GEHOUDEN IN OPENBAEE VEKGADEEINGEN VAN DE NEDBEI.ANDSCHE MAATSCHAPEÏ TOÏ BEVOBDEUINGnbsp;VAN DE AFSCHAFFING DEK SDAVEBNY,
Geliefde Landgknooten !
Met een diep gevoel van hetgeen ik iny onderwinde, ben ik in dit oogenblik voor u opgetreden aan deze plaats.
De zaak, die het uitsluitend voorwerp van behartiging uitmaakt dier Vereeniging van vader-landsche mannen, in welker midden en uit welker naam ik de eer mag hebben tot u het woord tenbsp;voeren, is eene vaderlandsche aangelegenheid, uitnbsp;een maatschappelijk, uit een zedelijk, uit een godsdienstig oogpunt van het uiterste gewicht.
Voor niet minder dan veertigduizend onzer me-demenschen behelst zy de grootste lotwisseling, welke hier op aarde den sterveling kan te beurt vallen ; voor een der belangrijkste van Nederlands
1*
-ocr page 8-Overzeesche Bezittingen den aanvang eener nieuwe , maar, in veler oog, zeer hachelijke toekomst.
Het is, waar deze zaak behandeld v^ordt, de vraag van het al of niet voortduren van eenen inaatschappe-lijken toestand, waarvan de oorsprong en grondslagnbsp;thands wel eenparig worden veroordeeld; doch dienbsp;zich gedurende een drietal eeuwen heeft staandenbsp;gehouden en zijn werk gedaan. Het geldt een staatnbsp;van zaken, waarvan de omstorting door velen gevaarlijk geacht wordt, maar de instandhouding doornbsp;de meesten als misdadig, en door byna allen alsnbsp;betreurenswaardig wordt beschouwd; een vraagstuk,nbsp;waarvan de beslissing hier met hoop, ginds metnbsp;vrees, en dikwijls met een gemengd gevoel vannbsp;beide wordt te gemoet gezien, en dat voorzeker,nbsp;zoowel door zijnen aart als door zijn gewicht, opnbsp;eene algemeene belangstelling rekenen mag.
De tijden zijn gelukkig voorby, waarin eene Ne-derlandsche Regeering zich met de verdediging of bescherming van het beginsel der Slaverny zoudenbsp;willen belasten. Reeds voor een tweetal jaren legdenbsp;een Raadsman der Kroon in de hooge Landsvergadering eene verklaring af, waaruit genoegzaamnbsp;bleek dat door Haar geenszins meer een andwoordnbsp;verlangd werd op de vraag of de Slaven zouden worden bevrijd, maar dat Zy slechts wenschte over denbsp;beste wijze waarop die bevrijding zou kunnen plaatsnbsp;hebben te worden voorgelicht. En ofschoon de
-ocr page 9-( -5 )
Staatscommissie, te dien einde door den Konirig benoemd, van gevoelen geweest is dat zy de haarnbsp;opgedragen taak nog allezins met de overtuigingnbsp;der genoemde vraag moest aanvangen , zy heeft nietnbsp;geaarzeld een and woord uit te spreken in bevestigenden zin. Nadat op den tweeden September desnbsp;jaars 1854 het lot der Slaven in de Oostindischenbsp;Bezittingen door een Koninklijk Bevrijdingsbesluitnbsp;gunstig was beslist, boekstaafde zy den zestiendennbsp;Augustus van het volgende jaar als // haar eenparig gevoelen dat het nemen van maatregelen tot opheffing der slaverny ook in de Westindische koloniën niet langer behoorde te worden vertraagd//
Wat blijft, M. H., by zulke gezindheden der Regeering, by zulke overtuigingen in hen die geroepen zijn haar voor te lichten , wat by het meermalen gebleken gevoelen van Volksvertegenwoordigingnbsp;en Natie, aan eene Nederlandsche Maatschappy ternbsp;Bevordering van de Afschaffing der Slaverny nognbsp;over dan met vreugde den dag harer eigene opheffing te gemoet te zien. Gewis zy zal dien zegenen.nbsp;Indien ooit eenig menschelijk genootschap oprechtnbsp;geweest is in den wensch om steeds overbodiger tenbsp;worden en spoedig te kunnen aftreden van hetnbsp;maatschappelijk tooneel, dat genootschap is het,nbsp;als welks medelid ik thands in uw midden hetnbsp;woord voer. En veel liever dan u allen op tenbsp;wekken om onze beginselen, onze inzichten, onze
-ocr page 10-bedoelingen tot de uwe te maken, en onze pogingen door uwe hooggeschatte medewerking te ondersteunen, stond ik hier voor u om de heuche-lijke tijding: het slavenjuk is verbroken ! totnbsp;het feestelijk onderwerp onzer laatste vergaderingnbsp;te stellen.
Zoo ver is het echter nog niet gekomen. De verdediging van het beginsel der Sla ver ny,nbsp;door de Regeering opgegeven, wordt nog geenszins door allen als hopeloos beschouwd; en hetnbsp;beginsel der Slavenbevrijding, door hare voorlichters aangenomen, behoeft by velen nog altijd eenige aanprijzing en versterking, in dien alnbsp;geen voorspraak. Billijke bezorgdheden, bedreigdenbsp;belangen, hardnekkige vooroordeelen staan, by eennbsp;groot deel onzer landgenooten, eene onpartydige,nbsp;eene onbenevelde beschouwing van het vraagstuknbsp;in den weg. En terwijl het in de laatste tijdennbsp;geenszins ontbrak aan edele pogingen om het hartnbsp;te doen spreken, waarschuwen anderen tegen denbsp;misleidingen des gevoels, en toont zich menig Nederlander, vooral met toepassing op deze aangelegenheid , niet alleen van overijlde stappen, maarnbsp;van het spoedig aamiemen van een deugdelijk beginsel afkeerig.
Zoo heeft dan onze Maatschappy nog eene taak te vervullen. De schoone taak, de Regeering opnbsp;het door haar gekozene en door hare voorlichters
-ocr page 11-betredene standpunt naar vermogen ter zijde te staan, en haar luide wederklank te wezen in hetnbsp;midden des volks; de schoone taak om, zoo ver haarnbsp;invloed en hare middelen reiken, allen te doordringen van de deugdzaamheid, de loffelijkheid, denbsp;plichtmatigheid van het nu eenmaal aangenomennbsp;beginsel, en van de onvermijdelijkheid van zijnenbsp;spoedige verwezenlijking.
Het ophetfen van billijke bezorgdheden, het overeenbrengen der strijdige belangen is eene taak die wy geheel en veilig aan hare wijsheid en rechtvaardigheid kunnen overlaten. Onze Maatschappy heeftnbsp;de volkomene overtuiging dat, gelijk zy zelve, denbsp;Regeering geene andere vrijlating der slaven wilnbsp;dan //eene waarlijk heilzame;// dat is in de eerstenbsp;plaats eene zoodanige, waardoor ten opzichte vaunbsp;den ongelukkige)! medemensch de laatste dwalingnbsp;niet erger wordt dan de eerste. Zy weet dat, ooknbsp;hierin met haar eenstemmig, de Regeering dezenbsp;vrijlating niet wil met krenking van iemands wezenlijk recht Tot blinde hartstochtelijkheid ennbsp;schuldige overijling acht zy haar in geenen deelenbsp;in staat. Maar door het bestrijden van elk vooroordeel, dat de hartelijke aanneming van haar beginsel in den weg staat, door de kalme, maar nadrukkelijke en bezielde verdediging er van, voornbsp;haar zoo veel mogelijk aller instemming, aller toejuiching, aller medewerking te verwerven, en haar
-ocr page 12-daardoor den moed te sterken om met kracht door te zetten wat men oordeelt dat niet mag worden vertraagd : ziedaar de zedige, maar geenszins verwerpelijke roeping, waaraan wy pogen moeten metnbsp;getrouwheid te beandwoorden.
