Klytemnëstra, ^gina, Lyflt;waclgt;^'nbsp;A R K A s.
' A, zyt verzekerd, ’t is een God, die voor uftrydt-
Achilles opgewekt, Mevrouw, door uw’ gebedeO» Heeft reeds den wederftand des Grieks in ’t Hof vertredequot;’nbsp;En is by ’t outer, waar dat Kalchas van ’t geweldnbsp;Verzet ftaat; ’t offer is tot noch toe uitgefteld.
Men dreigt; de Hemel zucht:men vliegt;het yzer fchitted' Rondom het outer ftelt Achilles, ganfeh verbittert,nbsp;Zyn’ vrinden, al gereed om hem hunn’ hulp te biên-'Haar vader, die hem naauw durft onder de oogen ziei’ inbsp;Om zyne traanen niet te toonen, keert zyne oogen ,nbsp;Van decze elende, en heeft het aanzigt overtoogen. (hai^nbsp;Kom, wylhy zwygt. Mevrouw, doe door uw’ woordnbsp;Van uw verdeediger het noodige onderftand;
Dewyl hy,rood van ’t bloed vandiehykwamtevell^''* Wil in uwe armen, zyn beminde bruid herftellen.
’k Moet derwaards op zyn lalt u leiden, gaa met my^.;
-ocr page 79-Ei
niet.
^rees
Klytemnestra.
Arkas, ïoude ik vreexen ? vliegen wy: (men; ’knbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gevaar heeft niets dat my aoetfchroo-
u ,alles door. Maar Go6n! ik zie Ülifles komen! iaas! myn kind is dood. Ach! Arkas, ’t is te laat.
Blisses, Klytemnestra, Nestor,
H Arkas, JEgina, Lyf’icacbten.
Ulisses.
et is in ’t keven, en des Hemels toorn verzaad. eYrou\v, herltel u, wyl de Goón ’t u weder geeven.nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Klytemnestra.
^ ^eeft! en gy brengt my de tyding van haar keven ?
T . nbsp;nbsp;nbsp;Ulisses.
Q ’ die ’s Vorften hart heb tegen u, en haar jj^eUerkt, als hy bezweek uit liefde, om haar gevaar.
Qp wyl ik de reis na Troje zag vertraagen, acht heb in myn radn op uw geween gellaagen,nbsp;I^J^nu, Mevrouw, dewyl de Goden zyn vernoegd,nbsp;^ «Waad herftelkn, dat ik u heb toegevoegd.
, nbsp;nbsp;nbsp;Klytemnestra.
^ -t^Prins! myn dochter! Go6n! mag ik op u vertrouwen ? *’* Onderwerk! wat God heeft my myn kind behouwen?nbsp;Ulisses.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ ¦
y « een, gelyk gy ziet, is op dit oogenblik jl^^rvuld met blydfchap, met verdrukkingenmetfchrik.
L' - ccuractit ureetde airee aoor t ganictie leger heenen p hebbende in elks oog haar ilandaard reeds geplant,nbsp;ïy het dood’lyk fein des ftryds met haare hand.nbsp;dochter flondt ontroerd, te zien, van alk zyden,nbsp;leger tegen, en Achilks voor haar flryden.nbsp;i;’^i.fchoon alken, vol toorn’,terwylzy opwaards klom,nbsp;heir verbaafd maakte, en verdeelde ’t Godendom.
E 3 nbsp;nbsp;nbsp;Men
-ocr page 80-70
Men zag alrede een wolk van uitgetoogen fchichteii De lucht benevelen, ’t bloed llroomen, niemant z wicht^’’'nbsp;Wanneer Achilles.... Maar ik zie hy nadert vafl, .nbsp;Met uw gemaal en kind.
ZEVENDE, en laatüe TOONEEL.
Agamemnon, Ifigenia, K lytemne^' TRA, Achilles, Kalchas, Nestor,nbsp;Ulisses, Patroklüs, Eüribates,
A R K A s, iE GIN A, Lyf^wacUen.
Agamemnon.
.evrouw, der Goden lagt;* Is uitgevoerd; %y zyn bewoogen door uw kermen,nbsp;En lev’ren, op uw bede, uw kind weer in uwe arme'’'nbsp;Ifigenia.
Myn inoederl
Goede Go6n! wat blydfchap, ach! myn kind)
Klytemnestra.
Geniet uw’ moeder, nu ze u leevend weder vindt, , Haar dochter,die zy reeds dood rekende,enverloorequot;'nbsp;Maar, hoe voldoe ik u, myn Heer? ach! doemy hoorequot;nbsp;Hoe gy haar leeven hebt gered uit dit gevaar,nbsp;Achilles.
Mevrouw, ik ftreefde met myn vrinden na ’t altaar. Dat ik met krygsvolk dicht bezet vond, die zich tegequot; ,nbsp;Myn voortgang Helden ;’k zie den Koning, ganfeh vei'
Zyns ondanks, toeüaan, met een troofteloos gemoed» De Godfpraaic die ons eiCcht Ifigeniaas bloed.