Eene poging op dezen weg ziet gy in het houden der tegenwoordige openlijke vergadering. Mijnnbsp;woord tot u zij niet zonder vrucht, wanneer iknbsp;de Slavenbevrijding ga voorstellen als eene zaaknbsp;door de Menschlievendheid terecht gewenscht; doornbsp;de Beschaving gevorderd; door den Geest des Christendoms bevolen; en in alle deze opzichten metterdaad , naar eene uitdrukking door de Staatscommissie in haar belangrijk verslag gebezigd, een ^/dernbsp;strenge eischen van onzen tijd.// ^
Liefde tot den Naaste moet op de bevrijding van den Slaaf aandringen. Deze stelling, voorwaar, behoorde by niemand eenig betoog te behoeven.nbsp;Verwacht niet, M. H., dat ik, om haar te verdedigen , ook maar voor een oogenblik mijnenbsp;toevlucht zal nemen tot de akelige schildery dernbsp;gruwelen, die hetzij doorgaans hetzij noodwendignbsp;met de Slaverny gepaard gaan. Verontwaardigingnbsp;heeft ze meermalen geschetst, en somtijds met groo-
-ocr page 13-ter uitvoerigheid dan kieschheid of menschelijkheid zouden verlangd hebben. Wj vvenschen de goedenbsp;zaak, die wy voorstaan, niet bloot te stellen aan eennbsp;hetzij billijk of onbillijk verwijt van overdrevenenbsp;voorstellingen op onkunde of partydige berichten gegrond. Niet naar hetgeen, volgens den aart van hetnbsp;treurige stelsel, altijd plaats hebben kan en gedurignbsp;plaats hebben moet; niet naar hetgeen somtijds,nbsp;niet naar hetgeen menigmaal geschiedt, willen wynbsp;den toestand der nederlandsche slaven beoordee-len. Veel liever willen wy aannemen dat hunne sla-verny, de dragelijkste, de begeerlijkste heetennbsp;mag van al wat ooit op aarde slaverny genoemdnbsp;en geweest is. Komt, laat ons gelooven, hetgeennbsp;ons door de slavenhouders zelve verzekerd wordt,nbsp;dat niet slechts op de eilanden, maar ook op hetnbsp;vaste land, niet alleen in de stad, maar ook opnbsp;het veld, niet slechts in enkele maar op alle plan-taadjen, met opzicht tot de zwarte bevolking, doornbsp;enkel rechtvaardigheid, menschelijkheid, christelijke liefde, zoowel het onderbevel als het opperbevel gevoerd wordt. AVat ons betreft; het is onsnbsp;eene wezenlijke behoefte geheel van deze onderstelling uit te gaan; opdat niet de afschuw, opdatnbsp;niet het vonnis van veroordeeling, die aan denbsp;Slaverny als zoodanig toekomen, op hare hetzijnbsp;dan noodzakelijke hetzij toevallige gevolgen worden afgeleid. En waar het er op aankomt hare
( 10 )
opheffing' door het inenschlievende hart als de wenschelijkste zaak te doen beschouwen, daar gedoogt de fierheid van ons menschelijk gevoel geennbsp;andere herinnering dan deze: Zoo lang de Vrijheid het hoogste en dierbaarste goed des menschennbsp;zijn zal, zal de Slaverny zijn diepste vernederingnbsp;en zijne vreesselijkste ellende wezen.
Gy vergt my niet, mijne Hoorders! Nederlanders , gy vergt my niet de waarheid van deze stelling te betoogen! Uit te weiden over de waardy der vrijheid in een land, dat met recht als denbsp;kweekplaats der vrijheid mag worden beschouwd,nbsp;en voor eene bevolking, op eigenen bodem, van elkenbsp;gezonde toepassing van het vrijheidsbeginsel zoonbsp;naijverig! Wat is het dan dat de oogen van sommigen verduistert, dat de harten van Nederlandersnbsp;vergeten doet te kloppen, waar het de vraag isnbsp;van de bevrijding van veertigduizend medemen-schen, levende onder de nederlandsche wet ? Isnbsp;het de verre afstand aan de overzijde van den at-lantischen oceaan? Is het de kracht van tijd ennbsp;gewoonte, die het gemoed met het schrikkelijknbsp;denkbeeld hebben weten te verzoenen? Is hetnbsp;onverschilligheid voor het lot van stervelingen vannbsp;een ander volk en van eene andere kleur? Zounbsp;het kunnen zijn de kracht en het uitwerksel vannbsp;drogredenen en voorstellingen, zoo dikwijls herhaald , dat ten laatste metterdaad het zedelijk ge-
-ocr page 15-( 11 )
voel ouder haren invloed bedwelmd en in slaap gewiegd werd?... Laat ons van deze de voornaamste aanhooren. Men heeft gezegd: Uwenbsp;gantsche tegenstelling van Vrijheid en Slavernynbsp;verliest hare kraeht aan de overzijde der zee, by denbsp;aanschouwing der werkelijkheid. De slaverny, dienbsp;gy als zoodanig verfoeit, mag naauwelijks eene slaverny heeten. Het is, ja, eene dienstbaarheid ;nbsp;maar eene zoodanige die alle de voordeelen van dennbsp;vrijen dienstbaren stand met weinige zijner nadee-len in zich vereenigt; vrucht van eene wederzijd-sche overeenkomst, onder de bescherming dernbsp;wet, waarby een zeker bedrag van arbeid tegen alnbsp;wat de nooddruft des levens eischt wordt ingewisseld, en die den zoogenaamden slaaf, moet hy alnbsp;een gedeelte van eiken dag een eenigzins z warennbsp;arbeid verrichten, ook geheel ontslaat van alle verdere zorg en bezorgdheid voor het heden ennbsp;morgen — dien moeielijken arbeid der ziele. Vergeet niet dat den meester aan de gezondheid, denbsp;krachten, de opgewektheid van zijnen slaaf allesnbsp;gelegen is; dat de arbeid op zich zelven een voorrecht is en een zegen; dat de slaaf, in slaverny geboren en aan slaverny gewoon, de zedelijke waarde der vrijheid nimmer gekend heeft, en on mogelijk kan beseffen; ja, dat hy zich den zegennbsp;van dat heerlijk goed niet anders voorstelt dan innbsp;den vorm eener slordige ledigheid, dien vloek voor
-ocr page 16-allen die er zich aan overgeven, maar die in de schrikkelijkste mate hem ten vloek wezen zou.nbsp;Waarlijk, zoo vervolgt men, het lot van vele blanken en vrijen is oneindig verschrikkelijker. Zienbsp;dezen arbeider in een uwer lichaam en geest uitputtende fabrieken. Van den ochtend tot dennbsp;avond zweet en zwoegt hy, by karig loon en slechtenbsp;voeding, te midden van eenen wellicht schadelijkennbsp;dampkring. En was hy zoo gelukkig nog maar dit tenbsp;mogen doen, gedurende alle de weken van het gant-sche jaar! Doch dikwijls staat voor hem de werkplaats stil; en met een somber gelaat keert hynbsp;naar zijne bekrompene woning terug; waar denbsp;aanblik van een talrijk gezin, van die vrouw dienbsp;hem met doffe blikken aanstaart, van die kinderennbsp;op wier gelaat altijd ontbering, dikwijls gebreknbsp;staat te lezen, hem bykans tot vertwijfeling drijft.nbsp;Zie daarentegen dezen zwarten kroeskop, welgemoednbsp;en gezond by zijnen regelmatigen arbeid in de openenbsp;lucht, en die, wanneer zijne dagtaak is afgeloopennbsp;zich geheel mag overgeven aan onbezorgde vrolijkheid, of aan zorgelooze rust. Aangaande zijne voeding niet alleen, ook aangaande zijne kleeding ennbsp;huisvesting, kan hy alle de dagen zijns levens onbekommerd zijn. Zelfs aan zijne uitspanning ennbsp;versnapering wordt met voorkomende goedhartigheid gedacht. Overvalt hem eene krankte, hetnbsp;belang zijns meesters vordert de uiterste zorg voor
-ocr page 17-( nbsp;nbsp;nbsp;13nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
zijne herstelling; is de ouderdom daar, die zorg verlaat hem niet. Ook zijne kinderen omvat zy.nbsp;Zijn deze niet de met de hoogste belangstelling gekweekte verwachting der toekomst?
beschikking
personen
Aanlokkelijke voorstelling van het slavenlot, M. H. op welker waarheid wy thands niets verlangen af te dingen. De tegenstelling met het geschetste toonbeeld van ellende, in het midden onzernbsp;vrije maatschappy, maakt haar te bekoorlijker.nbsp;Maar welaan, laat ons de proef wagen. Laat,nbsp;laat dit ongelukkig slachtoffer onzer vrije nijverheidnbsp;in ons midden verschijnen. Spreek hem van denbsp;uitnemende voorrechten van het slavenleven. Schilder hem den overvloed van bananen en bakeljaauw.nbsp;Schets hem het voorrecht van de, overal zegenrijke,nbsp;verplichting tot werkzaamheid, dubbel welkom onder den schoonen hemel van Suriname. Weid uitnbsp;over het hem zoo onbekende geluk der vrijheidnbsp;van zorgen. Gebruik al uwe welsprekendheid.nbsp;Spaar geene verzoekingen. Verbei'g hem slechtsnbsp;niet dat hy het liefelijk geheel van alle deze voorrechten niet genieten zal dan onder den naam ennbsp;in den toestand van een Slaaf. Of zoo gy hemnbsp;het nog altijd eenigzins harde woord meent tenbsp;moeten sparen: maak het hem slechts duidelijknbsp;dat hy van elk denkbeeld van wil, verkiezing, ofnbsp;over zijn persoon en lot, of over denbsp;en het lot van zijn echtgenoot en
-ocr page 18-kinderen voor goed behoort af te zien , en zich zelven zal hebben te beschouwen hetzij als het roe rend,nbsp;hetzij als het onroerend goed van zijnen heernbsp;en meester, in wiens alvermogende hand hj^ tot aannbsp;zijnen kaatsten snik is en blijft eene verhandelbarenbsp;zaak. En zoo die man een Man, zoo hy een Nederlander is, hy zal u smadelijk afwijzen.
En op deze voorwaarde alleen zullen wy, zult gy zelf hem achten.
Maar zoo gy, in het tegenovergestelde geval, u met huivering van hem zoudt afwenden, als vannbsp;eenen mensch die het gevoel van zijnen rang als zoodanig, en daarmede het menschelijke, had uitgeschud;nbsp;hoe zeer moet gy dan beklagen dien rampzaligennbsp;negerslaaf, die van zijne geboorte af aan zoo weinig mensch geweest is, dat hy zich, zoo als gy mynbsp;wilt doen gelooven , ondanks de slaverny steeds gelukkig gevoelen kan. Wat zeg ik: ondanks denbsp;slaverny ? Alsof het geluk , dat deze mensch geniet,nbsp;metterdaad eene vrucht van den gezegenden arbeid,nbsp;metterdaad eene vrucht der afwezigheid van alle zorgen ware? Niet alzoo. Dit geluk, dit verschrikkelijknbsp;geluk, het is de vrucht der Slaverny zelve. Aan dezenbsp;is uw vergenoegde negerslaaf die verlaging, die ver-smooring van zijn zedelijk, van zijn menschelijk gevoelnbsp;verschuldigd, die hem tevreden doet zijn zich metnbsp;het welverzorgde lastdier op ééne lijn geplaatst tenbsp;zien. En het is op grond van deze afschuwelijke
-ocr page 19-vrucht van uw afschuwelijk stelsel, dat gy ons zoudt willen opdringen dat onze menschlievendheid harenbsp;verzuchtingen sparen kan, en wèl zal doen zich tenbsp;verplaatsen op voorwerpen, hare aandacht en harenbsp;ontferming beter waardig dan deze negerslaven, zoonbsp;zeer ten onrechte beklaagd?
Neen; wy blijven ze beklagen. Wy blijven het woord herhalen, voor honderd jaren gesproken: // Vermom u zoo veel gy wilt, toch altijd, Slaverny! tochnbsp;altijd zijt gy eene bittere teuge. En schoon duizendennbsp;in alle eeuwen er toe gebracht zijn u te leeren drinken, gy zijt er niette zoeter om?// Wat zegt men ?nbsp;De arbeid, de harde arbeid zelfs, is een zegen voornbsp;den mensch onder elke hemelstreek. Neen, de arbeidnbsp;niet, maar de arbeidzaamheid; het werk met lustnbsp;en liefde, of althands met vrijwillige lijdzaamheid,nbsp;uit gevoel van plicht, tot onderhoud des levens,nbsp;tot verbetering van eigen lot of van het lot vannbsp;een dierbaar huisgezin verricht. Maar de dwangarbeid , die geen anderen prikkel heeft dan de vrees,nbsp;en geen ander loon kent dan straffeloosheid, heeftnbsp;slechts deze zedelijke vrucht; dat zy den arbeidnbsp;doet haten, doet verachten, en volstrekte ledigheidnbsp;beschouwen als het toppunt, niet slechts van geluk,nbsp;maar ook van eer en menschenwaarde. Gewis innbsp;een oogenblik, waarin de last der zorgen buitengewoon zwaar op zijne schouders drukt, gedenkt ooknbsp;de vrije mensch met stille verzuchting aan de
-ocr page 20-dagen eener onbezorgde kindschheid; maar in liet volgende oogenblik gedenkt liy dat het de zorgennbsp;des levens gewmest zijn die hem mensch, die hemnbsp;man gemaakt hebben , die hem tot de bewustheidnbsp;gebracht, tot de inspanning genoopt hebben vannbsp;al zijne vermogens, en in hem opgewekt en onderhouden die behoefte aan hooger hulp, welke de voorwaarde is van het ontspringen eener nieuwe en vollenbsp;bron van zedelijke krachten. Afwezigheid van denbsp;eerste en natuurlijke zorgen des levens vernedertnbsp;het leven tot een voortduren , maakt de ziel overtollig , en , door haar te ontslaan van de heiligste verplichtingen , stopt zy haar tevens de bron der reinste genietingen. Indien het dan deze is, die dennbsp;ongelukkigen slaaf met zijn lot verzoent; indien hetnbsp;stelsel van Westindische slaverny zijne voornaamstenbsp;aanbeveling aan deze voortreffelijkheid ontleenennbsp;moet; verneem dan dat de gedachte aan het drukkendste jok , aan de onrnededoogendste zweep, op het hartnbsp;van den Menschenvriend naauwelijks een treurigernbsp;indruk maken kan, dan de voorstelling dezernbsp;krans van vergiftige bloemen, waarmede deze slaverny hare rampzalige slachtoffers versiert, bedwelmt,nbsp;en ten zedelijken dood geleidt.
-ocr page 21-( 17 )
Zoo blijft dan, niet slechts op grond van hetgeen gewoonlijk tegen de Slaverny wordt ingebracht,nbsp;maar ook en vooral op grond van hetgeen meermalen tot hare verdediging is aangevoerd, hare opheffing , uit een menschlievend oogpunt wenschelijk.nbsp;Ware Menschlievendheid toch kan niet zonder denbsp;diepste ontroering eenen mensch, eenen naaste tenbsp;gelijk van zijn dierbaarst goed en van zijn edelstenbsp;vatbaarheden zien berooven; en niets kan haarnbsp;meer tegen de borst zijn dan de uitdooving van hetnbsp;menschelijke door de streeling van het dierlijkenbsp;leven te zien vergoeden. Ook hier, gelijk zoonbsp;menigmaal, en eigenlijk overal waar men voor denbsp;godheid geen wolk omhelst, heeft zy tot bondgenoot den genius der Beschaving, die het zich totnbsp;grootsche taak gesteld heeft zijn werk te verrichten aan alle menschen, maar aan menschen; en allenbsp;wiens zegenpralen even zoo vele overwinningen vannbsp;het zedelijke op het dierlijke zijn.