Dit wekt ons aller moed, om ’t ftryden te verkiezen Op hoop der zeege , of om daar ’t leeven te verliezen ’nbsp;Als Kalchas toetreedt, die u zelf verhaalen zal, .nbsp;Hoe ’t Godendom uw kind befchermd heeft voor haar va*'nbsp;Kalchas.
en tooren, ,, Streed^
Vorftin, Achilles, die, vol ongeduld,
-ocr page 81-71
Sf
tyn lieve bruid,fcheen niets te willen hooren: Vqj ’ niyne aahkomll bondtzichin. ikmeteenoog
) het hair gerecht omhoog,
, vol des Gods, v/aar van ik was bezeeten, he Q '-^ocr, Acüilles^koort,g'y Grieken,’kdeeii'ivceten,nbsp;^fy ®“5 die door myn Jteni u oeden tocjprsekt, zegtnbsp;Jiennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, en beeft my klaarder onderrecht.
^en nbsp;nbsp;nbsp;vergooien;
Ifigenie uyt Helena gejprootm:
,^7) met Thefeits m het beinielyk gepaard,
kfi verzfoeegen, cm die febande te verbloemen.
Ik it dochter doen Ifigenia noemen. tJei, K die zelf de vrucht gezien heb van deeze echt,nbsp;dzCT tyd af ’s kinds ongeluk voorzegd,nbsp;y.y jj, droevig kt blyft door een valjchen naam verbergen,nbsp;Ze 2^ ^mer gehragt door haar verveoede zorgen,nbsp;aller oog; zy ziet my, en zy hoortnbsp;Pnjnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zy is de eifch der Goden, in één 'Woard.
daadlyk werpt al ’t leger, opgetoogen
Uy °y ^^aar febaakte, heeft een dochter hem gehaard,
Ji' . quot;^V ^'.Pvr-'riyffceraaa rn'Vi Aaa /'rhn^'i/lo fo n'l/^vl-.Jnot^a
h
¦verwond’ring, op Erifilé zyiie oogen.
lt;.y A
Wgj-^^Seduld, dat met het offer wierd gemard:
Vqi hy ’t outer, en weljigtlyk was haar hart
3tit
^an .j
was daar alleen gekomen om t’ontdekken
Öriekfche volk, dat gy in flilte wondt vertrekken: I ^aarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van haar lot, zo vreemd, en ftam, zo groot.
I3al\pnnis
, • Heeft’.y^^l men Troje moet verkrygen door baardood, yfer ‘’^^hsal’tkrYKsvolkdneendriftophaarontltooken.
'Jaar nbsp;nbsp;nbsp;haar dood eenftemmig uitgefprooken,
^ any vaerdig tot de flagting had gemaakt. yet 5 fprak zy, ik voil van niemand zyn geraakt,nbsp;pal fd der helden, die gy zegt my voort te brengen,
\ ^Ort ‘tonder uvó’ godlooze handen plengen. yat jj ^ §a lt;^ie dulle na ’t autaar, noch ohbemor-ft,nbsp;Majrj, heilig mes, en floot het in hhar hor ft;
aauw’lyk s vloeit haar bloed langs tre aarde,of,wcIk *^en wonder!
De
-ocr page 82-I F I G E N I A;
7i nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
De Goón doen op ’t altaar neervallen hunnen dondet--De winden, aan het Man, beroeren ftraks de lucht. , De zee geeft antwoora;ruifcht,en maakt een nieuwgerUg^^'nbsp;Men ziet het ftrand térftond met fneeuwwit fchuimnbsp;flreeken,
Het lykvuur op ’t altaar van zelve zich ontfleeken. , De Hemel weerlicht, fluit zich op, en ftort in ’t vei“nbsp;Een heilige indruk, die al ’t leger weer herftelt. Vnbsp;De krygsknecht,ganl'ch verzet, wil voor gew is v erhaale’’^nbsp;Dat hy Diana in een wolk zag nederdaalen:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Ja zegt, dat zy om hoog weêr vaarende in de vlam, | Onze ofFerhande en beê met haar ten Hemel nam. quot;nbsp;Het t’zaamgeloopen volk, trekt juichende weer hecnel'ïnbsp;Ifigenia zag me alleen maar ’t lyk beweenennbsp;V an Erifile, haar gezwoore vyandin,
Tot ons gemeen geluk gefneuveld om haar min. . Ontfang dan van myn hand , uw dochter, in het midde'^nbsp;Van haar gevaarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gered.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1
Achilles. nbsp;nbsp;nbsp;ji,
Nu komt myn hart u bidden, Dewyl de Koning ftemt onze echt, dat gy Mevrou'^’nbsp;Beveiligt door uw woord die lang gewenichte trouW-Klytemnestknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j;
Waar mede kan nbsp;nbsp;nbsp;ik Held Achilles ooit beloonen ; iï
En u, 6 Goón! genoeg myn dankbaarheid betooneii» Nu ons verflagen Hof eens eind’lyk adem haalt?
Waar mede zet ik die weldaadigheid betaald?
Einde van het V'^fde en laatjle Bedryf,