Doch naauwelijks maken wy ons gereed om met opzicht tot de zaak die ons dierbaar is het belangnbsp;en de eischen der Beschaving ter sprake te brengen; naauwelijks noemen wy dit éfne woord, ofnbsp;onze tegenstanders vallen ons met eenen vloed vannbsp;woorden in de rede. n Gy denkt er toch niet aan ,nbsp;roept men ons met een spottenden glimlach toe,
2
-ocr page 22-deze Negers te beschaven? Voorwaar, dit zou al te onhandig uwe onbekendheid met de geschiedenis , den aart, en de vatbaarheden van dit volknbsp;verraden. Of vergeet gy geheel wat deze afzichtelijke Afrikaners, wat dit gruwelkroost van Chaninbsp;was en is in zijn oorspronkelijk vaderland? Welknbsp;eene barbaarschheid; welk eene stompheid; dierlijke wellustigheid; meer dan dierlijke wreedheid.nbsp;Waar gy gaat, nergens zult gy by het heidendomnbsp;het bygeloof gemeener, de afgodendienst bloediger, de zeden schandelijker vinden. Voorwaar, dienbsp;door gantsch Europa verfoeide slavenhalers zijn,nbsp;zonder het te weten , voor dit diep gezonken rasnbsp;de ware, de eenige menschenvrienden geweest. ® Hetnbsp;hoogste dat door dit volk bereikt kon worden, vermocht het slechts te bereiken, het uiterste waartoenbsp;het in staat was, daartoe is het in staat gesteldnbsp;door die zelfde Slaverny, waarover averechtschenbsp;menschenvrienden in deze laatste tijden begonnennbsp;hebben het hoofd te schudden. En veel is het zeker niet. Na drie eeuwen van onophoudelijke aanraking met beschaafde blanken, staat dit zwartenbsp;geslacht nog over het algemeen op den laagsten trapnbsp;van zedelijkheid; en zulks, voor een gedeelte, innbsp;spijt van christelijken doop en christelijk onder-
wij
s, hun toegebracht door de uitnemendsten der
zendelingen. En opdat gy deze onverbeterlijkheid niet misschien aan wie weet welken verdoo-
-ocr page 23-venden invloed der Slaverny zoudt toeschrijven; ei-lieve, zie wat er wordt van dien belangwekkenden vluchteling, dien gy meent dat de vrijheid bemint,nbsp;maar die slechts de ledigheid zoekt en de voldoening zijner laagste en slordigste driften. Doch indien ook dit zelfs niet in staat is u te doen ontwaken uit den droom eener mogelijke Negerbeschaving,nbsp;en dat door middel van de vrijheid, verneem dan,nbsp;verneem uit onpartijdige, onfeilbare, immers uit denbsp;officiëele bron, dat ook in die naar uwe voorstelling gezegender oorden waar sedert een aantal jaren de opheffing der slaverny heeft plaats gehad , de bevrijde Negerbevolking, na eerst betere dingen te hebben beloofd, meer en meer op den wegnbsp;der zedelijkheid is achteruitgegaan, naar den onwe-derstaanbaren drang van — wat wilt gy ? dien vloek,nbsp;dat noodlot, die natuurwet, die aan het menschen-ras met deze dikke lippen, dit wollig hair, dezenbsp;harde hersenpan, en een aangezichtshoek van nietnbsp;meer dan zeventig graden alle noemenswaardigenbsp;ontwikkeling ontzegt.//
Mijne Hoorders, dit is ongeveer dezelfde taal, v die reeds in het laatst der vorige eeuw overal ennbsp;tot in de verlichtste staatsvergadering van Europanbsp;gehoord werd, toen alle krachten moesten wordennbsp;ingespannen om den volgens deze beschouwing eeni-gen waren vriend van den Neger, den verschrikke-lijken slavenhaler, by het werk zijner onwillekeurige
2*
-ocr page 24-iiiensclilievendheid te beschermen; dit dezelfde ^aal, die reeds toen de welsprekende verontwaardiging van een William Pitt opwekte. Wy zullennbsp;den tijd niet verliezen met hare stoute beweringennbsp;te bestrijden door het schetsen van tafereelen en hetnbsp;aanhalen van voorbeelden in tegenovergestelden zin ;nbsp;al te gereed zoude men zijn ze als opgesierde uitzonderingen krachteloos, of, als aan het gebiednbsp;der verdichting ontleend, verdacht te maken. Wynbsp;willen zelfs deze taal niet toetsen aan de getuigenissen door een onpartydiger geschiedkennis, volkenkunde, natuurkunde afgelegd. Maar luide betuigen wy, dat het volharden by deze duistere, dezenbsp;noodlottige beschouwing van een geslacht, dat overnbsp;een vijfde gedeelte van onzen aardbodem verspreid ,nbsp;met ons uit een zelfde bloed gesproten is, allesnbsp;behalven tot eer verstrekt aan deze onze eeuw vannbsp;snellen vooruitgang en over zich zelve steeds op-getogene verlichting.
Hoe! gevoelen zy die deze taal in den mond voeren niet, dat zy, in hunnen heeten ijver om het blanke, het eigen ras van alle schuld, van allenbsp;verzuim jegens het zwarte vrij te pleiten, en nietnbsp;slechts voor het tegenwoordig oogenblik, maar ooknbsp;voor eene onbepaalde toekomst van alle verand-woordelijkheid te verlossen, veel te ver gaan, ennbsp;beide de Godheid en de Menschheid beleedigen ? —nbsp;Wat ons betreft, wy hebben een ander geloof dan
-ocr page 25-( 21. )
met dezó leer der vertwijfeling bestaanbaar is. En plechtig verklaren \vy, dat noch de trage gang dernbsp;beschaving in Afrika, noch de dubbelzinnige vruchten der slavenbevrijding in Zuid-Amerika, noch hetnbsp;somber tafereel van boschneger en squatter opgehangen , en ook niet de gedachte aan den vloek eenmaalnbsp;over Chain en Kanaan uitgesproken, zoo min alsnbsp;de zwarte huid, het wollig hair, de kleine aange-zichtshoek en wat men verder moge opsommen , onsnbsp;zal doen gelooven, dat er zoodanig een wezensonderscheid zoude bestaan tusschen mensch en mensch ,nbsp;dat het ééne geslacht vatbaar zijn zoude voor eenenbsp;beschaving, waarin het zich zelve toejuicht den rangnbsp;der halve góden te zullen bereiken, terwijl het anderenbsp;naauwelijks in staat zoude wezen zich een weinig boven het peil der dierlijkheid te verheffen. Maarnbsp;veel minder zullen wy toegeven aan het denkbeeld,nbsp;dat de Almachtige en Goedertierene God, // wiensnbsp;geslachte n de geheele menschheid is, die vhaar uitnbsp;éi'nen bloede gemaakt heeft, om op den geheelennbsp;aardbodem te wonen, bestemd hebbende de tijden te voren verordend, en de grenspalen vannbsp;aller woningv , een enkel volk, de bevolking vannbsp;een gantsch warelddeel tot eene eeuwigdurendenbsp;barbaarschheid zou hebben gedoemd.
Het zou , mijne Hoorders! het zou nog te bezien staan wat er van Afrikaas zwarte kinderen geworden ware, indien die aanraking met beschaafdenbsp;blanken gedurende een drietal eeuwen eene andere
-ocr page 26-geweest ware dan die van slaverny; indien zy eene zoodanige aanraking ware geweest, waarby men dezerzijds niet was uitgegaan van het ongelukkig vooroordeel tegen ras en kleur, en de behoefte niet hadnbsp;gevoeld het tot een stelsel te verheffen, waarvannbsp;de gevolgtrekkingen den beschaafden blanken innbsp;een cirkel van redeneering omvoerden, van welkennbsp;steeds de noodzakelijkheid der slaverny de voorgeziene slotsom was. Indien door deze aanrakingnbsp;de zwarte mensch ware in staat gesteld geworden,nbsp;de beschaving des blanken te leeren kennen vannbsp;hare beminnelijkste, weldadigste, hartverheffendstenbsp;zijde, en zich had kunnen voelen prikkelen tot eennbsp;edeler jaloerschheid dan die van zijnen overvloed,nbsp;zijne macht, en zijne zalige ongehoudenheid om tenbsp;arbeiden. Maar dit is zeker dat de school dernbsp;Slaverny als school der Beschaving èn door denbsp;uitkomst geoordeeld is, èn een denkbeeld aan denbsp;hand doet met de eerste beginselen van zielkennisnbsp;en de eerste regelen van opvoedkunde zoo zeer innbsp;strijd, dat men op moest houden het gezond verstand met dergelijke ongerijmdheden te beleedigen.nbsp;God schiep het Negervolk; het Slavenvolk is het maaksel van den mensch. Het Negervolk niet, maar hetnbsp;Slavenvolk te beschaven, ziedaar de zedelijke onmogelijkheid. Aan wie dan is de schuld ? En wat zalnbsp;in de eerste plaats noodig zijn, opdat het onmo-lijke inogelijk worde? ®
-ocr page 27-Doch mijne Hoorders! de Beschaving heeft meer dan éénen eisch. Zy begeert niet slechts haren kringnbsp;uit te breiden en een altijd grooter aantal volkeren tenbsp;omvatten ; evenzeer verlangt zy by de volkeren die metterdaad onder haren gezegenden invloed zijn, haarnbsp;werk van dag tot dag voort te zetten en te volmaken.nbsp;En wat haar in de bevrediging van dit edel verlangen tegenAverkt of teleurstelt, dat komt haar metnbsp;reden dubbel hatelijk voor. Welaan, mijne Hoorders ! het zij verre van my op de blanke bevolkingnbsp;onzer A¥estindische Bezittingen een smaad te werpen waartoe niets my roept of het recht geeft; maarnbsp;de vraag is geoorloofd en verdient een eerlijk and-w'oord; niet of haar maatschappelijke toestand reedsnbsp;dien trap van beschaving, reeds die hoogte vannbsp;ontwikkeling bereikt heeft waarop de europeeschenbsp;maatschappy zich bevindt, hetwelk niemand lichtelijknbsp;beweren zal; maar of niet tegen elke vordering, of nietnbsp;tegen het doen van iederen eenigzins aanmerkelijkennbsp;stap op den weg die derwaarts opleidt, de Slaverny,nbsp;en wederom de Slaverny, de eerste, de grootste hinderpaal is en blijft ? Vernederend overblijfsel dernbsp;oudste maatschappy, is het slavenstelsel uit zijnennbsp;aart een beginsel van stilstand in de hedendaag-sche. Door zijne enkele aanwezigheid wordt elkenbsp;ontwikkeling onderdrukt, elke hervorming gestuit,nbsp;alle leven gedood. Ook de beste en beproefdstenbsp;vrucht der nieuwere tijden wordt, nevens ditnbsp;stelsel geplaatst, eene schadelijke nieuwigheid.
-ocr page 28-Het lichaam van den zwarten menscli niet alleen , ook de geest des blanken gaat onder zijn juk gebogen. Dubbel ongelukkig, indien ook deze zichnbsp;door zinnelijke genietingen rijkelijk of slechts eenig-zins voor zoodanige onderdrukking schadeloos gesteld zoude achten! En bj deze stilzwijgende werking van het stelsel door zijn enkel daar zijn, komtnbsp;nog de zedelijke schade, die het altijd en alomnbsp;aanschouwen der slaverny, die de uitoefening ernbsp;van op de zich opvolgende geslachten in den regelnbsp;hebben moet. Minachting voor den arbeid, miskenning van de waardy en de rechten van dennbsp;mensch als mensch , en een zekere graad van verstomping der edelste gevoelens kunnen over het algemeennbsp;niet uitblijven. Het despotismus is een bedwelmende beker. Niet straffeloos kan de eene menschnbsp;eene te groote mate van macht over den anderennbsp;bezitten en uitoefenen. En de natuurlijkste strafnbsp;is deze, dat hy de macht over zichzelven verliest.nbsp;Van daar .... Maar laat het ons genoeg zijn, opnbsp;menschkundigen grond, den wortel te hebben aangewezen , waaruit zoo veel noodlottigs moet opspruiten. Ook meen en wy dat er niet meer ver-eischt wordt tot het betoog dat de Beschaving, indien zy al, de grenspalen van hare macht in de kleurnbsp;van den huid eerbiedigende, zich genoodzaakt zagnbsp;den zwarten mensch als hopeloos op te geven, nognbsp;in het belang van den blanke de opheffing van hetnbsp;juk zijner dienstbaarheid zal behooren te vorderen.
-ocr page 29-( nbsp;nbsp;nbsp;25nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
III.
Maar wat Beschaving vordert, wat Menschlie-vendheid wenscht, dat beveelt de Geest des Christendoms.
Ook hy wil, gelijk de Beschaving, tot de neger-bevolking doordringen. En hy duldt niet dat men de bevrediging van de wenschen der Menschlie-vendheid beschouwe als aan willekeur of goedvindennbsp;overgelaten.
Gelijk de Beschaving, wil ook hy tot de neger-bevolking doordringen. Maar wat zeg ik gelijk. Vóór de komst van het Licht tot verlichtingnbsp;HER HEiHENEN, mogc het aan sommige volkerennbsp;der oudheid vergund zijn geweest, op den weg vannbsp;ontwikkeling van het bloot menschelijke, een zekeren , ja een hoogen trap doch van eenzijdige Beschaving te bereiken; sedert dat groote keerpuntnbsp;in de geschiedenis des menschdoms is dit zelfsnbsp;niet meer geoorloofd, v Verkondigt, heeft de Heiland der wareld gezegd, verkondigt het Evangelie aan alle creaturen;// en van dien oogenbliknbsp;af zijn Beschaving en Christendom alzoo ver-eenigd, dat de eerste niet meer mogelijk is zondernbsp;het laatste; van dien oogenblik af heeft de oude Beschaving of stilgestaan, of is op nieuw door denbsp;barbaarschheid overwonnen. En waar ter wareldnbsp;het stilstaande sedert in beweging gebracht, en
-ocr page 30-oude of nieuwe barbaarschheid verdreven is, daar is het geschied, gelijk het altijd zal moeten geschieden , onder den bezielenden adem van hetnbsp;nu eenmaal voor de nieuwere tijden onvermijdelijk Christendom. En dit Christendom; voorwaarnbsp;dit zou de eer van zijnen goddelijken Stichter tenbsp;na komen! dit Christendom is niet bestemd denbsp;Beschaving op hare schreden te volgen of te vergezellen, maar het is geboren haar voor te gaan.nbsp;kleeft niet de geschiedenis van zijne verspreidingnbsp;geleerd dat de menschelijke wijsheid, die zichnbsp;in ’t hoofd stelde het den weg te banen, overalnbsp;gefaald heeft; maar dat het Evangelie in staat isnbsp;te zegevieren over beletselen, die voor eiken anderen weg en wijze van opvoeding onoverkomelijknbsp;bleken te zijn ? Ook de toestand van slaverny,nbsp;waar het die aantreft, is geen onoverkomelijke hinderpaal voor de kracht van het Evangelie. Zoonbsp;hebt Gy het althands niet begrepen , nederige maarnbsp;in God krachtige Mannen! die, ofschoon geen Nederlanders maar christenen, ook in Nederlandsnbsp;West-Indische Bezittingen, sedert meer dan eenenbsp;eeuw, de worsteling met het heidendom in slavenketenen hebt aanvaard. En de zegeteeke-nen die gy, keurbende der Zendelingschap!nbsp;ook in het midden der slavenbevolking hebtnbsp;mogen oprichten, getuigen dat gy niet vergeefsnbsp;hebt gehoopt____ Maar schoon ook menige slaaf
-ocr page 31-het Evangelie als een kracht Gods tot zaligheid hebbe leeren kennen; wat onder andere onastandigheden altijd gezien wordt, en ooknbsp;hier, na honderdjarigen arbeid, te wachten warenbsp;geweest: dat de geest des Evangelies de massanbsp;doordringt, en zonder aller hart te veranderen,nbsp;nogthands zijnen invloed uitoefent op de algemeenenbsp;zedelijkheid: dat hebt gy, geloovigste en geduldigste van alle arbeiders in den wijngaard desnbsp;Heeren! te midden van eene bevolking van enkelnbsp;slaven, wel niet durven verwachten; al ware hetnbsp;ook dat u, van den aanvang af, de toegang totnbsp;deze bevolking zoo ruimschoots, en zoo van hartenbsp;verleend geweest ware als gy begeerd en verdiendnbsp;hadt. Gy hebt het u tot beginsel gesteld nimmernbsp;als de beschuldigers van een maatschappelijk stelsel op te treden. Maar uwen Heiland zult gynbsp;het niet verzwijgen dat dit, dit rampzalig stelselnbsp;u belet zijnen triomf by dit volk volkomen tenbsp;maken. Want: een van tweën: Of dit volk isnbsp;het gekrenkte, mishandelde, niet zonder mensche-lijk gevoel in het slijk getredene geslacht, waarvoor de bestrijders der Slaverny at ons medelijdennbsp;inroepen; en het mistrouwt een godsdienst, hetnbsp;verwerpt een zedeleer die de godsdienst en de ze-deleer zijner onderdrukkers zijn: Of, dank zijnbsp;der Slaverny, het is tot nog toe het stomp, het on-menschelijk, het verdierlijkt ras, dat hare voor-
-ocr page 32-standers ons met zoo veel zelfvoldoening afsclietsen , en liet heeft noch behoefte noch vatbaarheid voornbsp;eenige leer die hooger gaat dan deze: Laat onsnbsp;eten en drinken; want morgen sterven wy!....
Zoo kan dan de Geest des Christendoms niet anders dan bevelen den slagboom op te heffen , welken niet dan zijne miskenning tot nog toe heeft latennbsp;bestaan. Hy beveelt dit, als die geest van verovering, die alle de volkeren onderwijzen, alle denbsp;volkeren onderwerpen, de geheele wareld aan denbsp;voeten des Heilands brengen wil. Maar hy beveelt het niet minder als die geest van liefde, die,nbsp;waar het geweten nog ten deele onverlicht geblevennbsp;is, met de hardigheid der harten wel geduld hebben , maar nimmer een verdrag met haar maken,nbsp;en, waar het licht is opgegaan, haar niet langernbsp;verdragen kan.
Dit is het standpunt, M. H.! uit hetwelk, naar ik meen, het vraagpunt over het christelijk plichtmatige van de Opheffing der Slaverny moet beoordeeld en beslist worden. Het licht is over denbsp;gewetens opgegaan. De tijd der toelatingnbsp;is voorby.
Het is overbodig geworden het overigens eenvoudig verschijnsel te verklaren dat ook’ de godvruchtigenbsp;Aartsvaderen slaven bezaten, en dat de mozaïschenbsp;Wetgeving de slaverny wel regelde, wel verzachtte,nbsp;maar geenszins ophief; dat noch de Heiland noch zijne
-ocr page 33-Apostelen een duidelijk gebod gegeven, of eene dadelijke poging gedaan hebben tot Opheffing dernbsp;Slaverny by het volk van Israël of in den Ro-meinschen Staat. Ook kunnen wy de moeielijkenbsp;taak van de hand wijzen onze godsdienstige voorvaderen of te beschuldigen of te verdedigen, datnbsp;zy, de landen der heidenen betreden hebbende,nbsp;zich daar hebben begeven tot hetgeen waarvan zynbsp;in hun vaderland zouden gegruwd hebben; datnbsp;zy het slavenjuk hebben opgelegd, den slavenhandelnbsp;gedreven, en voor het onchristelijke van beidennbsp;blind geweest zijn.
De Geest des Christendoms, tegen welken het stelsel der by hen bestaande slaverny by geen der onder zijnen invloed geheel beschaafde volkeren van Europa is bestand geweest, heeft niet kunnennbsp;beletten dat de ontdekking eener nieuwe wareld,nbsp;aan de overzijde van den Oceaan, in nieuwe ennbsp;grootendeels van de bezielende levensgemeenschapnbsp;met de christelijke moederlanden afgesnedene maat-schappyen, eene nieuwe en afzichtelijker slavernynbsp;heeft doen ontslaan, en zonder ernstige bewustheidnbsp;van schuld heeft weten in stand te houden; dit,nbsp;zeg ik, heeft de Geest des Christendoms niet kunnen beletten in de zestiende eeuw’. Maar hy heeftnbsp;van dien oogenblik af aan niet gerust of stilgestaan. Steeds verder om zich grijpende en diepernbsp;doortastende in de conscientièn der volkeren en der
-ocr page 34-( nbsp;nbsp;nbsp;30nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
regeeringen, is hy er ten laatsten in geslaagd ze gevoelig, ze wakker te maken ook op dit punt. En in deze onze negentiende eeuw is, met al den nadruk die het gevoel van een plotseling ontwakennbsp;uit eene te lange sluimering geeft, het woord uitgesproken , de kreet gehoord, eerst: geen slaven-HANOEL MEER! daarna: en ook geen slaverny !nbsp;Wy weten dat deze kreet ook daar opgevangen ennbsp;herhaald is, waar het niet slechts om de opheffingnbsp;van het juk der dienstbaarheid, maar om de weg-werping van alle, ook van de gezegendste bandennbsp;te doen was. Maar dit is noch de eerste nochnbsp;de eenige maal geweest dat de Geest der Wareldnbsp;zich eene leuze heeft gemaakt van hetgeen doornbsp;den Geest van Christus met allen ernst werd gepredikt, en op den weg zijner ongerechtighedennbsp;met weldaden gepronkt, die slechts in zijne handennbsp;verkeerden in een vloek. — Genoeg, M. H.! wynbsp;zien het beginsel der Slavenbevrijding by de beschaafdste natiën van Europa als een goed en heilignbsp;beginsel erkend; wy zien het ten uitvoer gelegd;nbsp;niet slechts daar, waar op het altaar der vrijheid ennbsp;der menschlievendheid een vreemd, een onheilignbsp;vuur ontstoken is, en in de hitte der omwenteling;nbsp;maar ook elders, na rijp en wijs overleg, op dennbsp;luiden wensch en naar den dringenden raad vannbsp;de uitnemendste, de christelijkste gemoederen.nbsp;Ja, volk op volk laat zijne slaven vrij; regeering
-ocr page 35-( nbsp;nbsp;nbsp;31nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
op vegeering wordt in zijn geweten gedrongen het algemeene voorbeeld te volgen. Ook de Neder-landsche Regeering, altijd zoo bedachtzaam, neigtnbsp;er toe, en ziet het zich door hen die zy roept haarnbsp;voor te lichten als //een strengen eisch onzes tijds//nbsp;op het hart gedrukt. Wy zien dien eisch, niet alleen door de openbare meeniug, door den drangnbsp;der beschaving, door den noodwendigen samenhang van beschouwingen en toestanden in onze he-dendaagsche maatschappy ingebracht; maar wy ziennbsp;hem ondersteund en aangedrongen door de uitne-mendste christenen van alle landen; wy zien zijnenbsp;vervulling door de vrienden en bevorderaars vannbsp;het Godsrijk eenparig als den dageraad eener nieuwenbsp;toekomst begroet. Er zijn echter nog bestrijders, vnbsp;Maar zoo gy onder zulke omstandigheden u by dezennbsp;voegt, het moet zijn in de overtuiging dat dezenbsp;gantsche beweging uit de menschen is en niet uitnbsp;God, uit den Geest des Tijds, ook in dit opzicht nietnbsp;eenstemmig met den Geest van Christus. Het zijnbsp;zoo; maar om ook ons tot deze overtuiging te brengen , moet gy haar recht bewijzen uit dat Woordnbsp;van God, waaraan de geesten moeten getoetst worden of zy uit God zijn. Het is thands zoo verre gekomen , dat het geenszins de vraag meer is of denbsp;voortduring der Slaverny verdedigd kan wordennbsp;door het stilzwijgen van de Heilige Schrift over denbsp;plichtmatigheid van hare opheffing. Ons christelijk
-ocr page 36-( nbsp;nbsp;nbsp;32nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
geweten dringt ons nu eenmaai tot die opheffing. Wj gaan, wy gaan haar bewerkstelligen ,,.. Komnbsp;nu, en bewijs ons uit het AVoord van God, datnbsp;Hy dit verbiedt; dat wy ons niet zonder zondenbsp;door den stroom des tijds laten medesleepen; datnbsp;die God die Liefde is, dat de Heiland, die gekomen is //om alle treurigen te troosten//, niet slechtsnbsp;tot hiertoe de slaverny heeft gedoogd, maar dat hynbsp;ze ook aanprijst voor de toekomst, en zich toornignbsp;afwendt wanneer wy ook in dezen zin // den gevangenen loslating prediken//.
Waar dolen wy heen, M. H.? Welke ongerijmdheden stellen wy ons voor? Neen, voorwaar, de Heilige Schriften zijn zoo onvolledig, het ontbreken van bepaalde geboden, die men zich gelukkig acht daar niet in te vinden, is zoo gevaarlijknbsp;niet als het voor een oogenblik schijnt. Zoo langnbsp;de Wet en de Profeeten hangen zullen aan dezenbsp;twee geboden; Heb uwen God lief boven alnbsp;en uwe Naasten als u zelven — Zoo lang datnbsp;eenvoudig woord van onzen Heiland: Pletgeen gynbsp;wilt dat u de menschen doen zullen, doenbsp;gy hun ook alzoo, het richtsnoer zijn zal vannbsp;allen wandel in de liefde — Zoo lang het woordnbsp;van zijn Apostel van kracht zal wezen: De liefdenbsp;doet den naaste geen kwaad, en ook dat andere woord: Zoo iemand weet goed te doen ennbsp;niet doet, dien is het zonde — Zullen wy, nu
-ocr page 37-( nbsp;nbsp;nbsp;33nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
daar onze oogen wijd geopend zijn voor het on-menschelijke, menschvernederende, menschverdoo-vende der Slaverny, als zoodanig, ook zonder een harer bykomstige gruwelen, in deze heilige Godswoorden het bevel tot hare Opheffing in onze gewetens hooren weergalmen.
Ik heb, mijne Hoorders! de taak, die ik my in uw midden had voorgesteld, zoo goed als volbracht.nbsp;Ik heb het vraagstuk van de opheffing der Slavernynbsp;beschouwd uit het oogpunt der Menschlievendheid,nbsp;der Beschaving, des Christendoms. Menschlievendheid moest haar wenschen; Beschaving haar vorderen; de Geest des Christendoms dringt er toe ennbsp;beveelt haar. En indien dit waarheid is, gelijknbsp;wy hebben trachten aan te toonen, mogen wy dan,nbsp;in dit ons dierbaar vaderland, niet de vervulling vannbsp;dien wensch, de bevrediging van dien eisch, denbsp;gehoorzaamheid aan dat bevel verwachten van dezenbsp;onze eeuw, van dezen onzen leeftijd? Hy is immers in de bestrijding van het lijden des mensch-doms zoo vindingrijk, op zijne beschaving zoo fier,nbsp;en het christelijk geweten heeft nu rnet betrekkingnbsp;tot deze, juist deze zaak zoo algemeen en zoo luidnbsp;begonnen te spreken.
Of zullen wy ons wederom laten belezen door
3
-ocr page 38-schijnredenen van wijsheid in den mond gevoerd door de zoodanigen, die deze goede, heilige en noodigenbsp;zaak zeggen te willen, maar in plaats van haar tenbsp;bevorderen in hunnen tijd, haar liever blijven wachten van den toekomenden; //als de arme negerslaven,nbsp;zegt men, voor de beschaving, voor het Christendom , voor de vrijheid rijper zullen geworden zijn;nbsp;als de langzame, maar zekere invloed der hen omringende beschaafde maatschappy (naar het beginselnbsp;van den druppel, die allengskens den steen verslijt) eindelijk de laatste zwarigheden zal hebbennbsp;overwonnen; als de Slaverny zich zelve zal vernietigen ; of de kracht der gebeurtenissen en der omstandigheden wellicht te weeg zal brengen____//
Wat? Datgene, waartoe nu de moed, de veerkracht , de zelfverloochening, het vertrouwen op God, en een levendig plichtgevoel ontbreken ?
Verre zij het van my, mijne Hoorders! in deze gewichtige, en wat de uitvoering betreft hoogstnbsp;moeielijke aangelegenheid, eene zoodanige overhaasting aan te prijzen, die (in strijd met de beginselen van het Genootschap, als welks Medelid ik denbsp;eer heb tot u het woord te voeren) het denkbeeldnbsp;eener waarlijk heilzame vrijlating der slavennbsp;zou verijdelen, en niet gekenmerkt worden door dienbsp;bedachtzaamheid, voorzichtigheid, rechtvaardigheidnbsp;en edelmoedigheid, welke zoo veel mogelijk alle ennbsp;aller belangen wenscht in het oog te houden en
-ocr page 39-( 35 nbsp;nbsp;nbsp;)
overeen te brengen, en geenszins begeert enkelen te doen boeten voor hetgeen als de opgehoopte schuldnbsp;van eeuwen van verblinding, als de gezamenlijkenbsp;schuld der gantsche Maatschappy moet worden beschouwd. Maar met allen ernst moeten wy, in de behartiging van hetgeen wy als een der dure roepingennbsp;van dezen onzen leeftijd beschouwen, een zoodani-gen spoed verlangen als met wijsheid zeer wel bestaanbaar is, en in de overtuiging van duren plichtnbsp;en langdurig verzuim een heilzamen en rusteloozennbsp;prikkel heeft.
Reeds is een halve eeuw voorbygegaan sedert een Nederlandsch Schrijver het woord heeft uitgesproken , dat de algemeene afschaffing der slavernynbsp;een maatregel zoude worden van onvermijdelijkenbsp;noodzakelijkheid . En sedert Groot-Brittanje metnbsp;eene opoffering van 20 millioenen schats het voorbeeld der vrijlating gegeven heeft, zijn in Nederland vijfentwintig jaren besteed in het overwegennbsp;van het beginsel, het bespieden van de gevolgen,nbsp;en het uitdenken van ontwerpen van navolging,nbsp;waarby men zich steeds tot zware taak stelde zichnbsp;de zegeningen van den maatregel te verzekeren,nbsp;maar alle schade af te snijden.
Voorwaar, tegen de verdenking van overijling zijn wy thands gewaarborgd; en er is weinig grondnbsp;om voor een roekeloos besluit beducht te zijn.nbsp;Bedachtzaamheid is loffelijk, en wy achten de natie
-ocr page 40-( nbsp;nbsp;nbsp;36nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
en de regeering gelukkig, welke men deze eigenschap niet behoeft aan te prijzen; maar het rechte gebruik dezer voortreffelijkheid wordt door dat vannbsp;andere bepaald. Besluiteloosheid is geene deugd.nbsp;En zich in te beelden dat door bedachtzamenbsp;voorzorg alle kwade gevolgen eener eenvoudigenbsp;plichtbetrachting kunnen voorkomen en afgesneden worden, is aan menschelijke wijsheid een vermogen toeschrijven, waarvan men wel zal doen denbsp;inbeelding te verruilen voor het ootmoedig gebed,nbsp;dat Hy, aan wiens zegen alles gelegen is, zijnennbsp;besten zegen op onze beste pogingen rusten doe.
Deze betere wijsheid wachten wy van eene Re-geering, die, tot het goede geneigd, door hen die geroepen zijn haar voor te lichten, op de Opheffingnbsp;der Slaverny is gewezen als op //een der strengenbsp;eischen onzes tijds,// waarvan de bevredigingnbsp;//niet behoort te worden vertraagd;// en dienbsp;daarby aan den gunstigen toestand der geldmiddelen en de genoegzaamheid van den uit ande-rer ondervinding opgezamelden schat van leeringnbsp;indachtig gemaakt is Deze wijsheid kenmerktnbsp;een volk dat, ofschoon niet spoedig door een nieuwnbsp;denkbeeld weggesleept, niet lichtelijk in eennbsp;nieuwen weg gebracht, eenmaal dat denkbeeldnbsp;hebbende opgenomen, eenmaal in dien weg dennbsp;weg van zijn plicht hebbende erkend, zich doornbsp;geen drogredenen, door geen voorwendselen, door
-ocr page 41-geen moeielijkheden, door geen opofferingen, laat bewegen dat denkbeeld op te geven of diennbsp;weg te verlaten, maar dien met een oog op Godnbsp;blijft betreden tot den einde toe.
Neen voorzeker, mijne Hooi’ders! dit Nederland, de klassieke bodem der vrijheid in iederen zin; voor alle ongelukkigen , voor alle verdrukten denbsp;toevlucht van ouds her; dit Nederland, in mensch-lievendheid, in beschaving, in godsdienstzin bynbsp;andere natiën niet achterlijk; waar het Woordnbsp;Gods nog in eere is, en in de berekening vannbsp;nationale baten en schaden de zegen en de vloeknbsp;des Heeren, zoo wy hopen, nog medetelt; ditnbsp;Nederland zal niet altijd, zal niet lang meer achternbsp;blijven, waar anderen zijn voorgegaan. Met de handnbsp;op haar Bijbel en het oog naar boven, zal denbsp;Nederlandsche Natie kalm en wijs datgene tennbsp;uitvoer brengen, wat elders, in de hitte der vrij-heidskoorts, klakkeloos en met onbezonnenheid verricht is. Op den vollen middag der 19'^® Eeuwnbsp;zal zy niet, met open oog en ontwaakt geweten,nbsp;de schuld, waarvoor de vaderen blind zijn geweest,nbsp;gaan overbrengeu op de kinderen. Met haren edel-moedigen Koning aan het hoofd zal zy de ketenen vannbsp;veertigduizendnatuurgenooten vallen doen. Die eerenbsp;bleef bewaard voor de regeering van Willem den Derde. Dat hy in ons midden ware, mijne Landgenoo-ten ! Wy zouden hem toeroepen; // Sire ! gevoelt gy
-ocr page 42-het grootsche van deze uwe roeping! Op het slagveld waar zoo velen uwer Voorvaderen onze vrijheid zijn ter hulpe gesneld, bloedige lauweren als zy tenbsp;plukken, schijnt de Voorzienigheid, die ons metnbsp;vrede zegent, voor U niet te hebben weggelegd.nbsp;Ware het anders, het heldenbloed zou zich niet verloochenen. Maar het hart der ware helden is tennbsp;allen tijde een hart geweest, voor de stem der men-schelijkheid geopend en gevoelig. Ook het uwe,nbsp;Sire ! Hoor die stem ....//
Doch die Koning is in ons midden niet.
De Koning der Koningen echter is het. In Diens hand zijn de harten der Vorsten en dernbsp;volkeren. Zijn wil zal geschieden. En met diepen ootmoed en een vast vertrouwen wenden wynbsp;ons tot Hem met deze bede-. Almachtige, Genadige , en Goedertierene ! Zie gy in gunste neder, opnbsp;de goede zaak, die wy wenschen te bevorderen. Ver-eenig gy aller hart, om ze in oprechtheid te willen.nbsp;Geef ware wijsheid, om ze tot zegen te voj.bren-GEN. Verlos ons van een schuld die ons drukt; ennbsp;terwijl gy de vreugde dezer late plichtbetrachtingnbsp;ons vergunt, neem gy de eere voor U.
-ocr page 43-1. nbsp;nbsp;nbsp;(BI. 5.)
quot; De Staatscommissie is dan ook eenparig van gevoelen, dat liet nemen van maatregelen tot opheffing der slavemy ook in de Westindische koloniën niet langer helioort vertraagd te worden.
'Eerste Eapj)ort der Staatscommissie, benoemd enz, ’5 Gravenhagey hl. 5.
2. nbsp;nbsp;nbsp;(BI. 7.)
Be beginselen der Nederl. Maatschappy ter bevordering enz. zijn de volgende:
quot;De slaverny, gelijk zy ook in de Nederlandsche koloniën bestaat, is onvereenigbaar met de voorschriften, den geest en de strelcking vannbsp;Gods heilig Woord: eene vruchtbare Evangelieprediking wordt door denbsp;instandhouding der slavemy belemmerd; eene waarlijk heilzame vrijlatingnbsp;moet plaats hebben, naar christelijke beginselen, en met christelijke opleiding gepaard gaan. By de afschaffing der slaverny behoort het puntnbsp;der schadevergoeding in het oog tc worden gehouden.quot;
3. nbsp;nbsp;nbsp;(BI. 8.)
quot;Nu eens onroerend goed, zoo als op de Surinaamsche plantages — dan weder roerend goed, zoo als in de stad Paramaribo en op de eilanden, overal mist de slaaf, als verhandelbare zaak, de meeste eigenschappen der persoonlijkheid, en wordt hy integendeel, op menigerleinbsp;wijze, met de redelooze dieren op gelijke lijn gesteld. Het opheffen vannbsp;deze zoo onnatuurlijke betrekking van den eenen mensch tot den anderen , mag worden beschouwd als een dier strenge eischen van onzennbsp;tijd, waaraan voldoening behoort te worden gegeven.quot;
Eerste Eapport der Siaaiscommissie, bh 4.
-ocr page 44-I
4. nbsp;nbsp;nbsp;(BI. 15.)
Disguise thyself as thou wilt, still, slavery? said I — still thou art a bitter draught j and though thousands in all ages have been made tonbsp;drink of thee, thou art no less bitter on that account.
STERNE.
5. nbsp;nbsp;nbsp;(Bl. 18.)
De uitdruliking is van pitre Cheyalliee : « des n^riers, philanthropes sans le savoir.quot;
6. nbsp;nbsp;nbsp;(Bl. 22.)
quot;It is impossible to civilize slaves.quot; burke.
7. nbsp;nbsp;nbsp;(Bl. 35.
B. YAN DEN SANTHEUYEL, in ceue reeks van Brieven, als aanhangsel tot het bekende werk van stedman, Mamp;ize nagt;ar Suriname; Amsterdam,nbsp;bij JOH. ALLART, 1800. 2ie iEerste Mapport der Staatscommissie^ bl. 32nbsp;in de noot.
8. nbsp;nbsp;nbsp;(Bl. 36.)
quot; Zy uit dat gevoelen met te meer vrymoedigheid omdat in de eerste plaats de staat van ’s Bijks geldmiddelen thans veroorlooft de aanzienlijke uitgaaf, van dien maatregel onafscheidelijk, zonder schroom ondernbsp;de oogen te zien, en omdat ten anderen de gevolgen door de emancipatie elders te weeg gebragt zoo vele bakens zijn, die de Nedeiiandschenbsp;Regering kunnen behoeden voor de klippen, oj) welke hare voorgangersnbsp;grootc, ja onherstelbare schade geleden en aan anderen berokkendnbsp;hebben.quot;
Eerste Mapport der Staatscommissie, bl. 5.
-ocr page 45- -ocr page 46- -ocr page 47- -ocr page 48-